KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 11 Recreatie
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Tuin - 1
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 18 Water
Artikel 19 Water - 1
Artikel 20 Water - Woonschepenligplaats
Artikel 21 Wonen
Artikel 22 Leiding - Gas
Artikel 23 Leiding-hoogspanningsverbinding
Artikel 24 Waarde - Archeologie 1
Artikel 25 Waarde - Archeologie 2
Artikel 26 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Algemene Bouwregels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 33 Overige Regels
Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
Artikel 36 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Leeswijzer
1.2 Aanleiding En Doelstelling
1.3 Plangebied
1.4 Planvorm
1.5 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Geschiedenis Van Het Plangebied
2.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
2.3 Groen En Water
2.4 Wonen, Leven En Werken
2.5 Infrastructuur
2.6 Te Beschermen Waarden
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijk
3.3 Provincie
3.4 Gemeente
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.4 Wonen
4.5 Maatschappelijke Voorzieningen
4.6 Groen , Sport En Speelruimte
4.7 Bedrijvigheid
4.8 Kantoren
4.9 Detailhandel
4.10 Horeca
4.11 Infrastructuur En Parkeren
4.12 Overige Onderwerpen
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten En Ontwikkelingen
5.1 Gebiedsspecifieke Uitgangspunten
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Inleiding
6.2 Geluid
6.3 Beperkingengebied Luchthaven Schiphol
6.4 Externe Veiligheid
6.5 Elektromagnetische Straling
6.6 Geur
6.7 Luchtkwaliteit
6.8 Bodemkwaliteit
6.9 Duurzaam Bouwen
6.10 Natuurwaarden En Flora- En Faunawet
6.11 Bedrijven En Milieuzonering
Hoofdstuk 7 Wateraspecten
7.1 Watertoets
7.2 Organisatie
7.3 Waterstructuur
7.4 Oppervlaktewater En Waterkeringen
7.5 Grondwater
7.6 Beleidskader
7.7 Riolering
7.8 Slibdepot
7.9 Wateraspecten In Regels En Verbeelding
Hoofdstuk 8 Beschrijving Planvorm En Bestemmingsplanregeling
8.1 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
8.2 Bestemmingsregeling
8.3 Cultuurhistorie En Archeologie
8.4 Bestemmingsplanprocedure
8.5 Gekozen Planvorm
8.6 Planmer-plicht
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
9.3 Handhaafbaarheid
Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Overleg
10.1 Kennisgeving Ingevolge Artikel 1.3.1 Bro
10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
10.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 1 Milieuonderzoek
Bijlage 2 Watertoetsoverleg
Bijlage 3 Cultuurhistorische Verkenning De Hemmes
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 6 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
Bijlage 7 Artikel 3.1.1 Bro Reacties
Bijlage 8 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 9 Nota Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 10 Behandeling Raad En Amendementen

Zaandam Noord

Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad

Onherroepelijk op 24-02-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Zaandam Noord van de gemeente Zaanstad.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand: NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.7 Achtergevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.8 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 Antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 Archeologische waarde

Waarde waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.11 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 Bestaande bebouwing / bouwwerken

Bebouwing / bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig zijn of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend danwel een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend die kan worden verleend.

1.13 Bed & Breakfast

Toegestaan gebruik dat hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 10 slaapplaatsen.

1.14 Bedrijf

Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en/of de Staat van Bedrijfsactiviteiten -functiemenging.

1.15 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

1.16 Bedrijfswoning of dienstwoning

Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, kennelijk slechts bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep personen, die behoort bij en waarvan de bewoning noodzakelijk is voor en verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.

1.17 Beeldkwaliteitsplan

Een plan, opgesteld als aanvulling op het ruimtelijke plan dat zich doorgaans vooral richt op functionele kwaliteiten, dat de na te streven beeldkwaliteit beschrijft; dat gebeurt onder meer door aan te geven op welke ruimtelijke kenmerken van landschap en bebouwing en landschappelijke structuren en elementen moet worden ingespeeld en welke streefbeelden daarbij gelden.

1.18 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 BEVI-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 Bijbehorende bouwwerken

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.22 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 Bouwgrens

Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.24 Bouwhoogtescheidingslijn

Een aanduiding die de scheiding aangeeft tussen de gedeelten van een bestemmings- of bouwvlak waarop verschillende maximale bouw- en/of goothoogten zijn toegestaan.

1.25 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Deze zijn aan te merken als bijzondere bouwlaag.

1.26 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.28 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.30 Brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc..

1.31 Bungalow

Een bungalow is een vrijstaande woning van één verdieping met een plat of licht hellend dak. Alle woonruimtes van een bungalow bevinden zich op de begane grond.

1.32 Cultuur en ontspanning

Het verrichten van activiteiten gericht op educatie, vermaak en ontspanning en naar de aard daarbij behorende toeristiche, recreatieve en culturele activiteiten, met uitzondering van horeca.

1.33 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.34 Dagrecreatie

Recreatie in de open lucht, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.35 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.36 Dienstverlening

Inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet-commerciële diensten.

1.37 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.38 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.39 Functiescheidingslijn

Een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies zijn toegestaan.

1.40 Garage

Een niet tot de openbare weg behorende of niet voor het openbaar verkeer toegankelijke, geheel of gedeeltelijk besloten of open ruimte of samenstel van ruimten, bestemd tot of in gebruik als stallingplaatsen.

1.41 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 Gestapelde woning

Een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen als winkels en dienstverlening zijn gebouwd.

1.43 Groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oever-, groenvoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.44 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.45 Horecabedrijf

Een bedrijf, waarbinnen horeca-activiteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging.

1.46 Huisgebonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiermee wordt geen detailhandel of horeca bedoeld.

1.47 Huisgebonden beroep

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.48 Kamerverhuur

Het bewonen van een deel van een woning, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijke huishouding te voeren.

1.49 Kap

Een afdekking van een gebouw, met ten minste twee schuine zijden waarbij de hellingshoekminimaal 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt en waarvan de bovenzijde maximaal 33% is afgevlakt.

1.50 Kapberg

Een hooiberg voorzien van een kap, al dan niet van riet.

1.51 Ligplaats

Een met een schip in het water aan de walkant ingenomen plaats, die daartoe als zodanig is aangewezen.

1.52 Maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.53 Maatschappelijke voorzieningen cq. dienstverlening

Overheids-, welzijns-, ouderen, medische, onderwijs-, culturele en religieuze voorzieningen, jeugd-/kinder-/naschoolse opvang, voorzieningen inzake openbare orde en veiligheid en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, en overige openbare (speel)voorzieningen.

1.54 Meetverschil

Een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens.

1.55 Nok

Het hoogste punt van een gebouw, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en antennes niet meegerekend.

1.56 Ondergeschikte bouwdelen

Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  2. b. ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  3. c. luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

1.57 (Openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding

Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals onder meer transformatorbouwwerken, gasreduceerstations, pompstations, schakelbouwwerken, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, sluizen, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

1.58 Openbare ruimte

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.59 Parkeervoorziening

Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer.

1.60 Peil

  1. a. Voor een gebouw op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  2. b. Voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
  3. c. voor een bouwwerk op en perceel waarvan de toegang niet direct aan een weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  4. d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.61 Planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Zaandam Noord.

1.62 Praktijkruimte

Een gebouw of een gedeelte daarvan dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.63 Plint

Zie definitie onder Eerste bouwlaag.

1.64 Speeltoestel

Een speeltoestel als bedoeld in het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen.

1.65 Speelvoorzieningen

Voorzieningen voor speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen/terreinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc.) en trapvelden.

1.66 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.67 Straatmeubilair

De op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.

1.68 Supermarkt

Een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen.

1.69 Verbeelding

Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Zaandam Noord met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.

1.70 Verenigingsgebouw

Gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding en waar aan sociaal-cultureel werk wordt gedaan met inbegrip van een clubhuis, buurthuis en sportclubgebouw.

1.71 Verkeersvoorzieningen

Rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, parkeervoorzieningen , verkeerslichten, lantaarnpalen en fietsenstallingen.

1.72 Verkoopvloeroppervlak (vvo)

De voor het publiek toegankelijke ruimte waar goederen zijn of kunnen worden tentoongesteld en/of uitgestald ten behoeve van verkoop.

1.73 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.74 Voorgevel(rooi)lijn

Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens.

1.75 Waterkering

Natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming.

1.76 Waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verbandhoudend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.77 Wgh-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.78 Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden niet zijnde kamerverhuur.

1.79 Woonark

Drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw, of dat bestaat uit een casco dat herkenbaar is als van een origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf.

1.80 Woonboot

Drijvend of varend object te water dat herkenbaar is aan de romp en de opbouw als schip en dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf.

1.81 Woonschip

Woonark of woonboot, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meerdere personen, niet zijnde een waterwoning.

1.82 Wijkgerichte gezondheidsdiensten

Apotheek, huisarts, fysiotherapie, thuiszorg en poliklinische faciliteiten en soortgelijke diensten, alsmede diensten ten behoeve van kinderopvang.

1.83 Zendmast

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

1.84 Zijgevel

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.3 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.4 Bouwdiepte

Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.5 Bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

2.6 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 Brutovloeroppervlakte van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.8 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.10 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. bedrijfswoningen voor zover het betreft bestaande vergunde bedrijfswoningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' ten hoogste één woning;
  4. d. bedrijfsactiviteiten met een SBI-code zoals genoemd in onderstaande tabel ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - ...:
Functieaanduiding SBI-code Adres bedrijf
Specifieke vorm van bedrijf - 2 7712 Kalf 33D
Specifieke vorm van bedrijf - 3 301-3 Kalf 33C

met de daarbij horende:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. g. verkeersvoorzieningen;
  4. h. water;
  5. i. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming en de inrichting van het terrein, zoals erven, tuinen en parkeervoorzieningen;

waarbij geldt dat:

  1. j. de functies zoals bedoeld onder a uitsluitend zijn toegestaan indien zij voorkomen in categorie A, B1, B2 of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. k. bedrijfsactiviteiten die behoren tot de volgende functies zijn niet toegestaan:
    1. 1. cultuur en ontspanning
    2. 2. detailhandel
    3. 3. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende)
    4. 4. horeca
    5. 5. kantoren, met uitzondering van kantoren behorend bij de wel toegestane bedrijven;
    6. 6. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  3. l. voor de panden met de functies categorie B2 geldt de volgende bepaling:
    panden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies danwel
    aan de panden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding
  4. m. voor de bedrijfsactiviteiten vallende in categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging gelden de volgende voorwaarden:
    1. 1. de bedrijfspanden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies, dan wel
    2. 2. aan de bedrijfspanden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding, en
    3. 3. het bedrijf dient een directe ontsluiting te hebben op de hoofdinfrastructuur.

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder a tot en met d ten behoeve van bedrijven die niet in de desbetreffende Bijlage 2 Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging of niet onder de toegelaten categorie (-en) zijn opgenomen, maar die naar aard en invloed op de omgeving met de toegestane bedrijven gelijkgesteld kunnen worden;
  2. b. Bij toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 3.3 onder a wordt getoetst of geen blijvende, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn opgenomen in de van deze planregels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' tot ten hoogste de milieucategorie als aangegeven op de verbeelding;
  2. b. detailhandel in personenauto's en motoren;
  3. c. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein - ...' zijn tevens bedrijfsactiviteiten toegestaan met een SBI-code zoals genoemd in onderstaande tabel:
Functieaanduiding SBI-code Adres bedrijf
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 1 104102-1 Diederik Sonoyweg 1
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 2 494-0 Albert Keijzerstraat 1, Oostzijde 423
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 3 49391 Dr. H. G. Scholtenstraat 9-15
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 4 104102-1 Kalf 5-9-11
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 5 2561 Paltrokstraat 31
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 6 2711 Paltrokstraat 10
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 7 2893 Paltrokstraat 35
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 8 45112 Paltrokstraat 17
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 9 1082-2 Oostzijde 321
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 10 2895 Oostzijde 376
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 11 10821-1 Kalf 17
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 12 1089 Diederik Sonoyweg 17
Specifieke vorm van bedrijventerrein - 13 351 Diederik Sonoyweg 13

met de daarbij behorende:

  1. d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming en de inrichting van het terrein, zoals erven, tuinen en parkeervoorzieningen;

alsmede

  1. f. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  2. g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een monument gevestigd;
  3. h. ter plaatse van de aanduiding 'sport' zijn tevens sportvoorzieningen toegestaan;
  4. i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is tevens een parkeerterrein toegestaan;
  5. j. water;

met dien verstande dat

  1. k. bedrijfsactiviteiten die behoren tot de volgende functies, niet zijn toegestaan:
    1. 1. cultuur en ontspanning;
    2. 2. detailhandel;
    3. 3. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende), met uitzondering van de percelen grenzend aan de Paltrokstraat;
    4. 4. horeca;
    5. 5. kantoren, met uitzondering van kantoren behorend bij de wel toegestane bedrijven;
    6. 6. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder a teneinde het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf toe te staan, dat:

  1. a. in de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegestane categorie die naar aard en invloed op de omgeving met de toegestane bedrijven gelijkgesteld kunnen worden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig beperkt en geen blijvende, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu;
  2. b. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, tot ten hoogste in categorie 5.1, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegestane categorie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen onevenredig beperkt en onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. supermarkt;

met de daarbij behorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. e. verkeersvoorzieningen;
  4. f. water;
  5. g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bedrijven die zijn opgenomen in de van deze planregels deel uitmakende bijlage 2 Staatvan Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  3. c. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen;
  4. d. dienstverlening;
  5. e. horecabedrijven die - in de van deze planregels deel uitmakende bijlage 2 Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging - vallen onder categorie A alsmede voor horecabedrijven die niet in de lijst onder de desbetreffende categorie zijn opgenomen, maar die naar aard en invloed met dergelijke horecabedrijven kunnen worden gelijkgesteld;
  6. f. cultuur en ontspanning;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening;
  8. h. water;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' ook voor horecabedrijven behorend tot en met categorie B1 van de bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten -functiemenging;
  10. j. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - ... zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan met een SBI-code zoals genoemd in onderstaande tabel:
Functieaanduiding SBI-code adres bedrijf
Specifieke vorm van gemengd - 2 18124 Oostzijde 381-383
Specifieke vorm van gemengd - 3 4321 Oostzijde 397B
  1. k. ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van Gemengd - 4' is tevens toegestaan de opslag van caravans, campers, vouw- en aanhangwagens, boten, huisraad, auto's en aanverwante artikelen, met uitzondering van explosieve stoffen, brandbare stoffen en delfstoffen;
  2. l. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming zoals erven, tuin en nutsvoorzieningen, waterhuishoudelijke voorzieningen en parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. m. de functies zoals bedoeld onder a t/m g uitsluitend zijn toegestaan indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. voor de panden met de functies genoemd in categorie B2 geldt dat zij vrij dienen te staan van woningen en andere milieugevoelige functies danwel aan de panden dienen andere bouwkundige voorziennigen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding;
    2. 2. voor de panden met de functies genoemd in categorie C van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging geldt naast de voorwaarden genoemd in artikel 6.1 onder l 1, dat de ontsluiting van het bedrijf dient te liggen aan een hoofdweg;
  2. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' onderwijs en kinderdagverblijven, waaronder mede begrepen buitenschoolse opvang, niet zijn toegestaan;
  3. o. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' wonen niet is toegestaan.

6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 onder b teneinde het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf toe te staan, dat:
    1. 1. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegestane categorie de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig beperkt en geen blijvende, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu;
    2. 2. na uitbreiding, wijziging of aanpassing valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegestane categorie de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig beperkt en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu;
  2. b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 onder e teneinde het gebruik van gronden ten behoeve van een horecabedrijf toe te staan, dat:
    1. 1. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende horecabedrijf in vergelijking met horecabedrijven die vallen onder de toegestane categorie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig beperkt en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu;
    2. 2. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de Staat van Bedrijfsactiviteiten -functiemenging valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het horecabedrijf in vergelijking met horecabedrijven die vallen onder de toegestane categorie de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig beperkt en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. water;
  4. d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. e. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming, zoals bruggen.

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca-activiteiten in maximaal categorie B1, zoals beschreven in bijlage 2 Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging alsmede voor horecabedrijven die niet in de lijst onder de desbetreffende categorie zijn opgenomen, maar die naar aard en invloed met dergelijke horecabedrijven kunnen worden gelijkgesteld;

met de daarbij behorende;

  1. b. kantoren, ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
  2. c. erven;
  3. d. terrassen;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

8.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening;

met de daarbij behorende;

  1. b. horeca, maximaal categorie A van bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. e. verkeersvoorzieningen;
  5. f. water;
  6. g. ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel' (ds) is een dierenasiel toegestaan;
  7. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 3' is een gemeentewerf toegestaan;
  8. i. overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

met dien verstande dat

  1. j. op de percelen Augustusbloemweg 4 en Dovenetelweg 116 onderwijs niet meer is toegestaan zodra het gebruik ten behoeve van onderwijs wordt beëindigd. Praktijkonderwijs en gymastiekbeöefening blijven toegestaan;
  2. k. op het perceel Perzikkruidweg 2-4 onderwijs en kinderdagverblijven, waaronder mede begrepen buitenschoolse opvang, niet meer zijn toegestaan zodra het gebruik ten behoeve van onderwijs dan wel buitenschoolse opvang wordt beëindigd. Praktijkonderwijs en gymastiekbeöefening blijven toegestaan;
  3. l. op de percelen Veldbloemenweg 6-8 en Perzikkruidweg 2b is onderwijs anders dan praktijkonderwijs en gymnastiekbeoefening, niet toegestaan;
  4. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-1' zijn onderwijs en kinderdagverblijven, waaronder mede begrepen buitenschoolse opvang, niet toegestaan;
  5. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-2' zijn kinderdagverblijven, waaronder mede begrepen buitenschoolse opvang, niet toegestaan.

9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden, mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Maatschappelijk - Begraafplaats´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. begraafplaatsen, columbaria en daaraan gerelateerde voorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. objecten voor beeldende kunst;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. water;
  6. f. verkeers- parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een monument gevestigd;
  8. h. overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. water;
  4. d. voet- en fietspaden;

Met de daarbij behorende;

  1. e. horeca, maximaal categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging: ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
  2. f. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming en de inrichting van het terrein, zoals speelvoorzieningen en bruggen.

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. maximaal 1% van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'jachthaven'.

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport(voorzieningen);
  2. b. water

met de daarbij behorende en ondergeschikte:

  1. c. horeca zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging in categorie B1,
  2. d. ondergeschikte detailhandel, gerelateerd aan de bestemming;
  3. e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

12.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. wonen, slechts voor zover dit plaatsvindt binnen de bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker en voor zover gebouwd aan en ten behoeve van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden met de bestemming Wonen;
  3. c. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

13.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw is een erker toegestaan;
  2. b. een erker is alleen toegestaan wanneer er sprake van is van een vlakke voorgevel
  3. c. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 66% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw.
  4. d. de voorzijde van de erker mag niet meer dan 50% van de diepte van de afstand tussen de voorgevelrooilijn tot perceelsgrens beslaan en niet meer dan 1,5 m voor de voorgevel zijn gelegen;
  5. e. de hoogte van de erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter.
  6. f. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker is toegestaan tot een maximum van de diepte van de betreffende erker.
  7. g. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen.

Artikel 14 Tuin - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en erven behorende bij de aangrenzende woonschepenligplaats;

met de daarbijbehorende:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. d. paden;
  4. e. water;
  5. f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor het verkeer met een primair doorgaand karakter (stroomfunctie);

met de daarbij behorende:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. water;
  3. d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. e. verkeersvoorzieningen;
  5. f. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is tevens een garage toegestaan, en
  6. g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

15.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 15.1 gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. railverkeer;
  2. b. spoorvoorzieningen, waaronder een station met de daarbij behorende horecabedrijven die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging vallen onder categorie A en detailhandel;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. e. verkeersvoorzieningen;
  6. f. water;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' is tevens een fietsenstalling toegestaan;
  8. h. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

16.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een buurtontsluitingsfunctie;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. e. verkeersvoorzieningen;
  6. f. water;
  7. g. standplaatsen voor kramen;
  8. h. loopbruggen;
  9. i. trappen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is tevens een garage toegestaan;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening van 25 m2 toegestaan;
  12. l. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

17.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water met een functie voor de waterhuishouding, -berging, -lopen, de waterrecreatie en beroepsmatig varen;
  2. b. waterstaatkundige werken;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' is tevens een jachthaven toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'steiger' is tevens een steiger toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 3' is boven het water een botenloods toegestaan van maximaal 15 meter bij 5 meter en een hoogte van 3 meter;

met de daarbij behorende:

  1. f. oeverstroken, -voorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
  2. g. bruggen, dammen, taluds, duikers en steigers;
  3. h. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

18.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 18.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 19 Water - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. sluizen, kaden, havenvoorzieningen;
  3. c. (haven) op- en overslag, palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  4. d. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' is tevens een jachthaven toegestaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot' is tevens een baggerspeciedepot toegestaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'steiger' is tevens een steiger toegestaan;
  9. i. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

19.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt 5 meter;
  2. b. de maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen bedraagt 12 meter;
  3. c. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;
  4. d. de hellingshoek van bruggen mag niet minder bedragen dan 4%;
  5. e. de maximum bouwhoogte van bruggen is 18 meter;
  6. f. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - 1' zijn hijsinstallaties toegestaan van maximaal 9 meter;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 2' is boven het water een gebouw toegestaan met een vloeroppervlak van maximaal 30 m² en een hoogte van 3 meter.
  8. h. de afmetingen van een steiger zijn als aangegeven in de aanduiding 'steiger';
  9. i. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van (drijvende) kranen 30 meter bedragen.

19.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 20 Water - Woonschepenligplaats

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het afmeren van woonboten en/of woonarken;
  2. b. het afmeren van plezierbootjes of (onderhouds)vlotten, behorend bij een woonschip;
  3. c. drijvende bergingen en bergingen op palen of steigers;
  4. d. bijbehorende afmeervoorzieningen, zonder welke het gebruik van het woonschip als woning niet goed mogelijk is;
  5. e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. water;
  7. g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

20.2 Bouwregels

Op en onder in lid 20.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

Voor woonboten:

  1. a. een maximale lengte van 32 meter;
  2. b. een maximale breedte van 6,5 meter;
  3. c. een maximale hoogte van 5,0 meter boven de waterlijn;
  4. d. een maximale diepte van 2,0 meter onder de waterlijn.

Voor woonarken:

  1. e. een maximale lengte van 20 meter;
  2. f. een maximale breedte van 6,5 meter;
  3. g. een maximale hoogte van 5 meter boven de waterlijn;
  4. h. een maximale diepte van 2 meter onder de waterlijn.

Bebouwing op drijvende terrassen of op steigers:

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken is het bepaalde in artikel 14.2 Bouwregels van de bestemming Tuin - 1 van overeenkomstige toepassing, waarbij de daarin genoemde oppervlakte en het maximale bebouwingspercentage worden berekend over het perceel tussen de bestemmingsgrens grenzend aan de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied en de woonboot of woonark.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Bij de omgevingsverguning kan worden afgeweken van het gestelde in lid 20.2:

  1. a. onder a, b en d tot een maximale lengte van 40 meter, een maximale breedte van 7,5 meter en een maximale diepte van 4 meter;
  2. b. onder e en f tot een maximale lengte van 25 meter en een maximale breedte van 6,875 meter.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de onder in lid 20.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

  1. a. woonboten, woonarken en toebehoren zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  2. b. (drijvende) bergingen en (onderhouds)vlotten zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de waterkavel;
  3. c. Voor zover de gronden niet worden benut voor het innemen van een ligplaats met een woonschip, mogen ze worden gebruikt als water. Artikel 18 is dan van toepassing.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. een garage, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  3. c. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  4. d. praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';

met de daarbij behorende:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. water, en
  5. i. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

21.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 21.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

21.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 22 Leiding - Gas

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en de bescherming van gasleidingen;
  2. b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van Artikel 27 Waterstaat - Waterkering;
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van Artikel 22 Leiding - Gas;
  3. c. in de derde plaats de bepalingen van Artikel 23 Leiding-Hoogspanningsverbinding;
  4. d. in de vierde plaats de bepalingen van Artikel 24 Waarde - Archeologie 1 of Artikel 25Waarde - Archeologie 2.

22.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2 teneinde gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende primaire bestemmingen toe te staan. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Leiding-hoogspanningsverbinding

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en de bescherming van hoogspanningsverbindingen;
  2. b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Voor zover de op de plankaart aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel Artikel 27 Waterstaat - Waterkering;
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van Artikel 22 Leiding - Gas;
  3. c. in de derde plaats de bepalingen van artikel Artikel 23 Leiding-Hoogspanningsverbinding;
  4. d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel Artikel 24 Waarde - Archeologie 1;
  5. e. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel Artikel 25 Waarde - Archeologie 2.

23.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 23.1 genoemde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing.

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Artikel 24 Waarde - Archeologie 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 27 Waterstaat - Waterkering);
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van Artikel 22 Leiding - Gas;
  3. c. in de derde plaats de bepaling van artikel 23 Leiding-Hoogspanningsverbinding);
  4. d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 24 Waarde - Archeologie 1);
  5. e. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 25 (Waarde - Archeologie 2).

24.2 Bouwregels

24.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 1, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 27 Waterstaat - Waterkering;
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van Artikel 22 Leiding - Gas;
  3. c. in de derde plaats de bepaling van artikel 23 Leiding-Hoogspanningsverbinding;
  4. d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 24 Waarde - Archeologie 1;
  5. e. in de vijfde plaats de bepalingen van Artikel 25 Waarde - Archeologie 2.

25.2 Bouwregels

25.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 2, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde -Archeologie 2 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 26 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van een natte en/of droge ecologische hoofdstructuur;
  2. b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden,waaronder inbegrepen weidevogelleefgebied;
  3. c. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;
  6. f. bouwwerken van algemeen nut.

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de regels van artikel 27 ('Waterstaat - Waterkering');
  2. b. in de tweede plaats de regels van artikel 22 ('Leiding - Gas');
  3. c. in de derde plaats de regels van artikel 23 ('Leiding - Hoogspanningsverbinding´);
  4. d. in de vierde plaats de regels van artikel 26 ("Waarde- Ecologie');
  5. e. in de vijfde plaats de regels van artikel 24 (´Waarde - Archeologie 1');
  6. f. in de zesde plaats de regels van artikel 25 ('Waarde - Archeologie 2').

26.2 Bouwregels

26.3 Nadere eisen

26.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnnen omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels in 26.2.1 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd.

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waterstaat - Waterkering

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en de bescherming van de waterkering;
  2. b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 27 ('Waterstaat - Waterkering');
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 22 ('Leiding - Gas');
  3. c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 23 ('Leiding - Hoogspanningsverbinding');
  4. d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 24 ('Waarde - Archeologie 1');
  5. e. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 25 ('Waarde - Archeologie 2').

27.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 28 Algemene Bouwregels

Een gebouw mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om vergunning blijkt dat in, onder of nabij het gebouw voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd (zie artikel 33.2Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening).

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwwerk waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene Gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:

  1. 1. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
  2. 2. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen en bebouwing zonder dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien (zie artikel (33.2);
  3. 3. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  4. 4. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  5. 5. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  6. 6. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemmingen;
  7. 7. BEVI-inrichtingen, behoudens de bestaande BEVI-inrichtingen ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

30.2 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een huisgebonden beroep of bedrijf behorende tot ten hoogste categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, indien en voor zover:

  1. a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. b. het vloeroppervlak voor een huisgebonden beroep en/of bedrijf mag niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijbehorende bouwwerken bedragen, met een maximum van 65 m²;
  3. c. ten behoeve van een huisgebonden beroep en/of bedrijf wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  4. d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  5. e. geen horeca en geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd bed & breakfast en een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van een huisgebonden beroep en/of bedrijf;
  6. f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels

31.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
  3. c. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  4. d. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  5. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
  6. f. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt.

31.2 Afwijken van aangewezen categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Artikel 3 Bedrijf en Artikel 6 Gemengd om:

  1. a. functies toe te laten uit één hogere categorie dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten -functiemenging genoemd, voorzover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens in de aanhef genoemde artikelen toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. b. functies toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging zijn genoemd, voorzover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens in de aanhef genoemde artikelen toegelaten categorieën van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging

met dien verstande dat de functies genoemd in Artikel 30 Algemene gebruiksregels niet zijn toegestaan.

Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels

32.1 Geluidzone - industrieterrein

32.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

32.3 Vrijwaringszone - weg

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone-weg' een bouwverbod voor nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en een verbod tot uitbreiding van de bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit verbod geldt niet voor gebouwen en bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer, zoals geluidwerende voorzieningen. Hiervoor zijn de bepalingen van 15.2Bouwregels van overeenkomstige toepassing.

32.4 Wro-zone - wijzigingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied' zijn burgemeester en wethouders bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de bestemming "Bedrijf" te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Gemengd en Verkeer - Verblijfsgebied met in achtneming van de volgende wijzigingsregels:

  1. a. de overheersende functie is wonen;
  2. b. de bouwvlakken gewijzigd mogen worden;
  3. c. maximaal 18 woningen mogen worden toegevoegd;
  4. d. de maximale bouwhoogte is 13 meter;
  5. e. maximaal mag 25% van het gebied van de wijzigingsbevoegdheid worden bebouwd;
  6. f. bij ten hoogste 2 woningen zijn 4 bouwlagen toegestaan en voor de overige woningen zijn maximaal drie bouwlagen toegestaan;
  7. g. bedrijfsunits mogen maximaal 200 m2 vloeroppervlak hebben;
  8. h. bedijven zijn toegestaan tot en met categorie B1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  9. i. het woon- en leefmilieu van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt, zoals op het gebied van privacy, bezonning en uitzicht;
  10. j. er moet voldaan worden aan de bepalingen uit de natuurbeschermingswetgeving waaronder de Flora- en faunawet;
  11. k. er moet voldaan worden aan de bepalingen uit de Wet bodembescherming;
  12. l. er moet voldaan worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder;
  13. m. er moet voldaan worden aan de bepalingen uit de Wet luchtkwaliteit;
  14. n. aangetoond moet zijn dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wat betreft het aspect geur;
  15. o. het college wint, alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de waterbeheerder;
  16. p. het college wint, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de Regionale Brandweer Zaanstreek Waterland.

32.5 Wro-zone - ontheffingsgebied

Artikel 33 Overige Regels

33.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
  2. b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;
  3. c. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

33.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

33.3 Wet- en regelgeving

Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het voorontwerp.

Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. a. aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging bedrijven kunnen worden toegevoegd;
  2. b. aan de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein bedrijven kunnen worden toegevoegd;
  3. c. aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging horecabedrijven en/of horecabedrijfsvormen kunnen worden toegevoegd;
  4. d. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging opgenomen bedrijven kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie;
  5. e. in de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein opgenomen bedrijven kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie;
  6. f. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging horecabedrijven en/of horecabedrijfsvormen kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

35.2 Ontheffing van de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 35.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10 %.

35.3 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:

  • het gebruik en laten gebruiken van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

35.4 Veranderen strijdig gebruik

Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:

  • het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 35.3 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

35.5 Onderbreken strijdig gebruik

Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:

  • indien het gebruik, bedoeld in artikel 35.3, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

35.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Zaandam Noord van de gemeente Zaanstad.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van <……>

De voorzitter, de griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Leeswijzer

De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over -en een onderbouwing voor- de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd.

  • hoofdstuk 1 Inleiding geeft een inleiding op het bestemmingsplan. De aanleiding, doelstelling, plangrenzen, planvorm en voorgaande plannen worden achtereenvolgens behandeld.
  • hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied geeft een beschrijving van ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. Daarin komen onder meer de geschiedenis, de stedenbouwkundige invulling van het gebied en de verkeersstructuur aan de orde.
  • hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied.
  • hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders geeft een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's.
  • hoofdstuk 5 Uitgangspunten en Ontwikkelingen beschrijft de algemene en gebiedsspecifieke uitgangspunten. Verder worden ontwikkelingen en knelpunten die in het gebied voorkomen beschreven en wordt zo mogelijk een oplossing geboden.
  • hoofdstuk 6 Milieuaspecten beschrijft de resultaten beschreven van de voor het bestemmingsplan relevante en uitgevoerde milieuonderzoeken.
  • hoofdstuk 7 Water beschrijft de watertoets.
  • hoofdstuk 8 Beschrijving planvorm en bestemmingsplanregeling bevat de juridische plantoelichting. Daar waar de planregels toelichting behoeven is in dit hoofdstuk een uitleg van de juridische regeling gegeven.
  • hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid wordt in "Maatschappelijke uitvoerbaarheid" een overzicht gegeven van de inspraakreacties die op het voorontwerp zijn binnengekomen en van de zienswijzen die zijn ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan evenals een reactie hierop. In de subparagraaf "Economische uitvoerbaarheid" wordt ingegaan op de economische onderbouwing van de in het plan opgenomen ontwikkelingen.
  • hoofdstuk 10 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro tenslotte, geeft de resultaten van het overleg met diverse instanties en instellingen in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.2 Aanleiding En Doelstelling

Het bestemmingsplangebied Zaandam Noord is een bestaand woon-werkgebied waar de komende jaren een aantal nieuwe ontwikkelingen verwacht worden. De thans geldende bestemmingsplannen zijn plannen die gedateerd zijn en daardoor niet meer zijn afgestemd op de huidige situatie in het plangebied.

Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een planologisch/juridisch kader voor het behouden en versterken van de woon- en werkfunctie en om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Dit doel zal worden bereikt door de wijze van bestemmen zodanig te kiezen dat "wonen" en "bedrijfsvoering" aan de eigentijdse wensen wordt aangepast.

1.3 Plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • Leeghwaterweg, Pinksterdrie en de Braaksloot in het noorden;
  • De Zaan in het westen;
  • De A7 in het oosten;
  • Treinverbinding Zaandam-Purmerend in het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0001.jpg"

Ligging plangebied

1.4 Planvorm

Om het doel, genoemd in paragraaf 1.2, te bereiken is gekozen voor een wijze van bestemmen die er voor zorgt dat wonen en werken aan de hedendaagse wensen worden aangepast. Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat in beperkte mate ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op het behoud van de aanwezige functies.

1.5 Voorgaande Plannen

Het voorliggend bestemmingsplan vervangt de volgende bestemmingsplannen:

  • Uitbreidingsplan Poeldijk (1957);
  • Uitbreidingsplan Slachthuisbuurt (1960);
  • Jagersveld, 1e uitwerkingsplan Jagersveld (globaal plan) (1981);
  • Uitbreidingsplan in hoofdzaak (voorheen gemeente Oostzaan) (1953);
  • Bestemmingsplan Kalf (2004);
  • Bestemmingsplan Kogerveld (2006).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0002.jpg"

Overzicht vigerende plannen plangebied

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Geschiedenis Van Het Plangebied

2.1.1 Ontstaan van de ruimtelijke structuur van het plangebied - algemeen

Vanaf omstreeks 3000 v. Chr. lag het gebied van het bestemmingsplan Zaandam Noord in een hoogveenmoeras. Dit was een vrij kaal en drassig landschap met als belangrijkste kenmerk een hoogveenheuvel waarlangs het water afliep richting de veenrivier de Zaan in het oosten en de Wormer in het noorden.

Tot aan de ontginning in de Middeleeuwen (rond het jaar 1050) was het gebied onbewoond en werd hoogstens bezocht door jagers, vissers en met vee rondtrekkende boeren. In de 11e eeuw trokken boeren het gebied in om het definitief te ontginnen en als akker en weiland te gebruiken. Zij deden dit door sloten in het veen te graven zodat het water uit het veen weg kon stromen en de drassige veenbodem droger en begaanbaar werd. De sloten stonden haaks op de Zaan (oost- west) en de Wormer (noord-zuid) en lagen evenwijdig aan elkaar. De boerderijen stonden kris kras door het hele gebied. Buiten het plangebied zijn door archeologen resten van middeleeuwse boerderijen opgegraven. Mogelijk liggen in de nog onbebouwde delen van het plangebied ook nog resten van dergelijke boerderijen.

Vanaf de 12e eeuw concentreerde de bewoning zich langs een weg of een oude kade en zo ontstond de lintvormige bebouwing op het Kalf en (buiten het plangebied) bij Haaldersbroek. Na het opwerpen van een dijk langs de Zaan werd vanaf de 14e of 15e eeuw ook de oostelijke Zaanoever bewoond.

In de eeuwen daarna veranderde er weinig aan het landschap. Het plangebied was een vlak weidelandschap dat doorsneden werd door duizenden sloten. Het hoofdmiddel van bestaan was de veeteelt en visserij. De weinige veranderingen waren niet opvallend. Er werden wat sloten bijgegraven voor verbetering van de waterafvoer en de bewoning verdichtte zich tot er één aaneengesloten lint was ontstaan dat reikte vanaf het Kalf tot aan de dam in Zaandam. Belangrijk is dat tijdens de Tachtigjarige Oorlog een schans tegen de Spanjaarden werd opgeworpen op de plek waar nu de Duyvisfabriek staat (de Kalverschans).

Vanaf de 17e eeuw verrezen de eerste stolpboerderijen, een voor die tijd modern type boerderij, speciaal gericht op vee en melkveehouderij. In die tijd werd de Zaanstreek het eerste industriegebied van Europa waar met behulp van windmolens allerlei producten werden gemaakt (olie uit plantenzaden, papier, gezaagd hout, mosterd etc.). Op het Kalf, in het veld en langs de Zaan verrezen bedrijven, pakhuizen en molens.

In de 19e eeuw maakten veel van de houten huizen plaats voor stenen gebouwen. Ook maakten de molens plaats voor fabrieken, die over het algemeen langs de Zaan kwamen te staan. Nog steeds zijn binnen het plangebied veel (oude) fabrieken te vinden. De spoorlijn Hoorn – Zaandam werd in het laatste kwart van de 19e eeuw aangelegd en vormt nu de zuidgrens van het plangebied.

Pas in de 20e eeuw vonden er grote veranderingen plaats. In de jaren zestig van de vorige eeuw is de Jagersplas ontstaan, een gevolg van zandwinning voor de nieuwbouwwijken Peldersveld en Poelenburg in Zaandam-Oost. Ook is toen de A8 dwars door het gebied aangelegd. Ten gevolge van de bevolkingsgroei werd in de jaren ’70 in het veld de nieuwbouwwijk Plan Kalf aangelegd alsmede enige sportvelden.

2.1.2 Ontstaansgeschiedenis van de deelgebieden

Het bestemmingsplangebied is ruimtelijk gezien divers. Er zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden. Voor de beschrijving in dit bestemmingsplan worden de volgende deelgebieden onderscheiden:

  1. 1. Zone ten noorden van de Poel;
  2. 2. Hemmes;
  3. 3. 't Kalf;
  4. 4. Jagersveld en sportvelden;
  5. 5. Slachthuisbuurt;
  6. 6. Kogerveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0003.jpg"

Deelgebieden bestemmingsplan

Deelgebied 1: Zone ten noorden van de Poel

De zone ten noorden van de Poel (Kalverpolder) kent een ontwikkeling die enigszins verschilt van de aangrenzende gebieden rond de Zaan. De Kalverpolder maakte als enige namelijk deel uit van een veenrug die omhoog rees vanaf de oever van het veenriviertje de Wormer (thans Enge Wormer en Wijde Wormer). Dit deel van de veenrug is in de 11e of 12e eeuw ontgonnen door haaks op de Wormer sloten te graven. Alleen dicht bij de Zaan werden sloten aangelegd die haaks op de Zaan staan, zoals in de rest van het plangebied. Dit verklaart het verschil in verkaveling in de Kalverpolder: het grootste deel van de sloten is gericht op de Wormer, slechts een klein deel op de Zaan.

Tijdens de 80-jarige oorlog is op de zuidwestpunt van de Kalverpolder de Kalverschans aangelegd, de enige Nederlandse schans in de Zaanstreek die nooit door Spaanse troepen is veroverd. Resten van de schans zijn mogelijk nog aanwezig bij de Duyvisfabriek of onder de sportvelden van voetbalclub Zaandijk.

Door de drooglegging van de Wijder Wormer en Enge Wormer in de eerste helft van de 17e eeuw trad wateroverlast op in de Kalverpolder. Om dit tegen te gaan is de polder omdijkt. De dijk vormde een ideale vestigingsplaats voor molens en vanaf de eerste helft van de 17e eeuw werden langs de dijk bij de Zaan, de Kalverdijk, verschillende windmolens gebouwd. Op de kaart van 1812 is een voor de streek kenmerkend beeld van open gebied met molenerven nog steeds te zien.. Qua verkaveling is er echter een verschil; in plaats van het veel voorkomende slagenlandschap zijn de kavels hier groter en rechthoekiger ingedeeld (zie afbeelding).

De Poel is, net als de Kuil ten zuiden van de Hemmes ontstaan doordat de Zaan in het verleden buiten haar oever trad, waardoor de Hemmes als een schiereiland in de Zaan is komen te liggen. Niet uitgesloten moet echter worden dat de afwatering van de Braak via de Poel ook voor veel afslag van land heeft gezorgd.

In de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw werd een deel van de molens afgebroken en vervangen door kleine fabrieken langs de Zaan en grote bedrijven langs de Poel. Een enkele molenromp ( De Os) of molenrestant ( De Bonte Hen) bleef staan. Als gevolg hiervan ontstond het huidige karakteristieke beeld van de Kalverpolder gevormd door de sterke tegenstelling tussen de molens en de industrie enerzijds en het slagenlandschap anderzijds. In de jaren ’30 van de vorige eeuw is de Leeghwaterweg aangelegd als belangrijke ontsluiting van de westelijke zijde van de gemeente, waardoor dit gebied ten noorden van de Poel geïsoleerd kwam te liggen. In de jaren ’50 van de vorige eeuw zijn conform het streekplan voor de Zaanstreek de gronden tussen de Leeghwaterweg en de Poel bestemd voor industrieterrein, sportterrein en ontspanningsterrein.

Deelgebied 2: Hemmes

De Hemmes is een hemland. Hemlanden zijn stukken buitendijks aan land, een vorm van een schiereiland. Vroeger kwamen ze veelvuldig in de Zaanstreek voor,maar door drooglegging, aanplemping of bebouwing zijn de meesten opgenomen in het vasteland (Hembrugterrein) of nauwelijks nog herkenbaar (Koger Hem, waar de Koger Vermaning en machinefabriek T. Duyvis staan). De Hemmes is vrijwel nog het enige schiereiland dat als hemland duidelijk herkenbaar is.

De Hemmes ligt aan de Zaan tussen de Poel en de Kuil, tegenover de Koog. Het gebied zit aan het Kalf vast. In de middeleeuwen moet dit stuk land groter zijn geweest maar het water heeft grote stukken land weggeslagen. Omdat het buitendijks land was, trad er vaak wateroverlast op vanuit de Zaan, de Poel en de Kuil. Om die reden zijn er door de Hemmes heen twee oost-west sloten gegraven die afwaterden op de Zaan en drie kleine noord-zuid sloten die afwaterden op de Poel. Tussen de Hemmes en het Kalf werd ook een sloot aangelegd waardoor de Hemmes strikt genomen een eiland werd. Ondanks de slotengraverij bleef de Hemmes drassig. Om deze reden is er dan ook vrijwel geen bewoning geweest op dit schiereiland. Alleen tegen de dijk aan bij het Kalf hebben in de 19e en 20e eeuw wat huizen gestaan.

De Hemmes was echter bijzonder geschikt voor industrie, dat wil zeggen voor molens. Vanwege het ontbreken van bewoning stonden er weinig bomen, door de ligging aan de Zaan, de Poel en de Kuil was er goede windvang en via het water konden grondstoffen makkelijk worden aangevoerd naar de molens en eindproducten makkelijk worden afgevoerd. Op dit betrekkelijke kleine stuk buitendijks land stonden dan ook maar liefst tien molens. Acht daarvan waren oliemolens en twee pelmolens. De oliemolens werden in het begin van de twintigste eeuw vaak ingericht voor het verwerken van cacao afval. Onder andere vanwege de goede bereikbaarheid en de goede windvang is de Hemmes één van de gebieden geweest is in de Zaanstreek, waar de molens het langst stand hebben gehouden. In 1915 stonden er nog zes molens. Tussen 1890 en 1920 zijn heel veel foto’s gemaakt van het molenlandschap op de Hemmes en het aangrenzende Kalf waardoor we nu nog steeds een indruk kunnen krijgen van hoe het Zaanse molenlandschap er van de 17e tot 19e eeuw uitgezien moet hebben. In feite hebben de oude foto ‘s van de Hemmes ons beeld van de Zaanstreek van vroeger sterk bepaald .

In de eerste helft van de 20e eeuw maakten de molens plaats voor industrie. Na de oorlog bleef het terrein zijn industriële functie behouden maar de industrie zelf verdween geleidelijk. Op de westpunt is nu nog de scheepswerf en het scheepsmotoren bedrijf van Kramer aanwezig, het enige grote bedrijf. Tegen het Kalf aan staan wat kleinere loodsen en bedrijven. De rest van het terrein is leeg en bedekt met zand. Hierdoor zijn de oude sloten vrijwel allemaal verdwenen. Alleen de kleine, noord-zuid lopende dwarssloot naar de plek waar vroeger molen de Zaadzaaier stond, is nog aanwezig. De ontsluitingsweg ‘t Kalf in de lengte van de Hemmes ligt ongeveer op de plaats waar de grote oost-west lopende sloot lag. De zuidoostoever is door aanplemping en het slaan van zware beschoeiingen recht getrokken. De rest van het eiland heeft zijn onregelmatige oevers grotendeels behouden.

Deelgebied 3: ’t Kalf

De woonwijk het Kalf vormt samen met het recreatiegebied Jagersveld de voormalige Noorderpolder (onderdeel van de Polder Oostzaan). Tussen 1200 en 1300 is de oostelijke Zaanoever bedijkt tot aan het Kalf. In de eerste helft van de 17e eeuw is bij de drooglegging van de Wijde wormer de zuidelijke oever van de Wormer bedijkt en iets later ook de Kalverpolder. Deze gefaseerde ontginning is nog goed te herkennen aan de verschillende polders waarvan de ringdijken op elkaar aansluiten. De Braaksloot en de Poel, de noordelijke begrenzing van de wijk, is de grens tussen twee van dergelijke polders, namelijk de Noorderpolder en de Kalverpolder. 't Kalf is de dijk die langs dit water loopt. Aan deze historische dijk is de eerste, oorspronkelijke bebouwing ontstaan.

Oorspronkelijk is ’t Kalf een buurtschap, waaronder ook Haaldersbroek werd gerekend. Beide behoorden bij de Banne van Oostzanen. Pas in 1811 werden de buurschappen losgemaakt uit de banne Oostzaan en aan de toen gevormde stad Zaandam gevoegd. De naam ’t Kalf hangt, naar algemeen wordt aangenomen, samen met het afkalven van het land. Het veen tussen de in de 11e en 12 eeuw gevormde Poel werd steeds meer weggeslagen. Over ’t Kalf werd in 1440 voor het eerst gesproken, maar vermoedelijk is de buurt een stuk ouder, getuige de vondst van enkele 13e of 14e eeuwse scherven.

Eeuwenlang bestond de bebouwing uit een aantal huizen en boerderijen langs dijk aan de Zaan (lintbebouwing). In de 17e en vooral de 18e eeuw verrezen in de directe omgeving veel molens (langs de Kuil, de Poel en op de Hemmes). In de loop van de 19e en 20e eeuw werden deze vervangen door fabrieken.

Vanaf de jaren ‘70 werd woningbouwplan Plan Kalf gebouwd waarbij het veld tussen de lintbebouwing en de Jagersplas werd opgevuld. In de jaren daarna nam het belang van de industrie af. Er kwamen vanaf dat moment ook steeds meer oude industrieterreinen vrij voor andere doeleinden (woningbouw).

Deelgebied 4: Jagersveld en sportvelden

Het Jagersveld maakt deel uit van de polder Oostzaan en vormt samen met de Kalverpolder en de Enge Wormer de open ruimte in de stedelijke bebouwing aan de oostzijde van de Zaan. Het is een van de weinige plekken in Zaanstad waar het buitengebied tot bijna aan de Zaan reikt. De Jagersplas is ontstaan als afgraving ten behoeve van de aanleg van snelwegen en woonwijken eind jaren ’60 en begin jaren ’70 van de vorige eeuw. Op dat moment lagen de eerste sportvelden al in het gebied; deze dateren van begin jaren ’60. Ten noordoosten van de Jagersplas liggen nog enkele resten van het oorspronkelijke middeleeuwse veenweidegebied.

De ontwikkeling van het Jagersveld als recreatiegebied stamt uit de jaren ’70 van de vorige eeuw, in de tijd dat vrije tijd van mensen toenam en de welvaart steeg. In die tijd ontstond in de ruimtelijke ordening behoefte om openlucht recreatie nabij de steden mogelijk te maken, omdat de binnenstedelijke parken ontoereikend bleken. In het westelijk deel van het gebied zijn enkele jaren geleden de sportvelden uitgebreid door de komst van sportvereniging VVZ.

Onderstaande afbeelding toont de situatie tweehonderd jaar geleden. De kaart van 1812 is de voorloper van het tegenwoordige kadaster. Goed te zien is dat de Oostzijde en het Kalf, samen met molens in het veenweidegebied en op de Hemmes, de enige bebouwing vormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0004.jpg"

Kaart 1812 Zone Poel, Hemmes, Kalf, Jagersveld

Deelgebied 5: Slachthuisbuurt

Lange tijd bestond het gebied van de huidige Slachthuisbuurt uit de Oostzijde als bebouwingslint (ontwikkeling vanaf de 15e eeuw) met het typisch Zaanse slagenlandschap in oost-westelijke richting direct daarachter (ontginning vanaf de 11e eeuw). Langs de Zaan stonden molens, woningen en pakhuizen waarvan in de 19e eeuw een deel vervangen is door fabrieken.

De Slachthuisbuurt dankt zijn naam aan het vroegere openbaar slachthuis dat aan de Slachthuisstraat was gelegen. Het pand werd in 1935 geopend en functioneerde tot 1985 voor de gemeente als slachthuis in combinatie met de gemeentelijke vleeskeuringsdienst.

Tussen het slachthuis en de Oostzijde werden arbeiderswoningen ten behoeve van het slachthuis gebouwd. Na de oorlog is de woningbouw op deze locatie uitgebreid met kleine, seriematige eenheden. Ook is er na de oorlog bedrijvigheid verschenen; de oudere bedrijvigheid concentreert zich van oudsher langs de Zaan. Verder zijn er met de jaren ook andere voorzieningen verschenen waardoor het huidige, diverse beeld van het gebied is ontstaan.

Deelgebied 6: Kogerveld

De wijk Kogerveld is rond 1960 gebouwd en maakt deel uit van het naoorlogse uitbreidingspatroon parallel aan de historische lintbebouwing aan de Zaan. Het gebied werd in vroeger tijden gekenmerkt door het typische slagenlandschap. De slagen van de veenweidepolder lagen loodrecht op de Zaan. In noord-zuidelijke richting, loodrecht op de slagen, bevonden zich de grote ontwateringssloten, gouwen of wateringen genaamd. Van het oude verkavelingspatroon is weinig meer terug te vinden. De straten en bebouwing van Kogerveld staan allemaal schuin op het oost-west lopende verkavelingspatroon waarvan de iets gewijzigde Noorder Valdeursloot het enige overblijfsel is. De straten zijn wel enigszins georiënteerd op De Gouw.

Onderstaande afbeelding toont de geografische situatie tweehonderd jaar geleden. Goed te zien is dat de Oostzijde, samen met molens in het veenweidegebied, de enige bebouwing vormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0005.jpg"

Kaart 1812 Slachthuisbuurt, Kogerveld

2.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Hieronder wordt per deelgebied de ruimtelijke en functionele structuur beschreven.

Deelgebied 1: Zone ten noorden van de Poel

De basis van de huidige structuur van het gebied ten noorden van de Poel stamt uit de jaren ’50 van de vorige eeuw. Functies die men vandaag de dag aantreft, zoals bedrijvigheid, sportvelden en nautische activiteiten zijn in het uitbreidingsplan Poeldijk mogelijk gemaakt, conform het toenmalige streekplan voor de Zaanstreek. Het gebied wordt ontsloten door de Diederik Sonoyweg die uitkomt op de Leeghwaterweg.

Bepalend in het gebied zijn de fabriek van Duyvis, de sportvelden van ZVV Zaandijk, enkele bedrijfspanden aan het water, net als een recreatieve jachthaven van zeilvereniging de Onderlinghe. Opvallend is de ligging van molen de Ooievaar, bereikbaar vanaf de Zaan, maar geïsoleerd via land door het talud van de Leeghwaterweg en de panden van Duyvis.

Door de mix aan functies is er niet veel samenhang in het gebied en lijkt alles mogelijk. Wel moet de nabijheid van de Zaanse Schans en het beschermde dorpsgezicht Haaldersbroek in overweging worden genomen bij het beschouwen van dit gebied.

Verder zorgt de ontsluiting voor de meeste structuur; deze verdeelt het gebied en ontsluit alle functies. De bedrijfsgebouwen bestaan uit eenvoudige loodsen van één tot enkele lagen; vaak plat afgedekt, soms voorzien van een kap.

Deelgebied 2: Hemmes

De Hemmes ligt als schiereiland in de Zaan, omgeven door de wateren de Poel ten noorden en de Kuil ten zuiden. Het gebied kent één ontsluitingsweg, de Hemmes. Het gebied de Hemmes heeft cultuurhistorische waarde door het verhaal en de geschiedenis van de plek. Het is een buitendijks industriegebied waar veel molens hebben gestaan en de molens zijn een onderdeel van de Zaanse identiteit. Van deze molens is alleen vrijwel niets meer over of zichtbaar. Toch zijn er elementen die aan de molens doet herinneren, zoals de naamgeving van de eerste loods, de Poelsnip. Deze molen heeft op die plek gestaan.

Op het terrein staat één waardevol gebouw, dat is het scheepswervencomplex van Kramer. Naar het gebouw is op dit moment geen uitgebreid onderzoek gedaan, maar gezegd kan worden dat het een interessant bakstenen industrieel fabriekscomplex is. In het gebouw bevinden zich resten van molen de Kogmeeuw en resten (onderdelen van de houtconstructie) van de bijbehorende molenschuur. Wat voor waarde dit heeft moet nog onderzocht worden, maar interessant is het zeker.

Aan de oost- en zuidzijde is een kraan- en transportbedrijf gevestigd. Op de westpunt is een scheepsreparatie en machinefabriek gevestigd. Beide bedrijven stammen uit het begin van de vorige eeuw. Het tussenliggende gebied is sinds kort in bezit van de Gemeente Zaanstad. Dit gedeelte ligt al lange tijd braak.

Deelgebied 3: ’t Kalf

Deelgebied 't Kalf wordt aan de noord- en noordoostzijde begrensd door de Braaksloot en de Ringvaart langs de Zuiderweg. Aan de zuidzijde vormt het Recreatiegebied Jagersveld de begrenzing en aan de oostzijde het water De Poel en De Kuil, met daarin het schiereiland de Hemmes. Met uitzondering van de oorspronkelijke bebouwing aan 't Kalf is de wijk in z'n geheel als een nieuw woongebied ontworpen en daarna in één periode gebouwd vanaf midden jaren 70. In de wijk zijn twee samenhangende (woon)gebieden van elkaar te onderscheiden: de Eilandenbuurt, globaal gelegen tussen de Dr.H.G. Scholtenstraat en 't Kalf, en de rest van de wijk.

Vanaf het schiereiland de Hemmes in noordelijke richting is dit hoofdzakelijk woonbebouwing, maar ook bijvoorbeeld de kerk met begraafplaats. In zuidelijke richting is dit meer bedrijvigheid. Langs de dijk in de Braaksloot zijn in de loop van de tijd ligplaatsen voor woonboten ontstaan. Op de wal is hierbij een strook met bergingen en tuintjes.

De Eilandenbuurt is opgezet als voetgangersgebied en heeft ten opzichte van het overige gebied een totaal eigen structuur. Hoewel voor de bouw van deze buurt ook eerst een laag zand is opgespoten, is de buurt met zijn waterlopen geïnspireerd op het idee van de oude verkaveling van het veenweidegebied. De buurt heeft een sterke samenhang met de oude dijk en bestaat uit paden die min of meer haaks aansluiten op die dijk. De buurt is dan ook helder van opzet en is ontwikkeld op basis van kavelsloten met daartussen de eilanden. De woonpaden met aan beide zijden woningen vormen het hart van de eilanden en zijn alleen toegankelijk voor het langzame verkeer. De parkeerplaatsen liggen aan de randen van de buurt. De om de eilanden meanderende waterloop gaat in oostelijke richting uiteindelijk over in het Jagersveld. In deze buurt ondersteunen de bebouwing, het water en het ontsluitingssysteem elkaar, hetgeen leidt tot een duidelijk samenhangend beeld. De woningbouw heeft een kleinschalige en intieme uitstraling.

De overige nieuwbouw is een typisch voorbeeld van een wijk uit de jaren 70. De opzet van de wijk is niet afgeleid uit het aanwezige landschap. De wijk is daarentegen ontworpen op basis van de meer algemene ideeën die er toen bestonden over nieuwe woonwijken. Deze moesten vooral een eigen karakter en identiteit hebben, los van de omgeving waarin ze ontstonden. Dit is onder meer te zien aan het feit dat het woongebied naar binnen is gericht. De woningen grenzen vaak met de achterkant aan het omringende gebied. Voorts is in het ontwerp uitgegaan van het woonerfprincipe zonder "gewone" straten. Tevens zijn de openbare routes niet recht, maar bestaan ze uit een samenstel van gekromde paden. Hiermee ontstaat een beeld van een informele, organische wijk met veel variatie. De toegepaste architectuur van de woningen hangt samen met de fasering van de ontwikkeling van de verschillende deelgebieden. Hierdoor zijn er (in de tijd) diverse buurtjes ontstaan met een eigen uitstraling, goed passend in de organische opzet van de wijk. Deze stedenbouwkundige opzet heeft een herbergzaam karakter, waarbij de nadruk ligt op de eigenheid en identiteit van de verschillende woonplekken.

De hoofdstructuur van de wijk wordt in sterke mate bepaald door een hiërarchische ontsluitingsstructuur van zich vertakkende kromme wegen. De structurele hoofdader in de wijk is de Dr. H.G. Scholtenstraat/Rijn. Dit is een brede weg met een vrij liggend fietspad die wordt begeleid door bomen. Dit is de enige weg in het gebied die door de groen structuur wordt ondersteund. Hier vandaan vertakken zich drie hoofdstraten de wijk in die de verschillende gebiedsdelen ontsluiten. Vanaf deze hoofdstraten worden via woonpleintjes en woonpaden de diverse woonbuurtjes ontsloten . Deze woonbuurtjes hebben centrale parkeervoorzieningen. De woonpaden zijn bedoeld voor het langzame verkeer. De woonpleintjes zijn daarentegen bedoeld voor al het verkeer. Deze pleintjes zijn soms slechts een centrale parkeervoorziening aan de achterzijde van woningen. Ze komen echter ook voor aan de voorzijde van woningen, en zijn dan naast een parkeerplek ook bedoeld als verblijfsruimte.

Naast de organische verkeersstructuur speelt ook de waterstructuur een rol in dit deel van de wijk. Het water komt op twee plaatsen de woonwijk binnen. De straten en het water hebben elk een eigen plek in de wijk. De twee structuren ondersteunen elkaar weinig of niet. Het water slingert als een op zichzelf staande meanderende rivier door de wijk. Wel verbindt het water het woongebied met het Jagersveld . Dit is het best waar te nemen op het plein naast het buurtcentrum, vanwaar men zicht heeft op het Jagersveld.

In de verschillende woonbuurten hebben de veelal aaneengeschakelde woningen veel knikken in de gevellijn en in de daklijn. Ook is er sprake van veel hoekverdraaiingen. Veel plekken in de openbare ruimte krijgen hierdoor een zekere beslotenheid en daardoor een intieme uitstraling. De paden tussen de woningen veranderen veel van richting en leveren een grote diversiteit aan routes en stedelijke ruimten. De openbare ruimte in het gehele woongebied kenmerkt zich door een grote verscheidenheid in details, zowel in de bestrating als in het groen. Dit alles zorgt voor een vriendelijk beeld van het woongebied, herbergzaam en passend bij de menselijke schaal.

In de oksel van de Dr. H.G. Scholtenstraat, waar de hoofdstructuur zich vertakt in drie hoofdstraten, ligt het {winkel)centrum. Het centrum ligt centraal in de wijk. Het is echter naar binnen gekeerd en de buitenkant is erg gesloten. Door deze introverte opzet die weinig allure uitstraalt komt het centrum niet erg tot zijn recht. Het gebied waarin het centrum ligt is onderdeel van een groter gebied dat te bestempelen is als een bijzondere voorzieningenzone. Tot deze zone behoren behalve het winkelcentrum, het buurtcentrum, het verzorgingshuis Nieuw Groenland, de sporthal De Tref en het scholencomplex. Ook de "hoogbouw" is geconcentreerd in dit centrale deel van het woongebied. Om de relaties tussen een aantal van deze voorzieningen te versterken zijn ze door een langzaam verkeersroute aan elkaar gekoppeld, namelijk de "evenementenroute" Deze route heeft een bijzonder tintje: het midden van de verharding is met een strook zwarte basaltkeien bestraat. Via tunneltjes onder de hoofd ontsluitingen door is het centrum voor langzaam verkeer gekoppeld aan de verschillende gebiedsdelen .

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0006.jpg"

lint aan één zijde dicht bebouwd - geen contact tussen Zaan en achterland

Deelgebied 4: Jagersveld en sportvelden

Aan de zuid- en oostzijde wordt het gebied begrensd door snelwegen en een spoorlijn. Aan de noordzijde ligt de woonwijk ‘t Kalf en aan de westzijde diverse functies, waaronder sportvelden, bedrijfs- en woonfuncties met daarachter de Zaan.

Het Jagersveld is een recreatiegebied dat voor langzaam verkeer ontsloten is. De westelijke helft heeft een intensief recreatief karakter en de oostelijke helft meer extensief en met natuurlijke waarden. Dit deel is dan ook minder goed ontsloten. Flora en Fauna hebben hier de ruimte.

In het westelijk deel is een aantal sanitaire gebouwtjes aanwezig t.b.v. de recreanten. Hier is ook zwemwater en zijn strandjes en ligweiden aanwezig. Verder westwaarts neemt het aantal functies toe: Sportvelden, tennisbanen, hondenverenigingen, dierenasiel en –ambulance, maar ook een vetsmelterij. In dit gebied, tussen het recreatiegebied en de Dr. H.G.Scholtenstraat is de landschappelijke structuur nog deels leesbaar, maar is verder functioneel ingericht.

De strook tussen de Scholtenstraat en de Zaan is bewust onderdeel van dit deelgebied: de bebouwingsstructuur langs het Kalf wijkt af van de Oostzijde in de Slachthuisbuurt en Kalf in woonwijk ’t Kalf en het groene karakter van dit stukje maakt dat het Jagersveld en sportvelden nagenoeg tot aan de Zaan reiken: bebouwing en infrastructuur vormen nauwelijks een barrière, terwijl in andere deelgebieden het lint (Kalf en Oostzijde) veel dichter bebouwd is, soms zelfs aan twee zijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0007.jpg"

Bebouwing wijkt van lint en laat groene ruimte aan beide zijden: contact tussen Zaan en achterland mogelijk.

De woonbebouwing in deze ‘corridor’ dateert hoofdzakelijk uit de jaren ’80 van de vorige eeuw; rijwoningen van twee lagen en een kap. Verder enkele losse woningen uit verschillende decennia van de vorige eeuw. Diverse architectuur, bouwhoogten tot twee lagen met een kap.

Deelgebied 5: Slachthuisbuurt

De Slachthuisbuurt ligt ingeklemd tussen de Zaan, de rijksweg A8, het spoortracé Zaandam-Enkhuizen en de doorgaande ontsluitingsstructuur ten oosten van de Zaan, plaatselijk de H.G. Scholtenstraat genoemd. De Slachthuisbuurt heeft weinig samenhang en er zijn veel verschillende functies gevestigd. Diverse vormen van bedrijvigheid, zowel klein- als grootschalig, zijn naast wonen en onderwijsinstellingen gesitueerd in een willekeurig patroon. Door de geïsoleerde ligging van de buurt zelf en de verscholen ligging van de woningen hierbinnen, kent men het gebied vooral als bedrijventerrein. De functiemenging is historisch gegroeid, maar de functies versterken elkaar niet. Er is daarnaast sprake van leegstand van bedrijfs- en schoolgebouwen en tijdelijke containerbouw van het complex ‘Studio city’. De openbare ruimte en de groenstructuur vertonen bovendien weinig samenhang. Ook de relatie met de Zaan ontbreekt.

De woningen in het gebied stammen uit verschillende perioden van de vorige eeuw, maar zijn allemaal kleine, seriematige eenheden. De eerste woningen zijn oude arbeiderswoningen uit de jaren ’20 en ’30 en bestaan uit één laag met een mansardekap die grotendeels zijn voorzien van een bij de architectuur passende dakkapel. De straatprofielen zijn krap. Overige woningen dateren van na de oorlog (jaren ’50, ’60 en ’70) en bestaan uit twee lagen en een zadeldak; nagenoeg al deze woningen zijn nog vrij van dakkapellen en –opbouwen.

De naoorlogse bedrijvigheid bestaat uit ‘platte dozen-architectuur’. Ten zuiden van de Paltrokstraat is de bedrijfsbebouwing kleinschaliger en ook hier komt woningbouw voor uit verschillende perioden van de vorige eeuw. Meestal zijn het woningen van één laag met een kap (mansarde, zadel, uitgevoerd als langskap of dwarskap); dakopbouwen en –kapellen zijn mee ontworpen of later in de stijl van de architectuur gebouwd, uitzonderingen daar gelaten.

Nu al kent de Slachthuisbuurt zeer verschillende functies naast elkaar, wonen zowel als bedrijvigheid en maatschappelijke functies. Om deze reden is daar waar mogelijk een gemengde bestemming aan het gebied gegeven. In paragraaf 5.1.9.5 HerontwikkelingSlachthuisbuurt wordt hier verder op in gegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0008.jpg"

Lint aan beide zijden bebouwd - geen contact tussen Zaan en achterland

Deelgebied 6: Kogerveld

Het functioneel opgezette woongebied Kogerveld heeft een mix aan grondgebonden eigen woningbezit, sociaal bezit van middelhoogbouw en hoogbouw (deels eigen bezit, deels sociaal bezit) aan de rand van het gebied.

Kogerveld heeft de vorm van een driehoek met gekromde zijden en wordt afgeschermd door Rijksweg A8 (Coentunnelweg), met een hooggelegen verkeersscherm, en de op een lage dijk gelegen spoorlijn richting Enkhuizen, Hierdoor heeft het gebied een behaaglijk introvert karakter.

Met de Dr. H.G, Scholtenstraat langs de westzijde is het gebied aangetakt op het Zaanse centrum en de overige stadsdelen. Kogerveld vormt een stedelijk ruimtelijke eenheid met de omringende stadsdelen Sportpark Oostzijderveld en Slachthuisbuurt-Hofwijk. Vanaf de afslag van het verkeersplein A8 is het gebied via de rotonde op het Prins Bernhard plein direct bereikbaar. Op de "hoek" van Kogerveld bevindt zich bovendien het NS-station van het tracé Zaandam-Enkhuizen.

Het gebied wordt gekenmerkt door stedenbouwkundige 'stempels' die bestaan uit korte rijen tweelaags woningen met tuinen aan de voor- en achterzijde, afgewisseld met hoogbouwaccenten met daartussen een weids groen maaiveld. Herhaling is één van de kenmerken van de wijk. De opzet van de blokken is gerepeteerd met kleine variaties.

Belangrijke structurerende elementen in het gebied zijn verder de aanwezige waterstructuren van de Noorder Valdeursloot en De Gouw alsmede het aanwezige hoogspanningstracé.

De inteme ontsluiting van Kogerveld vindt plaats via de Veldbloemenweg, de toegangsas die loodrecht op De Gouw staat.

De ontsluitingsweg, het water en het hoogspanningstracé bakenen het gebied globaal af in drie verschillende gebiedsdelen:

1. Het gebied ten oosten van De Gouw met middel- en hoogbouw

Dit deelgebied dat ingesloten ligt in de oostelijke punt van de driehoek heeft een robuust karakter door het volume en de hoogte van de aanwezige gebouwen. Hieraan wordt bijgedragen door de aanwezigheid van enkele accentflats aan de randen (meestal vijf lagen, één uitzondering van negen lagen).

Het deelgebied wordt begrensd door een groene zone langs de A8, het water van De Gouw en het groene deelgebied langs het hoogspanningstracé.

Door de ruime opzet van het deelgebied is tussen de gebouwen veel groene ruimte te vinden.

Een op veel plaatsen dichte plint en de massaliteit van kleine woningen zorgen voor een zekere anonimiteit en een slechte relatie met de openbare ruimte.

2. Het deel ten noorden van de Veldbloemenweg met groenpleintjes en veel gezinswoningen

Dit deelgebied wordt begrensd door het water van De Gouw, een groene zone langs de A8, de Dr. H.G. Scholtenstraat en het groene deelgebied langs het hoogspanningstracé. Het gebied bestaat hoofdzakelijk uit rond groenpleintjes gegroepeerde gebouwen. De pleintjes zijn afwisselend omringd door rijtjes gezinswoningen en verspreide blokjes middelhoogbouw.

De verschillende wijzen waarop de rijtjes gezinswoningen rond de pleintjes zijn gesitueerd zorgen voor een grote variëteit aan plekken en relaties daartussen. De tweelaagse woningen, met voor- of achtertuin aan de straat, hebben een prettig informeel en kleinschalig karakter in samenhang met de krachtig aanwezige boombegroeiing.

Op een aantal plaatsen hebben deze woningen door opbouw een extra verdieping gekregen, waarbij in het algemeen per blok voor dezelfde opbouw is gekozen.

De clusters van middelhoogbouw (vijf lagen) staan vrij in de groene ruimte wat ze een zekere kwaliteit verleent. De eenvormige gevelopbouw en het eenvoudige programma geeft de middelhoogbouw echter een saaie uitstraling. Aan de noordrand staat één accentflat van negen lagen.

Tevens in het deelgebied aanwezig zijn voorzieningen als een winkelcentrum, postagentschap en een moskee.

3. Het zuidelijke parkdeel langs het hoogspanningstracé

Langs het spoor strekt zich een parkgebied uit. Door het aanwezige hoogspanningstracé van 150kV in oost-westelijke richting is het gebied vrijwel onbebouwd gebleven. Het energiebedrijf heeft er een zakelijk recht van 72m breed voor 380kV. Net buiten dit bereik bevinden zich NS-station, buurtkerk en basisscholen. In het deelgebied bevindt zich tevens de Noorder Valdeursloot, een oude zijtak van De Gouw, met•zijn oeverbegroeiing, botenhuis en aanlegpieren die het gebied een landelijke uitstraling geven. Voorts zijn er op restplekken tussen de spoorlijn en de Noorder Valdeursloot her en der volkstuinen te vinden.

Architectuur in Kogerveld

De middel- en hoogbouw in het gebied wordt gekenmerkt door een typisch naoorlogse soberheid met de nadruk op elementaire vormen en horizontale geleding.

De laagbouw in het gebied heeft door de sterk aanwezige pleintjesarchitectuur een informeel karakter. De aanwezige variatie in situering van de woningen draagt bij aan een afwisselend en kleinschalig beeld. Hieraan wordt tevens bijgedragen door de veelvuldig toegepaste dakopbouwen en de op gang gekomen "verhouting" van veel van de gevels van de woningen.

De collectiviteit van de oorspronkelijke architectuur, gebaseerd op herhaling van de woning als basiseenheid en de leesbaarheid van deze eenheid in de compositie, wordt hierdoor echter langzaam aan steeds minder leesbaar.

2.3 Groen En Water

Deelgebied 1: Zone ten noorden van de Poel;

Deze zone heeft qua groen nog het open karakter dat dit gebied van oudsher heeft gehad. De voornaamste boomstructuren begeleiden wegen (Leeghwaterweg, Diederik Sonoyweg) en deels de sportvelden.

De watergangen in het gebied zijn functioneel: ze liggen rondom de sportvelden en langs de Leeghwaterweg. De vroegere waterlopen zijn verdwenen in dit deel en daarmee ook de herkenbaarheid van de verkaveling.

Deelgebied 2: Hemmes

De Hemmes ligt voor een groot deel braak. Dit deel heeft een groen karakter, maar is van tijdelijke aard. Op de kop, bij het daar gevestigde bedrijf, waar ook gewoond wordt, is een tuininrichting met een aantal bomen aanwezig.

Het gebied is bijna geheel omgeven door water, maar er loopt ook water door het gebied. Zo is de westkant bijna geheel afgesneden door een smalle watergang. Ook prikt er nog een watergang deels het gebied in vanaf de noordzijde. Deze refereert aan het verkavelingspatroon uit de tijd dat er werkende molens op de Hemmes stonden.

Deelgebied 3: ’t Kalf

De wijk is een typisch voorbeeld van een wijk uit de jaren ’70. De opzet van de wijk is geen afgeleide van het landschap, maar van de toen heersende ideeënstroom over nieuwe woonwijken. Deze moesten vooral een eigen karakter en identiteit hebben, los van de omgeving waarin zij ontstonden.

Door deze ideeën is een kleinschalig, gevarieerd woonmilieu, het zogenaamde “micro”klimaat ontstaan. Het groen sluit hier ook op aan.

Kenmerkend voor ’t Kalf zijn de vele plantvakken en de grote hoeveelheid bomen. Hoewel ’t Kalf een groene wijk is, is er geen duidelijke structuur aan te wijzen. Er zijn eigenlijk twee hoofdaders. Enerzijds is er de beplantingsstructuur langs de hoofdontsluitingsweg dr. H.C. Scholtenstraat-Rijn-Waal en anderzijds concentreert zich de beplanting langs de watergangen in de wijk.

De straat ’t Kalf is een oud dorpslint en vormt een belangrijke identiteitsdrager voor Zaanstad

De weg is grotendeels onbeplant alleen op enkele punten wordt het zicht op het water volledig ontnomen door dichte bosschages. Daar waar voldoende ruimte is binnen het profiel nemen bomen hun intrede met een onderbegroeiing van gras.

Naast het groen speelt ook het water een belangrijke rol in ’t Kalf. Zo wordt de noord- en noodwestzijde van de wijk begrensd door de aftakkingen van de Zaan en de Braaksloot. De waterstructuur binnen het plan van de eilanden is nadrukkelijk aanwezig en speelt een structurerende rol. Maar ook elders in de wijk is water een beeldbepalend element in de openbare ruimte.

Ten zuiden van ’t Kalf ligt het Jagersveld, een groot recreatiegebied. Vanuit het Jagersveld komt de Gouw de wijk binnen.

Deelgebied 4: Jagersveld en sportvelden

Het Jagersveld laat zich verdelen in een westelijk deel dat gericht is op intensieve recreatie en een oostelijk deel dat meer gericht is op extensieve recreatie en natuurwaarden. Dit uit zich ook in de groenstructuren. Het meest oostelijke deel oogt minder gestructureerd en de natuur heeft hier meer de vrije hand. Het deel tussen de plas en de Gouw/sportvelden is meer gecultiveerd en kent duidelijke lijnen in het groen, deels ter begeleiding van routes, maar ook ter beschutting en als afbakening van de ligweiden rondom de plas.

De oevers van de Gouw kennen een natuurlijke inrichting. Deze watergang met oevers is dan ook aangemerkt als ecologische zone. Rondom de sportvelden zijn de groenstructuren functioneel, langs wegen, watergangen en geregeld langs sportvelden. Het groene karakter van dit deelgebied wordt nagenoeg helemaal doorgetrokken tot aan de Zaan. Het bebouwingsbeeld langs het lint is hier ook losser en er is meer ruimte voor groen. Op deze plek ligt de meest logische verbinding tussen de Zaan enerzijds en het Jagersveld anderzijds.

De waterlopen in het gebied zijn op vergelijkbare wijze te categoriseren als de groenstructuren. Het oostelijk deel heeft een patroon van watergangen dat aansluit bij de historische structuur van het Jagersveld. Het westelijk deel tot aan de Gouw is aangepast ten behoeve van de recreatieve functie.

De waterlopen rondom de sportvelden hebben een rationele loop.

Opvallende elementen zijn verder de Jagersplas, een oude zandwinningput en de Gouw, een oorspronkelijke waterloop die door de functie van ecologische zone een natuurlijker inrichting heeft gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0009.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0010.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0011.jpg"

Jagersveld

Deelgebied 5: Slachthuisbuurt

De inrichting van het openbaar gebied is rommelig: er zit geen heldere lijn in de inrichting. Er is ook niet echt sprake van een groenstructuur. Er zijn slechts enkele openbare, groene plekken: het Jonkerplantsoen, een losse speelplek, een grasveldje naast de kanovereniging en de strook tussen de A8 en de schoolgebouwen.

Het Jonkerplantsoen ligt centraal in het gebied en is een grasveld met bomen dat vooral gebruikt wordt om honden uit te laten. De groene strook langs de A8 loopt door in Kogerveld en scheidt zo de weg van de woon-/werkbestemmingen.

Openbaar water komt niet voor in het gebied, behalve dan waar het grenst aan de Zaan. Het contact met de Zaan is echter zeer beperkt in de Slachthuisbuurt.

Aan de oever van de Zaan ligt een pleisterplaats waar recreatievaart 3x24 uur mag aanmeren.

Deelgebied 6: Kogerveld

De wijk Kogerveld heeft een heldere stedenbouwkundige opzet met verschillende groene ruimtes, genaamd kamers. Dit geeft de wijk een parkachtig karakter. De groenstructuur is daarentegen divers en soms onsamenhangend.

In Kogerveld zijn er op verschillende schaalniveaus groenstructuren aanwezig die van belang zijn.

Op stadsniveau bevinden bomenstructuren zich langs de Dr, H.G. Scholtenstraat, langs de Gouw, langs de Coentunnelweg (A8), langs het spoortracé Zaandam-Enkhuizen en rond de Noorder Valdeursloot.

Op wijkniveau is er laanbeplanting langs de Veldbloemenweg (overgaand in de Fluitekruidweg) en bij de entree van de wijk bij station Kogerveld, aan het begin van de Veldbloemenweg.

Tot slot zijn er op buurtniveau groenpleintjes met daaromheen de laagbouw gesitueerd en de grotere groene gebieden waarin de middelhoog- en hoogbouw is gesitueerd.

De Gouw, van oudsher een verzamelstroom voor polderwater, is de kern van een uitgestrekte groene corridor met fietsroute dwars door Zaandam. Het Gouwgebied vertegenwoordigt het typische historische veenpolder-waterland van Zaandam met waterdoorsnijdingen loodrecht op de Zaan.

Een van deze oude doorsnijdingen is de Noorder Valdeursloot, onderdeel van een parkachtige zone ten noorden van het tracé Zaandam-Enkhuizen.

2.4 Wonen, Leven En Werken

2.4.1 Wonen

Zaandam Noord -bevat een aantal opvallende gebieden zoals Slachthuisbuurt, Kogerveld, Oostzijderveld en gebied Kalf (oud en nieuw). Binnen Slachthuisbuurt en het 'oude" Kalf is enige bedrijvigheid aanwezig en heeft het Jagersveld een recreatieve sporttypering.

Het gebied dat het Kalf, Kogerveld en een gedeelte van de Slachthuisbuurt (Boerejonkerbuurt) omvat, bestaat voornamelijk uit een hechte woonbebouwing, waarbij 't Kalf een centrumfunctie vervult.

Hoe deze woongebieden en woonmilieus er demografisch uitzien, toont onderstaande weergave.

Door de stedenbouwkundige vormgeving en -indeling en functionele kwaliteit is er destijds ruimte geboden om met deze gevarieerde woontypologieën en -prijscategorieën (huur, koop) een afwisselend woongebied te creëren.

De tabellen hieronder geven een demografische weergave van deze woongebieden en -milieus.

eigendom / huur buurt Kogerveld Boerejonker-
buurt
Kalf Totaal
koop 799 212 1.335 2.346
sociale huur 523 384 1.092 1.999
overig huur 149 52 384 585
totaal 1.471 648 2.811 4.930
woningsoort buurt Kogerveld Boerejonker-
buurt
Kalf Totaal
eengezinswoning 546 289 1.939 2.774
meergezinswoning 925 359 819 2.103
woonwagen/woonboot - - 53 53
totaal 1.471 648 2.811 4.930
een/meergezins
huur/koop
Kogerveld Boerejonker-
buurt
Kalf Totaal
(woonwagen/boot) - - 53 53
eengezins koop 411 137 1.146 1.694
eengezins huur 135 152 793 1.080
meergezins koop 388 75 142 605
meergezins 537 284 677 1.498
totaal 1.471 648 2.811 4.930
bouwjaar buurt Kogerveld Boerejonker-
buurt
Kalf totaal
tot 1906 - 23 8 31
1906 t/m 1930 - 100 59 159
1931 t/m 1945 - 30 24 54
1945 t/m 1960 7 295 40 342
1961 t/m 1970 1.464 115 15 1.594
1971 t/m 1980 - 50 2.047 2.097
1981 t/m 1990 - 2 582 584
1991 t/m 2000 - 1 17 18
2001 en later - 32 12 44
totaal 1.471 648 2.804 4.923
inwoners buurt Kogerveld Boerejonker-
buurt
Kalf totaal
aantal 3.019 1.509 6.147 10.675
gemiddelde woning-
bezetting
2.1 2,3 2,2 2,2

2.4.2 Werken

Het plangebied Zaandam-noord is een divers gebied. Over het algemeen kenmerkt het gebied zich door een sterke menging van wonen en werken. De buurten Kogerveld en Kalf worden gedomineerd door wonen. De Slachthuisbuurt is te typeren als gemengd gebied: wonen en werken lopen door elkaar heen. Werken is dominant aan de Diederik Sonoyweg, bedrijventerrein Kogerveld-noord en het gebied tussen WA brug en spoorlijn. Tenslotte is de Hemmes te bestempelen als ontwikkelingsgebied waar ook toeristische/recreatieve en ontwikkelingen en functies met een (lang)tijdelijk karakter een plaats kunnen krijgen.

In het plangebied zijn er bijna 2.300 banen (stand per 1 januari 2013), een groei van 5% ten opzichte van 10 jaar eerder. Hiermee is de werkgelegenheid in Zaandam Noord in de afgelopen 10 jaar sneller gegroeid dan in heel Zaanstad.

De industriële sector is met circa 450 banen (20%) de belangrijkste werkgever in het gebied. Hierna volgen de sectoren onderwijs en vervoer. Opvallend is dat, in vergelijking met 10 jaar eerder, het aandeel industrie is toegenomen (2003: 17%). Verdere opvallende ontwikkelingen zijn de sterke groei van de transportsector en de krimp van de bouwsector.

In vergelijking met Zaanstad als geheel is er in het plangebied een oververtegenwoordiging van de sectoren onderwijs, vervoer en industrie. De sectoren openbaar bestuur, detail- en groothandel zijn daarentegen ondervertegenwoordigd.

Verder is in de afgelopen 10 jaar het aandeel zzp-ers in de werkgelegenheid (17%) verdubbeld. Werken aan huis wordt hiermee steeds belangrijker.

2.4.3 Voorzieningen

2.4.4 Toerisme en recreatie

Zaanstad neemt actief deel aan bestuurlijke samenwerkingsverbanden zoals de Stadsregio en Metropool Amsterdam, de provincie Noord-Holland en nationaal landschap Laag Holland. Het Zaanse toeristische beleid sluit actief aan op de regionale en provinciale toeristische agenda’s en de snelle ontwikkelingen in deze sector. Dit doet Zaanstad in nauwe samenwerking met een aantal uitvoerende organisaties zoals de Stichting Marketing Zaanstreek en het Amsterdam Toerisme en CongresBureau (ATCB) en Bureau Toerisme Laag Holland.

In samenhang met de karakterisering 'Industrieel erfgoed' en het beleid van hoofdlijnen, worden een aantal maatregelen genomen. Op het gebied van toeristische infrastructuur; is dit bijvoorbeeld de aanleg van steigers in de Zaan, het creëren van nieuwe wandel- , fiets- en vaarroutes en de ontwikkeling van toeristische bewegwijzering, applicaties en routeplanners. Ook worden er (regionale) vaarverbindingen opgezet en komen er uitbreidingen op het gebied van regionaal openbaar vervoer. Waar mogelijk wordt er ruimte gegeven aan de ontwikkeling van toeristische verblijfsaccommodaties. Dit betreft niet alleen hotels en Bed & Breakfasts, maar ook campervoorzieningen, campings, recreatiewoningen en jachthavens.

2.5 Infrastructuur

2.5.1 Verkeer

2.5.2 Ondergrondse infrastructuur

Ondergrondse infrastructuur en bijbehorende bovengrondse bouwwerken

In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport.

Bij deze kabel- en leidingnetwerken behoren onder- en bovengrondse installaties en bouwwerken zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes.

Huisjes voor telecom apparatuur, antennes op gebouwen of in de openbare ruimte. Kasten voor elektriciteit, verlichting, televisie, telecommunicatie en verkeer. Brandkranen, putten voor wateraansluitingen en afsluiters en kranen.

De kabels,leidingen, installaties en bouwwerken zijn eigendom van de kabel- en leiding beheerders.

In het noorden van het plangebied langs de Leeghwaterweg en langs de A8 liggen zware transportleidingen van de Nederlandse Gasunie.

Gasunie aardgastransportleiding, gas hogedruk (boven 8 bar)

Langs de spoorlijn Zaandam - Enkhuizen lopen hoogspanningslijnen.

Tennet hoogspanningslijnen 150 - 380 kV

Daarnaast liggen in het plangebied nog andere, minder belangrijke, kabels & leidingen in beheer bij Liander, Liandon, PWN, KPN, UPC, Tele2, BT Nederland, Eurofiber, GNM Europa bv, T-Mobile, Vodafone, Ziggo4, Hoogheemraadschap en gemeente Zaanstad. Het gaat om elektriciteitsleidingen, gasleidingen, diverse vormen van waterleidingen, telecommunicatie, straalpaden, riolering, persleidingen en afvalwatertransportleidingen.

2.6 Te Beschermen Waarden

Binnen de cultuurhistorische waarden zijn verschillende waarden te onderkennen. Grofweg gaat het om de volgende waarden:

  • aangewezen monumentale waarden, veelal oude bebouwing en terreinen van archeologische waarde;
  • beschermde dorpsgezichten (niet in dit bestemmingsplan aanwezig);
  • karakteristieke panden;
  • historisch-geografische waarden: dit zijn kenmerkende landschapselementen zoals een dijk, kerkpad, lintbebouwing, waterloop en bijzondere landschappen;
  • archeologische waardevolle gebieden.

2.6.1 Monumenten en beeldbepalende panden

In Zaanstad staat een groot aantal beschermde en potentieel beschermde monumenten panden. Ze staan geregistreerd op de monumentenlijst Zaanstad. Regelmatig worden monumenten aan de lijst toegevoegd, een enkele maal wordt een monument afgevoerd (sloop, brand). Bij twijfel binnen het bestemmingsplan over de vraag of een pand recentelijk aan de lijst is toegevoegd dan wel van de lijst is afgevoerd kan de gemeente Zaanstad afdeling monumenten worden geraadpleegd.

Monumenten zijn: zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. Dit kunnen gebouwen zijn (kerken, woonhuizen, scholen, pakhuizen, molens etc.) maar ook standbeelden, seinpalen, archeologisch belangwekkende terreinen, natuurterreinen en dergelijke. Bepaalde zaken of panden kunnen monumentale waarde hebben maar zijn daarmee niet automatisch beschermd. Pas wanneer een pand of een zaak via het rijk, de provincie of de gemeente een beschermde status heeft gekregen, is het officieel beschermd. In dit plangebied zijn beschermde rijksmonumenten en beschermde gemeentelijke monumenten aanwezig

Naam Omschrijving Adres Status
Houten woonhuis Houten woonhuis in traditionele Zaanse Houtbouw, vermoedelijk uit het laatste kwart van de zeventiende eeuw 't Kalf 23-25 Zaandam Gemeentelijk monument
Houten woonhuis Houten woonhuis uit het laatste kwart van de 19e eeuw. 't Kalf 86 Zaandam Rijksmonument
Pastorie Pastorie behorende bij Maria Magdalenakerk (Kalverkerk) uit 1886 't Kalf 160 Zaandam gemeentelijk monument
kerk Rooms - Katholieke kerk Maria Magdakena (Kalverkerk) uit 1887 in neo-gotische stijl. 't Kalf 162 Zaandam gemeentelijk monument
schoorsteen Fabriekschoorsteen uit de na-oorlogse periode (1959) gebouwd door De Ridder uit Den Haag oostzijde, achter 367, Zaandam gemeentelijk monument
schoorsteen bakstenen fabrieksschoorsteen uit 1956 karakteristiek voor de Zaanstreek Kalf 11, Zaandam gemeentelijk monument

De monumenten in het plangebied zijn om reden van kenbaarheid op de verbeelding aangeduid. De planregels bevatten echter geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Monumentenwet en de monumenten/erfgoedverordeningen van de provincie en de gemeente. Om die reden wordt in het bestemmingsplan ook niet het vereiste van een sloopvergunning opgenomen en is ervoor gekozen in het voorliggende bestemmingsplan geen specifieke bestemmingsplanregels op te nemen voor de monumenten. Op verzoek van de gemeenteraad worden de monumenten wel op de verbeelding aangeduid met de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

2.6.2 Historisch-geografische waarden

Het bestemmingsplangebied is ruimtelijk gezien divers. Er zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden. Voor de beschrijving in dit bestemmingsplan is het handig de volgende deelgebieden aan te houden. De beschrijving van de deelgebieden is te vinden in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan: analyse plangebied.

Hemmes

Van historisch geografische waarde is de dwarssloot vanaf het Kalf naar de plek waar molen de Zaadzaaier stond. De ontsluitingsweg ‘t Kalf is eveneens van historisch geografische waarde omdat hij precies ligt op de plek waar de grote oost-west sloot was gesitueerd. Uitgezocht gaat worden wat hier de relatie precies van is. Tenslotte is de Hemmes natuurlijk zelf ook van historisch geografische waarde, omdat het de meest herkenbare hem en nog enige overgebleven hem in originele vorm van de Zaanstreek is (deze waarde is niet gebaseerd op de Cultuur Historische Waardenkaart maar op de cultuurhistorische analyse van de Hemmes, zoals bijgevoegd in Bijlage 3 Cultuurhistorische verkenning De Hemmes.).

De Zaan

De Zaan, één van de grootste veenstromen van Noord-Holland, vormt de ruggengraat van de Zaanstreek. Langs de oevers van de Zaan ontstond op het einde van de 16e eeuw het oudste industriegebied van Europa, en misschien wel van de wereld. Nog steeds is de Zaan als breed water, verkeersader en industriegebied beeldbepalend voor de Zaanstreek. Een rivier met dergelijke industriële bebouwing is uniek in Nederland. Als zodanig van nationaal belang.

Het Kalf en 't Kalf

Het gedeelte van de dijk ter hoogte van Koog aan de Zaan en deel uitmakend van de oostelijke Zaanoeververbinding. De dijk is van regionaal belang als dragend structuurelement aan de oostzijde van de Zaan. Aan weerszijden van de dijk bevindt zich afwisselend industriële bebouwing en woningen.

Gouw

Eén van de twee overgebleven, in een noord-zuid richting lopende, doorgaande vaarsloten op de oostelijke Zaanoever. De Gouw loopt van de Zuidervaart, dwars door de bebouwing naar de Nagouw in 't Kalf. Als oorspronkelijke waterloop van lokaal belang.

Oostzijde

Deel van de Oostzijde tussen Peperstraat in het zuiden en 't Kalf in het noorden. Als belangrijke structuurdrager in de Zaanstreek is de dijk van regionaal belang. De bebouwing aan weerszijde van de Bernhardbrug en de bebouwing tussen de Peperstraat en de Grootscheepmakerstraat is eveneens van regionaal belang.

Beschermd dorpsgezicht Haaldersbroek

Beschermd dorpsgezicht Haaldersbroek valt voor een klein deel in van het plangebied. De buurtschap Haaldersbroek is aangewezen als van rijkswege beschermd dorpsgezicht.

2.6.3 Archeologische waarden

Voor de beschrijving van de archeologische waarden in het plangebied worden de deelgebieden gehanteerd die in § 2.1.2 reeds zijn onderscheiden.

Zaanoevers met zijpaden

De langs de Zaanoevers gelegen Westzijde en Oostzijde in Zaandam en de dijkweg langs de Zaan vanaf Koog aan de Zaan tot het Noordeinde in Wormerveer zijn oude bewoningslinten en dateren in ieder geval uit de 14e tot 15e eeuw. In de 17e en 18e eeuw werden zijpaden aangelegd. Verwacht kan worden dat in de bodem resten van de middeleeuwse en post/middeleeuwse bewoning, scheepswerven en industrie kunnen worden aangetroffen. Vanwege de aanwezigheid van resten van scheepswerven en vroege industriële activiteiten van (inter)nationaal belang.

’t Kalf en Haaldersbroek

Het bewoningslint aan de dijk langs de Zaan bij het Kalf en het buurtschap Haaldersbroek dateren in ieder geval uit de 14e tot 15e eeuw met uitbreidingen in de 17e en 18e eeuw. Verwacht kan worden dat in de bodem resten van de middeleeuwse en post/middeleeuwse bewoning worden aangetroffen. Van regionaal belang.

Schansterrein

In de 80-jarige oorlog lag hier een schans als verdediging tegen de invallen van Spaans gezinde troepen. Deze schans was de grootste van de Zaanstreek en heeft een belangrijke rol gespeeld in de guerilla-oorlog die zich hier in het derde kwart van de 16e eeuw heeft afgespeeld. Ondanks de bouw van fabrieken en de aanleg van wegen in dit gebied kunnen resten van de schans nog in de bodem aanwezig zijn. Van lokaal belang.

Jagersveld

In het Jagersveld komen sporen van nederzettingen en vroege industriële ontwikkeling uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd voor. Ondanks de aantasting van het middeleeuws landschap is bestudering van de ontginningsgeschiedenis van dit veengebied nog mogelijk. Van lokaal belang.

2.6.4 Natuurwaarden Jagersveld

In het oostelijk deel van het Jagersveld komen zowel wat betreft flora als fauna natuurwaarden voor. Omdat deze waarden vaak moeilijk of zelfs in het geheel niet zijn te vervangen en/of te ontwikkelen, worden de bestaande waarden beschermd tegen ontwikkelingen als gevolg waarvan ze schade zouden kunnen oplopen. In het Jagersveld bevinden zich een aantal dusdanig bijzondere natuurwaarden, dat deze via een aparte bestemming Waarde - Ecologie (dubbelbestemming) op de verbeelding zijn aangegeven. Het gaat om de volgende waarden:

Flora
Landschappelijk is dit nog de oorspronkelijke verkaveling van het veenweide gebied. Een gedeelte is inmiddels rietland geworden maar de eilanden zijn nog goed te zien. In het rietland komen verschillende beschermde plantensoorten voor. Onder andere: Koningsvaren, veenmos en veenbes

Fauna

Het gedeelte is waardevol voor verschillende, beschermde diersoorten:

  • (Moeras en riet) vogels: o.a. Roerdomp, Blauwborst, Krakeenden;
  • Kleine zoogdieren: Noordse woelmuis, waterspitsmuis, hermelijn en wezel;
  • Insecten: o.a. Rood oog waterjuffer en andere libellesoorten;
  • Reptielen en amfibieën: Ringslang, salamanders.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied. Dit beleidskader vormt de basis voor eventuele ontwikkelingen in het plangebied en is een onderbouwing van de beleidskeuzes die zijn gemaakt.

Het vigerende rijks- en provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is als uitgangspunt genomen voor dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt dus niet afgeweken van het vigerende beleid.

3.2 Rijk

3.2.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), inwerking getreden op 30 december 2011, omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het rijk pro-actief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Voor het overige hebben provincies en gemeenten de vrijheid om hun eigen belangen te bepalen en daar uitvoering aan te geven.

In het Barro is een verbreding van de rijkswegen A7 en A8 voorzien. Daarom is op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan een vrijwaringszone opgenomen om te voorkomen dat nieuwe gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht die deze verbreding in de weg zouden staan.

3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR vervangt verschillende nota’s, zoals:

  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit;
  • de Mobiliteits Aanpak;
  • de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

3.2.3 Structuurvisie buisleidingen

Het rijksbeleid voor buisleidingen staat in het structuurschema buisleidingen uit 1985. Het structuurschema buisleidingen uit 1985 geeft op de lange termijn inzicht in het rijksbeleid en een procedureel kader voor de tracering en de aanleg van buisleidingen. Verder geeft het structuurschema een toetsingskader voor de beoordeling van de ruimtelijke consequenties bij tracering, aanleg, gebruik en beheer van buisleidingen.

Op 12 oktober 2012 is de Structuurvisie Buisleidingen vastgesteld door de Minister van Infrastructuur en Milieu in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Deze heeft een lange termijnvisie ( komende 20 tot 30 jaar) voor het transport van gevaarlijke stoffen (gas, olie, chemicaliën en CO2) door buisleidingen bevatten, zoals de reservering van ruimte voor toekomstige buisleidingen. Met de structuurvisie buisleidingen zal op hoofdlijnen aangegeven worden waar provincies en gemeenten ruimte moeten reserveren. Provincies en gemeenten kunnen zelf meebepalen waar de leidingen precies komen te liggen. Zij moeten deze buisleidingen zoveel mogelijk met al bestaande buisleidingen laten samengaan om ruimteverspilling te voorkomen.

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:

  • het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
  • bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
  • ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

3.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie

De provinciale ruimtelijke verordening is tegelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie. De Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie schrijft voor waar de gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen aan moeten voldoen.

3.3.3 Leidraad landschap en cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een uitwerking van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Deze leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven. De openheid van het landschap in Laag Holland verdient extra bescherming. De visuele impact van nieuwe ontwikkelingen moet daarom voor de uitvoering duidelijk en beoordeeld zijn. Ontwikkelingen binnen of in de directe nabijheid van dorpen moeten passen bij het bestaande ‘DNA’ van het dorp. Voor de lintbebouwing in Zaanstad zijn o.a. de doorzichten vanuit het lint naar het omringende polderlandschap als onderdeel van dit ‘DNA’ aangewezen.

3.3.4 Provinciaal Milieubeleidsplan

In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013 (PMP) staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. Voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan maakt de provincie tweejaarlijkse uitvoerings- en monitoringsprogramma's. Gedeputeerde Staten hebben eind 2009 het uitvoerings- en monitoringsprogramma Milieu 2010-2011 vastgesteld.

3.4 Gemeente

3.4.1 Zaans evenwicht

Zaans evenwicht is een overkoepelende toekomstvisie. Zaanstad werkt op twee fronten aan een evenwichtige ontwikkeling van de stad. Binnen de gemeentegrenzen én als stad in relatie tot de omgeving, de metropoolregio. Dat doel bereiken we door te:

  1. 1. Investeren in toekomstbestendigheid,
  2. 2. Investeren in de ruimtelijke kwaliteit
  3. 3. Investeren in mensen.

Toekomstbestendigheid vraagt om een duurzame en gezonde inrichting van de stad en vereist in sociaal en economisch opzicht voldoende diversiteit zodat de samenleving weerbaar is en ingesteld is op veranderingen. Meer ruimtelijke kwaliteit in relatie tot de positie in de regio, betekent gericht verstedelijken en verlevendigen, een functionele en aantrekkelijke openbare ruimte en voldoende aantrekkelijke woonmilieus. Door te investeren in de sociaal economische positie van de Zaankanters, gemengde veilige wijken en een optimale aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt behouden we een sociaal sterke stad.

De inkleuring van deze drie redelijk universele hoofdopgaven is specifiek Zaans.

In Zaans Evenwicht worden zes kwaliteiten onderscheiden die kenmerkend zijn voor het typisch Zaanse. Door uit te gaan van eigen kracht onderscheidt Zaanstad zich van andere steden en blijft Zaanstad Zaans, in een dynamische metropoolregio. De kwaliteiten zijn:

  1. 1. De Zaankanters (sociaal maatschappelijke voorzieningen en commerciële voorzieningen)
  2. 2. Ondernemerschap (blijven stimuleren)
  3. 3. Diversiteit in woonmilieus (diversiteit waar mogelijk versterken)
  4. 4. Cultuur historisch landschap (verstedelijking met voldoende toegankelijkheid voor het groen)
  5. 5. De Zaan (potentierijke plek voor ontwikkeling)
  6. 6. De locatie (een dominante plek ik de metropoolregio).

3.4.2 Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020.

De opgave

Zaanstad is merkbaar in beweging. Toch gaat niet alles 'voor de wind'. De economische groei van Zaanstad blijft achter, ook ten opzichte van de rest van de Metropoolregio en de stad oefent te weinig aantrekkingskracht uit op midden- en hogere inkomensgroepen. De combinatie van wonen en werken zorgt er weliswaar voor dat Zaanstad geen 'doorsnee' stad is, maar maakt het extra lastig om als stad aan hedendaagse milieueisen te voldoen. Zaanstad wordt vrijwel geheel omgeven door landelijk gebied, dat beschermd is vanwege bijzondere natuurwaarden. Dat betekent wel dat groei alleen nog mogelijk is in bestaand stedelijk gebied.

Zaanstad staat voor een lastige opgave: enerzijds het terugdringen van de milieubelasting en behoud van het beschermde buitengebied en anderzijds de noodzaak tot groei, verstedelijking en verdichting binnen bestaand stedelijk gebied.

De aanpak
Zaanstad heeft een unieke historie en een eigen identiteit. Die vertalen zich in de bedrijvigheid langs Zaan, de Zaanse Schans en uitgestrekte veenweidegebieden en ook in de intensieve menging van wonen en werken, het brede scala aan woonmilieus, het cultureel- en industrieel erfgoed en sociaal sterke en relatief veilige buurten. Zaanstad gaat haar kernkwaliteiten duidelijker voor het voetlicht brengen en beter benutten, zodat onze stad aantrekkelijker wordt voor nieuwe bewoners en bedrijven. Ook de wens de milieubelasting terug te brengen draagt bij aan een goed woon- en vestigingsklimaat.

De nabijheid van Amsterdam en de rest van de Metropoolregio kan zorgen voor een steviger economisch draagvlak. Binnen de regio worden afspraken gemaakt over o.a. verstedelijking en woningbouw, verbetering van verkeer- en vervoersystemen en herstructurering van bedrijventerreinen.

Toekomstig ruimtelijk perspectief na 2020

Verspreid over de stad liggen zes strategische gebieden, waarbinnen de ruimtelijke doelstellingen worden uitgewerkt. Dat vergt een proces van lange adem. Daadwerkelijke veranderingen zullen voor een belangrijk deel pas na 2020 in gang gezet worden. Vooruitlopend hierop kunnen sommige gebieden ruimte bieden aan tijdelijke functies.

Daarnaast vormen de stedelijke knooppunten langs het spoor en het verkeers- en vervoernetwerk de belangrijkste pijlers voor lange termijnontwikkeling.

Vier ruimtelijke opgaven tot 2020

De komende 10 jaar werkt Zaanstad haar ruimtelijke ambities uit aan de hand van vier ruimtelijke ontwikkelopgaven:

  • verbinden (verbeteren van de lokale en regionale bereikbaarheid);
  • intensiveren en transformeren (verstedelijking doormiddel van slim, veranderend en meervoudig ruimtegebruik);
  • herstructureren en revitaliseren (verbeteren van de kwaliteit van een aantal woonbuurten en bedrijventerreinen);
  • beheren en versterken (op peil houden en verbeteren van het bestaande stedelijke en resterende landelijke gebied).

Door alle ontwikkelopgaven heen werken we aan maatregelen waarmee de milieubelasting kan worden teruggedrongen en nieuwe mogelijkheden worden gecreëerd voor duurzame energieopwekking.

Gebiedstyperingen

De ruimtelijke doelstellingen zijn op hoofdlijnen uitgewerkt in gebiedstyperingen en -profielen. De gebiedsprofielen vertalen ruimtelijke opgaven en bijzondere karakteristieken in referentiebeelden en meetbare eenheden. Hiermee heeft de gemeente een instrument in handen dat op een hoog schaalniveau als leidraad dient voor ontwikkeling, vernieuwing en/of uitbreiding. Aan de hand van deze leidraad kan voor specifiekere gebieden door gemeente en/of marktpartijen een uitwerking worden gemaakt in onder andere gebiedsvisies en ontwikkelvisies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0012.jpg"

Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

In het bestemmingsplan gebied Zaandam Noord komen de volgende gebiedstyperingen voor:

3.4.3 Strategische nota's

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Nota Woonbebouwing

Op 1 juni 2012 is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012 (hierna: nota) door de raad vastgesteld. Deze nota is bedoeld om een verantwoorde, eenduidige afweging te kunnen maken over uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning (hierna: woningen) en hierbij horende bouwwerken zoals aanbouwen e.d. In de nota zijn standaardregels opgenomen voor uitbreidingen en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zoveel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.

De nota heeft betrekking op:

  • vergroting van het hoofdgebouw;
  • plaatsing en omvang van bijgebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde (dakterrassen, zwembaden, boothuizen, erfscheidingen, sport- en speltoestellen, vlaggenmasten, keermuren, dakramen/daklicht en zonnepanelen);
  • dakkapellen.

De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijke grondgebied. De nota is niet van toepassing op woonschepen, woonwagens, recreatiewoningen, appartementencomplexen, monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Er is ten slotte bijzondere aandacht in de nota voor panden met een 'bijzonder bouwvolume en architectuur'. Dit zijn panden met een bijzonder bouwvolume (rond, trapezium, etc.) en bijzondere bouwtypologieën zoals benoemd in de welstandsnota. Voorbeelden hiervan zijn de typologieën 'Rijke Zaanse Huizen', 'Eenvoudige Zaanse Huizen', 'Stolpen', 'Kapbergen', 'Historische fabrieken' en 'Molens'.

De nota dient als basis voor de actualisatie van bestemmingsplannen en de welstandsnota. Voor zover mogelijk zijn de objectief meetbare zaken van de nota in het bestemmingsplan verwerkt. Het gaat daarbij om het vergroten hoofdgebouw (achterwaarts), dakkapellen, erkers, bijbehorende bouwwerken, dakterrassen en erfafscheidingen. Deze zijn grotendeels bij recht als bouwmogelijkheid opgenomen. Hiermee is voor een kleiner aantal gevallen van een (kleinschalige) uitbreiding bij wonen een aparte planologische procedure noodzakelijk. Een aantal onderdelen uit de nota zijn vergunningsvrij. Het betreft o.a. de bouwwerken ten behoeve van een zwembad, whirlpool, jacuzzi, vijver, keermuur, sport- en speeltoestellen en dergelijke.

Overigens is het onder sommige omstandigheden mogelijk van de in het bestemmingsplan gestelde regels af te wijken. In de meeste situaties gaat het om gevallen waarbij sprake is van een trendsetter of een medische indicatie. Onder een trendsetter van een dakkapel of dakopbouw wordt verstaan een als zodanig door de Welstandscommissie aangewezen plan in hetzelfde bouwblok of een bij gelijke architectuur in de nabije omgeving vergund bouwwerk dat al is gerealiseerd, maar dat afwijkt van de mogelijkheden in het bestemmingsplan. Ook bij andere bouwwerken kan er sprake van zijn dat burgemeester en wethouders afwijken van het bestemmingsplan. Bij een procedure tot afwijken zal in ieder geval getoetst worden of er geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • de bezonningssituatie op aangrenzende percelen;
  • de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
  • het bebouwingsbeeld;
  • het ensemble;
  • de verkeerssituatie.

4.2.2 Welstand

De meest recente versie van de welstandsnota is op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Onder meer zijn gebiedsgerichte welstandscriteria aangegeven. Heel Zaanstad is onderverdeeld in verschillende gebieden die afzonderlijk ruimtelijk (functioneel) geanalyseerd, getypeerd en beschreven zijn. Daarbij zijn vervolgens criteria aangegeven die bij het welstandstoezicht van belang zijn. In de welstandsnota worden ook criteria voor specifieke bouwwerken genoemd zoals Zaanse huizen, houten pakhuizen en loodsen, stenen pakhuizen en fabrieken.

Aanvragen van bouwvergunningen zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota. Een doel van de nota is ook om tot een eenduidig en samenhangend toetsingskader en beleid te komen, maar ook om als inspiratiebron te dienen voor degenen die (bouw)plannen maken.

De welstandsnota wordt naar verwachting eind 2013 geactualiseerd.

4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

4.3.1 Erfgoed

4.3.2 Archeologie

4.3.3 Cultuurhistorie en monumentenzorg

4.4 Wonen

4.4.1 Woonvisie

De Raad van de gemeente Zaanstad heeft op 22 januari 2009 de Woonvisie vastgesteld. Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool met Amsterdam als kern te worden. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. Bij nieuwe ontwikkelingen zullen de beleidsopgaven vanuit deze visie nagestreefd worden.

4.4.2 Woonschepennota

De Woonschepennota 2010 spreekt zich positief uit over het wonen op het water in woonschepen en geeft hiermee o.a. invulling aan het bepaalde in artikel 88 van de Huisvestigingswet. De nota bevat een actualisatie van het bestaande woonschepenbeleid en speelt daarnaast in op nieuwe inzichten en ontwikkelingen op het gebied van wonen op het water. De nota zet niet in op nieuwe initiatieven voor nieuwe ligplaatsen. Volstaan wordt met de mogelijkheid van verdichten van bestaande locaties of binnen bestaande locaties het aantal ligplaatsen uit te breiden of om knelpunten op te lossen. Indien noodzakelijk dan vormen De Woonschepennota en de Woonschepenverordening samen de basis voor de uitvoering van toezicht en handhaving.

In kader van dit bestemmingsplan en gelet op geschikte of beschikbare ruimten is de werking van deze nota voor het gebied aan en/of rondom de Braakdijk zeker als relevant aan te duiden.

4.5 Maatschappelijke Voorzieningen

4.5.1 Sociale structuurvisie 2009-2020

De sociale structuurvisie Sociaal perspectief Zaanstad is vastgesteld door de raad op 19 maart 2009. De Sociale structuurvisie geeft de sociale ambitie van Zaanstad weer:

Zaanstad manifesteert zich binnen de metropoolregio Amsterdam als een sociale stad, waar iedereen de kans krijgt zich te ontwikkelen, waar niemand wordt uitgesloten, waar bewoners goed met elkaar omgaan en waar voor iedereen wat te doen is.

Zaanstad bouwt voort op de Zaanse sociale infrastructuur die nu al voorhanden is.

Daarvoor zijn drie opgaven benoemt:

  1. 1. Zaanstad is ook in de toekomst een vitale stad. Een stad waar kansen voor de talentontwikkeling van jongeren en volwassenen optimaal worden benut. De gemeente zet samen met haar partners in op meer effectiviteit in onderwijs en arbeidsmarkt. Dan gaat het over maatregelen om schooluitval terug te dringen, afspraken met schoolbesturen over het verbeteren van de taal- en leerprestaties, de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden naar de arbeidsmarkt en de inburgering van oud- en nieuwkomers.
  2. 2. Zaanstad bouwt een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Niemand wordt uitgesloten, er is voor iedereen wat te doen. De gemeente investeert in kwalitatief goede maatschappelijke en vrijetijdsvoorzieningen. Een goede spreiding van zorg- en welzijnsvoorzieningen is noodzakelijk om alle bewoners in staat te stellen mee te doen in hun buurt en stad. Daarvoor worden Woonservicewijken gecreëerd, is er Bredeschoolontwikkeling in elke wijk en zijn er Centra Jong, voor Jeugd en Gezin.
  3. 3. Zaanstad blijft een sociale stad. Een stad waar bewoners elkaar gemakkelijk ontmoeten en waar betrokken bewoners leven. De gemeente stimuleert hiervoor ontmoeting, betrokkenheid en initiatieven in buurten en wijken.

Door de individualisering staat de sociale samenhang in de diverse wijken onder druk. De gemeente kan die samenhang niet 'maken', maar wel de voorwaarden scheppen. Door bijvoorbeeld de buitenruimte aan te passen, waardoor mensen elkaar gemakkelijker kunnen ontmoeten, leuke buurtactiviteiten te subsidiëren en vrijwilligers te ondersteunen.

Het Programma wijkgericht werken is opgezet om in de wijken 1) schoon, heel en veilig; 2) ontmoeten en 3) burgerparticipatie in de wijken te stimuleren.

4.5.2 Nota Gezondheidsbeleid

Centraal doel in de Nota Gezondheidsbeleid 2008-2012 is het verbeteren van de volksgezondheid in Zaanstad en het verkleinen van de gezondheidsverschillen binnen de bevolking. De gezondheid van de inwoners van Zaanstad kan worden verbeterd door het positief beïnvloeden van gezondheid en gezondheidsbeleving, het bevorderen van een gezonde levensstijl, het werken aan een gezondere sociale en fysieke omgeving en het verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Door middel van het ontwikkelen van gezondheidsprofielen worden gezondheidsprioriteiten benoemd. Voor de periode 2008-2012 zijn dat overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, opvoedingsproblematiek, roken, drugsgebruik en depressie/eenzaamheid.

De nota Gezondheidsbeleid hangt nauw samen met het Wmo beleidsplan. Ze hebben raakvlakken en overlap; mensen die open staan voor actieve deelname en betrokkenheid bij de maatschappij voelen zich gezonder en een goede gezondheid maakt deelname aan het maatschappelijke leven mogelijk. Overstijgend doel is het bevorderen van de kwaliteit van leven van burgers.

Voor Zaandam Noord geldt dat er steeds aandacht moet blijven voor voldoende speelplekken zodat het bewegen van kinderen wordt bevorderd. Ook veilige langzaam-verkeer-routes behoeven aandacht om te stimuleren dat kinderen zoveel mogelijk lopend of fietsend naar school worden gebracht.

4.6 Groen , Sport En Speelruimte

4.6.1 Nota sportbeleid - Zaankanters in beweging

De missie van het sportbeleid is dat we werken aan een samenleving waar iedereen zich thuis voelt en waar gewaakt wordt voor het lichamelijke en psychische welzijn van ons allemaal. Sport is daarbij een speerpunt omdat sport mensen motiveert, activeert en bindt. Inzetten op versterking van de sociale cohesie zien we daarbij als een overkoepelende meerwaarde. We willen steun geven waar dat nodig is. Uitgangspunt is het vertrouwen in de eigen kracht en het initiatief van de samenleving. Kansrijke projecten en initiatieven zijn welkom en krijgen de ruimte, maar hebben niet per se de inzet van de gemeente nodig. Samen met partijen in de samenleving willen we werken aan de participatie en ontplooiing van die groepen, die extra inzet nodig hebben.

De gemeente erkent dat er in de verschillende gebieden sprake is van verschillende problematiek, terwijl er ook binnen de afzonderlijke gebieden weer verschillen zijn. Maatwerk is een vereiste. Bij de afweging welke initiatieven steun krijgen en welke activiteiten worden vorm gegeven speelt de opgave in het gebied een belangrijke rol.

De gemeente vindt het belangrijk dat voor elk gebied voldoende sportaanbod aanwezig is. Dit betekent niet dat al het sportaanbod ook per se in de wijk gerealiseerd wordt.

Ten aanzien van accommodaties vindt de gemeente het belangrijk dat het gebruik van de sportaccommodaties is geïntensiveerd en er geen sprake meer is van langdurige leegstand. Daarnaast moeten alle accommodaties goed toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Onder vernieuwing van de georganiseerde sport verstaan we een grotere samenwerking met onderwijs, het vergroten van het activiteitenaanbod van verenigingen en het inzetten van combinatiefuncties. Op accommodatiegebied betekent vernieuwing ook het zoeken van een flexibel en aanvullend aanbod zoals het 'sportcentrum nieuwe stijl' waarbij parkmanagement een belangrijke rol speelt en het aanbod tegemoet komt aan de gedifferentieerde vraag naar mogelijkheden om te sporten. Het sportcomplex moet een aantrekkelijke voorziening worden met een veelkleurig en veelsoortig gebruik. De verenigingen krijgen daarbinnen alle ruimte om hun core business, het aanbieden van de eigen sport of sporten, waar te maken. Wanneer nieuwe accommodaties worden gerealiseerd zal gekeken worden naar mogelijkheden om te voldoen aan de eisen die gelden voor internationale wedstrijden.

De volgende ruimtelijke ontwikkelingen vinden plaats voor de buitensport:

  1. 4. de voorbereiding voor de realisatie van een nieuw sportpark op de Omzoom;
  2. 5. renovatie en aanleg kunstgrasvelden op sportpark Provily;
  3. 6. realisatie van sportpark de Kuil.

4.6.2 Sport klaar voor de toekomst

In 2008 heeft het college de nota sportaccommodaties 'Sport klaar voor de toekomst' en de nota sportbeleid 'Zaankanters in beweging' vastgesteld. De ruimtelijk relevante onderdelen staan in de nota sportaccommodaties. Daar wordt per sportpark aangegeven wat de toekomstplannen zijn en of het sportpark op de huidige plek blijft bestaan. De belangrijkste ontwikkelingen op dit gebied zijn:

  • verplaatsing voetbalvereniging VVZ van sportpark Oostzijderveld naar nieuw te realiseren sportpark de Kuil (Kuilpad);
  • verplaatsing atletiekvereniging Lycurgus van sportpark Provily (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg);
  • verplaatsing korfbalvereniging Hoger Op en base/softbalvereniging Cromtigers van sportpark Slibkuil (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg);
  • onderzoek naar verplaatsing van voetbalvereniging Blauw Wit (West Knollendam) naar nog nader te bepalen locatie.

Voor Zaandam Noord geldt dat er een opvallend grote concentratie van sportparken en met name voetbalclubs is.

4.7 Bedrijvigheid

4.7.1 Economische structuurvisie

Zaanstad wil een aantrekkelijke gemengde woonwerkstad blijven en zet in op de ontwikkeling naar een meer gedifferentieerde economie. Dit wil zij bereiken door een kwalitatieve versterking van de bestaande economie, zowel fysiek als digitaal, en het leggen van accenten op moderne schonere economie: creatieve bedrijvigheid, toerisme, logistiek, food, innovatie en kennis. Daarbij wordt het vestigingsklimaat aantrekkelijker gemaakt door het verbeteren van de bereikbaarheid voor het Zaanse bedrijfsleven en het beter benutten van Zaanstads unieke ligging dichtbij Amsterdam, internationale havens en luchthaven Schiphol.

Binnen deze uitwerking van de economische structuurvisie ziet Zaanstad ruimte voor een nadrukkelijker rol van het bedrijfsleven, conform het collegeprogramma Wederzijds Aanspreekbaar.

De ruimtelijke en economische structuurvisies zijn nauw met elkaar, en de al eerder vastgestelde sociale structuurvisie, verbonden. Samen vormen deze documenten de drie richtinggevende kaders voor het gemeentelijk beleid van Zaanstad in de komend tien jaar. De concrete uitwerking van de economische en ruimtelijke structuurvisies vindt grotendeels plaats binnen het programma Zaan/IJ.

De Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Het dient als afwegingskader en biedt uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven.

4.7.2 Regionaal detailhandelsbeleid SrA

Op 13 december 2011 stelde de Raad van de Stadsregio Amsterdam het regionale detailhandelsbeleid vast.

Het nieuwe regionale detailhandelsbeleid kent zes uitgangspunten:

  1. 1. Inwoners van de Stadsregio Amsterdam moeten op aanvaardbare afstand hun (dagelijkse) boodschappen kunnen doen (fijnmazige detailhandelsstructuur);
  2. 2. Het beleid is er op gericht om vraag en aanbod in evenwicht te brengen in de retailsector. Bouwen voor leegstand is onwenselijk. Leegstand leidt tot verloedering en een verslechtering van de leefbaarheid;
  3. 3. Nieuwe ontwikkelingen moeten de huidige structuur versterken en nieuwe ontwikkelingen die uitbreiding van het ruimtegebruik vergen zijn alleen mogelijk als de ontwikkeling niet op een bestaande locatie mogelijk is;
  4. 4. Clustering van detailhandel en voorzieningen is een leidend principe;
  5. 5. Beoordeling van plannen voor nieuwe detailhandelontwikkelingen vindt plaats zowel volgens kwantitatieve als kwalitatieve criteria;
  6. 6. Het regionale detailhandelsbeleid valt binnen het kader dat is vastgesteld in het provinciale detailhandelsbeleid in 2009.

Initiatieven in het plangebied dienen bestaande structuur te versterken. Dit betekent clusteren van winkels in bestaande winkelcentra. Met initiatieven buiten bestaande centra wordt zeer terughoudend omgegaan, ook gelet op beperkte marktruimte die in Zaanstad aanwezig is.

4.7.3 Bedrijven in woonhuizen

Het beleid voor bedrijven in woonhuizen gaat er vanuit dat de woonfunctie leidend is en dat de bedrijfsvestiging ondergeschikt is. Van ondergeschiktheid is sprake als de vestiging beperkt blijft tot 65 m2 en maximaal eenderde van het woonhuis beslaat. Op basis van jurisprudentie met betrekking tot dit onderwerp is gekozen voor de zogenaamde 30% - 70% regeling. Dat wil zeggen dat wanneer een beroep of bedrijf aan huis niet meer dan 30% van het bruto woonvloeroppervlak bedraagt, er op het pand geen bedrijfsbestemming wordt gelegd, maar de woonbestemming gehandhaafd blijft. Dit komt overeen met het Bedrijf-aan-huisbeleid van de gemeente Zaanstad uit 1987.

4.7.4 Structuurvisie retail-leisure

De ambitie van Zaanstad is het vervullen van een brede en complete verzorgingsfunctie en het bieden van een gezond ondernemersklimaat.

Wijk- en buurtniveau

De voorzieningen op wijk- en buurtniveau moeten zoveel mogelijk geclusterd worden om een hart voor de wijk of buurt te creëren. Het gaat hierbij niet alleen om detailhandel, maar ook om gezondheidszorg, onderwijs, sociaal culturele voorzieningen en dergelijke. Wijk- en buurtwinkelcentra moeten op korte afstand van de woning liggen en vanuit de woning makkelijk bereikbaar zijn. Inzet is behoud en versterking van een fijnmazige detailhandelsstructuur. Bovendien moeten deze centra voldoende parkeerplaatsen bieden en er aantrekkelijk uitzien. Voor de winkelcentra in Zaandam Noord, Kalf en Zilverschoonplein, betekent dit detailhandel als kernfunctie, aangevuld met wijkgerichte functies als dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.

4.7.5 Uitgangspuntennotitie bedrijventerreinen

Voor groei van economische activiteit gaat het beleid voor bedrijventerreinen zich richten op de grote perifere terreinen waarbij het accent op het zuiden van de stad ligt. Voor de binnenstedelijke bedrijventerreinen is afgesproken dat de economische functie kan blijven, met kansen voor transformatie en menging met andere functies zoals wonen en maatschappelijke voorzieningen.

Deze verandering op de binnenstedelijke terreinen heeft zich al eerder ingezet. Locaties als Honig, Overtuinen, de Houthavenkade het Krommenierpad en PWN locatie nabij Krommenie zijn voorbeelden van binnenstedelijke bedrijventerreinen waar transformatie naar andere functies heeft ingezet.

Dit beleid voor de binnenstedelijke terreinen zal op termijn een verschuiving betekenen van economische functies naar andere stedelijke functies. Effect zal zijn dat het totale areaal aan bedrijventerrein in Zaanstad afneemt. De afname van de hoeveelheid bedrijventerrein is echter mogelijk door het huidige overaanbod van dit soort werklocaties in Zaanstad en in de Metropoolregio Amsterdam.

De gemeente Zaanstad zal bij de veranderingen op de binnenstedelijke terreinen uitgaan van de ontwikkelingen in de markt en zelf geen actieve rol innemen in de transformatie van deze terreinen. Voor verandering op de terreinen zijn de belangen van de gevestigde ondernemingen uitgangspunt en van actieve/ verplichte verplaatsing van onderneming zal geen sprake zijn.

Om dit beleid verder vorm te geven is een indeling gemaakt in A, B en C locaties.

Indeling terreinen

De bestaande bedrijventerreinen worden ingedeeld in drie categorieën: groei- (A), bestendiging- (B) en verandergebieden (C)

  • A. De groeigebieden zijn die terreinen waar de komende jaren een hoge mate van groei van economische activiteit is te verwachten.
  • B. Bestendigingsgebieden zijn bedrijventerreinen waarop bedrijf(ven) zijn gevestigd die in Zaanstad zijn geworteld en op deze locaties blijven. Uitbreiding op de locatie is niet uitgesloten. Bij vertrek van een bedrijf is een nieuwe functie voor deze locatie in beeld.
  • C. Verandergebieden zijn die bedrijventerreinen die in de komende decennia geheel of gedeeltelijk van functie zullen veranderen. Voorwaarde daarbij is dat de positie van de zittende ondernemers gerespecteerd wordt. Dit betekent dat de bedrijfsvoering van een bestaande onderneming in beginsel niet belemmerd moet worden door veranderingen van functies in een gebied.

Met deze indeling zet het college van Burgemeester en wethouders een nadere koers uit voor de verdere ontwikkeling van bedrijventerreinen in Zaanstad. Bij deze keuze richt Zaanstad zich op die locaties waar zich de meeste kansen op groei voordoen. Dit zijn de A gebieden. De inzet van investeringsmiddelen vanuit de gemeente Zaanstad zal voor de bedrijventerreinen ook in deze richting gaan. Voor de terreinen in de categorie B en C beperkt de gemeente zich tot het dagelijks beheer en onderhoud en reguliere investeringen.

Naar verwachting wordt deze nota medio 2013 ter vaststelling aan het college van B&W aangeboden.

4.8 Kantoren

4.8.1 Structuurvisie kantoren Zaanstad

Kern van de structuurvisie is dat Zaanstad zoveel mogelijk moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Zaanstad dient een schaarstebeleid te voeren: grootschalige kantoorontwikkeling is exclusief voorbehouden aan Inverdan. Voor kleine, lokaal gewortelde of georiënteerde bedrijven moet er in gelimiteerde mate ruimte voor kantoorvestigingen elders (Zaanstad-noord) worden geboden. Het moet dan gaan om kleine kantoren tot een maximumvolume en niet op risico. Het gaat hierbij om maximaal 1.500m2 bvo per jaar, met een maximumgrootte per vestiging van 500m2 (bij uitbreiding 750m2). Kantoorpanden zijn slechts voor eigenbouw of tenminste 75% aantoonbaar voorverhuurd. Concurrentie voor Inverdan vanuit bedrijventerreinen dient beperkt te worden. Daarbij dient paal en perk te worden gesteld aan de vrije verhuur van kantoorruimte bij bedrijfsruimte.

4.8.2 Nota schaarstebeleid kantoren

De nota is op 24 november 2009 vastgesteld door het college.

Naast Inverdan wordt ook op de locaties Poort Clam Dijcke en VVZ substantiële kantoorontwikkeling toegestaan. In het binnenstedelijke gebied, waaronder Zaandam-noord, wordt ruimte geboden voor kleinschalig lokaal gebonden bedrijvigheid met een maximumgrootte van 500m2, bij uitbreiding tot 750m2. Dit met een maximum van 1.500m2 per jaar.

4.8.3 Beleidsnotitie Creatieve Bedrijvigheid

Het doel van de beleidsnotitie is kader en helderheid te bieden, af te bakenen en richting te geven aan de verdere beleidsontwikkeling met betrekking tot creatieve bedrijvigheid en het nog uit te werken uitvoeringsprogramma.

Een belangrijk uitgangspunt is dat er voldoende bedrijfsruimte/broedplaatsen beschikbaar komt voor creatieve bedrijven. Bij de beschikbaarheid van bedrijfsruimte/broedplaatsen ligt de focus op stimulering van het basis- en middensegment van de creatieve bedrijvigheid. De inzet is snel te komen tot een aanbod aan betaalbare bedrijfsruimte om de overloop van creatieve bedrijven uit Amsterdam te kunnen faciliteren.

Het plangebied biedt door haar karakter zeker mogelijkheden voor het realiseren van bedrijfsruimte voor creatieve bedrijvigheid. Dit soort bedrijvigheid floreert over het algemeen in wijken die een sterke menging van wonen en werken kennen met voorzieningen in de nabijheid. Vooral Kogerveld-midden en –zuid lijken een goede omgeving voor creatieve bedrijvigheid te bieden. Het omzetten van leegstaande bedrijfspanden tot bedrijfsverzamelgebouwen onder andere gericht op creatieve bedrijvigheid lijkt hier kansrijk.

4.9 Detailhandel

4.9.1 Notitie PDV/GDV

Een nota PDV-GDV is in voorbereiding. Zaanstad kent op Zuiderhout en Run Shopping Centre nu alleen de mogelijkheid van PDV. PDV staat voor Perifere Detailhandels Vestiging. PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen zoals auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en wooninrichting, waaronder meubelen.

Grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV) kennen geen branchebeperking. Wel is food op deze locaties uitgesloten. Het gaat om winkels met een vloeroppervlak van minimaal 1.500 m2. In de notitie wordt voorgesteld GDV tot een maximum van 10.000m2 toe te staan op het herontwikkelingsdeel van Zuiderhout-noord.

4.10 Horeca

4.10.1 Horecabeleid

Het Horecabeleid voor de periode 2008-2011 is vastgesteld in de Nota Integraal Horecabeleid. In deze nota zijn de volgende zes beleidsprioriteiten opgenomen:

  1. 1. Toewerken naar meer balans in het horeca aanbod (meer ruimte voor nieuwe horeca, ontmoedigen van vluchtige horeca in het lagere marktsegment);
  2. 2. Zorg dragen voor een gezonder uitgaansklimaat;
  3. 3. Realiseren van een leefbaar en veilig uitgaansklimaat (het beperken van de overlast in de nacht in het horecaconcentratiegebied, stimuleren van de leefbaarheid);
  4. 4. Realiseren van een aangenamer horecaklimaat;
  5. 5. Meer duidelijkheid in regelgeving en effectievere handhaving;
  6. 6. Versterken van de samenwerking tussen betrokken partijen.

De vestiging van een horecabedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de aanliggende terreinen als (bebouwd) terras.

Een beleidsnota voor de vestiging van 'ondersteunende horeca' is in voorbereiding. Het gaat dan om het vrijstellen van de vergunningplicht voor bepaalde mengformules zoals horeca binnen detailhandel.

Zaanstad kent geen apart terrassenbeleid. De exploitatieregels vloeien voort uit bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de landelijke regelgeving (ter bescherming van het woon- en leefmilieu).

4.10.2 Beleidsregels ondersteunende horeca

Bij de vraag of in een concreet geval sprake is van ondergeschikte horeca wordt getoetst aan de door de burgemeester en wethouders vastgestelde 'Beleidsregels ondersteunende horeca'. In deze beleidsregels is een aantal bestemmingen genoemd waarin ieder geval sprake kan zijn van ondergeschikte horeca, zoals sport, maatschappelijk en cultuur & ontspanning. Voor ondergeschikte detailhandel gelden dezelfde uitgangspunten als voor ondergeschikte horeca.

Er is sprake van ondergeschikte horeca en detailhandel als:

  1. 1. de horeca-/detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en deze niet meer dan 25% van de totale oppervlakte beslaat met een maximum van 100 m2;
  2. 2. de openingstijden afgestemd zijn op de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  3. 3. er geen sprake is van een aparte ingang (de toegang tot de horeca-/detailhandelsactiviteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit)

Verder mag de activiteit niet worden uitgevoerd door derden, mag geen alcohol worden geschonken en mag er geen aparte reclame voor worden gemaakt. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld het ijsje op de kinderboerderij of een drankje in de sportkantine.

4.11 Infrastructuur En Parkeren

In deze paragraaf volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van verkeer, parkeren en (ondergrondse) infrastructuur.

4.11.1 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP)

Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.

4.11.2 Verkeersplan

Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.

De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.

In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.

4.11.3 Openbaar Vervoervisie consessiegebied Zaanstreek

Op 9 oktober 2003 is de Openbaar vervoervisie concessiegebied Zaanstreek (OV-visie) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Hierin is het openbaar vervoerbeleid van de gemeenten Oostzaan en Zaanstad vastgelegd.

De gemeente Zaanstad is zelf niet bevoegd voor het openbaar vervoer; het ROA is de formele opdrachtgever. Om bij de aanbesteding van het openbaar busvervoer Zaanse wensen in te kunnen brengen, is in de OV-visie een ideaal openbaar vervoernetwerk geschetst. De basis van het ideale busnetwerk wordt gevormd door ontsluitende lijnen die de woongebieden met het ziekenhuis, het centrum van Zaandam en de knooppunten verbinden. Daarnaast zijn er verbindende buslijnen die inwoners over grotere afstand snel vervoeren. In de spitsuren zijn er lijnen die de woongebieden rechtstreeks met een aantal belangrijke werkgelegenheidsgebieden verbinden.

In late avonduren is er een aangepast net. Naast deze reguliere lijnen acht de gemeenteraad ook een collectief vraagafhankelijk vervoersysteem (CVV) zeer wenselijk.

4.11.4 Parkeernota

In februari 2010 is de Parkeernota vastgesteld in de gemeenteraad. In oktober 2012 is hier een wijziging op gekomen. De parkeernota is in twee delen gesplitst. De belangrijkste punten uit het eerste deel van de parkeernota;

  • Bouwplannen kunnen getoetst worden aan nieuwe actuele parkeernormen. Hiermee wordt voorkomen dat parkeeroverlast op de omgeving wordt afgewenteld zonder dat de ontwikkelaar moet voorzien in te veel parkeerplaatsen;
  • Voor de sterk stedelijke zone A en B (Inverdan en het gebied tussen de Wibautstraat en de Provincialeweg en de Vincent van Goghweg en de Den Uylbrug) krijgen ontwikkelaard de keus; óf het parkeren wordt gerealiseerd op eigen terrein óf de eis wordt afgekocht bij de gemeente. Het afkopen van de parkeereis wordt voor iedereen mogelijk, dus ook als de parkeerdruk hoog is, maar kan door de gemeente altijd geweigerd worden indien er geen mogelijkheid bestaat om de het parkeren op redelijke termijn in de buurt te realiseren.
  • Voor Saendelft en Zuiderhout Noord zijn specifieke parkeereisen opgenomen. In de toekomst is dat ook voor andere gebieden mogelijk waar de ruimtelijke ontwikkeling hier om vraagt.

Deel twee van de parkeernota zal later worden uitgewerkt, nadat deel één is geevalueerd..

4.11.5 Fietsnota

Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.

Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.

De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen.

4.11.6 Nationaal Antennebeleid 2000

Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een vergunning voor de activiteit bouwen is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de vergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.

4.11.7 Hoogspanningslijnen - zakelijk recht

Op de strook grond of water onder de hoogspanninglijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. De strook, ook wel zakelijkrecht strook, veiligheid strook of belemmerde strook genoemd is 72 m breed ( 2x 36m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de “Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974 “ en de “Veiligheid- voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen” van Tennet.

4.11.8 Hoogspanningsleidingen en gezondheid

De stroom die door hoogspanningsleidingen loopt veroorzaakt een elektromagnetisch veld. De sterkte van dit veld is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid stroom die wordt getransporteerd en de afstand tot de draden. Voor de maximale sterkte van een magnetisch veld zijn geen wettelijke normen. Het elektromagnetische veld dat rondom de hoogspanningsverbinding bestaat is wellicht schadelijk voor de gezondheid.

Om schade door blootstelling aan bovengrondse hoogspanningsleidingen te voorkomen voert het Rijk voorzorgsbeleid uit. Zij adviseert om zo min mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen zich langdurig binnen de magneetveldzone van 0,4 microtesla (µT) zijn (afhankelijk van het soort hoogspanningsverbinding een afstand van minimaal 30 tot 200 meter).

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen in de buurt van bestaande woningen en om de bouw van woningen in de buurt van bestaande hoogspanningsverbindingen. Voor bestaande woningen in de buurt van hoogspanningsleidingen geldt geen advies. Dit schrijft het Rijk in het Advies over hoogspanningslijnen (2005) en in de Brief aan gemeenten met verduidelijking advies hoogspanningslijnen (2008).

Verder hanteert het Rijk een advieswaarde van maximaal 100 µT op maaiveld niveau ter voorkoming van korte termijn effecten. Dit is het door de Europese Unie aanbevolen niveau voor magnetische veldsterkte.

4.12 Overige Onderwerpen

4.12.1 Toerisme in de Economische Structuurvisie

In 2012 is de Economische Structuurvisie (ESV) Zaanstad vastgesteld waarvoor de sector Toerisme een ESV-uitvoeringsagenda heeft opgesteld. Zaanstad neemt actief deel aan bestuurlijke samenwerkingsverbanden zoals de Stadsregio en Metropool Amsterdam, de provincie Noord-Holland en nationaal landschap Laag Holland waarbij het zaanse toeristische beleid actief aansluit op het regionale en provinciale toeristische agena’s en de snelle ontwikkelingen in deze sector. Dit doet Zaanstad in nauwe samenwerking met een aantal uitvoerende organisaties zoals de Stichting Marketing Zaanstreek en het Amsterdam Toerisme en CongresBureau (ATCB) en Bureau Toerisme Laag Holland .

De centrale economische doelstelling van Toerisme is; versterking en verbreding van de economische structuur, waarbij de kansrijke groeisector ‘Toerisme, Recreatie en Vrijetijdseconomie’ wordt gezien als economisch speerpunt. Een stevig verankerd toeristisch beleid leidt tot het aantrekken van méér bezoekers, die langer verblijven en zodoende meer besteden. Dit leidt tot meer inkomsten en draagvlak voor een kwalitatief beter voorzieningenaanbod, meer werkgelegenheid en een positieve naamsbekendheid. Hierdoor worden de uitstraling en het imago van het gebied positief beïnvloed. Uitgangspunt voor deze economisch-toeristische versterking zijn de drie kernwaarden van Zaanstad: Industrieel Erfgoed, Water (en groen) en de nabijheid van Amsterdam. Toerisme richt zich op de beleving van de bijzondere kwaliteitskenmerken van de Zaanstreek, met name vanuit de unieke combinatie van stedelijke en landschappelijke aspecten, het contrast tussen de vele industriële monumenten en het, waterrijke landschap en de sterke betrokkenheid binnen de Metropool Amsterdam.

In de ESV- uitvoeringsagenda zijn drie toeristische hoofdlijnen uitgewerkt die zijn afgeleid van de volgende uitgangspunten: 1. Eerst moeten potentiële bezoekers wéten dat de Zaanstreek er is en dat het een bijzondere ervaring zal worden om hier naar toe te gaan. 2. Daarna moeten bezoekers er kunnen komen, en 3. als ze er eenmaal zijn, moet er voldoende en aantrekkelijk aanbod aanwezig zijn om hier te willen verblijven, geld uit te geven en liefst nog eens terug te komen. Vanuit deze uitgangspunten richt het toeristische beleid van Zaanstad zich vanaf 2012 enerzijds op de hoofdlijn ‘Stimulering’ (waaronder stimuleringsprojecten, toeristische promotie en (destinatie)marketing, evenementen en netwerken vallen). Anderzijds richt het toeristische beleid zich op ‘Facilitering’. (Deze hoofdlijn is deels gericht op de fysieke ontsluiting van het landschap, bereikbaarheid, infrastructuur en de digitale toegankelijkheid van bijvoorbeeld internet en sociale media. Hiernaast vallen ook toeristische (verblijfs)voorzieningen, aanbod en activiteiten onder de hoofdlijn facilitering). Binnen de hoofdlijnen wordt er geïnvesteerd in de ontwikkeling van toeristische knooppunten zoals de Zaanse Schans, Inverdan en het Hembrugterrein.

4.12.2 Prostitutie

Het prostitutiebeleid is vastgelegd in de Nota Prostitutiebeleid Zaanstad (vastgesteld september 2000). Om de beheersbaarheid van deze branche te vergroten is het beleid regionaal afgestemd met de gemeenten Beemster, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zeevang, met het politiekorps Zaanstreek-Waterland en met de hoofdofficier van Justitie.

De nota stelt een maximum aan het aantal seksinrichtingen en regelt voor een aantal bedrijfstypes ook een locatiebeleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in prostitutiebedrijven, overige seksinrichtingen en de escortbranche.

  1. 1. Prostitutiebedrijven/seksclubs: Voor deze verschijningsvorm geldt een maximum stelsel van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf is gevestigd op een bedrijventerrein nabij het centrum van Zaandam. Er is ruimte voor een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van zo een bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij horecaconcentraties in het centrum van Zaandam.
  2. 2. Overige seksinrichtingen: Voor de uiteenlopende verschijningsvormen die binnen deze categorie vallen geldt een maximumstelsel van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf (een parenclub) is gevestigd in dun bebouwd gebied met verschillende functies in Zaandijk. Er is ruimte voor eventueel een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van een dergelijk bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij het horecaconcentraties in het centrum van Zaandam.
  3. 3. Escortbedrijven: Deze bedrijfsvoering heeft geen uitstralingseffecten waardoor de locatie niet van belang is. Zaanstad biedt ruimte aan één escortbedrijf, deze is gevestigd aan de Esdoornlaan in Wormerveer. Dit maximum is hiermee inmiddels bereikt.
  4. 4. Overig: Raamprostitutie is in Zaanstad niet toegestaan. Thuiswerkers zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de strikte condities die voor thuiswerkers zijn opgesteld. In dat geval heeft de bedrijfsvoering ook geen uitstralingseffect. Deze categorie valt buiten de vergunningplicht. Sekswinkels worden in vestigingsmogelijkheden in Zaanstad niet ingeperkt. Wel is er een mogelijkheid tot regulering opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) door middel van het aanwijzen van gebieden met een vestigingsverbod. Van deze mogelijkheid is (nog) geen gebruik gemaakt.

De vestiging of de exploitatie van een seksinrichting of escortbedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Wanneer in de toekomst het wetsvoorstel “Regulering prostitutie en bestrijding van misstanden seksbranche” in werking treedt heeft dit mogelijk consequenties voor het huidige beleid.

4.12.3 Grootschalige reclamemasten

Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 meter en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.

Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit. Dit heeft als gevolg dat nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad worden toegestaan.

Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.

4.12.4 Nota kleine windturbines

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.

In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit onder andere de welstandsnota.

In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.

Hoofdstuk 5 Uitgangspunten En Ontwikkelingen

5.1 Gebiedsspecifieke Uitgangspunten

5.1.1 Economie

Het plangebied heeft een zeer divers karakter. Bijgevolg verschillen de gewenste economische ontwikkelrichtingen per deelgebied. Voor de (woon-) wijken Kogerveld en Kalf zijn geen belangrijke ontwikkelingen voorzien. Wat dit betreft volstaat in grote lijnen een conserverend bestemmingsplan. Wel wordt werken aan huis steeds belangrijker, maar vooralsnog lijkt de huidige regeling voor werk aan huis te volstaan. Het is wenselijk de winkelcentra in beide buurten een brede bestemming te geven zodat naast detailhandel ook kanoor en maatschappelijke functies gevestigd kunnen worden.

Ook voor de binnenstedelijke bedrijventerreinen Diederik Sonoyweg en Kogerveld-noord zijn de komende 10 jaar geen belangrijke ontwikkelingen voorzien. In de afgelopen 10 jaar is de werkgelegenheid op beide terreinen zeer stabiel gebleken (lichte groei Kogerveld-noord, minimale afname Diederik Sonoyweg). Het bestendigen van de bedrijvenfunctie is dan ook logisch.

De terreinen Kogerveld-midden en –zuid kenmerken zich door een sterke menging van de functies wonen en werken. Wel is waarneembaar dat de werkfunctie de afgelopen 10 jaar is teruggelopen. Echter bedrijven die in deze gebieden zitten functioneren goed, zodat behoud van de bedrijvenfunctie wenselijk is. Voor het overige ligt een menging van wonen en werken voor de hand. Waarbij ook de mogelijkheid voor maatschappelijke functies belangrijk is. Zo heeft onderwijsinstelling Tetrix zich onlangs (november 2012) in de Slachthuisbuurt gevestigd. Uitgangspunt moet in ieder geval zijn dat er zo weinig mogelijk belemmeringen zijn om leegstaande panden te vullen.

Het realiseren van broedplaatsen voor creatieve bedrijvigheid lijkt voor dit gebied kansrijk. De Drieling is een voorbeeld van een dergelijke broedplaats. Zaanstad kent een overloop van creatieve bedrijven uit Amsterdam. Dit soort bedrijven zijn op zoek naar goedkope bedrijfsruimte (althans goedkoper dan Amsterdam), voorzieningen in onmiddellijke omgeving en panden met karakteristieke uitstraling. Het omzetten van oude industriële panden in het plangebied is mogelijk kansrijk. Een dergelijke omzetting van panden moet door het bestemmingsplan worden gefaciliteerd.

Wanneer leegstaande bedrijfspanden worden getransformeerd tot wonen mag dit omliggende bedrijven niet hinderen in hun functioneren. Hier wordt in voorzien door alleen woningbouw mogelijk te maken waar een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dit de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven niet hindert.

5.1.2 Maatschappelijke- en onderwijsvoorzieningen

Maatschappelijke voorzieningen

Zaandam Noord is een woonservicewijk (WSW) in wording. Dit is een wijk waar mensen zelfstandig kunnen blijven wonen, ook als zij minder mobiel zijn of zorg nodig hebben. Het uitgangspunt is om in een woonservicewijk te komen tot een integraal aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn voor de doelgroep ouderen en mensen met een beperking.

Een woonservicewijk ziet er als volgt uit; het is een wijk waar informatievoorziening op het gebied van wonen, zorg en welzijn aanwezig is, waar de openbare ruimte toegesneden is op de minder mobiele gebruiker, waar de openbaar vervoersdiensten beschikbaar en bruikbaar zijn, waar zorg aan huis geleverd wordt en waar er voldoende toegankelijke en veilige woningen zijn waarin, indien nodig, ook zorg geboden kan worden.

Voor Zaandam Noord geldt dat er momenteel nauwelijks welzijns- en zorgvoorzieningen aanwezig zijn. Omdat het aantal leerlingen krimpt en de vraag om maatschappelijke en zorgvoorzieningen juist toeneemt, zullen de onderwijslocaties zodanig worden bestemd dat een flexibele invulling mogelijk is.

Onderwijsvoorzieningen

De gemeente heeft op grond van de Wet op Primair Onderwijs (WPO), Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Wet op de Expertisecentra (WEC) de plicht om te zorgen voor voldoende en goede schoolgebouwen. Deze verplichting strekt zich uit over zowel de capaciteit, spreiding over de stad als de onderhoudstoestand. Daaruit volgt dat schoolgebouwen op enige termijn vervangen, uitgebreid of gerenoveerd moeten worden.

Vanwege de kwetsbaarheid van de gebruikers van deze gebouwen worden de eisen aan schoolgebouwen steeds strenger, met een grote invloed op de mogelijkheden om deze gebouwen stedenbouwkundig goed in te passen in de bestaande stad. Het gevolg kan zijn dat nieuwe gebouwen niet meer op de oude schoollocatie gebouwd kunnen worden.

Daarnaast wordt met name in het Kalf een krimpend leerlingaantal verwacht, waardoor uitbreiding van schoollocaties niet nodig is.

De volgende ontwikkelingen doen zich voor:

  • in verband met leerlingkrimp zullen mogelijk ruimten van De Vuurvogel / OBS Jagersplas niet meer nodig zijn voor onderwijsdoeleinden maar wellicht wel voor een andere maatschappelijke functie,
  • VSO Dynamica heeft een toenemend aantal leerlingen maar kan op die locatie niet uitbreiden door de aanwezigheid van een hoogspanningsleiding. Er zijn vergevorderde plannen om de school te verhuizen naar Inverdan Nieuw West,
  • op het adres Slachthuisstraat 63-67 was Speciaal Onderwijs Dynamica gevestigd. De locatie heeft een nieuwe bestemming 'Gemengd' gekregen;
  • naar verwachting gaat De Faam Praktijkonderwijs eind 2014 verhuizen naar de Middelven in Zaandam Zuid (bij vmbo Pascal Zuid). Met het vertrek van De Faam komt ook het naastgelegen gymnastieklokaal vrij. De locatie heeft een nieuwe bestemming 'Gemengd' gekregen;
  • In verband met bovenstaande ontwikkelingen zal worden geprobeerd om een ruime bestemming op de locaties te leggen en/of een wijzigingsbevoegdheid in een andere bestemming op te nemen die adequaat is voor de betreffende locatie. In principe is dit het beleid, mits niet anders mogelijk. Daarnaast blijft namelijk de mogelijkheid bestaan om een omgevingsvergunning met afwijking te verlenen voor nieuwe ontwikkelingen die ondanks een flexibele bestemming niet blijken te passen in het nieuwe bestemmingsplan.

5.1.3 Wonen

De gemeentelijke ambities op het gebied van wonen zijn vastgelegd in de Woonvisie. De woonvisie hecht groot belang aan woonkwaliteit in brede zin. Hieronder staan de doelen genoemd;

  1. 1. Kwantitatieve bouwopgave;
  2. 2. Kwaliteitsverbetering sociale huursector door herstructurering;
  3. 3. Mogelijk maken van een wooncarriere door het bieden van voldoende treden op de woonladder;
  4. 4. Differentiatie;
  5. 5. Bestaande diversiteit woonmilieus versterken en nieuwe woonmilieus ontwikkelen;
  6. 6. Creëren van ruimtelijke kwaliteit;
  7. 7. Duurzaamheid als norm.

Tot slot is er een ontwikkeling gaande die ervoor zorgt dat steeds meer mensen er voor kiezen om hun huis te verbouwen in plaats van te verhuizen. De economische crisis en de daaruit voorvloeiende crisis op de woning(bouw) zijn oorzaken hiervan. Verbouwen en uitbreiden is een alternatief voor verhuizen. Het vergroten van het hoofdgebouw, een aangebouwde veranda, serre of dakkapel creëert snel meer ruimte. Ook in Zaandam Noord is deze trend waarneembaar. Zaanstad heeft de afgelopen jaren namelijk veelvuldig meegewerkt aan de realisatie van dakopbouwen op woningen die in de basis uit twee lagen bestaan. Overigens op voorwaarden dat ze zijn vormgegeven als complete verdieping en per rij hetzelfde model toegepast wordt (trendsetter). Het bestemmingsplan anticipeert op de toenemende vraag. De ambitie om de opbouw binnen de rij op dezelfde wijze uit te voeren is vastgelegd in de welstandscriteria die gelden voor de wijk.

5.1.4 Stedenbouw

Het beleid van de gemeente Zaanstad is erop gericht het onderscheidende en unieke karakter van buurten en landschap te behouden en uit te buiten. Het stedenbouwkundige ensemble en het bebouwingsbeeld spelen hierin een belangrijke rol. Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door de in het algemeen langs een wegzijde of binnen een cluster aanwezige gevelbreedten, kavelgrootten, grondvlakken, goot- en nokhoogtes, voorgevelrooilijnen - die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en openbare ruimte, nokrichting, kapvormen, de maaswijdte tussen bouwwerken en de mate van contact vanaf het openbaar gebied naar het open achterland.

Wanneer deze verschillende fragmenten door hun onderlinge relatie een zekere ruimtelijke samenhang vertonen spreekt men van een ensemble. Dankzij deze ruimtelijke samenhang zijn ensembles herkenbaar en hebben ze als (potentieel) harmonisch geheel een zekere stedenbouwkundige waarde.

Hoe meer ruimtelijke samenhang, hoe hoger de stedenbouwkundige waarde vanuit het ensemble, des te kwetsbaarder voor ontwikkelingen die directe invloed hebben op de begrenzing van het openbaar gebied. Uitbreiding van het hoofdvolume heeft in het algemeen meer invloed op de openbare ruimte dan ondergeschikte toevoegingen aan het hoofdgebouw zoals erkers en aanbouwen.

5.1.5 Verkeer

Binnen de looptijd van dit bestemmingsplan zijn vooralsnog geen grote ontwikkleingen te verwachten met betrekking tot verkeer.

5.1.6 Toerisme en recreatie

Binnen de looptijd van dit bestemmingsplan zijn vooralsnog geen grote ontwikkleingen te verwachten met betrekking tot toerisme en recreatie.

5.1.7 Water

Bij nieuwe ontwikkelingen is met betrekking tot waterkeringen en oppervlaktewater het volgende van belang.

Het doel van het systeem van watergangen en dijken is te wonen en te leven beneden zeeniveau. Het hoogheemraadschap beheert deze watersystemen en veranderingen aanbrengen in de waterhuishouding mag alleen met een watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Een watervergunning moet aangevraagd worden als door de realisatie een ruimtelijk plan:

  • een kering of dijk wordt beïnvloed,
  • sloten worden gedempt of verlegd,
  • er een toename van verhard oppervlakte (daken en verharding) van meer dan 800 m² wordt mogelijk gemaakt of,
  • de uitvoering van het onderhoud van watergangen beïnvloed wordt.

Het aanbrengen van steigers wordt door het hoogheemraadschap getoetst in verband met het onderhoud (riet en drijfvuil verwijderen, baggeren) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kunnen de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van 1 meter breed en 6 meter lang, onder de voorwaarde dat er 6 meter vrije doorvaartbreedte overblijft, is, wat de Keur van het Hoogheemraadschap betreft, in het algemeen een melding voldoende. Daarnaast dient uiteraard voldaan te worden aan hetgeen in de regels ten aanzien van gebruik en bouwen wordt bepaald.

5.1.8 Ondergrondse infrastructuur

Bij ontwikkelingen binnen een plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan bouwers en ontwikkelaars met betrekking tot de ruimtereservering voor ondergrondse en bovengrondse kabel en leiding voorzieningen. De standaard kabel & leiding dwarsprofielen en regels bij aanleg staan in de “Standaard details “en de “technische voorwaarden” van de gemeente.

Het is gewenst dat bij de ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen rekening wordt gehouden met het standaard kabel & leiding dwarsprofielen

Het is gewenst om op de verbeelding alleen de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar aan te geven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen onderzoek moet worden verricht in het kader van externe veiligheid.

Het is gewenst om op de verbeelding deze leidingen met de inventarisatie afstand aan te geven. Komt een bouwinitiatief binnen deze zone dan moet onderzoek naar plaatsgebonden- en externe veiligheid worden verricht.

5.1.9 Specifieke projecten

Hoofdstuk 6 Milieuaspecten

6.1 Inleiding

De gemeente Zaanstad is bezig het bestemmingsplan voor het plangebied Zaandam Noord te actualiseren. Het plangebied Zaandam Noord wordt globaal begrensd door het spoortraject 450 Zaandam- Enkhuizen in het zuiden, de rijksweg A7 in het oosten, De Zaan in het westen en de Leeghwaterweg, Pinksterdrie en de Braaksloot in het Noorden.

Het plangebied bestaat uit woongebieden zoals “t Kalf en de Kogerveldwijk”, Jagersveld, gebieden met functiemenging zoals Slachthuisbuurt, recreatiegebieden en bedrijfsterreinen zoals de bedrijfsterreinen aan de Poeldijk, aan weerszijden van de Paltrokstraat, en aan weerszijden van de Jonge Abrahamstraat.

Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied voor een deel een beheers- en gebruiksfunctie en voor een deel staat het nieuwe ontwikkelingen toe. Dat wil zeggen dat de nu bestaande situaties in het bestemmingsplan positief worden bestemd. De nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarvan nu al bekend is, dat die binnen de planperiode worden gerealiseerd en die voldoende zijn uitgekristalliseerd, worden in het bestemmingsplan opgenomen.

In het plangebied is een aantal nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw op de locatie Kalf nr. 21-27, transformatie van De Hemmes en transformatie van de Slachthuisbuurt. Met uitzondering van Kalf 21-27, zijn de nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied nog niet voldoende uitgekristalliseerd om direct op te nemen in het ontwerpbestemmingsplan. Voor Kalf 21-27 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De concrete uitwerking van de andere ontwikkelingen tot bouwplannen moet nog plaatsvinden. Dit betekent dat de nieuwe ontwikkelingsplannen nu nog niet zo concreet zijn, dat ze in het ontwerpbestemmingsplan kunnen worden opgenomen. Hierdoor kan in deze fase van het bestemmingsplan de milieukwaliteit van de plannen nog niet worden onderzocht. Zodra de plannen concreet zijn uitgewerkt, zal de milieukwaliteit van de plannen nader worden onderzocht.

Voor dit plangebied is door de gemeente Zaanstad een milieuonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek zijn milieuaspecten geluid, beperkingengebied Schiphol, externe veiligheid, geur, luchtkwaliteit, bodem, duurzaam bouwen, natuurwaarden en bedrijven onderzocht. In het milieuonderzoek is een beeld van de huidige en te verwachten milieusituatie van de bestaande bestemmingen en de nieuw te bestemmen ontwikkelingen gegeven. Voor bestemmingsplannen geldt, als zichtjaar voor de toekomstige situatie, tien jaar na het jaar, waarin het plan wordt vastgesteld. In deze paragraaf zijn de resultaten en conclusies van het milieuonderzoek opgenomen. Het volledige milieuonderzoek is als bijlage toegevoegd. De aanvullende informatie over de Wet- en regelgeving per aspect is opgenomen in bijlage 1A van het milieuonderzoek.

6.2 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder is de akoestische situatie van het plangebied Zaandam Noord onderzocht. Het plangebied ligt niet binnen de invloedsfeer van luchtverkeerslawaai. Het plangebied ligt wel binnen de invloedsfeer van industrie-, railverkeers- en wegverkeerslawaai.

De gevolgen van het industrie-, railverkeers- en wegverkeerslawaai zijn voor de bestaande- en nieuwe ontwikkelingen van de geluidsgevoelige bestemmingen onderzocht.

Uit de berekeningen voor het railverkeerslawaai blijkt dat de geluidsbelasting op de eerstelijns bebouwing langs het spoortraject 450 maximaal 65 dB (Lden) is. De geluidsbelasting op de overige delen van het plangebied is lager dan 60 dB (Lden).

Uit de berekeningen voor het wegverkeerslawaai blijkt dat de geluidsbelasting op een deel van de geluidsgevoelige bestemmingen in het plangebied, de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. Vooral de eerstelijns bebouwing langs de wegen ondervinden een geluidsbelasting hoger dan 60 dB (Lden). De geluidsbelasting is maximaal 65 dB (Lden). De gemeente wil de geluidsbelasting in Zaanstad terugbrengen naar een aanvaardbaar niveau (minder dan 65 dB). Daarvoor is in 2008 het actieplan “Omgevingslawaai” ontwikkeld. Hierin staat welke maatregelen de gemeente de komende jaren neemt om het lawaai van autoverkeer, treinen, vliegtuigen en industrieën in te perken. Geluidsbeperkende maatregelen kunnen bestaan uit het beperken van de snelheid, intensiteit, vrachtverkeer, doorgaand verkeer in woonwijken, afscherming met geluidsschermen en wallen en stillere wegdekken. In Zaanstad wordt vooral ingezet op stillere wegdekken.

Het plangebied Zaandam Noord ligt binnen de geluidszone van het industrieterrein “Zetmeelbedrijven de Bijenkorf en omstreken” en het industrieterrein “Poeldijk”.

• Industrieterrein “Zetmeelbedrijven de Bijenkorf en omstreken” (hierna ZBB).

Rond het industrieterrein ZBB is op 14 mei 1990 bij Koninklijk besluit een geluidszone als gevolg van de Wetgeluidhinder vastgesteld. Omdat binnen de zone van het industrieterrein ‘ZBB’ woningen waren gelegen met een geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A) was het industrieterrein saneringsplichtig. Om die reden is op 25 juli 1997 door gedeputeerde staten van Noord-Holland een saneringsprogramma vastgesteld. In dit saneringsprogramma zijn maatregelen beschreven die er toe moesten leiden dat de geluidsbelasting op de woningen werd gereduceerd tot 55 dB(A). Op basis van dit saneringsprogramma is door de Minister van VROM op 18 november 1997 een besluit genomen over de “maximaal toelaatbare geluidsniveaus” (MTG's) bij de woningen binnen de geluidszone van het industrieterrein. Alle maatregelen zijn inmiddels getroffen waarmee de sanering van het industrieterrein in 2003 officieel is afgerond. De geluidsbelasting binnen het plangebied ten gevolge van de industrie is maximaal 55 dB(A). Voor de geluidsgevoelige bestemmingen binnen het plangebied zijn in het verleden MTG’s vastgesteld. Behalve voor twee bestaande woningen aan het Kalf 33c en 33 e te Zaandam.

Voor twee bestaande woningen aan het Kalf 33c en 33 e is ten tijde van de sanering geen MTG vastgesteld. De reden hiervoor is niet bekend. Voor de twee bestaande woningen aan ’t Kalf 33C en 33 E zijn bouwvergunning afgegeven voor een (woon)huis. Voor de woning aan het Kalf 33 C is op 23 april 1923 en voor de woning aan het Kalf 33 E op 07 september 1982 een bouwvergunning afgegeven. Dit houdt in dat er sprake is van bestaande woningen. Voor deze woningen dienen alsnog MTG’s dan wel hogere geluidswaarden worden vastgesteld.

Dit zal echter niet gebeuren in dit bestemmingsplan maar, vanwege de samenhang met de herontwikkeling van De Hemmes en de mogelijkheden die de Crisis- en Herstelwet biedt, in een bestemmingsplan-plus (voorheen gebiedsontwikkelingsplan genoemd) voor de Hemmes.

• Industrieterrein “Poeldijk”

Voor het industrieterrein Poeldijk is op 14 mei 1990 bij Koninklijk Besluit een geluidszone als gevolg van de Wet geluidhinder vastgesteld. Omdat binnen de zone van het industrieterrein ‘Poeldijk’ woningen waren gelegen met een geluidbelasting hoger dan 55 dB(A) was het industrieterrein saneringsplichtig. Om die reden is op 26 juli 1996 door gedeputeerde staten van Noord-Holland een saneringsprogramma vastgesteld. In dit saneringsprogramma zijn maatregelen beschreven die er toe moesten leiden dat de geluidsbelasting op de woningen werd gereduceerd tot 55 dB(A). Op basis van dit saneringsprogramma is door de Minister van VROM op 20 september 1996 een besluit genomen over de “maximaal toelaatbare geluidsniveaus” (MTG's) op de woningen binnen de geluidszone van het industrieterrein.

• Nieuwe ontwikkelingen

Binnen het plangebied zijn op drie locaties sprake van nieuwe ontwikkeling van de geluidsgevoelige bestemmingen, namelijk:

  • Herontwikkeling locatie Kalf 21-27;
  • Transformatie van De Hemmes;
  • Transformatie van de Slachthuisbuurt.

Hieronder wordt nader op de nieuwe ontwikkelingen op deze locaties ingegaan.

Herontwikkeling locatie Kalf 21-27

Op de locatie zijn een aantal bedrijfsgebouwen en twee woningen aanwezig. Op deze locatie wordt de bedrijfsbestemming met behulp van een wijzigingsbevoegdheid gewijzigd in een woonbestemming.

Het voornemen bestaat om op de locatie maximaal 18 nieuwe woningen te bouwen.

De locatie ligt binnen de geluidszone van het industrieterrein ZBB. Naar aanleiding van de nieuwe ontwikkeling is een akoestisch onderzoek, door Omgevingsdienst NZKG, uitgevoerd. Het rapport van 11 februari 2013 met nummer ZPL/R001, is als bijlage 1C bij het milieuonderzoek toegevoegd.

Voor het bedrijf Cargill Cocoa, locatie Aurora is met behulp van het akoestisch onderzoek, welke ten grondslag ligt aan de vigerende milieuvergunning, de geluidsbelasting bepaald op de locatie Kalf 21-27. Dit betreft het akoestisch onderzoek "Akoestisch onderzoek ten behoeve van de aanvraag van een revisievergunning voor Cargill cocoa, fabriek Aurora te Zaandam", opgesteld door M+P raadgevende ingenieurs, rapportnummer M+P. GERK.07.04.1, d.d. 19 december 2007. Uit de berekening blijkt dat de maximale geluidsniveaus ter plaatse van de geprojecteerde woningen en de bestaande woningen niet hoger dan 52 dB(A) zijn. Deze waarde ligt onder de grenswaarden voor de maximaal geluidsniveaus.

Voor het industrieterrein ZBB is ook met behulp van het actuele zonebeheersmodel geluidsberekeningen ter plaatse van de geprojecteerde woningen uitgevoerd. Het actuele zonebeheersmodel is gebaseerd op de vigerende vergunningen van de bedrijven op het industrieterrein ZBB. De berekeningen zijn uitgevoerd op 5, 7,5 en 11 meter hoogte. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de geprojecteerde woningen op de locatie Kalf 21-27 maximaal 51 dB(A) bedraagt. Dit houdt in dat er voor de woningen op de locatie Kalf 21-27 een hogere waarde moet worden vastgesteld.

Door het vaststellen van een hogere grenswaarde van 51 dB(A) voor de geprojecteerde woningen worden de bedrijven op het industrieterrein niet beperkt in de uitvoering van hun vergunde bedrijfsactiviteiten. Bij het op te stellen wijzigingsplan voor Kalf 21-27 zal voor het industrielawaai een besluit hogere waarden worden genomen.

Het ontwikkelplan ligt eveneens binnen de geluidszone van de H.G. Scholtenstraat. Uit de berekening blijkt dat in ruime mate voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai. De geluidsbelasting is maximaal 45 dB. Voor de geprojecteerde woningen ter plaatse van Kalf 21-27 hoeft geen besluit hogere waarden vanwege wegverkeerslawaai te worden genomen.

Indien een locatie binnen geluidszones van meerdere geluidsbronnen ligt, moet op grond van artikel 110f, eerste lid van de Wgh ook onderzoek naar de effecten van de samenloop (cumulatie) van de verschillende geluidsbronnen worden uitgevoerd. Uit het akoestische onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde op de locatie Kalf 21-27 door maximaal één geluidsbron overschreden wordt.

Daarom is er geen noodzaak om de cumulatieve geluidsbelasting te berekenen. Op de locatie van Kalf 21-27 leidt de samenloop van de verschillende geluidsbronnen niet tot een onaanvaardbare geluidsbelasting, waardoor de geluidsbelasting in dit gebied als acceptabel kan worden geacht.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de woningbouw op de locatie Kalf 21-27 geen gevolgen voor de uitvoering van de vergunde bedrijfsactiviteiten zal hebben. Ook blijkt uit het onderzoek dat voor de meeste bedrijven de optredende geluidsniveaus zodanig laag zijn dat er geen hinder hoeft te worden verwacht.

Wanneer gebruik gemaakt gaat worden van de wijzigingsbevoegdheid, moet er een nader geluidsonderzoek worden uitgevoerd. Voor het aanvragen van hogere waarden is een berekening van de geluidsbelasting op de individuele gevels van woningen noodzakelijk. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd zodra de ontwikkeling meer concrete vorm krijgt. Hieruit kunnen aanvullende eisen, zoals het treffen van geluidsreducerende maatregelen volgen. In de wijzigingsbevoegdheid is dit als voorwaarde opgenomen.

De twee bestaande woningen op de locatie Kalf 21 -27 liggen buiten de geluidszone van het industrieterrein Poeldijk. De geluidsbelasting is als gevolg van het industrieterrein Poeldijk lager dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A)voor het industrielawaai.

De twee bestaande woningen liggen wel binnen de geluidszone van het industrieterrein ZBB. Uit het zonebesluit en de daarbij behorende zonekaart van het industrieterrein ZBB blijkt, dat de twee bestaande woningen tussen de 55 en 50 dB(A) contour liggen. De geluidsbelasting is theoretisch hoger dan 50 dB(A), maar lager dan 55 dB(A). Op grond van artikel 65 Wet geluidhinder oud (ten tijde van zonevaststelling) en artikel 57 Wgh (het huidige), geldt voor deze woningen de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 55 dB(A). Ten behoeve van de geluidsbelasting van het industrieterrein ZBB hoeft dus geen hogere waarde te worden vastgesteld voor twee bestaande woningen.

Transformatie van De Hemmes

De Hemmes is een voor een groot deel braakliggend schiereiland in de Zaan, ten zuiden van de Julianabrug en ten noorden van de A8. De Hemmes is onderdeel van het programma ZaanIJ. Er wordt aan een ontwikkelplan gewerkt om het schiereiland te transformeren naar een woon- en werklocatie. Er wordt gedacht aan een lage en relatief groene invulling van De Hemmes met een gemengd programma van wonen, werken en watergebonden recreatie. Vorengenoemde ontwikkelingen zijn nog niet geheel uitgekristalliseerd en onderzocht. Om deze reden is de feitelijke situatie van De Hemmes opgenomen en heeft het schiereiland een bedrijfsbestemming gekregen.

Om een transformatie naar een woon- en werkgebied mogelijk te maken zal een nieuw bestemmingsplan (gebiedsontwikkelingsplan) worden opgesteld specifiek voor De Hemmes. Bij dit toekomstige bestemmingsplan wordt de geluidsbelasting vanwege industrielawaai, geluidsbelasting van de overige omliggende bedrijven onderzocht.

De Hemmes ligt binnen de geluidszone van de industrieterreinen ZBB en Poeldijk. Naar aanleiding van de bestaande woningen en transformatie van De Hemmes door de afdeling vergunningen en toezicht van de gemeente ook een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij 1B bij het milieuonderzoek gevoegd.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van ZBB op De Hemmes maximaal 55 dB( A) bedraagt. Deze waarde ligt hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Op grond van artikel 59 Wgh bedraagt de hoogst toelaatbare grenswaarde 55 dB(A) voor de nieuwe ontwikkelplannen.

Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Poeldijk aan de randen van de Hemmes 50 dB(A) bedraagt. De geluidsbelasting op de twee bestaande woningen (Kalf 33c en 33e) op De Hemmes, bedraagt maximaal 48 dB(A). De geluidsbelasting op De Hemmes overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet.

Het akoestisch onderzoek dat reeds is gedaan zal voor het afzonderlijk op te stellen bestemmingsplan - plus voor De Hemmes worden aangevuld.

Transformatie van de Slachthuisbuurt.

Deze locatie zal in de toekomst worden getransformeerd naar een eigentijds woon- en werkmilieu. Voor deze ontwikkelingen zijn momenteel geen concrete plannen bekend en daarom is de ontwikkeling niet opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Bij een toekomstige invulling naar een gemengd gebied dient rekening gehouden te worden met geluid vanwege omliggende wegen. De Slachthuisbuurt ligt binnen de geluidszone van de A8 en Dr. H.G. Scholtenstraat. Daarnaast ligt De Slachthuisbuurt binnen de geluidszone van het industrieterrein ZBB.

Wanneer de ontwikkelingen in de Slachthuisbuurt voldoende uitgekristalliseerd zijn, moet er een nader geluidsonderzoek worden uitgevoerd specifiek gericht op de ontwikkeling. Hieruit kunnen aanvullende eisen, zoals het treffen van geluidsreducerende maatregelen en het aanvragen van hogere waarden, volgen.

Alle ontwikkelplannen voor deze buurt zijn nog in ontwerpfase. Wanneer de ontwikkelingen concrete vorm krijgen, moet hiervoor specifiek akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Hieruit kunnen aanvullende eisen volgen. Voor nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen geldt in principe de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai, 55 dB voor railverkeerslawaai en 50 dB(A) voor industrielawaai. Indien er niet aan de voorkeursgrenswaarde voldaan kan worden, kan de gemeente een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen, door een hogere waarde voor een geluidgevoelige bestemming, vast te stellen. Alleen als blijkt dat geluidsreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel in conflict zijn met één of meerdere van de ontheffingsgronden uit de Wet geluidhinder, kan worden overgegaan tot het verlenen van een hogere waarde.

6.3 Beperkingengebied Luchthaven Schiphol

Het plangebied Zaandam Noord ligt buiten het beperkingengebied van Schiphol ten aanzien van de aspecten geluid, externe veiligheid en het hoogtebeperkingen gebied.

6.4 Externe Veiligheid

6.4.1 Risicodragende activiteiten bij bedrijven binnen het plangebied

Binnen het plangebiedt bevindt zich het bedrijf Jan Schoemaker b.v aan de D. Sonoyweg 1 te Zaandam. De hoofdactiviteit van dit bedrijf is het verwerken van cacaobonnen. Voor het bedrijf is op 15-12-2006 een revisie milieuvergunning door de gemeente Zaanstad verleend. In het bedrijf vindt opslag van gevaarlijke stoffen plaats. Er zijn twee PGS15 opslagen van minder dan 10 ton en drie bovengrondse hexaantanks van 20m³ aanwezig. Omdat de omvang van de opslag van gevaarlijke stoffen minder dan 10 ton is valt het bedrijf niet onder het BEVI. In 2009 is toch voor de opslag van gevaarlijke stoffen een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Voor de opslag is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico bepaald. Hieruit blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar 10 meter bedraagt. Het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar ligt op eigen bedrijfsterrein. Er wordt voor het plaatsgebonden risico aan de grenswaarde voldaan.

Het groepsrisico van de opslagtanks wordt binnen het invloedsgebied bepaald. De opslagtanks hebben een invloedsgebied van 35 meter. Het invloedsgebied van beide tanks liggen nagenoeg op het eigen bedrijfsterrein. Binnen het invloedsgebied van de opslagtanks liggen geen beperkt kwetsbare- en kwetsbare bestemmingen. De omvang van het groepsrisico is nihil.

Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen gepland, die binnen het invloedsgebied van het bedrijf vallen. Dat wil zeggen dat de omvang van het groepsrisico van het bedrijf, met de vaststelling van het bestemmingsplan, niet wijzigt.

6.4.2 Risicodragende activiteiten bij bedrijven buiten het plangebied

Buiten het plangebied bevindt zich het bedrijf Tate & Lyle aan de Lagedijk 5 te Koog aan de Zaan. In het bedrijf wordt glucostropen en zetmeel geproduceerd. Voor het bedrijf is door de Provincie NH in 2012 revisie omgevingsvergunning (onderdeel milieu) verleend. In het kader van de nieuwe vergunning is door het adviesbureau Save een nieuwe kwantitatieve risicoanalyse voor de opslag van gevaarlijke stoffen uitgevoerd. De kwantitatieve risicoanalyse (QRA) van d.d. 20 maart 2012, projectnr. 240941-120229-DJ26 revisie 14, is als bijlage 1D bij het milieuonderzoek toegevoegd.

• Het plaatsgebonden risico

Uit de QRA van Save d.d. 20.03.2012 blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-5 per jaar binnen het bedrijfsterrein ligt. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar ligt wel buiten het bedrijfsterrein. Maar binnen de PR- contour van 10-6/ jaar bevinden zich geen kwetsbare bestemmingen. Er wordt voor het bedrijf voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico met betrekking tot kwetsbare bestemmingen.

Het plangebied Zaandam Noord ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van het bedrijf. Het plangebied Zaandam Noord ligt ook net buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-8 per jaar. Het plaatsgebonden risico van het bedrijf vormt geen belemmering voor het plangebied Zaandam Noord.

• Het groepsrisico

Voor de groepsrisico berekeningen is het invloedsgebied (de 1% letaliteitsgrens bij 30 minuten blootstelling) van de ongewenste gebeurtenissen bij een risicobron van belang. Uit het QRA van Save d.d. 20.03.2012 blijkt dat het invloedsgebied van de maatgevende ongewenste gebeurtenis bij het bedrijf circa 417 meter bij het weertype D1 of F1,5 bedraagt. Het invloedsgebied van overige ongewenste gebeurtenissen is kleiner dan 417 meter. In de onderstaande figuur is de ligging van het invloedsgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0021.jpg"

Figuur: het invloedsgebied van het bedrijf

Uit de bovenstaande figuur blijkt dat het plangebied Zaandam Noord voor een deel binnen het invloedsgebied van het bedrijf ligt. Het invloedsgebied ligt voor een deel over De Hemmes en het bedrijventerrein aan de Jonge Abrahamstraat en Oostzijde. Op de gronden binnen het invloedsgebied in het plangebied Zaandam Noord zijn voornamelijk bedrijfsbestemmingen aanwezig.

Voor de berekening van het groepsrisico is de personendichtheid binnen het invloedsgebied van 417 meter geïnventariseerd. Uit de berekening is gebleken dat de omvang van het groepsrisico minder dan 10 slachtoffers bedraagt. Hierdoor is het groepsrisico voor het bedrijf nihil. Want het groepsrisico is volgens het Bevi bij 10 of meer slachtoffers gedefinieerd.

Binnen het invloedsgebied van het bedrijf zijn geen nieuwe ontwikkelingen gepland. De potentiële ontwikkelingen op De Hemmes, op de locatie Kalf 21-27 en de Slachthuisbuurt liggen buiten het invloedsgebied van het bedrijf. Dat wil zeggen dat de omvang van het groepsrisico van het bedrijf door de vaststelling van het bestemmingsplan niet wijzigt.

6.4.3 Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een spoortraject, waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied grenst in het zuiden aan het spoortraject 450, Zaandam- Enkhuizen. Over dit traject vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over een spoortraject vormt geen belemmering voor het plangebied.

6.4.4 Transport gevaarlijke stoffen over het water

Het plangebied grenst aan de Zaan. De Zaan is in het landelijke basisnet water opgenomen als groene vaarweg. De groene vaarwegen zijn voor vervoer van gevaarlijke stoffen minder belangrijke vaarwegen. Dit zijn de overige scheepvaartwegen binnen het basisnet. Dus de categorie scheepvaart zonder frequent vervoer. Over de groene vaarwegen vindt weinig of geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens het basisnet water vindt in de huidige situatie over de groene vaarwegen alleen vervoer van brandbare vloeistoffen plaats met minder dan 1 geladen benzinetanker of het equivalent daarvan per dag. Voor groene vaarwegen geldt in principe geen ruimtelijke beperking, wel beperkingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen.

Volgens het basisnet water geldt voor “de Zaan” (groene vaarwegen) het volgende:

  • geen beperkingen voor bebouwing;
  • geen Plasbrand aandachtsgebied (PAG);
  • geen groepsrisico verantwoording.

Dit geldt zowel voor de nieuw ruimtelijke ontwikkelingen als voor bestaande situatie.

Het plaatsgebonden risico (PR)

Voor de Zaan geldt, op basis van het basisnet water, geen grenswaarde (plafond) voor het plaatsgebonden risico. Omdat verwacht wordt, dat er geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar voorkomt, ligt de PR- contour van 10-6 per jaar ook niet op het water.

Het groepsrisico (GR)

Voor de Zaan geldt ook geen plafond voor het groepsrisico, omdat er geen invloedsgebied is. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water vormt geen belemmering voor het plangebied.

6.4.5 Transport gevaarlijke stoffen over de weg

Binnen en net buiten het plangebied liggen wegvakken welke aangewezen zijn als “Routes voor vervoer gevaarlijke stoffen”. Het plangebied ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van de rijksweg A7 (wegvak N33) en door het plangebied loopt de rijksweg A8 (wegvak N99), waarop vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plaatsgebonden risico (PR)

Uit de risicoberekeningen ten behoeve van het basisnet weg blijkt dat er voor de A8 en A7 geen PR- contour van 10-6 per jaar aanwezig is. Het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar bij maximale gebruiksruimte ligt op de weg (0 meter afstand). Voor het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde voor het PR.

Plasbrand aandachtsgebied (PAG)

Uit de basisnet-tabel blijkt dat ter hoogte van het plangebied alleen voor de rijksweg A7 een plasbrand aandachtsgebied (PAG) van 30 aangewezen is. Voor de A8 wegvak N99 geldt geen PAG. Binnen de 30 meter afstand vanaf de A7 bevinden zich geen (beperkte) kwetsbare bestemmingen in het plangebied. Er is ook geen nieuwe ontwikkelingen gepland.

Het groepsrisico (GR)

Begin 2013 is door het bureau Prevent adviesgroep het groepsrisico van de A7 en A8 ter hoogte van het plangebied Zaandam Noord berekend in het invloedsgebied van 355 meter voor GF3 stoffen. Het rapport is als bijlage 1E bij het milieuonderzoek toegevoegd.

Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico langs de A7 (wegvak N33) ter hoogte van het plangebied Zaandam Noord 0, 012 fractie van de oriëntatiewaarde bedraagt. Het groepsrisico van de A7 ter hoogte van het plangebied is lager dan 0.1 maal de oriëntatiewaarde en het groepsrisico ligt ruim onder de oriëntatiewaarde voor het betreffende wegvak (N33).

Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico langs de A8 (wegvak N99) ter hoogte van het plangebied Zaandam Noord 0, 377 fractie van de oriëntatiewaarde bedraagt. Het groepsrisico van A8 ter hoogte van het plangebied is hoger dan 0.1 maal de oriëntatiewaarde.

Binnen het invloedsgebied van 880 meter van de A7(wegvak 33) zijn geen nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare- en beperkt kwetsbare objecten gepland. Daarom wijzigt de omvang van het groepsrisico door de vaststelling van het bestemmingsplan niet. De potentiële nieuwe ontwikkelingen op de locatie van de Hemmes en t ‘Kalf 21-27 en de Slachthuisbuurt liggen buiten het invloedsgebied (880 m) van de A7.

De potentiële nieuwe ontwikkelingen op de Hemmes, de locatie Kalf 21-27 en de Slachthuisbuurt liggen binnen het invloedsgebied van de A8 (wegvak N99). Wanneer de ontwikkelingen op deze locatie concrete vorm krijgen moet de hoogte van het groepsrisico opnieuw worden berekend en de wijziging van het groepsrisico moet worden verantwoord.

6.4.6 Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Het plangebied Zaandam Noord ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgastransportleidingen W-570-01, W-570-04, W-570-23 en W-572-01 van de Gasunie. Voor deze leidingen is een kwantitatieve risicoanalyse met het rekenprogramma Carola uitgevoerd. Het rapport is als bijlage 1F bij het milieuonderzoek toegevoegd.

Uit de berekening is gebleken dat er voor de leidingen W-570-01, W-570-04, W-570-23 en W-572-01 geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar aanwezig is. Het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar ligt op de leiding. Er wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Uit de berekening is gebleken dat het groepsrisico binnen het invloedsgebied de oriëntatiewaarde niet overschrijd. Het groepsrisico van alle leidingen ligt onder de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico binnen het invloedsgebied van de leidingen W-570-01 en W-572-01 is het hoogst. Op basis van het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geldt voor de leidingen W-570-01, W-570-04, W-570-23 en W-572-01 een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen de belemmeringenstrook van de leidingen zijn geen nieuwe bouwwerken en (beperkt) kwetsbare bestemmingen toegestaan.

Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare- en beperkt kwetsbare objecten in het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen W-570-01, W-570-04, W-570-23 en W-572-01 van de Gasunie gepland. De ligging van de leidingen met de bijbehorende belemmeringenstrook zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven.

Binnen het plangebied bevinden zich 8 bar gasleidingen van het energiebedrijf Liander langs de volgende wegen: Veldbloemweg, Paltrokstraat, Dr. Scholtenstraat, Braakdijk, Leeghwaterweg. De minimale afstand voor de bebouwing tot deze leidingen is 3,5 meter aan weerszijden van de leiding. In de huidige situatie wordt voldaan aan deze afstand.

6.4.7 Nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied

Binnen het plangebied zijn geen concrete nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare- en beperkt kwetsbare bestemmingen. Binnen het plangebied is een aantal potentiële ontwikkellocatie. Hieronder wordt per ontwikkellocatie de externe veiligheidsituatie besproken en aangegeven, welke aanvullende onderzoeken moeten worden uitgevoerd.

• Transformatie van De Hemmes: De Hemmes ligt op meer dan 565 meter afstand van de A8. De locatie valt wel binnen het invloedsgebied van 880 meter voor LT2- stoffen. De nieuwe ontwikkeling op deze locatie is nog in ontwerp fase. Op deze locatie zal de huidige bedrijfsbestemming met behulp van een nieuw bestemmingsplan worden gewijzigd in woon- en werkbestemming. De externe veiligheidsaspecten van deze transformatie worden onderzocht in het bestemmingsplan dat voor De Hemmes zal worden opgesteld.

• Nieuwe ontwikkeling op de locatie Kalf 21-27: deze locatie grenst aan de Hemmes en ligt op meer dan 565 meter afstand van de A8. De locatie valt wel binnen het invloedsgebied van 880 meter voor LT2- stoffen. Op deze locatie wordt de bedrijfsbestemming met behulp van een wijzigingsbevoegdheid gewijzigd in woonbestemming. Er worden maximaal 18 woningen gerealiseerd. Naar aanleiding van de plannen is geen risicoanalyse in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A8 uitgevoerd. De nieuwe ontwikkeling op deze locatie is nog in ontwerp fase. Wanneer de wijzigingsbevoegdheid voor Kalf 21-27 wordt aangewend, moet het groepsrisico binnen het invloedsgebied van de A8 opnieuw worden berekend en de wijziging van het groepsrisico moet worden verantwoord. De verwachting is dat de invloed van nieuwe ontwikkelingen op de locatie Kalf 21-27, gezien het beperkt aantal woningen, beperkt zal zijn. De locatie Kalf 21-27 valt niet binnen het invloedsgebied van de overige risicobronnen.

• Transformatie van de Slachthuisbuurt: de Slachthuisbuurt zal te zijner tijd naar een eigentijds woon- en werkgebied worden getransformeerd. Binnen dit gebied zijn momenteel geen concrete plannen aanwezig. De Slachthuisbuurt ligt ten zuiden van de A8 en ligt binnen het invloedsgebied van het kilometervak (het traject) waarop het groepsrisico 0.1 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Volgens de circulaire Rnvgs hebben de ruimtelijke ontwikkelingen binnen 200 meter afstand van de A8 grote bijdrage aan de hoogte van het groepsrisico. Daarom moet, wanneer de ontwikkelingen in de Slachthuisbuurt concreet zijn, de hoogte van het groepsrisico worden berekend en de wijziging van het groepsrisico worden verantwoord. De Slachthuisbuurt valt niet binnen het invloedsgebied van de overige risicobronnen.

Verantwoording van het groepsrisico

Bij de plannen in het kader van de Wro is in artikel 13 van het Bevi en paragraaf 4.3 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (hierna cRnvgs) en in artikel 12 van het Besluit transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen (Bevb) en in artikel 7 van het (ontwerp) besluit externe veiligheid transportroutes (Btev) een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen.

De verantwoording van het groepsrisico heeft alleen betrekking op de relevante risicobronnen waarbij het plangebied geheel of gedeeltelijk binnen het invloedsgebied valt. De omvang van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van de risicobronnen wijzigt door de vaststelling van het bestemmingsplan niet. Het plangebied heeft geen of nauwelijks invloed op de hoogte van het groepsrisico van de relevante risicobronnen.

Bij het invullen van de verantwoording van het groepsrisico is het bestuur van de Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland (VrZW) en de Brandweer Zaanstreek - Waterland gevraagd om advies uit te brengen over de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een ongeval, hulpverlening en zelfredzaamheid. De adviezen van beide organisaties zijn voor zover van toepassing in deze verantwoording van het groepsrisico verwerkt.

Maatregelen ter beperking van risico’s

De maatregelen ter beperking van de risico’s kunnen zowel bronmaatregelen als maatregelen in de omgeving van een risicobron zijn. Bronmaatregelen zijn de meest effectieve maatregelen om de risico’s op een ongeval te verkleinen. De maatregelen ter beperking van de risico’s in het plangebied zijn het volgende:

• De maatregelen ter beperking van de risico’s bij Tate en Lyle Netherlands bv: De vergunning van het bedrijf is in 2012 geactualiseerd. Met de actualisatie van de vergunning is er door het bevoegd gezag, indien nodig, risicobeperkende maatregelen voorgeschreven. Hierdoor ligt het plangebied Zaandam Noord buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 en 10-8 per jaar van het bedrijf. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied (415 meter) van het bedrijf. Maar het gebied binnen het invloedsgebied van het bedrijf bestaat voornamelijk uit water “de Zaan” en bedrijfsbestemmingen. De locaties van de mogelijk nieuwe ontwikkelingen op “De Hemmes”, Kalf 21-27 en de Slachthuisbuurt vallen buiten het invloedsgebied van het bedrijf. Verdere aanvullende maatregelen ter beperking van de risico’s bij het bedrijf Tate & Lyle zijn in het kader van dit bestemmingsplan procedure niet mogelijk;

• De maatregelen ter beperking van de risico’s bij transport van gevaarlijke stoffen over de A8: langs de A8 ter hoogte van het plangebied bevindt zich een geluidscherm aan weerszijden van de weg. Het geluidscherm kan bij optreden van een ongeval enige bescherming bieden. Verder valt de A8 onder het Basisnet weg. De rijksoverheid heeft voor deze wegen een risicoplafond vastgelegd, door het opnemen van een maximale groeimogelijkheid voor het transport van GF3 stoffen. Daarom zijn voor het plangebied Zaandam Noord geen aanvullende bronmaatregelen mogelijk.

• Binnen het plangebied in de strook ten zuiden van de A8 is het vestigen van nieuwe scholen en kinderdagverblijven uitgesloten. De bestaande scholen en kinderdagverblijven krijgen een aparte aanduiding. Dit betekent dat, indien de bestaande functie ophoudt te bestaan, er geen nieuwe school of kinderdagverblijf wordt toegestaan.

• De maatregelen ter beperking van de risico’s van transport gevaarlijke stoffen over de A7: De A7 valt ook onder het Basisnet weg. De rijksoverheid heeft voor deze wegen een risicoplafond vastgelegd, door het opnemen van een maximale groeimogelijkheid voor het transport van GF3 stoffen. Daarnaast binnen 200 meter vanaf de rand van A7 zijn in het plangebied geen kwetsbare- en beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Het gebied heeft de bestemmingen Groen, Water en Recreatie. Voor het plangebied Zaandam Noord zijn geen aanvullende bronmaatregelen mogelijk.

• De maatregelen ter beperking van de risico’s bij transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen:

Binnen de belemmeringenstrook van de leidingen W-570-01, W-570-04, W-570-23 en W-572-01 zijn geen nieuwe bouwwerken en (beperkte)kwetsbare bestemmingen toegestaan. De belemmeringenstrook bedraagt 4 meter aan weerszijden van de leidingen. De ligging van de leidingen met de bijbehorende belemmeringenstrook zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.

• Voor het gehele plangebied geldt dat de vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Inrichtingen vergunningenbesluit (Wgh- inrichtingen) en het Vuurwerkbesluit is uitgesloten. Deze bedrijven passen niet in een gebied dat grotendeels bestaat uit gevoelige en kwetsbare objecten.

Binnen het plangebied zijn geen grote concrete ontwikkelingen van kwetsbare- en beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van de risicobronnen gepland. Wanneer de potentiële ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van de A8 (wegvak N99) concrete vorm krijgen, zal de hoogte van het groepsrisico opnieuw worden berekend en de wijziging van het groepsrisico worden verantwoord.

Daarnaast ligt het groepsrisico van alle risicobronnen onder de oriëntatiewaarde, waardoor er geen aanleiding is om het nemen van nog meer maatregelen in de omgeving van de risicobronnen verder te onderzoeken.

Bestrijdbaarheid van een calamiteit en hulpverlening bij een calamiteit

De bestrijdbaarheid van een calamiteit wordt beoordeeld op de aspecten of een rampenscenario te bestrijden is en het invloedsgebied voldoende ingericht is om bestijding te faciliteren. In het advies van VrZW is de bestrijdbaarheid van de scenario’s, warme- en koude BLEVE en toxische wolk en Jet fair (fakkel brand) beschreven. Er wordt per scenario geadviseerd over de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een calamiteit, hulpverlening en zelfredzaamheid. In het advies van de Brandweer Zaanstad is beschreven of het plangebied qua voorzieningen voldoende ingericht is om de bestijding van een ramp te kunnen faciliteren.

• BLEVE scenario

Bij een ongeval op de A8 en A7 kan een LPG-tankwagen betrokken zijn. Hierbij kan een koude BLEVE of warme BLEVE optreden. De effecten die bij een koude BLEVE en een warme BLEVE op kunnen treden zijn groot. Bij een koude BLEVE ligt de 100% letaliteitsgrens op circa 30 meter afstand. Bij een koude BLEVE is geen waarschuwing of evacuatie mogelijk. Het scenario treedt direct op en is niet te voorkomen door de hulpdiensten.

De 100% letaliteitsgrens bij een warme BLEVE ligt op circa 90 meter. Een warme BLEVE kan onder bepaalde omstandigheden worden voorkomen door de tankwagen met LPG te koelen en de brand in de omgeving van de tankwagen te blussen. Een tankwagen zonder een hittewerende bekleding dan wel een beschadigde hittewerende bekleding bezwijkt naar schatting binnen 20 minuten. Bij een tankwagen met een intacte hittewerende bekleding, kan het moment dat de tankwagen bezwijkt, verlengd worden tot circa 75 minuten. Na een ongeval met een LPG- tankwagen richt de hulpverlening zich op het helpen van gewonde slachtoffers en het bestrijden van secundaire branden die door de BLEVE zijn ontstaan. De gevolgen van een BLEVE vereisen een multidisciplinair optreden van de hulpverlening. Dit betekent dat niet alleen de brandweer een taak heeft, maar ook de GHOR, Politie en Gemeente. Het aantal slachtoffers dat hulp nodig heeft is afhankelijk van het aantal aanwezigen binnen het effectgebied van de BLEVE.

Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen bij de risicobronnen heeft Brandweer Zaanstad zich voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad Ongevalbestrijding Gevaarlijke Stoffen. Daarnaast zijn de operationele leiders opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalbestrijding. Bij een warme BLEVE is de opwarmingstijd van de LPG vloeistof afhankelijk van de hoeveelheid LPG die in de tank zit. De hulpverlening richt zich in die periode op het evacueren van mensen en na de ramp met een LPG tankwagen op het helpen van gewonde slachtoffers en het bestrijden van eventuele secundaire branden.

Een deel van het plangebied Zaandam Noord en de A7 en de A8 is in de huidige situatie qua infrastructuur goed bereikbaar voor de hulpdiensten. Qua infrastructuur zijn bepaalde delen van het plangebied (het Kalf, De Hemmes en het achterste gedeelte van de Kogerveldwijk ) voor de hulpdiensten niet goed bereikbaar. Er kan door de hulpdiensten slechts vanaf één zijde worden aangereden. De Brandweer voorziet verder, op basis van de huidige situatie, geen knelpunten voor wat betreft de aanrij tijden van de hulpdiensten. Voor de verbetering van de bereikbaarheid van het Kalf, De Hemmes en het achterste gedeelte van de Kogerveldwijk zal bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied, vooraf over het aspect bereikbaarheid aan de brandweer advies worden gevraagd.

Uit advies van brandweer Zaanstad blijkt dat de primaire bluswatervoorzieningen in het plangebied voldoende is. Bij nieuwe te realiseren ontwikkelingen in het plangebied zal vooraf over het aspect bluswatervoorzieningen aan de brandweer advies worden gevraagd. Daarnaast kan indien nodig het open water in het plangebied als secundaire of tertiaire bluswatervoorziening worden gebruikt. De bestemmingsomschrijving van water in het plangebied biedt voldoende waarborg om open water in het plangebied, in geval van een ongeval, als bluswatervoorziening te gebruiken.

• Scenario plasbrand

Door een incident bij het bedrijf Jan Schoemaker met een tankwagen hexaan scheurt de tankwand bij

het lossen. Een groot deel van het hexaan stroomt in korte tijd uit. De brandbare vloeistof vormt een

plas en ontsteekt direct. De brand is kort en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken. Het invloedsgebied van een (opslagplaats) plasbrand is berekend op 35 meter en blijft vrijwel geheel beperkt tot het bedrijfsterrein. De kans op doden buiten de inrichting als gevolg van een plasbrand is dan ook klein. Het brandweeroptreden richt zich vooral op het blussen van secundaire branden en het helpen en redden van slachtoffers.

Een plasbrand kan ook ontstaan als bij een ongeval op de A7 met een tankwagen met brandbare vloeistof (bijvoorbeeld: benzine) betrokken is. Door het ongeval ontstaat er een scheur in de tankwand. De uitstromende benzine vormt een vloeistofplas, die vervolgens ontsteekt. De brand die ontstaat, is kort en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.

De grootte en vorm van de brandbare vloeistofplas is afhankelijk van de ondergrond. Gezien de afstand van de A7 tot de dichtstbijzijnde bebouwing in het plangebied zullen de effecten van een plasbrand op de A7 op het plangebied beperkt zijn. De aanname is dat personen in de omgeving van de A7 bij het zien en voelen van de plasbrand zich in veiligheid brengen.

• Toxische wolk scenario

Bij een ongeval bij Tate en Lyle en op de A8 en A7 kunnen giftige gassen of vloeistoffen stoffen vrijkomen. Het gevolg is dat er een toxische wolk ontstaat. Het effectgebied van een toxische wolk scenario is afhankelijk van de soort en hoeveelheid vrijkomend product en van de windrichting en -snelheid. De toxische wolk kan zich over het hele plangebied verspreiden. Bij dit scenario wordt de omvang van de schade bepaald door de soort, concentratie, dichtheid en hoeveelheid toxisch gas dat vrijkomt (direct of door uitdamping van de vloeistof). Als de dichtheid van de giftige stof groter is dan 1 (zwaarder dan lucht), zullen de dampen laag boven de A8 en A7 blijven hangen. Wanneer de dichtheid van de giftige stof kleiner is dan 1 (lichter dan lucht), zullen de dampen stijgen en kan de toxische wolk zich over het plangebied verspreiden.

Hulpdiensten kunnen niet voorkomen dat het giftige gas of vloeistof vrijkomen. De hulpverlening richt zich op het veiligstellen van de omgeving en het bestrijden van de giftige wolk. Indien mogelijk wordt de giftige wolk uitgedund met behulp van water(schermen). Het aanleggen van waterschermen kan helpen, maar is echter géén garantie dat de mensen in het plangebied geheel veilig zijn c.q. blijven. De mogelijkheden van de hulpverleningsdiensten zijn in dit scenario sterk afhankelijk van de blootstelling. Afhankelijk van de soort en de concentratie aan giftig gas in de lucht zullen personen door de toxische belasting mogelijk niet meer in staat te zijn om te vluchten. De brandweer zal zich dan richten op het waarschuwen/ alarmeren van burgers, redding en ontsmetting van slachtoffers.

• Bestrijdbaarheid van fakkelbrand (Jet fair) scenario

Tijdens (graaf)werkzaamheden door derden kan een breuk in de ondergrondse hogedruk aardgasleiding binnen het plangebied ontstaan. Het aardgas stroomt onder hoge druk continu uit. Het brandbare gas ontsteekt, waardoor een fakkelbrand optreedt die duurt totdat na het inblokken van de leiding de druk afneemt. Deze fakkel kan tot een hoogte van circa 100 meter reiken. De fakkelbrand is hevig en kan door de hittestraling secundaire branden in de omgeving veroorzaken.

Het aantal slachtoffers is afhankelijk van verscheidene factoren zoals de aanwezigheid van mensen buiten en binnen gebouwen, het tijdstip van de dag (vanwege een wisselende bezettingsgraad van gebouwen), de weersgesteldheid (bij uitstroming zonder ontsteking), zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverleningsdiensten.

Een buisleiding incident wordt beschouwd als een ongeval met gevaarlijke stoffen. De brandweer beschikt over specifieke inzetprocedures voor ongevallen met gevaarlijke stoffen. Voldoende bluswatervoorzieningen en een goede bereikbaarheid kunnen de schadelijke gevolgen van een buisleidingincident reduceren. Uit het advies van brandweer Zaanstad blijken de aspecten bluswater en bereikbaarheid in het gehele plangebied toereikend te zijn. Bij een fakkelbrand zal de brandweer zich richten op de bestrijding en voorkoming van secundaire branden. In het laatste geval zal zij met waterschermen proberen te verhinderen dat omliggende objecten in brand raken.

De uitstroom van het gas vindt continu plaats. Deze stopt pas wanneer de druk in de leiding gelijk is aan de atmosferische druk buiten de leiding. Dit kan lang duren, afhankelijk van de snelheid waarmee de leiding door de operator van de leidingbeheerder afgesloten (ingeblokt) wordt. Dit is anders dan bij een incident met een tankwagen die binnen een afzienbare tijd gewoon leeg zal zijn. De gevolgen van een fakkelbrand vereisen een multidisciplinair optreden van de hulpverlening. De benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving.

Zelfredzaamheid

De zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en vluchten. Het zelfredzame vermogen van een persoon in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om slachtoffers bij een calamiteit te voorkomen. De acties voor het vergoten van de zelfredzaamheid kunnen per scenario verschillend zijn.

• Zelfredzaamheid bij scenario BLEVE

Een beginnende brand kan naar verwachting door aanwezigen in het effectgebied worden waargenomen. Het westelijke en zuidelijke deel van het plangebied ligt binnen de effectenafstand. Daarom is een snelle waarschuwing en alarmering van groot belang. Bij dit scenario BLEVE is alarmeren via het sirenenet niet wenselijk. Volgens de landelijke campagne wordt mensen geadviseerd naar binnen te gaan en ramen en deuren te sluiten.

Bij een (dreigende) warme BLEVE is juist het omgekeerde van belang. Tot circa 230 meter vanaf de tankwagen zijn ontruiming en evacuatie de beste opties. Buiten deze afstand kunnen gebouwen bescherming bieden indien deze zodanig zijn geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de hittestralingeffecten van een BLEVE.

In het plangebied bevinden zich binnen 200 meter afstand vanaf de rand van de A7 geen kwetsbare objecten. Het gebied heeft de bestemmingen water, groen en natuur. Het plangebied ligt buiten de effectenafstand van 100% letaliteitsgrens bij een koude BLEVE en een warme BLEVE. In het plangebied kan bij hittestraling secundaire branden en bij overdruk kan lichte schade zoals glasbreuk optreden. In het plangebied zullen de effecten met een dodelijk slachtoffer beperkt zijn. De aanwezigen binnen de effecten afstand van de A7 worden als zelfredzaam gezien. Bij een dreigend gevaar hebben aanwezigen in het plangebied mogelijkheden om te schuilen en onbelemmerde vluchtroutes, om zichzelf in veiligheid te brengen.

In het plangebied bevinden zich binnen 200 meter afstand vanaf de rand van A8 wel kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het gebied heeft de bestemmingen bedrijven, wonen, recreatie en groen. Het plangebied ligt binnen de effectenafstand van 100% letaliteitsgrens bij een koude BLEVE en een warme BLEVE. In het plangebied kan bij hittestraling zware schade aan gebouwen optreden en bij secundaire branden en bij overdruk kan lichte schade zoals glas breuk optreden. In het plangebied zullen de effecten met een dodelijke slachtoffer niet overal beperkt zijn. Niet alle aanwezigen binnen de effecten afstand van de A8 worden als zelfredzaam gezien. Bij een dreigend gevaar hebben aanwezigen in het plangebied wel mogelijkheden om te schuilen en onbelemmerde vluchtroutes, om zichzelf in veiligheid te brengen.

In geval van een calamiteit met gevaarlijke stoffen op de A7 en A8 worden mensen in het plangebied door de brandweer snel en juist gewaarschuwd om zichzelf van de effecten van een calamiteit te kunnen onttrekken. Deze taak is ook wettelijk bij de brandweer ondergebracht en is al via procedures en mandaten gewaarborgd.

• Zelfredzaamheid bij toxische wolk scenario op A8 en A7.

Het vrijkomen van een toxische wolk is een snel scenario. Afhankelijk van de concentratie en de soort toxische stof, zullen de aanwezigen in het effectgebied, het gevaar niet in alle gevallen juist in schatten. Het is daarom van belang dat mensen in het effectgebied tijdig worden gealarmeerd, bijvoorbeeld via het sirenenet en NL-Alert. Snel alarmeren en er voor zorgen dat de aanwezige personen kunnen vluchten naar een relatief luchtdichte ruimte vermindert het aantal slachtoffers. Eenmaal binnen dient men binnen te blijven, de ventilatie uit te schakelen en het ventilatiekanaal af te sluiten.

• Zelfredzaamheid bij Scenario plasbrand

Het brandweeroptreden richt zich vooral op het blussen van secundaire branden en het helpen en redden van slachtoffers. Er kan verondersteld worden dat de aanwezigen het risico juist inschatten en dat zij van de risicobron af vluchten.

• Zelfredzaamheid bij scenario fakkelbrand (Jet fair).

Binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen bevinden zich in het plangebied bedrijfsgebouwen en groenbestemmingen.

Binnen het invloedsgebied is vluchten de beste optie. Het effect van het beschouwde scenario fakkelbrand is zichtbaar en hoorbaar. Er wordt verondersteld dat de aanwezigen het risico juist

inschatten en dat zij van de risicobron af vluchten. Om snel en veilig te kunnen vluchten zijn er

(nood) uitgangen nodig die van de risicobron, de hogedruk aardgastransportleiding, af zijn gericht.

Voor de bedrijven aan de Diederick Sonoyweg is dit niet altijd mogelijk, aangezien zij niet van vluchtroutes in zuidelijke richting zijn voorzien. Middels risicocommunicatie kan de zelfredzaamheid worden bevorderd. Door te communiceren over de risico’s weten de aanwezigen bij de bedrijven wat de mogelijke calamiteiten zijn bij buisleidingen en welke acties zij moeten ondernemen om zichzelf in veiligheid te brengen.

In geval van een ongeval of een ramp met gevaarlijke stoffen bij een risicobron worden mensen in het plangebied door de brandweer snel en juist gewaarschuwd om zichzelf van de effecten van een calamiteit te kunnen onttrekken. Deze taak is ook wettelijk bij de brandweer ondergebracht en is al via procedures en mandaten gewaarborgd. Daarnaast worden door het treffen van de risicoreducerende maatregelen de risico’s voor het optreden van een ongeval minder en de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid van de aanwezigen in het plangebied zijn redelijk tot voldoende. Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd, dat in het plangebied voor de aanwezige personen een passende beschermingsniveau voldoende gewaarborgd is.

6.5 Elektromagnetische Straling

Een deel van het plangebied ligt binnen het 0,4 microtesla elektromagnetische veld van een bovengrondse hoogspanningslijn. Binnen het 0.4 microtesla magnetische veld van het hoogspanningstracé van 2x119, staat het bestemmingsplan de realisatie van nieuwe bestemmingen, waarin kinderen tot en met een leeftijd van 15 jaar, langdurig kunnen verblijven, niet toe. Het gaat om de gevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven. Dit zijn locaties waar kinderen dagelijks meer dan 14 -18 uur verblijven voor een periode van minimaal één jaar. Op de verbeelding is via een functieaanduiding geregeld dat scholen, crèches en kinderopvangplaatsen nabij hoogspanningslijnen mogen blijven bestaan, maar zodra zij verhuizen, mag hier geen gevoelige bestemming voor terug komen. Omgekeerd geldt ook dat er bij de bouw van nieuwe hoogspanningslijnen rekening gehouden moet worden met al bestaande woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.

Ook bevindt zich onder de hoogspanningslijnen een zakelijk rechtstrook van 2x 36 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn. In dit gebied stelt TenneT beperkingen aan werkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen. Voor de realisatie van nieuwe ontwikkelingen en werkzaamheden in deze rechtstrook, dient toestemming van TenneT worden verkregen. De zakelijk rechtstrook van de hoogspanningslijn is op de op de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven.

Het kabinet onderzoekt of mensen die in de directe nabijheid van een 220 kV of 380 kV verbinding wonen, uitgekocht kunnen worden. Bij een 380 kV verbinding gaat het dan om woningen binnen 38 meter van de hoogspanningslijn, bij een 220 kV verbinding om woningen binnen 25 meter van de hoogspanningslijn. Bewoners zijn niet verplicht te verhuizen. Ook onderzoekt het kabinet of verbindingen van 110 kV en 150 kV die door woongebieden lopen, onder de grond gebracht (verkabeld) kunnen worden. Hierdoor verbetert de leefbaarheid.

In het plangebied zijn vier UMTS en GSM antenne-installaties en negen zendmasten aanwezig. Een veilige afstand tot een antenne is minimaal drie meter voor het antennepaneel en een halve meter onder, boven en achter het antennepaneel. In de huidige situatie wordt er voldaan aan de vereiste veiligheidsafstanden.

6.6 Geur

Uit de Zaanpeiling 2009 blijkt dat het percentage van het aantal geurgehinderden, als gevolg van bedrijven, in het plangebied ongeveer 16% hoger ligt dan het gemiddelde in Zaanstad. Het gemiddelde percentage in Zaanstad ligt zo rond 50%. Binnen en buiten het plangebied bevinden zich grote geuremitterende bedrijven. In de omgevingsvergunning (onderdeel milieu) van de meeste bedrijven zijn geurcontouren en waar nodig acceptabele geurhinderniveaus vastgesteld.

Voor de overige grote geuremitterende bedrijven binnen en buiten het plangebied is de verwachting dat het acceptabele geurhinderniveau in 2013 in de vergunningen zal worden vastgelegd. Op dit moment (4e kwartaal 2013) lopen de vergunningsprocedures nog. De bedrijven zijn zonodig met een maatbestemming opgenomen in het bestemmingsplan. Dit betekent dat de bedrijven waar niet voldaan wordt aan de aanbevolen afstand volgens de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering vanwege het aspect geur, een aanduiding hebben gehad waar dat specifieke bedrijf is toegestaan, terwijl dat bedrijf in een hogere milieucategorie valt dan de algemene toelaatbare milieucategorie. Bijvoorbeeld: de bestemming ter plaatse van een geuremitterend bedrijf is ten behoeve van maximaal milieucategorie 3.1, terwijl het bedrijf valt in categorie 4.2. Dan heeft het betreffende bedrijf een aanduiding gekregen waar in de planregels een bedrijf met een SBI-code van dat bedrijf (conform de VNG-brochure) is toegestaan. Daarmee is het betreffende bedrijf in categorie 4.2 toegestaan, omdat de SBI-code in de VNG-brochure gekoppeld is aan die milieucategorie. Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.

Nieuwe ontwikkelingen

In het plangebied is sprake van drie toekomstige ontwikkelingen. Eén hiervan, aan Kalf 21-27, is der mate concreet dat hiervoor een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan is opgenomen. Twee ontwikkelingen zijn nog te weinig uitgekristalliseerd en worden daarom nog niet verankerd in het bestemmingsplan. Het betreft de ontwikkeling op de Hemmes en de Slachthuisbuurt. Hieronder wordt nader op de drie ontwikkelingen ingegaan.

Kalf 21-27

Op de locatie zijn momenteel een aantal bedrijfsgebouwen en twee woningen aanwezig. Het voornemen bestaat om de bedrijven te saneren en op de locatie maximaal 18 woningen te bouwen. Deze functieverandering wordt in het bestemmingsplan niet bij recht mogelijk gemaakt, maar middels een wijzigingsbevoegdheid. De geursituatie op de locatie is geanalyseerd. Deze analyse leverde het volgende op.

Rondom de locatie zijn een aantal geuremitterende bedrijven gelegen die in beschouwing moeten worden genomen. Het betreft de volgende bedrijven:

  • Cargill Cacao, locatie Aurora
  • ADM Cocoa
  • Duyvis
  • Tate & Lyle
  • Best en Dekker

Hieronder worden de vijf bedrijven besproken, inclusief een korte conclusie per bedrijf. Tenslotte wordt er een overall conclusie getrokken.

• Cargill Cacao, locatie Aurora

In 2008 is er een vergunning verleend aan het bedrijf. De belasting ter hoogte van de locatie ligt tussen de 1 en 2 ouE/m3 als 98 percentiel. De geurbelasting bij de dichtstbijzijnde woonbebouwing bedraagt circa 2,5 ouE/m3 als 98 percentiel. Dit is als acceptabele geurhinderniveau geaccepteerd. Door het ontwikkelplan komen er geen woningen dichterbij het bedrijf dan bestaande woningen reeds gesitueerd zijn. Tussen de locatie Kalf 21-27 en het bedrijf zijn andere – maatgevende – woningen gelegen. De geurbelasting van het bedrijf ter hoogte van Kalf 21-27 is circa 1,5 ouE/m3 als 98 percentiel.

• ADM Cocoa

Uit de in 2012 ingediende aanvraag voor een revisievergunning blijkt dat het bedrijf een geurbelasting van circa 20 ouE/m3 als 98 percentiel op de dichtstbijzijnde woonbebouwing heeft. De locatie Kalf 21-27 komt niet dichterbij het bedrijf. De belasting ter hoogte van de locatie is lager en ligt tussen de 20 en (dichterbij) 5 ouE/m3 als 98 percentiel. Tussen de locatieen en het bedrijf zijn andere – maatgevende – woningen gelegen.

Aangezien de beide bedrijven (Cargill Cacao/Aurora en ADM Cocoa) vergelijkbare geuren emitteren is de daaruit voortvloeiende hinderbeleving niet direct toe te schrijven aan één bedrijf. Daarom wordt voor beide cacaobedrijven een gedeelde conclusie getrokken.

Door de gemeente Zaanstad is een TLO (telefonisch leefbaarheidsonderzoek) uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in de hinderbeleving in de omgeving van het bedrijf. Omdat er meerdere bronnen zijn die voor de overlast van cacao zorgen, is de hinder als gevolg van cacaogeur – zeker op enige afstand van de bedrijven – niet te herleiden naar 1 bedrijf. Met betrekking tot de hinderbeleving als gevolg van cacaogeur kan geconcludeerd worden dat ter hoogte van de locatie sprake is van hinder als gevolg van cacaogeur (cumulatie van geurbelasting van verschillende bronnen.

In 2010 is de nieuwe Bijzondere Regeling (BR) cacao vastgesteld, waardoor de cacaobonen verwerkende bedrijven maatregelen moeten treffen die ook positieve gevolgen zullen hebben voor de geurbelasting op de omgeving. In de BR-cacao is overigens voor de cacao bedrijven in beginsel 5 OUE /m³ als 98 - percentiel als grenswaarde en 2,5 OUE /m³ als 98 -percentiel, ter hoogte van geurgevoelige objecten, als streefwaarde opgenomen.

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er ter hoogte van de locatie geurhinder als gevolg van cacaogeur te verwachten is (cumulatie van geurhinder). Echter gezien het feit dat er dichterbij bedrijven andere maatgevende woonbebouwing is gelegen en het feit dat de bedrijven op grond van de Bijzondere Regeling Cacao maatregelen zullen gaan treffen, kan in de toekomst ter plaatse van de locatie Kalf 21-27 een acceptabel geurniveau gerealiseerd worden.

• Duyvis Production

In de vigerende vergunning is het acceptabele geurhinderniveau voor Duyvis vastgesteld op 4,1 ouE /m3 als 98-percentielwaarde bij de dichtstbijzijnde aaneengesloten woonbebouwing. Dit is als acceptabel geurhinderniveau geaccepteerd. Daarnaast is in de vergunning voor de geur als richtwaarde 1,9 ouE /m³ als 98-percentielwaarde opgenomen. De ontwikkellocatie komt niet dichterbij het bedrijf. De belasting ter hoogte van de locatie kalf 21-27 is lager en gaat richting de 2 ouE/m3 als 98 percentiel. Op basis hiervan kan de geurbelasting van het bedrijf ter hoogte van de locatie als acceptabel beschouwd worden.

• Tate & Lyle Nederland

Het bedrijf ligt ten opzichte van de locatie Kalf 21-27 aan de overzijde van de Zaan. In 2012 is aan het bedrijf door de provincie (bevoegd gezag) een nieuwe omgevingsvergunning (milieu deel) verleend. In de vergunning is aangenomen, dat geurklachten bij een geurbelasting van 1,5 ouE/m3 als 98 percentiel of lager niet waarschijnlijk is. Op basis van de gegevens die bij die vergunning horen blijkt dat de geurbelasting ter hoogte van het initiatief tussen de 1 en 1, 5 ouE/m3 als 98 percentiel zal liggen. In de vergunning is tevens nog een onderzoeksverplichting opgenomen naar verdergaande geurreducerende maatregelen.

Daarnaast is door de gemeente Zaanstad een TLO uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in de hinderbeleving in de omgeving van het bedrijf. Uit het TLO volgt dat vooral in de directe omgeving van het bedrijf hinder wordt ervaren. Uit de resultaten van het TLO volgt dat in de nabijheid van de locatie niet of nauwelijks hinder wordt ervaren.

Op basis hiervan is te verwachten dat de geurbelasting als gevolg van Tate & Lyle ter hoogte van de locatie niet tot hinder zal leiden.

• Best en Dekker

De inrichting is gelegen op circa 400 meter van het bouwplan. Tussen de locatie Kalf 21-27 en het bedrijf zijn andere – maatgevende – woningen gelegen. Daarnaast is de meest geurproducerende activiteit bij Best en Dekker, namelijk het smelten van nertsenvet, in 2011 ingetrokken. De overige activiteiten binnen de inrichting emitteren slechts in beperkte mate geur, waardoor hinder ter plaatse van de locatie niet te verwachten is.

• Conclusie

Conclusie is dat op de locatie geurhinder als gevolg van de cumulatie van geurbelasting door verschillende bronnen aanwezig zal zijn. Er zijn te beschermen geurgevoelige objecten die dichterbij de bedrijven liggen en die als maatgevend gelden voor een acceptabel geurhinderniveau. Daarom kan aangenomen worden dat er in de toekomst op de locatie Kalf 21-27 een acceptabel geurhinderniveau kan worden gerealiseerd. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal gekeken worden, wat de geurbelasting op de locatie Kalf 21-27 is. In de wijzigingsbevoegdheid is dit als voorwaarde opgenomen. Gezien de maatregelen en afspraken uit de vergunningen van de geuremitterende bedrijven in de omgeving, is de verwachting dat wanneer het gebied ontwikkeld gaat worden de geursituatie op de locatie acceptabel is.

Transformatie van De Hemmes

De Hemmes is een voor een groot deel braakliggend schiereiland in de Zaan, ten zuiden van

de Julianabrug en ten noorden van de A8. De Hemmes is een onderdeel van het programma

ZaanIJ. Er wordt aan een ontwikkelplan gewerkt om het schiereiland te transformeren naar een woon- en werklocatie. Er wordt gedacht aan een lage en relatief groene invulling van De Hemmes met een gemengd programma van wonen, werken en watergebonden recreatie. Gezien de huidige marktomstandigheden is een geleidelijke herontwikkeling nodig. Bovengenoemde ontwikkelingen

zijn nog niet geheel uitgekristalliseerd en onderzocht. Om deze reden is de feitelijke situatie van

De Hemmes opgenomen en heeft het schiereiland een bedrijfsbestemming gekregen. Voor De Hemmes zal een afzonderlijk bestemmingsplan worden opgesteld.

Bij een toekomstige invulling naar een woon- en werklocatie dient rekening gehouden te worden met geur vanwege omliggende geuremitterende bedrijven. Aangezien voor de transformatie van De Hemmes een separaat bestemmingsplan wordt opgesteld, wordt in dit milieuonderzoek hier niet nader op ingegaan

Transformatie van de Slachthuisbuurt

De Slachthuisbuurt is een gemengd gebied, waarin naast diverse vormen van bedrijvigheid ook woningen en onderwijsfuncties aanwezig zijn. De buurt is door Zaanstad aangemerkt als transformatie gebied. Zaanstad wil de buurt transformeren naar een eigentijds woon- en werkgebied. Voor deze ontwikkelingen zijn momenteel geen concrete plannen bekend en daarom is de ontwikkeling niet opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Bij een toekomstige invulling naar een gemengd gebied dient rekening gehouden te worden met geur vanwege omliggende geuremitterende bedrijven. De Slachthuisbuurt ligt binnen de contouren van de volgende bedrijven:

• Cargill cacao, locatie Aurora: het noordelijk deel van de Slachthuisbuurt ligt dichtbij Aurora. Hier kan sprake zijn van geurhinder, aangezien de geurhinder in de directe omgeving 3 ouE/m3 als 98-percentiel bedraagt. Het deel ten zuiden van de A8 ligt niet in een geurcontour, zoals berekend bij de revisie milieuvergunning in 2008. Afhankelijk van welk deel van de Slachthuisbuurt ontwikkeld wordt, dient nader geuronderzoek plaats te vinden;

• Cargill cacao, locatie De Jonker: het zuidwestelijke deel van de Slachthuisbuurt valt binnen de geurcontour van 5 ouE/m3 en binnen de geurcontour van 2,5 ouE/m3 als 98-percentiel;

• Zaanlandse Olieraffinaderij B.V.: vanuit dit bedrijf (cat. 4.2) geldt een aanbevolen afstand vanuit de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ van 300 m vanwege het aspect geur. Aan deze afstand wordt niet voldaan;

• Transformatorenfabriek Bika B.V.: vanuit dit bedrijf (cat. 4.1) geldt een aanbevolen afstand vanuit de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ van 200 m vanwege het aspect geur. Aan deze afstand wordt niet voldaan.

Bij nadere uitwerking van de plannen voor de Slachthuisbuurt dient het aspect geur in relatie tot bovengenoemde bedrijven nader onderzocht te worden.

6.7 Luchtkwaliteit

Voor het bestemmingsplan is de luchtkwaliteit in beeld gebracht met behulp van de Monitoringstool 2012, NSL2011. Uit berekeningen naar de luchtkwaliteit voor de jaren 2011, 2015 en 2023 blijkt, dat binnen het plangebied geen overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit plaatsvinden.

Voor het jaar 2023 zijn hiervoor de berekeningen van 2020 gebruikt. In feite zal de luchtkwaliteit in 2023 beter zijn dan in 2020. Geconcludeerd wordt dat dit ook het geval zal zijn voor de tussenliggende jaren. Volgens de Grootschalige Concentratiekaart van Nederland is er een dalende tendens van de achtergrondconcentraties van luchtverontreinigende stoffen in Nederland. Op termijn is het de verwachting dat de luchtkwaliteit nog meer zal verbeteren, waardoor er binnen het bestemmingsplan ook voor de toekomstige situatie geen overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit zullen plaatsvinden.

Het bestemmingsplan Zaandam Noord betreft hoofdzakelijk een conserverend plan. In het nieuwe bestemmingsplan zijn, ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan, geen grote wijzigingen opgenomen, welke een negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit.

De nieuwe ontwikkelplannen binnen het plangebied vallen binnen een categorie zoals aangegeven in de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). De plannen worden daarmee geacht niet in betekende mate bij te dragen (minder dan 3% van de grenswaarde ) aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt aan de luchtverontreiniging, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Voor de woningbouwplannen is overigens in de Regeling NIBM een grens opgenomen van 1500 nieuwe woningen per ontsluitingsweg.

6.8 Bodemkwaliteit

De gemeente is verdeeld in zones van vergelijkbare bodemkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een bodemkwaliteitskaart. Binnen het plangebied zijn vier zones van toepassing voor zowel boven- als ondergrond. Hieronder volgt een beschrijving van de gemiddelde bodemkwaliteit van de bovengrond (tot 0,5 meter beneden maaiveld).

Het plangebied Zaandam Noord valt binnen de zone B2, B3, B4 en B5. Deze gebieden hebben de kwaliteit 'industrie' en 'wonen' (figuur 3a en 3b. Bodemkwaliteitskaart). De zones zijn licht tot matig verontreinigd met zware metalen, PAK, PCB's en minerale olie. Plaatselijk kunnen echter ook sterke verontreinigingen met deze stoffen en PCB's voorkomen. De kwaliteit van deze zones verschilt onderling wel. Ter plaatse van zone B3 en B4, de wijk Kogerveld en een deel van de Slachthuisbuurt, is de kwaliteit 'wonen' terwijl deze in de rest van het plangebied 'industrie' is. De meest actuele versie van de bodemkwaliteitskaart, de bodemfunctiekaart en de toepassingskaart is op de website van de gemeente Zaanstad gepubliceerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0022.jpg"

Figuur: Bodemkwaliteitskaart met zones

Indien binnen het plangebied grond wordt toegevoegd, bijvoorbeeld voor ophoging, aanvulling, versteviging, demping en bouwrijp maken, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben. De minimale kwaliteit van de toe te passen grond is afhankelijk van de locatie waar de grond voor wordt toegepast. Er dient een dubbele toets uitgevoerd te worden. Er moet beoordeeld worden in welke bodemkwaliteitszone en in welke bodemfunctiezone de locatie valt. De strengste eis (meest schone zone) geldt vervolgens als toepassingseis.

In de huidige situatie geldt dat binnen het plangebied grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit 'wonen' of 'achtergrondwaarde'. Uitzonderingen hierop zijn het noordelijkste stukje van de Oostzijde en het begin van 't Kalf, de Hemmes en een stuk aan de D. Sonoyweg ten noorden van de Poel, waarop grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit 'industrie'.

Op basis van de aanwezige informatie leveren de verontreinigingen die in het plangebied aanwezig zijn, geen humane, ecologische of verspreidingsrisico's op of worden deze beheerst. Daarom is het niet noodzakelijk deze verontreinigingen bij het huidige gebruik te saneren. Op basis van deze informatie blijkt dat de huidige bodemkwaliteit geschikt is voor de bestaande functies. Er bestaat in de huidige situatie geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek of sanerende maatregelen.

Voor de nieuwe gevoelige ontwikkelingen is een bodemonderzoek vereist. In geval van de aanvraag van een bouwvergunning, grondverzet of een bestemmingswijziging kan het echter wel noodzakelijk zijn aanvullend onderzoek of sanerende maatregelen uit te voeren. Dit moet dan per geval beoordeeld worden. Bij een bestemmingswijziging moet de kwaliteit van de grond in de nieuwe bestemming voldoen aan de maximale waarden die horen bij de functie volgens de bodemfunctiekaart op de betreffende locatie.

6.9 Duurzaam Bouwen

In het bouwbesluit zijn ten behoeve van duurzaam bouwen voor de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen kwaliteitseisen gesteld. Daarnaast streeft Zaanstad bij de nieuwbouw van gebouwen zoveel mogelijk naar zongericht verkavelen door gevels en daken te oriënteren op het zuiden. Hierdoor kunnen passieve zonne-energie en actieve zonne-energie beter benut worden.

Binnen het plangebied zijn geen grote windturbines aanwezig en het oprichten van grote windturbines is ook niet mogelijk. Ook kleine windturbines worden niet toegestaan, zolang er op provinciaal niveau nog discussie is over het plaatsen ervan.

Het bestemmingsplan maakt het bouwen van complexen van zonnepanelen of -collectoren met een binnenplanse ontheffing evenmin mogelijk. Daar waar een negatieve uitstraling op het landschap kan worden voorkomen en er ook overigens geen belemmeringen zijn, kan een omgevingsvergunning met afwijking worden aangevraagd. In bepaalde gevallen is in het plangebied het plaatsen van een zonnepaneel of -collector vergunningsvrij.

6.10 Natuurwaarden En Flora- En Faunawet

Naar aanleiding van het bestemmingsplan en de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied is een onderzoek naar de aanwezig natuurwaarden uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is het opsporen van strijdigheden van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen met de Flora- en faunawet, EHS en/of de Natuurbeschermingswet 1998 en het bepalen of een aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk is. Het zogenaamde quickscan onderzoek is gebaseerd op de bureaustudie en het terreinbezoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten. Het onderzoeksrapport van d.d. 26 maart 2013 is als bijlage 1I bij het milieuonderzoek toegevoegd.

Uit het onderzoek blijkt dat er binnen het plangebied Zaandam Noord geen Natura 2000-gebieden liggen. Ook heeft de Nederlandse regering geen delen van het plangebied aangewezen als natuurmonument. Het plangebied ligt wel in de buurt van Natura 2000-gebied 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld en Twiske' en “Wormer- en Jisperveld/Kalverpolder”.

De nieuwe ontwikkelingen in het plangebied hebben geen negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld en Twiske' en “Wormer- en Jisperveld/Kalverpolder”.

Uit het onderzoek blijkt dat een deel van het plangebied Zaandam Noord, de Jagersveld (Jagersplas en omgeving), onderdeel van de ecologische hoofdstructuur uitmaakt. Dit gebied wordt in het bestemmingsplan beschermd tegen ongewenste ontwikkelingen met de dubbelbestemming Waarde-Ecologie. Binnen het plangebied liggen de potentiële ontwikkelingslocaties buiten de ecologische hoofdstructuur.

• Potentiële ontwikkelingsgebieden binnen het plangebied

Binnen het plangebied zijn de ontwikkellocatie op de Hemmes, de locatie ‘t Kalf 21-27 en de Slachthuisbuurt worden gezien als potentiële ontwikkelingsgebied. Op de locaties “de Hemmes” en Kalf 21-27 zal de huidige bedrijfsbestemming worden omgezet naar woonbestemming. De locatie op de Hemmes is momenteel een braakliggend terrein. Op de locatie Kalf 21-27 bevinden zich diverse bedrijfspanden en twee woningen. Deze gebouwen zullen ten behoeve van de nieuwbouw worden gesloopt. De slachthuisbuurt zal te zijner tijd worden getransformeerd naar een eigentijds woon- en werkgebied. Binnen dit gebied zijn momenteel nog geen plannen bekend. In de onderstaande figuur wordt de ligging van de ontwikkellocaties binnen het plangebied weergegeven. Hieruit blijkt dat alle drie locaties aan de Zaan grenzen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0023.jpg"

Figuur: Potentiële ontwikkelgebieden binnen het plangebied

Uit het onderzoek blijkt dat op de locatie van de potentiële ontwikkelingsgebieden in beperkte mate beschermde flora en fauna aanwezig is. Er is bij voorbaat niet uit te sluiten dat er verblijfplaatsen van strikt beschermde vleermuizen in verschillende potentiële ontwikkelingsgebieden voorkomen. Dit geldt eveneens voor de aanwezigheid van jaarrond beschermde broedplaatsen van de Huismus, Gierzwaluw of roofvogels. Om de aanwezigheid van deze soorten in beeld te krijgen is op de potentiële ontwikkelingslocatie aan De Hemmes, Kalf 21-27 en de Slachthuisbuurt te zijner tijd nader onderzoek nodig.

Wanneer de ontwikkelingen op deze locaties concrete vorm krijgen, moeten er aanvullende vervolg onderzoeken worden uitgevoerd. Als blijkt dat functioneel leefgebied van de Huismus of vleermuizen wordt aangetast of verstoord door de planontwikkeling, is het opstellen van een mitigatieplan noodzakelijk. Dit dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de Dienst Regelingen van het Ministerie van EZ om er zeker van te zijn dat de juiste procedures worden gevolgd. In de eventuele wijzigingsbevoegdheid voor ruimtelijke plannen op de potentiële ontwikkelingsgebieden is dit als voorwaarde opgenomen.

Hieronder wordt per locatie aangegeven, welke aanvullende onderzoeken moeten worden uitgevoerd.

  • De Hemmes: op het braakliggende terrein komt mogelijk de Rietorchis voor. In het voorjaar kan met een inventarisatie de aanwezigheid of afwezigheid van de Rietorchis worden aangetoond. Daarnaast is mogelijk langs de versteende oevers van De Hemmes de rivierdonderpad (beschermde vissoort) aanwezig. afhankelijk van de ontwikkelingen in en aan de wateren is nader onderzoek naar beschermde vissen noodzakelijk.
  • Locatie Kalf 21-27: De te slopen gebouwen moeten onderzocht worden op verblijfplaatsen van vleermuizen.
  • De Slachthuisbuurt: de gehele stadswijk is geschikt leefgebied voor vleermuizen, huismussen en mogelijk ook voor gierzwaluwen. Afhankelijk van de beoogde ontwikkeling in dit gebied is nader onderzoek naar gebouwbewonende vleermuizen, de aanwezigheid van Gierzwaluwen en huismus (dit hangt samen met sloop van gebouwen).

Indien de hiervoor genoemde flora of fauna wordt aangetroffen, zijn in beginsel maatregelen mogelijk om de effecten weg te nemen en te compenseren, zodat mag worden aangenomen dat ontheffing in het kader van de Flora en faunawet wordt verleend.

6.11 Bedrijven En Milieuzonering

Het plangebied Zaandam Noord bestaat uit woongebieden, functiemengingsgebieden en bedrijfsterreinen. Daarnaast bevindt in het plangebied een rustig natuurgebied “Jagersveld”.

Binnen het plangebied is de staat van bedrijfsactiviteiten – “functiemenging”, de staat van bedrijfsactiviteiten – “bedrijventerreinen” van toepassing. Binnen de woongebieden en functiemengingsgebieden is de staat van bedrijfsactiviteiten – “functiemenging” van toepassing. Binnen de bedrijventerreinen is de staat van bedrijfsactiviteiten – “bedrijventerreinen” van toepassing.

In de woongebieden worden in principe geen bedrijven toegelaten. Uitzondering hierop zijn kleine bedrijven aan huis met een zeer geringe milieubelasting. Daarom zijn categorie A bedrijven uit de Staat van bedrijfsactiviteiten – “functiemengingsgebieden” binnen de woongebieden in de regel algemeen toelaatbaar om toch lichte, huisgebonden, bedrijvigheid (zoals kapper aan huis, schoonheidspecialist, kantoor en dergelijke) mogelijk te maken.

In functiemengingsgebieden wordt niet gewerkt met richtafstanden. De activiteiten in functiemengings-gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Daarom is de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten in deze gebieden gekoppeld aan de SvB “functiemenging”. De SvB “functiemenging” is gebaseerd op de voorbeeld Staat uit bijlage 4 van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" uitgave 2009. Hierin zijn de activiteiten die niet passen in de functiemeningsgebieden weggelaten. In deze systematiek zijn namelijk bedrijven opgenomen die vergelijkbaar zijn met bedrijven tot en met maximaal categorie 3.1 van de staat van bedrijfsactiviteiten- “bedrijfsterreinen”.

Binnen de functiemengingsgebieden zijn bedrijven uit categorie A en B1 van de SvB “functiemenging” in de regel algemeen toelaatbaar. Categorie B2 is toelaatbaar, indien de functie bouwkundig afgescheiden is van woningen en andere gevoelige functies. Categorie C is toelaatbaar indien gelegen langs een hoofdweg en bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies.

Voor de milieuzonering binnen het bedrijventerrein wordt gewerkt met richtafstanden. De toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten binnen de bedrijfsterreinen oftewel werkgebieden in het plangebied is gekoppeld aan de "Staat van bedrijfsactiviteiten - “bedrijventerreinen”, welke gebaseerd is op bijlage 3 van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" uitgave 2009. Hierin zijn de activiteiten die niet passen op een bedrijfsterrein weggelaten.

Binnen het bedrijfsterrein aan weerszijden van Paltrokstraat en het bedrijfsterrein aan weerszijden van de Jonge Abrahamstraat zijn bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot maximaal uit categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten- “bedrijventerreinen”, in de regel algemeen toelaatbaar beschouwd. De bedrijven met een hogere milieucategorie krijgen een maatbestemming.

Voor het bedrijfsterrein Poeldijk is gekozen voor inwaartse milieuzonering in plaats van het conserverend bestemmen van de bedrijfslocaties. Als gevolg van de inwaartse milieuzonering is de algemene toelaatbaarheid per bedrijfslocatie op basis van de milieucategorie als volgt vastgesteld.

• In het gebied ten oosten van het bedrijfsterrein, direct grenzend aan de plangrens, bevinden zich woningen. Vanwege woningen aan de Haaldersbroek wordt voor de strook dicht bij de plangrens, een bestemming categorie 2 toegekend. De categorie 2 bedrijfsactiviteiten spelen een ondergeschikte rol, zowel op het gebied van geluidshinder als ten aanzien van andere milieuaspecten. In dat opzicht is het logisch om categorie 2 hier toe te staan. In het gebied naast de strook voor categorie 2 bedrijven wordt een bestemming voor categorie 3.1 toegekend. De daar voorkomende bedrijven met een hogere milieucategorie krijgen een maatbestemming;

• In het gebied ten westen van het bedrijfsterrein Poeldijk, dicht bij de molen, wordt een bestemming voor maximaal categorie 3.1 bedrijfsactiviteiten toegekend;

• Aan de strook midden in wordt een bestemming voor bedrijven met een milieucategorie 3.2 toegekend. Bedrijven met een hogere milieucategorie krijgen een maatbestemming;

Binnen de bedrijfsterreinen zijn landbouwactiviteiten, detailhandelsactiviteiten, horeca activiteiten, onderwijsactiviteiten, kinderdagverblijven, woonbestemmingen (exclusief bestaande bedrijfswoningen) niet toelaatbaar.

Verder, voor het gehele plangebied, geldt dat de vestiging van nieuwe vuurwerkbedrijven en bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Inrichtingen vergunningenbesluit (Wgh-inrichtingen) zijn uitgesloten. Deze bedrijven passen niet in het plangebied Zaandam Noord dat grotendeels bestaat uit gevoelige en kwetsbare bestemmingen. Binnen het plangebied zijn dergelijke bedrijven niet aanwezig.

Er is een inventarisatie uitgevoerd naar de bestaande bedrijven binnen het plangebied. Uit de beoordeling van de gevestigde bedrijven binnen de bedrijfsterreinen blijkt dat 16 bedrijven, op basis van de Staat van bedrijfsactiviteiten – “bedrijfsterreinen” niet passen binnen de algemeen toelaatbare milieucategorieën op de betreffende locaties. Deze bedrijven krijgen een aparte functieaanduiding (ook wel maatbestemming genoemd). Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten. De bedrijven die niet passen binnen het algemeen toelaatbare milieucategorie voor het betreffende gebied zijn op basis van hun actuele milieuvergunning handhaafbaar op de betreffende locatie. De overige bestaande bedrijven zijn in het plangebied toelaatbaar.

Uit de beoordeling van de gevestigde bedrijven binnen de functiemengingsgebieden en woongebieden blijkt dat 3 bedrijven, op basis van de Staat van bedrijfsactiviteiten – “functiemengingsgebieden” niet passen binnen het plangebied. Deze bedrijven krijgen een aparte functieaanduiding (ook wel maatbestemming genoemd). De overige bestaande bedrijven zijn in het plangebied toelaatbaar, namelijk passend binnen de algemeen toelaatbare milieucategorie die ter plaatse geldt.

Hoofdstuk 7 Wateraspecten

7.1 Watertoets

Met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is op 18 april 2012 het bestemmingsplan Zaandam Noord besproken. In dit watertoetsoverleg zijn verschillende waterhuishoudkundige aspecten de revue gepasseerd en deze zijn verwerkt in Bijlage 2Watertoetsoverleg.

7.2 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland.

Het waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer wordt uitgevoerd door de gemeente Zaanstad.

7.3 Waterstructuur

Het bestemmingsplangebied ligt in verschillende waterhuishoudkundige eenheden. Deze zijn:

  • de Polder Oostzaan;
  • de Schermerboezem en
  • de Kalverpolder.

Het overgrote deel van het bestemmingsplangebied ligt in de Polder Oostzaan. Het waterpeil in deze polder is NAP-1,45 m. Bij de realisatie van de wijken 't Kalf en Kogerveld is de oorspronkelijke waterstructuur gehandhaafd (Gouw) en zijn nieuwe watergangen gegraven. Ook in het parkgebied is de oude waterstructuur nog aanwezig maar ligt ook de Jagersplas. Deze plas is ontstaan door zandwinning.

De Zaan, de Poel en de Braaksloot horen waterhuishoudkundig gezien bij de Schermerboezem. Het industriegebied nabij de D. Sonoyweg en het eiland de Hemmes vallen binnen dit deelgebied.

Op de Schermerboezem loost een groot deel van de polders in Noord-Holland. Via de Schermerboezem wordt het watersurplus van deze polder bij de Den Helder geloosd op de Noordzee en bij de sluis in Zaandam op het Noordzeekanaal. Het waterpeil in de Schermerboezem wordt gehandhaafd op NAP-0,50m.

De sportvelden nabij de D. Sonoyweg liggen in de Kalverpolder. Het waterpeil in deze polder wordt gehandhaafd op NAP-1,17m.

De poldergemalen van de genoemde polder liggen buiten het bestemmingsplangebied. De verschillende waterhuishoudkundige eenheden worden gescheiden door dijken.

7.4 Oppervlaktewater En Waterkeringen

Het oppervlaktewater heeft meerdere functies. Via het watergangenstelsel kan het watersurplus afgevoerd worden naar de poldergemalen. Het oppervlaktewater zorgt voor berging zodat bij extreme neerslag het waterpeil niet te hoog stijgt en tot overlast leidt. Verder is de grondwaterstand (mede) afhankelijk van het polderpeil.

Buiten dat de watergangen voldoende breedte moeten hebben om het te veel aan water af te kunnen voeren naar het poldergemaal, moeten de watergangen ook voldoende breed zijn om te kunnen worden onderhouden door varend materieel. De hoofdwatergangen in het poldergebied worden onderhouden door het hoogheemraadschap, het secundaire stelsel door de Gemeente Zaanstad.

Met betrekking tot de bergingsfunctie is de verhouding tussen verhardingoppervlakte (daken, wegen en straten) en het aantal m² oppervlaktewater van belang. De aanwezige verhouding mag niet verstoord worden. Dit geldt ook voor de Schermerboezem. Bij een (mogelijke) stedelijke ontwikkeling van het eiland de Hemmes zal de toename van en de verhardingsoppervlakte rekening moeten worden gehouden door het graven van extra oppervlaktewater in de Schermerboezem.

Aan de Jagersplas ligt ook een officiële zwemlocatie. Aangezien dit natuurwater betreft is er in de zomer grote kans op de vorming van blauwalg. De provincie neemt in de zomerperiode twee wekelijks monsters en indien er een risico op blauwalg is, wordt de zwemlocatie gesloten.

In de Poel is sinds 2003 een onderwaterdepot van verontreinigde bagger. Indertijd is bagger uit de vaargeul van de Zaan gestort in de diepere delen van dit water en afgedekt met schone bagger. De afdeklaag wordt periodiek gecontroleerd.

De verschillende waterhuishoudkundige eenheden worden gescheiden door dijken. Binnen het bestemmingsplan gebied liggen hoofdzakelijk boezemkeringen. De Sonoyweg, 't Kalf en de Oostzijde zijn dijken die een peilverschil van respectievelijk 67 cm en 95 cm in stand houden. Het feit dat deze wegen dijken zijn leidt er toe dat er ook beperkingen zijn om in en naast deze wegen te graven en langs deze wegen gebouwen te realiseren.

Het eiland de Hemmes is een buitendijksgebied en wordt niet tegen hoge waterstanden beschermd door dijken. Bij herontwikkeling van de Hemmes kan een vergelijkbare waterstaatkundige veiligheid zorg gedragen worden door deze op te hogen tot NAP+ 0,50 m. Dit is ook de hoogte van de boezemkeringen.

7.5 Grondwater

In de wijk het Kalf en de Kogerveld is bij realisatie het voormalige veenweidegebied opgehoogd met zand. Door zetting van de ondergrond is het maaiveld gezakt en daarmee lijkt de grondwaterstand te zijn verhoogd. Overlast (ook in kruipruimtes) kan weg genomen worden door de zetting te compenseren door ophoging.

In de oudere wijken treedt grondwateroverlast-, en onderlast op door de slechte (geohydrologische) opbouw van de bodem (door in het verleden gebruikt oneigenlijk ophoogmateriaal) en de relatief grote afstanden tot oppervlaktewater (door demping sloten in het verleden). Het laatste aspect speelt met name in de Slachthuisbuurt. Helaas is het terugbrengen van de in het verleden gedempte watergangen niet mogelijk door de stedelijke inrichting en omdat te realiseren watergangen alleen tegen hoge kosten (duikers en bruggen) in verbinding te brengen is met het aanwezige oppervlaktewater. In de oudere wijken zal dus het gebruik van het maaiveld en de bouwkundige staat van woningen afgestemd moeten worden op de heersende grondwaterstanden. Ter regulering van de grondwaterstand wordt wel bij de vervanging van riolering drainage gelegd maar dat biedt niet in alle gevallen een oplossing.

De grondwaterstanden zijn niet van dien aard dat zij de bestemmingen beïnvloeden.

7.6 Beleidskader

7.6.1 Provinciaal Waterplan 2010-2015 Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren

Het Waterplan 2010 - 2015 is op 16 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. De strategische waterdoelen van de provincie zijn:

  1. 1. het waarborgen van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principes van preventie, gevolgschade beperken en rampenbeheersing;
  2. 2. het zorgen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem wordt versterkt en zo ook de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie.
  3. 3. het zorgen voor schoon en voldoende water.
  4. 4. het zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem, door middel van integrale gebiedsontwikkeling.

7.6.2 Zaans blauw, waterplan Zaanstad

Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft oa als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:

  1. 1. de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren;
  2. 2. de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zonodig in ruimtelijke plannen vast te leggen;
  3. 3. te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern.

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren.

7.6.3 Nationaal Waterplan 2009-2015

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid in dit plan is gericht op:

  1. 1. een goede bescherming tegen overstroming;
  2. 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
  3. 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit;
  4. 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.

7.6.4 Nationaal Bestuursakkoord Water

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen Rijk (Ministerie van Verkeer en Waterstaat), Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In juni 2008 zijn de afspraken uit het oude NBW van 2003 geactualiseerd. Kern van het NBW is samenwerken aan het op orde brengen en houden van het watersysteem in 2015, en daarbij anticiperen op klimaatveranderingen. Er zijn kwantitatieve normen geformuleerd, waaraan het watersysteem in 2015 moet voldoen. De waterbeheerder moet aangeven op welke punten het watersysteem niet voldoet aan deze nieuwe normen.

7.6.5 Watertoets: ruimte voor water

De handreiking watertoetsproces 3 is in de zomer van 2009 vastgesteld in het Nationaal Water Overleg met de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (rijk), Interprovinciaal overleg (IPO), Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG). Met deze vaststelling is het de formele en algemene leidraad voor de toepassing van het watertoetsproces geworden.

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21ste eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om de afweging van waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.

De nieuwe 3de handreiking voor de watertoets is aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het Nationaal Waterplan. De handreiking watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en nieuwe beleidsafspraken.

Een aantal inhoudelijke aspecten van het watertoetsproces, zoals waterkwaliteit, klimaat en waterveiligheid, zijn beleidsmatig in ontwikkeling. Handreikingen voor het operationeel omgaan met besluiten over deze aspecten, komen in appendices die integraal onderdeel worden van deze handreiking.

7.7 Riolering

In de wijk 't Kalf ligt een gescheiden rioolstelsel. Het afvalwater uit gebouwen wordt via het vuilwaterstelsel ingezameld en afgevoerd via rioolgemalen en persleidingen naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het hoogheemraadschap in Zaandam Zuid. Het regenwater verdwijnt in een tweede buis en wordt geloosd op het oppervlaktewater. De rioolstelsels functioneerden niet meer optimaal door alle zakkingen die zijn opgetreden sinds de aanleg van de wijk en zijn in 2012 en 2013 vernieuwd. Daarbij is gestreefd ook alle foutieve aansluitingen (regenwater op het vuilwaterstelsel) op te heffen. In het Kogerveld lag oorspronkelijk een gemengd riool. Hierbij werden regenwater en afvalwater afgevoerd via één rioolpijp naar de zuivering.

Ook in deze wijk is het rioolstelsel in 2012 en 2013 vervangen door een gescheiden stelsel en daar waar mogelijk zijn ook de dakoppervlakte afgekoppeld.

7.8 Slibdepot

In het water De Poel is een baggerdepot (slibdepot) aanwezig dat met een niet verontreinigende laag is afgedekt en door de provincie Noord-Holland wordt beheerd. In de bodem mag hier niet worden geroerd. Op de verbeelding is de aanduiding 'Baggerspeciedepot' opgenomen, zodat dit depot zichtbaar is voor iedereen.

7.9 Wateraspecten In Regels En Verbeelding

Omdat de hoeveelheid oppervlaktewater (aantal m²) in verhouding moet blijven met de hoeveelheid verharding (aantal m²), is aan het aanwezige oppervlaktewater binnen het bestemmingsplan zoveel mogelijk de bestemming “Water” toegekend.

Om extra waterberging te kunnen graven zonder bestemmingsplanwijzigingen is daar waar mogelijk en de bestemming “Groen” aansluit bij de bestemming “ Water” binnen de bestemming “Groen” ook de het graven oppervlaktewater mogelijk gemaakt.

De Sonoyweg, het Kalf en de Oostzijde zijn secundaire waterkeringen. In de bestemmingsplanregels hebben deze keringen op de verbeelding de dubbelbestemming Waterstaat" gekregen.Ook het invloedsgebied, waarbinnen bij de uitvoering van werkzaamheden ook een watervergunning vereist is, is daarop aangegeven.

Hoofdstuk 8 Beschrijving Planvorm En Bestemmingsplanregeling

8.1 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.

De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. .

Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning' en 'sloopvergunning' zijn vervangen door omgevingsvergunning (indien noodzakelijk is deze term aangevuld ten behoeve van bouwen en/of slopen), de term 'aanlegvergunning' is vervangen door omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en tenslotte de term 'ontheffing' is vervangen door afwijking van de bouwregels/gebruiksregels.

8.1.1 Voorgevelrooilijn ('gevellijn')

Eén van de uitgangspunten voor het begrippenkader is het zoveel mogelijk aansluiten op andere relevante wetgeving zoals de Woningwet, de Wabo en het Bor. In de Wabo wordt ervan uitgegaan dat elke woning maar één voorgevel heeft. Verder wordt de voorgevelrooilijn als volgt gedefinieerd: de voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, beheersverordening of gemeentelijke bouwverordening. Het is van belang om in het bestemmingsplan (of beheersverordening) duidelijk aan te geven waar de voorgevelrooilijn is gelegen. Dit geldt met name voor de regeling met betrekking tot erfafscheidingen omdat afhankelijk van de ligging ten opzichte van de voorgevelrooilijn deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, al dan niet vergunningsvrij zijn. Alle overige bouwwerken worden niet gerelateerd aan de voorgevelrooilijn maar aan het achtererfgebied van de woning.

In principe kan een woning op een hoek twee voorgevelrooilijnen hebben: één in het verlengde van de voorgevel en één in het verlengde van de zijgevel van de woning, die is gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied. Gelet op het bovenstaande is de systematiek in de bestemmingsplannen als volgt:

  • Op de verbeelding staan bouwvlakken aangeduid door voor-, achter- en zijgevelbouwgrenzen. Binnen deze bouwvlakken mogen de hoofdgebouwen worden gebouwd. Er is geen verplichting om ook in deze grenzen te bouwen.
  • Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt bepaald waar de voorgevel van een gebouw is gelegen. Dit is voor dit bestemmingsplan af te leiden uit de bestemming Tuin. De voorgevels zijn hieraan gelegen.
  • Omdat hoofdgebouwen niet in de bouwgrens behoeven te worden gebouwd kunnen zich situaties voordoen dat deze achter de bouwgrens gelegen zijn. Vergunningsplichtige bijbehorende bouwwerken in de zin van bijgebouwen moeten altijd drie meter achter de voorgevel en de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan te worden gebouwd (de voorgevelrooilijn) .
  • Gelet op het begrip voorgevelrooilijn dat in de Wabo (en Bor) geïntroduceerd is en afkomstigstig is uit de gemeentelijke bouwverordening, betekent dat op hoekpercelen de zijgevellijn (de lijn, die gelegen is langs de feitelijke zijgevel en het verlengde daarvan op een bouwperceel) ook als voorgevelrooilijn wordt beschouwd. Het hoekperceel kent dus twee voorgevelrooilijnen. Daarmee zijn bijvoorbeeld erfafscheidingen van meer dan 1 meter, die gelegen zijn voor deze voorgevelrooilijn niet bouwvergunningsvrij.

Overigens wanneer gesproken wordt over zijgevel dan wordt hiermee de fysieke zijgevel van een hoofdgebouw bedoeld. In het juridische kader bestaat het begrip 'zijgevel' niet. Alleen de begrippen achtererfgebied en voorerfgebied worden gehanteerd waarbij de voorgevelrooilijn aangeeft waar het voorerfgebied eindigt en het achtererfgebied begint of vice versa.

8.1.2 Vergunningvrij bouwen

Vergunningvrij bouwen mag in principe vanaf de voorgevelrooilijn. Voor vergunningplichtige bouwwerken hanteert de gemeente de eis van 3 meter achter de voorgevelrooilijn indien grenzend aan het openbaar gebied. Door het hanteren van deze eis is het duidelijk dat bijvoorbeeld een bijbehorend bouwwerk (aan- of uitbouw) in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, ook gezien vanaf de voorgevel.

Het is belangrijk het volgende in overweging te nemen bij vergunningsvrij bouwen. Een 'erf' is dat gedeelte waarop reeds een hoofdgebouw staat dat bijvoorbeeld de bestemming Wonen heeft en waarbij de bebouwingsmogelijkheden op het 'erf' in voldoende ruimtelijk opzicht direct behoren bij en in functioneel opzicht ten dienste staat van, en/of in feitelijk opzicht direct aansluitend is aan het hoofdgebouw. Onder een 'erf' kan een perceel samenvallen met een erf, maar kan een perceel ook meer omvatten. Voor de beantwoording van de vraag of een vergunningvrij bouwwerk in de zin van het Bor kan worden aangemerkt, is het vereist dat het vergunningvrije bouwwerk op (rond) hetzelfde perceel staat als dat waarop het hoofdgebouw zich bevindt. De omstandigheid dat iemand eigenaar is van zowel het afgesloten gedeelte van het perceel (bijvoorbeeld een weiland) als van het bebouwde deel van het perceel voor de beantwoording van de vraag of sprake is van 'een perceel, waarop zich een gebouw bevindt is niet zonder meer doorslaggevend. Ook de omstandigheid dat sprake is van een kadastrale eenheid is niet zonder meer doorslaggevend.

8.2 Bestemmingsregeling

8.2.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.

De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk 1 van de regels).

De algemene regels, waaronder ontheffings- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van de bij het plan behorende regels.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte de overgangs- en slotbepalingen.

In algemene zin kan worden opgemerkt dat op de verbeelding om reden van kenbaarheid ook de monumenten zijn aangeduid. De planregels bevatten echter geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Monumentenwet (artikel 11) en de monumentenverordeningen van de provincie en de gemeente (resp. artikel 6 en artikel 9).

De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.

8.2.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan is grotendeels gericht op het behoud van de bestaande situatie. Dit betekent dat het de bestaande functies nauwkeurig vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimt qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen dat het gemeentebestuur door middel van het verlenen van ontheffingen kan afwijken van bestemmingsplan.

8.2.3 Regels algemeen

De regels zijn gegroepeerd in drie hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels
  2. 2. Bestemmingsregels
  1. a. Hoofdgroepen van bestemmingen
  2. b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen
  3. c. Functieaanduidingen
  4. d. Bouwaanduidingen
  1. 3. Algemene regels

8.3 Cultuurhistorie En Archeologie

Onderstaand wordt aangegeven hoe de cultuurhistorie en de archeologie in regels en verbeelding is verankerd.

Historisch-geografische waarden

De Gouw, de dwarsloot op de Hemmes en de Zaan zijn wateren van cultuurhistorische waarde die zo min mogelijk moeten worden aangetast. In het bestemmingsplan krijgen deze wateren bescherming door hen te bestemmen als "Water".

Archeologische waarden

Voorkomen moet worden dat archeologische waarden worden aangetast door graafwerkzaamheden. In de nieuwe Monumentenwet wordt de status van archeologisch belangwekkende gebieden scherper geregeld en worden aan ingrepen in de bodem extra voorwaarden gesteld. Waar nodig hebben archeologisch belangrijke gebieden daarom een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2 gekregen. waarbij voor sommige bodemverstorende werkzaamheden een vergunning wordt verlangd, waaraan voorwaarden met betrekking tot archeolologie kunnen worden verbonden.

Monumenten

In het plangebied bevinden zich rijks- en gemeentelijke monumenten. Voor verstoringen, wijzigingen, verplaatsen en/of sloop van deze monumenten is een omgevingsvergunning vereist. Hiervoor hoeven geen aparte regels te worden opgenomen in het bestemmingsplan.

8.4 Bestemmingsplanprocedure

De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke Ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn verschillende fasen te onderscheiden:

  • Voorbereidingsprocedure

Voor het opstellen van van een voorontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen een gemeente. Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor overleg gezonden aan de in artikel 3.1.1 Bro genoemde instanties. Tevens zijn diverse (informele) informatiebijeenkomsten binnen het plangebied georganiseerd voor bewoners, belangstellenden en belanghebbenden.
De gemeente reageert vervolgens op het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de inspraak door in de toelichting van het plan op de gemaakt op- en aanmerkingen in te gaan en aan te geven welk standpunt de gemeente daarover inneemt.

  • Vaststellingsprocedure

Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken (dit is een termijn van orde) na de termijn van terinzagelegging vast.

  • Beroepsprocedure

Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de VROM inspectie een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de VROM inspectie wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

8.5 Gekozen Planvorm

Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat in beperkte mate ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op het behoud van de aanwezige functies en te beschermen waarden en, voor zover mogelijk, enige ontwikkelingen.

Op grond van artikel 3.1.3 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:

  1. 1. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
  2. 2. bij of krachtens wet kunnen bestemmingen worden voorgeschreven;
  3. 3. bij of krachtens wet kunnen regels worden voorgeschreven;
  4. 4. voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings-, en ontheffingsbepalingen.

8.6 Planmer-plicht

In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een planmer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie:

  1. 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichting;
  2. 2. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig is.

In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-mer vallen.

Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 en met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 niet veranderd en dus komen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad. Er is dan ook voor gekozen om geen inspraak voor de burger te houden. Uiteraard krijgen de burgers wel recht om zienswijzen in te dienen wanneer het ontwerp gereed is om ter inzage te worden gelegd.

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg aan haar (formele) overlegpartners toegezonden. Een beschrijving van de uitkomsten van dit overleg (artikel 3.1.6, lid 1 onder c) is opgenomen in Bijlage 7 Artikel 3.1.1 Bro reacties.

9.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang, dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening jo. het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst moet worden opgesteld of afgesloten.

Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen geldt dat, wanneer een ontwikkelaar deze gronden wil wijzigen, hiervoor een aanvraag moet worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. Eén van de voorwaarden tot het overgaan van wijziging is dat er een anterieure overeenkomst dan wel een exploitatieovereenkomst wordt gesloten tussen de desbetreffende ontwikkelaar en de gemeente Zaanstad.

9.3 Handhaafbaarheid

In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
    Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
  2. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
    De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
  3. 3. Realistische en inzichtelijke regeling.
    Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten daarom niet meer regelen dan noodzakelijk is.
  4. 4. Actief handhavingsbeleid.
    Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.

Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.

Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.

In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Overleg

10.1 Kennisgeving Ingevolge Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan gepubliceerd in het Zaans Stadsblad en de Staatscourant van 11 juli 2012.

10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:

  1. 1. VROM-inspectie, regio Noord-West
  2. 2. Rijkswaterstaat, dienst Noord-Holland
  3. 3. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  4. 4. Ministerie van Defensie, dienst Gebouwen, Werken en Terreinen
  5. 5. Ministerie van Economische Zaken, regio Noord-West
  6. 6. Provincie Noord-Holland
  7. 7. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  8. 8. Waterleidingbedrijf Noord-Holland
  9. 9. Regionale brandweer Zaanstad Waterland
  10. 10. GGD Zaanstreek-Waterland
  11. 11. Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied
  12. 12. N.V. Nederlandse Gasunie
  13. 13. Kamer van Koophandel Amsterdam
  14. 14. KPN
  15. 15. KPN Vastnet
  16. 16. NUON

Naar aanleiding van het vooroverleg zijn 8 reacties binnengekomen. De vooroverlegreacties zijn in tabelvorm vewerkt in Bijlage 7 Artikel 3.1.1 Bro reacties.

10.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 4 juli 2013 tot en met 14 augustus 2013. Tijdens deze periode zijn er 60 zienswijzen ingediend. Deze worden in Bijlage 8 Nota van zienswijzen zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

Daarnaast is in Bijlage 9 Nota ambtshalve wijzigingen een overzicht opgenomen van de ambtshalve wijzigingen in het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging

Bijlage 1 Milieuonderzoek

Bijlage 1 Milieuonderzoek

Bijlage 2 Watertoetsoverleg

Bijlage 2 Watertoetsoverleg

Bijlage 3 Cultuurhistorische Verkenning De Hemmes

Bijlage 3 Cultuurhistorische verkenning De Hemmes

Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 4 Toelichting op de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging

Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 5 Toelichting op de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging

Bijlage 6 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein

Bijlage 6 Toelichting op de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein

Bijlage 7 Artikel 3.1.1 Bro Reacties

Bijlage 7 Artikel 3.1.1 Bro reacties

Bijlage 8 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 8 Nota van zienswijzen

Bijlage 9 Nota Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 9 Nota ambtshalve wijzigingen

Bijlage 10 Behandeling Raad En Amendementen

Bijlage 10 Behandeling Raad en amendementen