Krommenie
Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad
Vastgesteld op 04-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Krommenie van de gemeente Zaanstad.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand: NL.IMRO.0479.STED3763BP-0301met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daartegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aanduidingsvlak
Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.
1.7 Aan huis verbonden beroep c.q. activiteit
Een dienstverlenend beroep of het verlenen van diensten, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.8 Achtergevel
De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.9 Achtergevellijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.10 Afvalcontainer
Een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in de Wet milieubeheer.
1.11 Agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren.
1.12 Antenne-installatie
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.13 Antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.14 Archeologisch monument
Terreinen als bedoeld in de Monumentenwet, provinciale dan wel gemeentelijke monumentenverordening.
1.15 Archeologische waarde
Een aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.16 Automatenhal
Een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld.
1.17 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.18 Bebouwingsbeeld
Het aanzicht van bebouwing dat wordt bepaald door de langs een wegzijde of binnen een cluster aanwezige gevelbreedten, kavelgrootten, grondvlakken, goot- en nokhoogtes, voorgevelrooilijnen die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en openbare ruimte, nokrichting, kapvormen en maaswijdten tussen bouwwerken (doorzichten).
1.19 Bebouwingspercentage
Het percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
1.20 Bestaande bebouwing / bouwwerken
Bebouwing / bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig zijn of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend.
1.21 Bed & Breakfast
oegestaan gebruik dat ondergeschikt is en hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 6 slaapplaatsen
1.22 Bedrijf
Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten- Bedrijventerrein en/of Staat van bedrijfsactiviteiten- functiemenging.
1.23 Bedrijfsvloeroppervlak
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
1.24 Bestaande bedrijfswoning of dienstwoning
Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, kennelijk slechts bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep personen, die behoort bij en waarvan de bewoning noodzakelijk is voor en verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.
Onder een bestaande bedrijfswoning is begrepen een bedrijfswoning die op het tijdstip van inwerkingtreden van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van de bedrijfswoningen die zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.25 Beeldkwaliteitsplan
Een plan, opgesteld als aanvulling op het ruimtelijke plan dat zich doorgaans vooral richt op functionele kwaliteiten, en dat de na te streven beeldkwaliteit beschrijft; dat gebeurt onder meer door aan te geven op welke ruimtelijke kenmerken van landschap en bebouwing en landschappelijke structuren en elementen moet worden ingespeeld en welke streefbeelden daarbij gelden.
1.26 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.27 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.28 Bevi-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.29 Bezonningssituatie
De gemeente hanteert de eis van ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 19 februari tot 21 oktober ter plaatse van het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam, uitgaande van een zonshoogte van meer dan 10º. Daarbij wordt ook gekeken naar de bezonning van buitenruimten met een recreatief karakter.
1.30 Bijbehorende bouwwerken
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.31 Bijzondere bouwlaag
Kelder, souterrain, kap of zolder en onderbouw.
1.32 Bijzonder(e) bouwvolume en architectuur
Panden met een bijzonder bouwvolume (rond, trapezium e.d.). Onder bijzondere architectuur wordt in ieder geval verstaan de in de welstandsnota genoemde typologieën voor zover deze zijn of worden omgezet naar wonen:
- Rijke Zaanse huizen.
- Eenvoudige Zaanse huizen.
- Moderne Zaanse huizen.
- Stolpen.
- Kapbergen.
- Molens.
1.33 Binnenschip
Schip, gebruikt en bestemd voor interlokaal dan wel internationaal bedrijfsmatig vervoer van goederen te water waarop de Wet vervoer binnenvaart van toepassing is.
1.34 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.35 Bouwgrens
Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.36 Bouwhoogtescheidingslijn
Een aanduiding die de scheiding aangeeft tussen de gedeelten van een bestemmings- of bouwvlak waarop verschillende maximale bouw- en/of goothoogten zijn toegestaan.
1.37 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Deze zijn aan te merken als bijzondere bouwlaag.
1.38 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.39 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.40 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.41 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.42 Brutovloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.
1.43 Carport
Een bouwwerk, bedoeld als stallingsplaats voor één of meer auto's, bestaande uit een overkapping met maximaal drie wanden waarvan er ten hoogste twee deel uitmaken van de constructie zelf.
1.44 Consumentverzorgende dienstverlening
Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.
1.45 Cultuur en ontspanning
Het verrichten van activiteiten gericht op educatie, vermaak en ontspanning en naar de aard daarbij behorende toeristische, recreatieve en culturele activiteiten, met uitzondering van horeca.
1.46 Cultuurhistorische waarde
Aan een bouwwerk, gebied of structuur toegekend belang die ontstaan is door het gebruik, de betekenis van de plek of het fysieke beeld van dat bouwwerk, gebied of structuur.
1.47 Dagrecreatie
Recreatie in de open lucht, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.
1.48 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.49 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.50 Dakopbouw
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.
1.51 Dakvlak
Een hellend vlak in een dak.
1.52 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, anders dan:
- in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit,
- perifere detailhandel en
- volumineuze detailhandel.
1.53 Detailhandel perifeer
Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, kringloopwinkels en/of detailhandel volumineus.
1.54 Detailhandel in volumineuze goederen
Detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels, alsmede tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling.
1.55 Eerste bouwlaag / plint
De bouwlaag op de begane grond.
1.56 Erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.57 Functiescheidingslijn
Een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies zijn toegestaan.
1.58 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.59 Geluidsbelasting vanwege een industrieterrein
De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.60 Groenvoorziening
Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oever-, groenvoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.61 Grondgebonden veehouderij
De grondgebonden veehouderij bestaat uit de rundvee- (exclusief vleeskalveren), de paarden- en de schapen- en geitenhouderij niet zijnde intensieve veehouderij.
1.62 Groothandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.63 Hobbydieren
De term geeft de reden aan waarom het dier wordt gehouden: als hobby, dus zonder commercieel oogmerk. Het gaat hierbij om schapen, geiten, runderen, varkens, pony's/paarden en kippen die in beperkte aantallen en níet om economische redenen worden gehouden.
1.64 Hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.65 Hogere waarde
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
1.66 Horecabedrijf
Een bedrijf, waarbinnen horeca-activiteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten.
1.67 Huisgebonden beroep of bedrijf
De uitoefening van een beroep of bedrijf, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken kan worden uitgeoefend.
1.68 Internetcafe
Een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig de gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).
1.69 Internetverkoop
Handel via internet waarbij geen sprake is van fysiek contact tussen verkopende en kopende partij.
1.70 Intensieve veehouderij
De intensieve veehouderij bestaat uit de varkens-, de pluimvee- (zowel slacht- als legpluimvee) en de vleeskalverhouderij. De intensieve veehouderij maakt deel uit van een complex, waartoe onder andere ook de mengvoederindustrie, de slachterijen, de eierpakstations en de distributiebedrijven behoren.
1.71 Kamerverhuur
Het bewonen van een deel van een woning, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in bezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamelijke huishouding te voeren.
1.72 Kantoor(ruimte)
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van overheidsinstellingen, semi-overheidsinstelingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.nrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten en
1.73 Kap
Een afdekking van een gebouw, met ten minste twee schuine zijden waarbij de hellingshoek minimaal 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt en waarvan de bovenzijde maximaal 33% is afgevlakt.
1.74 Kelder
Een bijzondere bouwlaag, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,50 m boven het gemiddeld aangrenzende peil is gelegen.
1.75 ligplaats
Een met een schip in het water aan de walkant ingenomen plaats die daartoe als zodanig is aangewezen.
1.76 Maaiveld
De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.
1.77 Maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen
Dienstverlening op het gebied van en voorzieningen voor overheid, welzijn, ouderen, (para)medische behandeling, onderwijs (waaronder begrepen jeugd/ kinder- en naschoolse opvang), sport, openbare veiligheid, cultuur en religie en vergelijkbare maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen, met uitzondering van brandweerkazernes.
1.78 Monument
Monument als bedoeld in de Monumentenwet, provinciale dan wel gemeentelijke monumentenverordening.
1.79 Nok
Het hoogste punt van een gebouw, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en antennes niet meegerekend.
1.80 Nutsvoorziening
Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.81 Ondergeschikte bouwdelen
De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- c. dakkapellen;
- d. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
1.82 Ondergrondse werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden
Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.
1.83 Ondergronds bouwwerk
Een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 meter onder peil.
1.84 Ondergrondse parkeergarage
Parkeergarage gelegen onder peil.
1.85 (Openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding
Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals onder meer transformatorbouwwerken, gasreduceerstations, pompstations, schakelbouwwerken, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, sluizen, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
1.86 Openbare ruimte
Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.87 Openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.88 Oeverkavel
De oeverkavel is de begrensde ruimte op de aan een waterkavel grenzende oever, zoals aangegeven in de BAG, waarbinnen ruimte geboden kan worden voor:
- gebouwen en of bouwwerken;
- erfafscheiding;
- oeverbeschoeiing.
1.89 Parkeervoorziening
Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer.
1.90 Peil
- a. Voor een gebouw op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
- b. Voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd:
de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
- c. Voor een bouwwerk op een perceel waarvan de toegang niet direct aan een weg grenst:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- d. Indien in of op het water wordt gebouwd:
het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.91 Planregels
De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Krommenie
1.92 Recreatief medegebruik
Recreatief gebruik dat ondergeschikt is aan de functie conform de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.93 Schip
Elk vaartuig dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water. Onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard.
1.94 Recreatieve voorzieningen
Gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding met uitzondering van seksinrichtingen en horecavoorzieningen.
1.95 Seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.96 Speeltoestel
Een speeltoestel als bedoeld in het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen.
1.97 Speelvoorzieningen
Voorzieningen voor speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen/terreinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc..) en trapvelden.
1.98 Spoorwegvoorzieningen
Dienstgebouwen, stations, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken ten behoeve van railvervoer.
1.99 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging die deel uitmaakt van deze regels.
1.100 Staat van Horeca-activiteiten
Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.
1.101 Straatmeubilair
De op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.
1.102 Supermarkt
Een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen.
1.103 Surplus (overschot,meerdere)
Het aantal rn 2 dat boven de maximaal toegestane m 2 aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is.
1.104 Trendsetter
Een als zodanig door de welstandcomissie aangewezen plan in hetzelfde bouwblok of bij gelijke architectuur in de nabije omgeving vergund bouwwerk dat ten tijde van de inwerkingtreding van deze nota als was gerealiseerd, maar dat afwiijkt van de regels in dit bestemmingsplan.
1.105 Terras
Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
1.106 Verbeelding
Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Krommenie met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.
1.107 Verenigingsgebouw
Gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding en waar aan sociaal-cultureel werk wordt gedaan met inbegrip van een clubhuis, buurthuis en sportclubgebouw.
1.108 Verkeerssituatie
De ontsluiting, circulatie, veiligheid en parkeersituatie van het openbaar gebied, perceel en aangrenzende percelen.
1.109 Verkeersvoorzieningen
Rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, parkeervoorzieningen , verkeerslichten, lantaarnpalen en fietsenstallingen.
1.110 Verkoopvloeroppervlak (vvo)
De voor het publiek toegankelijke ruimte waar goederen zijn of kunnen worden tentoongesteld en/of uitgestald ten behoeve van verkoop.
1.111 Vlakke voorgevel
Strakke voorgevel zonder uit- of inspringingen. Waarbij uit- of inspringingen tot 0,30 m niet worden meegenomen.
1.112 Volkstuin
Perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik.
1.113 Volkstuinencomplex
Terrein met een oppervlakte van ten minste 1000 m² waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden.
1.114 Volwaardig agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat volledige werkgelegenheid biedt voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen en waarvan de continuïteit als agrarische onderneming blijkens een deskundige advies kan worden verzekerd.
1.115 Voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.116 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.117 Voorgevel(rooi)lijn
Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens.
1.118 Waterkavel
De waterkavel is de begrensde ruimte in het water, zoals aangegeven in de BAG, waarbinnen ruimte kan worden geboden voor:
- afmeren van een woonschip;
- afmeren van een plezierbootje of (onderhouds)vlot, behorend bij een woonschip;
- bijbehorende voorzieningen, zoals een loopplank en steiger (zaken zonder welke het gebruik van het woonschip als woning niet goed mogelijk is);
- drijvende bergingen en bergingen op palen of steigers.
1.119 Waterkering
Natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming.
1.120 Waterstaatkundige werken
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verbandhoudend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
1.121 Weg
Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.122 Wgh-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in het Inrichtingen-
en vergunningenbesluit milieubeheer.
1.123 Windenergie-installatie
Een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.124 Woning
Een complex van ruimten, bedoeld voor permanente huisvesting van één afzonderlijk huishouden of daarmee gelijk te stellen woonvorm, niet zijnde kamerverhuur; onder woning of wooneenheid worden mede zorgwoningen begrepen.
1.125 Woonark
Drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw, of dat bestaat uit een casco dat herkenbaar is als van een origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf.
1.126 Woonboot
Drijvend of varend object te water dat herkenbaar is aan de romp en de opbouw als schip en dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf.
1.127 Woonschip
Woonark of woonboot, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meerdere personen, niet zijnde een waterwoning.
1.128 Woonwagen
Een voor bewoning bestemd gebouw (met uitzondering van kamerverhuur en Bed & Breakfast) dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.129 Woonwagenstandplaats
Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
1.130 Zakelijke dienstverlening
Het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus.
1.131 Zendmast
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.132 Zijgevel
Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel, voor zover gelegen meer dan 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.
2.2 Bebouwingsoppervlak van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddeld niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.3 Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
2.4 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk
Tussen de doorgetrokken lijnen van de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.5 Bouwdiepte
Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
2.6 Bouwhoogte van een antenne-installatie
Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.
2.7 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.8 Brutovloeroppervlakte van een gebouw
De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.
2.9 Dakhelling
Helling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.10 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.11 Nokhoogte
Het hoogste punt van een gebouw, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en antennes niet meegerekend.
2.12 Hoogte van een woonschip
Vanaf de spiegel van het water tot het hoogste punt van het dak van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
2.13 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.14 Ondergeschikte bouwdelen
De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:
a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
2.15 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven niet zijnde intensief;
en tevens voor:
- b. dagrecreatief medegebruik;
- c. verkoop van eigen (streekgebonden) producten, tot max, 50 m2;
- d. groenvoorzieningen;
- e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- f. verkeersvoorzieningen;
- g. water;
- h. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
3.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
3.3 Nadere eisen
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven
- b. en ter plaatse van de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 en specifieke vorm van bedrijf 2 zoals in de tabel genoemd, zijn tevens bedrijfsactiviteiten toegestaan met de SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd;
Functieaanduiding | Omschrijving | SBI code |
specifieke vorm van bedrijf - 1 | Benzinestations: met LPG >1000m3/jaar | 4730 |
specifieke vorm van bedrijf - 2 | Handel in en reparatie van personenauto's en lichte bedrijfsauto's (geen import van nieuwe) | 45112 |
- c. bestaande, legale bedrijfswoningen;
- d. de bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;
waarbij geldt dat:
- e. de functies zoals bedoeld onder a uitsluitend zijn toegestaan indien zij voorkomen in categorie A, B1, B2 of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
- f. bedrijfsactiviteiten die behoren tot de volgende functies zijn niet toegestaan:
- cultuur en ontspanning;
- detailhandel;
- dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende)
- horeca;
- kantoren, met uitzondering van kantoren behorend bij de wel toegestane bedrijven;
- maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen; - g. Waarbij geldt dat de hierboven genoemde functies uitsluitend toegestaan zijn indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de volgende voorwaarden;
1. voor de panden met de functies categorie B2 geldt de volgende bepaling:
panden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies danwel
aan de panden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding
2. voor de panden met de functies categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteit geldt naast de hiervoor onder 1 genoemde voorwaarde dat de ontsluiting van het bedrijf dient te liggen aan een hoofdweg.
4.2 Bouwregels
Op en onder de in 4.1 Bedrijf genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder g teneinde het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf toe te staan, onder de voorwaarde dat:
het bedrijf in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegestane categorie de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig beperkt en geen blijvende, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu;
het bedrijf niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging maar vergelijkbaar is met bedrijven die vallen onder de toegestane categorie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
met de daarbij horende:
- a. terreinen;
- b. verkeersvoorzieningen;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Centrum
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven;
- b. cultuur en ontspanning;
- c. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende);
- d. detailhandel;
- e. wonen op de tweede en hogere bouwlagen;
- f. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
- g. daar waar de aanduiding 'supermarkt uitgesloten' is een supermarkt uitgesloten;
- h. ter plaatse van de aanduiding ;'markt' is tevens een markt toegestaan
- i. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan
- j. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is tevens een onderdoorgang toegestaan;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is tevens een garage toegestaan;
- l. horeca, maximaal categorie 2, zoals opgenomen in bijlage "3 staat van horeca activiteiten",ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming
- m. met de daarbij behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water. nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;
- n. Waarbij geldt dat de functies zoals bedoeld onder a tot en met h uitsluitend toegestaan zijn indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de volgende voorwaarden;
1. voor de panden met de functies categorie B2 geldt de volgende bepaling:
panden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies danwel
aan de panden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding
2. voor de panden met de functies categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteit geldt naast de genoemde voorwaarde in 6.1, onder n lid 1 dat de ontsluiting van het bedrijf dient te liggen aan een hoofdweg.
6.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 6.1 Bestemmingsomschrijving genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
6.3 Afwijken van de bouwregels
22.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. cultuur en ontspanning;
met de daarbij behorende en ondergeschikte:
- b. kantoorfuncties, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
- c. groenvoorzieningen;
- d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- e. verkeersvoorzieningen;
- f. water;
- g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
7.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel;
met de daarbij behorende:
- groenvoorzieningen;
- (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- verkeersvoorzieningen;
- water;
- en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
8.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 9 Dienstverlening
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. ondergrondse parkeervoorzieningen;
Met de daarbij behorende:
- c. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
9.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 10 Gemengd
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven ;
- b. cultuur en ontspanning;
- c. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende);
- d. detailhandel;
- e. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
- f. woningen;
- g. horeca, maximaal categorie 1a, zoals opgenomen in bijlage "3 staat van horeca activiteiten"
- h. daar waar de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is opgenomen is horeca toegestaan tot maximaal categorie 2, zoals opgenomen in bijlage 2 "staat van horeca activiteiten"
- i. daar waar de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is opgenomen is horeca toegestaan tot maximaal categorie 3, zoals opgenomen in bijlage 2 "staat van horeca activiteiten"
- j. met de daarbij behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;
j. Waarbij geldt dat de functies zoals bedoeld onder a,b,c,d,e,f,j, indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de volgende voorwaarden zijn toegestaan:
1.voor de panden met de functies categorie B2 geldt de volgende bepaling:
panden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies danwel
aan de panden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding
2.voor de panden met de functies categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten geldt naast de genoemde voorwaarden in 9.1, onder j lid 1 dat de ontsluiting van het bedrijf dient te liggen aan een hoofdweg.
10.2 Bouwregels
Op en onder de in 10 lid 1Bestemmingsomschrijving genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
10.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. water;
- e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming
11.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
horeca tot en met horecacategorie 1, die staat genoemd in de staat van Horeca-activiteiten
met de daar bijbehorende:
- a. kantoren: ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
- b. groenvoorzieningen;
- c. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. verkeersvoorzieningen;
- e. water;
- f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
12.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen cq. dienstverlening;
- b. ter plaatse van de aanduiding bg tevens een begraafplaats;
- c. verenigingsleven;
met de daarbij behorende;
- d. horeca, maximaal categorie 1, zoals opgenomen in bijlage 2 "Staat vanHoreca-activiteiten, ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
- e. dienstverlening: ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
- f. groenvoorzieningen;
- g. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- h. verkeersvoorzieningen;
- i. water;
- j. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
13.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 14 Natuur
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. natuurgebied ten behoeve van behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
- b. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- c. water;
- d. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
14.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mag niet worden gebouwd.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Recreatie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatie;
- b. speelvoorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen', is tevens een volkstuinencomplex toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan' is een tennisbaan toegestaan;
met de daarbij behorende:
- e. horeca, maximaal categorie 1 zoals opgenomen in bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten: ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
- f. groenvoorzieningen;
- g. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- h. verkeersvoorzieningen;
- i. water;
- j. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
15.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport(voorzieningen);
- b. verenigingsleven;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' (m) tevens voor maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
- d. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'.
met de daarbij behorende en ondergeschikte:
- e. horeca, maximaal categorie 1a zoals opgenomen in bijlage 2 Staat vanHoreca-activiteiten: ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water;
- h. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- i. verkeersvoorzieningen;
- j. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
16.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 17 Tuin
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voor- en zijtuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. wonen, slechts voor zover dit plaatsvindt binnen de bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker en voor zover gebouwd aan en ten behoeve van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden met de bestemming Wonen of Gemengd;
- c. water;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' is een carport toegestaan;
- e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming
17.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd, ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw is een erker/serre toegestaan;
- b. een erker is alleen toegestaan wanneer er sprake van is van een vlakke voorgevel
- c. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 66% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw.
- d. de voorzijde van de erker/serre mag niet meer dan 50% van de diepte van de afstand tussen de voorgevelrooilijn tot perceelsgrens beslaan en niet meer dan 1,5 m voor de voorgevel zijn gelegen;
- e. de hoogte van de erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter.
- f. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker is toegestaan tot een maximum van de diepte van de betreffende erker.
- g. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen.
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor het verkeer met een primair doorgaand karakter (stroomfunctie);
- b. ter plaatse van de aanduiding "gemaal"is tevens een gemaal toegestaan;
met de daarbij behorende:
- c. groenvoorzieningen;
- d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- e. verkeersvoorzieningen;
- f. water;
- g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
18.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 18.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegvoorzieningen;
- b. met daarbij behorende viaducten, (spoor)tunnels, geluidschermen;
- c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;
- d. water.
19.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor zowel het langzaamverkeer als buurtonsluitingswegen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal', is tevens een gemaal toegestaan;
met de daarbij behorende:
- c. groenvoorzieningen;
- d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- e. verkeersvoorzieningen;
- f. water;
- g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
20.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 20.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 21 Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water met een functie voor de waterhuishouding, -berging, -lopen, -werken en de waterrecreatie en beroepsmatig varen;
- b. waterstaatkundige werken;
met de daarbij behorende:
- c. oeverstroken, groenvoorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
- d. bruggen, dammen, taluds, duikers;
- e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
21.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 21.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 22 Water - Woonschepenligplaats
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het afmeren van woonarken en woonschepen;
- b. het afmeren van plezierbootjes of (onderhouds)vlotten, behorend bij een woonschip;
- c. drijvende bergingen en bergingen op palen of steigers;
- d. bijbehorende afmeervoorzieningen, zonder welke het gebruik van het woonschip als woning niet goed mogelijk is;
- e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- f. water;
- g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
22.2 Bouwregels
Op en onder in lid 22.1. Bestemmingsomschrijving genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:
Voor woonboten:
- a. een maximale lengte van 32 meter;
- b. een maximale breedte van 6,5 meter;
- c. een maximale hoogte van 5,0 meter boven de waterlijn;
- d. een maximale diepte van 2,0 meter onder de waterlijn.
Voor woonarken:
- e. een maximale lengte van 20 meter;
- f. een maximale breedte van 6,5 meter;
- g. een maximale hoogte van 5 meter boven de waterlijn;
- h. een maximale diepte van 2 meter onder de waterlijn.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2 Bouwregels onder b, e en f teineinde respectievelijk een lengte van 25 meter en een breedte van 6,875 meter.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Voor de lid 22.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:
- a. woonarken en toebehoren zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
- b. (drijvende) bergingen en (onderhouds)vlotten zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de waterkavel.
Artikel 23 Wonen
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', zijn tevens woonwagenstandplaatsen toegestaan;
met de daarbij behorende:
- c. groenvoorzieningen;
- d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- e. verkeersvoorzieningen;
- f. water;
- g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
23.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 23.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 24 Wonen- Uit Te Werken
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen- Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
met de daarbij behorende:
- b. groenvoorzieningen;
- c. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. verkeersvoorzieningen;
- e. water;
- f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
24.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken het plan, voor zover betreft de gronden als bedoeld in 24.1 volgens de volgende regels uit:
- a. in het gebied mogen woningen worden gebouwd;
- b. binnen de bestemming mogen ten minste 20 en ten hoogste 50 woningen per hectare; waarvan ten hoogste 25% in woongebouwen, worden gebouwd;
- c. de hoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 12 meter;
- d. de ontsluiting van het gebied zal in hoofdzaak vanaf Weiver en Zuidervaartdijk plaatsvinden;
- e. alvorens tot uitwerking zal worden overgegaan wordt overlegd met de waterbeheerder;
- f. de gevelbelasting van de woningen mag de maximale grenswaarde van 55 dB(A) voor industrielawaal niet te boven gaan;
- g. de gevelbelasting van de woningen mag de maximale grenswaarde van 68 dB(A) voor railverkeerslawaai niet te boven gaan;
- h. de gevelbelasting van de woningen mag de maximale grenswaarde van 63 dB(A) voor wegverkeerslawaai niet te boven gaan;
- i. Er dient te worden voldaan aan de in het bouwbesluit opgenomen binnenwaarde van 33 dB (A);
- j. er moet dient worden aan de binnen waarde van 33 dB (dit is opgenomen in het bouwbesluit);
- k. er moeten hogere waarden voor woningen vanwege industrielaaie en wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai worden aangevraagd;
- l. er dient sprake te zijn van een goed woon en leefklimaat;
- m. De geurbelasting moet opnieuw geanalyseerd worden;
- n. De locatie ligt binnen het invloedsgebied van hogedruk aardgasleiding van W-571-04 van de Gasunie. Wanneer de nieuwe ontwikkeling met uitwerkingsplan concrete vorm krijgt, moet hiervoor een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) worden uitgevoerd en de wijziging van het groepsrisico moet worden onderbouwd en verantwoord.
24.3 Bouwregels
Zolang en voorzover een uitwerking nog geen rechtskracht heeft gekregen, kan in het desbetreffende deel van het plan slechts een omgevingvergunning voor het bouwen van een bouwwerk worden verleend, indien het betreffende bouwwerk in overeenstemming is met het ontwerp van de uitwerking.
Artikel 25 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en de bescherming van gasleidingen;
- b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 30 ( Waterstaat - Waterkering) (dubbelbestemming);
- b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 25 Leiding - Gas (dubbelbestemming);
- c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 26 Leiding - Hoogspanning(dubbelbestemming);
- d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 27 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming);
- e. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 28 Waarde - Archeologie 2(dubbelbestemming) (dubbelbestemming);
- f. in de zesde plaats bepalingen van artikel 29 Waarde - Archeologie 5 (dubbelbestemming).
25.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2, teneinde bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende primaire bestemmingen toe te staan. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Leiding - Hoogspanning (Dubbelbestemming)
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)' naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsleiding, ten behoeve van het transport van elektriciteit en een belemmeringenstrook zoals op de maatvoeringsaanduiding op de verbeelding is aangegeven:
mede bestemd voor:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 2. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 30 ( Waterstaat - Waterkering) (dubbelbestemming);
- b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 25 Leiding - Gas (dubbelbestemming);
- c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 26 Leiding - Hoogspanning(dubbelbestemming);
- d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 27 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming);
- e. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 28 Waarde - Archeologie 2(dubbelbestemming) (dubbelbestemming);
- f. in de zesde plaats bepalingen van artikel 29 Waarde - Archeologie 5 (dubbelbestemming).
26.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 26.1 genoemde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 teneinde bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende primaire bestemmingen, mits advies is gevraagd aan de leidingbeheerder en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het belang van de leiding en de externe veiligheid. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waarde - Archeologie 1
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 30 ( Waterstaat - Waterkering) (dubbelbestemming);
- b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 25 Leiding - Gas (dubbelbestemming);
- c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 26 Leiding - Hoogspanning(dubbelbestemming);
- d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 27 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming);
- e. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 28 Waarde - Archeologie 2(dubbelbestemming) (dubbelbestemming);
- f. in de zesde plaats bepalingen van artikel 29 Waarde - Archeologie 5 (dubbelbestemming).
27.2 Bouwregels
27.3 Nadere eisen
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 1, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
- a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 28 Waarde - Archeologie 2 (Dubbelbestemming)
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 30 ( Waterstaat - Waterkering) (dubbelbestemming);
- b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 25 Leiding - Gas (dubbelbestemming);
- c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 26 Leiding - Hoogspanning(dubbelbestemming);
- d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 27 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming);
- e. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 28 Waarde - Archeologie 2(dubbelbestemming) (dubbelbestemming);
- f. in de zesde plaats bepalingen van artikel 29 Waarde - Archeologie 5 (dubbelbestemming).
28.2 Bouwregels
28.3 Nadere eisen
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 2(dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde -Archeologie 2 (dubbelbestemming) van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
- a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 29 Waarde - Archeologie 5
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 30 ( Waterstaat - Waterkering) (dubbelbestemming);
- b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 25 Leiding - Gas (dubbelbestemming);
- c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 26 Leiding - Hoogspanning(dubbelbestemming);
- d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 27 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming);
- e. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 28 Waarde - Archeologie 2(dubbelbestemming) (dubbelbestemming);
- f. in de zesde plaats bepalingen van artikel 29 Waarde - Archeologie 5 (dubbelbestemming).
29.2 Bouwregels
29.3 Nadere eisen
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 5 indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde -Archeologie 5 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
- a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 30 Waterstaat - Waterkering
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en de bescherming van de waterkering;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 30 ('Waterstaat - Waterkering');
- b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 25 Leiding-gas (dubbelbestemming)
- c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 26 Leiding-Hoogspanning (dubbelbestemming)
- d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 27 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming);
- e. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 28 Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming);
- f. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 29 Waarde -Archeologie 5 (dubbelbestemming).
30.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 30.1 genoemde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de waterkeringen. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing.
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Algemene Gebruiksregels
31.1 strijdig gebruik
Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:
- 1. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen en bebouwing zonder dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
- 2. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen inrichtingen;
- 3. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen
- 4. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
- 5. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als een opslagplaats van vuurwerk-verkoop;
- 6. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als permanente standplaats voor kampeermiddelen;
- 7. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- 8. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
- 9. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van bijbehorende bouwwerken en gebouwen voor bewoning, daaronder begrepen het gebruik voor bed and breakfast, mantelzorg, als zorg woning, als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
- 10. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten dan wel daarvoor worden gebruikt op de gronden waar dit niet uitdrukkelijk is toegestaan.
b uitzondering
onder strijdig gebruik wordt niet begrepen het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroep en/of bedrijf, mits:
- a.
a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- a.
b. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m²; - b.
c. de ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving passend is bij de woonfunctie; - c.
d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; - d.
e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; - e.
f. er geen horeca en/of detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd bed en breakfast tot een maximum van 6 slaapplaatsen in de woning of aangebouwde bijbehorende bouwwerken en een beperkte verkoop ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; - f.
g. het beroep of bedrijf door de bewoner wordt uitgeoefend.
Artikel 32 Algemene Bouwregels
Een gebouw mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om vergunning blijkt dat in, onder of nabij het gebouw voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd (zie artikel Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening).
Artikel 33 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwwerk waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 34 Algemene Aanduidingsregels
34.1 Geluidzone - industrie
34.2 Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 1
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-1' is gelegen het gebied waarop het bepaalde in artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit van toepassing is en hier geldt een hoogtebeperking van 150 m.
34.3 Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 2
Ter plaatse van de aanduiding 'Luchthavenverkeerzone-2' is gelegen het gebied waarop het bepaalde in de nota ruimte van toepassing is en dat hier geldt een contour van 20 Ke.
Dat wil zeggen dat het aantal woningen binnen het 20 Ke- gebied, buiten de bestaande bebouwde gebieden, per saldo niet mag toenemen.
34.4 veiligheidszone Bevi
34.5 Veiligheidszone
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel gebruikt.
34.6 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1' zijn burgemeester en wethouders bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de bestemming "Maatschappelijk" te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied", met in achtneming van de volgende uitwerkingsregels:
a. de bouwvlakken gewijzigd mogen worden;
b. Het maximum aantal woningen maximaal 85 zal bedragen;
c. Het maximale bebouwingspercentage 30%;
d. de maximale bouwhoogte is 10 meter met dien verstande dat voor 12 % van het wijzigingsgebied een bouwhoogte van 12 meter is toegestaan;
e. het woon- en leefmilieu van de omgeving mag onevenredig niet worden aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt, zoals op het gebied van privacy, bezonning, uitzicht en dergelijke;
f. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de natuurbeschermingswetgeving;
g. er nader onderzoek wordt gedaan in het kader van Flora en Fauna, in aanvulling op de Quikscan Flora en Fauna van februari 2013;
h. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet bodembescherming;
i. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder;
j. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet luchtkwaliteit;
k. nadere toetsing plaatsvindt in het kader van externe veiligheid;
l. het college wint, alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de waterbeheerder;
m. het college wint, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de Regionale Brandweer Zaanstreek Waterland.
34.7 Wro-zone wijzigingsgebied 2
Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 2' zijn burgemeester en wethouders bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de bestemming "Sport" te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen" en Verkeer - 'Verblijfsgebied', met in achtneming van de volgende uitwerkingsregels:
a. de bouwvlakken gewijzigd mogen worden;
b. Het maximum aantal woningen maximaal 235 zal bedragen;
c. de maximale bouwhoogte is 10 meter met dien verstande dat voor 16 % van het wijzigingsgebied een bouwhoogte van 12 meter is toegestaan;
d. Het maximale bebouwingspercentage 25% is;
e. er mogen alleen grondgebonden woningen worden gerealiseerd;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt, zoals op het gebied van privacy, bezonning, uitzicht en dergelijke;
g. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de natuurbeschermingswetgeving;
h. er nader onderzoek wordt gedaan in het kader van Flora en Fauna; in aanvulling op de Quikscan Flora en Fauna van februari 2013;
i. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet bodembescherming;
j. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder;
k. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet luchtkwaliteit;
l. nadere toetsing plaatsvindt in het kader van externe veiligheid;
m. het college wint, alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de waterbeheerder;
n. het college wint, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de Regionale Brandweer Zaanstreek Waterland.
Artikel 35 Algemene Afwijkingsregels
35.1 Algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning afgeweken worden ten behoeve van:
- a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximum brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair,vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, walradars, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
- c. de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; De afwijking is slechts dan van toepassing indien dit bedoeld is voor een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde uitvoering van het bouwwerk;
- d. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -instensiteit daartoe aanleiding geven;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
- f. met een geringe mate, van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt.
- g. de in de regels toegestane maximum bouwhoogte met ten hoogste 3 m worden overschreden ten behoeve van zonnepanelen.
35.2 Voorwaarden
De afwijking kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om - overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening - het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin dat:
- a. aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging bedrijven en/of bedrijfsvormen worden toegevoegd;
- b. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging opgenomen bedrijven en bedrijfssoorten worden ingedeeld bij een andere categorie;
- c. aan de Staat van Horeca-activiteiten horecabedrijven en/of horecabedrijfsvormen worden toegevoegd;
- d. in de Staat van Horeca-activiteiten opgenomen horecabedrijven en/of horecabedrijfsvormen worden ingedeeld bij een andere categorie.
Artikel 37 Overige Regels
37.1 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
- b. ventilatiekanalen, afvoerpijpen, airco-installaties, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 meter bedraagt;
- c. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
37.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
37.3 Wet- en regelgeving
Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht
38.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
38.2 Afwijken van de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 38.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10 %.
38.3 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik
Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:
het gebruik en laten gebruiken van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
38.4 Veranderen strijdig gebruik
Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 38.3 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
38.5 Onderbreken strijdig gebruik
Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:
indien het gebruik, bedoeld in artikel 38.3, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
38.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht
Artikel 39 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Krommenie van de gemeente Zaanstad.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 4 juli 2013, nr.2013/51
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de "Inhaalslag Bestemmingsplannen" en het betreffende plangebied van de gemeente Zaanstad. Daarnaast worden de motieven besproken die aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tenslotte komen de vigerende bestemmingsplannen aan de orde komen die door dit bestemmingsplan worden vervangen.
1.1 Leeswijzer
De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over -en een onderbouwing voor- de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd.
- hoofdstuk 1 Inleiding geeft een inleiding op het bestemmingsplan. De aanleiding, doelstelling, plangrenzen, planvorm en voorgaande plannen worden achtereenvolgens behandeld.
- hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied geeft een beschrijving van ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. Daarin komen onder meer de geschiedenis, de stedenbouwkundige invulling van het gebied en de verkeersstructuur aan de orde.
- hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied.
- hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders geeft een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's.
- hoofdstuk 5 Uitgangspunten en Ontwikkelingen beschrijft de algemene en gebiedsspecifieke uitgangspunten. Verder worden ontwikkelingen en knelpunten die in het gebied voorkomen beschreven en wordt zo mogelijk een oplossing geboden.
- hoofdstuk 6 Milieuaspecten beschrijft de resultaten beschreven van de voor het bestemmingsplan relevante en uitgevoerde milieuonderzoeken.
- hoofdstuk 7 Water beschrijft de watertoets.
- hoofdstuk 8 Beschrijving planvorm en bestemmingsplanregeling bevat de juridische plantoelichting. Daar waar de planregels toelichting behoeven is in dit hoofdstuk een uitleg van de juridische regeling gegeven.
- hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid wordt in "Maatschappelijke uitvoerbaarheid" een overzicht gegeven van de inspraakreacties die op het voorontwerp zijn binnengekomen en van de zienswijzen die zijn ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan evenals een reactie hierop. In de subparagraaf "Economische uitvoerbaarheid" wordt ingegaan op de economische onderbouwing van de in het plan opgenomen ontwikkelingen.
- hoofdstuk 10 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro tenslotte, geeft de resultaten van het overleg met diverse instanties en instellingen in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
1.2 Aanleiding En Doelstelling
De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten te beschikken over een dekkend netwerk van actuele bestemmingsplannen. Voldoet de gemeente hier niet aan, dan mogen voor de gebieden waar geen actueel bestemmingsplan geldt, geen leges geheven worden.
Om te komen tot een dekkend netwerk van actuele bestemmingsplannen hebben burgemeester en wethouders in 2007 het actualiseringsplan bestemmingsplannen 2007-2016 vastgesteld. Daarnaast is het de wens van het bestuur om in het kader van een goede ruimtelijke ordening de bestemmingsplannen meer toekomstbestendig te maken. Dit wil zeggen dat ontwikkelingen die concreet en haalbaar zijn, zoveel mogelijk in het plan worden opgenomen en dat de regels zo flexibel mogelijk zijn.
Om het doel, genoemd in paragraaf 1.1, te bereiken is gekozen voor een wijze van bestemmen die er voor zorgt dat wonen en werken aan de hedendaagse wensen worden aangepast. Er is gekozen voor een bestemmingsplan waarbij we enerzijds de bestaande situatie zoveel mogelijk positief bestemmen en anderzijds nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk faciliteren. Daar waar weinig grootschalige ontwikkelingen zijn, zoals in het woongebied direct ten oosten van het Darwinpark, wordt voornamelijk conserverend bestemd. Daar waar zich ontwikkelingen voordoen, dan wel gaan voordoen, al dan niet grootschalig, staat het bestemmingsplan deze ontwikkelingen voor zover mogelijk toe.
1.3 Plangebied
Het bestemmingsplan Krommenie wordt globaal begrensd door de Provinciale weg in het zuiden, de Nauernasche Vaart in het oosten, het water van de Ham in het westen en de weilanden van Krommeniedijk in het noorden.
1.4 Voorgaande Plannen
Voor het plangebied vigeren thans de volgende bestemmingsplannen:
1.26
Bestemmingsplan Willis,
vaststelling op 17 april 1997 en goedkeuring op 23 juni 1999
1.26.1
Uitwerkingsplan Westereiland van het bestemmingsplan Willis,
vaststelling op 13 april 1999 en goedkeuring op 12 mei 2000
1.26.2
Uitwerkingsplan Noordereilanden van het bestemmingsplan Willis,
vaststelling op 2 mei 2005 en goedkeuring op 12 mei 2000
1.26.3
Uitwerkingsplan Middeneilanden bestemmingsplan Willis,
vaststelling op 17 april 1997 en goedkeuring op 24 oktober 2000
1.26.4
Uitwerkingsplan Zuidereilanden Bestemmingsplan Willis,
vaststelling op 17 april 1997 en goedkeuring op 24 oktober 2000
1.27
Bestemmingsplan Krommenie Oost
vaststelling op 19 februari 1998 en goedkeuring op 22 september 1998
1.28
Bestemmingsplan Krommenie zuid
vaststelling 20 december 2001 en goedkeuring op 25 juni 2002
1.29
Omgeving Rosarium
vaststelling op 20 december 2001 en goedkeuring op 25 juni 2002
1.30
Bestemmingsplan Heiligeweg
vaststelling op 25 maart 2005 en goedkeuring op 15 november 2005
6.24.3
Uitwerkingsplan Poort Clam Dycke van het bestremmingsplan Saendelft
vaststelling op 24 februari 2004 en goedkeuring op 21 april 2004
1.1.
Uitbreidingsplan Benoorden de spoorlijn Zaandam
vaststelling 30 juni 1933 en goedkeuring op 8 november 1933
2.32
Bestemmingsplan Westknollendam,
vaststelling op 19 oktober 2006 en goedkeuring op 14 december 2006
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Geschiedenis Plangebied
Omstreeks 3000 v. Chr. lag het gebied van het bestemmingsplan Krommenie op de grens van een hoogveenmoeras en een waddenachtig landschap. De zee drong het gebied regelmatig binnen via allerlei kreken. De oeverwallen en opgevulde geulen van deze kreken zijn nog steeds in de ondergrond van het plangebied aanwezig. Ongeveer 1000 v. Chr. begon veen te groeien en veranderde het landschap in een veenmoeras.
In de Late IJzertijd (200-0 v. Chr.) en de Vroeg Romeinse Tijd (0-200 n. Chr.) was er intensieve bewoning in het plangebied, vooral in het deel ten westen van wat nu de Noorder- en Zuiderhoofdstraat is. Door de voortgaande zeespiegelstijging waren de mensen rond 200 n. Chr. gedwongen het gebied te verlaten. Enige woonplaatsen van deze mensen zijn bij archeologisch onderzoek van de jaren '60 tot '80 van de vorige eeuw door amateur-archeologen ontdekt en enige zijn zelfs opgegraven. De verwachting is dat in de bodem van Krommenie meer van deze vindplaatsen liggen. Speciale vermelding verdient het Hain, een vindplaats waar vermoedelijk een fortje of wachtpost gestaan heeft van Friezen die vochten tegen de Romeinen die gelegerd waren in een fort bij Velzen.
Afgezien van tijdelijke bezoekers zoals jagers, vissers en trekboeren met vee werd het veenmoeras gebied tussen 200 en 900 n. Chr. niet door mensen bezocht. Pas in de 11e eeuw trokken boeren vanuit de duinstreek en het misschien ook vanuit het toen al ontgonnen Assendelft het veenmoeras in om het definitief te ontginnen en als akker en weiland te gebruiken. Ploegsporen in het veen zijn blootgelegd aan het Vlietsend, samen met aardewerk uit de 11e tot 13e eeuw. De boeren ontgonnen het moeras door haaks op de Crommeye ( nu: de Kil, De Noorder- en Zuiderham) sloten in het veen te graven zodat het water uit het veen weg kon stromen en de drassige veenbodem droger en begaanbaar werd. De sloten lagen evenwijdig aan elkaar. Om water uit de nog niet ontgonnen delen van het moeras tegen te houden wierpen ze door het hele gebied lage dijken of kades op. De boerderijen stonden kris kras door het hele gebied. Buiten het plangebied, in Assendelft, zijn door archeologen resten van middeleeuwse boerderijen opgegraven. De verwachting is dat in de bodem van Krommenie ook resten van dergelijke boerderijen liggen.
Vanaf de 12e eeuw concentreerde de bewoning zich langs een weg of een oude kade. Sommige huizen of boerderijen werden op terpen gebouwd. Aan de Noorderhoofdstraat zijn resten van een dergelijke terp opgegraven. Zo ontstond een noord-zuid gerichte, lintvormige bebouwing, het huidige lint van het Vlietsend, de Zuiderhoofstraat, de Noorderhoofdstraat en de Uitweg dat geheel binnen het plangebied valt.
De ontwatering had tot gevolg dat de bodem daalde en graanverbouw onmogelijk werd. Daardoor waren de boeren telkens gedwongen een nieuw deel van het moeras te ontginnen. Zo is het hele veengebied van Krommenie in cultuur gebracht. Als gevolg van de voortgaande bodemdaling is uiteindelijk rond 1500 alle akkerbouw uit Krommenie verdwenen en werd veeteelt het hoofdmiddel van bestaan.
In de eeuwen daarna bleef het landschap hetzelfde. Krommenie was een zeer lang lintdorp, gelegen in een vlak weidelandschap dat doorsneden werd door honderden sloten. Op het einde van de 16e eeuw veranderde dit. In Krommenie ontwikkelde zich de zeildoekweverij die steeds belangrijker werd. De aanleg van de Nauernasche Vaart in 1638 maakte Krommenie goed bereikbaar voor binnenvaartschepen. Dit leidde tot een verdere groei van de nijverheid, vooral van de zeildoekindustrie. Op het einde van de 17e eeuw en in de 18e eeuw kwam de overgrote meerderheid van het zeildoek op de Nederlandse schepen uit het noorden van de Zaanstreek, vooral uit Krommenie. In de zeildoekweverij vonden duizenden mensen werk, zowel binnen als buiten Krommenie. Het aantal inwoners van het dorp nam flink in omvang toe. Om alle mensen te huisvesten werden haaks op het lint een groot aantal paden aangelegd, waarlangs huizen werden gebouwd. Deze liggen allemaal in het plangebied. Ook langs de weg naar Wormerveer (Padlaan) en Bus en Dam (Heiligeweg) verrezen woningen. In het veld verschenen molens, waaronder hennepkloppers die het hennep beukten dat als grondstof voor het zeildoek diende. Open stukken land waar gewassen garen gedroogd werd (garentuinen) en ziederijen (om vezels voor garen te koken) lagen her en der door Krommenie verspreid.
Op het einde van de 18e eeuw en in het begin van de 19e eeuw werden langs de Noord- en Zuiderhoofdstraat enige van de mooiste Zaanse huizen gebouwd. Dit is opmerkelijk omdat de periode tussen 1790 en 1850 een economisch zeer moeilijke tijd was. De nijverheid liep terug, de bevolking nam af en er werden huizen afgebroken.
In de tweede helft van de 19e eeuw leefde de economie weer op. Langs de Nauernasche Vaart verrezen grote fabrieken waarvan de blikfabrieken en de linoleumfabriek de grootste waren. De linoleumfabriek was voortgekomen uit de zeildoekweverij. In die tijd en de eerste helft van de 20e eeuw maakten veel van de houten huizen plaats voor stenen gebouwen.
Op het einde van de 19e eeuw vonden wederom grote veranderingen plaats. Aan beide zijden van het bewoningslint werden na 1880 arbeiderswijken gebouwd. Ook kwamen hier wat middenstandwoningen en villa-achtige panden te staan. De woningbouw zette zich in de 20e eeuw door en vooral na de oorlog verdween veel weidegebied onder het zand om plaats te maken voor nieuwbouwwijken. Het plangebied omvat het nu geheel volgebouwde gedeelte van Krommenie.
Door de middeleeuwse ontginning is binnen het plangebied het landschap uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd vrijwel geheel verdwenen terwijl het middeleeuwse ontginningslandschap op haar beurt weer vrijwel geheel verdwenen is onder de 'nieuwbouw' van na 1880 en van na 1950. De resterend elementen uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd binnen het plangebied zijn de in de bodem bewaard gebleven archeologische vindplaatsen. Middeleeuwse resten zijn, naast archeologische vindplaatsen, ook het oude bewoningslint en enige sloten. Uit de zeventiende eeuw zijn naast archeologische vindplaatsen de paden haaks op het lint nog bewaard gebleven, samen met verschillende oude gebouwen (woonhuizen, pakhuizen, kerken) die vaak beschermd monument zijn. Ook zijn verschillende panden uit de 19e en 20e eeuw beschermd als monument.
2.2 Ruimtelijke Structuur
Krommenie is een compact dorp met over het algemeen eengezinshuizen. Door de aanwezigheid van veel voortuinen en de kleine schaal van de bebouwing heeft Krommenie een voornamelijk dorps karakter. Op sommige plaatsen is dat karakter echter doorbroken door de aanwezigheid van grotere flatgebouwen. Deze bevinden zich voornamelijk in de buurt van de Rosariumlaan en de Militaireweg.
De Rosariumlaan snijdt Krommenie bijna dwars doormidden en kent een wisselend maar breed profiel. De laan wordt over de gehele lengte door een grote hoeveelheid groen begeleid. Naar het noorden toe verbreedt deze groene zone zich tot het Rosariumpark en biedt vervolgens zicht op het open landschap. Naar het zuiden verbreedt de zone zich tot een gebied waarbinnen openbare gebouwen in een losse setting zijn geplaatst en waar wordt aangesloten op de Provinciale weg.
Door de wijk heen lopen groene-/wateraders, die voor de hoofdstructuur vooral alleen een visuele functie hebben omdat zij voor een groot deel niet toegankelijk zijn. Hiertoe behoort ook een historische lijn als de Watering die aan de noordwest zijde Krommenie binnenstroomt.
De randen zijn belangrijk voor de beleving en hebben invloed op het karakter van de verschillende wijkdelen. Zo is de Provinciale weg een harde grens waar de bebouwing zich over het algemeen vanaf keert door middel van een (smalle) groene buffer. Uitzondering hierop is de omgeving van het voormalige station, waar de bebouwing dicht op de Provinciale weg staat.
De Nauernasche Vaart aan de oostzijde van het plangebied wordt begeleid door functies die men wel vaker langs waterwegen ziet: klein- en grootschalige bedrijvigheid afwisselend met woonbebouwing. De noordzijde kent een abrupte overgang van stedelijk naar landelijk gebied door middel van de Haansloot. Aan de westzijde is deze overgang veel geleidelijker. Dit komt enerzijds door de wat grillige grens en anderzijds door het karakter van de bebouwing. Die bebouwing wordt steeds opener naar het landschap toe. Meer zuidelijk wordt de overgang gevormd door sportvelden. Aan de noordoostzijde van Krommenie dringt het groen diep door in de wijk met de begraafplaats en het Agathepark.
2.3 Functionele Structuur
De voorzieningenstructuur kent zijn zwaartepunt langs de Zuiderhoofdstraat met voornamelijk kleinschalige (winkel)voorzieningen. Deze structuur buigt de hoek om over de Heiligeweg en eindigt bij de Weverstraat. De zone langs de Rosariumlaan omvat enkele grootschalige (openbare) voorzieningen als scholen, een winkelcentum, de bibliotheek, volkstuin, tennisbanen en het zwembad. In de verkeersstructuur van Krommenie zijn de Weverstraat (Iepenstraat-Eikenlaan) en de Rosariumlaan de belangrijkste ontsluitingswegen. Zij sluiten de wijk aan op de Provinciale weg. De aansluiting van de Hoofdstraat op de Provincialweg is hieraan ondergeschikt.
De watergangen die in verbinding staan met het buitengebied zijn van belang voor de watergebonden recreatie. Aan de westzijde van Krommenie liggen sportvelden en het natuurgebied de Ham. Deze overgangszone van de stad naar het buitengebied heeft een recreatieve functie voor zowel bewoners uit Krommenie als voor de regionale fietser.
Centrum en lint
Het lint Krommenie is deel van het lint dat loopt van Assendelft tot Krommeniedijk. Met de dichte bebouwing langs het Vlietsend, de Zuiderhoofdstraat, de Noorderhoofdstraat en de Vlusch heeft het lint een dorps karakter. Dwars op het lint liggen aan beide zijden paden, die aan de kant van de Nauernasche Vaart doorlopen tot aan het water. Het zwaartepunt ligt bij de kerk in de bajonetvormige ontmoeting met de Padlaan naar Wormerveer en Heiligeweg/Militaireweg richting Uitgeest, wegen die net als het lint deel uitmaken van de lintstructuur van Zaanstad. De visuele kwaliteit van de bebouwing hier is niet in overeenstemming met het belang van deze wegen.
Langs het lint, de Heiligeweg en de Padlaan liggen afwisselend vrijstaande huizen, kleine bedrijven en winkels. De bebouwing is kleinschalig en individueel. In de oude kern van Krommenie langs de Noorder- en Zuiderhoofdstraat zijn relatief veel oude houten huizen bewaard gebleven. De 18e-eeuwse pronkgevels behoren tot de mooiste en rijkst gedecoreerde exemplaren van de gehele Zaanstreek. De bebouwing langs de paden en de Nauernasche Vaart is eenvoudiger.
Stationsbuurt
Evenwijdig aan het oude lint ligt een woongebied langs de Iepenstraat, Weverstraat, Eikenlaan en Serooskerkestraat. Het is een brede route met aan beide zijden bomen. De buurten aan weerszijden van deze zogenaamde 'stationsstraat' stammen uit verschillende perioden en hebben ieder een eigen karakter. In het oosten is het gebied begrensd door de Durgsloot, in het westen vormt de Fortuinlaan de beëindiging.
De buurten zijn gebouwd in stroken. Soms wordt er een basiseenheid gerepeteerd, in andere gevallen is sprake van een architectonische opbouw binnen de strook. De meeste woningen bestaan uit twee lagen met kap, maar ook gestapelde bouw tot vier lagen komt her en der verspreid voor. De oorspronkelijke bouw is terughoudend gedetailleerd. Opvallend is dat in het buurtje ten noorden van de Wilgenkade rond de dakkapellen Zaanse details zijn gebruikt. Aanbouwen, dakopbouwen en dakkapellen komen vooral aan de achterzijde voor en zijn aangepast aan de stijl van het hoofdvolume.
Uitbreidingen
De uitbreiding van Krommenie bestaat uit Noorderham, Zuiderham en Willis. Deze wijken aan de westzijde van het dorp zijn voornamelijk gebouwd in jaren zestig en zeventig en hebben een voor die periode kenmerkend onregelmatig stratenpatroon. Woonbebouwing bepaalt de sfeer. De rijtjeswoning is het meest voorkomende type, maar ook vrijstaande huizen, bungalows, middelhoge stroken en flats van tien verdiepingen komen voor. Langs de Rosariumlaan zijn enige vrijliggende complexen te vinden: aan de oostzijde het Bertrand-Russel college, meer naar het noorden de Rosariumhorst en het zwembad Crommenije in het oude oostelijke deel van Krommenie. Aan de westzijde liggen sportcomplexen. Het TRIAS college en het nieuwe station hebben een plek gekregen aan de Provincialeweg.
De bebouwingsstroken staan los van elkaar, waardoor de huizen en blokken rondom zichtbaar zijn. De wijken zijn ruim van opzet en hebben mede door de voor- en achtertuinen van de laagbouw een groen karakter. De hogere woongebouwen liggen aan gemeenschappelijk groen. De begane grond van de flats is meestal niet bewoond, waardoor kale wanden de openbare ruimte begrenzen.
De architectuur van de rijenwoningen, middelhoog- en hoogbouw is gebaseerd op herhaling van de woning als basiseenheid en de leesbaarheid daarvan in de compositie. De hoekwoningen zijn op een enkel raam in de zijgevel na gelijk aan de tussenwoningen. Langs één straat staat meestal één type woning. Uitzondering hierop vormt het zuidelijke deel van de Zuiderham, waar de woningen minder streng zijn gerepeteerd. De vrijstaande huizen en bungalows liggen net als de complexen veelal in een ruime tuin en hebben ieder een eigen karakter.
De aanpassingen die in de loop der tijd zijn ontstaan hangen af van het soort gebouw.
De meest zichtbare veranderingen zijn te vinden bij de rijtjeswoningen. Dakkapellen, aanbouwen en opbouwen van verschillende modellen komen voor. Bij de individuele huizen springen wijzigingen minder in het oog. Aanpassingen aan de middelhoge stroken en flats gebeuren gezien het gemeenschappelijke beheer per complex en het resultaat valt in het algemeen niet op.
Willis
Willis is een nieuwbouwgebied aan weerszijden van de Vlusch. Het westelijk deel is vanaf het lint zichtbaar, het oostelijk deel ligt verscholen achter de lintbebouwing. De wijk is qua ontsluiting en oriëntatie in zich zelf gekeerd en heeft geen directe relatie met het lint van de Vlusch. Beide delen van het gebied worden gekarakteriseerd door rijen woningen met een repeterende basiseenheid. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen tussenwoningen of eindwoningen. De blokken zijn van alle kanten zichtbaar. Privacy wordt deels bereikt door hoog opgetrokken erfscheidingen.
In een aantal blokken is de individuele woning alleen te onderscheiden door het terugkerende patroon van voordeuren en ramen. In andere blokken wordt het individuele karakter van een woning juist benadrukt door de bovenste verdieping smaller te maken waardoor ieder huis afzonderlijk zichtbaar wordt. In een aantal blokken wordt de woningscheidende wand extra benadrukt om het individuele huis zichtbaar te maken. Binnen een gekozen vorm van repetitie of schakeling zijn alle woningen gelijk. Lessenaarsdaken geven de toon aan. Met de richting van de nok is gevarieerd. Het kleur- en materiaal gebruik is uniform: wit stucwerk, rode bakstenen, houten kozijnen.
Recreatiegebieden en sportterreinen
Zuiderham is aan drie zijden omgeven door groende oost- en zuidzijde is een parkstrook langs het water, de westzijde een sportpark. Rondom het sportpark ligt een groensingel, bestaande uit bosplantsoen. De toegang van het sportpark ligt aan de oostkant, aan deze kant liggen eveneens de parkeerplaatsen voor de bezoekers van het sportpark.
Groen en water
Groenvoorzieningen
Krommenie oogt als een groene wijk. Dat komt vooral doordat de omgeving van de Rosariumlaan met aanliggende grote groenvlakken het beeld bij binnenkomst van de wijk sterk bepaalt. Bovendien ligt er veel zichtbaar groen rond scholen, hoogbouw en gebouwen met een maatschappelijke functie. Het groen is niet overal openbaar toegankelijk.
De zuidrand van Krommenie Zuid bestaat voor een gedeelte uit een beplante geluidswal die de woningen in Zuiderham beschermt tegen het geluid van de Provinciale weg. In het westelijk deel van de wijk bevindt zich een sportpark. Het sportpark dient voornamelijk voor openlucht recreatie en de beboste randen van de sportvelden geven het gebied en dus ook de woonrand van de wijk een groen karakter.
Het aangrenzende gebied Zuiderham met de Busch is recreatief en landschappelijk gezien de regionale betekenis. De route langs de Busch en het fietspad over de dijk bij De Ham voert fietsers onder andere van Spaarnwoude naar het Alkmaardermeer. Het gebied maakt onderdeel uit van de Westelijke tak van de Stelling van Amsterdam.
De bereikbaarheid (over land en water) van het buitengebied voor de bewoners uit Krommenie laat te wensen over. De groenstructuren met langzaam verkeerroutes liggen onvoldoende geschakeld tussen woonwijk en buitengebied en de Provinciale weg vormt een barrière. Daar komt nog bij dat ten zuiden van het gebied Noorderwelf/Saendelft wordt ontwikkeld waardoor het buitengebied op een nog grotere afstand komt te liggen.
De groene hoofdstructuur in de wijk ligt voor het merendeel gekoppeld aan water. Dat is het beste te zien in het oostelijke gedeelte van de wijk waar de Snuiversloot en de Molsloot typisch Zaanse watergangen vormen met parkachtige brede groen oevers en solitaire bomen. Deze 'singels' komen in het waterrijke Zaanstad in naoorlogse uitbreidingswijken op meerdere plaatsen voor en bepalen hiermee een Zaanse identiteit. De Durgsloot is een watergang in een ouder stadsdeel zonder groene bermen, wel plaatselijk met een grote solitaire boom in een tuin. Als groen/blauw structuur. In Zuiderham is de singelstructuur wel aanwezig (de Watering, Kamsloot), maar de continuïteit en bereikbaarheid laat te wensen over.
Veel groen is ook te vinden in de straten (woonomgeving) en in privé tuinen. De grens tussen openbaar en privé is niet overal goed te onderscheiden omdat veel mensen stukjes snippergroen in eigen onderhoud hebben of van de gemeente hebben gekocht. Het beeld van de woonstraten verkleurt enigszins omdat mensen schuttingen rond hun tuinen zetten en voortuintjes verharden. Deze ontwikkeling past binnen de behoefte aan parkeergelegenheid, privacy en tuininrichting die niet alleen meer uit planten bestaat. De langzame sanering van het versleten openbaar snippergroen zet zich voort in een richting van structureel openbaar groen in bruikbare en beheerbare grotere groenvlakken.
Langs de Rosariumlaan staan bomen die het beeld van het ruime profiel versterken en uitdrukking geven aan de "groene long' van Krommenie. Boombeplantingen langs straten komen op een enkele uitzondering na, niet veel voor. De meeste straatbomen staan in onregelmatig plantverband en vaak onder slechte groeicondities in verhardingen. Dit uit zich in een wat verbrokkeld groenbeeld maar geeft wel een indruk van groene wijk. Langs de buurtontsluitingswegen met een breder profiel waarlangs en laanbeplanting zou zijn te verwachten, zoals de Jupiterstraat, Neptunuslaan, Iepenstraat, Fortuinlaan en Marslaan, ontbreekt deze.
Water
Water speelt in Zaanstad een belangrijke rol. De ontwikkeling van de Zaanstreek ging gepaard met een voortdurende strijd tegen het water. In langere tijden werd nuttig gebruik gemaakt van het water. Als kavelgrenzen in de Zaanstreek werden sloten gegraven en het belangrijkste wegennet werd gevormd door waterwegen. Dit vaarwegsysteem vormde een belangrijke voorwaarde voor de economische ontwikkeling van de Zaanstreek. Tegenwoordig wordt het beeld van het Zaanse landschap nog steeds bepaald door de vele waterlopen. In het buitengebied rondom Zaanstad bestaat het waterrijke slagenlandschap uit een patroon van evenwijdig liggende sloten. Binnen het stedelijke gebied is de stedenbouwkundige structuur voor een groot deel gekoppeld aan de structuur van de waterlopen. De meeste straten liggen evenwijdig aan de Zaan of staan er loodrecht op. Vele parken liggen aan een waterloop of worden doorsneden door waterlopen. In de wijken aan de rand van de stad liggen verscheidene waterlopen waaraan groenzones zijn gekoppeld. Op deze plaatsen is een verbinding tussen de stad en het buitengebied aanwezig.
Ook in Krommenie is water een beeldbepalend element en is het groen veelal gekoppeld aan de waterlopen. De Watering en de Molsloot maken onderdeel uit van het oude slotenpatroon
2.4 Maatschappelijke Voorzieningen, Onderwijs En Sport
Onderwijs en kinderopvang
Binnen het plangebied van bestemmingsplan Krommenie bevinden zich de volgende onderwijsvoorzieningen en voorzieningen voor kinderopvang:
- Openbare Basisschool De Komeet, Neptunuslaan 1 en Jupiterstraat 141, inclusief gymzaal,
- VSO Altra, Jupiterstraat 143,
- Openbare Basisschool Het Palet, Populierenlaan 46,
- Bijzondere basisschool De Evenaar, Jupiterstraat 139,
- Bijzondere Basisschool De Hoeksteen, Braillestraat 2,
- VMBO Trias College, Saendelverlaan 1
- Bertrand Russell College HAVO en VWO, Erasmusstraat 1 en 28
Verder kent Krommenie de volgende kinderdagverblijven:
- Kinderdagverblijf UK, Grote Beer 228 en Uranuslaan 186,
- Kinderdagverblijf De Teddybeer, Wederikstraat 2A
- Kinderdagverblijf ’t Boefje, Visserspad 1a,
- Kinderopvang Leohof, Leonhofstraat 17,
- Kinderdagverblijf Het Eigenwijsje, Snuiverstraat 63A,
- Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf ’t Swaentje, Willem van Saendenstraat 14
- kinderdagverblijf `t Bijdehandje, Lindelaan 33
- Kinderdagverblijf De kleine Trom, Rosariumpark 98
Maatschappelijke voorzieningen
Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zich de volgende maatschappelijke voorzieningen:
- Wijksteunpunt De Palmboom. Snuiverstraat 63a
- Aan de Rosariumlaan een volkstuinencomplex
- Odion individueel begeleid wonen voor verstandelijk gehandicapten, Albert Schweitzerstraat- Snuiverstraat en werkeenheid aan Zonnelaan
- Buurthuis De Pellikaan, Kervelstraat 185 A
- Buurthuis-en speeltuinvereniging Het Blok Dr. Kuyperkade 5
- de Grote Weiver, industrieweg 1a
- Heliomare Dagvoorziening Noorderhoofdstraat
Zorgvoorzieningen
Binnen het plangebied bevinden zich de volgende zorgvoorzieningen
- Verpleeghuis en verzorgingshuis De Durghorst, Eikelaan 87
- Rosariumhorst, verzorgingshuis, Rosariumpark 2
- Hospice De Schelp Krommenie, Evenwichtstraat 6
- Centrum Jong, Albert Schweitzerstraat 2
Sportvoorzieningen
Het gebied kent de volgende sportvoorzieningen:
- Provily sportpark, met v.v. Sporting Krommenie en atletiekvereniging Lycurgus
- Sportpark De Slibkuil met Bassball-en softbalclub Cromtigers en Korfbalvereniging Furore,
- Aan de Rosariumlaan de tennisverenigingen “K.L.T.V.” en “De Cromme Bal”
- Eveneens aan de Rosariumlaan het zwembad De Crommenije
- Jason kanovereniging
- Scouting Krommenie
2.5 Technische Infrastructuur
In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. In het zuiden van het plangebied langs het spoor van NS liggen zware aardgastransportleidingen. De aardgastransportleiding met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar wordt aangegeven op de verbeelding. Bij deze leiding moet onderzoek worden verricht in het kader van externe veiligheid. Op de verbeelding wordt deze leiding met de inventarisatie afstand aangegeven. Komt een bouwinitiatief binnen de toetsingszone komt dan moet het plaatsgebonden en groepsrisico van externe veiligheid voor dit bouwinitiatief worden berekend. Ten noordwesten (buiten het plangebied) loopt een hoogspanningsleiding. Deze heeft geen invloed op het plangebied.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
.
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur & Milieu
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Deze structuurvisie vervangt de nota Ruimte.
In de SVIR staan de plannen van het rijk voor ruimte en mobiliteit. Het rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Deze doelen zijn vervolgens uitgewerkt in gebiedsgerichte nationale belangen en opgaven.
Zaanstad is gelegen in het gebied Noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam. De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. Opgaven van nationaal belang in dit gebied, voor zover zij Zaanstad betreffen, zijn:
- verbetering van de bereikbaarheid van de Metropoolregio Amsterdam (voornamelijk aan de noordkant van Amsterdam en op termijn de achterlandverbinding naar het oosten);
- het ruimtelijk mogelijk maken van de Zaan-IJ-oevers in Amsterdam (binnenstedelijke gebiedsontwikkeling: ontwikkelen aantrekkelijk woon-werkmilieu) samen met ander overheden;
- versterking van de waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma) en meerlaagse veiligheid (inrichting), het verbeteren van het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer (Natura 2000) en de zoetwatervoorziening (Deltaprogramma deelprogramma IJsselmeer);
- het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV);
- het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden.
Voor Zaanstad worden op de kaart behorende bij de Structuurvisie de volgende nationale belangen en aandachtspunten aangegeven:
- stedelijke regio met topsectoren;
- gebiedsontwikkeling Zaan-IJ-oevers;
- verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam;
- de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat algemene regels van de rijksoverheid waarmee de nationale belangen juridisch worden vastgelegd. De regeling is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale verordeningen. Het Barro is in gedeelten in werking getreden (30 december 2011 en 1 oktober 2012).
In het Barro zijn de volgende onderwerpen opgenomen:
- grote rivieren,
- kustfundament,
- defensieterreinen,
- erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde,
- rijksvaarwegen,
- hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
- elektriciteitsvoorziening,
- ecologische hoofdstructuur,
- primaire waterkeringen buiten het kustfundament,
- enkele specifieke gebieden zoals Mainport Rotterdam en de Waddenzee.
Niet alle onderwerpen en specifieke gebieden zijn voor Zaanstad relevant voor bestemmingsplannen.
Mogelijk van belang voor Zaanse bestemmingsplannen zijn:
- de bepalingen met betrekking tot Rijksvaarwegen: er moet rekening gehouden worden met een vrijwaringzone rondom het Noordzeekanaal en met eventuele belemmeringen voor bijvoorbeeld de doorvaart van schepen, zichtlijnen en het uitvoeren van beheer en onderhoud.
- Bepalingen met betrekking tot reserveringsgebieden rondom hoofdwegen en landelijke spoorwegen in Zaanstad en regels met betrekking tot belemmerende activiteiten in die reserveringsgebieden.
- Bepalingen ten aanzien van de elektriciteitsvoorziening en specifiek de hoogspanningsverbinding Beverwijk-Oostzaan-Diemen
- Bepalingen omtrent de wezenlijke kenmerken en waarden van de in de provinciale verordening vastgelegde gebieden in de ecologische hoofdstructuur en de regels voor de bescherming daarvan.
Tot slot is de Stelling van Amsterdam aangewezen als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde. Als kernkwaliteiten wordt het volgende genoemd:
- 1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven laat 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse hydrologische en militair-landschappelijk geheel, bestaande uit: een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam, sluizen en voor- en achterkanalen, de forten, liggend op regelmatige afstand, voornamelijk langs dijken, inundatiegebieden, voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeel onbebouwd gebied), de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten.
- 2. Relatief grote openheid;
- 3. Groene en relatief stille ring rond Amsterdam
3.2.3 Regels omtrent Schiphol
Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied van het nieuwe ontwerp Luchthavenindelingsbesluit van de rijksoverheid. De aanwezigheid van de luchthaven binnen de regio heeft voor het bestemmingsplan geen gevolgen. Daarom wordt hier niet verder op de regelgeving omtrent Schiphol ingegaan.
3.3 Provincie
3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:
- het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
- het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
- voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
- gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
- bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
- schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
- ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
3.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie
De provinciale ruimtelijke verordening is gelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw.
Op 15 november 2011 heeft GS ingestemd met een wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en provinciale ecologische verbindingszones.
3.4 Gemeente
3.4.1 Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans
Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de ruimtelijke structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied is in de ruimtelijke structuurvisie het bestaande karakter opgenomen wat in dit bestemmingsplan gehandhaafd blijft en als zodanig wordt bestemd. De ruimtelijke structuurvisie geeft aan het plangebied de gebiedstyperingen 'Zaans gebied', 'Recreatiegebied, binnenstedelijk' en 'Woongebied'. Deze gebiedstyperingen zijn weer onderverdeeld in diverse gebiedsprofielen.
Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien avn de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Hoogbouw
Het Zaans afwegingskader hoogbouw (ZAH) bevat een afwegingskader om toekomstige hoogbouwinitiatieven te kunnen toetsen. Het doel van het ZAH is een instrument in handen te hebben waarin vastligt hoe de gemeente procesmatig en inhoudelijk omgaat met hoogbouwinitiatieven.
De definitie van hoogbouw in het ZAH is gebaseerd op de definitie die het bouwbesluit hanteert: hoogbouw is een verticale bouwvorm, bestaande uit meer dan vier gestapelde bouwlagen (met een minimale hoogte van 12 meter), waarvan het programma ook in horizontale vorm uitgevoerd kan worden. Zodoende zijn zendmasten, lichtmasten, windturbines etc. uitgesloten - deze zijn niet in horizontale vorm te realiseren - en maken geen deel uit van het afwegingskader.
Hoogbouw is geen doel op zich, Zaanstad wil zich niet profileren als hoogbouwstad. Dit betekent niet dat er geen hoogbouw is of kan komen, het betekent dat de afweging voor wel of geen hoogbouw gemaakt wordt binnen de bestaande beleidskaders. In het afwegingskader worden deze kaders benoemd.
Belangrijk instrument in het beoordelen van hoogbouwinitiatieven is het Adviesteam Hoogbouw. Hierin hebben een aantal deskundigen zitting (extern en intern), onder voorzitterschap van de gemeente. Hoogbouwinitiatieven worden door het Adviesteam voorzien van een positief of negatief advies. Daarna wordt het initiatief in de wijk getoetst. Beide adviezen gaan naar het college dat besluit of een initiatief doorgang vindt of niet.
4.2.2 Nota Woonbebouwing 2012
Op 1 juni 2012 is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012 (hierna: nota) door de raad vastgesteld. Deze nota is bedoeld om een verantwoorde, eenduidige afweging te kunnen maken over uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning (hierna: woningen) en hierbij horende bouwwerken zoals aanbouwen e.d. In de nota zijn standaardregels opgenomen voor uitbreidingen en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zoveel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.
De nota heeft betrekking op:
- 4. vergroting van het hoofdgebouw;
- 5. plaatsing en omvang van bijgebouwen;
- 6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde (dakterrassen, zwembaden, boothuizen, erfscheidingen, sport- en speltoestellen, vlaggenmasten, keermuren, dakramen/daklicht en zonnepanelen);
- 7. dakkapellen.
De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijke grondgebied. De nota is niet van toepassing op woonschepen, woonwagens, recreatiewoningen, appartementencomplexen, monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Er is ten slotte bijzondere aandacht in de nota voor panden met een 'bijzonder bouwvolume en architectuur'. Dit zijn panden met een bijzonder bouwvolume (rond, trapezium, etc.) en bijzondere bouwtypologieën zoals benoemd in de welstandsnota. Voorbeelden hiervan zijn de typologieën 'Rijke Zaanse Huizen', 'Eenvoudige Zaanse Huizen', 'Stolpen', 'Kapbergen', 'Historische fabrieken' en 'Molens'.
De nota dient als basis voor de actualisatie van bestemmingsplannen en de welstandsnota. Voor zover mogelijk zijn de objectief meetbare zaken van de nota in het bestemmingsplan verwerkt. Het gaat daarbij om het vergroten hoofdgebouw (achterwaarts), dakkapellen, erkers, bijbehorend bouwwerken, dakterrassen en erfafscheidingen. Deze zijn grotendeels bij recht als bouwmogelijkheid opgenomen. Hiermee is voor een kleiner aantal gevallen van een (kleinschalige) uitbreiding bij wonen een aparte planologische procedure noodzakelijk. Een aantal onderdelen uit de nota zijn vergunningvrij. Het betreft o.a. de bouwwerken ten behoeve van een zwembad, whirlpool, jacuzzi, vijver, keermuur, sport- en speeltoestellen en dergelijke.
Overigens is het onder sommige omstandigheden mogelijk van de in het bestemmingsplan gestelde regels af te wijken. In de meeste situaties gaat het om gevallen waarbij sprake is van een trendsetter of een medische indicatie. Onder een trendsetter van een dakkapel of dakopbouw wordt verstaan een als zodanig door de Welstandscommissie aangewezen plan in hetzelfde bouwblok of bij een gelijke architectuur in de nabije omgeving vergund bouwwerk dat al is gerealiseerd, maar dat afwijkt van de mogelijkheden in het bestemmingsplan. Ook bij andere bouwwerken kan er sprake van zijn dat burgemeester en wethouders afwijken van het bestemmingsplan. Bij een procedure tot afwijken zal in ieder geval getoetst worden of er geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
-de bezonningssituatie op aangrenzende percelen;
-de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
- het bebouwingsbeeld;
- het ensemble;
-de verkeerssituatie;
Het beleid van de gemeente Zaanstad is erop gericht het onderscheidende en unieke karakter van buurten en landschap te behouden en uit te buiten. Het stedenbouwkundige ensemble en het bebouwingsbeeld spelen hierin een belangrijke rol. Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door de in het algemeen langs een wegzijde of binnen een cluster aanwezige gevelbreedten, kavelgrootten, grondvlakken, goot- en nokhoogtes, voorgevelrooilijnen - die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en openbare ruimte, nokrichting, kapvormen, de maaswijdte tussen bouwwerken en de mate van contact vanaf het openbaar gebied naar het open achterland.
Wanneer deze verschillende fragmenten door hun onderlinge relatie een zekere ruimtelijke samenhang vertonen spreekt men van een ensemble. Dankzij deze ruimtelijke samenhang zijn ensembles herkenbaar en hebben ze als (potentieel) harmonisch geheel een zekere stedenbouwkundige waarde.
Hoe meer ruimtelijke samenhang, hoe hoger de stedenbouwkundige waarde vanuit het ensemble, des te kwetsbaarder voor ontwikkelingen die directe invloed hebben op de begrenzing van het openbaar gebied. Uitbreiding van het hoofdvolume heeft in het algemeen meer invloed op de openbare ruimte dan ondergeschikte toevoegingen aan het hoofdgebouw zoals erkers en aanbouwen.
4.2.3 Welstand
De meest recente versie van de welstandsnota is op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Onder meer zijn gebiedsgerichte welstandscriteria aangegeven. Heel Zaanstad is onderverdeeld in verschillende gebieden die afzonderlijk ruimtelijk (functioneel) geanalyseerd, getypeerd en beschreven zijn. Daarbij zijn vervolgens criteria aangegeven die bij het welstandstoezicht van belang zijn. In de welstandsnota worden ook criteria voor specifieke bouwwerken genoemd zoals Zaanse huizen, houten pakhuizen en loodsen, stenen pakhuizen en fabrieken.
Aanvragen van bouwvergunningen zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota. Een doel van de nota is ook om tot een eenduidig en samenhangend toetsingskader en beleid te komen, maar ook om als inspiratiebron te dienen voor degenen die (bouw)plannen maken.
4.3 Cultuurhistorische Waarden
Binnen de cultuurhistorische waarden zijn verschillende waarden te onderkennen. Grofweg gaat het om de volgende waarden:
-historisch geografische waarden: dit zijn kenmerkende landschapselementen zoals een dijk, kerkpad, lintbebouwing, waterloop en bijzondere landschappen;
-monumentale waarden: veelal beschermde oude bebouwing en beschermde terreinen van archeologische waarde. Hieronder vallen ook de beschermde dorpsgezichten (niet in dit bestemmingsplan aanwezig) en de karakteristieke panden;
-archeologische waarden:dit zijn terreinen van archeologische waarden.
In de paragrafen hieronder komt eerst het beleidskader aan bod en vervolgens worden de aanwezigheid van de drie verschillende waarden binnen het plangebied toegelicht, waarna een korte toelichting op de vertaling in het bestemmingsplan volgt
4.3.1 Beleidskader cultuurhistorie
4.3.2 Historisch geografische waarden
Volgens de Cultuurhistorische waardenkaart Zaanstad zijn in het plangebied de volgende gebieden van historisch-geografisch belang:
Westdijk. De Westdijk behoorde tot de oorspronkelijke waterkering langs de voormalige Kromme IJ. Na de verlanding van het Kromme IJ in de loop van de 14e en 15e eeuw verloor de dijk zijn waterkerende betekenis. Hoewel thans niet meer als zodanig te herkennen is de Westdijk als oorspronkelijk structuurdragend element toch van regionaal belang.
Kerkplein, Heiligeweg/Militaireweg en Kerksloot. De Heiligeweg/Militaireweg is de oorspronkelijke verbindingsweg tussen het Krommenie (Kerkplein) en het buurtschap Busch en Dam, het laatste gelegen tussen de Noorder- en Zuiderham. De parallel lopende Kerksloot behoort tot het oorspronkelijke slotenpatroon van Krommenie. Ter hoogte van de Heiligeweg is deze inmiddels gedempt. Al deze elementen behoren tot de oorspronkelijke as in de kern van Krommenie en zijn daarom van regionaal belang.
De Watering. De Watering heette voorheen De Indijk en is oorspronkelijke een gegraven, noord-zuid lopende sloot waarop bij de ontginning van het landschap werd afgewaterd. Als zodanig van lokaal belang.
Molsloot. De Molsloot, een onderdeel van de vroegere veenstroom De Vliet, was voorheen de grens tussen Assendelft en Krommenie. Hij loopt vanaf de Zuidervaartdijk tot aan De Watering en behoort tot het oorspronkelijke slotenpatroon. Als zodanig van lokaal belang.
Snuiversloot. De Snuiversloot, voorheen Melksloot geheten, watert af in De Watering en behoort tot het oude slotenpatroon van Krommenie. Als zodanig van lokaal belang. De naam komt vermoedelijk van de in 1833 afgebrande molen de Snuiver die op of dichtbij de plek stond waar de Snuiversloot in de Durgsloot uitmondt.
Durgsloot. De Durg- of Vluschsloot is een oorspronkelijke afwateringssloot en als zodanig van lokaal belang. In het noorden fungeert de Durgsloot als wegsloot langs Vlusch en Uitweg.
Slotenpatroon langs Agathepark en Rosariumpark. Behorend tot het oorspronkelijke verkavelingspatroon en als zodanig van lokaal belang.
Vlietsend, Zuider- en Noorderhoofdstraat, Vlusch en Uitweg (inclusief dijksloot). Dit is de doorgaande weg in noord-zuid richting, deel uitmakende van de oorspronkelijke as van Krommenie (samen met Padlaan en Heiligeweg/Militaireweg). In het noorden gaat de weg over in het Vlusch en de Uitweg die daarna de verbinding vormt met de Krommeniedijk; in het zuiden gaat het Vlietsend over in de Dorpsstraat van Assendelft. Aan de Noorder- en Zuiderhoofdstraat zijn relatief veel oude houten huizen bewaard gebleven. De laat 18e-eeuwse pronkgevels behoren tot de mooiste en rijkst gedecoreerde exemplaren van de gehele Zaanstreek. De weg maakt deel uit van de oorspronkelijke lintstructuur in de Zaanstreek en is als zodanig van regionaal belang. De oude kern van Krommenie ligt tussen Oranjeplein en Weiver. De bebouwing is hier dan ook het meest bijzonder en van lokaal belang. Vooral van belang is de samenhang tussen de oude lintstructuur, de zijpaden en de bebouwing.
Blok, Visserspad en Kruisstraat. Drie dwars op het Vlusch gesitueerde paden behorende tot het oorspronkelijke padenpatroon in Krommenie. De naamgeving van Het Blok duidt op de nabijheid van een zogeheten blokakker ofwel een dwarsakker. Blokakkers kwamen in de noordelijke Zaanstreek meer voor. De drie paden zijn van lokaal belang.
Haansloot. Noordelijk gelegen sloot welke de grens vormt tussen het bebouwde deel van Krommenie en de Woudpolder. Als oorspronkelijke sloot van lokaal belang.
Vermaningsstraat. Het pad heeft zijn naam te danken aan de aan de kop van de straat gesitueerde Vermaning. Behoort tot het oude padenpatroon en is als zodanig van lokaal belang.
Padlaan. Maakt deel uit van de oorspronkelijke as in de dorpskern van Krommenie. De Padlaan vormde in vroegere tijden de verbinding met Wormerveer en sloot achter de Vaartbrug aan op de Krommenieërweg. Als zodanig van regionaal belang.
Evenwichtstraat (voorheen Kattepad). Behorend tot het oorspronkelijke stratenpatroon van Krommenie en als zodanig van lokaal belang.
Weiver en Duinkerken. Weivers zijn verbindingswegen naar naburige dorpen en in de Zaanstreek zijn nog diverse Weivers aanwezig (zie ook WZ2). In de meeste gevallen fungeerden weivers ook als kerkenpaden en dateren als zodanig dus van de vroegste occupatieperiode. Het Weiver is van lokaal belang. Duinkerken is eveneens een oud pad en is als zodanig van lokaal belang.
Spinderspad. Het Spinderspad behoort tot het oude stratenpatroon van Krommenie en is daarom van lokaal belang.
De Noorderham. Is waarschijnlijk een overblijfsel van het vroegere Kromme IJ. Oorspronkelijk waren deze wateren onderdeel van de Crommenije, de verbinding tussen het Wijkermeer en de Schermer, ontstaan in de 12e eeuw. Door bedijking in de periode tussen 1150 en 1300 en afdamming in 1357 werd de Crommenije vastgelegd waarna door verlanding en de daarop volgende ontginning de huidige vorm ontstond. Bovenstaande wateren evenals de verbindende watergangen en de oeverlanden, voorzover eigendom van de staat, zijn als Staatsnatuurmonument aangewezen op 29-3-1984. In het natuurmonument zijn vooral de rietlanden en de verlandingsvegetaties botanisch van belang. In avifaunisch opzicht zijn de als grasland beheerde oeverlanden van belang als broedgebied voor grutto, tureluur en kievit. Het natuurmonument is eveneens uit een oogpunt van natuurschoon van betekenis vanwege de afwisseling van water, rietland en grasland. Vanwege de ontstaansgeschiedenis van lokaal belang.
De Zuiderham. Is waarschijnlijk een overblijfsel van het vroegere Kromme IJ. Oorspronkelijk waren deze wateren onderdeel van de Crommenije, de verbinding tussen het Wijkermeer en de Schermer, ontstaan in de 12e eeuw. Door bedijking in de periode tussen 1150 en 1300 en afdamming in 1357 werd de Crommenije vastgelegd waarna door verlanding en de daarop volgende ontginning de huidige vorm ontstond. Bovenstaande wateren evenals de verbindende watergangen en de oeverlanden, voorzover eigendom van de staat, zijn als Staatsnatuurmonument aangewezen op 29-3-1984. In het natuurmonument zijn vooral de rietlanden en de verlandingsvegetaties botanisch van belang. In avifaunisch opzicht zijn de als grasland beheerde oeverlanden van belang als broedgebied voor grutto, tureluur en kievit. Het natuurmonument is eveneens uit een oogpunt van natuurschoon van betekenis vanwege de afwisseling van water, rietland en grasland. Vanwege de ontstaansgeschiedenis
Kerkplein, Heiligeweg/Militaireweg en Kerksloot. De Heiligeweg/Militaireweg is de oorspronkelijke verbindingsweg tussen het Krommenie (Kerkplein) en het buurtschap Busch en Dam, het laatste gelegen tussen de Noorder- en Zuiderham. De parallel lopende Kerksloot behoort tot het oorspronkelijke slotenpatroon van Krommenie. Ter hoogte van de Heiligeweg is deze inmiddels gedempt. Al deze elementen behoren tot de oorspronkelijke as in de kern van Krommenie en zijn daarom van regionaal belang
4.3.3 Monumentale waarden plangebied
4.3.4 Archeologische waarden plangebied
In het plangebied zijn de volgende delen van archeologische waarde:
Lintbebouwing met zijpaden
De lintbebouwing van Krommenie, van Vlietsend tot en met de Vlusch tot aan de Haansloot behoort tot de oudsten van de Zaanstreek en dateren mogelijk uit de 11e eeuw. De bebouwing langs de Heiligeweg, de Padlaan en de zijpaden tussen het Visserspad en het Weiver zijn waarschijnlijk 17e en 18e eeuws. Resten van laatmiddeleeuwse bewoning zijn nog in de bodem aanwezig. Vanwege de aanwezigheid van vroege industriële activiteiten (zeildoekweverij) is het gebied van (inter)nationaal belang.
Het Hain (Provily sportpark)
Onder het sportpark zijn resten van bewoning gevonden uit de Romeinse Tijd, ondermeer sporen van een gebouw dat geïnterpreteerd wordt als wachtpost. Van regionaal belang.
Tenslotte kunnen in de uitbreidingswijken van na 1880 en vooral van na 1950 nog resten van bewoning uit de IJzertijd, de Romeinse Tijd en de Middeleeuwen aanwezig zijn. Deze resten staan over het algemeen niet op de verbeelding (kaart) van het bestemmingsplan omdat de komende tien jaar geen grote graafwerkzaamheden worden verwacht in de gebieden waar deze resten liggen. Een uitzondering vormt het:
Rosariumpark
In het Rosariumpark is in verhouding weinig grond opgebracht zodat archeologische vindplaatsen daar nog redelijk dicht aan het oppervlak (50 tot 75 cm diepte) kunnen liggen. De komende jaren worden hier graafwerkzaamheden verwacht.
Met betrekking tot de archeologische waarden binnen het plangebied is het gewenst om het beleid te volgen zoals dat vastgelegd is in het Verdrag van Malta, de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) en de vertaling daarvan naar gemeentelijk niveau in de Archeologienota Zaanstad (2009). Wat betreft de archeologische waarden moet worden voorkomen dat deze worden aangetast door graafwerkzaamheden. In de nieuwe Monumentenwet wordt de status van archeologisch belangwekkende gebieden scherper geregeld en worden aan ingrepen in de bodem extra voorwaarden gesteld. Het is van belang dat dit bestemmingsplan daarin ook een functie vervult. Het is gewenst om de archeologisch belangrijke gebieden aan te geven op de verbeelding. Ook is het van belang dat voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) in bepaalde gevallen een vergunning wordt geëist waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen.
De lintbebouwing van Krommenie, van Vlietsend tot en met de Vlusch tot aan de Haansloot , wordt op de verbeelding van het bestemmingsplan grotendeels aangemerkt als een gebied van archeologische waarde (Waarde-Archeologie 1). Bodemverstoringen binnen dit gebied die groter zijn dan 50 vierkante meter en dieper gaan dan 50 cm moeten voorkomen worden. Wanneer dit niet mogelijk is, zal de verstoorder een archeologisch vooronderzoek moeten laten uitvoeren om vast te laten stellen of in de bodem van het terrein dat verstoord wordt een archeologische vindplaats ligt. Is dit het geval, dan kan de verstoorder zijn bouwplan of werkzaamheden aanpassen om verstoring van de vindplaats te voorkomen. Kan of wil de verstoorder dit niet, dan moet hij de vindplaats laten opgraven.Tevens zijn er en tweetal gebieden (Het Hain en het Rosariumpark waaraan de Waarde archeologie 2 is toegekend. In dit gebied mogen bodemverstoringen niet groter zijn dan 2000 vierkante meter en moet dieper gaan dan 30 centimeter voorkomen worden.Tevens is een gebied aangemerkt met een archeologische waarde (Waarde-Archeologie 5) waarbij iedere bodemverstoring (los van oppervlakte maxima) waarbij dieper wordt gegaan dan 50 centimeter voorkomen moet worden.
4.3.5 Vertaling in het bestemmingsplan
De aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden worden in het bestemmingsplan conform het beschreven beleid beschermd.
De aanwezige historisch geografische waarden worden op de verbeelding aangegeven. Bij het maken van bouwplannen en inrichtingsplannen etc.moet rekening worden gehouden met deze waarden. De wateren van cultuurhistorische waarde kunnen worden beschermd zoalsopgenomen is in Art. 19 van de voorschriften van het bestemmingsplan Westerwatering
De Rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten worden op de verbeelding aangegeven. Zij worden beschermd volgens de Monumentenwet 1988 en volgens de Erfgoedverordening Zaanstad 2010.
Met betrekking tot de archeologische waarden binnen het plangebied is het gewenst om het beleid te volgen zoals dat vastgelegd is in het Verdrag van Malta, de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) en de vertaling daarvan naar gemeentelijk niveau in de Archeologienota Zaanstad (2009). Wat betreft de archeologische waarden moet worden voorkomen dat deze worden aangetast door graafwerkzaamheden. In de nieuwe Monumentenwet wordt de status van archeologisch belangwekkende gebieden scherper geregeld en worden aan ingrepen in de bodem via de voorschriften in het bestemmingsplan extra voorwaarden gesteld. Het is van belang dat dit bestemmingsplan daarin ook een functie vervult. Het is gewenst om de archeologisch belangrijke gebieden aan te geven op de verbeelding. Ook is het van belang dat voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) in bepaalde gevallen een vergunning wordt geëist waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen.
De lintbebouwing van Krommenie, van Vlietsend tot en met de Vlusch tot aan de Haansloot , wordt op de verbeelding van het bestemmingsplan grotendeels aangemerkt als een gebied van archeologische waarde (Waarde-Archeologie 1). Bodemverstoringen binnen dit gebied die groter zijn dan 50 vierkante meter én dieper gaan dan 50 cm moeten voorkomen worden. Tevens zijn er en tweetal gebieden (Het Hain en het Rosariumpark) waaraan de Waarde archeologie 2 is toegekend. In dit gebied mogen bodemverstoringen niet groter zijn dan 2000 vierkante meter én moeten dieper gaan dan 30 centimeter voorkomen worden. Tevens is een gebied aangemerkt met een archeologische waarde (Waarde-Archeologie 5) waarbij iedere bodemverstoring dieper dan 50 centimeter moet worden voorkomen. Wanneer het voorkomen van bodemverstoringen in al deze gebieden niet mogelijk is, zal de verstoorder een archeologisch vooronderzoek moeten laten uitvoeren om vast te laten stellen of in de bodem van het terrein dat verstoord wordt een archeologische vindplaats ligt. Is dit het geval, dan kan de verstoorder zijn bouwplan of werkzaamheden aanpassen om verstoring van de vindplaats te voorkomen. Kan of wil de verstoorder dit niet, dan moet hij de vindplaats laten opgraven.
4.4 Wonen
4.4.1 Woonvisie
Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool te worden met Amsterdam als kern. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek:
- 1. Door sterker te sturen op kwaliteit en gedifferentieerde woonmilieus kan Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad blijven en haar positie binnen de regio versterken.
- 2. Het tegengaan van verval en benutten van kansen in de wijken versterkt de fysieke, economische en sociale kwaliteit van de wijken en draagt bij aan de verscheidenheid van de stad.
- 3. De vergrijzing en het streven om mensen met een zorgvraag te laten participeren in de samenleving vraagt om een verdere uitrol van het ingezette beleid van wonen, welzijn en zorg.
- 4. Duurzaamheid als basis is een voorwaarde voor een op de langere termijn kwalitatief hoogwaardige, aantrekkelijke, veilige en gezonde stad.
4.4.2 Meerjarenplan 2009-2015 woonservicewijken Zaanstad
Een woonservicewijk is een wijk waar mensen zelfstandig kunnen blijven wonen ook als zij minder mobiel zijn of zorg nodig hebben. Het uitgangspunt is om in een woonservicewijk te komen tot een integraal aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn voor de doelgroep ouderen en mensen met een beperking.
Een woonservicewijk ziet er als volgt uit: het is een wijk waar informatievoorziening op het gebied van wonen, zorg en welzijn aanwezig is, waar de openbare ruimte toegesneden is op de minder mobiele gebruiker is, waar de (openbaar) vervoersdiensten beschikbaar en bruikbaar zijn, waar zorg aan huis geleverd wordt en waar er voldoende toegankelijke en veilige woningen zijn waarin, indien nodig, ook zorg geboden kan worden.
Op dit moment zijn er 6 woonservicewijken in ontwikkeling. In totaal is voor 13 wijken (waaronder de 6 woonservicewijken) een hoofddoelstelling in het wijkuitvoeringsprogramma opgenomen om tot een integraal aanbod te komen op het gebied van wonen, zorg en welzijn voor de doelgroep ouderen en mensen met een beperking. De uitrol naar 13 wijken zal gefaseerd plaatsvinden.
4.4.3 Water als bouwgrond
De nota water als bouwgrond heeft een tweeledig doel: enerzijds vormt de nota een toetsingskader waaraan toekomstige initiatieven en locaties voor wonen op het water getoetst kunnen worden, anderzijds wil de gemeente initiatieven stimuleren die invulling geven aan de opgave in de woonvisie om nieuwe woonmilieus te creëren.
Wonen op het water maakt Zaanstad tot een aantrekkelijker vestigingsplaats binnen de Metropool. Ruimte in Zaanstad is schaars en verschillende functies concurreren. Daarnaast wil Zaanstad meer kwaliteit en diversiteit in het woningaanbod (Woonvisie). Wonen op het water kan hier een belangrijke bijdrage leveren - zowel door efficiënt omgaan met de beschikbare ruimte als door het toevoegen van kwaliteit. Immers watergebonden woonvormen worden in het algemeen als exclusief ervaren ('location' - de plek, en 'sight' - het uitzicht) waardoor bewoners zich kunnen onderscheiden. Zaanstad kan hiermee een nieuw, specifiek woonmilieu binnen de metropolitane regio creëren. De vervlechting van zaanstad met het water geeft de stad een prachtige kans om op dit terrein spraakmakende initiatieven te stimuleren, te realiseren en te faciliteren.
Niet alleen wonen maar ook andere functies zijn mogelijk. Wanneer er belemmeringen voor wonen op het water zijn (bijvoorbeeld door de milieucontouren), kan mogelijk wel worden gedacht aan werken of andere (recreatieve) voorzieningen. Bij bedrijventerreinen aan of in de nabijheid van water kunnen ook tijdelijk werkfuncties op het water worden gerealiseerd. Wanneer de milieuhinder op termijn vermindert of verdwijnt, kan omzetting naar wonen op het water plaats vinden.
Initiatieven moeten passen binnen de gemeentelijke beleidskaders en getoetst worden op relevante wet- en regelgeving. Het toetsingskader bevat een drietal stappen. De eerste stap gaat in op locatiecriteria (bouwen binnen rode contouren, nautische - en stedenbouwkundige criteria), de tweede stap geeft aan welke woonmilieus we op het water willen realiseren en de derde stap toetst op thema's als waterbeheer, milieu, bereikbaarheid en nutsvoorzieningen.
4.4.4 Woonschepennota
In de woonschepennota 2010 wordt aandacht besteed aan alle beleidsaspecten (met uitzondering van financiën en belastingen) die verband houden met het wonen op het water in woonschepen. In de nota worden de beleidskeuzes benoemd en nader uitgewerkt die bij deze vorm van wonen op het water van belang zijn, zoals ligplaatsen nemen, ruimtelijke inpassing en veiligheid, aanzicht van de gemeente, bouwvoorschriften en vergunninguitgifte. Hierbij ligt de focus op het huidige woonschepenbestand en bestaande ligplaatslocaties binnen de gemeente Zaanstad. De nota zet niet in op nieuwe initiatieven voor nieuwe ligplaatsen. Volstaan wordt met de mogelijkheid van verdichten van bestaande locaties of binnen bestaande locaties het aantal ligplaatsen uit te breiden om knelpunten op te lossen.
De Woonschepennota 2010 behandelt ook het vraagstuk over de binnen de gemeente afgemeerde woonschepen die niet beschikken over de vereiste vergunningen. Daarbij wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt van het college: legaliseren wat kan, handhaven wat moet. In de eerste plaats wordt gekeken of de huidige ligplaats gelegaliseerd kan worden. Voor de gevallen waarbij legalisatie met behoud van eigen ligplaats niet mogelijk of niet wenselijk is, zal aangegeven worden of binnen de door het college geformuleerde criteria alternatieve ligplaatsen aangeboden worden. In de gevallen dat legaliseren niet (meer) mogelijk is, zal handhavend worden opgetreden.
4.5 Maatschappelijke Voorzieningen
4.5.1 Sociale structuurvisie 2009-2020
De sociale structuurvisie Sociaal perspectief Zaanstad is vastgesteld door de raad op 19 maart 2009. De Sociale structuurvisie geeft de sociale ambitie van Zaanstad weer:
Zaanstad manifesteert zich binnen de metropoolregio Amsterdam als een sociale stad, waar iedereen de kans krijgt zich te ontwikkelen, waar niemand wordt uitgesloten, waar bewoners goed met elkaar omgaan en waar voor iedereen wat te doen is.
Zaanstad bouwt voort op de Zaanse sociale infrastructuur die nu al voorhanden is.
Daarvoor zijn drie opgaven benoemt:
- 1. Zaanstad is ook in de toekomst een vitale stad. Een stad waar kansen voor de talentontwikkeling van jongeren en volwassenen optimaal worden benut. De gemeente zet samen met haar partners in op meer effectiviteit in onderwijs en arbeidsmarkt. Dan gaat het over maatregelen om schooluitval terug te dringen, afspraken met schoolbesturen over het verbeteren van de taal- en leerprestaties, de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden naar de arbeidsmarkt en de inburgering van oud- en nieuwkomers.
- 2. Zaanstad bouwt een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Niemand wordt uitgesloten, er is voor iedereen wat te doen. De gemeente investeert in kwalitatief goede maatschappelijke en vrijetijdsvoorzieningen. Een goede spreiding van zorg- en welzijnsvoorzieningen is noodzakelijk om alle bewoners in staat te stellen mee te doen in hun buurt en stad. Daarvoor worden Woonservicewijken gecreëerd, is er Bredeschoolontwikkeling in elke wijk en zijn er Centra Jong, voor Jeugd en Gezin.
- 3. Zaanstad blijft een sociale stad. Een stad waar bewoners elkaar gemakkelijk ontmoeten en waar betrokken bewoners leven. De gemeente stimuleert hiervoor ontmoeting, betrokkenheid en initiatieven in buurten en wijken.
Door de individualisering staat de sociale samenhang in de diverse wijken onder druk. De gemeente kan die samenhang niet 'maken', maar wel de voorwaarden scheppen. Door bijvoorbeeld de buitenruimte aan te passen, waardoor mensen elkaar gemakkelijker kunnen ontmoeten, leuke buurtactiviteiten te subsidiëren en vrijwilligers te ondersteunen.
Het Programma wijkgericht werken is opgezet om in de wijken 1) schoon, heel en veilig; 2) ontmoeten en 3) burgerparticipatie in de wijken te stimuleren.
4.5.2 WMO beleidsplan 2011-2015
Op 21 juli 2011 heeft de gemeenteraad het WMO beleidsplan 2011-2015 vastgesteld, met als titel "Eigen kracht met effectieve ondersteuning". Het belangrijkste doel van dit plan is dat inwoners en instellingen van Zaanstad met elkaar een samenleving vormen waarin iedereen zo zelfstandig mogelijk kan functioneren. Zaanstad gaat hierbij nog meer dan voorheen de eigen kracht van inwoners aanspreken en stimuleren. Door een effectieve ondersteuning van inwoners die dat nodig hebben, kunnen ze hun zelfredzaamheid vergroten. Het beleidsplan heeft een viertal uitgangspunten: wederzijds aanspreekbaar, klant centraal, wijkgerichtheid, integraliteit. Het plan is opgebouwd vanuit 5 integrale thema’s: Ondersteuning van vrijwilligers(organisaties) en mantelzorgers; Levensloopbestendige wijken; Kansen voor kinderen en jongeren; Zinvolle dagbesteding bieden –meedoen, eenzaamheid terugdringen- ; Zorg voor de kwetsbare inwoners. Binnen ieder thema wordt aangegeven welke ontwikkelingen er zijn, welke ambities de gemeente heeft en welke acties zij gaat ondernemen om die ambities te realiseren.
4.5.3 Nota Gezondheidsbeleid
Centraal doel in de Nota Gezondheidsbeleid 2008-2012 is het verbeteren van de volksgezondheid in Zaanstad en het verkleinen van de gezondheidsverschillen binnen de bevolking. De gezondheid van de inwoners van Zaanstad kan worden verbeterd door het positief beïnvloeden van gezondheid en gezondheidsbeleving, het bevorderen van een gezonde levensstijl, het werken aan een gezondere sociale en fysieke omgeving en het verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Door middel van het ontwikkelen van gezondheidsprofielen worden gezondheidsprioriteiten benoemd. Voor de periode 2008-2012 zijn dat overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, opvoedingsproblematiek, roken, drugsgebruik en depressie/eenzaamheid.
De nota Gezondheidsbeleid hangt nauw samen met het Wmo beleidsplan. Ze hebben raakvlakken en overlap; mensen die open staan voor actieve deelname en betrokkenheid bij de maatschappij voelen zich gezonder en een goede gezondheid maakt deelname aan het maatschappelijke leven mogelijk. Overstijgend doel is het bevorderen van de kwaliteit van leven van burgers.
Ook voor Krommenie moet er steeds aandacht blijven voor voldoende speelplekken zodat het bewegen van kinderen wordt bevorderd. Ook veilige langzaam-verkeer-routes behoeven aandacht om te stimuleren dat kinderen zoveel mogelijk lopend of fietsend naar school worden gebracht.
4.5.4 Brede School
De Brede School in Zaanstad is een samenwerkingsverband (coalitie) tussen partijen die zich bezighouden met opgroeiende kinderen. Doel van de samenwerking is de ontwikkelingskansen van kinderen te optimaliseren.
Iedere wijk in Zaanstad heeft een eigen Brede Schoolcoalitie. Dit is een structurele voorziening. In een enkel geval vindt de samenwerking plaats in één gebouw waar alle voorzieningen zijn samengebracht (bijvoorbeeld in Assendelft), maar in de meeste wijken werken de partijen samen vanuit hun eigen accommodaties. Tot de samenwerkende partijen behoren in ieder geval het primair onderwijs, de kinderopvang, welzijn & zorg, sport & recreatie en cultuur. Daarnaast kunnen andere organisaties en instellingen meedoen. Dat is afhankelijk van waar de kinderen in die wijk specifiek baat bij hebben. De Brede Schoolsamenwerking moet in Zaanstad verder aan de volgende uitgangspunten voldoen:
- De Brede School is er voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 14 jaar en hun ouders/verzorgers;
- Kinderen krijgen dagvullende programma’s aangeboden, van 7 tot 19 uur. Dat betekent niet direct dat ze twaalf uur per dag aanwezig moeten zijn;
- Het aanbod is sluitend: kinderen staan dus altijd onder toezicht.
- De samenwerking richt zich op het bieden van een doorlopende ontwikkelingslijn op maat;
- In Brede Schoolverband wordt doorlopend gewerkt aan een door alle partners gedeelde pedagogische visie.
4.6 Groen , Sport En Speelruimte
4.6.1 Nota sportaccommodatie
In 2008 heeft het college de nota sportaccommodaties 'Sport klaar voor de toekomst' en de nota sportbeleid 'Zaankanters in beweging' vastgesteld. De ruimtelijk relevante onderdelen staan in de nota sportaccommodaties. Daar wordt per sportpark aangegeven wat de toekomstplannen zijn en of het sportpark op de huidige plek blijft bestaan. De belangrijkste mogelijke ontwikkelingen op dit gebied zijn:
- verplaatsing voetbalvereniging VVZ van sportpark Oostzijderveld naar nieuw te realiseren sportpark de Kuil (Kuilpad);
- verplaatsing atletiekvereniging Lycurgus van sportpark Provily (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg);
- verplaatsing korfbalvereniging Furore en base/softbalvereniging Cromtigers van sportpark Slibkuil (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg);
- onderzoek naar verplaatsing van voetbalvereniging Blauw Wit (West Knollendam) naar nog nader te bepalen locatie.
4.6.2 Nota sportbeleid - Zaankanters in beweging
De missie van het sportbeleid is dat we werken aan een samenleving waar iedereen zich thuis voelt en waar gewaakt wordt voor het lichamelijke en psychische welzijn van ons allemaal. Sport is daarbij een speerpunt omdat sport mensen motiveert, activeert en bindt. Inzetten op versterking van de sociale cohesie zien we daarbij als een overkoepelende meerwaarde. We willen steun geven waar dat nodig is. Uitgangspunt is het vertrouwen in de eigen kracht en het initiatief van de samenleving. Kansrijke projecten en initiatieven zijn welkom en krijgen de ruimte, maar hebben niet per se de inzet van de gemeente nodig. Samen met partijen in de samenleving willen we werken aan de participatie en ontplooiing van die groepen, die extra inzet nodig hebben.
De gemeente erkent dat er in de verschillende gebieden sprake is van verschillende problematiek, terwijl er ook binnen de afzonderlijke gebieden weer verschillen zijn. Maatwerk is een vereiste. Bij de afweging welke initiatieven steun krijgen en welke activiteiten worden vorm gegeven speelt de opgave in het gebied een belangrijke rol.
De gemeente vindt het belangrijk dat voor elk gebied voldoende sportaanbod aanwezig is. Dit betekent niet dat al het sportaanbod ook per se in de wijk gerealiseerd wordt.
Ten aanzien van accommodaties vindt de gemeente het belangrijk dat het gebruik van de sportaccommodaties is geïntensiveerd en er geen sprake meer is van langdurige leegstand. Daarnaast moeten alle accommodaties goed toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Onder vernieuwing van de georganiseerde sport verstaan we een grotere samenwerking met onderwijs, het vergroten van het activiteitenaanbod van verenigingen en het inzetten van combinatiefuncties. Op accommodatiegebied betekent vernieuwing ook het zoeken van een flexibel en aanvullend aanbod zoals het 'sportcentrum nieuwe stijl' waarbij parkmanagement een belangrijke rol speelt en het aanbod tegemoet komt aan de gedifferentieerde vraag naar mogelijkheden om te sporten. Het sportcomplex moet een aantrekkelijke voorziening worden met een veelkleurig en veelsoortig gebruik. De verenigingen krijgen daarbinnen alle ruimte om hun core business, het aanbieden van de eigen sport of sporten, waar te maken. Wanneer nieuwe accommodaties worden gerealiseerd zal gekeken worden naar mogelijkheden om te voldoen aan de eisen die gelden voor internationale wedstrijden.
De volgende ruimtelijke ontwikkelingen vinden plaats voor de buitensport:
- 4. de voorbereiding voor de realisatie van een nieuw sportpark op de Omzoom;
- 5. renovatie en aanleg kunstgrasvelden op sportpark Provily;
- 6. realisatie van sportpark de Kuil.
4.7 Bedrijvigheid
4.7.1 Economische structuurvisie
De Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De ESV is op het moment van schrijven (juli 2011) vrijgegeven voor inspraak. De Economische structuurvisie wordt in de eerste helft van 2012 definitief door het College en de gemeenteraad vastgesteld.
4.7.2 Bedrijven in woonhuizen
Het Bedrijf-aan-huisbeleid van de gemeente Zaanstad bestaat uit twee componenten. In de eerste plaats is in onze brief aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland van 29 september 1987 het beleid omtrent “Bedrijven in woonhuizen en ruimtelijke ordening” vastgelegd. Onderdeel van die brief vormen de randvoorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de toepassing van de door de raad van de gemeente Zaanstad in januari 1983 vastgestelde “Richtlijnen onttrekking woonruimte aan haar bestemming”. Deze twee componenten zijn samengevoegd in een bijlage die is gevoegd bij de door de gemeenteraad op 29 januari 1998 vastgestelde Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening.
Het aldus geformuleerde gemeentelijke beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: Ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo’n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal eenderde van de vloeroppervlakte van het woonhuis.
De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe ook kleinschalig is en ondergeschikt blijft en die geen aanzet is tot een verdere verdringing van de woonfunctie.
De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is.
4.7.3 Beleidsnota creatieve bedrijvigheid
De Beleidsnotitie Creatieve Bedrijvigheid biedt het kader voor maatregelen en beleidsinstrumenten voor creatieve bedrijvigheid. Het doel van de beleidsnotitie is kader en helderheid te bieden, af te bakenen en richting te geven aan de verdere beleidsontwikkeling en het nog uit te werken uitvoeringsprogramma.
Een belangrijk uitgangspunt is dat er voldoende bedrijfsruimte/broedplaatsen beschikbaar komt voor creatieve bedrijven. Bij de beschikbaarheid van bedrijfsruimte/broedplaatsen ligt de focus op stimulering van het basis- en middensegment van de creatieve bedrijvigheid. De inzet is snel te komen tot een aanbod aan betaalbare bedrijfruimte om de overloop van creatieve bedrijven uit Amsterdam te faciliteren.
De notitie is in januari 2010 vastgesteld door de gemeenteraad en dient als onderbouwing voor het programma creatieve bedrijvigheid. Voor deze kaderstellende notitie is veel draagvlak bij het Zaanse bedrijfsleven.
4.8 Kantoren
4.8.1 Structuurvisie kantoren Zaanstad
Kern van de structuurvisie is dat Zaanstad zoveel mogelijk moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Zaanstad dient een schaarstebeleid te voeren: grootschalige kantoorontwikkeling is exclusief voorbehouden aan Inverdan. Voor kleine, lokaal gewortelde of georiënteerde bedrijven moet er in gelimiteerde mate ruimte voor kantoorvestigingen elders (Zaanstad-noord) worden geboden. Het moet dan gaan om kleine kantoren tot een maximumvolume en niet op risico. Het gaat hierbij om maximaal 1.500m2 bvo per jaar, met een maximumgrootte per vestiging van 500m2 (bij uitbreiding 750m2). Kantoorpanden zijn slechts voor eigenbouw of tenminste 75% aantoonbaar voorverhuurd. Concurrentie voor Inverdan vanuit bedrijventerreinen dient beperkt te worden. Daarbij dient paal en perk te worden gesteld aan de vrije verhuur van kantoorruimte bij bedrijfsruimte.
4.8.2 Notitie schaarstebeleid kantoren
De notitie is op 24 november 2009 vastgesteld door het college. Op 7 januari 2010 is de raad om een zienswijze gevraagd, dit heeft echter niet tot andere inzichten geleid.
Kern van de notitie is dat het tot nu toe gevoerde schaarstebeleid op het gebied van kantoren wordt bijgesteld. Nog steeds wordt Inverdan als hét kantorengebeid van Zaanstad gezien. Om tegemoet te komen aan de vraag van kantoorgebruikers die vestigingseisen hebben die niet in Inverdan geaccommodeerd kunnen worden, wordt op de VVZ-locatie en Poort Clam Dijcke kantoorontwikkeling toegestaan. Op beide locaties kan maximaal 10.000m2 kantoor ontwikkeld worden. Op deze manier wordt de concurrentie met Inverdan beperkt.
Hiernaast wordt in het binnenstedelijke gebied ruimte geboden voor lokaal gebonden kantoorhoudende bedrijvigheid. Dit met een maximum van 1.500m2 per jaar. Hiermee wordt aangesloten bij de Structuurvisie Kantoren (2004). Door kantoorontwikkeling in het binnenstedelijke gebied toe te staan worden kansen geboden voor transformatie op de binnenstedelijke bedrijventerreinen. Wat betreft kantoorontwikkeling op perifere terreinen wordt voortgeborduurd op de Structuurvisie Kantoren; het wordt als een onwenselijke ontwikkeling beschouwd.
4.9 Detailhandel
4.9.1 Notitie PDV/GDV
Naar verwachting wordt in het najaar van 2013 de nota PDV-GDV ter besluitvorming aan de gemeenteraad aangeboden. Zaanstad kent op Zuiderhout en Run Shopping Centre nu alleen de mogelijkheid van PDV. PDV staat voor Perifere Detailhandels Vestiging. PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen zoals auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en wooninrichting, waaronder meubelen.
Grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV) kennen geen branchebeperking. Wel is food uitgesloten. Het gaat om winkels met een vloeroppervlak van minimaal 1.500 m2. In de notitie wordt voorgesteld GDV tot een maximum van 10.000m2 toe te staan op het herontwikkelingsdeel van Zuiderhout-noord.
4.10 Horeca
4.10.1 Horecabeleid
Het Horecabeleid voor de periode 2008-2011 is vastgesteld in de Nota Integraal Horecabeleid. In deze nota zijn de volgende zes beleidsprioriteiten opgenomen:
- 1. Toewerken naar meer balans in het horeca aanbod (meer ruimte voor nieuwe horeca, ontmoedigen van vluchtige horeca in het lagere marktsegment);
- 2. Zorg dragen voor een gezonder uitgaansklimaat;
- 3. Realiseren van een leefbaar en veilig uitgaansklimaat (het beperken van de overlast in de nacht in het horecaconcentratiegebied, stimuleren van de leefbaarheid);
- 4. Realiseren van een aangenamer horecaklimaat;
- 5. Meer duidelijkheid in regelgeving en effectievere handhaving;
- 6. Versterken van de samenwerking tussen betrokken partijen.
De vestiging van een horecabedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de aanliggende terreinen als (bebouwd) terras.
Een beleidsnota voor de vestiging van 'ondersteunende horeca' is in voorbereiding. Het gaat dan om het vrijstellen van de vergunningplicht voor bepaalde mengformules zoals horeca binnen detailhandel.
Zaanstad kent geen apart terrassenbeleid. De exploitatieregels vloeien voort uit bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de landelijke regelgeving (ter bescherming van het woon- en leefmilieu).
4.10.2 Beleisdregels ondersteunende horeca
Bij de vraag of in een concreet geval sprake is van ondergeschikte horeca wordt getoetst aan de door de burgemeester en wethouders vastgestelde 'Beleidsregels ondersteunende horeca'. In deze beleidsregels is een aantal bestemmingen genoemd waarin ieder geval sprake kan zijn van ondergeschikte horeca, zoals sport, maatschappelijk en cultuur & ontspanning. Voor ondergeschikte detailhandel gelden dezelfde uitgangspunten als voor ondergeschikte horeca.
Er is sprake van ondergeschikte horeca en detailhandel als:
1. de horeca-/detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en deze niet meer dan 25% van de totale oppervlakte beslaat met een maximum van 100 m2;
2. de openingstijden afgestemd zijn op de openingstijden van de hoofdactiviteit;
3. er geen sprake is van een aparte ingang (de toegang tot de horeca-/detailhandelsactiviteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit)
Verder mag de activiteit niet worden uitgevoerd door derden, mag geen alcohol worden geschonken en mag er geen aparte reclame voor worden gemaakt. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld het ijsje op de kinderboerderij of een drankje in de sportkantine.
4.11 Infrastructuur En Parkeren
In deze paragraaf volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van verkeer, parkeren en (ondergrondse) infrastructuur.
4.11.1 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP)
Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad met een overgrote meerderheid het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.
4.11.2 Fietsnota
Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.
Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.
De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen.
4.11.3 Parkeernota
In februari 2010 is de Parkeernota Zaanstad 2009 vastgesteld in de gemeenteraad. De parkeernota is in twee delen gesplitst. De belangrijkste punten uit het eerste deel van de parkeernota;
- Bouwplannen kunnen getoetst worden aan nieuwe actuele parkeernormen. Hiermee wordt voorkomen dat parkeeroverlast op de omgeving wordt afgewenteld zonder dat de ontwikkelaar moet voorzien in te veel parkeerplaatsen;
- Voor de sterk stedelijke zone A en B (Inverdan en het gebied tussen de Wibautstraat en de Provincialeweg en de Vincent van Goghweg en de Den Uylbrug) krijgen ontwikkelaard de keus; óf het parkeren wordt gerealiseerd op eigen terrein óf de eis wordt afgekocht bij de gemeente. Het parkeren of realiseren van parkeerplaatsen op het terrein van derden is niet meer mogelijk in dit gebied. Het afkopen van de parkeereis wordt voor iedereen mogelijk, dus ook als de parkeerdruk hoog is. Voor Indervan-West en Saendelft kan, wanneer de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven proactief een regiem worden ingevoerd met betaald parkeren of parkeren voor vergunninghouders.
Deel twee van de parkeernota zal later worden uitgewerkt en zich meer toespitsen op betaald parkeren, speciale tarieven voor milieuvriendelijke auto’s en betalen naar gebruik in de stad. Ook wordt in deel twee van de nota aandacht besteedt aan buurtgarages en parkeren op afstand.
4.12 Overige Onderwerpen
4.12.1 Aanpak toerisme Zaanstreek
Het Aanpakplan Toerisme Zaanstreek 2007-2010 is een gezamenlijk product van de Zaangemeenten Zaanstad, Wormerland en Oostzaan, dat tot stand is gekomen in overleg met brancheverenigingen en een platform van toeristische ondernemers.
Vanaf 2011 werken Zaanstad en Wormerland samen aan versterking van de economische structuur van de Zaanstreek waarbij de kansrijke groeisector toerisme en recreatie wordt gezien als economisch speerpunt. Een stevig verankerd toeristisch beleid moet zorgen voor méér bezoekers, een langere verblijfsduur, méér inkomsten en werkgelegenheid en een duidelijker imago. Daarnaast biedt het méér draagvlak voor het voorzieningenaanbod. Hierdoor worden de uitstraling en het imago van de zaanstreek positief beïnvloed. Uitgangspunt voor economische/toeristische versterking zijn de kernwaarden van Zaanstad en Wormerland; Industrieel erfgoed, Water en groen en de gunstige ligging in de Metropool Amsterdam
Het Zaanse toeristische beleid richt zich op de bijzondere kwaliteitskenmerken van de Zaanstreek, met name de unieke combinatie van stedelijke en landschappelijke aspecten en het contrast tussen de vele industriële monumenten en het groene, waterrijke landschap.
Vanuit de ontwikkellijnen Stimulering (regionale stimuleringprojecten, toeristische promotie en Marketing en netwerkontwikkeling) en Facilitering ( enerzijds fysieke en digitale bereikbaarheid en toegankelijkheid, anderzijds bevordering van toeristisch aanbod, voorzieningen en verblijfsaccommodaties)
In samenhang met deze ontwikellijnen worden een aantal maatregelen genomen om de toeristische infrastructuur te verbeteren, onder andere door de aanleg van steigers in de Zaan en het creëren van nieuwe wandel- , fiets- en vaarroutes die worden aangevuld met toeristische bewegwijzering en routeplanners, de opzet van (regionale) vaarverbindingen en uitbreidingen op het gebied van regionaal openbaar vervoer.
4.12.2 Prostitutie
Het prostitutiebeleid is vastgelegd in de Nota Prostitutiebeleid Zaanstad (vastgesteld september 2000). Om de beheersbaarheid van deze branche te vergroten is het beleid regionaal afgestemd met de gemeenten Beemster, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zeevang, met het politiekorps Zaanstreek-Waterland en met de hoofdofficier van Justitie.
De nota stelt een maximum aan het aantal seksinrichtingen en regelt voor een aantal bedrijfstypes ook een locatiebeleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in prostitutiebedrijven, overige seksinrichtingen en de escortbranche.
- 1. Prostitutiebedrijven/seksclubs: Voor deze verschijningsvorm geldt een maximum stelsel van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf is gevestigd op een bedrijventerrein nabij het centrum van Zaandam. Er is ruimte voor een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van zo een bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij horecaconcentraties in het centrum van Zaandam.
- 2. Overige seksinrichtingen: Voor de uiteenlopende verschijningsvormen die binnen deze categorie vallen geldt een maximumstelsel van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf (een parenclub) is gevestigd in dun bebouwd gebied met verschillende functies in Zaandijk. Er is ruimte voor eventueel een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van een dergelijk bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij het horecaconcentraties in het centrum van Zaandam.
- 3. Escortbedrijven: Deze bedrijfsvoering heeft geen uitstralingseffecten waardoor de locatie niet van belang is. Zaanstad biedt ruimte aan één escortbedrijf, deze is gevestigd aan de Esdoornlaan in Wormerveer. Dit maximum is hiermee inmiddels bereikt.
- 4. Overig: Raamprostitutie is in Zaanstad niet toegestaan. Thuiswerkers zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de strikte condities die voor thuiswerkers zijn opgesteld. In dat geval heeft de bedrijfsvoering ook geen uitstralingseffect. Deze categorie valt buiten de vergunningplicht. Sekswinkels worden in vestigingsmogelijkheden in Zaanstad niet ingeperkt. Wel is er een mogelijkheid tot regulering opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) door middel van het aanwijzen van gebieden met een vestigingsverbod. Van deze mogelijkheid is (nog) geen gebruik gemaakt.
De vestiging of de exploitatie van een seksinrichting of escortbedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Wanneer in de toekomst het wetsvoorstel “Regulering prostitutie en bestrijding van misstanden seksbranche” in werking treedt heeft dit mogelijk consequenties voor het huidige beleid.
4.12.3 Verordening speelautomaten
Het kansspelbeleid van Zaanstad is vastgelegd in de Verordening Speelautomaten (vastgesteld februari 2001). Deze verordening regelt de vestiging van automatenhallen waarin kansspelautomaten staan opgesteld. De vestiging van een speelautomatenhal is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan.
Het kansspelbeleid gaat uit van een maximumstelsel, dit houdt in dat er maximaal twee speelautomatenhallen binnen Zaanstad mogen worden vergund. In de verordening is een gebied aangegeven binnen het centrum van Zaandam waarbinnen speelautomatenhallen zijn toegestaan. Volgens de Verordening Speelautomaten mogen er maximaal twee speelautomatenhallen gevestigd worden binnen een in de verordening aangegeven gebied in Zaandam centrum. Als binnen dit gebied één automatenhal is gevestigd kan voor de vestiging van de tweede hal- onder strikte voorwaarden- worden afgeweken van de locatie-eis.
In de huidige situatie zijn binnen de grenzen van de verordening twee speelautomatenhallen vergund. Eén aan de Rozengracht en één aan de Gedempte Gracht.
In de toekomst wordt een beoogde wijziging van de Wet op de Kansspelen voorzien. Hierin worden de opstelmogelijkheden van behendigheidsautomaten vergroot. Uitbreiding van locaties waar behendigheidsspelen kunnen worden beoefend is dan mogelijk.
4.12.4 Grootschalige reclamemasten
Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 meter en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.
Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit. Dit heeft als gevolg dat nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad worden toegestaan.
Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.
4.12.5 Zaans blauw, waterplan Zaanstad
Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft oa als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:
- 1. de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren;
- 2. de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zonodig in ruimtelijke plannen vast te leggen;
- 3. te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern.
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren.
4.12.6 Evenementen
De nota Zaanse smaakmakers vormt het beleidskader om meer strategisch evenementenbeleid in Zaanstad te ontwikkelen met als doelen: Zaanstad extern beter op de kaart, méér economische spin-off en een bijdrage aan sociale binding. Dat betekent, dat een sterker accent komt te liggen op vooral grotere evenementen en niet de evenementen op wijkniveau. Vanaf 2009 zullen de belangrijkste evenementen worden gemonitord om de effecten van het nieuwe beleid te toetsen en daar waar nodig bij te sturen. De nota gaat ook in op fysieke randvoorwaarden, zoals het creëren van aantrekkelijke evenementenlocaties. Specifiek worden daarbij genoemd: het industriële erfgoed, in het bijzonder het Hembrugterrein, en de Zaan. Bij het vaststellen van de meerjarenbegroting 2011 – 2014 zijn enkele evenementen geschrapt, zoals de Wielerronde Noord-Holland en de Atelierroute Zaanstreek. Evenementen in het belang van Zaanstad op de kaart zijn gebleven, zoals de Dam tot Dam, MidzomerZaan en Slag om de Zaan.
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten En Ontwikkelingen
5.1 Stedenbouwkundige Aspecten
Gebiedsspecifieke uitgangspunten
5.1. Centrum en lint
Het beleid voor de kern van Krommenie is in lijn met de cultuurhistorische waarde gericht op het versterken en verbeteren van het karakter van het lint en het behoud van de structuur met paden. Vooral de samenhang tussen de bebouwing en de structuur met het lint, de paden en de vaart is van bijzondere waarde. De nadruk ligt daarbij op het karakter, de maat en de schaal van de gebouwen in samenhang met de structuur. Behoud van de afwisseling is daarbij gewenst. De laatste jaren vindt er veel vernieuwing plaats op de hoofdstraten. Hierdoor verandert het karakter en de historische sfeer van de straat zeer snel. De diversiteit is te vinden in verschillende goothoogten en gevelindelingen en de architectuur uit verschillende tijdperken. Geadviseerd wordt om bij planvorming sloop van beeldbepalende en technisch goede bebouwing zoveel mogelijk te vermijden.
De Padlaan en de Heiligeweg zijn eveneens dragers van de structuur van de streek, maar zijn kwalitatief minder en verdienen daarom extra aandacht. De ontmoeting tussen de Hoofdstraat en de Heiligeweg wordt ontwikkeld als centrum van het dorp. Na de brand van het appartementengebouw aan de noordzijde van het begin van de Heiligeweg is deze kans aangegrepen voor een nieuwe invulling. De dynamiek langs het lint bestaat uit aanpassingen aan bestaande gebouwen en het inpassen van kleinschalige projecten. Dit past goed bij het karakter van het gebied.
5.2 Stationsbuurt
De Stationsbuurt bestaat uit woonbuurten langs de weg vanaf het station Krommenie in en vormt een entree tot het dorp. Naast de begeleiding van deze route is de samenhang tussen de bebouwing binnen de verschillende buurten van belang. Dynamiek op grote schaal is in de woonbuurten niet te verwachten. Aanvragen zullen zich hier vooral richten op aan- en opbouwen.
Als verbinding tussen Krommenie en Noorderwelf is een nieuwe verdiepte weg haaks op de Provincialeweg gerealiseerd. Dit gebied wordt Poort Clam Dycke genoemd en is de locatie waar het treinstation Krommenie-Assendelft naar toe is verplaatst. Deze ingrijpende plannen haken aan op de ontwikkeling van de noordzijde van de wijk Noorderwelf (zie ook gebied 8D).
Op deze locatie is aan de zijde van Krommenie ook een school gevestigd, het VMBO/TRIAS college, waarbij een luchtbrug boven de verdiepte weg verschillende delen van de school met elkaar verbindt.
De voormalige locatie van deze school aan de Fortuinlaan is daarmee een nieuw ontwikkelgebied geworden voor woningbouw.
5.3 Uitbreidingen
Het beleid voor de drie wijken is terughoudend. Er zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden, op de route van de Heilige weg en Militaire weg na. De kwaliteit ligt voor een groot deel in het groen en de openbare ruimte. De wens uit te breiden is duidelijk aanwezig bij de bewoners van de tweelaags woningen en heeft geleid tot opbouwen, aanbouwen en dakkapellen. De hoekwoningen zijn hier en daar voorzien van een bescheiden erker. Het is de inzet voor deze woningen de leesbaarheid van de herhalingen te handhaven, wat inhoudt dat aan- en opbouwen per rij van een vergelijkbaar model moeten zijn. Voor de meer individuele gebouwen en complexen ligt de nadruk op de rol in de openbare ruimte.
Momenteel wordt gewerkt aan een visie voor het Rosariumgebied waarin met respect voor het huidige gebruik de mogenlijkheden onderzocht worden voor het toevoegen van een sportvoorziening.
5.4 Willis
Door de strenge repetitie van de basiseenheid werken afwijkingen in de basiseenheid snel verstorend, zeker daar waar deze basiseenheid zelf een duidelijke architectonische opbouw heeft. Aanpassingen in de vorm van serres of dakkapellen moeten zorgvuldig bekeken worden.
De achterzijde van de benedenverdieping wordt in een aantal gevallen aan het zicht onttrokken door de hoge erfafscheidingen. Eventuele aanbouwen aan de achterzijde zijn daar soms mogelijk zonder het geheel te verstoren. Individuele wensen zijn moeilijk in te passen in de nadrukkelijk vormgegeven composities. Het bewaren van de relatief complexe architectonische eenheid is de inzet voor het welstandsbeleid.
In het plan Zuidereilanden zijn een aantal uit het landschap voortkomende oost-west structuurlijnen opgenomen. Deze structuurlijnen, in de vorm van water en/of groen, leveren (visuele) dwarsverbindingen. Het betreft het centraal gelegen park en de oost-west assen (water en groen) die het plangebied in kleinere buurten onderverdelen. Hierdoor ontstaat een opzet van woonbuurten met een min of meer landelijk karakter, van elkaar gescheiden door landschappelijke zones.
De zones vormen tevens de verbindende schakels tussen de Nurten. Ook het terrein van de centraal gelegen groenvoorziening heeft deze betekenis.
De deelplannen Zuidereilanden, Noordereilanden en Middeneilanden moeten als één totaalgebied worden gezien. Op de overgang van de deelplannen is een duidelijke centrale plek te herkennen, daar waar de hoofdontsluitingsroute eindigt in de parkzone. De hoofdroute wordt met een rotonde aangesloten op de noord-zuid gerichte buurtontsluiting, waar de overige straten op aansluiten.
Aan de noordoostzijde van de rotonde vormt het enige gestapelde woonblok een herkenbaar stedenbouwkundig accent.
Tegenover het park, op de kruising Rosariumlaan en Serooskerkestraat staan woongebouwen met een bijzondere vormgeving; met 'de voeten in het water'. Hiermee wordt de wijze waarop met het gebied wordt omgegaan benadrukt. Naar de randen van het gebied wordt in toenemende mate met losse, kleinere bouwblokken gewerkt, in relatie tot de bestaande bebouwing, waarmee transparantie naar binnen en naar buiten wordt verkregen. De randen van het gebied worden niet opgehoogd, zodat de erven daar het niveau van de polder benaderen. De bestaande woningen en erven aan de oostzijde vormen als het ware kleine wooneilanden.
Ten tijde van de totstandkoming (in de voorontwerpfase) van dit uitwerkingsplan zijn door bewoners aan de al gereedgekomen woningen aan de "Vlagzalm" de mogelijkheden onderzocht voor een dakopbouw boven op hun woning. Inmiddels is positief besloten over dit initiatief. Daarom zullen de dakopbouwen deel uitmaken van het uitwerkingsplan.'
In het plan Noordereilanden is een aantal uit hét landschap voortkomende oost-west structuurlijnen opgenomen. Deze structuurlijnen, in de vorm van water en/of groen, leveren (visuele) dwarsverbindingen. Deze structuurlijnen en de hoofdontsluitingsweg doen een opzet van woonbuurten ontstaan met daartussen landschappelijke zones. Deze zones vormen tevens de verbindende schakels tussen de buurten. In het meest oostelijk plandeel is het element water verder versterkt doorliet creëren van een eiland met woonbebouwing. Dit eiland is door middel van enkele bruggen met de omgeving
verbonden.
De beide deelplannen Zuidereilanden en Noordereilanden moeten als een totaalgebied worden
gezien. De overgang tussen de beide gebieden wordt gevormd door de centrale parkzone.
De woonbebouwing in het gebied wordt gevormd door eengezinswoningen. 1n het hart van het
gebied bevinden zich de wat langere bouwblokken. Naar de randen van het gebied wordt met
losse, kleinere bouwblokken gewerkt, in relatie tot de bestaande bebouwing aan de Uitweg en
aan de Taandijk. Hiermee wordt tevens transparantie naar binnen en naar buiten verkregen.
5.5 Wonen
De wijk Krommenie Zuid bestaat uit buurten uit verschillende perioden. Rond de Heiligeweg en de Weverstraat staat bebouwing van voor de tweede wereldoorlog. De buurten achter deze wijken zijn uit de vijftiger en zestiger jaren. Ten zuiden van de Heiligeweg liggen enkele buurten met verschillende verkavelings- en bebouwingsvormen.
Zuiderham dateert uit 1970. De hoofdontsluiting wordt gevormd door de Neptunuslaan en de Jupiterstraat, die haaks op elkaar staan. De wijk is in vier kwadranten te verdelen, waarbij de noordoostelijke kwadrant (de Grote Beer en de Kleine Beer) van de drie andere verschilt wat betreft stedelijke structuur, bebouwing en goen. In dit kwadrant staan drie grote flats en een school, omgeven door groen en water. Het groen bestaat voornamelijk uit gazons met verschillende soorten bomen. De andere delen van de wijk bestaan voor het grootste deel uit laagbouw in de vorm van eengezinswoningen in een rij of twee onder een kap.
Noorderham is een nieuwbouwwijk uit de jaren '67-'70. Er staat voornamelijk laagbouw, waaronder veel bungalows (in het noorden en het zuiden) en eengezinswoningen. Langs de randen aan de zuid- en oostkant van de wijk (Kervelstraat en Gagarinstraat) staan flatgebouwen, evenals langs de belangrijkste toegangsweg, de Zilverschoonlaan. De wijk wordt in noord-zuid richting in tweeen gedeeld door een brede waterloop; de Watering. Deze waterloop staat rechtstreeks in verbinding met het buitengebied.
Krommenie Midden bestaat uit buurten uit verschillende perioden. Ten noorden van de Heiligeweg en rond de Eikenlaan staat bebouwing van voor de 2de wereldoorlog. De buurt ten noorden van de Heiligeweg heeft een tuindorpachtig karakter. De huizen zijn laag en in elke straat staan bomen. Aan de noord-westrand van de wijk ligt het Rosariumpark. Het vormt het eindpunt van de groene long, die vanuit het landelijk gebied de wijk in reikt. Aan de Heiligeweg, bij de kruising met de Rosariumlaan, ligt een klein winkelcentrum als 'stedelijk concentratiepunt' in de wijk.
Oud Krommenie is oorspronkelijk ontstaan langs de hoofdstraat (Vlietsend, Zuiderhoofdstraat, Noorderhoofdstraat). De rest van de wijk behorende bij het plangebied wordt gevormd door verschillende buurtjes met verschillende functies. Alle bebouwing is laagbouw met uitzondering van een aantal meergezinswoningen (2 á 3 lagen) langs de Serooskerkestraat in het noorden en het Durghorstplantsoen in het zuiden. Centraal in het gebied ligt het Agathepark. Dit park is het grootste groenelement in eze wijk. De oostgrens van het plangebied wordt gevormd door de Durghorst, ten westen van de Noorderhoofdstraat. De buurt tussen de Serooskerkestraat en het Blok heeft een tuindorpachtig karakter.
Rond 2000 is een nieuwbouwgebied, Willis, aan weerszijden van de Vlusch ontstaan. Het westelijk deel is vanaf het lint zichtbaar, het oostelijk deel ligt verscholen achter de lintbebouwing. De wijk is qua ontsluiting en oriëntatie in zich zelf gekeerd en heeft geen directe relatie met het lint van de Vlusch. Beide delen van het gebied worden gekarakteriseerd door rijen woningen met een repeterende basiseenheid. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen tussenwoningen of eindwoningen. De blokken zijn van alle kanten zichtbaar. Privacy wordt deels bereikt door hoog opgetrokken erfscheidingen.
In een aantal blokken is de individuele woning alleen te onderscheiden door het terugkerende patroon van voordeuren en ramen. In andere blokken wordt het individuele karakter van een woning juist benadrukt door de bovenste verdieping smaller te maken waardoor ieder huis afzonderlijk zichtbaar wordt. In een aantal blokken wordt de woningscheidende wand extra benadrukt om het individuele huis zichtbaar te maken. Binnen een gekozen vorm van repetitie of schakeling zijn alle woningen gelijk. Lessenaarsdaken geven de toon aan. Met de richting van de nok is gevarieerd. Het kleur- en materiaal gebruik is uniform: wit stucwerk, rode bakstenen, houten kozijnen.
Het plangebied bevat een aantal woonwagen locaties. Aan de Komarowlaan, staan circa 5 woonwagens. Ze zijn gelegen ten noorden van het Sportpark 'De Slipkuil'. Ook bevinden zich ten westen van de Rosariumlaan, in de groenzone nabij het kruispunt met de Militaireweg circa 5 woonwagens.
De gemeentelijke ambities op het gebied van wonen zijn vastgelegd in de Woonvisie. De woonvisie hecht groot belang aan woonkwaliteit in brede zin. Hieronder staan de doelen genoemd;
- 1. Kwantitatieve bouwopgave;
- 2. Kwaliteitsverbetering sociale huursector door herstructurering;
- 3. Mogelijk maken van een wooncarriere door het bieden van voldoende treden op de woonladder;
- 4. Differentiatie;
- 5. Bestaande diversiteit woonmilieus versterken en nieuwe woonmilieus ontwikkelen;
- 6. Creëren van ruimtelijke kwaliteit;
- 7. Duurzaamheid als norm.
Tot slot is er een ontwikkeling gaande die ervoor zorgt dat steeds meer mensen er voor kiezen om hun huis te verbouwen in plaats van te verhuizen. De economische crisis en de daaruit voorvloeiende crisis op de woning(bouw) zijn oorzaken hiervan. Verbouwen en Uitbreiden is een alternatief voor verhuizen. Het vergroten van het hoofdgebouw, een aangebouwde veranda, serre of dakkapel creëert snel meer ruimte. Ook in Zaandam Noord is deze trend waarneembaar. Zaanstad heeft de afgelopen jaren namelijk veelvuldig meegewerkt aan de realisatie van dakopbouwen op woningen die in de basis uit twee lagen bestaan. Overigens op voorwaarden dat ze zijn vormgegeven als complete verdieping en per rij hetzelfde model toegepast wordt (trendsetter). Het bestemmingsplan anticipeert op de toenemende vraag. De ambitie om de opbouw binnen de rij op dezelfde wijze uit te voeren is vastgelegd in de welstandscriteria die gelden voor de wijk.
5.2 Wonen
5.2.1 Algemeen
Het plangebied in Krommenie bestaat voornamelijk uit een hechte en aaneengesloten woonbebouwing, waarbij de plekken vanaf Rosariumplein en gebied Zuiderhoofdstraat een centrum- winkelfunctie vervult.
De stedenbouwkundige vormgeving en functionele kwaliteit gaven destijds, met name in Zuiderham en later in Willis ruimte te bouwen in gevarieerde woontypologieën en –prijscategorieën(huur koop).Een uitgebreide omschrijving van de diverse wijken is te vinden in paragraaf 5.6 wonen , van hoofdstuk 5 (stedenbouwkundige aspecten).
Een weergave hoe deze woongebieden /-milieus er demografisch uitzien is als volgt:
Het beschreven gedeelte van Krommenie, met uitzondering van gedeelte Krommeniedijk, kent een gedifferentieerd woningbestand van 7648 woningen wat als volgt is opgebouwd / samengesteld:
eigendom | een/meergezins huur/koop | ||||
koop | 3.325 | Onbekend woonbt/-wagen | 16 | ||
Soc.huur | 3.320 | eengez. koop | 3.067 | ||
overig huur | 1.003 | eengez. huur | 1.883 | ||
Totaal | 7.648 | meergez. koop | 306 | ||
meergez. huur | 2.376 | ||||
Totaal | 7.648 | ||||
woningsoort | |||||
eengezinswoning | 5.011 | ||||
meergezinswoning | 2.682 | ||||
woonwagen/woonboot | 16 | bouwjaar | |||
Totaal | 7.648 | tot 1906 | 109 | ||
1906 tm 1930 | 638 | ||||
1931 tot 1945 | 544 | ||||
1945 tot 1960 | 1.105 | ||||
woningtype | 1961 tot 1970 | 1.438 | |||
vrijstaand/2^1 kap | 1.013 | 1971 tot 1980 | 1.712 | ||
rij-eengezins | 3.876 | 1981 tot 1990 | 733 | ||
flat/maisonette | 2.095 | 1991 tot 2000 | 526 | ||
beneden/bovenwoning | 359 | 2001 en later | 827 | ||
bejaardenwoning | 210 | Totaal | 7.632 | ||
ww/wb/prakt/recr.woning | 34 | ||||
overig huur | 61 | ||||
Totaal | 7648 | ||||
inwoners | |||||
aantal | 16.528 | ||||
gem. woningbezetting | 2,2 |
De ontwikkelingen van het 'Wonen' staan momenteel nationaal en lokaal in verband de crisis op de woningmarkt waar het gaat om de afzetbaarheid, de hypothecaire mogelijkheden en andere ontwikkelingen behoorlijk onder druk. Welk instrumentarium er ontwikkeld gaat worden om de woningmarkt , die volledig op slot ligt weer in beweging te krijgen is niet te voorzien.
Een aantal potentiële bouwinitiatieven die nu in 2012 in ontwikkeling zijn of in de komende jaren een nadere ontwikkeling zullen doormaken zijn: Herontwikkeling winkelcentrum met bovenwoningen aan de Heiligeweg; vm terrein Gordijnsporthal; Durghorstplantsoen (De Durghorst fase 2); terrein vm LBO-school aan de Fortuinlaan; vm Gasfabriekterrein Krommenie nabij Weiver; Weverstraat/Hondemahof; Provily-Slibkuil; Noordervaartdijk e.o. en klein binnenstedelijk.
5.2.2 Vertaling in bestemmingsplan
De aanwezige woonfunctie is op de verbeelding aangeduid door middel van de bestemming "wonen".
5.2.3 Nieuwe ontwikkelingen
In de startnotitie zijn een aantal aandachtspunten genoemd waar bij het opstellen van het bestemmingsplan bijzondere aandacht aan besteed moet worden. In deze paragraaf zijn de aandachtspunten die betrekking hebben op locaties waar verandering van functies mogelijk c.q. gewenst zijn, op het gebied van wonen, voorzien van een korte omschrijving.
Per ontwikkellocatie is aangegeven welke ontwikkeling ter plaatse spelen. Tevens is aangegeven of ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan aannemelijk is of deze ontwikkeling op hoofdlijnen uitvoerbaar is waardoor verdere doorvertaling in het bestemmingsplan mogelijk is.
Voor elke ontwikkelingslocatie geldt dat wanneer zij tot ontwikkeling komen onderzocht moet zijn of zij aan de geldende wetgeving voldoen.
Herontwikkeling winkelcentrum Heiligeweg
Locatie: Heiligeweg
Na de brand van het winkelcentrum Heiligeweg en de sloop van de Vredekerk is er in het centrum van Krommenie een herontwikkeling van start gegaan. De metamorfose is naar verwachting in 2014 klaar.
Begin 2010 is met de oplevering van 79 zorg- en aanleunwoningen het eerste wooncomplex aan het 'Durghorstplein' voltooid. Op de plaats van het afgebrande winkelcentrum aan de Heiligeweg heeft ontwikkelaar Dreef Beheer een project voor de bouw van een Deka-supermarkt met daarboven woningen in uitvoering. Ook heeft Dreef Beheer een plan ontwikkeld en in uitvoering voor een nieuw woongebouw met winkelruimte in de plint op de plek waar de Vredekerk stond. Onder beide gebouwen komt een grote parkeergarage met een entree aan de Eikelaan.
Durghorst (Durghorstplein)
Locatie: Durghorstplein
Woningcorporatie Parteon en Evean ontwikkelen momenteel een voorlopig ontwerp voor een nieuw gebouw op de plek van het huidige verzorgingshuis de Durghorst. In dit gebouw komen zorgwoningen, zorgplaatsen en zorggerelateerde voorzieningen. De ontwikkeling is nog niet concreet genoeg en daarom niet opgenomen in het bestemmingsplan.
Provily / Slibkuil
Locatie: sportvelden in het westelijke deel van het plangebied, aan het einde van de militaire weg aan de linkerkant. Sportvelden achter de Militaireweg103-159.
Provily/Slibkuil is grotendeels een beoogde locatie voor nieuwbouwwoningen. Met uitzondering van het voetballen zullen de overige sporten mogelijk op termijn verhuizen naar de Omzoom in Assendelft. Het complex van Sporting Krommenie (voetbal) blijft waarschijnlijk in verkleinde vorm gehandhaafd en wordt gerenoveerd. Voor dit terrein is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Renovatie buurtpark Rosarium Zuid
Locatie: Rosariumlaan/Rosariumpark
Renovatie van buurtpark Rosarium-Zuid binnen de plangrens van de Rosariumlaan, het verzorgingshuis Rosariumhorst, woongebouw de Egelantier, tenniscomplex KLTV en winkelcentrum Rosarium. Aanleg nieuwe verbindingen, gedeeltelijk over water, ook buiten het park. het gerenoveerde park is inmiddels gerealiseerd. De visie Rosariumgebied is nog niet vastgesteld. Het bestemmingsplan houdt wel rekening met renovatie / nieuwbouw van het zwembad.
Herontwikkeling terrein Fortuinlaan
Op het terrein van de voormalige school komen woningen. Daartoe is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan.
Woningbouw op voormalige gasfabriekterrein
Voor het voormalige gasfabriekterrein is woningbouw voorzien. Daarom is voor dit gebied een uit te werken woonbestemming opgenomen in het bestemmingsplan. Reeds in het vigerende bestemmingsplan was voor deze locatie een uit te werken woonbestemming opgenomen.
5.3 Maatschappelijke Voorzieningen
Maatschappelijke voorzieningen
Krommenie is een woonservicewijk (WSW) in wording. Dit is een wijk waar mensen zelfstandig kunnen blijven wonen, ook als zij minder mobiel zijn of zorg nodig hebben. Het uitgangspunt is om in een woonservicewijk te komen tot een integraal aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn voor de doelgroep ouderen en mensen met een beperking.
Een woonservicewijk ziet er als volgt uit; het is een wijk waar informatievoorziening op het gebied van wonen, zorg en welzijn aanwezig is, waar de openbare ruimte toegesneden is op de minder mobiele gebruiker, waar de openbaar vervoersdiensten beschikbaar en bruikbaar zijn, waar zorg aan huis geleverd wordt en waar er voldoende toegankelijke en veilige woningen zijn waarin, indien nodig, ook zorg geboden kan worden.
Voor Krommenie geldt dat er al welzijns- en zorgvoorzieningen aanwezig zijn.
Onderwijsvoorzieningen
De gemeente heeft op grond van de Wet op Primair Onderwijs (WPO), Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Wet op de Expertisecentra (WEC) de plicht om te zorgen voor voldoende schoolgebouwen. Deze verplichting strekt zich uit over zowel de capaciteit, spreiding over de stad als de onderhoudstoestand. Daaruit volgt dat schoolgebouwen op enige termijn vervangen, uitgebreid of gerenoveerd moeten worden.
Vanwege de kwetsbaarheid van de gebruikers van deze gebouwen worden de eisen aan schoolgebouwen steeds strenger, met een grote invloed op de mogelijkheden om deze gebouwen stedenbouwkundig goed in te passen in de bestaande stad. Het gevolg kan zijn dat nieuwe gebouwen niet meer op de oude schoollocatie gebouwd kunnen worden.
Daarnaast wordt in Krommenie een krimpend leerlingaantal verwacht. Daardoor zal in de loop van de planperiode waarschijnlijk één locatie van de basisscholen in Krommenie vervallen. Welke dat is, valt op dit moment nog niet te zeggen. Waarschijnlijk ook zal bestaande onderwijsbebouwing vervangen worden door nieuwbouw. Dit maakt het wenselijk om een ruime bestemming op te nemen voor de onderwijslocaties in het plangebied. Daarnaast blijft de mogelijkheid om een omgevingsvergunning met afwijking te verlenen voor nieuwe ontwikkelingen die ondanks een flexibele bestemming niet blijken te passen in het nieuwe bestemmingsplan.
Sportvoorzieningen
Atletiekvereniging Lycurgus en sportpark De Slibkuil zullen op termijn worden verplaatst naar een nieuw te realiseren sportpark in de Omzoom.
Het zwembad De Crommenije zal uitgebreid worden met een 25 (of 35) meter binnenbad.De sportvoorziening is onderdeel van de visie Rosariumgebied die op dit moment wordt opgesteld. Onderzocht wordt of ook andere maatschappelijke voorzieningen mogelijk zijn op deze locatie.
5.4 Groen
Krommenie oogt als een groene wijk. Dat komt vooral doordat de omgeving van de Rosariumlaan met aanliggende grote groenvlakken het beeld bij binnenkomst van de wijk sterk bepaalt. Bovendien ligt er veel zichtbaar groen rond scholen, hoogbouw en gebouwen met een maatschappelijke functie. Het groen is niet overal openbaar toegankelijk.
De zuidrand van Krommenie Zuid bestaat voor een gedeelte uit een beplante geluidswal die de woningen in Zuiderham beschermt tegen het geluid van de Provinciale weg. In het westelijk deel van de wijk bevindt zich een sportpark. Het sportpark dient voornamelijk voor openlucht recreatie en de beboste randen van de sportvelden geven het gebied en dus ook de woonrand van de wijk een groen karakter.
Het aangrenzende gebied Zuiderham met de Busch is recreatief en landschappelijk gezien de regionale betekenis. De route langs de Busch en het fietspad over de dijk bij De Ham voert fietsers onder andere van Spaarnwoude naar het Alkmaardermeer. Het gebied maakt onderdeel uit van de Westelijke tak van de Stelling van Amsterdam.
De bereikbaarheid (over land en water) van het buitengebied voor de bewoners uit Krommenie laat te wensen over. De groenstructuren met langzaam verkeerroutes liggen onvoldoende geschakeld tussen woonwijk en buitengebied en de Provinciale weg vormt een barrière. Daar komt nog bij dat ten zuiden van het gebied Noorderwelf/Saendelft wordt ontwikkeld waardoor het buitengebied op een nog grotere afstand komt te liggen.
De groene hoofdstructuur in de wijk ligt voor het merendeel gekoppeld aan water. Dat is het beste te zien in het oostelijke gedeelte van de wijk waar de Snuiversloot en de Molsloot typisch Zaanse watergangen vormen met parkachtige brede groen oevers en solitaire bomen. Deze 'singels' komen in het waterrijke Zaanstad in naoorlogse uitbreidingswijken op meerdere plaatsen voor en bepalen hiermee een Zaanse identiteit. De Durgsloot is een watergang in een ouder stadsdeel zonder groene bermen, wel plaatselijk met een grote solitaire boom in een tuin. Als groen/blauw structuur. In Zuiderham is de singelstructuur wel aanwezig (de Watering, Kamsloot), maar de continuïteit en bereikbaarheid laat te wensen over.
Veel groen is ook te vinden in de straten (woonomgeving) en in privé tuinen. De grens tussen openbaar en privé is niet overal goed te onderscheiden omdat veel mensen stukjes snippergroen in eigen onderhoud hebben of van de gemeente hebben gekocht. Het beeld van de woonstraten verkleurt enigszins omdat mensen schuttingen rond hun tuinen zetten en voortuintjes verharden. Deze ontwikkeling past binnen de behoefte aan parkeergelegenheid, privacy en tuininrichting die niet alleen meer uit planten bestaat. De langzame sanering van het versleten openbaar snippergroen zet zich voort in een richting van structureel openbaar groen in bruikbare en beheerbare grotere groenvlakken.
Langs de Rosariumlaan staan grote bomen die het beeld van het ruime profiel versterken en uitdrukking geven aan de "groene long' van Krommenie. Boombeplantingen langs straten komen op een enkele uitzondering na, niet veel voor. De meeste straatbomen staan in onregelmatig plantverband en vaak onder slechte groeicondities in verhardingen. Dit uit zich in een wat verbrokkeld groenbeeld maar geeft wel een indruk van groene wijk. Langs de buurtontsluitingswegen met een breder profiel waarlangs en laanbeplanting zou zijn te verwachten, zoals de Jupiterstraat, Neptunuslaan, Iepenstraat, Fortuinlaan en Marslaan, ontbreekt deze.
Zuiderham is aandrie zijden omgeven door groende oost- en zuidzijde is een parkstrook langs het water, de westzijde een sportpark. Rondom het sportpark ligt een groensingel, bestaande uit bosplantsoen. De toegang van het sportpark ligt aan de oostkant, aan deze kant liggen eveneens de parkeerplaatsen voor de bezoekers van het sportpark.
5.5 Bedrijvigheid
5.5.1 Bedrijvigheid in plangebied
Het plangebied Krommenie (exclusief Saendelverlaan en terrein Bonar Floors) is een gebied, dat zich kenmerkt door een menging van wonen en werken. Er zijn bijna 2.400 banen te vinden. Ten opzichte van het jaar 2000, toen er 2.300 banen waren, is het aantal banen met ruim 4% toegenomen.
De detailhandel&horeca is met ruim 700 werkzame personen de belangrijkste werkgever. Hierna volgen de sectoren gezondheidszorg (bijna 500 werkzame personen), onderwijs en zakelijke diensten met elk bijna 300 banen.
Net als in heel Zaanstad neemt het aantal zzp-ers in Krommenie snel toe. Naar schatting zijn dit er rond de 650. Hiervan is bijna een kwart werkzaam in de zakelijke dienstverlening. Vaak gaat het om bedrijvigheid aan huis, deze bedrijvigheid is niet opgenomen in de bedrijvenlijst. Ook de bouw scoort hoog met zo'n 20%. Verder kent Krommenie kleinschalige kantoorhoudende bedrijvigheid.
Behoud van menging van wonen en werken is belangrijk. In Zaanstad is een steeds groter deel van de werkgelegenheid in de wijk te vinden. Daarom is het belangrijk dat het bestemmingsplan voldoende flexibel is om de menging van wonen en werken te borgen.
5.6.2 Vertaling in regels
Het grootste deel van het plangebied krijgt de aanduiding "Gemengd". Door hier zowel wonen als werken mogelijk te maken behoudt Krommenie haar diverse karakter. Ook is bedrijvigheid mogelijk binnen de bestemming 'Centrum' Een derde bestemming waarin bepaalde bedrijvigheid is toegestaan is de bestemming 'Bedrijf'.
5.6 Kantoren
Krommenie kent een bescheiden voorraad aan kantoorruimte, ruim 9.000m2 bvo. Ruim de helft hiervan bevindt zich in het centrumgebied (Zuiderhoofdstraat, Heiligeweg). Verder zijn er nog locaties aan de Provincialeweg en bedrijventerrein Krommenie-oost. Er is in Krommenie aanzienlijke leegstand, bijna 25%. Het grootste leegstaande pand is het voormalige postkantoor (900m2). Deze staat sinds 2004 leeg.
Vertaling in bestemmingsplan
In het plangebied komen geen nieuw te ontwikkelen kantorenlocaties voor. De aanwezige kantoorfunctie is op de verbeelding aangeduid door middel van de bestemming"kantoor" .
5.7 Detailhandel En Horeca
In Krommenie tellen de winkels 18.500m2 aan winkelvloeroppervlakte. Er is weinig leegstand, circa 6% (Locatus, december 2012). Er zijn twee winkelgebieden: het dorpscentrum (Vlietsend, Zuiderhoofdstraat, Heiligeweg) en buurtwinkelcentrum Rosariumplein. Hiernaast is er nog een solitaire supermarkt aan de Uranuslaan. Het dorpscentrum vervult ook een winkelfunctie voor bewoners van Assendelft.
Concentratie van detailhandel is leidend. Dit is ook verwoord in Zaanse detailhandelsvisie. Omwille van behoud en verder versterken van het winkelgebied is het belangrijk dat er een aaneengesloten front aan winkels is. Het winkelgebied krijgt de aanduiding “Centrumdoeleinden”. Hier wordt wonen op de begane grond niet toegestaan. Op deze manier wordt de vitaliteit van het winkelgebied geborgd.
Vertaling in bestemmingsplan
De aanwezige detailhandelsfunctie is op de verbeelding aangeduid door middel van de bestemming Centrum en Gemengd en detailhandel. Het verschil tussen gemengd en centrum doeleinden is dat bij centrum doeleinden geen bewoning op de begane grond is toegestaan.
5.8 Infrastructuur En Parkeren
Auto
De hoofdinfrastuctuur waar Krommenie op is aangesloten zijn de N203-N8 aan de zuidelijke rand van het plangebied en de N246 ten oosten van het plangebied grenzend aan bedrijventerrein Molletjesveer.
Langs de gehele oostelijke grens van het plangebied ligt de Nauernasche Vaart. Dit water beperkt het oost-west verkeer en de aansluiting op de N246 tot de route over de Vaartdijkbrug. Er zijn drie relevante aansluitingen op de N203-A8. De kruising ter hoogte van de Dorpsstraat en het Vlietsend heeft een beperkte verkeerskundige functie door het éénrichtingsverkeer op het Vlietsend. De hoofdontsluitingsroutes naar de N203 zijn die via de Iepenstraat en de route via de Rosariumlaan. Deze wegen functioneren beide als een gebiedsontsluitingsweg, de Rosariumlaan heeft in dit opzicht echter een veel groter verzorgingsgebied en kan gedefinieerd worden als de interne hoofdontsluiting van Krommenie, dit komt ook duidelijke terug in het wegbeeld.
Naast de genoemde ontsluiting naar het hoofdwegennet zijn er nog twee trajecten met een ontsluitende functie in Krommenie. Dit is het traject Badhuislaan-Padlaan dat intern aansluit op de ontsluiting richting de N246. En dat is het traject Zilverschoonlaan, Ruimtevaartlaan en de Jupiterstraat. Dit tweede traject sluit de omliggende wijken aan op de Rosariumlaan.
Er zijn in de nabije toekomst geen aanpassingen voorzien in de ontsluiting van Krommenie.
In onderstaande tabel wordt voor enkele belangrijke wegen voor Krommenie de huidige etmaalintensiteit per wegvak weergegeven en daarnaast een prognose van de etmaalintensiteit in 2022.
Tabel : Werkdagetmaalintensiteiten MVT
Locatie | Toelichting | Etmaalintensiteit | |||
huidig | Prognose 2022 | ||||
Rosasiumlaan | Ter hoogte van de rotonde bij de aansluiting op de N203 | 10000 | 10600 | ||
Rosasiumlaan | Ten noorden van de kruising met de Heiligeweg | 4000 | 4200 | ||
Vaartdijkbrug | Brug op de ontsluiting naar de N246 | 12600 | 12900 | ||
Iepenstraat | Ter hoogte van de aansluiting op de Provinciale weg N203 | 3200 | 3200 | ||
Badhuislaan | Ter hoogte van de kruising met de Weverstraat | 5300 | 5300 | ||
Zilverschoonlaan | Wegvak tussen Kervelstraat en de Rosariumlaan | 2500 | 3400 | ||
N246 | Ten noorden van aansluiting Kerkstraat | 29200 | 31000 | ||
N246 | Ten zuiden van aansluiting Kerkstraat | 27800 | 40000 | ||
N203 | Ten hoogte van station Krommenie-Assendelft | 38300 | 42300 | ||
N203 | Ter hoogte van de aansluiting op de kruising N246 | 40600 | 43800 | ||
A8 | Ontsluiting naar rijkswegennet | 43500 | 55300 |
Openbaar vervoer
Aan de zuidkant van het plangebied loopt de spoorlijn Amsterstam-Zaandam-Uitgeest. In het verlengde van de Wever- en Iepenstraat ligt het station Krommenie-Assendelft. Dit station verzorgt zowel een kwartiersdienst richting Zaandam-Amsterdam als richting Uitgeest.
Deze spoorlijn is onderdeel van het programma hoogfrequent spoor. Dit houdt in dat de rijksoverheid het mogelijk wil maken dat de frequentie in 2020 op 6 treinen per uur per richting komt te liggen.
Een groot deel van zuidelijk Krommenie ligt binnen de 800 meter invloedsstraal van het station. De aansluiting van Krommenie op het openbaar vervoer per spoor is daarom goed te noemen.
Door Krommenie rijdt één buslijn, lijn 69. Deze lijn loopt vanaf station Krommenie-Assendelft door verschillende wijken van Krommenie naar Wormerveer en uiteindelijk station Zaandam. Door de slingerende route van deze lijn is vanaf elke huis in Krommenie binnen redelijke afstand een bushalte te bereiken. Buslijn 69 rijdt viermaal per uur.
Naast buslijn 69 loopt ook buurtbus 414 door Krommenie. Een buurtbus is een buslijn die verzorgt wordt door vrijwilligers en een beperkte capaciteit heeft. Deze lijn rijdt wel gewoon volgens een dienstregeling. Lijn 414 rijdt een cirkel van en naar station Krommenie-Assendelft via Krommenie, het buitengebied ten noorden van Krommenie, Wormerveer en Wormer. Buurtbuslijn 414 rijdt om de twee uur.
Fiets
Het plusnetwerk vormt de belangrijkste fietsroutes in Zaanstad. Er zijn in noord-zuid richting drie belangrijke schakels.
Het vrijliggend fietspad langs de Rosariumlaan resulteert in een comfortable directe route naar het Trias VMBO en Saendelft. Het vrijliggende fietspad langs de Iepenstraat-Weverstraat verzorgt de ontsluiting per fiets naar station Krommenie-Assendelft. Het Vlietsend en de Zuider- en Noorderhoofdstraat fungeren gezamenlijk als derde noord-zuid verbinding. Deze ligt in het verlengde van de Dorpsstraat en verbindt Krommenie met Assendelft.
In oost-west richting liggen twee belangrijke hoofdroutes. In de eerste plaats ligt er ten zuiden van de plangrens langs de spoorlijn een vrijliggend fietspad wat onderdeel uitmaakt van het hoofdfietsnetwerk, deze route loopt door tot station Zaandam. De tweede belangrijke oost-west verbinding is de route Militaireweg-Heiligeweg gevolgd door de route Badhuislaan-Padlaan. Deze route verbindt de verschillende noord-zuid routes aan elkaar en verbind Krommenie met Wormerveer.
Naast deze belangrijke routes ligt ten oosten en noorden van Krommenie nog een hoofdfietsroute. Deze loopt via de Busch en de Krommeniedijk en heeft hoofdzakelijk een recreatieve functie.
Toekomstige verbeteringen zijn te verwachten als, als onderdeel van het upgraden van de N246 op het gebied van doorstroming en veiligheid de fietskruising ter hoogte van de Kerkstraat ongelijkvloers wordt uitgevoerd.
Parkeren
Parkeren in Krommenie
De parkeerdruk rondom het centrum van Krommenie is acceptabel. Op koopavonden en op zaterdagmiddag is de parkeerdruk op gratis plaatsen redelijk hoog. Dit zijn hoofdzakelijk centrumbezoekers die de betaald parkeer plaatsen ontwijken.
Over de parkeerdruk in de woonwijken van Krommenie is weinig bekend. Afgaande op het aantal klachten kan worden verondersteld dat er geen parkeerproblematiek is in de woonwijken.
Betaald parkeren in Krommenie
De huidige betaald parkeren situatie in Krommenie is enigszins gefragmenteerd en onoverzichtelijk. Met de huidige parkeervisie wordt hier een einde aan gemaakt. In Krommenie zal één parkeerzone worden ingesteld, waar parkeerautomaten worden geplaatst. De parkeerzone blijft min of meer gelijk aan de bestaande situatie, maar plaatsen die onbedoeld in de loop der tijd gratis zijn geworden, worden betaald parkeren ten behoeve van de winkels. De lappendeken die ontstaan is wordt hiermee opgeheven.
Voor dit gebied worden geen vergunningen uitgegeven.
Er wordt binnen de parkeervisie geen andere aanpassingen voor het betaald parkeren van Krommenie voorzien.
Parkeernormen in Krommenie
De bouwverordening schrijft voor dat nieuwe bouwplannen in hun eigen parkeerbehoefte
moeten voorzien. Dit betekent echter niet dat zij oplossing moeten bieden voor een historisch tekort. Voor de parkeernormen verwijst de bouwverordening naar de meest recente gemeentelijke nota. Dit geldt ook voor het plangebied van dit bestemmingsplan. Krommenie valt grotendeels in matig stedelijke zone B, alleen het gebied ten noorden van de lijn Rosariumlaan-Ned Benedictweg ligt in matig stedelijke zone C. Alle in de nota genoemde zones kennen een andere parkeernorm.
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Inleiding
De gemeente Zaanstad is momenteel bezig een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor het plangebied Krommenie. Het plangebied Krommenie wordt globaal begrensd door de Provinciale weg in het zuiden, de Nauernasche Vaart in het oosten, het water van de Ham in het westen en de weilanden van Krommeniedijk in het noorden.
Het plangebied bestaat voornamelijk uit rustige woongebieden afgewisseld met gebieden met functiemenging. In de gebieden met functiemenging zijn naast de woonfuncties ook kleine bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en sport- en recreatiefuncties aanwezig.
Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied voor een deel een beheers- en gebruiksfunctie en voor een deel staat het nieuwe ontwikkelingen toe. Dat wil zeggen dat de nu bestaande situaties in het bestemmingsplan positief worden bestemd. De nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarvan nu al bekend is, dat die binnen de planperiode worden gerealiseerd en die voldoende zijn uitgekristalliseerd, worden in het bestemmingsplan opgenomen. Andere, nog minder concrete ontwikkelplannen zullen zo nodig met een wijzigingsbevoegdheid tot stand worden gebracht. Als van deze bevoegdheid gebruik gemaakt wordt, is doorgaans een nader milieuonderzoek noodzakelijk.
Voor dit plangebied is door de gemeente Zaanstad een milieuonderzoek uitgevoerd. In het milieuonderzoek is een beeld van de huidige en te verwachten milieusituatie van de bestaande bestemmingen en de nieuw te bestemmen ontwikkelingen gegeven. Voor bestemmingsplannen geldt, als zichtjaar voor de toekomstige situatie, tien jaar na het jaar, waarin het plan wordt vastgesteld. In deze paragraaf zijn de resultaten en conclusies van het milieuonderzoek opgenomen. Het volledige milieuonderzoek is als bijlage toegevoegd. De aanvullende informatie over de Wet- en regelgeving per aspect is opgenomen in bijlage 1A van het milieuonderzoek.
6.2 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder is de akoestische situatie van het plangebied Krommenie onderzocht. Het plangebied ligt niet binnen de invloedsfeer van luchtverkeerslawaai. Het plangebied ligt wel binnen de invloedsfeer van industrie-, railverkeers- en wegverkeerslawaai. De gevolgen van het industrie-, railverkeers- en wegverkeerslawaai zijn voor de voor de bestaande en nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen onderzocht.
6.2.1 Industrielawaai
Het plangebied ligt voor een deel binnen de geluidszone van de gezoneerde industrieterreinen "Assendelft" te Assendelft. Rond het industrieterrein "Assendelft" is op 14 mei 1990 bij Koninklijk besluit (nr.90.011657) een geluidszone als gevolg van de Wet geluidhinder vastgesteld. De geluidszone van het industrieterrein 'Assendelft' is op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.
Omdat binnen de zone van het industrieterrein 'Assendelft' woningen waren gelegen met een geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A) was het industrieterrein saneringsplichtig. Om die reden is op 25 maart 1997, door gedeputeerde staten van Noord-Holland een saneringsprogramma (nr. 97-511837) vastgesteld. In dit saneringsprogramma zijn maatregelen beschreven die er toe moesten leiden dat de geluidsbelasting op de woningen werd gereduceerd tot 55 dB(A). Op basis van dit saneringsprogramma is door de Minister van VROM op 13 mei 1997 een besluit genomen over het "maximaal toelaatbare geluidsniveau" (MTG) van 55 dB(A) bij de woningen binnen de geluidszone van het industrieterrein. Deze woningen bevinden zich buiten het plangebied Krommenie. Alle maatregelen uit het saneringsprogramma zijn inmiddels getroffen en de sanering van het industrieterrein is afgerond.
De geluidsbelasting op de gevels van de overige bestaande woningen binnen de geluidszone van het industrieterrein "Assendelft" was ten tijde van het saneringprogramma lager dan 55 dB(A), maar hoger dan 50 dB(A). Voor deze woningen geldt op basis van het artikel 65 Wet geluidhinder (ten tijde van zonevaststelling) en artikel 57 van de huidige Wet geluidhinder (Wgh) de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 55 dB(A). Dit houdt in dat er voor de reeds aanwezige woningen binnen de geluidszone van het industrieterrein 'Assendelft' op grond van het artikel 65 Wgh een hogere waarde van 55 dB(A) geldt. De geluidsbelasting binnen het plangebied Krommenie is ten gevolge van de industrie maximaal 55 dB(A).
Nieuwe ontwikkelingen
Binnen de geluidszone van het industrieterrein "Assendelft" is op één locatie woningbouw voorzien. Het betreft de locatie van het voormalige gasfabriekterrein Krommenie. In het vigerende bestemmingsplan is al een uit te werken woonbestemming voor deze locatie opgenomen. Er is tevens opgenomen dat op deze locatie minimaal 20 maximaal 50 woningen mag worden gerealiseerd en de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 12 meter. Deze wordt overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Krommenie.
De geluidsbelasting van het industrieterrein 'Assendelft' op de locatie van het voormalige gasfabriekterrein Krommenie is maximaal 55 dB(A). Tussen het industrieterrein 'Assendelft' en de locatie van het voormalige gasfabriekterrein bevinden zich andere maatgevende woningen aan de Weiver te Krommenie. De geluidsbelasting op de woningen aan de Weiver vanwege het industrieterrein 'Assendelft' mag niet meer dan 55 dB(A) bedragen. De locatie van het voormalige gasfabriekterrein ligt op grotere afstand van het industrieterrein dan de woningen aan de Weiver. Door het bouwen van de woningen op de locatie van het voormalige gasfabriekterrein Krommenie, zullen de bedrijven op het industrieterrein 'Assendelft' niet worden beperkt in de uitvoering van hun vergunde activiteiten.
Aangezien de locatie van het voormalige gasfabriekterrein verder dan de woningen aan de Weiver ligt, kan worden beschouwd dat de geluidsbelasting van het industrieterrein 'Assendelft" op de locatie maximaal 55 dB(A) zal bedragen. De geluidsbelasting zal naar verwachting hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor het industrielawaai zijn. Dit houdt in dat er voor de woningen op de locatie van het voormalige gasfabriekterrein een hogere waarde moet worden aangevraagd. Voor het aanvragen van hogere waarden is een berekening van de geluidsbelasting op de individuele gevels van woningen noodzakelijk. Wanneer de ontwikkeling met het uitwerkingsplan concrete vorm krijgt, moet hiervoor een nader akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Hieruit kunnen aanvullende eisen en het aanvragen van hogere waarden, volgen. In het uitwerkingsplan is dit als voorwaarde opgenomen
6.2.2 Railverkeerslawaai
Het plangebied ligt voor een deel binnen de geluidszone van het spoortraject 411 (Zaandam – Alkmaar).
Voor het plangebied is op basis van de railverkeersgegevens uit het geluidsregister spoor met behulp van de SRM2 (het programma Geomilieu V2.13) een indicatieve geluidsbelasting berekend. De geluidsbelasting is in de vorm van geluidscontouren op 4,0 meter waarneemhoogte bepaald.
Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting op de eerstelijns bebouwing langs het spoortraject 411 maximaal 60 dB (Lden) is.
• Nieuwe ontwikkelingen
Voor de woningbouwplannen op de locatie van het voormalige gasfabriekterrein, locatie van de sportparken Provily en Slibkuil en de locatie van de voormalige school aan de Fortuinlaan is een indicatieve geluidsbelasting met het programma Geomilieu V2.13 berekend. De plannen zijn nog in voorontwerpfase. De concrete uitwerking van de plannen moet nog plaatsvinden.
Uit de berekening blijkt dat de geluidsbelasting door railverkeer op de locatie van de Provily en Slibkuil maximaal 60 dB is. Dit is hoger dan 55 dB voorkeurgrenswaarde voor het railverkeerslawaai. Op de zuidelijke deel van de locatie is woningbouw zonder ontheffing niet mogelijk. Wanneer de ontwikkeling concrete vorm krijgt, moet hiervoor een nadere akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Hieruit kunnen aanvullende eisen, zoals het treffen van geluidsreducerende maatregelen en het aanvragen van hogere waarden, volgen. In de wijzigingsbevoegdheid is dit als voorwaarde opgenomen.
Uit de berekening blijkt dat de geluidsbelasting op de locatie van het voormalige gasfabriekterrein tussen 55 en 60 dB ligt. Deze waarde ligt hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB voor railverkeerslawaai. Op deze locatie is de woningbouw zonder ontheffing niet mogelijk. Wanneer de ontwikkeling met uitwerkingsplan concrete vorm krijgt, moet hiervoor een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Hieruit kunnen aanvullende eisen, zoals het treffen van geluidsreducerende maatregelen en het aanvragen van hogere waarden, volgen. In de uit te werken bestemming is dit als voorwaarde opgenomen.
Uit de berekening blijkt dat de geluidsbelasting door railverkeer op de locatie aan de Fortuinlaan lager dan 55 dB is. Voor deze locatie wordt er voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai. De bouw van woningen is hier zonder ontheffing mogelijk.
6.2.3 Wegverkeerslawaai
Door of nabij het plangebied loopt een aantal wegen met een hoge verkeersintensiteit, zoals de provinciale wegen N246 en N203. Voor het plangebied is op basis van de prognose verkeersgegevens voor het jaar 2023 met behulp van de Standaard Rekenmethode 2 (het programma Geomilieu V2.13) de geluidsbelasting berekend. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting op een deel van de geluidsgevoelige bestemmingen binnen het plangebied, ten gevolge van het wegverkeerslawaai, de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (Lden) overschrijdt. Vooral de eerstelijns bebouwing langs de wegen ondervinden een geluidsbelasting hoger dan 60 dB (Lden). De geluidsbelasting is maximaal 65 dB (Lden). De gemeente wil de geluidsbelasting in Zaanstad terugbrengen naar een aanvaardbaar niveau (minder dan 65 dB). Daarvoor is in 2008 het actieplan “Omgevingslawaai” ontwikkeld. Hierin staat welke maatregelen de gemeente de komende jaren neemt om het lawaai van autoverkeer, treinen, vliegtuigen en industrieën in te perken. Geluidsbeperkende maatregelen kunnen bestaan uit het beperken van de snelheid, intensiteit, vrachtverkeer, doorgaand verkeer in woonwijken, afscherming met geluidsschermen en wallen en stillere wegdekken. In Zaanstad wordt vooral ingezet op stillere wegdekken.
• Nieuwe ontwikkelingen
De nieuwe ontwikkeling op de locatie van de sportparken Provily en Slibkuil ligt binnen de geluidszone Provinciale weg N203. Op deze locatie wordt sportbestemming met behulp van een wijzigingsbevoegdheid gewijzigd in een woonbestemming. Naar aanleiding van de nieuwe ontwikkeling is een akoestisch onderzoek, door het adviesbureau “Oranjewoud”, uitgevoerd. Het rapport met projectnr. 181103 is als bijlage bij het milieuonderzoek toegevoegd.
Uit het rapport blijkt dat de contour van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (op een hoogte van 4,5 meter) ongeveer in het verlengde van de Jupiterstraat ligt. Voor woningen in het gebied, ten zuiden van Jupiterstraat, moeten te zijner tijd hogere waarden worden aangevraagd. Voor het binnenniveau in de woningen is de gecumuleerde geluidsbelasting van belang. Een standaardgevel heeft een isolatiewaarde van 20 dB. Bij een hogere geluidsbelasting dan 53 dB zijn aanpassingen nodig. Deze grens ligt ongeveer ter hoogte van het verlengde van de Kamsloot.
Voor het aanvragen van hogere waarden is een berekening van de geluidsbelasting op de individuele gevels van woningen noodzakelijk. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd zodra de ontwikkeling meer concrete vorm krijgt. Wanneer van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, moet dus een nader akoestische onderzoek worden uitgevoerd. Hieruit kunnen aanvullende eisen, zoals het treffen van geluidsreducerende maatregelen en het aanvragen van hogere waarden, volgen. In de wijzigingsbevoegdheid is dit als voorwaarde opgenomen.
Het woningbouwplan op de locatie van het voormalige gasfabriekterrein valt binnen de geluidszone van de Provinciale wegen N203 en N246. De geluidsbelasting vanwege Provinciale weg N203 is maximaal 55 dB. De geluidsbelasting vanwege Provinciale weg N246 is maximaal 65 dB. Op deze locatie is woningbouw zonder ontheffing en afschermende bebouwing niet mogelijk. Hiervoor moet voor het uitwerkingsplan een nader akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Hieruit kunnen aanvullende eisen, zoals het treffen van geluidsreducerende maatregelen en het aanvragen van hogere waarden, volgen. In het uitwerkingsplan is dit als voorwaarde opgenomen.
Het woningbouwplan op de locatie van de voormalige school aan de Fortuinlaan valt binnen de geluidszone van de Provinciale weg N203. De geluidsbelasting op deze locatie is maximaal 55 dB. Op deze locatie is woningbouw zonder ontheffing niet mogelijk. Hiervoor moet met de wijzigingsbevoegdheid een nadere akoestisch onderzoek worden uitgevoerd zodra van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Hieruit kunnen aanvullende eisen, zoals het treffen van geluidsreducerende maatregelen en het aanvragen van hogere waarden, volgen. In de wijzigingsbevoegdheid is dit als voorwaarde opgenomen.
Voor de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen in het plangebied vormt de geluidsbelasting van het industrie-, railverkeers- en wegverkeerslawaai geen belemmering. Wanneer er nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen plaatsvinden, moet er een nader geluidsonderzoek worden uitgevoerd. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen geldt in principe de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai, 55 dB voor railverkeerslawaai en 50 dB(A) voor industrielawaai. Indien er niet aan de voorkeursgrenswaarde voldaan kan worden, kan de gemeente een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen, door een hogere waarde voor een geluidgevoelige bestemming, vast te stellen. Alleen als blijkt dat geluidsreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel in conflict zijn met één of meerdere van de ontheffingsgronden uit de Wet geluidhinder, kan worden overgegaan tot het verlenen van een hogere waarde.
6.3 Beperkingengebied Luchthaven Schiphol
Het plangebied Krommenie bevindt zich geheel buiten het beperkingengebied ten aanzien van de aspecten geluid en externe veiligheid.
Een deel van het plangebied valt wel binnen de hoogtebeperkingen gebied van Schiphol. In dit gebied is de bouw van objecten hoger dan 150 meter niet toegestaan. In het plangebied zijn geen objecten hoger dan 150 meter aanwezig.
Verder valt een kleine deel van het plangebied binnen de 20 Ke -contour van Schiphol. Voor dit gebied geldt dat er, conform de Nota Ruimte, geen nieuwe grootschalige uitleggebieden ontwikkeld mogen worden. Het bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige uitleggebieden. Volgens de Nota Ruimte mag binnen het 20 Ke- gebied, in het bestaande bebouwd gebied, het aantal woningen wel toenemen. Het hoogtebeperkingen gebied en de 20 Ke-contour van Schiphol is op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.
• Nieuwe ontwikkelingen
Binnen het plangebied valt een deel van het nieuwe ontwikkelingsplan op de locatie van de sportparken “Provily – Slibkuil” binnen de 20 Ke – contour van Schiphol. Er wordt huidige sportbestemming gewijzigd in een woonbestemming. In de nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie van 21 juni 2010 is de locatie van de sportparken Provily en Slibkuil wederom opgenomen binnen de rode contour voor stedelijk gebied. Daarom is voor de nieuwe ontwikkeling op de locatie van ”Provily en Slibkuil” geen sprake van een uitleggebied. De 20 Ke- contour levert dus geen belemmering op voor de nieuwe ontwikkeling.
6.4 Externe Veiligheid
6.4.1 Risicodragende activiteiten bij bedrijven
• Benzineservicestation Benelite bv.
Binnen het plangebied, bevindt zich het LPG tankstation Benelite, waarop het Bevi van toepassing is. Het tankstation heeft een contour van 40 meter voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. Binnen deze contour bevinden zich geen kwetsbare- en beperkt kwetsbare bestemmingen. Er wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Het tankstation heeft een invloedsgebied van 150 meter. Het invloedsgebied ligt voor een deel binnen het plangebied. Uit de risicoanalyse (QRA) blijkt dat de omvang van het groepsrisico zonder maatregelen boven de oriëntatiewaarde ligt. Voor het beperken van de omvang van het groepsrisico zijn in de omgevingsvergunning diverse maatregelen voorgeschreven. De voorgeschreven maatregelen zijn inmiddels getroffen. Binnen het plangebied zijn er geen nieuwbouw plannen gepland, die binnen het invloedsgebied van het bedrijf vallen. De omvang van het groepsrisico van het tankstation wijzigt met de vaststelling van het bestemmingsplan niet. In de onderstaande figuur wordt het invloedsgebied en de ligging van het tankstation weergegeven.
Figuur. Het invloedsgebied van het tankstation Benelite
• Benzineservicestation Texaco
Buiten het plangebied bevindt zich het LPG tankstation Texaco aan de Provincialeweg 1a en 1 b te Krommenie. In de omgevingsvergunning van het bedrijf is de jaarlijkse LPG doorzet begrensd tot maximaal 500 m³ per jaar. Daarnaast zijn er venstertijden voor het lossen van LPG, tussen 19.00 tot 07.00 uur, ingevoerd.
Het vulpunt van het LPG -tank heeft een contour van 45 meter voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. Er zijn geen kwetsbare- of beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar aanwezig. Het plangebied Krommenie ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar. De afstand tussen het vulpunt van de LPG -tank en het plangebied is meer dan 50 meter. Voor het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde van 10-6 per jaar.
Uit de risicoanalyse (QRA) blijkt dat de omvang van het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt.
Het plangebied Krommenie ligt voor een kleine deel binnen het invloedsgebied van het tankstation. Binnen het plangebied zijn er ook geen nieuwe ontwikkelingen gepland, die binnen het invloedsgebied van het tankstation vallen. De omvang van het groepsrisico van het tankstation wijzigt met de vaststelling van het bestemmingsplan niet. In de onderstaande figuur wordt de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van het tankstation weergegeven.
Figuur. Invloedsgebied van het tankstation Texaco
• Eurocol bv te Wormerveer
Het plangebied Krommenie ligt binnen het invloedsgebied van het bedrijf Eurocol aan de industrieweg 1 en 2 te Wormerveer. Bij het bedrijf zijn ten behoeve van hun bedrijfsproces diverse gevaarlijke stoffen aanwezig. Tevens zijn er een aantal PGS 15 opslagen in gebruik. In één van deze opslagen mag meer dan 10 ton gevaarlijke stof opgeslagen worden, hierdoor valt deze PGS15 opslag onder de werkingssfeer van het Bevi. Door het adviesbureau SAVE is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Het rapport is als bijlage bij het milieuonderzoek toegevoegd.
Uit de QRA van SAVE blijkt, dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar, circa 70 meter bedraagt. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar ligt op het bedrijfsterrein. Er wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Het plangebied Krommenie ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar.
Het invloedsgebied van het bedrijf bedraagt 460 meter. Het plangebied Krommenie ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van het bedrijf. Binnen het invloedsgebied is de omvang van het groepsrisico bepaald. Uit de fN-curve blijk, dat de hoogte van het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. De omvang van het berekende groepsrisico is zeer klein. Het maximum aantal slachtoffers, wat kan vallen is 2 personen. In de onderstaande figuur wordt de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van het bedrijf weergegeven.
Figuur. Het invloedsgebied van het bedrijf Eurocol
• Nieuwe ontwikkelingen
Het woningbouwplan op de locatie van het voormalige gasfabriekterrein ligt binnen het invloedsgebied van het bedrijf Eurocol. Wanneer het plan concrete vorm krijgt, moet hiervoor een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) worden uitgevoerd en de wijziging van het groepsrisico moet worden onderbouwd en verantwoord. Hieruit kunnen aanvullende eisen ter beperking van de risico’s volgen. In het uitwerkingsplan is dit als voorwaarde opgenomen. De invloed van nieuwe woningbouw op dit terrein op het groepsrisico zal, gezien het beperkte aantal nieuwe woningen overigens beperkt zijn.
• Bruins Veem bv te Wormerveer
Het plangebied Krommenie ligt binnen het invloedsgebied van het bedrijf Bruins Veem bv aan de Nijverheidsstraat 18 te Wormerveer. Het bedrijf heeft op deze locatie een PGS15 opslag, voor gevaarlijke stoffen, in gebruik. In deze opslaglocatie mag meer dan 10 ton gevaarlijke stof opgeslagen worden, hierdoor valt deze PGS15 opslag onder de werkingssfeer van het Bevi. Door het adviesbureau SAVE is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd, Het rapport is als bijlage bij het milieuonderzoek toegevoegd.
Uit de QRA blijkt, dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar, circa 75 meter bedraagt. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar ligt op het bedrijfsterrein Molletjesveer. Volgens QRA- rapport bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen de 10-6 per jaar contour. Er wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar.
Voor de bepaling van het groepsrisico is het invloedsgebied van het bedrijf belangrijk. Uit de QRA blijkt dat het invloedsgebied van het bedrijf 600 meter bedraagt. Binnen het invloedsgebied is de omvang van het groepsrisico bepaald. Uit de fN-curve blijk, dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. De omvang van het berekende groepsrisico is zeer klein. Het maximum aantal slachtoffers wat kan vallen is 4 personen.
Het plangebied krommenie ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van het bedrijf. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen gepland, die binnen het invloedsgebied van het bedrijf vallen. Dat wil zeggen dat de omvang van het groepsrisico van het bedrijf, met de vaststelling van het bestemmingsplan, niet wijzigt. In de onderstaande figuur wordt de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van het bedrijf weergegeven.
Figuur. Invloedsgebied van het bedrijf Bruins Veem bv
6.4.2 Transport gevaarlijke stoffen over het spoor en het water
Er lopen binnen of nabij het plangebied geen spoorlijnen, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van het Noordzeekanaal of een andere vaarweg waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
6.4.3 Transport gevaarlijke stoffen over de weg
• De Provinciale weg N246
Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een weg, waarop vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Buiten het plangebied ligt de provinciale weg N246 voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt op een afstand van circa 130 meter tot circa 430 meter van de Provinciale weg N246. De provinciale weg N246 is opgenomen in de huidige route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In de onderstaande figuur is de huidige route vervoer gevaarlijke stoffen binnen de gemeente weergegeven.
Figuur: Route vervoer gevaarlijke stoffen in Zaanstad
In oktober 2012 zijn binnen de gemeente op 3 kruispunten tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen uitgevoerd. Op basis van de tellingen is voor de N246 (wegvak. N050) tussen N203 en N244 (richting Westgrafdijk) het vervoer van gevaarlijke stoffen bepaald. Uit de tellingen is gebleken, dat er over de N246, (wegvak N050) 49 GF3 transporten per jaar plaatsvindt. Op basis van de jaarintensiteiten over de N246 is een maximale gebruiksruimte van 100 GF3- transporten per jaar bepaald. Het invloedsgebied (1% letaliteitsafstand) van de GF3 stoffen is 355 meter. Het plangebied ligt voor een deel hierbinnen. Met maximale gebruiksruimte voor GF3 -transpoort heeft het Prevent adviesgroep in januari 2013 een screening van het groepsrisico langs N246, ter hoogte van het plangebied, bepaald. Het rapport, projectnummer 132, versie V.02 is als bijlage bij het milieuonderzoek toegevoegd.
Uit de berekeningen blijkt dat er geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar buiten de weg aanwezig is. Voor de N246 wordt er voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico langs de N246 (wegvak N050) 0,060 fractie van de oriëntatiewaarde bedraagt. Het groepsrisico van N246 ter hoogte van het plangebied is lager dan 0.1 maal de oriëntatiewaarde en ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. Daarnaast ligt plangebied op ten minste 130 meter afstand vanaf de rand van de weg. De bestemmingen in het plangebied, die zich binnen het invloedsgebied van de N246 bevinden, zijn voornamelijk conserverend van aard. Hierdoor zal de bevolkingsdichtheid per hectare niet wijzigen. Daarnaast zijn volgens de circulaire Rnvgs nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen van kwetsbare- en beperkt kwetsbare bestemmingen buiten 200 meter gebied vanaf de rand van de weg, niet of nauwelijks van invloed op het groepsrisico.
In het plangebied, binnen 200 meter afstand van de N246 zijn geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen gepland. Daarom wijzigt de omvang van het groepsrisico door de vaststelling van het bestemmingsplan ook niet.
• De Provinciale weg N203
In het zuiden grenst het plangebied Krommenie aan de Provinciale weg N203. De provinciale weg N203 is niet opgenomen in de huidige route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Maar uit de tellingen van oktober 2012 is gebleken dat er over de N203 ter hoogte van het plangebied circa 352 GF3- stoffen transport per jaar plaatsvindt. Een deel van de GF3 transporten zijn voor de bevoorrading van de tankstations Benelite b.v. en de Taxaco aan de Provinciale weg N203. Over de N203 vindt geen vervoer van toxische stoffen plaats (LT 1 en LT2 stoffen). Door het Prevent adviesgroep is ook voor de Provinciale weg N203 het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend.
Uit de berekeningen blijkt dat er geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar buiten de weg aanwezig is. Voor de N203 wordt er voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico langs de N203 (wegvak. N073) 0, 492 fractie van de oriëntatiewaarde bedraagt. Het groepsrisico van N203 ter hoogte van het plangebied ligt onder de oriëntatiewaarde, maar bedraagt meer dan 10 % van de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. In de onderstaande figuur is de visualisatie van het berekende groepsrisico voor N203 weergegeven.
Figuur Provincialeweg
- Nieuwe ontwikkelingen
Binnen het plangebied zijn geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen binnen 200 meter afstand van de N203 gepland. Wel zijn op circa 190 meter afstand van de N203 op de locatie van de voormalige school aan de Fortuinlaan nieuwbouw woningen gepland. De nieuwe ontwikkeling op deze locatie is nog in voorontwerp fase. Wanneer de ontwikkeling concrete vorm krijgt, dient er een nieuw kwantitatieve risicoanalyse worden uitgevoerd en de wijziging van de omvang van het groepsrisico moet worden verantwoord. De overige nieuwe ontwikkelingen in het plangebied zoals de ontwikkeling van de Provily- Slibkuil en de locatie van het voormalige gasfabriekterrein liggen op meer dan 200 meter afstand van de rand van de N203. Volgens de circulaire Rnvgs hebben de ruimtelijke ontwikkelingen van kwetsbare- en beperkt kwetsbare bestemmingen buiten 200 meter gebied vanaf de rand van de weg, niet of nauwelijks invloed op de hoogte van het groepsrisico.
6.4.4 Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Het plangebied Krommenie ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen A-563 en W-571-04 van de Gasunie. Voor deze leidingen is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Het rapport is als bijlage bij het milieuonderzoek toegevoegd. De kwantitatieve risicoanalyse is uitgevoerd met de populatiebestanden voor de huidige bestemmingen binnen het invloedsgebied van de leidingen. Uit de berekening blijkt dat er voor de leidingen A-563 en W-571-04 geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar aanwezig is. Dit houdt in dat het plaatsgebonden risico van beide leidingen op de leiding ligt. Voor de leidingen A-563 en W-571-04 is tevens het groepsrisico berekend. Hieruit blijkt dat het groepsrisico voor de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde ligt.
Het plaatsgebonden- en het groepsrisico als gevolg van aardgastransportleidingen geeft geen belemmeringen voor de bestaande bestemmingen. De belemmeringenstrook voor de leiding A-563 is 5 meter en voor de leiding W-571-04 is 4 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen de belemmeringenstrook van de leidingen zijn geen nieuwe bouwwerken en (beperkt) kwetsbare bestemmingen toegestaan. De ligging van de leidingen met de bijbehorende belemmeringenstrook zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.
• Nieuwe ontwikkelingen
Het woningbouwplan op de locatie van het voormalige gasfabriekterrein valt binnen het invloedsgebied van de leiding W-571-04. Wanneer de nieuwe ontwikkeling met uitwerkingsplan concrete vorm krijgt, moet hiervoor een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) worden uitgevoerd en de wijziging van het groepsrisico moet worden onderbouwd en verantwoord. Hieruit kunnen aanvullende eisen ter beperking van de risico’s volgen. In de uit te werken bestemming is dit als voorwaarde opgenomen.
De overige nieuw ontwikkelplannen liggen niet binnen het invloedsgebied van de leidingen A-563 en W-571-04.
• Gasontvangstation (GOS) W-174
Op het voormalige gasfabriekterrein bevindt zich een gasontvangstation (W-174) van de Gasunie. Het gasontvangststation W-174 valt onder de werking van het Activiteitenbesluit. Volgens de opgaven van de Gasunie d.d. 1 mei 2007 heeft de meet- en regelinstallaties een doorvoer capaciteit van 33.0000 m³ o/hr aardgas. Op basis van het artikel 3.12 van het Activiteitenbesluit geldt voor het gasontvangststation W-174, 4 meter veiligheidsafstand voor de beperkt kwetsbare bestemmingen en 15 meter voor de kwetsbare bestemmingen, gemeten vanaf de gevel van het gebouw. In de huidige situatie bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen de genoemde afstanden. Voor de toekomstige situaties zijn er geen nieuwe beperkte bestemmingen binnen 4 meter afstand en geen nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen 15 meter afstand van het gebouw van GOS W-174 toegestaan. Deze contouren zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.
• Overige buisleidingen
Binnen het plangebied bevinden zich 8 bar gasleidingen van het energiebedrijf Liander. De minimale afstand voor de nieuwe bebouwing tot deze leidingen is 3,5 meter aan weerszijden van de leiding. In de huidige situatie wordt voldaan aan deze afstand.
6.4.5 Verantwoording groepsrisico
Bij de plannen in het kader van de Wro is in artikel 13 van het Bevi en paragraaf 4.3 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (hierna cRvgs) en in artikel 12 van het Besluit transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen (Bevb) en in artikel 7 van het (ontwerp) besluit externe veiligheid transportroutes (Btev) een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
Bij deze verantwoordingsplicht moet het bevoegde gezag bij besluiten iedere verandering van het groepsrisico boven of onder de oriëntatiewaarde onderbouwen en verantwoorden. Met de verantwoordingsplicht wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico’s zijn afgewogen en is geanticipeerd op de mogelijke gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
De verantwoording van het groepsrisico heeft alleen betrekking op de relevante risicobronnen, waarbij het plangebied geheel of gedeeltelijk binnen het invloedsgebied valt. De omvang van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van de risicobronnen wijzigt door de vaststelling van het bestemmingsplan niet. Het plangebied heeft geen of nauwelijks invloed op de hoogte van het groepsrisico van de relevante risicobronnen.
Maatregelen tot Risicovermindering
De maatregelen ter beperking van het groepsrisico kunnen zowel bronmaatregelen als maatregelen in de omgeving van een risicobron zijn. Bronmaatregelen zijn de meest effectieve maatregelen om de risico’s op een ongeval te verkleinen. In het plangebied zijn ter beperking van de risico’s voor zover mogelijk de volgende maatregelen getroffen:
• Ter beperking van de risico’s zijn bij het benzineservicestation Benelite bronmaatregelen in de vergunning opgenomen. De voorgeschreven maatregelen zijn inmiddels gerealiseerd. Het vulpunt van de LPG -tank is verplaatst. De LPG - doorzet is in de vergunning begrensd en de venstertijden voor het lossen van LPG, tussen 07.00 tot 12.00 uur, ingevoerd. Omdat de personendichtheid binnen het invloedsgebied in deze periode het laagste is;
• Bij het benzineservicestation Texaco is in de vergunning, de jaarlijkse LPG- doorzet, tot maximaal 500 m³ per jaar, begrensd en de venstertijden voor het lossen van LPG, tussen 19.00 tot 07.00 uur, ingevoerd;
• De maatregelen ter beperking van de risico’s bij transport van gevaarlijke stoffen over de N203: in 2008 is de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in Zaanstad gewijzigd. In 2008 is de Provinciale weg N203 uit de route gevaarlijke stoffen verwijderd;
• De maatregelen ter beperking van de risico’s van transport gevaarlijke stoffen over de N246: de Provinciale weg N246 is binnen de gemeente aangewezen als route gevaarlijke stoffen. Gezien het belang van de route zijn daarom geen aanvullende bronmaatregelen mogelijk;
• De maatregelen ter beperking van de risico’s bij transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen: binnen de belemmeringenstrook van de leidingen W-571-04 en A-563 zijn geen nieuwe bouwwerken en (beperkt) kwetsbare bestemmingen toegestaan. Het plangebied Krommenie ligt buiten de belemmeringenstrook van de leiding A-563. De belemmeringenstrook van de leiding W-571-04 bedraagt 4 meter aan weerszijden van de leidingen. De ligging van de leidingen met de bijbehorende belemmeringenstrook zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.
• Voor het gehele plangebied geldt dat de vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Inrichtingen vergunningenbesluit (Wgh-inrichtingen) en het vuurwerkbedrijven zijn uitgesloten. Deze bedrijven passen niet in een gebied dat grotendeels bestaat uit woongebieden.
De aanvullende maatregelen ter beperking van de risico’s bij de bedrijven Eurocol en Bruins Veem zijn in het kader van het bestemmingsplan procedure of besluit niet direct te treffen.
Verder zijn er binnen het plangebied geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare- en beperkt kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van de risicobronnen en het groepsrisico van alle risicobronnen ligt ruim onder de oriëntatiewaarde, waardoor er geen aanleiding is om het nemen van nog meer risicobeperkende maatregelen verder te onderzoeken.
Bestrijdbaarheid van een ongeval
Bij het invullen van de verantwoording van het groepsrisico is het bestuur van de Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland (VrZW) en de Brandweer Zaanstad gevraagd om advies uit te brengen over de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een ongeval, hulpverlening en zelfredzaamheid. De adviezen van beide organisaties zijn als bijlagen bij het milieuonderzoek toegevoegd.
De bestrijdbaarheid van een ongeval wordt beoordeeld op de aspecten of een ongevalscenario te bestrijden is en het invloedsgebied voldoende ingericht is om bestijding te faciliteren. In het advies van VrZW is de bestrijdbaarheid van de scenario’s, warme- en koude BLEVE en toxische wolk en jet fair (fakkelbrand) beschreven. Er wordt per scenario geadviseerd over de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een ongeval, hulpverlening en zelfredzaamheid. In het advies van Brandweer Zaanstad is beschreven of het plangebied qua voorzieningen voldoende ingericht is om bestijding van een ongeval te kunnen faciliteren.
• Bestrijdbaarheid en de hulpverlening bij een BLEVE scenario
Bij een ongeval op de N203, de N246 en de tankstations Benelite en Texaco kan een LPG-tankwagen betrokken zijn. Hierbij kan een koude BLEVE of warme BLEVE optreden. De effecten die bij een koude BLEVE en een warme BLEVE op kunnen treden zijn groot. Bij een koude BLEVE ligt de 100% letaliteitsgrens op circa 30 meter afstand. Bij een koude BLEVE is geen waarschuwing of evacuatie mogelijk. Dit scenario treedt direct op en is niet te voorkomen door de hulpdiensten.
Bij een warme BLEVE ligt de 100% letaliteitgrens op 90 meter afstand. De 100% letaliteitsgrens bij een warme BLEVE ligt op circa 90 meter. Een warme BLEVE kan onder bepaalde omstandigheden worden voorkomen door de tankwagen met LPG te koelen en de brand in de omgeving van de tankwagen te blussen. Een tankwagen zonder een hittewerende bekleding dan wel een beschadigde hittewerende bekleding bezwijkt naar schatting binnen 20 minuten. Bij een tankwagen met een intacte hittewerende bekleding, kan het moment dat de tankwagen bezwijkt verlengd worden tot circa 75 minuten.
Voor een goede bestrijdbaarheid is het van belang dat de bluswatervoorzieningen in het plangebied op orde zijn. In het plangebied Krommenie is de primaire bluswatervoorziening voor het grootste gedeelte conform de norm. De normen die de brandweer hanteert zijn gebaseerd op de “Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid” van de NVBR en het vastgestelde rapport “Project Bluswater. Spoor 2: Bluswateralternatieven” van Brandweer Zaanstreek-Waterland van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland.
De primaire bluswatervoorzieningen bij het tankstation Benelite en ter hoogte van de Provinciale weg N246 zijn onvoldoende. Daarom is in 2008 bij het tankstation Benelite het uitrukprotocol van de brandweer aangepast. Bij de bestijding van een ongeval op de N246 zal de brandweer gebruik maken van open water als secundaire of tertiaire bluswatervoorziening bluswatervoorziening. De bestemmingsomschrijving van water in het plangebied biedt voldoende waarborg om open water in het plangebied als bluswatervoorziening te gebruiken.
Verder is het plangebied in huidige situatie qua infrastructuur goed bereikbaar voor de hulpdiensten. Daarnaast voorziet de brandweer, op basis van de huidige situatie, geen knelpunten voor wat betreft de aanrij tijden van de hulpdiensten. Indien in de toekomst, nieuwe ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden, zal er vooraf over het aspect bereikbaarheid aan de brandweer advies worden gevraagd.
Na een ongeval met een LPG- tankwagen richt de hulpverlening zich op het helpen van gewonde slachtoffers en het bestrijden van secundaire branden die door de BLEVE zijn ontstaan. De gevolgen van een BLEVE vereisen een multidisciplinair optreden van de hulpverlening. Dit betekent dat niet alleen de brandweer een taak heeft, maar ook de GHOR, Politie en Gemeente. Het aantal slachtoffers dat hulp nodig heeft is afhankelijk van het aantal aanwezigen binnen het effectgebied van het scenario.
• Bestrijdbaarheid en hulpverlening bij een toxische wolk scenario
Bij een ongeval bij de bedrijven Eurocol en Bruins Veem of een transport met giftige stoffen kunnen toxische gassen vrij komen. Het gevolg is dat er een toxische wolk ontstaat. Het effectgebied van een toxische wolk scenario is afhankelijk van de soort en hoeveelheid vrijkomend product en van de windrichting en -snelheid. De toxische wolk kan zich over het hele plangebied verspreiden.
Hulpdiensten kunnen niet voorkomen dat het giftige gassen of vloeistoffen zich verspreiden. De hulpverlening richt zich dan op het veiligstellen van de omgeving en het reden van slachtoffers, het voorkomen van branduitbreiding en blussen/ gecontroleerd laten uitbranden van de brand.
Volgens het advies van de brandweer zijn de bereikbaarheid en bluswatervoorziening bij
Eurocol en Bruins Veem voldoende geregeld. In geval van een ongeval zal de hulpverlening en de brandweer zich dan richten op het waarschuwen/ alarmeren van burgers, redding en ontsmetting van slachtoffers.
• Bestrijdbaarheid en hulpverlening bij een jet fair (fakkelbrand) scenario
Tijdens (graaf)werkzaamheden door derden kan een breuk in de ondergrondse hogedruk aardgasleiding ontstaan. Het aardgas stroomt onder hoge druk continu uit. Het brandbare gas ontsteekt, waardoor een fakkelbrand optreedt die duurt totdat na het inblokken van de leiding de druk afneemt. Deze fakkel kan tot een hoogte van circa 100 meter reiken. De fakkelbrand is hevig en kan door de hittestraling secundaire branden in de omgeving veroorzaken.
Het aantal slachtoffers is afhankelijk van verschillende factoren zoals de aanwezigheid van mensen buiten en binnen gebouwen, het tijdstip van de dag (vanwege een wisselende bezettingsgraad van gebouwen), de weersgesteldheid (bij uitstroming zonder ontsteking), zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverleningsdiensten.
De brandweer beschikt over specifieke inzetprocedures voor ongevallen met gevaarlijke stoffen. Voldoende bluswatervoorzieningen en een goede bereikbaarheid kunnen de schadelijke gevolgen van een buisleidingincident reduceren. Uit het advies van de brandweer Zaanstad blijkt dat de aspecten bluswater en bereikbaarheid in het gehele plangebied toereikend zijn. Bij een fakkelbrand zal de brandweer zich richten op de bestrijding en voorkoming van secundaire branden. In het laatste geval zal zij met waterschermen proberen te verhinderen dat omliggende objecten in brand raken.
Zelfredzaamheid
De zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en vluchten. Het zelfredzame vermogen van een persoon in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om slachtoffers bij een calamiteit te voorkomen. De acties voor het vergoten van de zelfredzaamheid kunnen per scenario verschillend zijn.
• Zelfredzaamheid bij het BLEVE scenario.
Een beginnende brand kan naar verwachting door aanwezigen in het effectgebied worden waargenomen. Het westelijke en zuidelijke deel van het plangebied ligt binnen deze afstand vanaf het tankstations Benelite respectievelijk Texaco. Dit deel is bebouwd met woningen, winkels, restaurant De Krokodil, of in gebruik als sportterrein. Daarom is een snelle waarschuwing en alarmering van groot belang. Bij dit scenario is alarmeren via het sirenenet niet wenselijk. Volgens de landelijke campagne wordt mensen geadviseerd naar binnen te gaan en ramen en deuren te sluiten. Bij een (dreigende) warme BLEVE is juist het omgekeerde van belang.
Tot circa 230 meter vanaf de tankwagen zijn ontruiming en evacuatie de beste opties. Buiten deze afstand kunnen gebouwen bescherming bieden, indien deze zodanig zijn geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de hittestralingeffecten van een BLEVE.
In geval van een calamiteit met gevaarlijke stoffen op de N246, de N203 en de LPG - tankstations worden mensen in het plangebied door de brandweer snel en juist gewaarschuwd om zichzelf van de effecten van een calamiteit te kunnen onttrekken. Deze taak is ook wettelijk bij de brandweer ondergebracht en is al via procedures en mandaten gewaarborgd.
• Zelfredzaamheid bij het toxische wolk scenario
Het gevaar kan door de aanwezigen binnen het plangebied Krommenie, in het benedenwindse effectgebied, worden opgemerkt door de herkenbare (dikke en zwarte) rookwolken van de brand. In het effectgebied aanwezige personen moeten adequaat geïnstrueerd worden om binnen te schuilen tegen de toxische effecten van de gassen. Zij zijn in eerste instantie veilig, wanneer ze naar binnen gaan, ramen en deuren sluiten en eventueel de mechanische ventilatie van het pand uitschakelen. De tijd dat zij beschermd zijn, is afhankelijk van de tijd, die de wolk nodig heeft om in het gebouw te dringen.
• Zelfredzaamheid bij het scenario jet fair (fakkelbrand)
Binnen het invloedsgebied (320 meter) van de aardgastransportleiding A-563 bevinden zich geen kwetsbare- en beperkt kwetsbare bestemmingen. Het gebied heeft bestemming water en natuur.
Binnen het invloedsgebied (100 meter) van de aardgastransportleiding W-571-04 bevinden zich meerdere kwetsbare- en beperkt kwetsbare bestemmingen. Binnen het invloedsgebied van de leiding W-571-04 is vluchten de beste optie. Het effect van het scenario fakkelbrand is zichtbaar en hoorbaar. Er kan verondersteld worden dat de aanwezigen binnen het invloedsgebied van de aardgasleidingen het risico juist inschatten en dat zij van de risicobron af vluchten. Om snel en veilig te kunnen vluchten zijn er (nood) uitgangen nodig die van de risicobron, de hogedruk ardgastransportleiding, af zijn gericht.
In geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicobron worden mensen in het plangebied door de brandweer snel en juist gewaarschuwd om zichzelf van de effecten van een calamiteit te kunnen onttrekken. Deze taak is ook wettelijk bij de brandweer ondergebracht en is al via procedures en mandaten gewaarborgd. Daarnaast wordt, door het treffen van de risicoreducerende maatregelen, de risico’s voor het optreden van een ongeval minder. Verder zijn in het plangebied de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid van de aanwezigen redelijk tot voldoende aanwezig.
Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd, dat in het plangebied voor de aanwezige personen binnen het invloedsgebied van de risicobronnen een passend beschermingsniveau gewaarborgd is.
6.5 Electromagnetische Velden Rond Hoogspanningslijnen En Antenneinstallaties
Binen het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig en het plangebied ligt niet binnen het 0,4 microtesla magnetische veld van een hoogspanningslijn. In het plangebied zijn drie GSM- en UMTS antenneinstallaties en elf zendmasten aanwezig. Een veilige afstand ot een antenne is minimaal drie meter voor het antennenpaneel en een halve meteronder, boven en achter het antennnepaneel. In de huidige situatie wordt er voldaan aan de vereiste veiligheidsafstanden.
6.6 Geur
In Zaanstad ligt het aantal geurgehinderden, volgens de Zaanpeiling 2009, gemiddeld zo rond de 50%. Uit de Zaanpeiling 2009 blijkt dat het aantal geurgehinderden, als gevolg van de bedrijven, voor Krommenie -oost op 37% ligt en voor Krommenie –west op 23% ligt.
In de Zaanpeiling 2009 is tevens de mate van geurhinder, per soort geur en per wijk, onderzocht. Hieruit blijkt dat de inwoners van Krommenie oost meer hinder van linoleumgeur ondervinden dan de inwoners van Krommenie west. Buiten het plangebied op circa 100 meter afstand bevindt zich het bedrijf Forbo Flooring te Assendelft. Het bedrijf is een producent van vinyl en linoleum vloeren. De geurhinder vanwege linoleum is in het plangebied hoger dan het gemiddelde in Zaanstad. In het plangebied is overigens ook geur van de voedingsmiddelenbedrijven langs de Zaan waarneembaar.
Gezien het feit dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien in de nabijheid van Forbo Flooring te assendelft zal er geen toename van het aantal geurgehinderden in het plangebied zijn.
In het plangebied bevindt zich geen grote geuremitterend bedrijven. Buiten het plangebied bevinden zich drie geuremitterende bedrijven, namelijk, Veehouderij "Noom W en Noom Beets AC" , Forbo Flooring Krommenie en Forbo Flooring Assendelft. Hieronder worden de drie bedrijven nader besproken.
Veehouderij "Noom W en Noom Beets AC"
Buiten het plangebied bevindt zich op 10 meter afstand vanaf de plangrens een veehouderij. Op basis van het VNG-boekje "Bedrijven en milieuzonering"uitgave 2009 heeft het bedrijf een richtafstand van 100 meter voor het aspect geur. De afstand tussen de geurbron van het bedrijf en de dichtstbijzijnde woningen in het plangebied is circa 75 meter.
Forbo Flooring Coral NV te Krommenie
Net buiten het plangebied bevindt zich het bedrijf Forbo Flooring Coral (voorheen Bonar Floors) aan de Vlietsend 20a te Krommenie. In het bedrijf worden entree vloersystemen geproduceerd. Op basis van het VNG-boekje "Bedrijven en milieuzonering" uitgave 2009 heeft het bedrijf een sbi- code 1393. De richtafstand voor het aspect geur is 100 meter. Omdat het bedrijf voor het aspect geluid een richtafstand van 200 meter heeft, valt het bedrijf onder categorie 4.1 bedrijven. De afstand tussen het bedrijf en de dichtstbijzijnde woningen is circa 15 meter. Het bedrijf voldoet niet aan de richtafstand voor het aspect geur. Maar voor het bedrijf is in 2006 door het bevoegd een (milieu)vergunning verleend. In de vergunning zijn maatregelen gericht op het verminderen van de geuremissie opgenomen. In de vergunning is tevens opgenomen, indien bij de omwonenden een onaanvaardbare geurhinder door de geuremissie van het bedrijf ontstaat, dat het bevoegd gezag vergaande geurreducerende maatregelen zal eisen.
Op basis van de geurreducerende maatregelen in de vergunning is te verwachten dat de geurbelasting als gevolg van Forbo Flooring Coral binnen het plangebied niet tot onaanvaardbare geurhinder zal leiden. Daardoor kan worden gesteld, dat de geurhinder in het plangebied, als gevolg van Forbo Flooring Coral, als acceptabel beschouwd worden.
Verder valt het bedrijf binnen het bestemmingsplan 'Industrieterrein Assendelft Noord' en krijgt een aparte functieaanduiding (ook wel maatbestemming genoemd). Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.
Forbo Flooring BV te Assendelft
Buiten het plangebied op circa 100 meter afstand bevindt zich het bedrijf Forbo Flooring BV aan de industrieweg 12 te Assendelft. Het bedrijf is een producent van vinyl en linoleum vloeren.
De bedrijfsactiviteiten van het bedrijf is niet vermeld in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' uitgave 2009. Hierin zijn voor het aspect geur richtafstanden opgenomen voor allerlei bedrijfsmatige activiteiten. Omdat de bedrijfsmatige activiteiten van Forbo Flooring te Assendelft niet in de VNG-brochure voorkomt, kan het bedrijf voor het aspect geur niet worden getoetst. Daardoor kan de milieucategorie van het bedrijf ook niet bepaald worden. Dit bedrijf valt binnen het bestemmingsplan 'Industrieterrein Assendelft Noord' en krijgt een aparte functieaanduiding (ook wel maatbestemming genoemd). Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.
Het bedrijf krijgt op termijn nieuwe omgevingsvergunning (voorheen milieuvergunning). Momenteel heeft het bedrijf een vergunningsprocedure lopen bij het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland.
In de aanpak van de geurbelasting worden bij de bedrijven met een relevante geurverspreiding in het kader van de omgevingsvergunning maatregelen ter beperking van de geurverspreiding voorgeschreven. Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurbeperkende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de omgevingsvergunning, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder in het plangebied ook geleidelijk afnemen.
Daarnaast heeft het bedrijf momenteel het ISO 14001 certificaat en heeft zich daardoor verplicht continu verbeteringen (inclusief maatregelen gericht op het verminderen van de geuremissie) in de bedrijfsvoering door te voeren.
Het plangebied Krommenie ligt op circa 100 meter afstand van de terreingrens van Forbo Flooring te Assendelft. De bestaande situatie in het plangebied Krommenie wordt opnieuw vastgelegd. Naar aanleiding van het bestemmingsplan is er geen specifiek geuronderzoek uitgevoerd, omdat er geen relevante gegevens over de geuremissie van het bedrijf bekend is. Hierdoor kan op dit moment voor het plangebied niet worden beoordeeld of er sprake van een acceptabele geursituatie is.
Nieuwe ontwikkelingen
Binnen het plangebied op circa 320 meter afstand, gemeten vanaf de terreingrens van Forbo Flooring te Assendelft en op circa 30 meter afstand van Forbo Flooring Coral te Krommenie ligt het voormalige gasfabriekterrein Krommenie. Op deze locatie is woningbouw voorzien. In het vigerende bestemmingsplan is al een uit te werken woonbestemming voor deze locatie opgenomen. Er is tevens opgenomen dat op deze locatie minimaal 20 maximaal 50 woningen mag worden gerealiseerd en de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 12 meter. Deze wordt overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Krommenie. Er is feitelijk geen sprake van een nieuwe ontwikkeling. De bestemmingen van het vigerende bestemmingsplan zijn uitgangspunt van het nieuwe bestemmingsplan. Daarnaast bevinden zich tussen de locatie van het voormalige gasfabriekterrein en de terreingrens van Forbo Flooring te Assendelft en Forbo Flooring Coral te Krommenie andere bestaande woningen. Voor beide bedrijven zijn de bestaande woningen in de directe omgeving maatgevend. De locatie van het voormalige gasfabriekterrein ligt op grotere afstand van Forbo Flooring te Assendelft en Forbo Flooring Coral te Krommenie dan bijvoorbeeld de woningen aan de Weiver. Door de realisatie van de woningen op de locatie van het voormalige gasfabriekterrein Krommenie, zullen beide bedrijven niet worden beperkt in de uitvoering van hun vergunde bedrijfsactiviteiten.
Om te bepalen of er op de locatie van het voormalige gasfabriekterrein sprake is van een acceptabele geursituatie, moet in het uitwerkingsplan hier aandacht worden besteedt. De geursituatie op de locatie moet opnieuw worden geanalyseerd. In het uitwerkingsplan is dit als voorwaarde opgenomen
Verder liggen de overige nieuwe ontwikkelinglocaties in het plangebied op meer dan 550 meter afstand vanaf de terreingrens van Forbo Flooring te Assendelft en op meer dan 470 meter afstand van vanaf de terreingrens van Forbo Flooring Coral te Krommenie.
Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen van geurgevoelige objecten in de nabijheid van geuremmiterende bedrijven zijn voorzien, zal in het plangebied ook geen toename van het aantal geurgehinderden zijn.
6.7 Luchtkwaliteit
Voor het plangebied Krommenie is de luchtkwaliteit met behulp van de “Monitoringstool” 2012 in beeld gebracht. Uit de berekeningen naar de luchtkwaliteit voor de jaren 2011, 2015 en 2023 blijkt, dat binnen het plangebied geen overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit plaatsvinden. Geconcludeerd wordt dat dit ook het geval zal zijn voor de tussenliggende jaren.
Het bestemmingsplan Krommenie betreft hoofdzakelijk een conserverend plan. In het nieuwe bestemmingsplan zijn, ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan, geen grote ontwikkelingen opgenomen, welke een negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit. De nieuwe woningbouwplannen binnen het plangebied vallen binnen een categorie, zoals aangegeven in de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). De plannen worden daarmee geacht niet in betekende mate bij te dragen (minder dan 3% van de grenswaarde ) aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. In de Regeling NIBM is voor de woningbouwplannen een grens van 1500 nieuwe woningen per ontsluitingsweg opgenomen.
6.8 Bodemkwaliteit
Bodem in overgrote deel van Krommenie is matig met zware metalen en PAK verontreinigd. Plaatselijk kunnen echter ook sterke verontreinigingen voorkomen. Het noordwestelijke deel van het plangebied (Noorderham) is licht verontreinigd. Plaatselijk kunnen echter ook matige tot sterke verontreinigingen voorkomen. Plan Willis is reeds gesaneerd alleen is er een stort aanwezig (stortplaats Vlusch). De hele stort is opgehoogd met een laag schone grond van minimaal 1 tot 2 meter.
Indien binnen het plangebied grond wordt toegepast, bijvoorbeeld voor ophoging, aanvulling, versteviging, demping en bouwrijp maken, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben. De minimale kwaliteit van de toe te passen grond is afhankelijk van de locatie, waar de grond voor wordt toegepast.
In de huidige situatie geldt dat binnen het plangebied alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit 'wonen'. Uitzonderingen hierop zijn het gebied ten westen van de Noorder- en Zuiderham en plan Willis, waarop uitsluitend grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit "achtergrondwaarde". Aan de oostkant van het plangebied zijn een aantal stukken waar grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit "industrie"
Voor zover bekend leveren de verontreinigingen die in het plangebied aanwezig zijn, geen humane, ecologische of verspreidingsrisico's op met uitzondering van het terrein van de voormalige molen Het Fortuyn. Daarom is het niet noodzakelijk deze verontreinigingen bij het huidige gebruik te saneren.
Op basis van de aanwezige informatie kan worden geconcludeerd dat de huidige bodemkwaliteit geschikt is voor de bestaande functies. Er bestaat er in de huidige situatie geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek of sanerende maatregelen.
Voor de nieuwe gevoelige ontwikkelingen is een bodemonderzoek vereist. In geval van de aanvraag van een bouwvergunning, grondverzet of een bestemmingswijziging kan het echter wel noodzakelijk zijn aanvullend onderzoek of sanerende maatregelen uit te voeren. Dit moet dan per geval beoordeeld worden. Bij een bestemmingswijziging moet de kwaliteit van de grond in de nieuwe bestemming voldoen aan de maximale waarden die horen bij de functie volgens de bodemfunctiekaart op de betreffende locatie.
6.9 Duurzaam Bouwen In Het Plangebied
In het bouwbesluit zijn ten behoeve van duurzaam bouwen voor de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen kwaliteitseisen gesteld. Daarnaast streeft Zaanstad bij de nieuwbouw van gebouwen zoveel mogelijk naar zongericht verkavelen door gevels en daken te oriënteren op het zuiden. Hierdoor kunnen passieve zonne-energie en actieve zonne-energie beter benut worden.
Binnen het plangebied zijn geen grote windturbines aanwezig en het oprichten van grote windturbines is ook niet mogelijk. Ook kleine windturbines worden niet toegestaan, zolang er op provinciaal niveau nog discussie is over het plaatsen ervan.
Het bestemmingsplan maakt het bouwen van complexen van zonnepanelen of -collectoren met een binnenplanse ontheffing evenmin mogelijk. Daar waar een negatieve uitstraling op het landschap kan worden voorkomen en er ook overigens geen belemmeringen zijn, kan een omgevingsvergunning met afwijking worden aangevraagd. In bepaalde gevallen is in het plangebied het plaatsen van een zonnepaneel of -collector vergunningsvrij.
6.10 Natuurwaarden En Flora En Faunawet
Naar aanleiding van het bestemmingsplan is er geen specifieke onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied. Wel is er naar aanleiding van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een onderzoek naar de aanwezig natuurwaarden uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is het opsporen van strijdigheden van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen met de Flora- en faunawet, EHS en/of de Natuurbeschermingswet 1998 en het bepalen of een aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk is.
Binnen het plangebied is geen beschermd natuurgebied gelegen. Het plangebied ligt wel in de buurt van Natura 2000 gebieden. De Nederlandse regering heeft een deel van het plangebied aangewezen als natuurmonument. Een deel van het plangebied behoort bij natuurmonument ‘Ham en Crommenije’. Dit Beschermde Natuurmonument maakt geen deel uit van een Natura 2000 gebied.
Uit het onderzoek blijkt dat de nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied geen negatieve effecten, op het Natura 2000-gebied en Beschermd Natuurmonument Ham en Crommenij kunnen hebben.
• Nieuwe ontwikkelingen
Naar aanleiding van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op de locatie van de sportparken Provily en Slibkuil, Fortuinlaan, voormalige Gasfabriekterrein, Durgerhorst en Rosariumgebied is een onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden, door het adviesbureau “Oranjewoud”, uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage bij het milieuonderzoek toegevoegd.
Uit deze natuurtoets komt naar voren dat op de locatie van de ruimtelijke ontwikkelingen in beperkte mate beschermde flora en fauna aanwezig is. Dat er verblijfplaatsen van strikt beschermde vleermuizen in verschillende gebieden voorkomen is echter niet bij voorbaat uit te sluiten; dit geldt eveneens voor de aanwezigheid van jaarrond beschermde broedplaatsen van de Huismus, Gierzwaluw of roofvogels.
Om de aanwezigheid van deze soorten in beeld te krijgen is voor een aantal gebieden nader onderzoek noodzakelijk. Als blijkt dat functioneel leefgebied van Huismus of vleermuizen wordt aangetast of verstoord door de planontwikkeling, is het opstellen van een mitigatieplan noodzakelijk. Dit dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan Dienst Regelingen van het Ministerie van EZ om er zeker van te zijn dat de juiste procedures worden gevolgd.
Verder blijkt uit het onderzoek dat er op het terrein van Provily en Slibkuil, Fortuinlaan, Rosariumgebied, Durgerhorst aanvullende onderzoeken nodig is. Wanneer de ontwikkelingen op deze locaties concrete vorm krijgen, moet er aanvullende vervolg onderzoeken worden uitgevoerd. Hieruit kunnen aanvullende eisen, zoals het treffen van mitigerende maatregelen en het verkrijgen van een ontheffing bij ministerie, volgen. In de wijzigingsbevoegdheid is dit als voorwaarde opgenomen. Hieronder wordt per locatie aangegeven, welke aanvullende onderzoeken moeten worden uitgevoerd.
Provily - slibkuil
• de te slopen gebouwen onderzoeken op vleermuisverblijven
• bij herinrichten van het groen, onderzoek naar jaarrond beschermde vogelnesten
• bij herinrichten van oeverzones watergangen op beschermde Flora onderzoeken
Rosariumgebied
• de te slopen gebouwen onderzoeken op vleermuisverblijven
• bij herinrichten van het groen, onderzoek naar jaarrond beschermde vogelnesten
• bij herinrichten van oeverzones watergangen naar beschermde Flora
Gasfabriekterrein
• geen vervolg onderzoek noodzakelijk.
Fortuinlaan
• nader onderzoek naar Huismus noodzakelijk (populatieomvang). Mitigerende maatregelen voor deze soort in nieuwe ontwikkeling noodzakelijk aangezien de soort al is vastgesteld.
Durghorst
• nader onderzoek naar Huismus noodzakelijk (populatieomvang). Mitigerende maatregelen voor deze soort in nieuwe ontwikkeling noodzakelijk aangezien de soort al is vastgesteld.
• de te slopen gebouwen onderzoeken op vleermuisverblijven
6.11 Bedrijven
Het plangebied Krommenie bestaat uit rustige woongebieden en functiemengingsgebieden. Binnen het plangebied is de Staat van bedrijfsactiviteiten “functiemenging” van toepassing. De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën bedrijfsactiviteiten (categorieën A, B1, B2 en C ) met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid. Aan de hand van deze criteria zijn in dit bestemmingsplan de categorieën bepaald die binnen de bestemmingen zijn toegestaan. De criteria zijn hieronder uiteen gezet.
• Categorie A bedrijven zijn bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
• Categorie B1 bedrijven zijn bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan (Dit betreffen bedrijven die in de 'Richtafstandenlijst' uit de VNG-uitgave voor alle milieuaspecten een richtafstand van maximaal 30 m hebben ten opzichte van een rustige woonwijk en voor het aspect gevaar zelfs een richtafstand van 10 m. Dergelijke bedrijven worden in de bestemmingsplanpraktijk, ook onder de oude VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2001), direct naast woningen in een gemengd gebied toegestaan). De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
• Categorie B2 bedrijven zijn bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan of dat er andere bouwkundige voorzieningen getroffen zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.
• Categorie C bedrijven zijn bedrijfsactiviteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.
Binnen het plangebied zijn in de rustige woongebieden, in de regel bedrijfsactiviteiten uit categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten “functiemenging” algemeen toelaatbaar om toch lichte, huisgebonden, bedrijvigheid (zoals kapper aan huis, schoonheidspecialist, kantoor en dergelijke) mogelijk te maken.
In de functiemengingsgebieden zijn bedrijfsactiviteiten uit categorie A en B1 in de regel algemeen toelaatbaar. Categorie B2 activiteiten is toelaatbaar indien de functie bouwkundig afgescheiden is van woningen en andere gevoelige functies of op een andere wijze de milieubelasting is teruggedrongen. Categorie C activiteiten zijn toelaatbaar indien gelegen langs een hoofdweg en bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies of op een andere wijze de milieubelasting is teruggedrongen.
Uit de beoordeling van de gevestigde bedrijven binnen het plangebied blijkt dat twee bedrijven, op basis van de staat van bedrijfsactiviteiten “functiemenging” niet passen binnen het plangebied. Deze bedrijven krijgen een aparte functie aanduiding (zogenaamde maatbestemming). Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten. De overige bestaande bedrijven zijn in het plangebied toelaatbaar. De bedrijven buiten het plangebied vormen op basis van hun actuele milieuvergunning geen belemmering voor het plangebied.
Verder geldt voor het gehele plangebied dat de vestiging van nieuwe bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Inrichtingen vergunningenbesluit (Wgh-inrichtingen) en het vuurwerkbedrijven zijn uitgesloten. Deze bedrijven passen niet in een gebied dat grotendeels bestaat uit gevoelige en kwetsbare bestemmingen. Ook de bouw van de nieuwe kwetsbare- en beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/ jaar van de bestaande risicobronnen is uitgesloten. De bedrijven buiten het plangebied vormen op basis van hun actuele milieuvergunning geen belemmering voor het plangebied.
Hoofdstuk 7 Wateraspecten
7.1 Bestaand Watersysteem
7.1.1 Gebiedskenmerken
Het bestemmingsplangebied ligt voor het overgrote deel in de Krommenieër Woudpolder. Het polderpeil in deze polder is NAP-1,25m. Het poldergemaal (De Zwerver) dat zorg draagt voor dit waterpeil staat aan het Visserspad. Daarnaast staat er noordelijker langs de Nauernasche Vaart nog een gemaal (De Woudaap) die de Krommenieër Woudpolder bemaalt. De gemalen slaan uit op de Nauernasche Vaart. Aan de oostzijde van het bestemmingsplan gebied ligt de Nauernasche Vaart. Deze vaart maakt onderdeel uit van de Schermerboezem en op deze vaart word een waterpeil gehandhaafd van NAP-0,50 m. Het zuidelijk deel nabij de provinciale weg N203 ligt waterhuishoudkundig gezien in de Polder Assendelft. Het waterpeil in deze polder wordt gehandhaafd op NAP-1.65m. Omdat de wijk Zuiderham ver van het hoofdgemaal van de polder Assendelft afligt is voor het handhaven van waterpeil in dit deel van de Polder Assendelft een hulpgemaal geplaatst welke uitslaat op de Krommenieër Woudpolder.
In beide polders is de verhouding tussen aantal vierkantenmeters verharding (wegen, straten en daken) en het aantal vierkantenmeters oppervlakte water niet optimaal. Bij ernstige regenval is er een kans dat het waterpeil zo hoog stijgt dat er overlast kan ontstaan. In de polder Assendelft zal deze problematiek opgelost worden bij de verdere realisatie van de uitbreidingswijken. Voor de Krommenieër Woudpolder, waar deze problematiek minder nijpend is, is geen concreet plan voorhanden en zal bij stedelijke verdichting rekening gehouden worden met deze problematiek. Toename van verharding, zoals deze bijvoorbeeld gepland is bij de ontwikkeling van woningenbouw op het voormalig gasfabriekterrein nabij de Weiver, zal gecompenseerd moeten worden door het graven van extra oppervlaktewater. In de visie Rosariumgebied wordt de opgave van 600 m2 extra watercompensatie meegenomen ten behoeve van de reeds gerealiseerde uitbreiding van het verzorgingstehuis Rosariumhurst.
De waterkering tussen de Polder Assendelft en de Krommenieër Woudpolder (waterpeilverschil van 40 cm) wordt gevormd door de aanwezige stedelijke inrichting en is als kering niet herkenbaar. De waterkering tussen de Krommenieër Woudpolder en de Nauernasche Vaart (waterpeilverschil van 75 cm) is de Noordervaartdijk en de Zuidervaartdijk en als landschapselement duidelijk herkenbaar.
Het Hoogheemraadschap momenteel bezig is met een nieuw watergebiedplan en peilbesluit voor de polders Krommenie en Assendelft waarbij een actualisatie van de (bestaande) waterpeilen plaatsvindt. De genoemde waterpeilen kunnen daardoor wijzigen.
7.1.2 Bodem en grondwater
Binnen het bestemmingsplangebied zijn er wijken waar meldingen van grondwateroverlast van bekend zijn. De oorzaak van de deze overlast is verschillend.
In wijken gebouwd na de vijftigerjaren is het voormalige veenweide-gebied opgehoogd met zand. Door zetting van de ondergrond is het maaiveld gezakt tot aan de aanwezige grondwaterstand. Overlast (ook in kruipruimtes) kan weg genomen worden door de zetting te compenseren door ophoging.
In de oudere wijken treedt grondwateroverlast-, en onderlast door de slechte (geohydrologische) opbouw van de bodem (door in het verleden gebruikt oneigenlijk ophoogmateriaal) en de relatief grote afstanden tot oppervlaktewater (door demping sloten in het verleden). Het laatste aspect speelt met name in de wijken Noorder- en Zuiderhoofdbuurt. Helaas is het terugbrengen van de in het verleden gedempte watergangen niet mogelijk door de stedelijke inrichting en omdat te realiseren watergangen alleen tegen hoge kosten (duikers en bruggen) in verbinding te brengen is met het aanwezige oppervlaktewater. In de oudere wijken zal dus het gebruik van het maaiveld en de bouwkundige staat van woningen afgestemd moet worden op de heersende grondwaterstanden. Ter regulering van de grondwaterstand wordt wel bij de vervanging van riolering drainage gelegd maar dat biedt niet in alle gevallen een oplossing.
7.1.3 Oppervlaktewater
Aandachtspunten met betrekking tot waterkeringen en oppervlakte water:
Het doel van het systeem van watergangen en dijken is te wonen en te leven beneden zeeniveau. Het hoogheemraadschap beheert deze watersystemen en veranderingen aanbrengen in de waterhuishouding mag alleen met een watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Een watervergunning moet aangevraagd worden als door de realisatie een ruimtelijk plan:
- een kering of dijk wordt beïnvloed;
- sloten worden gedempt of verlegd;
- er een toename van verhard oppervlakte (daken en verharding) van meer dan 800 m² wordt mogelijk gemaakt of
- de uitvoering van het onderhoud van watergangen beïnvloed wordt.
Het aanbrengen van steigers wordt door het hoogheemraadschap getoetst in verband met het onderhoud (riet en drijfvuil verwijderen, baggeren) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kunnen de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van 1 meter breed en 6 meter lang, onder de voorwaarde dat er 6 meter vrije doorvaartbreedte overblijft, is een melding voldoende.
7.1.4 Riolering
In de meeste buurten van Krommenie ligt een gemengd rioolstelsel. Alleen in de wijk Willis ligt een gescheiden rioolstelsel.
Bij de gemengde rioolstelsels worden neerslag en afvalwater verzameld in één buis. Het nadeel van een gemengd rioolstelsel is dat bij overmatige regenval het rioolstelsel het grote aanbod niet kan verwerken en het teveel via overstorten, geloosd wordt in oppervlaktewater. Om deze emissie van het rioolstelsel naar het oppervlaktewater te verminderen, zijn in Krommenie nabij de Kervelstraat en de Kuijperkade bergbezinkbassins gebouwd. Door deze bassins kan er meer neerslag geborgen worden in het rioolstelsel zodat het minder snel overstort en in de bassins bezinkt een deel van vuil zodat als het overstort het water minder vervuild is. Deze twee bassins hebben er nog niet voor zorg gedragen dat het rioolstelsel van Krommenie voldoet aan de landelijke normstelling voor emissie (Basisinspanning). De emissie zal verder teruggedrongen worden door, daar waar mogelijk, zoals in de omging van de Zilverschoonlaan en Heiligeweg, bij vernieuwen gemengde rioolstelsel deze te vervangen door gescheiden rioolstelsels.
Bij gescheiden rioolstelsels speelt deze problematiek niet. De neerslag wordt via het regenwaterstelsel geloosd in het oppervlaktewater. Het afvalwater uit de woningen wordt ingezameld in het vuilwaterstelsel en afgevoerd naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Het rioolwater wordt via verschillende rioolgemalen en persleidingen verpompt naar het hoofdrioolgemaal van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en van daar verpompt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Beverwijk. Na zuivering wordt het surplus aan water geloosd in het Noordzeekanaal.
7.2 Watertoets
7.2.1 Proces
Met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is op 15 maart 2012 het bestemmingsplan Krommenie besproken. In dit watertoetsoverleg hebben verschillende waterhuishoudkundige aspecten de revue gepasseerd en deze zijn verwerkt in onderstaande waterparagraaf. Het verslag is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd.
Het rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland.
Het waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het rioolbeheer wordt uitgevoerd door de gemeente Zaanstad
7.2.2 Advies
Aanbevelingen voor de bestemmingsregeling:
Omdat de hoeveelheid oppervlaktewater (aantal m²) in verhouding moet blijven met de hoeveelheid verharding (aantal m²), zal het aanwezige oppervlaktewater binnen het bestemmingsplan doorgaans bestemming "Water" moeten krijgen.
Om extra waterberging te kunnen graven zonder bestemmingsplanwijzigingen is daar waar mogelijk en de bestemming "Groen" aansluit bij de bestemming " Water" binnen de bestemming "Groen" ook het van graven oppervlaktewater mogelijk gemaakt.
De Zuider- en Noordervaartdijk is een secundaire waterkering. In de bestemmingsplanregels zal deze kering, samen met het gemaal aan het Visserspad aangeduid worden als "waterstaatkundig werk". Op de verbeelding zullen de dijk en het invloedsgebied, waarbinnen bij de uitvoering van werkzaamheden ook een watervergunning vereist is, aangegeven worden.
Zie tevens het verslag van het watertoetsoverleg dat is opgenomen in bijlage 11 van de toelichting.
Specifiek ten aanzien van de woningbouwplannen op het voormalige gasfabriekterrein heeft nog nader overleg plaatsgehad met de waterbeheerder. Met betrekking tot de watercompensatie in verband met toe te nemen verharding wordt uitgegaan van het creëren van in iedre geval 15% water, in te brengen in de waterbank.
Met betrekking tot de regionale waterkering langs de Nauernaschevaart dient rekening te worden gehouden met de vrijwaringszone en de “zone waterstaatswerk”. Voor de waterkering is een dubbelbestemming “Waterstaat-waterkering”opgenomen in de regels. Wellicht dient bij het opstellen van een uitwerkingsplan tevens een Watervergunning te worden aangevraagd.
In de regels (uit te werken woonbestemming) is opgenomen dat nader overleg gevoerd wordt met de waterbeheerder alvorens tot een uitwerkingsplan te komen.
7.3 Beleidskader
7.3.1 Provinciaal Waterplan 2010-2015 Beschermen, benutten, Beleven en beheren
Het Waterplan 2010 - 2015 is op 16 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. De strategische waterdoelen van de provincie zijn:
- 1. het waarborgen van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principes van preventie, gevolgschade beperken en rampenbeheersing;
- 2. het zorgen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem wordt versterkt en zo ook de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie.
- 3. het zorgen voor schoon en voldoende water.
- 4. het zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem, door middel van integrale gebiedsontwikkeling.
7.3.2 Nationaal Waterplan 2009 - 2015
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid in dit plan is gericht op:
- 1. een goede bescherming tegen overstroming;
- 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
- 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit;
- 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.
7.3.3 Zaans blauw, waterplan Zaanstad
Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft oa als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:
- 1. de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren;
- 2. de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zonodig in ruimtelijke plannen vast te leggen;
- 3. te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern.
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren.
7.3.4 Nationaal bestuursakkoord Water
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen Rijk (Ministerie van Verkeer en Waterstaat), Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In juni 2008 zijn de afspraken uit het oude NBW van 2003 geactualiseerd. Kern van het NBW is samenwerken aan het op orde brengen en houden van het watersysteem in 2015, en daarbij anticiperen op klimaatveranderingen. Er zijn kwantitatieve normen geformuleerd, waaraan het watersysteem in 2015 moet voldoen. De waterbeheerder moet aangeven op welke punten het watersysteem niet voldoet aan deze nieuwe normen.
7.3.5 Watertoets: ruimte voor water
De handreiking watertoetsproces 3 is in de zomer van 2009 vastgesteld in het Nationaal Water Overleg met de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (rijk), Interprovinciaal overleg (IPO), Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG). Met deze vaststelling is het de formele en algemene leidraad voor de toepassing van het watertoetsproces geworden.
Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21ste eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om de afweging van waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.
De nieuwe 3de handreiking voor de watertoets is aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het Nationaal Waterplan. De handreiking watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en nieuwe beleidsafspraken.
Een aantal inhoudelijke aspecten van het watertoetsproces, zoals waterkwaliteit, klimaat en waterveiligheid, zijn beleidsmatig in ontwikkeling. Handreikingen voor het operationeel omgaan met besluiten over deze aspecten, komen in appendices die integraal onderdeel worden van deze handreiking.
Hoofdstuk 8 Beschrijving Planvorm En Bestemmingsregeling
In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen beschreven van de gehanteerde bestemmingen. Daarnaast worden aanduidingen, ontheffingsregels en wijzigingsbevoegdheden in de bestemmingsregeling aangestipt die, in verband met de speciale regeling die zij hanteren, een nadere toelichting kunnen gebruiken.
8.1 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.
De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. .
Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning' en 'sloopvergunning' zijn vervangen door omgevingsvergunning (indien noodzakelijk is deze term aangevuld ten behoeve van bouwen en/of slopen), de term 'aanlegvergunning' is vervangen door omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en tenslotte de term 'ontheffing' is vervangen door afwijking van de bouwregels/gebruiksregels.
8.1.1 Voorgevelrooilijn ('gevellijn')
Eén van de uitgangspunten voor het begrippenkader is het zoveel mogelijk aansluiten op andere relevante wetgeving zoals de Woningwet, de Wabo en het Bor. In de Wabo wordt ervan uitgegaan dat elke woning maar één voorgevel heeft. Verder wordt de voorgevelrooilijn als volgt gedefinieerd: de voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, beheersverordening of gemeentelijke bouwverordening. Het is van belang om in het bestemmingsplan (of beheersverordening) duidelijk aan te geven waar de voorgevelrooilijn is gelegen. Dit geldt met name voor de regeling met betrekking tot erfafscheidingen omdat afhankelijk van de ligging ten opzichte van de voorgevelrooilijn deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, al dan niet vergunningsvrij zijn. Alle overige bouwwerken worden niet gerelateerd aan de voorgevelrooilijn maar aan het achtererfgebied van de woning.
In principe kan een woning op een hoek twee voorgevelrooilijnen hebben: één in het verlengde van de voorgevel en één in het verlengde van de zijgevel van de woning, die is gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied. Gelet op het bovenstaande is de systematiek in de bestemmingsplannen als volgt:
- Op de verbeelding staan bouwvlakken aangeduid door voor-, achter- en zijgevelbouwgrenzen. Binnen deze bouwvlakken mogen de hoofdgebouwen worden gebouwd. Er is geen verplichting om ook in deze grenzen te bouwen.
- Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt bepaald waar de voorgevel van een gebouw is gelegen. Dit is voor dit bestemmingsplan af te leiden uit de bestemming Tuin. De voorgevels zijn hieraan gelegen.
- Omdat hoofdgebouwen niet in de bouwgrens behoeven te worden gebouwd kunnen zich situaties voordoen dat deze achter de bouwgrens gelegen zijn. Vergunningsplichtige bijbehorende bouwwerken in de zin van bijgebouwen moeten altijd drie meter achter de voorgevel en de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan te worden gebouwd (de voorgevelrooilijn) .
- Gelet op het begrip voorgevelrooilijn dat in de Wabo (en Bor) geïntroduceerd is en afkomstig is uit de gemeentelijke bouwverordening, betekent dat op hoekpercelen de zijgevellijn (de lijn, die gelegen is langs de feitelijke zijgevel en het verlengde daarvan op een bouwperceel) ook als voorgevelrooilijn wordt beschouwd. Het hoekperceel kent dus twee voorgevelrooilijnenj.
Overigens wanneer gesproken wordt over zijgevel dan wordt hiermee de fysieke zijgevel van een hoofdgebouw bedoeld. In het juridische kader bestaat het begrip 'zijgevel' niet. Alleen de begrippen achtererfgebied en voorerfgebied worden gehanteerd waarbij de voorgevelrooilijn aangeeft waar het voorerfgebied eindigt en het achtererfgebied begint of vice versa.
8.1.2 Vergunningvrij bouwen
Vergunningvrij bouwen mag in principe vanaf de voorgevelrooilijn. Voor vergunningplichtige bouwwerken hanteert de gemeente de eis van 3 meter achter de voorgevelrooilijn indien grenzend aan het openbaar gebied. Door het hanteren van deze eis is het duidelijk dat bijvoorbeeld een bijbehorend bouwwerk (aan- of uitbouw) in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, ook gezien vanaf de voorgevel.
Het is belangrijk het volgende in overweging te nemen bij vergunningsvrij bouwen. Een 'erf' is dat gedeelte waarop reeds een hoofdgebouw staat dat bijvoorbeeld de bestemming Wonen heeft en waarbij de bebouwingsmogelijkheden op het 'erf' in voldoende ruimtelijk opzicht direct behoren bij en in functioneel opzicht ten dienste staat van, en/of in feitelijk opzicht direct aansluitend is aan het hoofdgebouw. Onder een 'erf' kan een perceel samenvallen met een erf, maar kan een perceel ook meer omvatten. Voor de beantwoording van de vraag of een vergunningvrij bouwwerk in de zin van het Bor kan worden aangemerkt, is het vereist dat het vergunningvrije bouwwerk op (rond) hetzelfde perceel staat als dat waarop het hoofdgebouw zich bevindt. De omstandigheid dat iemand eigenaar is van zowel het afgesloten gedeelte van het perceel (bijvoorbeeld een weiland) als van het bebouwde deel van het perceel voor de beantwoording van de vraag of sprake is van 'een perceel, waarop zich een gebouw bevindt is niet zonder meer doorslaggevend. Ook de omstandigheid dat sprake is van een kadastrale eenheid is niet zonder meer doorslaggevend.
8.2 Bestemmingsregeling
8.2.1 Inleiding
In hoofdstuk van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.
De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk van de regels).
De algemene regels, waaronder ontheffings- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk van de bij het plan behorende regels.
Hoofdstuk 4 bevat tenslotte de overgangs- en slotbepalingen.
In algemene zin kan worden opgemerkt dat op de verbeelding om reden van kenbaarheid ook de monumenten zijn aangeduid. De planregels bevatten echter geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Monumentenwet (artikel 11) en de monumentenverordeningen van de provincie en de gemeente (resp. artikel 6 en artikel 9).
De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.
8.2.2 Plansystematiek
Het bestemmingsplan is grotendeels gericht op het behoud van de bestaande situatie. Dit betekent dat het de bestaande functies nauwkeurig vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimd qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen dat het gemeentebestuur door middel van het verlenen van ontheffingen kan afwijken van bestemmingsplan.
8.2.3 Regels algemeen
De regels zijn gegroepeerd in drie hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels
- 2. Bestemmingsregels
- a. Hoofdgroepen van bestemmingen
- b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen
- c. Functieaanduidingen
- d. Bouwaanduidingen
- 3. Algemene regels
Waar nodig is op enkele artikelen een nadere toelichting opgenomen.
8.3 Bestemmingsplanprocedure
De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke Ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn verschillende fasen te onderscheiden:
- Voorbereidingsprocedure
Voor het opstellen van van een voorontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen een gemeente. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt voor overleg gezonden aan de in artikel 3.1.1 Bro genoemde instanties. Tevens wordt er een (informele) informatiebijeenkomst binnen het plangebied georganiseerd voor bewoners, bedrijven, belangstellenden en andere belanghebbenden.
De gemeente reageert vervolgens op het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de inspraak door in de toelichting van het plan op de gemaakt op- en aanmerkingen in te gaan en aan te geven welk standpunt de gemeente daarover inneemt.
- Vaststellingsprocedure
Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken (dit is een termijn van orde) na de termijn van terinzagelegging vast.
- Beroepsprocedure
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de VROM inspectie een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan de reactie van Gedeputeerde Staten en/of de Inspectie Leefomgeving en Transport (voorheen de "VROM inspectie") wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.
8.4 Gekozen Planvorm
Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat in beperkte mate ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op het behoud van de aanwezige functies en te beschermen waarden.
Verder maakt het bestemmingsplan een aantal ontwikkelingen mogelijk. Deels door het opnemen van de gewenste ontwikkeling, als deze voldoende is uitgekristalliseerd, in regels en verbeelding, in het voorontwerp dan wel in het ontwerpbestemmingsplan. Deels door een ruime(re) bestemming in gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in voorontwerp of ontwerp. Tenslotte wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de ontwikkeling van Provily/Slibkuil en een uit te werken bestemming voor het voormalige gasfabriekterrein.
Op grond van artikel 3.1.3 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:
- 1. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
- 2. bij of krachtens wet kunnen bestemmingen worden voorgeschreven;
- 3. bij of krachtens wet kunnen regels worden voorgeschreven;
- 4. voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings-, en ontheffingsbepalingen.
8.5 Handhaving
In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.
In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd. In het plangebied is vooral aandacht besteed aan de bedrijventerreinen krommenie Oost en Noordervaartdijk..
8.6 Planmer-plicht
In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een planmer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie:
- 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichting;
- 2. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig is.
In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-mer vallen.
Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 en met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 niet veranderd en dus komen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad.
Toch is ervoor gekozen, nu het plangebied Krommenie vrij groot en divers is een inspraakmoment voor de burger te plannen. Op 7 november is een inloopbijeenkomst geweest en het voorontwerp bestemmingsplan Krommenie heeft van 26 oktober 2012 tot en met 21 november 2013 inzage gelegen, waarbij de mogelijkheid werd gegeven een inspraakreactie in te dienen.
Het voorontwerpbestemmingsplan is tevens in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg aan haar (formele) overlegpartners toegezonden.
Wanneer het ontwerp gereed is om ter inzage te worden gelegd, hebben burgers natuurlijk weer de mogelijkheid hun zienswijzen in te dienen.
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van karakter en er zijn geen grote ingrepen voorzien die het opstellen van een grondexploitatieberekening rechtvaardigen. Waar ingrepen in het openbare gebied noodzakelijk zijn, zullen deze worden gefinancierd uit de algemene middelen cq. een investeringsplan. Op grond daarvan besluit de raad dan ook om toepassing te geven aan artikel 6.12, tweede lid Wro en geen exploitatieplan vast te stellen.
9.3 Handhaving
In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. - 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk. - 3. Realistische en inzichtelijke regeling.
Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten daarom niet meer regelen dan noodzakelijk is. - 4. Actief handhavingsbeleid.
Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.
Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.
Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.
In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Overleg
10.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan gepubliceerd in het Zaans Stadsblad en de Staatscourant van 11 juli 2012.
10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:
- 1. Rijkswaterstaat, dienst Noord-Holland
- 2. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
- 3. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- 4. Provincie Noord-Holland, Afdeling Ruimtelijke Ordening en Wonen
- 5. Gemeente Heemskerk
- 6. Gemeente Graft De Rijp
- 7. Gemeente Uitgeest
- 8. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
- 9. Waterleidingbedrijf Noord-Holland
- 10. Milieufederatie Noord Holland
- 11. Vereniging Zaans Erfgoed
- 12. Gemeentelijke monumentencommissie
- 13. Kontakt Milieubeheer Zaanstreek
- 14. Waterleidingbedrijf Noord-Holland
- 15. Staatsbosbeheer Regio west
- 16. Wijkbeheer Krommenie
- 17. Brandweer Zaanstad
- 18. GGD Zaanstreek-Waterland
- 19. N.V. Nederlandse Gasunie
- 20. Kamer van Koophandel Amsterdam
- 21. KPN
- 22. NUON
- 23. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
De instanties 1, 3, 4, 6, 19, 20, 23 hebben in dit kader gereageerd en hierop is een reactie geven. Deze reacties zijn opgenomen in bijlage 2 van de toelichting
10.3 Burgerparticipatie
De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 en met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 niet veranderd en dus komen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad.
Toch is ervoor gekozen, nu het plangebied Krommenie vrij groot en divers is een inspraakmoment voor de burger te plannen. Op 7 november is een inloopbijeenkomst geweest. Deze inloop bijeenkomst was drukbezocht.Daarnaast heeft het voorontwerp bestemmingsplan Krommenie van 26 oktober 2012 tot en met 21 november 2013 inzage gelegen, waarbij de mogelijkheid werd gegeven een inspraakreactie in te dienen. Er zijn in totaal 59 reacties ontvangen. Deze reacties zijn van een antwoord voorzien en hebben in een aantal gevallen geleid tot aanpassing van het plan. De reacties zijn te vinden in bijlage 1 van de toelichting.
10.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van donderdag 14 maart 2013 tot en met 24 april 2013. Tijdens deze periode zijn er 58 zienswijzen ingediend, twee daarvan zijn na het verstrijken van de termijn binnen gekomen maar zijn desalnietemin ambtshalve meegenomen. Deze worden in Bijlage 2 zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie I "lichte horeca"
Bedrijven die alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende categorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.
1b. Overige lichte horeca
- bistro;
- grand-café;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- hotel.
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
Categorie 2 "middelzware horeca"
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 "zware horeca"
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
Bijlage 1 Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 1 Ambtshalve wijzigingen
Bijlage 2 Verwerking Zienswijzen
Bijlage 2 Verwerking zienswijzen
Bijlage 3 Verwerking Inspraakreacties
Bijlage 3 Verwerking inspraakreacties
Bijlage 4 3.1.1. Overleg
Bijlage 5 Milieuonderzoek
Bijlage 6 Bijlage I Akoestisch Onderzoek Ontwerpfase Plan Provily-slibkuil Te Zaanstad
Bijlage 6 Bijlage I Akoestisch onderzoek ontwerpfase plan Provily-Slibkuil te Zaanstad
Bijlage 7 Bijlage H Natuurtoets Diverse Gebieden Krommenie
Bijlage 7 Bijlage H Natuurtoets diverse gebieden Krommenie
Bijlage 8 Bijlage G Kwantitatieve Risicoanalyse Buisleidingen Plangebied Krommenie
Bijlage 8 Bijlage G Kwantitatieve Risicoanalyse Buisleidingen plangebied Krommenie
Bijlage 9 Bijlage F Externe Veiligheid Route Gevaarlijke Stoffen Rapportage
Bijlage 9 Bijlage F Externe veiligheid route gevaarlijke stoffen rapportage
Bijlage 10 Bijlage E Kwantitatieve Risicoanalyse (Qra) Bruins Veem (Emballage) Bv
Bijlage 10 Bijlage E Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) Bruins Veem (emballage) bv
Bijlage 11 Bijlage D Kwantitatieve Risicoanalyse ((Qra) Eurocol Bv
Bijlage 11 Bijlage D Kwantitatieve risicoanalyse ((QRA) Eurocol bv
Bijlage 12 Bijlage C Kwantitatieve Risicoanalyse (Qra) Tankstation Texaco
Bijlage 12 Bijlage C Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) tankstation Texaco
Bijlage 13 Bijlage B: Kwantitatieve Risicoanalyse (Qra) Tankstation Benelite Bv
Bijlage 13 Bijlage B: Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) tankstation Benelite bv
Bijlage 14 Milieutechnische Wet- En Regelgeving
Bijlage 14 Milieutechnische wet- en regelgeving