KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - 1
Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Gemengd - 1
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Horeca - 1
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Recreatie
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Gemengd- Uit Te Werken
Artikel 20 Wonen - Uit Te Werken
Artikel 21 Leiding - Gas
Artikel 22 Waarde - Archeologie 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 29 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Leeswijzer
1.2 Aanleiding En Doelstelling
1.3 Het Plangebied
1.4 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Geschiedenis Plangebied
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
2.4 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijk
3.3 Provincie
3.4 Gemeente
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.4 Wonen
4.5 Bedrijvigheid
4.6 Maatschappelijke Voorzieningen
4.7 Groen , Sport En Speelruimte
4.8 Kantoren
4.9 Detailhandel
4.10 Horeca
4.11 Verkeer
4.12 Kabels En Leidingen
4.13 Overige Onderwerpen
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten En Ontwikkelingen
5.1 Algemeen
5.2 Stedenbouwkundige Aspecten
5.3 Wonen
5.4 Maatschappelijke Voorzieningen
5.5 Groen, Sport En Speelruimte
5.6 Bedrijvigheid
5.7 Kantoren
5.8 Infrastructuur En Parkeren
5.9 Nutsvoorzieningen
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Inleiding
6.2 Bedrijven
6.3 Externe Veiligheid
6.4 Geluid
6.5 Beperkingengebied Schiphol
6.6 Lucht
6.7 Geur
6.8 Bodem
6.9 Natuur En Ecologie
6.10 Duurzaamheid
Hoofdstuk 7 Water
7.1 Organisatie
7.2 Watertoets
7.3 Waterstructuur
7.4 Waterkeringen
7.5 Oppervlaktewater
7.6 Grondwater
7.7 Riolering
Hoofdstuk 8 Beschrijving Planvorm En Bestemmingsregeling
8.1 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
8.2 De Wet Ruimtelijke Ordening
8.3 Gekozen Planvorm
8.4 Bestemmingsregeling
8.5 Planmer-plicht
8.6 Bestemmingsplanprocedure
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Uitvoerbaarheid
9.2 Handhaving
Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Overleg
10.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
10.3 Burgerparticipatie
10.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 1 Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 3 Milieuonderzoek

Saendelft

Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad

Vastgesteld op 04-07-2013 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Saendelft van de gemeente Zaanstad.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand: NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daartegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.7 Achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.8 Achtergevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.9 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 Antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 Archeologische waarde

Waarde waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.12 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 Bebouwingsbeeld

Het aanzicht van bebouwing dat wordt bepaald door de langs een wegzijde of binnen een cluster aanwezige gevelbreedten, kavelgrootten, grondvlakken, goot- en nokhoogtes, voorgevelrooilijnen - die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en openbare ruimte-, nokrichting, kapvormen en maaswijdten tussen bouwwerken (doorzichten).

1.14 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

1.15 Bestaande bebouwing / bouwwerken

Bebouwing / bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig zijn of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend danwel een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend die kan worden verleend.

1.16 Bed & Breakfast

Toegestaan gebruik dat ondergeschikt is en hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 6 slaapplaatsen.

1.17 Bedrijf

Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.18 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

1.19 Bedrijfswoning of dienstwoning

Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, kennelijk slechts bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep personen, die behoort bij en waarvan de bewoning noodzakelijk is voor en verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.

1.20 Bestaand gebruik

Gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingstreding van het bestemmingsplan.

1.21 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning.

1.22 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.23 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 Bevi-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.25 Bijbehorende bouwwerken

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.26 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 Bouwgrens

Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.28 Bouwhoogtescheidingslijn

Een aanduiding die de scheiding aangeeft tussen de gedeelten van een bestemmings- of bouwvlak waarop verschillende maximale bouw- en/of goothoogten zijn toegestaan.

1.29 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Deze zijn aan te merken als bijzondere bouwlaag.

1.30 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.32 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.33 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 Bvo

Deze afkorting staat voor de brutovloeroppervlakte.

1.35 Bungalow

Een bungalow is een vrijstaande woning van één verdieping met een plat of licht hellend dak. Alle woonruimtes van een bungalow bevinden zich op de begane grond.

1.36 Buurtvlonder

Een constructie van enige omvang, over het algemeen van hout, en verbonden met de grond. Een buurtvlonder betreft een bouwwerk ten behoeve van de openbare ruimte.

1.37 Cultuur en ontspanning

Het verrichten van activiteiten gericht op educatie, vermaak en ontspanning en naar de aard daarbij behorende toeristiche, recreatieve en culturele activiteiten, met uitzondering van horeca.

1.38 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.39 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de nok is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.40 Dakloggia

Een 'omgekeerde' dakkapel.Dit is geen uitbouw van, maar een uitsparing in de kap.

1.41 Dakvlak

Een hellend vlak in een dak.

1.42 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, voluminieuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.43 Dienstverlening

Inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet-commerciële diensten.

1.44 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.45 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.46 Erftoegangsweg

Een weg met een buurtontsluitende of erfontsluitende functie voor verkeer (daaronder ook begrepen langzaam verkeer).

1.47 Functiescheidingslijn

Een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies zijn toegestaan.

1.48 Garage

Een niet tot de openbare weg behorende of niet voor het openbaar verkeer toegankelijke, geheel of gedeeltelijk besloten of open ruimte of samenstel van ruimten, bestemd tot of in gebruik als stallingplaatsen.

1.49 Gebiedsontsluitingsweg

Een weg met een gebiedsontsluitende of wijkontsluitende functie voor verkeer (daaronder ook begrepen langzaam verkeer).

1.50 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.51 Geluidbelasting vanwege een industrieterrein

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.52 Geluidgevoelige functies

Bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.53 Geluidgevoelig object

Woningen en andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.

1.54 Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen

Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen als bedoeld in de Wet geluidhinder en Besluit Geluidhinder, zijnde:

  • leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven
  • theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
  • ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.

1.55 Gestapelde woning

Een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen als winkels en dienstverlening zijn gebouwd.

1.56 Groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oever-, groenvoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.57 Grondgebonden woning

Een met de grond verbonden Woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.58 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.59 Horecabedrijf

Een bedrijf, waarbinnen horeca-activiteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging.

1.60 Huisgebonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiermee wordt geen detailhandel of horeca bedoeld.

1.61 Huisgebonden beroep

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.62 Kap

Een afdekking van een gebouw, met ten minste twee schuine zijden waarbij de hellingshoekminimaal 20° en ten hoogste 60º bedraagt en waarvan de bovenzijde maximaal 33% is afgevlakt.

1.63 Maatschappelijke voorzieningen cq. dienstverlening

Dienstverlening op het gebied van en voorzieningen voor overheid, welzijn, ouderen, (para)medische behandeling, onderwijs (waaronder begrepen jeugd-/kinder- en naschoolse opvang), sport, openbare orde en veiligheid, cultuur en religie en vergelijkbare maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen met uitzondering van brandweerkazernes.

1.64 Mantelzorg

Het bieden van langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.65 Meetverschil

Een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens.

1.66 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.67 Ondergeschikte bouwdelen

Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel van een bouwwerk. Voor een nadere omschrijving en maatvoering zie artikel 29.1.

1.68 (Openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding

Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals onder meer transformatorbouwwerken, gasreduceerstations, pompstations, schakelbouwwerken, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, sluizen, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

1.69 Openbare ruimte

Openbaar toegankelijke rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.70 Openbaar toegankelijk gebied

De weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.71 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.72 Parkeervoorziening

Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer.

1.73 Peil

  1. a. Voor een gebouw op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;

  1. b. Voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd:

de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;

  1. c. Voor een bouwwerk op een perceel waarvan de toegang niet direct aan een weg grenst:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

  1. d. Indien in of op het water wordt gebouwd:

het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.74 Planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Saendelft.

1.75 Plint

Zie definitie onder Eerste bouwlaag.

1.76 Praktijkruimte

Een gebouw of een gedeelte daarvan dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.77 Speeltoestel

Een speeltoestel als bedoeld in het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen.

1.78 Speelvoorzieningen

Voorzieningen voor speelgelegenheden, zoals speeltoestellen, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen/terreinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc.) en trapvelden.

1.79 Spoorwegvoorzieningen

Dienstgebouwen, stations, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken ten behoeve van railvervoer.

1.80 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.81 Steiger

Constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of meerdere pleziervaartuigen.

1.82 Straatmeubilair

De op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.

1.83 Stroomweg

Een bovenwijkse weg met een functie voor doorgaand verkeer (daaronder ook begrepen langzaam verkeer).

1.84 Supermarkt

Een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen.

1.85 Verbeelding

Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Saendelft met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.

1.86 Verenigingsgebouw

Gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding en waar aan sociaal-cultureel werk wordt gedaan met inbegrip van een clubhuis, buurthuis en sportclubgebouw.

1.87 Verkeerssituatie

De ontsluiting, circulatie, veiligheid en parkeersituatie van het openbaar gebied, perceel en aangrenzende percelen.

1.88 Verkeersvoorzieningen

Rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, parkeervoorzieningen , verkeerslichten, lantaarnpalen en fietsenstallingen.

1.89 Verkoopvloeroppervlak (vvo)

De voor het publiek toegankelijke ruimte waar goederen zijn of kunnen worden tentoongesteld en/of uitgestald ten behoeve van verkoop.

1.90 Vlakke voorgevel

Strakke voorgevel zonder uit- of inspringingen, waarbij uit- of inspringingen tot 0,30 m niet worden meegerekend.

1.91 Volkstuin

Een op zichzelf staand terrein voor niet commerciële sier- en/of groenteteelt.

1.92 Voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.93 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.94 Voorgevel(rooi)lijn

Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens.

1.95 Vrijstaand bijbehorend bijgebouw

Een op zich zelfstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is.

1.96 Waterkavel

De waterkavel is de begrensde ruimte in het water, zoals aangegeven in de BAG, waarbinnen ruimte kan worden geboden voor:

  • afmeren van een woonschip;
  • afmeren van een plezierbootje of (onderhouds)vlot, behorend bij een woonschip;
  • bijbehorende voorzieningen, zoals een loopplank en steiger (zaken zonder welke het gebruik van het woonschip als woning niet goed mogelijk is);
  • drijvende bergingen en bergingen op palen of steigers.

1.97 Waterkering

Natuurlijke of kunsmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming.

1.98 Waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verbandhoudend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.99 Winkel

Een gebouw of een gedeelte daarvan dat door zijn indeling en inrichting bestemd is als ruimte voor detailhandel, eventueel met bijbehorende kantoorruimte en/of magazijn. Onder winkel wordt mede verstaan commerciële dienstverlening zoals postagentschap, een kapperszaak, een reisbureau of een bankfiliaal.

1.100 Wgh-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.101 Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden niet zijnde kamerverhuur.

1.102 Woning in niet-gestapelde vorm

Een woning welke een zelfstandig gebouw vormt en direct toegankelijk is vanaf het aangrenzende maaiveld.

1.103 Zakelijke dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, zoals administratie, informatie- en communicatietechnologie, marketing, reclame, advocaten, makelaars, advies- en ingenieurbureaus en training.

1.104 Zorgwoning

Een woning bestemd voor personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar zorgverlening en/of begeleiding mogelijk is.

1.105 Zijgevel

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.3 Bouwdiepte

Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 Bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

2.5 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 Brutovloeroppervlakte van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.7 Dakhelling

Helling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 Hellinghoek

De hoek die gevormd wordt door de helling langs het dakvlak ten opzichte van horizontale vlak aangegeven in graden.

2.10 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -1' zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan met een SBI-code zoals genoemd in onderstaande tabel:
    Functieaanduiding SBI-code Omschrijving Adres
    Specifieke vorm van bedrijf - 1 464 Groothandel in overige consumentenartikelen Dorpsstraat 1066A
  4. d. de bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;

waarbij geldt dat:

  1. e. de functies zoals bedoeld onder a uitsluitend zijn uitsluitend toegestaan indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. f. bedrijfsactiviteiten die behoren tot de volgende functies zijn niet toegestaan:
    - cultuur en ontspanning;
    - detailhandel;
    - dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende);
    - horeca;
    - kantoren, met uitzondering van kantoren behorend bij de wel toegestane bedrijven;
    - maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen.
  3. g. Voor de bedrijfsactiviteiten vallende in categorie B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -functiemenging gelden de volgende voorwaarden:
  1. 1. De bedrijfspanden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies, danwel
  2. 2. Aan de bedrijfspanden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding.

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat na beëindiging van de specifiek bestemde bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in 3.1 onder c de specifieke vorm van bedrijvigheid komt te vervallen en uitsluitend de algemeen toelaatbare milieucategorie geldt.

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -...' zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan met een SBI-code zoals genoemd in onderstaande tabel:
    Functieaanduiding SBI-code Omschrijving Adres
    Specifieke vorm van bedrijf - 2 41 Aannemersbedrijf of bouwbedrijf b.o. > 1000 m2 Dorpsstraat 707 Dorpsstraat 1086A
  4. d. de bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;

waarbij geldt dat:

  1. e. de functies zoals bedoeld onder a uitsluitend zijn uitsluitend toegestaan indien zij voorkomen in categorie A, B1, B2 of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -functiemenging;
  2. f. bedrijfsactiviteiten die behoren tot de volgende functies zijn niet toegestaan:
    - cultuur en ontspanning;
    - detailhandel;
    - dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende);
    - horeca;
    - kantoren, met uitzondering van kantoren behorend bij de wel toegestane bedrijven;
    - maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  3. g. voor de bedrijfsactiviteiten vallende in categorie B2 en C van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging gelden de volgende voorwaarden:
  1. 1. De bedrijfspanden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies, danwel
  2. 2. Aan de bedrijfspanden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat na beëindiging van de specifiek bestemde bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in 4.1 onder c de specifieke vorm van bedrijvigheid komt te vervallen en uitsluitend de algemeen toelaatbare milieucategorie geldt.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals warmtevoorzieningsinstallaties, transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

met de daarbij horende:

  1. a. terreinen;
  2. b. verkeersvoorzieningen;
  3. c. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. cultuur en ontspanning;
  3. c. detailhandel;
  4. d. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende)
  5. e. horeca;
  6. f. kantoren;
  7. g. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  8. h. wonen;
  9. i. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  10. j. een supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' conform de SBI-code 471 'supermarkten, warenhuizen > 2000 bvo';
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd -...' zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan met een SBI-code zoals genoemd in onderstaande tabel:
    Functieaanduiding SBI-code 2008 Omschrijving Adres
    Specifieke vorm van gemengd - 1 016 Plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 Dorpsstraat 746
    Specifieke vorm van gemengd - 2 8552 Muziek- en balletscholen
    Dorpsstraat 1062
    Specifieke vorm van gemengd - 2 85521 Dansscholen Dorpsstraat 932
  12. l. de bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;

waarbij geldt dat:

  1. m. de functies zoals bedoeld onder a tot en met g uitsluitend toegestaan zijn indien zij voorkomen in categorie A of B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. n. de toegestane functies, met uitzondering van wonen, zijn slechts toegestaan op de begane grond.

6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat na beëindiging van de specifiek bestemde bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in 6.1 onder k de specifieke vorm van bedrijvigheid komt te vervallen en uitsluitend de algemeen toelaatbare milieucategorie geldt.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. cultuur en ontspanning;
  3. c. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende)
  4. d. horeca;
  5. e. kantoren;
  6. f. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  7. g. één woning ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  8. h. de bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;

waarbij geldt dat:

  1. i. de functies zoals bedoeld onder a tot en met f uitsluitend toegestaan zijn indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. j. bedrijfsactiviteiten die behoren tot hoofdgroep 'detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren' van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging zijn niet toegestaan;
  3. k. Voor de bedrijfsactiviteiten vallende in categorie B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -functiemenging gelden de volgende voorwaarden:
  1. 1. De bedrijfspanden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies, danwel
  2. 2. Aan de bedrijfspanden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding;
  1. l. de functies zoals bedoeld onder a tot en met f uitsluitend zijn toegestaan indien zij geen geluidgevoelige functies zijn.

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  3. c. een sportveld/sportvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  4. d. een Buurtvlonder ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1';
  5. e. water en de daarbij behorende voorzieningen zoals genoemd in artikel 17;
  6. f. voet- en fietspaden;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. straatmeubilair
  9. i. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en
  10. j. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven;
  2. b. de bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;

waarbij geldt dat:

  1. c. de functies zoals bedoeld onder a uitsluitend zijn toegestaan indien zij voorkomen in categorie A of B1 van de hoofdgroep 'Logies-, maaltijden- en drankenverstrekking' van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging.

9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 10 Horeca - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven;
  2. b. de bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, terrassen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;

waarbij geldt dat:

  1. c. de functies zoals bedoeld onder a uitsluitend zijn toegestaan indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 van de hoofdgroep 'Logies-, maaltijden- en drankenverstrekking' van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging.

10.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen in de categorieën A, B1 en B2, voor zover deze zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. b. wonen op de eerste en hogere bouwlagen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  3. c. de bij deze bestemming behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen.

waarbij geldt dat:

  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk uitgesloten' geen geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen zijn toegestaan;

met de daarbij behorende en ondergeschikte:

  1. e. horeca tot maximaal categorie B1 zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten -functiemenging;
  2. f. detailhandel tot maximaal categorie A zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten -functiemenging.

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie;
  2. b. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volktuinen';
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. water;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

12.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. wonen, slechts voor zover dit plaatsvindt binnen de bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker en voor zover gebouwd aan en ten behoeve van het hoofdgebouw en op de aangrenzende gronden met de bestemming Wonen;
  3. c. een carport ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport';
  4. d. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

13.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw is een erker toegestaan;
  2. b. een erker is alleen toegestaan wanneer er sprake is van een vlakke voorgevel;
  3. c. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 66% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  4. d. de voorzijde van de erker mag niet meer dan 50% van de diepte van de afstand tussen de voorgevelrooilijn tot de perceelsgrens beslaan met een maximum van 1,5 meter;
  5. e. de hoogte van de erker mag niet meer dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter;
  6. f. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker is toegestaan tot een maximum van de diepte van de betreffende erker;
  7. g. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen;

met de daarbij behorende:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. water;
  3. d. verkeersvoorzieningen;
  4. e. straatmeubilair;
  5. f. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en;
  6. g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Verkeer - Railverkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. railverkeer;
  2. b. spoorwegvoorzieningen, waaronder een station met de daarbij behorende horecabedrijven die in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging' vallen onder categorie A en B1;
  3. c. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water;
  6. f. verkeersvoorzieningen en straatmeubilair;
  7. g. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, en
  8. h. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

15.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. garage(s) ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  3. c. een terras ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  4. d. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';

met de daarbij behorende:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. water;
  3. g. verkeersvoorzieningen;
  4. h. speelvoorzieningen;
  5. i. straatmeubilair;
  6. j. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en
  7. k. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water met een functie voor de waterhuishouding, -berging, -lopen, de waterrecreatie en beroepsmatig varen;
  2. b. waterstaatkundige werken;

met de daarbij behorende:

  1. c. oeverstroken, -voorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
  2. d. bruggen, dammen, taluds, duikers en steigers;
  3. e. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

17.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. een kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-kinderdagverblijf' (svm-kdv);
  3. c. garage(s), ter plaatste van de aanduiding 'garage';
  4. d. gemengde functies in overeenstemming met artikel 6.1 ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';

met de daarbij behorende:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. g. verkeersvoorzieningen;
  4. h. water en
  5. i. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

18.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 18.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

18.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 19 Gemengd- Uit Te Werken

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd- Uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  1. a. bedrijven;
  2. b. detailhandel;
  3. c. zakelijke dienstverlening
  4. d. horeca;
  5. e. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  6. f. wonen;
  7. g. de bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, waterhuiskundige voorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen;

waarbij geldt dat:

  1. h. de functies zoals bedoeld onder a tot en met e uitsluitend toegestaan zijn indien zij voorkomen in categorie A of B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging.

19.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 19.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels;

  1. a. de bebouwing mag uitsluitend worden gerealiseerd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat een overschrijding met maximaal 3 meter is toegestaan en het bouwvlak daarbij met maximaal 5% mag worden verruimd, indien dit noodzakelijk is voor de technische, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpasbaarheid van het bouwwerk;
  2. b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  3. c. de bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  4. d. de activiteiten als bedoeld in lid 19.1 sub a tot en met e mogen uitlsuitend op de begane grond worden gerealiseerd met dien verstande dat:
    1. de totale oppervlakte aan winkels niet meer mag bedragen dan 1.000 m² BVO;
    2. de oppervlakte per winkel niet meer mag bedragen dan 300 m²;
    3. de oppervlakte ten behoeve van horeca mag niet meer dan 500 m² bedragen;
  5. e. het oprichten van geluidgevoelige bestemmingen is slechts toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het wegverkeer en railverkeer niet meer bedraagt dan
    1. de voorkeursgrenswaarden zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel
    2. de door burgemeester en wethouders, overeenkomstig de Wet geluidhinder en de beleidsnota 'Beleidsregel hogere waarden, gemeente Zaanstad', vastgestelde hogere grenswaarden.
    Deze bepaling blijft buiten werking indien een dove gevel wordt gerealiseerd.
  6. f. ten behoeve van de te realiseren activiteiten dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien, conform Bijlage 5 Parkeernormen Saendelft van de Parkeernota Zaanstad 2009;
  7. g. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat;
  8. h. de aanwezige bedrijfsvoering mag niet onevenredig worden aangetast.

19.3 Bouwregels

Op de in lid 19.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.3, indien een bouwplan in overeenstemming is met een ter inzage gelegd ontwerp van het uitwerkingsplan dan wel met een vastgesteld maar nog niet in werking getreden uitwerkingsplan.

19.5 Afwijken van de bouwregels

In het in lid 19.2 bedoelde uitwerkingsplan kunnen, binnen de grenzen van de bestemmings- en uitwerkingsregels, afwijkingsregels worden opgenomen ten aanzien van in het plan opgenomen bouwregels en gebruiksregels en kan een nadere-eisenregeling worden opgenomen.

Artikel 20 Wonen - Uit Te Werken

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. tuinen en erven;
  3. c. erftoegangswegen;

met de daarbij behorende:

  1. d. voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, verkeerskundige voorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, (openbare) nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.

20.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in lid 20.1 omschreven bestemming uit te werken met inachtneming van de aanduidingen en de volgende regels;

  1. a. er mogen uitsluitend woningen in niet-gestapelde vorm worden gerealiseerd;
  2. b. voor zover een bouwvlak is aangegeven mogen woningen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  3. c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  4. d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduidingen 'maximale goothoogte' en 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven goothoogte en bouwhoogte toegestaan met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 12 meter is indien een hogere hoogte noodzakelijk is voor de technische, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpasbaarheid van de woningen;
  5. e. het oprichten van geluidgevoelige bestemmingen is slechts toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het wegverkeer en railverkeer niet meer bedraagt dan
    1. de voorkeursgrenswaarden zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel
    2. de door burgemeester en wethouders, overeenkomstig de Wet geluidhinder en de beleidsnota 'Beleidsregel hogere waarden, gemeente Zaanstad', vastgestelde hogere grenswaarden.
    Deze bepaling blijft buiten werking indien een dove gevel wordt gerealiseerd;
  6. f. het oprichten van geluidgevoelige bestemmingen binnen de in artikel 26.2 bedoelde 'luchtvaartverkeerzone - 1' is slechts toegestaan indien er, op grond van het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol, een verklaring van geen bezwaar om af te wijken van het bepaalde in artikel 26.2, is verleend;
  7. g. ten behoeve van de te realiseren activiteiten dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien, conform Bijlage 5 Parkeernormen Saendelft van de Parkeernota Zaanstad 2009;
  8. h. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat;
  9. i. de aanwezige bedrijfsvoering mag niet onevenredig worden aangetast.

20.3 Bouwregels

Op de in lid 20.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan.

20.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.3, indien een bouwplan in overeenstemming is met een ter inzage gelegd ontwerp van het uitwerkingsplan dan wel met een vastgesteld maar nog niet in werking getreden uitwerkingsplan.

20.5 Afwijken van de bouwregels

In het in lid 20.2 bedoelde uitwerkingsplan kunnen, binnen de grenzen van de bestemmings- en uitwerkingsregels, afwijkingsregels worden opgenomen ten aanzien van in het plan opgenomen bouwregels en gebruiksregels en kan een nadere-eisenregeling worden opgenomen.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en de bescherming van gasleidingen;
  2. b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21 Leiding - Gas;
  2. 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 22 Waarde - Archeologie 1;

21.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.

21.3 Afwijken van de bouwregels

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Archeologie 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel Leiding - Gas (Leiding - Gas);
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel Waarde - Archeologie 1 (Waarde -Archeologie 1);

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 1, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

Een gebouw mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om vergunning blijkt dat in, onder of nabij het gebouw voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd (zie artikel 29.2Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening).

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

25.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:

  1. 1. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing zonder dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien (zie artikel 29.2 Uitsluiting aanvullendewerking Bouwverordening);
  2. 2. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. 3. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van Bevi-inrichtingen;
  4. 4. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van vuurwerkbedrijven of als een opslagplaats van vuurwerkverkoop;
  5. 5. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  6. 6. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit M.e.r. 1994;
  7. 7. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  8. 8. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor het storten van puin en afvalstoffen;
  9. 9. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  10. 10. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als permanente standplaats voor kampeermiddelen;
  11. 11. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, daaronder begrepen het gebruik voor bed and breakfast, mantelzorg en als zorgwoning;
  12. 12. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderzins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt.

25.2 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een huisgebonden beroep en/of bedrijf, mits:

  1. 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. 2. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m²;
  3. 3. de ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving passend is bij de woonfunctie;
  4. 4. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  6. 6. er geen horeca en/of detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd bed en breakfast tot een maximum van 6 slaapplaatsen in de woning of in aangebouwde bijbehorende bouwwerken en een beperkte verkoop ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  7. 7. het beroep of bedrijf door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 Geluidzone - industrie 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone – industrie 1' is gelegen de geluidzone 'Bedrijventerrein Forbo', zoals vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 16 januari 1990 en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit op 14 mei 1990, welke gronden mede bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

26.2 Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 1' , is gelegen het gebied waarop het bepaalde in artikel 2.2.1 lid 4 van het Luchthavenindelingsbesluit van toepassing is. Hier geldt een hoge geluidsbelasting waardoor geen nieuwe woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie en/of gezondheidszorgfunctie zijn toegestaan tenzij hiervoor een verklaring van geen bezwaar zoals bedoeld in artikel 2.2.1 lid 7 van het Luchthavenindelingsbesluit is afgegeven.

26.3 Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 2' is gelegen het gebied waarop het bepaalde in artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit van toepassing is en hier geldt een hoogtebeperking van 150 m.

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

27.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
  3. c. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  4. d. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  5. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
  6. f. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;

27.2 Afwijken van aangewezen categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1,4.1,6.1,7.1,9.1 en 10.1 om:

a. functies toe te laten uit één hogere categorie dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten -functiemenging genoemd, voorzover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens in de aanhef genoemde artikelen toegelaten categorieën van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging;

b. functies toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging zijn genoemd, voorzover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens in de aanhef genoemde artikelen toegelaten categorieën van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging;

met dien verstande dat de functies genoemd in artikel 25.1 niet zijn toegestaan.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. a. aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegevoegd;
  2. b. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging opgenomen bedrijfsactiviteiten kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie;

waarbij geldt dat:

- de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de wel in de betrokken Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijven dan wel

- op grond van bijvoorbeeld technische ontwikkelingen in een andere categorie kan worden ingedeeld.

Artikel 29 Overige Regels

29.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
  2. b. ventilatiekanalen, afvoerpijpen, airco-installaties, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 meter bedraagt;
  3. c. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

29.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

29.3 Wet- en regelgeving

Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

30.2 Afwijken van de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10 %.

30.3 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

  1. 1. Het gebruik en laten gebruiken van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

30.4 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 30.3 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

30.5 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 30.3, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

30.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Saendelft van de gemeente Zaanstad.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 4 juli 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0037.png"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Leeswijzer

De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over -en een onderbouwing voor- de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 1 Inleiding wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan. De aanleiding, doelstelling, plangrenzen, en voorgaande plannen worden achtereenvolgens behandeld.
  • In hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied wordt een beschrijving gegeven van ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. Daarin komen onder meer de geschiedenis, de stedenbouwkundige invulling van het gebied en de verkeersstructuur aan de orde.
  • Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied.
  • Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders geeft een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's.
  • In hoofdstuk 5 Uitgangspunten en Ontwikkelingen worden de uitgangspunten en ontwikkelingen beschreven voor het gebied. Zo nodig wordt ingegaan op knelpunten die in het gebied voorkomen en wordt daarvoor zo mogelijk een oplossing geboden. Wanneer beleid en de ruimtelijke en functionele analyse niet met elkaar overeenkomen, kan bijvoorbeeld sprake zijn van een knelpunt waarvoor in het bestemmingsplan voor een oplossing gekozen wordt.
  • In hoofdstuk 6 Milieuaspecten worden de resultaten beschreven van de voor het bestemmingsplan relevante en uitgevoerde milieuonderzoeken.
  • In hoofdstuk 7 Water wordt een beschrijving gegeven van het aanwezige water in het plangebied.
  • Hoofdstuk 8 Beschrijving planvorm en bestemmingsregeling bevat de juridische plantoelichting. Daar waar de planregels toelichting behoeven is in dit hoofdstuk een uitleg van de juridische regeling gegeven.
  • In hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid wordt allereerst ingegaan op de economische onderbouwing van de in het plan opgenomen ontwikkelingen. Vervolgens komen aspecten van handhaving aan de orde.
  • Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie en overleg tenslotte, geeft de resultaten van het overleg met diverse instanties en instellingen in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de zienswijzen die zijn ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan evenals een reactie hierop.

1.2 Aanleiding En Doelstelling

Het bestemmingsplangebied Saendelft is een bestaand woongebied met bedrijvigheid op kleine schaal, waar de komende jaren een aantal (nieuwe) ontwikkelingen verwacht worden. De thans geldende bestemmingsplannen zijn plannen die gedateerd zijn en daardoor niet meer zijn afgestemd op de huidige situatie in het plangebied. Tevens bestaat het plangebied uit een 'lappendeken' van uitwerkingsplannen. In het kader van het verduidelijken en makkelijker inzichtelijk maken van de juridische mogelijkheden is het tevens nodig een bestemmingsplan op te stellen voor het gehele gebied Saendelft.

Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een planologisch/juridisch kader voor het behouden en versterken van de woonfunctie en om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Dit doel zal worden bereikt door de wijze van bestemmen zodanig te kiezen dat onder andere de bestemmingen "wonen" en "bedrijf" aan de eigentijdse wensen wordt aangepast.

1.3 Het Plangebied

Het plangebied bestaat uit een deel van de Dorpsstraat. Daarnaast bestaat het plangebied voor een belangrijk deel uit het plangebied van het in 1998 vastgestelde bestemmingsplan Saendelft. Uitzondering hierop zijn de gedeelten die opgenomen zijn in andere in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen en de driehoek tussen het terrein van Forbo, de Binnendelft, Noorderveenweg en de Nauernasche Vaart.
Het gebied wordt als volgt begrensd:

  • in het noorden en oosten achtereenvolgens door:

- het station Krommenie-Assendelft

- de spoorlijn tot aan Dorpsstraat 1080

- de Dorpsstraat

- het water langs de Vrije Heerlijkheid, via de Rekenmeester naar de vaart de Binnen Delft

- het water van de Binnen Delft tot aan de Noorderveenweg

  • in het zuiden door

- de Noorderveenweg, inclusief de Dorpsstraat tot en met nummer 667a

- de nieuwe woningbouwlocatie Deelplan 6 (Tuinwijk) tot en met Noorderweg 9

  • in het westen door het voetpad langs de te ontwikkelen wijk Kreekrijk tot aan de spoorlijn

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0001.jpg"

Het bestemmingsplangebied binnen de gemeentegrens van Zaanstad.

1.4 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan vervangt:

  • Uitbreidingsplan benoorden de spoorlijn Zaandam-Uitgeest
  • Bestemmingsplan Krommenie-Zuid
  • Herziening van het Uitbreidingsplan in Onderdelen Noord
  • Bestemmingsplan Noord
  • Bestemmingsplan Kaaik
  • Bestemmingsplan Saendelft
  • Uitwerkingsplan Saendelft Oost
  • Uitwerkingsplan Deelgebied Saendelft 4 a/b
  • Uitwerkingsplan Poort Clam Dijke
  • Uitwerkingsplan Deelgebied 3 a
  • Uitwerkingsplan Deelgebied 3 b
  • Uitwerkingsplan Deelgebied K 1
  • Uitwerkingsplan Ontsluitingen en bruggen Saendelft van het bestemmingsplan Saendelft
  • Uitwerkingsplan Plangebied K 3, K 4, P, 7 b en 9 a
  • Uitwerkingsplan K 2
  • Partiële herziening van het uitwerkingsplan Saendelft Oost
  • Uitwerkingsplan Dorpsstraat Assendelft
  • Uitwerkingsplan Deelgebied 7 c, vrije kavels
  • Uitwerkingsplan Saendelft 2009
  • Uitwerkingsplan Krommenie-Assendelft station e.o.
  • Uitwerkingsplan Deelgebieden 4 c en 5 c

Het nieuwe bestemmingsplan vervangt een groot aantal uitwerkingsplannen welke allen gebaseerd zijn op het 'moederplan' Saendelft. Over het algemeen hebben de uitwerkingen reeds plaats gevonden. Plangebied Saendelft bestaat dan ook voor het overgrote deel uit bestaande bebouwing. Het bestemmingsplan zorgt ervoor dat de versnippering verdwijnt en de bepalingen een actueel karakter krijgen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Geschiedenis Plangebied

Omstreeks 3000 v. Chr. lag het gebied van het bestemmingsplan Saendelft op de grens van een hoogveenmoeras en een waddenachtig landschap. De zee drong het waddenachtige deel van het landschap regelmatig binnen via allerlei kreken. De oeverwallen en opgevulde geulen van deze kreken zijn nog steeds in de ondergrond van het plangebied aanwezig. De Kaaik, die dwars door Saendelft-West loopt, is mogelijk een overblijfsel van de grens tussen deze twee landschapstypen.

In de late IJzertijd (200-0 v Chr.) en de Vroeg Romeinse Tijd (0-200 n. Chr.) was er intensieve bewoning in het plangebied, vooral langs de kreken en op droge plekken in het veen. Door de voortgaande zeespiegelstijging waren de mensen rond 200 n. Chr. gedwongen het gebied te verlaten. Enige woonplaatsen van deze mensen zijn bij archeologisch onderzoek tussen de jaren '60 en '90 van de vorige eeuw door archeologen ontdekt en enige zijn zelfs opgegraven. De verwachting is dat in de bodem van Saendelft meer van deze vindplaatsen liggen.

Afgezien van tijdelijke bezoekers zoals jagers, vissers en trekboeren met vee, werd het gebied tussen 200 en 900 n. Chr. niet door mensen bezocht. Pas in de 10e eeuw trokken boeren vanaf de Wijkermeer het gebied in om het definitief te ontginnen en als akker en weiland te gebruiken. Zij deden dit door haaks op de Wijkermeer sloten in het veen te graven zodat het water uit het veen weg kon stromen en de drassige veenbodem droger en begaanbaarder werd. De sloten lagen evenwijdig aan elkaar. Om water uit de nog niet ontgonnen delen van het moeras tegen te houden wierpen ze door het hele gebied lage dijken of kades op. De boerderijen stonden kriskras door het hele gebied. Buiten het plangebied zijn door archeologen resten van middeleeuwse boerderijen opgegraven. De verwachting is dat in de bodem van Saendelftook resten van dergelijke boerderijen liggen.

Vanaf de 12e eeuw concentreerde de bewoning zich langs een weg of een oude kade en zo ontstond een noord-zuid gerichte, lintvormige bebouwing, de huidige Dorpsstraat van Assendelft die deels binnen het plangebied valt.

De ontwatering had tot gevolg dat de bodem daalde en graanverbouw onmogelijk werd. Daardoor waren de boeren telkens gedwongen een nieuw deel van het moeras te ontginnen. Zo is het hele veengebied van Assendelft in cultuur gebracht. Door de voortgaande bodemdaling is uiteindelijk rond 1500 alle akkerbouw uit Assendelft verdwenen en werd veeteelt het hoofdmiddel van bestaan.

In de eeuwen daarna veranderde er weinig aan het landschap. Assendelft was een zeer lang lintdorp, gelegen in een vlak weidelandschap dat doorsneden werd door vele sloten. Het hoofdmiddel van bestaan was de veeteelt. Assendelft was bekend om zijn enorme melkproductie. De weinige veranderingen waren niet opvallend. Er werden wat sloten bijgegraven voor verbetering van de waterafvoer en de bewoning verdichtte zicht tot er één aaneengesloten lint was ontstaan dat reikte vanaf Krommenie tot aan het IJ. Vanaf de 17e eeuw verrezen langs het lint naast de traditionele langhuis-boerderijen ook stolpboerderijen, een voor die tijd modern type boerderij, speciaal gericht op vee en melkveehouderij. In de tweede helft van de 19e eeuw maakten veel van de houten huizen plaats voor stenen gebouwen.

Pas in de 20e eeuw vonden er grote veranderingen plaats. Ten gevolge van de ruilverkaveling in de jaren '70 zijn veel sloten gedempt waardoor het middeleeuwse verkavelingspatroon aangetast werd. Door de aanleg van Saendelft is het middeleeuwse ontginningslandschap verder gereduceerd. De resterende elementen zijn het oude bewoningslint en enige oost-west gerichte sloten, met name in Saendelft-Oost. Langs het lint in het plangebied staan nog steeds houten panden en stolpboerderijen, maar ook monumentwaardige stenen gebouwen. Sommige van deze panden zijn aangewezen als beschermd monument. In de bodem van het lint liggen resten van de middeleeuwse bebouwing verborgen.

2.2 Ruimtelijke Structuur

2.2.1 Plangebied

Het plangebied van bestemmingsplan Saendelft is gelegen in de wijk Assendelft. Het grootste deel van het plangebied beslaat hoofdzakelijk de nieuwbouwwijk Saendelft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0002.jpg"

Plangebied

2.2.2 Ruimtelijke structuur

De bebouwing van Assendelft heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld langs structuren als de historische linten en het spoor. Vanaf ongeveer 2000 wordt aan weerszijden van het bebouwingslint Assendelft (de Dorpsstraat) de Vinex-wijk Saendelft ontwikkeld.

De ruimtelijke hoofdopzet van het plangebied wordt bepaald door het historisch gegroeide bebouwde gebied van Assendelft-Noord. In eerste instantie is de verstedelijking hier gegroeid volgens de onderliggende structuur van de verkaveling van het slagenlandschap. Hierin valt ongeveer ter plaatse van de watergang De Kaaik een hoekverdraaiing te herkennen.

De bebouwing van Assendelft-Noord is in eerste instantie beperkt gebleven tot direct langs het lint. Tegen de spoorlijn heeft sinds de jaren 1920 een bepaalde kernvorming plaatsgevonden met het woonbuurtje 'de Spoorbuurt' ten westen en het bedrijventerrein ten oosten van het lint.

Met het ontwikkelen van de nieuwbouwwijk Saendelft wordt aan weerszijden van het lint woongebied toegevoegd in de veenweidepolders. In totaal moeten hier uiteindelijk zo'n 4750 woningen worden gerealiseerd. Vanwege deze ontwikkeling en het realiseren van het Trias VMBO en Sportcentrum aan de noordzijde van de Provincialeweg (buiten het plangebied van dit bestemmingsplan) is het station Krommenie-Assendelft, zo'n 500 meter in westelijke richting verplaatst. Oorspronkelijk was het station nabij de spoorwegovergang van het dorpslint (kruising Dorpsstraat met Provincialeweg) gelegen. Met de verplaatsing is deze in het verlengde van de Rosariumlaan komen te liggen, boven de tunnelbak (Jan Brassertunnel) die onder het spoor en de Provincialeweg is gerealiseerd.

Ten noordwesten van Saendelft wordt, buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, als laatste grote uitleggebied van Zaanstad, de nieuwbouwwijk Kreekrijk voorzien in het kader van de VINAC. Hier zullen naar verwachting zo'n 920 woningen worden gerealiseerd.

Ten zuiden van Saendelft, tevens buiten de scope van dit bestemmingsplan, worden nog een vijftal woonclusters ontwikkeld, de Overhoeken. Hier zullen zo'n 150 woningen worden gerealiseerd.

In onderstaande afbeelding zijn de gebieden en de directe omgeving aangegeven van het plangebied. Goed herkenbaar is de ligging van de nieuwbouwwijk Saendelft aan weerzijden van het dorpslint van Assendelft en de omringende ruimte van het veenweidegebied. Ten westen en ten zuiden van het plangebied zijn de gebieden aangegeven waarvoor plannen in ontwikkeling zijn voor respectievelijk 'Kreekrijk' en de 'Overhoeken'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0003.jpg"

Onderverdeling in gebieden

In onderstaande afbeelding is het Beeldkwaliteitplan Buitengebied Zaanstad opgenomen die de bestaande situatie weergeeft van het veenweidegebied dat rondom het plangebied ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0004.jpg"

Het veenweidegebied rondom het plangebied

In onderstaande afbeelding zijn de hoofdstructuren op hoog schaalniveau in en rond het plangebied in beeld gebracht. Herkenbaar zijn bijvoorbeeld het dorpslint van Assendelft dat van zuid naar noord loopt en overgaat in het lint van Krommenie. Aan de noordkant van het plangebied bevinden zich de infrastructuren in oost-westelijke richting van de spoorlijn en de Provincialeweg. Hier is ook het infraknooppunt rond Poort Clam Dycke te herkennen waar zich het station Krommenie-Assendelft bevindt en de Provincialeweg op de achterliggende woonwijken aantakt. De nieuwbouwwijk Saendelft wordt vanaf de zuidkant ontsloten vanaf de Noorderveenweg die ten zuidoosten van het plangebied aantakt op de A8. De Noorderveenweg kruist de Dorpsstraat door middel van een rotonde en sluit aan weerzijden daarvan aan op beide delen van Saendelft. Vanaf de Dorpsstraat wordt op meerdere plekken via doorsteken aangetakt op de achterliggende woonbuurten. Vanaf de noordzijde wordt Saendelft ontsloten via de Saendelverlaan die via de Jan Brassertunnel aantakt op de Provincialeweg en de Rosariumlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0005.jpg"

Hoofdstructuren in en rondom het plangebied

2.2.3 Deelgebieden

Wat betreft de ruimtelijke opzet vallen er in het plangebied een drietal deelgebieden te onderscheiden;

  • I. Assendelft Noord;
  • II. Saendelft, Waterrijk en
  • III. Saendelft, Parkrijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0006.jpg"

Deelgebieden

I Assendelft Noord

Dit is het noordelijk deel van het bebouwingslint van de Dorpsstraat alsmede het woonbuurtje 'de Spoorbuurt' ten westen van het lint.

Het geheel

Assendelft is een langgerekt lintdorp dat zich door het veenweidegebied uitstrekt van het Noordzeekanaal tot aan Krommenie. De drager van Assendelft is het historische bebouwingslint van de Dorpsstraat dat in verschillende delen van Assendelft een eigen karakter heeft.

Het dorpslint is in algemene zin een meer verstedelijkte vorm van het landelijke lint waarbij de nadruk meer ligt op verspreide agrarische bebouwing. In de basis is het dorpslint een lange weg door de weilanden met aan weerszijden een smalle bebouwde strook waarbij de nadruk meer op woonbebouwing is komen te liggen. Kenmerkend is de afwisseling in het zicht vanaf het lint naar het achterliggende landschap, welke wordt bepaald door de plaats en maat van de gebouwen. Het karakter is daarmee vooral afhankelijk van de plaatsing van huizen, boerderijen en bedrijven op grote kavels. Van belang daarbij is ook de aanwezigheid en ligging van schuren, schuttingen, garages, heggen en bomen. Het dorpslint is een ruimtelijke compositie met overal dezelfde elementen, maar steeds een ander effect. De verhoudingen tussen weg, gebouwen en weiland leveren steeds een ander beeld op. De verschillende delen van het dorpslint hebben hierdoor een eigen karakter met eigen kenmerken. Kenmerkend voor de bebouwing langs het dorpslint is de grote diversiteit in bebouwing die bepaald wordt door differentiatie in onder andere kapvorm, kaprichting, goot- en nokhoogte en plek op de kavel. Deze diversiteit in (voornamelijk kleinschalige) bebouwing en bijbehorend gedifferentieerd beeld van het profiel (de ruimte van gevel tot gevel, zowel openbaar gebied als voortuinen) wordt als een te behouden ruimtelijke kwaliteit benoemd. Hoewel de nadruk ligt op woningen is er een functionele mix met (agrarische) bedrijven. In gebieden waar een zekere verdichting van het lint heeft plaatsgevonden en de dorpskernen zijn ontstaan, is het contact met het achterland vanaf het lint verdwenen. Als hoofdrichting is het lint echter nog goed herkenbaar en ook de functie van het lint als hoofdinfrastructuur is veelal nog aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0007.jpg"

Op deze afbeelding is het dorpslint duidelijk te zien.

Zo heeft op een aantal punten langs het lint van Assendelft ook kernvorming plaatsgevonden. Rond de Kerkbuurt heeft hoofdzakelijk aan de oostkant van het lint tussen de Communicatieweg en de Genieweg verdichting plaatsgevonden en zijn voornamelijk in de tweede helft van de 20e eeuw woningen toegevoegd resulterend in de Delftbuurt. Ook aan de noordkant van Assendelft heeft in de 20e eeuw tegen het spoor kernvorming plaatsgevonden met het woonbuurtje ten westen en het bedrijventerrein ten oosten van het lint. Buiten de kernen is het dorpslint dunner en is er in verschillende mate meer contact vanaf het openbare gebied van het lint met het achtergelegen veenweidegebied.

Het deelgebied

Dit deelgebied van Saendelft bestaat uit het woonbuurtje ten westen van het lint in Assendelft Noord en de bebouwing langs het dorpslint (tot en met de adressen Dorpsstraat 658 en 677 in het zuiden van het plangebied). Het woonbuurtje heeft een besloten karakter met voornamelijk rijenwoningen in 1 en 2 lagen met kap. Aan de noordwestzijde van het buurtje zijn een aantal scholen gevestigd en aan de noordkant bevindt zich tegen het spoor een bedrijf in caravanverkoop.

Langs het dorpslint bevinden zich hoofdzakelijk woningen gericht op het lint. Tevens zijn op een aantal plaatsen kleinschalige bedrijfjes, horeca en detailhandel aanwezig.

In het noordelijk deel van het lint, ter hoogte van de nieuwbouwwijk Saendelft, heeft het lint een meer besloten en eenvormig karakter met voornamelijk woningen in 1 en 2 lagen met kap in de rij, 2 onder 1 kap en vrijstaand. Meer naar het zuiden en voorbij de aansluiting met de Noorderveenweg wordt het karakter van het lint landelijker en is het contact met het open achterland duidelijker aanwezig.

Ter hoogte van de nieuwbouwwijk Saendelft zijn op een aantal punten doorsteken tussen de lintbebouwing gerealiseerd om de infrastructuur van het lint te verbinden met de achterliggende nieuwbouwwijk. In het algemeen heeft het lint hier zijn autonomie bewaard en is nog als oorspronkelijke structuur te herkennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0008.jpg"

Luchtfoto kijkend naar het noorden

In het 'de Spoorbuurt' zijn een aantal openbare groenstroken aanwezig. Langs het lint is relatief weinig openbaar groen aanwezig. Het beeld wordt hoofdzakelijk bepaald door groen dat her en der in de voortuinen aanwezig is. In het noordelijkste deel van het lint levert dat een vrij 'stenig' beeld op. Meer zuidelijk vormen straatbomen in samenhang met groen in de voortuinen een wat groener beeld. Ten zuiden van de Noorderveenweg levert de grotere spreiding van de woonbebouwing een groener beeld op door grotere tuinen en is het achterliggende groen van het open veenweidegebied te ervaren.

II en III Saendelft; Waterrijk en Parkrijk

Het geheel

De planvorming voor de nieuwbouwwijk Saendelft is begin jaren '90 als opgave vanuit de VINEX opgestart. Het plan betreft zo'n 5000 woningen waarvan de eerste rond 2000 zijn gebouwd. Een deel van het oostelijk deel van Saendelft is niet zoals ontworpen met woningen uitgevoerd vanwege de milieuzonering van het noordelijk gelegen bedrijventerrein. Deze noordelijke rand (gelegen buiten het plangebied) is herontwikkeld als multifunctioneel bedrijventerrein. Een deel van de woningbouwopgave die in deze strook was gepland wordt nu gedacht in de ontwikkeling van de zogenaamde Overhoeken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0009.jpg"

Tekening uit de ontwerpfase van Saendelft

Saendelft is aan weerszijden van het historische bebouwingslint van de Dorpsstraat ontworpen in het open veenweidegebied. Als grondgedachte is daarbij de onderliggende slagenstructuur van het veenweidelandschap gevolgd, die ter hoogte van de watergang De Kaaik in het oorspronkelijke landschap een hoekverdraaiing kent. Deze watergang heeft dan ook gediend als grens tussen de twee ontworpen onderdelen van Saendelft; Waterrijk en Parkrijk.

De woonbebouwing in Saendelft is ontworpen in stroken die de slagenstructuur van het onderliggende landschap volgen binnen een landschappelijk raamwerk, primair bestaand uit groen en water met de typische openheid van het Assendelver landschap. Door middel van het uitwerken van de stedenbouw en architectuur van de woningbouw in deze stroken door verschillende architecten volgens verschillende specifieke thema's (zoals bijvoorbeeld horizontaal of Toscaans) worden deze stroken als min of meer herkenbare buurtjes gerealiseerd maar met een grote diversiteit, zowel in vormgeving, materiaal en kleur, als ten aanzien van het woningbouwprogramma. Hierdoor ontstaan veelkleurige stroken in een bollenveld waarin, binnen een éénduidig raamwerk van landschappelijke hoofdstructuurdragers (groen en water), herkenbare buurten zichtbaar worden. Door die eigen identiteit ontstaan voor bewoners, maar ook voor bezoekers, goede oriëntatiemogelijkheden.

Als afwijkende ontwerpingreep is midden door de nieuwbouwwijk een zone gerealiseerd die wordt ingeklemd tussen twee dijkjes waarop zich fietspaden bevinden. De deelgebieden in deze zone, die ook wel de "kamers" worden genoemd, zijn meer uitgesproken en verschillend ten opzichte van elkaar ontworpen. De "kamers" zijn ook de plek voor het realiseren van de voorzieningen zoals scholen, parkjes en een winkelcentrum. Er is een duidelijke scheiding van de bestaande bebouwing langs het dorpslint met de nieuwbouwwijk voorzien, door het realiseren van een dubbele watergang met daartussen een dijkje. Deze autonome opzet van (delen van) de nieuwbouwwijk zorgt voor een duidelijke scheiding tussen nieuwbouw, bestaande bouw en het omliggende landschap. Om dit te versterken is een 'harde' stadsrand ontworpen waar op verschillende plekken grotere bouwvolumes (de 'bastions') boven uitsteken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0010.jpg"

Eén van de bastions in het plangebied

De (buurt)ontsluiting van de beide delen van Saendelft voor de auto is ontworpen volgens een ringenstructuur. Deze verschillende ringen zijn onderling slechts gekoppeld op punten waar zij infrastructuur van een hogere orde raken (zoals bijvoorbeeld de Saendelverlaan). Voor het langzaamverkeer zijn meer directe routes gerealiseerd. Een voorbeeld hiervan zijn de fietspaden die vrijliggend op de dijkjes langs de kamers zijn gerealiseerd.

Het deelgebied Waterrijk

Dit is het deel van Saendelft dat is gelegen ten oosten van de watergang De Kaaik.

De bebouwingsstroken in Waterrijk worden van elkaar gescheiden door brede watergangen in oost-west richting. Deze watergangen hebben aan de zuidkant een ecologische oever. Als afwijkend ontwerpprincipe binnen de slagenverkaveling zijn in de watergangen op twee plekken ovalen in het stedenbouwkundig plan geïntroduceerd. In twee van de kamers in Waterrijk zijn een schoolgebouw en een parkje ontworpen. In het parkje is tevens een gebouw gerealiseerd ten behoeve van de stadsverwarming die in dit deel van Saendelft aanwezig is. Tevens is recent in het parkje een extra schoolgebouw gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0011.jpg"

Waterrijk

Het deelgebied Parkrijk

Dit is het deel van Saendelft ten westen van de watergang De Kaaik alsmede het gebied rond het station Krommenie-Assendelft (Poort Clam Dycke) ten zuiden van de Provincialeweg N203.

De bebouwingsstroken in Parkrijk worden van elkaar gescheiden door brede groenzones. Als afwijkend ontwerpprincipe binnen de slagenverkaveling zijn in de groenzones op drie plekken ovalen in het plangebied geïntroduceerd. Waar de zones van de 'Kamers' (of ook wel 'slagen') van Waterrijk en Parkrijk elkaar raken is het winkelcentrum in de vorm van een ovale burcht ontworpen. Naast winkelvoorzieningen zijn hier woningen en zorgvoorzieningen gerealiseerd. Naast de hoekverdraaiing die in de slagenverkaveling in Parkrijk een andere richting introduceert is in het stedenbouwkundig plan de richting van de Rosariumlaan in Krommenie opgepakt. Deze laan is doorgezet onder het verplaatste NS station in de Saendelverlaan die uitkomt op het winkelcentrum.

In de zone van de kamers in Parkrijk is een meanderende watergang ontworpen die samen met de structuur van de doorlopende fietsdijkjes de verschillende kamers samenhang moet geven. In twee van de kamers zijn een brede school en een park ontwikkeld.

Het gebied rond het verplaatste station Krommenie-Assendelft wordt ontwikkeld als een belangrijke infrastructurele knoop binnen Zaanstad. Het stationsgebied ten zuiden van het spoor wordt hoofdzakelijk ten behoeve van woningbouw ontwikkeld. Direct ten zuiden van het spoor worden aan weerszijden van de tunnelbak onder het station twee grotere schijfvormige woongebouwen ontwikkeld.

Het directe gebied rond het nieuwe stationsgebouw is nog in ontwikkeling. Hoewel de openbare ruimte hier al wel is aangelegd, is een deel van de voorziene bebouwing nog niet gerealiseerd. Aan de zuidkant van het station wordt gedacht aan een tweetal hogere elementen (al dan niet ontworpen als één gebouw) die het stationsplein aan de zuidkant moeten begrenzen. Aan de noordzijde is tussen het stationsplein en het parkeerterrein nog een terrein waar op termijn kantoor- en bedrijfsfuncties ontwikkeld kunnen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0012.jpg"

Parkrijk

2.3 Functionele Structuur

2.3.1 Wonen

Saendelft is van oorsprong een 'Vinex-bouwlocatie', waarbij met het Rijk is afgesproken dat 30% van de woningen in de sociale sector gebouwd zouden worden (huur en/of koop). De overige 70% is vrije sector die zowel in de midden- als in de dure segmentatie gebouwd kon worden.

De stedenbouwkundige vormgeving en functionele kwaliteit gaven via architectonische thema's ruimte om te bouwen in gevarieerde woontypologieën en prijscategorieën.

De kwalitatieve opgave naar de toekomst was daarbij om tot nieuwe impulsen te komen en om daarmee aantrekkelijke woon-en leefmilieus voor de bewoners in de nieuwe woongebieden te creëren. Deze opgave is vertaald binnen de verschillende faseringen, waardoor er een gevarieerd woningbestand is ontstaan met meerdere keuzemogelijkheden voor woningzoekenden.

Saendelft bestaat uit Waterrijk (oostelijk deel tot aan het water de Kaaik) en Parkrijk (westelijk deel). Saendelft is officieel geen apart benoemd gebied van Zaanstad. Het behoort tot de wijk Assendelft Noord en die wijk bestaat weer uit 3 buurten, waaronder Waterrijk, Parkrijk en lintbebouwing langs een gedeelte van de Dorpsstraat vanaf nr. 858 richting het noordelijke woongebied tot aan de spoorwegovergang. Binnen deze lintbebouwing en het woongebied is sprake van grondgebonden woningen in de huur- en koopsector in diverse prijscategorieën. Uitgesplitste demografische gegevens over dit deelgebied zijn moeizaam nader uit te splitsen.

In de structuurvisie Assendelft-Noord is nooit een richtinggevend woningbouwprogramma voor Saendelft opgenomen. Daardoor kan op grond van toekomstige ontwikkelingen of voortschrijdende inzichten op de woningmarkt met het woningbouwprogramma flexibel om worden gegaan.

In het gedeelte Waterrijk zijn 1335 woningen gerealiseerd onderverdeeld naar 1.216 grondgebonden woningen en 119 meergezinswoningen. Hieronder vallen weer 390 woningen in het huur- (29%) en 945 in het koopsegment (71%). De oorspronkelijke dijkwoningen langs de binnendijk bleken niet haalbaar en zijn niet verder ontwikkeld. Dit woongebied kent voorts een inwonersaantal van 7.617 in de leeftijd van 0-89 jaar. Hiervan is circa 3.755 man en circa 3.862 vrouw.

In het gedeelte Parkrijk zijn inmiddels (per 01-01-2012) 2.868 woningen gerealiseerd onderverdeeld naar 2.522 grondgebonden woningen en 346 meergezinswoningen. Per 01-01-2012 vallen daar 637 woningen onder in het huursegment en 2.231 in het koopsegment. Dit woongebied kent voorts een inwonersaantal van 4.691 in de leeftijd 0-89 jaar. Hiervan is circa 2.367 man en circa 2.324 vrouw.

In de komende jaren zal Parkrijk nog afgebouwd moeten worden. Naar verwachting komen er dan nog circa 553 woningen bij. Dat is inclusief 150 woningen van de ontwikkeling 'Overhoeken'.

Het totale gebied van Saendelft kan bij afronding een woningaantal van 4.756 woningen bereiken, wat als bouwactiviteit, vanwege de marktontwikkelingen (crisis en/of afzetbaarheid), mogelijk tot in 2018 kan doorlopen.

2.3.2 Werken

Het plangebied Saendelft is een VINEX-locatie. Wonen is de hoofdfunctie. Toch zijn er in het gebied circa 1275 banen te vinden. Het onderwijs is de belangrijkste werkgever, met ruim 20% van de werkgelegenheid. Hierna volgen de sectoren zakelijke dienstverlening, bouw, detailhandel en gezondheidszorg. De sterke positie van de bouwsector is wellicht verrassend, maar het is goed te bedenken dat dit vooral om zzp'ers gaat. Het woonadres is dan tegelijk het adres waarmee zij ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel. Daarbij zijn er in het oude lint, de Dorpsstraat, ook een divers aantal vormen van bedrijvigheid te vinden. Het betreft dan veelal ambachtelijke bedrijvigheid.

Er wordt sowieso veel aan huis gewerkt in Saendelft. Het aandeel zzp'ers in de totale werkgelegenheid is 37%, terwijl dit in geheel Zaanstad 12% is.

Ten opzichte van 2008 is de werkgelegenheid in het gebied bijna verdubbeld. Dit heeft natuurlijk te maken met de groei van het aantal bewoners in het gebied. Tegelijk hiermee zijn voorzieningen en werken aan huis meegegroeid. Het werken buitenshuis in Saendelft vindt vooral plaats in scholen en het winkelcentrum Kaaikhof.

Toerisme is een groeisector. Saendelft heeft ten opzichte van toeristische en recreatieve voorzieningen een gunstige ligging. Daarom is het wenselijk om in het plangebied de mogelijkheid te bieden aan bewoners om een Bed & Breakfast te realiseren. Een dergelijke kleinschalige toeristische voorziening past bij het karakter van het plangebied en speelt in op een groeiende vraag.

2.3.3 Voorzieningen

2.3.4 Verkeer

2.3.5 Kabels en leidingen

2.4 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

Binnen de cultuurhistorische waarden zijn verschillende waarden te onderkennen. Grofweg gaat het om de volgende waarden:

  • aangewezen monumentale waarden, veelal oude bebouwing en terreinen van archeologische waarde;
  • beschermde dorpsgezichten (niet in dit bestemmingsplan aanwezig);
  • karakteristieke panden;
  • historisch-geografische waarden, dit zijn kenmerkende landschapselementen zoals een dijk, kerkpad, lintbebouwing, waterloop en bijzondere landschappen;
  • archeologisch waardevolle gebieden.

2.4.1 Monumenten en beeldbepalende panden

Door aanwijzing op grond van de Monumentenwet 1988, de Provinciale Monumentenverordening 1996 dan wel de Gemeentelijke Monumentenverordening 1996, bevinden zich in het plangebied de volgende monumenten:

Rijksmonumenten

Er bevinden zich geen rijksmonumenten in het plangebied.

Provinciale monumenten

  • Dorpsstraat 679/681 Assendelft; Stolpboerderij
  • Dorpsstraat 685/687 Assendelft; Dubbel houten woonhuis (geen datering)
  • Dorpsstraat 695 Assendelft; Houten stolpboerderij uit 1879

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0016.jpg"

Dorpsstraat 695 Assendelft

Gemeentelijke monumenten

  • Dorpsstraat 677 Assendelft; Stolpboerderij
  • Dorpsstraat 689 Assendelft; Hooihuisboerderij

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0017.jpg"

Dorpsstraat 689 Assendelft

  • Dorpsstraat 739 Assendelft; Stolpboerderij 1889
  • Dorpsstraat 902 Assendelft; Stolpboerderij uit 1879

2.4.2 Historisch-geografische waarden

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad zijn in bestemmingsplangebied Saendelft de volgende gebieden van historisch-geografisch belang:

Dorpsstraat

De Dorpsstraat loopt vanaf Buitenhuizen aan het Noordzeekanaal tot aan Krommenie en maakt deel uit van de oorspronkelijke lintstructuur in de Zaanstreek. Deze linten zijn ontstaan als dijklichamen die ter bescherming van eerdere bewoning zijn opgericht. De ligging van de lintdorpen in het landschap ligt hieraan ten grondslag. Als zodanig is de Dorpsstraat van regionaal belang.

De Kaaik

De Kaaik is een klein watertje ten westen van Assendelft tot aan de grens met Krommenie. De Kaaik, een verbastering van Kadijk, is een in de middeleeuwen tot sloot vergraven veenwatertje dat de oostelijke begrenzing vormde van zowel de ontginningen in de IJzertijd als in de Middeleeuwen. Als zodanig is de De Kaaik van lokaal belang.

2.4.3 Archeologische waarden

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad is in dit plangebied het volgende archeologisch waardevolle gebied van belang:

Dorpsstraat

De Dorpsstraat van Assendelft behoort tot een van de oudste bebouwingen in de Zaanstreek en dateert mogelijk uit de 10e eeuw. Resten van deze oude bewoning zijn nog in de bodem aanwezig. Vanwege reeds uitgevoerd onderzoek in de directe omgeving en de resultaten daarvan, is het gebied van regionaal belang.

Schervenberg

Daarnaast is van belang het op de verbeelding aangegeven gebied ten westen van de Saenredamstraat. Dit stuk land heette vroeger de Schervenberg en in dat gebied liggen mogelijk enige vindplaatsen uit de IJzertijd of de Romeinse Tijd. In tegenstelling tot de rest van Saendelft is hier de bodemverstoring beperkt gebleven, waardoor de kans aanwezig is dat de vindplaatsen nog tamelijk gaaf zijn.

Overig

Bij de archeologische waarden dient te worden opgemerkt dat onder de nieuwbouwwijken Saendelft-Oost en Saendelft-West nog resten van boerderijen liggen uit de periode van 700 v. Chr. tot 200 n. Chr. en uit de Middeleeuwen. Deze liggen echter onder het ophoogzand van de recent aangelegde twee nieuwbouwwijken. De komende jaren worden geen ingrijpende en diepgravende bodemwerkzaamheden of bouwprojecten in deze gebieden verwacht. Om deze reden worden de wijken Parkrijk en Waterrijk niet aangewezen als archeologisch belangrijk gebied.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende nota's, zoals;

  • De Nota Ruimte
  • De Structuurvisie Randstad 2040
  • De Nota Mobiliteit
  • De MobiliteitsAanpak
  • De Structuurvisie voor de Snelwegomgeving

Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de nieuwe SVIR staan de plannen van het rijk voor ruimte en mobiliteit. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Hierbij valt te denken aan bevoegdheden op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Het rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028);

  1. 1. De concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  2. 2. Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorp staat;
  3. 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze doelen zijn vervolgens uitgewerkt in (gebiedsgerichte) nationale belangen en opgaven.

Zaanstad is gelegen in het gebied noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam. Opgaven van nationaal belang in dit gebied, voor zover zij Zaanstad betreffen, zijn;

  • Verbetering van de bereikbaarheid van de Metropoolregio Amsterdam (voornamelijk aan de noordkant van Amsterdam en op termijn de achterlandverbinding naar het oosten);
  • Het ruimtelijk mogelijk maken van de Zaan-IJ-oevers in Amsterdam (binnenstedelijke gebiedsontwikkeling: ontwikkelen aantrekkelijk woon-werkmilieu) samen met andere overheden;
  • Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma), het behouden van het kustfundament, het verbeteren van het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer (Natura 2000) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma's Kust, IJsselmeergebied en Waddengebied van het Deltaprogramma;
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV);
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden.

De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. Schiphol is de belangrijkste vestigingsplaatsconditie voor internationale bedrijven, hoofdkantoren en kenniswerkers en cruciaal voor het aantrekken van bedrijfsfuncties op het gebied van research & development, sales en logistiek voor vrijwel alle topsectoren in Nederland (waaronder de creatieve sector rond Amsterdam/Brainport Zuidoost-Nederland, de zakelijke dienstverlening in het cluster Zuidas en de topsector Life Sciences & Health). Naast de Mainport Schiphol dragen de Zeehavens Amsterdam, de luchthaven Lelystad en de economische sectoren handel en logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening (waaronder vooral de Zuidas), Agro & Food (Zaanstreek en Greenport Noord Holland Noord), ICT (Amsterdam is de op een na grootste internetexchange van de wereld) en nieuwe media, de creatieve industrie en flowers en foods (Greenport Aalsmeer en opkomende Greenport Noord Holland Noord), bij aan de sterke internationale positie.

Te midden van de stedelijke en economische dynamiek bevinden zich rondom het stedelijke gebied enkele unieke cultuurhistorische waarden. Het rijk beschermt de werelderfgoedgebieden (De Beemster, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie) ruimtelijk door voor te schrijven dat ruimtelijke ontwikkelingen de kwaliteiten van deze werelderfgoederen moeten behouden of versterken.

Voor Zaanstad worden op de kaart behorende bij de Structuurvisie de volgende nationale belangen en aandachtspunten aangegeven:

  • stedelijke regio met topsectoren;
  • gebiedsontwikkeling Zaan-IJ-oevers;
  • verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam;
  • de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden;
  • 20ke Geluidscontour van Schiphol;
  • (nieuw) hoogspanningsverbinding
  • Cultureel erfgoedgebied;
  • (inter)nationaal hoofdwegennet

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0019.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0020.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0021.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0022.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0023.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0024.jpg"

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat algemene regels van de rijksoverheid waarmee de nationale belangen juridisch worden vastgelegd. De regeling is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale verordeningen. Het Barro is in gedeelten in werking getreden (30 december 2011 en 1 oktober 2012).

In het Barro zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

  • grote rivieren,
  • kustfundament,
  • defensieterreinen,
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde,
  • rijksvaarwegen,
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
  • electriciteitsvoorziening,
  • ecologische hoofdstructuur,
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament,
  • enkele specifieke gebieden zoals Mainport Rotterdam en de Waddenzee.

Niet alle onderwerpen en specifieke gebieden zijn voor Zaanstad relevant voor bestemmingsplannen.

Mogelijk van belang voor Zaanse bestemmingsplannen zijn:

  • de bepalingen met betrekking tot Rijksvaarwegen: er moet rekening gehouden worden met een vrijwaringzone rondom het Noordzeekanaal en met eventuele belemmeringen voor bijvoorbeeld de doorvaart van schepen, zichtlijnen en het uitvoeren van beheer en onderhoud.
  • Bepalingen met betrekking tot reserveringsgebieden rondom hoofdwegen en landelijke spoorwegen in Zaanstad en regels met betrekking tot belemmerende activiteiten in die reserveringsgebieden.
  • Bepalingen ten aanzien van de elektriciteitsvoorziening en specifiek de hoogspanningsverbinding Beverwijk-Oostzaan-Diemen
  • Bepalingen omtrent de wezenlijke kenmerken en waarden van de in de provinciale verordening vastgelegde gebieden in de ecologische hoofdstructuur en de regels voor de bescherming daarvan.

Tot slot is de Stelling van Amsterdam aangewezen als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde. Als kernkwaliteiten wordt het volgende genoemd:

  1. 1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven laat 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse hydrologische en militair-landschappelijk geheel, bestaande uit: een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam, sluizen en voor- en achterkanalen, de forten, liggend op regelmatige afstand, voornamelijk langs dijken, inundatiegebieden, voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (meerendeel onbebouwd gebied), de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten.
  2. 2. Relatief grote openheid;
  3. 3. Groene en relatief stille ring rond Amsterdam

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de ruimtelijke verordening

De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:

  • het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • milieukwaliteiten;
  • het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
  • voldoende bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
  • voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

3.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie

De provinciale ruimtelijke verordening is gelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw.

Voor Zaanstad is een groot aantal regels van toepassing:

  • verstedelijking in relatie tot het landelijk gebied, ruimte voor ruimte regeling
  • grootschalige (perifere) detailhandel
  • bestaand bebouwd gebied
  • de Ecologische Hoofdstructuur en de ecologische verbindingszones
  • nationale landschappen en UNESCO-werelderfgoederen: Laag Holland, Stelling van Amsterdam, Wijkermeerpolder
  • rijksbufferzones, weidevogelleefgebieden
  • gecombineerde landbouwgebieden
  • primaire en regionale waterkeringen
  • windturbines, energie en duurzaam bouwen: kleinschalige oplossingen
  • aardkundig waardevolle gebieden.

Op 15 november 2011 heeft GS ingestemd met een wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en provinciale ecologische verbindingszones.

Voor dit bestemmingsplan zijn vooral de regels met betrekking tot Bestaand Bebouwd gebied van belang. Het plangebied voor dit bestemmingsplan ligt geheel binnen Bestaand Bebouwd Gebied (BBG).

3.4 Gemeente

3.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans

In de 'Ruimtelijke Structuurvisie Zaanstad 2020; Zichtbaar Zaans', zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad voor de toekomst weergegeven. De ruimtelijke structuurvisie is vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juni 2012.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0025.jpg"

Zaanstad onderscheid zes gebiedsyperingen met negentien onderliggende profielen. De ruimtelijke structuurvisie geeft voor de verschillende delen van het plangebied drie verschillende gebiedstyperingen en in totaal vijf onderliggende profielen. In onderstaande zijn deze benoemd en de algemene, voor de typeringen en profielen geldende kernmerken en uitgangspunten, in beeld gebracht.

Zaans Gebied (de lintbebouwing in Assendelft-Noord)

De oorsprong van de stad, gebieden met een voor Zaanstad typerende dynamische menging van wonen en werken. Over het algemeen heeft het wonen de overhand en varieert van 40-80%. Het werken varieert van 20-60%.

De profielen die van toepassing zijn op dit gebiedstype zijn:

  • Lint
  • Dorp
  • Stadslint
  • Zaans Compact

Lint (de lintbebouwing ten zuiden van de Noorderveenweg)

Gebiedskenmerken

Het profiel lint beschrijft de dorpslinten buiten de dorpskernen. De linten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Zij dragen bij tot het historische besef van de stad en de wens om het karakter van de dorpen te behouden. Dit profiel wordt gekenmerkt door kleinschaligheid en een lage dynamiek. Ieder lint heeft zijn eigen karakteristiek, waarmee het bijdraagt aan de eigen identiteit van ieder dorp afzonderlijk.

De bebouwingsdichtheid is wisselend en varieert tussen de 10 en 30 woningen per hectare, soms nog lager. Het belangrijkste kenmerk van de linten is dat zij geen deel uit maken van een netwerk en zich langs één richting hebben ontwikkeld. De linten van de stad vormen samen echter de basisstructuur van de stad. Een structuur met een hoge recreatieve en toeristische potentie.

Openbare ruimte

De linten hebben een groene uitstraling, door het weidse landschap achter de bebouwing. Daarnaast dragen de erven met hun beplanting voor een belangrijk deel bij aan dit groene karakter. De openbare ruimte wordt bepaald door het lint zelf, meestal geflankeerd door diepe voorerven en op sommige plaatsen begeleid door een dijksloot.

Elk lint heeft zijn eigen kenmerken, welke karakteristieken moeten worden behouden en versterkt. De inrichting bestaat overwegend uit gebakken materialen en authentiek straatmeubilair. Voor een aantal linten geldt een inrichting in asfalt. Het behouden en stimuleren van streekeigen inrichting van het erf is een belangrijk uitgangspunt bij het versterken van de identiteit van het lint. De sociale samenhang van deze linten is sterk ontwikkeld. Een aandachtspunt is de gerichtheid van de functies op het lint. Voor het autoverkeer dienen de linten meestal als buurtontsluiting. De uiteinden van de linten zijn vaak zwaar belast. Parkeren vindt hoofdzakelijk plaats op eigen terrein of als langsparkeren. Vanwege de uitgestrektheid van de linten is de bereikbaarheid per openbaar vervoer niet optimaal te regelen. De bereikbaarheid per auto is tamelijk goed. De linten vormen de drager van de langzaam verkeerstructuur. De linten vormen voor fietsers te lange routes, die het fietsverkeer belemmeren. Meer oost-west verbindingen zijn gewenst. De linten zijn over het algemeen aantrekkelijke en sociaal veilige routes.

Functies

Van oorsprong kent het profiel een sterke menging van functies. Nu ligt het zwaartepunt meer op wonen, maar nog steeds is de uitwisselbaarheid van functies en flexibiliteit van bebouwing van belang. Een sterke variatie in eigendom en individualiteit van kavels en panden is duidelijk herkenbaar. Er is wat verspreide bedrijvigheid en op diverse plekken zijn kleine concentraties van voorzieningen. Vestiging van ambachtelijke niet-hinderlijke bedrijvigheid blijft mogelijk. Deze vorm van bedrijvigheid (bedrijven < 250 m²) zorgt voor een substantiële bijdrage aan de werkgelegenheid in Zaanstad. Daarnaast worden praktijkruimten aan huis gestimuleerd. In totaal wordt uitgegaan van rond de 10 arbeidsplaatsen per hectare. Het voorzieningenniveau is beperkt, maar voldoet aan de eerste basisbehoeften. Het aantal agrarische bedrijven neemt nog steeds af. Het behoud van deze voor het landschap belangrijke bouwmassa's moet worden gestimuleerd. Dit kan worden bereikt door binnen de karakteristieke bouwvolumes woningbouw, eventueel aangevuld met bedrijvigheid, toe te staan.

Nieuw vormen van bedrijvigheid kunnen worden gestimuleerd door;

  • Het inrichten van pleisterplaatsen op strategische plekken aan een aantal recreatieve routes;
  • Het toevoegen van creatieve functies, horeca en cultuur, bij herstructurering;
  • Niet verder laten afnemen van de huidige werkgelegenheid en zorgdragen voor het basisvoorzieningenpakket;
  • Nieuwe concepten zoals het flexibel wonen/werken aangrijpen;
  • Kleinschalige ontwikkelingen als 'kamperen bij de boer' en andere vormen van recreatief gebruik in het landelijke gebied toestaan.

Dorp (de lintbebouwing ten noorden van de Noorderveenweg)

Gebiedskenmerken

Het profiel dorp beschrijft de dorpslinten en de directe bebouwing rond deze linten. De dorpslinten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Zij dragen bij tot het historische besef van de stad en de wens om de dorpen dorps te houden. Dit profiel bevindt zich in de kernen van de oude linten Krommenie, Assendelft en Westzaan en in de oude kernen langs de Zaan; Wormerveer, Zaandijk en Koog.

In een aantal opzichten is het gelijk aan het profiel van de linten, maar dynamischer en met een iets hogere dichtheid van zo'n 30-50 woningen per hectare, en de direct aangrenzende buurten. De dorpen en de linten vormen een ruimtelijke eenheid maar zijn ondanks de verwevenheid nog duidelijk afzonderlijk herkenbaar. De aangrenzende buurten zijn beschreven in 'Tuinstedelijk'. Bovendien zijn de buurten overzichtelijke kleine eenheden en liggen ze onder de invloedsfeer van de linten. Deze buurten maken deel uit van dit profiel. Er is een groot onderscheid tussen de delen van het lint die aan de Zaan grenzen, buitendijks gelegen, en de delen die aan de binnenzijde van de dijken zijn gelegen. De grotere complexen liggen bijna allemaal aan de Zaanzijde. Bij transformatie kan de dichtheid op complexniveau sterk toenemen en ruim boven dichtheid van dit profiel uitkomen.

Openbare ruimte

De openbare ruimte is kleinschalig. De uitstraling is groen, dit wordt ondersteund door de bomen die vaak op eigen terrein staan. Een uitzondering hierop vormen de dijken die gezien hun taak als waterkering minder tot geen boombeplanting kennen. Het groen- en waternetwerk in deze buurten is van oorsprong sterk. Vooral in de vorige eeuw zijn veel van de daarbij behorende kwaliteiten verdwenen. Op een aantal plekken liggen kleinere ontmoetingsplaatsen en dorpspleinen. Deze bijzondere plekken zijn veelal gekoppeld aan kruisingen tussen het groen- blauwe netwerk en het netwerk van de wijk.

Voor de linten langs de Zaan is er een onderscheid tussen de oostzijde en de westzijde. De oostzijde is gericht op routes langs de Zaan afgewisseld met bijzondere plekken aan de Zaan. Voor de westzijde geldt dat vooral bijzondere plekken aan de Zaan worden gemaakt. Voor beide zijden geldt dat deze ontwikkelingen gericht zijn op het netwerk van de aanliggende wijken en het de historische structuren versterkt. Voor het overige zijn de karakteristieken als beschreven bij de linten van toepassing. Behoud en versterking van het bestaande karakter van de openbare ruimte is de basis. De omliggende buurten zijn vergelijkbaar met het profiel van 'tuinstedelijk'. Gestapelde bebouwing komt alleen voor op bijzondere plekken en gerelateerd aan bijzondere huisvestingopgaven, zoals bijvoorbeeld ouderenhuisvesting. Voor het autoverkeer dienen de linten meestal als buurtontsluiting. De uiteinden van de linten zijn vaak zwaar belast. Parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen terrein plaats of als langsparkeren. Bij intensivering wordt ingezet op gebouwd parkeren. De bereikbaarheid per auto is tamelijk goed. De linten vormen de dragers van de langzaam verkeer structuur. De linten vormen voor fietsers lange routes, maar goede oost-west verbindingen ontbreken. Meer oost-west verbindingen zijn dan ook gewenst. De linten zijn over het algemeen aantrekkelijke en sociaal veilige routes. Vervoer over water kan de verbondenheid met de Zaan en de relaties tussen diverse kernen versterken.

Functies

De dorpskernen vormen ook de wijk- en buurtcentra voor de dorpen waar binnen ze liggen. Deze functies zijn doorgaans gelegen aan het lint of zijn daar direct mee verbonden. Van oudsher hebben ze een centrumfunctie en kennen een grotere combinatie van wonen met werkgelegenheid, tussen de 10 en 20 arbeidsplaatsen per hectare.

Bijzonder kenmerkend is, dat op diverse plekken nog grootschalige en (semi-) industriële bedrijvigheid is gemengd door een gebied waar verder de woonfunctie overheerst. Dit geldt met name voor de gebieden langs de Zaan en de Nauernasche Vaart.

Bij herstructurering wordt ingezet op:

  • Behoud en zo mogelijk vergroten van de werkgelegenheid;
  • Zorgdragen voor het in stand houden van een basisvoorzieningenpakket;
  • Vestigen van broedplaatsen, dit vooral in het transitieproces van grootschalige bedrijvigheid naar intensievere werkgelegenheid, in combinatie met wonen. Het behoud van de industriële bebouwing is uitgangspunt. De maat van het gebouw en zijn karakter vormen het uitgangspunt bij transformatie.

Woongebied ( de nieuwbouwwijk Saendelft, alsmede voor het deel van Assendelft-Noord gelegen ten westen van het lint)

Het betreft een gebied met overwegend wonen (globaal 90%). Slechts op enkele locaties bevinden zich (meestal geconcentreerd) voorzieningen. Samen met enige bedrijvigheid aan huis is het aandeel werken tussen de 5 en 15%. De profielen van deze gebiedstypering voor het plangebied betreffen 'Groenstedelijk' en 'Nieuw Tuinstedelijk'.

Groenstedelijk (het winkelcentrum van Saendelft, het gebied rond de Saendelverlaan en het gebied rond het station Krommenie-Assendelft);

Gebiedskenmerken

Het groenstedelijk profiel is een profiel dat nu nog niet voorkomt in Zaanstad. Het wordt ingezet voor de transformatie van gebieden met monotone hoogbouw met als voorbeeld de Kleurenbuurt. Deze buurten vervullen een centrumfunctie voor een groter gebied dan de wijk waar ze deel van uit maken. Bij de transformatie wordt ingezet op een afwisseling van groene en stedelijke ruimtes. De groene ruimtes dienen hierbij als één van de belangrijkste structuurdragers. De wijk is opgebouwd uit stadswoningen (3 a 4 lagen) en middelhoogbouw (5 a 6 lagen) waarbij tenminste gestreefd wordt naar variatie in eigendom en op blokniveau. Op belangrijke of bijzondere plekken is er ruimte voor oriëntatiemogelijkheden zoals hoogbouw met een maximum hoogte van 70 meter. Zo kan een dichtheid worden bereikt van rond de 60-80 woningen per hectare. De bebouwing kent een duidelijke samenhangende architectonische uitwerking waarbij de herkenbaarheid van de buurt een belangrijke opgave vormt.

Openbare ruimte

Sociale samenhang is een belangrijk uitgangspunt. Zowel het wonen als de voorzieningen en bedrijvigheid zijn gericht op de openbare ruimte om zowel de levendigheid als de sociale samenhang te waarborgen. Uitwisselbaarheid en flexibiliteit spelen hierbij een belangrijk rol. Extra aandacht moet worden gegeven aan de relatie tussen de woning en het openbaar gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. Gebouwd parkeren is een opdracht om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen. Gebouwde parkeeroplossingen en bergingen worden afgezoomd door woningen en entrees. Bijzondere openbare ruimtes zijn gekoppeld aan functies als scholen, winkelcentra etc. en zijn duidelijk begrensd en kennen een hogere kwaliteit van de inrichting van deze openbare ruimte. Een groene wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door toegankelijke groene routes, ecologische verbindingen, groene laan profielen, semi-openbare binnenterreinen met een gemeenschappelijk beheer en bijzondere pleinen. Gezocht moet worden naar manieren om water aan de openbare ruimte toe te voegen en zichtbaar te maken in de wijk.

Functies

De voorzieningen zijn geclusterd rond aantrekkelijke openbare ruimtes, die uitnodigen tot verblijf en aan het netwerk zijn aangehaakt. Om een stedelijke atmosfeer te krijgen is er aandacht voor werken aan huis en andere vormen van bedrijvigheid waarbij het aantrekken van buurtoverstijgende functies niet geschuwd wordt. Het gebied is zowel per auto als met het openbaar vervoer goed te bereiken. Gezien de centrumfunctie voor omliggende wijken en buurten is een zeer goede bereikbaarheid per fiets een noodzaak. Het voorzieningenniveau is goed. Naast bedrijvenstrips in combinatie met winkelvoorzieningen kan gedacht worden aan kleinschaliger bedrijvigheid en culturele voorzieningen, maar ook aan bedrijvigheid in multifunctionele gebouwen. Clustering van wijkoverstijgende functies zoals kantoren en gebouwde sportvoorzieningen zijn mogelijk binnen het profiel. Uitgangspunt is een arbeidsplaatsendichtheid van ongeveer 15 per hectare.

Nieuw Tuinstedelijk (het reguliere woongebied van de nieuwbouwwijk Saendelft alsmede het deel van Assendelft-Noord ten westen van de Dorpsstraat)

Gebiedskenmerken

Het nieuw tuinstedelijke profiel is van toepassing op de meeste naoorlogse wijken met een woonprogramma dat voornamelijk uit laagbouw staat. Dit profiel wordt gekenmerkt door een gemiddelde dichtheid van 30-40 woningen per hectare. In deze mono-functionele wijken zijn de voorzieningen geclusterd in winkelcentra. Verder is er nog enige ruimte voor wat geclusterde voorzieningen. Bij transformatie wordt ingezet op het verbinden van de wijkcentra door middel van de voorzieningen, verkeer-, groen- en waterstructuur. Daarnaast is er een grote differentiatie in dichtheden en woontypologieën gewenst.

Hierbij wordt gedacht aan verdichting en gestapelde bouw in de nabijheid van de wijkcentra en bij de aansluiting op stations en/of stadscentrum. Verdunnen op de overgangen naar het landelijk gebied is mogelijk. De wijken bestaan uit architectonische samenhangende buurten die een grote mate van woningdifferentiatie kennen.

Openbare ruimte

De openbare ruimte wordt versterkt door een duidelijke samenhang tussen de groene inrichting van de buurten en de voortuinen. Een groene wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door groene routes, ecologische verbindingen en groene straatprofielen. Gezocht moet worden naar manieren om water aan de openbare ruimte toe te voegen. Dit om de noodzaak tot waterberging vorm te geven en voor het creëren van extra blauw-groene ruimte. De bereikbaarheid is zowel gericht op de auto als het openbaar vervoer. Het fietsnetwerk wordt versterkt om het autogebruik binnen de wijk en de wijken onderling terug te dringen. Sociale samenhang is een belangrijk uitgangspunt.

Extra aandacht moet worden gegeven aan de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. Bij verdichting/gestapelde bebouwing is gebouwd parkeren een wens om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen. Deze parkeeroplossingen worden afgezoomd door woningen en entrees. Bij herstructurering moeten andere, minder dominante parkeeroplossingen voor de auto worden gevonden. Bijzondere openbare ruimtes zijn duidelijk begrensd en kennen een hogere kwaliteit van de inrichting van deze openbare ruimte.

Functies

Naast de wijk- en buurtcentra is er mogelijkheid voor beperkte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, evenals voor enkele verspreide niet-hinderlijke bedrijfjes en multifunctionele gebouwen. Het uitgangspunt is ongeveer 10 arbeidsplaatsen per hectare.

Recreatiegebied binnenstedelijk (de parkjes in Saendelft)

Parken

Gebiedskenmerken

Naast de parken vallen ook de begraafplaatsen en volkstuinen binnen dit profiel. Samen vormen ze een belangrijk onderdeel van het groen-blauwe netwerk in de stad. Het zijn de binnenstedelijke recreatiegebieden.

De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde en de beleving van grootschalig groen in de stad. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik van de grotere parken door een verantwoorde mix van recreatie, educatie en natuurbeleving. Door de individualisering van sport zullen parken steeds meer gebruikt gaan worden door individuele sporters.

Openbare ruimte

Het verbinden van deze binnenstedelijke groene ruimtes onderling en met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden versterkt de ecologische kwaliteit van de stad. Bij herstructurering is de opgave van het verhogen van de gebruikswaarde van de grotere parken. Het behouden van het authentieke karakter van de kleinere oude stadsparken is een belangrijke opgave.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012

Op 1 juni 2012 is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012 (hierna: nota) door de raad vastgesteld. Deze nota is bedoeld om een verantwoorde, eenduidige afweging te kunnen maken over uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning (hierna: woningen) en hierbij horende bouwwerken zoals aanbouwen e.d. In de nota zijn standaardregels opgenomen voor uitbreidingen en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.

De nota heeft betrekking op:

  • vergroting van het hoofdgebouw;
  • plaatsing en omvang van bijgebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde (o.a. arfafscheidingen, sport- en speeltoestellen en vlaggenmasten);
  • dakkapellen.

De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijk grondgebied. De nota is niet van toepassing op woonschepen, woonwagens, recreatiewoningen, appartementencomplexen, monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten). Er is tenslotte bijzondere aandacht in de nota voor panden met een 'bijzonder bouwvolume en architectuur'. Dit zijn panden met een bijzonder bouwvolume (rond, trapezium, etc.) en bijzondere bouwtypologieën zoals benoemd in de welstandsnota. Voorbeelden hiervan zijn de typologieën 'Rijke Zaanse Huizen, 'Eenvoudige Zaanse Huizen', Stolpen', 'Kapbergen', 'Historische fabrieken' en 'Molens'.

De nota dient als basis voor de actualisatie van bestemmingsplannen en de welstandsnota. Voor zover mogelijk zijn de objectief meetbare zaken van de nota in het bestemmingsplan verwerkt. Het gaat daarbij om het vergroten van het hoofdgebouw (achterwaarts), dakkapellen, erkers, bijbehorende bouwwerken, dakterrassen en erfafscheidingen. Deze zijn grotendeels bij recht als bouwmogelijkheid opgenomen. Hiermee is voor een kleiner aantal gevallen van een (kleinschalige) uitbreiding bij wonen een aparte planologische procedure noodzakelijk. Een aantal onderdelen uit de nota zijn vergunningvrij. Dit betreft o.a. de bouwwerken ten behoeve van een zwembad, whirlpool, jacuzzi, vijver, keermuur, sport- en speeltoestellen en dergelijke.

Overigens is het onder sommige omstandigheden mogelijk van de in het bestemmingsplan gestelde regels af te wijken. In de meeste situaties gaat het om gevallen waarbij sprake is van een trendsetter of een medische indicatie. Onder een trendsetter van een dakkapel of dakopbouw wordt verstaan een als zodanig door de Welstandscommissie aangewezen plan in hetzelfde bouwblok of een bij gelijke architectuur in de nabije omgeving vergund bouwwerk dat al is gerealiseerd, maar dat afwijkt van de mogelijkheden in het bestemmingsplan. Ook bij andere bouwwerken kan er sprake van zijn dat burgemeester en wethouders afwijken van het bestemmingsplan. Bij een procedure tot afwijken zal in ieder geval getoetst worden of er geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • de bezonningssituatie op aangrenzende percelen;
  • de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
  • het bebouwingsbeeld;
  • het ensemble;
  • de verkeerssituatie.

4.2.2 Welstand

De meest recente versie van de welstandsnota is op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Onder meer zijn gebiedsgerichte welstandscriteria aangegeven. Heel Zaanstad is onderverdeeld in verschillende gebieden die afzonderlijk ruimtelijk (functioneel) geanalyseerd, getypeerd en beschreven zijn. Daarbij zijn vervolgens criteria aangegeven die bij het welstandstoezicht van belang zijn. In de welstandsnota worden ook criteria voor specifieke bouwwerken genoemd zoals Zaanse huizen, houten pakhuizen en loodsen, stenen pakhuizen en fabrieken.

Aanvragen van bouwvergunningen zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota. Een doel van de nota is ook om tot een eenduidig en samenhangend toetsingskader en beleid te komen, maar ook om als inspiratiebron te dienen voor degenen die (bouw)plannen maken.

4.2.3 Zaans Afwegingskader Hoogbouw

Het Zaans Afwegingskader Hoogbouw (ZAH) bevat een afwegingskader om toekomstige hoogbouwinitiatieven te kunnen toetsen. Het doel van het ZAH is een instrument in handen te hebben waarin vastligt hoe de gemeente procesmatig en inhoudelijk omgaat met hoogbouwinitiatieven.

De definitie van hoogbouw in het ZAH is gebaseerd op de definitie die het bouwbesluit hanteert: Hoogbouw is een verticale bouwvorm, bestaande uit meer dan vier gestapelde bouwlagen (met een minimale bouwhoogte van 12 meter), waarvan het programma ook in horizontale vorm uitgevoerd kan worden. Zodoende zijn zendmasten, lichtmasten, windturbines etc. uitgesloten (deze zijn niet in horizontale vorm te realiseren) en maken geen deel uit van het afwegingskader.

Hoogbouw is geen doel op zicht. Zaanstad wil zich niet profileren als 'hoogbouwstad'. Dit betekent niet dat er geen gebouw is of kan komen, het betekent dat de afweging voor wel of geen hoogbouw gemaakt wordt binnen de bestaande beleidskaders. In het ZAH worden deze kaders benoemd.

Belangrijk instrument in het beoordelen van hoogbouwinitiatieven is het Adviesteam Hoogbouw. Hierin hebben een aantal deskundigen zitting (extern en intern), onder voorzitterschap van de gemeente. Hoogbouwinitiatieven worden door het adviesteam voorzien van een positief of negatief advies. Daarna wordt het initiatief in de wijk getoetst. Beide adviezen gaan naar het college dat besluit of een initiatief doorgang vindt of niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0026.jpg"

Het plangebied in het Zaans Afwegingskader Hoogbouw

In bovenstaande afbeelding zijn op hoofdlijnen de uitgangspunten uit het ZAH voor het plangebied in beeld gebracht. In het ZAH wordt Zaanstad in drie gebieden (kaartbeelden) verdeeld;

  • I. Beschermen wat goed is; In dit gebied is geen hoogbouw gewenst.
  • II. Ruimte bieden waar het kan; Hoogbouw is mogelijk, zodanig dat het passend is binnen het programma en de stad én positieve advisering heeft van het Adviesteam hoogbouw;
  • III. Maatwerk leveren waar het nodig is; In principe geen hoogbouw, tenzij zorgvuldig is aangetoond dat het betreffende initiatief een meerwaarde voor de stad is én positieve advisering heeft van het Adviesteam hoogbouw.

4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

4.3.1 Archeologie

4.3.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.

4.4 Wonen

4.4.1 Woonvisie

De Raad van de gemeente Zaanstad heeft op 22 januari 2009 de woonvisie vastgesteld. Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool met Amsterdam als kern te worden. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. Bij nieuwe ontwikkelingen zullen de beleidsopgaven vanuit deze visie nagestreefd worden.

4.4.2 Woonschepennota

De Woonschepennota 2010 spreekt zich positief uit over het wonen op het water in woonschepen en geeft hiermee o.a. invulling aan het bepaalde in artikel 88 van de Huisvestigingswet. De nota bevat een actualisatie van het bestaande woonschepenbeleid en speelt daarnaast in op nieuwe inzichten en ontwikkelingen op het gebied van wonen op het water. De nota zet niet in op nieuwe initiatieven voor nieuwe ligplaatsen. Volstaan wordt met de mogelijkheid van verdichten van bestaande locaties of binnen bestaande locaties het aantal ligplaatsen uit te breiden of om knelpunten op te lossen. Indien noodzakelijk dan vormen De Woonschepennota en de Woonschepenverordening samen de basis voor de uitvoering van toezicht en handhaving.

4.4.3 Nieuw fundament, funderingsbeleid particuliere woningen 2010-2020

Zaanstad heeft een omvangrijke voorraad particuliere vooroorlogse huurwoningen. Deze nota formuleert betaalbaar en integraal beleid om de omvangrijke en gecompliceerde funderingsproblematiek beter beheersbaar te maken. De nota biedt samenhang in het realiseren van drie doelstellingen;

  1. 1. Garanderen van een minimale bouwkundige kwaliteit van woningen;
  2. 2. Bijdragen van verbetering van de woonkwaliteit en de leefbaarheid van buurten;
  3. 3. Het mogelijk maken van realisatie van werken in de openbare ruimte.

De raad heeft in januari 2010 gekozen voor het scenario van een 'faciliterende overheid'. Kenmerken hiervan zijn;

  • Kiezen voor een gebiedsgerichte werkwijze waarbij de planning van werken in de openbare ruimte leidend is;
  • Vergroten van de toezichthoudende rol van de gemeente;
  • Een meer evenwichtiger inzet van de dwingende en helpende hand;
  • Het leggen van een sterker accent op de verantwoordelijkheid van de eigenaar van het pand;
  • Andere belanghebbenden aanspreken.

Voor dit bestemmingsplan kunnen bovenstaande punten van belang zijn of worden voor het woningbestand langs de Dorpsstraat of het woongebied ten noorden gelegen zoals deze binnen de plancontouren vallen. Omdat er binnen deze woongebieden geen funderingsproblemen bekend zijn, heeft het ook geen status als onderzoek- of actiegebied.

4.5 Bedrijvigheid

4.5.1 Economische structuurvisie

Zaanstad wil een aantrekkelijke gemengde woon-werkstad blijven en zet in op de ontwikkeling naar een meer gedifferentieerde economie. Dit wil zij bereiken door een kwalitatieve versterking van de bestaande economie, zowel fysiek als digitaal, en het leggen van accenten op een moderne schonere economie; creatieve bedrijvigheid, toerisme, logistiek, food, innovatie en kennis. Daarbij wordt het vestigingsklimaat aantrekkelijker gemaakt door het verbeteren van de bereikbaarheid voor het Zaanse bedrijfsleven en het beter benutten van Zaanstads unieke ligging dichtbij Amsterdam, internationale luchthavens en luchthaven Schiphol. Binnen deze uitwerking van de economische structuurvisie ziet Zaanstad ruimte voor een nadrukkelijker rol van het bedrijfsleven, conform het collegeprogramma 'Wederzijds Aanspreekbaar'.

De ruimtelijke en economische structuurvisies zijn nauw met elkaar, en de al eerder vastgestelde sociale structuurvisie, verbonden. Samen vormen deze documenten de drie richtinggevende kaders voor het gemeentelijk beleid van Zaanstad in de komende tien jaar. De concrete uitwerking van de economische en ruimtelijke structuurvisies vindt grotendeeld plaats binnen het programma 'Zaan/IJ'. Hiermee wordt gewerkt aan Zaans Evenwicht; het versterken van Zaanstad als goed plek om te wonen, werken en recreëren.

De Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Het dient als afwegingskader en biedt uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. Er is geen directe consequentie voor het plangebied Saendelft. Deelnota's die hangen onder de structuurvisie kunnen dit wel hebben. Deze worden in het volgende hoofdstuk besproken.

4.5.2 Bedrijven in woonhuizen

Het Bedrijf-aan-huisbeleid van de gemeente Zaanstad bestaat uit twee componenten. In de eerste plaats is in onze brief aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland van 29 september 1987 het beleid omtrent “Bedrijven in woonhuizen en ruimtelijke ordening” vastgelegd. Onderdeel van die brief vormen de randvoorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de toepassing van de door de raad van de gemeente Zaanstad in januari 1983 vastgestelde “Richtlijnen onttrekking woonruimte aan haar bestemming”. Deze twee componenten zijn samengevoegd in een bijlage die is gevoegd bij de door de gemeenteraad op 29 januari 1998 vastgestelde 'Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening'.
Het aldus geformuleerde gemeentelijke beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: Ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo’n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal eenderde van de vloeroppervlakte van het woonhuis.

De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe ook kleinschalig is en ondergeschikt blijft en die geen aanzet is tot een verdere verdringing van de woonfunctie.

De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is.

4.5.3 Structuurvisie retail-leisure

De ambitie van Zaanstad is het vervullen van een brede en complete verzorgingsfunctie en het bieden van een gezond ondernemersklimaat.

  1. 1. Wijk- en buurtniveau

De voorzieningen op wijk- en buurtniveau moeten zoveel mogelijk geclusterd worden om een hart voor de wijk of buurt te creëren. Het gaat hierbij niet alleen om detailhandel, maar ook om gezondheidszorg, onderwijs, sociaal culturele voorzieningen en dergelijke. Wijk- en buurtwinkelcentra moeten op korte afstand van de woning liggen en vanuit de woning makkelijk bereikbaar zijn. Inzet is behoud en versterking van een fijnmazige detailhandelsstructuur. Bovendien moeten deze centra voldoende parkeerplaatsen bieden en er aantrekkelijk uit zien. Centrum Kaaikhof past in dit beeld.

  1. 2. Grootschalige supermarkten

Voor het accommoderen van grootschalige supermarkten moet gericht onderzoek worden gedaan naar de geschiktheid van mogelijke vestigingslocaties en de consequenties hiervan voor het verzorgingsniveau in buurten en wijken.

4.5.4 Aanpak toerisme Zaanstreek

Het Aanpakplan Toerisme Zaanstreek 2007-2010 is een gezamenlijk product van de Zaangemeenten Zaanstad, Wormerland en Oostzaan, dat tot stand is gekomen in overleg met brancheverenigingen en een platform van toeristische ondernemers.

Vanaf 2011 werken Zaanstad en Wormerland samen aan versterking van de economische structuur van de Zaanstreek waarbij de kansrijke groeisector toerisme en recreatie wordt gezien als economisch speerpunt. Een stevig verankerd toeristisch beleid moet zorgen voor méér bezoekers, een langere verblijfsduur, méér inkomsten en werkgelegenheid en een duidelijker imago. Daarnaast biedt het méér draagvlak voor het voorzieningenaanbod. Hierdoor worden de uitstraling en het imago van de Zaanstreek positief beïnvloed. Uitgangspunt voor economische/toeristische versterking zijn de kernwaarden van Zaanstad en Wormerland; Industrieel erfgoed, Water en groen en de gunstige ligging in de Metropool Amsterdam

Het Zaanse toeristische beleid richt zich op de bijzondere kwaliteitskenmerken van de Zaanstreek, met name de unieke combinatie van stedelijke en landschappelijke aspecten en het contrast tussen de vele industriële monumenten en het groene, waterrijke landschap.

Vanuit de ontwikkellijnen Stimulering (regionale stimuleringprojecten, toeristische promotie en Marketing en netwerkontwikkeling) en Facilitering ( enerzijds fysieke en digitale bereikbaarheid en toegankelijkheid, anderzijds bevordering van toeristisch aanbod, voorzieningen en verblijfsaccommodaties)

In samenhang met deze ontwikkellijnen wordt een aantal maatregelen genomen om de toeristische infrastructuur te verbeteren, onder andere door de aanleg van steigers in de Zaan en het creëren van nieuwe wandel- , fiets- en vaarroutes die worden aangevuld met toeristische bewegwijzering en routeplanners, de opzet van (regionale) vaarverbindingen en uitbreidingen op het gebied van regionaal openbaar vervoer.

4.6 Maatschappelijke Voorzieningen

4.6.1 "Sociaal perspectief Zaanstad" Sociale structuurvisie 2009-2020

De sociale structuurvisie is vastgesteld door de raad op 19 maart 2009. In de sociale structuurvisie is de sociale ambitie van Zaanstad vastgelegd. Zaanstad manifesteert zich binnen de metropoolregio Amsterdam als een sociale stad, waar iedereen de kans krijgt zich te ontwikkelen, waar niemand wordt uitgesloten, waar bewoners goed met elkaar om gaan en waar voor iedereen wat te doen is.

De opgave die hieruit volgt is dat Zaanstad dus niet alleen ervoor moet zorgen dat de kwetsbare groepen worden ondersteund, maar er dient ook ruimte te worden geboden aan talenten. Zaanstad moet een aantrekkelijke stad blijven door de midden- en hogere inkomens aan te trekken en te behouden en haar positie te bepalen in de metropoolregio.

Vanuit de Sociale structuurvisie is het voor Saendelft van belang dat er voldoende voorzieningen aanwezig zijn in de wijk. Voor jongeren ontbreken zowel de voorzieningen als de (openbare) ruimte voor talentontwikkeling. Ook de onderwijsvoorzieningen (inclusief brede school) hebben te maken met een enorme krapte. Zoals het er nu uit ziet, kan dit op termijn gecompenseerd worden in Kreekrijk. De krapteproblematiek geeft wel de noodzaak aan om waar mogelijk brede bestemmingsmogelijkheden te creëren. Onder de term 'maatschappelijke doeleinden' kunnen zowel scholen als welzijnsvoorzieningen mogelijk gemaakt worden. Ontmoetingen en talentontwikkelingen kunnen zo beter gefaciliteerd worden.

4.6.2 Wmo Beleidsplan 2011-2015

Het belangrijkste doel van dit beleidsplan is dat inwoners en instellingen van Zaanstad met elkaar een samenleving vormen waarin iedereen zo zelfstandig mogelijk kan functioneren. Zaanstad gaat hierbij, nog meer dan voorheen, de eigen kracht van inwoners aanspreken en stimuleren. Door een effectieve ondersteuning van inwoners die dat nodig hebben, kunnen ze hun zelfredzaamheid vergroten. Het beleidsplan heeft als uitgangspunten 'wederzijds aanspreekbaar', 'klant centraal', 'wijkgerichtheid' en 'integraliteit'.

Het beleidsplan is opgebouwd uit vijf integrale thema's:

  1. 1. Ondersteuning van vrijwilligers(organisaties) en mantelzorgers;
  2. 2. Levensloopbestendige wijken;
  3. 3. Kansen voor kinderen en jongeren;
  4. 4. Zinvolle dagbesteding bieden, meedoen, eenzaamheid terugdringen;
  5. 5. Zorg voor de kwetsbare inwoners.

Binnen ieder thema wordt aangegeven welke ontwikkelingen er zijn, welke ambities de gemeente heeft en welke acties zij gaat ondernemen om die ambities te realiseren. De bestaande situatie in Saendelft schiet vooral tekort op thema 3. Zowel de voorzieningen als de openbare ruimte bieden onvoldoende ruimte aan de oudere jeugd.

4.6.3 Meerjarenplan 2009-2015, Woonservicewijken Zaanstad

Een woonservicewijk is een wijk waar mensen zelfstandig kunnen blijven wonen, ook als zij minder mobiel zijn of zorg nodig hebben. Het uitgangspunt is om in een woonservicewijk te komen tot een integraal aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn voor de doelgroep ouderen en mensen met een beperking.

Een woonservicewijk ziet er als volgt uit; het is een wijk waar informatievoorziening op het gebied van wonen, zorg en welzijn aanwezig is, waar de openbare ruimte toegesneden is op de minder mobiele gebruiker, waar de openbaar vervoersdiensten beschikbaar en bruikbaar zijn, waar zorg aan huis geleverd wordt en waar er voldoende toegankelijke en veilige woningen zijn waarin, indien nodig, ook zorg geboden kan worden. Hoewel Saendelft nu niet op de agenda staat om getransformeerd te worden tot een woonservicewijk, bevat de notitie de aanbevelingen om kansen te benutten, bijvoorbeeld door bij herinrichting in het kader van onderhoud en beheer, dit meteen volgens de uitgangspunten van een woonservicewijk te doen.

4.6.4 Nota Gezondheidsbeleid 2008-2012

Centraal doel in de Nota Gezondheidsbeleid 2008-2012 is het verbeteren van de volksgezondheid in Zaanstad en het verkleinen van de gezondheidsverschillen binnen de bevolking. De gezondheid van de inwoners van Zaanstad kan worden verbeterd door het positief beïnvloeden van gezondheid en gezondheidsbeleving, het bevorderen van een gezonde levensstijl, het werken aan een gezondere sociale en fysieke omgeving en het verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Door middel van het ontwikkelen van gezondheidsprofielen worden gezondheidsprioriteiten benoemd. Voor de periode 2008-2012 zijn dat overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, opvoedingsproblematiek, roken, drugsgebruik en depressie/eenzaamheid.

De nota Gezondheidsbeleid hangt nauw samen met het Wmo beleidsplan. Ze hebben raakvlakken en overlap; mensen die open staan voor actieve deelname en betrokkenheid bij de maatschappij voelen zich gezonder en een goede gezondheid maakt deelname aan het maatschappelijke leven mogelijk. Overstijgend doel is het bevorderen van de kwaliteit van leven van burgers.

Voor Saendelft geldt dat er steeds aandacht moet blijven voor voldoende speelplekken zodat het bewegen van kinderen wordt bevorderd. Ook veilige langzaam-verkeer-routes behoeven aandacht om te stimuleren dat kinderen zoveel mogelijk lopend of fietsend naar school worden gebracht.

4.6.5 Beleidskader Jeugd en Onderwijs 2011-2016: 'Oog voor jongeren'

Het beleidskader voor jeugd en onderwijs is op 27 januari 2011 vastgesteld door de gemeenteraad en formuleert de volgende ambitie voor het jeugd- en onderwijsbeleid: Zaanstad wil dat de jongeren veilig en gezond opgroeien, wil jongeren kansen bieden om hun talenten te ontwikkelen, een goed opleidingsniveau te behalen en perspectief te hebben op een baan en eigen inkomen. Ook wil Zaanstad zich aan jongeren verbinden door voor en samen met hen een goed woon-, leef-, leer- en werkomgeving te creëren.

Het beleidskader wil participatie van jongeren bevorderen en overlast voorkomen/bestrijden. Hier geldt hetzelfde als bij de sociale structuurvisie; er is ruimte nodig voor jongeren om gezond en veilig op te groeien, talenten te ontwikkelen en elkaar te kunnen ontmoeten.

4.6.6 Onderwijs(huisvesting)

De gemeente heeft op grond van de Wet op Primair Onderwijs (WPO), Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Wet op de Expertisecentra (WEC) de plicht om te zorgen voor voldoende schoolgebouwen. Deze verplichting strekt zich uit over zowel de capaciteit, spreiding over de stad als de onderhoudstoestand. Daaruit volgt dat schoolgebouwen op enige termijn vervangen, uitgebreid of gerenoveerd moeten worden.

Vanwege de kwetsbaarheid van de gebruikers van deze gebouwen worden de eisen aan schoolgebouwen steeds strenger, met een grote invloed op de mogelijkheden om deze gebouwen stedenbouwkundig goed in te passen in de bestaande stad. Het gevolg kan zijn dat nieuwe gebouwen niet meer op de oude schoollocatie gebouwd kunnen worden.

Saendelft is één van de wijken waar op korte termijn behoefte is aan meer schoolcapaciteit; hier wordt momenteel niet voldaan aan het gemeentelijk beleid. 40% van de bewoners is jonger dan 20 jaar. In park oost is momenteel een semi-permanente onderwijslocatie gerealiseerd, ter vervanging van de tijdelijke locatie op de zogenaamde 'Forbo-strook'. Aangezien de realisatie van deze school en het bijbehorende schoolplein consequenties heeft voor de waterhuishouding in dit gebied zal er extra oppervlaktewater gerealiseerd worden nabij de nieuw te bouwen school in Kreekrijk.

Vanuit maatschappelijk oogpunt (en de sociale doelstellingen) is het zeer wenselijk dat juist in Saendelft de schaarse mogelijkheden voor 'maatschappelijke doeleinden' in de toekomst benut kunnen worden.

4.7 Groen , Sport En Speelruimte

4.7.1 Nota sportbeleid - Zaankanters in beweging

De missie van het sportbeleid is dat we werken aan een samenleving waar iedereen zich thuis voelt en waar gewaakt wordt voor het lichamelijke en psychische welzijn van ons allemaal. Sport is daarbij een speerpunt omdat sport mensen motiveert, activeert en bindt. Inzetten op versterking van de sociale cohesie zien we daarbij als een overkoepelende meerwaarde. We willen steun geven waar dat nodig is. Uitgangspunt is het vertrouwen in de eigen kracht en het initiatief van de samenleving. Kansrijke projecten en initiatieven zijn welkom en krijgen de ruimte, maar hebben niet per se de inzet van de gemeente nodig. Samen met partijen in de samenleving willen we werken aan de participatie en ontplooiing van die groepen, die extra inzet nodig hebben.

De gemeente erkent dat er in de verschillende gebieden sprake is van verschillende problematiek, terwijl er ook binnen de afzonderlijke gebieden weer verschillen zijn. Maatwerk is een vereiste. Bij de afweging welke initiatieven steun krijgen en welke activiteiten worden vorm gegeven speelt de opgave in het gebied een belangrijke rol.

De gemeente vindt het belangrijk dat voor elk gebied voldoende sportaanbod aanwezig is. Dit betekent niet dat al het sportaanbod ook per se in de wijk gerealiseerd wordt.

Ten aanzien van accommodaties vindt de gemeente het belangrijk dat het gebruik van de sportaccommodaties is geïntensiveerd en er geen sprake meer is van langdurige leegstand. Daarnaast moeten alle accommodaties goed toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Onder vernieuwing van de georganiseerde sport verstaan we een grotere samenwerking met onderwijs, het vergroten van het activiteitenaanbod van verenigingen en het inzetten van combinatiefuncties. Op accommodatiegebied betekent vernieuwing ook het zoeken van een flexibel en aanvullend aanbod zoals het 'sportcentrum nieuwe stijl' waarbij parkmanagement een belangrijke rol speelt en het aanbod tegemoet komt aan de gedifferentieerde vraag naar mogelijkheden om te sporten. Het sportcomplex moet een aantrekkelijke voorziening worden met een veelkleurig en veelsoortig gebruik. De verenigingen krijgen daarbinnen alle ruimte om hun core business, het aanbieden van de eigen sport of sporten, waar te maken. Wanneer nieuwe accommodaties worden gerealiseerd zal gekeken worden naar mogelijkheden om te voldoen aan de eisen die gelden voor internationale wedstrijden.

De volgende ruimtelijke ontwikkelingen vinden plaats voor de buitensport:

  1. 1. de voorbereiding voor de realisatie van een nieuw sportpark in De Omzoom;
  2. 2. renovatie en aanleg kunstgrasvelden op sportpark Provily;
  3. 3. realisatie van sportpark de Kuil.

4.7.2 Nota sportaccommodatie

In 2008 heeft het college de nota sportaccommodaties 'Sport klaar voor de toekomst' en de nota sportbeleid 'Zaankanters in beweging' vastgesteld. De ruimtelijk relevante onderdelen staan in de nota sportaccommodaties. Daar wordt per sportpark aangegeven wat de toekomstplannen zijn en of het sportpark op de huidige plek blijft bestaan. De belangrijkste ontwikkelingen op dit gebied zijn:

  • verplaatsing voetbalvereniging VVZ van sportpark Oostzijderveld naar nieuw te realiseren sportpark de Kuil (Kuilpad);
  • verplaatsing atletiekvereniging Lycurgus van sportpark Provily (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom;
  • verplaatsing korfbalvereniging Hoger Op en base/softbalvereniging Cromtigers van sportpark Slibkuil (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg);
  • onderzoek naar verplaatsing van voetbalvereniging Blauw Wit (West Knollendam) naar nog nader te bepalen locatie.

4.8 Kantoren

4.8.1 Structuurvisie kantoren Zaanstad en Notitie schaarstebeleid kantoren

Kern van de structuurvisie is dat Zaanstad zoveel mogelijk moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Zaanstad dient een schaarstebeleid te voeren: grootschalige kantoorontwikkeling is exclusief voorbehouden aan Inverdan. Voor kleine, lokaal gewortelde of georiënteerde bedrijven moet er in gelimiteerde mate ruimte voor kantoorvestigingen elders (Zaanstad-noord) worden geboden. Het moet dan gaan om kleine kantoren tot een maximumvolume en niet op risico. Het gaat hierbij om maximaal 1.500m² bvo per jaar, met een maximumgrootte per vestiging van 500m² (bij uitbreiding 750m²). Kantoorpanden zijn slechts voor eigenbouw of tenminste 75% aantoonbaar voorverhuurd. Concurrentie voor Inverdan vanuit bedrijventerreinen dient beperkt te worden. Daarbij dient paal en perk te worden gesteld aan de vrije verhuur van kantoorruimte bij bedrijfsruimte. Binnen het plangebied zijn de locaties Poort Clam Dycke en VVZ mogelijk geschikt voor een substantiële kantoorontwikkeling. Op beide locaties kan maximaal 10.000 m² kantoor worden ontwikkeld.

4.9 Detailhandel

4.9.1 Notitie PDV/GDV

Naar verwachting wordt in 2012 een notitie grootschalige detailhandel ter besluitvorming aan het College aangeboden. Zaanstad kent op haar perifere locaties nu alleen de mogelijkheid van PDV. PDV staat voor Perifere Detailhandels Vestiging. PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen binnen de branches die door het Rijk zijn beperkt. Deze worden nader gedefinieerd als auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en wooninrichting waaronder meubelen. In de loop van de tijd zijn hieraan ook kampeer- en outdoorartikelen toegevoegd. In de notitie wordt ingegaan op de wenselijkheid van het toestaan van GDV op perifere locaties. GDV staat voor grootschalige detailhandels vestiging. Bij GDV- winkels is niet het volume van het artikel bepalend, maar de omvang van de winkel. Het gaat om winkels met een vloeroppervlak van minimaal 1.500 m2.

4.10 Horeca

4.10.1 Beleidsregels ondersteunende horeca

Bij de vraag of in een concreet geval sprake is van ondergeschikte horeca wordt getoetst aan de door de burgemeester en wethouders vastgestelde 'Beleidsregels ondersteunende horeca'. In deze beleidsregels is een aantal bestemmingen genoemd waarin ieder geval sprake kan zijn van ondergeschikte horeca, zoals sport, maatschappelijk en cultuur & ontspanning. Voor ondergeschikte detailhandel gelden dezelfde uitgangspunten als voor ondergeschikte horeca.

Er is sprake van ondergeschikte horeca en detailhandel als:

1. de horeca-/detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en deze niet meer dan 25% van de totale oppervlakte beslaat met een maximum van 100 m2;

2. de openingstijden afgestemd zijn op de openingstijden van de hoofdactiviteit;

3. er geen sprake is van een aparte ingang (de toegang tot de horeca-/detailhandelsactiviteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit)

Verder mag de activiteit niet worden uitgevoerd door derden, mag geen alcohol worden geschonken en mag er geen aparte reclame voor worden gemaakt. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld het ijsje op de kinderboerderij of een drankje in de sportkantine.

4.11 Verkeer

4.11.1 Zaans Verkeer en Vervoer Plan (ZVVP)

Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad met een overgrote meerderheid het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.

4.11.2 Verkeersplan

Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van de categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.

De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.

In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.

4.11.3 Openbaar vervoervisie concessiegebied Zaanstreek

Op 9 oktober 2003 is de Openbaar vervoervisie concessiegebied Zaanstreek (OV-visie) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Hierin is het openbaar vervoerbeleid van de gemeenten Oostzaan en Zaanstad vastgelegd.

De gemeente Zaanstad is zelf niet bevoegd voor het openbaar vervoer; het ROA is de formele opdrachtgever. Om bij de aanbesteding van het openbaar busvervoer Zaanse wensen in te kunnen brengen, is in de OV-visie een ideaal openbaar vervoernetwerk geschetst. De basis van het ideale busnetwerk wordt gevormd door ontsluitende lijnen die de woongebieden met het ziekenhuis, het centrum van Zaandam en de knooppunten verbinden. Daarnaast zijn er verbindende buslijnen die inwoners over grotere afstand snel vervoeren. In de spitsuren zijn er lijnen die de woongebieden rechtstreeks met een aantal belangrijke werkgelegenheidsgebieden verbinden.

In late avonduren is er een aangepast net. Naast deze reguliere lijnen acht de gemeenteraad ook een collectief vraagafhankelijk vervoersysteem (CVV) zeer wenselijk.

4.11.4 Fietsnota

Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.

Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.

De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen.

4.12 Kabels En Leidingen

4.12.1 Nationaal Hoogspanningsbeleid

Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.

4.12.2 Hoogspanningslijnen-zakelijk recht

Op de strook grond of water onder de hoogspanninglijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. De strook, ook wel zakelijkrecht strook, veiligheid strook of belemmerde strook genoemd is 72 m breed ( 2x 36m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de “Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974 “ en de “Veiligheid- voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen” van Tennet.

4.12.3 Hoogspanningslijnen en gezondheid

De stroom die door hoogspanningsleidingen loopt veroorzaakt een elektromagnetisch veld. De sterkte van dit veld is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid stroom die wordt getransporteerd en de afstand tot de draden. Voor de maximale sterkte van een magnetisch veld zijn geen wettelijke normen. Het elektromagnetische veld dat rondom de hoogspanningsverbinding bestaat is wellicht schadelijk voor de gezondheid.

Om schade door blootstelling aan bovengrondse hoogspanningsleidingen te voorkomen voert het Rijk voorzorgsbeleid uit. Zij adviseert om zo min mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen zich langdurig binnen de magneetveldzone van 0,4 microtesla (µT) zijn (afhankelijk van het soort hoogspanningsverbinding een afstand van minimaal 30 tot 200 meter).

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen in de buurt van bestaande woningen en om de bouw van woningen in de buurt van bestaande hoogspanningsverbindingen. Voor bestaande woningen in de buurt van hoogspanningsleidingen geldt geen advies. Dit schrijft het Rijk in het Advies over hoogspanningslijnen (2005) en in de Brief aan gemeenten met verduidelijking advies hoogspanningslijnen (2008).

Verder hanteert het Rijk een advieswaarde van maximaal 100 µT op maaiveld niveau ter voorkoming van korte termijn effecten. Dit is het door de Europese Unie aanbevolen niveau voor magnetische veldsterkte.

4.12.4 Nota kleine windturbines

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.

In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'.

In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.

4.13 Overige Onderwerpen

4.13.1 Coffeeshopbeleid en Prostitutiebeleid Zaanstad

In het coffeeshopbeleid en het prostitutiebeleid Zaanstad (vastgesteld in mei 1999 en september 2000) wordt een beleid gevoerd dat het aantal coffeshops en seksinrichtingen maximeert (maximumstelsel). Saendelft behoort niet tot de gebieden waarin dergelijke inrichtingen zijn toegestaan.

4.13.2 Grootschalige reclamemasten

Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 meter en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.

Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit. Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.

Hoofdstuk 5 Uitgangspunten En Ontwikkelingen

5.1 Algemeen

Het plangebied beslaat een deel van de gemeente Zaanstad dat hoofdzakelijk uit woongebied bestaat. Het bestaat voor het grootste deel uit relatief nieuw gebouwd en nog te bouwen gebied (Saendelft) en een kleiner deel reeds langer bebouwd gebied (Assendelft Noord). Voor de toekomst wordt voorzien dat het gebied deze functie hoofdzakelijk zal behouden en wordt weinig dynamiek verwacht. Een uitzondering hierop betreffen de laatste onderdelen van Saendelft die nog in ontwikkeling zijn. Deze worden middels het opnemen van een uitwerkingsplicht voor de betreffende locaties in het nieuwe bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Gezien het feit dat de hoofdfunctie van het gebied bestendigd wordt, worden de voor het gebied van toepassing zijnde uitgangspunten uit de gebiedsprofielen uit de RuimtelijkeStructuurvisie Zichtbaar Zaans bij het realiseren van het bestemmingsplan aangehouden.

5.2 Stedenbouwkundige Aspecten

5.2.1 Algemeen

Het beleid van de gemeente Zaanstad is erop gericht het onderscheidende en unieke karakter van de buurten en landschappen te behouden en uit te buiten. Het stedenbouwkundig ensemble en het bebouwingsbeeld spelen hierin een belangrijke rol. Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door de in het algemeen langs een wegzijde of binnen een cluster aanwezige gevelbreedten, kavelgrootten, grondvlakken, goot- en nokhoogtes, voorgevelrooilijnen - die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en openbare ruimte -, nokrichting, kapvormen, de maaswijdte tussen bouwwerken en de mate van contact vanaf het openbaar gebied naar het open achterland.

Wanneer deze verschillende fragmenten door hun onderlinge relatie een zekere ruimtelijke samenhang vertonen spreekt men van een ensemble. Dankzij deze ruimtelijke samenhang zijn ensembles herkenbaar en hebben ze als (potentieel) harmonisch geheel een zekere stedenbouwkundige waarde

Hoe meer ruimtelijke samenhang, hoe hoger de stedenbouwkundige waarde vanuit het ensemble, des te kwetsbaarder voor ontwikkelingen die directe invloed hebben op de begrenzing van het openbaar gebied. Uitbreiding van het hoofdvolume heeft in het algemeen meer invloed op de openbare ruimte dan ondergeschikte toevoegingen aan het hoofdgebouw zoals erkers en aanbouwen.

5.2.2 Uitgangspunten

De stedenbouwkundige uitgangspunten kunnen worden verdeeld in uitgangspunten ten behoeve van deelgebied Assendelft Noord en uitgangspunten ten behoeve van de deelgebieden Waterrijk en Parkrijk.

Assendelft Noord

Dit deel van Saendelft bestaat op zijn beurt ook weer uit twee delen, namelijk de bebouwing direct aan het bebouwingslint van de Dorpsstraat en het woonwijkje 'de Spoorbuurt' ten westen van het lint.

  • De bebouwing langs het lint ten zuiden van de Noorderveenweg valt in het gebiedsprofiel 'Lint', het stuk ten noorden van de Noorderveenweg valt in het gebiedsprofiel 'Dorp'. Voor het lint valt in zijn algemeenheid te stellen dat de bebouwing hoofdzakelijk bestaat uit gedifferentieerde, kleinschalige woonbebouwing die gericht is op het lint. Het uitgangspunt is hier het behoud van deze kwaliteit en die zoals genoemd in de analyse in Hoofdstuk 3 en de betreffende gebiedsprofielen.
  • De in het lint aanwezige woonbebouwing is bestemd conform de uitgangspunten in de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012. Er is een functionele mix aanwezig met bedrijvigheid van verschillende schaal. De wat grotere bedrijvigheid is hoofdzakelijk bestemd volgens de vigerende regeling waarbij rekening is gehouden met milieucategorisering die Zaanstad hanteert. Een ruimere of flexibelere bestemming is bij deze bedrijven niet wenselijk gezien de kwetsbare kleinschalige woonomgeving.
  • In het noordelijkste deel van het lint komt een grotere mix van woonbebouwing en meer ambachtelijke kleinschalige bedrijvigheid voor. In het bestemmingsplan is ervoor gekozen deze delen een bestemming Gemengd te geven waardoor hier een uitwisseling tussen wonen en kleinschalige bedrijvigheid kan plaats vinden. Het lint bevat hier weinig openbaar groen.
  • De bebouwing in het buurtje, 'de Spoorbuurt', gelegen ten westen van de Dorpsstraat, bestaat hoofdzakelijk uit eenvormige woonbebouwing. Veel van de hier aanwezige 60'er jaren woningen zijn uitgevoerd in twee lagen met flauwe kap. Op meerdere van deze woningen zijn in de huidige situatie dakopbouwen aanwezig waarbij een nokverhoging heeft plaatsgevonden (zogenaamde kamelenruggen). Voor dit specifieke type woning is een dergelijke uitbreiding ruimtelijk denkbaar. Zie voor een nadere toelichting hoofdstuk 8 paragraaf 8.4.2.2.
  • In het gebied zijn een aantal scholen aanwezig. Per locatie is gekeken of deze een wat flexibeler bestemming konden krijgen ten behoeve van meer uitbreidingsmogelijkheden. Als uitgangspunt is daarbij een hoogte van twee lagen (8 m) aangehouden en het vergroten van het bouwvlak aan die zijden van de percelen die het minste risico geven op negatieve effecten op de omringende (woon)bebouwing. Verder is het bouwvlak niet uitgebreid op de locaties waar de voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting voor geluidgevoelige functies wordt overschreden.
  • Naast het spoor bevindt zich een wat grootschaliger bedrijf in de caravanverkoop en een bouwbedrijf. Beide krijgen een bedrijfsbestemming.
  • In het gebied zijn een aantal groenstroken die, zowel in de straten als langs het water, deel uitmaken van langere groenstructuren. Deze zijn dan ook opgenomen met de bestemming Groen.

Waterrijk en Parkrijk

De nieuwbouwwijk Saendelft valt onder de gebiedsprofielen 'Groenstedelijk' en 'Nieuw Tuinstedelijk'. Het grootste deel van het gebied betreft een homogeen woongebied. De woningen zijn bestemd conform de uitgangspunten uit de Nota Woonbebouwing Zaanstad2012.

Het gebied bevat een aantal, per deelgebied, ontwikkelde woningen die meestal per deelgebied een stedenbouwkundig ensemble vormen door eenheid in volume en architectuur. Bij het bestemmen van deze gebieden is gekeken of de uitbreidbaarheid van de woningen vergroot kon worden door meer mogelijkheden voor dakopbouwen of het realiseren van een kap in het bestemmingsplan op te nemen. Bij het bepalen van deze mogelijkheden zijn onder andere de volgende grootheden beschouwd:

  1. a. In principe alleen extra mogelijkheden voor dakopbouwen of kappen voor woningen die in de bestaande situatie bestaan uit twee lagen met een plat dak of met een kap;
  2. b. Zijn er reeds per omgevingsvergunning toegestane uitbreidingen waarop kan worden aangesloten (bijvoorbeeld dakopbouwen);
  3. c. Past een dakkapel of kap in de samenhang van het bestaande ensemble of doet het daar ongewenst afbreuk aan;
  4. d. Past een dergelijke vergroting binnen de massaopbouw van de individuele woning of wordt daaraan afbreuk gedaan;
  5. e. Zijn er binnen het ensemble al types aanwezig die een dergelijke vergroting van de woning hebben die naar dit type vertaald kunnen worden;
  6. f. Hoe breed is het profiel van de straat? Is hier voldoende maat aanwezig of ontstaat er een soort tunneleffect met negatieve gevolgen voor de openbare ruimte en omliggende woningen;
  7. g. Het volume van de woningen aan de overkant van de straat.

In het gebied is een aantal scholen aanwezig. Ook hier is, net als in het gebied van Assendelft Noord per locatie gekeken of deze een wat flexibeler bestemming konden krijgen ten behoeve van meer uitbreidingmogelijkheden.

Het in het gebied gelegen winkelcentrum herbergt zowel winkels (detailhandel) als wonen en een zorgcentrum. Hierop is een bestemming 'Gemengd' gelegd waardoor een bepaalde mate van flexibiliteit en uitwisselbaarheid ontstaat.

In het gebied zijn in groenzones en langs waterlopen grotere groengebieden aanwezig. Deze hebben de bestemming 'Groen'.

5.2.3 Ontwikkelingen

In het gebied spelen een aantal initiatieven en projecten. Deze zijn in verschillende stadia van het proces. Per ontwikkeling wordt in onderstaande aangegeven in welke fase het zit en wat er eventueel mee gedaan is in het nieuwe bestemmingsplan.

Saendelft

Het programma Saendelft is voor 85% gerealiseerd. In het kader van de verdere uitvoering van dit programma zijn nog de volgende grote(re) ontwikkelingen te verwachten;

  • Deelplan 6 (Tuinwijk)

Voltooiing van de woningbouw in Tuinwijk, het meest zuidwestelijk deelgebied van Saendelft. Met uitzondering van de wijkontsluitingsroute en de reeds gebouwde woningen is de specifieke invulling van het deelgebied nog niet geheel duidelijk. Het overige deel van Tuinwijk is dan ook opgenomen in een bestemming 'Wonen - uit te werken'.

  • Poort Saendelft

De meeste bouwvergunningen zijn voor deze gebieden reeds verstrekt. Gezien de economische situatie lijkt het niet meer haalbaar om ook daadwerkelijk te gaan bouwen zoals is vergund. De gebieden die nog niet bebouwd zijn, zijn het zogenaamde 'oortje oost' en 'oortje west', waar woningen waren voorzien, en het middenstuk waar appartementen en commerciële voorzieningen in de plint waren voorzien. Deze locaties worden voorzien van een uitwerkingsplicht. In beide oortjes komt de bestemming 'Wonen - uit te werken'. In het middenstuk komt een bestemming 'Gemengd- Uit te werken'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0027.jpg"

Links en rechts de twee 'oortjes' en het middenstuk.

Poort Clam Dyke

Voor een tweetal terreinen ten noorden van het station zijn wel plannen in ontwikkeling geweest voor bedrijfsgebouwen (kantoren). Deze hebben echter niet geleid tot goedgekeurde bouwplannen. De afgelopen tijd is er zelfs helemaal geen geluid van ontwikkeling. Dit betekent dat het stationsgebied de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' krijgt en voor het overige de reeds vergunde situatie wordt opgenomen.

Noorderweg 9

In de zuidwest hoek van het plangebied bevindt zich een voormalig agrarisch bedrijf. Het bedrijf is in het kader van de planontwikkeling van Saendelft aangekocht en is inmiddels verhuisd naar een andere locatie. De agrarische bestemming die nu nog op het perceel rust is daarmee gedateerd en is vervangen door een andere bestemming, namelijk 'Gemengd - 1'. Ter plaatse van de aanwezige voormalige bedrijfswoning mag gewoond blijven worden. Dit dient echter wel alleen op de bestaande locatie van de woning te zijn, vandaar dat hier een functieaanduiding 'wonen' voor is opgenomen.

Dorpsstraat 707

Voor dit terrein waarop zich in de bestaande situatie een bouwbedrijf bevindt, worden door de eigenaar plannen gemaakt voor herontwikkeling naar een combinatie van woningen en bedrijven (kantoren) waarover nog gesproken wordt met de gemeente. Dit plan is nog niet zo ver dat er in het kader van dit bestemmingsplan op vooruit kan worden gelopen. Dit betekent dat de locatie de bestemming 'Bedrijf' krijgt, waar de huidige bedrijfsvoering mee kan worden voortgezet.

Dorpsstraat 932

Voor deze locatie, waar in het verleden een dansschool was gevestigd, zijn meerdere plannen gemaakt voor herontwikkeling van het terrein naar woningbouw. Dit heeft echter nog niet geleid tot een daadwerkelijke ontwikkeling dan wel omgevingsvergunning. De bestaande situatie is daarom als uitgangspunt genomen. Om uitwisseling in functies mogelijk te maken heeft de locatie de bestemming 'Gemengd' gekregen.

Dorpsstraat 988

Op deze locatie bevindt zich een fabriekspand van voorheen metaalfabriek Luyt. In het verleden zijn voor deze locatie meerdere plannen gemaakt voor herontwikkeling naar woningbouw. Dit heeft echter nog niet geleid tot een daadwerkelijk ontwikkeling dan wel omgevingsvergunning. De locatie krijgt daarom de huidige bestemming 'Bedrijf'.

Saenredamstraat 36, school De Bijenkorf

De school De Bijenkorf aan de Saenredamstraat heeft plannen voor een uitbreiding met twee lokalen op de verdieping. Deze mogelijkheid past in hoogte reeds in de nog vigerende bestemmingsregeling (de Bouwverordening). Verder vindt er een zeer kleine wijziging van de entree plaats. Dit zorgt voor een zeer geringe toename van het bouwvlak. Dit kan dan ook worden meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Vanwege de ligging van de school nabij het spoor en de Provincialeweg is het wel noodzakelijk om hogere waarden te verlenen voor de uitbreiding. De procedure van het hogere waarden besluit heeft gelijk opgelopen in de procedure van de ontwerpfase van het bestemmingsplan.

Blauwe Ring

Voor de bouw van een nieuwe (semi-permanente) school aan de Blauwe Ring is een omgevingsvergunning verleend. De school is inmiddels gebouwd en in gebruik. De omgevingsvergunning stelt wel de voorwaarde van een watercompensatie voor het kunnen bouwen van deze school. Deze watercompensatie zal in de nieuwe woonwijk Kreekrijk worden gerealiseerd.

5.3 Wonen

5.3.1 Uitgangspunten

Woningen worden bestemd met de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming wordt een bouwvlak opgenomen waar het hoofdvolume van de woning of het gebouw binnen valt. Over het algemeen omvat dat bouwvlak de bestaande maten van het aanwezige hoofdvolume alsmede de bijbehorende goot- en/of nokhoogte. Aan de voorzijde en vaak deels aan de zijkant van de woningen en de gebouwen worden de gronden bestemd met de bestemming 'Tuin', waarbinnen geen (grotere) bebouwing mogelijk is. De rest van het bij de woning of gebouw behorende erf krijgt de bestemming wonen, maar is gelegen buiten het bouwvlak. Hier kunnen bij de woning of het gebouw behorende bouwwerken worden gerealiseerd (aanbouwen, bergingen e.d.). Bij het bestemmen hiervan worden aanbouwen en bijgebouwen van woningen in het algemeen dan ook niet opgenomen binnen het bouwvlak.

Bij het maken van het nieuwe bestemmingsplan zijn de bebouwingsmogelijkheden van de woningen en de bijbehorende bouwwerken geactualiseerd naar de uitgangspunten uit de NotaWoonbebouwing Zaanstad 2012. Dit betekent bijvoorbeeld dat de grens tussen de tuin en het erf in zijn algemeenheid op 3 meter terugliggend vanaf de voorgevelrooilijn van de woning wordt gesitueerd. Op specifieke punten waarbij hiervoor vanuit het ruimtelijk beeld argumenten zijn, kan gekozen worden deze grens/verdeling van het erf in 'Tuin' en 'Wonen' op een andere plaats te situeren, bijvoorbeeld wanneer een woning feitelijk over twee voorkanten beschikt, wanneer een belangrijk doorzicht aanwezig is of wanneer de reeds aanwezige bebouwing verder naar voren ligt.

In het geval van een stolpachtig volume wordt deze grens in het algemeen op de achtergevelrooilijn van de woning gesitueerd vanwege het karakteristieke open karakter van het erf bij een dergelijk volume.

Mogelijkheden voor uitbreiding van de woning voor wat betreft het hoofdvolume ofwel ondergeschikte aanbouwen, zijn opgenomen conform de uitgangspunten uit de Nota Woonbebouwing. Voor de specifieke mogelijkheden wordt verwezen naar de betreffende planregels of de nota.

Een specifieke vorm van een bij de woning behorend bouwwerk die hier nog genoemd dient te worden is de steiger. Vanuit gemeentelijk oogpunt zijn in principe steigers toegestaan met een maximale maat van zes meter breed en 1 meter diep. Voorwaarde hierbij is echter wel dat het Hoogheemraadschap Hollands Noorder Kwartier (HHNK) akkoord geeft.

De uitgangspunten voor de bijbehorende bouwwerken die bij 'Wonen' zijn gehanteerd, zijn ook gehanteerd bij de bestemmingen 'Gemengd', 'Gemengd - 1', 'Bedrijf' en 'Bedrijf - 1'.

5.3.2 Ontwikkelingen

De ontwikkelingen met betrekking tot wonen staan nationaal en lokaal onder druk. Dit in verband met de crisis op de woningmarkt, waar het gaat om de afzetbaarheid, de hypothecaire mogelijkheden en andere ontwikkelingen. Welk instrumentarium er ontwikkeld gaat worden om de woningmarkt die volledig op slot ligt weer in beweging te krijgen, is niet te voorzien.

De hoeveelheid nieuwbouwwoningen die jaarlijks gerealiseerd kan worden hangt af van wat de markt in Zaanstad kan opnemen. De komende jaren zal die behoefte aan een jaarlijkse toevoeging van nieuwe woningen binnen Zaanstad gewenst blijven, ondanks de concurrentie van de bestaande voorraad.

5.4 Maatschappelijke Voorzieningen

5.4.1 Uitgangspunten

Zoals in paragraaf 4.6 Maatschappelijke voorzieningen is vermeld zijn in het plangebied Saendelft relatief weinig scholen en andere maatschappelijke voorzieningen voor bijvoorbeeld jongeren en buurtwerk. Daarom is onderzocht in hoeverre een ruime bestemmingsregeling mogelijk is. Een en ander heeft geresulteerd in de volgende uitgangspunten.

De in het plangebied aanwezige maatschappelijke functies zoals de aanwezige scholen krijgen de bestemming 'Maatschappelijk'. Hierin zijn, op nagenoeg alle schoollocaties, maatschappelijke functies overeenkomstig de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging' toegestaan. Uitzondering hierop vormt de gymzaal aan de Saenredamstraat. Vanwege overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor geluid van het railverkeer, zijn geluidgevoelige maatschappelijke functies op deze locatie uitgesloten.

Ook bij deze bestemming 'Maatschappelijk' wordt in het algemeen een onderscheid gemaakt tussen bouwvlak, waarbinnen het hoofdvolume moet vallen, en bijbehorend erf zonder bebouwing of tuin. Onderzocht is of, gelet op de criteria voor milieu en het voorkomen van nadelige effecten op de omliggende (woon)omgeving, uitbreiding van het bouwvlak van de scholen mogelijk is. Dit bleek bij twee scholen mogelijk. Uitbreiding van het bouwvlak van de scholen aan de Saenredamstraat en de Burgemeester de Boerstraat mogelijk is niet mogelijk zonder concreet bouwplan. Dit vanwege het overschrijden van de voorkeursgrenswaarden voor geluid op deze locaties.

5.4.2 Ontwikkelingen

De school De Bijenkorf aan de Saenredamstraat heeft concrete plannen voor uitbreiding met klaslokalen op de verdieping. Zie paragraaf 5.2.3.

De semi-permanente uitbreiding voor Octant (in het park) is met ingang van schooljaar 2012-2013 in gebruik genomen.

5.5 Groen, Sport En Speelruimte

5.5.1 Uitgangspunten

De openbare ruimte in het plangebied wordt gevormd door de straten, het groen en het water. Waar de wegen een stroomfunctie hebben krijgen zij de bestemming 'Verkeer'. Waar de weg niet in eerste instantie een doorgaande verkeersfunctie heeft, maar waar de nadruk meer ligt op een verblijfsfunctie zoals een woonstraat, wordt de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' toebedeeld. Binnen deze bestemming worden ook de aanwezige speelplaatsen opgenomen.

Het in het gebied aanwezige water krijgt de bijbehorende bestemming 'Water'.

Het in het gebied aanwezige groen komt in verschillende vormen voor. Hoewel in de straat aanwezige bomen in de openbare ruimte zeer beeldbepalende elementen zijn, worden zij niet met een specifieke bestemming aangeduid, maar vallen binnen de bestemmingen 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Grotere groengebieden die deel uitmaken van grotere gekoppelde structuren, zoals langs watergangen of in groenzones, krijgen de bestemming 'Groen'. Meer solitaire groengebiedjes en snippergroen krijgen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Dit betekent niet dat deze in algemene zin zomaar zullen verdwijnen. De functie van dit groen is echter meer ondergeschikt aan het verblijfsgebied en daarom uitwisselbaar met de onder deze bestemming vallende functies gemaakt.

De groenstrook met het voetpad aan de westkant van Saendelft, voor zover opgenomen in dit bestemmingsplan, is opgenomen in de bestemming 'Groen' . Hiermee wordt de bestaande juridische bestemmingsregeling voortgezet.

5.5.2 Ontwikkelingen

Sportpark De Omzoom zal binnen een paar jaar gerealiseerd worden. Dit grenst aan de zuidkant van het bestemmingsplan.

5.6 Bedrijvigheid

5.6.1 Uitgangspunten

In het plangebied aanwezige bedrijvigheid wordt op verschillende manieren bestemd. Kleinschalige aan huis gebonden ondergeschikte bedrijvigheid valt binnen de mogelijkheden van de bestemming 'Wonen'. Waar een combinatie van wonen en bedrijvigheid aanwezig of wenselijk is, of een uitwisselbaarheid tussen deze functies, wordt de bestemming 'Gemengd' gegeven. Voor specifieke functies als bijvoorbeeld horeca of (zwaardere) bedrijvigheid worden de bijbehorende specifieke bestemmingen gebruikt. Ook bij deze bestemmingen wordt in het algemeen een onderscheid gemaakt tussen bouwvlak, waarbinnen het hoofdvolume moet vallen, en bijbehorend erf zonder bebouwing of tuin.

Afhankelijk van de specifieke situatie, vigerende regeling en beleidsuitgangspunten wordt gekeken of een gedetailleerde bestemming of een meer flexibele wijze van bestemmen wordt toegepast (met eventueel wenselijke uitbreidingsmogelijkheden). Belangrijk aandachtspunt is hierbij het eventuele nadelige effect op de omliggende (woon)bebouwing dat een dergelijke aanpassing van de bestemming met zich mee brengt.

Het winkelcentrum functioneert goed. Ruimte voor uitbreiding is niet noodzakelijk. Zaanstad kent al een lage vloerproductiviteit. Dit betekent in feite dat er te veel winkelmeters zijn. Wel is het wenselijk dat binnen de Kaaikhof flexibel wordt omgegaan met het inpassen van functies. Dit is gewenst om leegstand te voorkomen.

Het winkellandschap is dynamisch. Door de opkomst van internetwinkelen staan branches onder druk (reisbureaus, boekwinkels etc.) terwijl anderen hier juist van profiteren. In winkelstraten worden naast winkels vaak allerlei diensten aangeboden. Hierbij dient men te denken aan bijvoorbeeld nagelstudio's. Ook de mogelijkheid te schuiven tussen commerciële (detailhandel, horeca, kantoor) en maatschappelijke functies (gezondheidszorg) is wenselijk.

Horeca kan zich vestigen in de Kaaikhof. Het werkt ondersteunend aan de daar aanwezige winkels. In de commerciële plint van 'Gemengd- Uit te werken' (nabij het station) kan gedacht worden aan horeca die niet leidt tot een te grote overlast voor omwonenden.

Commerciële ruimte plint

Om de levendigheid in het gebied te vergroten is de mogelijkheid commerciële ruimten te realiseren bij hoogbouw een interessante optie. In 'Gemengd- Uit te werken' (nabij het station) is hoogbouw voorzien. Wanneer in de plint hiervan kleinschalige commerciële ruimten kunnen worden gerealiseerd komt dit zowel ten goede aan de levendigheid als sociale veiligheid in het gebied. Naast commerciële functies (kantoortjes, rustige horeca maar beperkt detailhandel) kan ook gedacht worden aan maatschappelijke functies. Bovendien biedt dit doorgroeimogelijkheden voor de vele zzp'ers die een bedrijf aan huis hebben.

Woon-werk-eenheden

Zoals gezegd neemt het aantal zzp'ers, en hiermee het werken aan huis, in de toekomst verder toe. Het is van belang bestemmingsplantechnisch zo goed mogelijk mee te denken aan de mogelijkheden voor werken aan huis.

Om werken in de wijk verder te stimuleren is het accommoderen van woon-werk-eenheden een optie. Denk aan een woning met praktijkruimte, atelierwoningen of kantoor aan huis. Ook hier geldt dat dit de mogelijkheid biedt voor zzp'ers om binnen de wijk door te groeien. Dit is ook in sociaal opzicht van belang. Als een ondernemer in de wijk waar hij woont actief kan blijven kunnen werk en privé beter met elkaar worden gecombineerd. Ook werkt dit bevorderend voor de leefbaarheid in de wijk; deze loopt niet elke ochtend leeg.

In de 'Algemene gebruiksregels' is daarom een regeling opgenomen voor een huisgebonden beroep of bedrijf.

5.7 Kantoren

5.7.1 Uitgangspunten

In het gebied Poort Clam Dycke (PCD) is een kantorenprogramma voorzien van 3000 m² bvo. Dit is ook opgenomen in de afspraken in het kader van 'Plabeka' (Het Platform Bedrijven en Kantoren). De huidige economische tijd zorgt er echter voor dat er onvoldoende financiële middelen zijn om dergelijke grote ontwikkelingen mogelijk te maken. In de regio is er al sprake van een leegstand van kantoren, waardoor de vraag naar nog meer kantoren momenteel op een laag pitje staat.

Doordat er geen concrete plannen zijn kan het kantorenprogramma dan ook niet worden meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan. De betreffende locatie krijgt de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

5.8 Infrastructuur En Parkeren

De algemene uitgangspunten voor het bestemmen van de wegen staan reeds vermeld in paragraaf 5.5.1.

5.8.1 Uitgangspunten

Kreekrijk

Naast Saendelft wordt de nieuwe wijk Kreekrijk ontwikkeld. Deze wijk zal ruwweg uit 920 woningen bestaan en heeft een sterke relatie met Saendelft door medegebruik van onder meer sport- en schoolfaciliteiten.

De ontsluiting voor autoverkeer van Kreekrijk sluit aan op de Noorderveenweg die aan de zuidelijke rand van Saendelft ligt. Gezien de omvang van Kreekrijk is de verwachting dat de etmaalintensiteit van de Noorderveenweg met 5000 MVT toeneemt.

De groenstrook met het voetpad aan de westkant van Saendelft, voor zover opgenomen in dit bestemmingsplan, behoort echter niet tot wijkontsluitingsweg van Kreekrijk en is opgenomen in de bestemming 'Groen' .

De geplande faciliteiten in Kreekrijk resulteren in een grote stroom langzaam verkeer tussen de wijken. Er worden twee fietspaden van Saendelft doorgetrokken naar Kreekrijk die in de voorrang de ontsluitingsweg tussen Kreekrijk en Saendelft passeren. Het ene fietspad is onderdeel van de primaire fietsstructuur en loopt helemaal door tot aan station Zaandam. Naast het fietsverkeer naar scholen en sportvelden ontsluiten deze fietsroutes ook het station Krommenie-Assendelft voor de bewoners van Kreekrijk.

Knip op de Dorpsstraat

Het uit de jaren '90 afkomstige plan voor een knip op de Dorpsstraat in Assendelft kwam voort uit de verwachting dat vooral Saendelft-Parkrijk in samenhang met de Dorpsstraat te maken zou kunnen krijgen met sluipverkeer. Nieuwe wegen in Parkrijk, zoals de Ambachtslaan en bijvoorbeeld de Parkrijklaan zouden interessante, maar ongewenste routealternatieven kunnen opleveren voor bijvoorbeeld het verkeer van de N203 naar de A8. Aangezien maatschappelijk verschillend gedacht werd (en wordt) over de wenselijkheid van een knip is uiteindelijk voorgesteld om de verwachtingen uit de jaren '90 eerst te toetsen aan de werkelijkheid alvorens het plan van een knip eventueel door te voeren. In 2011 was de infrastructuur in Saendelft-Parkrijk zodanig op orde (o.a. een opengestelde Ambachtslaan) dat de bedoelde toetsing door middel van verkeerskundig onderzoek kon worden uitgevoerd.

Uitgebreid verkeersonderzoek heeft uitgewezen dat de huidige hoeveelheden gemotoriseerd verkeer in Saendelft-Parkrijk en over de Dorpsstraat, het doorgaande verkeer in het bijzonder, de in 2009 vastgestelde normen niet overschrijden. Hetzelfde geldt voor de, als aanvulling bedoelde, richtwaarden.

Het verkeersonderzoek geeft aan dat deze conclusie ook valide lijkt te blijven voor de toekomst en benoemt ook een aantal concrete negatieve effecten als er alsnog dwingende circulatiemaatregelen zoals 'knippen' zouden worden doorgevoerd. De conclusies van het onderzoek leiden tot de conclusie dat de in 1996 geformuleerde uitgangspunten verlaten worden. Er is binnen het huidige beleidskader niet langer aanleiding een knip in de Dorpsstraat door te voeren en her in te richten tot een 30 km/h zone.

5.9 Nutsvoorzieningen

5.9.1 Kabels en leidingen

Bij ontwikkelingen binnen een plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan bouwers en ontwikkelaars met betrekking tot de ruimtereservering voor ondergrondse en bovengrondse nutsvoorzieningen. De standaard kabel- en leidingdwarsprofielen en regels bij aanleg hiervan staan in de 'Standaard details' en de 'Technische voorwaarden' van de gemeente. Het is gewenst dat bij ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen rekening wordt gehouden met de standaard kabel- en leidingdwarsprofielen.

Het is tevens gewenst om op de verbeelding alleen de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8bar en de hoogspanningsleidingen van 380 kV bovengronds aan te geven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen onderzoek moet worden verricht in het kader van externe veiligheid.

Het is dan ook gewenst om op de verbeelding deze leidingen met een vrijwaringszone aan te geven. Komt een bouwinitiatief binnen in deze zone, dan moet een onderzoek naar de externe veiligheid worden verricht. In het plangebied loopt in het noorden zo'n aargastransportleiding. De leiding en de vrijwaringszone zijn in de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen.

Hoofdstuk 6 Milieuaspecten

6.1 Inleiding

Het plangebied bestaat voornamelijk uit rustige woonwijken. Deze woonwijken worden doorsneden door de Dorpsstraat. Binnen de woonwijk ten westen van de Dorpsstraat is een winkelcentrum te onderscheiden. Het winkelcentrum wordt gedefinieerd als een gebied met functiemenging. De Dorpsstraat zelf wordt ook gedefinieerd als een gebied met functiemenging. In functiemenginggebieden zijn naast de woonfuncties ook kleine bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en sport- en recreatiefuncties aanwezig.

Voor het bestemmingsplan is de milieukwaliteit binnen het plangebied onderzocht en beoordeeld op welke wijze deze bij nieuwe ontwikkelingen gewaarborgd kan worden. Het volledige milieuonderzoek is opgenomen als bijlage 3. In de navolgende paragrafen is een samenvatting per milieuaspect opgenomen.

6.2 Bedrijven

Het plangebied Saendelft bestaat uit rustige woonwijken en gebieden met functiemenging. Er zijn geen bedrijventerreinen binnen het plangebied. Binnen het plangebied is de Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging van toepassing. Binnen de woonwijken zijn geen bedrijfsbestemmingen opgenomen. Binnen de bestemming Wonen zijn alleen bedrijven en beroepen aan huis algemeen toelaatbaar.

Binnen het plangebied zijn in de gebieden met functiemenging bedrijven uit de categorieën A en B1 algemeen toelaatbaar binnen de bestemming Gemengd en B2 bedrijven zijn ook algemeen toelaatbaar binnen de bestemming Bedrijf en Gemengd - 1. Daarnaast is er bij de bouw van het Kaaikhof rekening gehouden met de vestiging van winkels in categorie B2. Daarom wordt daar waar aangeduid ook een Supermarkt binnen de bestemming Gemengd toegestaan.

Naast de bestemming Gemengd zijn er vanwege het huidige bedrijfsmatige karakter ook enkele locaties bestemd als Bedrijf. Hierin zijn vooral ambachtelijke functies toegestaan. Vanwege de aanwezigheid van bouwkundige scheiding van woningen, zijn hier A, B1 en B2 functies aanvaardbaar. Daar waar tevens een directe ontsluiting op de Dorpsstraat aanwezig is, zijn ook C functies aanvaardbaar.

Verder zijn er twee locaties specifiek voor Horeca bestemd. Dit vanwege het specifieke horecakarakter van deze locaties. Vanwege de situering is er onderscheid gemaakt in toelaatbare categorieën. Op één locatie zijn horecabedrijven in de categorieën A en B1 toegestaan (bestemming Horeca), op de andere locatie (aan de Provincialeweg) zijn ook horecabedrijven in categorie B2 aanvaardbaar (bestemming Horeca - 1). Voor een nadere omschrijving van de categorieën wordt verwezen naar de Toelichting op de Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging.

Uit de beoordeling van de gevestigde bedrijven binnen het plangebied blijkt dat er een aantal bedrijven niet passen binnen het plangebied. Deze bedrijven krijgen een aparte aanduiding (zogenaamde maatbestemming). Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten. In onderstaande tabel zijn deze bedrijven weergegeven. Deze maatbestemming heeft geen gevolgen voor de bedrijfsvoering van het huidige bedrijf.

Naam Straat Huisnr. Sbi (2008) Type Cat. Toelaatbaarheid op basis van de bestem- mingsregeling
Bouwbedrijf van der Gragt Dorpsstraat 707 41 Aannemersbedrijf of bouwbedrijf bo >1000 m2 3.2 C
Van der Gragt Onderhoud en Renovatie B.V. Dorpsstraat 707 41 Aannemersbedrijf of bouwbedrijf bo >1000 m2 3.2 C
Rijkhoff Hoveniers Dorpsstraat 746 016 Hoveniersdrijf bo >500 m2 3.1 C
Dansstudio-2 Nederlands Musical & Theater Instituut Dorpsstraat 1062 8552 Muziek- en balletschool B2 B1
Stichting Studio 2 Dorpsstraat 1062 8552 Muziek- en balletschool B2 B1
Jalekro B.V. Dorpsstraat 1066A 464 Grth in overige consumentenartikelen C B2
Dansschool DD Dorpsstraat 932 85521 Dansscholen B2 B1
Bouwbedrijf N. v. Straalen en Zn. Dorpsstraat 1086A 41 Aannemersbedrijf of bouwbedrijf bo >1000 m2 3.2 C
Van Straalen Project B.V. Dorpsstraat 1086A 41 Aannemersbedrijf of bouwbedrijf bo >1000 m2 3.2 C

Er zijn twee bijzondere locaties in het plangebied. Dit is de voormalige metaalfabriek Luyt. Hier zit op dit moment geen bedrijf. Daarmee vervalt de categorie op de locatie tot de toelaatbaarheid op basis van de bestemming. De andere bijzondere locatie is het voormalige agrarische perceel aan de Noorderweg 9. De bestemming op dit perceel wijzigt van Agrarisch naar Gemengd - 1, waarbij wordt opgemerkt dat ter plaatse een zwaardere categorie mogelijk is omdat de woning bouwkundig gescheiden is van de bedrijfsgebouwen.

Verder geldt voor het gehele plangebied dat de vestiging van nieuwe bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), bijlagen C en D van het Besluit M.e.r. 1994 of het Inrichtingen vergunningenbesluit (Wgh-inrichtingen) en vuurwerkbedrijven zijn uitgesloten. Deze bedrijven passen niet in een gebied dat grotendeels bestaat uit gevoelige en kwetsbare bestemmingen. De bedrijven buiten het plangebied vormen op basis van hun actuele milieuvergunning geen belemmering voor het plangebied.

6.3 Externe Veiligheid

6.3.1 Inleiding

Voor de planologische ontwikkelingen in een plangebied kan het aspect externe veiligheid een belemmering vormen. Het gaat dan vooral om de volgende activiteiten:

  • Risicodragende activiteiten bij bedrijven;
  • Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor, het water en de weg;
  • Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • Beperkingengebied externe veiligheid van Schiphol;
  • Externe veiligheidsrisico's van de windturbines

De gevolgen van deze aspecten zijn voor het plangebied onderzocht en in de volgende paragrafen opgenomen. Het gaat hierbij met name om een beoordeling van het plaatsgebonden- en groepsrisico dat veroorzaakt wordt door de activiteiten.

6.3.2 Risicodragende activiteiten bij bedrijven

6.3.3 Transport van gevaarlijke stoffen

6.3.4 Overige buisleidingen

Binnen het plangebied bevinden zich 8bar gasleidingen van het energiebedrijf Liander. De minimale afstand voor de afstand tot deze leidingen is 3,5 meter aan weerzijden van de leiding. In de huidige situatie wordt voldaan aan deze afstand. In de onderstaande afbeelding is de situering van 8bar gasleidingen binnen het plangebied in het paars weergeven. De rode lijnen in onderstaande afbeelding zijn 10/50 kV grondkabels, maar deze zijn in het kader van externe veiligheid niet relevant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0030.jpg"

Situering 8bar gasleidingen in het plangebied (in paars).

6.4 Geluid

6.4.1 Wegverkeerslawaai

Uit geluidsberekeningen blijkt dat de geluidsbelasting binnen het plangebied op een groot aantal geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. Vooral de eerstelijns bebouwing langs de wegen ondervinden een geluidbelasting hoger dan 60 dB (Lden). De geluidbelasting is maximaal 65 dB (Lden).

Voor de bestaande woningen in het plangebied vormt de geluidbelasting geen belemmering. Wanneer er nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen plaatsvinden, moet er een nader geluidonderzoek worden uitgevoerd.

De reeds verleende hogere waarde, verleend aan woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen, zijn opgenomen in tabellen in het volledige Milieuonderzoek.

6.4.2 Railverkeerslawaai

Het plangebied ligt voor een deel binnen de geluidzone van het spoortraject Zaandam-Alkmaar. De geluidzone bedraagt ter hoogte van het plangebied 200 meter aan weerszijden van het spoortraject.

In de onderstaande figuur zijn de berekende geluidcontouren opgenomen. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting binnen het plangebied door railverkeer 65 dB (Lden) is. De geluidbelasting op de eerstelijnsbebouwing langs de spoorweg is maximaal 60 dB (Lden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0031.jpg"

Geluidbelasting door railverkeerlawaai, prognose 2012

6.4.3 Industrielawaai

Het plangebied ligt voor een deel binnen de geluidzone van gezoneerd industrieterrein Assendelft. Rond het industrieterrein Assendelft is op 14 mei 1990 bij Koninklijk besluit (nr. 90.011657) een geluidszone als gevolg van de Wet geluihinder vastgesteld. In het saneringsprogramma "Industrielawaai, industrieterrein Assendelft" zijn maximaal toelaatbare geluidniveau's (MTG's) voor woningen binnen de zone vastgesteld. In de onderstaande figuur zijn de geluidzone en de 50 en 55 dB(A) geluidcontouren weergeven. Binnen de 55 dB(A) contour bevinden zich volgens het saneringsprogramma geen geluidgevoelige bestemmingen. Het plangebied valt buiten de 55 dB(A) geluidscontour van het industrieterrein Assendelft, maar deels binnen de 50 dB(A) geluidscontour. Dit is op de verbeelding weergegeven middels de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0032.jpg"

Gezoneerd industrieterrein Assendelft

Voor de geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied, welke binnen de 50 dB(A) geluidcontour van industrieterrein Assendelft vallen, zijn hogere waarden vastgesteld. Deze zijn opgenomen in de volgende tabel;

Plaats Adres Aantal woningen Geluidbelasting in dB(A) Verleend
Assendelft Hoek Dorpsstraat/Burg. De Boerstraat 5 55 2000

Woningen met in het verleden vastgestelde hogere waarden als gevolg van Industrieterrein Assendelft

6.4.4 Geluid en nieuwe ontwikkelingen

Onderdelen van de wijk Saendelft moeten nog afgerond worden. Het gaat hier om de volgende onderdelen:

  • Woningbouw in Poort Saendelft, net ten zuiden van de spoorlijn;
  • Een bouwvlak met een uit te werken bestemming Gemengd langs de Saendelverlaan;
  • Een bouwvlak met een uit te werken bestemming Wonen in het zuidwesten van de wijk Saendelft west (Tuinwijk).

Voor deze ontwikkelingen geldt dat er, voor wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai, hogere waarden zijn vastgesteld in het kader van het bouwplan van deze woningen. Indien er gebouwd wordt conform dit bouwplan geeft geluid geen belemmering. Indien de uitwerking afwijkt van het bouwplan is een aanvullend akoestisch onderzoek noodzakelijk naar de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer en railverkeer.

Het globaler bestemmen van de scholen

De schoollocatie op de Saenredamstraat 34 betreft een gymzaal. Dit is een niet-gevoelige functie. Wanneer de functie wijzigt naar een geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld een leslokaal), is aanvullend akoestisch onderzoek noodzakelijk naar de geluidsbelasting als gevolg van railverkeer.

Geluid als gevolg van het railverkeer geeft een belemmering voor vergroting van het bouwvlak voor school de Brug. Geluid als gevolg van wegverkeerslawaai geeft hier geen belemmering.

Vergroting van het bouwvlak van school de Signis aan de Burgemeester de Boerstraat wordt belemmerd door zowel het railverkeerslawaai als het wegverkeerslawaai. Voor vergroting van het bouwvlak is aanvullend akoestisch onderzoek noodzakelijk.

Het vergroten van het bouwvlak en de globalere bestemming van de school aan de Blauwe Ring wordt niet belemmerd door geluidwetgeving. Deze wijziging kan daarom in het bestemmingsplan mee worden genomen.

Bijenkorf

Voor de Bijenkorf aan de Saenredamstraat 36 geldt dat de geluidbelasting als gevolg van railverkeerslawaai voor een deel de voorkeursgrenswaarde van 55 dB overschrijdt. Voor de uitbreiding met twee lokalen op het dak is een hogere waarde vereist. Het railverkeerslawaai heeft consequenties voor de uitbreiding van de Bijenkorf. In verband met de uitbreiding is akoestisch onderzoek uitgevoerd, gericht op de specifieke ontwikkeling. De geluidbelasting als gevolg van het railverkeerslawaai is 60 dB op de gevel. Dit betekent dat een hogere waarde noodzakelijk is.

Er kan een hogere waarde worden verleend, omdat:

  • de wettelijk maximaal toelaatbare grenswaarde van 68 dB, in dit geval gelijk met de norm uit het gemeentelijk beleid, op de school niet wordt overschreden;
  • maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting doeltreffend zijn maar op overwegende stedebouwkundige en financiële bezwaren stuiten;
  • de geluidbelasting de gemeentelijke norm (ambitiewaarde) overschrijdt maar dat op basis van algemeen belang (onderwijsfunctie) kan worden afgeweken van de gemeentelijke norm;
  • voldaan wordt aan de voorwaarden (geluidsluwe gevel en geluidsluwe buitenruimte en indeling gebouw) uit het gemeentelijk beleid.

De geluidbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai van de Provinciale weg is 50 dB op de gevel. Dit betekent dat een hogere waarde noodzakelijk is.

Er kan een hogere waarde worden verleend, omdat:

  • de wettelijk maximaal toelaatbare grenswaarde van 68 dB, in dit geval gelijk met de norm uit het gemeentelijk beleid, op de school niet wordt overschreden;
  • maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting doeltreffend zijn maar op overwegende financiele bezwaren stuiten;
  • voldaan wordt aan de voorwaarden (geluidsluwe gevel en geluidsluwe buitenruimte en indeling gebouw) uit het gemeentelijk beleid.

De hogere waarden procedure is parallel aan de bestemmingsplanprocedure gevolgd. De verleende hogere waarden staan in de volgende tabel weergegeven.

Locatie Object Hogere waarde Bron
Saenredamstraat 36 School de Bijenkorf 60 dB Spoorlijn Zaandam - Uitgeest
Saenredamstraat 36 School de Bijenkorf 50 dB Provincialeweg

Voormalige boerderij aan de Noorderweg 9

Geluid van het wegverkeer vormt voor de voormalige boerderij enkel een probleem indien er geluidsgevoelige functies worden toegevoegd binnen de bestemming Gemengd-1.

Voor geen van de benoemde ontwikkelingen geeft industrielawaai een belemmering.

6.5 Beperkingengebied Schiphol

Een klein deel van het plangebied valt binnen het beperkingengebied voor geluid, zoals vastgesteld in het 'Luchthavenindelingsbesluit Schiphol'. In de zone waar beperkingen gelden in verband met de geluidbelasting zijn om redenen van de hoge geluidbelasting geen nieuwe geluidgevoelige functies toegestaan. Nieuwe bedrijfsgebouwen zijn binnen dit beperkingengebied wel toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0033.jpg"

Geluidbeperkingengebied

Zoals uit de figuur blijkt geeft het beperkingengebied belemmeringen voor de ontwikkeling van het perceel van de voormalige boerderij, gelegen aan de Noorderweg 9, en enkele woningen van het deelgebied Tuinwijk (fase 6) van het programma Saendelft. Indien (nieuwe) gevoelige functies worden gerealiseerd binnen het beperkingengebied, is een verklaring van geen bezwaar van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu noodzakelijk.

Een deel van het plangebied valt binnen de 20Ke contour van Schiphol. Voor dit gebied geldt dat er, conform de Nota Ruimte, buiten de in de verstedelijkingsafspraken vastgelegde locaties (Vinex en Vinac 20120) geen nieuwe uitleglocaties kunnen worden ontwikkeld ten behoeve van woningbouw binnen de 20Ke contour behorende bij het vijfbanensteldel. Het gaat hierbij om de locaties die liggen onder de intensief gebruikte vliegroutes. Saendelft is een Vinex locatie. De 20 Ke contour geeft daarom geen belemmering voor het plangebied.

Een deel van het plangebied valt binnen het hoogtebeperkingengebied van Schiphol. In dit gebied is de bouw van objecten hoger dan 150 meter niet toegestaan. Omdat het bestemmingsplan de bouw van objecten hoger dan 150 meter niet toestaat, vormt het hoogtebeperkingengebied geen belemmering voor het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0034.jpg"

Hoogtebeperkingengebied

6.6 Lucht

Het bestemmingsplan Saendelft betreft hoofdzakelijk een conserverend plan. In het nieuwe bestemmingsplan zijn ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan geen wijzigingen opgenomen welke een negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit.

In het Besluit NIBM (Niet In Betekenende Mate) is opgenomen dat onder bepaalde voorwaarden een activiteit als 'Niet in betekendende mate' kan worden beschouwd. Dit is vooral het geval als de bijdrage in de concentratie luchtverontreinigende stoffen van de activiteit minder bedraagt dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie voor stikstofdioxide en zwevende deeltjes.

In de regeling NIBM zijn activiteiten aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Het betreffen de volgende activiteiten die relevant zijn voor het bestemmingsplangebied "Woningbouwlocaties die netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat". De bovengenoemde activiteiten gelden voor één ontsluitingsweg. Er mag per bestemmingsplan/project uitgegaan worden van maximaal twee ontsluitingswegen.

Uit onderzoek naar de luchtkwaliteit voor de jaren 2011, 2015 en 2022 blijkt dat er geen overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit plaatsvinden. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat dit ook het geval zal zijn voor de tussenliggende jaren. Luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor het bestemmingsplan.

De verruimde mogelijkheden in het plan betreffen kleinschalige bedrijvigheid welke mogelijk worden gemaakt in de bestemming Gemengd aan de Dorpsstraat en de verruimde mogelijkheden bij scholen. Deze verruimde mogelijkheden zullen niet zo veel voertuigbewegingen genereren dat de normen voor luchtkwaliteit zullen worden overschreden.

6.7 Geur

6.7.1 Geurbeleving

In Zaanstad ligt het percentage geurgehinderden als gevolg van bedrijven, volgens de Zaanpeiling van 2009, rond de 50%. Uit de Zaanpeiling 2009 blijkt dat het aantal geurgehinderden, als gevolg van de bedrijven, voor Assendelft Noord op 40% ligt.

Uit de Zaanpeiling 2009 is tevens de mate van geurhinder, per soort geur en per wijk, onderzocht. In de onderstaande tabel is de mate waarin geuroverlast door de inwoners wordt ervaren opgenomen. Hieruit blijkt dat de inwoners van Saendelft/Assendelft Noord meer hinder van de linoleumgeur van de Forbofabriek ondervinden dan de rest van Zaanstad. Voor de overige geurbronnen geldt dat het percentage ernstige geurhinder lager ligt dan het gemiddelde in Zaanstad.

Type geur Verwer-king cacao bonen Koffiebranderij Pinda-
branderij
Chocopasta
branderij
Snoep Koekjes Lino-
leum
Op- en overslag van olie Meelver-werking
Assendelft Noord 1,4 1,0 1,0 1,4 1,0 0,5 8,0 1,4 0,5
Zaanstad 6,2 2,1 1,5 2,3 2,4 2,4 2,8 5,5 2,3

6.7.2 Geuremitterende bedrijven binnen en buiten het plangebied

In het plangebied bevinden zich geen grote geuremitterende bedrijven. Wel liggen er twee geuremitterende bedrijven nabij het plangebied:

  1. 1. Forbo Flooring Coral

Buiten het plangebied bevindt zich het bedrijf Forbo Flooring Coral (voorheen Bonar Floors) aan de Vlietsend 20a te Krommenie. In het bedrijf worden entree vloersystemen geproduceerd. Op basis van het VNG-boekje “Bedrijven en milieuzonering” uitgave 2009 heeft het bedrijf een sbi- code 1393. De richtafstand voor het aspect geur is 100 meter. Omdat het bedrijf voor het aspect geluid een richtafstand van 200 meter heeft, valt het bedrijf onder categorie 4.1 bedrijven. De afstand tussen het bedrijf en de dichtstbijzijnde woningen is circa 200 meter. Het bedrijf voldoet daarmee aan de richtafstand voor het aspect geur (en geluid). Overigens is voor het bedrijf in 2006 door het bevoegd gezag een (milieu)vergunning verleend waarin maatregelen gericht op het verminderen van de geuremissie zijn opgenomen.

  1. 2. Forbo Flooring B.V.

Buiten het plangebied ligt Forbo Flooring B.V. (Industrieweg 12 te Assendelft). De geurproducerende bedrijfsactiviteiten van Forbo Flooring liggen op circa 300 meter afstand van het plangebied. Het bedrijf is een producent van vinyl en linoleum vloerbedekkingen. De bedrijfsactiviteiten van het bedrijf zijn niet vermeld in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' uitgave 2009. In deze brochure zijn voor een aantal aspecten, waaronder geur, richtafstanden opgenomen voor allerlei bedrijfsmatige activiteiten. Omdat de bedrijfsmatige activiteiten van Forbo Flooring te Assendelft niet in de VNG-brochure voorkomen, kan het bedrijf voor het aspect geur niet worden getoetst. Daardoor kan de milieucategorie van het bedrijf ook niet bepaald worden. Dit bedrijf valt binnen het bestemmingsplan 'Industrieterrein Assendelft Noord' en krijgt een aparte functieaanduiding (ook wel maatbestemming genoemd). Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.

Het bedrijf krijgt op termijn een nieuwe omgevingsvergunning (voorheen milieuvergunning). Momenteel heeft het bedrijf een vergunningsprocedure lopen bij het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland.

In de aanpak van de geurbelasting worden bij de bedrijven met een relevante geurverspreiding in het kader van de omgevingsvergunning maatregelen ter beperking van de geurverspreiding voorgeschreven. Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurbeperkende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de omgevingsvergunning, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder in het plangebied ook geleidelijk afnemen.

Daarnaast heeft het bedrijf momenteel het ISO 14001 certificaat en heeft zich daardoor verplicht continu verbeteringen (inclusief maatregelen gericht op het verminderen van de geuremissie) in de bedrijfsvoering door te voeren.

Het plangebied Saendelft ligt op circa 300 meter afstand van de geurproducerende bedrijfsactiviteiten van Forbo Flooring te Assendelft. De bestaande situatie in het plangebied Saendelft wordt opnieuw vastgelegd. Naar aanleiding van het bestemmingsplan is er geen specifiek geuronderzoek uitgevoerd, omdat er ook geen relevante gegevens over de geuremissie van het bedrijf bekend zijn. Hierdoor kan op dit moment voor het plangebied niet worden beoordeeld of er sprake is van een acceptabele geursituatie.

Tijdens een arbitragezaak rond de woningbouw in Saendelft is de geuremissie van Forbo Flooring onderzocht. Het bedrijf heeft ermee ingestemd dat de woningen op een afstand van 180 meter van de fabriek mochten worden gebouwd.

6.7.3 Ontwikkelingen

Binnen het plangebied zijn enkele uit te werken bestemmingen opgenomen, op meer dan 600 m afstand, gemeten vanaf de geurproducerende bedrijfsactiviteiten van Forbo Flooring te Assendelft. Op deze locaties is woningbouw voorzien. In het vigerende bestemmingsplan is al een uit te werken woonbestemming voor deze locaties opgenomen. Er is feitelijk geen sprake van een nieuwe ontwikkeling. Voor het bedrijf zijn de bestaande, dichterbij gelegen woningen in de directe omgeving maatgevend. Door de realisatie van de woningen op de nieuwbouwlocaties zal het bedrijf niet worden beperkt in de uitvoering van hun vergunde bedrijfsactiviteiten. In de uitwerkingsregels is als voorwaarde opgenomen dat er sprake dient te zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat.

6.8 Bodem

De gemeente is verdeeld in zones van vergelijkbare bodemkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een bodemkwaliteitskaart. Binnen het plangebied zijn twee zones van toepassing voor zowel de boven- als ondergrond.

Het deel langs de Dorpsstraat valt binnen de zone 'matig verontreinigd' met zware metalen en PAK. Het betreft hier een stedelijke ophooglaag, welke door eeuwenlang gebruik van de bodem, verontreinigd is geraakt met vooral zware metalen en PAK. Plaatselijk kunnen echter ook sterke verontreinigingen voorkomen. Het nieuwbouwdeel is bij de bouw opgehoogd met schoon zand. In het oostelijk deel van Saendelft licht een enkele gedempte sloot en een stort. Aangezien er geen contactmogelijkheden zijn doordat er twee meter zand op ligt, vormen deze verontreinigingen geen belemmering.

Indien grond wordt toegepast, bijvoorbeeld voor ophoging, aanvulling, versteviging, demping en bouwrijp maken, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben.De minimale kwaliteit van de toe te passen grond is afhankelijk van de locatie waar de grond wordt toegepast. Er dient een dubbele toets uitgevoerd te worden. Er moet beoordeeld worden in welke bodemkwaliteitszone en in welke bodemfunctiezone de locatie valt. De strenge eis (meest schone zone) geldt vervolgens als toepassingseis. In de huidige situatie geldt dat binnen het plangebied alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit 'wonen'. De meest actuele versie van de bodemkwaliteitskaart, de bodemfunctiekaart en de toepassingskaart zijn op de website van de gemeente Zaanstad gepubliceerd.

Binnen het plangebied liggen gebieden waar in het verleden bodemonderzoeken en/of saneringen zijn uitgevoerd. Ter plaatse van de nieuwbouwwijk is een sanering uitgevoerd door de wijk in zijn geheel op te hogen. Voorafgaand aan de ophogingen zijn enkele dempingen verwijdert.

Voor zover bekend leveren de verontreinigingen die in het plangebied aanwezig zijn, geen humane, ecologische of verspreidingsrisico's op. Daarom is het niet noodzakelijk deze verontreinigingen bij het huidige gebruik te saneren.

Op basis van de genoemde informatie blijkt dat de huidige bodemkwaliteit geschikt is voor de bestaande functies. Er bestaat in de huidige situatie geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek of sanerende maatregelen.

6.9 Natuur En Ecologie

Naar aanleiding van het bestemmingsplan is er geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied. Reden hiervoor is dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn gepland waarvoor een onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet of de Natuurbeschermingswet '98 noodzakelijk is. Daarnaast kenmerkt het gebied zich door een hoge mate van verstening. De aanwezige groenstroken zijn ook niet interessant in het kader van natuurwaarden.

De oostelijke kant van Saendelft heeft de meeste natuurwaarden door de combinatie water (Binnendelft) en land, waarbij relatief natuurvriendelijke oevers zijn aangelegd. Binnen de nieuwbouwwijk zijn de oevers langs de Luwte en de Zomerzon voor natuur het meest interessant.

Eventuele ontwikkelingen binnen het plangebied worden niet belemmerd door de aanwezigheid van beschermde diersoorten, zoals (weide)vogels, vleermuizen, specifieke zoogdieren (o.a. Noordse Woelmuis) en vis- en amfibiesoorten.

6.10 Duurzaamheid

6.10.1 Duurzaam bouwen

In het ISV (Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing)-meerjarenprogramma zijn doelstellingen opgenomen met betrekking tot duurzaam bouwen voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw. De kwaliteitseisen voor de nieuwbouw van woningen zijn wettelijk geregeld in het Bouwbesluit. Dit biedt over het algemeen voldoende waarborg voor kwaliteit, maar op een aantal aspecten is dat niet het geval en streeft de gemeente Zaanstad een hoger kwaliteitsniveau na om de bruikbaarheid en toekomstwaarde van de nieuwbouw te verhogen. In het plangebied wordt gestreefd naar zongerichte verkaveling door gevels en daken te oriënteren op het zuiden.

6.10.2 Windenergie

Plaatsing van zowel grote als kleine windturbines zijn op dit moment niet mogelijk als gevolg van het nieuwe provinciale beleid.

6.10.3 Zonnepanelen en/of collectoren

Het opwekken van elektriciteit met zonlicht is een duurzame methode die vrijwel overal toepasbaar is. Op elke woning, ieder gebouwencomplex of onbebouwde gronden kunnen PV*-panelen (Photo Voltaïc) geplaatst worden. Met een PV-paneel kunnen zonnestralen opgevangen worden en omgezet worden in elektriciteit. PV-cellen zijn een gemakkelijke en milieuvriendelijke manier om stroom op te wekken.

In bepaalde gevallen is het plaatsen van een zonnepaneel of zonnecollector vergunningsvrij. Hierover wordt dan ook niets opgenomen in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Water

7.1 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor de landelijk regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord Holland.

Het waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het rioolbeheer wordt uitgevoerd door de gemeente Zaanstad.

7.2 Watertoets

7.2.1 Beleidskader

7.2.2 Proces

De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening 2008 (Bro). Het is verplicht om een waterparagraaf op te nemen in de toelichting bij een bestemmingsplan. Het geheel van de waterparagraaf en het proces dat daarnaartoe leidt, heet de watertoets.

In de nota "Anders omgaan met water" is de watertoets geïntroduceerd. De watertoets heeft als doel de negatieve effecten van plannen en besluiten op de waterhuishouding te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. De watertoets is een procesinstrument dat tot doel heeft in een vroegtijdig stadium van een ruimtelijke ontwikkeling de betrokken partijen bij elkaar te brengen. Op die manier krijgen de waterhuishoudkundige aspecten een volwaardige plaats in de ruimtelijke ordening.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en het uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets geeft de inbreng van water een plaats in de procedures over ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is van toepassing op alle besluiten met ruimtelijke consequenties, zoals (wijzigingen van) bestemmingsplannen, projectbesluiten en ontheffingen. Ook bij uitwerking of realisatie van een plan is nader overleg nodig met de waterbeheerder.

Waterkeringen vormen één van de aandachtspunten van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) binnen de watertoets. In zijn algemeenheid geldt dat naar de mening van het hoogheemraadschap voor wat betreft de waterkeringen bij de uitwerking van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden met de belangen van waterkeringen. Hierbij wordt verwezen naar de vigerende structuurvisie, het provinciaal Waterplan, de Keur Hollands Noorderkwartier 2009 en het Beheersplan Waterkeringen 2006-2010 van het hoogheemraadschap. Bij waterkeringen gaat het zowel om waterkerende grondlichamen als waterkerende constructies en kunstwerken (sluizen, kademuren en damwanden) en de daarbij horende onderhouds- en beschermingszones.

In de Keur Hollands Noorderkwartier 2009 worden waterkeringen onderverdeeld in het zogenaamde waterstaatswerk en de aangrenzende beschermingszones. Op grond van de keur zijn binnen de begrenzing van het waterstaatswerk en de beschermingszones bepaalde activiteiten verboden. Het bestemmingsplan is vaak op hoofdlijnen, uitwerking vindt plaats door middel van een vergunning op basis van de Keur- en/of de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap kan deze ontheffing verlenen.

In de watertoets moeten alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegewogen worden. Het gaat dan onder andere om veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit, verdroging, grondwaterkwaliteit, grondwaterkwantiteit, gebruik en beleving. In de in november 2009 vastgestelde gewijzigde Keur is de verplichting opgenomen tot het uitvoeren van compenserende maatregelen bij verhardingstoenames van meer dan 800 m².

7.2.3 Advies

Ten behoeve van bestemmingsplan Saendelft zijn diverse overlegmomenten geweest met het hoogheemraadschap. Deze overleggen hebben geleid tot met name aanpassingen op de verbeelding ten behoeve van het water. In overleg is besloten om de belangrijke watergangen op te nemen met een bestemming Water. Deze watergangen maken (vaak) deel uit van de benodigde waterberging in het plangebied. Op de plekken waar bestaand water een wat minder belangrijke rol vervult, vaak naast de wegen, is overeengekomen de bestemming Verkeer -Verblijfsgebied op te nemen. Deze bestemming maakt het ook mogelijk om water te behouden of te realiseren.

7.3 Waterstructuur

Het plangebied ligt waterhuishoudkundig gezien in de Polder Assendelft. In deze polder worden, afhankelijk van het gebruik, in de verschillende deelgebieden verschillende waterpeilen gehandhaafd. Voor bestemmingsplan Saendelft kan er een onderscheid worden gemaakt in het peilvlak in het dorpslint en de spoorbaan en het peilvlak in de uitbreidingswijk.

7.3.1 Dorpslint en spoorbaan

In het dorpslint wordt hoofdzakelijk ten behoeve van de conservering van de funderingen van woningen een waterpeil gehandhaafd van NAP -1,65 m. Ook de spoorbaan is ingericht op dit waterpeil. De waterlopen liggen hoofdzakelijk aan de achterkant van de woningen en het watersysteem is, omdat het minimaal is in afmeting en oppervlakte, kwetsbaar voor verontreiniging en extreme neerslag. Het systeem wordt gevoed via inlaten vanuit de Kil en stroomt af via stuwtjes naar het landelijk gebied. De watergangen worden onderhouden door de aanliggende perceeleigenaren.

Het grondwater op de percelen langs de Dorpsstraat wordt gereguleerd door watergangen aan de achterkant. Op sommige percelen is door het zakken van het maaiveld de drooglegging minimaal en treed wateroverlast op.

7.3.2 Uitbreidingswijk

Bij de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk is een robuuste waterstructuur gemaakt. Deze is ingericht op de geplande inrichting van Saendelft. Bij de realisatie van de uitbreidingswijk is in combinatie met de hoogteligging van het maaiveld en de waterstructuur gekozen voor een peilregime waarbij zoveel als mogelijk gebruik gemaakt wordt van het gebiedeigen water. Afhankelijk van de neerslag wordt uit het watersysteem van de nieuwbouwwijk pas geloosd als het peil stijgt boven NAP -2,13 m en water ingelaten als het peil lager komt dan NAP -2,23 m. Daar waar mogelijk zijn natuurvriendelijke oevers ingericht ter ondersteuning van de watergebonden flora en fauna. Een deel van de Binnendelft (aan de oostgrens van het bestemmingsplangebied) valt binnen het bestemmingsplan. De Binnendelft hoort waterhuishoudkundig gezien bij bestemmingsplan Landelijk Gebied Assendelft. Het waterpeil in dit gebied is in de zomer NAP -2,20 m en in de winter NAP -2,30 m.

De watergangen worden onderhouden door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de gemeente Zaanstad. Momenteel is het hoogheemraadschap bezig met een watergebiedplan. Dit kan leiden tot wijziging van de waterpeilen en het verschuiven van de peilgebiedgrenzen.

In aanvulling op de geplande bebouwing wordt er nu in het park in Saendelft Oost een school gebouwd. Omdat deze aanvullende bebouwing de verhouding tussen oppervlaktewater en verhardingsoppervlakte verstoort, heeft de gemeente Zaanstad bij het toekennen van een watervergunning voor deze school de verplichting op zich genomen binnen twee jaar 200 m² extra oppervlaktewater te realiseren. Deze compensatie gaat naar verwachting plaatsvinden binnen het plangebied Kreekrijk.

7.4 Waterkeringen

Binnen het plangebied liggen geen primaire of regionale keringen die door een dubbelbestemming beschermd dienen te worden. Er zijn echter wel belangrijke peilscheidingen aanwezig die de scheiding vormen tussen de hoogwatersloot langs de lintbebouwing Assendelft en de nieuwe wijken Saendelft Oost (Waterrijk) en Saendelft West (Parkrijk).

7.5 Oppervlaktewater

Het doel van het systeem van watergangen en dijken is te wonen en te leven beneden zeeniveau. Het Hoogheemraadschap beheert deze watersystemen en veranderingen aanbrengen in de waterhuishouding mag alleen met een watervergunning van het Hoogheemraadschap.

Een watervergunning moet aangevraagd worden als een ruimtelijk plan;

  • een kering of dijk beïnvloed;
  • sloten dempt of verlegt;
  • een toename van meer dan 800 m² aan verhard oppervlak mogelijk maakt; of
  • de uitvoering van het onderhoud van watergangen beïnvloed.

Het aanbrengen van steigers wordt door het Hoogheemraadschap getoetst in verband met het onderhoud (o.a. het verwijderen van riet en drijfvuil en het baggeren van de sloten) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kan daarmee de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van 1 meter breed en 6 meter lang, onder de voorwaarde dat er 6 meter vrije doorvaartbreedte overblijft, is een melding voldoende.

7.6 Grondwater

In Saendelft west is de afstand tot open water groter dan in Saendelft oost. Dit maakt Saendelft west kwetsbaarder voor grondwaterstandfluctuaties. Een goede werking van de aangelegde (en natuurlijke) drainage is dan ook belangrijk.

7.7 Riolering

Met betrekking tot de riolering kan er tevens een onderscheid worden gemaakt in het gebeid van het Dorpslint en de spoorbaan en de uitbreidingswijk.

7.7.1 Dorpslint en spoorbaan

De panden langs de Dorpsstraat zijn aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Via dit stelsel wordt afvalwater uit de woningen en het regenwater van daken en weg afgevoerd. Om de emissie uit het rioolstelsel op het oppervlaktewater te beperken is op de hoek Noordveenweg en de Dorpsstraat een bergbezinkbassin gerealiseerd. Hierdoor vinden er bij ernstige regenval minder overstorten (van regenwater vermengd met afvalwater van riool naar oppervlakte) plaats. Het rioolwater wordt via een rioolgemaal in de Dr. Bonstraat afgevoerd naar de rioolwaterzuivering in Beverwijk.

7.7.2 Uitbreidingswijk

In Saendelft Oost ligt een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Er ligt een vuilwater- en regenwaterrioolstelsel. Het afvalwater wordt via enkele rioolgemalen afgevoerd naar het rioolgemaal in de Dr. Bonstraat en van daar naar de rioolwaterzuivering in Beverwijk. Het regenwater van daken en wegen wordt in eerste instantie verpompt naar het vuilwaterstelsel, zodat de meeste vervuiling van daken en weg niet in het afvalwater terecht komt. Na het afvangen van deze "first flush" wordt het regenwater geloods in het oppervlaktewater.

In Saendelft West ligt een vergelijkbaar stelsel. Verder is daar voor de afvoer van regenwater voor daken nog een extra stelsel gelegd welke loost in het oppervlaktewater.

7.7.3 Afvoerstelsel Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Het afvalwater uit het gemeentelijk rioolstelsel wordt geloosd in het transportnet van het hoogheemraadschap. Het hoogheemraadschap draagt zorg voor verdere afvoer naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) in Beverwijk waar het afvalwater wordt gezuiverd.

Binnen het bestemmingsplangebied liggen delen van het bedoelde transportnet. Op de hoek Dorpsstraat/Dr. Bonstraat staat een rioolgemaal van het hoogheemraadschap. In dit gemaal wordt het afvalwater van Assendelft en Saendelft-Oost geloosd. De afvoerleiding van dit gemaal loopt, in combinatie met een persleiding uit het noordoostelijk deel van Zaanstad, via de Dr. Bonstraat, langs het Heidpad, over de toerit van de Brassertunnel verder in noordelijke richting, aan de westkant van de spoorbaan naar Beverwijk. Op deze persleiding zitten aansluitingen voor de afvoer van afvalwater uit Krommenie en Saendelft-West.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301_0035.jpg"

Hoofdstuk 8 Beschrijving Planvorm En Bestemmingsregeling

In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen beschreven van de gehanteerde bestemmingen. Daarnaast worden aanduidingen, ontheffingsregels en wijzigingsbevoegdheden in de bestemmingsregeling aangestipt die, in verband met de speciale regeling die zij hanteren, een nadere toelichting kunnen gebruiken.

8.1 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.

De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. .

Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning' en 'sloopvergunning' zijn vervangen door omgevingsvergunning (indien noodzakelijk is deze term aangevuld ten behoeve van bouwen en/of slopen), de term 'aanlegvergunning' is vervangen door omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en tenslotte de term 'ontheffing' is vervangen door afwijking van de bouwregels/gebruiksregels.

8.2 De Wet Ruimtelijke Ordening

Dit bestemmingsplan is opgesteld op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), die zijn ingevoerd op 1 juli 2008 en volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008) inclusief digitaliseringsplicht per 1 januari 2010. Dit houdt onder andere in dat de Wet ruimtelijke ordening de strafbepaling en de algemene gebruiksbepaling is neergelegd, zodat deze niet meer opgenomen hoeven te worden in de planregels.

De SVBP2008 bevat een aantal voorschriften die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit ondermeer dat, in vergelijking met de voorgaande regelgeving, niet meer wordt gesproken van voorschriften maar van regels. Tevens zijn er een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in het artikel aangaande begrippen. Ook schrijft de SVBP2008 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan de wijze van meten.

In het Besluit ruimtelijke ordening is een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels.

8.3 Gekozen Planvorm

Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat in beperkte mate ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op het behoud van de aanwezige functies en te beschermen waarden, ook vanwege het feit dat zich in het plangebied nauwelijks ontwikkelingen binnen de wettelijke planperiode voordoen.

Op grond van artikel 3.1.3 Bro gelden de volgende verplichtingen en mogelijkheden voor een bestemmingsplan:

  1. 1. een bestemmingsplan bevat een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
  2. 2. bij of krachtens wet kunnen bestemmingen worden voorgeschreven;
  3. 3. bij of krachtens wet kunnen regels worden voorgeschreven;
  4. 4. voor zover nodig moeten uitwerkings-, wijzigings-, en afwijkingsbepalingen worden opgenomen.

8.4 Bestemmingsregeling

8.4.1 Plansystematiek en inleiding op de regels

Het bestemmingsplan is grotendeels gericht op het behoud van de bestaande situatie. Dit betekent dat het de bestaande functies nauwkeurig vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimd qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van bestemmingsplan.

In Hoofdstuk 2 van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.

De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie Hoofdstuk 1 van de regels).

De algemene regels, waaronder algemene bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels, zijn terug te vinden in Hoofdstuk 3 van de bij het plan behorende regels.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte de overgangs- en slotbepalingen.

In algemene zin kan worden opgemerkt dat op de verbeelding om reden van kenbaarheid ook de monumenten zijn aangeduid. De planregels bevatten echter geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Monumentenwet (artikel 11) en de monumentenverordeningen van de provincie en de gemeente (resp. artikel 6 en artikel 9).

De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.

8.4.2 Toelichting op de regels

Aan de hand van de hoofdstukindeling in de regels is in deze paragraaf, waar nodig, een nadere toelichting op de regels opgenomen.

8.5 Planmer-plicht

In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een planmer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie:

  1. 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichting;
  2. 2. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig is.

In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-mer vallen.

Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.

8.6 Bestemmingsplanprocedure

De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke Ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn verschillende fasen te onderscheiden:

  • Voorbereidingsprocedure

Voor het opstellen van een ontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen een gemeente. Deze bevindingen worden zo goed mogelijk opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

  • Vaststellingsprocedure

Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken (dit is een termijn van orde) na de termijn van terinzagelegging vast.

  • Beroepsprocedure

Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de VROM inspectie een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de VROM inspectie wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Uitvoerbaarheid

De uitbreidingswijk Saendelft wordt gerealiseerd door de publiek-private samenwerking (PPS) GEM Saendelft die in 1996 is opgericht. Jaarlijks wordt het resultaat van de grondexploitatie door de aandeelhoudersvergadering (AVA) vastgesteld. De gemeente Zaanstad is voor 50% aandeelhouder. De doelstelling is het realiseren van ongeveer 4.750 woningen met bijbehorende voorzieningen in de vorm van stadsuitbreiding in Zaanstad-Noord. Inmiddels is circa 85% van het plan gerealiseerd. Wel is er vertraging ontstaan in de realisatie van het woningbouwprogramma in een aantal deelgebieden. De dekking van het risico in de vertraging van de woningbouw is opgenomen in de grondexploitatie van de GEM Saendelft. De partijen binnen de GEM Saendelft zijn contractueel verplicht om tot en met de afronding van de wijk Saendelft alle kosten te dragen.

Er zijn onderhandelingen over uittreding van de gemeente uit GEM Saendelft gaande, waarbij het onderwerp kostenverhaal in de uittredingsovereenkomst geregeld en verzekerd moet worden.

9.2 Handhaving

In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
    Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
  2. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
    De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
  3. 3. Realistische en inzichtelijke regeling.
    Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten daarom niet meer regelen dan noodzakelijk is.
  4. 4. Actief handhavingsbeleid.
    Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.

Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.

Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.

In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Overleg

10.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Saendelft op 11 juli 2012 gepubliceerd in het Zaans Stadsblad.

10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan betrokken overleginstanties:

  1. 1. Provincie Noord-Holland
  2. 2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  3. 3. Kamer van Koophandel Amsterdam
  4. 4. Koninklijke KPN N.V.
  5. 5. KPN Vastnet
  6. 6. TenneT TSO B.V.
  7. 7. NUON
  8. 8. N.V. Nederlandse Gasunie
  9. 9. Waterleidingbedrijf Noord-Holland
  10. 10. Kontakt Milieubeheer Zaanstreek
  11. 11. Gemeentelijke monumentencommissie
  12. 12. Vereniging Zaans Erfgoed
  13. 13. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
  14. 14. Brandweer Zaanstad
  15. 15. GGD Zaanstreek-Waterland
  16. 16. GEM Saendelft
  17. 17. Parteon
  18. 18. Wijkoverleg Assendelft
  19. 19. Zaanse Ondernemers Netwerk (ZON)
  20. 20. Forbo Flooring systems
  21. 21. Winkeliersvereniging De Saen
  22. 22. Prorail Regio Randstad Noord

De volgende instanties hebben gereageerd op het ontwerpbestemmingsplan Saendelft; 1, 3, 6, 10, 13/14 en 15. De instanties genoemd onder 2, 8, 17 en 20 hebben een zienswijze ingediend. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 10.4.

De reacties in het kader van dit overleg worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij een reactie van de gemeente over het betreffende onderdeel.

1. Provincie Noord-Holland

Reactie provincie

De ruimtelijke ontwikkelingen in het ontwerpbestemmingsplan zijn in overeenstemming met de bepalingen van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Het plangebied heeft een stedelijke functie en is conform de kaart 2 behorende bij de verordening aangeduid als bestaand bebouwd gebied. Het ontwerpbestemmingsplan geeft dan ook geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie gemeente

Deze reactie heeft geen gevolgen voor het ontwerpbestemmingsplan.

2. Kamer van Koophandel

Reactie Kamer van Koophandel

De Kamer van Koophandel maakt geen gebruik van de adviesmogelijkheid. Dit plangebied kent hoofdzakelijk woningen en is voor de Kamer van Koophandel minder interessant.

Reactie gemeente

Deze reactie heeft geen gevolgen voor het ontwerpbestemmingsplan.

3. Tennet

Reactie Tennet

In dit plangebied zijn geen eigendommen van het bedrijf betrokken. Er wordt bedankt voor het toezenden van de kennisgeving.

Reactie gemeente

Deze reactie heeft geen gevolgen voor het ontwerpbestemmingsplan.

4. Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Kontakt Milieubeheer Zaanstreek constateert dat met grote zorgvuldigheid aan het bestemmingsplan gewerkt is en beperkt zich daarom tot enkele inhoudelijke opmerkingen en vragen.

Reactie 1 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Bestaat er specifiek Zaans beleid omtrent UMTS masten? Zijn er plannen om deze binnenkort op te stellen/ vast te stellen? Zo ja maakt u in dat beleid melding van limieten voor straling en voorzorgen die te maken hebben met eventuele gezondheidseffecten?

Reactie 1 gemeente

Er is geen specifiek Zaans beleid omtrent UMTS masten. De gemeente volgt hierin het landelijke beleid. De gemeente is niet voornemens om gemeentelijk beleid omtrent UMTS op te stellen.

Reactie 2 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Omtrent 2002 is er een raadsmotie aangenomen om de waterbergingsopgave nabij Saendelft een meer gebiedseigen invulling te geven. Bedoeld is een geleidelijke overgang met het omringende landschap te bewerkstelligen. Er was toen sprake van een waterbergingsopgave buiten Saendelft dat tot een groot meer zou moeten leiden. Kunt u nagaan of en hoe deze motie tot uitvoering is gekomen?

Reactie 2 gemeente

Geconstateerd wordt dat waterhuishouding in Saendelft is uitgevoerd conform de plannen uit 1998. Hierbij is rekening gehouden met natuurontwikkeling en het vasthouden van gebiedseigen water. Bij de verdere ontwikkeling van geheel Noorderwelf, waar Saendelft onderdeel van uitmaakt, wordt door inbreng van het Hoogheemraadschap zorg gedragen voor een goede waterhuishouding op basis van de huidige inzichten. Op basis van deze huidige inzichten is het niet meer noodzakelijk een groot meer aan te leggen in het deelgebied De Omzoom. De inrichting van de waterhuishouding in deze strook zal vergelijkbaar zijn met de waterhuishouding in het landelijk gebied van Assendelft.

Reactie 3 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Indiener is van mening dat de mate van overlast of gevaar als criterium gehanteerd moet worden bij het toestaan van aan huis verbonden bedrijven i.p.v. de oppervlakte van het bedrijf. Wat is de visie van de gemeente?

Reactie 3 gemeente

De gemeente acht het van belang dat de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten kleinschalig blijven. De woonfunctie dient de primaire functie te blijven (dit blijkt ook uit jurisprudentie over beroepen en bedrijven aan huis). Het stellen van een limiet aan de oppervlakte ligt hiermee in de rede. De gemeente houdt daarom vast aan het percentage c.q. de oppervlakte.

Reactie 4 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Is het mogelijk een deel van het Poort Clam Dijcke-gebied in te richten voor maatschappelijke doelstellingen?

Reactie 4 gemeente

Van het gebied Poort Clam Dijcke is in dit bestemmingsplan alleen de strook grond opgenomen die parallel en tussen de provinciale weg en de spoorbaan is gelegen,. Deze strook grond is qua situering op zich zeer geschikt voor kantoorontwikkeling. In verband daarmee is niet onderzocht of de locatie geschikt zou zijn voor maatschappelijke functies. Hier was ook geen aanleiding toe omdat er geen concrete initiatieven kenbaar zijn bij de gemeente tot het oprichten/uitoefenen van maatschappelijke functies. Gelet hierop is volstaan met het bestemmen van de bestaande situatie.

Reactie 5 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Is het mogelijk om maatschappelijke bestemming soms ook toe te passen bij grote panden (bijvoorbeeld Dorpsstraat 932 en Dorpsstraat 988) of er aan toe te voegen?

Reactie 5 gemeente

Het pand aan de Dorpsstraat 932 heeft een gemengde bestemming. Dit betekent dat het toegestaan is om in het pand ook maatschappelijke functies uit te oefenen. De Dorpsstraat 988 heeft een bedrijfsbestemming. Maatschappelijke functies zijn daar niet toegestaan. Aangezien de eigendommen van deze, en vaak ook andere, panden niet in handen zijn van de gemeente en er ook geen concrete initiatieven kenbaar zijn bij de gemeente tot het oprichten/uitoefenen van maatschappelijke functies wordt dit niet zonder meer toegevoegd.

Reactie 6 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Is er zicht op hoe en waar extra fietsenstallingen worden gerealiseerd?

Reactie 6 gemeente

Fietsenstallingen maken deel uit van de inrichting van de openbare ruimte. Hier gaat het bestemmingsplan niet over. Het bestemmingsplan geeft enkel aan waar bijvoorbeeld verkeersbestemmingen zijn toegestaan (bijvoorbeeld fietspaden, voetpaden, autowegen en fietsenstallingen), maar niet hoe deze bestemmingen daadwerkelijk ingericht moeten worden.

Reactie 7 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Er wordt voor de richtafstand voor Forbo gerefereerd aan het VNG-boekje. In het VNG-boekje wordt er niet gesproken over linoleumfabrieken, wel van tapijt- kokos- en vloermattenfabrieken of loopvlakvernieuwing. Kunt u nader motiveren hoe u aan de richtafstand komt?

Reactie 7 gemeente

In de meest actuele editie van de VNG brochure wordt er inderdaad niet gesproken over linoleumfabrieken. In de vorige editie nog wel. Op basis van de vorige editie is vermeld dat Forbo een categorie 4.1 bedrijf is, maar dit zal anders omschreven worden in het Milieuonderzoek. In het bestemmingsplan waar Forbo in valt (bestemmingsplan Industrieterrein Assendelft Noord), wordt namelijk een maatbestemming voor dit bedrijf opgenomen. Dit betekent dat in zijn algemeenheid categorie 3.1 t/m 4.2 is toegestaan (afhankelijk van de afstand tot gevoelige objecten) en specifiek t.b.v. Forbo is een linoleumfabriek toegestaan.

Reactie 8 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Het monitoren van de vermindering van de geuroverlast o.b.v. verplichtingen die zijn opgelegd bij het bedrijf, heeft u daar zicht op?

Reactie 8 gemeente

De provincie Noord-Holland is bevoegd gezag voor de milieuvergunning en monitort de verplichtingen die gelden vanuit de milieuvergunning.

Reactie 9 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Is er voldoende rekening gehouden met waterafvoer en waterberging i.v.m. de toename van zowel droge als natte periodes? En is het mogelijk om in de meer groene delen van het gebied ook waterberging toe te passen?

Reactie 9 gemeente

De woonwijk Saendelft is ingericht aan de hand van de actuele normering van het Hoogheemraadschap. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de gevolgen van de klimaatsverandering. In Saendelft zijn op diverse plekken ecologische oevers ingericht die ruimte bieden voor de waterberging.

Reactie 10 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Welke middelen heeft de gemeente om van burgers te eisen of te adviseren de tuinen zo min mogelijk te verharden?

Reactie 10 gemeente

De gemeente kan niet eisen dat tuinen niet verhard worden. Dit ligt binnen de vrijheid van de bewoners.

Reactie 11 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Indiener wil wijzen op de dubbelfunctie van natuurvriendelijke oevers. Het aanleggen van aflopende natuurvriendelijke oevers is een methode waar zo vaak mogelijk gebruik van gemaakt zou moeten worden.

Reactie 11 gemeente

Zie reactie 9 van deze zienswijze.

Reactie 12 Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Betreft de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.4 en de Algemene wijzigingsregels in artikel 28 ten aanzien van de toegestane milieucategorieën. Kan de gemeente de uitgangspunten in deze 2 artikelen met elkaar verzoenen in die zin dat er op papier geen sprake meer kan zijn van toegestane milieuoverlast?

Reactie 12 gemeente

Nee, de artikelen kunnen niet zodanig gecombineerd worden dat er op papier geen sprake meer is van milieuoverlast. Artikel 3.4 is er juist voor bedoeld om de milieuoverlast terug te dringen. De specifiek bestemde bedrijfsactiviteiten zijn van een hogere milieucategorie dan algemeen toelaatbaar op die plek. De wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.4 betreft de bevoegdheid om die specifiek bestemde bedrijfsactiviteiten te laten vervallen bij bedrijfsbeëindiging.

Artikel 28 staat hier los van. Dit artikel biedt enige flexibiliteit inzake de Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemening, maar het uitgangspunt blijft dat de milieu-invloed op zijn minst gelijk blijft. Dit blijkt uit de gestelde voorwaarden in dit artikel.

5. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

De reactie van de Brandweer Zaanstreek-Waterland van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (hierna: Veiligheidsregio) is geschreven in de vorm van een advies met betrekking tot de externe veiligheid van het ontwerpbestemmingsplan Saendelft. In het advies zijn diverse scenario's opgesteld met betrekking tot de externe veiligheid. Hieronder worden de scenario's dan ook verwerkt als 3 reacties.

Reactie 1 Veiligheidsregio

De eerste reactie heeft betrekking op het scenario: BLEVE (dit is een Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion. Dit is een explosie als gevolg van het falen van een tank, gevolgd door een explosieve expansie van de vloeistof, zoals LPG). De woningen in het uiterste noordoosten van het plangebied liggen binnen het effectgebied en daarom is een snelle waarschuwing en alarmering belangrijk. Ontruiming en evacuatie zijn de beste opties. De Veiligheidsregio beveelt aan om de zelfredzaamheid te bevorderen door specifieke risicocommunicatie, onbelemmerde vluchtroutes en schuilmogelijkheden.

Reactie 1 gemeente

Het bestemmingsplan is niet het aangewezen ruimtelijk instrument om risicocommunicatie tot stand te brengen of om onbelemmerde vluchtroutes en schuilmogelijkheden te waarborgen. Reactie 1 geeft geen aanleiding tot aanpassing van de planregels of de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan.

Wel zal op basis van het advies van de Veiligheidsregio de verantwoording van het groepsrisico opgesteld worden en toegevoegd worden aan het Milieuonderzoek dat als bijlage is opgenomen bij de toelichting. Hierin wordt ingegaan op risicoreducerende en effectbeperkende maatregelen.

Reactie 2 Veiligheidsregio

Reactie 2 heeft betrekking op het scenario: Fakkelbrand hoge druk aardgasleiding.

In het effectgebied bevinden een aantal kwetsbare objecten, zoals een school, kindercentrum en woningen. Uit het advies van Brandweer Zaanstad blijken bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid voor het grootste deel van het plangebied toereikend te zijn. Vluchten is de beste optie. De zelfredzaamheid kan bevorderd worden door risicocommunicatie. Voor objecten waar verminderd zelfredzame personen verblijven (zoals het kindercentrum en de buitenschoolse kinderopvang) wordt een intern noodplan aanbevolen.

Reactie 2 gemeente
Het bestemmingsplan is niet het aangewezen ruimtelijk instrument om risicocommunicatie tot stand te brengen, om onbelemmerde vluchtroutes te waarborgen of om medewerking te stimuleren voor de borging van de zelfredzaamheid in een intern noodplan. Reactie 2 geeft geen aanleiding tot aanpassing van de planregels of de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan.

Wel zal op basis van het advies van de Veiligheidsregio de verantwoordingsplicht groepsrisico opgesteld worden en toegevoegd worden aan het Milieuonderzoek dat als bijlage is opgenomen bij de toelichting. Hierin wordt ingegaan op risicoreducerende en effectbeperkende maatregelen.

Reactie 3 Veiligheidsregio

Reactie 3 heeft betrekking op het scenario: Toxische wolk N246.

Bij een ongeval op de N246 met een tankwagen met een toxische stof, kan een toxische wolk zich over het plangebied verspreiden en (dodelijke) slachtoffers veroorzaken, een en ander afhankelijk van de concentratie en soort giftige stof en de specifieke (weers)omstandigheden. Het gevaar is niet in alle gevallen juist in te schatten. Daarom is het van belang om tijdig te alarmeren. Schuilen is de beste optie, bijvoorbeeld naar relatief luchtdichte ruimtes. De zelfredzaamheid kan worden bevorderd door onbelemmerde vluchtroutes en risicocommunicatie.

Reactie 3 gemeente

Het bestemmingsplan is niet het aangewezen ruimtelijk instrument om risicocommunicatie tot stand te brengen of om onbelemmerde vluchtroutes te waarborgen. Reactie 3 geeft geen aanleiding tot aanpassing van de planregels of de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan.

Wel zal op basis van het advies van de Veiligheidsregio de verantwoordingsplicht groepsrisico opgesteld worden en toegevoegd worden aan het Milieuonderzoek dat als bijlage is opgenomen bij de toelichting. Hierin wordt ingegaan op risicoreducerende en effectbeperkende maatregelen.

6. Brandweer Zaanstad

Reactie Brandweer Zaanstad

Advies is een aanvulling op dat van de Veiligheidsregio. Primaire bluswatervoorziening is voor het grootste gedeelte conform de norm en de bereik-baarheid is thans goed. Nieuwe projecten, als-mede de aanleg van nieuwe wegen en herinrich-ting van bestaande wegen graag i.o.m. Brandweer Zaanstad. Geen opmerkingen m.b.t. de aanrijdtijd. Voor maatregelen m.b.t. externe veiligheid wordt verwezen naar het advies van Brandweer Zaanstreek-Waterland van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland.

Reactie gemeente

Het bestemmingsplan staat toe dat wegen en bij een bestemming behorende ondersteunende voorzieningen als brandkranen e.d. worden aangelegd. Er is echter sprake van toelatingsplanologie, de daadwerkelijke aanleg en realisatie gaat het bereik van een bestemmingsplan te buiten. Dit geldt ook voor de eisen waaraan wegen ten behoeve van de bereikbaarheid door de brandweer aan moeten voldoen. Deze zijn niet ruimtelijk relevant.

De gemeente betrekt en informeert de Brandweer Zaanstad bij diverse gelegenheden. Zo wordt bij nieuw te realiseren ruimtelijke projecten en bij verkeersbesluiten de Brandweer Zaanstad betrokken om te adviseren over bereikbaarheid, bluswatervoorziening en aanrijdtijd.

7. GGD Zaanstreek-Waterland

Reactie GGD Zaanstreek-Waterland

De GGD adviseert bij de uitbreiding van de school De Bijenkorf rekening te houden met het volgende; Voldoende ventilatie dient gewaarborgd te worden in de klaslokalen. Het openen van ramen kan betekenen dat er geluidsoverlast ontstaat (Provincialeweg en het spoor) waardoor de les verstoord wordt. Het is goed om hier van tevoren een oplossing voor te bedenken zodat zowel geluidbeperking als binnenluchtkwaliteit optimaal zijn.

Reactie gemeente

Voor wat betreft de eventuele geluidoverlast wordt er bij dit bestemmingsplan voorzien in het verlenen van een hogere waarde ten behoeve van de uitbreiding van de school De Bijenkorf.

Voor wat betreft de luchtkwaliteit in de klaslokalen is het bestemmingsplan niet het aangewezen ruimtelijk instrument om dit te waarborgen. Dit zal geregeld dienen te worden bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de uitbreiding.

10.3 Burgerparticipatie

Er is geen voorontwerpbestemmingsplan opgesteld en daarover is geen inspraak gehouden. Deze keuze is mede gemaakt, omdat in het bestemmingsplan de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen en slechts in beperkte mate ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 komen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad. De invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft hierin geen verandering gebracht.

10.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van donderdag 7 maart 2013 tot en met woensdag 17 april 2013. Tijdens deze periode zijn er zienswijzen binnengekomen. Deze worden in Bijlage 1 zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging

Bijlage 1 Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 1 Nota van zienswijzen en Ambtshalve wijzigingen

Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 2 Toelichting op de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging

Bijlage 3 Milieuonderzoek

Bijlage 3 Milieuonderzoek