Sportpark de Koog
Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad
Vastgesteld op 27-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Sportpark de Koog met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3787BP-0301 van de gemeente Zaanstad.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aanduidingsvlak
Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.
1.6 Achtergevel
De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.7 Achtergevellijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.8 Antenne-installatie
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 Antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, waarbij kelders en souterrains niet mee worden gerekend.
1.12 Bestaande bebouwing / bouwwerken
Bebouwing / bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig zijn of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend danwel een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend die kan worden verleend.
1.13 Bedrijf
Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
1.14 Bedrijfsvloeroppervlak
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
1.15 Bestaand gebruik
Gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingstreding van het bestemmingsplan.
1.16 Bestaande bouwwerken
Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning.
1.17 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 Bevi-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.20 Bijbehorende bouwwerken
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.21 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 Bouwgrens
Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.23 Bouwhoogtescheidingslijn
Een aanduiding die de scheiding aangeeft tussen de gedeelten van een bestemmings- of bouwvlak waarop verschillende maximale bouw- en/of goothoogten zijn toegestaan.
1.24 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Deze zijn aan te merken als bijzondere bouwlaag.
1.25 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.27 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 Bvo
Deze afkorting staat voor de brutovloeroppervlakte.
1.30 Consumentverzorgende dienstverlening
Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder tandheelkunde, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.
1.31 Cultuur en ontspanning
Het verrichten van activiteiten gericht op educatie, vermaak en ontspanning en naar de aard daarbij behorende toeristiche, recreatieve en culturele activiteiten, met uitzondering van horeca.
1.32 Cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.
1.33 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.34 Dakvlak
Een hellend vlak in een dak.
1.35 Detailhandel
Inrichtingen ten behoeve van bedrijfsmatig verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan:
- in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit,
- perifere detailhandel en
- internetverkoop met beperkte winkelfunctie, internetverkoop zonder winkelfunctie en afhaalcentrum;
1.36 Dienstverlening
Zakelijke, consumentverzorgende en maatschappelijke dienstverlening.
1.37 Dove gevel
Een geluidwerende gevel, meestal zonder te openen delen. Een dove gevel wordt toegepast in een situatie waarin de geluidbelasting op die gevel de toegestane ontheffingswaarde te boven gaat.
1.38 Eerste bouwlaag (of plint)
De bouwlaag op de begane grond.
1.39 Erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.40 Functiescheidingslijn
Een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies zijn toegestaan.
1.41 Garage
Een niet tot de openbare weg behorende of niet voor het openbaar verkeer toegankelijke, geheel of gedeeltelijk besloten of open ruimte of samenstel van ruimten, bestemd tot of in gebruik als stallingplaatsen.
1.42 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.43 Geluidbelasting vanwege een industrieterrein
De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.44 Geluidgevoelige functies
Bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.45 Geluidgevoelig object
Woningen en andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.
1.46 Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen
Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen als bedoeld in de Wet geluidhinder en Besluit Geluidhinder, zijnde:
- leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
- onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven
- theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
- ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.
1.47 Geluidzoneringsplichtige inrichtingen
Bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.48 Gezoneerd industrieterrein
- terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en
- waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken.
1.49 Groenvoorziening
Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oever-, groenvoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.50 Groepsrisico
Cumulatieve kansen op overlijden per jaar van een groep personen zoals gedefinieerd in het Bevi, Bevb of Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen.
Met het groepsrisico wordt invulling gegeven aan het rijksbeleid dat niet alleen de kans op een ongeval een rol speelt bij de beoordeling van risico's (deze wordt uitgedrukt door het plaatsgebonden risico), maar ook de effecten en eventuele maatschappij ontwrichtende gevolgen daarvan.
1.51 Hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.52 Hogere waarde
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
1.53 Horecabedrijf
Een bedrijf, waarbinnen horeca-activiteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten.
1.54 Kantoor(ruimte)
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van overheidsinstellingen, semi-overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.55 Kap
Een afdekking van een gebouw, met ten minste twee schuine zijden waarbij de hellingshoekminimaal 20° en ten hoogste 60º bedraagt en waarvan de bovenzijde maximaal 33% is afgevlakt.
1.56 Kwetsbaar object
- a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen, of
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren;
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.57 Maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen
Dienstverlening op het gebied van en voorzieningen voor overheid, welzijn, ouderen, (para)medische behandeling, onderwijs (waaronder begrepen jeugd-/kinder- en naschoolse opvang), sport, openbare orde en veiligheid, cultuur en religie, verenigingsleven en vergelijkbare maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen met uitzondering van brandweerkazernes.
1.58 Meetverschil
Een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens.
1.59 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.60 Oevervoorziening
De grondkerende constructie aan en in de aan een watergang grenzende kant van een terrein.
1.61 Ondergeschikte bouwdelen
Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel van een bouwwerk. Voor een nadere omschrijving en maatvoering zie artikel 17.2 Toegelaten overschrijdingen.
1.62 Overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
1.63 Overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.64 Parkeervoorziening
Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.65 Peil
Onder hetpeil wordt verstaan:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
- b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
- c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.66 Planregels
De regels deel uitmakende van het bestemmingsplan Sportpark de Koog.
1.67 Speelvoorzieningen
Voorzieningen voor speelgelegenheden, zoals speeltoestellen, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en ouderen en sport- en speelplaatsen/-terreinen/ -tuinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, (verharde) skatebanen, sport- en spelattributen/- toestellen (doelwanden, basketbalpalen, ballenvangers, beweegtoestellen etc.) en trapvelden.
1.68 Spoorwegvoorzieningen
Dienstgebouwen, stations, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken ten behoeve van railvervoer.
1.69 Sportpark de Koog
Het sportpark voor sportbeoefening, zoals voetbal, tennis, korfbal, het zwembad en het topsportcentrum.
1.70 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels.
1.71 Terras
Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt.
1.72 Topsportcentrum
Het gehele sportcentrum zal onder andere bestaan uit de volgende voorzieningen:
- topsporthal;
- breedtesporthal;
- horecavoorziening;
- vergaderruimten, sponsorontvangstruimte;
- sport-medisch centrum;
- Talent Support Centre;
- maatschappelijke voorzieningen/ - dienstverlening, zoals leslokalen, kinderopvang/ buitenschoolse opvang;
- (overige) voorzieningen voor de sport.
1.73 Verbeelding
Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Sportpark de Koog met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.
1.74 Verkoopvloeroppervlak (vvo)
De voor het publiek toegankelijke ruimte waar goederen zijn of kunnen worden tentoongesteld en/of uitgestald ten behoeve van verkoop.
1.75 Voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.76 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.77 Voorgevel(rooi)lijn
Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens.
1.78 Waterkering
Natuurlijke of kunsmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming.
1.79 Waterstaatkundige werken
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verbandhoudend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
1.80 Weg
Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.81 Windturbine
Een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica's hiervan.
1.82 Woning
Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden niet zijnde kamerverhuur.
1.83 Zakelijke dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, zoals administratie, informatie- en communicatietechnologie, marketing, reclame, advocaten, makelaars, advies- en ingenieurbureaus en training.
1.84 Zijgevel
Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.
2.2 Bouwdiepte
Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
2.3 Bouwhoogte van een antenne-installatie
Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.
2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.6 Brutovloeroppervlakte van een gebouw
De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.
2.7 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.9 Hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.10 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.11 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven;
- b. dienstverlening;
- c. cultuur en ontspanning;
- d. maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening;
- e. sport;
- f. horeca ondergeschikt en gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming tot maximaal categorie 1, sub 1a, indien zij voorkomen in de Staat van Horeca-activiteiten;
- g. detailhandel ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming;
- h. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, erven;
- j. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;
met dien verstande dat:
- k. de functies zoals bedoeld onder a t/m e uitsluitend zijn toegestaan indien zij voorkomen in de categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- l. er geen geluidsgevoelige functies zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. water(berging), waterhuishoudkundige voorzieningen en oeververbindingen;
- d. speeltoestellen, -voorzieningen;
- e. toegangen tot aangrenzende percelen;
- f. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
- g. telecommasten;
- h. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Sport
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport;
- b. sportvoorzieningen zoals sporthal(len), kantines, tribunes en kleedlokalen;
- c. sportvelden;
- d. zwembad;
- e. maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening;
- f. horeca zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten categorie 1, subcategorie 1a;
- g. overige functioneel met de bestemming 'Sport' verbonden voorzieningen, zoals fysiotherapie, fitness;
- h. evenementen;
- i. lichtmasten ten behoeve van veld- en straatverlichting;
- j. telecommast, in de strook ten westen van het topsportcentrum richting de A8;
- k. wegen, voet- en fietspaden, (fiets-) en parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
- l. water(berging), waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen;
- m. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
waarbij geldt dat:
- n. de maximale milieucategorie 3.1. is zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- o. er geen nieuwe geluidsgevoelige functies zijn toegestaan, behalve in het topsportcentrum.
5.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
In aanvulling op het bepaalde in lid 5.2.1 sub f geldt dat voor zover een geluidsgevoelige functie/ ruimte is voorzien van een dove gevel, deze dove gevel ook bij aanpassingen of veranderingen van dan wel aan het gebouw in stand moet worden gehouden.
Artikel 6 Verkeer - Railverkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. railverkeer, spoorwegvoorzieningen;
- b. (gebouwde) fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, onderdoorgangen;
- c. wegen, voet- en fietspaden;
- d. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen,
- f. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
6.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, voet- en fietspaden;
- b. (gebouwde) fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, onderdoorgangen;
- c. laad- en losvoorzieningen, manouvreerruimtes;
- d. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen
- e. groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen;
- f. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
7.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water(berging);
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterstaatkundige werken
- c. waterwegen;
- d. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
- e. palen, sluizen, kaden en andere oevervoorzieningen;
- f. bruggen, (spoor)tunnels, dammen, taluds, steigers, duikers;
- g. groenvoorzieningen;
- h. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
8.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- a. maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
- b. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;
- c. voor het bouwen van steigers gelden de volgende voorwaarden:
- 1. de overbouwing in de bestemming 'Water' door middel van een steiger bedraagt maximaal 1 meter;
- 2. de lengte van de steiger bedraagt maximaal 6 meter, en
- 3. de doorvaarbare breedte van de watergang bedraagt minimaal 6 meter na aanleg van een steiger.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Strijdig gebruik
Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor het aan- en afmeren of afgemeerd houden of laten aan- en afmeren of afgemeerd houden van:
- a. schepen anders dan ten behoeve van het gebruik ten dienste van de bestemming dan wel het gebruik van de aangrenzende gronden;
- b. woonschepen.
Artikel 9 Leiding - Gas
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en de bescherming van gasleidingen;
- b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 9 Leiding - Gas;
- b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 10 Waarde - Archeologie 2.
9.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 teneinde gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende primaire bestemmingen toe te staan. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 9 Leiding - Gas
- b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 10 Waarde - Archeologie 2 ;
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 2, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde -Archeologie 2 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
- a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwwerk waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Een gebouw mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om vergunning blijkt dat in, onder of nabij het gebouw voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd (zie artikel 17.3).
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:
- a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
- b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen en bebouwing zonder dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien (zie artikel 17.3);
- c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als permanente standplaats voor kampeermiddelen;
- d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen;
- e. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen
- f. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
- g. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als een opslagplaats van vuurwerk-verkoop;
- h. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- i. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- j. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, daaronder begrepen het gebruik voor bed and breakfast, mantelzorg en als zorgwoning;
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 Geluidzone - industrie
14.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
15.1 Algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:
- a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
- b. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits afwijkingen in situering niet meer dan 2 m bedragen óf de voorgeschreven oppervlaktematen en bebouwingspercentages met ten hoogste 10% (gemeten ten opzichte van de totale in aanmerking te nemen oppervlakte), waarbij de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid buiten beschouwing blijven;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
- d. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
- f. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om - overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening - het bestemmingsplan te wijzigen, voor wat betreft:
- g. het toevoegen van bedrijfsactiviteiten die niet in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' voorkomen en het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de aangegeven categorie, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;
- h. in de Staat van bedrijfsactiviteiten valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de aangegeven categorie, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;
Met inachtneming van het volgende:
- Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan
- Geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan;
- Vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan.
Artikel 17 Overige Regels
17.1 Toegelaten bedrijven
17.2 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
- b. airco-installaties, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 meter bedraagt;
- c. ventilatiekanalen, afvoerpijpen, schoorstenen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 meter bedraagt;
- d. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
17.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
17.4 Wet- en regelgeving
Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a, met maximaal 10%.
- c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Sportpark de Koog van de gemeente Zaanstad.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het plangebied omvat het Sportpark de Koog. Het sportpark bestaat op dit moment met name uit buitensportvelden voor korfbal, voetbal en tennis. Daarnaast bevindt zich in het noorden een aantal verenigingen en een moskee. Tevens is er een zwembad en een tandartspraktijk aan de Wezelstraat gevestigd.
Het vigerende bestemmingsplan maakt de nieuwbouw van het topsportcentrum niet mogelijk. Vandaar dat er een nieuw bestemmingsplan is opgesteld om de realisatie van het nieuwe topsportcentrum mogelijk te maken. Het nieuwe topsportcentrum de Koog geeft ruimte aan talentontwikkeling en topsport in de regio door ruimte te bieden aan trainingen, wedstrijden en evenementen te combineren met sport-medische voorzieningen en ruimte voor aanvullende activiteiten zoals huiswerkbegeleiding. Het topsportcentrum is een plek waar top- en breedtesport elkaar ontmoeten en elkaar versterken.
1.2 Voorgaande Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan Oud Koog-Rooswijk vastgesteld door de gemeenteraad op 19 juli 2012. Alleen het sportpark de Koog krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied Sportpark de Koog blijft het bestemmingsplan Oud Koog-Rooswijk gelden.
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten En Ontwikkelingen
2.1 Bestaande Situatie
2.1.1 Historie plangebied
De noordelijke begrenzing, de Guisweg, is een uit de Late Middeleeuwen daterend pad dat vroeger het Kerckepad heette. Over dit pad gingen de inwoners van Zaandijk en de Koog naar de kerk in Westzaan. De Guisweg eindigt in het westen dan ook bij de kerk in Westzaan. In 1626 werd het verbeterd en kreeg het de naam Guispad. Langs het Guispad stonden verscheidene molens met de bijbehorende schuren en andere bebouwing, zoals papiermolen De Guisman (1674), pel- en later papiermolen Het Guiswijf (1670) en papiermolen Het Guiskind (1674). Deze molens zijn inmiddels verdwenen, alleen staat buiten het plangebied staat langs deze weg nog steeds papiermolen De Schoolmeester (1695). In de 20e eeuw werden langs het Guispad woningen gebouwd en veranderde de naam in Guisweg. Vanwege de laat-middeleeuwe oorsprong van het pad en de aanwezigheid van 17e en 18e eeuwse molens en bebouwing, is het pad en de strook ernaast van archeologisch belang.
2.1.2 Ruimtelijke en functionele structuur
Ruimtelijke structuur
Het plangebied van sportpark De Koog, gelegen nabij station Koog-Zaandijk, wordt globaal begrensd door de A8 in het zuiden, de Guisweg in het westen en het noorden en de Wezelstraat in het oosten.
Op het sportpark zijn verschillende sportvoorzieningen aanwezig zoals tennisvelden, voetbalvelden en een zwembad.
De structuur van het gebied wordt door de begrenzingen ervan alsmede door enkele in oost-west richting lopende watergangen. Hierdoor wordt het gebied globaal in drie in oost-west richting lopende rechthoekige gebieden verdeeld
Het gebied heeft een overwegend groen karakter met verspreide gebouwde voorzieningen en parkeergelegenheid.
In de gemeentelijke structuurvisie valt het gebied onder de gebiedstypering binnenstedelijk recreatiegebied met het profiel sportparken. De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde voor sport en recreatie. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik van de grotere sportparken door een verantwoorde mix van sport, recreatie en aangrenzende functies.
Bij herstructurering ligt de nadruk voor wat betreft de openbare ruimte op het verhogen van de gebruikswaarde, het gebruik van voorzieningen van de sportclubs op sportparken (kantines en sporthallen) voor meerdere doeleinden, en aandacht voor het verbinden van de binnenstedelijke groene ruimtes met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden.
Functionele structuur
Aan de westkant van het station ligt aan de Wezelstraat sportpark 'de Koog'. Het is de thuisbasis voor voetbalvereniging KFC, de korfbalvereniging Koog Zaandijk en de tennisverenigingen Westzijderveld en KZTV. Iets zuidelijker in het sportpark ligt zwembad Zaangolf. Langs de Guisweg zijn onder andere een motorclub, een Tamboer, Trompetter en Marjorettekorps en een moskee gehuisvest.
Vanuit Koog a/d Zaan is het station te bereiken via een onderdoorgang onder de provinciale weg. Deze onderdoorgang is alleen voor voetgangers. Vanuit Rooswijk is de toegang tot het station via de Wezelstraat, waar voor automobilisten een P+R terrein is. Aan beide zijden van het station staan fietsenrekken.
2.1.3 Technische infrastructuur
In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. Bij deze kabel- en leidingnetwerken behoren onder- en bovengrondse installaties en bouwwerken zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties en gemaalgebouwtjes, huisjes voor telecom apparatuur, antennes op gebouwen of in de openbare ruimte, kasten voor elektriciteit, verlichting, televisie, telecommunicatie en verkeer, brandkranen, putten voor wateraansluitingen, afsluiters en kranen. De kabels, leidingen, installaties en bouwwerken zijn eigendom van de kabel- en leidingbeheerders (KLB).
Gasleiding
Binnen het plangebied bevindt zich één belangrijke technische infrastructurele voorziening die voorwaarden stelt aan het gebruik van de grond in de directe omgeving van deze infrastructuur. Deze infrastructuur heeft ruimtelijke relevantie en is opgenomen in dit bestemmingsplan. Het gaat om de gasleiding van 8 Bar. Om deze leiding ligt een belemmeringenstrook waarin niet gebouwd mag worden.
De belemmeringenstrook is 4 meter aan weerszijden van de gasleiding. Binnen de strook zijn beperkingen opgelegd waar eigenaren zich aan moeten houden. Binnen de zakelijk recht strook is het verboden om:
- hoogopgaande en/ of diepwortelende beplanting, bijvoorbeeld rietbeplanting aan te brengen;
- het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging te wijzigen;
- graafwerkzaamheden te verrichten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, drainage, leidingen, met uitzondering van aardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- voorwerpen in de bodem te drijven;
- te ploegen;
- gesloten verhardingen aan te brengen;
- permanent goederen op te slaan waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- waterlopen aan te leggen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- onroerende objecten te plaatsen, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
Bij een aanvraag omgevingsvergunning langs de aardgastransportleidingen met een maximum Inventarisatie Afstand (IA) van 440 m uit de aardgastransportleiding moet een Plaatselijk
Risico Analyse (PRA) en een Kwantitatieve Risico Analyse (KRA) worden gemaakt van de
aardgastransportleiding (AMvB buisleidingen).
2.2 Ontwikkeling
2.2.1 Sport
Het sportpark wordt gebruikt door meerdere sportverenigingen. Deze zijn:
- korfbalvereniging Koog Zaandijk;
- voetbalvereniging Kooger Football Club (KFC);
- Koog-Zaandijkse tennisvereniging;
- tennisvereniging Westzijderveld;
- zwembad Zaangolf;
- jeu de boulesvereniging Atlantic Boules.
De korfbalvereniging, de voetbalverening, jeu de boulesvereniging en de twee tennisverenigingen hebben elk hun eigen clubgebouw en velden. Het zwembad heeft verschillende binnenbaden met diverse voorzieningen.
Voor binnentrainingen van de korfbalvereniging en de voetbalvereniging moet nu uitgeweken worden naar diverse sporthallen. Deze sporthallen voldoen niet aan de eisen om topsport te bedrijven. Er is voor gekozen om sporthal de Sprong te slopen en te vervangen door het nieuwe topsportcentrum in sportpark de Koog.
Het nieuwe topsportcentrum de Koog geeft ruimte aan talentontwikkeling en topsport in de regio door ruimte voor trainingen, wedstrijden en evenementen te combineren met sport-medische voorzieningen en ruimte voor aanvullende activiteiten zoals huiswerkbegeleiding. Het sportcentrum is een plek waar top- en breedtesport elkaar ontmoeten en elkaar versterken.
Door de sloop van sporthal de Sprong en de nieuwbouw van het topsportcentrum de Koog, ontstaat er een nieuwe situatie waarbij de capaciteit van de binnensport toeneemt met drie zaaldelen. Korfbalvereniging KZ is hoofdgebruiker van het topsporthal en de breedtesporthal wordt gebruikt door de overige verenigingen die nu in de Sprong zitten.
Eén van de ontwikkelingen die de kern raakt van de gemeentelijke uitgangspunten is het oprichten van een Talent Support Centre. Het topsportcentrum de Koog wordt gevormd tot een talentontwikkelcentrum, genoemd Talent Support Centre (TSC) waar top- en breedtesport samenkomen. Dit houdt in dat er ruimte wordt gerealiseerd waar talenten huiswerk kunnen maken of kunnen ontspannen tussen school en sporten door. Jongeren kunnen hier terecht voor begeleiding, vragen en ondersteuning waardoor het mogelijk wordt om school of werk te combineren met (top)sport. Daarnaast wordt gestreefd naar het realiseren van een volwaardig sportmedisch centrum, gespecialiseerd in de behandeling van sportblessures, revalidatie en krachttraining. Het TSC zal ook de thuisbasis zijn voor de topsportcoördinator die het aanspreekpunt is voor verenigingen en sporters als het om topsport gaat.
Het TSC wordt gerealiseerd in het nieuwe topsportcentrum de Koog in het midden van Zaanstad. Het gehele sportcentrum zal onder andere bestaan uit de volgende voorzieningen:
- topsporthal
- breedtesporthal
- horecavoorziening
- vergaderruimten
- sponsorontvangstruimte
- sport-medisch centrum
- Talent Support Centre
- maatschappelijke voorzieningen/-dienstverlening zoals leslokalen, kinderopvang/ buitenschoolse opvang
- (overige) voorzieningen voor de sport
Het Topsportcentrum komt op een bestaand sportpark waardoor ook de koppeling wordt gemaakt met de sporten: tennis, voetbal en korfbal.
Topsportcentrum
Het TSC wordt in nauwe samenwerking met het Olympisch Netwerk, Sportservice, de topsportcoördinator, ROC Zaanstad, verenigingen, sportbonden en bedrijfsleven opgestart. Samenwerking met het ziekenhuis en hotels is ook belangrijk. Zo moet het talentcentrum en de programma's die worden gedraaid naadloos aansluiten op de topsportprogramma's van de sportbonden. Het centrum wordt een onafhankelijk (van de sportverenigingen) talentcentrum, maar heeft de samenwerking met de verenigingen wel nodig om het talentcentrum te laten slagen. Het talentcentrum heeft immers een regionale functie en staat dus open voor de talenten van alle verenigingen in de regio.
Het TSC is het centrale punt waar voorzieningen samenkomen voor sporters. Net dat beetje extra waardoor sporters gefaciliteerd en ondersteund worden om tijd te investeren in hun sport. Het verzorgingsgebied van het TSC beperkt zich niet alleen tot de grenzen van de gemeente Zaanstad. Met een A-locatie status en de stempel RTC, wordt het verzorgingsgebied uitgebreid van Haarlemmermeer tot Den Helder. Voor de Provincie betekent dit een extra voorziening voor de regio waar talentontwikkeling centraal staat.
Het TSC biedt de mogelijkheid om te functioneren als A-locatie voor de bonden. De korfbalbond heeft hiervoor een intentieovereenkomst ondertekend. Door het TSC met externe middelen te realiseren, kunnen de aanwezige voorzieningen worden aangeboden aan de sporters die op weg zijn naar de top of die op topniveau spelen.
2.2.2 Stedenbouwkundig
De middelste zone van het sportpark wordt deels herontwikkeld ten behoeve van een topsportcentrum. Dit topsportcentrum van zo'n 5600m2 gaat huisvesting bieden aan onder andere twee sporthallen ten behoeve van top- en breedtesport en aanvullende voorzieningen zoals een sportmedisch centrum, talentontwikkelcentrum, verenigingsgebouw en horeca.
Het topsportcentrum wordt centraal in de zone gerealiseerd tussen bestaande korfbalvelden en een voetbaltrainingsveld.
Figuur topsportcentrum in het sportpark
Voor wat betreft zowel de architectonische als de stedebouwkundige uitwerking van de topsportcentrum wordt aangesloten bij de uitgangspunten ten aanzien van sportparken uit de welstandsnota:
Beschrijving
In Zaanstad zijn er diverse groene zones met een gevarieerde invulling, zoals sportterreinen en volkstuinen. In deze categorie vallen ook begraafplaatsen en enkele buurtoverstijgende parken.
Sport en recreatie
Sport- en recreatieterreinen hebben weinig en overwegend eenvoudige bebouwing en zijn verspreid over de gemeente te vinden. De terreinen zijn verschillend van grootte, net als bijbehorende bebouwing. De gebieden zijn in het algemeen in zichzelf gekeerd. De veelal geclusterde bebouwing van de parken bestaat uit een hoofdgebouw met meerdere bijgebouwen, die allemaal vrij op het maaiveld staan.
De gebouwen hebben een eenvoudige opbouw en bestaan in hoofdzaak uit een onderbouw van één tot twee lagen met een flauw hellende kap of plat dak. De entree van het hoofdgebouw is veelal vormgegeven als accent en gericht op de weg. Hoewel de gebouwen verschillen van uiterlijk is de hoofdvorm helder en de architectuur en detaillering eenvoudig en verzorgd. Grote vlakken bestaan uit materiaal met een structuur zoals baksteen, houten betimmering of gevouwen staalplaat. Kleuren zijn terughoudend. Gevels van sporthallen zijn op het entreegedeelte na veelal gesloten. Dit geldt ook voor de loodsen bij jachthavens.
Uitgangspunten Topsportcentrum
Het topsportcentrum valt binnen de Welstandsnota onder Groen en parken. Deze zijn eenvoudig welstandsgebied. De waarde ligt vooral in het groene karakter. De bebouwing speelt in deze gebieden een ondergeschikte rol.
Uitgangspunt voor welstand is een zekere mate van terughoudendheid in de beoordeling. Bij de beoordeling zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van de overwegend terughoudende architectuur en de landschappelijke inpassing. De nadruk ligt op het beeld vanuit de openbare ruimte. Bouwplannen aan achterkanten zonder invloed op het straatbeeld worden beperkt getoetst.
Voor het ontwerp van het topsportcentrum zijn de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten van belang:
- een ontwerp wat een duidelijk entree heeft naar het openbaar gebied (parkeerterrein);
- het ontwerp moet contact maken tussen binnen en buiten;
- goede landschappelijke inpassing;
- aansprekende materialisatie, kwaliteit en detaillering.
Topsportcentrum
Welstandscriteria
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
- Per terrein is er één vrijstaande hoofdmassa, bijgebouwen zijn hieraan ondergeschikt:
- het individuele gebouw binnen een ensemble is deel van het geheel en voegt zich hier naar.
- Gebouwen hebben een evenwichtige massaopbouw met een eenvoudige en in beginsel eenduidige hoofdvorm en zijn per cluster in samenhang:
- geledingen in massa zijn wenselijk.
- De architectonische uitwerking en detaillering zijn eenduidig, evenwichtig en afwisselend:
- wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume
- Materialen zijn degelijk, kleuren zijn terughoudend en afgestemd op de omgeving:
- eventuele verenigingskleuren kunnen als contrastkleur worden ingezet zonder de boventoon te voeren.
2.2.3 Gemengd
In het plangebied ligt in het noorden een strook met gemengde bebouwing. Hier zijn de Tamboer, Trompetter en Marjorettekorps, de moskee en een motorclub gevestigd. Daarnaast zal het beheer van het sportpark hier een plaats krijgen. In het zuiden van het plangebied aan de Wezelstraat naast het zwembad is een tandartsenpraktijk gevestigd. Ook dit pand leent zich voor meerdere functies.
Door het opnemen van een gemengde bestemming is het mogelijk om verschillende functies uit te wisselen.
2.2.4 Infrastructuur en parkeren
2.2.5 Nutsvoorzieningen
Bij ontwikkelingen binnen het plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan bouwers en ontwikkelaars met betrekking tot de ruimtereservering voor ondergrondse- en bovengrondse kabel- en leidingvoorzieningen. De standaard kabel- en leiding dwarsprofielen en regels bij aanleg staan in de "standaard details" en de "technische voorwaarden" van de gemeente.
Bij de ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen dient rekening te worden gehouden met de standaard kabel- en leiding dwarsprofielen.
Op de verbeelding worden alleen de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar aan te geven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen onderzoek moet worden verricht in het kader van externe veiligheid. Het is gewenst om op de verbeelding deze leidingen met een vrijwaringszone aan te geven. Komt een bouwinitiatief binnen deze zone dan moet onderzoek naar plaatsgebonden risico en externe veiligheid worden verricht.
Binnen Sportpark de Koog ligt één aardgasleiding, deze is op de verbeelding en in de regels opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemeen Ruimtelijk Beleid
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijksoverheid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu het vaststellingsbesluit van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland door een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit te bereiken, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).
Een van die nationale belangen is een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. De luchthaven Schiphol ligt in de Haarlemmermeer. In de Structuurvisie wordt de luchthaven Schiphol als mainport aangewezen, wat wil zeggen dat het Rijk hiermee onderstreept dat Schiphol van groot belang is voor de internationale concurrentiepositie van veel Nederlandse bedrijven en daarmee een belangrijke motor voor de Nederlandse economie vormt. In de Structuurvisie is in verband met de aanwezigheid van Schiphol een zogenaamde 20 Ke-zone aangegeven. Ke staat voor Kosteneenheid. Deze zone dient ter indicatie van de geluidhinder afkomstig van de nabijgelegen luchthaven Schiphol. Hieraan zijn in de Structuurvisie echter geen beperkingen verbonden.
Buiten de nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en laat verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan de provincies en gemeenten. De gemeente is in dat opzicht de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Voor het onderhavige plangebied zet de SVIR het beleid van de Nota Ruimte voort. In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.
Zaanstad is gelegen in het gebied noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat algemene regels van de rijksoverheid waarmee de nationale belangen juridisch worden vastgelegd. De regeling is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale verordeningen. Het Barro is in gedeelten in werking getreden (30 december 2011 en 1 oktober 2012).
In het Barro zijn de volgende onderwerpen opgenomen:
- grote rivieren,
- kustfundament,
- defensieterreinen,
- erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde,
- rijksvaarwegen,
- hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
- electriciteitsvoorziening,
- ecologische hoofdstructuur,
- primaire waterkeringen buiten het kustfundament,
- enkele specifieke gebieden zoals Mainport Rotterdam en de Waddenzee.
Niet alle onderwerpen en specifieke gebieden zijn voor Zaanstad relevant voor bestemmingsplannen.
Mogelijk van belang voor Zaanse bestemmingsplannen zijn:
- Bepalingen met betrekking tot Rijksvaarwegen: er moet rekening gehouden worden met een vrijwaringzone rondom het Noordzeekanaal en met eventuele belemmeringen voor bijvoorbeeld de doorvaart van schepen, zichtlijnen en het uitvoeren van beheer en onderhoud.
- Bepalingen met betrekking tot reserveringsgebieden rondom hoofdwegen en landelijke spoorwegen in Zaanstad en regels met betrekking tot belemmerende activiteiten in die reserveringsgebieden.
- Bepalingen ten aanzien van de elektriciteitsvoorziening en specifiek de hoogspanningsverbinding Beverwijk-Oostzaan-Diemen
- Bepalingen omtrent de wezenlijke kenmerken en waarden van de in de provinciale verordening vastgelegde gebieden in de ecologische hoofdstructuur en de regels voor de bescherming daarvan.
3.3 Provincie
3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening is op 23 mei 2011 doorgevoerd. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:
- het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
- het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
- voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
- gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
- bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
- schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
- ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
De eerste Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRSV) is tegelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw.
Op 8 maart 2014 hebben Provinciale Staten de PRSV opnieuw vastgesteld.
Plangebied
Het plangebied behoort tot het 'Bestaand Bebouwd Gebied'. De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied, dat in de bestaande situatie reeds verstedelijkt is, sluit aan bij wens van de provincie voor verdere stedelijke verdichting.
3.3.3 Beleidskader Wind op Land
Provinciale Staten hebben op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal grote windturbines op land.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is naar aanleiding van dit beleid gewijzigd. De definitie van windturbines (artikel 1 deel 43) is als volgt:
een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica’s hiervan.
Onder voorwaarde van herstructurering en participatiemogelijkheden voor omwonenden kan binnen strikte ruimtelijke kaders binnen de polder Wieringermeer ruimte worden geboden voor een beperkte groei in opgesteld vermogen. Buiten het windgebied Wieringermeer respecteert de provincie de bestaande planologische rechten. Solitaire windturbines en lijnopstellingen mogen worden vervangen door windturbines met dezelfde afmetingen en een evenredig vermogen.
3.4 Gemeente
3.4.1 Structuurvisie Zichtbaar Zaans
Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Recreatiegebied binnenstedelijk' met het nadere profiel 'Sportparken'.
Recreatiegebied binnenstedelijk
Sportparken
Gebiedskenmerken
Dit zijn de binnenstedelijke recreatiegebieden. De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde voor sport en recreatie. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik van de grotere sportparken door een verantwoorde mix van sport, recreatie en aangrenzende functies.
Openbare ruimte
Bij herstructurering ligt de nadruk op het verhogen van de gebruikswaarde van de grotere sportparken. Het gebruik van voorzieningen van de sportclubs op sportparken (kantines en sporthallen) voor meerdere doeleinden. Aandacht voor het verbinden van de binnenstedelijke groene ruimtes met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. De onderwerpen Milieu en Water worden in hoofdstuk 5 (Haalbaarheid en verantwoording van het bestemmingsplan) beschreven.
4.2 Groen , Sport En Speelruimte
4.2.1 Nota sportbeleid - Zaankanters in beweging
De missie van het sportbeleid is dat we werken aan een samenleving waar iedereen zich thuis voelt en waar gewaakt wordt voor het lichamelijke en psychische welzijn van ons allemaal. Sport is daarbij een speerpunt omdat sport mensen motiveert, activeert en bindt. Inzetten op versterking van de sociale cohesie zien we daarbij als een overkoepelende meerwaarde. We willen steun geven waar dat nodig is. Uitgangspunt is het vertrouwen in de eigen kracht en het initiatief van de samenleving. Kansrijke projecten en initiatieven zijn welkom en krijgen de ruimte, maar hebben niet per se de inzet van de gemeente nodig. Samen met partijen in de samenleving willen we werken aan de participatie en ontplooiing van die groepen, die extra inzet nodig hebben.
De gemeente erkent dat er in de verschillende gebieden sprake is van verschillende problematiek, terwijl er ook binnen de afzonderlijke gebieden weer verschillen zijn. Maatwerk is een vereiste. Bij de afweging welke initiatieven steun krijgen en welke activiteiten worden vorm gegeven speelt de opgave in het gebied een belangrijke rol.
De gemeente vindt het belangrijk dat voor elk gebied voldoende sportaanbod aanwezig is. Dit betekent niet dat al het sportaanbod ook per se in de wijk gerealiseerd wordt.
Ten aanzien van accommodaties vindt de gemeente het belangrijk dat het gebruik van de sportaccommodaties is geïntensiveerd en er geen sprake meer is van langdurige leegstand. Daarnaast moeten alle accommodaties goed toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Onder vernieuwing van de georganiseerde sport verstaan we een grotere samenwerking met onderwijs, het vergroten van het activiteitenaanbod van verenigingen en het inzetten van combinatiefuncties. Op accommodatiegebied betekent vernieuwing ook het zoeken van een flexibel en aanvullend aanbod zoals het 'sportcentrum nieuwe stijl' waarbij parkmanagement een belangrijke rol speelt en het aanbod tegemoet komt aan de gedifferentieerde vraag naar mogelijkheden om te sporten. Het sportcomplex moet een aantrekkelijke voorziening worden met een veelkleurig en veelsoortig gebruik. De verenigingen krijgen daarbinnen alle ruimte om hun core business, het aanbieden van de eigen sport of sporten, waar te maken. Wanneer nieuwe accommodaties worden gerealiseerd zal gekeken worden naar mogelijkheden om te voldoen aan de eisen die gelden voor internationale wedstrijden.
4.2.2 Sport klaar voor de toekomst
In 2008 heeft het college de nota sportaccommodaties 'Sport klaar voor de toekomst' en de nota sportbeleid 'Zaankanters in beweging' vastgesteld. De ruimtelijk relevante onderdelen staan in de nota sportaccommodaties. Daar wordt per sportpark aangegeven wat de toekomstplannen zijn en of het sportpark op de huidige plek blijft bestaan. De belangrijkste ontwikkelingen op dit gebied zijn:
- voetbalvereniging VVZ van sportpark Oostzijderveld is verplaatst naar het sportpark de Kuil (Kuilpad);
- verplaatsing atletiekvereniging Lycurgus van sportpark Provily (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg);
- verplaatsing korfbalvereniging Fuore en basebal-/softbalvereniging Cromtigers van sportpark Slibkuil (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg);
- Blauw Wit en Saenden gaan beiden spelen op het complex van Blauw Wit in West-Knollendam.
4.3 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3.1 Welstandsnota
Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudiger regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.
Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.
In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.
In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.
In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.
Figuur: welstandsnota 2013
4.4 Infrastructuur En Parkeren
4.4.1 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP)
Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad met een overgrote meerderheid het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.
4.4.2 Verkeersplan
Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.
De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.
In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.
4.4.3 Openbaar Vervoervisie consessiegebied Zaanstreek
Op 9 oktober 2003 is de Openbaar Vervoervisie concessiegebied Zaanstreek (OV-visie) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Hierin is het openbaar vervoerbeleid van de gemeenten Oostzaan en Zaanstad vastgelegd.
De gemeente Zaanstad is zelf niet bevoegd voor het openbaar vervoer; het SRA is de formele opdrachtgever. Om bij de aanbesteding van het openbaar busvervoer Zaanse wensen in te kunnen brengen, is in de OV-visie een ideaal openbaar vervoernetwerk geschetst. De basis van het ideale busnetwerk wordt gevormd door ontsluitende lijnen die de woongebieden met het ziekenhuis, het centrum van Zaandam en de knooppunten verbinden. Daarnaast zijn er verbindende buslijnen die inwoners over grotere afstand snel vervoeren. In de spitsuren zijn er lijnen die de woongebieden rechtstreeks met een aantal belangrijke werkgelegenheidsgebieden verbinden.
In late avonduren is er een aangepast net. Naast deze reguliere lijnen acht de gemeenteraad ook een collectief vraagafhankelijk vervoersysteem (CVV) zeer wenselijk.
4.4.4 Fietsnota Bevorderen fietsverkeer Zaanstad
Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.
Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.
De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen.
4.4.5 Parkeernota
De parkeernota 2013 is in twee delen gesplitst. De belangrijkste punten uit het eerste deel van de parkeernota:
- Bouwplannen kunnen getoetst worden aan nieuwe actuele parkeernormen. Hiermee wordt voorkomen dat parkeeroverlast op de omgeving wordt afgewenteld zonder dat de ontwikkelaar moet voorzien in te veel parkeerplaatsen;
- Voor de sterk stedelijke zone A en B (Inverdan en het gebied tussen de Wibautstraat en de Provincialeweg en de Vincent van Goghweg en de Den Uylbrug) krijgen ontwikkelaars de keus; óf het parkeren wordt gerealiseerd op eigen terrein óf de eis wordt afgekocht bij de gemeente. Het parkeren of realiseren van parkeerplaatsen op het terrein van derden is niet meer mogelijk in dit gebied. Het afkopen van de parkeereis wordt voor iedereen mogelijk, dus ook als de parkeerdruk hoog is. Voor Indervan-West en Saendelft kan, wanneer de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven proactief een regiem worden ingevoerd met betaald parkeren of parkeren voor vergunninghouders.
Deel twee van de parkeernota zal later worden uitgewerkt en zich meer toespitsen op betaald parkeren, speciale tarieven voor milieuvriendelijke auto’s en betalen naar gebruik in de stad. Ook wordt in deel twee van de nota aandacht besteedt aan buurtgarages en parkeren op afstand.
4.5 Cultuurhistorie En Archeologie
4.5.1 Archeologie
4.6 Overige Onderwerpen
4.6.1 Grootschalige reclamemasten
Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 meter en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.
Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit. Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De (tot nu toe) enige uitzondering hierop vormt de grootschalige reclamemast die de Ikea mag gaan plaatsen op Zuiderhout. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.
4.6.2 Nota kleine windturbines
Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.
Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. Naar aanleiding van dit besluit is in de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie de volgende definitie opgenomen:
Windturbines: een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica’s hiervan.
Dit heeft gevolgen voor het Zaanse beleid, in die zin dat windturbines met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter niet zijn toegestaan.
Zie ook Beleidskader Wind op Land
Hoofdstuk 5 Haalbaarheid En Verantwoording Van Het Bestemmingsplan
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Voor het plangebied zijn diverse milieuonderzoeken uitgevoerd ten aanzien van geluid, externe veiligheid, geur, luchtkwaliteit, bodem, en natuurwaarden. In onderstaande paragrafen zijn de resultaten en conclusies van deze milieuonderzoeken opgenomen. De volledige onderzoeken zijn als bijlagen toegevoegd.
Figuur ligging plangebied
5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.3 Bodem
Het sportpark de Koog ligt ingesloten tussen de A8 (zuidzijde), de Pellekaanstraat (oostzijde), de Guisweg (noordzijde) en de Fortuinweg N203 (westzijde).
Ter plaatse van het plangebied bevond zich stortplaats de Wezel (huishoudelijk, bouw- en sloopafval en bedrijfsafval). Aan de zuidzijde van het plangebied heeft een Verf/Loodwitmolen (Het Gekroonde Zeepaard, De Mok) gestaan. Beide activiteiten hebben tot bodemverontreiniging geleid.
De bodem in het plangebied is in het verleden onderzocht. Hieronder staan de resultaten beschreven.
5.1.4 Luchtkwaliteit
5.1.5 Geur
5.1.6 Geluid
5.1.7 Externe veiligheid
Omdat het topsportcentrum een grote publiekstrekker is, waar circa 1500 personen aanwezig kunnen zijn, wordt het project in het kader van externe veiligheid als een kwetsbaar object beschouwd. De locatie van het nieuw te realiseren topsportcentrum ligt binnen de toetsingsafstand van 200 meter voor het groepsrisico van een transportroute voor gevaarlijke stoffen en in het invloedsgebied van een hogedruk aardgasleiding. Binnen dit invloedsgebied moet het groepsrisico van de ruimtelijke ontwikkeling worden verantwoord. De gemeente heeft de toename van het groepsrisico dat het nieuwe topsportcentrum met zich meebrengt berekend (zie bijlage QRA hoge druk aardgasleiding).
Het groepsrisico (GR) is een parameter voor de impact van een calamiteit met een groep dodelijke slachtoffers ten gevolge van een ongeluk met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico (PR) is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof.
5.1.8 Blootstelling aan elektromagnetische veldsterkte
Binnen en in de buurt van het plangebied komen geen hoogspanningsleidingen voor. Binnen het plangebied staan echter wel een zendmast voor telecomantennes.
Figuur telecomantennes.
Conclusie
De telecomantennes bevinden zich op 26 en respectievelijk 30 meter hoogte, waardoor de veldsterkte op maaiveld verwaarloosbaar laag is.
5.1.9 Natuur, Flora en Fauna
In opdracht van Gemeente Zaanstad heeft Ecologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Van der Goes en Groot in het kader van de Flora- en faunawet een quick scan uitgevoerd naar de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde flora en fauna in het plangebied. (Zie bijlage 5)
Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten amfibieën, vogels en (kleine) zoogdieren. Gezien het aanwezige biotoop, het oppervlak, de geografische ligging en informatie uit de vakliteratuur over populaties in de omgeving, zullen van de amfibieën en (kleine) zoogdieren (behalve vleermuizen!) alleen licht beschermde soorten aanwezig zijn.
Voor de aangetroffen of verwachte licht beschermde soorten gelden geen verbodsbepalingen als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing is dan niet nodig.
In het plangebied zullen broedvogels voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broed- seizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli. Er werden geen jaarrond beschermde nesten of vogels waar- genomen in het plangebied. Deze worden ook niet verwacht.
In het plangebied kunnen verblijvende vleermuissoorten voorkomen. Met name zomerverblijf en paarverblijven kunnen niet worden uitgesloten. Vanwege aanwezig microklimaat in het geschikte gebouw wordt aanwezigheid van winterverblijven uitgesloten.
Voor mogelijk voorkomende Bittervoorn en Kleine modderkruiper in de brede wateren langs het plangebied worden vanwege de beperkte reikwijdte van werkzaamheden geen negatieve gevolgen verwacht. Dientengevolge hoeft geen vervolgonderzoek naar deze soorten te worden uitgevoerd.
Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijk- baar biotoop aanwezig is. De vleermuizen kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.
Zorgplicht
Voor alle beschermde soorten (alle regimes) geldt de zorgplicht. Teneinde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden de volgende praktische richtlijnen hanteren:
Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) kan gefaseerd verwijderd worden. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leef- gebied te benutten.
Natuurbeschermingswet
Het plangebied ligt op ruim 200 meter afstand van Natura 2000- gebied 'Polder Westzaan'. Tussen het plangebied en deze speciale beschermingszone ligt echter de snelweg A8 en bebouwing van Zaanstad. Gezien de aard van de werkzaamheden en gezien het gegeven dat er tussen het Natura 2000 gebied een drukke snelweg en bebouwing aanwezig is, kan geen negatief effect optreden op het Natura 2000-gebied door de plannen.
Vleermuizen
In het kader van het bestemmingsplan heeft er onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van eventuele verblijfplaatsen van vleermuizen. Het rapport is opgenomen in bijlage 7 Vleermuisinventarisatie o.g.v. Flora- en Faunawet van de toelichting.
De conclusie van de inventarisatie is dat er tijdens de inventarisatie beschermde vleermuizen zijn aangetroffen. Dit zijn langsvliegende, baltsende en foeragerende vleermuizen waargenomen. Er zijn geen verblijfplaatsen waargenomen. Hierdoor is er geen ontheffing voor de voorgenomen werkzaamheden nodig in het kader van de Flora en Faunawet.
Conclusie
De bestemmingen binnen het plangebied zijn niet in strijd met de Flora en faunawet en de Natuurbeschermingswet.
5.1.10 Bestemmingsplan versus m.e.r.
De noodzaak voor het opstellen van een milieu-effectrapportage (Mer) is wettelijk verankerd in de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage. Een Mer geeft het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming over plannen en besluiten door:
- De milieugevolgen van het initiatief of de activiteit en reële alternatieven hiervoor systematisch, transparant en objectief in beeld te brengen in het MER en maatregelen te beschrijven om negatieve gevolgen te voorkomen of te beperken.
- De kwaliteit van het Mer bij plannen en complexe besluiten te laten toetsen door de onafhankelijke landelijke Commissie voor de milieueffectrapportage, de Commissie Mer
- De maatschappij te betrekken door één ieder de mogelijkheid te bieden om in te spreken en zijn of haar zienswijze naar voren te brengen.
- De milieugevolgen, de alternatieven en de ingebrachte zienswijzen en adviezen mee te laten wegen bij de vaststelling van het plan of project en de wijze waarop dat is gebeurd toe te lichten. Mer kan de overheid maar ook de initiatiefnemer dus helpen bij de besluitvorming.
In drie gevallen is een bestemde activiteit Merplichting:
- 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit Mer bijlage C kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan plan-Mer-plichting;
- 2. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt die voorkomen in bijlage D van het besluit Mer dan geldt voor het plan de mer-beoordelingsplicht. Is de omvang van de deze activiteiten echter onder de plandrempel dan kan worden volstaan met volstaan met een zogenaamde 'vormvrije Mer-beoordeling'.
- 3. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, is het bestemmingsplan eveneens plan-Mer-plichtig.
In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder bijlage C of onder bijlage D van het besluit-Mer vallen.
Vormvrije Mer-beoordeling
In bijlage D 11.2 van het besluit Mer wordt de ontwikkeling van een woningbouwlocatie genoemd; De ontwikkeling van het plangebied komt echter niet boven de daarbij behorende drempelwaarde; “In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer”.
In dergelijke gevallen dient het bevoegd gezag de noodzaak van het opstellen van een Mer te beoordelen. Zo'n beoordeling is vormvrij.
Voor de vormvrije Mer-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije Mer-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan de criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten' (richtlijn 2011/92/EU, 13 dec. 2011). Deze criteria zijn in hoofdlijnen:
- 1. Kenmerken van de activiteit;
- 2. De plaats waar de activiteit wordt verricht;
- 3. De kenmerken van de gevolgen van de activiteit.
In het kader van dit milieuonderzoek is reeds aan deze criteria getoetst en is gebleken dat er geen significante effecten voor het milieu worden verwacht als gevolg van de ontwikkeling van het plangebied en is ons inziens het uitvoeren van een Mer-beoordeling of het doorlopen van een Mer-procedure daarom niet nodig.
Conclusie
De ontwikkeling van het plangebied heeft geen significante effecten voor het milieu, hierdoor is het laten opstellen van een milieueffectrapportage niet nodig.
5.2 Water
5.2.1 Inleiding
Op het sportpak de Koog zal een groot topsportcentrum gebouwd worden als Topsportlocatie voor verschillende binnensporten. In het complex komt een tribune met ongeveer 1.000 zitplaatsen. De omgeving van de nieuwe hal zal opnieuw worden ingericht. De overige sportvelden op het complex zullen in gebruik blijven.
5.2.2 Beleid
Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water, de Deltavisie en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, zoals in het Waterbeheersplan 4 en de Keur 2009. Het bestemmingsplan is opgesteld met inachtneming van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.
5.2.3 Organisatie
Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer in de Polder Westzaan, waar het sportcomplex in ligt, wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaken berusten bij de gemeente Zaanstad.
5.2.4 Waterstructuur
Het sportpark ligt in de Polder Westzaan. Het waterpeil in deze polder is NAP-1,04 meter. De sportvelden en de tennisbaan zijn minimaal opgehoogd en het gehele sportpark ligt in een onderbemaling. Het maaiveld waar het topsportcentrum komt heeft een huidige hoogte van NAP-1,3 a 1,4 meter (AHN2), de kade rond het complex liggen op de hoogte van circa NAP- 0,80 meter. De (grond)waterstand wordt gereguleerd door drie slootjes waaruit het watersurplus wordt verpompt naar de brede watergang die het sportpark doorsnijdt. Uitgaande van de hoogteligging van het maaiveld wordt ingeschat dat het waterpeil in de drie ontwateringssloten wordt gehandhaafd op circa NAP-1,70 meter.
Het sportpark ligt dus in een onderbemaling. Bij de bouw van een topsportcentrum wordt rekening gehouden dat in de toekomst, bij herontwikkeling van het sportpark, de onderbemaling zal worden opgeheven. Voor de drooglegging en het vloerpeil van het topsportcentrum wordt dus uitgegaan van het polderpeil NAP-1,04 meter.
De onderbemalen watergangen en de bemalingsinstallaties op het sportpark zijn in onderhoud bij de sportverenigingen. Het onderhoud van de omliggende watergangen op polderpeil is verdeeld tussen het Hoogheemraadschap, de gemeente Zaanstad en aanliggende eigenaren.
5.2.5 Waterkering
Nabij de locatie liggen geen primaire of regionale waterkeringen. Wel ligt er rondom de onderbemaling een peilscheidingskade die onderdeel uitmaakt van de onderbemaling. Bij de realisatie van het nieuwe topsportcentrum zal de omliggende kade behouden blijven zodat het waterpeil in de onderbemaling in stand gehouden kan worden.
5.2.6 Oppervlaktewater
De onderbemaling is een zelfstandige waterhuishoudkundige eenheid. Door de toename van verharding zullen waterpeilen in de onderbemaling sterker fluctueren. Het omliggende watersysteem zal alleen extra belast worden als de bemalingscapaciteit van de onderbemaling wordt verhoogd.
Vooralsnog is het uitgangspunt dat uitbreiding van de bemalingscapaciteit van de onderbemaling niet noodzakelijk is. Aangezien het nieuwe topsportcentrum gebouwd word op een hoogte gerelateerd aan de waterpeil van het hoofdsysteem (NAP-1,04 meter) ontstaat er mogelijk een loze ruimte onder het gebouw. Deze ruimte kan wellicht gebruikt worden als extra waterberging. Bij de verdere uitwerking van het gebouw zal dit nader onderzocht worden. Een andere mogelijkheid is om het dakwater van het multifunctionele topsportcentrum rechtstreeks af te laten wateren op de brede waterloop die ten noorden van het topsportcentrum (op polderpeil) ligt.
In dit geval zal uitbreiding van het wateroppervlakte in de Polder Westzaan met 850 m2 ( 15% van toename in verharding) door vergraving van het groen aan de zuidwestrand van het complex plaatsvinden. Een andere compensatie mogelijkheid is toewijzing via de waterbank Zaanstad van het extra gegraven oppervlaktewater bij de aanleg van het recent geopende natuurpad (Frans Marspad) in het Guisveld aan het onderhavig project.
Voor de realisatie van het nieuwe topsportcentrum is ook een watervergunning van het Hoogheemraadschap noodzakelijk. Bij de verdere uitwerking van de ontwikkeling en in aanloop naar de aanvraag van de watervergunning zal de gekozen oplossing verder worden geconcretiseerd.
5.2.7 Grondwater
De grondwaterstand op het gehele complex wordt beheerst met drainage die lozen in de drie onderbemalen watergangen. Dit systeem wordt niet gewijzigd.
5.2.8 Riolering
De sportkantines en kleedruimte op het sportcomplex zijn door middel van persriolering aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Bij realisatie van het topsportcentrum zal de capaciteit van het persleidingsysteem binnen en buiten het complex vergroot worden. Uiteindelijk loost het persleidingsysteem in een vrijvervalstelsel nabij het hoofdrioolgemaal van het Hoogheemraadschap aan de Wezelstraat.
Figuur: bestaande afvalwaterpersleiding
Aan de west- en zuidkant van het plangebied ligt een bestaande afvalwaterpersleiding van het Hoogheemraadschap (zie bovenstaand kaartje) die bij de realisatie van het project beschermd dient te worden en mogelijk beperkingen geeft bij de inrichting.
5.2.9 Overleg Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
In mei 2014 heeft er in het kader van de watertoets een overleg plaatsgehad met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De ingebrachte opmerkingen (d.d. 28 mei 2014) door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zijn in het bestemmingsplan verwerkt.
5.3 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor om in de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de onderstaande stappen te doorlopen. Dit is de zogenaamde ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ of ‘duurzaamheidsladder’. De ladder verplicht tot het doorlopen van de volgende treden:
- a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet (geheel) binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Hieronder wordt per stap aangegeven op welke manier het bestemmingsplan Sportpark de Koog en dan de ontwikkeling van het Topsportcentrum voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
- 1. Regionale behoefte
Zoals blijkt uit de paragrafen in hoofdstuk 3, waar wordt ingegaan op het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid, bestaat er binnen de regio een vraag naar een Topsportcentrum.
Het Topportcentrum de Koog geeft ruimte aan talentontwikkeling en topsport in de regio door ruimte voor trainingen, wedstrijden en evenementen te combineren met sport-medische voorzieningen en ruimte voor aanvullende activiteiten zoals huiswerkbegeleiding. Het topsportcentrum is een plek waar top- en breedtesport elkaar ontmoeten en elkaar versterken.
Een van de ontwikkelingen die de kern raakt van onze uitgangspunten is het oprichten van een Talent Support Centre. Het nieuwe sportcentrum, de Koog, wordt gevormd tot talentontwikkelcentrum, genoemd Talent Support Centre (TSC) waar top- en breedtesport samenkomen. Dit houdt in dat er ruimte wordt gerealiseerd waar talenten huiswerk kunnen maken of kunnen ontspannen tussen school en sporten door. Jongeren kunnen hier terecht voor begeleiding, vragen en ondersteuning waardoor het mogelijk wordt om school of werk te combineren met (top)sport. Daarnaast wordt gestreefd naar het realiseren van een volwaardig sportmedisch centrum, gespecialiseerd in de behandeling van sportblessures, revalidatie en krachttraining. Het TSC zal ook de thuisbasis zijn voor de topsportcoördinator die het aanspreekpunt is voor verenigingen en sporters als het om topsport gaat.
Het TSC is het centrale punt waar voorzieningen samenkomen voor sporters. Net dat beetje extra waardoor sporters gefaciliteerd en ondersteund worden om tijd te investeren in hun sport. Het verzorgingsgebied van het TSC beperkt zich niet alleen tot de grenzen van de gemeente Zaanstad. Met een A-locatie status en de stempel TSC, wordt het verzorgingsgebied uitgebreid van Haarlemmermeer tot Den Helder. Voor de Provincie betekent dit een extra voorziening voor de regio waar talentontwikkeling centraal staat.
De locatie Sportpark de Koog is eveneens door de provincie aangegeven als Bestaand Bebouwd Gebied, waar nieuwe verstedelijking is toegestaan. Een Topsportcentrum past daarin.
- 2. Binnenstedelijk
In de huidige feitelijke situatie is het plangebied van het Sportpark de Koog al gedeeltelijk verstedelijkt. De sportvelden, het zwembad en de diverse (maatschappelijke) functies met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken zijn hier reeds gerealiseerd. In de beleidsdocumenten is de locatie als stedelijk gebied aangegeven.
- 3. Multimodaal
Zoals in de vorige stap is beargumenteerd, vindt de ontwikkeling van het Topsportcentrum binnenstedelijk plaats. De ontsluitingsmogelijkheden zijn daardoor ook van binnenstedelijke aard, in die zin dat er verschillende mogelijkheden zijn om het gebied te bereiken.
5.4 Economische Uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan is gedeeltelijk conserverend van karakter en maakt tevens de ontwikkeling van het topsportcentrum mogelijk. Deze ontwikkeling en de ingrepen in het openbare gebied zullen worden gefinancierd uit de algemene middelen.
Eventuele particuliere initiatieven worden over het algemeen uitvoerbaar gemaakt door middel van het sluiten van een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer.
Hoofdstuk 6 Raadpleging En Zienswijzenprocedure
6.1 Kennisgeving Op Grond Van Artikel 1.3.1. Besluit Ruimtelijke Ordening
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan.
In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Sportpark de Koog op 26 maart 2014 gepubliceerd in het Zaans Stadsblad.
6.2 Artikel 3.1.1. Overleg
Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:
- 1. Provincie Noord-Holland;
- 2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
- 3. Kontakt Milieubeheer Zaanstreek;
- 4. Brandweer Zaanstad;
- 5. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland;
- 6. Liander;
- 7. GGD Zaanstreek-Waterland;
- 8. N.V. Nederlandse Gasunie;
- 9. KPN;
- 10. NUON;
- 11. TenneT.
De resultaten van de reacties van dit overleg zijn opgenomen in bijlage 1.
6.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 28 augustus tot en met 8 oktober 2014. Tijdens deze periode zijn er 3 zienswijzen ingediend. De reactienota Zienswijzen zijn opgenomen in bijlage 1.
Hoofdstuk 7 Beschrijving Planvorm En Bestemmingsregeling
7.1 Bestemmingsregeling
7.1.1 Inleiding
In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.
De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk 1 Inleidende regels van de regels).
De algemene regels, waaronder ontheffings- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 Algemene regels van de bij het plan behorende regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels van de regels bevat tenslotte de overgangs- en slotbepalingen.
De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.
7.1.2 Regels algemeen
De regels zijn gegroepeerd in drie hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels
- 2. Bestemmingsregels
- a. Hoofdgroepen van bestemmingen
- b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen
- c. Gebiedsaanduidingen
- 3. Algemene regels
Waar nodig is op enkele artikelen een nadere toelichting opgenomen.
7.2 Handhaving
In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. - 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk. - 3. Realistische en inzichtelijke regeling.
Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten daarom niet meer regelen dan noodzakelijk is. - 4. Actief handhavingsbeleid.
Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.
Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.
Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.
In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Staat van Horeca-activiteiten
Categorie I "lichte horeca"
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende categorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.
1b. Overige lichte horeca
- bistro;
- grand-café;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- hotel.
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
Categorie 2 "middelzware horeca"
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 "zware horeca"
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
Bijlage 1 Nota Van Zienswijzen, Artikel 3.1.1. Bro-overlegreacties En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 1 Nota van zienswijzen, artikel 3.1.1. Bro-overlegreacties en ambtshalve wijzigingen
Bijlage 2 Algemene Beleidskaders Milieu
Bijlage 2 Algemene beleidskaders milieu
Bijlage 3 Veiligheidsrapport Route Gevaarlijke Stoffen A8 Sportpark De Koog
Bijlage 3 Veiligheidsrapport route gevaarlijke stoffen A8 Sportpark de Koog
Bijlage 4 Qra Rapport Hogedruk Aardgasleiding Sportpark De Koog
Bijlage 4 QRA rapport hogedruk aardgasleiding Sportpark de Koog
Bijlage 5 Brandweeradvies Sportpark De Koog
Bijlage 5 Brandweeradvies Sportpark de Koog
Bijlage 6 Natuurwaardenonderzoek Sportpark De Koog
Bijlage 6 Natuurwaardenonderzoek Sportpark de Koog