KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Gemengd - 1
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Recreatie
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Water
Artikel 16 Water - Woonschepenligplaats
Artikel 17 Wonen - 1
Artikel 18 Wonen - 2
Artikel 19 Leiding - Gas
Artikel 20 Waarde - Archeologie 1
Artikel 21 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Overige Regels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Leeswijzer
1.2 Aanleiding En Doelstelling
1.3 Plangebied
1.4 Vigerende Regelingen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Geschiedenis Plangebied
2.2 Structuur Van Het Plangebied
2.3 Groen En Water
2.4 Wonen, Leven En Werken
2.5 Infrastructuur
2.6 Te Beschermen Waarden
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijk
3.3 Provincie
3.4 Regionaal
3.5 Gemeente
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.4 Wonen
4.5 Maatschappelijke Voorzieningen
4.6 Groen, Sport En Speelruimte
4.7 Bedrijvigheid
4.8 Kantoren
4.9 Horeca
4.10 Infrastructuur En Parkeren
4.11 Overige Onderwerpen
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten En Ontwikkelingen
5.1 Gebiedsspecifieke Uitgangspunten
5.2 Ontwikkelingen Met Betrekking Tot De Stedenbouwkundige Structuur
5.3 Ontwikkelingen Met Betrekking Tot Voorzieningen
Hoofdstuk 6 Onderzoeken
6.1 Milieu
6.2 Waterparagraaf
Hoofdstuk 7 Beschrijving Planvorm En Bestemmingsregeling
7.1 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
7.2 Bestemmingsplanprocedure
7.3 Gekozen Planvorm
7.4 Bestemmingsregeling
7.5 Handhaving
7.6 Planmer-plicht
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 1 Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 2 Typologieën
Bijlage 3 Milieuonderzoek
Bijlage 4 Watertoetsoverleg

Poelenburg

Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad

Vastgesteld op 27-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Poelenburg van de gemeente Zaanstad.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand: NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak

Een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daartegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.7 Achtererfgebied

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.8 Achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.9 Achtergevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.10 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 Antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 Archeologische waarde

Waarde waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.13 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

1.15 Bestaande bebouwing / bouwwerken

Bebouwing / bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig zijn of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend danwel een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend die kan worden verleend.

1.16 Bed & Breakfast

Toegestaan gebruik dat hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 6 slaapplaatsen.

1.17 Bedrijf

Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de .

1.18 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.19 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

1.20 Bedrijfswoning of dienstwoning

Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, kennelijk slechts bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep personen, die behoort bij en waarvan de bewoning noodzakelijk is voor en verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.

1.21 Beeldkwaliteitsplan

Een plan, opgesteld als aanvulling op het ruimtelijke plan dat zich doorgaans vooral richt op functionele kwaliteiten, dat de na te streven beeldkwaliteit beschrijft; dat gebeurt onder meer door aan te geven op welke ruimtelijke kenmerken van landschap en bebouwing en landschappelijke structuren en elementen moet worden ingespeeld en welke streefbeelden daarbij gelden.

1.22 Beperkt kwetsbaar object

Onder beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen;
  2. b. zwembaden en speeltuinen;
  3. c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten onder 1.64 vallen;
  4. d. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten onder 1.64 vallen;
  5. e. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  6. f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouwen met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegen de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.23 Bestaand gebruik

Gebouwen die op 20 februari 2003 rechtmatig aanwezig waren en overeenkomstig de bestemming worden gebruikt, dan wel waarvoor voor 20 februari 2003 een bouwvergunning is verleend en binnen 6 maanden na die datum een begin met de werkzaamheden is gemaakt.

1.24 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.25 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 Bevi-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.27 Bijbehorende bouwwerken

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.28 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.29 Bouwgrens

Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.30 Bouwhoogtescheidingslijn

Een aanduiding die de scheiding aangeeft tussen de gedeelten van een bestemmings- of bouwvlak waarop verschillende maximale bouw- en/of goothoogten zijn toegestaan.

1.31 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Deze zijn aan te merken als bijzondere bouwlaag.

1.32 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.34 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.35 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 Brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.37 Bungalow

Een bungalow is een vrijstaande woning van één verdieping met een plat of licht hellend dak. Alle woonruimtes van een bungalow bevinden zich op de begane grond.

1.38 Consumentverzorgende dienstverlening

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.39 Culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.40 Cultuur en ontspanning

Het verrichten van activiteiten gericht op educatie, vermaak en ontspanning en naar de aard daarbij behorende toeristische, recreatieve en culturele activiteiten, met uitzondering van horeca.

1.41 Dagrecreatie

Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.42 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.43 Dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.

1.44 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.45 Dienstverlening

Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek. Onder te verdelen in:

  1. a. consumptieve dienstverlening;
  2. b. zakelijke dienstverlening;
  3. c. maatschappelijke dienstverlening.

1.46 Eerste bouwlaag of plint

De bouwlaag op de begane grond.

1.47 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.48 Functiescheidingslijn

Een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies zijn toegestaan.

1.49 Garage

Een niet tot de openbare weg behorende of niet voor het openbaar verkeer toegankelijke, geheel of gedeeltelijk besloten of open ruimte of samenstel van ruimten, bestemd tot of in gebruik als stallingplaatsen.

1.50 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.51 Gestapelde woning

Een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen als winkels en dienstverlening zijn gebouwd.

1.52 Groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oever-, groenvoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.53 Grondgebonden woning

Een met de grond verbonden Woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.54 Hogere waarde

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.55 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.56 Horecabedrijf

Een bedrijf, waarbinnen horeca-activiteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de .

1.57 Huisgebonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiermee wordt geen detailhandel of horeca bedoeld.

1.58 Huisgebonden beroep

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.59 Jachthaven

Haven met de daarbij behorende grond waarbij overwegend gelegenheid wordt gegeven tot het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen.

1.60 Kantoor(ruimte)

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van overheidsinstellingen, semi overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.61 Kamerverhuur

Het bewonen van een deel van een woning, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijke huishouding te voeren.

1.62 Kap

Een afdekking van een gebouw, met ten minste twee schuine zijden waarbij de hellingshoek minimaal 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt en waarvan de bovenzijde maximaal 33% is afgevlakt.

1.63 Kapberg

Een hooiberg voorzien van een kap, al dan niet van riet.

1.64 Kwetsbaar object

Onder kwetsbaar object wordt verstaan:

  1. a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten onder 1.22;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten zoals:

- ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

- scholen;

- gebouwen, of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen

  1. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig zijn, zoals:

- kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;

- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt of warenhuis is gevestigd;

  1. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.65 Langzaamverkeersroute

Verkeersverbinding, die uitsluitend bedoeld is voor fietsers en voetgangers en vergelijkbare verkeersdeelnemers.

1.66 Ligplaats

Een met een schip in het water aan de walkant ingenomen plaats die daartoe als zodanig is aangewezen.

1.67 Lijst van Bedrijfstypen Functiemenging

De Lijst van Bedrijfstypen Functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.68 Maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.69 Maatschappelijke dienstverlening

Het verlenen van diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns- (para-)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sociaal-culturele recreatieve en sportvoorzieningen.

1.70 Maatschappelijke voorzieningen

Overheids-, welzijns-, ouderen, medische, onderwijs-, culturele en religieuze voorzieningen, jeugd-/kinder-/naschoolse opvang, voorzieningen inzake openbare orde en veiligheid en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, en overige openbare (speel)voorzieningen.

1.71 Meetverschil

Een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens.

1.72 Nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.73 Oeverkavel

De oeverkavel is de begrensde ruimte op de aan een waterkavel grenzende oever, zoals aangegeven in de BAG, waarbinnen ruimte geboden kan worden voor:

  • gebouwen en of bouwwerken;
  • erfafscheiding;
  • oeverbeschoeiing.

1.74 Ondergeschikte bouwdelen

Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  2. b. ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  3. c. luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

1.75 (Openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding

Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals onder meer transformatorbouwwerken, gasreduceerstations, pompstations, schakelbouwwerken, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, sluizen, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

1.76 Openbare ruimte

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.77 Parkeervoorziening

Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer.

1.78 Peil

  1. a. Voor een gebouw op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;

  1. b. Voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd:

de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;

  1. c. Voor een bouwwerk op een perceel waarvan de toegang niet direct aan een weg grenst:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

  1. d. Indien in of op het water wordt gebouwd:

het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.79 Planregels

De regels, deel uitmakend van het bestemmingsplan Poelenburg.

1.80 Plint

Zie definitie onder Eerste bouwlaag of plint.

1.81 Schip

Elk vaartuig dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water. Onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard.

1.82 Schooltuin

Een op zichzelf staand terrein voor niet commerciële sier- en/of groenteteelt ten behoeve van educatieve doeleinden.

1.83 Speeltoestel

Een speeltoestel als bedoeld in het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen.

1.84 Speelvoorzieningen

Voorzieningen voor speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen/terreinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc.) en trapvelden.

1.85 Straatmeubilair

De op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.

1.86 Stroomweg

Een bovenwijkse weg met een functie voor doorgaand verkeer (daaronder ook begrepen langzaam verkeer).

1.87 Supermarkt

Een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen.

1.88 Terras

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.89 Verbeelding

Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Poelenburg met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.

1.90 Verenigingsgebouw

Gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding en waar aan sociaal-cultureel werk wordt gedaan met inbegrip van een clubhuis, buurthuis en sportclubgebouw.

1.91 Verkeersvoorzieningen

Rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, parkeervoorzieningen , verkeerslichten, lantaarnpalen en fietsenstallingen.

1.92 Verkoopvloeroppervlak (vvo)

De voor het publiek toegankelijke ruimte waar goederen zijn of kunnen worden tentoongesteld en/of uitgestald ten behoeve van verkoop.

1.93 Volkstuin

Een op zichzelf staand terrein voor niet commerciële sier- en/of groenteteelt.

1.94 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.95 Voorgevel(rooi)lijn

Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrens.

1.96 Voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.97 Vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Een op zich zelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is.

1.98 Waterkavel

De waterkavel is de begrensde ruimte in het water, zoals aangegeven in de BAG, waarbinnen ruimte kan worden geboden voor:

  • afmeren van een woonschip;
  • afmeren van een plezierbootje of (onderhouds)vlot, behorend bij een woonschip;
  • bijbehorende voorzieningen, zoals een loopplank en steiger (zaken zonder welke het gebruik van het woonschip als woning niet goed mogelijk is);
  • drijvende bergingen en bergingen op palen of steigers.

1.99 Waterkering

Natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming.

1.100 Waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.101 Wgh-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.102 Wijkgerichte gezondheidsdiensten

Apotheek, huisarts, fysiotherapie, thuiszorg en poliklinische faciliteiten en soortgelijke diensten, alsmede diensten ten behoeve van kinderopvang.

1.103 Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden niet zijnde kamerverhuur.

1.104 Woonark

Drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw(en).

1.105 Woonboot

Drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en de opbouw als een (van origine) varend schip.

1.106 Woonschip

Woonark of woonboot, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meerdere personen, niet zijnde een waterwoning.

1.107 Zakelijke dienstverlening

Het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus.

1.108 Zorgwoning

Een woning bestemd voor personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar zorgverlening en/of begeleiding mogelijk is.

1.109 Zijgevel

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.3 Bouwdiepte

Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 Bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

2.5 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.7 Brutovloeroppervlakte van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.8 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.10 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grond vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 Wijze van meten woonschepen

  • de lengte wordt gemeten op de plaats waar het woonschip het langst is, inclusief voorzieningen zoals stoot-, loop- en dakranden, goten, roer, boegspriet en dergelijke;
  • de breedte wordt gemeten op de plaats waar het woonschip het breedst is, inclusief voorzieningen zoals stoot-, loop- en dakranden, gangboorden, goten, zwaarden en dergelijke;
  • de hoogte wordt gemeten in meters vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp of, indien aanwezig, opbouw. Boven de romp of opbouw uitstekende delen en eenvoudig te verwijderen onderdelen, een en ander ter beoordeling van het college worden niet meegerekend;
  • de diepte wordt gemeten vanaf de waterlijn tot het diepst stekende scheepsdeel;
  • de oppervlakte wordt bepaald als product van de lengte en breedte van het woonschip.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw);
  3. c. de verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg' (vm);

met de daarbij horende:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. c. verkeersvoorzieningen;
  4. d. water
  5. e. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming en de inrichting van het terrein;

waarbij geldt dat:

  1. f. de functies als bedoeld onder a uitsluitend zijn toegestaan indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. g. bedrijfsactiviteiten die behoren tot de volgende functies zijn niet toegestaan:
  • cultuur en ontspanning
  • detailhandel
  • dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende)
  • horeca
  • kantoren, met uitzondering van kantoren behorend bij de wel toegestane bedrijven
  • maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.3 onder b teneinde bouwwerken hoger dan 3 meter toe te staan als dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  2. b. lid 3.2.3 onder c teneinde lichtmasten toe te staan ten dienste van de bestemming met een maximum bouwhoogte van 4 meter.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

met de daarbij horende:

  1. a. terreinen;
  2. b. verkeersvoorzieningen;
  3. c. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Cultuur En Ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuur en ontspanning;
  2. b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw);

met de daarbij behorende en ondergeschikte:

  1. c. kantoorfuncties, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. f. verkeersvoorzieningen;
  5. g. water;
  6. h. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

5.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde onder 5.2.1 gelden de volgende bepalingen voor het bouwen van een Kapberg;

  1. a. de maximale goothoogte van een kapberg bedraagt 8 meter;
  2. b. de maximale nokhoogte van een kapberg bedraagt 11 meter.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Op de begane grond:

  1. a. bedrijven;
  2. b. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen;
  3. c. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende);
  4. d. horeca;
  5. e. cultuur en ontspanning;
  6. f. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - ... ' (sgd-...) zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan met een SBI-code zoals genoemd in onderstaande tabel:
Functieaanduiding SBI-code Omschrijving Adres
Specifieke vorm van gemengd - 1 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Blooksven 22/24/26 en 34
Specifieke vorm van gemengd - 2 8552 Dansschool Blooksven 40
Specifieke vorm van gemengd - 3 41, 42, 43 nr 3 Bouwnijverheid, aannemersbedrijf met werkplaats: b.o. <1000 m² Smitsven 2/4 en 20/20a
Specifieke vorm van gemengd - 4 9313, 9604 Fitness centra, badhuizen en sauna-baden Blooksven 8/10/12

Op de verdieping:

  1. h. (bedrijfs)woningen;

Met de daarbij horende;

  1. i. groenvoorzieningen;
  2. j. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. k. verkeersvoorzieningen;
  4. l. water;
  5. m. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

waarbij geldt dat:

  1. n. de functies zoals bedoeld onder a tot en met g uitsluitend zijn toegestaan indien zij voorkomen in categorie A of B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. o. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' (w) op de begane grond gewoond mag worden.

6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat na beëindiging van de specifiek bestemde gemengde activiteiten, zoals genoemd in artikel 6.1 sub g de specifieke vorm van bedrijvigheid komt te vervallen en uitsluitend de algemene toelaatbare categorie geldt.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. cultuur en ontspanning;
  3. c. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende)
  4. d. horeca;
  5. e. kantoren;
  6. f. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  7. g. wonen;
  8. h. bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;

waarbij geldt dat:

  1. i. de functies zoals bedoeld onder a tot en met f uitsluitend toegestaan zijn indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. j. voor de panden met de functies categorie B2 geldt de volgende bepaling:
    1. panden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies, danwel
    2. aan de panden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding.

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 7.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen en de daarbij horende sport- en speelvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. schooltuinen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-1' (sg-1);
  4. d. terrassen, ter plaatse van de aanduiding 'terras' (tr);
  5. e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. water;
  7. g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

waarbij geldt dat:

  • De terrassen als genoemd onder d slechts zijn toegestaan ten behoeve van de aangrenzende horeca bestemming.

8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca-activiteiten;

met de daarbij behorende;

  1. b. erven;
  2. c. terrassen;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

waarbij geldt dat:

  1. h. de functies zoals bedoeld onder a uitsluitend toegestaan zijn indien zij voorkomen in categorie A of B1 van de hoofdgroep 'Logies-, maaltijden- en drankenverstrekking' van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging.

9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

9.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen in de categorieën A tot en met B2 zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-1' (sm-1) is tevens een roeivereniging toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-2' (sm-2) is tevens een drumfanfare toegestaan.

met de daarbij behorende;

  1. d. horeca, vallende onder categorie A of B1 van de hoofdgroep "Logies-, maaltijden- en drankenverstrekking" zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging: ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. g. verkeersvoorzieningen;
  5. h. water;
  6. i. overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

10.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden, mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 10.2.1 onder a teneinde overschrijdingen van het bouwvlak toe te staan die vanuit architectonisch oogpunt gewenst zijn.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie;
  2. b. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' (vt);
  3. c. een jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' (jh);
  4. d. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw);
  5. e. groenvoorzieningen;

Met de daarbij behorende;

  1. f. horeca, vallende onder categorie A of B1 van de hoofdgroep "Logies-, maaltijden- en drankenverstrekking" zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging: ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
  2. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. h. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming en de inrichting van het terrein.

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

11.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat na beëindiging van de recreatieve activiteiten, zoals genoemd in artikel 11.1 sub c de specifieke vorm van recreatie komt te vervallen en een bedrijfsbestemming conform artikel 3 wordt toegestaan.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. wonen, slechts voor zover dit plaatsvindt binnen de bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker en voor zover gebouwd aan en ten behoeve van het hoofdgebouw en op de aangrenzende gronden met de bestemming Wonen - 1;
  3. c. bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' (bg);
  4. d. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

12.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw is een erker toegestaan;
  2. b. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 66% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  3. c. de voorzijde van de erker mag niet meer dan 50% van de diepte van de afstand tussen de voorgevelrooilijn tot de perceelgrens beslaan en niet meer dan 1,5 meter voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw zijn gelegen;
  4. d. de hoogte van de erker mag niet meer dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter;
  5. e. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker is toegestaan tot een maximum van de diepte van de betreffende erker;
  6. f. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  7. g. voor wat betreft de bijbehorende bijgebouwen aangeduid met 'bg' geldt dat zij;
  1. 1. niet hoger mogen zijn dan 3 meter;
  2. 2. plat moeten worden afgedekt, en
  3. 3. maximaal 50% van de breedte van de voorgevel mogen beslaan.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wijkontsluitingswegen en stroomwegen;

met de daarbij behorende:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. (openbare) nutsvoorzieningen
  3. d. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. e. straatmeubilair;
  5. f. verkeersvoorzieningen, en
  6. g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

13.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 13.1 gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. garage(box)s, ter plaatste van de aanduiding 'garage' (ga);

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. f. speelvoorzieningen;
  4. g. straatmeubilair;
  5. h. (openbare) nutsvoorzieningen;
  6. i. verkeersvoorzieningen en
  7. j. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

14.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water met een functie voor de waterhuishouding, -berging, -lopen, de waterrecreatie en beroepsmatig varen;
  2. b. waterstaatkundige werken;

met de daarbij behorende:

  1. c. oeverstroken, -voorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
  2. d. bruggen, dammen, taluds, duikers en steigers;
  3. e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

15.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 16 Water - Woonschepenligplaats

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het afmeren van woonboten en/of woonarken;
  2. b. het afmeren van plezierbootjes of (onderhouds)vlotten, behorend bij een woonschip;
  3. c. drijvende bergingen en bergingen op palen of steigers;
  4. d. bijbehorende afmeervoorzieningen, zonder welke het gebruik van het woonschip als woning niet goed mogelijk is;
  5. e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. water;
  7. g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming

16.2 Bouwregels

Op en onder in lid 16.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

Voor woonboten:

  1. a. een maximale lengte van 32 meter;
  2. b. een maximale breedte van 6,5 meter;
  3. c. een maximale hoogte van 5,0 meter boven de waterlijn;
  4. d. een maximale diepte van 2,0 meter onder de waterlijn.

Voor woonarken:

  1. e. een maximale lengte van 20 meter;
  2. f. een maximale breedte van 6,5 meter;
  3. g. een maximale hoogte van 5 meter boven de waterlijn;
  4. h. een maximale diepte van 2 meter onder de waterlijn.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Bij de omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gestelde in lid 16.2:

  1. a. onder a en b tot een maximale lengte van 40 meter en een maximale breedte van 7,5 meter, mits dat niet leidt tot overschrijding van de waterkavelgrens;
  2. b. onder e en f tot een maximale lengte van 25 meter en een maximale breedte van 6,875 meter, mits dat niet leidt tot overschrijding van de waterkavelgrens;
  3. c. onder d voor een diepte tot 4 meter onder de waterlijn.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de onder in lid 16.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

  1. a. woonboten, woonarken en toebehoren zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de aanduiding 'Woonschepenligplaats';
  2. b. (drijvende) bergingen en (onderhouds)vlotten zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de waterkavel;
  3. c. Voor zover de gronden niet worden benut voor het innemen van een ligplaats met een woonschip, mogen ze worden gebruikt als water. Artikel 15 is dan van toepassing.

Artikel 17 Wonen - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. garage(box)s, ter plaatste van de aanduiding 'garage' (ga);
  3. c. tevens maatschappelijke functies ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' (m);

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. f. verkeersvoorzieningen;
  4. g. water, en
  5. h. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

17.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

17.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 18 Wonen - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  1. a. gestapelde woningen. De woningen zijn slechts toegestaan op de eerste en hogere verdiepingslagen;
  2. b. gemengde functies op de begane grond, conform de bepalingen van Artikel 6 Gemengd;
  3. c. garages op de begane grond;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' (zw) zijn zorgwoningen toegestaan en tevens medische en zorg gerelateerde dienstverlening aan bewoners op locatie, met inbegrip van bijbehorende wijkgerichte gezondheidsdiensten;

met de daarbij behorende;

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. g. verkeersvoorzieningen;
  4. h. water, en
  5. i. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

18.2 Bouwregels

18.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en de bescherming van gasleidingen;
  2. b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 19 (Leiding - Gas);
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 20 (Waarde - Archeologie 1);
  3. c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 21 (Waarde - Archeologie 2).

19.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Archeologie 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 19 (Leiding - Gas);
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 20 (Waarde - Archeologie 1);
  3. c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 21 (Waarde - Archeologie 2).

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 1, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 19 (Leiding - Gas);
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 20 (Waarde - Archeologie 1);
  3. c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 21 (Waarde - Archeologie 2)

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 2, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde -Archeologie 2 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 Geluidzone - industrie 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie 1' is gelegen de geluidzone van het 'Westelijk Havengebied industrieterrein Westpoort' te Amsterdam, vastgesteld op 23 juni 1993 bij Koninklijk Besluit, welke gronden mede bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

22.2 Geluidzone - industrie 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone – industrie 2' is gelegen de geluidzone van het 'Industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor Zuid - en omstreken', zoals vastgesteld bij Koninklijk Besluit op 18 januari 1991, welke gronden mede bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

22.3 Veiligheidszone

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel gebruikt.

22.4 Wro-zone - wijzigingsgebied - I

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid I' de bestemmingen "Wonen - 2" en "Groen" te wijzigen in de bestemming "Wonen - 1", "Wonen -2" en "Groen" met dien verstande dat:

  1. a. binnen de 'Wro-zone - wijzigingsgebied - I' grondgebonden woningen (rijwoningen) en gestapelde woongebouwen met plat dak zijn toegestaan met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, bijbehorende bouwwerken, groenvoorzieningen, (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, garages en nutsvoorzieningen;
  2. b. het woon- en leefmilieu van de omgeving en de aanwezige bedrijfsvoering niet onevenredig mag worden aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt, zoals op het gebied van privacy, bezonning, uitzicht en dergelijke;
  3. c. er maximaal 10 grondgebonden woningen (rijwoningen) in drie bouwlagen met (plat) dak mogen worden gebouwd. De derde bouwlaag moet de uitstraling van een dakopbouw hebben;
  4. d. de maximale bouwhoogte van de grondgebonden woningen bedraagt 9 meter;
  5. e. de maximale diepte van de grondgebonden woningen bedraagt 12 meter;
  6. f. de grondgebonden woningen zijn gelegen tussen de gestapelde woningen, waarbij de voorgevel van de grondgebonden woningen gericht moet zijn naar de straat Poelenburg;
  7. g. er 3 gestapelde woongebouwen mogen worden gebouwd, welke oostwest gerichte volumes hebben;
  8. h. de maximale diepte van de 3 gestapelde woongebouwen mogen per gebouw niet meer dan 15 meter bedragen;
  9. i. de buitenste gevellijnen van de buitenste gestapelde woongebouwen dienen de gevellijnen van de 'haakflat' aan de Heinsiusstraat niet voorbij te gaan;
  10. j. de 3 gestapelde woongebouwen mogen gezamenlijk niet meer dan 84 appartementen behelzen, deze appartementen mogen zich tevens op de begane grond bevinden;
  11. k. de maximale bouwhoogte van de gestapelde woongebouwen bedraagt 15 meter;
  12. l. de planregels van de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 2 van overeenkomstige toepassing zijn;
  13. m. voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24 Algemene bouwregels en artikel 27.3 Uitsluiting aanvullende werkingBouwverordening;
  14. n. de ruimtes tussen de gestapelde en grondgebonden woningen mogen worden ingericht conform de bestemming Groen;
  15. o. door middel van een onderzoek naar de waterhuishoudkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen. Dit onderzoek dient in overeenstemming met het hoogheemraadschap tot stand te komen;
  16. p. de bodem onderzocht moet worden voorafgaand aan het bouwen van woningen, met name voor de grondgebonden woningen is het van belang dat de bodem geschikt wordt bevonden voor de functie;
  17. q. door middel van een onderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de Flora en Faunawet en de Natuurbeschermingswet;
  18. r. uit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren mogen bestaan;
  19. s. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder;
  20. t. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet luchtkwaliteit;
  21. u. nadere toetsing plaatsvindt in het kader van externe veiligheid;
  22. v. voldaan moet zijn aan de meest recente en op het desbetreffende gebied van toepassing zijnde beleidsstukken van de gemeente, gerekend vanaf het moment van de aanvraag tot aan het uitvoeren van de wijzigingsbevoegdheid;
  23. w. de financiering van het plan moet voldoende zijn verzekerd door het sluiten van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Zaanstad en de desbetreffende projectontwikkelaar;
  24. x. het college, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in wint bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland.

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwwerk waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

Een gebouw mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om vergunning blijkt dat in, onder of nabij het gebouw voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd (zie artikel 27.3).

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:

  1. 1. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
  2. 2. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen en bebouwing zonder dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien (zie artikel (27.3);
  3. 3. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  4. 4. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  5. 5. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  6. 6. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  7. 7. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

26.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, kunstobjecten, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
  3. c. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  4. d. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  5. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
  6. f. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;

Artikel 27 Overige Regels

27.1 Toegelaten bedrijven

27.2 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
  2. b. ventilatiekanalen, afvoerpijpen, airco-installaties, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 meter bedraagt;
  3. c. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

27.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

27.4 Wet- en regelgeving

Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. a. aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging bedrijven en/of horecabedrijven/horecabedrijfsvormen kunnen worden toegevoegd;
  2. b. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging opgenomen bedrijven en/of horecabedrijven/horecabedrijfsvormen kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie;

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

29.2 Ontheffing van de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10 %.

29.3 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitat en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:

  • het gebruik en laten gebruiken van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

29.4 Veranderen strijdig gebruik

Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitat en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:

  • het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 29.3 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

29.5 Onderbreken strijdig gebruik

Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitat en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:

  • indien het gebruik, bedoeld in artikel 29.3, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

29.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Poelenburg van de gemeente Zaanstad.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 27-06-2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0030.jpg"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Leeswijzer

De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over -en een onderbouwing voor- de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 1 Inleiding wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan. De aanleiding, doelstelling, plangrenzen, en voorgaande plannen worden achtereenvolgens behandeld.
  • In hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied wordt een beschrijving gegeven van ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. Daarin komen onder meer de geschiedenis, de stedenbouwkundige invulling van het gebied en de verkeersstructuur aan de orde.
  • Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied.
  • Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders geeft een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's.
  • In hoofdstuk 5 Uitgangspunten en Ontwikkelingen worden de uitgangspunten en ontwikkelingen beschreven voor het gebied. Zo nodig wordt ingegaan op knelpunten die in het gebied voorkomen en wordt daarvoor zo mogelijk een oplossing geboden. Wanneer beleid en de ruimtelijke en functionele analyse niet met elkaar overeenkomen, kan bijvoorbeeld sprake zijn van een knelpunt waarvoor in het bestemmingsplan voor een oplossing gekozen wordt.
  • In hoofdstuk 6 Onderzoeken worden de resultaten beschreven van de voor het bestemmingsplan relevante en uitgevoerde milieuonderzoeken.
  • In hoofdstuk 7 Beschrijving planvorm en bestemmingsregeling bevat de juridische plantoelichting. Daar waar de planregels toelichting behoeven is in dit hoofdstuk een uitleg van de juridische regeling gegeven.
  • In hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid wordt allereerst ingegaan op de economische onderbouwing van de in het plan opgenomen ontwikkelingen. Vervolgens komen aspecten van handhaving aan de orde.
  • Hoofdstuk Burgerparticipatie en overleg tenslotte, geeft de resultaten van het overleg met diverse instanties en instellingen in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de zienswijzen die zijn ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan evenals een reactie hierop.

1.2 Aanleiding En Doelstelling

De wijk Poelenburg is een gemêleerde wijk met een gevarieerd aanbod aan voorzieningen, woningen en veel groen. Een klein deel van de wijk kent een concentratie aan problemen. Deze haalden afgelopen jaren veelvuldig het nieuws. Ook de komende jaren wordt gewerkt aan de aanpak van deze problemen. En hoewel er wensen en plannen zijn om door middel van renovatie en nieuwbouw daar een bijdrage aan te leveren, maakt de crisis en de daarmee gepaard gaande onzekerheden dat de plannen op de langere baan worden geschoven en onvoldoende 'hard' zijn. Vandaar het overwegend conserverende karakter van dit bestemmingsplan.

Er gelden op dit moment vijf bestemmingsplannen voor het bestemmingsplangebied Poelenburg, die dateren uit de jaren '60, '80 en '90. Deze bestemmingsplannen zijn niet meer afgestemd op de huidige situatie in het plangebied.

Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een actueel planologisch-juridisch kader voor het behouden en versterken van de woonfunctie en de bedrijfsmatige activiteiten.

1.3 Plangebied

Het bestemmingsplangebied Poelenburg wordt begrensd door:

- de W. van Hallstraat en de Twiskeweg in het noorden;

- de gemeentegrens met Oostzaan in het oosten;

- de Zuidervaart in het zuiden;

- de Gouw in het westen.

In het noorden sluit het bestemmingsplan aan op de grenzen van het bestemmingsplan Peldersveld/Hoornseveld, in het westen aan de grenzen van bestemmingsplan Zaandam Zuid, in het zuiden aan de grenzen van bestemmingsplan Achtersluispolder en in het oosten aan de gemeente Oostzaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0001.jpg"

Ligging plangebied Poelenburg binnen de gemeente Zaanstad.

1.4 Vigerende Regelingen

Het voorliggend bestemmingsplan vervangt de volgende bestemmingsplannen:

  • Uitbreidingsplan Poelenburg I, herziening; raadsbesluit 26-08-1963, goedkeuring GS 21-07-1964
  • Uitbreidingsplan Poelenburg I (oost); goedkeuring GS 26-08-1966, Kroon 19-07-1967
  • Bestemmingsplan Poelenburg I (west) herziening; raadsbesluit 11-03-1968, goedkeuring GS 14-01-1969
  • Bestemmingsplan Het Zuiderven, partiële herziening Poelenburg; raadsbesluit 13-03-1986, goedkeuring GS 14-10-1986
  • Bestemmingsplan Ds. M.L.Kingweg; raadsbesluit 14-12-1995, goedkeuring GS 28-03-1996.

De geldende bestemmingsplannen zijn zeer gedetailleerd. Alle verschillende functies kennen een eigen bestemming: erf, volkstuin, voetpad, rijwielpad, garages, openbare weg. Uitzonderingen zijn de bestemmingen openbaar- of bijzonder gebouw met bijbehorend terrein en woonbebouwing A (vrijstaande bungalows). Bij deze bestemmingen is gebruik gemaakt van een bebouwingspercentage, al dan niet in combinatie met een voorgevelrooilijn.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Geschiedenis Plangebied

Rond 1600-1800 veranderde de economische oriëntatie in het land en daarmee ook het nederzettingenpatroon. In plaats van boerderijen midden in het land, werden nieuwe boerderijen en huizen aan land- en vooral waterwegen gebouwd. De bestaande linten groeiden verder, maar er ontwikkelde zich nu voornamelijk lintbebouwing langs de Zaan: Zaandam was geboren, een bebouwingslint met afwisselend bedrijven, voorzieningen en woonhuizen. Er kwam ook bebouwing langs de molenpaden, dwars op de richting van de dijk. West-Zaandam, Koog aan de Zaan, Zaandijk en Wormerveer werden belangrijke kernen. Aan de oostzijde ontwikkelde zich een aaneengesloten bebouwing van de Voorzaan tot aan de Kalverpolder.

De polders ten westen van de Nauernasche Vaart behielden dankzij de relatief betere bodemgesteldheid hun agrarische functie, terwijl het gebied ten oosten van de vaart zich verder ontwikkelde tot een overwegend industrielandschap met honderden zaagmolens, persmolens, oliemolens, meelmolens, papiermolens en verfmolens. Zo ook in het gebied tussen Zaandam en Oostzaan.

Onlosmakelijk verbonden met de handel en het molenbedrijf is de scheepsbouw. Velen gingen hun geluk beproeven op zee, in de Oostzeehandel, de vaart op Indië en Amerika en de walvisvaart. Een ander deel van de bevolking kwam te werken in de 17e eeuwse industrie. Er ontstond een grote bedrijvigheid aan de oevers van de Zaan, op de grens tussen land en water. Scheepswerven aan het water, weverijen, zeildoekmakers en industriemolen in het land.

Doorgaande routes over het land speelden een minimale rol. De dijk langs de westelijke Zaanoever en de zeedijk langs het IJ waren de landverbindingen van de Zaanstreek met de binnenduinrand. Oostelijk van de Zaan lagen helemaal geen doorgaande verbindingswegen. Het Kerkepad (het huidige Weerpad in de wijk Poelenburg) was één van de weinige lokale verbindingen in oost-westrichting. Zaandam heeft heel lang geen eigen kerk gehad en maakte gebruik van de kerk in het buurdorp Oostzaan. Elke zondag ging de gemeenschap lopend van Zaandam naar Oostzaan. Zo ontstond het Kerkepad.

In de 20e eeuw werd Zaandam een overloopgebied van Amsterdam. Aan de zijden van de Zaan is daardoor een flinke stedelijke ontwikkeling ontstaan. Daarnaast was Zaandam nog steeds een grote industriestad. Grote bedrijven als Verkade, Bruynzeel en Eurometaal hadden hun fabrieken in Zaandam gevestigd. Voor de werknemers van deze fabrieken was in Zaandam weinig woongelegenheid.

De stad groeide in eerste instantie langs de spoorwegen en vulde zich tot aan de Zaan. Buurten als de Rosmolenwijk en Vissershop ontstonden. Ook de wegenstructuur groeide mee. Het netwerk werd verder uitgebreid met o.a. de aanleg van de A8 en de Coentunnel.

Door de druk vanuit deze industrie is vroeg in de jaren '60 het plangebied tussen de Gouw en de A8 ontwikkeld. De wijk Poelenburg is daar onderdeel van. Poelenburg, vernoemd naar de molen 'De Gekroonde Poelenburg', werd beschouwd als een moderne en geslaagde stadsuitbreiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0002.png"

Luchtfoto Poelenburg huidige situatie

2.2 Structuur Van Het Plangebied

2.2.1 Algemeen

Poelenburg is een naoorlogse wijk, ontworpen volgens de ideeën van de moderne beweging. Helderheid, transparantie en groene en gebouwde elementen staan centraal. De historische onderlegger -het typische slagenlandschap- is weggevaagd onder een meters dik zandpakket.

De Gouw en de Watering zijn overgebleven. Zij zijn weliswaar nog steeds belangrijke dragers binnen de ruimtelijke structuur van het gebied, maar de zo typerende slagen in oost-west richting zijn slechts rudimenten die in de vorm van waterlopen terug te vinden zijn in de Groene Driehoek. Ook het Kerkepad naar Oostzaan is nagenoeg geheel verdwenen. Het resultaat is een streng raamwerk van velden waarbinnen de verkaveling varieert en waarbij veel ruimte is voor groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0003.jpg"

De 4 zones van Poelenburg

Poelenburg is opgespannen tussen de Gouw in het westen, de Watering in het oosten, de Zuidervaart in het zuiden en de Twiskeweg in het noorden. Het gebied valt uiteen in 4 delen:

  1. 1. Vennenbuurt.
  2. 2. Darwinpark.
  3. 3. Gebied tussen Darwinpark en de straat Poelenburg; Nieuw Poelenburg.
  4. 4. De Groene Driehoek.

De 4 gebieden binnen het bestemmingsplangebied kennen een grote diversiteit aan typologieën en architectuur. Deze typologieën worden voor ieder gebied afzonderlijk opgesomd in de hierna volgende paragrafen. Een nadere uitleg met betrekking tot deze typologieën zijn opgenomen in een Bijlage bij deze toelichting.

2.2.2 Vennenbuurt

De Vennenbuurt is opgezet op basis van een stedenbouwkundig plan met rechthoekige velden. De stroken volgen de richting van het oorspronkelijke slagen landschap en zijn ingevuld met laagbouw en hoogte-accenten aan de Weer en de Gouw (o.a. plan Kronenburg). De invulling van de velden verschilt. Open bouwblokken worden afgewisseld door gesloten blokken en volumes die vrij in de velden zijn geplaatst. De (half open) bouwblokken vormen een heldere wand naar de openbare ruimte, in tegenstelling tot de 'vrije velden'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0004.jpg"

De Vennenbuurt

Ook binnen een veld is er sprake van differentiatie en bestaan de rijen uit 2 en 3 bouwlagen waarvan een deel met kap is voorzien. De volumes zijn met de voor- of zijkant naar het openbaar gebied gericht.

Vanaf de jaren '90 van de vorige eeuw zijn een aantal velden opnieuw ontwikkeld. In deze velden vormt de bebouwing een duidelijke wand naar de straten. Aan de zijde van de Gouw is de overgang naar de ecologische oevers geleidelijker vormgegeven door getande rooilijnen. Ook zijn hier en daar hoogte-accenten toegevoegd in de vorm van gestapelde woningen. Aan de Weer volgt de bebouwing de strakke lijn van de weg met z'n doorgaande lijn van platanen.

De historische onderlegger is zichtbaar aan de Zuiderven. Aan de bebouwing langs de noordzijde van de Zuiderven, die uit de jaren '30 stamt, is nog af te lezen dat het onderdeel heeft uitgemaakt van het bebouwingslint naar Oostzaan. Het gevelbeeld kenmerkt zich door kleinschaligheid en is compact van karakter. Vrijstaande woningen worden afgewisseld door twee-onder-een-kap woningen en kleine rijtjes. De voorgevelrooilijnen verspringen nauwelijks van elkaar. Aan de zuidzijde heeft de individualiteit plaats gemaakt voor seriematig neergezette rijwoningen (omstreeks 1960). Een aantal daarvan zijn voorzien van een opbouw waarbij de nokrichting haaks op de weg is georiënteerd.

Bebouwingskarakteristieken

In de Vennenbuurt is de differentiatie aan typologieën en architectuur groter dan in de rest van Poelenburg.

Er zijn zes Typologieën te onderscheiden:

  1. 1. Individueel en geschakelde woningen
  2. 2. Rijwoningen
  3. 3. Terraswoningen
  4. 4. Bovenwoningen
  5. 5. Meergezinswoningen
  6. 6. Gebouwen met bijzondere voorziening (o.a. scholen).

2.2.3 Darwinpark

Het Darwinpark is rond 1970 aangelegd. Het heeft een langgerekte vorm; breder in het midden, naar het uiteinde toe steeds smaller. Het park is een schakel tussen de stad en het buitengebied en is onderdeel van het groenblauwe netwerk van Zaandam Zuidoost.

Het Darwinpark is de afgelopen jaren vernieuwd. De verbindingen binnen het netwerk zijn verbeterd en het is weer als verblijfspark gaan functioneren. Het park is meer open naar zijn omgeving geworden, doordat onderbeplanting zoveel mogelijk is weggehaald. De laatste grote ingrepen concentreren zich rond de plek waar de Twiskeweg het Darwinpark doorsnijdt.

De westzijde van het park wordt begrensd door een strakke lijn van water. De oostzijde van het park heeft een zachte begrenzing waarin objecten en opgaande beplanting op strategische plekken zijn geplaatst. Zij schermen het zicht af op erfafscheidingen van aangrenzende tuinen. Direct ten zuiden van de Twiskeweg liggen de schooltuinen, natuurmuseum E. Heimans en de kinderboerderij. Daarna volgt een meer openbaar deel en helemaal in het zuiden neemt het water de overhand.

Bebouwingskarakteristieken

In het park komen de volgende Typologieën voor:

  1. 1. Werkgebouwen (schuren, hooibergen)
  2. 2. Gebouwen met bijzondere voorziening (natuurmuseum).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0005.jpg"

Het Darwinpark

2.2.4 Poelenburg

Karakteristiek is het heldere raamwerk dat bestaat uit evenwijdig doorlopende oost-west woonstraten die uitkomen op de wijkontsluitingsweg Poelenburg. De noord-zuidstraten zijn korte pootjes tussen de oost-westverbindingen. Resultaat is een helder raster met vierkante velden. Hier is in de vorm van 'stedenbouwkundige stempels' op repeterende wijze invulling aan gegeven. De velden zijn opgemaakt met losse bouwblokken, elk met verschillende woningtypes (bungalows, rijwoningen, portiek- en galerijwoningen). De stempels worden herhaald en gespiegeld zonder daarbij aan te sluiten aan het oorspronkelijke landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0006.jpg"

Nieuw Poelenburg

Aan het Darwinpark heeft de wijk een uitstraling als een rustige suburbane woonwijk. Bungalows, een kenmerkend woningtype voor het tijdsbeeld, vormen hier een geleidelijke overgang naar het park.

Aan de straat Poelenburg is hogere bebouwing gerealiseerd en bepalen meergezinswoningen het beeld. De uitstraling van de gebouwen is veel stedelijker. Zowel galerijflats als portiek-etagewoningen komen voor. De velden zijn openbaar, groen en open ingericht. De ruimtes fungeren min of meer als voortuin van de meergezinswoningen.

Tussen de bungalows aan het park en de flats bevinden zich grondgebonden rijwoningen die in de basis bestaan uit twee woonlagen. Ook twee lagen met kap komt voor. De woningen zijn in de vorm van (half)open bouwblokken verkaveld. Veel van de blokken zijn met de achterzijde naar de straat of openbaar groen gericht.

Centraal in de wijk zijn de centrumvoorzieningen gevestigd. Eén winkelcentrum ligt aan de Lobeliusstraat. Noordelijker in de wijk ligt het voormalige winkelcentrum De Bloemkorf. Na de brand in het winkelcentrum zijn de boven gelegen appartementen teruggebouwd en worden er hoofdzakelijk maatschappelijke functies voorzien op de begane grond. De centra zijn onderdeel van het raster van de wijk en beiden voorzien van bovenwoningen.

Bebouwingskarakteristiek.

Er zijn vijf Typologieën te onderscheiden:

  1. 1. Individuele woningen (bungalows)
  2. 2. Rijwoningen
  3. 3. Bovenwoningen
  4. 4. Meergezinswoningen (portiek etage en galerij)
  5. 5. Bebouwing met een bijzondere functie (winkelcentrum e.d.).

2.2.5 De Groene Driehoek

In dit deel is de historische onderlegger nog het meest zichtbaar. De bebouwing aan het Weerpad maakt onderdeel uit van het bebouwingslint vanuit Oostzaan, dat tot net over de Watering doorloopt langs het Weerpad (Zaandam). Het gevelbeeld wordt gekenmerkt door kleinschaligheid en door het landelijke karakter van de periode vóór dat Poelenburg gebouwd werd. De bebouwing is afwisselend in maat, schaal, materiaalgebruik en detaillering. Aan de weg staan huizen, daarachter zijn de werkruimtes te vinden. De woningen staan op de eerste rang en zijn met hun voorgevels (pronk zijde) gericht op de weg. De schuren, bijgebouwen, kapbergen en loodsen liggen op de tweede rang. De afstand van de woningen tot de weg wisselt. De erven aan de noordzijde van het Weerpad zijn begrensd door waterlopen die overgebleven zijn van het grotendeels verdwenen slagenlandschap. De wegsloot aan de zuidzijde van het Weerpad is nog aanwezig en loopt tot aan de straat Poelenburg.

De bebouwing volgt de richting van de weg. De vrije ruimte tussen de volumes wisselt, er is geen sprake van een aaneengesloten bebouwingswand. De gebouwen zijn individueel van karakter en bestaan uit één tot twee bouwlagen met kap. Op het perceel aan het Weerpad 3 is nog een karakteristieke stolp met kapberg te vinden, die verwijst naar het agrarisch gebruik van weleer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0007.jpg"

De Groene Driehoek

Tussen de bebouwing door was het landschap zichtbaar. Met de bouw van Poelenburg is het agrarisch land aan de zuidzijde van het Weerpad omgezet naar volkstuinen. Daardoor zijn de oevers langs de Watering voor een groot deel aan de openbaarheid onttrokken. Inmiddels zijn de bomen en bosschages op en rond de tuinen volgroeid en is het van oorsprong open landschap verdwenen, evenals het zicht op de Watering. De groene zee is vanaf het lint en de straat Poelenburg duidelijk zichtbaar en bepaalt het beeld.

Te midden van het groen ligt het buurtcentrum, de moskee, het clubgebouw van de kanovereniging en de drumfanfare. Langs de straat Poelenburg, op het uiteinde van de woonstraten, bevinden zich garageboxen. Helemaal in het zuiden, aan de rand van de wijk, ligt de woontoren de Oost Dorsch, die zich als blikvanger van de wijk aan de omgeving presenteert.

Bebouwingskarakteristiek

De bebouwing in de Groene Driehoek bestaat uit woningbouw, afgewisseld met kleine bedrijven en bijzondere voorzieningen voor de buurt. Er zijn drie Typologieën te onderscheiden:

  1. 1. Individuele woningen
  2. 2. Meergezinswoningen
  3. 3. Bijzondere voorzieningen (moskee, buurthuis e.d.)

2.3 Groen En Water

Poelenburg wordt, met uitzondering van de noordzijde (Twiskeweg), omsloten door een blauw- en groen netwerk. Dat netwerk bestaat uit het Darwinpark en de Groene Driehoek met het water van de Watering, de Gouw en de Zuidervaart. Die elementen maken deel uit van een groter netwerk binnen Zaandam Zuidoost. Het omliggende veen- en polderlandschap is onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Het slagenlandschap is daar nog duidelijk herkenbaar.

Binnen de wijk bepalen hoge platanen langs de straat Poelenburg en de Weer het beeld. Zij vormen, samen met de groene velden tussen de meergezinswoningen en de rijwoningen, de hoofdstructuur binnen de wijk. In de woonstraten staan kleinere bomen.

Het Darwinpark en de oevers van de Gouw zijn opnieuw ingericht. De fiets- en wandelroutes (langzaam verkeersverbindingen) vanuit de wijk door de parken zijn verbeterd. De beplanting in de Groene Driehoek is dicht en hoog en scheidt de wijk af van de Watering en het rietlandschap dat daarachter ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0008.jpg"

Groen- en waterstructuur

2.4 Wonen, Leven En Werken

2.4.1 Bevolking

In 2012 telde de wijk Poelenburg 3.157 huishoudens, goed voor ongeveer 8.406 inwoners. Qua leeftijdsopbouw is het een jonge wijk, jonger dan het gemiddelde in Zaanstad. 29% van de 'Poelenburgers' is jonger dan 20 jaar en 58% heeft een leeftijd tussen de 20 en 65. Ten opzichte van Zaanstad als geheel is het aantal 65-plussers relatief laag, zo'n 13%.

Door de bevolkingsopbouw, met veel jonge mensen, is de gemiddelde woningbezetting relatief hoog (2,6 ten opzichte van het Zaans gemiddelde van 2,3).

Huishoudensamenstelling %
Gezin met kinderen 29
Gezin zonder kinderen 22
Eén-oudergezin 13
Alleenstaand 28
Overig 8

Poelenburg is een levendige wijk waar meer dan 49 nationaliteiten samen wonen. Ruim 60% van de bewoners is van niet-westerse, allochtone afkomst (Zaanstad totaal 17%). Daarvan zijn de Turkse bewoners met 37% de grootste groep (Zaanstad totaal 7%). 36% van de niet-westerse allochtonen behoort tot de eerste generatie. Dat betreft zowel oudkomers als (vaak jonge) nieuwkomers.

2.4.2 Wonen

Het plangebied Poelenburg heeft dezelfde grenzen als de wijk Poelenburg en omvat 3.236 woningen. Het is een typische jaren '60 wijk met veel sociale woningbouw (68%). In de wijk zijn veel flats (65%), de meeste in de vorm van middelhoogbouw. Aan de randen staat in de zuidoost hoek hoogbouw van woningcomplex de Oostdorsch uit de jaren '70 en in het noordwesten hoogbouw van het nieuwe complex Kronenburg uit 2010. De sociale woningen liggen in de oostkant van de wijk. In de Vennenbuurt aan de westkant en rondom het Darwinpark staat vooral laagbouw. Het zijn middeldure koopwoningen uit de jaren '60 en '70.

In Poelenburg zijn drie corporaties actief, te weten Parteon, Rochdale en ZVH. Om een meer gedifferentieerde wijk te realiseren zijn er plannen om het oostelijk deel van de wijk te herstructureren. Daarnaast wordt een deel van de sociale woningen gerenoveerd of verkocht. Gezien de economische crisis waar Nederland zich in bevindt en de gevolgen hiervan op onder andere de bestedingsmogelijkheden van de corporaties zijn deze plannen voor de korte termijn losgelaten. De ambities blijven bestaan en waar mogelijk worden de gemaakte plannen (al dan niet voor een deel) uitgevoerd.

Het verzorgingshuis Erasmushuis aan de Twiskeweg is in 2009 vervangen door een mix van woningen en zorgvoorzieningen voor jong en oud.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0009.jpg"

Het Erasmushuis

2.4.3 Werken

Het plangebied Poelenburg is een gemengd gebied, waarbij de nadruk ligt op wonen. De aanwezige bedrijvigheid concentreert zich vooral op het binnenstedelijk bedrijventerrein Smitsven/Blooksven en rondom de Bloemkorf, Lobeliusstraat en langs de straat Poelenburg. Er zijn in de wijk veel eenmansbedrijven: mensen die vanuit huis of een kleine bedrijfsruimte een bedrijf runnen. De (lichte) bedrijvigheid bestaat voornamelijk uit dienstverlening en aannemers- en bouwbedrijven. De grootste werkgevers zijn zorg- en onderwijsinstellingen. Binnen de wijk zijn bijna 1.100 arbeidsplaatsen verdeeld over 389 bedrijven.

Het binnenstedelijk bedrijventerrein Smitsven/Blooksven is een klein bedrijventerrein in het plangebied (Vennenbuurt).

Het terrein 'Weerpad' wordt met name gebruikt door Jachthaven de Hippert als opslagterrein en levert geen bijdrage meer aan de werkgelegenheid. Dit terrein kan op den duur dan ook voor een andere functie worden bestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0010.jpg"

Bedrijventerrein Smitsven/Blooksven

2.4.4 Voorzieningen

2.4.5 Toerisme en recreatie

In het plangebied is een jachthaven aanwezig: Jachtwerf 'de Hippert' aan het Weerpad 2. Hier kan men terecht voor stalling, onderhoud, koop en huur van boten.

2.5 Infrastructuur

2.5.1 Verkeer

2.5.2 Ondergrondse infrastructuur

In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. Bij deze kabel- en leidingnetwerken behoren onder- en bovengrondse installaties en bouwwerken zoals transformatoren, gasstations, elektriciteitskasten, telefoonkasten, KPN en NUON huisjes. De kabels en leidingen, installaties en bouwwerken zijn eigendom van de kabel- en leiding beheerders (KLB).

Voor het bestemmingsplan zijn met name de leidingen met een bedrijfsdruk van 8 bar of hoger en bovengrondse hoogspanningsleidingen van meer dan 50 kV van belang. Hierbij speelt de externe veiligheid een rol.

Langs de straat Poelenburg ligt een gasleiding met aan weerszijde een veiligheidszone van 4 meter.

2.6 Te Beschermen Waarden

2.6.1 Monumenten en beeldbepalende panden

Er bevinden zich in het plangebied geen monumenten of beeldbepalende panden, zoals aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad.

2.6.2 Historisch-geografische waarden

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad zijn in Poelenburg de volgende gebieden van historisch-geografisch belang:

De Gouw
Eén van de twee overgebleven, in een noord-zuid richting lopende, doorgaande vaarsloten op de oostelijke Zaanoever. De Gouw loopt van de Zuidervaart, dwars door de bebouwing naar de Nagouw in 't Kalf. Als oorspronkelijke waterloop is deze van lokaal belang.

De Pieter Jelles Troelstralaan en het Weerpad
Behoort tot de oorspronkelijke oost-west verbinding en was het Kerkepad naar Oostzaan. Als zodanig zijn ze van regionaal belang.

De Watering in Oost-Zaandam

Eén van de twee overgebleven, in een noord-zuid richting lopende, doorgaande vaarsloten op de oostelijke Zaanoever. Deze ten oosten van de Gouw gelegen vaarsloot loopt van de Zuidervaart, langs de rand van de bebouwing naar de Prins Bernhardweg. Als oorspronkelijke waterloop van lokaal belang.

De Watering en de Gouw moeten in hun huidige vorm behouden blijven als laatste overblijfselen van het veenweidelandschap met vaarsloten.

De Troelstralaan en het Weerpad vormden vroeger het Kerkepad van Oostzaan en het dorpje Oost-Zaandam (nu: Zaandam-Oost). In de jaren '60 is deze doorgaande weg door de nieuwbouwwijk Poelenburg onderbroken. Getracht moet worden, bij herinrichting van het bestemmingsplangebied, de Troelstralaan en het Weerpad weer in een rechte lijn met elkaar te verbinden tot één doorgaande weg van Zaandam-Oost naar Oostzaan. Dit in het kader van herstel van de cultuurhistorische waarden van het plangebied.

2.6.3 Archeologische waarden

Van archeologisch belang zijn de oevers van de Gouw en de Watering en wat stukken groen daartussen. Hier zijn in het verleden resten van boerderijen aangetroffen uit de Middeleeuwen en resten van molens uit de 17e en 18e eeuw.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

Dit hoofdstuk inventariseert de belangrijkste beleidsmatige randvoorwaarden voor Poelenburg op ruimtelijk gebied. Per overheidsniveau worden relevante nota's, richtlijnen en andere kaders op ruimtelijk gebied beschreven.

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende nota's, zoals;

  • De Nota Ruimte
  • De Structuurvisie Randstad 2040
  • De Nota Mobiliteit
  • De MobiliteitsAanpak
  • De Structuurvisie voor de Snelwegomgeving

Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de nieuw SVIR staan de plannen van het rijk voor ruimte en mobiliteit. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Hierbij valt te denken aan bevoegdheden op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Het rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028);

  1. 1. De concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  2. 2. Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze doelen zijn vervolgens uitgewerkt in (gebiedsgerichte) nationale belangen en opgaven.

Zaanstad is gelegen in het gebied noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam. Opgaven van nationaal belang in dit gebied, voor zover zij Zaanstad betreffen, zijn;

  • Verbetering van de bereikbaarheid van de Metropoolregio Amsterdam (voornamelijk aan de noordkant van Amsterdam en op termijn de achterlandverbinding naar het oosten);
  • Het ruimtelijk mogelijk maken van de Zaan-IJ-oevers in Amsterdam (binnenstedelijke gebiedsontwikkeling: ontwikkelen aantrekkelijk woon-werkmilieu) samen met andere overheden;
  • Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma), het behouden van het kustfundament, het verbeteren van het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer (Natura 2000) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma's Kust, IJsselmeergebied en Waddengebied van het Deltaprogramma;
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV);
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herrijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden.

De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. Schiphol is de belangrijkste vestigingsplaatsconditie voor internationale bedrijven, hoofdkantoren en kenniswerkers en cruciaal voor het aantrekken van bedrijfsfuncties op het gebied van research & development, sales en logistiek voor vrijwel alle topsectoren in Nederland (waaronder de creatieve sector rond Amsterdam/Brainport Zuidoost-Nederland, de zakelijke dienstverlening in het cluster Zuidas en de topsector Life Sciences & Health). Naast de Mainport Schiphol dragen de Zeehavens Amsterdam, de luchthaven Lelystad en de economische sectoren handel en logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening (waaronder vooral de Zuidas), Agro & Food (Zaanstreek en Greenport Noord Holland Noord), ICT (Amsterdam is de op een na grootste internetexchange van de wereld) en nieuwe media, de creatieve industrie en flowers en foods (Greenport Aalsmeer en opkomende Greenport Noord Holland Noord), bij aan de sterke internationale positie.

Te midden van de stedelijke en economische dynamiek bevinden zich rondom het stedelijke gebied enkele unieke cultuurhistorische waarden. Het rijk beschermt de werelderfgoedgebieden (De Beemster, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie) ruimtelijk door voor te schrijven dat ruimtelijke ontwikkelingen de kwaliteiten van deze werelderfgoederen moeten behouden of versterken.

Voor Zaanstad worden op de kaart behorende bij de Structuurvisie de volgende nationale belangen en aandachtspunten aangegeven:

  • stedelijke regio met topsectoren;
  • gebiedsontwikkeling Zaan-IJ-oevers;
  • verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam;
  • de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden;
  • 20ke Geluidscontour van Schiphol;
  • (nieuw) hoogspanningsverbinding
  • Cultureel erfgoedgebied;
  • (inter)nationaal hoofdwegennet

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0013.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0014.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0015.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0016.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0017.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0018.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0019.jpg"

3.2.2 AMvB Ruimte (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat algemene regels van de rijksoverheid waarmee de nationale belangen juridisch worden vastgelegd. De regeling is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale verordeningen. Het Barro is in gedeelten in werking getreden (30 december 2011 en 1 oktober 2012).

In het Barro zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

  • Grote rivieren,
  • kustfundament,
  • defensieterreinen,
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde,
  • rijksvaarwegen,
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
  • elektriciteitsvoorziening,
  • ecologische hoofdstructuur en
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament en
  • enkele specifieke gebieden zoals de Mainport Rotterdam en de Waddenzee.

Niet alle onderwerpen en specifieke gebieden zijn voor Zaanstad relevant voor bestemmingsplannen.

Mogelijk van belang voor Zaanse bestemmingsplannen zijn:

  • Bepalingen met betrekking tot Rijksvaarwegen: er moet rekening gehouden worden met een vrijwaringzone rondom het Noordzeekanaal en met eventuele belemmeringen voor bijvoorbeeld de doorvaart van schepen, zichtlijnen en het uitvoeren van beheer en onderhoud.
  • Bepalingen met betrekking tot reserveringsgebieden rondom hoofdwegen en landelijke spoorwegen in Zaanstad en regels met betrekking tot belemmerende activiteiten in die reserveringsgebieden.
  • Bepalingen ten aanzien van de elektriciteitsvoorziening en specifiek de hoogspanningsverbinding Beverwijk-Oostzaan-Diemen
  • Bepalingen omtrent de wezenlijke kenmerken en waarden van de in de provinciale verordening vastgelegde gebieden in de ecologische hoofdstructuur en de regels voor de bescherming daarvan.

Tot slot is de stelling van Amsterdam aangewezen als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde. Als kernkwaliteiten wordt het volgende genoemd:

1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, laat negentiende-eeuwse en vroeg twintigste-eeuwse hydrologische en militairlandschappelijke geheel, bestaande uit:

  • een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam;
  • sluizen en voor- en achterkanalen;
  • de forten, liggend op regelmatige afstand, voornamelijk langs dijken;
  • inundatiegebieden;
  • voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied);
  • de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;

2. Relatief grote openheid;

3. Groene en relatief stille ring rond Amsterdam.

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de ruimtelijke verordening

De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:

  • het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • milieukwaliteiten;
  • het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
  • voldoende bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
  • voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

3.3.2 Provinciaal Milieubeleidsplan

In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013 (PMP) staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. Voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan maakt de provincie tweejaarlijkse uitvoerings- en monitoringsprogramma's. Gedeputeerde Staten hebben eind 2009 het uitvoerings- en monitoringsprogramma Milieu 2010-2011 vastgesteld.

3.3.3 Overig provinciaal beleid

Naast de structuurvisie en de provinciale ruimtelijke verordening, zijn nog een aantal provinciale nota's, zoals het waterplan met daarin de waterdoelen, het verkeer en vervoerplan met de doelen op het gebied van verkeer en vervoer, het beleidskader landschap en cultuurhistorie, waarin eisen voor de ruimtelijke kwaliteit zijn uitgewerkt en de cultuurhistorische waardenkaart. Deze nota's vormen de basis van het gemeentelijke beleid en zijn niet direct van toepassing op het plangebied. Om deze reden wordt daar in dit bestemmingsplan niet verder op ingegaan.

3.4 Regionaal

Naast rijks- en provinciaal beleid, is op Zaanstad, als onderdeel van het Regionaal Orgaan Amsterdam, ook regionaal beleid van toepassing. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet direct op het plangebied toe te passen, maar vormen de basis voor meer concreet gemeentelijk beleid. Het betreft hier bijvoorbeeld het Regionaal structuurplan dat dient als afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen het ROA-gebied, het regionaal verkeer en vervoerplan ROA en het Toeristisch actieplan Metropoolregio Amsterdam. Het bestemmingsplan Poelenburg maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in strijd zouden kunnen zijn met het regionale beleid.

3.5 Gemeente

Het beleid van de gemeente Zaanstad kent verschillende abstractieniveaus. De oorsprong van alle beleidsstukken is gelegen in een overkoepelende visie: Zaans evenwicht. Deze nota bepaalt de koers van Zaanstad als gemeente. Op basis hiervan zijn een aantal strategische nota's opgesteld, die vervolgens weer doorvertaald zijn in thematische nota's.

3.5.1 Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Zichtbaar Zaans, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juni 2012, laat zien hoe Zaanstad tot 2020 met de beschikbare ruimte omgaat. Naast keuzes en prioriteiten ten aanzien van ruimtelijke vraagstukken in het hier en nu, anticipeert deze Ruimtelijke Structuurvisie waar mogelijk ook op ontwikkelingen in de verdere toekomst. Daarmee biedt 'Zichtbaar Zaans' het beleidsmatige en juridische kader voor de ruimtelijke ontwikkeling van Zaanstad en dient daarbij als onderlegger voor dit bestemmingsplan.

In de ruimtelijke structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied is in de ruimtelijke structuurvisie het bestaande karakter opgenomen wat in dit bestemmingsplan gehandhaafd blijft en als zodanig wordt bestemd. De ruimtelijke structuurvisie geeft aan het plangebied de gebiedstyperingen 'Woongebied' en 'Recreatiegebied, binnenstedelijk'. Deze gebiedstyperingen zijn weer onderverdeeld in diverse gebiedsprofielen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0020.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0021.jpg"

Een uitsnede van het plangebied uit de Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

Woongebied

Het betreft een gebied met overwegend wonen (globaal 90%). Slechts op enkele locaties bevinden zich (meestal geconcentreerd) voorzieningen. Samen met enige bedrijvigheid aan huis is het aandeel werken tussen de 5 en 15%. De profielen van deze gebiedstypering voor het plangebied betreffen: 'Groenstedelijk', 'Nieuw Tuinstedelijk' en 'Stadsrand, Waterrijk'.

Groenstedelijk

Gebiedskenmerken

Het Groenstedelijk profiel is een profiel dat nu nog niet voorkomt in Zaanstad. Het wordt ingezet voor de transformatie van gebieden met monotone hoogbouw met als voorbeeld de Kleurenbuurt. Deze buurten vervullen een centrumfunctie voor een groter gebied dan de wijk waar ze deel van uit maken. Bij de transformatie wordt ingezet op een afwisseling van groene en stedelijke ruimtes. De groene ruimtes dienen hierbij als één van de belangrijkste structuurdragers. De wijk is opgebouwd uit stadswoningen (3 a 4 lagen) en middelhoogbouw (5 a 6 lagen) waarbij tenminste gestreefd wordt naar variatie in eigendom en op blokniveau. Op belangrijke of bijzondere plekken is er ruimte voor oriëntatiemogelijkheden zoals hoogbouw met een maximum hoogte van 70 meter. Zo kan een dichtheid worden bereikt van rond de 60-80 woningen per hectare. De bebouwing kent een duidelijke samenhangende architectonische uitwerking waarbij de herkenbaarheid van de buurt een belangrijke opgave vormt.

Openbare ruimte

Sociale samenhang is een belangrijk uitgangspunt. Zowel het wonen als de voorzieningen en bedrijvigheid zijn gericht op de openbare ruimte om zowel de levendigheid als de sociale samenhang te waarborgen. Uitwisselbaarheid en flexibiliteit spelen hierbij een belangrijke rol. Extra aandacht moet worden gegeven aan de relatie tussen de woning en het openbaar gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. Gebouwd parkeren is een opdracht om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen. Gebouwde parkeeroplossingen en bergingen worden afgezoomd door woningen en entrees. Bijzondere openbare ruimtes zijn gekoppeld aan functies als scholen, winkelcentra etc. en zijn duidelijk begrensd en kennen een hogere kwaliteit van de inrichting van deze openbare ruimte. Een groene wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door toegankelijke groene routes, ecologische verbindingen, groene laan profielen, semiopenbare binnenterreinen met een gemeenschappelijk beheer en bijzondere pleinen. Gezocht moet worden naar manieren om water aan de openbare ruimte toe te voegen en zichtbaar te maken in de wijk.

Functies

De voorzieningen zijn geclusterd rond aantrekkelijke openbare ruimtes, die uitnodigen tot verblijf en aan het netwerk zijn aangehaakt. Om een stedelijke atmosfeer te krijgen is er aandacht voor werken aan huis en andere vormen van bedrijvigheid waarbij het aantrekken van buurtoverstijgende functies niet geschuwd wordt. Het gebied is zowel per auto als met het openbaar vervoer goed te bereiken. Gezien de centrumfunctie voor omliggende wijken en buurten is een zeer goede bereikbaarheid per fiets een noodzaak. Het voorzieningenniveau is goed. Naast bedrijvenstrips in combinatie met winkelvoorzieningen kan gedacht worden aan kleinschaliger bedrijvigheid en culturele voorzieningen, maar ook aan bedrijvigheid in multifunctionele gebouwen. Clustering van wijkoverstijgende functies zoals kantoren en gebouwde sportvoorzieningen zijn mogelijk binnen het profiel. Uitgangspunt is een arbeidsplaatsendichtheid van ongeveer 15 per hectare.

Nieuw Tuinstedelijk

Gebiedskenmerken

Het nieuw tuinstedelijke profiel is van toepassing op de meeste naoorlogse wijken met een woonprogramma dat voornamelijk uit laagbouw staat. Dit profiel wordt gekenmerkt door een gemiddelde dichtheid van 30-40 woningen per hectare. In deze mono-functionele wijken zijn de voorzieningen geclusterd in winkelcentra. Verder is er nog enige ruimte voor wat geclusterde voorzieningen. Bij transformatie wordt ingezet op het verbinden van de wijkcentra door middel van de voorzieningen, verkeer-, groen- en waterstructuur. Daarnaast is er een grote differentiatie in dichtheden en woontypologieën gewenst.

Hierbij wordt gedacht aan verdichting en gestapelde bouw in de nabijheid van de wijkcentra en bij de aansluiting op stations en/of stadscentrum. Verdunnen op de overgangen naar het landelijk gebied is mogelijk. De wijken bestaan uit architectonische samenhangende buurten die een grote mate van woningdifferentiatie kennen.

Openbare ruimte

De openbare ruimte wordt versterkt door een duidelijke samenhang tussen de groene inrichting van de buurten en de voortuinen. Een groene wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door groene routes, ecologische verbindingen en groene straatprofielen. Gezocht moet worden naar manieren om water aan de openbare ruimte toe te voegen. Dit om de noodzaak tot waterberging vorm te geven en voor het creëren van extra blauw-groene ruimte. De bereikbaarheid is zowel gericht op de auto als het openbaar vervoer. Het fietsnetwerk wordt versterkt om het autogebruik binnen de wijk en de wijken onderling terug te dringen. Sociale samenhang is een belangrijk uitgangspunt.

Extra aandacht moet worden gegeven aan de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. Bij verdichting/gestapelde bebouwing is gebouwd parkeren een wens om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen. Deze parkeeroplossingen worden afgezoomd door woningen en entrees. Bij herstructurering moeten andere, minder dominante parkeeroplossingen voor de auto worden gevonden. Bijzondere openbare ruimtes zijn duidelijk begrensd en kennen een hogere kwaliteit van de inrichting van deze openbare ruimte.

Functies

Naast de wijk- en buurtcentra is er mogelijkheid voor beperkte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, evenals voor enkele verspreide niet-hinderlijke bedrijfjes en multifunctionele gebouwen. Het uitgangspunt is ongeveer 10 arbeidsplaatsen per hectare.

Stadsrand, Waterrijk

Gebiedskenmerken

Dit profiel is een verfijning van het nieuw Tuinstedelijk profiel. Het wordt toegepast aan de randen van de stad waar nieuwbouw of transformatie is gewenst. Dit profiel kent een lagere dichtheid van 20-30 woningen per hectare. De 'genius loci' van de stad, wonen in en aan een waterrijk veenweidegebied, is hier het uitgangspunt. Wonen op en aan het water is voor een belangrijk deel van de woningen het basis uitgangspunt. Vaarroutes die met het buitengebied in verbinding staan zijn de basis voor het blauwe netwerk.

Openbare ruimte

De openbare ruimte wordt versterkt door een duidelijke samenhang tussen de blauw-groene inrichting van de buurten. Een waterrijke wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door blauw-groene routes en ecologische verbindingen. De bereikbaarheid is vooral gericht op de fiets en de auto. Het fietsnetwerk sluit aan op de recreatieve routes van de stad en de regio. Er is aandacht voor de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. De overgang van water naar land is een belangrijke ontwerpopgave; afhankelijk van de gebiedskenmerken vormt de bebouwing een harde dan wel een zachte overgang naar de open polders. Gestimuleerd moet worden dat erven die grenzen aan het openbare gebied een inrichting krijgen die aansluit op het karakter van de omgeving. De auto maakt geen dominant deel uit va het straatbeeld. De auto staat op eigen erf geparkeerd of geconcentreerd in 'parkeerkoffers'.

Functies

Er is de mogelijkheid voor beperkte bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Het uitgangspunt is ongeveer vijf arbeidsplaatsen per hectare.

Recreatiegebied binnenstedelijk

Parken

Gebiedskenmerken

Naast de parken vallen ook de begraafplaatsen en volkstuinen binnen dit profiel. Samen vormen ze een belangrijk onderdeel van het groen-blauwe netwerk in de stad. Het zijn de binnenstedelijke recreatiegebieden.

De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde en de beleving van grootschalig groen in de stad. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik van de grotere parken door een verantwoorde mix van recreatie, educatie en natuurbeleving. Door de individualisering van sport zullen parken steeds meer gebruikt gaan worden door individuele sporters.

Openbare ruimte

Het verbinden van deze binnenstedelijke groene ruimtes onderling en met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden versterkt de ecologische kwaliteit van de stad. Bij herstructurering is de opgave van het verhogen van de gebruikswaarde van de grotere parken. Het behouden van het authentieke karakter van de kleinere oude stadsparken is een belangrijke opgave.

3.5.2 Strategische nota's

De ruimtelijke en economische structuurvisies zijn nauw met elkaar, en de al eerder vastgestelde sociale structuurvisie, verbonden. Samen vormen deze documenten de drie richtinggevende kaders voor het gemeentelijk beleid van Zaanstad in de komend tien jaar. De concrete uitwerking van de economische en ruimtelijke structuurvisies vindt grotendeels plaats binnen het programma Zaan/IJ.

De Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Het dient als afwegingskader en biedt uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012

Dit beleidsdocument is op 1 mei 2012 vastgesteld. De nota is de basis voor uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning en daarbij behorende bouwwerken. Het dient als één van de bouwstenen bij de actualisatie van de bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad en is tevens toetsingskader voor het wel of niet medewerking verlenen aan het afwijken van (oudere) bestemmingsplannen of een ontheffing van de bouwverordening.

De nota Woonbebouwing is niet van toepassing op (erven van) woonschepen/woonarken, woonwagens, recreatiewoningen, appartementencomplexen, monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten.

Het doel van de nota Woonbebouwing is om een verantwoorde, eenduidige afweging te kunnen maken over uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning (hierna 'woningen') en hierbij behorende bouwwerken zoals aanbouwen en dergelijke.

Het beleid heeft betrekking op:

  • Vergroting van het hoofdgebouw;
  • Dakkapellen;
  • Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en bijgebouwen);
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals dakterrassen, zwembaden, erfafscheidingen, sport- en speeltoestellen, vlaggenmasten, keermuren, dakramen etc.).

Vanuit de begrippen zijn een aantal beleidsregels opgesteld. Deze regels geven meer mogelijkheden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen, maar ook de samenhang van het stedenbouwkundige geheel en het bebouwingsbeeld wordt gewaarborgd. De regels zijn progressief en gemaximaliseerd. De regeling stelt de hiërarchie in het bebouwingsbeeld tussen hoofdgebouw, in bouwkundig en visueel opzicht het belangrijkste gebouw, en de bijbehorende bouwwerken veilig. Dat gebeurt door regels te stellen aan het maximaal toegestane oppervlak, de positionering op de kavel, goot- en nokhoogte, maar ook de breedte van de aanbouw ten opzichte van het hoofdgebouw.

Naarmate een erf groter is mag er meer bebouwing aan het erf worden toegevoegd. Per type grootte is er een maximum aan het aantal vierkante meters dat er mag worden bebouwd. De goothoogte van de regeling sluit aan bij de regels voor het vergunningvrije bouwen. De hoogte van de erfbebouwing is gerelateerd aan de hoogte van het hoofdgebouw. De nota houdt rekening met de doorzichten die bij bebouwing in het lint hoort. Bijgebouwen zijn slechts aan één zijde van en/of achter het hoofdgebouw toegestaan. Hierdoor blijven doorzichten gehandhaafd en blijven vrijstaande woningen ook als vrijstaande woningen gehandhaafd. Een regeling voor erkers is ook meegenomen. In de regeling is ook een welstandelijk aspect meegenomen

4.2.2 Welstand

De meest recente versie van de welstandsnota is op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Onder meer zijn gebiedsgerichte welstandscriteria aangegeven. Heel Zaanstad is onderverdeeld in verschillende gebieden die afzonderlijk ruimtelijk (functioneel) geanalyseerd, getypeerd en beschreven zijn. Daarbij zijn vervolgens criteria aangegeven die bij het welstandstoezicht van belang zijn. In de welstandsnota worden ook criteria voor specifieke bouwwerken genoemd zoals Zaanse huizen, houten pakhuizen en loodsen, stenen pakhuizen en fabrieken.

Aanvragen van bouwvergunningen zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota. Een doel van de nota is ook om tot een eenduidig en samenhangend toetsingskader en beleid te komen, maar ook om als inspiratiebron te dienen voor degenen die (bouw)plannen maken.

Daarnaast is voor het plangebied Poelenburg het Masterplan en het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg een belangrijke aanvulling op deze welstandsnota. In deze documenten worden namelijk handvatten gegeven van hoe een eventuele ontwikkeling in Poelenburg eruit moet gaan zien. Waar de welstandsnota iets meer globaal van karakter is, zijn deze documenten een specifieke en meer gedetailleerde invulling van het geheel.

4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

4.3.1 Archeologie

4.3.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.

4.4 Wonen

4.4.1 Woonschepennota

De Woonschepennota 2010 spreekt zich positief uit over het wonen op het water in woonschepen en geeft hiermee o.a. invulling aan het bepaalde in artikel 88 van de Huisvestigingswet. De nota bevat een actualisatie van het bestaande woonschepenbeleid en speelt daarnaast in op nieuwe inzichten en ontwikkelingen op het gebied van wonen op het water. De nota zet niet in op nieuwe initiatieven voor nieuwe ligplaatsen. Volstaan wordt met de mogelijkheid van verdichten van bestaande locaties of binnen bestaande locaties het aantal ligplaatsen uit te breiden of om knelpunten op te lossen. Indien noodzakelijk dan vormen De Woonschepennota en de Woonschepenverordening samen de basis voor de uitvoering van toezicht en handhaving.

4.4.2 Wijkuitvoeringsplan (WUP) 2012-2015

Elke wijk in Zaanstad kent een actieprogramma met de aandachtspunten en doelstellingen voor de komende jaren in de vorm van een Wijkuitvoeringsplan (WUP).

Het WUP Poelenburg is de opvolger van het Wijk Actieplan (WAP) en concentreert zich op het sociaaleconomische programma. Het Wijk Actieplan stamde nog uit de tijd dat er grootse sloop-/nieuwbouwplannen waren. Als gevolg van de crisis en maatregelen van kabinet Rutte II zijn de investeringsmogelijkheden van de corporaties drastisch ingeperkt en zijn andere partijen ook genoodzaakt zich te beperken tot de kerntaken van hun organisatie. Omdat de urgentie voor de aanpak van de wijk nog wordt gedeeld, wordt gezocht naar andere mogelijkheden om de doelstellingen te bereiken. Een vertaling hiervan is in het WUP terug te vinden. De looptijd van het WUP is kort om tijdig bij te kunnen sturen. Alle betrokken partijen in de wijk committeren zich aan het WUP en leveren vanuit hun rol een bijdrage aan het bereiken van de doelstellingen.

4.5 Maatschappelijke Voorzieningen

4.5.1 Wmo Beleidsplan 2011-2015

Het belangrijkste doel van dit beleidsplan is dat inwoners en instellingen van Zaanstad met elkaar een samenleving vormen waarin iedereen zo zelfstandig mogelijk kan functioneren. Zaanstad gaat hierbij, nog meer dan voorheen, de eigen kracht van inwoners aanspreken en stimuleren. Door een effectieve ondersteuning van inwoners die dat nodig hebben, kunnen ze hun zelfredzaamheid vergroten. Het beleidsplan heeft als uitgangspunten 'wederzijds aanspreekbaar', 'klant centraal', 'wijkgerichtheid' en 'integraliteit'.

Het beleidsplan is opgebouwd uit vijf integrale thema's:

  1. 1. Ondersteuning van vrijwilligers(organisaties) en mantelzorgers;
  2. 2. Levensloopbestendige wijken;
  3. 3. Kansen voor kinderen en jongeren;
  4. 4. Zinvolle dagbesteding bieden, meedoen, eenzaamheid terugdringen;
  5. 5. Zorg voor de kwetsbare inwoners.

Binnen ieder thema wordt aangegeven welke ontwikkelingen er zijn, welke ambities de gemeente heeft en welke acties zij gaat ondernemen om die ambities te realiseren.

4.5.2 Meerjarenplan 2009-2015, Woonservicewijken Zaanstad

Een woonservicewijk is een wijk waar mensen zelfstandig kunnen blijven wonen, ook als zij minder mobiel zijn of zorg nodig hebben. Het uitgangspunt is om in een woonservicewijk te komen tot een integraal aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn voor de doelgroep ouderen en mensen met een beperking.

Een woonservicewijk ziet er als volgt uit; het is een wijk waar informatievoorziening op het gebied van wonen, zorg en welzijn aanwezig is, waar de openbare ruimte toegesneden is op de minder mobiele gebruiker, waar de openbaar vervoersdiensten beschikbaar en bruikbaar zijn, waar zorg aan huis geleverd wordt en waar er voldoende toegankelijke en veilige woningen zijn waarin, indien nodig, ook zorg geboden kan worden.

4.5.3 Nota Gezondheidsbeleid 2008-2012

Centraal doel in de Nota Gezondheidsbeleid 2008-2012 is het verbeteren van de volksgezondheid in Zaanstad en het verkleinen van de gezondheidsverschillen binnen de bevolking. De gezondheid van de inwoners van Zaanstad kan worden verbeterd door het positief beïnvloeden van gezondheid en gezondheidsbeleving, het bevorderen van een gezonde levensstijl, het werken aan een gezondere sociale en fysieke omgeving en het verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Door middel van het ontwikkelen van gezondheidsprofielen worden gezondheidsprioriteiten benoemd. Voor de periode 2008-2012 zijn dat overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, opvoedingsproblematiek, roken, drugsgebruik en depressie/eenzaamheid.

De nota Gezondheidsbeleid hangt nauw samen met het Wmo beleidsplan. Ze hebben raakvlakken en overlap; mensen die open staan voor actieve deelname en betrokkenheid bij de maatschappij voelen zich gezonder en een goede gezondheid maakt deelname aan het maatschappelijke leven mogelijk. Overstijgend doel is het bevorderen van de kwaliteit van leven van burgers.

4.5.4 Beleidskader Jeugd en Onderwijs 2011-2016: 'Oog voor jongeren'

Het beleidskader voor jeugd en onderwijs is op 27 januari 2011 vastgesteld door de gemeenteraad en formuleert de volgende ambitie voor het jeugd- en onderwijsbeleid: Zaanstad wil dat de jongeren veilig en gezond opgroeien, wil jongeren kansen bieden om hun talenten te ontwikkelen, een goed opleidingsniveau te behalen en perspectief te hebben op een baan en eigen inkomen. Ook wil Zaanstad zich aan jongeren verbinden door voor en samen met hen een goed woon-, leef-, leer- en werkomgeving te creëren.

Het beleidskader wil participatie van jongeren bevorderen en overlast voorkomen/bestrijden. Hier geldt hetzelfde als bij de sociale structuurvisie; er is ruimte nodig voor jongeren om gezond en veilig op te groeien, talenten te ontwikkelen en elkaar te kunnen ontmoeten.

4.5.5 Onderwijs(huisvesting)

De gemeente heeft op grond van de Wet op Primair Onderwijs (WPO), Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Wet op de Expertisecentra (WEC) de plicht om te zorgen voor voldoende schoolgebouwen. Deze verplichting strekt zich uit over zowel de capaciteit, spreiding over de stad als de onderhoudstoestand. Daaruit volgt dat schoolgebouwen op enige termijn vervangen, uitgebreid of gerenoveerd moeten worden.

Vanwege de kwetsbaarheid van de gebruikers van deze gebouwen worden de eisen aan schoolgebouwen steeds strenger, met een grote invloed op de mogelijkheden om deze gebouwen stedenbouwkundig goed in te passen in de bestaande stad. Het gevolg kan zijn dat nieuwe gebouwen niet meer op de oude schoollocatie gebouwd kunnen worden.

4.6 Groen, Sport En Speelruimte

4.6.1 Nota sportbeleid - Zaankanters in beweging

De missie van het sportbeleid is dat we werken aan een samenleving waar iedereen zich thuis voelt en waar gewaakt wordt voor het lichamelijke en psychische welzijn van ons allemaal. Sport is daarbij een speerpunt omdat sport mensen motiveert, activeert en bindt. Inzetten op versterking van de sociale cohesie zien we daarbij als een overkoepelende meerwaarde. We willen steun geven waar dat nodig is. Uitgangspunt is het vertrouwen in de eigen kracht en het initiatief van de samenleving. Kansrijke projecten en initiatieven zijn welkom en krijgen de ruimte, maar hebben niet per se de inzet van de gemeente nodig. Samen met partijen in de samenleving willen we werken aan de participatie en ontplooiing van die groepen, die extra inzet nodig hebben.

De gemeente erkent dat er in de verschillende gebieden sprake is van verschillende problematiek, terwijl er ook binnen de afzonderlijke gebieden weer verschillen zijn. Maatwerk is een vereiste. Bij de afweging welke initiatieven steun krijgen en welke activiteiten worden vorm gegeven speelt de opgave in het gebied een belangrijke rol.

De gemeente vindt het belangrijk dat voor elk gebied voldoende sportaanbod aanwezig is. Dit betekent niet dat al het sportaanbod ook per se in de wijk gerealiseerd wordt.

Ten aanzien van accommodaties vindt de gemeente het belangrijk dat het gebruik van de sportaccommodaties is geïntensiveerd en er geen sprake meer is van langdurige leegstand. Daarnaast moeten alle accommodaties goed toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Onder vernieuwing van de georganiseerde sport verstaan we een grotere samenwerking met onderwijs, het vergroten van het activiteitenaanbod van verenigingen en het inzetten van combinatiefuncties. Op accommodatiegebied betekent vernieuwing ook het zoeken van een flexibel en aanvullend aanbod zoals het 'sportcentrum nieuwe stijl' waarbij parkmanagement een belangrijke rol speelt en het aanbod tegemoet komt aan de gedifferentieerde vraag naar mogelijkheden om te sporten. Het sportcomplex moet een aantrekkelijke voorziening worden met een veelkleurig en veelsoortig gebruik. De verenigingen krijgen daarbinnen alle ruimte om hun core business, het aanbieden van de eigen sport of sporten, waar te maken. Wanneer nieuwe accommodaties worden gerealiseerd zal gekeken worden naar mogelijkheden om te voldoen aan de eisen die gelden voor internationale wedstrijden.

4.7 Bedrijvigheid

4.7.1 Bedrijven in woonhuizen

Het Bedrijf-aan-huisbeleid van de gemeente Zaanstad bestaat uit twee componenten. In de eerste plaats is in onze brief aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland van 29 september 1987 het beleid omtrent “Bedrijven in woonhuizen en ruimtelijke ordening” vastgelegd. Onderdeel van die brief vormen de randvoorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de toepassing van de door de raad van de gemeente Zaanstad in januari 1983 vastgestelde “Richtlijnen onttrekking woonruimte aan haar bestemming”. Deze twee componenten zijn samengevoegd in een bijlage die is gevoegd bij de door de gemeenteraad op 29 januari 1998 vastgestelde 'Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening'.
Het aldus geformuleerde gemeentelijke beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: Ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In een dergelijke situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal een derde van de vloeroppervlakte van het woonhuis.

De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe ook kleinschalig is en ondergeschikt blijft en die geen aanzet is tot een verdere verdringing van de woonfunctie.

De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is.

4.7.2 Structuurvisie retail-leisure

De ambitie van Zaanstad is het vervullen van een brede en complete verzorgingsfunctie en het bieden van een gezond ondernemersklimaat.

  1. 1. Wijk- en buurtniveau

De voorzieningen op wijk- en buurtniveau moeten zoveel mogelijk geclusterd worden om een hart voor de wijk of buurt te creëren. Het gaat hierbij niet alleen om detailhandel, maar ook om gezondheidszorg, onderwijs, sociaal culturele voorzieningen en dergelijke. Wijk- en buurtwinkelcentra moeten op korte afstand van de woning liggen en vanuit de woning makkelijk bereikbaar zijn. Inzet is behoud en versterking van een fijnmazige detailhandelsstructuur. Bovendien moeten deze centra voldoende parkeerplaatsen bieden en er aantrekkelijk uit zien.

  1. 2. Grootschalige supermarkten

Voor het accommoderen van grootschalige supermarkten moet gericht onderzoek worden gedaan naar de geschiktheid van mogelijke vestigingslocaties en de consequenties hiervan voor het verzorgingsniveau in buurten en wijken. Het plangebied Poelenburg leent zich niet voor een dergelijke grootschalige supermarkt.

4.8 Kantoren

4.8.1 Structuurvisie kantoren Zaanstad en Notitie schaarstebeleid kantoren

Kern van de structuurvisie is dat Zaanstad zoveel mogelijk moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Zaanstad dient een schaarstebeleid te voeren: grootschalige kantoorontwikkeling is exclusief voorbehouden aan Inverdan. Voor kleine, lokaal gewortelde of georiënteerde bedrijven moet er in gelimiteerde mate ruimte voor kantoorvestigingen elders (Zaanstad-noord) worden geboden. Het moet dan gaan om kleine kantoren tot een maximumvolume en niet op risico. Het gaat hierbij om maximaal 1.500 m² bvo per jaar, met een maximumgrootte per vestiging van 500 m² (bij uitbreiding 750 m²). Kantoorpanden zijn slechts voor eigenbouw of tenminste 75% aantoonbaar voorverhuurd. Concurrentie voor Inverdan vanuit bedrijventerreinen dient beperkt te worden. Daarbij dient paal en perk te worden gesteld aan de vrije verhuur van kantoorruimte bij bedrijfsruimte.

4.9 Horeca

4.9.1 Horecabeleid

Het Horecabeleid voor de periode 2008-2011 is vastgesteld in de Nota Integraal Horecabeleid. In deze nota zijn de volgende zes beleidsprioriteiten opgenomen:

  1. 1. Toewerken naar meer balans in het horeca aanbod (meer ruimte voor nieuwe horeca, ontmoedigen van vluchtige horeca in het lagere marktsegment);
  2. 2. Zorg dragen voor een gezonder uitgaansklimaat;
  3. 3. Realiseren van een leefbaar en veilig uitgaansklimaat (het beperken van de overlast in de nacht in het horecaconcentratiegebied, stimuleren van de leefbaarheid);
  4. 4. Realiseren van een aangenamer horecaklimaat;
  5. 5. Meer duidelijkheid in regelgeving en effectievere handhaving;
  6. 6. Versterken van de samenwerking tussen betrokken partijen.

De vestiging van een horecabedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de aanliggende terreinen als (bebouwd) terras.

Zaanstad kent geen apart terrassenbeleid. De exploitatieregels vloeien voort uit bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de landelijke regelgeving (ter bescherming van het woon- en leefmilieu).

4.9.2 Beleidsregels ondersteunende horeca

Bij de vraag of in een concreet geval sprake is van ondergeschikte horeca wordt getoetst aan de door de burgemeester en wethouders vastgestelde 'Beleidsregels ondersteunende horeca'. In deze beleidsregels is een aantal bestemmingen genoemd waarin ieder geval sprake kan zijn van ondergeschikte horeca, zoals sport, maatschappelijk en cultuur & ontspanning. Voor ondergeschikte detailhandel gelden dezelfde uitgangspunten als voor ondergeschikte horeca.

Er is sprake van ondergeschikte horeca en detailhandel als:

1. De horeca-/detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en deze niet meer dan 25% van de totale oppervlakte beslaat met een maximum van 100 m2;

2. De openingstijden afgestemd zijn op de openingstijden van de hoofdactiviteit;

3. Er geen sprake is van een aparte ingang (de toegang tot de horeca-/detailhandelsactiviteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit)

Verder mag de activiteit niet worden uitgevoerd door derden, mag geen alcohol worden geschonken en mag er geen aparte reclame voor worden gemaakt. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld het ijsje op de kinderboerderij of een drankje in de sportkantine.

4.10 Infrastructuur En Parkeren

4.10.1 Parkeernota 2009

In februari 2010 is de Parkeernota Zaanstad 2009 vastgesteld in de gemeenteraad. De parkeernota is in twee delen gesplitst. De belangrijkste punten uit het eerste deel van de parkeernota;

  • Bouwplannen kunnen getoetst worden aan nieuwe actuele parkeernormen. Hiermee wordt voorkomen dat parkeeroverlast op de omgeving wordt afgewenteld zonder dat de ontwikkelaar moet voorzien in te veel parkeerplaatsen;
  • Voor de sterk stedelijke zone A en B (Inverdan en het gebied tussen de Wibautstraat en de Provincialeweg en de Vincent van Goghweg en de Den Uylbrug) krijgen ontwikkelaars de keus; óf het parkeren wordt gerealiseerd op eigen terrein óf de eis wordt afgekocht bij de gemeente. Het parkeren of realiseren van parkeerplaatsen op het terrein van derden is niet meer mogelijk in dit gebied. Het afkopen van de parkeereis wordt voor iedereen mogelijk, dus ook als de parkeerdruk hoog is. Voor Inverdan-west en Saendelft kan, wanneer de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven proactief een regiem worden ingevoerd met betaald parkeren of parkeren voor vergunninghouders.

4.10.2 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP)

Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.

4.10.3 Verkeersplan

Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van de categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.

De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.

In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.

4.10.4 Openbaar Vervoervisie concessiegebied Zaanstreek

Op 9 oktober 2003 is de Openbaar Vervoervisie concessiegebied Zaanstreek (OV-visie) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Hierin is het openbaar vervoerbeleid van de gemeenten Oostzaan en Zaanstad vastgelegd.

De gemeente Zaanstad is zelf niet bevoegd voor het openbaar vervoer; de Stadsregio Amsterdam (SRA) is de formele opdrachtgever. Om bij de aanbesteding van het openbaar busvervoer Zaanse wensen in te kunnen brengen, is in de OV-visie een ideaal openbaar vervoersnetwerk geschetst. De basis van het ideale busnetwerk wordt gevormd door ontsluitende lijnen die de woongebieden met het ziekenhuis, het centrum van Zaandam en de knooppunten verbinden. Daarnaast zijn er verbindende bus lijnen die inwoners over grotere afstand snel vervoeren. In de spitsuren zijn er lijnen die de woongebieden rechtstreeks met een aantal belangrijke werkgelegenheidsgebieden verbinden.

In late avonduren is er een aangepast net. Naast de reguliere lijnen functioneert ook een collectief vraagafhankelijk vervoersysteem (CVV).

4.10.5 Nationaal hoogspanningsbeleid 2000

Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.

4.10.6 Hoogspanningslijnen - zakelijk recht

Op de strook grond of water onder de hoogspanningslijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. De strook, ook wel zakelijkrecht strook, veiligheid strook of belemmerde strook genoemd is 72 m breed ( 2x 36m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de “Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974 “ en de “Veiligheid- voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen” van Tennet.

4.10.7 Hoogspanningsleidingen en gezondheid

De stroom die door hoogspanningsleidingen loopt veroorzaakt een elektromagnetisch veld. De sterkte van dit veld is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid stroom die wordt getransporteerd en de afstand tot de draden. Voor de maximale sterkte van een magnetisch veld zijn geen wettelijke normen. Het elektromagnetische veld dat rondom de hoogspanningsverbinding bestaat is wellicht schadelijk voor de gezondheid.

Om schade door blootstelling aan bovengrondse hoogspanningsleidingen te voorkomen voert het Rijk voorzorgsbeleid uit. Zij adviseert om zo min mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen zich langdurig binnen de magneetveldzone van 0,4 microtesla (µT) zijn (afhankelijk van het soort hoogspanningsverbinding een afstand van minimaal 30 tot 200 meter).

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen in de buurt van bestaande woningen en om de bouw van woningen in de buurt van bestaande hoogspanningsverbindingen. Voor bestaande woningen in de buurt van hoogspanningsleidingen geldt geen advies. Dit schrijft het Rijk in het Advies over hoogspanningslijnen (2005) en in de Brief aan gemeenten met verduidelijking advies hoogspanningslijnen (2008).

Verder hanteert het Rijk een advieswaarde van maximaal 100 µT op maaiveld niveau ter voorkoming van korte termijn effecten. Dit is het door de Europese Unie aanbevolen niveau voor magnetische veldsterkte.

4.11 Overige Onderwerpen

4.11.1 Aanpak toerisme Zaanstreek

Het Aanpakplan Toerisme Zaanstreek 2007-2010 is een gezamenlijk product van de Zaangemeenten Zaanstad, Wormerland en Oostzaan, dat tot stand is gekomen in overleg met brancheverenigingen en een platform van toeristische ondernemers.

Vanaf 2011 werken Zaanstad en Wormerland samen aan versterking van de economische structuur van de Zaanstreek waarbij de kansrijke groeisector toerisme en recreatie wordt gezien als economisch speerpunt. Een stevig verankerd toeristisch beleid moet zorgen voor méér bezoekers, een langere verblijfsduur, méér inkomsten en werkgelegenheid en een duidelijker imago. Daarnaast biedt het méér draagvlak voor het voorzieningenaanbod. Hierdoor worden de uitstraling en het imago van de Zaanstreek positief beïnvloed. Uitgangspunt voor economische/toeristische versterking zijn de kernwaarden van Zaanstad en Wormerland; Industrieel erfgoed, Water en groen en de gunstige ligging in de Metropool Amsterdam

Het Zaanse toeristische beleid richt zich op de bijzondere kwaliteitskenmerken van de Zaanstreek, met name de unieke combinatie van stedelijke en landschappelijke aspecten en het contrast tussen de vele industriële monumenten en het groene, waterrijke landschap.

Vanuit de ontwikkellijnen Stimulering (regionale stimuleringsprojecten, toeristische promotie en Marketing en netwerkontwikkeling) en Facilitering ( enerzijds fysieke en digitale bereikbaarheid en toegankelijkheid, anderzijds bevordering van toeristisch aanbod, voorzieningen en verblijfsaccommodaties)

In samenhang met deze ontwikkellijnen worden een aantal maatregelen genomen om de toeristische infrastructuur te verbeteren, onder andere door de aanleg van steigers in de Zaan en het creëren van nieuwe wandel- , fiets- en vaarroutes die worden aangevuld met toeristische bewegwijzering en routeplanners, de opzet van (regionale) vaarverbindingen en uitbreidingen op het gebied van regionaal openbaar vervoer.

4.11.2 Coffeeshopbeleid en Prostitutiebeleid Zaanstad

In het coffeeshopbeleid en het prostitutiebeleid Zaanstad (vastgesteld in mei 1999 en september 2000) wordt een beleid gevoerd dat het aantal coffeeshops en seksinrichtingen maximeert (maximumstelsel). Poelenburg behoort niet tot de gebieden waarin dergelijke inrichtingen zijn toegestaan.

4.11.3 Grootschalige reclamemasten

Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 meter en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.

Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit.

Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.

Hoofdstuk 5 Uitgangspunten En Ontwikkelingen

5.1 Gebiedsspecifieke Uitgangspunten

5.1.1 Masterplan Poelenburg

Het Masterplan Poelenburg is in juni 2008 door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Het Masterplan schetst de contouren van een nieuw Poelenburg. Het is daarin de ambitie om Poelenburg meer één wijk te laten zijn.

Het Masterplan is uitgewerkt in een Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg. De hoofdelementen uit het plan zijn:

  • Het toevoegen van grondgebonden woningen, zodat een verhouding aan appartementen en grondgebonden woningen van 40/60 ontstaat;
  • Een maatschappelijk en commercieel centrum rond de straat Poelenburg;
  • Het verbinden van de wijk met het water door 3 nieuwe waterpartijen aan de Watering te maken;
  • Een golvende straat Poelenburg verbindt de buurt met de Groene Driehoek en remt het verkeer;
  • De straten in de Groene Driehoek sluiten aan op bestaande straten en op het water.

Het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitplan maken weer onderdeel uit van het Uitvoeringsprogramma.

5.1.2 Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg 2009-2018

Het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg 2009-2018 vormt de basis voor alle ontwikkelingen (nu en in de toekomst) binnen het plangebied. Door de crisis en de inzakkende koopmarkt worden door de ontwikkelende partners gedeeltes van het programma aangepast of uitgesteld. In sommige situaties is zelfs van deelname afgezien. Bij sommige planonderdelen (gronden die in het bezit zijn van de gemeente) zijn er nu ook mogelijkheden voor de niet bij het programmaoverleg betrokken partijen om te gaan deelnemen. De ambities van het Masterplan worden verwoord in de toelichting, maar zijn niet concreet opgenomen in het bestemmingsplan. De plannen voor nieuwbouw in de Groene Driehoek zijn zodanig uitgesteld dat er geen realisatie wordt verwacht op korte termijn. Ook voor een aantal ontwikkelingen in de bestaande wijk zijn de plannen nog niet concreet genoeg om opgenomen te kunnen worden in het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0022.jpg"

Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg als verbeelding.

5.1.3 Bedrijvigheid

Het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg kent een aantal economische componenten, te weten: een nieuw winkelcentrum, ruimte voor kleinschalige ondernemers in de Lobeliusstraat en ruimte voor hoofdzakelijk maatschappelijke voorzieningen in de Bloemkorf.

Het uitgangspunt van het Masterplan is om alle winkelvoorzieningen te concentreren in een nieuw winkelcentrum aan de straat Poelenburg en de Lobeliusstraat. Concentratie is enerzijds van belang voor voorzieningen zoals winkels en anderzijds dient dit als ontmoetingsplek in de wijk. Concentratie richt zich vooral op winkels, (maatschappelijke) voorzieningen en bedrijvigheid die zich niet goed laten mengen met woningbouw. Anderzijds wordt er een tendens geconstateerd dat er de laatste jaren een opkomst is van zzp'ers (zelfstandigen zonder personeel). Zo kent het plangebied hier ook een fors aantal van. Zij zoeken vaak de wat minder formele bedrijfsruimtes (bijvoorbeeld garages) of werken vaak aan huis. De wens voor een concentratie aan bedrijvigheid en voorzieningen moet deze ontwikkeling niet in de weg staan. Deze zelfstandigen zijn juist vaak een welkome aanvulling in de wijk.

Door de brand in het winkelcentrum Bloemkorf is opnieuw geïnvesteerd in het bestaande winkelcentrum en is sluiting op korte termijn niet mogelijk gebleken. De plannen voor de drie locaties Bloemkorf, Lobeliusstraat en de nieuw locatie worden daarom in samenhang met elkaar heroverwogen. Aangezien de uitvoeringstermijn van het winkelcentrum onzeker is, is er geen voorziening voor het winkelcentrum opgenomen in het bestemmingsplan. De Bloemkorf is ondertussen herbouwd. In de plint is ruimte voor de (bestaande) supermarkt en een aantal commerciële en maatschappelijke voorzieningen. Daarboven zijn appartementen gerealiseerd.

In het Masterplan en het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg is nog geen rekening gehouden met jachthaven de Hippert aan het Weerpad. De eigenaren hebben te kennen gegeven om op den duur te willen stoppen en de jachthaven te verkopen. De wijziging van de bestemming behoort dan tot de mogelijkheid. Met het oog hierop is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in de regels om de locatie te kunnen wijzigen naar een bedrijfsbestemming. De gronden tegenover de jachthaven zijn tevens in eigendom van de eigenaren van de Hippert. Al langere tijd hebben zij de wens om hier een woning te bouwen. Indien deze plannen niet tijdig voldoende concreet worden en daarmee niet geschikt zijn voor opname in het bestemmingsplan, dient deze woningbouw eventueel via een omgevingsvergunning gefaciliteerd te worden.

5.1.4 Onderwijs

Binnen het plangebied zijn diverse onderwijsvoorzieningen aanwezig.

De Roos, Zuidervaart 2b, Zaandam

De Roos betreft een islamitische basisschool. Het leerlingenaantal van de school groeit de laatste jaren stevig en in 2011 zijn op het schoolplein vier tijdelijke lokalen geplaatst. Deze lokalen moeten in 2016 verwijderd worden. De peuterspeelzaal is in de zomer van 2012 verplaatst van het schoolgebouw naar het naastgelegen kinderdagverblijf Anansi. Met kinderopvangorganisatie Tinteltuin worden de mogelijkheden onderzocht om de uitbreiding van De Roos in het gebouw van Anansi (Zuidervaart 2) te realiseren. De verwachting is dat begin 2013 De Roos gebruik gaat maken van enkele ruimten in Anansi. Zodra de tijdelijke lokalen verwijderd zijn (2016) kunnen de leerlingen van De Roos - in het geval de hoofdvestiging onvoldoende ruimte biedt - vermoedelijk in het naastgelegen pand van Anansi gehuisvest worden.

Kinderdagverblijf Anansi, Zuidervaart 2, Zaandam

De verwachting is dat Anansi de eerstkomende jaren gebruik blijft maken van het pand aan de Zuidervaart 2. Een eventuele leegstand van het gebouw zal vermoedelijk worden ingevuld door basisschool De Roos.

VMBO Pascal Zuid, Middelven 2, Zaandam

In de zomer van 2010 heeft VMBO Pascal Zuid een nieuw schoolgebouw in gebruik genomen. Het oude gebouw aan De Weer 26 is gesloopt. In het schoolgebouw is leegstand en de gemeente is met het schoolbestuur overeen gekomen om praktijkschool De Faam in dit gebouw te huisvesten. Deze school is nu nog gevestigd aan de Slachthuisstraat 63 in Zaandam. Om dit mogelijk te maken zal het schoolgebouw worden uitgebreid aan de korte zijde. Met het schoolbestuur vindt overleg plaats over de uitwerking van dit plan. Realisatie staat gepland voor de periode augustus 2013 tot augustus 2014.

Bij de bouw van deze school is afgesproken dat in de 2e fase een sportvoorziening wordt gerealiseerd. Vanwege de aanwezigheid van het oude lesgebouw kon het schoolgebouw niet volledig - dus met sportvoorziening - gerealiseerd worden. Gekozen is voor een sporthal als vervanging van sporthal De Vang in de Kleurenbuurt. De sporthal zal op het schoolterrein aan De Weer gerealiseerd worden. De realisatie hiervan zal plaatsvinden in de periode augustus 2013 tot augustus 2014.

Op de locatie Pauwenven staan twee tijdelijke gymnastieklokalen ten behoeve van VMBO Pascal Zuid. Deze lokalen worden verwijderd zodra de sporthal in gebruik is genomen. Er zijn geen plannen om op de locatie van de Pauwenven nieuwe onderwijsvoorzieningen te realiseren.

Paus Johannes, De Weer 25, Zaandam

Er bestaan geen concrete huisvestingsplannen voor deze school.

Obs De Gouw, Noorderven 6, Zaandam

In principe was het de bedoeling dat obs De Gouw gehuisvest zou gaan worden in de MFA (zie 5.3.1.4). Nu de bouw van de MFA voorlopig nog niet van start gaat is nog niet voldoende inzichtelijk of en waar naar toe obs De Gouw gaat verhuizen.

5.1.5 Wonen

De gemeentelijke ambities op het gebied van wonen zijn vastgelegd in de Woonvisie. De Woonvisie hecht groot belang aan woonkwaliteit in brede zin. Hieronder staan de doelen genoemd:

  1. 1. Kwantitatieve bouwopgave;
  2. 2. Kwaliteitsverbetering sociale huursector door herstructurering;
  3. 3. Mogelijk maken van een wooncarrière door het bieden van voldoende treden op de woonladder;
  4. 4. Differentiatie;
  5. 5. Bestaande diversiteit woonmilieus versterken en nieuwe woonmilieus ontwikkelen;
  6. 6. Creëren van ruimtelijke kwaliteit;
  7. 7. Duurzaamheid als norm.

Poelenburg voldoet voor een groot deel aan deze doelen. De wijk Poelenburg bestaat uit drie (woon)zones; de laagbouw aan het Darwinpark, de (middel)hoogbouw aan de straat Poelenburg en de Groene Driehoek. De ambitie van het Masterplan is om de diversiteit in die drie zones te vergroten en de balans tussen appartementen en grondgebonden woningen te verbeteren, zodat de samenhang tussen de verschillende delen toeneemt. Een deel van de appartementen in de zone langs de straat Poelenburg kan bijvoorbeeld plaats maken voor voorzieningen en grondgebonden woningen. In de Groene Driehoek is en blijft ruimte beschikbaar voor het toevoegen van grondgebonden woningen en een beperkt aantal appartementen en maatschappelijke voorzieningen.

Op korte termijn wordt het renovatieprogramma voortgezet met aandacht voor met name senioren- en zorgwoningen in de bestaande complexen van de voorzieningen. Ook gaat er grote aandacht worden besteed aan het algemeen onderhoud en een grootschalige vernieuwingsaanpak van flats voor starters en bijzondere doelgroepen.

Voor het wonen staat een groen en ontspannen woonmilieu centraal. Het groene karakter van de wijk wordt versterkt door de oever langs de Watering meer openbaar te maken. Tevens dienen nieuwe woningen energieneutraal te zijn. Door de functiemenging in de buurt te vergroten neemt de sociale duurzaamheid toe.

Tot slot is er een ontwikkeling gaande die ervoor zorgt dat steeds meer mensen er voor kiezen om hun huis te verbouwen in plaats van te verhuizen. De economische crisis en de daaruit voortvloeiende crisis op de woning(bouw) zijn oorzaken hiervan. Verbouwen en uitbreiden is een alternatief voor verhuizen. Het vergroten van het hoofdgebouw, een aangebouwde veranda, serre of dakkapel creëert snel meer ruimte. Ook in Poelenburg is deze trend waarneembaar. Zaanstad heeft de afgelopen jaren namelijk veelvuldig meegewerkt aan de realisatie van dakopbouwen op woningen die in de basis uit twee lagen bestaan. Overigens op voorwaarden dat ze zijn vormgegeven als complete verdieping en per rij hetzelfde model toegepast wordt (trendsetter). Het bestemmingsplan anticipeert op de toenemende vraag. Een uitgebreidere omschrijving van de regels voor de dakopbouwen is te vinden in paragraaf 7.4.3.2.

5.1.6 Verkeer

In eerste instantie was er een tweede auto-ontsluiting voorzien op de straat Poelenburg. De straat Poelenburg zou worden aangesloten op de Thorbeckeweg, zodat een directe entree van de wijk aan de zuidzijde ontstaat. In het kader van de bezuinigingen is door het college, en later de raad van de gemeente Zaanstad, besloten deze tweede auto-ontsluiting te schrappen. In het inrichtingsplan van de straat Poelenburg is echter wel rekening gehouden met een verkeerstoename als gevolg van deze ontsluiting. Wanneer in de toekomst de aansluiting alsnog gerealiseerd wordt, dan is de straat Poelenburg in staat die capaciteit te verwerken en is geen nieuwe investering nodig.

De straat Poelenburg is op dit moment een lange rechte weg die een barrière vormt tussen de wijk en de Groene Driehoek aan de Watering. Functies die aan de andere kant van de straat liggen, zoals de moskee en buurtcentrum De Poelenburcht, zijn slecht bereikbaar en worden vaak met de auto bezocht. Aan de oostzijde van de straat ligt een prachtige groenstrook met oude platanen die niet bijdraagt aan de woonkwaliteit van de wijk. In het Masterplan is daarom veel aandacht besteed aan het verminderen van de barrièrewerking van de straat Poelenburg. De straat wordt geherstructureerd met als doel de Groene Driehoek en de Watering meer bij de wijk te betrekken en de snelheid uit het verkeer te halen. Door een slinger in de straat te leggen komt een deel van de platanenzone direct tegen de woningbouw aan te liggen. Deze parkzone sluit aan op het mogelijk toekomstig te realiseren winkelcentrum. De weg komt daar dan verder van de bestaande bebouwing te liggen.

Een tweede reden voor de slinger is dat hiermee de snelheid uit de straat wordt gehaald. Het is geen rechte 'racebaan' meer, maar bijna een 'parkway' in het groen. Op termijn zal de straat aan beide zijden worden geflankeerd met bebouwing en ontstaat meer een groene stadsstraat.

In Poelenburg wordt na de vernieuwing van de riolering de woonwijk heringericht volgens de principes van 'Duurzaam Veilig' waarin de erf ontsluitingswegen met 30 km/uur bijzondere aandacht krijgen. Twee straten worden doorgaande straten, direct gekoppeld aan de straat Poelenburg. De andere straten worden meer autoluw, passend bij het 30 km/uur regime. Alle straten worden heringericht waarbij meer ruimte komt voor langzaam verkeer.

Door een vermindering van het aantal ontsluitingen worden het aantal potentiële conflictsituaties onder de verkeersdeelnemers verminderd en neemt de verkeersveiligheid toe. Met een vrijliggend fietspad in twee richtingen aan de westzijde van de straat Poelenburg is de doorstroming voor fietsverkeer gegarandeerd en wordt de kans op oversteken op onveilige plekken geminimaliseerd. In het Masterplan was tevens een (vrijliggend) fietspad aan de oostzijde voorzien. Nu niet duidelijk is of en wanneer de ontwikkelingen in de Groene Driehoek gaan plaatsvinden is dit fietspad niet meegenomen in het bestemmingsplan. Wel is het profiel van de weg zo breed mogelijk bestemd. Dit maakt het realiseren van een fietspad aan de oostzijde niet onmogelijk.

De bestaande oost-west relatie met de fiets binnen de wijk Poelenburg wordt bij de herinrichting van de openbare ruimte verbeterd. Langs de scholen, maatschappelijke voorzieningen en het winkelcentrum wordt aandacht besteed aan het langzaam verkeer. Ook is er een zogenaamd 'kindlint' in noord-zuidelijke richting door Poelenburg, met een inrichting waar de auto te gast is en het langzaam verkeer prioriteit heeft. Deze zogenaamde kindroute is echt de straat voor kinderen; leuk en veilig. Hij loopt tussen het winkelcentrum aan de Lobeliusstraat en de Bloemkorf en heeft volop speel- en ontmoetingsplekken, bijvoorbeeld de twee speelplekken bij de L-flats waar het aan grenst. Deze speelplekken zijn opnieuw ingericht.

5.1.7 Recreatie

De Stichting Natuur & Milieu Educatie Zaanstreek heeft ooit plannen ontwikkeld voor nieuwbouw. Het kantoor, het museum en het biologisch lescentrum en het Zaans Natuur en Milieu centrum zijn nu gehuisvest in een zogeheten semipermanent gebouw. Ooit in gebruik als kleuterschool en inmiddels bijna vijftig jaar oud. De constructie is nooit berekend op zo'n lange gebruiksduur en dat is goed zichtbaar.

De nieuwbouwplannen zijn voorzien in een nieuw gebouw voor de genoemde functies. Daarnaast zou het complex een duidelijke(r) entree moeten krijgen en dan aan de Twiskeweg. Op die plek zou ook voorzien moeten worden in parkeerruimte, die er nu niet is.

Vanwege gebrek aan financiële middelen zijn de nieuwbouwplannen nooit verder gekomen dan het niveau van een ruwe schets.

De Groene Driehoek is nu vanuit Poelenburg relatief moeilijk te bereiken. Met de herinrichting van de straat Poelenburg kan de bereikbaarheid van het groen worden verbeterd. Aansluitend hierop zou met een aantal eenvoudige ingrepen het water beter bereikbaar kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld door een voetpad langs het water te creëren vanaf de moskee naar de kanovereniging.

5.2 Ontwikkelingen Met Betrekking Tot De Stedenbouwkundige Structuur

5.2.1 Darwinpark

5.2.2 Vennenbuurt

In en om de Vennenbuurt zijn in de afgelopen jaren, maar zeker ook in de verdere toekomst vele ruimtelijke ontwikkelingen te verwachten. Enkele voorbeelden zijn het bouwen van het Pascal college, plan Kronenburg, verdichtinglocaties zoals De Gouw, Middelven, Schaarsvenlocatie, Zuidervaart etc. Om samenhang tussen de verschillende ontwikkelingen te waarborgen is het belangrijk sturing te geven aan de te verwachten ontwikkelingen.

In de (oude) structuurschets "Dansen op het Veen" en de "Visie Zaandam Zuidoost" is ingezet op het credo; de stad stadser en de dorpen dorps. Het voorstel is om de parkzone, zoals de Vennenbuurt wordt genoemd in de visie Zaandam Zuidoost, een zekere verstedelijking te laten ondergaan. Echter, in de structuurvisie "Zichtbaar Zaans" is de verstedelijkingopgave enigszins afgezwakt. Bij een transformatie wordt ingezet op het verbinden van de wijkcentra door middel van voorzieningen, verkeer-, groen- en waterstructuren. Bovendien is een grotere differentiatie aan dichtheden en woontypologieën gewenst. Gedacht wordt aan verdichting en gestapelde bouw in de nabijheid van de winkelcentra. Aansluitend op de structuurvisie Zichtbaar Zaans is het mogelijk om de Vennenbuurt te transformeren waarbij de verdichtingopgaven op een lager pitje is komen te staan.

Er zijn diverse functies aanwezig. Zo zijn er onderwijsvoorzieningen, kleinschalige bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen aanwezig. De functies clusteren in combinatie met het vergroten van de woningdifferentiatie geeft gehoor aan het beleid voor de aankomende jaren. Op deze plek komt daarbij dat het mogelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen door middel van het aanbrengen van structuur in de overgang van de bebouwing naar de openbare ruimte.

De overgang van de bebouwing en de semiopenbare ruimte aan de Weer hebben een slecht gedefinieerde grens. De rooilijn verspringt op diverse plekken. De opgave is om hier een strakke rooilijn van te maken. Een duidelijk bebouwde rand geeft de Weer een helder karakter. Er wordt dan een transformatie in gang gezet van buurtstraat naar statige laan. Als begrenzing van het Darwinpark is dat een gewenste transformatie. De voorgevelrooilijn van de Vennenbuurt aan de oostzijde moet zo veel mogelijk naar het Darwinpark worden verplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0024.jpg"

Links; de huidige situatie Rechts; de gewenste situatie

De bouwhoogte kan aan de zijde van het Darwinpark vrijwel over de gehele lengte 3 bouwlagen worden. Uitzondering zijn enkele accenten in de vorm van een vierde laag om de hoeken te accentueren, hogere accenten (Erasmushuis/plan Kronenburg en nieuwbouw bij de Zuidervaart) maar ook de meer bescheiden hoogte (twee bouwlagen) van de historische bebouwing aan de Zuiderven. Variatie in hoogte is wenselijk. Hierdoor zijn de verschillende 'velden' van de Vennenbuurt goed te onderscheiden. Tevens kan, door aan ieder veld zijn eigen karakter, architectuur en opgave mee te geven, meer variatie worden gerealiseerd.

In geval van toekomstige woningbouw in de zuidpunt van de Vennenbuurt moet in samenhang met de bebouwing langs de Zuidervaart/Thorbeckeweg ontwikkeld worden. Daarbij is het ook het eindstuk van de Vennenbuurt en heeft het daarmee een duidelijke relatie met het Darwinpark en de Gouw. Beëindiging met een hoogteaccent en bijzondere architectuur behoren tot de mogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0025.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0026.jpg"

Voorbeeld van een hoogteaccent op de hoek en een voorbeeld van de vooraanzichten.

De velden of bouwblokken hebben een gezicht naar alle zijden. De entrees van de bebouwing moeten dan ook geplaatst worden aan de straat waar het gebouw parallel aan staat. Meerdere ontsluitingen hebben de voorkeur boven centrale ingangen voor de appartementen. Parkeren moet hoofdzakelijk binnen de velden worden opgelost.

De voorgevelrooilijn van de Vennenbuurt aan de westzijde (zijde Dominee M.L. Kingweg) moet worden behouden met maximaal drie bouwlagen (2 lagen met kap of 3 lagen plat). De Gouw en het Darwinpark moeten door middel van de vennen (Schaarsven, Noorderven, Schapenven e.d.) met elkaar verbonden blijven. De profielen van de vennen moeten om die reden niet te smal worden. Dit zorgt er dan tevens voor dat, ondanks de relatief forse bebouwing die mogelijk is aan de Weer, wel een zekere transparantie behouden blijft naar de Gouw toe. Waar mogelijk kan water de verbinding tussen de groene delen versterken.

Het hierboven beschreven toekomstbeeld gaat verder dan de bestemmingsplanperiode. Hieronder wordt per locatie aangegeven op welke wijze met de ingezette transformatie in dit plan wordt omgegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3767BP-0301_0027.jpg"

Locaties voor de uitwerking van de stedenbouwkundige structuur in de Vennenbuurt

5.2.3 Nieuw Poelenburg

5.2.4 De Groene Driehoek

De oostzijde van het plangebied, de Groene Driehoek is, in het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg 2009-2018 een belangrijke ontwikkellocatie. Deze ontwikkeling zal niet op korte termijn plaatsvinden. Desondanks worden hier de uitgangspunten voor de Groene Driehoek beschreven.

Het is de bedoeling dat de Groene Driehoek wordt ontwikkeld tot een woongebied. In hoofdlijnen zijn er vier delen in de Groene Driehoek te onderscheiden. De overgangen van de gebieden worden gemarkeerd door een waterpartij die het water dichter naar de wijk brengt. Het aantal woningen wordt bepaald door de mogelijkheid om het bijbehorende parkeerprogramma te realiseren. In de plannen is geen rekening gehouden met ondergronds parkeren, maar met parkeren op straat of in de blokken.

Het noordelijk deel, ten noorden van de moskee, blijft groen. De nadruk ligt hier op natuur en recreatie met een speeltuin voor jongeren.

In het deel tussen de moskee en de kanovereniging ligt de nadruk op grondgebonden woningen. Het stratenpatroon uit Poelenburg wordt doorgezet en de kade aan de Watering wordt openbaar. Aan de straat Poelenburg komen woningen met hun voorkant aan de straat en vormen een straatwand. Langs de oevers van de Watering bestaat de mogelijkheid drie clusters met vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen te realiseren. Deze zijn dusdanig gepositioneerd dat het zicht op de Watering vanuit de oost-west lopende woonstraten niet wordt geblokkeerd.

Het derde deel rond het Weerpad krijgt een Zaans karakter; compact met smalle straten en parkeren in de blokken. De blokken zijn gesloten met dichte hoeken. De woningen staan direct langs het trottoir. Zij- en achtertuinen worden afgescheiden van de straat door gebouwde elementen. De diversiteit in kapvorm en -richting varieert binnen het bouwblok. Met name aan het Weerpad wordt gestreefd naar een beeld dat aansluit bij het lint van Oostzaan: individuele woningen met twee bouwlagen en een kap. Aan het water en aan de straat Poelenburg is ruimte voor hogere bebouwing tot maximaal 6 bouwlagen. In dit deelgebied wordt gestreefd naar een mix van wonen en werken, passend bij het lint. De nabijheid van het winkelcentrum maakt een meer gemengde bestemming mogelijk.

De jachthaven en de kanovereniging moeten worden ingepast in de nieuwbouwplannen. De historische bebouwing en de relatie met het water zijn belangrijke elementen voor het karakter van de buurt. Op termijn zou de locatie ontwikkeld kunnen worden naar een gemengd woon- en werkgebied waarbij de voorkeur uit gaat naar behoud van een aantal schuren. Bij herbouw vormt de schuurarchitectuur de basis voor de woningen en bedrijfsruimtes. Concrete plannen hiervoor zijn er echter nog niet.

Een element dat veel invloed heeft gehad op de schikking van de gebouwen op deze locatie is de hoofdgasleiding die door het gebied loopt. Aan de noordzijde staat het gasverdeelstation. Ten tijde van het Masterplan is rekening gehouden met een afstand van 15 meter rondom. Deze ruimte wordt groen ingericht en hier is parkeerruimte voor de bedrijven gelegen. Nieuwere richtlijnen kunnen ervoor zorgen dat wanneer de locatie tot ontwikkeling wordt gebracht, strengere regelgeving van toepassing is. Op dit moment geeft de Gasunie aan dat de minimale afstand van bebouwing tot het gasontvangstation 25 meter moet zijn. Langs de gaslijn moet afstand worden gehouden aan weerszijden van de leiding. Om de profielen smal te houden is bedacht om de werkgebouwen naast de gasleiding te situeren.

Het vierde deelgebied wordt gevormd door de volkstuinen. Om het Zaanse deel rondom het Weerpad mogelijk te maken zal een deel van het volkstuincomplex verdwijnen. Er zijn plannen om op dit vierde deelgebied een compacter ingericht volkstuinpark te realiseren. Dit zal echter nader moeten worden bestudeerd wanneer de planvorming weer wordt opgepakt.

De verwachting dat de Groene Driehoek binnen de planperiode tot ontwikkeling komt is zoals gezegd niet groot. De feitelijke situatie wordt dan ook bestemd. Mocht er in de toekomst toch weer interesse ontstaan voor ontwikkelingen dan staat de gemeente hier in principe positief tegenover. De ontwikkeling hoeft niet in één keer te worden opgepakt, maar kan ook in (kleinere) delen worden gerealiseerd, passend bij de mogelijkheden van de tijd. Bepaalde delen zoals de bebouwing langs het Weerpad lenen zich bij uitstek voor een kavelgewijze ontwikkeling. Voor wat betreft de kaders en uitgangspunten van een potentiële toekomstige ontwikkeling dient te worden uitgegaan van de uitgangspunten genoemd in het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg 2009-2015.

5.3 Ontwikkelingen Met Betrekking Tot Voorzieningen

5.3.1 Sociale voorzieningen

5.3.2 Onderwijsvoorzieningen

Hoofdstuk 6 Onderzoeken

6.1 Milieu

Voor het plangebied Nieuwe Poelenburg is door de gemeente Zaanstad een milieuonderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf zijn de samenvattingen van de onderzoeksresultaten van de volgende milieuaspecten weergegeven:

1. Geluid

2. Beperkingengebied Schiphol

3. Externe veiligheid

4. Geur

5. Luchtkwaliteit

6. Bodem

7. Natuurwaarden

8. Flora en Fauna

9. Elektromagnetische velden

10. Duurzaam bouwen

11. Bedrijven

In het plangebied zijn twee nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen al dan niet indirect opgenomen, namelijk de fysieke aanpassing van de weg Poelenburg en de herontwikkeling van de E-flat van ZVH aan de weg Poelenburg, gelegen tussen de Jaspersstraat, Lobeliusstraat en de Heinsiusstraat. Dit bestemmingsplan maakt de fysieke aanpassing van de weg Poelenburg mogelijk en in het plangebied worden op de locatie van de E-flat drie bestaande flatgebouwen gesloopt en nieuw gebouwd. Daarnaast worden er tussen de flat grondgebonden woningen gerealiseerd. Een deel van de bestaande groenbestemming wordt gewijzigd in een woonbestemming. De plannen zijn nog in de ontwerpfase. De concrete uitwerking van de ontwikkeling moet nog plaatsvinden. Daarom wordt de herontwikkeling op de locatie met een wijzigingsbevoegdheid tot stand gebracht. Als van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, dient er zo nodig nader milieuonderzoek te worden uitgevoerd, specifiek gericht op de ontwikkeling.

In het milieuonderzoek is een beeld van de huidige en de te verwachten milieusituatie van de bestaande bestemmingen en de eventueel nieuw te bestemmen ontwikkelingen gegeven. Het volledige milieuonderzoek is als Bijlage bij de toelichting gevoegd.

6.1.1 Geluid

In het kader van het Wet geluidhinder is de akoestische situatie van het plangebied Nieuw Poelenburg onderzocht. Het plangebied ligt niet binnen de invloedsfeer van railverkeerslawaai en luchtverkeerslawaai. Het plangebied ligt wel binnen de invloedsfeer van industrielawaai en wegverkeerslawaai.

Industrielawaai

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de industrieterreinen Achtersluipolder en Westerspoor-zuid en omstreken in de gemeente Zaanstad. Op 18 januari 1991 is door middel van een Koninklijk Besluit voor beide industrieterreinen één geluidszone vastgesteld. Er heeft inmiddels een geluidsanering plaatsgevonden van het industrieterrein, dat heeft geleid tot een vermindering van de geluidsbelasting in de omgeving. Volgens het saneringsprogramma voor industrielawaai is de geluidsbelasting op de bestaande woningen binnen het plangebied maximaal 55 dB(A). Binnen het plangebied Poelenburg zijn geen nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone van de hiervoor genoemde industrieterreinen gepland.

Het plangebied ligt voor een groot gedeelte ook binnen de geluidszone van het industrieterrein Westpoort in de gemeente Amsterdam. Op 23 juni 1993 is door middel van een Koninklijk Besluit voor dit industrieterrein een geluidszone vastgesteld. Ook hier heeft inmiddels een geluidsanering plaatsgevonden, wat heeft geleid tot een vermindering van de geluidsbelasting in de omgeving. Volgens het saneringsprogramma voor industrielawaai is de geluidsbelasting op de bestaande woningen in het plangebied maximaal 50 dB(A). Voor eventuele toekomstige ontwikkelingen binnen het plangebied Poelenburg is door de zonebeheerder van het industrieterrein Westpoort een indicatieve geluidsberekening uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting binnen het plangebied de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet overschrijdt.

Wegverkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de geluidszone van diverse wegen, zoals de Zuidervaart, het Weerpad, de Weer, de Twiskeweg, de straat Poelenburg, de Thorbeckeweg en de rijksweg A8. Voor het plangebied is, ter indicatie, op basis van de verkeersgegevens voor het jaar 2023 met behulp van de Standaard Rekenmethode 2 de geluidsbelasting berekent. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting binnen het plangebied ten gevolge van het wegverkeerslawaai zal toenemen. Vooral de eerstelijns bebouwing langs de Twiskeweg, de Weer, Ds. M.L. Kingweg, de Zuidervaart, het Weerpad en de Thorbeckeweg ondervinden een geluidsbelasting van hoger dan 55 dB. De geluidsbelasting is maximaal 65 dB.

Voor de bestaande woningen binnen het plangebied vormt de geluidsbelasting geen belemmering. Voor de huidige woningen is het een bestaande situatie en daarom is de geluidsbelasting acceptabel. Wanneer er nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen plaatsvinden, moet er een nader geluidsonderzoek worden uitgevoerd. Voor nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen geldt in principe de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien er niet aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, kan de gemeente Zaanstad een ontheffing verlenen door een hogere waarde voor de geluidgevoelige bestemming(en) vast te stellen. Alleen als blijkt dat geluidreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel in conflict zijn met één of meerdere van de ontheffingsgronden uit de Wet geluidhinder en de beleidsregel Hogere Waarden van de gemeente, kan worden overgegaan tot het verlenen van hogere waarden.

De ontwikkelingen in het plangebied

  • Herontwikkeling locatie E-flat van ZVH aan de weg Poelenburg

Voor de herontwikkeling van de locatie dient rekening te worden gehouden met de geluidsbelasting vanwege industrielawaai, wegverkeerslawaai en de gecumuleerde geluidsbelasting van alle bronsoorten.

De locatie ligt binnen de geluidszone van het industrieterrein Westpoort in de gemeente Amsterdam. Uit berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting op de nieuwe ontwikkeling aan de westzijde van de weg Poelenburg, de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet overschrijdt. De zonebeheerder heeft aangegeven dat, voor de nieuwe ontwikkelingen van de geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied geen hogere waarden hoeven te worden vastgesteld.

De geluidsbelasting op de locatie van de E-flat ligt tevens binnen de geluidszone van de rijksweg A8 en de weg Poelenburg. Uit de indicatieve geluidsberekeningen voor het plangebied blijkt dat de geluidsbelasting op de locatie van de E-flat als gevolg van de A8 tussen de 48 en 50 dB ligt. De geluidsbelasting ligt hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar lager dan de maximum grenswaarden.

De geluidsbelasting op de locatie van de E-flat, ten gevolge van de weg Poelenburg, zal na de fysieke aanpassing van de weg tussen de 50 en 60 dB liggen. De geluidsbelasting ligt dan hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar lager dan de maximumgrenswaarden. Mogelijkerwijs zijn er één of meerdere hogere waarden nodig bij de realisatie van de herontwikkeling. In de wijzigingsbevoegdheid is een onderzoek hiernaar als voorwaarde opgenomen.

  • De fysieke aanpassing van de weg Poelenburg

Naar aanleiding van de aanpassing van de weg Poelenburg heeft het adviesbureau Arcadis in opdracht van de gemeente Zaanstad een akoestisch onderzoek op basis van het ontwerp 'reconstructie van de weg Poelenburg' uitgevoerd. Het akoestische onderzoeksrapport van Arcadis van d.d. 7 januari 2013, met kenmerknummer: 076803028:B en B02045.000033.0100 is als bijlage 3B bij het Milieuonderzoek toegevoegd.

In het akoestisch onderzoek zijn twee varianten van de toekomstige inrichting van de weg Poelenburg onderzocht. Eén variant heeft kruispunten, de andere heeft rotondes. De aanpassing van de weg Poelenburg bestaat uit het verschuiven van de wegas in oostelijke richting, grofweg tussen de huidige kruispunten met het Weerpad en de E. Heimansstraat. De weg zal niet meer recht zijn in dit gedeelte, maar loopt in de nieuwe situatie met een lichte kromming. Het ontwerp van beide varianten is weergegeven in het akoestische onderzoek. Daarnaast wordt door de aanpassing van de weg ook de kruising met het Weerpad gewijzigd.

Uit de rekenresultaten voor de weg Poelenburg blijkt dat er bij één geluidgevoelige bestemming, een kinderdagverblijf aan het Weerpad 1A, sprake is van een toename van het geluid. De toename bedraagt hier 8 a 9 dB. Dit is hoger dan de maximaal toegestane toename van 5 dB. Bij de overige geluidgevoelige bestemmingen is er, zowel voor de situatie met kruispunten als voor de situatie met rotondes geen sprake van een significante toename van het geluid.

Uit een analyse van de berekeningsresultaten van alle geluidgevoelige bestemmingen, blijkt dat er bij 27 woningen een afname is van de geluidsbelasting van 9 dB of meer in beide varianten. Daardoor is een toename bij één geluidgevoelige bestemming wel toelaatbaar.

Als geluidreducerende maatregelen voor Weerpad 1A zijn bronmaatregelen en overdrachtsmaatregelen beschouwd. Hieruit blijkt dat bronmaatregelen al getroffen worden en dat overdrachtsmaatregelen zoals een geluidscherm bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, financiële en verkeerskundige aard. Omdat het 'reconstructie-effect' van vanwege de weg Poelenburg bij het kinderdagverblijf niet weggenomen kan worden, zal een hogere waarde van 61 dB voor deze geluidgevoelige bestemming worden vastgesteld.

6.1.2 Beperkingengebied Luchthaven Schiphol

Het plangebied Poelenburg bevindt zich niet op gronden, die in gevolge artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit zijn gelegen binnen het Beperkingengebied van de Luchthaven Schiphol. Op deze gronden geldt een maximale bouwhoogte van 150 meter. Het hoogte Beperkingengebied van de Luchthaven Schiphol geldt daarmee niet in het plangebied.

6.1.3 Externe veiligheid

6.1.4 Geur

In Zaanstad ligt de geurhinder vanwege bedrijven volgens de Zaanpeiling 2009 gemiddeld zo rond de 50%. Uit de Zaanpeiling 2009 blijkt dat voor het plangebied Poelenburg het aantal geur gehinderden als gevolg van de bedrijven ligt op 33%.

Binnen het plangebied bevinden zich geen geuremitterende bedrijven. Buiten het plangebied bevindt zich op circa 150 meter afstand een geur emitterend bedrijf, namelijk de Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Zaandam-Oost.

In de Beleidslijn geur van de gemeente Zaanstad is opgenomen, dat bij de bedrijven met een relevante geurverspreiding in het kader van de vergunningverlening Wet milieubeheer maatregelen ter beperking van de geurverspreiding zullen worden voorgeschreven. De RWZI heeft in 2007 in het kader van nieuwe milieuvergunning geur beperkende maatregelen getroffen. De RWZI heeft momenteel een geurcontour van 230 meter voor 1ge/m³ (geureenheden per m³). Het plangebied valt voor een klein deel binnen de deze geurcontour. In zowel de huidige, als de toekomstige situatie zijn geen geurgevoelige bestemmingen binnen deze contour aanwezig. In het plangebied zijn ook geen nieuwe ontwikkelingen voor het vestigen van geuremitterende bedrijven gepland. Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurbeperkende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de omgevingsvergunning, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder ook geleidelijk afnemen.

6.1.5 Luchtkwaliteit

In het milieuonderzoek is aandacht besteed aan de luchtkwaliteit met een onderzoek naar de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. Voor het onderhavige bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de Monitoringstool 2011, die ontwikkeld is voor de jaarlijkse monitoring van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied Poelenburg zijn opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de Monitoringstool, speciaal ontwikkeld voor het monitoren van het NSL, zijn ten behoeve van dit bestemmingsplan verkeersintensiteiten opgenomen die zijn gebaseerd op de ontwikkelingen binnen dit plangebied. De luchtkwaliteit is onderzocht voor de volgende jaren 2011 (voor fijn stof, het jaar waar aan de grenswaarde moet zijn voldaan), 2015 (voor stikstofdioxide, het jaar waar aan de grenswaarde moet zijn voldaan) en 2022 (2022 is gelijkgesteld aan 2020).

Uit de berekeningen blijkt dat voor alle beschouwde jaren en wegvakken voor stikstofdioxide en fijn stof ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor de betreffende stoffen, zoals die zijn opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. De grenswaarden voor benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en koolmonoxide (CO) worden in Nederland niet meer overschreden. Om deze reden is dit luchtkwaliteitonderzoek beperkt tot de beoordeling van de grenswaarde voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), de meest kritische componenten in Nederland.

Bovenstaande wil zeggen dat er geen overschrijdingen van de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit zijn. Dit geldt zowel voor de huidige situatie als voor de toekomstige situatie.

6.1.6 Bodem

Binnen het plangebied zijn - gezien de historie - weinig tot geen bodembedreigende activiteiten en geen grootschalige verontreinigingen aanwezig. Uit de resultaten van de uitgevoerde oriënterende onderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit binnen het plangebied over het algemeen licht verontreinigd is. Lokaal worden in de grond matige tot sterke verontreinigingen aangetroffen die ten tijde van eventuele nieuwe ontwikkelingen nader onderzocht moeten worden. Als gevolg van immobiele verontreinigingen op lokaal niveau kunnen eventuele projectgebonden saneringen uitgevoerd worden. Naar verwachting zal dit geen beperking voor potentiële nieuwe ontwikkelingen in het plangebied opleveren.

De bodemkwaliteit binnen het plangebied is geschikt voor de bestaande functies. Er bestaat in de huidige situatie geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek of sanerende maatregelen. In geval van de aanvraag van een bouwvergunning, grondverzet of een bestemmingswijziging kan het echter wel noodzakelijk zijn aanvullend onderzoek of sanerende maatregelen uit te voeren. Dit wordt dan per geval beoordeeld. Bij een bestemmingswijziging moet de kwaliteit van de grond in de nieuwe bestemming voldoen aan de maximale waarden die horen bij de functie volgens de bodem functiekaart op de betreffende locatie.

6.1.7 Natuurwaarden

Voor het plangebied is in opdracht van Zaanstad door het adviesbureau Oranjewoud in juni 2010 een onderzoek naar de beschermde natuurwaarden uitgevoerd. Hierbij is het volledige plangebied en haar omgeving, naast een bureaustudie, ook fysiek onderzocht. Gedurende het veldbezoek is een inschatting gemaakt van de aanwezige biotopen en de daarbij horende beschermde natuurwaarden.

De resultaten van het onderzoek zijn in het onderzoeksrapport (projectnr. 218591) van 7 juni 2010 opgenomen. Hieruit blijkt dat het plangebied niet in of in de directe nabijheid van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ligt. Het plangebied ligt wel in de buurt van Natura 2000-gebied 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld en Twiske'

Verder blijkt uit het onderzoek dat de eventuele nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied negatieve effecten op het Natura 2000-gebied 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld en Twiske' kunnen hebben. Hiervoor dienen de nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied aan de Natuurbeschermingswet 1998 te worden getoetst.

Voor de aanvullende toetsing zoals een Verstorings- en Verslechteringstoets of een Passende beoordeling dienen nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied aan het bevoegd gezag te worden voorgelegd. De Provincie Noord-Holland is bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet 1998. Het onderzoeksrapport is als bijlage 3H bij het Milieuonderzoek gevoegd.

Naar aanleiding van de herontwikkeling op de locatie van de E-flat is geen specifiek onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden uitgevoerd. Wanneer de ontwikkelingen op deze locatie concrete vorm krijgen, moeten er aanvullende vervolg onderzoeken worden uitgevoerd. Hieruit kunnen aanvullende eisen volgen. In de wijzigingsbevoegdheid is dit als voorwaarde opgenomen.

6.1.8 Flora en Fauna

Uit natuurwaarden onderzoek is gebleken dat in het plangebied naast meer algemeen voorkomende soorten zoals het konijn en de veldmuis uit tabel 1 van de flora- en faunawet, ook zwaarder beschermde zoogdieren zoals reptielen, amfibieën, vissen en beschermde vogelsoorten uit tabel 2 en 3 van de flora- en faunawet voorkomen.

Voorafgaand aan werkzaamheden c.q. nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied Poelenburg, dient aanvullende flora- fauna onderzoek te worden uitgevoerd. Het aanvullende onderzoek moet uitwijzen in hoeverre deze soorten in het plangebied voorkomen en waar maatregelen kunnen worden getroffen. Het Ministerie van EL&I kan op grond van aanvullend onderzoek mogelijk een ontheffing, onder voorwaarden, verlenen.

Daarnaast moet voorafgaand aan eventuele werkzaamheden in het plangebied worden geïnventariseerd, hoe de instandhouding van de populaties beschermde planten kan worden gewaarborgd.

Verder geldt voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, een zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 2 Flora- en Faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat een initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. De resultaten van het onderzoek zijn in het onderzoeksrapport (projectnr. 218591) van 7 juni 2010 opgenomen. Het onderzoeksrapport is als bijlage 3H bij het Milieuonderzoek gevoegd.

Het bestemmingsplan Poelenburg is in hoofdzaak conserverend van aard. Er zijn momenteel geen nieuwe ontwikkelingen die ten koste kunnen gaan van de (mogelijk) aanwezige natuurwaarden. Alvorens nieuwe ontwikkelingen in het plangebied plaats kunnen vinden, moet er voor het betreffende plan aanvullende flora- en fauna onderzoek worden uitgevoerd.

Naar aanleiding van de herontwikkeling op de locatie van de E-flat van ZVH aan de weg Poelenburg is geen specifiek onderzoek naar de aanwezige flora en fauna uitgevoerd. Wanneer de ontwikkelingen op deze locaties concrete vorm krijgen, moeten er aanvullende vervolg onderzoeken worden uitgevoerd. Hieruit kunnen aanvullende eisen volgen. In de wijzigingsbevoegdheid is dit als voorwaarde opgenomen.

6.1.9 Elektromagnetische velden

Binnen het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig. Het plangebied ligt ook niet binnen het 0,4 microtesla magnetische veld van een hoogspanningslijn, die zich buiten het plangebied bevindt.

In het plangebied zijn vier UMTS en GSM antenne-installaties en negen zendmasten aanwezig. Een veilige afstand tot een antenne is minimaal drie meter voor het antennepaneel en een halve meter onder, boven en achter het antennepaneel. In de huidige situatie wordt er voldaan aan de vereiste veiligheidsafstanden. In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen binnen de veiligheidsafstanden van de antenne-installaties gepland.

Verder is voor de antenne installaties, die hoger zijn dan 5 meter, een omgevingsvergunning vereist. Voor masten tussen de 5 en 40 meter geldt de 'lichte' omgevingsvergunning en voor hogere antennemasten de 'reguliere' omgevingsvergunning.

6.1.10 Duurzaam bouwen

In het bouwbesluit zijn ten behoeve van duurzaam bouwen voor de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen kwaliteitseisen gesteld. Daarnaast streeft Zaanstad bij de nieuwbouw van gebouwen zoveel mogelijk naar zongericht verkavelen door gevels en daken te oriënteren op het zuiden. Hierdoor kunnen passieve zonne-energie en actieve zonne-energie beter benut worden.

Binnen het plangebied zijn geen grote windturbines aanwezig en het oprichten van grote windturbines is ook niet mogelijk. Ook kleine windturbines worden niet toegestaan, zolang er op provinciaal niveau nog discussie is over het plaatsen ervan.

Het bestemmingsplan maakt het bouwen van complexen van zonnepanelen of -collectoren met een binnenplanse ontheffing evenmin mogelijk. Daar waar een negatieve uitstraling op het landschap kan worden voorkomen en er ook overigens geen belemmeringen zijn, kan een omgevingsvergunning met afwijking worden aangevraagd. In bepaalde gevallen is in het plangebied het plaatsen van een zonnepaneel of -collector vergunningvrije.

6.1.11 Bedrijven

Het plangebied Poelenburg bestaat hoofdzakelijk uit rustige woongebieden en functiemengingsgebieden. Binnen het plangebied is de staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" van toepassing.

Binnen het plangebied in de functiemengingsgebieden zijn in de regel bedrijven uit categorie A en B1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging" algemeen toelaatbaar en in de rustige woongebieden zijn bedrijven uit categorie A algemeen toelaatbaar.

Er is een inventarisatie uitgevoerd naar de binnen het plangebied bestaande bedrijven. Uit de beoordeling van de gevestigde bedrijven blijkt dat er 7 bedrijven niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid voor bedrijven. Deze bedrijven krijgen een aparte maatbestemming met eigen aanduiding. Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.

Verder geldt voor het gehele plangebied dat de vestiging van nieuwe bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Inrichtingen vergunningenbesluit (Wgh-inrichtingen) en het vuurwerkbedrijven zijn uitgesloten. Deze bedrijven passen niet in een gebied dat grotendeels bestaat uit gevoelige en kwetsbare bestemmingen. De bedrijven buiten het plangebied vormen op basis van hun actuele milieuvergunning geen belemmering voor het plangebied.

6.2 Waterparagraaf

In november 2009 heeft het College van Hoofdingelanden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier een nieuwe Keur 2009 vastgesteld die sinds 1 januari 2010 van kracht is. Hierin zijn een aantal wijzigingen ten opzichte van de vorige Keur. Een belangrijke wijziging is de verplichting tot het uitvoeren van compenserende maatregelen bij verhardingstoenames groter dan 800 m2.

Voorts hanteert het hoogheemraadschap het beleidskader ten aanzien van de waterkeringen zoals vastgelegd in het Beheersplan Waterkeringen 2006-2010. Het Beheersplan Waterkeringen beschrijft het beleid en de randvoorwaarden voor het dagelijks beheer van de primaire en regionale waterkeringen van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Met dit plan geeft het hoogheemraadschap eenduidige doelstellingen en richtlijnen. Het vormt een richtinggevend document voor de uitvoering van de waterkeringstaak.

6.2.1 Organisatie

Het rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland.
Het waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het rioolbeheer wordt uitgevoerd door de gemeente Zaanstad.

6.2.2 Waterstructuur

Het plangebied maakt, waterhuishoudkundig gezien, onderdeel uit van de Polder Oostzaan. De twee watergangen De Gouw en De Watering zijn twee oorspronkelijke veenriviertjes die bij het inrichten van Zaandam Oost als woonwijk in de jaren 60, zijn behouden. Direct ten zuiden van het bestemmingsplangebied aan de Westkolkdijk staat het gemaal De Waker. Het watersurplus van de Polder Oostzaan wordt door dit gemaal verpompt naar het Noordzeekanaal. In het plangebied liggen geen dijken.

6.2.3 Waterkeringen

Er bevinden zich geen dijken binnen het plangebied.

6.2.4 Oppervlaktewater

Het waterpeil in de Polder Oostzaan is N.A.P.-1.45 m. Via deze watergangen kan het te veel aan regenwater naar het gemaal stromen. De watergangen worden daarvoor op een diepte gehouden van ongeveer 1 meter. Verder zorgt het oppervlakte aan water er voor, dat bij ernstige regenval het waterpeil niet te veel stijgt.

Het dempen van oppervlaktewater c.q. het wijzigen van de loop van watergangen is niet toegestaan zonder watervergunning van het hoogheemraadschap. Verder beïnvloedt nieuwe bebouwing en het veranderen van groen in verharding ook de waterhuishouding. Een eventuele toename van verharding moet, in overleg met het hoogheemraadschap, gecompenseerd worden door het graven van extra oppervlaktewater.

De waterkwaliteit voldoet aan de norm voor stedelijk oppervlaktewater. Ter verbetering van de (chemische) kwaliteit en de watergebonden ecologie zijn de oevers van de Gouw en een deel van de oevers van Weer natuurvriendelijk ingericht. De waterkwaliteit kan nog verder verbeteren als de aanleg van gescheiden rioolstelsels voltooid is.

6.2.5 Grondwater

Bij het bouwrijp maken van Zaandam Oost in de jaren zestig is het voormalige weiland opgespoten met zand. De hoogteligging was voldoende om geen last te hebben van het grondwater.

Door zetting van het veen onder de ophoog laag, is het hele gebied gezakt en komen er incidenteel grondwaterklachten voor in deze wijk. Het huidige maaiveld ligt ongeveer op een peil van N.A.P.- 0,40 m. Naar huidige maatstaven van techniek is de drooglegging minimaal.

De zettingen worden gecompenseerd door ophoging met zand, en daar waar dat niet mogelijk is (bv een park met bomen), door de aanleg van drainage. Bij de renovatie van het riool in 2011 en 2012 wordt, om het openbare gebied voldoende te kunnen ontwateren, een drainagestelsel aangelegd Bij herinrichting na de aanleg van het riool wordt het openbare gebied opgehoogd.

In het algemeen kan gesteld worden dat de bestemmingen van percelen niet beïnvloed worden door de grondwaterstand.

De kwaliteit van het grondwater wordt niet bemeten. De kwaliteit van het grondwater beïnvloedt de bestemmingen ook niet.

6.2.6 Riolering

In het bestemmingsplangebied is oorspronkelijk een gemengd rioolstelsel aangelegd. Bij het vervangen van dit rioolstelsel in 2011 en 2012 wordt ook een regenwaterstelsel gelegd. Daarmee wordt regenwater van verhardingen, en daar waar mogelijk van gebouwen, direct afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Bij de renovatie van het riool wordt ook een drainagestelsel gelegd.

Het afvalwater uit het gebied wordt via rioolgemalen en persleidingen afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Zaandam Oost. Deze zuivering ligt direct ten zuiden van het plangebied. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier exploiteert deze zuivering.

6.2.7 Overleg in het kader van de Watertoets

Op 15-03-2012 heeft er in het kader van de watertoets een overleg plaatsgehad met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In het verlengde van dit overleg heeft het Hoogheemraadschap geen wijzigingen aangebracht in de conceptwaterparagraaf. De overige opmerkingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan en het verslag van deze bijeenkomst is opgenomen in een Bijlage.

Hoofdstuk 7 Beschrijving Planvorm En Bestemmingsregeling

7.1 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.

De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. .

Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning' en 'sloopvergunning' zijn vervangen door omgevingsvergunning (indien noodzakelijk is deze term aangevuld ten behoeve van bouwen en/of slopen), de term 'aanlegvergunning' is vervangen door omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en tenslotte de term 'ontheffing' is vervangen door afwijking van de bouwregels/gebruiksregels.

7.1.1 Voorgevelrooilijn ('gevellijn')

Eén van de uitgangspunten voor het begrippenkader is het zoveel mogelijk aansluiten op andere relevante wetgeving zoals de Woningwet, de Wabo en het Bor. In de Wabo wordt ervan uitgegaan dat elke woning maar één voorgevel heeft. Verder wordt de voorgevelrooilijn als volgt gedefinieerd: de voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, beheersverordening of gemeentelijke bouwverordening. Het is van belang om in het bestemmingsplan (of beheersverordening) duidelijk aan te geven waar de voorgevelrooilijn is gelegen. Dit geldt met name voor de regeling met betrekking tot erfafscheidingen omdat afhankelijk van de ligging ten opzichte van de voorgevelrooilijn deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, al dan niet vergunningvrij zijn. Alle overige bouwwerken worden niet gerelateerd aan de voorgevelrooilijn maar aan het achtererfgebied van de woning.

In principe kan een woning op een hoek twee voorgevelrooilijnen hebben: één in het verlengde van de voorgevel en één in het verlengde van de zijgevel van de woning, die is gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied. Gelet op het bovenstaande is de systematiek in de bestemmingsplannen als volgt:

  • Op de verbeelding staan bouwvlakken aangeduid door voor-, achter- en zijgevelbouwgrenzen. Binnen deze bouwvlakken mogen de hoofdgebouwen worden gebouwd. Er is geen verplichting om ook in deze grenzen te bouwen.
  • Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt bepaald waar de voorgevel van een gebouw is gelegen. Dit is voor dit bestemmingsplan af te leiden uit de bestemming Tuin. De voorgevels zijn hieraan gelegen.
  • Omdat hoofdgebouwen niet in de bouwgrens behoeven te worden gebouwd kunnen zich situaties voordoen dat deze achter de bouwgrens gelegen zijn. Vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken in de zin van bijgebouwen moeten altijd drie meter achter de voorgevel en de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan te worden gebouwd (de voorgevelrooilijn) .
  • Gelet op het begrip voorgevelrooilijn dat in de Wabo (en Bor) geïntroduceerd is en afkomstig is uit de gemeentelijke bouwverordening, betekent dat op hoekpercelen de zijgevellijn (de lijn, die gelegen is langs de feitelijke zijgevel en het verlengde daarvan op een bouwperceel) ook als voorgevelrooilijn wordt beschouwd. Het hoekperceel kent dus twee voorgevelrooilijnen. Daarmee zijn bijvoorbeeld erfafscheidingen van meer dan 1 meter, die gelegen zijn voor deze voorgevelrooilijn niet bouwvergunningvrij.

Overigens wanneer gesproken wordt over zijgevel dan wordt hiermee de fysieke zijgevel van een hoofdgebouw bedoeld. In het juridische kader bestaat het begrip 'zijgevel' niet. Alleen de begrippen achtererfgebied en voorerfgebied worden gehanteerd waarbij de voorgevelrooilijn aangeeft waar het voorerfgebied eindigt en het achtererfgebied begint of vice versa.

7.1.2 Vergunningvrij bouwen

Vergunningvrij bouwen mag in principe vanaf de voorgevelrooilijn. Voor vergunningplichtige bouwwerken hanteert de gemeente de eis van 3 meter achter de voorgevelrooilijn indien grenzend aan het openbaar gebied. Door het hanteren van deze eis is het duidelijk dat bijvoorbeeld een bijbehorend bouwwerk (aan- of uitbouw) in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, ook gezien vanaf de voorgevel.

Het is belangrijk het volgende in overweging te nemen bij vergunningvrij bouwen. Een 'erf' is dat gedeelte waarop reeds een hoofdgebouw staat dat bijvoorbeeld de bestemming Wonen - 1 heeft en waarbij de bebouwingsmogelijkheden op het 'erf' in voldoende ruimtelijk opzicht direct behoren bij en in functioneel opzicht ten dienste staat van, en/of in feitelijk opzicht direct aansluitend is aan het hoofdgebouw. Onder een 'erf' kan een perceel samenvallen met een erf, maar kan een perceel ook meer omvatten. Voor de beantwoording van de vraag of een vergunningvrij bouwwerk in de zin van het Bor kan worden aangemerkt, is het vereist dat het vergunningvrije bouwwerk op (rond) hetzelfde perceel staat als dat waarop het hoofdgebouw zich bevindt. De omstandigheid dat iemand eigenaar is van zowel het afgesloten gedeelte van het perceel (bijvoorbeeld een weiland) als van het bebouwde deel van het perceel voor de beantwoording van de vraag of sprake is van 'een perceel, waarop zich een gebouw bevindt is niet zonder meer doorslaggevend. Ook de omstandigheid dat sprake is van een kadastrale eenheid is niet zonder meer doorslaggevend.

7.2 Bestemmingsplanprocedure

De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke Ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn verschillende fasen te onderscheiden:

  • Voorbereidingsprocedure

Voor het opstellen van een voorontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen een gemeente. Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor overleg gezonden aan de in artikel 3.1.1 Bro genoemde instanties. Tevens zijn diverse (informele) informatiebijeenkomsten binnen het plangebied georganiseerd voor bewoners, belangstellenden en belanghebbenden.
De gemeente reageert vervolgens op het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de inspraak door in de toelichting van het plan op de gemaakt op- en aanmerkingen in te gaan en aan te geven welk standpunt de gemeente daarover inneemt.

  • Vaststellingsprocedure

Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken (dit is een termijn van orde) na de termijn van terinzagelegging vast.

  • Beroepsprocedure

Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de VROM inspectie een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de VROM inspectie wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

7.3 Gekozen Planvorm

Het bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van aard. De bestaande situatie is zo goed mogelijk vast gelegd, zonder daarmee een zogenaamde 'bevriezing' van de mogelijkheden te creëren. Waar mogelijk is meer ruimte geboden voor uitbreiding/ontwikkeling. Met name bij de maatschappelijke en gemengde bestemmingen is gekozen voor een ruime(re) bestemming. Dit zorgt voor een betere uitwisseling van functies.

Het planregeling is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008).

7.4 Bestemmingsregeling

7.4.1 Inleiding

De bestemmingen zijn geregeld in de artikelen die zijn opgenomen in Hoofdstuk 2Bestemmingsregels van de planregels; deze regelen de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden.

De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en met een regeling voor wat betreft de wijze van meten (zie Hoofdstuk 1 Inleidende regels van de planregels).

De Algemene regels waaronder de ontheffing- en procedureregels zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van de planregels.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte de overgang- en slotregels.

De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in het onderstaande afzonderlijk toegelicht.

7.4.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan is deels conserverend. Dit betekent dat het de bestaande functies vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Dit om te voorkomen dat voor iedere wenselijke ontwikkeling een langdurige procedure gevoerd moet worden.

Globaliteit houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit houdt in dat de globale bestemming waar mogelijk is verruimd qua bouw- en gebruiksregels én dat het gemeentebestuur door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van bestemmingsplan.

7.4.3 Regels algemeen

De regels zijn gegroepeerd in drie hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels
  2. 2. Bestemmingsregels
  1. a. Hoofdgroepen van bestemmingen
  2. b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen
  3. c. Functieaanduidingen
  4. d. Bouwaanduidingen
  1. 3. Algemene regels

7.5 Handhaving

In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
    Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
  2. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
    De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
  3. 3. Realistische en inzichtelijke regeling.
    Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten daarom niet meer regelen dan noodzakelijk is.
  4. 4. Actief handhavingsbeleid.
    Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.

Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.

Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.

In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

7.6 Planmer-plicht

In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een planmer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie:

  1. 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichting;
  2. 2. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig is.

In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-mer vallen.

Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 en met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 niet veranderd en dus komen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad. Er is dan ook voor gekozen om geen inspraak voor de burger te houden. Buiten dat dit geen verplichting (meer) is, is er vanuit onder andere de woningcorporaties al zeer uitvoerig gesproken met de burgers en zijn zij voldoende ingelicht en op de hoogte gehouden van de plannen in hun plangebied. Dit alles is mede kracht bij gezet door de oprichting van het "Infohuis Nieuw Poelenburg". Uiteraard krijgen de burgers wel recht om zienswijzen in te dienen wanneer het ontwerp gereed is om ter inzage te worden gelegd.

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg aan haar (formele) overlegpartners toegezonden. Een beschrijving van de uitkomsten van dit overleg (artikel 3.1.6, lid 1 onder c) is opgenomen in Hoofdstuk 9.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 21 februari 2013 tot en met 3 april 2013 voor één ieder ter inzage gelegen. Op het ontwerpbestemmingsplan zijn 8 zienswijzen binnen gekomen. De samengevatte zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording hiervan zijn terug te vinden in Bijlage 1 bij deze toelichting.

8.2 Economische Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van karakter en er zijn geen grote ingrepen voorzien die het opstellen van een grondexploitatieberekening rechtvaardigen. Waar ingrepen in het openbare gebied noodzakelijk zijn, zullen deze worden gefinancierd uit de algemene middelen cq. een investeringsplan. De aanleg van de straat Poelenburg wordt gefinancierd vanuit het investeringsfonds en het MIP (Meerjaren Investering Programma). Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt is er evenmin aanleiding om eisen te stellen aan bouw- en woonrijp maken of de fasering van ontwikkelingen. Op grond daarvan besluit de raad dan ook om toepassing te geven aan artikel 6.12, tweede lid Wro en geen exploitatieplan vast te stellen.

Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen voor de ontwikkellocatie van ZVH aan de straat Poelenburg is het voldoende dat een anterieure overeenkomst wordt opgesteld bij het in procedure brengen van het wijzigingsplan. De kosten zijn hiermee anderszins verzekerd.

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:

  1. 1. Inspectie Leefomgeving en Transport
  2. 2. Rijkswaterstaat, dienst Noord-Holland
  3. 3. Ministerie van Defensie, directie Ruimte, Milieu en Vastgoed beleid
  4. 4. Ministerie van Economische Zaken, district regio Ruimtelijke Economie
  5. 5. Provincie Noord-Holland
  6. 6. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  7. 7. Waterleidingbedrijf Noord-Holland
  8. 8. Milieufederatie Noord Holland
  9. 9. Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Water, Land & Dijken
  10. 10. Stichting Natuur en Milieu
  11. 11. Brandweer Zaanstad
  12. 12. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
  13. 13. GGD Zaanstreek-Waterland
  14. 14. N.V. Nederlandse Gasunie
  15. 15. Kamer van Koophandel Amsterdam
  16. 16. KPN
  17. 17. NUON
  18. 18. Pagus Vastgoed
  19. 19. Infohuis Nieuw Poelenburg
  20. 20. Centrum Jong (Zaandam)
  21. 21. Parteon
  22. 22. ZVH
  23. 23. Rochdale
  24. 24. Stichting Welsaen
  25. 25. Islamitische Stichting Nederland "Sultan Ahmet Moskee" Zaandam
  26. 26. Stichting Natuur & Milieu Educatie
  27. 27. Kinderboerderij Darwinpark
  28. 28. Volkstuinvereniging Ons Ideaal
  29. 29. Klankbordgroep Nieuw Poelenburg

De volgende instanties hebben gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan Nieuw Poelenburg; 5, 6, 10, 12 t/m 15, 21 t/m 23.

1. Natuur & Milieu

Reactie

Natuur en milieu geven aan niet de wens te hebben om advies uit te brengen met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan Nieuw Poelenburg.

Reactie gemeente
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.


2. Provincie Noord Holland

Reactie
De ruimtelijke ontwikkelingen in het voorontwerpbestemmingsplan zijn in overeenstemming met de bepalingen van de Structuurvisie Noord Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Het voorontwerpbestemmingsplan geeft dan ook geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie gemeente
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.


3. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland/Brandweer Zaanstad

De reactie van de Brandweer Zaanstreek-Waterland van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (hierna; de Veiligheidsregio) is geschreven in de vorm van een advies met betrekking tot de externe veiligheid van het voorontwerpbestemmingsplan Poelenburg Westzaan. In het advies zijn diverse scenario's opgesteld met betrekking tot de externe veiligheid. Hieronder worden de scenario's dan ook verwerkt als reactie.

Reactie 1

De eerste reactie heeft betrekking op het scenario LPG tankstations en BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion).
Een beginnende brand kan naar verwachting door aanwezigen in het effectengebied worden waargenomen. Desondanks zullen zij een aanstaande ontploffing met effectafstanden tot 400 meter niet voorzien. Het westelijke en het zuidelijke deel van het plangebied ligt binnen deze afstand. Een snelle waarschuwing en alarmering zijn dan van groot belang.
Risicocommunicatie, onbelemmerde vluchtroutes en mogelijkheden om te schuilen vergroten de zelfredzaamheid. Gebouwen kunnen bescherming bieden indien zij zodanig zijn geconstrueerd dat zij bestand zijn tegen de effecten van een BLEVE.

Reactie 1 gemeente
Het bestemmingsplan is niet het aangewezen ruimtelijk instrument om risicocommunicatie tot stand te brengen of op andere manieren de zelfredzaamheid te vergroten. Reactie 2 geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie 2

De tweede reactie heeft betrekking op het scenario buisleiding fakkelbrand.
Binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding in het plangebied bevinden zich verscheidene objecten, zowel beperkt kwetsbaar als kwetsbaar en geen zelfredzame personen. Binnen het invloedsgebied is vluchten de beste optie. Het bevoegd gezag kan de zelfredzaamheid bevorderen door risicocommunicatie. Voor objecten waar vermindert zelfredzame en veel personen verblijven, kan een intern noodplan bijdragen aan het vergroten van de zelfredzaamheid.

Reactie 2 gemeente
Het bestemmingsplan is niet het aangewezen ruimtelijk instrument om risicocommunicatie of een noodplan te verbeteren dan wel tot stand te brengen. Reactie 2 geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan

Reactie 3

De derde reactie heeft betrekking op het scenario weg en plasbrand.

Een plasbrand kan ontstaan als bij een ongeval op de weg een tankwagen met brandbare vloeistof betrokken.

Gezien de afstand tot vanaf de A8 tot het plangebied en de geluidswanden langs de A8 zullen de effecten zeer beperkt zijn. Hetzelfde geldt voor de N516/Thorbeckeweg.

Reactie 3 gemeente
Reactie 3 geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie 4
De vierde reactie heeft betrekking op het scenario weg en BLEVE.
Indien dit scenario zich voordoet, zal dit voornamelijk invloed hebben op het zuidelijk deel van het plangebied.
Voor de rijksweg A8 is er onvoldoende primaire bluswatervoorziening aanwezig. Er wordt tevens verzocht om in het ontwerpbestemmingsplan secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen en bijbehorende opstelplaatsen te bestemmen.
Risicocommunicatie, onbelemmerde vluchtroutes en mogelijkheden om te schuilen vergroten de zelfredzaamheid.

Reactie 4 gemeente
Het bestemmingsplan is niet het aangewezen (ruimtelijk) instrument om risicocommunicatie tot stand te brengen of op andere manieren de zelfredzaamheid te vergroten, dan wel om bluswatervoorzieningen te creëren. De aanwezigheid van het open water ten behoeve van een eventuele bluswatervoorziening voor de brandweer is met de gegeven bestemmingsomschrijving voldoende gewaarborgd. Reactie 4 geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie 5
De vijfde reactie heeft betrekking op het scenario weg en toxische wolk.

Bij dit scenario wordt de omvang van de schade bepaald door de soort, concentratie, dichtheid en hoeveelheid toxisch gas dat vrijkomt.
Echter door de afstand van het plangebied tot de A8 en de aanwezigheid van geluidschermen zal de concentratie van de toxische wolk op het moment dat die over het plangebied komt al zijn afgenomen.

Reactie 5 gemeente
Reactie 5 geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.


4. GGD Zaanstreek-Waterland

Reactie
GGD Zaanstreek-Waterland geeft aan geen opmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan te hebben.

Reactie gemeente
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.


5. Gasunie

Reactie 1
De opgenomen strook van de dubbelbestemming “Leiding-Gas” is breder dan nodig.

Reactie 1 gemeente
In het ontwerpbestemmingsplan wordt de strook van de dubbelbestemming "Leiding-Gas" ingetekend op vier meter aan weerszijden van de leiding, conform de opmerking van de Gasunie.

Reactie 2
Binnen de bestemming “Leiding-Gas”, nabij het gasontvangstation, ligt een regionaal afsluiterschema. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van het afsluiterschema, dient de belemmeringenstrook ter hoogte van het afsluiterschema vier meter ter weerszijde van het schema te zijn. Verzocht wordt om de dubbelbestemming ter plaatse van het afsluiterschema op te rekken gelijk aan het voorbeeld dat de Gasunie bij de reactie heeft gestuurd.

Reactie 2 gemeente
De ligging van het regionale afsluiterschema (S-2323) met de bijbehorende belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden wordt opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan

Reactie 3
Het Gasontvangstation aan het Weerpad is bestemd als “Maatschappelijk”. Gelet op de veiligheidsaspecten wordt verzocht wordt om het GOS en de daarbij horende gronden afzonderlijk te bestemmen als “Bedrijf-Gasontvangstation”.
Tevens wordt opgemerkt dat het GOS niet past binnen de beschrijving van de huidige bestemming. Een GOS valt volgens de ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten’ (SBI-2008: 35, nummer D5) onder milieucategorie 3.1.

Reactie 3 gemeente
Er is geen informatie over het GOS W-323 op de risicokaart van de provincie Noord Holland opgenomen. Hierdoor hebben wij in het voorontwerp geen rekening gehouden met de aan te houden veiligheidsafstanden.
Uit archiefgegevens blijkt dat er door de gemeente Zaanstad voor het GOS W-323 op 11 februari 1983 een Hinderwetvergunning is verleend. Volgens de vergunning zijn in het GOS-gebouw aan het Weerpad 1C twee meet- en regelinstallaties opgesteld. De maximale capaciteit per meet- en regelinstallatie is 27.000 m³ o/h. In totaal heeft het GOS- W-323 een doorvoer capaciteit van 54.000 m³ o/h aardgas. Op basis van de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering”, uitgave 2009, heeft het GOS W-323 een SBI-code 35, nummer D5. Het GOS W-323 heeft op basis van de SBI-code een richtafstand van 50 meter voor geluid en 50 meter voor gevaar. Daarmee valt het GOS onder milieucategorie 3.1 bedrijfsactiviteiten.
De richtafstanden van 50 meter voor geluid en gevaar gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De gebiedstypering ter plaatse van het GOS W-323 aan het Weerpad 1C te Zaandam is een gebied met functiemenging.
Het GOS W-323 valt onder de werking van het Activiteitenbesluit. Op basis van artikel 3.12 van dit besluit geldt voor het GOS W-323 een veiligheidsafstand van 4 meter voor beperkt kwetsbare bestemmingen en 25 meter voor kwetsbare bestemmingen. Deze afstandseisen bieden voldoende bescherming voor het omgevingstype ‘gemengd gebied’ met functiemenging.
Op basis van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit geldt voor het GOS W-323 een maximale geluidsnorm van 50 dB(A) op de dichtstbijzijnde geluidgevoelige gebouw. Dit is de woonboot aan het Geuzenpad 2 te Zaandam. De afstand tussen de bestemmingsgrens (inclusief het hekwerk) van het GOS tot aan de gevel van de woonboot is circa 15 meter.

Het perceel waarop het GOS zich bevindt wordt voorzien van de bestemming "Bedrijf-Nutsbedrijf". Tevens krijgt het GOS een maatbestemming omdat hij niet past binnen de functiemengingssystematiek die toegepast wordt in het bestemmingsplan.

Reactie 4
Ten oosten van het GOS is de bestemming van een strook grond gewijzigd van ‘Openbaar Plantsoen’ naar ‘Wonen-1’. Door de wijziging wordt, ondanks het opnemen van een bouwvlak, het mogelijk gemaakt om kwetsbare objecten dichterbij het GOS te realiseren. Voor de Gasunie is dit een ongewenste situatie. Verzocht wordt dan ook om de bestemming buiten het bouwvlak te wijzigen in de bestemming ‘Tuin’.

Reactie 4 gemeente
Op basis van het Activiteitenbesluit geldt voor het GOS W-323 een veiligheidsafstand van 25 meter voor kwetsbare bestemmingen. Binnen 25 meter vanaf het Gos-gebouw zijn dan ook geen nieuwe woningen toegestaan. In het bestemmingsplan wordt dit ook niet mogelijk gemaakt. Er mogen namelijk geen nieuwe (extra) woningen worden gebouwd op het terrein. De woning valt buiten de 25 meter veiligheidscontour. Op het achtererf kan hooguit nog een bijbehorend bouwwerk worden gebouwd. In de huidige situatie is het zelfs zo dat er al bestaande bijbehorende bouwwerken zijn gebouwd. De gemeente ziet geen noodzaak om deze weg te bestemmen, nu er niet in gewoond kan worden.
Deze reactie levert dan ook geen wijziging van het bestemmingsplan op.

Reactie 5
Op het GOS zijn de regels vanuit het Activiteitenbesluit van toepassing. In het geval van het plangebied betekent dit dat er geen kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen een afstand van 25 meter vanaf het GOS. Voor beperkt kwetsbare objecten bedraagt deze afstand 4 meter.
Naast deze veiligheidsafstanden gelden er ook geluidsnormen. Standaard geldt een maximale geluidsnorm van 50 dB(A) op de dichtstbijzijnde gevel van gevoelige gebouwen.
Indien er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden in de nabijheid van het GOS kan een probleem ontstaan met de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit, waardoor geluidreducerende maatregelen nodig zijn.
Er wordt op gewezen dat de Gasunie de kosten die zij moet maken voor eventueel te treffen maatregelen op de gemeente zal verhalen. Dit geldt ook voor de opgenomen aanduiding ‘wro-wijzigingszone III’.

Reactie 5 gemeente
In het (ontwerp)bestemmingsplan wordt de Wro-wijzigingszone III niet meer opgenomen. De stand van zaken met betrekking tot de ontwikkelingen aan de oostzijde van het plangebied zijn dusdanig gestagneerd, dat niet te zeggen is of er ook een daadwerkelijke ontwikkeling komt binnen de planperiode. Als de ontwikkeling wel komt binnen de planperiode, is het lastig te voorspellen of de gehanteerde uitgangspunten in de wijzigingsbevoegdheid dan nog steeds van toepassing zijn/voldoende toereikend zijn.
Voor het overige geldt dat binnen de 25 meter veiligheidsafstand van het GOS-gebouw zich twee beperkt kwetsbare bestemmingen bevinden. Deze zijn het activiteitencentrum van de stichting ‘De Hoek’ aan het Weerpad 1B en een woonboot aan het Geuzenpad 2. De afstand tussen het GOS-gebouw en het activiteitencentrum is circa 17 meter. De afstand tot de woonboot is circa 22 meter.
In de huidige situatie wordt er voldaan aan de 25 meter veiligheidscontour tot kwetsbare bestemmingen. De woonboot wordt in de huidige situatie als beperkt kwetsbare bestemming beschouwd, omdat in de omgeving van de woonboot (binnen 1 hectare) geen andere woonbestemming aanwezig is.
Hierboven genoemde veiligheidsafstanden worden op de verbeelding bij het bestemmingsplan gehandhaafd. In de toekomstige situatie zijn, binnen 4 meter van de veiligheidsafstand, geen beperkt kwetsbare bestemmingen toegestaan en binnen de 25 meter van de veiligheidsafstand zijn kwetsbare bestemmingen uitgesloten. Ook binnen 1 hectare grondgebied rondom de woonboot aan het Geuzenpad 2 zijn geen nieuwe woonbestemmingen toegestaan. Nieuwe woonbestemmingen kunnen alleen worden toegestaan indien de woonboot zodanig wordt verplaatst dat hij niet meer binnen de 25 meter van de veiligheidscontour van het GOS W-323 valt.

Op basis van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit geldt voor het GOS W-323 een maximale geluidsnorm van 50 dB(A) op de dichtstbijzijnde geluidgevoelige gebouwen in de omgeving. Voor het GOS W-323 is het dichtstbijzijnde geluidgevoelige gebouw de woonboot aan het Geuzenpad 2 te Zaandam. De afstand tussen de bestemmingsgrens (inclusief het hekwerk) van het GOS tot aan de gevel van de woonboot is circa 15 meter.

De geluidsbelasting, door de bedrijfsactiviteiten van het GOS W-323 op 15 meter, mag de maximale geluidsnorm van 50 dB(A) niet overschreden worden. De Gasunie is zelf verantwoordelijk voor het treffen van de geluidreducerende maatregelen om op 15 meter afstand vanaf de inrichtingsgrens aan de 50 dB(A) geluidsnorm te voldoen.
Binnen de 15 meter afstand vanaf de inrichtingsgrens van het GOS-W 323 is in de toekomst de realisatie van geluidgevoelige gebouwen niet mogelijk.

Aangezien er geen (nieuwe) directe ontwikkelingen meer worden mogelijk gemaakt binnen de toegestane veiligheidsafstand van het GOS leidt deze reactie niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Reactie 6
De opgenomen afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels in artikel 17, aanhef onder lid 3.1 is in strijd met het bepaalde in artikel 14, derde lid Bevb. Verzocht wordt om de tekst te veranderen conform de door de Gasunie meegestuurde tekst.

Reactie 6 gemeente
Artikel 14, lid 3 van het Bevb houdt in dat er geen bouwwerken inclusief kwetsbare bestemmingen binnen de belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding van de Gasunie zijn toegestaan. Binnen de belemmeringenstrook moeten alle bouwwerkzaamheden worden uitgesloten. Op de verbeelding van het voorontwerp is 5 meter afstand aan weerszijden van de leiding opgenomen Dit moet in plaats van 5 meter 4 meter zijn.
De formele inhoud van artikel 14, lid 3 Bevb: “Voor zover in een bestemmingsplan de bevoegdheid wordt opgenomen, om in afwijking daarvan bij omgevingsvergunning het oprichten van bouwwerken in de belemmeringenstrook toe te staan, wordt daarbij bepaald dat de omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend voor zover de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad gen geen kwetsbaar object wordt toegelaten.”

De tekst in de regels van het bestemmingsplan wordt gewijzigd conform het voorstel van de Gasunie.

Reactie 7
De regeling in artikel 17 lid 4.1 is onvoldoende ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leidingen. Hiervoor worden verschillende redenen aangedragen. Verzocht wordt de in het betreffende artikel genoemde werkzaamheden niet diepte afhankelijk te maken.

Reactie 7 gemeente
Graafwerkzaamheden binnen de belemmeringenstrook vormen inderdaad een groot risico voor de omgeving. De regels worden aangepast.

Reactie 8
De uitzondering die gemaakt wordt in artikel 17.4.2 is niet concreet genoeg. Het is voor de Gasunie op voorhand niet te bepalen welke werkzaamheden bedoeld worden met ‘aansluiten van bouwwerken op het net van (openbare) nutsvoorzieningen’. Hierdoor kunnen onbewust onveilige situaties ter plaatse van de leiding ontstaan. Verzocht wordt om de uitzondering te schrappen dan wel concreter te formuleren. Er wordt ook een mogelijkheid geboden de uitzondering te vervangen door een meegestuurde tekstmogelijkheid.

Reactie 8 gemeente
De tekst in de regels van het bestemmingsplan worden aangepast conform het meegestuurde tekstvoorstel.

Reactie 9
Er wordt op gewezen dat binnen de wijzigingsbevoegdheid een gastransportleiding en een gasontvangstation ligt. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de aanwezigheid van de gastransportleiding en het GOS. Verzocht wordt de wijzigingsbevoegdheid uit te breiden met de bepalingen;
• Voordat tot wijziging wordt overgegaan, daar waar de bestemmingen ‘Bedrijf’, ‘Groen’, ‘Maatschappelijk’ en ‘Tuin’ samenvallen met de dubbelbestemming ‘Leiding-Gas’, schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
• Geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
• Voldaan wordt aan de bepalingen uit het Activiteitenbesluit met de veiligheidsafstanden en geluidsnormen ten aanzien van de bestemming ‘Bedrijf-Gasontvangstation'.

Reactie 9
In het (ontwerp)bestemmingsplan wordt de wijzigingsbevoegdheid aan de oostzijde van het plangebied niet meer opgenomen. Voor wat betreft het GOS en de gastransportleiding wordt verwezen naar de opmerkingen onder reactie 5 van de gemeente. Hiermee dient rekening te worden gehouden met mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Voor het overige leidt deze opmerking niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.

Reactie 10
Op grond van het Activiteitenbesluit geldt dat er slechts beperkt kwetsbare bebouwing zich mag bevinden binnen de vereiste veiligheidsafstand van 25 meter vanuit het bouwvlak van het GOS. Bij het toestaan van meer dan twee woningen per hectare, wordt in dit geval de nabij gelegen woonboot (22 meter vanaf de gevel van het GOS) aangemerkt als zijnde een kwetsbaar object. Wat zou betekenen dat het station is strijd is met artikel 3.12 lid 6 van het Activiteitenbesluit. Binnen een afstand van 100 meter zijn er dus geen nieuwe (extra) woningen toegestaan.

Reactie 10 gemeente
Binnen 25 meter veiligheidsafstand van het GOS-gebouw bevinden zich twee beperkt kwetsbare bestemmingen. Deze zijn het activiteitencentrum van stichting “De Hoek”aan het Weerpad 1B en een woonboot aan het Geuzenpad 2 te Zaandam. De afstand tussen het GOS-gebouw en het activiteitencentrum is circa 17 meter. De afstand tot de woonboot is circa 22 meter.
In de huidige situatie wordt er voldaan aan de 25 veiligheidsafstand tot kwetsbare bestemmingen. De woonboot wordt in de huidige situatie beschouwd als beperkt kwetsbare bestemming, in de omgeving van de woonboot (binnen 1 hectare) is namelijk geen andere woonbestemming aanwezig. Wanneer in de toekomst binnen 1 hectare grondgebied vanaf de woonboot nieuwe kwetsbare bestemmingen, zoals een woning, worden toegelaten, dan verandert de status van de woonboot. De woonboot wordt dan beschouwd als een kwetsbare bestemming. Aangezien de woonboot wel binnen de 25 meter veiligheidsafstand van het GOS W-323 valt, ontstaat er dan een saneringssituatie.

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Reactie 11

In de 5e alinea van paragraaf “De groene driehoek” staat een afstand van 15 meter rondom het GOS als in acht te nemen. Dit moet echter 25 meter zijn vanuit het bouwvlak van het GOS.

Reactie 11 gemeente
Dit wordt aangepast in de tekst van het bestemmingsplan.


6. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Reactie 1
In hoofdstuk 5.2 Waterparagraaf wordt vermeld dat de Keur 2010 vanaf 1 januari 2010 van kracht is. Dit moet echter de Keur 2009 zijn.

Reactie 1 gemeente
Dit wordt aangepast in het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie 2
Bij de bestemming ‘Recreatie’ is water niet opgenomen als mogelijke bestemming. Verzocht wordt om hierin de bestemming water op te nemen, aangezien de gronden die bestemd zijn met ‘Recreatie’ aan het water liggen.

Reactie 2 gemeente
In het ontwerpbestemmingsplan wordt in artikel 9.1 ‘bestemmingsomschrijving’ na sub f een lid toegevoegd met daarin de tekst ‘waterhuishoudkundige voorzieningen’.

Reactie 3
Binnen het plangebied is niet al het water als zodanig bestemd. In het bijzonder langs de Gouw en Watering zijn nog enkele delen die binnen de bestemming ‘Groen’ zijn gevallen. Ook in de zuidoosthoek, bij Poelenburg, zijn enkele waterlopen aanwezig die nu de bestemming ‘Recreatie' hebben gekregen. Deze waterlopen zijn van lokaal belang. Verzocht wordt dan ook om de waterlopen te bestemmen als ‘Water’.

Reactie 3 gemeente
In het voorontwerpbestemmingsplan zijn we zo veel als mogelijk is uitgegaan van de feitelijke situatie betreffende het in het plangebied aanwezige water. We dienen echter ook rekening te houden met de verlegging van de straat Poelenburg. Met de verlegging van deze weg kan het zich voor gaan doen dat er enkele waterlopen in vooral de zuidoosthoek moeten worden gedempt. In de bestemmingen ‘Groen’ en ‘Recreatie’ wordt echter wel de mogelijkheid gecreëerd om water aan te leggen/te realiseren. In artikel 6.1. ‘bestemmingsomschrijving’ wordt na sub e een lid toegevoegd met de tekst ‘water’. Met betrekking tot de bestemming ‘Recreatie’ wordt verwezen naar de reactie onder 2.

7. Parteon

Reactie 1
Omwille van energetische redenen worden de buitengevels van de complexen nageïsoleerd. De gevel kan dan met 30 cm worden opgedikt. Is dit een probleem? Is het mogelijk dat rond de te renoveren gebouwen de mogelijkheid bestaat uit te breiden met 2,5 meter? Bijvoorbeeld voor de toevoeging van balkons, luifels, entrees en bergruimten. Tevens wordt overwogen een lift, glazenwasinstallatie-koeling toe te voegen. Dit kan resulteren in een incidentele dakverhoging. Is dit toegestaan?

Reactie 1 gemeente

In beginsel is het de bedoeling dat gebouwen binnen hun bouwblok blijven. Dit geldt in het bijzonder voor de woontorens/flatgebouwen. Om enige flexibiliteit te bieden voor overschrijdingen die voornamelijk ondergeschikt zijn, zoals overschrijdingen als gevolg van het aanbrengen van een isolatiepakket, is artikel 25.1 opgenomen in de regels. Voor alle andere overschrijdingen van het bouwvlak dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het kan zijn dat er door de overschrijding een ongewenste situatie ontstaat in de openbare ruimte. Hierbij is te denken aan de stedenbouwkundige kwaliteit, de (verkeers)veiligheid en de in de grond aanwezige kabels en leidingen. De vakdisciplines van de gemeente dienen zich dan uit te spreken over de aangevraagde (nieuwe) situatie. Het inrichtingsplan voor de openbare ruimte die op dit moment wordt uitgevoerd, vormt hiervoor de basis.
Het is denkbaar om hoogteoverschrijdingen ten behoeve van lifthuizen en technische installaties mogelijk te maken om de gebouwen toekomstbestendig en toegankelijk te maken. Het bestemmingsplan voorziet in uitbreiding van de bestaande entrees bij de zogenaamde haakflats, voor zover dit geen problemen oplevert voor de openbare ruimte. De uitbreidingsmogelijkheden zijn gebaseerd op reeds vergunde aanvragen omgevingsvergunning waarbij medewerking is verleend aan het uitbreiden van de entrees. In het bestemmingsplan is onder artikel 25.1 sub b gewijzigd dat overschrijding van de maximale bouwhoogte ten behoeve van het realiseren van lifthuizen en technische installaties met maximaal 3 meter is toegestaan. Voor de overige aspecten geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie 2
Verzocht wordt de contour van de wijzigingsbevoegdheid te wijzigen. Wanneer de straat Poelenburg wordt verlegd, zal het te bebouwen oppervlak buiten de nu weergegeven wijzigingscontour vallen.

Aansluitend aan de bestaande winkelstrip van de Lobeliusstraat wordt naar alle waarschijnlijkheid het luifelelement doorgezet. Verzocht wordt dit in het bestemmingsplan mogelijk te maken.

Reactie 2 gemeente
De contour van de wijzigingsbevoegdheid is gebaseerd op het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg, waar het verleggen van de straat Poelenburg en de plannen van Parteon met betrekking tot het nieuwe te bouwen winkelcentrum onderdeel van uit maken. De wijzigingsbevoegdheid wordt echter niet meer meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan.
Met betrekking tot het verzoek van het luifelelement wordt verwezen naar reactie 1 van de gemeente.
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan

Reactie 3
In het afwijkingsbesluit voor winkelcentrum de Bloemkorf zijn functies aan de ruimtes toegekend; zonnecentrum, thuiszorgorganisatie, yogacentrum, AHOED en schoonheidssalon. Zijn al deze functies binnen de gemengde bestemming in te vullen?
Welke toegevoegde waarde/functie heeft de SBI-code 471 bij het toekennen van de functieaanduiding aan de Vomar?

Reactie 3 gemeente
De bestemming ‘Gemengd’ is een vrij ruime bestemming. Indien een bepaalde functie past binnen de opgenoemde opsomming in het artikel, de (eventueel) bijbehorende definities en past binnen de Staat van Bedrijfsactiviteiten- functiemenging, zijn ze toegestaan.
De supermarkt Vomar heeft een maatbestemming toegekend gekregen. Dit wordt echter aangepast in het ontwerpbestemmingsplan. Door middel van een herziene Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging behoeft de Vomar geen maatbestemming meer.
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan

Reactie 4
Met betrekking tot de bouw van het nieuwe winkelcentrum is in de anterieure overeenkomst overeengekomen dat de categorieën niet te expliciet worden omschreven, maar alleen te verwijzen naar de verhoudingen sociaal/niet-sociaal.

Reactie 4 gemeente
Op het moment van schrijven van het voorontwerpbestemmingsplan was er nog slechts sprake van een concept anterieure overeenkomst, niet getekend door beiden partijen. Voor de betreffende wijzigingsbevoegdheid is dan ook uitgegaan van het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg en de concept anterieure overeenkomst. De wijzigingsbevoegdheid wordt echter niet meer meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan waardoor de anterieure overeenkomst en zijn inhoud niet meer van direct belang zijn voor het bestemmingsplan. Daarbij is ook van belang dat de concept anterieure overeenkomst nooit is ondertekend
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan

Reactie 5
Verzocht wordt een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor de percelen die vanuit het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg gewijzigd zullen gaan worden (MFA, Woningbouw ZVH).
Artikel 3 bedrijf SBI-code 473-2 ‘benzinestations/bedrijf’. Welke functie heeft deze toekenning en waarom benzinestations? Er zijn geen benzinestations gewenst op de betreffende locatie.
In artikel 24.3 staan de woningcategorieën met percentages weergegeven. Welk overzicht is hiervoor gebruikt?

Reactie 5 gemeente
Positieve/directe bestemmingen en wijzigingsbevoegdheden worden alleen dan opgenomen in het bestemmingsplan als de ontwikkelingen voldoende concreet zijn. Dit betekent onder andere dat de locatie bekend moet zijn, er moet bekend zijn of er sloop/nieuwbouw dan wel renovatie gaat plaats vinden, welke functie er toegekend moet worden aan het gebouw, of de grondexploitatie goed geregeld is, etc. Wanneer er met betrekking tot een ontwikkeling te veel onduidelijkheden zijn dan kan hij niet worden opgenomen in het bestemmingsplan.

Bij ZVH is inmiddels bekend dat zij sloop/nieuwbouw willen plegen. Er staan echter nog geen plannen op papier en er zijn nog (te) veel onduidelijke factoren die afgewogen moeten worden voordat er een plan op papier komt. Dit wordt dan ook niet meegenomen in het bestemmingsplan.
De enige locatie in het bestemmingsplan waar een benzinestation zit is aan de Weer. Het betreft hier een LPG-station. Dit brengt een zeker risico met zich mee met het oog op de externe veiligheid en de omgeving. Het benzinestation had dan ook in eerste instantie een maatbestemming gekregen. In het ontwerpbestemmingsplan wordt deze maatbestemming niet meer meegenomen. Het tankstation wordt namelijk een onbemand tankstation. Een LPG-tank en de verkoop hiervan is dan wettelijk niet meer toegestaan. Deze tank en toebehoren moeten dan ook uiterlijk in het derde kwartaal van 2013 zijn verwijderd.
De percentages woningcategorieën genoemd in artikel 24.3 zijn gebaseerd op het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg. De wijzigingsbevoegdheid wordt echter niet meer meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan.
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan

Reactie 6
Welke relatie heeft de aanpassing van de Welstandsnota tot het nieuwe bestemmingsplan?

Reactie 6 gemeente
De Welstandsnota wordt aangepast met het oog op de renovaties die wel gepland staan voor de komende jaren. De bepalingen in de Welstandsnota die nu nog op het plangebied van toepassing zijn, zijn verouderd en behoeven dan ook aanpassing naar de huidige tijd. Hierbij wordt ook het Uitvoeringsprogramma en de ambitie die in het Uitvoeringsprogramma wordt verwoordt in het achterhoofd gehouden. Tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan wordt ook het ontwerp van de Welstandsnota ter inzage gelegd. Iedereen kan hier dan zijn reactie op geven.
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan

8. ZVH

Reactie 1
Ten behoeve van geplande renovaties zijn onder andere de volgende maatregelen noodzakelijk; het verdikken van het gevelpakket t.b.v. isolatie, het plaatsen/vergroten van balkons, het plaatsen van liften en uitbouwen van de begane grond t.b.v. het vergroten van entrees en bergingen. Hiervoor is een margestrook nodig van ca. 2,5 meter en mogelijk meer. Vallen deze zaken onder artikel 27.1 en 27.2?

Reactie 1 gemeente
De benoemde zaken vallen niet onder artikel 27.1 of 27.2. Deze artikelen hebben betrekking op het overgangsrecht. De gemeente vermoed dat ZVH de bedoeling had om te verwijzen naar artikel 25.1. In dat geval wordt voor een verdere beantwoording van de reactie verwezen naar de reactie van de gemeente bij Parteon onder nummer 1.

Reactie 2
Verzocht wordt de locaties van de E-flats te voorzien van een wijzigingsbevoegdheid. Renovatie dan wel sloop/nieuwbouw zijn nog steeds actuele varianten voor deze locaties. Momenteel zijn er gesprekken met de bewonerscommissie. Een definitieve keuze wordt naar verwachting aan het einde van de zomer gemaakt.

Reactie 2 gemeente
Een wijzigingsbevoegdheid kan alleen dan op een locatie gelegd worden indien de ontwikkeling concreet genoeg is. ZVH heeft weliswaar de keuze gemaakt om sloop/nieuwbouw te plegen op de locatie van de E-flat, maar er zijn echter nog geen plannen op papier dan wel inhoudelijk gesprekken met de gemeente hierover geweest. Er zijn momenteel dan ook te weinig uitgangspunten welke ook nog objectief genoeg zijn om op te nemen in een wijzigingsbevoegdheid.
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan

Reactie 3
Bij een deel van de zogeheten haakflat (Lobeliustoren) beschikken de woningen op de begane grond over een tuin. Verzocht wordt dat het voorontwerp hier ruimte voor biedt.

Reactie 3 gemeente
De betreffende gronden beschikken in het voorontwerpbestemmingsplan over de bestemming ‘Groen’. De gronden zijn in eigendom van de gemeente Zaanstad. De stukjes grond zijn verpacht door de gemeente Zaanstad aan de woningcorporatie. Op basis van een (privaatrechtelijke) overeenkomst mogen de betreffende gronden gebruikt worden als tuin. Er is dan ook geen noodzaak om dit op een andere wijze in te vullen dan nu het geval is.

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie 4
Er dient voldoende ruimte te zijn voor het plaatsen van liften en GSO-installaties. Het voorontwerp biedt hiervoor slechts 1 meter extra ruimte in de bouwhoogte (artikel 25.1. b). Het is wenselijk hier 2 meter van te maken.

Reactie 4 gemeente
Het is denkbaar om hoogteoverschrijdingen ten behoeve van lifthuizen en technische installaties mogelijk te maken om de gebouwen toekomstbestendig en toegankelijk te maken. In het bestemmingsplan is onder artikel 25.1 sub b gewijzigd dat overschrijding van de maximale bouwhoogte ten behoeve van het realiseren van lifthuizen en technische installaties met maximaal 3 meter is toegestaan

Reactie 5
Gevraagd wordt wat de basis is voor het omschreven programma van de wijzigingsbevoegdheid aan de oostzijde? Sluit dit aan op het Masterplan/Uitvoeringsprogramma
Daarnaast zijn er vraagtekens bij een zeer strikte formulering van de financieringscategorieën. Verzocht wordt te werken met bandbreedtes ten aanzien van aantallen en categorieën. Ook wordt aangedragen dat de term ‘marktwoningen’ beter aansluit bij de huidige tijd dan de term ‘koopwoningen’.

Reactie 5 gemeente
De basis en uitgangspunten verwerkt in de wijzigingsbevoegdheid aan de oostzijde zijn gebaseerd op het Masterplan/Uitvoeringsprogramma. De financieringscategorieën zijn ook hieruit ontleend. De wijzigingsbevoegdheid voorziet al in bandbreedtes die destijds met elkaar gemaakt en afgesproken zijn. Nu het Uitvoeringsprogramma vastgesteld is door de raad kan daar niet zonder reden van afgeweken worden. In het vervolg van de procedure wordt de wijzigingsbevoegdheid aan de oostzijde echter niet meer meegenomen.
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan

9. Rochdale

Reactie 1
Ten behoeve van de voorgenomen renovaties zijn onder andere de volgende maatregelen noodzakelijk; het verdikken van het gevelpakket ten behoeve van isolatie, het plaatsen en/of vergroten van balkons, het plaatsen van liften en het verruimen van entrees en bergingen op de begane grond. Hiervoor is een margestrook nodig van circa 2 tot 2,5 meter rond de bestaande gebouwcontouren en in een aantal situaties nog wel meer. In een aantal gevallen passen de huidige gebouwen niet binnen de bestemmingsgrens (in het bijzonder de torenflats o.a. Goethartstraat 1 t/m 63). Biedt verder artikel 23.1 voldoende ruimte voor eventuele afwijkingen?

Reactie 1 gemeente
De zogenaamde ‘10%-regeling’ van artikel 23.1 sub c kan (onder de genoemde voorwaarden in het artikel) worden toegepast voor de in de reactie genoemde (bouw)werkzaamheden. Of dat voldoende is hangt af van wat er aangevraagd wordt.

Reactie 2
Voor de beoogde sloop/nieuwbouwontwikkelingen aan de westzijde ter plaatse van de haakflat Dodonaeusstraat/ Poelenburg en de haakflat Clusiusstraat/Poelenburg is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De aanpak van de westzijde van de straat Poelenburg is echter altijd eerder in de planningen opgenomen. Verzocht wordt dan ook om hier ook een wijzigingsbevoegdheid op te nemen.

Reactie 2 gemeente
Ter plaatse van de haakflat Dodonaeusstraat/ Poelenburg was de zogenaamde MFA voorzien. Wen ontwikkeling op deze locatie is niet haalbaar. De locatie van de haakflat Clusiusstraat/Poelenburg kent ook geen actuele en concrete ontwikkelingsplannen op het moment van schrijven. De gemeente Zaanstad heeft dan ook onvoldoende uitgangspunten die zo concreet en objectief zijn dat zij een wijzigingsbevoegdheid op deze locaties kan opnemen. De reactie leidt dan ook niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie 3
Bij de E-flats langs de straat Poelenburg zijn de tussenliggende garages wegbestemd. Hiervoor is de bestemming ‘Groen’ in de plaats gekomen. Het weglaten van de garages in het voorontwerp betekent dat er in de periode tot de uitvoering van het Masterplan geen mogelijkheid is om de garages aan te pakken of bijvoorbeeld een tijdelijke invulling te geven (bijvoorbeeld bedrijfsruimte of een ruimte voor kunstenaars). Mogelijk is een renovatievariant gewenst waarbij de garages ook in de definitieve situatie blijven staan. Verzocht wordt dit mogelijk te maken in het bestemmingsplan.

Reactie 3 gemeente
Het wegbestemmen van de garages is gebaseerd op de uitgangspunten in het Masterplan/Uitvoeringsprogramma (verbeteren sociale veiligheid door “ogen op de straat”) én een getekende overeenkomst hiertoe. Het blijven bestaan van de garages is niet in overeenstemming met het Uitvoeringsprogramma en komt de sociale veiligheid van het gebied niet ten goede.
Voor zover er behoefte is om de garages te gebruiken als bedrijfsruimte o.i.d. merken wij op dat dat niet mogelijk is met de bestemming garage. Hiervoor dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd voor in ieder geval de wijziging van het gebruik.
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie 4
Bij een deel van de zogeheten haakflats (o.a. Clusiusstraat/Poelenburg) beschikken de woningen op de begane grond over een tuin. Verzocht wordt dat het bestemmingsplan hier ruimte voor biedt.

Reactie 4 gemeente
Zie reactie 3 van de gemeente bij ZVH.

Reactie 5
Er dient voldoende ruimte te zin voor het plaatsen van liften en GSO-installaties. Het voorontwerp biedt hiervoor slechts 1 meter extra ruimte in de bouwhoogte. Minimaal 2 meter is noodzakelijk.

Reactie 5 gemeente
Zie reactie 4 van de gemeente bij ZVH.

Reactie 6
Gevraagd wordt wat de basis is voor het omschreven programma van de wijzigingsbevoegdheid aan de oostzijde? Sluit dit aan op het Masterplan/Uitvoeringsprogramma
Daarnaast zijn er vraagtekens bij een zeer strikte formulering van de financieringscategorieën. Verzocht wordt te werken met bandbreedtes ten aanzien van aantallen en categorieën. Ook wordt aangedragen dat de term ‘marktwoningen’ beter aansluit bij de huidige tijd dan de term ‘koopwoningen’.

Reactie 6 gemeente
Zie reactie 5 van de gemeente bij ZVH.

10. Kamer van Koophandel Amsterdam

Reactie 1
Verzocht wordt om zo min mogelijk beperkingen op te leggen aan ondernemerschap door 50% van de woonoppervlakte aan te houden en geen oppervlaktelimiet voor wat betreft werken aan huis.

Reactie 1 gemeente
Het beleid voor bedrijven in woonhuizen gaat er vanuit dat de woonfunctie leidend is en dat de bedrijfsvestiging ondergeschikt is. Van ondergeschiktheid is sprake als de vestiging beperkt blijft tot 65 m2 en maximaal een derde van het woonhuis beslaat. Op basis van jurisprudentie met betrekking tot dit onderwerp is gekozen voor de zogenaamde 30% - 70% regeling. Dat wil zeggen dat wanneer een beroep of bedrijf aan huis niet meer dan 30% van het bruto woonvloeroppervlak bedraagt, er op het pand geen bedrijfsbestemming wordt gelegd, maar de woonbestemming gehandhaafd blijft.
Het betreft hier vastgesteld beleid waar wij in het bestemmingsplan niet van af kunnen/mogen wijken. Beleid kan weliswaar gewijzigd worden, maar dat is geen primaire taak voor het bestemmingsplan.

Reactie 2
Twaalf bedrijven in het plangebied krijgen een maatbestemming. Het verbaast de KvK dat bedrijven die bijdragen aan het voorzieningenniveau en thuishoren in een woonomgeving een maatbestemming krijgen. Voor bedrijven is dit niet gunstig, want een dergelijke bestemming legt beperkingen op aan de uitbreiding- en overdrachtsmogelijkheden.

Reactie 2 gemeente
De reden dat een aantal bedrijven in het plangebied een maatbestemming hebben is niet omdat zij niet gewenst zijn in het plangebied, maar vanuit milieutechnisch oogpunt niet op de juiste plek zitten. Deze bedrijven zijn namelijk constructief verbonden met woningen. Dit kan een zekere mate van overlast veroorzaken voor deze woningen en herhaling hiervan in de toekomst is dan ook niet gewenst.
Een maatbestemming beperkt niet per definitie de uitbreidingsmogelijkheden. Dit is volledig afhankelijk van wat wordt aangevraagd. Een maatbestemming kan wel de overdrachtsmogelijkheden beperken in die zin, dat wanneer een bedrijf zich wil vestigen die niet gelijkwaardig is aan het bestaande bedrijf met maatbestemming, dan is dat niet mogelijk. Overdracht aan potentiële kopers die een bedrijf willen vestigen conform de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging die van toepassing is op het gebied hoeft geen probleem op te leveren.

Wel is het aantal maatbestemmingen teruggebracht in het ontwerpbestemmingsplan door een aanpassing in de bij de regels horende Staats van Bedrijfsactiveiten - functiemenging. De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie 3
In de toelichting op pagina 48 staat in de één na laatste alinea een tekstuele fout. Waar ‘mens’ staat hoort vermoedelijk ‘wens’ te staan

Reactie 3 gemeente
Dit wordt aangepast in het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie 4
In de regels is gekozen voor een gemengde bestemming bij Smitsven/Blooksven terwijl er tot op heden sprake is van een binnenstedelijk bedrijventerrein met (bedrijfs)woningen. Deze locatie is vrijwel de enige plek in het plangebied waar iets zwaardere bedrijven (cat. B) hun bedrijf kunnen voeren. Het zou wenselijk zijn om deze locatie beschikbaar te houden voor ambachtelijke bedrijven tot en met categorie B. Wonen dient daaraan ondergeschikt te zijn. Er wordt geadviseerd een beperking aan te brengen ten aanzien van het toestaan van units detailhandel.

Reactie 4 gemeente
Detailhandel bij Smitsven/Blooksven is ongewenst. Zaanstad kent een sterk overaanbod van winkels vooral in Zaandam Zuidoost. Met het toevoegen van meters moet zeer terughoudend worden omgegaan. Bovendien schrijft het beleid voor detailhandel te concentreren in bestaande centra, zodat deze versterkt worden. Het toestaan van ontwikkelingen buiten deze centra is daarom ongewenst. Verder wordt voor de komende 10 jaar ingezet op behoud van de bedrijfsbestemming (met de mogelijkheid van wonen boven de bedrijven). Het belang van wijkeconomie wordt breed erkend. Dit vraagt o.a. om concentratie en zichtbaarheid van economische activiteit.
Voor wat betreft de zwaardere bedrijvigheid, dit is tevens ongewenst. Gezien de aanwezigheid van al vergunde (boven)woningen op het terrein en de nabijheid van andere woningen en maatschappelijke bestemmingen, dient de mogelijke overlast van bedrijven zo veel mogelijk beperkt te blijven. Zwaardere categorieën bedrijvigheid brengen automatisch ook meer overlast mee. Dit is niet gewenst.

De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging

Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging

Bijlage 1 Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 1 Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen

Bijlage 2 Typologieën

Bijlage 2 Typologieën

Bijlage 3 Milieuonderzoek

Bijlage 3 Milieuonderzoek

Bijlage 4 Watertoetsoverleg

Bijlage 4 Watertoetsoverleg