Zaans Medisch Centrum
Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad
Vastgesteld op 17-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Zaans Medisch Centrum van de gemeente Zaanstad.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand: NL.IMRO.0479.STED3779BP-0301met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aanduidingsvlak
Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.
1.6 Antenne-installatie
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.7 Antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.8 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 Bestaande bebouwing / bouwwerken
Bebouwing / bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig zijn of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend dan wel een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend die kan worden verleend.
1.10 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.11 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 Bijbehorende bouwwerken
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.13 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 Bouwgrens
Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.15 Bouwhoogtescheidingslijn
Een aanduiding die de scheiding aangeeft tussen de gedeelten van een bestemmings- of bouwvlak waarop verschillende maximale bouw- en/of goothoogten zijn toegestaan.
1.16 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Deze zijn aan te merken als bijzondere bouwlaag.
1.17 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.19 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 Brutovloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc..
1.21 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.22 Dienstverlening
Zakelijke, consumentverzorgende en maatschappelijke dienstverlening.
1.23 Dove gevel
De bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A).
1.24 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 Groenvoorziening
Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.26 Horecabedrijf
Een bedrijf, waarbinnen horeca-activiteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten.
1.27 Hotel
Een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht).
1.28 Maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen
Dienstverlening op het gebied van en voorzieningen voor overheid, welzijn, ouderen, (para)medische behandeling, onderwijs (waaronder begrepen jeugd/kinder- en naschoolse opvang), sport, openbare veiligheid, cultuur en religie en vergelijkbare maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen, met uitzondering van brandweerkazernes.
1.29 Nutsvoorziening
Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.30 Ondergeschikt bouwdeel
Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- b. aircoinstallaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- c. luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
1.31 Parkeervoorziening
Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer.
1.32 Peil
- a. Voor een gebouw op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
- b. Voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
- c. voor een bouwwerk op en perceel waarvan de toegang niet direct aan een weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.33 Planregels
De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Zaans Medisch Centrum.
1.34 Speelvoorzieningen
Voorzieningen voor speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen/terreinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc.) en trapvelden.
1.35 Supermarkt
Een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen.
1.36 Verbeelding
Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Zaans Medisch Centrum met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.
1.37 Woning
Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden niet zijnde kamerverhuur.
1.38 Zorggerelateerde dienstverlening en detailhandel
Bijvoorbeeld laboratoria, apotheek, mortuarium, aanmeten en verkoop protheses.
1.39 Zorgwoning
Een woning die bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.
2.2 Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
2.3 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.4 Bouwdiepte
Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
2.5 Bouwhoogte van een antenne-installatie
Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.
2.6 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7 Brutovloeroppervlakte van een gebouw
De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.
2.8 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.9 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.10 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen, water(berging), oeververbindingen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. toegangswegen en -paden naar percelen
- f. en overige voorzieningen behorend tot deze bestemming.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Maatschappelijk - 1 - Voorlopige En Definitieve Bestemming
4.1 Bestemmingsomschrijving - voorlopige bestemming
De voor 'Maatschappelijk - 1 - voorlopige en definitieve bestemming' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
- b. onderwijs- en onderzoeksfaciliteiten;
- c. huisvesting verplegend personeel;
- d. familiehuis;
- e. zorggerelateerde dienstverlening en detailhandel;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. wegen-, voet- en fietspaden;
- h. laad- en losvoorzieningen en manoeuvreerruimtes;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
4.2 Bouwregels - voorlopige bestemming
Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden, mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
4.3 Afwijken van de bouwregels - voorlopig bestemming
In afwijking van de in 4.2.1. onder b genoemde maximum bouwhoogte, mag in het plangebied ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding-1 (sba-1) maximaal één schoorsteen met een oppervlakte van maximaal 8 m2, waarvan de bouwhoogte maximaal 40 meter bedraagt, worden gerealiseerd.
4.4 Geldigheidsduur voorlopige bestemming
De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt, bedraagt 5 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
4.5 Bestemmingsomschrijving - definitieve bestemming
De voor Maatschappelijk - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
- b. onderwijs- en onderzoeksfaciliteiten;
- c. huisvesting verplegend personeel;
- d. familiehuis;
- e. zorggerelateerde dienstverlening en detailhandel;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. wegen-, voet- en fietspaden;
- h. laad- en losvoorzieningen en manoeuvreerruimtes;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
4.6 Bouwregels - definitieve bestemming
Op en onder de in lid 4.5 genoemde gronden, mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
4.7 Afwijken van de bouwregels - definitieve bestemming
In afwijking van de in 4.6.1. onder b genoemde maximum bouwhoogte, mag in het plangebied ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding-1 (sba-1) maximaal één schoorsteen met een oppervlakte van maximaal 8 m2, waarvan de bouwhoogte maximaal 40 meter bedraagt, worden gerealiseerd.
Artikel 5 Maatschappelijk - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
- b. huisvesting verplegend personeel;
- c. familiehuis;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding 'supermarkt' (su) tevens een supermarkt;
- e. detailhandel;
- f. horeca, vallende onder de categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. wegen-, voet- en fietspaden;
- i. laad- en losvoorzieningen en ruimtes;
- j. groenvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
5.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden, mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
5.3 Afwijken van de bouwregels
In afwijking van de in artikel 5.2.1 genoemde maximum bouwhoogte, mag in het plangebied ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding-1 (sba-1) maximaal één schoorsteen met een oppervlakte van maximaal 8 m2, waarvan de bouwhoogte maximaal 40 meter bedraagt, worden gerealiseerd.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Voor de in artikel 5.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:
- a. voor de functie van supermarkt als bedoeld onder d. geldt een maximaal brutovloeroppervlak (bvo) van 4500 m2;
- b. voor de functie van detailhandel als bedoeld onder e geldt een maximaal brutovloeroppervlakte (bvo) van 1600 m2,
- c. voor de functie van horeca als bedoeld onder f geldt een maximaal bruto vloeroppervlakte (bvo) van 3500 m2 ten behoeve van een hotel en maximaal 1200 m2 ten behoeve van overige horeca;
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een primair doorgaand karakter;
- b. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' (os) de ontsluiting van het gebied met de bestemmingen 'Maatschappelijk - 1' en 'Maatschappelijk - 2';
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen
- e. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
6.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met een maximum bouwhoogte van 3 meter.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande maatvoering
- 1. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
- 2. In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
7.2 Parkeren
Een gebouw mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om vergunning blijkt dat in, onder of nabij het gebouw voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd (zie artikel 12.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening).
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwwerk waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:
- 1. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
- 2. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen en bebouwing zonder dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien (zie artikel 7.2);
- 3. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- 4. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
- 5. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- 6. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:
- a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlakte van 30 m² worden gebouwd;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
- c. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien deze afwijking bedoeld is voor een ruimtelijk en/of technisch beter verantwoorde uitvoering van het bouwwerk;
- d. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
- f. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- g. de in de regels toegestane maximale bouwhoogte met ten hoogste 3 meter wordt overschreden ten behoeve van zonnepanelen.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid - 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone - wijzigingsgebied - 1' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen ten behoeve van woningbouw (gestapelde en/of grondgebonden woningen en/of zorgwoningen), met bijbehorende tuinen, erven, ontsluitingen, groen en water, mits:
- 1. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
- 2. bodemonderzoek heeft uitgewezen dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
- 3. de initiatiefnemer voorziet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- 4. de gebouwde en onbebouwde inrichting van het gebied aansluit op het straat- en bebouwingsbeeld en de groen- en waterstructuren in de directe omgeving van het plangebied. Om de stedenbouwkundige kwaliteit te waarborgen dient het plan hoofdzakelijk te voorzien in een naar de zuid- en oostgrens van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 2' aflopende mate van bebouwingsdichtheid en bouwhoogte, teneinde een geleidelijke overgang naar de aangrenzende parken te waarborgen;
- 5. de verkeersveiligheid niet in het geding is;
- 6. op basis van het definitieve programma met bijbehorende m2 bebouwd oppervlakte wordt bepaald of en zo ja hoeveel watercompensatie benodigd is. Eventueel toe te voegen wateroppervlak dient in aansluiting op het bestaande oppervlaktewater in het In het Veldpark gerealiseerd te worden;
- 7. voorzien wordt in een ontsluiting ten behoeve van het woongebied;
- 8. voorzien wordt in een fietsverbinding tussen de Rosmolenbuurt en de fietsbrug over de Gouw naar Peldersveld;
- 9. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd;
- 10. ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone - wijzigingsgebied - 1' in totaal niet meer dan 250 woningen worden gerealiseerd, waarbij het percentage vrije sector woningen maximaal 70% mag bedragen.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
- b. ventilatiekanalen, antenneinstallaties, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 meter bedraagt;
- c. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
12.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
12.3 Wet- en regelgeving
Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Ontheffing van de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10 %.
13.3 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik
Het gebruik en laten gebruiken van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.4 Veranderen strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.3 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.5 Onderbreken strijdig gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.3, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Zaans Medisch Centrum van de gemeente Zaanstad.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van <……>
De voorzitter, de griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Leeswijzer
De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over -en een onderbouwing voor- de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd.
- hoofdstuk 1 Inleiding geeft een inleiding op het bestemmingsplan. De aanleiding, doelstelling, plangrenzen, planvorm en voorgaande plannen worden achtereenvolgens behandeld.
- hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied geeft een beschrijving van ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. Daarin komen onder meer de geschiedenis, de stedenbouwkundige invulling van het gebied en de verkeersstructuur aan de orde.
- hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied.
- hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders geeft een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's.
- hoofdstuk 5 Uitgangspunten en Ontwikkelingen beschrijft de algemene en gebiedsspecifieke uitgangspunten. Verder worden ontwikkelingen en knelpunten die in het gebied voorkomen beschreven en wordt zo mogelijk een oplossing geboden.
- hoofdstuk 6 Milieuaspecten beschrijft de resultaten van de voor het bestemmingsplan relevante en uitgevoerde milieuonderzoeken.
- hoofdstuk 7 Water beschrijft de watertoets.
- hoofdstuk 8 Beschrijving planvorm en bestemmingsplanregeling bevat de juridische plantoelichting. Daar waar de planregels toelichting behoeven is in dit hoofdstuk een uitleg van de juridische regeling gegeven.
- hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid beschrijft bij "Maatschappelijke uitvoerbaarheid" de wijze van inspraak en bij "Economische uitvoerbaarheid" de economische onderbouwing van de in het plan opgenomen ontwikkelingen.
- hoofdstuk 10 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro tenslotte, geeft de resultaten van het overleg met diverse instanties en instellingen in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
1.2 Aanleiding En Doelstelling
Het terrein van het Zaans Medisch Centrum betreft een bestaand werkgebied waar de komende jaren nieuwe ontwikkelingen verwacht worden. Deze zijn opgenomen in het Masterplan Zaans Medisch Centrum. Het plan behelst niet alleen de ontwikkeling van een nieuw ziekenhuis, maar ook de ontwikkeling van een zorgboulevard, gebouwde parkeervoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen. Het huidige ziekenhuis blijft functioneren totdat het nieuwe ziekenhuis gereed is, en zal op termijn gesloopt worden. Het geheel of een gedeelte van het vrijkomende terrein zal op termijn worden ingevuld met (een combinatie van zorg en) wonen.
De voorgenomen herstructurering van het gebied past op onderdelen niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Het doel van het onderhavige bestemmingsplan is het tot stand brengen van een planologische regeling die voorwaarden schept voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling op het terrein van het Zaans Medisch Centrum. Met de realisatie van Masterplan Zaans Medisch Centrum verzekert Zaanstad zich niet alleen van een innovatief zorgpark van bovenregionaal belang, maar ook van een gebiedsontwikkeling waarbij de reeds bestaande kwaliteiten verder versterkt worden.
1.2.1 Argumenten voor nieuwbouw
Het Zaans Medisch Centrum is een algemeen ziekenhuis (circa 60.000m2 bvo, met 299 bedden, 1100 fte en circa 119 specialisten) dat in de loop der jaren is uitgegroeid tot een conglomeraat van gebouwen. In de visie van het ziekenhuisbestuur voldoet het huidige ziekenhuis niet meer aan de gestelde eisen van vernieuwend, betrouwbaar en gastvrij. Dit betekent dat vernieuwing en innovatie nodig zijn voor het leveren van cliëntgerichte, veilige en betrouwbare zorg, via een doelmatige en transparante bedrijfsvoering. Dit geldt niet alleen voor de nieuwe bebouwing, maar zeker ook voor het openbaar gebied als verlengstuk van de nieuwbouw. De optimale stedenbouwkundige inpassing van de bebouwing is daarnaast essentieel t.a.v. bereikbaarheid en routing, duurzaamheid, faseerbaarheid en flexibiliteit (groei en krimp). Het realiseren van integrale nieuwbouw in de vorm van eigentijds, flexibel en duurzaam complex, met een goede samenhang tussen het ziekenhuis en een zorgboulevard, binnen de stedelijke omgeving van Zaanstad, zal een positief effect hebben op het tot uiting brengen van de kernwaarden van het ZMC.
Bij de ontwikkeling van de nieuwbouw van het ZMC wordt er naar gestreefd om meer te maken dan een traditioneel ziekenhuis. Waar ziekenhuizen zich in de regel als monofunctionele structuren, losgekoppeld van de stad en de aanwezige ruimtelijke en functionele structuren manifesteren, wordt hier juist gezocht naar een gebouwenstructuur die niet alleen multifunctioneel is, maar ook daadwerkelijk onderdeel uit gaat maken van de stad. Het zal een gebied worden waar een mix aan functies gerealiseerd kan worden.
Interne flexibiliteit van de nieuwbouw is hierbij een belangrijk uitgangspunt, zodat efficiënt verschuivingen binnen de organisatie kunnen plaatsvinden. Daarnaast is flexibiliteit belangrijk om grootschalige krimp en groei op te kunnen vangen.
Het nieuwe ziekenhuis zal ook compacter zijn en de verschillende ziekenhuisfuncties en -afdelingen zullen op een dusdanige manier ten opzichte van elkaar gesitueerd worden dat de loopafstanden tussen afdelingen zo kort mogelijk zijn. Een compacter ziekenhuis heeft ook voordelen op het gebied van de logistieke en facilitaire stromen en voor het energieverbruik. Voor de gehele ontwikkeling is een goede samenhang vereist tussen het ziekenhuis en de zorgboulevard, inclusief de meer publieke functies zoals de supermarkt.
Het zal een gebied worden waar een mix aan functies gerealiseerd kan worden. Dit zijn enerzijds zorggerelateerde functies en activiteiten die in het verlengde liggen van de kernactiviteit van het ziekenhuis. Daarnaast zijn het ook functies die zich breder richten op de verzorging van mensen die het ziekenhuis bezoeken of daar werken (winkels, horeca, diensten). Door deze laatste functies zich ook autonoom te laten ontwikkelen, onafhankelijk maar wel in wederzijdse samenhang met het ziekenhuis, krijgt de locatie van het ziekenhuis veel meer stedelijke (sociaal-maatschappelijke en economische) betekenis. Dit is belangrijk om het uitgangspunt te bewerkstelligen dat dit ziekenhuis veel meer moet zijn dan een traditioneel ziekenhuis.
Locatiekeuze en situering
De afgelopen jaren zijn er voor het nieuwe Zaans Medisch Centrum verschillende locaties bekeken, waarbij uiteindelijk de conclusie is geweest dat de locatie van het huidige ziekenhuis de beste locatie is voor de nieuwbouw. In eerste instantie is onderzocht of het huidige ziekenhuis gerenoveerd kan worden, maar met name technisch en financieel bleek deze optie niet haalbaar en is gekozen voor de optie ‘nieuwbouw’.
Binnen het terrein van het Zaans Medisch Centrum is de locatie van de huidige parkeerterreinen de aangewezen plek voor de nieuwbouw, gezien de beoogde fasering en het door moeten blijven functioneren van het huidige ziekenhuis. In principe zal slechts het huidige psychiatriegebouw (in het zuiden van het plangebied) blijven staan, aangezien dit slechts een aantal jaren oud is en buiten het Zaans Medisch Centrum ook door andere huurders wordt gebruikt. Ook de ambulancepost en het kinderdagverblijf, tevens in het zuiden van het plangebied, blijven behouden.
Voor de beoogde fasering van het complete project zal eerst sloop van het voormalige zusterhuis plaats moeten vinden ten behoeve van tijdelijke parkeerplaatsen en kan daarna worden gestart met de aanleg van een parkeergarage op het vrijkomende parkeerterrein. Daarna zullen de overige delen van het nieuwe complex worden gebouwd.
1.3 Plangebied
Het gebied wordt globaal begrensd door:
- Prins Bernhardweg in het noorden;
- Koningin Julianaweg / Heijermansstraat in het westen;
- Burgemeester In 't Veldpark in het zuiden;
- De Gouw in het oosten.
Ligging plangebied
Het plangebied is grotendeels eigendom van Zaans Medisch Centrum, met uitzondering van de omliggende hoofdinfrastructuur van de Heijermansstraat, Koningin Julianaweg en de Prins Bernhardweg, die op gemeentelijk grondgebied gelegen zijn.
1.4 Planvorm
Om het doel, genoemd in paragraaf 1.2, te bereiken is gekozen voor een wijze van bestemmen die er voor zorgt dat de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk kunnen worden gemaakt. Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied een ontwikkelingsfunctie. Binnen het vigerende bestemmingsplan waren de voorgenomen ontwikkelingen niet mogelijk. Dit onderhavige bestemmingsplan voorziet wel hier in en dient daarmee als toetsingskader voor deze ontwikkeling.
Het bestemmingsplan kent een flexibele regeling die de mogelijkheid geeft om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen binnen vooraf vastgestelde kaders. Door deze inkadering is die flexibiliteit derhalve niet onbegrensd, en is er zo sprake van voldoende rechtszekerheid.
1.5 Voorgaande Plannen
Het voorliggend bestemmingsplan vervangt een deel van het bestemmingsplan Rosmolenwijk (vastgesteld door de gemeenteraad op 23 november 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 5 juni 2007).
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Geschiedenis Van Het Plangebied
Vanaf omstreeks 3000 v. Chr. lag het gebied van het bestemmingsplan Zaans Medisch Centrum in een hoogveenmoeras. Dit was een vrij kaal en drassig landschap met als belangrijkste kenmerk een hoogveenheuvel waar langs het water afliep richting de veenrivier de Zaan in het oosten en de Wormer in het noorden.
Tot aan de ontginning in de Middeleeuwen (rond het jaar 1050) was het gebied onbewoond en werd hoogstens bezocht door jagers, vissers en met vee rondtrekkende boeren. In de 11e eeuw trokken boeren het gebied in om het definitief te ontginnen en als akker en weiland te gebruiken. Zij deden dit door sloten in het veen te graven zodat het water uit het veen weg kon stromen en de drassige veenbodem droger en begaanbaar werd. De sloten stonden haaks op de Zaan (oost- west) en de Wormer (noord-zuid) en lagen evenwijdig aan elkaar. De boerderijen stonden kris kras door het hele gebied. Buiten het plangebied zijn door archeologen resten van middeleeuwse boerderijen opgegraven. De mogelijkheid dat binnen het plangebied nog resten van dergelijke boerderijen liggen is gezien het grondverzet in de jaren zestig van de vorige eeuw bijzonder klein.
Vanaf de 12e eeuw concentreerde de bewoning zich langs een weg of een oude kade en zo ontstond de lintvormige bebouwing op het Kalf en (buiten het plangebied) bij Haaldersbroek. Na het opwerpen van een dijk langs de Zaan werd vanaf de 14e of 15e eeuw ook de oostelijke Zaanoever bewoond. Het plangebied werd gebruikt als weiland en was onbebouwd. In de 17e en 18e eeuw verrezen er enkele molens. Ook hiervoor geldt dat binnen het plangebied nog resten van deze molens liggen bijzonder klein is, gezien het grondverzet in de jaren zestig van de vorige eeuw. De Gouw kreeg een belangrijke functie als vaarsloot. Producten voor en van de molens werden via dit water aan- en afgevoerd.
Pas in de 20e eeuw vonden er grote veranderingen plaats. In de jaren zestig van de vorige eeuw is de Jagersplas ontstaan, een gevolg van zandwinning voor de nieuwbouwwijken Peldersveld en Poelenburg in Zaandam-Oost. Ook is toen het plangebied volgebouwd; het ziekenhuis kwam er te staan en is stapsgewijs steeds verder uitgebreid tot de huidige omvang. Het enige wat nog van het historische landschap resteert is de vaarsloot de Gouw.
2.2 Ruimtelijke Structuur
De locatie van het Zaans Medisch Centrum behoort tot het gebied dat in de gemeentelijke visie 'Knooppunt Kogerveld' als verstedelijkingszone is aangeduid. Vanuit deze visie is herontwikkeling van het gebied, waarbij meerdere functies en programma worden toegevoegd ruimtelijk goed denkbaar.
In deze gemeentelijke visie is de A7 een belangrijke ruimtelijke en infrastructurele drager, welke de transformatie van landelijk- naar stedelijk gebied verbindt en begeleidt. Aan de zuidkant van de Prins Bernhardweg vormen grote volumes in het groen als herkenbare eenheden het beeld. Daarnaast wordt de Prins Bernhardweg begeleid door bomenrijen die zorgen voor een coulisse effect. Aan de noordzijde wordt het landelijk gebied ook door bomenrijen begeleid. Een bijzonder moment is de kruising Prins Bernhardweg en de Gouw; op dit moment terloops en speels. De Gouw vormt door zijn ligging tussen de Jagersplas en het Burgemeester in ‘t Veldpark een belangrijke ecologische en recreatieve verbinding in de stad.
Bestaande ruimtelijke structuur (bron: Masterplan, OeverZaaijer, januari 2013)
Vervolgens is aan de zuidzijde het Zaans Medisch Centrum zichtbaar. Onderdeel van de reeks grote volumes maar wel in "steniger" groen. En als laatste het gebouw van McDonalds, een gebouw welke door zijn maat geen onderdeel meer is van de reeks, maar meer een klein object in het groen is. Daarnaast ligt deze ook meer op de voorgrond dan alle andere objecten langs de Prins Bernhardweg.
De Heijermansstraat is tevens een belangrijke groene ontsluiting langs het terrein van het Zaans Medisch Centrum. Ook deze weg is aan de zijde van het huidige ziekenhuis door bomen ingekaderd zodat de bebouwing van het huidige Zaans Medisch Centrum vanaf deze zijde nauwelijks zichtbaar is. De Heijermansstraat en de Prins Bernhardweg worden met elkaar verbonden door de Koningin Julianaweg. Deze functioneert zowel als ontsluiting voor het ziekenhuis en McDonalds als voor de wijk Hoornseveld.
Aan de Zuid- en Oostzijde grenst het huidige Zaans Medisch Centrum aan het Burgemeester in 't Veldpark. Het park werd in 1955 geopend en had een bosachtig karakter. Na een recentelijke renovatie, op basis van het Masterplan 'Zaandam Burgemeester in 't Veldpark' van Bureau Alle Hosper zijn er meer zichtlijnen gecreëerd waardoor het park een opener uitstraling heeft gekregen. Het Burgemeester in 't Veldpark wordt als het ware doorsneden door de Gouw en beide helften worden met bruggen en wandel- en fietsroutes weer met elkaar verbonden. Door deze opzet is er een gridstructuur ontstaan waarbij elk parkonderdeel afhankelijk van zijn ligging bijzondere onderdelen kent.
Ontwerp Bureau Alle Hosper voor Burgemeester in 't Veldpark (bron: Masterplan, OeverZaaijer, januari 2013)
2.3 Functionele Structuur
Het plangebied is sinds 1967 in gebruik als ziekenhuislocatie, maar de historie van het Zaans Medisch Centrum begint al in 1905. In Wormerveer, in die tijd nog een zelfstandige gemeente, werd in dat jaar het eerste Gemeenteziekenhuis geopend. Om de bouw van het ziekenhuis mogelijk te maken moest de bestaande infectiebarak de 'Wafelkraam' worden afgebroken. Als snel ontstond behoefte aan specialistische zorg en zo werd in er in 1919 een gemeentelijke polikliniek, met onder andere een röntgenapparaat, geopend. Maar er waren zoveel chirurgische patiënten dat er voor interne patiënten geen plaats was. Daarop werd de Barak (de tien plagen) in 1922 na verbouwing in gebruik genomen als interne kliniek.
Inmiddels ontstond er bij het Rooms Katholieke volksdeel van Zaandam behoefte aan een eigen ziekenhuis en verpleegafdeling. In 1925 wordt, naast het Gemeenteziekenhuis, de R.K. Wijk- en Ziekenverpleging St. Jan Stichting geopend. Hier kon echter geen specialistische zorg worden geleverd, maar alleen verpleging en verzorging.
Vervolgens ontwikkelden zowel de gemeente als de St. Jan Stichting plannen voor de bouw van een nieuw modern ziekenhuis. En zo werden in 1931 het Gemeenteziekenhuis aan de Frans Halsstraat en in 1932 het St. Jan Ziekenhuis aan de Bloemgracht geopend. Later zou dit het Johannes ziekenhuis worden.
Beide ziekenhuizen ontwikkelen zich en breidden uit. Voor het Gemeenteziekenhuis leidt dit tot nieuwbouw op de huidige locatie, waar in 1967 het nieuwe Gemeenteziekenhuis wordt geopend, dat het Juliana ziekenhuis gaat heten. In de daaropvolgende jaren ontstaat er een toenemende samenwerking tussen beide ziekenhuizen en in 1974 wordt organisatorisch gefuseerd. De beide locaties blijven dan nog wel functioneren. De nieuwe naam wordt Stichting ziekenhuis De Heel.
Natuurlijk wordt er gestreefd naar gezamenlijke nieuwbouw, die uiteindelijk plaatsvindt op een terrein naast het Juliana gebouw. In 1985 worden alle klinische patiënten van het Johannes gebouw overgeplaatst naar de nieuwbouw.
Daarna volgden nog diverse verbouwingen, maar deze bleven binnen de contouren van de huidige locatie. Ook de naam werd gemoderniseerd. Na Stichting ziekenhuis De Heel werd het "De Heel, Zaans Medisch Centrum". Sinds 2004 draagt het ziekenhuis de naam "Zaans Medisch Centrum".
2.4 Infrastructuur
2.4.1 Verkeer
2.4.2 Ondergrondse infrastructuur
In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. Bij deze kabel- en leidingnetwerken behoren onder- en bovengrondse installaties en bouwwerken zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, huisjes voor telecom apparatuur, antennes op gebouwen of in de openbare ruimte, kasten voor elektriciteit, verlichting, televisie, telecommunicatie en verkeer, brandkranen, putten voor wateraansluitingen en afsluiters en kranen. De kabels, leidingen, installaties en bouwwerken zijn eigendom van de kabel- en leiding beheerders (KLB).
In het plangebied liggen diverse kabels & leidingen. In onderstaand overzicht is opgenomen welke kabels en leidingen het betreft en bij wie deze in beheer zijn.
Beheerder | Type |
Liander | elektriciteit middenspanning (10kV), laagspanning (220V-380V), gas hoge druk (8 bar), gas lage druk, telecom voor communicatie tussen gasstations |
Liandon | elektriciteit, hoogspanning (50kV) |
PWN | waterleiding, transportleidingen, distributieleiding, brandkranen |
KPN | telecommunicatie, koper kabels , glasvezelkabels |
KPN | straalpaden van de zenders |
UPC | telecommunicatie, glasvezel- en coaxkabels |
Tele2 | telecommunicatie en glasvezelkabels |
BT Nederland | telecommunicatie en glasvezelkabels |
Eurofiber | telecommunicatie en glasvezelkabels |
GNM Europa bv | telecommunicatie en glasvezelkabels |
Gemeente Zaanstad | openbare verlichting, electriciteit |
Gemeente Zaanstad | verkeersregelinstallatie, telecommunicatie glas&koper |
Gemeente Zaanstad | riolering, betonnen buizen (vrij verval), persleidingen kunststof en drainage leidingen bij het riool |
Hoogheemraadschap | afvalwatertransportleidingen |
T-Mobile, Vodafone, KPN, Tele2, Ziggo | kabels&leidingen en antennemasten voor mobiele telecommunicatie |
Bij ontwikkelingen binnen een plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan bouwers en ontwikkelaars met betrekking tot de ruimtereservering voor ondergrondse en bovengrondse kabel en leidingvoorzieningen. De standaard kabel & leiding dwarsprofielen en regels bij aanleg staan in de "Standaard details "en de "technische voorwaarden" van de gemeente. Het is gewenst dat bij de ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen rekening wordt gehouden met deze standaard kabel & leiding dwarsprofielen.
Daarnaast is het wenselijk om op de verbeelding de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar, inclusief de inventarisatie afstand, aan te geven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen onderzoek moet worden verricht in het kader van externe veiligheid. Indien een bouwinitiatief binnen de inventarisatie afstand is geprojecteerd, dan moet onderzoek naar plaatsgebonden en externe veiligheid worden verricht.
In het plangebied zijn echter geen aardgastransportleidingen aanwezig met een druk hoger dan 8 bar.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied. Dit beleidskader vormt de basis voor eventuele ontwikkelingen in het plangebied en is een onderbouwing van de beleidskeuzes die zijn gemaakt.
Het vigerende rijks- en provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is als uitgangspunt genomen voor dit bestemmingsplan.
3.2 Rijk
3.2.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), in werking getreden op 30 december 2011, omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het rijk pro-actief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Voor het overige hebben provincies en gemeenten de vrijheid om hun eigen belangen te bepalen en daar uitvoering aan te geven.
Op 1 oktober 2012 zijn aan de Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
Plangebied
Het onderhavige bestemmingplan voldoet aan de gestelde regels in het Barro.
3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden en bewegingsvrijheid bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.
De SVIR vervangt verschillende nota’s, zoals:
- de Nota Ruimte;
- de Structuurvisie Randstad 2040;
- de Nota Mobiliteit;
- de Mobiliteits Aanpak;
- de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Voor Zaanstad worden op de kaart behorende bij de Structuurvisie de volgende nationale belangen en aandachtspunten aangegeven:
- stedelijke regio met topsectoren;
- gebiedsontwikkeling Zaan-IJ-oevers;
- verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam;
- de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden.
Daarnaast is voor de investeringsperiode 2021 - 2028 de verlenging van de A8 opgenomen.
Afbeelding Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte, Noordwest-Nederland
Plangebied
De Structuurvisie geeft geen concrete beleidsdoelen voor de ontwikkeling van het plangebied.
3.2.3 Visie Erfgoed en Ruimte
In de Nota 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. Om dit te bewerkstelligen is op 1 januari 2012 artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Deze wijziging verplicht gemeenten nu om het aspect cultureel erfgoed expliciet mee te wegen bij de vaststelling van een bestemmingsplan. In de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek wordt een onderscheid in de fysieke omgeving gemaakt tussen de cultuurhistorie in de ondergrond en de bovengrond:
- het bodemarchief;
- het bouwkundig erfgoed (gebouwen en structuren);
- het cultuurlandschap.
Plangebied
Aangezien er in het plangebied geen cultureel erfgoed aanwezig is, wordt dit niet expliciet meegewogen in de vaststelling van het bestemmingsplan en wordt hier ook geen aandacht aan besteed in de regels en op de verbeelding.
3.2.4 Basisnet
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt aan een basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, water. Doel van het Basisnet Weg is het voorkomen van toekomstige externe veiligheidsknelpunten langs het hoofdwegennet. Binnenvaart is een bijzonder veilige wijze van transport en daarom zeer geschikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Van al het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor vindt 80% over het water plaats. Met het Basisnet Water worden toekomstige externe veiligheidsknelpunten langs waterwegen voorkomen. Van al het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor vindt circa 5% over het spoor plaats. De groei van het vervoer per spoor is vanwege economische belangen en vanwege transportveiligheid een gewenste situatie. Het spoor loopt in veel gevallen dwars door binnenstedelijk gebied. In veel gemeenten is tot dicht op het spoor gebouwd. Omdat er tot dusver geen harde grenzen aan vervoer en bouwen zijn gesteld, kunnen lokaal ongewenste risico's ontstaan, vooral bij stationsgebieden. Hierover moeten afspraken worden gemaakt die worden vastgelegd in het basisnet.
Bij het basisnet wordt een grens gesteld aan de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Gemeenten moeten bij bouwplannen rekening houden met dat toekomstige vervoer. Daarmee wordt een robuust systeem gecreëerd voor de komende decennia. De risico's zullen nergens onacceptabel groot worden. Dat is winst ten opzichte van de huidige situatie. De bedoeling is dat het basisnet in 2013 van kracht wordt. Tot die tijd zijn zogenaamde risicoruimten te vinden in de 'Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen'.
Plangebied
In paragraaf 6.3 wordt nader ingegaan op het vervoer van gevaarlijke stoffen in het kader van de externe veiligheid. Bij het bepalen van de risicoruimten is rekening gehouden met de 'Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen'.
3.2.5 Ontwerp-structuurvisie buisleidingen
Het rijksbeleid voor buisleidingen staat in het structuurschema buisleidingen uit 1985. Het structuurschema buisleidingen uit 1985 geeft op de lange termijn inzicht in het rijksbeleid en een procedureel kader voor de tracering en de aanleg van buisleidingen. Verder geeft het structuurschema een toetsingskader voor de beoordeling van de ruimtelijke consequenties bij tracering, aanleg, gebruik en beheer van buisleidingen.
Op 29 oktober 2012 heeft de ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) de opvolger van het structuurschema uit 1985, namelijk de Structuurvisie Buisleidingen, aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze zal een lange termijnvisie ( komende 20 tot 30 jaar) voor het transport van gevaarlijke stoffen (gas, olie, chemicaliën en CO2) door buisleidingen bevatten, zoals de reservering van ruimte voor toekomstige buisleidingen. Met de structuurvisie buisleidingen zal op hoofdlijnen aangegeven worden waar provincies en gemeenten ruimte moeten reserveren. Provincies en gemeenten kunnen zelf meebepalen waar de leidingen precies komen te liggen. Zij moeten deze buisleidingen zoveel mogelijk met al bestaande buisleidingen laten samengaan om de ruimte verspilling te voorkomen. Naar verwachting treedt de Structuurvisie op korte termijn in werking.
Plangebied
In het plangebied zijn geen leidingen aanwezig die relevant zijn in het kader van de externe veiligheid.
3.3 Provincie
3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft naar verdere stedelijke verdichting en helpt gemeenten bij het optimaliseren van het gebruik van bestaand bebouwd gebied (voorheen 'rode contour'). Uitgangspunt is om deze woningvraag zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG).
De hoofdbelangen worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. De ruimtelijke belangen betreffen:
- het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
- het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
- voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
- gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
- bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
- schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
- ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
Plangebied
Het plangebied behoort tot het 'Bestaand Bebouwd Gebied'. De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied, dat in de bestaande situatie reeds verstedelijkt is, sluiten aan bij wens van de provincie voor verdere stedelijke verdichting.
3.3.2 Detailhandels- en leisurebeleid Noord-Holland
Het Detailhandels- en leisurebeleid Noord-Holland is op 25 november 2008 vastgesteld door gedeputeerde staten. De hoofddoelstelling van het lokale beleid moet volgens de provincie als volgt zijn: behoud en versterking van de detailhandelsstructuur met het oog op de leefbaarheid. Het overheidsbeleid moet erop gericht zijn om de marktdynamiek en trends te faciliteren, zoals schaalvergroting, nieuwe concepten en combinaties en perifere locatiekeuzes. Maar wel onder een aantal randvoorwaarden:
- Behoud kracht binnen steden en draagvlak van voorzieningen in wijken. - Voorkom overbewinkeling. - Sluit aan op bestaande structuren. - Voorkom solitaire vestigingen. - Pak branchevervaging en PDV/GDV op ongewenste plekken aan. - Voorkom detailhandel op bedrijventerreinen. - Streef ruimtelijke kwaliteit na. - Streef een goede bereikbaarheid na. - Zorg voor (handhaving van) eenduidig beleid in de hele provincie.
Plangebied
De vestiging van de supermarkt voldoet aan de gestelde criteria. Daarnaast is de bereikbaarheid van de supermarkt per auto veel beter dan op de locatie Vermiljoenweg (zie verder Hoofdstuk 10).
3.3.3 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) is op 21 juni 2010 vastgesteld en op 23 mei 2011 op een aantal onderwerpen herzien. Deze verordening schrijft voor waaraan de inhoud van (gemeentelijke) bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. De PRVS geeft onder meer invulling aan het provinciale beleid om onnodige verstedelijking in het landelijk gebied tegen te gaan en meer in het bijzonder het provinciale bedrijfsterreinenbeleid op het punt van planning, locaties en regionale afstemming van bedrijven, dienstverlening en kantoren. Belangrijk gegeven daarbij is de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). In het BBG is feitelijk bestaande bebouwing ten behoeve van alle stedelijke functies (wonen, werken, kassen, voorzieningen (sport- recreatieve – maatschappelijke e.d.), spoorweg / wegverkeersinfrastructuur, stedelijk water, stedelijk groen van stad, dorp of kern opgenomen.
Artikel 6 Grootschalige (perifere) detailhandel
1 Een bestemmingsplan kan - met in achtneming van het bepaalde in artikel 15 – voorzien in grootschalige (perifere) detailhandelsvestigingen:
a op een locatie gelegen in of aansluitend op bestaande binnensteden en winkelcentra indien dit aantoonbaar niet leidt tot ernstige verstoring en/of duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur;
b als in de binnensteden en/of wijkwinkelcentra aantoonbaar geen ruimte gevonden kan worden en;
c als aantoonbaar sprake is van thematische binding aan een bestaande perifere locatie.
2 De toelichting bij het bestemmingsplan dat nieuw toe te voegen grootschalige (perifere) detailhandel mogelijk maakt geeft aan in hoeverre regionale afstemming heeft plaatsgehad binnen de regionale adviescommissie en maakt melding van het advies van deze commissie.
Ingevolge artikel 8 van de PRVS zijn aardkundige monumenten beschermd op grond van de Provinciale milieuverordening. Op grond van artikel 6.1, lid 1 van de Provinciale milieuverordening is het verboden handelingen te verrichten, die het aardkundig monument kunnen aantasten. De status van aardkundig monument verbiedt de aanleg van Warmte Koude Opslag, bodemwarmtewisselaars en boringen.
Plangebied
Inzake artikel 6 van de PRVS wordt verwezen naar hoofdstuk 10.
Inzake artikel 8 van de PRVS wordt het volgende opgemerkt.
Het plangebied valt binnen de grenzen van het BBG en maakt geen deel uit van gebieden met aangewezen aardkundige monumenten. Dit betekent dat eventuele toepassing van Warmte Koude Opslag in het gebied mogelijk is.
3.3.4 Leidraad landschap en cultuurhistorie
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. Deze vernieuwde leidraad is een uitwerking van het in 2006 vastgestelde Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie, dat werd gebruikt als leidraad voor ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en structuurvisies. In het kader van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) is het beleidskader aangepast. Het oude beleidskader is aangevuld met een aantal onderwerpen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Holland, te weten aardkundige waarden, openheid, stilte en donkerte en dorps-DNA. Daarnaast is gekozen voor een nieuwe indeling van de leidraad. Waar het beleidskader voorheen vanuit regio's was opgebouwd, is nu per landschaptype duidelijk aangegeven welke kernkwaliteiten de provincie belangrijk vindt en hoe zij hierop willen sturen.
Deze leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven.
Plangebied
Het plangebied valt binnen het bestaand bebouwd gebied, zodat in het plan geen rekening hoeft te worden gehouden met de beleidsdoelen uit de Leidraad.
3.3.5 Provinciaal Milieubeleidsplan
In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013 (PMP) staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. Leven in een gezonde, schone en veilige omgeving is hét uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan dit Provinciaal Milieubeleidsplan. In dit milieubeleidsplan wordt beschreven wat de Provincie gaat doen om bij te dragen aan deze langetermijnvisie.
De activiteiten in de komende vier jaar moeten er in ieder geval toe leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren. Er zijn twee overkoepelende doelen:
- het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dier en plant;
- het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders.
Voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan maakt de provincie tweejaarlijkse uitvoerings- en monitoringprogramma’s. Gedeputeerde Staten hebben eind 2009 het uitvoerings- en monitoringprogramma Milieu 2010-2011 vastgesteld. Door middel van het monitoringprogramma volgt de provincie de voortgang van het milieubeleid en stuurt bij waar nodig.
In het voorjaar van 2012 heeft de provincie het Provinciale Milieubeleidsplan 2009-2013 geëvalueerd. Deze tussentijdse evaluatie heeft de provincie inzicht verschaft in hoeverre de doelstellingen tot nu toe zijn gerealiseerd. Uit de evaluatie blijkt dat het beleid nog actueel is en dat de provincie grotendeels op schema ligt met de uitvoering. Hiermee kan de provincie tijdig voldoen aan de normen die door het Rijk en Europa worden opgelegd. Luchtkwaliteit is hierbij - ook de komende jaren - een belangrijk aandachtspunt voor de provincie.
De provincie heeft het milieubeleid voor 2012-2013 aangescherpt op de volgende vier punten:
- extra inzetten op het verminderen van geurhinder;
- extra inzetten op het verbeteren van de luchtkwaliteit;
- aansluiten bij actuele landelijke ontwikkelingen door mee te werken aan een nieuw stelsel van omgevingsrecht;
- het actief volgen van de landelijke transitie van het bodembeleid.
Plangebied
In het plangebied worden de doelstellingen van het PMP onderschreven. Geurhinder is in het plangebied niet aan de orde. Voor de uitkomsten van het onderzoek naar luchtkwaliteit als gevolg van de voor ogen staande ontwikkelingen in het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 6.6. Conclusie is dat wordt voldaan aan art. 5.16 lid 1 sub a van de Wet milieubeheer.
3.3.6 Uitvoeringsprogramma Zorg en Welzijn 2011
Het Uitvoeringsprogramma Zorg en welzijn 2011, is gebaseerd op het beleidsprogramma Zorg en Welzijn 2009-2012, dat op 15 december 2008 is vastgesteld door Provinciale Staten. Met dit beleidsprogramma willen de Staten een stimulerende rol in het sociale domein vervullen en ondersteuning bieden aan gemeenten en maatschappelijke organisaties.
Naast investeren in de wettelijke ondersteuningstaak in de Wmo wordt het beleid gecontinueerd dat gericht is op de integratie van wonen, welzijn, zorg met accent op het aanjagen van vernieuwingen door invoering van praktijken en methoden die hun waarde bewezen hebben. Ook zet de provincie zich in om een bijdrage te leveren in de versterking van bovenlokale samenwerking van gemeenten.
Plangebied
In het plangebied wordt middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt dat er (zorg)woningen gerealiseerd kunnen worden. Dit stimuleert de vanuit de provincie gewenste integratie van wonen, zorg en welzijn.
3.4 Gemeente
3.4.1 Zaans Evenwicht
Zaans evenwicht is een overkoepelende toekomstvisie. Zaanstad werkt op twee fronten aan een evenwichtige ontwikkeling van de stad. Binnen de gemeentegrenzen én als stad in relatie tot de omgeving, de metropoolregio. Dat doel bereiken we door te:
- 1. Investeren in toekomstbestendigheid,
- 2. Investeren in de ruimtelijke kwaliteit
- 3. Investeren in mensen.
Toekomstbestendigheid vraagt om een duurzame en gezonde inrichting van de stad en vereist in sociaal en economisch opzicht voldoende diversiteit zodat de samenleving weerbaar is en ingesteld is op veranderingen. Meer ruimtelijke kwaliteit in relatie tot de positie in de regio, betekent gericht verstedelijken en verlevendigen, een functionele en aantrekkelijke openbare ruimte en voldoende aantrekkelijke woonmilieus. Door te investeren in de sociaal economische positie van de Zaankanters, gemengde veilige wijken en een optimale aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt behouden we een sociaal sterke stad.
In Zaans Evenwicht worden zes kwaliteiten onderscheiden die kenmerkend zijn voor het typisch Zaanse. Door uit te gaan van eigen kracht onderscheidt Zaanstad zich van andere steden en blijft Zaanstad Zaans, in een dynamische metropoolregio. De kwaliteiten zijn:
- 1. De Zaankanters (sociaal maatschappelijke voorzieningen en commerciële voorzieningen)
- 2. Ondernemerschap (blijven stimuleren)
- 3. Diversiteit in woonmilieus (diversiteit waar mogelijk versterken)
- 4. Cultuur historisch landschap (verstedelijking met voldoende toegankelijkheid voor het groen)
- 5. De Zaan (potentierijke plek voor ontwikkeling)
- 6. De locatie (een dominante plek ik de metropoolregio).
Plangebied
Voor het plangebied betekent de toekomstvisie dat er wordt gestreefd naar een grote verscheidenheid en de kleinschaligheid van buurten; de ‘Zaans mozaïek’. Bijna alle buurten kennen een eigen identiteit en trekken om die reden speciale doelgroepen aan. Al deze mozaïekstukjes bij elkaar maakt dat Zaanstad een heel breed en divers spectrum aan vestigingsmogelijkheden biedt. Het voorgenomen programma draagt bij aan de verdere verstedelijking en de bebouwing wordt gesitueerd langs de bestaande wegen, waardoor de aanwezige functies zichtbaarder worden.
Ook een goed voorzieningenniveau en sturen op milieukwaliteit dragen bij aan een vitale stad waar het prettig wonen is. De voorgenomen combinatie van zorg, een ziekenhuis met zorgboulevard, draagt hier aan bij. Groen en water binnen handbereik versterkt het vestigingsklimaat verder. Bij de nadere uitwerking van de woningbouwplannen in het plangebied zal hier rekening mee worden gehouden.
3.4.2 Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans
Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020.
De opgave
Zaanstad is merkbaar in beweging. Toch gaat niet alles 'voor de wind'. De economische groei van Zaanstad blijft achter, ook ten opzichte van de rest van de Metropoolregio, en de stad oefent te weinig aantrekkingskracht uit op midden- en hogere inkomensgroepen. De combinatie van wonen en werken zorgt er weliswaar voor dat Zaanstad geen 'doorsnee' stad is, maar maakt het wel extra lastig om als stad aan hedendaagse milieueisen te voldoen. Zaanstad wordt vrijwel geheel omgeven door landelijk gebied, dat beschermd is vanwege bijzondere natuurwaarden. Dat betekent wel dat groei alleen nog mogelijk is in bestaand stedelijk gebied.
Zaanstad staat voor een lastige opgave: enerzijds het terugdringen van de milieubelasting en behoud van het beschermde buitengebied en anderzijds de noodzaak tot groei, verstedelijking en verdichting binnen bestaand stedelijk gebied.
De aanpak
Zaanstad heeft een unieke historie en een eigen identiteit. Die vertalen zich in de bedrijvigheid langs de Zaan, de Zaanse Schans en uitgestrekte veenweidegebieden en ook in de intensieve menging van wonen en werken, het brede scala aan woonmilieus, het cultureel- en industrieel erfgoed en sociaal sterke en relatief veilige buurten. Zaanstad gaat haar kernkwaliteiten duidelijker voor het voetlicht brengen en beter benutten, zodat onze stad aantrekkelijker wordt voor nieuwe bewoners en bedrijven. Ook de wens de milieubelasting terug te brengen draagt bij aan een goed woon- en vestigingsklimaat.
De nabijheid van Amsterdam en de rest van de Metropoolregio kan zorgen voor een steviger economisch draagvlak. Binnen de regio worden afspraken gemaakt over o.a. verstedelijking en woningbouw, verbetering van verkeer- en vervoersystemen en herstructurering van bedrijventerreinen.
Toekomstig ruimtelijk perspectief na 2020
Verspreid over de stad liggen zes strategische gebieden, waarbinnen de ruimtelijke doelstellingen worden uitgewerkt. Dat vergt een proces van lange adem. Daadwerkelijke veranderingen zullen voor een belangrijk deel pas na 2020 in gang gezet worden. Vooruitlopend hierop kunnen sommige gebieden ruimte bieden aan tijdelijke functies.
Daarnaast vormen de stedelijke knooppunten langs het spoor en het verkeers- en vervoernetwerk de belangrijkste pijlers voor lange termijnontwikkeling.
Vier ruimtelijke opgaven tot 2020
De komende 10 jaar werkt Zaanstad haar ruimtelijke ambities uit aan de hand van vier ruimtelijke ontwikkelopgaven:
- 1. verbinden (verbeteren van de lokale en regionale bereikbaarheid);
- 2. intensiveren en transformeren (verstedelijking door middel van slim, veranderend en meervoudig ruimtegebruik);
- 3. herstructureren en revitaliseren (verbeteren van de kwaliteit van een aantal woonbuurten en bedrijventerreinen);
- 4. beheren en versterken (op peil houden en verbeteren van het bestaande stedelijke en resterende landelijke gebied).
Door alle ontwikkelopgaven heen werken we aan maatregelen waarmee de milieubelasting kan worden teruggedrongen en nieuwe mogelijkheden worden gecreëerd voor duurzame energieopwekking.
Gebiedstyperingen
De ruimtelijke doelstellingen zijn op hoofdlijnen uitgewerkt in gebiedstyperingen en -profielen. De gebiedsprofielen vertalen ruimtelijke opgaven en bijzondere karakteristieken in referentiebeelden en meetbare eenheden. Hiermee hebben de gemeente een instrument in handen dat op een hoog schaalniveau als leidraad dient voor ontwikkeling, vernieuwing en/of uitbreiding. Aan de hand van deze leidraad kan voor specifiekere gebieden door gemeente en/of marktpartijen een uitwerking worden gemaakt in onder andere gebiedsvisies en ontwikkelvisies.
Plangebied
De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied sluiten aan bij de ontwikkelopgaven 'intensiveren en transformeren' en 'herstructureren en revitaliseren'. In paragraaf 5.1.1 wordt nader ingegaan op de ter plaatse van het plangebied geldende gebiedstypering- en profiel.
3.4.3 Strategische nota's
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Hoogbouw
Het Zaans afwegingskader hoogbouw (ZAH) bevat een afwegingskader om toekomstige hoogbouwinitiatieven te kunnen toetsen. Het doel van het ZAH is een instrument in handen te hebben waarin vastligt hoe de gemeente procesmatig en inhoudelijk omgaat met hoogbouwinitiatieven.
De definitie van hoogbouw in het ZAH is gebaseerd op de definitie die het bouwbesluit hanteert: hoogbouw is een verticale bouwvorm, bestaande uit meer dan vier gestapelde bouwlagen (met een minimale hoogte van 12 meter), waarvan het programma ook in horizontale vorm uitgevoerd kan worden. Zodoende zijn zendmasten, lichtmasten, windturbines etc. uitgesloten - deze zijn niet in horizontale vorm te realiseren - en maken geen deel uit van het afwegingskader.
Hoogbouw is geen doel op zich, Zaanstad wil zich niet profileren als hoogbouwstad. Dit betekent niet dat er geen hoogbouw is of kan komen, het betekent dat de afweging voor wel of geen hoogbouw gemaakt wordt binnen de bestaande beleidskaders. In het afwegingskader worden deze kaders benoemd.
Belangrijk instrument in het beoordelen van hoogbouwinitiatieven is het Adviesteam Hoogbouw. Hierin hebben een aantal deskundigen zitting (extern en intern), onder voorzitterschap van de gemeente.
Plangebied
Voor dit bestemmingsplan hoeft de voorgenomen hoogbouw niet te worden voorgelegd aan het Adviesteam Hoogbouw, aangezien de inpassing van de voorgenomen hoogbouw reeds voldoende geborgd is in het reguliere proces dat wordt doorlopen bij het opstellen van het bestemmingsplan.
4.2.2 Welstand
De meest recente versie van de welstandsnota is op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. In deze nota is Zaanstad onderverdeeld in verschillende gebieden die afzonderlijk ruimtelijk (functioneel) geanalyseerd, getypeerd en beschreven zijn. Daarbij zijn vervolgens criteria aangegeven die bij het welstandstoezicht van belang zijn. In de welstandsnota worden ook criteria voor specifieke bouwwerken genoemd zoals Zaanse huizen, houten pakhuizen en loodsen, stenen pakhuizen en fabrieken.
Aanvragen voor omgevingsvergunningen activiteit bouwen zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota. Een doel van de nota is om tot een eenduidig en samenhangend toetsingskader en beleid te komen, maar ook om als inspiratiebron te dienen voor degenen die (bouw)plannen maken.
Plangebied
Het plangebied wordt in de welstandsnota aangemerkt als een 'groter' (her)ontwikkelingsgebied. De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt.
Bij een (her)ontwikkelingsproject moet de gemeenteraad de welstandscriteria daarvoor vaststellen, als aanvulling op de welstandsnota. Het opstellen van deze welstandscriteria wordt daarmee een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden opgesteld door de stedenbouwkundige of de supervisor, in overleg met de welstandscommissie. Voor dergelijke aanvullingen op de welstandsnota geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De welstandscriteria worden bekend gemaakt aan alle potentiële opdrachtgevers in het gebied.
Deze voorgeschreven procedure wordt in acht genomen.
Het Masterplan is op 4 december 2012 gepresenteerd en besproken in de welstandscommissie. Het plan is positief ontvangen.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.3.1 Beleidskader cultuurhistorie
Binnen de cultuurhistorische waarden zijn verschillende waarden te onderkennen. Grofweg gaat het om de volgende waarden:
- historisch geografische waarden: dit zijn kenmerkende landschapselementen zoals een dijk, kerkpad, lintbebouwing, waterloop en bijzondere landschappen;
- monumentale waarden: veelal beschermde oude bebouwing en beschermde terreinen van archeologische waarde. Hieronder vallen ook de beschermde dorpsgezichten (niet in dit bestemmingsplan aanwezig) en de karakteristieke panden;
- archeologische waarden: dit zijn terreinen van archeologische waarden.
Onderstaande wordt eerst het relevante beleidskader toegelicht. Daarna wordt de aanwezigheid van de drie verschillende waarden binnen het plangebied toegelicht. Ten slotte volgt een korte toelichting op de vertaling in het bestemmingsplan.
4.3.2 Historisch geografische waarden plangebied
Ingevolge de Cultuurhistorische waardenkaart Zaanstad is (een deel van) het plangebied niet aangemerkt als een gebied van historisch geografisch belang.
In de directe nabijheid, ten oosten van het plangebied, ligt de veensloot de Gouw, die als één van de twee overgebleven, in een noord-zuid richting lopende, doorgaande vaarsloten op de oostelijke zaanoever, wordt aangemerkt als historisch geografisch element.
4.3.3 Monumentale waarden plangebied
In dit plan zijn geen Rijksmonumenten, provinciale monumenten, gemeentelijke monumenten of beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig.
4.3.4 Archeologische waarden plangebied
Uit de CHW-kaart blijkt dat er voor de omgeving van het plangebied geen archeologische waarden te verwachten zijn. Ook in het vigerende bestemmingsplan "Rosmolenwijk" is er ter plaatse van het plangebied geen dubbelbestemming 'Archeologie' opgenomen. Ter controle is tevens het Archeologisch Informatiesysteem (Archis) geraadpleegd, dat alle geregistreerde archeologische monumenten, onderzoeken, waarnemingen en vondsten bevat. In Archis komt eveneens naar voren dat er binnen het plangebied geen archeologische monumenten, onderzoeken, waarnemingen of vondsten zijn geregisteerd, die de aanwezigheid van archeologische waarden zou rechtvaardigen.
Op basis van bovenstaande bevindingen wordt derhalve geconcludeerd dat het niet noodzakelijk is om voorafgaand aan de geplande ontwikkelingen de archeologische waarden in het plangebied in kaart te laten brengen middels archeologisch onderzoek.
4.3.5 Vertaling in het bestemmingsplan
Aangezien er geen beschermde monumenten of gebieden van archeologische waarde binnen het plangebied aanwezig zijn, wordt daarvoor geen bescherming opgenomen.
4.4 Wonen
4.4.1 Provinciale Woonvisie 2010 - 2020 "Goed wonen in Noord-Holland"
Op 27 september 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Woonvisie 'Goed Wonen in Noord-Holland 2010-2020' vastgesteld. In deze visie staat als doelstelling: "in 2020 beschikken de inwoners van Noord-Holland over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu". De Regionale Actieprogramma's (RAP's) zijn het instrument om dit doel te bereiken. Het doel van de RAP's is om te komen tot regionale woningbouwprogrammering, waarbij op regionaal niveau de afstemming tussen vraag en aanbod centraal staat. Een regionaal programma biedt een robuust kader voor lokale differentiatie in woonproducten, doelgroepen en locatietypen. Als gemeenten en regio's van elkaar weten wat de plannen zijn en daar afspraken over maken, kunnen unieke lokale kansen beter benut worden, zonder dat er ongewenste concurrentie ontstaat.
De speerpunten van de provinciale woonvisie zijn:
- 1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning;
- 2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners.
- 3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.
Voor de Metropoolregio (de regio’s in Noord-Holland Zuid, aangevuld met het zuidelijk deel van Flevoland), waar Zaanstad deel van uitmaakt, is vastgelegd dat in de periode 2010-2020 netto 100.000 woningen worden toegevoegd, waarvan ongeveer 75.000 voor Noord-Holland Zuid. Daarnaast is de opgave om circa 44.000 woningen te vervangen. De ambitie van de Metropoolregio Amsterdam is een hoogwaardig en duurzaam leef- en woonmilieu te bieden, waar bedrijven, bewoners en bezoekers zich graag willen vestigen.
De Stadsregio neemt in het RAP-proces een bijzondere rol in. Dit komt, omdat de Stadsregio zelfstandige bevoegdheden heeft op het beleidsveld ‘Wonen’ en zij ook al het traject Regionale Woningmarkt ingezet hadden. Vanuit een gezamenlijk belang om de woningmarkt te verbeteren, hebben de Stadsregio en Provincie besloten om samen op te trekken en waar mogelijk elkaar te versterken.
Het Actieprogramma Regionale Woningmarkt 2011-2014 "De roltrap in beweging" voor de Stadsregio Amsterdam betreft geen allesomvattende woonvisie, maar in het kort een streefbeeld (perspectief) waar de regio zich op richt. Daarnaast staan in het actieprogramma voor de belangrijkste thema’s concrete en uitvoerbare afspraken om de woningmarkt beter te laten functioneren. De betreffende acties zijn in onderstaand schema weergegeven.
Plangebied
In het plangebied wordt bij de nadere invulling van het woonprogramma rekening gehouden met de provinciale speerpunten. Uit de actiepunten van het Actieprogramma Regionale Woningmarkt vloeit onder meer voort dat zorgvoorzieningen bereikbaar moeten zijn voor zorgvragers en dat er moet worden ingezet op een gevarieerd en kwalitatief goed aanbod voor senioren en zorgvragers. De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied spelen in op deze actiepunten.
4.4.2 Woonvisie
De Raad van de gemeente Zaanstad heeft op 22 januari 2009 de woonvisie vastgesteld. Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool met Amsterdam als kern te worden. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek.
Plangebied
Bij nieuwe woningbouwontwikkelingen in het plangebied zullen de beleidsopgaven vanuit deze visie nagestreefd worden. De nadruk zal daarbij liggen op grondgebonden woningen en zorgwoningen, aangezien het aanbod van beide type woningen schaars is in de gemeente.
4.5 Maatschappelijke Voorzieningen
4.5.1 Sociale structuurvisie 2009-2020
De sociale structuurvisie Sociaal perspectief Zaanstad is vastgesteld door de raad op 19 maart 2009. De Sociale structuurvisie geeft de sociale ambitie van Zaanstad weer:
Zaanstad manifesteert zich binnen de metropoolregio Amsterdam als een sociale stad, waar iedereen de kans krijgt zich te ontwikkelen, waar niemand wordt uitgesloten, waar bewoners goed met elkaar omgaan en waar voor iedereen wat te doen is.
Zaanstad bouwt voort op de Zaanse sociaal-maatschappelijke infrastructuur die nu al voorhanden is.
Daarvoor zijn drie opgaven benoemd:
- 1. Zaanstad is ook in de toekomst een vitale stad. Een stad waar kansen voor de talentontwikkeling van jongeren en volwassenen optimaal worden benut.
- 2. Zaanstad bouwt een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. De gemeente investeert in kwalitatief goede maatschappelijke en vrijetijdsvoorzieningen. Een goede spreiding van zorg- en welzijnsvoorzieningen is noodzakelijk om alle bewoners in staat te stellen mee te doen in hun buurt en stad.
- 3. Zaanstad blijft een sociale stad. Een stad waar bewoners elkaar gemakkelijk ontmoeten en waar betrokken bewoners leven.
Door de individualisering staat de sociale samenhang in de diverse wijken onder druk. De gemeente kan die samenhang niet 'maken', maar wel de voorwaarden scheppen. Door bijvoorbeeld de buitenruimte aan te passen, waardoor mensen elkaar gemakkelijker kunnen ontmoeten, leuke buurtactiviteiten te subsidiëren en vrijwilligers te ondersteunen.
Plangebied
Met de realisatie van het nieuwe ziekenhuis inclusief zorgboulevard wordt tegemoet gekomen aan de tweede opgave, meer specifiek het bieden van kwalitatief goede maatschappelijke voorzieningen in een omgeving waar veel ruimte is om elkaar te ontmoeten en maatschappelijke activiteiten te ontplooien. Dit wordt verder versterkt door de clustering van de verschillende maatschappelijke en de meer commerciële functies.
4.5.2 Nota Gezondheidsbeleid
Centraal doel in de Nota Gezondheidsbeleid 2008-2012 is het verbeteren van de volksgezondheid in Zaanstad en het verkleinen van de gezondheidsverschillen binnen de bevolking. De gezondheid van de inwoners van Zaanstad kan worden verbeterd door het positief beïnvloeden van gezondheid en gezondheidsbeleving, het bevorderen van een gezonde levensstijl, het werken aan een gezondere sociale en fysieke omgeving en het verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg.
De Nota Gezondheidsbeleid hangt nauw samen met het Wmo beleidsplan. Ze hebben raakvlakken en overlap; mensen die open staan voor actieve deelname en betrokkenheid bij de maatschappij voelen zich gezonder en een goede gezondheid maakt deelname aan het maatschappelijke leven mogelijk. Overstijgend doel is het bevorderen van de kwaliteit van leven van burgers.
Plangebied
Met de realisatie van een nieuw ziekenhuis inclusief zorgboulevard wordt een moderniseringsslag gemaakt in de gezondheidszorg die wordt aangeboden in Zaanstad; het nieuwe ziekenhuis zal goed bereikbaar zijn, voldoende parkeergelegenheid bieden en kwalitatief hoogwaardige en een veelzijdig pakket aan zorg aanbieden. Dit sluit aan bij het gemeentelijk gezondheidsbeleid in de gemeente om voldoende kwantitatieve en kwalitatieve zorg te bieden aan de inwoners van de gemeente.
Daarbij wordt een functionele verbreding tot stand gebracht, op het gebied van zorg maar ook op het gebied van aanvullende publieksverzorgende voorzieningen. Daarmee is beoogd om die gewenste moderniseringsslag een extra dimensie te geven: een modernere en meer complete ziekenhuisomgeving.
4.6 Bedrijvigheid
4.6.1 Reglement Regionale Adviescommissie Detailhandel Noord-Holland
Regionale samenwerking is essentieel. De provincie zet hierop in door middel van twee regionale adviescommissies detailhandel. In deze commissies worden grootschalige detailhandelsontwikkelingen besproken. Ontwikkelingen moeten goed op elkaar worden afgestemd, zodat leegstand en verpaupering worden voorkomen.
Bij detailhandelsontwikkelingen groter dan 5.000 m2 winkelvloeroppervlak (wvo) binnen bestaand winkelgebied of groter dan 1.500 m2 wvo buiten bestaand winkelgebied zijn gemeenten verplicht om advies te vragen aan één van de adviescommissies: de Regionale Adviescommissie Noord-Holland Noord (RAC NHN) of de Regionale Adviescommissie Noord-Holland Zuid (RAC NHZ). In de adviescommissies zijn gemeenten, bedrijfsleven en werknemersorganisaties vertegenwoordigd. De adviescommissies toetsen nieuwe ontwikkelingen aan provinciaal en regionaal beleid.
Plangebied
In het bestemmingsplan is ten behoeve van het realiseren van een supermarkt in het plangebied de functieaanduiding opgenomen. Aangezien dit voornemen buiten het bestaande winkelgebied is gelegen en groter is dan 1.500 m2 bvo is het voornemen voorgelegd aan de Regionale Adviescommissie Detailhandel Noord-Holland Noord (RAC NHN) (zie verder hoofdstuk 10).
4.6.2 Regionaal detailhandelsbeleid Stadsregio Amsterdam
Naast de provinciale afstemming stemmen gemeenten regionaal af door middel van de regionale visies op detailhandel. Hierin hebben de gemeenten hun gezamenlijke visie en ambities neergelegd. De gemeente Zaanstad maakt onderdeel uit van de Stadsregio Amsterdam. Op 13 december 2011 stelde de Raad van de Stadsregio Amsterdam het regionale detailhandelsbeleid vast.
Dit regionale detailhandelsbeleid kent zes uitgangspunten:
- 1. Inwoners van de Stadsregio Amsterdam moeten op aanvaardbare afstand hun (dagelijkse) boodschappen kunnen doen (fijnmazige detailhandelsstructuur);
- 2. Het beleid is er op gericht om vraag en aanbod in evenwicht te brengen in de retailsector. Bouwen voor leegstand is onwenselijk. Leegstand leidt tot verloedering en een verslechtering van de leefbaarheid;
- 3. Nieuwe ontwikkelingen moeten de huidige structuur versterken en nieuwe ontwikkelingen die uitbreiding van het ruimtegebruik vergen zijn alleen mogelijk als de ontwikkeling niet op een bestaande locatie mogelijk is;
- 4. Clustering van detailhandel en voorzieningen is een leidend principe;
- 5. Beoordeling van plannen voor nieuwe detailhandelontwikkelingen vindt plaats zowel volgens kwantitatieve als kwalitatieve criteria;
- 6. Het regionale detailhandelsbeleid valt binnen het kader dat is vastgesteld in het provinciale detailhandelsbeleid in 2009.
Plangebied
Voor de beoordeling van het voorgenomen retailprogramma zijn met name de volgende elementen van belang:
- inwoners moeten op een aanvaardbare afstand dagelijkse boodschappen kunnen doen;
- clustering van detailhandel als leidend principe.
Initiatieven in het plangebied dienen de bestaande structuur te versterken. Binnen het verzorgingsgebied moet een voldoende voorzieningenniveau behouden blijven zodat de inwoners op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats dagelijkse inkopen kunnen doen. Binnen het verzorgingsgebied zou voor elk bezoekmotief; reguliere boodschappen of bulkboodschappen, voldoende keuzemogelijkheid moeten zijn voor de bewoners en bezoekers.
De komst van het retailprogramma, als onderdeel van de zorgboulevard, kan een welkome bijdrage leveren aan het verbeteren van de bestaande winkelstructuur. Van duurzame ontwrichting zal geen sprake zijn, aangezien er op aanvaardbare afstand voldoende verkoopalternatieven voorhanden zullen zijn (zie verder hoofdstuk 10).
4.6.3 Economische structuurvisie
Zaanstad wil een aantrekkelijke gemengde woonwerkstad blijven en zet in op de ontwikkeling naar een meer gedifferentieerde economie. Dit wil zij bereiken door een kwalitatieve versterking van de bestaande economie, zowel fysiek als digitaal, en het leggen van accenten op moderne schonere economie: creatieve bedrijvigheid, toerisme, logistiek, food, innovatie en kennis. Daarbij wordt het vestigingsklimaat aantrekkelijker gemaakt door het verbeteren van de bereikbaarheid voor het Zaanse bedrijfsleven en het beter benutten van Zaanstads unieke ligging dichtbij Amsterdam, internationale havens en luchthaven Schiphol.
Binnen deze uitwerking van de economische structuurvisie ziet Zaanstad ruimte voor een nadrukkelijker rol van het bedrijfsleven, conform het collegeprogramma Wederzijds Aanspreekbaar.
De ruimtelijke en economische structuurvisies zijn nauw met elkaar, en de al eerder vastgestelde sociale structuurvisie, verbonden. Samen vormen deze documenten de drie richtinggevende kaders voor het gemeentelijk beleid van Zaanstad in de komend tien jaar. De concrete uitwerking van de economische en ruimtelijke structuurvisies vindt grotendeels plaats binnen het programma Zaan/IJ.
De Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Het dient als afwegingskader en biedt uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven.
Plangebied
Met de herontwikkeling van het ziekenhuisterrein wordt niet alleen het maatschappelijk aanbod aan medische en medisch-educatieve functies kwantitatief en kwalitatief versterkt, maar wordt ook ruimte geboden aan economische ontwikkelingen, hoofdzakelijk gelieerd aan de maatschappelijke functies. Er wordt ook ruimte geboden voor versterking van de foodsector in de vorm van een supermarkt. De integrale ontwikkeling van ziekenhuis en zorgboulevard zorgt er mede voor dat het ziekenhuisterrein onderdeel wordt van de stad.
4.6.4 Structuurvisie retail-leisure
Er is in Zaanstad geen actueel detailhandelsbeleid. Niettemin zijn in het oude beleid uit 2001 wel belangrijke richtingaanwijzers aangegeven die ook vandaag de dag nog gelden. Het oude beleid zet vooral in op versterking en concentratie van buurt- en wijkwinkelcentra in vooral Zaandam-Zuidoost. De voorkeur gaat uit naar een combinatie met andere voorzieningen.
De gemeente overweegt een algehele herstructurering van het winkelaanbod in Zaandam-Zuidoost/Midden, vanwege de versnipperde structuur, het onvolledige aanbod in een aantal winkelcentra en de gedateerde uitstraling van de meeste centra. In het wensbeeld van de gemeente bestaat de structuur in Zaandam-Zuidoost/Midden straks uit drie tot vijf grote volwaardige wijkwinkelcentra, centraal in de wijken en op goed bereikbare locaties.
Ontwikkelingsvisie Zaandam Zuidoost "Met elkaar verbonden"
In de 'Ontwikkelingsvisie Zaandam Zuidoost' (2004) heeft de gemeente detailhandel als één van de drie pijlers genoemd om de economie van Zaandam Zuidoost te verbeteren. Een van de uitgangspunten hierbij is dat elke wijk één winkelcentrum voor de dagelijkse boodschappen moet hebben. Door een goede spreiding van winkelcentra over Zuidoost en door concentratie van winkels op knooppunten wil de gemeente versnippering van het aanbod tegengaan.
In het beleid is de komst van een grootschalige supermarkt aan de nieuw te ontwikkelen zorgboulevard bij het Zaans Medisch Centrum al mogelijk gemaakt. Daarbij is tevens opgenomen dat de komst van deze grootschalige supermarkt betekent dat de winkel aan de Vermiljoenweg verkleind zal worden. De aldaar vrijkomende meters mogen dan worden ingevuld door speciaalzaken voor dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen.
Plangebied
Op het terrein van het Zaans Medisch Centrum wordt in de nieuwe situatie niet alleen een modern ziekenhuis gerealiseerd, maar wordt ook voorzien in een zorgboulevard en een gebouwde parkeervoorziening. Door de combinatie hiervan ontstaat een clustering van medische functies, wat resulteert in een versterking van de gezondheidszorg in Zaanstad.
De locatie leent zich, door zijn ligging aan de hoofdinfrastructuur tussen verschillende stadsdelen en met voldoende parkeermogelijkheid, voor het toevoegen van grootschalig supermarktaanbod.
Naar de effecten en eventueel benodigde maatregelen is onderzoek gedaan. De resultaten hiervan zijn verwerkt in de toelichting van dit bestemmingsplan (§ 5.2.3) en leiden tot aanvullende maatregelen en (privaatrechtelijke) afspraken. Het onderzoek toont aan dat de vestiging van een supermarkt op deze plek een waardevolle bijdrage levert aan het bestaande supermarktaanbod in het verzorgingsgebied.
4.7 Horeca
4.7.1 Regionaal hotelbeleid Metropoolregio Amsterdam
Binnen het geactualiseerde hotelbeleid van de Metropoolregio (besluit PRES actualisatie van regionaal hotelbeleid MRA, februari 2013 ) is de doelstelling geformuleerd om tot 2020 een groei van 9.400 hotelkamers in de MRA te realiseren.
Zaanstad heeft op dit moment een marktaandeel in de MRA van slechts 1% en heeft voldoende marktruimte om meer renderende kamers te laten realiseren.
Plangebied
Gelet op het minimale marktaandeel dat de gemeente heeft in de regio, en de marktruimte die er nog is, is het wenselijk om dit binnen de gemeente verder uit te breiden. De komst van een (zorg)hotel bij het Zaans Medisch Centrum sluit aan bij deze uitbreidingswens.
4.7.2 Economisch-toeristisch stimuleringsbeleid (Economische structuurvisie 2012-2015)
In de Uitvoeringsagenda van de Economische Structuurvisie 2012-2015 is ten aanzien van Toerisme opgenomen dat de gemeente Zaanstad hotels wil stimuleren om zich te vestigen in de gemeente. Hotels trekken veel andere bedrijvigheid aan en dragen ertoe bij dat het gebied aantrekkelijk en levendig wordt. Dit werkt positief door op het imago van Zaanstad en is van belang voor de lokale economie, de directe en indirecte bestedingen en de werkgelegenheid (1 hotel met gemiddeld 60 kamers genereert 40 arbeidsplaatsen).
Plangebied
De huidige hotels van Zaanstad voorzien met name in hotelkamers voor de toeristische bezoeker. Hotels die de bredere en goed renderende zakelijke markt en de zorg-wellnesssector bedienen zijn in Zaanstad nog niet vertegenwoordigd. In het plangebied is een hotelfunctie voorzien in de zorg-wellnesssector. Dit zou een goede aanvulling zijn op het reeds bestaande aanbod van hotels in de gemeente.
4.7.3 Integraal horecabeleid
In 2009 is het Integraal Horecabeleid "Gezellig en veilig stappen in Zaanstad" vastgesteld. Doel van het horecabeleid is het verminderen van overlast en het creëren van een prettige sfeer in de omgeving van de horecazaken rond het Damplein, Klauwershoek en de Zuiddijk.
Het Integraal Horecabeleid is uitgewerkt in concrete maatregelen die de vijf betrokken partijen; gemeente, politie, horecaondernemers, OM en de Brandweer, treffen. Voorbeelden van maatregelen zijn: het toezicht bij de ingang en in de horecagelegenheden, het toelatingsbeleid, het weren van drugs, wijziging van sluitingstijden en toezicht in de openbare ruimte.
Plangebied
Het plangebied maakt geen deel uit van de horecagebieden waar het integrale horecabeleid zich op richt. Aldus is het beleid niet van toepassing op de ontwikkelingen ten aanzien van horeca in het plangebied.
4.7.4 Beleidsregels ondersteunende horeca
Deze beleidsregels zijn opgesteld in het kader van de nota 'Gezellig en veilig uitgaan in Zaanstad, Integraal horecabeleid 2008-2011'. Bij de vraag of in een concreet geval sprake is van ondergeschikte horeca wordt getoetst aan de door de burgemeester en wethouders vastgestelde 'Beleidsregels ondersteunende horeca'. In deze beleidsregels is een aantal bestemmingen genoemd waarin ieder geval sprake kan zijn van ondergeschikte horeca, zoals sport, maatschappelijk en cultuur & ontspanning. Voor ondergeschikte detailhandel gelden dezelfde uitgangspunten als voor ondergeschikte horeca.
Er is sprake van ondergeschikte horeca en detailhandel als:
- 1. de horeca-/detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en deze niet meer dan 25% van de totale oppervlakte beslaat met een maximum van 100 m2;
- 2. de openingstijden afgestemd zijn op de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- 3. er geen sprake is van een aparte ingang (de toegang tot de horeca-/detailhandelsactiviteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit)
Verder mag de activiteit niet worden uitgevoerd door derden, mag geen alcohol worden geschonken en mag er geen aparte reclame voor worden gemaakt.
Plangebied
De in het plangebied toegestane horeca betreft het (personeels)restaurant van het ziekenhuis en het (zorg)hotel. Beide ontwikkelingen zijn gezien hun omvang niet aan te merken als ondergeschikte horeca. In de regels is er dan ook voor gekozen om deze functies niet als ondergeschikt aan te merken.
Wel is het wenselijk dat deze functies wat betreft hun bedrijfsvloeroppervlakte ingeperkt worden, aangezien de hoofdfunctie van het plangebied 'Maatschappelijk' is en blijft. Om dit te kunnen waarborgen is in de regels een maximum brutovloeroppervlakte voor horeca opgenomen.
Aldus kan geconcludeerd worden dat de beleidsregels ondersteunende horeca niet van toepassing zijn.
4.8 Infrastructuur En Parkeren
In deze paragraaf volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van verkeer, parkeren en (ondergrondse) infrastructuur.
4.8.1 Regionaal Verkeer en Vervoer Plan (RVVP)
De doelstelling van het regionaal verkeers- en vervoerbeleid voor de vervoersregio Amsterdam is het realiseren van een niveau van bereikbaarheid dat past bij de wijze van sociaal, economisch en cultureel functioneren van de regio Amsterdam, waarbij tegelijkertijd aan eisen van leefbaarheid en milieu wordt voldaan. Het plan biedt een samenhangend pakket van maatregelen en projecten, waaronder een regionaal fietsnet, parkeerbeleid en locatiebeleid.
Plangebied
Voor het plangebied hebben de uitgangspunten van het Regionaal Verkeer en Vervoerplan hun vertaling gevonden in het gemeentelijk beleid ten aanzien van openbaar vervoer en fiets. Beschreven in respectievelijk in paragraaf 4.8.5 en 4.8.6
4.8.2 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP)
Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten die het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.
Plangebied
De uitgangspunten voor verkeer zijn nader uitgewerkt in paragraaf 5.2.4. De verkeerskundige uitgangspunten sluiten aan bij het beleid en de nadere uitwerking zal getoetst worden aan de vigerende beleidsregels.
4.8.3 Verkeersplan
Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.
De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.
In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.
Plangebied
In de uitgangspunten voor de nadere uitwerking van de verkeersaanpassingen, die omschreven staan in paragraaf 5.2.4, wordt rekening gehouden met de wegcategorisering. Juist in het plangebied, waar diverse verkeersstromen elkaar op verschillende punten kruisen, moet de verkeersstructuur voor alle weggebruikers herkenbaar zijn, zodat het gedrag hierop aangepast kan worden en er sprake is van een veilige verkeerssituatie.
4.8.4 Parkeernormen
Er is in de zorg een sterke verschuiving gaande van minder bedden en meer polibezoek. Hierop zijn de algemeen gehanteerde parkeernormen nog niet aangepast. Er is voor het stellen van de parkeernormen voor de nieuwbouw van het ziekenhuis en het realiseren van de zorgboulevard in dit bestemmingsplan daarom gebruik gemaakt van referentiecijfers van andere ziekenhuizen. Deze liggen voor de zorgfuncties hoger dan bijvoorbeeld de CROW-normen.
Plangebied
De parkeernormen voor de in dit bestemmingsplan opgenomen functies zijn:
Ziekenhuis:
- 0,5 pp/ bed
- 1,0 pp/ 1200 polikliniek bezoeken
- 0,25 pp/ Fte personeel
Zorgboulevard:
- 2,5 pp per 100 m2 BVO voor zorggerelateerde voorzieningen (huisartsen etc.)
- 3,0 pp per 100 m2 BVO voor detailhandel / supermarkt
Wonen:
- 1,6 pp voor woningen
- 0,6 pp voor zorgwoningen
4.8.5 Openbaar Vervoervisie consessiegebied Zaanstreek
Op 9 oktober 2003 is de Openbaar vervoervisie concessiegebied Zaanstreek (OV-visie) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Hierin is het openbaar vervoerbeleid van de gemeenten Oostzaan en Zaanstad vastgelegd.
De gemeente Zaanstad is zelf niet bevoegd voor het openbaar vervoer; De Stadsregio Amsterdam is de formele opdrachtgever. Om bij de aanbesteding van het openbaar busvervoer Zaanse wensen in te kunnen brengen, is in de OV-visie een ideaal openbaar vervoernetwerk geschetst. De basis van het ideale busnetwerk wordt gevormd door ontsluitende lijnen die de woongebieden met het ziekenhuis, het centrum van Zaandam en de knooppunten verbinden. Daarnaast zijn er verbindende buslijnen die inwoners over grotere afstand snel vervoeren. In de spitsuren zijn er lijnen die de woongebieden rechtstreeks met een aantal belangrijke werkgelegenheidsgebieden verbinden.
In late avonduren is er een aangepast net. Naast deze reguliere lijnen acht de gemeenteraad ook een collectief vraagafhankelijk vervoersysteem (CVV) zeer wenselijk.
Het openbaar vervoer wordt op dit moment verzorgd op basis van de Openbaar Vervoervisie concessiegebied Zaanstreek 2010 en wordt verzorgd door Connexxion.
Aanvullend is een convenant afgesloten ten behoeve van realisatie van de HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) Zaancorridor. De Zaancorridor streeft naar snel, comfortabel, betrouwbaar en frequent openbaar vervoer tussen Zaanstad en Amsterdam. De komende jaren worden twee hoogwaardige busroutes aangelegd tussen Zaanstad en Amsterdam. Het gaat om routes waar ook nu al bussen rijden, zoals lijn 391 en 394 en die de komende jaren stapsgewijs verder worden verbeterd tot hoogwaardig openbaarvervoersverbindingen. Ze rijden dan deels op vrije busbanen en krijgen voorrang bij de verkeerslichten.
Plangebied
Van belang is dat het ziekenhuis goed bereikbaar is met het openbaar vervoer. Dit uitgangspunt wordt gehanteerd bij de verdere uitwerking van de verkeerskundige aspecten op het gebied van openbaar vervoer (zie paragraaf 5.2.6). Dit sluit ook aan bij de OV-visie waarin het ziekenhuis als een van de centrale knooppunten in de Zaanstreek wordt aangemerkt.
Eén van de lijnen van de Zaancorridor loopt over de Heijermansstraat in de richting van NS-Kogerveld en de Zaanse Schans ook hier wordt in de verdere uitwerking voorzieningen voor ingepast.
4.8.6 Fietsnota
Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.
Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van verbeteringen ten behoeve van het fietsverkeer. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.
Plangebied
Uitgangspunt bij de verdere uitwerking van het plan is dat er ten aanzien van de fietsverbindingen logische routes worden aangelegd en waar nodig versterkt. Hierbij wordt extra aandacht besteed aan de zwakke schakel in het fietsnetwerk in de Heijermansstraat. Daarbij wordt in ieder geval aangesloten op de fietspaden van en naar het Veldpark om zo de fietsverbindingen met de woonwijk en het buitengebied in stand te houden. In het verlengde van de Hoogaarslaan ligt een langzaam verkeer verbinding via een brug over de Gouw naar de locatie van het ZMC. Bij de herontwikkeling van het gebied is het van belang dat deze verbinding een logisch vervolg krijgt naar (de entree van het) ziekenhuis en vanaf daar verder aantakt naar de Rosmolenbuurt.
4.8.7 Nationaal Antennebeleid 2000
Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een vergunning voor de activiteit bouwen is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de vergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.
Plangebied
In het plangebied zijn enkele antennemasten aanwezig. Het Nationaal Antennebeleid richt zich op realisatie van nieuwe masten hoger dan 5 meter. Indien er nieuwe masten met een hoogte van meer dan 5 meter in het plangebied zullen worden toegevoegd, zal een vergunning worden aangevraagd. Bij nieuwe masten met een hoogte van minder dan 5 meter wordt rekening gehouden met de afspraken uit het convenant.
4.8.8 Hoogspanningslijnen - zakelijk recht
Op de strook grond (of water) onder hoogspanninglijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. De strook, ook wel zakelijk recht strook, veiligheid strook of belemmerde strook genoemd, is 72 m breed (2x36m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de “Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974“ en de “Veiligheid- voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen” van Tennet.
Plangebied
In het plangebied bevinden zich geen hoogspanningsleidingen, zodat er ook geen sprake is van een zakelijk recht strook, die op de verbeelding dient te worden weergegeven.
4.9 Overige Onderwerpen
4.9.1 Nota kleine windturbines
Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.
De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter.
In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.
Plangebied
In het plangebied zijn geen (kleine) windturbines voorzien.
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten En Ontwikkelingen
5.1 Algemene Uitgangspunten
5.1.1 Zichtbaar Zaans
Zichtbaar Zaans laat zien hoe Zaanstad tot 2020 met de beschikbare ruimte omgaat. Naast keuzes en prioriteiten ten aanzien van ruimtelijke vraagstukken in het hier en nu, anticipeert deze Ruimtelijke Structuurvisie waar mogelijk ook op ontwikkelingen in de verdere toekomst. Daarmee biedt 'Zichtbaar Zaans' het beleidsmatige en juridische kader voor de ruimtelijke ontwikkeling van Zaanstad en dient daarbij als onderlegger voor dit bestemmingsplan.
In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in gebiedstyperingen, die weer zijn onderverdeeld in diverse gebiedsprofielen.
5.1.2 Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Het Zaans Medisch Centrum voorziet vanouds in een regionale behoefte. Die behoefte is ook nu nog actueel. De nieuwbouw van het ziekenhuis, de uitbreiding met de zorgboulevard en de supermarkt, leiden ertoe dat nog beter dan voorheen in die behoefte voorzien kan worden, waarbij geldt dat de twee laatstgenoemde voorzieningen vooral voorzien in een lokale behoefte maar tevens een positieve bijdrage leveren aan het functioneren van het nieuwe ziekenhuis (zie ook het rapport 'Retail bij het Zaans Medisch Centrum', hoofdstuk 4, Bijlage 11). De nieuwbouw en uitbreiding zoals hierboven beschreven bevindt zich in bestaand stedelijk gebied en geschiedt geheel op de locatie waar het huidige ziekenhuis is gevestigd. Door meer efficiënte indeling van de locatie kunnen de genoemde voorzieningen zonder extra ruimtebeslag gerealiseerd worden. Na sloop van het bestaande ziekenhuis bestaat de mogelijkheid om de aldus vrijgekomen locatie woningbouw te realiseren. Hierover heeft op regionaal niveau afstemming plaatsgevonden met de Stadsregio Amsterdam.
5.2 Gebiedsspecifieke Uitgangspunten
5.2.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten
Oriëntatie, herkenbaarheid, entrees en relatie stad
Ziekenhuis en Zorgboulevard krijgen een dubbel oriëntatie. Enerzijds richt het Ziekenhuis zich met een voorzone naar het knooppunt Kogerveld en MacDonalds. Anderzijds oriënteert de Zorgboulevard zich met entrees naar de locatie van het huidige ziekenhuis zodat ook deze zone een voorkant gaat vormen. Deze beide voorzones worden direct met elkaar verbonden door middel van een continue, doorlopende verbindingsas die de entree van het ziekenhuis aan het knooppunt Kogerveld en de entree van de supermarkt op de kop van de Zorgboulevard direct (fysiek en visueel) met elkaar verbindt. Aan die as groeperen zich vervolgens alle entrees tot de afzonderlijke functies. Het nieuwe Zaans Medisch Centrum met de zorgboulevard, de supermarkt en de parkeergarage worden als een haak gepositioneerd langs de Prins Bernhardweg en vervolgens richting de Heijermansstraat. Dit houdt in dat de nieuwe ontwikkeling van het Zaans Medisch Centrum met de hoofdentree aan de Koningin Julianaweg, richting McDonalds ligt. De entree van het Zaans Medisch Centrum zal prominent op de nieuwe entreezone zijn georiënteerd. Dit voorgebied wordt opgevat als een voorzone aan het knooppunt Kogerveld en McDonalds ligt als een kiosk aan dit gebied. De begrenzing wordt gevormd door het nieuwe Zaans Medisch Centrum.
De binnenzijde van de volumes zal aansluiten op de parkopzet met daarin de verschillende ontwikkelingen. Deze aansluiting wordt gerealiseerd door een boulevard te introduceren, die de vloeiende overgang tussen park en gebouw vormt. Aan deze boulevard ligt de tweede entree van het ziekenhuis, die via de centrale hal verbonden is met de hoofdentree aan de Koningin Julianaweg. De boulevard fungeert tevens als een langzaam verkeerroute tussen de Gouwzone (o.a. via de fietsbrug over het water) richting de wijk Pelders- en Hoornseveld en de Heijermansstraat. Ook voor de voorzijde van de Zorgboulevard zal een aansluiting gezocht worden bij de nieuwe ontwikkelingen in het park enerzijds en aan de reeks van blokken langs de Prins Bernhardweg anderzijds. De nieuwe bouwblokken hebben dus een alzijdige oriëntatie, met een directe relatie met het openbaar gebied en zijn hier zoveel mogelijk op georiënteerd.
Interactie en ontwikkeling Burgemeester in 't Veldpark
Er wordt gestreefd naar een integratie van het Burgemeester in 't Veldpark met de ZMC-locatie, door het park uit te breiden als een park voor het nieuwe Zaans Medisch Centrum. De structuur van het Burgemeester in 't Veldpark met groen, bomen en eventueel ook de vijvers en watergangen kan als thema worden doorgezet in het te heronwikkelen gebied. In dit park is naast de drie te behouden 'losse' gebouwen (kinderdagverblijf, ambulancepost en het psychiatriegebouw), ruimte voor een verkaveling met woningen en/of zorg gerelateerde woonvormen. Ook is het mogelijk zorggebouwen en eventuele toekomstige uitbreidingen van het ziekenhuis als losse elementen in het park te realiseren / aan het ziekenhuis te verbinden, waarbij het nieuwe park als drager functioneert.
Relatie met de Gouw
De zone rond de Gouw wordt verbonden met de parkuitbreiding en de functies die hierin komen, worden georiënteerd op deze zone. Daarmee wordt de visuele relatie met de Gouw versterkt. Daarnaast is het eventueel mogelijk vanaf de Gouw een aantal waterinsteken te maken, met zachte natuurlijke oevers. Daardoor ontstaat er een directe relatie met de waterzone en een interactie tussen het water en het park.
5.2.2 Maatschappelijke voorzieningen
Het Zaans Medisch Centrum is een algemeen ziekenhuis dat in de loop der jaren is uitgegroeid tot een conglomeraat van gebouwen. Het zijn gebouwen die slechts een beperkte cultuurhistorische waarde bezitten en geen monumentaal karakter hebben. In de visie van het ZMC voldoet het huidige ziekenhuis niet meer aan de gestelde eisen van vernieuwend, betrouwbaar en gastvrij. Dit betekent dat vernieuwing en innovatie nodig zijn voor het leveren van cliëntgerichte, veilige en betrouwbare zorg, via een doelmatige en transparante bedrijfsvoering.
Dit geldt niet alleen voor de nieuwe bebouwing, maar zeker ook voor het openbaar gebied als verlengstuk van de nieuwbouw. De optimale stedenbouwkundige inpassing van de bebouwing is daarnaast essentieel t.a.v. bereikbaarheid en routing, duurzaamheid, faseerbaarheid en flexibiliteit (groei en krimp).
Het Zaans Medisch Centrum zal in de toekomst steeds nadrukkelijker een belangrijke regionale speler worden, die duidelijk ruimtelijk en gevoelsmatig verbonden zal zijn met Zaandam. Hieraan moet de nieuwbouw een belangrijke bijdrage aan leveren. De gehele ontwikkeling staat met zijn voordeur in de stad Zaandam en zijn buitenruimte in het Burgemeester in 't Veldpark. Een drie-eenheid die garant moet staan voor het Zaanse gevoel en een nieuw 'ziekenhuis voor de stad'.
De beoogde omvang van de toekomstige functies in het plangebied betreffen:
- Ziekenhuis: 40.000 - 60.000 m2 in nieuw gebouw met 6-7 lagen
- Psychiatrie: 4.500 m2 in bestaand gebouw
- Kinderdagopvang: 600 m2 in bestaand gebouw
- Ambulancepost: 600 m2 in bestaand gebouw
- Zorgboulevard: 14.000 m2 in nieuw gebouw met 6 lagen
5.2.3 Detailhandel
Over dit aspect is door bureau City Works een onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 11). Aan dit onderzoek wordt het navolgende ontleend.
Als het gaat om supermarkten en de dagelijkse detailhandel zijn landelijk twee megatrends waarneembaar. In de eerste plaats worden supermarkten al decennialang steeds belangrijker als aankoopplaats voor levensmiddelen. Ruim 85% van de bestedingen in levensmiddelen wordt inmiddels verricht in supermarkten. De tweede grote trend is schaalvergroting. Het aantal supermarkten is licht dalend, terwijl de gemiddelde omvang van supermarkten toeneemt.
Ten gevolge van bovenstaande trends is de behoefte aan een kleinschalig en fijnmazige voorzieningenstructuur steeds minder groot. Door een toegenomen wens tot 'one-stop-shopping', een grotere automobiliteit en andere tijdbestedingspatronen verandert de wijze van boodschappen doen al sinds jaar en dag, waarbij het schaalvergrotingsproces een duidelijk zichtbare trend is.
In Zaanstad is sprake van relatief veel winkelaanbod in de dagelijkse sector. Met name in de omgeving van de planlocatie is tegelijkertijd sprake van een verouderd winkellandschap. Het is maar in beperkte mate mogelijk om binnen de bestaande winkellocaties verbeteringen tot stand te brengen om het aanbod aan te passen aan de eisen van de tijd en van de moderne consument, laat staan dat er mogelijkheden zijn om er een grootschalige supermarkt te huisvesten. In het voorliggende initiatief wordt binnen bestaand stedelijk gebied een goede mix aan functies tot stand gebracht die elkaar versterken en aanvullen. Er kan daarbij slim gebruik worden gemaakt van infrastructuur en parkeervoorzieningen. De komst van het retailprogramma als onderdeel van de zorgboulevard kan een welkome bijdrage leveren aan het verbeteren van het winkellandschap.
Albert Heijn is met haar AH XL-formule aan de Vermiljoenweg als enige grootschalige supermarkt vertegenwoordigd in Zaandam. Vanwege de relatief krappe maat als XL-formule, de introverte ligging, de weinig ideale parkeersituatie en lastige expeditie wil Albert Heijn de winkel verplaatsen naar een andere locatie en de bestaande winkel aan de Vermiljoenweg verkleinen. Binnen de gemeente Zaanstad zijn, los van (ongewenste) solitaire locaties op bijvoorbeeld bedrijventerreinen, geen bestaande winkelcentra waar een grootschalige supermarkt goed is in te passen. Er is in de optiek van de gemeente, supermarkt en ziekenhuis echter een unieke kans om bij het nieuwe ziekenhuis een zorgboulevard en supermarkt te combineren tot een multifunctioneel onderdeel van de stad. Hierbij wordt uitgegaan van maximaal 4.500 m2 bvo ten behoeve van een supermarkt en maximaal 1.600 m2 bvo ten behoeve van overige retailfuncties. Dit winkelvolume vervult tevens een verzorgende functie voor bezoekers, personeel en patiënten/cliënten van het ziekenhuis zoals gebruikelijk in of nabij een ziekenhuis.
De vraag of duurzame ontwrichting optreedt als gevolg van realisatie van het voorgenomen planinitiatief, is afhankelijk van het criterium of voor een aanmerkelijk gedeelte van de inwoners van de gemeente door het wegvallen van één of meer supermarkten wezenlijke beperkingen zouden ontstaan bij het doen van de (dagelijkse) boodschappen. Daarmee is ook het risico op substantiële negatieve effecten in de zin van leegstand als beheersbaar aan te merken. Dat zal in Zaanstad zeker het geval zijn. Het draagvlak zal immers alleen al door autonome ontwikkelingen zodanig toenemen dat de omzetbehoefte van het retailprogramma volledig kan worden opgevangen. Voorts is met name daar waar de effecten het meest voelbaar zullen zijn, in Zaandam Zuidoost, de winkelstructuur als zeer fijnmazig te kenschetsen. Zelfs in het geval dat er een supermarkt zou wegvallen, zullen de bewoners geen wezenlijke beperkingen ondervinden bij het doen van de dagelijkse boodschappen. Van duurzame ontwrichting zal derhalve geen sprake zijn, aangezien er op aanvaardbare afstand voldoende verkoopalternatieven voorhanden zullen zijn.
Niettemin kunnen er wel verschuivingen in koopstromen gaan optreden die gevolgen kunnen hebben voor de aanbodstructuur. Op dit moment is deze structuur in met name Zaandam Zuidoost verouderd. Naar de toekomst toe zal het op basis van de in dit rapport benoemde trends en ontwikkelingen moeilijker worden om de consument op een goede manier te bedienen. De komst van het retailprogramma bij het Zaans Medisch Centrum kan er toe leiden dat er wordt toegewerkt naar een moderne winkelstructuur.
Hoewel er geen sprake is van duurzame ontwrichting kan de komst van een moderne grootschalige supermarkt met zorgboulevard bij het Zaans Medisch Centrum toch gevolgen hebben voor de (dagelijkse) verzorgingsstructuur. In tegenstelling tot de huidige grootschalige supermarkt aan de Vermiljoenweg is de beoogde locatie beter bereikbaar en mag verwacht worden dat er op deze locatie een beter en aansprekender concept zal ontstaan. De regionale effecten zullen over een groot gebied uitwaaieren en daardoor vrijwel onmeetbare effecten hebben in de gemeenten rondom Zaanstad. Dit is anders in de gemeente Zaanstad zelf. Met name in Zaandam Zuidoost zullen mede gelet op de zwakke aanbodstructuur wel degelijk effecten optreden. Het is echter de vraag of deze effecten, los van de vraag of duurzame ontwrichting optreedt of niet, als wenselijk of als onwenselijk beoordeeld moeten worden. Verwacht wordt dat vooral de supermarkten op minder goede locaties of gelegen in verouderde, kleinschalige wijkwinkelcentra effecten zullen voelen. Op den duur zal niet elke supermarkt overeind kunnen blijven, maar dit is vooral de weerslag van een autonoom proces dat los staat van uitsluitend het retailprogramma bij het Zaans Medisch Centrum. Zo’n proces past in de locatie- en exploitatiestrategie van supermarkten en sluit aan op de behoeften van de moderne consument. Door de voorgenomen plannen voor retail rond het Zaans Medisch Centrum kan dit proces wel een duw in de goede richting krijgen. Het past uiteindelijk in een tendens die al sinds de opkomst van de geïnstitutionaliseerde detailhandel gaande is: aan de onderkant verdwijnen kleine winkels en aan de bovenkant komen er nieuwe bij. Het gemeentelijk beleid is er op gericht om dit proces in goede banen te leiden en investeringen in winkels op kansrijke locaties te stimuleren en op kansarme of solitaire locaties te ontmoedigen.
5.2.4 Wonen
Als de nieuwbouw van het ziekenhuis en de zorgboulevard gereed is, is het huidige ziekenhuis als gebouw geheel of gedeeltelijk zonder functie en zal gesloopt worden. Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om middels een wijzigingsplan dit deel van het gebied dan in te richten met woningbouw. De kaders voor deze ontwikkeling zijn op dit moment nog globaal van aard. Enerzijds omdat de ontwikkeling pas op de middellange termijn aan de orde is (in de periode 2016 - 2020) en het in deze roerige economische tijden lastig is om de gewenste invulling op dat moment te duiden en anderzijds omdat de prioriteit van het Zaans Medisch Centrum (grondeigenaar) nu ligt bij de ontwikkeling van het ziekenhuis en de zorgboulevard. Dit resulteert er in dat er voor de toekomstige invulling van het terrein van het bestaande ziekenhuis nog geen gedetailleerd uitgewerkte plannen zijn.
Als een wijziging van de bestemming aan de orde is, zal dit zoals gebruikelijk gebaseerd zijn op een goed stedenbouwkundig plan met bijbehorende ruimtelijke onderbouwing, waar alle relevante punten zoals verkeer, parkeren, programma, haalbaarheid, etc in opgenomen zijn. Ruimtelijk is het van belang dat er een goede aansluiting wordt gemaakt met de aan de zuid- en oostzijde grenzende parken. Hierbij wordt gedacht aan een naar die richting afnemende bebouwingshoogte en -dichtheid zodat er bijvoorbeeld een zichtrelatie ontstaat. Daarnaast is een goede ontsluiting voor gemotoriseerd en langzaam verkeer noodzakelijk. Een fietsverbinding tussen de Rosmolenbuurt en de fietsbrug over de Gouw naar Peldershoek over het terrein is daarbij een voorwaarde.
5.2.5 Openbare ruimte
Het openbaar gebied kent een aantal kwaliteiten, zoals het Burgemeester in 't Veldpark, de Gouw met de brede groene oevers, de groene randen van de aanliggende (hoofd)wegen, de entreepleinen en boulevard rond het Zaans Medisch Centrum en tot slot de woon/zorgontwikkeling in het groen.
Het is van belang te onderkennen dat een ziekenhuis specifieke verkeersstromen kent met specifieke eisen. Daarnaast is het een gebouw wat met alle vervoersmodaliteiten goed bereikbaar moet zijn. De locatie van het Zaans Medisch Centrum vormt ook een schakel in de vanzelfsprekende verknoping van langzaam verkeersstructuren en wandelgebieden.
Entreegebied Zaans Medisch Centrum
De hoofdentreezone met het entreeplein van het Zaans Medisch Centrum ligt aan de westzijde van het terrein en wordt via de centrale hal van het ziekenhuis zowel fysiek als visueel rechtstreeks verbonden met de boulevard (toegangen tot de functies aan de Zorgboulevard) aan de oostzijde. Het voorstel is om ondanks alle aanwezige infrastructuur toch een rustig verkeersbeeld te creëren en hierdoor een integrale verblijfskwaliteit toe te voegen aan het entreegebied, waar tegenover ook de McDonalds is gepositioneerd. Dit betekent het nastreven van een eenduidig beeld met een sterke bomenstructuur en zorgen voor kwalitatief hoogwaardige zitelementen, een eenheid in verlichting, bij voorkeur met een karakteristiek armatuur die de belevingswaarde en verblijfskwaliteit verhoogt. Gevoelsmatig moet het één ruimte worden die omsloten is door infrastructuur en bebouwing.
Noordzijde - utilitaire zone
De zijde langs de Prins Bernhardweg wordt een utilitaire zone. Met een bevoorradingszone, die wordt vormgegeven als een expeditieplein, het milieuplein en de inritten van de parkeergarages van zowel het ziekenhuis als de zorgboulevard, inclusief supermarkt. Het gebied is gedimensioneerd op de auto en bevoorrading. Daar waar mogelijk is zullen langs de Prins Bernhardweg bomen worden geplaatst om de groene structuur langs deze weg af te maken.
Heijermansstraat
De zijde langs de Heijermansstraat is in feite een voortzetting van de kwaliteit van het entreegebied tot en met de ontwikkeling van het Zaans Medisch Centrum en het bestaande psychiatriegebouw. Aan de Heijermansstraat begint in feite ook de boulevard die naar de entree van het ziekenhuis en de zorgboulevardfuncties leidt. Verder in zuidelijke richting worden de groene randen langs de Heijermansstraat als onderdeel van het Burgemeester in 't Veldpark doorgezet. In de keuze voor bijvoorbeeld de verlichting geldt hier hetzelfde als voor het entreegebied.
(Zorg)boulevard
De boulevard is de plek waar veel voetgangersbewegingen samenkomen. Alle passantenstromen uit de parkeergarage komen uit op de boulevard. Hier zijn tevens de entrees naar alle gezondheidsfuncties in de Zorgboulevard gesitueerd, heeft het zorghotel zijn entree en alle winkels en horecavoorzieningen oriënteren zich op de boulevard. Deze boulevard krijgt hierdoor een levendig en daarmee stedelijk karakter met een bijbehorende inrichting. Tegelijk legt de boulevard een verbinding met het aangelegen park. Daar ligt meer de nadruk op groen en rust: dit is een aanvullende kwaliteit nabij het ziekenhuis.
Parklandschap
In de het parklandschap met de nieuwe functies zal de drager het groen zijn. De invulling van dit deel van de locatie wordt wonen, werken en zorg in een park. Uitgangspunt is een zodanige verkavelingsopzet dat er voldoende openbare en groene ruimte ontstaat, die visueel en eventueel ook fysiek de relatie tussen het park en het water van de Gouw versterkt. Daartoe wordt parkeren bij voorkeur geïntegreerd in het ontwerp van de openbare ruimte of onder de gebouwen. Er zal een karakteristieke parkverlichting worden gekozen, die sfeerversterkend zal gaan werken.
Fiets- en wandelverbindingen
Tussen de Heijermansstraat en de woonwijk Pelders- en Hoornseveld, langs de boulevard van het nieuwe Zaans Medisch Centrum, is er een fiets- en wandelverbinding door het park. Via een langzaam verkeersbrug maakt deze de oversteek over de Gouw. Bij de uitwerking van het ontwerp voor deze (deels nieuwe) fiets- en wandelverbinding is de sociale veiligheid een belangrijk aspect, met name voor het deel door het park. Een aantal uitgangspunten die de sociale veiligheid vergroten dan wel garanderen, betreffen:
- uitgaan van een graslandschap met bomen, zonder struiken langs de route, zodat er vrij zicht gegarandeerd is;
- route begeleiden met een goede verlichtingsstructuur;
- fiets- en wandelroute ook een verblijfskwaliteit meegeven;
- bij de ontwikkeling van het ziekenhuis en de zorgboulevard zorgen dat er zoveel mogelijk functies georiënteerd worden op het openbaar gebied;
- bij de ontwikkeling van programma in het nieuwe deel van het park zorgen dat bijvoorbeeld (zorg)woningen worden georiënteerd op de Gouw en het park.
5.2.6 Verkeer
Inleiding
De functie ziekenhuis kent een aantal bijzondere verkeersstromen met kenmerkende eisen en randvoorwaarden. Routing, oriëntatie, bereikbaarheid, bevoorrading, vrije aanrijroute ambulance, bewegwijzering, etc. zijn allemaal aspecten die bepalend zijn voor een goed functionerend ziekenhuis. Een goede samenwerking tussen de verschillende modaliteiten is hiervoor belangrijk. Dit geldt niet alleen voor het 'eindbeeld', waarbij er een nieuw Zaans Medisch Centrum is gerealiseerd, maar ook voor de tijdelijke situaties tijdens de bouw van het nieuwe Zaans Medisch Centrum, wanneer het huidige ziekenhuis nog in gebruik is.
Een belangrijke groep mensen die het ZMC bezoekt zijn de mindervaliden. Hiermee moet bij het ontwerp en de uitwerking van de bebouwing en de openbare ruimte dan ook nadrukkelijk rekening mee worden gehouden. Bijvoorbeeld opstelplekken voor gehandicaptenvoertuigen, brede stoepen voor scootmobiels en rolstoelen, een standplaats voor de taxibusjes, etc.
Algemeen
- Uitgangspunt bij het verkeerskundig ontwerp van het Zaans Medisch Centrum is een goede doorstroming op het hoofdwegennet en veilige bereikbaarheid van ziekenhuis, zorgboulevard, Supermarkt en de toekomstige woningen voor al het verkeer.
- Alle infrastructuur dient daarom qua maatvoering te voldoen aan standaard CROW ontwerprichtlijnen.
- Bij het verkeerskundig ontwerp wordt rekening gehouden met:
- 1. Aansluiting op bestaande wegennet (aangrenzende wegen zijn van het type gebiedsontsluiting B).
- 2. Uitgangspunt hierbij is dat de aansluitingen voor alle verkeersdeelnemers veilig moeten zijn en een goede doorstroming moeten hebben 2. Het snelheidsregime is afgestemd op de functie van de weg (voor doorgaand verkeer 50 km/ u en op het eigen terrein 30 km/ u).
- Referentiejaar van de verkeersintensiteiten voor het ontwerp is 2022.
- Het definitieve verkeerskundig ontwerp zal statisch en dynamisch doorgerekend worden om de goede doorstroming aan te tonen.
- Bij de berekeningen zullen alle stromen verkeersdeelnemers meegenomen worden (gemotoriseerd verkeer, bus, fiets, voetgangers, etc.)
Parkeren
- Het autoparkeren voor het ziekenhuis, zorgboulevard en supermarkt wordt grotendeels georganiseerd in parkeergarages. Uitzonderingen hierop zijn onder meer:
1. Bij de spoedeisende hulp zijn aparte parkeerplaatsen nodig.
2. Bij de hoofdingang worden voldoende gehandicaptenparkeerplaatsen gerealiseerd. - Bij de ingangen van de parkeergarages voor het ziekenhuis en de zorgboulevard/ supermarkt dient rekening gehouden te worden met voldoende opstelruimte.
- Uitgangspunt is dat er voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd wordt zodat er geen parkeeroverlast ontstaat voor de omliggende wijken.
Autoverkeer (bezoekers en medewerkers)
- Kiss & Ride bij de ingang van het ZMC
- 1. Voor de ingang van het ziekenhuis wordt een kiss & ride strook aangelegd, deze dient om mensen af te zetten. Voor de entree van het ziekenhuis dienen ca. 10 auto's kort te kunnen staan met dit doel.
- 2. Aangezien in het huidige ontwerp men eerste de hoofdentree van het ziekenhuis ziet, alvorens men bij de entree van de parkeergarage komt, zullen meer mensen dan noodzakelijk - eventueel per ongeluk- gebruik maken van de kiss & ride strook. We nemen daarom aan dat 20% van de bezoekers gebruik maakt van de Kiss & Ride strook.
- Taxistandplaatsen nabij de ingang van het Zaans Medisch Centrum
- 1. Belangrijkste punt van aandacht is de mogelijkheid te bieden om ca. 4 taxibusjes (Connexxion) met laadplateau tegelijkertijd te kunnen laten laden en lossen.
- 2. 2 taxistandplaatsen voor reguliere taxi's.
Openbaar Vervoer
- Het ziekenhuis is gunstig gelegen ten opzichte van het openbaar vervoer. Zo is het station Kogerveld op korte afstand gelegen. De voetgangers vanaf deze locatie worden goed gefaciliteerd.
- Hoogwaardig busvervoer zal de omgeving van het ziekenhuis in de toekomst aandoen. Hierdoor is het ziekenhuis goed en snel ontsloten vanuit Amsterdam-Noord en de oostelijke kant van Zaandam. Op andere delen van de route worden nu al de maatregelen genomen om dit mogelijk te maken. Ook in de omgeving van het ziekenhuis zijn maatregelen voor een goede doorstroming noodzakelijk.
- Vanuit de overige gebieden is het ziekenhuis ontsloten met regulier openbaar vervoer. Voor deze bussen wordt een goede, bij voorkeur centrale, haltevoorziening aangeboden. Dat het ZMC ook een overstaplocatie is voor bussen uit verschillende richtingen wordt rekening mee gehouden.
Langzaam verkeer (fietser en voetgangers)
- Logische routes voor doorgaand fietsverkeer en hierbij aansluiten op paden naar het Veldpark om de verwevenheid te versterken. Daar waar de routes voor het langzaam verkeer niet parallel lopen aan de infrastructuur voor gemotoriseerd verkeer is extra aandacht voor de sociale veiligheid.
- Voldoende (deels gebouwde) parkeergelegenheid voor fiets / brommer / motor nabij de verschillende (hoofd)ingangen.
- 330 plaatsen voor medewerkers in aparte fietsenstalling.
- Logische routes voor voetgangers vanaf (onder andere) het station Kogerveld, de bushaltes en de parkeergarage.
- Aandacht voor minder validen bij oversteekplaatsen door voldoende rustplekken (bankjes), voldoende brede trottoirs en aflopende trottoirbanden etc.
Spoed
- De route naar de spoedeisende hulp dient helder en overzichtelijk te zijn.
- Bij voorkeur geen gebruik maken van slagbomen om bij de spoed te komen.
Ambulance
- Ambulance dient van meerdere zijden (minimaal twee) bij de Spoed Eisende Hulp te kunnen komen.
- De route van de ambulance dient het overige verkeer zo min mogelijk te belemmeren om schrikreacties bij overige verkeersdeelnemers te voorkomen.
Expeditie
- De expeditie van het ZMC en supermarkt dient bereikbaar te zijn voor vrachtwagens en bestelbusjes.
- Er dient rekening gehouden te worden met de draaicirkels van grote vrachtwagens.
- Er dient voldoende opstelruimte te zijn,.
- Bij het laden en lossen mag het overige verkeer niet gestoord worden.
Psychiatrie (en revalidatie)/ kinderopvang/ ambulancepost
- Het huidige psychiatriegebouw (gebouw Z) blijft gehandhaafd en dient bereikbaar te zijn voor autoverkeer, dit geldt ook voor de kinderopvang en de ambulancepost.
Toekomstige woningen
- De woningen dienen in de toekomst ontsloten te kunnen worden.
Mc Donalds
- Voor Mc Donalds wijzigt er in principe weinig ten opzichte van de huidige situatie. Mc Donalds blijft met centrale aansluiting bereikbaar, met voldoende parkeren op eigen terrein.
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Inleiding
Voor het plangebied zijn diverse milieuonderzoeken uitgevoerd ten aanzien van geluid, externe veiligheid, geur, luchtkwaliteit, bodem, en natuurwaarden. In onderstaande paragrafen zijn de resultaten en conclusies van deze milieuonderzoeken opgenomen. De volledige onderzoeken zijn als bijlagen toegevoegd. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de onderwerpen beperkingengebied Schiphol en duurzaam bouwen.
6.2 Geluid
6.2.1 Uitgangspunten bij geluid
Geluidszones
Een (geluids)zone is een aandachtsgebied waarbinnen, indien er geluidsgevoelige bestemmingen zijn of kunnen worden gerealiseerd, moet worden getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder (Wgh). Geluidsgevoelige bestemmingen zijn onder andere woningen, scholen en gebouwen voor de gezondheidszorg.
Hoofdstuk VI van de Wgh heeft betrekking op zones langs wegen. Busbanen worden gezien als normale autowegen. Wegen waarop een 30 km/uur-regime van toepassing is en wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied, hebben op basis van artikel 74 van de Wgh geen geluidzone. Voor overige autowegen gelden de volgende geluidszones:
breedte van de geluidszone | ||
aantal rijstroken | buitenstedelijk gebied | stedelijk gebied |
1 of 2 | 250 m | 200 m |
3 of 4 | 400 m | 350 m |
5 of meer | 600 m | 350 m |
Buitenstedelijk gebied: het gebied buiten de bebouwde kom (bepaald door de borden komgrens) en het gebied (binnen en buiten de bebouwde kom) binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.
Binnenstedelijk gebied: het gebied binnen de bebouwde kom, met uitzondering van de gebieden binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.
Grenswaarden
Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en ziekenhuizen, aan bepaalde wettelijke normen te voldoen.
Geluidsbron | Voorkeurswaarde (art. 3.2. Bg) | Hoogst toelaatbare geluidsbelasting met ontheffing voor nieuwbouw van andere geluidsgevoelige gebouwen | |
Koningin Julianaweg | 48 dB (Lden) | 63 dB (Lden, art. 3.2.1b Bg) | voor nieuwbouw van ziekenhuizen en verpleeghuizen in binnenstedelijke situaties |
Rijksweg A7 (autosnelweg) | 48 dB (Lden) | 53 dB (Lden, art. 3.2.2 Bg) | voor nieuwbouw van ziekenhuizen en verpleeghuizen binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg |
Prins Bernhardweg / Prins Bernhardplein | 48 dB (Lden) | 63 dB (Lden, art. 3.2.1b Bg) | voor nieuwbouw van ziekenhuizen en verpleeghuizen in binnenstedelijke situaties |
H. Heijermansstraat | 48 db (Lden) | 63 dB (Lden, art. 3.2.1b Bg) | voor nieuwbouw van ziekenhuizen en verpleeghuizen in binnenstedelijke situaties |
Wanneer de wettelijke voorkeursgrenswaarde wordt overschreden en maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard, kan - onder voorwaarden - een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. De in artikel 3.2 van het Besluit geluidhinder vastgelegde uiterste grenswaarden mogen daarbij niet worden overschreden.
6.2.2 Uitgangspunten plangebied
De locatie bevindt zich buiten de invloedssfeer van het industrie-, luchtverkeer- en spoorweglawaai, vandaar dat hier ook geen onderzoek naar verricht is.
Bij de berekening van het wegverkeerlawaai is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
- In de huidige situatie is de overgang van de Prins Bernhardweg (gemeentelijke weg met een rijsnelheid van 50 tot 70 km/uur) en de Rijksweg A7 (rijksweg met een rijsnelheid van 100 km/uur) ter hoogte van de nieuwbouw van het ZMC gelegen. De gemeente is voornemens deze overgang te verplaatsen. De rijsnelheid van de Pr. Bernhardweg vanaf de rotonde tot de aansluiting met de rijksweg wordt dan 70 km/uur en is een buitenstedelijke weg. Het ziekenhuis is in stedelijk gebied gelegen.
- De bouw van het nieuwe ZMC wordt als een “nieuwe situatie” beoordeeld.
- In het bestemmingsplan zal de bouw van woningen en/of andere geluidsgevoelige bestemmingen op de locatie van het bestaande ziekenhuis mogelijk worden gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. Bij de toekomstige invulling van het gebied zal ten behoeve van deze nieuwe bestemmingen het geluid van de verschillende wegen ook worden getoetst aan een “nieuwe situatie”.
6.2.3 Bevindingen plangebied
Rekenresultaten nieuwbouw Zaans Medisch Centrum
Op 27 mei 2013 is door DGMR een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Nieuwbouw Zaans Medisch Centrum, Zaandam – akoestisch onderzoek, B2012.0602.04.R001v1). In dit akoestisch onderzoek is voor het nieuwe Zaans Medisch Centrum bekeken of er sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. In onderstaande tabel 1 zijn de berekende geluidsbelastingen opgenomen.
Bron | Nieuwbouw ZMC | Zorgboulevard |
H. Heijermansstraat | 58 dB | < 48 dB |
Koningin Julianaweg | 58 dB | < 48 dB |
Prins Bernhardweg/-plein | 64 dB | 57 dB |
Rijksweg A7 | 53 dB | 55 dB |
Conclusies akoestisch onderzoek
Nieuwbouw ZMC
Uit de berekeningen is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege Prins Bernhardweg op de gevel van het ziekenhuisgebouw, de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde van 63 dB overschrijdt.
Voor het geluid vanwege deze weg wordt voor de noordgevel van het ZMC uitgegaan van toepassing van een akoestische “dove- of blinde- gevel”. Een andere oplossing kan worden gezocht in het situeren van niet geluidsgevoelige ruimten aan de betreffende zijde. Geluidsgevoelige ruimtes zijn de onderzoek-, behandeling-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen. Een supermarkt, parkeergarage of techniekruimte is niet geluidsgevoelig.
Voor de overige gevels kan een hogere grenswaarde worden verleend: het betreft hier een stroom- en gebiedsontsluitingsweg.
Het geluid vanwege de H. Heijermansstraat, de Kon. Julianaweg en de Rijksweg A7 is bij het nieuwe ZMC hoger dan de voorkeurswaarde, maar overschrijdt de maximale waarde niet. Voor het gebouw kan een ontheffing voor de hogere waarde ten gevolge van deze wegen verleend worden: het betreft hier een drietal stroom- en gebiedsontsluitingswegen.
Zorghotel/-boulevard
De geluidsbelasting vanwege Rijksweg A7 overschrijdt op de noord- en oostgevel de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde van 53 dB. Voor het geluid vanwege deze weg wordt uitgegaan van toepassing van een akoestische “dove- of blinde- gevel”. Een andere oplossing kan worden gezocht in het situeren van niet geluidsgevoelige ruimten aan de betreffende zijde.
Het geluid vanwege de Koningin Julianaweg en de H. Heijermansstraat voldoet aan de voorkeurswaarde van 48 dB. Uit de berekening is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege de Prins Bernhardweg op de gevel van het zorghotel/-boulevard de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde van 63 dB niet overschrijdt: voor de geluidsbelasting van 57 dB kan een hogere waarde worden verleend.
Voor de overige gevels kan een hogere grenswaarde worden verleend: het betreft hier een stroom- en gebiedsontsluitingsweg.
Supermarkt
Het geluid vanwege de nieuwe supermarkt zal geen hinder veroorzaken bij de bestaande woningen aan de H. Heijermansstraat. Bij een verdere invulling van de supermarkt zal kritisch moeten worden gekeken naar de ligging van mogelijke geluidsbronnen en de bouw van nieuwe woningen/geluidsgevoelige bestemmingen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt.
Nieuwe woningen/geluidsgevoelige bestemmingen
Uit de geluidscontouren vanwege de Prins Bernhardweg blijkt dat in bijna het gehele plangebied aan de voorkeurswaarde van 48 dB kan worden voldaan. In een klein deel is de bouw van geluidsgevoelige bestemmingen wel mogelijk, maar is een hogere grenswaarde benodigd.
In een groot deel van het plangebied kan ten gevolge van de Rijksweg A7 voldaan worden aan de maximale waarde van 53 dB: voor deze bestemmingen kan een hogere grenswaarde worden verleend. Als echter in het gebied met een geluidsbelasting van meer dan 53 dB woningen en/of andere geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd, zullen mogelijk dove-/blinde gevels benodigd zijn.
Bij de invulling van het gebied zal kritisch moeten worden gekeken naar de ligging van de woningen en/of andere geluidsgevoelige bestemmingen. Wellicht kan door de situering van een aantal hoge (woon)gebouwen een geluidsafschermende werking worden bewerkstelligd voor de achterliggende bebouwing.
Ook zijn de geluidscontouren bepaald vanwege de H. Heijermansstraat. In het gehele gebied kan aan de maximale grenswaarde van 63 dB worden voldaan.
Bestaande woningen H. Heijermansstraat
Ten behoeve van deze woningen is inzichtelijk gemaakt, dat voor de aanleg van de rotonde Kon. Julianaweg/Prins Bernhardweg geen sprake is van een reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder. Ook blijkt, dat nauwelijks geluidsreflecties optreden in de nieuwbouw van het ziekenhuis.
Hogere waarden
Omdat de voorkeurswaarde van 48 dB door verschillende wegen wordt overschreden, is het volgen van een hogere waarde procedure benodigd.
6.3 Externe Veiligheid
6.3.1 Beleid
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s voor de omgeving vanwege het gebruik, de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het kader van de externe veiligheid dient, in het geval van een verandering bij de risicobron of in de omgeving daarvan, een afweging te worden gemaakt over de externe veiligheidssituaties. In het kader van een bestemmingsplan dient vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening de externe veiligheidssituatie te worden onderzocht. Hierbij dienen risicobronnen in kaart gebracht te worden en moet getoetst worden aan de risicomaten plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarnaast moet het groepsrisico verantwoord worden.
Plaatsgebonden risico: het risico op een plaats buiten een inrichting, langs een transportas of buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij een transportas, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Groepsrisico: de cumulatieve kansen per jaar dat een aantal personen overlijdt als gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij een waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
De verantwoordingsplicht is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor van toepassing bij een toename of overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Dit kan optreden door uitbreiding/afname van risicovolle activiteiten en/of door een verandering van de personendichtheid.
Een belangrijk onderdeel van de verantwoordingsplicht is de adviesaanvraag aan de Veiligheidsregio. De rijksoverheid heeft (wettelijk) vastgesteld dat het bevoegd gezag het bestuur van de Veiligheidsregio in de gelegenheid dient te stellen advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van een inrichting of transportas.
6.3.2 Risicodragende activiteiten
Met behulp van de risicokaart is vastgesteld welke risicobronnen zich in de omgeving van het plangebied bevinden. Dit betreffen risicobronnen als gevolg van activiteiten van bedrijven en als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen. Het plangebied bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van hogedruk aardgastransportleidingen, zodat deze niet relevant zijn uit het oogpunt van externe veiligheid.
In onderstaande afbeelding is de locatie van de risicobronnen weergegeven.
- 1. LPG-tankstation Pouw Zaandam/Servicestation Velthuijzen
- 2. Touwen & Co. B.V.
- 3. Gasunie
- 4. Danisco
- 5. United Biscuits
- 6. Goglio North Europe BV
- 7. LPG tankstation garage Merel
- 8. Zwembad de Slag
- 9. Aardgastransportleiding B
- 10. Aardgastransportleiding A
- 11. Rijksweg A7
- 12. Rijksweg A8
Er is een plasbrandaandachtsgebied aanwezig. Dit is een zone van 30 m vanaf de A8 en A7. Het ZMC ligt buiten deze afstand.
Relevante risicobronnen
Voor de nieuwbouw van het ZMC zijn de volgende risicobronnen relevant:
- Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A7;
- Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A8;
- Bevi-inrichting LPG-tankstation Pouw Zaandam/Servicestation Velthuijzen;
- Bevi-inrichting 'Danisco Zaandam BV'.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico van de relevante risicobronnen vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
A7: De A7 heeft ter hoogte van het ZMC geen 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour.
A8: Voor de rijksweg A8 ligt de 10-6 per jaar plaatsgebonden risico contour op 0 meter van het hart van de weg. Het plangebied ligt hierbuiten.
Danisco Zaandam BV: Danisco Zaandam is een zogenaamde PGS-15 inrichting, een categoriale inrichting die onder het Bevi valt. Op het terrein is één opslagloods aanwezig met een capaciteit groter dan 10 ton. De opslagloods heeft een oppervlak van tussen de 600 en 1500 m2. Het beschermingsniveau in deze opslagen is 3-laag en het stikstofpercentage in de opgeslagen stoffen is niet bekend of niet opgenomen op de risicokaart. Op basis van de Revi bedraagt de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour tussen de 85 en 270 meter. Het plangebied ligt hier buiten.
LPG tankstation: Het plaatsgebonden risico is voor deze locatie niet relevant, aangezien het ZMC zich buiten het invloedsgebied van het LPG-tankstation bevindt.
Groepsrisico
Voor alle relevante risicobronnen ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en neemt in de toekomstige situatie niet (significant) toe. Per bron wordt dit hieronder nader toegelicht.
A7: Het ZMC bevindt zich op circa 50 meter van het hart van de weg. De gemiddelde dichtheid in het ZMC is circa 500 personen per hectare. Uit tabel 3 (van de concept Handreiking risicoanalyse transport) blijkt dat de drempel voor de 10% van de oriëntatiewaarde niet overschreden wordt bij een dichtheid van 500 personen per hectare als het aantal wagen GF3 niet hoger is dan 80 wagens per jaar. Aangezien over de A7 35 wagens GF3 per jaar gaan, kan uit bovenstaande worden afgeleid dat een kwantitatieve berekening niet nodig is en dat het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde.
A8: Het groepsrisico ligt (op basis van de Eindrapportage Basisnet Weg, Bijlagenrapport, versie 1.0) onder de 0,1 keer de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Ontwikkelingen op een afstand van meer dan 355 meter dragen niet meer bij aan het groepsrisico, aangezien op basis van Circulaire RNVGS het groeprisico alleen wordt bepaald door het vervoer van de stofcategorie GF3. GF3 heeft een invloedsgebied van 355 meter. De realisatie van het plangebied zal daardoor ook niet leiden tot een toename van het groepsrisico.
Op verzoek van de gemeente Zaandam is ook toepassing gegeven aan de concept Handreiking risicoanalyse transport door de waarde voor het groepsrisico uit het Basisnet weg te onderbouwen aan de hand van vuistregels. Uit bovenstaande kan worden afgeleid dat een RBMII berekening niet nodig is en dat het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Dit komt overeen met de gegevens uit Basisnet Weg.
Danisco Zaandam BV: Uit de risicokaart blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. De realisatie van het plangebied zal niet leiden tot een toename van het groepsrisico, omdat de toename van het aantal aanwezige personen beperkt is. Daarnaast is de afstand tot de nieuwe locatie van het ZMC relatief groot (700 meter). Op deze afstand is de bijdrage aan het groepsrisico beperkt en voor mensen die zich in een gebouw bevinden, bijvoorbeeld een ziekenhuis, zeer beperkt. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de realisatie van het plangebied niet zal leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde.
LPG tankstation: het groepsrisico is niet bepaald, omdat het ZMC zich buiten het invloedsgebied van het LPG-tankstation bevindt.
Verantwoording groepsrisico
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A7 valt onder de Circulaire RNVGS. Op basis van deze circulaire is een verantwoording van het groepsrisico vereist bij een toename van het groepsrisico of een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Doordat het ZMC dichter bij de A7 komt te liggen zal het groepsrisico toenemen, maar onder de 0,1 keer de oriëntatiewaarde liggen. Vanwege de toename is een verantwoording vereist.
Voor de A8 ligt het groepsrisico onder de 0,1 keer oriëntatiewaarde en zal het groepsrisico niet toenemen. Voor deze risicobron is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist, maar is deze volledigheidshalve alsnog uitgewerkt.
Danisco Zaandam BV valt onder het Bevi. Op basis van het Bevi is de verantwoording van het groepsrisico altijd vereist bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Voor deze risicobron is de verantwoording verder uitgewerkt.
De personendichtheid zal in de toekomstige situatie toenemen. In de huidige situatie betreft de aanwezigheid 2400 personen, in de toekomstige situatie 3014 personen (+130 voor het ziekenhuis en + 484 voor de zorgboulevard). Aangezien het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft, is het niet nodig ruimtelijke maatregelen te treffen ter verlaging van het groepsrisico.
Treffen van bronmaatregelen
Het nemen van bronmaatregelen aan deze inrichting is in het kader van een ruimtelijk besluit niet mogelijk. Daarnaast ligt het groepsrisico van deze inrichting onder de oriëntatiewaarde waardoor er geen aanleiding is om het nemen van bronmaatregelen verder te onderzoeken.
Treffen van ruimtelijke maatregelen
Ruimtelijke maatregelen ter verlaging van het groepsrisico betreffen:
- alternatieve locaties (die verderaf van Danisco Zaandam BV zijn gelegen);
- het verlagen van de aanwezigheid van personen in de omgeving van de risicobronnen of een andere functie-indeling van het plangebied.
Nieuwbouw op de huidige locatie is de enige haalbare variant, waardoor alternatieve locaties afvallen. Aangezien het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft en het aantal aanwezige personen beperkt toeneemt, maar de afstand tot Danisco Zaandam BV in de toekomstige situatie toeneemt, is het niet nodig ruimtelijke maatregelen te treffen ter verlaging van het groepsrisico.
De mogelijkheden van bestrijdbaarheid
Bronbestrijding bij een PGS 15 inrichting richt zich op het voorkomen van verdere uitbreiding van de brand door de brand gecontroleerd te laten uitbranden of door te blussen. Hiervoor zijn opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen nodig. De openbare weg bij Danisco Zaandam BV kan als opstelplaats worden gebruikt. De Zaan kan als secundaire bluswatervoorziening worden gebruikt.
De mogelijkheden van zelfredzaamheid
De mogelijkheden voor zelfredzaamheid ten gevolge van een incident zijn bij het scenario toxische wolk mogelijkheden voor zelfredzaamheid door ramen, deuren en ventilatie te sluiten of het gebied te ontvluchten, haaks op de toxische wolk. Door de relatief grote afstand tussen de risicobronnen en het ZMC zal volstaan kunnen worden met sluiten van ramen, deuren en ventilatie. De aanwezigheid van verminderd zelfredzame personen heeft daardoor geen invloed op het aantal slachtoffers.
Voor het scenario koude BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) is geen mogelijkheid voor zelfredzaamheid, aangezien dit scenario ineens optreedt. De verminderd zelfredzaamheid van patiënten heeft daardoor geen invloed op het aantal slachtoffers.
Door de relatief grote afstand tussen het LPG-tankstation en het ZMC zal het gebouw bescherming bieden tegen de effecten van een warme BLEVE bij het LPG-tankstation. De verminderde zelfredzaamheid van patiënten heeft daardoor geen invloed op het aantal slachtoffers.
6.3.3 Conclusies
Geconcludeerd wordt dat de externe veiligheidssituatie voor de nieuwbouw van het ZMC en de zorgboulevard acceptabel is. Dit aangezien de groepsrisico’s van de relevante risicobronnen onder de oriëntatiewaarde liggen (ondanks de lichte toename in de personendichtheid in de toekomstige situatie) en de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid redelijk tot voldoende (de zelfredzaamheid is in geval van een ziekenhuis reeds verminderd, dus de conclusie dat dit redelijk of voldoende is, is passend bij deze functie) zijn.
6.4 Geur
Zowel in het plangebied als in de directe omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig die geurhinder veroorzaken. Er wordt wel voorzien in een restaurant functie, echter dit zal buiten de inrichting niet waarneembaar zijn. Overige geuraspecten zijn niet te verwachten.
Het aspect geur speelt dus geen belemmerende rol in dit bestemmingsplan.
6.5 Beperkingengebied Schiphol
Het plangebied Zaans Medisch Centrum ligt buiten het beperkingengebied van Schiphol ten aanzien van de aspecten geluid, externe veiligheid en het hoogtebeperkingen gebied.
6.6 Luchtkwaliteit
6.6.1 Beleid
De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht vloeit voort uit titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Stb. 2007, 434) (Wm). Deze wet is op 15 november 2007 in werking getreden en is de Nederlandse implementatie van de EU-richtlijn voor luchtkwaliteit. In de wet zijn de (Europese) normen voor concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht vastgelegd.
De Wm biedt de volgende grondslagen voor de onderbouwing dat een plan voldoet aan de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit:
- 1. het project leidt niet tot overschrijding van grenswaarden;
- 2. het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- 3. er worden grenswaarden overschreden, maar ten gevolge van het project is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of blijft de concentratie gelijk;
- 4. er worden grenswaarden overschreden, maar ten gevolge van een door het project optredend effect of een met het plan samenhangende maatregel is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of blijft de concentratie gelijk;
- 5. het project is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of is in elk geval niet strijdig met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Wanneer een plan voldoet aan één van bovenstaande grondslagen, kan het wat luchtkwaliteit betreft doorgang vinden.
Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens de Wm niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip 'NIBM' nader: "een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt". Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor fijn stof en NO2. Voor woningbouw ligt de 3%-grens op 1.500 woningen. Zorgvoorzieningen vallen niet onder het Besluit NIBM. Derhalve is onderzoek naar luchtkwaliteit noodzakelijk.
Een ziekenhuis is niet aangewezen als gevoelige bestemming in het Besluit gevoelige bestemmingen; woningen daarentegen wel.
De veranderingen waarvan de effecten in het kader van dit onderzoek worden beschouwd zijn:
- De verkeersintensiteit op de wegen van en naar het Zaans Medisch Centrum zal als gevolg van de uitbreiding toenemen. De effecten van de verkeerstoename speelt vooral op korte afstand van het Zaans Medisch Centrum. Ter hoogte van de Natura-2000 gebieden valt het verschil in intensiteit weg tegen de stedelijke achtergrond.
- De oude stookinstallaties worden vervangen en mogelijk uitgebreid. Het effect van de stookinstallaties zal vanwege de hoge schoorsteen (die minimaal 25 meter en maximaal 40 meter zal bedragen) over een groter gebied verspreid worden, waardoor het effect in de Natura-2000 gebieden merkbaar kan zijn.
6.6.2 Plangebied
Emissies als gevolg van de uitbreiding van het Zaans Medisch Centrum zijn onder te verdelen naar emissies afkomstig uit de gebouwen (zoals installaties) en emissies als gevolg van ontwikkelingen in het verkeer.
Gebouwen
In het nieuwe ziekenhuis worden ook nieuwe stookinstallaties geplaatst, de cv-ketels en stoomketels die nu op de markt zijn hebben grote technologische verbeteringen ondergaan ten opzichte van de huidige machines uit de jaren '80 en '90 die in het huidige ziekenhuis gebruikt worden. Daardoor neemt het aardgasgebruik in de nieuwe situatie sterk af.
Uit de berekeningen volgt dat de NOx-emissies ten gevolge van de stookinstallaties in de nieuwe situatie afnemen ten opzichte van de huidige situatie.
Verkeer
Bij de effecten van verkeer op de luchtkwaliteit is gekeken naar de concentraties NO2 en PM10 in het jaar 2017 en is getoetst of de concentraties binnen de geldende grenswaarden vallen van de Wet milieubeheer (Wm). Bij de berekening is het model CARII, versie 11.0 toegepast, waarbij de autonome situatie (zonder nieuwbouw van het ziekenhuis) in 2017 (bovenste tabel) is vergeleken met de situatie waarbij het ziekenhuis vernieuwd is in 2017 (onderste tabel).
Uit bovenstaande tabellen blijkt dat de grenswaarde ook met de uitbreiding van het Zaans Medisch Centrum nergens in het gebied wordt overschreden. Hiermee voldoet het plan aan de eisen uit de Wm. Voor het jaar 2020 zal de luchtkwaliteit, als gevolg van verkeer, verbeteren als gevolg van toekomstige ontwikkelingen (schonere auto's) in de vervoersector. Het aantal overschrijdingen van de 24-uurs grenswaarde zal daarmee ook dalen.
Conclusies
Uit de resultaten blijkt dat de verkeerstoenamen in het jaar 2017, als gevolg van de realisatie van het Zaans Medisch Centrum, niet leiden tot overschrijding van de grenswaarden uit de Wm. De ontwikkeling van het Zaans Medisch Centrum voldoet aan art. 5.16 lid 1 sub a van de Wm.
De emissies uit de gebouwen van het Zaans Medisch Centrum nemen af ten opzichte van de huidige situatie. De ontwikkeling van het Zaans Medisch Centrum heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura-2000 gebieden nabij Zaandam.
Het aspect luchtkwaliteit speelt dus geen belemmerende rol in dit bestemmingsplan.
6.7 Bodem
Ten behoeve van de nieuwbouw van het Zaans Medisch Centrum is ten aanzien van het plangebied een historisch vooronderzoek (GRS Spijker Milieu) uitgevoerd. Doel van het onderzoek is het verzamelen en vastleggen van bestaande gegevens betreffende de historische en actuele terreinsituatie met betrekking tot mogelijke bronnen van verontreiniging (verdachte terreindelen). Daarnaast dienen de mogelijke risico's (humane, ecologische en verspreidingsrisico's) geïnventariseerd te worden.
6.7.1 Bodemopbouw en geohydrologie
De globale bodemopbouw, samengesteld op basis van literatuurgegevens en de gegevens van de sonderingen, is in onderstaande tabel weergegeven.
maaiveld tot ca. 20,0 m - N.A.P. | Slecht doorlatende deklaag (Westland Formatie), bestaande uit afwisselingen van fijne slibhoudende zanden, kleien en veenafzettingen. |
20,0 m tot ca. 31,0 m - N.A.P. | 1e watervoerend pakket, bestaande uit de grove fluvio-glaciale afzettingen van de Formatie van Drente, de fluviatiele afzettingen van de Formatie van Kreftenheye en de afzettingen van de Eem Formatie en van de Formatie van Twente voorzover deze zandig zijn ontwikkeld. |
31,0 m tot ca. 36,0 m - N.A.P. | 1e scheidingslaag, bestaande uit de formatie van Drente (kleien en fijne slibhoudende zanden). |
vanaf ca. 36,0 m - N.A.P. | 2e watervoerend pakket, bestaande uit de afzettingen van de Formatie van Urk en de zandige trajecten van de formaties van Sterksel en Enschede. |
Globale geohydrologische bodemopbouw
Het maaiveld ter plaatse van de boorlocaties bevindt zich tussen circa -1,0 en 0,2 m + NAP. Deze waarden zijn niet voor alle boringen vastgesteld. Zodoende is er niet eenduidig een beeld beschikbaar van de maatvoering van het maaiveld tov NAP.
De grondwaterstand is gemiddeld rond de 1,5 m – mv, met uitzondering van de noordoosthoek, hier is de grondwaterstand circa 0,7 m - mv. Het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie is, voor zover bekend, niet onderhevig aan invloeden van buitenaf. De ligging aan de Gouw kan aanleiding zijn tot fluctuaties tussen zomer- en winterpeil.
Uit de verschillende onderzoeken is niet eenduidig vastgesteld wat de grondwaterstand is. Dat wordt veroorzaakt omdat de waterstand niet is vastgesteld tov NAP, maar tov het naastgelegen maaiveld. Zodoende lijkt er sprake te zijn van een variabele grondwaterstand.
Het plangebied valt niet binnen een aangewezen bodembeschermingsgebied, waardoor er vanuit dit kader geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen worden gesteld.
6.7.2 Bodemkwaliteit
Op de locatie zijn in de loop der jaren meerdere bodemonderzoeken (2009 en 2012) uitgevoerd waarbij meerdere aanleidingen tot het vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig zijn. Algemeen kan gesteld worden dat de locatie oppervlakte dekkend is onderzocht met uitzondering van de bodem onder de gebouwen. Hier zijn geen boringen van voor handen.
Grondwater
Uit het meest recente bodemonderzoek (GRS Spijker, 26 september 2012) komen de volgende bevindingen naar voren. In het grondwater ter plaatse van het vulpunt van de ondergrondse tanks is een sterke verontreiniging met minerale olie gemeten. Het gehalte is hoger dan in 2009 (factor 1,5). In de overige peilbuizen is geen gehalte van minerale olie geconstateerd boven de streefwaarde. Het minerale oliegehalte ter plaatse van de ondergrondse tanks is afgenomen tot onder de streefwaarde. De verontreiniging is afgeperkt in de vermoedelijke stromingsrichting van het grondwater.
Het grondwater ter plaatse van de bovengrondse tank is licht verontreinigd met barium. In de bovengrond zijn geen verontreinigingen van minerale olie of BTEX gemeten. Dit grondwater is tevens representatief voor de actualisatie van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse.
Grond
In de grond onder de gebouwen zijn geen bodemvreemde materialen (puin/sintels e.d.) aangetroffen. In het bodemtraject 2,0 tot 2,5 m - mv zijn geen verontreinigingen gemeten. Van 2,5 tot 3,0 m - mv is de grond licht verontreinigd met koper, lood en molybdeen. In het actualisatieonderzoek is een lichte verontreiniging van zink in de ondergrond (0,5 - 1,0 m - mv) gemeten. Dit komt overeen met eerder onderzoek (Tauw 2009)
6.7.3 Asbest
Op basis van de uitgevoerde asbestinventarisatie (RPS Advies BV, november 2004) kan geconcludeerd worden dat er op diverse locaties in de gebouwen asbesthoudend materiaal aanwezig is. Deze locaties zijn tevens opgenomen in het historisch bodemonderzoek van GRS Spijker (juni 2011). Het aanwezige asbest zal door een gespecialiseerd bedrijf worden verwijderd.
6.7.4 Explosieven
Ter plaatse van het plangebied is een vooronderzoek (Saricon, 20 november 2012) uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Doel van het vooronderzoek is om inzicht te geven in de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied en de daarbij behorende risico’s.
Op basis van de beoordeling van het beschikbare bronnenmateriaal is geconcludeerd dat er onvoldoende indicaties zijn om te spreken van de mogelijke aanwezigheid van explosieven. Het onderzoeksgebied is onverdacht van explosieven. Het laten uitvoeren van opsporing van explosieven op de onderzoekslocatie is derhalve niet nodig. De voorgenomen werkzaamheden kunnen regulier worden uitgevoerd.
6.7.5 Conclusies bodemonderzoeken
In verband met de voorgenomen overdracht en toekomstige ontwikkeling is een bodemonderzoek uitgevoerd op het onbebouwde deel. De lichte verontreinigingen in de bodem brengen geen risico's met zich mee. Dergelijk verhoogde gehalten (achtergrondwaarden) komen in verstedelijkte gebieden veelvuldig voor.
Naar aanleiding van de beschikbare gegevens wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit op basis van de reeds uitgevoerde onderzoeken geen belemmering vormt voor de beoogde bestemming en daarmee de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Het is echter noodzakelijk om in een later stadium (wanneer de gronden vrij zijn van bebouwing) de boven- en ondergrond onder de bestaande gebouwen te onderzoeken. Ook moet nog nader onderzoek worden uitgevoerd naar de omvang van de bodemverontreiniging met minerale olie in het grondwater ter plaatse van het vulpunt van de ondergrondse tanks. De verontreiniging dient gesaneerd te worden in het kader van de Zorgplicht (artikel 13 wbb). Ten aanzien van het asbest moeten de gegevens aangevuld en geactualiseerd worden ten behoeve van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit slopen.
6.8 Duurzaam Bouwen
De ontwikkeling van het terrein van het Zaans Medisch Centrum betreft een duurzame gebiedsontwikkeling, waarbij gestreefd wordt naar CO2-neutrale oplossingen. Ter plaatse wordt ruimte geboden aan hoogwaardige zorg, waarbij ook de landschappelijke en ecologische potenties in het gebied gewaarborgd zijn.
Bij het opstellen van het masterplan is een balans gezocht tussen het intensiveren van het ruimtegebruik, de functionaliteit van het programma en het uitgangspunt om aan te sluiten bij de bestaande groenstructuren ten oosten en zuiden van het plangebied. Gebouwen worden zoveel mogelijk flexibel ontwikkeld om onvoorziene ontwikkelingen in de toekomst op te kunnen vangen.
Ambitie Zaans Medisch Centrum
Het Zaans Medisch Centrum heeft het voornemen het plangebied duurzaam te ontwikkelen. Doel is een optimale inpassing en integratie en uitwerking van zorg, onderwijs, wonen en natuur/groen, ook vanuit een oogpunt van duurzaamheid. Dit wordt geconcretiseerd in de ontwikkeling van de gebouwen, het omgaan met de energiebehoefte, de verkeerscirculatie binnen het plangebied, de waterhuishouding en de openbare verlichting.
6.9 Natuurwaarden En Flora- En Faunawet
De geest van de Flora- en faunawet (Ffwet) is het beschermen van alle individuen en populaties van inheemse plant- en diersoorten tegen schade door menselijk handelen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen streng (Tabel 2- en 3-soorten, soorten van de Habitatrichtlijn en vogels) en minder streng (Tabel 1-soorten) beschermde soorten. Uitgangspunt is dat verzamelen, verstoren, doden of vernietigen van beschermde soorten planten en/of dieren of verstoring van het leefgebied (habitat) niet is toegestaan. Dit is vastgelegd in de zogenaamde verbodsbepalingen in artikel 8 tot en met artikel 12 van de Ffwet. Indien onvermijdelijk, kan onder voorwaarden een ontheffing worden verleend door het ministerie van EL&I, indien de initiatiefnemer aantoont zorgvuldig te werk te gaan, effecten zo veel mogelijk voorkomt en resteffecten compenseert.
Voor de geplande nieuwbouw van het Zaans Medisch Centrum zijn de volgende punten uit de Ffwet het belangrijkst:
- 1. de geplande nieuwbouw van het Zaans Medisch Centrum is aan te merken als de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en als werkzaamheden met dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van maatschappelijke en economische aard, daarom geldt bij de aanleg een vrijstelling voor het overtreden van verbodsbepalingen ten aanzien van Tabel 1-soorten (hiervoor geldt wel altijd de zorgplicht (art. 2 Ffwet);
- 2. voor streng beschermde soorten (Tabel 2- en 3-soorten, soorten van de Habitatrichtlijn en vogels) geldt dat voorkomen moet worden dat de Ffwet wordt overtreden en dat slechts onder voorwaarden ontheffing kan worden verkregen voor het overtreden van de verbodsbepaling uit de Ffwet;
- 3. nesten van een beperkte groep vogels zijn jaarrond beschermd. Het verwijderen van dit soort nesten is niet toegestaan, hiervoor kan op basis van de bij punt 1 benoemde belangen geen ontheffing worden verkregen.
Om te bepalen of er in het plangebied beschermde soorten aanwezig zijn, is veldonderzoek en bureauonderzoek verricht. De uitkomsten van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport 'Ruimtelijke onderbouwing wijziging bestemmingsplan Zaans Medisch Centrum' (DHV, november 2012) en zijn onderstaand samengevat.
6.9.1 Ecologische structuur
Het plangebied bestaat uit een ziekenhuisterrein dat overwegend bebouwd en verhard is. Het zuidelijk deel betreft een parkachtig ingericht gebied, met aanplant van esdoorn, treurwilg en Spaanse aak. Hier zijn ook vijverpartijen aangelegd met oeverbegroeiing van riet, wilgenroosje en gele lis.
In de nabijheid, binnen een straal van 3 km afstand, van het plangebied liggen drie Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Het betreft hier de volgende gebieden:
- Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld en Twiske
- Polder Oostzaan
- Wormer- en Jisperveld en Kalverpolder
Aangezien het plangebied en de directe omgeving daarvan geen deel uitmaken van de Natura 2000 gebieden en de (in ontwerp) aangewezen gebieden op voldoende afstand van het plangebied, ruim 1000 meter, zijn er geen negatieve effecten op de Natura 2000 gebieden te verwachten. Bij het onderwerp luchtkwaliteit, opgenomen in paragraaf 6.6, is apart nog aandacht besteed aan de invloed van stikstofdepositie op de Natura 2000 gebieden. Conclusie is dat er geen gevolgen verwacht worden die van negatieve invloed op deze gebieden zijn.
6.9.2 Soortenbescherming
6.9.3 Conclusies
Het is mogelijk dat bij de herinrichting/vernieuwing van het ZMC de Flora- en faunawet wordt overtreden. Dit kan echter worden ondervangen door het aanpassen van de werkwijze en door het nemen van mitigerende maatregelen. Op basis daarvan is waarschijnlijk geen ontheffing nodig, of kan, indien nodig, in het kader van de omgevingsvergunning ontheffing worden verleend. Dit zal daarom geen belemmering vormen voor de herinrichting/vernieuwing van het ZMC. Derhalve kan worden geconcludeerd dat het aspect flora en fauna geen belemmerende rol speelt in het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Wateraspecten
7.1 Beleidskader
7.1.1 Europese Kaderrichtlijn Water
Het doel van de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) is`het verbeteren van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater zodat het water chemisch en ecologisch (weer) gezond wordt en ook voor toekomstige generaties geschikt is. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is op 22 december 2000 officieel van kracht geworden. In de kaderrichtlijn grondwater zijn zaken uit de richtlijn met betrekking tot grondwater nader uitgewerkt. De KRW heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (verbinding infiltratie- en kwelgebieden). Om dit te bereiken wordt gestreefd naar vermindering van emissies naar oppervlaktewater en grondwater en naar compensatie van grondwateronttrekkingen door aanvulling van het grondwater. De KRW gaat hierbij uit van een stroomgebiedsgerichte benadering.
7.1.2 Nationaal Waterplan 2009-2015
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid in dit plan is gericht op:
- 1. een goede bescherming tegen overstroming;
- 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
- 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit;
- 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.
7.1.3 Nationaal Bestuursakkoord Water
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen Rijk (Ministerie van Verkeer en Waterstaat), Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In juni 2008 zijn de afspraken uit het oude NBW van 2003 geactualiseerd. Kern van het NBW is samenwerken aan het op orde brengen en houden van het watersysteem in 2015, en daarbij anticiperen op klimaatveranderingen. Er zijn kwantitatieve normen geformuleerd, waaraan het watersysteem in 2015 moet voldoen. De waterbeheerder moet aangeven op welke punten het watersysteem niet voldoet aan deze nieuwe normen.
7.1.4 Watertoets: ruimte voor water
De handreiking 'Watertoetsproces 3' is in de zomer van 2009 vastgesteld in het Nationaal Water Overleg met de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (rijk), Interprovinciaal overleg (IPO), Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG). Met deze vaststelling is het de formele en algemene leidraad voor de toepassing van het watertoetsproces geworden.
Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21ste eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om de afweging van waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen.
7.1.5 Provinciaal Waterplan 2010-2015 Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren
Het Waterplan 2010 - 2015 is op 16 november 2009 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De strategische waterdoelen van de provincie zijn:
- 1. het waarborgen van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via de principes van preventie, gevolgschade beperken en rampenbeheersing;
- 2. het zorgen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem wordt versterkt en zo ook de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie;
- 3. het zorgen voor schoon en voldoende water;
- 4. het zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem, door middel van integrale gebiedsontwikkeling.
7.1.6 Zaans blauw, waterplan Zaanstad
'Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad' is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Zaans Blauw heeft o.a. als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:
- de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren;
- de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zo nodig in ruimtelijke plannen vast te leggen;
- te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern.
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om wateropgaven tussen projecten uit te wisselen.
7.1.7 Keur (2009) en Legger
De keur is een verordening met regels die het hoogheemraadschap hanteert ter bescherming van de waterhuishouding. Indien werkzaamheden in en bij watergangen (sloten) en/of waterkeringen (dijken) worden uitgevoerd, er water onttrokken wordt uit watergangen of er geloosd wordt in oppervlaktewater, moet een watervergunning worden aangevraagd zodat het hoogheemraadschap kan toetsen of de waterhuishouding goed blijft functioneren en of het onderhoud kan blijven worden uitgevoerd. Ook de toename van verharding beïnvloedt de waterhuishouding. Een verhardingstoename meer dan 800m2 dient te worden gecompenseerd door het graven van nieuw oppervlaktewater.
Buiten de verbodsbepalingen ( "u mag niet") zijn er in de Keur (2009) gebodsbepalingen ("u moet") opgenomen. In de gebodspalingen is vastgelegd welke verplichtingen aan eigenaren van percelen langs watergangen en langs en op waterkeringen zijn toegewezen met betrekking tot onderhoud.
Bij de Keur hoort de Legger. De Legger bevat kaartmateriaal, waarop staat aangegeven waar de regels van de Keur van toepassing zijn.
7.2 Watertoets
Gelijktijdig aan het opstellen van dit plan is het proces van de watertoets doorlopen De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium.
Het ontwerpbestemmingsplan is voor een reactie toegestuurd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) . Op 20 december 2012 hebben zij hierop een schriftelijk een reactie gegeven. Deze reactie maakt onderdeel uit van het rapport 'Watertoets wijziging bestemmingsplan ZMC - ruimtelijke onderbouwing' (Royal HaskoningDHV, januari 2013), en is verwerkt in dit document.
7.2.1 Organisatie
Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer wordt uitgevoerd door de gemeente Zaanstad.
7.2.2 Watersysteem, oppervlaktewater en waterkeringen
Het plangebied ligt in de polder Oostzaan. In het plangebied zijn geen waterkeringen en is geen oppervlaktewater aanwezig. Oppervlaktewater is in de omgeving van het plangebied aanwezig in de vorm van de waterpartijen van Burgemeester in 't Veldpark, dat zich ten zuiden van het plangebied bevindt, en de veensloot de Gouw. Deze waterpartijen maken onderdeel uit van het gehele watersysteem van de polder Oostzaan.
Het polderpeil in de polder Oostzaan is NAP -1,45 m. Het waterbergend vermogen in de polder is voldoende.
Om een goed functionerend watersysteem te garanderen en te behouden is er een compensatieplicht voor de toename van het verhard oppervlak. Door de bouw van het nieuwe ziekenhuis zal de verhardingstoename circa 3500 m2 bedragen. Echter wanneer de bouw gereed is, zal het oude ziekenhuis worden gesloopt. Hoe dit gebied, waar zich nu het oude ziekenhuis bevindt, zal worden ontwikkeld is nog niet in detail bekend. Een van de mogelijkheden is woningbouw. De reële verwachting is dat de verhardingstoename door de bouw van het nieuwe ziekenhuis wordt gecompenseerd door de afname aan verharding bij de ontwikkeling van de rest van het plangebied. Gelet op de beoogde fasering zal er op enig moment, als het nieuwe ziekenhuis gereed is en het oude nog niet gesloopt is, sprake zijn van een benodigde watercompensatie van 3500*0,15=520 m2 open water (de eis is 15% van de verhardingstoename te compenseren). In de tweede fase, bij herontwikkeling van het deel van het plangebied waar het oude ziekenhuis staat, zal het verhardingsoppervlakte weer afnemen.
Het hoogheemraadschap heeft aangegeven mee te kunnen gaan in de gedachte dat er uiteindelijk geen verhardingstoename zal zijn. In gezamenlijk overleg is besloten om de benodigde compensatie van 520 m2 uit de eerste fase wel in beeld te houden waarbij gebruik zal worden gemaakt van de Waterbank Zaans Blauw. Bij invulling van de plannen voor de tweede fase zal de totale verhardingswijziging in beeld gebracht worden. Indien noodzakelijk zal binnen het plangebied, in aansluiting op het bestaande oppervlaktewater in In het Veldpark, extra wateroppervlakte gerealiseerd worden. Deze eis is opgenomen in de voorwaarden behorende bij de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid.
7.2.3 Grondwater
Het maaiveld in het plangebied ligt op circa 0,2 m-NAP. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen peilbuizen beschikbaar. In november 2012 zijn daarom door GRS Spijker grondwaterstandsmetingen verricht. De resultaten van de metingen zijn opgenomen in onderstaand figuur. Hieruit blijkt dat de grondwaterstanden aan de oostzijde en in het midden van het plangebied voldoende laag zijn om een goed bruikbaar maaiveld te hebben. Aan de westzijde is de grondwaterstand relatief hoog en kan van invloed zijn op de mate waarin de ondergrond van wegen verdicht kan worden of de op de groei van bomen.
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied en er zijn geen klachten over grondwateroverlast bekend.
Het nieuwe ziekenhuis zal worden gebouwd in het deel van het plangebied waar nu de hoogste grondwaterstanden voorkomen. Een gebouw heeft in principe geen last van hoge grondwaterstanden. Het nieuwe ziekenhuis beïnvloedt de grondwaterstanden op het overige terrein niet omdat de afstroming richting Gouw niet belemmerd wordt.
7.2.4 Riolering
Binnen het plangebied ligt een gemengd rioolstelsel. Het hemelwater wordt via dit riool afgevoerd naar de zuivering. HHNK en de gemeente Zaanstad streven naar een gescheiden rioleringssysteem, waarin hemelwater is afgekoppeld en wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater en vuilwater via het dwa-riool wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI).
In de toekomstige situatie wordt een gescheiden stelsel aangelegd. Bij nadere uitwerking van het plangebied zal in nauw overleg met het waterschap worden bepaald hoe dit stelsel wordt ontworpen en waar het hemelwater op geloosd kan worden.
7.2.5 Wateraspecten in regels en verbeelding
In het bestemmingsplan is, gelet op het feit dat er geen oppervlaktewater binnen de plangrenzen aanwezig is en dit gelet op de compensatieplicht ook niet noodzakelijk hoeft te worden toegevoegd, geen bestemming 'Water' opgenomen. Om wel in de toekomst extra waterberging te kunnen graven zonder bestemmingsplanwijzigingen is binnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen het realiseren van oppervlaktewater overal mogelijk gemaakt.
Hoofdstuk 8 Beschrijving Planvorm En Bestemmingsplanregeling
8.1 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.
De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning.
Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning' en 'sloopvergunning' zijn vervangen door omgevingsvergunning (indien noodzakelijk is deze term aangevuld ten behoeve van bouwen en/of slopen), de term 'aanlegvergunning' is vervangen door omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en tenslotte de term 'ontheffing' is vervangen door afwijking van de bouwregels/gebruiksregels.
8.2 Bestemmingsregeling
8.2.1 Inleiding
In hoofdstuk 2 van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer. De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.
De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk 1 van de regels).
De algemene regels, waaronder ontheffings- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van de bij het plan behorende regels.
Hoofdstuk 4 bevat tenslotte de overgangs- en slotbepalingen.
8.2.2 Plansystematiek
Het bestemmingsplan is gericht op het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Om voldoende ruimte te behouden in de verdere uitwerking van de voorgenomen plannen, wordt waar mogelijk uitgegaan van een wijze van bestemmen die flexibel en globaal is. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimd qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen zodat het gemeentebestuur door middel van wijzigingsbevoegdheden en ontheffingen kan afwijken van het bestemmingsplan.
8.2.3 Regels algemeen
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels
- 2. Bestemmingsregels
- a. Hoofdgroepen van bestemmingen
- b. Functieaanduidingen
- c. Bouwaanduidingen
- 3. Algemene regels
- 4. Overgangs- en slotregels
8.3 Bestemmingsplanprocedure
De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn verschillende fasen te onderscheiden:
- Voorbereidingsprocedure
Voor het opstellen van een ontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen een gemeente.
Het ontwerpbestemmingsplan is besproken met / toegezonden aan de relevante overlegpartners, conform de verplichting zoals opgenomen in artikel 3.1.1 Bro.
Tevens wordt een (informele) informatiebijeenkomst binnen het plangebied georganiseerd voor bewoners, belangstellenden en belanghebbenden.
- Vaststellingsprocedure
Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken (dit is een termijn van orde) na de termijn van terinzagelegging vast.
- Beroepsprocedure
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt het college van burgemeester en wethouders het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de Inspectie Leefomgeving en Infrastructuur (I&M) een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Tot uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de VROM inspectie wordt het vaststellingsbesluit uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.
8.4 Gekozen Planvorm
Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied een ontwikkelingsfunctie. De juridische planvorm is hierop afgestemd.
Op grond van artikel 3.1.3 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:
- 1. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
- 2. bij of krachtens wet kunnen bestemmingen worden voorgeschreven;
- 3. bij of krachtens wet kunnen regels worden voorgeschreven;
- 4. voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings-, en ontheffingsbepalingen.
8.5 Planmer-plicht
In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een planmer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie:
- 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichtig;
- 2. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig is.
In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-mer vallen.
Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het Zaans Medisch Centrum heeft de omgeving over haar plannen geïnformeerd tijdens een informatiebijeenkomst op 12 februari 2013. Daarnaast is het uiteraard bij recht mogelijk om zienswijzen in te dienen als het ontwerp ter inzage ligt.
Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg toegezonden aan / besproken met de voor dit plangebied relevante overlegpartners. Een beschrijving van de uitkomsten van dit overleg (artikel 3.1.6, lid 1 onder c) is opgenomen in hoofdstuk 10.
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient de gemeenteraad op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro een exploitatieplan vast te stellen indien dat bestemmingsplan voorziet in één of meerdere bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro. De gemeenteraad kan op grond van artikel 6.12 lid 2 besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien met een grondeigenaar een zogenaamde anterieure overeenkomst gesloten is. In deze anterieure overeenkomst dienen de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd te zijn.
De gronden waarop ingevolge het onderhavige bestemmingsplan een bouwplan is voorzien zijn in eigendom bij het Zaans Medisch Centrum. Op de overige gronden is geen sprake van een bouwplan.
Met het Zaans Medisch Centrum is voor vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan een anterieure overeenkomst gesloten. In deze anterieure overeenkomst zullen afspraken gemaakt worden over de kosten van de grondexploitatie, waaronder planschade. Bij vaststelling van het bestemmingsplan zal de gemeenteraad, op grond van de anterieure overeenkomst, geen exploitatieplan vaststellen.
Afsluitend wordt op basis van het vorenstaande geconcludeerd dat naar de huidige inzichten en verwachtingen het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
9.3 Handhaafbaarheid
In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. - 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk. - 3. Realistische en inzichtelijke regeling.
Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten daarom niet meer regelen dan noodzakelijk is. - 4. Actief handhavingsbeleid.
Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.
Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.
Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.
In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
Hoofdstuk 10 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
10.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan 'Zaans Medisch Centrum' op 21 november 2012 gepubliceerd in het Stadsblad, de Staatscourant en op de gemeentelijke website.
Naar aanleiding daarvan zijn de volgende reacties ingekomen.
- Provincie Noord-Holland
Op 2 januari 2013 heeft de provincie schriftelijk aangegeven dat er geen provinciale belangen in het geding zijn en dat zij er, mede gezien het feit dat het plangebied binnen het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) ligt, op voorhand voorzien dat zij met het plan kunnen instemmen.
- Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
De opmerkingen van het HHNK zijn verwerkt in het rapport Watertoets wijziging bestemmingsplan ZMC - ruimtelijke onderbouwing (Royal HaskoningDHV, januari 2013). De conclusies zijn overgenomen in hoofdstuk 7. Vanuit het aspect water bestaan er geen belemmeringen om het project te realiseren.
- Veiligheidsregio Noord-Holland Noord
De Veiligheidsregio heeft kennis genomen van het door Royal HaskoningDHV opgestelde rapport Verantwoording groepsrisico, Wijziging bestemmingsplan ZMC - Ruimtelijke onderbouwing. De door de Veiligheidsregio gemaakte opmerkingen zijn verwerkt in de definitieve rapportage.
10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is bij brief van 20 juni 2013 aan alle relevante overlegpartners gevraagd hun advies over het ontwerp bestemmingsplan te geven.
Bedoelde brief is in dat kader toegezonden aan:
1. Rijkswaterstaat 2. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed 3. Provincie Noord-Holland 4. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 5. Kamer van Koophandel Amsterdam 6. Koninklijke KPN N.V. 7. NUON 8. N.V. Nederlandse Gasunie 9. Waterleidingbedrijf Noord-Holland 10. Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Water, Land & Dijken 11. Gemeentelijke monumentencommissie 12. Brandweer Zaanstreek-Waterland 13. Veiligheidsregio Zaanstreek -Waterland 14. GGD Zaanstreek-Waterland 15. Gemeente Amsterdam 16. Vereniging Zaans Erfgoed 17. Kontakt Milieubeheer Zaanstreek 18. Gemeente Wormerland 19. Gemeente Oostzaan 20. Stadsregio Amsterdam 21. Wijkcontactgroep Kogerveld 22. wijkbestuur Rosmolenwijk 23. werkgroep verkeer Rosmolenwijk
Naar aanleiding van dit overleg zijn 3 reacties binnengekomen, te weten van:
20. Stadsregio Amsterdam 12/13. Brandweer Zaanstreek-Waterland/Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland 3. Provincie Noord-Holland
Van de overige overlegpartners is geen reactie ontvangen.
De reacties worden hieronder samengevat en van commentaar voorzien.
ad 20. Stadsregio Amsterdam
a. De Stadsregio vraagt aandacht voor het regionale beleid inzake verkeer en vervoer in het beleidskader zoals verwoord in hoofdstuk 3 en 4 van de toelichting bij het ontwerp bestemmingsplan. Met betrekking tot de Hoogwaardig Openbaar Vervoerlijn vraagt de Stadsregio in het plan op te nemen dat hiervoor een vrije en ongehinderde doorgang gegarandeerd wordt.
b. In par. 4.8.5 van de Toelichting moet de correcte concessietermijn en de nieuwe naam van het ROA opgenomen worden.
c. De Heijermansstraat maakt deel uit van het regionaal netwerk fiets en vormt daarin een zwakke schakel. De stadsregio is benieuwd naar hoe de gemeente die schakel wenst te versterken.
d. Een overzichtelijke kaart van de bestaande en toekomstige verkeer- en vervoersituatie wordt gemist.
e. De stadsregio is benieuwd naar de exacte lokatie van de XL supermarkt, in verband met de consequenties deze heeft voor de bereikbaarheid in en rond het plangebied.
ad a., b., c. d. en e. Commentaar gemeente. De opmerkingen van de Stadsregio zijn verwerkt in hoofdstuk 4.8 van de toelichting.
f. De stadsregio onderschrijft de uitgangspunten om tot woningbouw te komen. Deze sluiten goed aan bij het Actieprogramma Regionale Woningmarkt. De stadsregio spreekt haar waardering uit voor de actieve deelname van de gemeente aan dit actieprogramma en biedt haar ondersteuning aan.
ad f. Commentaar gemeente. Wij hebben met instemming kennis genomen van deze opmerking en zien uit naar een (voortgezette) positieve samenwerking met de Stadsregio.
g. Detailhandel. De Stadsregio onderschrijft het standpunt van de gemeente dat het bij de nieuwvestiging van de XL supermarkt bij het Zaans Medisch Centrum niet of nauwelijks gaat om bovenlokale effecten op de detailhandelstructuur doch dat het slechts om lokale gevolgen gaat. Om deze reden wijkt de Stadsregio af van het andersluidende advies van de Regionale Commissie Winkelplanning in dezen. Wel schuilt er een probleem in het feit dat er onzekerheid bestaat over de vervanging van een andere supermarkt door deze XL supermarkt. Op dit moment is er nog geen zicht op het uit de markt nemen van die andere supermarkt. Voor de Stadsregio is het belangrijk dat de transformatie naar een andere bestemming van die oude supermarktlokatie daadwerkelijk plaatsvindt. Ander punt van zorg is dat de gemeente niet beschikt over een actueel detailhandelbeleid. De Stadsregio dringt aan op een spoedige actualisatie daarvan. In algemene zin plaatst de Stadsregio een kanttekening bij de combinatie zorgboulevard-detailhandel. In deze tijd is het uiterst precair om ontwikkeling van vastgoed (mede) afhankelijk te maken van de ontwikkeling van detailhandel.
ad g. Commentaar gemeente
In de eerste plaats zijn wij verheugd dat de Stadsregio ons standpunt terzake van de nieuwvestiging van een supermarkt op de ZMC lokatie onderschrijft. Verder verwijzen wij in dit verband kortheidshalve naar de brief van ons college d.d. 25 juni 2013 aan de Stadsregio, opgenomen in Bijlage 13 bij de Toelichting.
Conclusie De toelichting zal op een aantal punten worden aangepast.
ad 12/13 Brandweer Zaanstreek-Waterland/Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
Aangegeven wordt dat gebleken is dat er geen relevante risico's zijn ten aanzien van externe veiligheid. Van het geven van advies wordt daarom afgezien.
Commentaar gemeente. Wij zijn verheugd dat er op dit gebied geen sprake is van relevante risico's.
Conclusie Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast.
ad 3. Provincie Noord-Holland.
De provincie geeft aan dat met betrekking tot de voorgenomen detailhandel artikel 6 van de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie in acht moet worden genomen:
Artikel 6 Grootschalige (perifere) detailhandel
1 Een bestemmingsplan kan - met inachtneming van het bepaalde in artikel 15 – voorzien in grootschalige (perifere) detailhandelsvestigingen:
a op een locatie gelegen in of aansluitend op bestaande binnensteden en winkelcentra indien dit aantoonbaar niet leidt tot ernstige verstoring en/of duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur; b als in de binnensteden en/of wijkwinkelcentra aantoonbaar geen ruimte gevonden kan worden en; c als aantoonbaar sprake is van thematische binding aan een bestaande perifere locatie.
2 De toelichting bij het bestemmingsplan dat nieuw toe te voegen grootschalige(perifere) detailhandel mogelijk maakt geeft aan in hoeverre regionale afstemming heeft plaatsgehad binnen de regionale adviescommissie en maakt melding van het advies van deze commissie.
Commentaar gemeente In het rapport 'Retail bij het Zaans Medisch Centrum' (Bijlage 11) wordt uitgebreid ingegaan op de vestiging van de supermarkt. Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan het gestelde in artikel 6, lid 1 van de genoemde verordening. Ingevolge artikel 6 lid 2 van deze verordening is over de vestiging van de supermarkt advies gevraagd bij de Regionale Adviescommissie Winkelplanning.
Het advies luidt samengevat als volgt:
1. Het sluit niet aan bij het provinciale detailhandelsbeleid waarin clustering van winkels een belangrijk uitgangspunt is. Het beleid is eveneens terughoudend ten opzichte van de ontwikkeling van nieuwe winkelgebieden. 2. er is geen marktruimte in de regio die de komst van een grootschalige supermarkt rechtvaardigt; 3. de gemeente Zaanstad zou onvoldoende doen om winkelmeters uit de markt te halen; 4. de gemeente Zaanstad beschikt niet over een actueel detailhandelsbeleid.
Commentaar gemeente op het advies
ad 1. Sterke samenhang tussen ziekenhuis en zorgboulevard Het advies van de RAC is gelet op de rol van de RAC logischerwijs sterk ingestoken vanuit de enkele dimensie van de winkelplanning. Wij zijn ervan overtuigd dat de combinatie van het ziekenhuis met een zorgboulevard en supermarkt goed aansluit op de wijze waarop consumenten in hun behoeften voorzien. Zo vindt boodschappen doen niet meer altijd vanuit de woning bij dezelfde supermarkt plaats, maar veel vaker ook vanuit de plek waar men werkt, sport, verblijft of langskomt. Daarnaast zijn er ook andere overwegingen die bij de besluitvorming een meer integrale afweging vergen. In het advies van de RAC wordt aangegeven dat het plan niet past binnen het provinciale detailhandelsbeleid met betrekking tot de clustering van winkels. Wij bestrijden dat en zien ook meerwaarde van een clustering ziekenhuis, zorgboulevard (incl. detailhandel) en een supermarkt.
Om te voldoen aan de gestelde eisen van vernieuwende, betrouwbare en gastvrije zorg gaat het ZMC een nieuwe ziekenhuisaccommodatie bouwen. Vanuit de filosofie van het ZMC is vernieuwing en innovatie nodig voor het bieden van cliëntgerichte, veilige en betrouwbare zorg. Daarbij hoort een positieve ‘healing envrironment’ als opvolger van de traditionele ziekenhuisomgeving met vaak een negatievere associatie. Dit vraagt om nieuwbouw en een nieuw zorgconcept. Het ZMC zal daarom een ziekenhuis realiseren in combinatie met een zorgboulevard, inclusief een supermarkt. Functies die nu nog onderdeel uitmaken van of geïntegreerd zijn in het ziekenhuis worden aan de aanpalende zorgboulevard gehuisvest. Het ziekenhuis richt zich dan nog uitsluitend op medische patiëntenzorg. De zorgboulevard biedt ruimte aan een zorghotel, maatschappelijke voorzieningen (met medische voorzieningen, apotheek, huisartsenpraktijk en personeels- en bezoekersrestaurant), zelfstandige behandelklinieken, zoals een oogkliniek, een gezondheidscentrum met paramedische voorzieningen en detailhandel op het gebied van zorg en in aanvulling op het ziekenhuis en de supermarkt (zoals een bloemenwinkel). Alle inzet is er dus op gericht om het nieuwe ziekenhuis meer te laten zijn dan een traditioneel ziekenhuis. Waar ziekenhuizen zich vaak als mono-functionele structuren manifesteren, wordt hier gezocht naar een concept dat niet alleen multifunctioneel is, maar ook daadwerkelijk onderdeel uit gaat maken van de stad. Het zal een gebied worden waar een mix aan functies gerealiseerd wordt, die elkaar aanvullen en versterken. Dit zijn enerzijds zorggerelateerde functies en activiteiten die in het verlengde liggen van de kernactiviteit van het ziekenhuis. Daarnaast zijn het ook functies die zich breder richten op de verzorging van mensen die het ziekenhuis bezoeken of daar werken (winkels, horeca, diensten). Hierdoor krijgt de locatie veel meer sociaal-maatschappelijke en economische betekenis voor de stad. De gemeente Zaanstad juicht deze filosofie van harte toe.
In 2006 is al sprake geweest van een samensmelting tussen ZMC en zorgboulevard/supermarkt. Er is intussen ook gekeken naar andere locaties (aansluitend op een bestaand winkelcentrum). Echter er zijn in de bestaande winkelstructuur geen geschikte locaties gevonden waar een grootschalige supermarkt goed en verantwoord is in te passen. Ook tegen deze achtergrond is de combinatie tussen ziekenhuis, zorgboulevard en supermarkt naar voren gekomen als meest wenselijk alternatief. Heel bewust zetten we niet in op een solitaire supermarkt maar op een knooppunt van consumentenvoorzieningen. In onze optiek sluit het daarmee aan op het uitgangspunt van clustering van voorzieningen, zoals opgenomen in het provinciale detailhandelsbeleid. Bovendien sluit het ook aan op het provinciale streven naar verbetering van het kwaliteitsniveau en versterking van het onderscheidend vermogen van winkelgebieden.
Tegen deze achtergronden moet de zorgboulevard voor iedereen, jong en oud, ziek en gezond, een plek worden om te verblijven, om boodschappen te doen, een cadeautje te kopen of advies te krijgen. Dit geldt zowel voor de patiënten en medewerkers als voor bewoners van de stad en regio. Er is door het ZMC gekozen voor de opzet van een zorgboulevard met daarin ook een grootschalige supermarkt. Behalve de inhoudelijke motivatie voor de supermarkt, is deze in de exploitatie ook nodig om de grote diversiteit aan functies mogelijk te maken.
ad 2. Marktruimte en effecten op de winkelstructuur Een belangrijk aspect uit het RAC-advies is het vermeende gebrek aan marktruimte. Hoewel er op regionaal niveau wel degelijk enige marktruimte is volgens het in opdracht van de SRA uitgevoerde onderzoek (Marktruimte detailhandel Metropoolregio Amsterdam, actualisatierapport december 2012), onderkent de gemeente Zaanstad de nieuwe situatie waarin ongebreidelde uitbreiding niet langer het gewenste scenario is voor winkelplanning. Echter, er spelen, juist ook in het voorliggende planinitiatief, ook kwalitatieve aspecten een rol. Er is, zeker naar hedendaagse maatstaven, in Zaandam (en dan met name rondom de projectlocatie in Zaandam-Zuidoost) sprake van een veel te fijnmazige winkelstructuur die niet meer aansluit op de hedendaagse consumentenvraag. Het louter richten op het behoud hiervan is niet de oplossing en past ook niet in het pro-actieve detailhandelsbeleid dat de stadsregio wil voeren en waar Zaanstad ook volmondig mee heeft ingestemd. Wij verwijzen hierbij ten overvloede naar de hoofdstukken 2 en 3 van het Detailhandelsbeleid Stadsregio Amsterdam (zie par. 4.6.2). In aanvulling hierop brengen wij de volgende overwegingen onder uw aandacht.
1. De detailhandel verkeert in moeilijk vaarwater. In zijn algemeenheid geldt echter voor supermarkten dat deze geen of maar nauwelijks last hebben van de neerwaartse spiraal. Ze behoren tot de weinige branches waar nog omzetgroei plaatsvindt. Met name aan grotere supermarkten is nog altijd veel behoefte. De gemeente Zaanstad vindt dat deze behoefte niet alleen vanuit kwantitatief oogpunt, maar ook vanuit kwalitatief oogpunt beschouwd moet worden.
2. Grootschalige supermarkten voorzien in een behoefte. Een woonplaats met een omvang als Zaandam moet logischerwijs een megasupermarkt kunnen accommoderen. Op dit moment heeft de kern Zaandam weliswaar een grootschalige supermarkt, maar deze kan om verschillende redenen op de huidige locatie de rol van een grootschalige supermarkt niet waarmaken. Daarom is het plan om deze supermarkt te verplaatsen. Voorts wijzen wij erop dat dergelijke winkels, zo wijst de praktijk uit, goed kunnen functioneren naast en in aanvulling op wijksupermarkten. Ze worden met een andere frequentie en met een ander motief bezocht. Ervaringen elders wijzen ook helemaal niet uit dat er van de bestaande wijkwinkelstructuur niets overblijft als er een grootschalige supermarkt aan het winkellandschap wordt toegevoegd. Integendeel: er zijn géén voorbeelden waar op grote schaal wijksupermarkten hun deuren moeten sluiten ten gevolge van de komst van een grootschalige supermarkt.
3. Er zijn, zeker in Zaandam-Zuidoost, veel kleine winkelcentra en solitaire supermarkten die het door veranderingen in koopgedrag etc. toch al moeilijk hebben en moeilijker zullen krijgen. Dit is een autonoom proces, de komst van een grootschalige supermarkt is hierop nauwelijks van invloed.
Vervolgens wijzen wij er nog op dat het in de plannen slechts gaat om de verplaatsing van een bestaande grootschalige supermarkt die nu gevestigd is aan de Vermiljoenweg. Op de nieuwe locatie wordt de nieuwe winkel wel groter, maar de uitbreiding blijft beperkt tot 1.000 m2 wvo. Een dergelijke verplaatsing van een bestaande formule heeft een geheel andere (lees: geringere) impact dan de komst van een geheel nieuwe speler. Er komt dus géén nieuwe grootschalige supermarkt in Zaandam. Aangezien juist de locatie-kenmerken voor de huidige partij aanleiding zijn om te zoeken naar een nieuwe locatie is de kans dat locatie Vermiljoenweg überhaupt in beeld komt voor een retailer met regionale aantrekkingskracht uiterst beperkt. Niettemin maken wij met de marktpartij momenteel concrete afspraken over een passende her-invulling van de achter te laten ruimte. Daarin wordt de locatie aan de Vermiljoenweg teruggebracht tot een reguliere wijksupermarkt en worden afspraken gemaakt over een passende her-invulling van de overige meters. Zie verder onder het kopje ‘uit de markt nemen van supermarktruimte’.
Tenslotte merken wij over de marktruimte nog het volgende op. Door de beoogde bevolkingsgroei kan onze gemeente de komst van extra supermarktmeters zelf opvangen, dus zonder dat er uitval van bestaand aanbod hoeft op te treden. Hierbij geldt overigens, dat de binnengemeentelijke effecten van winkelplannen primair een verantwoordelijkheid van de gemeente zelf zijn. Dat is ook het wezenskenmerk van de regionale afstemming. Ons college vindt de eventuele binnengemeentelijke effecten aanvaardbaar. De bovenlokale effecten, waarop de provincie in beginsel moet toezien, zijn door ons heel helder in beeld gebracht en bedragen in een enkel geval hooguit 3% (zie Bijlage 11). Dit valt onmogelijk als structuurverstorend aan te merken. Wij wijzen erop, dat volgens vaste jurisprudentie het begrip duurzame ontwrichting de toetssteen is waarop nieuwe winkelplannen getoetst moet worden, en dat uitsluitend het al dan niet bestaan van marktruimte geen doorslaggevend criterium kan en mag zijn. Wij zijn er van overtuigd dat we de Zaanse consument beter zullen gaan bedienen met een grootschalige supermarkt dan met alleen het beschermen van de bestaande supermarktposities.
ad 3. Uit de markt nemen van supermarktruimte De RAC stelt in haar advies dat het vooralsnog ontbreekt aan het uit de markt nemen van supermarkt-m2’s. Tevens wordt gesteld dat daarom (nog) geen sprake kan zijn van een beperkte toevoeging van ca. 1.000 m2 bvo. Deze redenering volgen wij ten dele, maar mist onzes inziens enige nuance. Zaanstad beoogt om een proces op gang te brengen waarbij aan de onderkant van de markt supermarktmeters verdwijnen. Dit niet zozeer om kwantitatief vraag en aanbod in evenwicht te brengen, maar kwalitatief. Met name de omgeving van de projectlocatie (Zaandam-Zuidoost) omvat veel kleine en verouderde supermarktlocaties, die niet aansluiten op de eisen van de consument. Het uit de markt nemen van winkelmeters is echter een fragiel proces waarbij het planologisch wegnemen van een bestemming alleen onvoldoende borging biedt en zelfs het eindresultaat negatief kan beïnvloeden. Daarom werken wij eraan om in de combinatie van private afspraken en publiekrechtelijke instrumenten tot afspraken te komen. Dit doen wij zoals hierboven aangegeven momenteel concreet met de marktpartij voor wat betreft de Vermiljoenweg. Hierover verwachten wij binnenkort een schriftelijk bevestiging. In aanvulling hierop is onze gemeente voor andere locaties ook doende met het maken van afspraken over het terugdringen van het aanbodvolume. Wij zijn overigens van mening dat het gehele proces maar voor een heel beperkt deel afhankelijk is van de komst van een grootschalige supermarkt. Andere ontwikkelingen zoals ander consumentengedrag, multi-purpose shopping, de opkomst van bestel- en bezorgservices en de economische situatie zijn even zo goed belangrijk bij het voeren van een beleid voor de onderkant van de winkelmarkt.
ad 4. Beleidsmatige inbedding Verder is de RAC van oordeel dat onze gemeente niet beschikt over een actueel detailhandelsbeleid. Wij onderschrijven de noodzaak tot een actueel detailhandelsbeleid, die behalve door de schaalvergrotingstendens door veel factoren wordt ingegeven. De beperkte marktruimte en de beperkte kwaliteit van de te fijnmazige structuur zal hier zeker een rol in spelen. Wij zij voornemens het detailhandelsbeleid op korte termijn te actualiseren. Tegen de achtergrond van het bovenstaande zal het proces van functieverandering daarin ook een prominente rol spelen, maar niet uitsluitend gekoppeld of afhankelijk van de komst van de supermarkt bij het ZMC.
Tot slot De afgelopen jaren is een samenhangend plan ontwikkeld waar ZMC, marktpartijen en gemeente achter staan. Voor een nadere onderbouwing verwijzen wij naar de rapportage ‘Retail bij het Zaans Medisch Centrum, ruimtelijke onderbouwing retailfunctie zorgboulevard’ die door CityWorks is opgesteld en waar wij helaas geen reflectie in het RAC-advies op teruglezen. In deze rapportage staan alle aspecten die ook in dit commentaar aan de orde komen goed uitgewerkt en onderbouwd. Wij benadrukken dat:
1. uit deze rapportage blijkt dat de regionale effecten zeer beperkt zijn; 2. het slechts gaat om de verplaatsing van een bestaande formule met een andere impact dan een geheel nieuwe speler; 3. het initiatief, dat overigens binnen de stadsregio als ‘harde planvoorraad’ is geregistreerd, geen noemenswaardig effect heeft op de bestaande winkelvoorraad in onze eigen gemeente; 4. de toekomstbestendigheid van sommige winkellocaties in met name in Zaandam-Zuidoost een belangrijk punt van onze beleidsaandacht is. Deze aandacht is echter niet zozeer gebaseerd op het enkele feit van de verplaatsing van de grootschalige supermarkt, maar meer op de autonome attractiviteit in relatie tot veranderend consumentengedrag. Concreet worden nu reeds afspraken gemaakt om winkelgebieden en solitaire locaties af te bouwen en er worden voorbereidingen getroffen om te komen tot een nieuwe detailhandelsvisie.
Nu jarenlang aan deze plannen is gewerkt, is niet alleen de Zaanse supermarktklant de dupe als de plannen niet door kunnen gaan, maar ook de zorgvragers in de regio. Het ZMC heeft, met instemming van de gemeente op basis van het toenmalige positieve RCW-advies, hierover in 2006 al afspraken gemaakt met Ahold om de formule van de Albert Heijn XL van de Vermiljoenweg te verplaatsen. Daarnaast dragen de grondopbrengsten onder de supermarkt bij in de grondexploitatie van het ZMC en maakt deze opbrengst de realisatie van de nieuwbouw van het ziekenhuis mogelijk. Wij wijzen er bovendien op dat het DB van onze stadsregio reeds akkoord is gegaan met het planinitiatief en de koppeling met zorgboulevard en ziekenhuis zelfs een interessante combinatie noemt. Daarmee zien ook onze buurgemeenten, waar de (overigens beperkte) regionale effecten van de te realiseren supermarkt met name terecht zullen komen, geen bezwaar in ons planinitiatief. Het nu tegenhouden van het planinitiatief betekent uitstel en waarschijnlijk afstel van de nu voorliggende plannen om van het huidige slecht functionerende ziekenhuis een modern zorgcentrum te maken. Voor de realisatie van de plannen is elke schakel cruciaal.
Conclusie Het bestemmingsplan zal naar aanleiding van de reactie van de provincie en het advies van de RAC niet worden aangepast.
10.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 20 juni tot en met 31 juli 2013. Tijdens deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder samengevat en voorzien van een gemeentelijk commentaar.
1. B.R. Pots De Gortpeller 116 1502 BV Zaandam
a. De realisatie van een supermarkt is onvoldoende onderbouwd. De gemeente heeft verzuimd om tijdig advies te vragen aan de Regionale Adviesommissie Detailhandel (RAC).
ad a. Commentaar gemeente Anders dan de indiener stelt, zijn wij van oordeel dat de realisatie van de supermarkt wel voldoende is onderbouwd en dat het risico op ontwrichting van de dagelijkse verzorgingsstructuur wel voldoende is onderzocht. Wij verwijzen in dit verband naar par. 5.2.3 van de Toelichting van het bestemmingsplan waarin gemotiveerd wordt aangegeven dat de komst van het retailprogramma als onderdeel van de zorgboulevard een welkome bijdrage kan leveren aan het verbeteren van het winkellandschap en het tot stand brengen van een moderne winkelstructuur. Deze paragraaf is een samenvatting van het rapport 'Retail bij het Zaans Medisch Centrum' dat wij door het bureau City Works hebben laten uitvoeren. Het volledige rapport is als Bijlage 11 opgenomen bij deze Toelichting. De verplichting om advies in te winnen bij de Regionale Adviescommissie Detailhandel vloeit voort uit de Provinciale Verordening Ruimtelijke Structuurvisie. Dat advies dient beschikbaar te zijn op het moment dat de gemeenteraad een besluit neemt over de vaststelling van het bestemmingsplan. Dat is het moment dat het definitieve gemeentelijk standpunt over het bestemmingsplan en dus ook over het al dan niet toestaan van de supermarkt bepaald wordt. Het advies is uitgebracht op 20 augustus 2013 waardoor dit advies ten volle onderdeel kan uitmaken van het besluitvormingsproces in de gemeenteraad (zie ook par. 10.2).
b. Het risico op ontwrichting van de dagelijkse verzorgingsstructuur in de Rosmolenwijk is niet voldoende onderzocht. Vanwege het sociale functioneren van de wijk is het van het grootste belang dat de bestaande structuur niet verstoord wordt (Omgeving Dekamarkt is een centrumfunctie toegekend).
ad b. Commentaar gemeente. Bij een ruimtelijke onderbouwing van een retailprogramma betreft het relevante afwegingskader “duurzame ontwrichting”. Bij dit begrip draait het er om in hoeverre bestaande aanbodkwaliteiten worden aangetast en/of nieuwe kwaliteiten kunnen worden toegevoegd. Het voorzieningenniveau voor de consument is daarbij de toetssteen. In dit geval is in bovengenoemd onderzoeksrapport van City Works vastgesteld dat het in Zaandam ontbreekt aan een volwaardige grootschalige supermarkt en dat het supermarktaanbod overwegend als kleinschalig en te fijnmazig is aan te merken. Van duurzame ontwrichting is dan ook geen sprake en wordt een nieuw element aan het winkelaanbod toegevoegd. Daarmee wordt beter aangesloten op hedendaags consumentengedrag.
Al jarenlang is het beleid in Zaanstad gericht op een supermarktstructuur die minder fijnmazig is. Ook in de ruimtelijke onderbouwing voor het retailprogramma bij het ZMC is dat het uitgangspunt geweest, maar onder de duidelijke randvoorwaarde dat er nog voldoende ruimte overblijft voor bestaande supermarkten, ook in Zaandam Zuidoost. In de toekomst zullen er, met of zonder de verplaatsing van de grootschalige supermarkt, wellicht enkele kleinere en minder goed draaiende supermarkten gaan verdwijnen, maar dit is een autonoom marktproces dat aansluit op hedendaags consumentengedrag. Grootschalige supermarkten kunnen naast kleinere supermarkten bestaan. Daarbij ligt de Rosmolenwijk, en zeker het noordelijk gedeelte, weliswaar hemelsbreed op korte afstand van de projectlocatie bij het ZMC, maar is door de introverte ligging en de barrierewerking van de Heijermansstraat de kans zeer gering dat de supermarkt bij het ZMC de rol van wijksupermarkt overneemt. Bovendien functioneert de supermarkt in de Rosmolenwijk volgens onze informatie uitstekend. Uitval van supermarkten is door een combinatie van autonome processen niet uit te sluiten, maar de winkel in de Rosmolenwijk is als ‘robuust’ aan te merken. Overigens is aan de omgeving van de Dekamarkt niet formeel een centrumfunctie toegekend.
c. Er is sprake van een ongewenste solitaire winkelvestiging. In het beleid van provincie en gemeente wordt solitaire winkelvestiging als ongewenst gezien. Daarmee handelt de gemeente in strijd met het eigen beleid. Onderbouwing van deze beleidswijziging ontbreekt.
ad c. Commentaar gemeente. Vanuit het perspectief van het ziekenhuis geldt dat vernieuwing en innovatie nodig voor het bieden van cliëntgerichte, veilige en betrouwbare zorg. Daarbij hoort een positieve ‘healing envrironment’ als opvolger van de traditionele ziekenhuisomgeving met vaak een negatievere associatie. Dit vraagt om nieuwbouw en een nieuw zorgconcept. Het ZMC zal daarom een ziekenhuis realiseren in combinatie met een zorgboulevard, inclusief een retailprogramma van maximaal 6100 m2, waaronder een supermarkt van maximaal 4500 m2. Het integreren van zorg en retail en zorgboulevard is juist de insteek geweest bij de planontwikkeling. Van een solitaire winkelvestiging is derhalve geen sprake. Vanuit het perspectief van de detailhandel geldt dat door de lange plangeschiedenis ondertussen ook is gekeken naar andere locaties (aansluitend op een bestaand winkelcentrum). Echter er zijn in de bestaande winkelstructuur geen geschikte locaties gevonden waar een grootschalige supermarkt goed en verantwoord is in te passen. Ook tegen deze achtergrond is de combinatie tussen ziekenhuis, zorgboulevard en supermarkt naar voren gekomen als meest wenselijke alternatief. Heel bewust wordt niet ingezet op een solitaire supermarkt maar op een knooppunt van consumentenvoorzieningen op een goed bereikbare plek.
d. De gemeente heeft geen actueel detailhandelsbeleid. Het ontbreekt daardoor aan bruikbare richtingaanwijzers. De keuze voor toevoeging van een AH-XL kan alleen op een goede manier worden gemaakt als de gemeenteraad eerst haar visie op de toekomstige detailhandel actualiseert.
ad d. Commentaar gemeente. Het detailhandelsbeleid is inderdaad al enige tijd oud. De gemeente is daarom voornemens om de visie op detailhandelsbeleid te actualiseren. Echter, in de bestaande detailhandelsvisie staat reeds vermeld dat de buurt- en wijkwinkelcentra te kampen hebben met een verouderde structuur. Deze bestaat uit veel (te) kleine centra (pagina 40) met te kleine supermarkten. Deze waarneming is anno 2013 nog steeds van kracht, sterker nog, dankzij ontwikkelingen in koopgedrag en de schaalvergrotingstendens is de wens om tot een minder fijnmazige structuur te komen alleen nog maar toegenomen. Dit zal zeker ook een element zijn in de nieuwe detailhandelsstructuurvisie. Overigens blijkt in de praktijk dat differentiatie in het aanbod in ieder geval gewenst is. En blijkt in de praktijk dat wijkwinkelcentra naast een grootschalige supermarkt kunnen bestaan (zie het rapport: 'Retail bij het Zaans Medisch Centrum', Bijlage 11) De grootschalige supermarkt is vertrekpunt bij de actualisatie. Overigens, de komst van een grootschalige supermarkt was ook in de huidige visie al een serieuze overweging.
Conclusie: deze zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2. S. Hilbers Hoogaarslaan 127 1503 DW Zaandam
a. De toevoeging van een XL supermarkt in de wijk ter versterking van de foodsector gaat voorbij aan de benodigde diversiteit (kleinschalige delicatessen-) winkels in de wijk. In de zienswijze wordt een ‘harde’ ruil geëist om de vrijkomende supermarktmeters bij de Vermiljoenweg in te vullen met speciaalzaken met als doel een volwaardig aanbod voor de dagelijkse boodschappen in de buurt te komen. Indiener veronderstelt dat de kortere afstand tot een supermarkt en het aanbod van een supermarkt geen antwoord is op de vraag van de senioren uit de wijk. Er is een vraag naar speciaalzaken. De trend van verdwijnende kleine (speciaal)winkels aan de onderkant zou gestopt moeten worden.
ad a. Commentaar gemeente. Bij een ruimtelijke onderbouwing van een retailprogramma betreft het relevante afwegingskader “duurzame ontwrichting”. Bij dit begrip draait het er om in hoeverre bestaande aanbodkwaliteiten worden aangetast en/of nieuwe kwaliteiten kunnen worden toegevoegd. Het voorzieningenniveau voor de consument is daarbij de toetssteen.
Het gaat niet om de toevoeging van een grootschalige supermarkt maar om de verplaatsing van een bestaande supermarkt.
Wat betreft de vraag vanuit de wijk: differentiatie in het aanbod voor dagelijkse boodschappen is gewenst (past binnen de trend van schaalvergroting). Wijkwinkelcentra en een supermarkt kunnen goed naast elkaar bestaan, want deze bedienen elk een andere vraag. Dit zien we dan ook op tal van andere plaatsen in ons land, waar de na de komst van een grootschalige supermarkt nog talloze kleinschalige winkelvoorzieningen en supermarkten kunnen blijven bestaan. Als er vraag is naar bepaalde winkels dan vult de markt deze zeker ook in, maar de praktijk is wel dat een steeds groter deel van de levensmiddelen in supermarkten wordt verricht, intussen is dat circa 80%.
b. In het ontwerpbestemmingsplan wordt gesteld dat de realisatie van de supermarkt effecten heeft tot ver over de grenzen van Zaanstad. Indiener vindt dat overdreven.
ad b. Commentaar gemeente. De regionale effecten zijn beperkt en hangen voornamelijk samen met bezoek aan het ziekenhuis (zie ook par. 5.1.2).
c. Vraagtekens worden gesteld bij de winst die voor de supermarkt op logistiek terrein behaald kan worden door de winkel te verplaatsen van de Vermiljoenweg naar het plangebied. Wanneer de huidige ligging aan de Vermiljoenweg betiteld wordt als introvert, dan is de beoogde locatie nog introverter.
ad c. Commentaar gemeente. De locatiekeuze voor de grootschalige supermarkt strekt verder dan uitsluitend de logistieke afwikkeling op de huidige locatie aan de Vermiljoenweg. De winkel is daar te klein en de locatie aan de Vermiljoenweg is niet geschikt om uit te breiden. Dat geldt voor zowel de winkel als ook de parkeerplaatsen. Daarnaast is de bereikbaarheid per auto van de supermarkt bij het ziekenhuis veel beter dan op de locatie Vermiljoenweg. De huidige omvang van de winkel voldoet niet aan de eisen voor een grootschalige formule. Het uit de markt nemen van winkelmeters is echter een fragiel proces waarbij het planologisch wegnemen van een bestemming alleen onvoldoende borging biedt en zelfs het eindresultaat negatief kan beïnvloeden. Daarom werken wij eraan om in de combinatie van private afspraken en publiekrechtelijke instrumenten tot afspraken te komen. Dit doen wij momenteel concreet met de marktpartij wat betreft de Vermiljoenweg. Hierover verwachten we binnenkort een schriftelijk bevestiging.
d. Het opzetten van de nieuwbouw zonder een buffer groen aan de noord- en westkant die op kan tegen de hoogte van de nieuwbouw is een trendbreuk ten opzichte van de overige gebouwen aan de Koningin Julianaweg.
ad d. Commentaar gemeente. In de bestaande situatie is het ZMC complex onderdeel van de reeks grotere gebouwen in het groen. Het gaat daarbij dan niet echt om een groenbuffer maar een “steniger” groen. Er zijn wel bomenrijen aan de noordzijde maar de open ruimte tussen de gebouwen wordt voornamelijk door parkeerplaatsen bezet. Als beëindiging van de reeks zijn er voor het nieuwe ZMC complex andere ruimtelijke uitgangspunten geformuleerd. Zo is er bij het ontwerp van de nieuwbouw van het ZMC complex juist ingezet op het realiseren van bouwmassa aan de noordzijde van de locatie en aan de rotonde. Hiervoor is enerzijds gekozen om bij het bouwen van het nieuwe complex het bestaande ziekenhuis te kunnen laten doorfunctioneren. Anderzijds is als stedenbouwkundige opvatting gehanteerd dat het gebouw als beëindiging van de reeks en als gebouw aan de rotonde ook een groter volume mag krijgen dan er op dit moment aan die zijde aanwezig is om op die wijze meer als een entree van de stad te functioneren en een duidelijk onderdeel van die stad te worden.
e. In tegenstelling tot wat op de voorlichtingsavond werd verteld, zal het nieuwe ziekenhuis niet kleiner worden dan het huidige.
ad e. Commentaar gemeente. Als gevolg van uitbreiding en renovatie in de loop van de tijd is het huidige ziekenhuis een inefficiënt gebouw met lange looplijnen geworden. De nieuwbouw wordt compacter gebouwd, waardoor een gebruiksvriendelijker, efficiënter en goedkoper gebouw kan worden gerealiseerd.
Het verschil in m2’s is te verklaren, doordat
1. 59.700 m2 de som is van het totale programma, o.a. inclusief de zorgboulevard. Dit metrage betreft dus meer dan alleen het ziekenhuis.
f. Wat zijn de contouren van het voornemen om de overgang van de Prins Bernhardweg en de Rijksweg A7 te verplaatsen? Heeft dit invloed op hoe de voorkant van de nieuwbouw over komt op de omgeving?
ad f. Commentaar gemeente. Op grond van de huidige geldende verkeersbesluiten met daaraan gekoppeld de plaatsing van de desbetreffende verkeersborden wordt het plangebied beschouwd als een buitenstedelijke situatie terwijl er de facto sprake is van een binnenstedelijke situatie. De geluidsnormen die gelden voor een buitenstedelijke situatie zijn strenger dan voor een binnenstedelijke. Omzetting naar een binnenstedelijke situatie betekent dat er minder (ontsierende en dure) geluidswerende voorzieningen aan de gevels van het ziekenhuis hoeven te worden aangebracht, zodat de gevels fraaier en goedkoper kunnen worden uitgevoerd.
Conclusie: deze zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek
Bijlage 2 Externe Veiligheid
Bijlage 3 Luchtkwaliteit
Bijlage 4 Flora En Fauna
Bijlage 5 Archeologie & Cultuurhistorie
Bijlage 5 Archeologie & Cultuurhistorie
Bijlage 6 Explosieven Onderzoek
Bijlage 6 Explosieven onderzoek
Bijlage 7 Watertoets
Bijlage 8 Bodemonderzoek
Bijlage 9 Aanvullend Bodemonderzoek
Bijlage 9 Aanvullend bodemonderzoek
Bijlage 10 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 10 Historisch bodemonderzoek
Bijlage 11 Retail Bij Het Zaans Medisch Centrum
Bijlage 11 Retail bij het Zaans Medisch Centrum
Bijlage 12 Structuurvisie Detailhandel 2001
Bijlage 12 Structuurvisie Detailhandel 2001
Bijlage 13 Brief Aan Sra Detailhandel
Bijlage 13 Brief aan SRA Detailhandel