Bedrijventerrein Noorderveld
Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad
Vastgesteld op 05-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Noorderveld van de gemeente Zaanstad.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0479.STED3764BP-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aanduidingsvlak
Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.
1.6 Aan huis verbonden beroep c.q. bedrijf
Een dienstverlenend beroep of het verlenen van diensten, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.7 Achtergevel
De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.8 Achtergevellijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.9 Afhaalcentrum
Een locatie waar de consument uitsluitend of overwegend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop
1.10 Agrarisch gebruik
Het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.11 Antenne-installatie
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 Antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.13 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
1.15 Bestaande bebouwing/ bouwwerken
Gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig zijn of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend.
1.16 Bed & Breakfast
Toegestaan gebruik dat ondergeschikt is en hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 6 slaapplaatsen.
1.17 Bedrijf
Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein.
1.18 Bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.19 Bedrijfsunit
Ruimte in een bedrijfsverzamelgebouw, behorende bij één bedrijf.
1.20 Bedrijfsvloeroppervlak
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
1.21 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, bestemd voor de permanente bewoning door één huishouden dat behoort bij en waarvan de bewoning verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.
1.22 Bestaand gebruik
Een bouwwerk dat:
- a. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
- b. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is gediend.
1.23 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.24 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 Bijbehorende bouwwerken
Functioneel verbonden met hoofdgebouw, daar al of niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak (carport).
1.26 Bevi-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.27 Bijzondere bouwlaag
Kelder, souterrain, kap, dakopbouw.
1.28 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.29 Bouwgrens
Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.30 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.31 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.32 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.33 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.34 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.35 Brutovloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc..
1.36 Buitenopslag
Opslag die zichtbaar is vanaf de openbare weg.
1.37 Consumentverzorgende dienstverlening
Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder tandheelkunde, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.
1.38 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.39 Dagrecreatie
Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.
1.40 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.41 Dakopbouw
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.
1.42 Detailhandel
Inrichtingen ten behoeve van bedrijfsmatig verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan:
- in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit,
- perifere detailhandel en
- internetverkoop met beperkte winkelfunctie, internetverkoop zonder winkelfunctie en afhaalcentrum.
1.43 Detailhandel perifeer
Vestiging van detailhandel die vanwege de omvang en/ of de aard van de gevoerde artikelen niet binnen het centrum of de wijkwinkelcentra gevestigd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld auto's, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, bouwmarkten, keukens, woninginrichting.
1.44 Eerste bouwlaag (of plint)
De bouwlaag op de begane grond.
1.45 Dienstverlening
Zakelijke, consumentverzorgende en maatschappelijke dienstverlening.
1.46 Erf
Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.47 Functiescheidingslijn
Een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies zijn toegestaan.
1.48 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.49 Geluidbelasting vanwege een industrieterrein
De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.50 Geluidsgevoelige functies
Bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.51 Geluidsgevoelig object
Woningen en andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (hierna:"Wgh") en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.
1.52 Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen
Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen als bedoeld in de Wet geluidhinder en Besluit Geluidhinder, zijnde:
- leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
- onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven
- theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
- ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.
1.53 Geluidzoneringsplichtige inrichting
Bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.54 Gezoneerd industrieterrein
- Terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en
- waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken.
1.55 Groenvoorziening
Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.56 Groothandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.57 Hogere waarde
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
1.58 Horecabedrijf
Een bedrijf, waarbinnen horeca-activiteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten.
1.59 Internetverkoop met beperkte winkelfunctie
Opslag en distributie voor internetverkoop, waar een elektronische transactie tot stand komt, met:
- opslag- en verzendfunctie;
- beperkte mogelijkheid tot afhalen en afrekenen;
- beperkte mogelijkheid goederen ter plaatse te bekijken.
1.60 Internetverkoop zonder winkelfunctie
Opslag en distributie voor internetverkoop, waarbij de handel via internet en andere media verloopt, waarbij geen sprake is van rechtstreeks contact tussen verkopende en kopende partij, zonder showroom, waarbij de levering van producten hoofdzakelijk plaats vindt via post- of koeriersdiensten.
1.61 Kantoor(ruimte)
Inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten.
1.62 Maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen
Dienstverlening op het gebied van en voorzieningen voor overheid, welzijn, ouderen, (para)medische behandeling, onderwijs (waaronder begrepen jeugd/ kinder- en naschoolse opvang), sport, openbare veiligheid, cultuur en religie en vergelijkbare maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen, met uitzondering van brandweerkazernes.
1.63 Nutsvoorziening
Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.64 Oevervoorziening
De grondkerende constructie aan en in de aan een watergang grenzende kant van een terrein.
1.65 Ondergeschikt bouwdeel
Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- b. aircoinstallaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- c. luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
1.66 Ondergronds bouwwerk
Een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m onder peil.
1.67 Parkeervoorziening
Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.68 Peil
Onder hetpeil wordt verstaan:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
- b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
- c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.69 Planregels
De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Noorderveld.
1.70 Recreatief medegebruik
Recreatief gebruik dat ondergeschikt is aan de functie conform de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.71 Recreatieve voorzieningen
Gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding met uitzondering van seksinrichtingen en horecavoorzieningen.
1.72 Seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.73 Speelvoorzieningen
Voorzieningen voor speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc.) en trapvelden.
1.74 Staat van Bedrijfsactiviteiten
De lijst van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.75 Terras
Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
1.76 Verbeelding
Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Noorderveld (STED 3764) met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven.
1.77 Verkoopvloeroppervlak (vvo)
De voor het publiek toegankelijke ruimte waar goederen zijn tentoongesteld en/of uitgestald ten behoeve van verkoop.
1.78 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.79 Voorgevel(rooi)lijn
De op de verbeelding aangegeven lijn (die tevens als bouwgrens geldt), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behouden krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.80 Vuurwerkbedrijven
Inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.
1.81 Waterkering
Natuurlijke of kunstige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.
1.82 Waterstaatkundige werken
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
1.83 Windturbine
Een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica's hiervan.
1.84 Weg
Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.85 Woning
Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden niet zijnde kamerverhuur en Bed & Breakfast.
1.86 Zakelijke dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, zoals administratie, informatie- en communicatietechnologie, marketing, reclame, advocaten, makelaars, advies- en ingenieurbureaus en training.
1.87 Zendmast
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.88 Zijgevel
Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.
2.2 Bebouwingsoppervlak van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddeld niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.3 Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
2.4 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.5 Bouwdiepte
Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
2.6 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7 Brutovloeroppervlakte van een gebouw
De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.
2.8 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel.
2.10 Hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.11 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 Nokhoogte
Het hoogste punt van een gebouw, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en antennes niet meegerekend.
2.13 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch gebruik;
- b. behoud van natuur en landschapswaarden;
- c. dagrecreatief medegebruik;
- d. opstapplaatsen voor kano's en boten;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. paden, bruggen en steigers;
- h. water(berging);
- i. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' zijn bedrijven toegelaten, die staan genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' tot en met categorie 3.1;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' zijn bedrijven toegelaten, die staan genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' tot en met categorie 3.2;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' zijn bedrijven toegelaten, die staan genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' tot en met categorie 4.1;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' zijn bedrijven toegelaten, die staan genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' tot en met categorie 4.2;
- e. detailhandel perifeer met een totaal brutovloeroppervlak van 40.000 m², waarvan 30.000 m² op de adressen Samsonweg 5 tot en met 25 (het Runshoppingcentre) in Wormerveer. Per vestiging is maximaal 15% aan nevenassortiment toegestaan;
- f. horeca van categorie 1 zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten;
- g. internetverkoop met beperkte winkelfunctie;
- h. internetverkoop zonder winkelfunctie;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning met een maximale inhoud van 500m³;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor dienstverlening en kleine zelfstandige kantoren met een maximale oppervlak van 250 m² per bedrijfsunit;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' tevens voor één horecavoorziening tot en met categorie 3, zoals genoemd in de 'Staat vanHoreca-activiteiten' met een maximale oppervlakte van 3200 m²;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' tevens voor een kinderdagverblijf;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specieke vorm van bedrijventerrein - 1 tevens voor een afhaalcentrum, horeca tot en met categorie 2 met een maximum oppervlakte van 1300 m² en (kleinschalige) kantoren en dienstverlening met een maximum oppervlakte van 250 m² per bedrijfsunit;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' tevens voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen met bijbehorende detailhandel;
- o. ter plaatse van de functieaanduiding zoals in de tabel genoemd: tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:
Functieaanduiding | SBI Code 2008 | Adres |
Specifieke vorm van bedrijf -1 | 1061 (meelfabriek) | Noorddijk 70 |
- p. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
- q. wegen, voet- en fietspaden,
- r. laad- en losvoorzieningen, manouvreerruimtes en overige verblijfsgebieden;
- s. erven, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- t. andere bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming, waaronder (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte- koudeopslag;
4.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 4.1. genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat:
- a. Een aanduiding als bedoeld in lid 4.1 onder o, uit het bestemmingsplan wordt verwijderd, indien vast is komen te staan dat op de betreffende gronden de bij de betreffende aanduiding vermelde (bedrijfs)activiteiten niet meer worden uitgeoefend;
- b. Het totale oppervlak aan detailhandel perifeer met 10.000 m² verlaagd kan worden, indien vast is komen te staan dat er geen detailhandel perifeer meer wordt uitgeoefend.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen, water(berging), oeververbindingen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. en overige voorzieningen behorend tot deze bestemming.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. wonen, slechts voor zover dit plaatsvindt binnen de bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker en voor zover gebouwd aan en ten behoeve van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden met de bestemming Wonen;
- c. water(berging);
- d. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
6.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd, ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw is een erker toegestaan;
- b. een erker is alleen toegestaan wanneer er sprake van is van een vlakke voorgevel;
- c. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 66% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
- d. de voorzijde van de erker mag niet meer dan 50% van de diepte van de afstand tussen de voorgevelrooilijn tot perceelsgrens beslaan en niet meer dan 1,5 meter voor de voorgevel zijn gelegen;
- e. de hoogte van de erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter;
- f. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker is toegestaan tot een maximum van de diepte van de betreffende erker;
- g. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een primair doorgaand karakter;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
7.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met een maximum bouwhoogte van 3 meter.
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, wandel- en fietspaden;
- b. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. reclame-uitingen;
- f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. sluizen, kaden, laad- en losplaatsen, steigers en andere oevervoorzieningen;
- c. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeer;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
- e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
9.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter;
- b. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;
- c. de hellingshoek van bruggen mag niet minder bedragen dan 4%.
Artikel 10 Water - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. sluizen, kaden, havenvoorzieningen;
- c. (haven) op- en overslag, palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
- d. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
- f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
10.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:
- a. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde 5 meter;
- b. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 meter;
- c. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;
- d. de hellingshoek van bruggen mag niet minder bedragen dan 4%;
- e. de maximum bouwhoogte van bruggen is 18 meter;
- f. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van (drijvende) kranen 30 meter bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. water(berging);
- c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
11.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
11.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Waarde - Ecologie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
- a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van een natte en/of droge ecologische hoofdstructuur;
- b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden;
- c. waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- e. bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;
- f. kano-oversteekplaatsen;
- g. bouwwerken van algemeen nut.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 13 Waterstaat - Waterkering;
- b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 12 Waarde - Ecologie.
12.2 Bouwregels
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en de bescherming van de waterkering;
- b. en overige waterstaatkundige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 13 (Waterstaat - Waterkering);
- b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 12 (Waarde - Ecologie).
13.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Een gebouw mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om vergunning blijkt dat in, onder of nabij het gebouw voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd (zie artikel Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening).
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:
- a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
- b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen en bebouwing zonder dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien (zie artikel 20.2 Uitsluitingaanvullende werking Bouwverordening).
- c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen;
- d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- e. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gebouwen en bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
17.1 Geluidzone - industrie
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
18.1 Algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:
- a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, walradars, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
- c. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- d. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -instensiteit daartoe aanleiding geven;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
- f. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt.
- g. de in de regels toegestane maximale bouwhoogte met ten hoogste 3 meter worden overschreden ten behoeve van zonnepanelen.
18.2 Voorwaarden
De afwijking kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om - overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening - het bestemmingsplan te wijzigen, voor wat betreft:
- a. het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere categorie, indien op grond van technologische ontwikkelingen de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein vermelde categorie niet meer de juiste is;
- b. het toevoegen van bedrijfsactiviteiten aan een bepaalde categorie van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein mits, deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in de betreffende categorie opgenomen bedrijfsactiviteiten;
- c. het toevoegen van horecabedrijven en/of horecabedrijfsvormen aan de Staat vanHoreca-activiteiten ;
- d. het indelen van opgenomen horecabedrijven en/of horecabedrijfsvormen in een andere categorie in de Staat van Horeca-activiteiten.
Artikel 20 Overige Regels
20.1 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
- b. ventilatiekanalen, afvoerpijpen, airco-installaties, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 meter bedraagt;
- c. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
20.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
20.3 Wet- en regelgeving
Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a, met maximaal 10%.
- c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Noorderveld van de gemeente Zaanstad.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 5 september 2013
De voorzitter, de griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Leeswijzer
De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing voor de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd.
- hoofdstuk 1 Inleiding geeft een inleiding op het bestemmingsplan. De aanleiding, doelstelling, plangrenzen en voorgaande plannen worden achtereenvolgens behandeld.
- hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied geeft een beschrijving van de ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. Daarin komen onder meer de geschiedenis, de stedenbouwkundige invulling van het gebied en de verkeersstructuur aan de orde.
- hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied.
- hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders geeft een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van voor het plan relevante thema's.
- hoofdstuk 5 Uitgangspunten en ontwikkelingen beschrijft de algemene en gebiedsspecifieke uitgangspunten. Verder worden ontwikkelingen en knelpunten die in het gebied voorkomen beschreven en wordt zo mogelijk een oplossing geboden.
- hoofdstuk 6 Milieuaspecten beschrijft de resultaten beschreven van de voor het bestemmingsplan relevante en uitgevoerde milieuonderzoeken.
- hoofdstuk 7 Wateraspecten beschrijft de watertoets.
- hoofdstuk 8 Beschrijving planvorm en bestemmingsregeling bevat de juridische plantoelichting. Daar waar de planregels toelichting behoeven, is in dit hoofdstuk een uitleg van de juridische regeling gegeven.
- hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid wordt in "Maatschappelijke uitvoerbaarheid" een overzicht gegeven van de inspraakreacties die op het voorontwerp zijn binnengekomen en van de zienswijzen die zijn ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan, evenals een reactie hierop. In de subparagraaf "Economische uitvoerbaarheid" wordt ingegaan op de economische onderbouwing van de in het plan opgenomen ontwikkelingen.
- hoofdstuk 10 Overleg tenslotte, geeft de resultaten van het overleg met diverse instanties en instellingen in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en zienswijzen.
De regels behorende bij dit bestemmingsplan staan in het tweede deel. De regels bestaan uit vier hoofdstukken, waarin de inleidende bepalingen in hoofdstuk 1 zijn opgenomen, de
bestemmingsbepalingen in hoofdstuk 2 en de overige bepalingen in hoofdstukken 3 en 4.
1.2 Aanleiding En Doelstelling
De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten te beschikken over een dekkend netwerk van actuele bestemmingsplannen. Dat wil zeggen, jonger dan 10 jaar.
Voor bedrijventerrein Noorderveld geldt een bestemmingsplan uit 2001. Het is dus ouder dan 10 jaar en opgesteld toen het bedrijventerrein ontwikkeld werd. Daarnaast zijn de afgelopen jaren bouw-/ omgevingsvergunningen verleend, soms in afwijking van het geldende bestemmingplan. Het huidige plan is daarmee gedateerd en niet langer afgestemd op de huidige situatie.
Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een actueel planologisch-juridisch kader voor het behouden en versterken van de bedrijfsfunctie door een eenduidige regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Het bestemmingsplan heeft overwegend een beheerkarakter, waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt genomen is. Het zal voor verbouwingen aan gebouwen een concreet toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning worden. Flexibiliteit wordt geboden door een brede definitie van gewenste bestemmingen, waarbinnen bijvoorbeeld uitwisseling van functies mogelijk is. In het bestemmingsplan worden alleen de nieuwe ontwikkelingen opgenomen waarvan al een planologische en/of juridische procedure is afgerond voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.
Het nieuwe bestemmingsplan heeft als doel:
- het bedrijventerrein te voorzien van een actuele bestemmingsplanregeling zodat de bedrijfsuitoefening voldoende gewaarborgd is en tevens voldoende bescherming wordt geboden richting het woongebied van Wormerveer - Noord;
- de op het bedrijventerrein aanwezige, vergunde woningen te voorzien van een actuele bestemmingsplanregeling.
1.3 Het Plangebied
Het plangebied omvat het bedrijventerrein Noorderveld in Wormerveer en wordt globaal begrensd door:
- de Provincialeweg N246 in het westen
- de Noorddijk in het noorden
- de Zaan in het oosten
- de Ned Benedictweg (N514) in het zuiden
De grenzen zijn aansluitend op de bestemmingsplannen West-Knollendam in het noorden, Molletjesveer in het westen, Wormerveer in het zuiden en de gemeentegrens met Wormerland in het oosten.
De gronden op het bedrijventerrein zijn vanaf het jaar 2000 uitgegeven. Het is destijds als een 'groen' bedrijventerrein met een hoog ambitieniveau ontwikkeld. Van noord naar zuid loopt er een ecologische zone door het bedrijventerrein en langs de oevers van de Zaan staan enkele deels historische, grootschalige bedrijfscomplexen die momenteel niet (meer) in gebruik zijn.
1.4 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan Noorderveld uit 2001:
Nr. | Vigerende regelingen | Vastgesteld op: | Goedgekeurd op: | Uitspraak RvS: |
2.29 | Noorderveld | 22-11-2001 | 02-07-2002 | 19-09-2003 |
Het bestemmingsplan Noorderveld had tot doel de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein. Dit heeft geleid tot een bestemmingsplan met een redelijk globale eindbestemming Bedrijventerrein en een gedetailleerde bestemmingsregeling voor de destijds reeds aanwezige functies.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Geschiedenis Plangebied
Bedrijventerrein Noorderveld ligt in het noorden van Zaanstad, globaal tussen Wormerveer, Krommenie en West-Knollendam. Het terrein is aangelegd op voormalig veenweidegebied, grenzend aan de Zaan, met de Watering als hoofdwaterloop en een fijnmazig netwerk van haaks daarop staande sloten. Dit land is in de 12de tot 14de eeuw ontgonnen. Iets buiten het plangebied ontstond in de 14de en 15de eeuw het dorp Wormerveer.
Ten noorden van het dorp Wormerveer werd vermoedelijk in de 14de eeuw een dam in de Zaan gelegd: de Knollendam. Op beide oevers bij deze dam ontstond een kleine nederzetting. De westelijke nederzetting heette West-Knollendam. Het gebied tussen de drie kernen bleef echter open.
Deze afbeelding laat de geografische situatie van tweehonderd jaar geleden zien. De kaart van 1812 is de voorloper van het tegenwoordige kadaster. Goed te zien is dat het gebied tussen Wormerveer en Krommenie nog open is. In het huidige gebied van Noorderveld was zelfs binnendijks geen enkele molen gebouwd.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het aanzicht van het gebied totaal. In noord-zuidrichting werd parallel aan de Nauernasche Vaart de Provincialeweg N246 aangelegd, met haaks daarop de N203 richting Uitgeest.
Begin jaren '90 van de vorige eeuw is de Ned Benedictweg aangelegd, de zuidgrens van het huidige bedrijventerrein en in 1995 is het startsein gegeven voor de planvorming van het gebied Noorderveld van open veenweidegebied tot bedrijventerrein.
Het uitgangspunt was om deze belangrijke ruimtelijke karakteristieken te behouden bij ontwikkeling van het gebied tot een bedrijventerrein. Dat wil zeggen dat er een belangrijke rol voor het water en groen was weggelegd en dat de nieuwe stedelijke ontwikkeling qua maatvoering in het gebied moest "passen".
2.2 Ruimtelijke Structuur
De belangrijkste structurerende elementen van Noorderveld.
Het bedrijventerrein Noorderveld ligt ten noorden van de kern Wormerveer en wordt aan de westkant begrensd door de Provincialeweg N246, aan de zuidkant door de Ned Benedictweg (N514), aan de oostkant door de Zaan en aan de noordkant door de Noorddijk.
De landschappelijke hoofdstructuur van Zaanstad-noord, waartoe Noorderveld behoort, wordt bepaald door een aantal hoofdassen: de Zaan, de Nauernasche Vaart, de Watering en de Provinciale weg N246. Deze assen lopen allen in noord-zuidrichting. Ook de typische waterstreekdorpen met hun lintbebouwing zijn noord-zuidgericht. Haaks op de hoofdwaterlopen staan de sloten. Hierdoor ontstaat het karakteristieke slagenlandschap, waarbij de verkavelingsrichting voornamelijk oost-west is gericht.
In het plangebied zijn twee van dat soort sloten, haaks op de Watering, die het plangebied verdelen in vijf vlekken van ongeveer dezelfde grootte. Deze watergangen bepalen samen met de Watering de geleding van het gebied.
Door deze slotenstructuur wordt uiteindelijk een maat bepaald die correspondeert met de maat van het omliggende 'landschap'. Het uitgangspunt is om deze belangrijke ruimtelijke karakteristieken te behouden bij plannen op het bedrijventerrein. Dat wil zeggen dat er een belangrijke rol voor het water en groen is weggelegd en dat de maatvoering hiervan de ingreep in het landschap niet mag verstoren. De nieuwe ontwikkeling moet dus in het gebied 'passen'.
De Watering verdeelt het Noorderveld in twee delen. Vanaf de Ned Benedictweg worden beide delen ontsloten door een meanderende hoofdontsluitingsweg. De in oost-west richting lopende sloten, haaks op de Watering, vormen zichtlijnen door het gebied, die door hun openheid zorgen dat de verdeling van het gebied en de referentie naar het onderliggende landschap ervaarbaar is. Om deze zichtassen niet te onderbreken kruisen de hoofdontsluitingswegen de sloten door middel van bruggen. Op de hoofdontsluitingswegen takken de oost-west gerichte ontsluitingswegen aan, die de afzonderlijke bedrijvenvlekken ontsluiten door middel van een lussenstructuur.
De Noorddijk is een oude dijk die door het oostelijk deel van het plangebied loopt en voor een interessante scheiding in het gebied zorgt: Buitendijks staan de grote fabriekscomplexen van Brokking en Meneba (sommige panden enkele tientallen meters hoog), afgewisseld met kleinschalige bebouwing (6-8 meter).
Met name de grootschalige bebouwing staat als een icoon in het open landschap als verwijzing naar het industriële karakter van de streek. De bedrijvigheid in deze panden is deels beëindigd en deels geminimaliseerd.
Groen en water
De Watering vervult een belangrijke rol in dit gehele gebied: deze vormt als hoofdwaterloop de verbinding tussen het achterland en De Zaan, vervult een belangrijke rol als water- en groenstrook voor de flora en fauna en dient hierdoor als ecologische verbindingszone tussen het Wormer- en Jisperveld in het noorden en het Guisveld en het Westzijderveld in het zuiden.
Daarnaast heeft het water (Watering met dwarssloten) een structurerende werking.
Waar de Watering uitkomt bij de Noorddijk ligt ten noorden van de dijk een laatste stukje van het oude landschap. Deze grond heeft een agrarische functie, vormt een schakel in de ecologische verbinding en heeft daarnaast een waarde langs de Noorddijk als recreatieve route.
Verder heeft de hoofdontsluiting van Noorderveld (Samsonweg en Rosbaijerweg) een asymmetrisch profiel met daarin een groenstrook, voorzien van bomen. Dit zorgt voor begeleiding en herkenning van de hoofdontsluiting van het terrein en maakt het terrein ruimer en groener.
2.3 Functionele Structuur
Het terrein bestaat grotendeels uit bedrijven, kantoor- en dienstverleningsfuncties, die er in de loop van de tijd zijn gevestigd.
Twee opvallende uitzonderingen zijn:
1) de woon/werkpanden ten westen van de Watering, die de grens tussen bedrijvigheid en natuurwaarden minder hard maken, wat belangrijk is voor de Watering als ecologische zone;
2) het Runshoppingcentre, een groot bedrijfsverzamelgebouw met perifere detailhandelsvestigingen zoals bouwmarkten en vergelijkbare publieksaantrekkende functies. Een deel van het pand staat al geruime tijd leeg.
De buitendijkse strook bevat naast de grootschalige bedrijfsbebouwing van Meneba en Brokking de Heus een aantal bedrijfslocaties aan de Zaan. Brokking is niet meer in gebruik als veevoedermengbedrijf. Er zijn initiatieven om een andersoortige ontwikkeling aan het complex te geven. De meelfabriek Meneba, ooit voortgekomen uit een meelmolen aan de Zaan, heeft zijn bedrijfsactiviteiten grotendeels geconcentreerd in de vestiging in Rotterdam. Vooralsnog wordt in de fabriek in Wormerveer een beperkte productielijn voortgezet. Op langere termijn is de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten onzeker.
Bedrijventerrein Noorderveld
Menebafabriek in buitendijkse strook
2.4 Technische Infrastructuur
In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. Bij deze kabel- en leidingnetwerken behoren onder- en bovengrondse installaties en (kleine) bouwwerken De kabels, leidingen, installaties en bouwwerken zijn eigendom van de kabel- en leiding beheerders (KLB).
De kabel- en leidingbeheerders in het plangebied zijn Liander, Liandon, PWN, KPN, UPC, Tele2, BT Nederland, Eurofiber, GNM Europa bv, T-Mobile, Vodafone, Ziggo4, het Hoogheemraadschap en de gemeente Zaanstad. Het betreft hier elektriciteitsleidingen, gasleidingen, diverse vormen van waterleidingen, telecommunicatie, straalpaden, riolering, persleidingen en afvalwatertransportleidingen.Er zijn geen aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende nota's, zoals;
- De Nota Ruimte
- De Structuurvisie Randstad 2040
- De Nota Mobiliteit
- De MobiliteitsAanpak
- De Structuurvisie voor de Snelwegomgeving
Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR staan de plannen van het rijk voor ruimte en mobiliteit. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. De provincies en gemeenten krijgen in het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Hierbij valt te denken aan bevoegdheden op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.
Het rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028);
- 1. De concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- 2. Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Deze doelen zijn vervolgens uitgewerkt in (gebiedsgerichte) nationale belangen en opgaven.
Zaanstad is gelegen in het gebied noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam. Opgaven van nationaal belang in dit gebied, voor zover zij Zaanstad betreffen, zijn;
- Verbetering van de bereikbaarheid van de Metropoolregio Amsterdam (voornamelijk aan de noordkant van Amsterdam en op termijn de achterlandverbinding naar het oosten);
- Het ruimtelijk mogelijk maken van de Zaan-IJ-oevers in Amsterdam (binnenstedelijke gebiedsontwikkeling: ontwikkelen aantrekkelijk woon-werkmilieu) samen met andere overheden;
- Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma), het behouden van het kustfundament, het verbeteren van het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer (Natura 2000) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma's Kust, IJsselmeergebied en Waddengebied van het Deltaprogramma;
- Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV);
- Het tot stand brengen en beschermen van de (herrijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden.
De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. Schiphol is de belangrijkste vestigingsplaatsconditie voor internationale bedrijven, hoofdkantoren en kenniswerkers en cruciaal voor het aantrekken van bedrijfsfuncties op het gebied van research & development, sales en logistiek voor vrijwel alle topsectoren in Nederland (waaronder de creatieve sector rond Amsterdam/Brainport Zuidoost-Nederland, de zakelijke dienstverlening in het cluster Zuidas en de topsector Life Sciences & Health). Naast de Mainport Schiphol dragen de Zeehavens Amsterdam, de luchthaven Lelystad en de economische sectoren handel en logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening (waaronder vooral de Zuidas), Agro & Food (Zaanstreek en Greenport Noord Holland Noord), ICT (Amsterdam is de op een na grootste internetexchange van de wereld) en nieuwe media, de creatieve industrie en flowers en foods (Greenport Aalsmeer en opkomende Greenport Noord Holland Noord), bij aan de sterke internationale positie.
Te midden van de stedelijke en economische dynamiek bevinden zich rondom het stedelijke gebied enkele unieke cultuurhistorische waarden. Het rijk beschermt de werelderfgoedgebieden (De Beemster, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie) ruimtelijk door voor te schrijven dat ruimtelijke ontwikkelingen de kwaliteiten van deze werelderfgoederen moeten behouden of versterken.
Voor Zaanstad worden op de kaart behorende bij de Structuurvisie de volgende nationale belangen en aandachtspunten aangegeven:
- stedelijke regio met topsectoren;
- gebiedsontwikkeling Zaan-IJ-oevers;
- verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam;
- de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden;
- 20ke Geluidscontour van Schiphol;
- (nieuw) hoogspanningsverbinding
- Cultureel erfgoedgebied;
- (inter)nationaal hoofdwegennet
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), inwerking getreden op 30 december 2011 en bij besluit van 28 augustus 2012 aangevuld, omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het rijk pro-actief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Voor het overige hebben provincies en gemeenten de vrijheid om hun eigen belangen te bepalen en daar uitvoering aan te geven.
3.3 Provincie
3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:
- het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
- het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
- voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
- gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
- bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
- schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
- ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is gelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied, regels met betrekking tot detailhandel op bedrijventerreinen en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie. De Provinciale Ruimtelijke Verordening structuurvisie schrijft voor waar de gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen aan moeten voldoen.
Op 15 november 2011 heeft GS ingestemd met een wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en provinciale ecologische verbindingszones.
3.3.3 Beleidskader Wind op Land
Provinciale Staten hebben op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal grote windturbines op land.
De Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie is naar aanleiding van dit beleid gewijzigd. De definitie van windturbines (artikel 1 deel 43) is als volgt:
een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica’s hiervan;
Onder voorwaarde van herstructurering en participatiemogelijkheden voor omwonenden kan binnen strikte ruimtelijke kaders binnen de polder Wieringermeer ruimte worden geboden voor een beperkte groei in opgesteld vermogen. Buiten het windgebied Wieringermeer respecteert de provincie de bestaande planologische rechten. Solitaire windturbines en lijnopstellingen mogen worden vervangen door windturbines met dezelfde afmetingen en een evenredig vermogen.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Uitvoeringsstrategie Platform bedrijven en kantoren (Plabeka)
Binnen de Metropoolregio Amsterdam zijn in 2011 afspraken gemaakt om de vraag en het aanbod van werklocaties (bedrijventerein en kantorenlocaties) beter op elkaar af te stemmen. Hiertoe moet in de deelregio Zaanstreek Waterland het aantal hectares bedrijventerrein worden teruggebracht met ongeveer 60 hectare. Deze ruimte wordt vooral gevonden door een deel van het Hembrugterrein niet meer te bestemmen als bedrijventerrein, en door de transformatie van binnenstedelijke bedrijventerreinen. Voor het bedrijventerrein Noorderveld heeft dit beleid geen gevolgen.
3.5 Gemeente
3.5.1 Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans
Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting van het openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
Zaanstad heeft geen uitbreidingsmogelijkheden. Na de huidige uitbreidingen voor wonen en werken, kan alleen nog binnen bestaande stedelijke contouren gebouwd worden. Mede daarom bevat de structuurvisie een ambitieuze milieudoelstelling met het terugdringen van het aantal milieubelaste woningen (60.000) tot de helft in 2020.
Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'
'Zichtbaar Zaans' biedt het beleidsmatige en juridische kader voor de ruimtelijke ontwikkeling van Zaanstad. De structuurvisie onderscheidt verschillende gebiedstyperingen en -profielen. De gebiedstyperingen en -profielen zijn een leidraad voor ontwikkeling, vernieuwing en/of uitbreiding.
Het plangebied Noorderveld kent 2 gebiedtyperingen, te weten werkgebied en woongebied. Onder werkgebied vallen de profielen bedrijventerrein, binnenstedelijke industrielocatie (Meneba) en gemengd werkgebied. Onder woongebied valt het profiel stadsrand, waterrijk (groene zone Brokking).
3.5.2 Ontwikkelingsplan Zaan/IJ
De gemeenteraad heeft op 7 juni 2012, gelijk met de Ruimtelijke Structuurvisie, het Ontwikkelingsplan Zaan en IJ vastgesteld.
Zaanstad ziet als opgave voor de toekomst een duurzame en evenwichtige verstedelijking, waaronder de waterfrontontwikkeling van de Zaan- en IJ-oevers van Zaanstad en Amsterdam. De kernbegrippen daarbij zijn intensivering en transformatie. Met 30 kilometer waterfront biedt Zaanstad bijzondere mogelijkheden voor nieuwe karaktervolle woon- en werkgebieden aan het water en is er de ambitie om meer evenwicht in bevolkingssamenstelling te realiseren. Dit kan ondermeer door het ontwikkelen van onderscheidende woon- en werkmilieus, vooral gericht op het behouden en aantrekken van bewoners met gemiddeld een hoger inkomens- en opleidingsniveau dan nu in Zaanstad het geval is. De duurzame waterfrontontwikkeling van ZaanIJ is daarin een belangrijk instrument.
Op veel plaatsen langs de Zaan zijn gemengde bestemmingen nog niet mogelijk, omdat wonen in verband met milieubeperkingen niet is toegestaan. Om de kansen te verzilveren zullen dus ook deze milieubeperkingen moeten worden aangepakt.
Het Ontwikkelingsplan is geen blauwdruk of masterplan, maar een staalkaart van mogelijke ontwikkelingen langs het totale waterfront van Zaanstad. Het plan maakt de kansen en de belemmeringen zichtbaar en stippelt een ontwikkelingsstrategie uit voor duurzame verstedelijking van de Zaan- en IJ-oevers en benoemt de Noordzaan als een van de vier gebieden waar een ontwikkelingsvisie gewenst is om te komen tot transformatie en intensivering. Het plangebied Noorderveld is onderdeel van de Noordzaan. De ruimtelijke mogelijkheden die daarvoor worden beschreven, betreffen de omgeving van Brokking en Meneba. Eventuele vervanging of toevoeging van volumes dient dezelfde industriële sfeer te ademen. Waar mogelijk kunnen combinaties van wonen, werken en voorzieningen worden gemaakt. Behouden en versterken van de karakteristieke kwaliteiten van het gebied, zijnde de cultuurhistorie, de openheid van het landschap en de contrasten tussen landschap, water en bebouwing is een belangrijk uitgangspunt.
Eén van de randvoorwaarden voor de ontwikkeling is de actualisering van geluidszones, omdat die soms nog rekening houden met bedrijven die al weg zijn of lagere emissies hebben. Een belangrijk aandachtspunt is de financiële haalbaarheid van de toekomstige ontwikkeling.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Bedrijvigheid
4.2.1 Economische Structuurvisie
De gemeentelijke Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De ESV richt zich op de versterking van de perifere bedrijventerreinen door te stellen dat deze terreinen een helder profiel moeten hebben, waarbij de economische functies voorrang hebben. Dit in tegenstelling tot kleine binnenstedelijke bedrijventerreinen waar vormen van menging van wonen en werken kunnen worden toegestaan.
Voor de perifere terreinen betekent dit vooral dat er voldoende ruimte (fysieke maar ook milieuruimte) moet blijven bestaan voor bedrijven die vanuit milieu-overwegingen niet op kleine afstand gemengd kunnen worden met woningen.
De Economische Structuurvisie (met uitvoeringsagenda) is door de raad op 7 juni 2012 vastgesteld.
4.2.2 Bedrijven in woonhuizen
Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen is vastgelegd in een bijlage bij het door de gemeenteraad op 29 januari 1988 vastgestelde Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening. Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo'n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal eenderde van de vloeroppervlakte van het woonhuis.
De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe kleinschalig is, ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en die niet aanzet tot een verdringing van de woonfunctie.
De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is. Dit is in Noorderveld niet het geval.
4.2.3 Beleidsnota Creatieve Bedrijvigheid
De gemeenteraad heeft in januari 2010 het Beleidskader creatieve bedrijvigheid vastgesteld. De Beleidsnotitie biedt het kader voor maatregelen en beleidsinstrumenten voor creatieve bedrijvigheid.
Een belangrijk uitgangspunt is dat er voldoende bedrijfsruimte/broedplaatsen beschikbaar komt voor creatieve bedrijven. Bij de beschikbaarheid van bedrijfsruimte/broedplaatsen ligt de focus op stimulering van het basis- en middensegment van de creatieve bedrijvigheid. De inzet is snel te komen tot een aanbod aan betaalbare bedrijfsruimte om de overloop van creatieve bedrijven uit Amsterdam te faciliteren.
Voor deze kaderstellende notitie is veel draagvlak bij het Zaanse bedrijfsleven.
4.2.4 (Ontwerp)uitvoeringsnota bedrijventerreinen
Voor groei van economische activiteit gaat het beleid voor bedrijventerreinen zich richten op de grote perifere terreinen waarbij het accent op het zuiden van de stad ligt. Voor de binnenstedelijke bedrijventerreinen is afgesproken dat de economische functie kan blijven, met op kansen voor transformatie en menging met andere functies zoals wonen en maatschappelijke voorzieningen.
Om dit beleid verder vorm te geven is een indeling gemaakt in A, B en C locaties: groei- (A), bestendiging- (B) en verandergebieden (C).
A. De groeigebieden zijn die terreinen waar de komende jaren een hoge mate van groei van economische activiteit is te verwachten.
B. Bestendigingsgebieden zijn bedrijventerreinen waarop bedrijf(ven) zijn gevestigd die in Zaanstad zijn geworteld en op deze locaties blijven. Uitbreiding op de locatie is niet uitgesloten. Bij vertrek van een bedrijf is een nieuwe functie voor deze locatie in beeld.
C. Verandergebieden zijn die bedrijventerreinen die in de komende decennia geheel of gedeeltelijk van functie zullen veranderen. Voorwaarde daarbij is dat de positie van de zittende ondernemers gerespecteerd wordt. Dit betekent dat de bedrijfsvoering van een bestaande onderneming in beginsel niet belemmerd moet worden door veranderingen van functies in een gebied.
Met deze indeling zet het college van Burgemeester en wethouders een nadere koers uit voor de verdere ontwikkeling van bedrijventerreinen in Zaanstad. Bij deze keuze richt Zaanstad zich op die locaties waar zich de meeste kansen op groei voordoen. Dit zijn de A gebieden. De inzet van investeringsmiddelen vanuit de gemeente Zaanstad zal voor de bedrijventerreinen ook in deze richting gaan. Voor de terreinen in de categorie B en C beperkt de gemeente zich tot het dagelijks beheer en onderhoud en reguliere investeringen.
Het bedrijventerrein Noorderveld is een A-locatie, oftewel een groeigebied.
4.3 Stedenbouwkundige Aspecten
4.3.1 Nota Woonbebouwing
De nota Woonbebouwing, in werking getreden op 2 juni 2012, is de basis voor de ervenregeling in de bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad en is tevens toetsingskader voor het wel of niet medewerking verlenen aan afwijken van het bestemmingsplan of een afwijking van de bouwverordening.
De nota is bedoeld om een verantwoorde, eenduidige afweging te kunnen maken over uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning (hierna "woningen") en hierbij behorende bouwwerken zoals aanbouwen en dergelijke.
De nota heeft betrekking op:
- Vergroting van het hoofdgebouw;
- Dakkapellen;
- Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en bijgebouwen);
- Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals dakterrassen, zwembaden, erfscheidingen etc.)
Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regels voor het vergunningvrije bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.
De diverse begrippen zoals het bouwperceel, de woning, het erf en bijbehorende bouwwerken zijn in een begrippenlijst uitgewerkt. De (uitbreidings)mogelijkheden voor de zaken waar de nota betrekking op heeft zijn waar mogelijk verwerkt in de regels.
4.4 Wonen
Hoewel de functie wonen op bedrijventerrein Noorderveld hoofdzakelijk plaatsvindt in bedrijfswoningen -het is immers een bedrijventerrein- is met het oog op een toekomstige transformatie van Brokking naar gemengd wonen en werken ook het beleid met betrekking tot wonen van belang.
4.4.1 Woonvisie
Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool te worden met Amsterdam als kern. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek:
- 1. Door sterker te sturen op kwaliteit en gedifferentieerde woonmilieus kan Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad blijven en haar positie binnen de regio versterken.
- 2. Het tegengaan van verval en benutten van kansen in de wijken versterkt de fysieke, economische en sociale kwaliteit van de wijken en draagt bij aan de verscheidenheid van de stad.
- 3. De vergrijzing en het streven om mensen met een zorgvraag te laten participeren in de samenleving vraagt om een verdere uitrol van het ingezette beleid van wonen, welzijn en zorg.
- 4. Duurzaamheid als basis is een voorwaarde voor een op de langere termijn kwalitatief hoogwaardige, aantrekkelijke, veilige en gezonde stad.
4.4.2 Water als bouwgrond
De nota water als bouwgrond heeft een tweeledig doel: enerzijds vormt de nota een toetsingskader waaraan toekomstige initiatieven en locaties voor wonen op het water getoetst kunnen worden, anderzijds wil de gemeente initiatieven stimuleren die invulling geven aan de opgave in de woonvisie om nieuwe woonmilieus te creëren.
Wonen op het water maakt Zaanstad tot een aantrekkelijker vestigingsplaats binnen de Metropool. Ruimte in Zaanstad is schaars en verschillende functies concurreren. Daarnaast wil Zaanstad meer kwaliteit en diversiteit in het woningaanbod (Woonvisie). Wonen op het water kan hier een belangrijke bijdrage leveren - zowel door efficiënt omgaan met de beschikbare ruimte als door het toevoegen van kwaliteit. Immers watergebonden woonvormen worden in het algemeen als exclusief ervaren ('location' - de plek, en 'sight' - het uitzicht) waardoor bewoners zich kunnen onderscheiden. Zaanstad kan hiermee een nieuw, specifiek woonmilieu binnen de metropolitane regio creëren. De vervlechting van zaanstad met het water geeft de stad een prachtige kans om op dit terrein spraakmakende initiatieven te stimuleren, te realiseren en te faciliteren.
Niet alleen wonen maar ook andere functies zijn mogelijk. Wanneer er belemmeringen voor wonen op het water zijn (bijvoorbeeld door de milieucontouren), kan mogelijk wel worden gedacht aan werken of andere (recreatieve) voorzieningen. Bij bedrijventerreinen aan of in de nabijheid van water kunnen ook tijdelijk werkfuncties op het water worden gerealiseerd. Wanneer de milieuhinder op termijn vermindert of verdwijnt, kan omzetting naar wonen op het water plaats vinden.
Initiatieven moeten passen binnen de gemeentelijke beleidskaders en getoetst worden op relevante wet- en regelgeving. Het toetsingskader bevat een drietal stappen. De eerste stap gaat in op locatiecriteria (bouwen binnen rode contouren, nautische - en stedenbouwkundige criteria), de tweede stap geeft aan welke woonmilieus we op het water willen realiseren en de derde stap toetst op thema's als waterbeheer, milieu, bereikbaarheid en nutsvoorzieningen.
4.5 Maatschappelijke Voorzieningen
Het beleid ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen voor de gemeente Zaanstad is vastgelegd in de Sociale Structuurvisie 2009-2020. Echter, deze ambities zijn met name gericht op de woonwijken en niet op bedrijventerreinen. Op het Noorderveld is in het runshoppingcentre een kinderdagverblijf aanwezig. Verder vervult het gebied geen rol bij een goede spreiding van zorg- en welzijnsvoorzieningen.
4.6 Groen
De groenvoorzieningen binnen het plangebied bestaan voornamelijk uit de ecologische zone. De Watering verbindt het Guisveld met het Wormer- en Jisperveld, beide Natura 2000 gebieden. Binnen de bedrijventerrein- en verkeersbestemming worden de groenvoorzieningen met name gevormd door de bermen lang de wegen en watergangen, alsmede de groenvoorzieningen binnen de bedrijfspercelen.
4.7 Kantoren
4.7.1 Structuurvisie kantoren Zaanstad
Kern van de Structuurvisie is dat Zaanstad voor zelfstandige kantoren zoveel mogelijk moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Zaanstad dient een schaarstebeleid te voeren: grootschalige kantoorontwikkeling is exclusief voorbehouden aan Inverdan. Voor kleine, lokaal gewortelde of georiënteerde bedrijven moet er in gelimiteerde mate ruimte voor kantoorvestigingen elders (Zaanstad-noord) worden geboden. Het moet dan gaan om kleinschalige kantoorruimte.
4.7.2 Notitie schaarstebeleid kantoren
De notitie is op 24 november 2009 vastgesteld door het college. Op 7 januari 2010 is de raad om een zienswijze gevraagd, dit heeft echter niet tot andere inzichten geleid.
Kern van de notitie is dat het tot nu toe gevoerde schaarstebeleid op het gebied van kantoren wordt bijgesteld. Nog steeds wordt Inverdan als hét kantorengebeid van Zaanstad gezien. Om tegemoet te komen aan de vraag van kantoorgebruikers die vestigingseisen hebben die niet in Inverdan geaccommodeerd kunnen worden, wordt op de VVZ-locatie en Poort Clam Dijcke kantoorontwikkeling toegestaan. Op beide locaties kan maximaal 10.000m2 kantoor ontwikkeld worden. Op deze manier wordt de concurrentie met Inverdan beperkt.
Hiernaast wordt in het binnenstedelijke gebied ruimte geboden voor lokaal gebonden kantoorhoudende bedrijvigheid. Dit met een maximum van 1.500m2 per jaar. Hiermee wordt aangesloten bij de Structuurvisie Kantoren (2004).
Hoewel kantoorontwikkeling op perifere bedrijventerreinen niet wenselijk is, is geconstateerd dat in het plangebied wel degelijk behoefte is aan kleinschalige kantoorgelegenheid.
In paragraaf 5.5 Kantoren wordt ingegaan op hoe hiermee in het bestemmingsplan wordt omgegaan.
4.8 Detailhandel
4.8.1 Provinciaal detailhandelsbeleid
Het provinciaal detailhandels- en leisurebeleid is op 9 februari 2009 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De kern van het beleid is, dat er een positieve grondhouding is naar nieuwe ontwikkelingen, voor zover die de bestaande ruimtelijke detailhandelstructuur aanvullen en versterken.
Het overheidsbeleid moet erop gericht zijn om de marktdynamiek en trends te faciliteren, zoals schaalvergroting, nieuwe concepten en combinaties en perifere locatiekeuzes. Eén en ander dient wel te geschieden onder een aantal randvoorwaarden. Onderdelen daarvan zijn het voorkomen van overbewinkeling, het aanpakken van branchevervaging en pdv/gdv op ongewenste plekken en het voorkomen van detailhandel op bedrijventerreinen
Ten aanzien van PDV/GDV is het beleid, dat ontwikkelingen op ongewenste locaties moeten worden tegengegaan. De provincie laat het onderscheid tussen pdv en gdv los en laat aan de regio's en aan de locale overheden over in hoeverre dit onderscheid wordt toegepast. Detailhandelsontwikkelingen groter dan 1500 m² vloeroppervlak (buiten bestaande winkelcentra) en groter dan 5000 m² vloeroppervlak (binnen bestaande centra) zijn grootschalige detailhandelsontwikkelingen die regionale afstemming behoeven.
Regio's moeten beschikken over een regionale visie op detailhandel. Het beleid bevat ten minste een beschrijving van de bestaande en gewenste structuur van de regio. Ook is er regionale overeenstemming over de ontwikkelingen (programma).
Uitgangspunt in het provinciaal beleid is verder, dat detailhandel op bedrijventerreinen moet worden voorkomen. Een nieuwe vorm van verkoop is die via internetwinkels. Daarvoor geldt specifiek beleid. Afhaalpunten van internetwinkels kunnen zich op bedrijventerreinen vestigen. Deze afhaalpunten hebben opslag en distributie als primaire bedrijfsactiviteit, en mogen zich niet ontwikkelen tot complete winkels met een uitgebreide etalagefunctie en productadvisering.
4.8.2 Regionaal detailhandelsbeleid
Op 13 december 2011 heeft de Regioraad van de Stadsregio Amsterdam het regionale detailhandelbeleid vastgesteld. Ook dit beleid is gericht op versterking van de bestaande winkelstructuren. Locaties die kansrijk en structuurversterkend zijn, mogen worden (her)ontwikkeld en uitgebreid. Buiten de gewenste structuur worden ontwikkelingen tegengegaan. Detailhandelsvestigingen zijn louter gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen (solitaire vestigingen zijn daarom uitgesloten). Ook solitaire vestigingen buiten woongebieden zijn uitgesloten; nieuwe winkelinitiatieven dienen beoordeeld te worden door de RCW op basis van ruimtelijke relevante criteria.
Wat betreft de perifere en grootschalige detialhandellocaties, is het beleid, dat alleen op bepaalde -reeds als zodanig door de regio aangemerkte locaties, grootschalige detailhandel is toegestaan. Dat blijft in beginsel ongewijzigd. Wel kan een gemeente een verzoek indienen om grootschalige detailhandel toe te staan op een perifere locatie. In dat geval zal een goede onderbouwing van het verzoek op ruimtelijk relevante gronden evenals een analyse van de gevolgen van de verruiming voor de regionale detailhandelstructuur vereist zijn. De Regionale Commissie Winkelplanning zal zo'n verzoek tot verruiming toetsen aan het kwalitatieve beoordelingskader. Indien bestaande PDV-locaties brancheverruiming nastreven geldt hetzelfde beoordelingskader als voor nieuwe locaties.
Voorwaarde moet zijn dat de verruiming de detailhandelstructuur versterkt. De RCW brengt ook op verzoeken voor brancheverruiming op PDV-locaties een advies uit. Naast deze locaties voor grootschalige detailhandel zonder branchebeperkingen, zijn er de traditionele PDV-locaties, waar louter de PDV-branches zijn en blijven toegestaan. Brancheverruiming/-vervaging is op deze locaties niet toegestaan. Nieuwe perifere detailhandellocaties worden in beginsel tegengegaan.
4.8.3 Notitie PDV/GDV gemeente Zaanstad
Een notitie perifere/ grootschalige detailhandel is in voorbereiding. Zaanstad kent op haar perifere locaties nu alleen de mogelijkheid van perifere detailhandel (PDV). PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen binnen de branches die door het Rijk zijn beperkt. Deze worden nader gedefinieerd als auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en wooninrichting waaronder meubelen. In de loop van de tijd zijn hieraan ook kampeer- en outdoorartikelen toegevoegd. GDV staat voor grootschalige detailhandelsvestiging. De wenselijkheid van het toestaan van GDV op perifere locaties is een onderdeel hiervan. Bij GDV- winkels is niet het volume van het artikel bepalend, maar de omvang van de winkel. Het gaat om winkels met een vloeroppervlak van minimaal 1.500 m².
Op Noorderveld is perifere detailhandel toegestaan tot een maximum van 40.000 m² brutovloeroppervlak, waarvan 30.000 m² in het Runshoppingcentre en 10.000 m² op het overige bedrijventerrein.
4.9 Horeca
4.9.1 Horecabeleid
Het Horecabeleid voor de periode 2008-2011 is vastgesteld in de Nota Integraal Horecabeleid. In deze nota zijn de volgende zes beleidsprioriteiten opgenomen:
- 1. Toewerken naar meer balans in het horeca aanbod (meer ruimte voor nieuwe horeca, ontmoedigen van vluchtige horeca in het lagere marktsegment);
- 2. Zorg dragen voor een gezonder uitgaansklimaat;
- 3. Realiseren van een leefbaar en veilig uitgaansklimaat (het beperken van de overlast in de nacht in het horecaconcentratiegebied, stimuleren van de leefbaarheid);
- 4. Realiseren van een aangenamer horecaklimaat;
- 5. Meer duidelijkheid in regelgeving en effectievere handhaving;
- 6. Versterken van de samenwerking tussen betrokken partijen.
Zaanstad kent geen apart terrassenbeleid. De exploitatieregels vloeien voort uit bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de landelijke regelgeving (ter bescherming van het woon- en leefmilieu).In de nota zijn geen specifieke zaken geregeld voor horeca op bedrijventerreinen.
4.9.2 Beleidsregels ondersteunende horeca
Bij de vraag of in een concreet geval sprake is van ondergeschikte horeca wordt getoetst aan de door de burgemeester en wethouders vastgestelde 'Beleidsregels ondersteunende horeca'. In deze beleidsregels is een aantal bestemmingen genoemd waarin ieder geval sprake kan zijn van ondergeschikte horeca, zoals sport, maatschappelijk en cultuur & ontspanning. Ook bij detailhandelsvestigingen kan sprake zijn van ondergeschikte horeca. Voor ondergeschikte detailhandel gelden dezelfde uitgangspunten als voor ondergeschikte horeca.
Er is sprake van ondergeschikte horeca en detailhandel als:
1. de horeca-/detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en deze niet meer dan 25% van de totale oppervlakte beslaat met een maximum van 100 m2;
2. de openingstijden afgestemd zijn op de openingstijden van de hoofdactiviteit;
3. er geen sprake is van een aparte ingang (de toegang tot de horeca-/detailhandelsactiviteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit)
Verder mag de activiteit niet worden uitgevoerd door derden, mag geen alcohol worden geschonken en mag er geen aparte reclame voor worden gemaakt. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld een koffiehoek in een winkel voor meubelinrichting, een ijsje op de kinderboerderij of een drankje in de sportkantine.
4.10 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.10.1 Erfgoed
4.10.2 Archeologie
4.11 Infrastructuur En Parkeren
In deze paragraaf volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van verkeer, parkeren en (ondergrondse) infrastructuur.
4.11.1 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP)
Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad met een overgrote meerderheid het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.
Voor bedrijvenlocaties dient te worden gezorgd dat het openbaar vervoer en de fiets een goed alternatief zijn. Deze inzet van alternatieven is nodig om te voorkomen dat het wegennet dichtslibt met woon-werkverkeer, waardoor er economische schade ontstaat voor het economisch weggebonden verkeer. Voor het bereiken van dit beleidspunt wordt ingezet op het creëren van overdekte/afgesloten fietsenstallingen bij ieder bedrijf.
De onderlinge verbinding tussen de oost en westkant van het Noorderveld is beperkt voor fietsers.
4.11.2 Verkeersplan
Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.
De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.
In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.
Het bedrijventerrein Noorderveld grenst aan een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom. Noorderveld ontsluit met 2 interne gebiedsontsluitswegen type C via de N514 naar de N246.
De gebiedsontsluitende weg sluit aan op de N8, een stroomweg en vervolgens op de A8, een stroomweg op rijksniveau. Hiermee voldoet het bedrijventerreinen aan de beleidsambitie dat bedrijventerreinen direct aansluiten op het ontsluitende wegennet.
4.11.3 Fietsnota
Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.
Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.
De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen.
Tussen Noorderveld oost en Noorderveld west is vooralsnog geen fietsverbinding. In de fietsnota is deze wel als wens opgenomen .
4.11.4 Parkeernota
In februari 2010 is de Parkeernota Zaanstad 2009 vastgesteld in de gemeenteraad. De parkeernota is in twee delen gesplitst. Het belangrijkste punt uit het eerste deel van de parkeernota voor het bedrijventerrein is:
- Bouwplannen kunnen getoetst worden aan nieuwe actuele parkeernormen. Hiermee wordt voorkomen dat parkeeroverlast op de omgeving wordt afgewenteld zonder dat de ontwikkelaar moet voorzien in te veel parkeerplaatsen;
Deel twee van de parkeernota wordt later uitgewerkt en zich meer toespitsen op betaald parkeren, speciale tarieven voor milieuvriendelijke auto’s en betalen naar gebruik in de stad. Ook wordt in deel twee van de nota aandacht besteedt aan buurtgarages en parkeren op afstand.
4.12 Overige Onderwerpen
4.12.1 Grootschalige reclamemasten
Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 meter en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.
Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit.
Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.
4.12.2 Nota kleine windturbines
Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.
Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. Naar aanleiding van dit besluit is in de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie de volgende definitie opgenomen:
Windturbines: een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica’s hiervan;
Dit heeft gevolgen voor het Zaanse beleid, in die zin dat windturbines met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter niet zijn toegestaan.
Zie ook 3.3.3 Beleidskader Wind op Land.
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten En Ontwikkelingen
Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven is het verkrijgen van een actueel bestemmingsplan de belangrijkste aanleiding geweest voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden in het bestemmingsplan verwerkt voor zover het bestaand beleid betreft. Het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid dient hierbij als kader.
Het plangebied beslaat een deel van de gemeente Zaanstad dat hoofdzakelijk uit bedrijventerrein bestaat. Aangezien voor de toekomst wordt voorzien dat het gebied deze functie hoofdzakelijk zal behouden zijn de voor het gebied van toepassing zijnde uitgangspunten uit de gebiedsprofielen van de Structuurvisie bij het maken van het bestemmingsplan aangehouden.
Hierbij wordt gezocht naar een goede verhouding tussen het zorg dragen van voldoende mogelijkheden om op deze terreinen een gezonde bedrijfsvoering mogelijk te maken en tegelijkertijd deze mogelijkheden te reguleren om een goede ruimtelijke inrichting van het gebied te waarborgen. Hierbij worden vanuit stedebouwkundig oogpunt de bestaande ruimtelijke kwaliteiten in het bestemmingsplan gewaarborgd en getracht te verbeteren. Tevens is van belang hierbij te zorgen dat eventuele negatieve effecten van deze bedrijvigheid op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.
Als basis wordt hierbij de mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplanregeling als vertrekpunt genomen. De regeling wordt geactualiseerd naar aanleiding van huidige situatie, huidig beleid op verschillende terreinen en wijze van bestemmen. Op sommige plekken worden hiermee meer mogelijkheden gerealiseerd (flexibeler, globaler) en op andere plekken worden, wanneer daarvoor ruimtelijk een gegronde reden is, terreinen op een meer gedetailleerde wijze bestemd.
5.1 Bedrijvigheid
5.1.1 Algemeen
De ESV geeft een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De ESV richt zich op de versterking van de perifere bedrijventerreinen door te stellen dat deze terreinen een helder profiel moeten hebben waarbij de economische functies voorrang hebben. Dit in tegenstelling tot de kleine binnenstedelijke terreinen waar vormen van mening van wonen en werken kan worden toegestaan.
Voor het plangebied spelen met name de volgende ambities een rol:
- de mogelijkheden voor verspreide werkgelegenheid en wijkeconomie te vergroten;
- te streven naar kwaliteitsverbetering, differentiatie, intensivering en verduurzaming van perifere, grootschalige bedrijventerreinen;
- de bestaande PDV-locaties te handhaven en een nadere afweging te maken over de ruimtelijke situering van GDV.
Het nu nog geldende bestemmingsplan ging uit van een ontwikkeling van het Noorderveld tot industrieterrein met relatief zware industriële activiteiten. Met de jaren is het karakter van de bedrijvigheid op het Noorderveld echter een andere richting ingeslagen.
Het is uitgegroeid tot een bedrijventerrein waar hoofdzakelijk bedrijven met een lichte milieucategorie gevestigd zijn die weinig hinder en overlast veroorzaken. Dit heeft geresulteerd in de aanwezigheid van veel bedrijfsverzamelgebouwen.
Het terrein bestaat grotendeels uit bedrijven, aangevuld met kantoorfuncties, die er in de loop van de tijd zijn gevestigd. Het merendeel van de huidige functies op Noorderveld betreft bedrijven in de milieucatgorieën 2, 3.1 of 3.2. Bedrijven in categorie 4.1 zijn een uitzondering. De diversiteit is groot. Er zijn onder meer groothandels- en aannemersbedrijven, bedrijven in de transportsector, dakdekkers, metaalbedrijven, beveiligingsbedrijven, electrotechnische bedrijven op Noorderveld te vinden. Twee opvallende uitzonderingen zijn:
1) de woon/werkpanden ten westen van de Watering;
2) het Runshoppingcentre, een groot bedrijfsverzamelgebouw met o.a. perifere detailhandelsvestigingen.
De buitendijkse strook bevat naast de grootschalige bedrijfsbebouwing van Meneba en Brokking de Heus een aantal bedrijfslocaties aan de Zaan.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een landelijk gehanteerde lijst van de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, die in algemene zin aangeeft in welke milieucategorieën de verschillende activiteiten vallen. De categorieën zijn gebaseerd op de te verwachten belasting van het milieu voor de aspecten geluid, geur, stof en gevaar. Voor ieder bedrijfstype wordt de afstand aangegeven van de verschillende bedrijfstypen tot milieugevoelige functies. Hierbij geldt: hoe meer hinder een bedrijf veroorzaakt, hoe groter de afstand tussen dat bedrijf en milieugevoelige bestemmingen zoals wonen, moet zijn. Het milieuaspect met de hoogste afstandswaarde bepaalt welke afstand in acht moet worden genomen. Dit heet milieuzonering. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is aangegeven welke categorieën uit de bedrijvenlijst concreet in dit plangebied zijn toegestaan. Op het Noorderveld is dat dus, afhankelijk van de situering op het terrein, maximaal categorie 4.2.
foto: Mirande Phernambucq
5.1.2 Meneba en Brokking
In de buitendijkse strook zijn de bedrijven Meneba en Brokking beeldbepalend. Zij zijn onderdeel van de zowel in de Ruimtelijke Structuurvisie als in het Ontwikkelingsplan Zaan/IJ (mogelijk) te transformeren zone Noordzaan. De situatie van de twee bedrijven is echter verschillend.
5.2 Stedenbouwkundige Aspecten
Het bestemmingsplan voor Bedrijventerrein Noorderveld heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat de ruimtelijke situatie zoals die nu bestaat grotendeels wordt behouden en de bouwmogelijkheden uit het vorige bestemmingsplan worden overgenomen.
De ruimtelijke uitgangspunten zoals beschreven in hoofdstuk 2.2 worden in stand gehouden en daarmee ook de hoofduitgangspunten voor de bebouwingsmogelijkheden:
- De kavelmaten en de bebouwingspercentages in het bestemmingsplan zorgen ervoor dat de bouwvolumes qua oppervlakte passen binnen de schaal van het landschap. Het maximale bebouwingspercentage per perceel is grotendeels 70%. Dat past bij een modern bedrijventerrein waarbij voldoende ruimte is voor parkeren, laden en lossen en manouvreren op eigen terrein. Zo blijft de openbare ruimte overzichtelijk en helder, wat de kwaliteit en de oriëntatie in het gebied ten goede komt.
- Qua bouwhoogte zit er een zonering in het gebied. Langs de grote ontsluitingswegen
Provinciale Weg N246 en Ned Benedictweg N514 is een bouwhoogte van 12 meter toegestaan. Dit zijn brede wegen waar met relatief hoge snelheden wordt gereden, waardoor de bebouwing wat forser kan zijn. Voor de meeste andere delen van Noorderveld geldt, met uitzondering van de buitendijkse locaties (waaronder Meneba en Brokking), een maximale bouwhoogte van 10 meter. Daarnaast geldt voor een deel een maximale bouwhoogte van 8 meter. - Op grote delen van het terrein is een verhoging van de bouwmassa over 25% of 50% van het bouwvlak toegestaan.
Noordwesthoek Bedrijventerrein Noorderveld
In de noordwesthoek van Bedrijventerrein Noorderveld wordt een aanpassing doorgevoerd. Deze hoek van het terrein heeft in het vorige bestemmingsplan Noorderveld beperktere bebouwingsmogelijkheden gekregen dan andere delen van het terrein.
In het recente verleden zijn er bouwaanvragen geweest die de maximale bouwhoogte overschreden. Voortschrijdend ruimtelijk inzicht heeft er toe geleid dat in dit bestemmingsplan de oude regeling (8 meter bouwhoogte en 12 meter over 25%) wordt vervangen door een maximale bouwhoogte van 10 meter.
Waar het bedrijventerrein direct grenst aan de Noorddijk wordt de begrenzing op 8 meter in stand gehouden, omdat dit vanuit de openbare ruimte (de Noorddijk) de eerste confrontatie met het bedrijventerrein is. Hierdoor wordt de overgang van dijk en open land naar een bebouwd bedrijventerrein iets verzacht. Zuidwaarts is de bebouwing langs de Noorddijk begrensd op 10 meter. Dit is gerelateerd aan de forsere bebouwingsmogelijkheden buitendijks, waardoor er sprake is van verminderde openheid vanaf de Zaan. Er is geen ruimtelijke aanleiding om de aangrenzende binnendijkse bebouwing op 8 meter te houden, vandaar de verhoging naar 10 meter.
In deze strook staan twee woningen, met een maximum bouwhoogte van 10 meter. Deze hoogte wijkt af van de omringende bedrijfsbebouwing, omdat deze woonbebouwing minder impact heeft op de omgeving. De woningen worden omgeven door erf, waardoor de openheid behouden blijft.
Voor de zone tussen de Samsonweg en de Provinciale weg N246 is er ruimtelijk geen aanleiding om deze te beperken in bouwmogelijkheden. Daarom geldt hier een bouwhoogte van 10 meter.
Zone rond De Watering
De bebouwing langs De Watering wordt doorsneden door een oost-west gerichte watergang.
In het bestemmingsplan Noorderveld (2001) is het meest noordoostelijke deel (aan de Rosbayerweg) begrensd op 8 meter. De overige delen hebben echter een maximale bebouwingshoogte van 10 meter. Het ruimtelijke argument van een geleidelijke opbouw in bouwmassa vanuit een gebied met bijzondere waarden gaat daarom niet op. Vandaar dat de hoogte van 8 naar 10 meter wordt gebracht.
Erfbebouwingsmogelijkheden bij bedrijfswoningen
In 2012 is de Nota Woonbebouwing vastgesteld. Hierin worden uitbreidingsmogelijkheden beschreven o.a. bij bedrijfswoningen. Het beleid is van algemene aard. Dat betekent dat het in specifieke situaties geen uitkomst biedt.
Bij de bedrijfswoningen op Bedrijventerrein Noorderveld worden in het bestemmingsplan geen erfbebouwingsmogelijkheden opgenomen, omdat deze woningen:
- a. tegen de ecologische zone aanliggen en het ruimtelijk onwenselijk is hier extra bebouwing toe te staan;
- b. langs de Noorddijk liggen in dusdanig bedrijfsmatig ingericht gebied (op zichzelf staande loodsen omringd door verharding) dat erfbebouwing hier niet op zijn plek is.
Bouwhoogte andere bouwwerken
In het bestemmingsplan is de maximum bouwhoogte van 'andere bouwwerken' 10 meter. Voor opslag geldt een maximum hoogte van 6 meter.
5.3 Groen
De groenvoorzieningen binnen het plangebied bestaan voornamelijk uit de ecologische zone die het bedrijventerrein in tweëen splitst. Binnen de bedrijven- en verkeersbestemming worden de groenvoorzieningen met name gevormd door de bermen langs de wegen en watergangen alsmede de groenvoorzieningen binnen de bedrijfspercelen. Bij de entrees van het bedrijventerrein Noorderveld I en Noorderveld II zijn open groenstructuren gerealiseerd.
De 'polder Noordzaan' en het contrast met de bebouwing van Brokking versterkt het karakteristieke van deze plek als overgang van stad naar land. Polder Noordzaan vormt een onderdeel van een landschappelijke corridor van de Watering naar de Zaan, eiland Bloemendaal en de Schaalsmeerpolder. De polder Noordzaan is waardevol als een groene buffer tussen Wormerveer (stad) en Knollendam (dorp). Deze heeft samen met de Watering en eiland Bloemendaal ook een rol in de ecologische verbinding tussen het Guisveld en het Wormer- en Jisperveld.
Bij ontwikkeling van de Noordzaan moet de polder Noordzaan zijn open karakter behouden.Zichtlijnen van/naar het water spelen hierbij een belangrijke rol. Door dit gebied openbaar toegankelijk te maken en opnieuw in te richten kunnen er nieuwe functies komen, in de eerste plaats voor natuurbeleving en recreatie.
5.4 Wonen
Op het bedrijventerrein Noorderveld bevinden zich een aantal bedrijfswoningen, zowel binnen- als buitendijks. Zij worden in het plan bestemd als bedrijfswonen. Zowel binnen de zone industrielawaai als buiten deze zone zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies, waaronder wonen, toegestaan. Dat zou de milieuruimte van zittende bedrijven in het plangebied immers kunnen verkleinen. Zaanstad wil die ruimte op Noorderveld behouden om bedrijven tot en met milieucategorie 3.1. te kunnen accommoderen.
Binnen het plangebied zijn 2 woningen aan de Noorddijk als wonen bestemd met de daarbij behorende bouwmogelijkheden. Dit komt overeen met de bestaande situatie, zowel feitelijk als planologisch.
5.5 Kantoren
Het bestemmingsplan voor Noorderveld uit 2002 is opgesteld toen het bedrijventerrein nog ontwikkeld moest worden. De verwachting was, dat Noorderveld zich zou ontwikkelen met een mix van bedrijven, waaronder ook bedrijven in een hogere milieucategorie. Zelfstandige kantoren waren in het bestemmingsplan niet toegestaan.
Inmiddels bestaat Noorderveld tien jaar. Het is een goed functionerend bedrijventerrein met een grote diversiteit aan bedrijven. De milieucategorieën zijn doorgaans lager dan destijds ingeschat. Ook hebben zich, met name in de bedrijfsverzamelgebouwen, zelfstandige kantoren gevestigd. Dit komt mede doordat er in het noorden van de Zaanstreek weinig alternatieven zijn voor (kleinschalige) kantoorbedrijven en voor dienstverlening. Daarbij is de bebouwing op Noorderveld, met veel bedrijfsverzamelgebouwen, aantrekkelijk voor kantoor(achtige) activiteiten.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is opnieuw gekeken of kantoren op Noorderveld moeten worden toegestaan. Hierbij is het volgende in overweging genomen:
- in Zaanstad noord zijn, zeker in bestaande bebouwing, weinig ruimtelijke mogelijkheden voor kantoren;
- op Noorderveld hebben zich in de loop van de jaren veel kantoren en dienstverlening gevestigd, met name in bedrijfsverzamelgebouwen. Dit past goed bij de typologie van bedrijfsverzamelgebouwen en zijn ruimtelijk niet hinderlijk op het bedrijventerrein;
- op Noorderveld zijn veel bedrijven in lage milieucategorieën gevestigd. Een mix met kantoren/dienstverlening past bij de functionele samenstelling van het gebied;
- er zijn regionale afspraken over de hoeveelheid nieuw te ontwikkelen kantoorruimte in de Metropoolregio Amsterdam. Die afspraken houden voor Zaanstad in, concentratie in Inverdan en slechts een beperkte toevoeging van kantoren in Zaanstad noord. Zaanstad heeft die regionale afspraken verwerkt in het gemeentelijk beleid;
- Zaanstad wil dat Noorderveld ook in de toekomst een terrein wordt waar bedrijven hun plek kunnen vinden. Zaanstad wil die ruimte ook planologisch regelen;
- functioneel maar ook ruimtelijk is Noorderveld een goed functionerend bedrijventerrein. De kavels zijn relatief ruim en er is genoeg ruimte voor parkeren, laden en lossen. Zaanstad wil dat dat ook in de toekomst zo blijft.
De verschillende overwegingen hebben tot de keuze geleid, om kleinschalige zelfstandige kantoren en dienstverlening op Noorderveld onder voorwaarden toe te staan:
- kleinschalige zelfstandige kantoren en dienstverlening zijn in principe alleen toegestaan in de bedrijfsverzamelgebouwen. De omvang wordt gereguleerd door de bepaling dat parkeren volledig op eigen terrein dient plaats te vinden;
- afwijking van het bestemmingsplan is mogelijk tot een grotere omvang, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden.
Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de behoefte aan kantoor-/ dienstverleningsactiviteiten op Noorderveld.
5.6 Detailhandel
Binnen het plangebied is het zogenaamde Runshoppingcentre aanwezig. De pdv-locatie bevat onder meer bouwmarkten, interieur- en keukenwinkels en een winkel met baby-artikelen.
Volgend uit het provinciale, regionale en concept-gemeentelijke beleid voor pdv/gdv en detailhandel in het algemeen, geldt voor het plangebied het volgende:
- Perifere detailhandelsvestigingen zijn toegestaan waarbij het maximum vloeroppervlak op 40.000 m2 bvo is gesteld. Dat komt nagenoeg overeen met 32.300 m2 wvo (omrekenfactor 80%) uit de concept nota pdv/gdv van Zaanstad.
Daarnaast wordt een maximum gesteld aan het te voeren nevenassortiment, dit om branchevervaging en daarmee ongewenste invloed op de winkelstructuur te voorkomen. Met het stellen van een maximum van 15% nevenassortiment van het winkelvloeroppervlak per vestiging wordt branchevervaging tegengegaan. Tegelijk biedt dit ondernemers nog steeds de kans om hun assortiment voldoende te differentiëren. Daarbij is wel voorwaarde dat het nevenassortiment een relatie heeft met het hoofdassortiment.
Internetverkoop
Internetverkoop, in spreektaal 'een webshop' is een bijzondere vorm van detailhandel. Deze vorm van detailhandel verloopt voornamelijk via internet of andere media. De ruimtelijke representatie en effecten zijn van een andere aard dan reguliere detailhandel.
Een belangrijk onderdeel van een webshop (internetverkoop met en zonder beperkte winkelfunctie) vormt de opslag- en distributiefunctie. Opslag en distributie is een vorm van bedrijvigheid die op een bedrijventerrein zonder meer is toegestaan. Echter, door de daaraan verbonden detailhandelsfunctie onderscheidt een webshop (internetverkoop met en zonder beperkte winkelfunctie) zich van reguliere opslag- en distributiebedrijven.
Bij internetverkoop ontbreekt (grotendeels) het fysiek uitstallen van artikelen ten verkoop. Producten worden digitaal (virtueel) gepresenteerd. Klantcontacten vinden vrijwel uitsluitend per e-mailbericht of telefonisch plaats. Van belang bij de toelaatbaarheid van internetverkoop met en zonder beperkte winkelfunctie is in hoeverre aanvullende functies of combinaties daarvan worden toegevoegd aan de bedrijfsvoering.
Er zijn drie vormen van internetverkoop op Bedrijventerrein Noorderveld: 1. internetverkoop met beperkte winkelfunctie, 2 internetverkoop zonder winkelfunctie en 3 afhaalcentrum. De drie worden verder toegelicht in 8.1.3 Bestemmingen.
5.7 Horeca
Uitgangspunt voor Noorderveld is dat horeca bij voorkeur ondersteunend moet zijn aan de functie van bedrijventerrein, dus uitsluitend dag- en avondhoreca en geen nachtzaken. Daarom is uitsluitend lichte horeca (categorie 1 uit de Staat van horeca-activiteiten) toegestaan. Omdat er van wordt uitgegaan dat de hoeveelheid horeca zichzelf reguleert, wordt in het bestemmingsplan geen maximum opgenomen.
Op Noorderveld is momenteel één horecavestiging categorie 1 aanwezig. Hogere horeca-categorieën zijn niet toegestaan, met uitzondering van horeca in het Runshoppingcentre. Daar mag tevens horeca tot en met categorie 2 en categorie 3.
De afgelopen tien jaar is de belangstelling van ondernemers voor het exploiteren van partycentra op bedrijventerreinen toegenomen. Ook voor de pdv-locatie op Noorderveld is een aanvraag ingediend. De gemeente heeft dat afgewogen in een Wabo-procedure en de locatie geschikt bevonden. Er is immers voldoende parkeergelegenheid en er is voldoende afstand tot woonbebouwing. Bovendien is er sprake van leegstand in de pdv-locatie en is een partycentrum een goede nieuwe invulling.Voor de locatie Runshoppingcentre wordt daarom naast horeca tot en met categorie 2 met een maximum van 1300 m² ook horeca tot categorie 3 in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt tot een maximum van 3200 m² bvo.
5.8 Maatschappelijke Voorzieningen C.q. Dienstverlening
In het Runshoppingcentre is een kinderdagverblijf gevestigd. Verder zijn in het plangebied geen maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Vanuit de gewenste bestemmingsverruiming van het Runshoppingcentre, wordt daar ook dienstverlening toegestaan. Over de strook langs de Provincialeweg ligt een zone wegverkeerslawaai. Dit heeft geen gevolgen voor het bestaande kinderdagverblijf, omdat het kinderdagverblijf ten tijde van de vergunningverlening nog niet gold als geluidgevoelige functie.
5.9 Infrastructuur En Parkeren
5.9.1 Algemene uitgangspunten
Autoverkeer
Het Noorderveld is voor autoverkeer alleen toegankelijk vanaf de Ned Benedictweg (N514). Het oostelijke en het westelijke deel hebben een aparte ontsluiting. Tussen deze twee delen is geen dwarsverbinding voor autoverkeer. Het oostelijke deel heeft daarnaast nog een ontsluiting op de Noorddijk. Beide gebieden hebben een interne structuur die uit lussen bestaat om doodlopende straten zoveel mogelijk te voorkomen.
Langzaam verkeer
Het Noorderveld is per fiets bereikbaar via de Noorddijk. Vanaf hier lopen twee fietsverbindingen het gebied in. De westelijke verbinding met de aansluiting op de Noorddijk doet tevens dienst als 2e ontsluiting voor het hulpverleningsverkeer. Aan weerszijden van de ontsluitingswegen in het gebied liggen fietststroken. Deze fietsstroken sluiten op het fietspad parallel aan de Ned Benedictweg. In verschillende beleidsdocumenten wordt gesproken over de wens om een fietsverbinding te realiseren tussen het oostelijke en westelijke deel van Noorderveld. Echter, aan deze beleidsmatige wens kleven een aantal bezwaren, bijvoorbeeld ten aanzien van de ecologische zone. Daarbij zijn aan weerszijde van de Watering bedrijfspanden gebouwd, zodat realisatie van de meest wenselijke verbinding niet haalbaar is. Het bestemmingsplan maakt een oost-west fietsverbinding dan ook niet mogelijk.
Openbaar vervoer
Bedrijventerrein Noorderveld ligt volledig buiten de invloedssfeer van de stations Krommenie-Assendelft en Wormerveer.Zowel het oostelijk als het westelijk deel van het Noorderveld wordt aangedaan door buslijn 89. Er wordt vooralsnog geen verandering verwacht in deze situatie.
Parkeren
Het bepalen van de parkeereis voor nieuwe functies wordt bepaald aan de hand van de parkeernota. Belangrijk onderdeel in het bepalen van de parkeereis in de parkeernota Zaanstad 2009 is de stedelijkheidsgraad van het gebied. Het Noorderveld valt in Matig stedelijke zone C. De parkeereis wordt aan de hand van de bij deze zone horende normeringen opgesteld. Voor het hele bedrijventerrein geldt dat parkeren op eigen terrein moet worden opgelost.
5.9.2 Ontwikkelingen
Verkeersveiligheid
De beleidsdoelstelling van het Rijk tot een reductie van 25% verkeersslachtoffers (vastgelegd in 1984) is door de gemeente Zaanstad in het verkeersveiligheidsbeleid overgenomen. Dit heeft geresulteerd in het inrichten van de verblijfsgebieden volgens Duurzaam Veilig met een 30 km inrichting en het aanpakken van de plaatsen met een concentratie van ongevallen en letselongevallen. Het bedrijventerrein is echter geen verblijfsgebied, zodat deze doelstelling als zodanig voor dit plangebied niet direct relevant is. Uiteraard wordt bij herinrichting wel rekening gehouden met verkeersveiligheid.
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Inleiding
Er is onderzoek uitgevoerd naar de milieuaspecten in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Noorderveld.
Het milieuonderzoek is uitgevoerd voor de volgende milieuaspecten:
- Bodem
- Luchtkwaliteit
- Geur
- Geluid
- Externe veiligheid
- Bedrijven en milieuzonering
- Natuur en ecologie
Het volledige milieuonderzoek is als Bijlage 1 bijgevoegd. Hieronder worden de verschillende conclusies achtereenvolgens besproken.
6.2 Bodem
Het Noorderveld is gelegen in de polder Westzaan ten noorden van Wormerveer. Het gebied is destijds in fases ontwikkeld. In fase 1 is het gedeelte ten westen van de Watering ontwikkeld. Voor de aanleg van het industrieterrein is het gebied integraal opgehoogd met licht verontreinigde grond. Ook de voormalige sloten zijn hiermee gedempt. Daarnaast is een deel van het gebied opgehoogd met granietklei, waarop vervolgens een meter zeezand is aangebracht. Uit onderzoek is gebleken dat zowel het granietslib als het schone zand geen verontreinigingen bevatten.
In fase 2 is het gedeelte ten oosten van de Watering ontwikkeld. Ook hier is het gebied integraal opgehoogd en zijn voormalige sloten gedempt met licht verontreinigde grond. Bij het huidig gebruik zijn geen risico's verbonden aan de verontreiniging en er hoeft niet binnen een bepaalde periode gesaneerd te worden.
Noorderveld geldt als gesaneerd gebied waarvoor geldt dat de achtergrondkwaliteit maximaal licht verontreinigd is. De achtergrondkwaliteit in de omgeving van de Noorddijk 70 te Wormerveer (het gedeelte langs de Zaan) is voor zowel de boven- als de ondergrond matig verontreinigd
Van dit industrieterrein is voor zover bekend geen grootschalig asbestonderzoek uitgevoerd. Wel is bekend dat hier een aantal dempingen aanwezig zijn, er wordt niet uitgesloten dat deze dempingen asbesthoudend materiaal bevatten. Echter, Noorderveld is een gesaneerd industrieterrein en de kans dat het publiek wordt blootgesteld aan asbest is nihil, omdat het gehele terrein is afgedekt met zand.
6.3 Luchtkwaliteit
Uit de recente rapportage over de luchtkwaliteit van 2010 blijkt dat binnen het plangebied geen overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden voor de luchtkwaliteit hebben plaatsgevonden. De verwachting is dat dit voor de toekomstige jaren ook zo zal zijn. Volgens de Grootschalige Concentratiekaart van Nederland is er een dalende tendens ten aanzien van achtergrondconcentraties van luchtverontreinigende stoffen in Nederland. De verwachting is dat op termijn de luchtkwaliteit verder zal verbeteren.
De luchtkwaliteit in het plangebied is bepaald met de monitoringstool van I&M. De wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit van de jaren 2011, 2015 en 2020 worden niet overschreden.
6.4 Geur
Ten oosten van het plangebied licht het cacaobonen verwerkende bedrijf Gerkens Cacao. In de milieuvergunning van dit bedrijf is een geurcontour opgenomen.
De bandbreedte voor ernstige hinder ligt op basis van divers provinciaal beleid tussen de 5 en 12 odourunits (ouE/m3) als 98 percentiel. Binnen de 5 ouE/m3-contour wordt deze waarde 89% van de tijd overschreden. De geurcontour ligt echter buiten het plangebied.
Verder ligt ten zuidoosten van het plangebied Forbo Flooring BV. Dit is een geuremitterend bedrijf. In de vergunning van Forbo is geen acceptabel geurhinderniveau vastgelegd en er is geen geurcontour opgenomen.
Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurbeperkende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de milieuvergunning, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder ook geleidelijk afnemen.
6.5 Geluid
6.5.1 Industrielawaai
Binnen het plangebied bevindt zich het gezoneerde industrieterrein 'Wessanen'. Op dit industrieterrein zijn onder andere de voormalige veevoederfabriek Brokking en de meelfabriek Meneba (voorheen Wessanen) gevestigd. Doordat de veevoederfabiek Brokking niet meer in bedrijf is, vervalt de noodzaak om de geluidszone die behoort bij het gezoneerde industrieterrein in zijn huidige vorm te handhaven.
De zonegrens wordt gewijzigd omdat na het saneringsprogramma 'industrieterrein Wessanen' de 50 dB(A) contour veel kleiner bleek te zijn dan de vastgestelde zone. Doordat de fabrieksactiviteiten bij Brokking zijn gestaakt is de noodzaak om deze fabrieksactiviteiten bij de zonering te betrekken immers komen te vervallen.
Op basis van het hogere waardebeleid van de gemeente is er geen nieuwbouw van geluidgevoelige functies in gemengd gebied, binnen de 55 dB-contour toegestaan. In het bestemmingsplan wordt uitgesloten dat er nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de geluidzone mogen worden gerealiseerd.
6.5.2 Wegverkeerslawaai
De wegverkeerlawaaicontouren van de wegen binnen het plangebied zijn berekend en in beeld gebracht. Binnen de geluidszone van bepaalde wegen mogen geen geluidsgevoelige ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan vormt ten aanzien van dit aspect geen belemmering.
6.5.3 Schiphol
Het plangebied bevindt zich niet binnen het beperkingengebied of de 20 Ke-contour van Schiphol.
6.6 Externe Veiligheid
6.6.1 Inleiding
Voor de planologische ontwikkelingen in het plangebied kunnen de volgende risicobronnen een belemmering vormen;
- Risicodragende activiteiten bij bedrijven;
- Transport van gevaarlijke stoffen over de weg;
- Transport van gevaarlijke stoffen over het water;
- Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Net buiten het plangebied bevindt zich het bedrijf Bruinsveem, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Voor dit bedrijf geldt dat er geen plaatsgebonden risico knelpunten binnen het plangebied zijn en dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt.
6.6.2 Transport van gevaarlijke stoffen
Route gevaarlijke stoffen
De Provincialeweg is als route voor gevaarlijke stoffen aangewezen. De plaatsgebonden risico contour van deze route ligt op de weg. Indien er planologische ontwikkelingen zijn binnen 200 meter uit de as van de weg dan moet het groepsrisico door de gemeente verantwoord worden.
Uit het veiligheidsonderzoek van Arcadis van de route voor gevaarlijke stoffen blijkt dat er geen plaatsgebonden risico knelpunten binnen het plangebied zijn en dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt.
Transport gevaarlijke stoffen over het water
De kaart van het Basisnet Water bevat alle vaarwegen waarover substantieel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het Basisnet water verschaft gemeenten, provincies en hulpverleners duidelijkheid over waar wel en niet gevaarlijke stoffen vervoerd worden. In het basisnet water zijn de Nauernasevaart en de Zaan als groene route aangewezen. Een groene vaarweg is een route voor scheepvaart zonder frequent vervoer van gevaarlijke stoffen. Groene vaarwegen hebben geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) op het water. Bij ruimtelijke ontwikkelingen langs groene vaarwegen is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege nauwelijks merkbare effecten op het groepsriciso (GR).
Groene vaarwegen hebben ook geen plasbrandaandachtsgebied.
6.7 Bedrijven En Milieuzonering
Binnen het plangebied is inwaartse zonering, volgens de VNG handreiking 'bedrijven en milieuzonering' toegepast. Uitgangspunt voor deze zonering is dat de woningen binnen het plangebied als woningen in gemengd gebied worden beschouwd. Voor de bedrijfsobjecten geldt dat de maximaal toelaatbare milieucategorie bepaald wordt door de afstand tot een woning van een derde.
Uit de bedrijveninventarisatie blijkt dat op het bedrijventerrein hoofdzakelijk bedrijven met een lichte milieucategorie gevestigd zijn, die weinig hinder en overlast veroorzaken. Dit geldt helemaal voor de bedrijfsverzamelgebouwen die uit veel kleine bedrijfsunits bestaan. Deze bedrijfsunits zijn te klein voor industriële activiteiten.
Een uitzondering is Meneba. Dit bedrijf ligt op het gezoneerde industrieterrein en heeft de maatbestemmign 'meelfabriek' gekregen.
Meneba
De Meelfabriek Meneba (sbi code 1061) valt in milieucategorie 4.1. Op grond van de inwaartse milieuzonering is de maximaal toelaatbare milieucategorie aan de Noorddijk 70 3.2. Meneba had in het oude bestemmingsplan Noorderveld ook al een een maatbestemming.
Transformatie Brokking.
Binnen de buitendijkse strook, waar ook Meneba gevestigd is, staat het voormalig veevoederbedrijf Brokking. Deze fabriek is al jaren niet meer in bedrijf en staan de gebouwen leeg. Zowel bij de gemeente als bij de eigenaar bestaat de wens om de locatie te transformeren naar een gemengd gebied met zowel wonen als werken.
Om een transformatie van het Brokkingterrein naar bijvoorbeeld 'wonen en werken' tot stand te kunnen brengen is het noodzakelijk dat zwaardere industrie op de direct omliggende percelen wordt uitgesloten.
De gemeente heeft de bedrijven op Noorderveld geïnventariseerd en bepaald wat de feitelijke milieucategorie is. Uit deze inventarisatie blijkt dat de aanwezige bedrijven in de praktijk doorgaans bedrijfsactiviteiten uitoefenen die horen bij een lagere milieucategorie dan zij op grond van het geldende bestemmingsplan mogen uitoefenen. Het merendeel van de gevestigde bedrijven heeft milieucategorie 2, soms 3.1 of 3.2.
Het is dus mogelijk om in het nieuwe bestemmingsplan de bedrijfspercelen nabij transformatiegebied Brokking een iets lagere milieucategorie toe te kennen, zonder dat daarmee de bedrijfsvoering van de betrokken bedrijven geschaad wordt. Toekomstige uitbreidingsmogelijkheden kunnen plaatsvinden binnen de nieuwe milieucategorie.
Brokking zelf behoudt een bedrijfsbestemming met een milieucategorie 3.1, omdat de plannen voor de transformatie nog niet concreet genoeg zijn.
Arkenbouwer Desark
Arkenbouwer Desark aan de Noorddijk 96 wordt beschouwd als een bouwbedrijf. Een dergelijk bouwbedrijf valt binnen de sbi-2008 categorieen 41, 42 en 43 en daarbij behoort milieucategorie 3.1. De adviesafstand tot woningen van derden in gemengd gebied voor een bedrijf met een milieucategorie 3.1 is 30 meter.
Ten aanzien van de adviesafstand van 30 meter voor Desark geldt dat wanneer door middel van een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat een kortere afstand tot woningen mogelijk is, dat kan worden toegestaan.
6.8 Natuur En Ecologie
Rondom het stedelijke gebied van Zaanstad bevindt zich het buitengebied, waar landschappelijke waarden en natuurwaarden een grote rol spelen. Grote delen van het Zaanse buitengebied zijn aangewezen als Nationaal Landschap en/of Natura 2000 gebied. Voor de ontwikkeling van de natuurgebieden is het van belang dat de verschillende gebieden zoveel mogelijk met elkaar in verbinding staan. De aanwezige planten- en (vooral) diersoorten kunnen zich dan veilig heen en weer bewegen tussen de verschillende natuurgebieden, wat de overlevingskansen van de soorten ten goede komt.
In Zaanstad is het op nog slechts enkele plekken mogelijk om het stedelijke gebied te doorkruisen. In 2010 is er studie gedaan naar 2 gebieden die deze mogelijkheid bieden. Voor beide gebieden heeft het college een streefbeeld vastgesteld voor de verdere ontwikkeling. Een van deze verbindingen, De Watering, is van belang voor dit bestemmingsplan.
De Watering verbindt het Guisveld met het Wormer- en Jisperveld, beide Natura 2000 gebieden en is aangewezen als ecologische verbindingszone. Via het water en de oevers kunnen dieren zich relatief makkelijk verplaatsen. De aanwezige eilandjes in het water langs het bedrijventerrein functioneren als leefgebied voor de noordse woelmuis vanwege de aanwezige natte ruigte. Andere muizensoorten zwemmen niet, zodat de woelmuis op de eilandjes geen concurrentie van hen te duchten heeft. Ook voor andere diersoorten is de verbinding van belang, zoals voor de meervleermuis en een zeldzame libelle, de vroege glazenmaker. Dieren als de ringslang en de ijsvogel zijn aanwezig in de aangrenzende gebieden en kunnen zich wellicht ook binnen de verbindingszone vestigen. Voor alle diersoorten is het van belang dat de waterverbinding en de oevers relatief beschut blijven, met weinig verstoring (ook niet door licht).
De ecologische verbindingszone, die ook in het geldende bestemmingsplan was opgenomen, is op de verbeelding weergegeven.
Hoofdstuk 7 Wateraspecten
7.1 Beleidskader
7.1.1 Nationaal Waterplan 2009-2015
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid in dit plan is gericht op:
- 1. een goede bescherming tegen overstroming;
- 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
- 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit;
- 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.
7.1.2 Nationaal Bestuursakkoord Water
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen Rijk (Ministerie van Verkeer en Waterstaat), Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In juni 2008 zijn de afspraken uit het oude NBW van 2003 geactualiseerd. Kern van het NBW is samenwerken aan het op orde brengen en houden van het watersysteem in 2015, en daarbij anticiperen op klimaatveranderingen. Er zijn kwantitatieve normen geformuleerd, waaraan het watersysteem in 2015 moet voldoen. De waterbeheerder moet aangeven op welke punten het watersysteem niet voldoet aan deze nieuwe normen.
7.1.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015 Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren
Het Waterplan 2010 - 2015 is op 16 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. De strategische waterdoelen van de provincie zijn:
- 1. het waarborgen van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principes van preventie, gevolgschade beperken en rampenbeheersing;
- 2. het zorgen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem wordt versterkt en zo ook de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie.
- 3. het zorgen voor schoon en voldoende water.
- 4. het zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem, door middel van integrale gebiedsontwikkeling.
7.1.4 Keur 2009 en Legger van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
De keur is een verordening met regels die het hoogheemraadschap hanteert ter bescherming van de waterhuishouding. Indien werkzaamheden in en bij watergangen (sloten) en/of waterkeringen (dijken) worden uitgevoerd, er water onttrokken wordt uit watergangen of er geloosd wordt in oppervlaktewater, moet een watervergunning worden aangevraagd, zodat het hoogheemraadschap kan toetsen of de waterhuishouding goed blijft functioneren en of het onderhoud kan blijven worden uitgevoerd. Ook de toename van verharding beïnvloedt de waterhuishouding. Een verhardingstoename meer dan 800m2 dient te worden gecompenseerd door het graven van nieuw oppervlaktewater.
Buiten verbodsbepalingen ( "U mag niet") zijn er in de Keur 2009 gebodsbepalingen ("u moet") opgenomen. In de gebodspalingen is vastgelegd welke verplichtingen aan eigenaren van percelen langs watergangen en langs en op waterkeringen zijn toegewezen met betrekking tot onderhoud. Bij de Keur hoort de Legger. De Legger bevat kaartmateriaal waar de regels van de keur van toepassing zijn.
7.1.5 Zaans blauw, waterplan Zaanstad
Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft o.a. als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:
- 1. de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren;
- 2. de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zo nodig in ruimtelijke plannen vast te leggen;
- 3. te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern.
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren.
7.1.6 Watertoets: ruimte voor water
De handreiking watertoetsproces 3 is in de zomer van 2009 vastgesteld in het Nationaal Water Overleg met de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (rijk), Interprovinciaal overleg (IPO), Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG). Met deze vaststelling is het de formele en algemene leidraad voor de toepassing van het watertoetsproces geworden.
Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21ste eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om de afweging van waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.
De nieuwe Derde handreiking voor de watertoets is aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het Nationaal Waterplan. De handreiking watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en nieuwe beleidsafspraken.
Een aantal inhoudelijke aspecten van het watertoetsproces, zoals waterkwaliteit, klimaat en waterveiligheid, zijn beleidsmatig in ontwikkeling. Handreikingen voor het operationeel omgaan met besluiten over deze aspecten, komen in appendices die integraal onderdeel worden van deze handreiking.
7.2 Bestaand Watersysteem
7.2.1 Organisatie
Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.
7.2.2 Gebiedskenmerken
Het plangebied Noorderveld ligt, waterhuishoudkundig gezien in de Polder Westzaan, de Schermerboezem en de voor een klein deel in de Karnemelksepolder. De kering tussen de twee polders is de Noorddijk. De Zaan maakt onderdeel uit van de Schermerboezem en de Noorddijk is de waterkering tussen de Polder Westzaan en de Zaan.
7.2.3 Bodem en grondwater
In het industriegebied Noorderveld is de grondwaterstand de resultante van het gekozen waterpeil, de aangelegde drainage en de gemaakt ophoging bij het bouwrijp maken van deze gebieden. De heersende grondwaterstanden passen bij de gekozen bestemmingen.
7.2.4 Oppervlaktewater
Het bedrijventerrein Noorderveld is in begin deze eeuw gerealiseerd en bij het bouwrijp maken van dit gebied is de benodigde waterhuishouding ingericht. Het hoogheemraadschap overweegt de bemalingcapaciteit voor de Polder Westzaan te vergroten en een nieuwe poldergemaal te realiseren in het Noorderveld. Aangezien niet zeker is dat dit gemaal binnen een periode van tien jaar gerealiseerd zal worden is dit niet verwerkt in dit bestemmingsplan. Het waterpeil in de Polder Westzaan is NAP-1,04 meter. Het waterpeil in de Karnemelksepolder is NAP-1,25 meter.
In het noordoostelijk deel van het bestemmingsplan ligt buitendijks een grasland. Dit is bestemd als Agrarisch met waarden. Buiten de landschappelijke waarde van dit gebied heeft dit grasland ook een functie in de waterhuishouding. Bij hoge waterstanden in het Schermerboezem kan dit grasland voorzien in waterberging en kan dit grasland onderlopen.
Het waterpeil in Naernasche Vaart en in de Zaan is NAP-0,50 meter. Buiten de vaarwegfunctie draagt dit kanaal en de Zaan bij aan de waterhuishoudelijke functies van het Schermerboezem, een stelsel van kanalen, meren en veenrivieren waarmee het overgrote deel van het watersurplus van Noord-Holland Noord wordt afgevoerd.
7.2.5 Riolering
In het bestaande bedrijventerrein Noorderveld liggen gescheiden rioolstelsels. Het regenwater wordt geloosd in het oppervlaktewater en het afvalwater wordt na inzameling via enkele rioolgemalen verpompt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Beverwijk.
De aankomende periode zal het riool niet essentieel veranderen. De riolering maakt onderdeel uit van de openbare infrastructuur, ligt meestal in de weg en of in grondstroken en valt dus onder de bestemming "Verkeer" of "Groen".
7.2.6 Aandachtspunten met betrekking tot waterkeringen en oppervlaktewater
Het doel van het systeem van watergangen en dijken is te wonen en te leven beneden zeeniveau. Het hoogheemraadschap beheert deze watersystemen en veranderingen aanbrengen in de waterhuishouding mag alleen met een watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Een watervergunning moet aangevraagd worden als door de realisatie een ruimtelijk plan:
- een kering of dijk wordt beïnvloed,
- sloten worden gedempt of verlegd,
- er een toename van verhard oppervlakte (daken en verharding) van meer dan 800 m² wordt mogelijk gemaakt of,
- de uitvoering van het onderhoud van watergangen beïnvloed wordt.
Het aanbrengen van steigers wordt door het hoogheemraadschap getoetst in verband met het onderhoud (riet en drijfvuil verwijderen, baggeren) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kunnen de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van 1 meter breed en 6 meter lang, onder de voorwaarde dat er 6 meter vrije doorvaartbreedte overblijft, is over het algemeen een melding voldoende.
7.3 Watertoets Met Betrekking Tot Het Plangebied
7.3.1 Verwerking in het bestemmingsplan
Omdat de hoeveelheid oppervlaktewater (aantal m²) in verhouding moet blijven met de hoeveelheid verharding (aantal m²), zal al het aanwezige oppervlaktewater binnen het bestemmingsplan de bestemming "Water" moeten krijgen.
In de gebieden grenzend aan de bestemming "Water" is, daar waar mogelijk, bij de doeleindenomschrijving binnen de aangegeven bestemming ook water opgenomen om de realisatie van extra waterberging mogelijk te maken.
Verder liggen binnen het bestemmingsplan gebied enkele boezemkeringen. Zoals eerder aangeduid zullen deze keringen, inclusief de beschermingszone, aangeduid moeten worden als waterstaatkundig werk. Binnen het bestemmingsplangebied liggen verder geen waterstaatskundige objecten waar een nadere aanduiding voor vereist is.
7.3.2 Conclusie
Op 15 maart 2012 heeft er in het kader van de watertoets een overleg plaatsgehad met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De onderwerpen die tijdens dit overleg zijn besproken, komen terug in de reactie van het hoogheemraadschap in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro. De meeste van de door het Hoogheemraadschap ingebrachte opmerkingen zijn in het bestemmingsplan verwerkt.
Hoofdstuk 8 Beschrijving Planvorm En Bestemmingsregeling
In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen beschreven van de gehanteerde bestemmingen. Daarnaast worden aanduidingen, ontheffingsregels en wijzigingsbevoegdheden in de bestemmingsregeling aangestipt die, in verband met de speciale regeling die zij hanteren, een nadere toelichting kunnen gebruiken.
8.1 Bestemmingsregeling
8.1.1 Inleiding
In hoofdstuk 2 van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.
De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk 1 van de regels).
De algemene regels, waaronder ontheffings- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van de bij het plan behorende regels.
Hoofdstuk 4 bevat tenslotte de overgangs- en slotbepalingen.
De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.
8.1.2 Plansystematiek
Voor het bestemmingsplan is de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. Dit betekent dat het de bestaande functies vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimt qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen dat het gemeentebestuur door middel van het verlenen van ontheffingen kan afwijken van bestemmingsplan.
Naast het behouden van de bestaande situatie, wordt in het bestemmingsplan geanticipeerd op een mogelijke transformatie van het Brokkingterrein door het terugbrengen van de geluidszone industrielawaai en het niet toelaten van zware industrie.
8.1.3 Bestemmingen
De in het plangebied voorkomende hoofdgroepen bestemmingen, al dan niet met bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen (in alfabetische volgorde) en gebruiken van de gronden, zijn:
Bedrijventerrein (BT)
Aangezien het grootste gedeelte van het plangebied in dit bestemmingsplan uit bedrijventerrein bestaat, is dit de meest voorkomende bestemming. Deze bestemming is toegekend aan alle gronden bedoeld voor bedrijfsactiviteiten.
Milieuzonering
Binnen de bestemming 'bedrijventerrein' zijn, om te beginnen, bedrijven toegestaan die zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen als bijlage bij de regels. Door middel van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie ...' is per bestemmingsvlak op de verbeelding aangegeven welke categorie bedrijven, waar is toegestaan.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn bij de verschillende bedrijven voor de milieufactoren geluid, geur, stof en gevaar afstandsmaten aangegeven. Deze afstanden hebben betrekking op de afstand van een bedrijf tot woonbebouwing die is gelegen in een 'rustige woonwijk' (of uiterlijk op de rand daarvan). De grootste afstand bij een bedrijf is bepalend voor de categorie-indeling. De toelichting op deze Staat is te vinden in bijlage 1 bij deze toelichting.
Als op gronden met de bedrijvenbestemming een bedrijf gevestigd is met een hogere milieucategorie dan volgens de milieuzonering is toegestaan, wordt door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijvigheid - ...' aangegeven welk type bedrijvigheid op deze plek is toegestaan. Hierdoor kan dit (zwaardere) bedrijf op de desbetreffende locatie gehandhaafd blijven. Bij vertrek of beeindiging van de bedrijfsvoering, mag eenzelfde soort bedrijf terugkomen of een bedrijf uit de algemeen toelaatbare milieucategorie. Burgemeester en wethouders kunnen indien nodig bedrijven aan de Staat van bedrijfsactiviteiten toevoegen en opgenomen bedrijven en bedrijfsoorten indelen bij een andere categorie.
Als vaststaat dat het specifiek aangeduide bedrijf niet langer meer aanwezig is, kan de aanduiding met behulp van een wijzigingsbevoegdheid uit het plan verwijderd worden.
Geluidzone industrielawaai
Een gedeelte van het plangebied Bedrijventerrein Noorderveld is gezoneerd in de zin van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan die 'in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Het gezoneerde bedrijventerrein is op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wet geluidhinder'. Met de benaming van deze gebiedsaanduiding wordt aangesloten op de terminologie uit de Wet geluidhinder. In de regels is bepaald dat binnen deze zone de geluidzoneringsplichtige bedrijven, zeg maar de 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan.
Rond de zone 'wetgevingzone - wet geluidhinder' wordt op de verbeelding een 'geluidzone - industrie' aangegeven. Op grond van de Wet geluidhinder dient een dergelijke zone rond een zone 'wetgevingzone - wet geluidhinder' te worden aangegeven, om de zone te markeren waarbuiten de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) mag bedragen. Daarmee worden de woningen en andere geluidgevoelige objecten buiten de geluidzone in principe gevrijwaard van ontoelaatbare geluidsoverlast vanwege het bedrijventerrein. Voor het industrieterrein en de daarop aanwezige woningen gelden geen geluidsnormen.
In dit bestemmingsplan is alleen Meneba een zoneringsplichtig bedrijf.
Perifere detailhandel
In het Runshoppingcentre en langs de Kikkertweg zijn diverse perifere detailhandelsvestigingen gevestigd. Met een functie-aanduiding 'detailhandel perifeer' is aangegeven waar deze vestigingen mogen komen. Er is een maximale oppervlakte van 40.000 m2 aan verbonden.
De volgende definitie voor detailhandel perifeer wordt gehanteerd:
- Vestiging van detailhandel die vanwege de omvang en/ of de aard van de gevoerde artikelen niet binnen het centrum of de wijkwinkelcentra gevestigd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld auto's, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, bouwmarkten, keukens, woninginrichting.
- Een overzicht van voorbeelden van perifere detailhandel is:
- 1. auto's, motoren, boten, caravans en grove bouwmaterialen,
- 2. brand- en explosiegevaarlijke stoffen,
- 3. keukens en sanitair,
- 4. kampeerartikelen
- 5. meubels, vloerbedekking, zonwering en woningtextiel
- 6. tuincentra en bouwmarkten,
- 7. kringloopwinkels
- 8. landbouwartikelen
- 9. artikelen die naar aard en omvang met de hiervoor genoemde gelijkgesteld kunnen worden.
In het Runshoppingcentre is ook een kinderdagverblijf aanwezig. Deze heeft een aparte functieaanduiding 'kinderverdagverblijf'.
Internetverkoop
Op het bedrijventerrein Noorderveld zijn drie vormen van internetverkoop mogelijk gemaakt:
- 1. Internetverkoop met beperkte winkelfunctie
Kenmerkend bij internetverkoop met beperkte winkelfunctie zijn de opslag en distributie, de afhaalmogelijkheden van goederen, de afrekenmogelijkheden door consumenten en de kleinschalige showroom/ uitstalling van producten. Om het onderscheid te maken met reguliere detailhandel wordt aan internetverkoop met beperkte winkelfunctie de volgende voorwaarden gesteld: de gezamenlijke oppervlakte voor showrooms en uitstalling van goederen, afrekenmogelijkheid en afhalen van goederen moet van ondergeschikte aard en omvang zijn.
Van een ondergeschikte omvang is sprake indien de gezamenlijke oppervlakte voor showrooms en uitstalling van goederen, afrekenmogelijkheid en afhalen van goederen niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte van een bedrijfsgebouw.
Indien een webshop (internetverkoop met beperkte winkelfunctie) meer ruimte benut voor showrooms, uitstalling van goederen of afhalen en afrekenen van goederen is er sprake van reguliere detailhandel en dit hoort in de kernen thuis.
In de regels is dit als volgt verwerkt:
- Internetverkoop met beperkte winkelfunctie is rechtstreeks toegelaten binnen de bestemming Bedrijventerrein. In de specifieke gebruiksregels worden ruimtelijke criteria opgenomen, waaraan internetverkoop met beperkte winkelfunctie moet voldoen. Met deze specifieke gebruiksregels zijn de aan internetverkoop met beperkte winkelfunctie gerelateerde aanvullende functies ruimtelijk begrensd.
- Bij internetverkoop met beperkte winkelfunctie is de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van het afhalen van goederen, afrekenen van goederen en het fysiek uitstallen van goederen beperkt tot 100 m² brutovloeroppervlakte van een bedrijfsgebouw.
- (Vestiging van) reguliere detailhandel buiten de vorengenoemde criteria is in de gebruiksregels uitgesloten.
- 2. Internetverkoop zonder winkelfunctie
Bij deze vorm van internetverkoop moet gedacht worden aan postorderbedrijven, zoals Bol.com of Wehkamp. Hierbij is ook sprake van opslag en distributie, waarbij de handel via internet en andere media verloopt. Er is alleen geen sprake van rechtstreeks contact tussen verkopende en kopende partij, geen showroom/ uitstalling ten verkoop, en de levering van producten vindt hoofdzakelijk plaats via post- of koeriersdiensten.
- 3. Afhaalcentrum
De definitie van afhaalcentrum is:
- een locatie waar de consument uitsluitend of overwegend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop.
Een afhaalcentrum heeft verkeersaantrekkende werking, vandaar dat deze normaliter alleen zijn toegestaan op locaties waar ook perifere detailhandel is toegestaan. Deze locaties hebben meer parkeermogelijkheden en zijn daarmee beter ingericht op meer bezoekers. Voor Noorderveld is een afhaalcentrum alleen toegestaan in het Runshoppingcentre.
Horeca
Binnen de bestemming Bedrijventerrein is overal horeca toegestaan tot en met categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie ...' is horeca toegestaan tot en met de aangegeven categorie.
Verder is op het Runningshoppingcentre horeca tot en met categorie 2 en 3 met een maximale oppervlakte mogelijk. Met functieaanduidingen zijn deze categoriëen aangegeven
Bedrijfswoningen
Bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd middels een functie-aanduiding 'bedrijfswoning'. Deze woningen mogen binnen de gestelde bouwregels worden nieuw gebouwd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn binnen de bestemming niet mogelijk, conform gemeentelijk beleid.
Gemengd
Kleine zelfstandige kantoren en dienstverlening binnen de bedrijfsverzamelgebouwen in het gebied hebben de functieaanduiding 'gemengd' gekregen. Er is een maximum gesteld aan het oppervlakte, namelijk 250m².
Tankstation
In het plangebied zijn 2 tankstations aanwezig: aan de Vlasblomweg en de Samsonweg. Deze hebben de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen'.
Overig
De bouwvregels voor gebouwen zijn met name op de verbeelding terug te vinden in de vorm van bouwvlakken en maximale bouwhoogte en een bebouwingspercentage per bouwperceel. Parkeren moet op eigen terrein worden opgelost.
Groen (G)
Groen dat een min of meer structureel karakter heeft moet gehandhaafd blijven. Het gaat dan om groen dat fungeert als groene buffer of afscheiding tussen wegen, functies of wijken en groen dat van belang is voor de groene (be)leefbaarheid van een gebied. In het bestemmingsplan krijgen deze gronden de bestemming 'Groen (G)'. Het overige groen in het gebied, krijgt de bestemming 'Verkeer (V)' of 'Verkeer - Verblijfsgebied (V-V)'.
Ter bescherming van de aanwezige ecologische waarden, die in hun onderlinge samenhang een zone vormen, is een dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' opgenomen met een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
Tuin (T)
De bestemming is toegekend aan de bij een woning behorende gronden waarop in principe geen bebouwing is toegestaan. Het gaat dan om de gronden gelegen aan de voorzijde van de woning. Uitzondering hierop vormen uiteraard de omgevingsvergunningsvrije bouwwerken en het bouwen van een erker. Stedenbouwkundig gezien is het niet wenselijk om hier bebouwing op te richten. Bijbehorende bouwwerken grenzend aan openbaar gebied kunnen immers grote invloed hebben op de begrenzing van en het bebouwingsbeeld vanuit de openbare ruimte.
Verkeer (V)Binnen deze bestemming is de functie voor het afwikkelen van verkeer het belangrijkst. De wegen die als belangrijkste functie het afwikkelen van verkeer hebben zijn: de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen. Hiertoe worden ook de doorgaande voet- en fietspaden, bruggen, parkeerplaatsen, verkeersregelinstallaties enz. gerekend.
Verkeer - Verblijfsgebied (V-V)Bij 'Verkeer - Verblijfsgebied' gaat het om wegen en gebieden met verblijfsfunctie en buurtontsluitingswegen. Ook parkeerplaatsen, bruggen en groenvoorzieningen worden met dit artikel mogelijk gemaakt. De verschillende functies zijn uitwisselbaar: daar waar nu parkeerplaatsen zijn, kan groen gerealiseerd worden, een woonstraat kan verbreed worden en daarmee groen laten verdwijnen en vice versa. Een zeer flexibele regeling dus zodat bij een reconstructie van een gebied of het nieuw aanleggen van parkeerplaatsen niet telkens een ontheffings- of wijzigingsprocedure gevolgd hoeft te worden.
Water(WA) en Water - 1 (WA - 1)De bestemming 'Water' is gelegd op het water dat deel uitmaakt van de hoofdwaterstructuur binnen de gemeente. Dit water is belangrijk voor de waterbergings- en aan/ afvoerfunctie binnen een gebied.Dit zijn o.a. de Watering en het water langs de Ned Benedictweg.
Er is voor gekozen om de Zaan de bestemming 'Water - 1' te geven. Dit water is van een andere orde. Het is met name bedoeld voor laden/ lossen van schepen en op- en overslag. Er mogen ook kranen worden opgericht ten behoeve van de bestemming Water - 1 of ten dienste van het gebruik van de aangrenzende gronden.
Wonen (W)In het plangebied zijn 2 woningen die niet vallen onder de noemer bedrijfswoning. Deze hebben de bestemming Wonen gekregen. Binnen deze bestemming zijn alle woonvormen en woningtypes ondergebracht. Binnen het toegestaan gebruik binnen de bestemming Wonen is bed&breakfast (maximaal 6 bedden) toegestaan. Dit verhoogt de flexibiliteit en sluit goed aan op de wens van het bestuur om een flexibele bestemmingsregeling te creëren.
Huisgebonden beroep of bedrijf
In het bestemmingsplan is een huisgebonden beroep en bedrijf regeling opgenomen. Aan de hand van jurisprudentie met betrekking tot dit onderwerp is gekozen voor de zgn. 30%-70% regeling. Dat wil zeggen: wanneer een beroep of bedrijf aan huis niet meer dan 30% van het bruto woonvloeroppervlak inclusief bijbehorende bouwwerken beslaat met een maximum van 65 m² dan wordt op het pand geen bedrijfsbestemming gelegd, maar blijft de woonbestemming gehandhaafd. De vestiging van het beroep of bedrijf aan huis mag geen aanzet geven tot verdringing van de woonfunctie.
Binnen de reikwijdte van een beroep en bedrijfsactiviteiten aan huis wordt nadrukkelijk inbegrepen de vestiging van dienstverlenende activiteiten zoals een kapsalon, en pedicure/manicure. Ook bed en breakfast is toegestaan.
8.1.4 Dubbelbestemmingen
De in het plangebied voorkomende hoofdgroepen van dubbelbestemmingen al dan niet bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen zijn de volgende:
Waarde - Ecologie
Ter bescherming van de aanwezige ecologische waarden, die in hun onderlinge samenhang een zone vormen, is een dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' opgenomen met een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden. De zone is bestemd voor het behoud, herstel en de vergroting van natuur- en landschapswaarden. In samenhang daarmee zijn de gronden bestemd voor watergangen en waterpartijen, de aanleg van een voetpad en kano-oversteekplaats. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
Water- Waterstaat
Voor de in het plangebied aanwezige primaire en regionale waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.
8.1.5 Algemene bestemmingen
Algemene gebruiksregels
In het artikel zijn voorbeelden gegeven van gebruik van de gronden dat als strijdig gebruik is aangemerkt
Algemene aanduidingsregel
De geluidzone industrielawaai Meneba en het gezoneerd industrieterrein, zoals deze geldt op grond van de Wet geluidhinder, is in de regels en op de verbeelding terug te vinden als gebiedsaanduiding. Doel van deze regel is te voorkomen dat gebouwen worden gerealiseerd ter plaatse van gronden waar de geluidsbelasting ten gevolge van een industrieterrein op gevels van gebouwen de aanvaardbare normen overschrijdt.
Overgangs- en slotregels
De formulering van de overgangsregels is voorgeschreven door het Besluit ruimtelijke ordening. Het overgangsrecht dient om bouwwerken en gebruiksvormen, die in het verleden legaal zijn gerealiseerd maar nu afwijken van het nieuwe plan, (voorlopig) gehandhaafd respectievelijk voortgezet mogen worden. Zolang voldaan wordt aan de overgangsregels, worden deze bouwwerken en gebruiksvormen gedoogd.
De slotregel regelt de naam waarmee het bestemmingsplan kan worden aangehaald, bestemmingsplan 'Noorderveld'
8.2 Planmer-plicht
In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een planmer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie:
- 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichting;
- 2. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig is.
In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-mer vallen.
Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op het voorontwerpbestemmingsplan is geen inspraak gehouden. De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 en met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 niet veranderd en dus komen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad.
De keuze om geen inspraak te houden is mede gemaakt, omdat in het bestemmingsplan de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen en slechts in beperkte mate ontwikkelingen mogelijk zijn gemaakt.
Op 28 november 2012 heeft er een informatieavond plaatsgevonden voor alle bedrijven op het Bedrijventerrein Noorderveld. De avond vond plaats bij het bedrijf Floris op het terrein. De avond was goed bezocht. Een aantal punten zijn die avond toegelicht:
- de samenhang tussen het project Zaan/IJ en de locatie Brokking;
- de belangrijkste punten van het voorontwerpbestemmingsplan;
- het proces van het bestemmingsplan;
- de website ruimtelijkeplannen.
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg aan haar overlegpartners toegezonden.
Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 15 april een informatieavond gehouden.
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan voorziet verder niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening jo. het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan c.q. exploitatieovereenkomst moet worden opgesteld c.q. afgesloten.
9.3 Handhaafbaarheid
In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.
Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.
Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.
In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
Hoofdstuk 10 Overleg
10.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Noorderveld op 23 juni 2010 gepubliceerd in het Zaans Stadsblad.
10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:
- 1. Ministerie van Economische Zaken, regio Noord-West
- 2. Provincie Noord-Holland
- 3. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
- 4. Waterleidingbedrijf Noord-Holland
- 5. Regionale brandweer Zaanstad Waterland
- 6. Brandweer Zaanstad
- 7. GGD Zaanstreek-Waterland
- 8. Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied
- 9. N.V. Nederlandse Gasunie
- 10. Kamer van Koophandel Amsterdam
- 11. KPN
- 12. KPN Vastnet
- 13. NUON
- 14. Tennet TSO
- 15. Gemeente Wormerland
- 16. Bedrijvenvereniging Molletjesveer/Noorderveld
- 17. Rijkswaterstaat dienst Noord-Holland
- 18. Kontakt Milieubeheer Zaanstreek
- 19. Pauwlona Beheer
De reactienota van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is terug te vinden als Bijlage 2 bij de toelichting .
10.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 4 april 2013 tot en met 15 mei 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. Op het ontwerpbestemmingsplan zijn 14 zienswijzen binnen gekomen. De samengevatte zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording hiervan zijn terug te vinden in Bijlage 3 bij deze toelichting. Daarnaast is in deze bijlage een overzicht opgenomen van de wijzigingen op basis van deze zienswijzen en de ambtshalve aanpassingen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Staat van Horeca-activiteiten
Categorie I "lichte horeca"
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende categorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.
1b. Overige lichte horeca
- bistro;
- grand-café;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- hotel.
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
Categorie 2 "middelzware horeca"
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 "zware horeca"
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
Bijlage 1 Milieu-onderzoek Bedrijventerrein Noorderveld
Bijlage 1 Milieu-onderzoek bedrijventerrein Noorderveld
Bijlage 2 Reacties Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 2 Reacties artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 3 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 3 Nota van zienswijzen
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Noorderveld
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek Noorderveld
Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
Bijlage 5 Toelichting op de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein
Bijlage 6 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de planregels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.
Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder:
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijdendeze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):
- 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden.
In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:- a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
- b. overige lichte horeca: restaurants;
- c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d.
- 2. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen.
- 3. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Flexibiliteit
De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2.
Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde horecabedrijven en activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen.