Pauwenven
Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad
Vastgesteld op 28-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Pauwenven van de gemeente Zaanstad
1.2 Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Pauwenven met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3855BP-0301 van de gemeente Zaanstad.
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aanduidingsvlak
Een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.
1.6 Achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.7 Achtergevel
De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.8 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
1.10 Bed & Breakfast
Een horecabedrijf, hoofdzakelijk gericht op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning, betreffende niet meer dan 6 slaapplaatsen.
1.11 bestaand gebruik
H et gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.
Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.12 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.13 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.14 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.16 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 Bouwgrens
Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.18 Bouwhoogtescheidingslijn
Een aanduiding die de scheiding aangeeft tussen de gedeelten van een bestemmings- of bouwvlak waarop verschillende maximale bouw- en/of goothoogten zijn toegestaan.
1.19 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Deze zijn aan te merken als bijzondere bouwlaag.
1.20 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.22 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.23 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 Brutovloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.
1.25 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.26 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.27 Dakopbouw
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.
1.28 Dakvlak
Een hellend vlak in een dak.
1.29 Erf
Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.30 Erfafscheiding
De afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of van de openbare ruimte.
1.31 Erker
Een ruimte als uitbreiding van een ruimte of ander vertrek in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met het bedoelde vertrek en voorzien is van ramen.
1.32 Functiescheidingslijn
Een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies zijn toegestaan.
1.33 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 Geluidgevoelig object
Woningen en andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.35 Geluidszone-industrie
de zone rond een industrieterrein als bedoeld in hoofdstuk V van de Wet geluidhinder.
1.36 Groenvoorziening
Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oever-, groenvoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.37 Hogere grenswaarde
Een maximale grenswaarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
1.38 Hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.39 Huisgebonden beroep of bedrijf
De uitoefening van een beroep of bedrijf, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken kan worden uitgeoefend.
1.40 Industrieterrein
een industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder.
1.41 kamer(ver)huur
het bewonen van een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamelijk huishouden te voeren, waaronder begrepen hospita(ver)huur.
1.42 Kwetsbaar object
Onder kwetsbaar object wordt verstaan:
- a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten onder 1.22;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten zoals:
- ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- scholen;
- gebouwen, of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen
gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig zijn, zoals:
- kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt of warenhuis is gevestigd;
kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.43 Maaiveld
De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.
1.44 Maatschappelijke voorzieningen
Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.
1.45 Ondergeschikte bouwdelen
Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- b. ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- c. luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
1.46 Openbare ruimte
Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.47 Parkeervoorziening
Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer.
1.48 Peil
- a. Voor een gebouw op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
- b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd:
de giigte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
- c. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de toegang niet direct aan een weg grenst:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- d. indien in of op het water wordt gebouwd:
het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.49 Planregels
De regels, deel uitmakend van het bestemmingsplan Pauwenven.
1.50 Prostitutiebedrijf
Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.
1.51 Seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.52 Serre
Een grotendeels uit glas bestaande uitbouw op de begane grond van een huis.
1.53 Straatmeubilair
De op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.
1.54 Verbeelding
Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Pauwenven met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.
1.55 Verkeersvoorzieningen
Rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, parkeervoorzieningen , verkeerslichten, lantaarnpalen en fietsenstallingen.
1.56 Voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.57 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.58 Voorgevel(rooi)lijn
Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrens.
1.59 Wonen
Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.
1.60 Woning
Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden niet zijnde kamerverhuur.
1.61 Zijgevel
Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
2.2 Bouwhoogte van een antenne-installatie
Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.
2.3 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 Breedte
De breedte van een bijbehorend bouwwerk wordt gemeten over de zijde die het dichtst bij de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.
2.5 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 Oppervlakte van een bouwwerk
2.8 Peil
Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:
- a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
- c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
- d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
- e. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
- f. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.9 Voorgevelrooilijn
Indien de voorgevelrooilijn niet op de verbeelding is aangegeven met een bouwaanduiding, dan wordt het volgende als de voorgevelrooilijn gezien:
een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- fietspaden;
- c. water;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. verkeersdoeleinden;
- f. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
3.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen;
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. parkeervoorzieningen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- c. toegangsvoorzieningen tot de aangrenzende percelen;
- d. bushalte, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - bushalte';
- e. met de daarbij behorende voorzieningen, zoals erven, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, laad- en losvoorzieningen en manouvreerruimtes;
waarbij geldt dat:
- f. het is toegestaan bijbehorende bouwwerken te gebruiken overeenkomstig de gebruiksregels die van toepassing zijn op het hoofdgebouw waarbij het bijbehorend bouwwerk hoort.
4.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor verkeer-verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. verblijfsgebieden;
- c. wegen met een functie voor zowel het langzaam verkeer als buurtontsluitingswegen;
- d. voet- en fietspaden;
- e. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen
- g. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- h. speelvoorzieningen;
- i. straatmeubilair;
- j. verkeersvoorzieningen;
- k. water;
- l. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
5.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
met de daarbij behorend
- b. erven, tuinen, water, parkeervoorzieningen, achterpaden en erfafscheidingen;
- c. bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals bergingen en erkers.
6.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 Geluidzone - industrie 1
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwwerk waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregel
9.1 Parkeren
- a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:
- 1. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
- 2. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016" of rechtsopvolgers daarvan en;
- 3. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
- a. Tenzij in de bestemmingsplanregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
- 1. seksinrichtingen;
- 2. Bevi-inrichtingen;
- 3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
- 4. geluidzonderingsplichtige inrichtingen;
- 5. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
- 6. het storten van puin en afvalstoffen;
- 7. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- 8. een permanten standplaats voor kampeermiddelen;
- 9. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt.
- b. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
10.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik
Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:
- a. groenvoorzieningen;
- b. laad- en losvoorzieningen;
- c. manoeuvreerruimtes;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. verblijfsgebieden;
- h. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
- i. water;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijking algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevinvergunning toegestaan worden, dat:
- a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
- b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen;
- d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
mits voldaan wordt aan de volgende regels:
- e. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- f. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.
11.2 Afwijking ten behoeve van wegen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
- a. de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit hier aanleiding toe geven;
- b. de leefkwaliteit ter plaatse van nabijgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.
11.3 Afwijking verbod op woningsplitsing
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 10.1 om het veranderen en/of van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
- a. de oppervlakte van de bestaande woning is groter dan of gelijk aan 140 m2;
- b. de oppervlakte van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat moet groter zijn dan 50 m2.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Pauwenven van de gemeente Zaanstad.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Leeswijzer
De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt, in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
In Hoofdstuk 1 Inleiding wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan. De ligging van het plangebied wordt eerst aangegeven. Vervolgens wordt de huidige situatie beschreven om af te sluiten met de voorgaande geldende bestemmingsplannen.
In Hoofdstuk 2 Wat maken we mogelijk met dit plan? wordt eerst de aanleiding voor het nieuwe plan omschreven. Daarna worden de uitgangspunten beschreven met aansluitend de ontwikkelingen. Deze paragraaf is afhankelijk qua invulling van het soort plan; ontwikkeling of actualisatie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een uiteenzetting van het voortraject, mits hiervan sprake is geweest.
Hoofdstuk 3 Verantwoording krijgt een belangrijke rol in de toelichting. Hierin wordt het gehele plan samengevat en tevens zal er een verantwoording voor de gemaakte keuzes worden afgelegd. Dit hoofdstuk moet een zeer goed beeld geven van wat het plan inhoudt en wat het mogelijk maakt en waarom hiervoor gekozen is.
In Hoofdstuk 4 Procedure en communicatie wordt eerst het traject doorlopen hoe de communicatie met burgers eruitzag. De tweede paragraaf gaat in op de vooroverleggen met overheden en diensten. Alle inspraak, zienswijzen en ambtshalve wijzigingen komen in de derde paragraaf aan bod.
In Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving bevat de juridische toelichting op de bestemmingsregeling. Daarbij wordt er eerst in algemene zin ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling. Vervolgens wordt er planspecifiek naar de bestemmingsplanregeling gekeken. Daarna worden de artikelen specifiek toegelicht.
Hoofdstuk 6 Planonderbouwing wordt uitvoerig verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken die, binnen de relevante beleidsthema's, zijn uitgevoerd. Hierbij wordt aangegeven in hoeverre het bestemmingsplan haalbaar en uitvoerbaar is en wat de overwegingen zijn voor de gemaakte keuzen in dit bestemmingsplan.
In de Bijlagen staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Vervolgens volgt er per beleidsstuk een korte conclusie waarin de link tussen het plan en het beleidsstuk wordt beoordeeld. Daarnaast komen ook in de bijlage de volledige inspraak- en zienswijzenprocedures terug en de ambtshalve wijzigingen.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
De locatie Pauwenven is gelegen in de wijk Poelenburg en maakt deel uit van de Vennenbuurt. De ruimtelijke structuur van de Vennenbuurt bestaat uit rechthoekige velden/stroken die het oorspronkelijke slagenlandschap volgen. Deze velden worden geflankeerd met straten die De Weer en de Ds. M.L. Kingweg verbinden. Het plangebied is gelegen tussen de wegen Schaarsven, Pauwenven, de Weer en de Ds. M.L. Kingweg.
Figuur 1.1 Projectlocatie afgebeeld
Figuur 1.2 Plangebied in één van de velden tussen de Vennen.
De projectlocatie wordt begrensd door de Pauwenven in het zuiden en de Schaarsven in het noorden, de Weer in het oosten en de Dominee Martin Luther Kingweg in het westen. De oppervlakte van het plangebied is circa 13.486 m2. De gronden hebben de kadastrale gegevens D 5188, 5143, 6413 en 6418.
Figuur 1.3 Uitsnede kadastrale kaart
1.3 Huidige Situatie
Het veld wordt begrensd door Schaarsven, De Weer, Pauwenven en de Ds. M.L. Kingweg. Binnen het plangebied is een grasveld gelegen waar afwisselend bomen en bebouwing aanwezig is. Zoals in figuren 1.1 en 1.3 te zien is, was er in het plangebied ook aan de zijde van de Ds. M.L. Kingweg bebouwing aanwezig. Deze bebouwing is inmiddels gesloopt. Dit is op figuur 1.4 weergegeven. In de noordwesthoek van het veld is een school aanwezig, in de noordoosthoek twee blokken met kwadrantwoningen aanwezig en in de hoek ten zuidoosten is een gymzaal aanwezig. Deze vormen echter geen onderdeel van het plangebied. Deze schoolfuncties in het plangebied zijn niet langer als zodanig in gebruik en inmiddels gesloopt. Het plangebied is aan de onderwijsbestemming onttrokken. Op de locatie is nog een aantal gebouwen aanwezig die hun functie gaat verliezen. Het bouwplan vormt samen met de aanwezige bebouwing een eigen veld met eigen identiteit.
Figuur 1.4 Projectlocatie (bron: Google Maps)
1.4 Voorgaande Bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan vervangt een gedeelte van het bestemmingsplan:
- Poelenburg, vastgesteld op 27 juni 2013. Alleen het plangebied tussen de Schaarsven en de Pauwenven krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het bestemmingsplan Poelenburg gelden.
De voorgaande bestemming was 'Maatschappelijk', wat maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen mogelijk maakte met daarbij behorende ondergeschikte horeca, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, water en overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
Hoofdstuk 2 Wat Maken We Mogelijk Met Dit Plan?
2.1 Aanleiding
De gemeente Zaanstad wil in samenwerking met een ontwikkelaar op de locatie Pauwenven te Zaandam woningen realiseren. Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Maatschappelijk'. Om de woningen te kunnen realiseren, moet het bestemmingsplan worden aangepast.
Vanwege de ontwikkeling van 43 woningen (29 gezinswoningen en 14 seniorenwoningen) dient een planologische procedure doorlopen te worden. Ter plaatse van het plangebied is de bestemming 'Maatschappelijk toegestaan'. Waar er een bestemming Maatschappelijk op het gebied zit en moet het bestemmingsplan aangepast worden en wordt de ontwikkeling door middel van onderhavig plan mogelijk gemaakt.
2.2 Uitgangspunten
Richtlijnen voor ontwikkelingen in dit gebied zijn;
- behouden van het open en groene karakter;
- een strakke rooilijn langs De Weer realiseren bestaande uit drie bouwlagen;
- langs de vennen en binnen de velden bebouwing van maximaal twee bouwlagen met kap;
- binnen het plangebied dienen beeldbepalende bomen in eerste instantie behouden te worden en de bomenrij langs de Pauwenven versterkt te worden;
- de realisering van een langzaam verkeersroute in het groen is mogelijk tussen de Schaarsven en de Pauwenven en komt de woonkwaliteit van het plangebied ten goede;
- parkeren wordt opgelost binnen het plangebied;
- wonen op de begane grond (geen blinde plinten)'
- rekening houden met zowel de gymzaal als sloop (op termijn).
2.3 Ontwikkelingen
De ontwikkeling beslaat uit:
Programma
De volgende ontwikkelingen worden door dit bestemmingsplan nieuw mogelijk gemaakt
- 43 woningen (29 gezinswoningen en 14 seniorenwoningen)
Er worden 43 nieuwe woningen gerealiseerd, bestaande uit 29 gezinswoningen en 14 seniorenwoningen. Er worden 14 gezinswoningen van het type A gerealiseerd met 3 bouwlagen, 15 gezinswoningen van het type B met 2 bouwlagen met kap, 12 seniorenwoningen van het type C bestaande uit één laag met kap en 2 seniorenwoningen van het type D bestaande uit één laag met kap.
Figuur 2.1 Ontwerptekening bouwplan
In het nieuwe plan wordt het groene karakter in een woonbuurt ingebed. In de oorspronkelijke situatie stonden bebouwing in het groen. Gezien de grote groene zones ten westen en oosten is het passend het groen ondergeschikt te maken aan de toegepaste functie wonen. Wel wordt het groene karakter van de plek behouden. De openbare strook tussen de twee bouwblokken wordt groen ingericht.
Het veld krijgt een eigen karakter met een basisschool en twee bouwblokken. De kwadrantwoningen en de gymzaal worden een onderdeel van het oostelijke bouwblok. De bouwblokken hebben een gezicht naar alle kanten en geen dichte plint. Zijkanten aan de openbare ruimte worden inclusief erfscheiding mee-ontworpen als logisch onderdeel van het bouwblok. Dit versterkt het beeld van de bouwblokken en zorgt voor een kwalitatieve en duurzame afkadering van de openbare ruimte.
Oostelijke bouwblok
De kwadrantwoningen zijn deels aan de zijde van de nieuwbouw ontsloten via een smal pad. In het plan wordt dit pad verbreed zodat een meer natuurlijke entree ontstaat voor de woningen. Hiermee wordt de relatie en aansluiting van deze woningen met de openbare ruimte verbeterd. Dit pad biedt tevens een autoluwe route tussen de basisschool en de gymzaal en de woningen aan De Weer en de nieuwe parkeerplaatsen.
Aan de binnenzijde van het bouwblok zijn de woningen twee lagen met kap met oriëntatie aan ruimtes met een groen karakter. De woningen in het bouwblok hebben een gelijke schaal om eenheid te vormen. Hiermee wordt het bouwblok maximaal herkenbaar en wordt ruimtelijke rust gecreëerd. De verspringing in de voorgevel versterkt het onderscheid en intimiteit van het autovrije verblijfsgebied en de nieuwe ontsluiting. Middels diepere voortuinen wordt het groene karakter hier geborgd. Rijwoningen van twee lagen met een kap komen veelvuldig voor in de Vennenbuurt. Zo ook aan de overzijde aan de Pauwenven en de Schaarsven. Ook de bestaande kwadrantwoningen zijn twee lagen met kap. Er wordt zo naadloos aangesloten op de maat en schaal van de buurt en wijk.
Langs de Weer komen woningen van drie lagen in de rooilijn met de overige bebouwing aan De Weer. Deze positionering en maat geeft een duidelijke grens en wand richting het Darwinpark en begeleidt de route van de Weer. De maat is vergelijkbaar met de woningen aan de Weer in de velden ten noorden van het plangebied.
De gymzaal staat op de hoek van het bouwblok. Het plan laat de mogelijkheid vrij om bij een verdere stadsvernieuwing de locatie te benutten voor woningbouw aansluitend in maat en architectuur op de naastgelegen woningen en hiermee nog sterker het bebouwingsblok te accentueren en de begeleiding van De Weer te versterken.
Westelijke bouwblok
Het westelijk gelegen bouwblok krijgt een vergelijkbare wand aan de Ds. M.L. Kingweg van drie bouwlagen. De architectuur sluit aan op die van de woningen aan de Weer, waarmee de identiteit en herkenbaarheid van het veld tussen de vennen wordt versterkt. Aan de M.L. Kingweg is een variatie aan maat en schaal van bebouwing aanwezig zonder harde rooilijn / wand. De bebouwing varieert van de basisschool met twee lagen plat tot rijwoningen van twee lagen met kap tot een woontoren van zes lagen plat. De positionering en de maat van drie lagen plat past binnen dit wisselende beeld. De ruimte tussen de bebouwing en de M.L. Kingweg heeft een groen karakter. Met voortuinen wordt hierop aangesloten. Aan de binnenzijde van dit bouwblok staan woningen van één laag met kap met een gezamenlijke privébinnentuin. In uitstraling sluiten deze goed aan op de rijwoningen in het andere bouwblok. Het is herkenbaar als eigen stedebouwkundige eenheid door de eigen maat en schaal. Deze maat is afwijkend ten overstaan van de maat van de woningen in de omgeving. De verbijzondering in maat geeft kleinschaligheid aan de plek, het versterkt de eigen identiteit van het woonblok.
Openbare ruimte
De openbare ruimte behoudt een groen karakter. De Pauwenven krijgt aan weerszijde parkeren en wordt aan de zijde van de nieuwbouw begeleid met groen en bomen om het groene karakter van het veld te behouden. Ook komt haaks op de Pauwenven een autovrije groene ruimte. Een verblijfsplek die de woonkwaliteit en de leefbaarheid van de plek verbeterd. Deze groene ruimte wordt aan weerszijde begeleid met woningen en verbindt de Pauwenven met de Schaarsven, Hooiven en verder. Hiermee ontstaat een informele route langs autovrije verblijfsgebieden tussen de verschillende velden van de Vennenbuurt.
De nieuw aan te leggen weg ontsluit het plangebied en geeft ruimte voor het gros van de parkeervraag. Het parkeren wordt aan de zijde van de school, de Pauwenven en de Ds. M.L. Kingweg en de Weer opgelost die met de rug aan de straat ligt, behalve ter hoogte van de ronding van het gebouw dat nu een eigen ruimte heeft.
2.4 Voortraject
Op 13 december 2017 is op de basisschool Tamarinde een inloopavond geweest over de ontwikkeling aan de Pauwenven. Hier zijn circa 80 omwonenden geweest, die zijn geïnformeerd over de voorgenomen plannen.
Hoofdstuk 3 Verantwoording
3.1 Waarom Kiezen We Voor Dit Plan?
Er is gekozen voor het doorlopen van een bestemmingsplanprocedure om alle milieu- en omgevingsaspecten zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van woningen mogelijk, waar voorheen maatschappelijke voorzieningen waren toegestaan.
Duurzaamheid
Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. De 43 woningen worden gasloos opgeleverd en krijgen een EPC-waarde van 0. Hiermee voldoen de woningen aan de duurzaamheidsambitie van de gemeente Zaanstad.
Draagvlak
Het bouwplan wordt in samenspraak met de gemeente Zaanstad ontwikkeld. Voor het doorlopen van de bestemmingsplanprocedure is een informatieavond geweest, waarin de plannen aan de omgeving bekend zijn gemaakt. In het vervolg van de procedure wordt een inloopavond gehouden over het bestemmingsplan.
Goede ruimtelijke ordening
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening. Uit de ruimte- en milieuaspecten volgen geen belemmeringen die de ontwikkeling tegenhouden. Er is naar bepaalde aspecten nader onderzoek verricht. Het plan verstoort bovendien geen beschermde diersoorten of is niet van invloed op beschermde natuurgebieden.
Zoals in paragraaf 2.3 is uiteengezet past het plan bovendien in het straatbeeld en de openbare ruimte van de omgeving.
Conclusie
Het plan voldoet aan de stedenbouwkundige voorwaarden, past binnen het straatbeeld en sluit goed aan de openbare ruimte. Bovendien draagt het plan bij aan de duurzaamheidsambities van de gemeente Zaanstad en voldoet het plan aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 4 Procedure En Communicatie
4.1 Communicatie
De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de totstandkoming van dit plan is volgens deze methode te werk gegaan.
4.2 Overleg Met Overheden En Diensten
In het kader van Bro artikel 3.1.1 en een zorgvuldige voorbereiding van het bestemmingsplan worden er diverse bestuursorganen en organisaties om advies gevraagd. De adviezen vindt u terug in de bijlagen.
4.3 Zienswijzen En Wijzigingen
Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meerdere plaatselijke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen wordt het bestemmingsplan ter inzage gelegd gedurende zes weken. Tijdens deze periode kan eenieder zienswijzen over het onderwerp naar voren brengen. Een nota van zienswijzen kunt u terugvinden in de bijlagen. Hierin staat wat er is geopperd en hoe dit beantwoord en verwerkt is.
Daarnaast kunt u ook in de bijlagen terugvinden welke ambtshalve wijzigingen er verwerkt zijn.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Opzet Bestemmingsplanregels
5.1.1 Algemeen
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Hiervan zijn de regels en de verbeelding juridisch bindend.
Het digitale bestemmingsplan 'Pauwenven' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3855BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd 0497.001).
Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2017 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.
Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels
In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen; - 2. Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn; - 3. Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden; - 4. Overgangsregels en slotregels
In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.
De gemeente Zaanstad hanteert in de Nota Woonbebouwing 2012 standaardregels voor het opstellen van regels bij het bestemmingsplan. Vanwege de ligging van het plangebied nabij verschillende openbare wegen, een school, woningen is er voor gekozen om voor deze ontwikkeling een bestemmingsplan op te stellen dat maatwerk biedt. Om deze reden is gekozen om te af te wijken van de regels in Nota Woonbebouwing 2012 en gekozen voor maatwerk op het gebied van dakkappellen, erfafscheidingen, serres en de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied, Wonen, Groen en Tuin.
Toelichting
In de toelichtingis in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt in paragraaf 5.1.2 per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.
5.2 Toelichting Per Artikel
De bedoeling is om hier per bestemming uiteen te zetten waarom voor deze bestemming is gekozen en wat ermee beoogd wordt.
Wonen
Deze bestemming is toegekend aan de 43 woningen die mogelijk worden gemaakt met deze ontwikkeling. Per bouwblok geldt een bouwvlak. Per bouwvlak is een verschil in bouw- c.q. goothoogte weergegeven van maximaal 11 meter als bouwhoogte tot maximaal 6 meter als goothoogte.
Groen
De bestemming 'Groen' is toegekend aan gronden die bestaan uit een grasveld met bomen en andere vegetatie. De bestemming 'Groen' is toegekend aan gronden die 'openbaar' zijn. Tevens zijn voet- en fietspaden, verkeer- en parkeervoorzieningen en is water in deze bestemming mogelijk.
Tuin
Deze bestemming is toegekend aan tuinen aan de voorzijde van de woningen. Tevens maakt de bestemming ook parkeervoorzieningen mogelijk. Daarnaast is de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - bushalte' opgenomen om de bestaande bushalte planologisch te behouden.
Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming is toegekend aan de ontsluitingswegen die door het plangebied heen lopen. Deze wegen worden langzaam-aan-wegen (<30 km per uur). De weg loopt langs de woningen en langs de basisschool en sluit aan op de Schaarsven. Tevens zijn in deze bestemming parkeervoorzieningen mogelijk ten behoeve van de bestemming Wonen.
Geluidzone - industrie 1
Vanwege het inpassingsplan 'Aanpassen geluidzone Westpoort en Hoogtij' valt de geluidzone van de industriezone Westpoort gedeelt over het plangebied. In het bestemmingsplan is deze geluidzone opgenomen als een aanduiding op de verbeelding.
Hoofdstuk 6 Planonderbouwing
6.1 Archeologische Waarden
De projectlocatie kent geen archeologische verwachtingswaarde en/of cultuurhistorische waarde. Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
6.2 Historische Geografische Waarden
De projectlocatie kent geen historische geografische waarden. Dit aspect vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
6.3 Monumentale Waarden
Er zijn geen monumenten in het plangebieden aanwezig. Er worden dus geen monumentale waarden verstoord, waardoor dit aspect geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.
6.4 Wonen
Het plan bestaat de ontwikkeling van woningen, bestaande uit 29 gezinswoningen en 14 seniorenwoningen. Deze woningen bestaan uit het volgend programma:
- 14 type A gezinswoningen van 3 lagen;
- 15 type B gezinswoningen van 2 lagen + kap;
- 12 type C seniorenwoningen van 1 laag + kap;
- 2 type D seniorenwoningen van 1 laag + kap.
6.5 Groen En Openbare Ruimte
Er wordt ruimte gemaakt voor groenvoorzieningen en er worden bomen geplant.
6.6 Verkeer, Vervoer En Parkeren
Parkeren
Ten behoeve van het plan worden parkeervoorzieningen gerealiseerd. Er worden 43 woningen gerealiseerd. Op de projectlocatie zijn reeds 10 parkeerplaatsen aanwezig. In totaal zijn voor de ontwikkeling 74 parkeerplaatsen beoogd. In totaal zijn voor de ontwikkeling 74 parkeerplaatsen bestemd.
In het plangebied komen vier verschillende typen woningen, waaronder seniorenwoningen.
Autoparkeren
De parkeernormen voor bouwplannen staan binnen Zaanstad beschreven in de Uitvoeringsnota Parkeren 2016. In deze nota staan parkeernormen beschreven. Woningen worden binnen deze nota verdeeld in een aantal categorieën.
Alle woningtypes vallen volgens de Uitvoeringsnota Parkeren 2016 in de categorie dure woning. De voorliggende ontwikkeling valt binnen de een gebied dat in de Uitvoeringsnota Parkeren 2016 is geclassificeerd als 'Sterk Stedelijk C'.
Bij de categorie dure woningen in een Sterk Stedelijk C gebied hoort een parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning groter dan 110 m2. De parkeernorm van 1,7 vermenigvuldigt met 43 geplande woningen geeft 74 parkeerplaatsen die nodig zijn. Tevens geldt dat er 0,3 parkeerplaats per woning openbaar toegankelijk moeten zijn. Voor dit project betekent dit dat er 0,3 x 43 = 12,9 (afgerond 13) van de 74 parkeerplaatsen openbaar toegankelijk moeten zijn.
Fietsparkeren
Fietsparkeren wordt conform het Bouwbesluit 2012 opgevangen in het plan. De fietsparkeerplekken worden gerealiseerd in bergingen bij de woningen.
Verkeer en vervoer
De projectlocatie ligt tussen de Pauwenven en de Schaarsven in. De Pauwenven en de Schaarsven sluiten aan de zuidwestzijde aan op de Martin Luther Kingweg, en aan de Noordoostzijde op De Weer. De Schaarsven, Pauwenven en Martin Luther Kingweg behoren allen tot een 30 kilometer zone, en zijn ook als zodanig ingericht. De Weer is in het ZVVP gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg type C, waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur geldt.
Op zowel de Schaarsven als de Pauwenven is éénrichtingsverkeer ingesteld. Op de Schaarsven mag vanaf de Martin Luther Kingweg richting De Weer gereden worden, op de Pauwenven is de rijrichting omgedraaid, en mag vanaf De Weer richting de Martin Luther Kingweg gereden worden.
Aan de Schaarsven is basisschool De Tamarinde gevestigd. Ten behoeve van dit project is er op 10 januari 2018 een observatie uitgevoerd, om een beeld te krijgen van de huidige verkeerssituatie. Uit deze schouw blijkt dat het overgrote deel van de kinderen lopend komt, gevolgd door de fiets en de auto. Zowel vanaf de kant van De Weer als van de kant van de Martin Luther Kingweg komen kinderen lopend en fietsend, al dan niet onder begeleiding, naar school toe. Opvallend was de hoge parkeerdruk op de Schaarsven. Vanaf de start van de observatie tot nadat de school ingegaan was, was er slechts een enkele plek. Het gevolg daarvan was dat auto's op het trottoir parkeren of op de Schaarsven hun kinderen uit lieten stappen. Met name de op het trottoir geparkeerde voertuigen zorgden voor (subjectieve) onveiligheid, doordat voertuigen die over de Schaarsven richting De Weer reden minder zicht hadden op overstekende kinderen.
Tevens is tijdens de observatie bekeken in hoeverre de Schaarsven gebruikt wordt als doorsteek richting De Weer. Tijdens de observatie is dit slechts een enkele keer gebeurd, waarbij niet uitgesloten kan worden dat dit ouders/begeleiders waren die geen parkeerplek op de Schaarsven konden vinden en om die reden doorreden naar De Weer.
Toekomstige situatie
In het ontwerp is onder andere een verbinding tussen de Martin Luther Kingweg en de Schaarsven. Deze verbinding loopt om basisschool Tamarinde heen. Aan deze nieuwe verbinding zijn 40 haaksparkeerplaatsen gepland.
Verkeersgeneratie
Een wijziging in functie brengt ook een verandering in verkeersgeneratie tot gevolg. Om een indicatie van de verkeersgeneratie te kunnen geven, is door middel van de CROW-rekentool de verkeersgeneratie bepaald aan de hand van woningen, vrijstaand, in schil centrum van de gemeente Zaanstad. Dit betreft een worst-case indicatie van de verkeersgeneratie. De verkeersgeneratie voor 43 woningen betreft op een gemiddelde weekdag 332 vervoersbewegingen. Indien de verkeersgeneratie van de woningen wordt gesaldeerd met de huidige maatschappelijke bestemming valt de verkeersgeneratie nog lager uit. De verkeersgeneratie kan naar verwachting opgevangen worden op de huidige ontsluitingswegen.
Conclusie
Er worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om aan de parkeerbehoefte van de ontwikkeling te voldoen. Om de veiligheid aan de Schaarsven te verbeteren, is in de ontwikkeling een verbinding (langzaam-aan-route) tussen Martin Luther Kingweg en de Schaarsven opgenomen. De mate van extra verkeersgeneratie kan naar verwachting opgevangen worden op de huidige ontsluitingswegen.
6.7 Water
De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
6.7.1 Waterhuishouding
Het plangebied ligt in het beheergebied vanhet Hoogheemraadschap Hollands Noorder Kwartier (HHNK).
Keur HHNK 2016
Het HHNK regelt en handhaaft de waterhuishouding in de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016.
Versnelde afvoer water door toename verharding
Op basis van de Keur is het verboden zonder watervergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer te laten komen.
Op 19 april 2018 is overleg gevoerd met gemeente Zaanstad en het Hoogheemraadschap Hollands Noorder Kwartier (HHNK). In het overleg heeft HHNK aangegeven hoe een eventuele toename van verhard oppervlak dient te worden berekend:
- het jaar 2003 wordt als ijkpunt gehanteerd bij het bepalen van de verhardingssituatie in de uitgangssituatie. De verhardingssituatie is door de gemeente Zaanstad geïnventariseerd.
- Het verhard oppervlak van het voorliggende plan dient te worden bepaald, waarbij voor tuin kan worden uitgegaan van 50% verhard oppervlak
Aan de hand plan deze twee situaties wordt geconstateerd dat er een toename is van 3093 m2 verhard oppervlak. Volgens de richtlijnen van HHNK dient 15% van dat oppervlak (dat is 464 m2) aan extra oppervlaktewater te worden toegevoegd. Dat oppervlaktewater dient in verbinding te staan met reeds bestaand oppervlaktewater.
Gelet op de bestaande situatie, waarin geen oppervlaktewater aanwezig is binnen het plangebied en een aansluiting op het bestaande oppervlaktewater aanzienlijke kosten met zich meebrengt vanwege omliggende infrastructuur, hebben HHNK en gemeente aangegeven akkoord te kunnen gaan met het compenseren van 464 m2 oppervlaktewater elders binnen hetzelfde peilgebied, mits daarvoor sluitende afspraken worden gemaakt. Die afspraken worden tussen gemeente en ontwikkelaar vastgelegd in een overeenkomst.
Omdat er meer verharding plaatsvindt dan 800 m2 wordt conform de Keur een watervergunning aangevraagd.
Waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen aan of in (beschermings-) zones van een primaire of regionale waterkeringen.
6.7.2 Riolering
De woningen worden aangesloten op een gescheiden rioleringssysteem, dat in 2016 is aangelegd.
6.7.3 Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
6.8 Technische Infrastructuur
6.8.1 Beschrijving van de bestaande situatie van de nutsvoorzieningen
In de Pauwenven, Schaarsven en de Ds Martin Luther Kingweg liggen gescheiden rioolstelsels, in de Weer ligt een gemengd rioolstelsel.
Figuur 6.1 Uitsnede ZaanAtlas, overzicht rioolstelsels
Daarnaast zijn er verschillende leidingen van nutsbedrijven en telecombedrijven in en rondom het plangebied gelegen.
Figuur 6.2 Uitsnede ZaanAtlas, overzicht leidingen
Conclusie
Er zijn verschillende leidingen van nuts- en telecombedrijven in en rondom het plangebied gelegen. Deze leidingen hebben geen gevolgen voor de beoogde ontwikkeling.
6.9 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt het bestemmingsplan.
Artikel 3.1.6. van het Bro luidt:
- lid 2: de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
- Lid 3: indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
- Lid 4: een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat het bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Toelichting op het gebruik
De Ladder is in de Nota van Toelichting (Stb. 2017, 182) gemotiveerd: “Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Tevens wordt de mogelijkheid geboden in het derde lid, om de toepassing van de Ladder door te schuiven naar het uitwerkings- of wijzigingsplan. De verwachting is dat de Ladder hierdoor beter hanteerbaar zal zijn, beter aansluit bij het geheel aan vereisten aan een toelichting bij bestemmingsplannen en tot minder onderzoekslasten zal leiden.”
Beoordeling
Voor de projectlocatie geldt dat het gaat om het realiseren van 43 woningen. De Ladder voor duurzame verstedelijking dient goed gemotiveerd te worden.
Onderbouwing woningbehoefte
Kwantitatieve woningbehoefte
In het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 Amstelland-Meerlanden, Amsterdam, Zaanstreek-Waterland (november 2016 aangeboden aan de provincie) en de daarbij behorende oplegger (2 augustus 2017 aangeboden aan de provincie) wordt de kwantitatieve woningbehoefte voor Zaanstad onderbouwd.
Gemeenten hebben in het RAP hun gezamenlijke inzet beschreven voor de versnelling van de woningbouw. Daarnaast is een kwantitatieve en kwalitatieve prognose van de woningbehoefte opgenomen per marktgebied in drie scenario's. Deze prognoses zijn afgezet tegen de woningbouwplannen. Hiermee is de kwantitatieve behoefte van de Ladder voor Duurzame verstedelijking onderbouwd.
Ten behoeve van de oplegger heeft bureau Rigo in opdracht van de deelregio's in alle plannen en programma's opnieuw afgezet tegen de meest actuele woningbehoeftecijfers voor deze regio op basis van de nieuwste provinciale behoefteprognose (2017).
Uitgangspunten
In overeenstemming met de samenhang op de woningmarkt in deze regio is de volgende indeling in marktregio's gemaakt: plannen voor de deelregio Zaanstreek-Waterland worden getoetst aan de behoefte in de marktregio Zaanstreek-Waterland inclusief Amsterdam.
Onder actuele woningbehoefte wordt de behoefte voor de komende tien jaar verstaan. Dit sluit aan bij de jurisprudentie die over dit begrip is ontstaan bij de toepassing van de Ladder.
Voor de marktregio Zaanstreek-Waterland inclusief Amsterdam wordt de groei van de woningbehoefte in de periode 2017-2027 geraamd op ca. 61.120 woningen. Hier staat een harde plancapaciteit van ruim 50.230 woningen tegenover, waardoor een tekort aan harde plannen van ruim 10.900 woningen bestaat (onderstaand tabel).
Actuele harde plancapaciteit Zaandstad
In Zaanstad bedraagt de totale harde plancapiciteit per oktober 3.300 woningen, waarvan 3.100 gepland voor de periode 2018 t/m 2017 (bron: monitor plancapaciteit Zaanstad). Met het oog op de ambitie om 1.000 woningen per jaar te realiseren (MAAK.Zaanstad, Coalitieakkoord, begroting) is dit weinig. Er is meer harde plancapaciteit nodig om aan de vraag te voldoen.
Actuele woningvraag Zaanstad
Voorlopig neemt het aantal huishoudens in Zaanstad nog toe en daarmee ook de woningbehoefte. Volgens de jongste prognose van de provincie Noord-Holland zal de woningbehoefte tussen 2017 en 2025 met een kleine 6.400 toenemen en tussen 2025 en 2030 met nog eens circa 3.200. Deze toename van de voorraad is nodig om de toename van het aantal huishoudens op te vangen. Wordt dit aantal niet gehaald, dan zal de druk op de markt oplopen. De woningbehoefte houdt gelijke tred met het aantal huishoudens.
Voor Zaanstreek-Waterland geldt de conclusie dat:
- tekorten zijn in vrijwel alle marktsegmenten;
- met name tekort is aan betaalbare huurwoningen en koopwoningen in het middeldure en betaalbare segment;
- een iets groter aanbod stedelijke appartementen en dure koopwoningen dan vraag is.
Conclusie
Er zijn regionaal gezien een grote vraag in vrijwel alle marktsegmenten. Specifiek is er vraag naar betaalbare huurwoningen en koopwoningen in het middeldure en betaalbare segment. Hierin wordt met voorliggend bestemmingsplan en plan in voorzien.
6.10 Afweging Naar Aanleiding Van Het Milieueffect
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In het gewijzigde Besluit m.e.r. is de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Door het college van B&W van de gemeente Zaanstad dient een afzonderlijk besluit genomen te worden of een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat. Een dergelijk besluit wordt genomen op basis van een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.
Betrekking tot de ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling valt te kwalificeren als een stedelijke ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. Gezien de aard en omvang van de functiewijziging van het project (ECLI:NL:RVS:2018:348) ten opzichte van de huidige bestemming als maatschappelijke voorzieningen kan de ontwikkeling worden gezien als een stedelijk ontwikkelproject. Echter valt het project niet binnen de drempelwaarden waarbij milieusignificantie een rol speelt (kolom 2). Op basis van Europese regelgeving dient door middel van een vorm-vrije-m.e.r.-beoordeling de milieurelevantie in kaart te worden gebracht. Naar verwachting zijn deze belangrijke nadelige gevolgen in het kader van het Besluit m.e.r. voor het milieu niet aanwezig. Het bevoegd gezag dient te beoordelen of het project milieurelevantie heeft en of volstaan kan worden met een vorm-vrije-m.e.r.-beoordeling. Een dergelijk besluit wordt dus genomen aan de hand van de aanmeldnotitie. Deze is als Bijlage 6 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.
6.11 Financiële Uitvoerbaarheid
In de Wet ruimtelijke ontwikkeling (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen, waardoor gemeenten in tegenstelling tot de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) over meer mogelijkheden voor kostenverhaal beschikken.
Naast de grondexploitatieregeling biedt de wetgeving aan de gemeente meer sturingsmogelijkheden doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren door middel van het privaatrechtelijke spoor (anterieure of posterieure overeenkomsten), dan wel door middel van een exploitatieplan. Een combinatie van beide is ook mogelijk.
Een exploitatieplan hoeft niet opgesteld te worden bij een bestemmingsplan met enkel conserverende bestemmingen of wijzigingsbevoegdheden. Een exploitatieplan hoeft ook niet opgesteld te worden als het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is, door middel van bijvoorbeeld anterieure overeenkomsten of als de gemeente eigenaar is van de gronden.
Beoordeling
In het onderhavig plan is de gemeente voor 66,4 % eigenaar van de grond op de locatie van de 43 geprojecteerde woningen aan de Pauwenven. De ontwikkelaar is eigenaar van circa 33,6% van de locatie.
6.12 Duurzaamheid
Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. De 43 woningen worden gasloos opgeleverd en krijgen een EPC-waarde van 0. Hiermee voldoen de woningen aan de duurzaamheidsambitie van de gemeente Zaanstad.
6.13 Externe Veiligheid
De externe veiligheid wordt bepaald door aanwezigheid van gevaarlijke stoffen (productie, gebruik, opslag en vervoer) in en rond het projectgebied. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal dodelijke slachtoffers beperkt blijft. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren (b.v.o. kleiner dan 1500 m2), winkels, horeca en parkeerterreinen.
Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het belangrijkste toetsingskader. Hierin zijn bijvoorbeeld grenswaarden en oriënterende of richtwaarden opgenomen voor het zgn. plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Daarnaast is er specifieke wetgeving voor de opslag van vuurwerk en munitie, het Vuurwerkbesluit (2002, herziening 2004). Voor transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden waarmee het verplicht wordt transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan. Verder is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van belang (Bevb) voor onder andere hogedruk aardgastransportleidingen.
Aan de andere kant is het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijke beleid en externe veiligheid beleid dienen dus goed te worden afgestemd. Een ruimtelijke onderbouwing of toelichting is geen instrument om de mate van risico's te beheersen, maar is wel een schakel tussen het externe veiligheidsbeleid en ruimtelijke ordening.
De risico's worden door twee factoren bepaald: de kans dat zich een ongeval voordoet en de effecten van dat ongeval. Om te kunnen beoordelen wat wel en niet aanvaardbaar is, bestaan er twee risicomaten, namelijk het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico
In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een definitie opgenomen van het plaatsgebonden risico (PR). Het PR is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof.
In het besluit is een norm opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze norm is een grenswaarde voor kwetsbare objecten en moet daarom door het bevoegde gezag in acht worden genomen (mag niet van worden afgeweken). De grenswaarde voor al dan niet geprojecteerde kwetsbare objecten is 10–6 per jaar. Voor al dan niet geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten betreft dit een richtwaarde.
Groepsrisico.
Het groepsrisico (GR) gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. De officiële definitie van groepsrisico in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) luidt: 'de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is'.
Het groepsrisico is geen norm, maar er geldt een verantwoordingsplicht. De onderdelen waar bij de verantwoording aandacht aan moet worden besteed staan beschreven in Bevi-artikel 12 voor Bevi-activiteiten en artikel 13 voor ruimtelijke plannen. Daarbij moet een vergelijking worden gemaakt met de oriëntatiewaarde. Dit is een richtwaarde waar het bevoegd gezag zich zoveel mogelijk aan moet houden, maar men mag hiervan wel goed onderbouwd afwijken.
Conform het Besluit externe veiligheid transportroutes is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk indien:
"het groepsrisico, gelet op de dichtheid van personen, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde", of "het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, met niet meer dan tien procent toeneemt, en de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, niet wordt overschreden".
Naast het plaatsgebonden - en groepsrisico kent het Besluit externe veiligheid transportroutes nog de term plasbrandaandachtsgebied: gebied waar bij het realiseren van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten rekening dient te worden gehouden met de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen.
Figuur 6.1 Uitsnede risicokaart, projectlocatie groen omlijnd
Relatie met het plangebied
Voor de beoordeling van de risico's is de risicokaart geraadpleegd. Het projectgebied is op dermate grote afstand van risicobronnen gesitueerd dat externe veiligheid niet van toepassing is op de ontwikkelingen die binnen dit gebied plaatsvinden. Externe veiligheid vormt hiermee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
6.14 Geluid
In het kader van de planontwikkeling dient bekeken te worden of er geluidsgevoelige objec-ten worden gerealiseerd. Op basis van de Wet geluidhinder zullen geluidsgevoelige objecten van gezoneerde wegen onderzocht moeten worden.
De projectlocatie is gelegen in de geluidszones van de Provincialeweg N516, de Weer en de route Pieter Jelles Troelstralaan - Dominee Martin Luther Kingweg - Zuidervaart. Daarnaast ligt het plangebied binnen de gedeeltelijk binnen de geluidszone van het industrieterrein Westpoort. Ten slotte is in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken naar de geluidbelasting van omliggende inrichtingen. Dit laatste aspect wordt nader uitgewerkt in paragraaf 6.19.
M+P geluidsadviseurs heeft onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van wegverkeerslawaai, industrielawaai en een goede ruimtelijke ordenening.
Het onderzoek is als Bijlage 5 gevoegd bij de toelichting van het bestemmingsplan.
De resultaten worden onderstaand nader uitgewerkt en toegelicht.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied is in de nabijheid van de gezoneerde wegen De Weer, Zuidervaart en de N516 gelegen. In het onderzoek zijn daarnaast een aantal overige 30 km/u wegen meegenomen.
Figuur 6.2Ligging plangebied in nabijheid van wegen
De Weer leidt tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde met maximaal 9 dB (57 dB) aan de oostzijde van het plangebied. Er zijn hogere waarden nodig om woningbouw hier mogelijk te maken. Indicatieve berekeningen op gevels van de geplande woningen toont aan dat de achterzijden van deze woningen geluidsluw zijn. Geluid afkomstig van andere wegen en van de nabijgelegen inrichtingen wordt afgeschermd, zodat de westzijde van de woningen over een stille buitenruimte beschikt.
De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. Onderzoek naar de geluidwering is nodig bij die delen van de uitwendige scheidingsconstructie, waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens gekeken naar de geluidsbelasting vanwege omliggende 30 km/u wegen. De maximale geluidsniveaus vanwege 30 km/u wegen bedragen tevens 57 dB, aan de westzijde van het plangebied. Aangezien de hoge geluidsbelastingen niet voorkomen bij dezelfde woningen acht het onderzoeksbureau dit als acceptabel. Het onderzoeksbureau adviseert om bij deze woningen maatregelen voor verhoogde geluidswering van de gevel te treffen. Indicatieve berekeningen laten zien dat alle woningen beschikken over een geluidsluwe zijde.
Industrielawaai
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van industrieterrein Westpoort. De geluidbelasting van Westpoort op het gehele plangebied bedraagt 50 dB(A) en voldoet daarmee aan de voorkeursgrenswaarde.
Bedrijvigheid
Rondom het plangebied zijn verschillende milieubelastende activiteiten aanwezig. Het betreft de basisschool CBS Tamarinde, Buitenschoolse opvang Tamarinde, Peuterspelen Tamarinde en een sportfaciliteit in eigendom van de gemeente Zaanstad. Deze laatste wordt verhuurd aan verschillende basisscholen in de buurt, alsmede aan verscheidende sportverenigingen.
Figuur 6.3 Locatie onderwijsinstellingen
In het kader van Bedrijven en milieuzonering wordt niet voldaan aan de richtafstand van 30 meter voor de drie onderwijstinstellingen en de gymzaal. In het onderzoek is daarom de geluidsbelasting van deze inrichtingen beschouwd.
Basischool Tamarinde
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is gekeken naar de totale geluidsimmissie ten gevolge van alle bronnen. Alleen resultaten met een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van meer dan 50/45/40 dB(A) (dag/avond/nachtperiode) zijn weergegeven. Voor de maximale geluidsniveaus zijn alleen waarden hoger dan 70/65/60 dB(A) (dag/avond/nachtperiode) weergegeven.
Uit de resultaten blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bij de omliggende woningen maximaal 62 dB (A) bedraagt. Hieruit blijkt dat het zomerfeest veruit de belangrijkste geluidsbron is. Vanwege het incidentele karakter kan gemotiveerd worden dat een 'normale' doordeweekse dag een meer representatief beeld geeft van de geluidsbelasting bij de woningen. Zonder het zomerfeest mee te rekenen is op een normale schooldag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bij de omliggende woningen maximaal 56 dB(A) in de dagperiode.
BSO/ Peuterspelen / Sportzaal
Uit het onderzoek blijkt dat voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau leidt geen van de inrichtingen tot overschrijdingen bij het plangebied. Met betrekking tot de maximale geluidniveaus wordt een piekwaarde bepaald van 71 dB(A), gelijk aan dat van de basisschool.
Indirecte hinder
In het onderzoek is ook gekeken naar de indirecte hinder. De berekende waarden bedragen maximaal 45 dB(A). Dit ligt onder in de circulaire genoemde voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
Conclusie
In het kader van wegverkeerslawaai leidt De Weer tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde met maximaal 9 dB aan de oostzijde van het plangebied. Hiervoor zijn hogere waarden noodzakelijk. De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. De maximale geluidsniveaus vanwege 30 km/u wegen bedragen tevens 57 dB, aan de westzijde van het plangebied. Aangezien de hoge geluidsbelastingen niet voorkomen bij dezelfde woningen kan deze belasting acceptabel worden geacht. Daar komt bij dat de woningen een geluidsluwe gevel hebben.
De geluidsbelasting door het industrieterrein Westpoort bedraagt 50 dB(A) over het gehele bouwplan en voldoet hiermee aan de voorkeursgrenswaarde.
In het kader van het aspect geluid bij Bedrijven en milieuzonering veroorzaakt de basisschool Tamarinde de hoogste geluidsbelasting. Op een gewone 'normale' representatieve doordeweekse dag bedraagt de geluidsbelasting 56 dB(A). De maximale piekwaarden op het plangebied bedragen 71 dB in de dagperiode. Beide geluidsbelastingen zijn hoger dan de richtwaarden.
Afwijking van de geluidrichtwaarden is echter mogelijk om de woningbouw mogelijk te maken. De overschrijdingen vinden plaats op schappelijke tijden, dat wil zeggen, in de dagperiode tot een uur of 15.00. Daarnaast worden maatregelen getroffen zodat de binnenwaarden geluidsniveaus in de woningen gehaald worden en een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd blijft.
6.15 Luchtkwaliteit
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast zijn er luchtkwaliteitseisen opgenomen in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekende mate bijdragen (Regeling NIBM).
AMvB 'niet in betekenende mate'
In het Besluit NIBM en de bijbehorende ministeriële Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
De definitie van 'niet in betekende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (µg/m3). Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg en 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
- kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg en 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.
Het project bestaat uit de ontwikkeling van 43 woningen. Hiermee valt het onder de grens van 1.500 woningen. Het project draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Op basis van de NIBM-rekentool kan de bijdrage in luchtkwaliteitsverslechtering worden bepaald ten aanzien van de verkeersgeneratie van de ontwikkeling. Uitgaande van de verkeersgeneratie cijfers uit paragraaf 6.6 is de NIBM-tool ingevuld.
Figuur 6.4 NIBM-tool
Goed woon- en leefklimaat
Op www.atlasleefomgeving.nl (geraadpleegd op 26 februari 2018) is te zien dat ter plaatse van de projectlocatie de grootschalige achtergrondconcentraties in 2015 van stikstofdioxide NO2 20,9 µg/m3, van fijnstof PM10 19,2 µg/m3 en van fijnstof PM2,5 11,2 µg/m3 zijn. De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdioxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Naar verwachting zal, wanneer de maximale bijdrage van het extra verkeer hierbij wordt opgeteld, de concentraties van zowel fijnstof als stikstofdioxide ruim onder de grenswaarden blijven.
Tabel 6.1 Achtergrondconcentratie luchtkwaliteit
Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
6.16 Geur
In deze paragraaf is bekeken in hoeverre er – met het oog op mogelijke geurhinder – sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten:
- Zijn er geurgevoelige objecten voorzien?
- Zijn deze geurgevoelige objecten standaard, minder of minst geurgevoelige objecten?
- Zijn er bedrijven die geur veroorzaken ter plaatse van het plangebied?
- Is deze geurbelasting aanvaardbaar?
- Als we alles in ogenschouw nemen is er dan sprake van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat?
6.16.1 Gemeentelijk geurbeleid
Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp, wat de reden is dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in de omgeving van het plangebied is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.
Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.
De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 onderscheidende hedonische waarden:
- Licht onaangename geur: H=-1
- Onaangename geur: H=-2
De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur, wanneer deze té overheersend wordt – zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is – is het echter niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde (geurbelasting) hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.
Volgens het geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur het onderscheid is als volgt: standaard gevoelige objecten, minder geurgevoelige objecten en minst geurgevoelige objecten. Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger. Het Zaans geurbeleid maakt onderscheidt in:
- Standaard geurgevoelige objecten, zoals woningen;
- Minder geurgevoelige objecten, zoals horeca en maatschappelijke functies;
- Minst geurgevoelige objecten, zoals bedrijven.
Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.
6.16.2 Betrekking tot het plan
Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?
In het plangebied zijn nieuwe geurgevoelige objecten voorzien. Het betreft 43 woningen. Deze objecten worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten. Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.
Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of nabij dit plangebied / deze ontwikkeling en is deze geurbelasting aanvaardbaar?
Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en evt. geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van dit plangebied.
De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in onderstaande tabel en worden hierna toegelicht.
Tabel 6.2 onderzochte bedrijven
Uit het onderzoek blijkt dat er in de nabijheid van de geurgevoelige objecten geen bedrijven zijn die relevante geurhinder veroorzaken. De aanwezige bedrijven overschrijden niet de richtafstanden tot de geurgevoelige objecten en er zijn ook geen andere aspecten waaruit blijkt dat de streefkwaliteit zou kunnen worden overschreden. Deze bedrijven veroorzaken geen geurhinder die relevant is voor dit plangebied. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van de bedrijven bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Met het oog op deze bedrijven is geur daarom geen belemmering voor dit plangebied.
6.16.3 Conclusie
In het plangebied zijn nieuwe woningen voorzien. Deze worden geclassificeerd als standaard geurgevoelige objecten. Er is onderzocht of er bedrijven zijn die geurhinder veroorzaken en of deze geurhinder aanvaardbaar is.
Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte bedrijven nu en naar verwachting in de toekomst geen geurhinder veroorzaken die relevant is voor dit plangebied. Geur is daarmee geen belemmering voor dit plangebied. Geconcludeerd kan worden dat in het plangebied ten aanzien van het aspect geur sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
6.17 Bodem
6.17.1 Wettelijk kader
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem.
De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.
6.17.2 Betrekking tot het plan
Bodemkwaliteit in het plangebied 'Pauwenven' Zaandam
Het bestemmingsplan betreft de locatie Pauwenven en De weer 10 in Zaandam.
Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctiekaart
De gemeente is verdeeld in zones van vergelijkbare bodemkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een bodemkwaliteitskaart. Binnen het plangebied is de zone B3 / O3 van toepassing. Dit betekent dat de bodem (boven- en ondergrond) gemiddeld matig verontreinigd is met koper en PCB's en licht verontreinigd is met cadmium, kwik, lood, molybdeen, zink en PAK.
Indien grond wordt toegepast, bijvoorbeeld voor ophoging, aanvulling, versteviging, demping en bouwrijp maken, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben. De minimale kwaliteit van de toe te passen grond is afhankelijk van de locatie waar de grond voor wordt toegepast. Er dient een dubbele toets uitgevoerd te worden. Er moet beoordeeld worden in welke bodemkwaliteitszone en in welke bodemfunctiezone de locatie valt. De strengste eis (meest schone zone) geldt vervolgens als toepassingseis. In de huidige situatie geldt dat binnen het plangebied alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit 'wonen'. De meest actuele versie van de bodemkwaliteitskaart, de bodemfunctiekaart en de toepassingskaart zijn op de website van de gemeente Zaanstad gepubliceerd.
In de huidige situatie is het westelijke deel braakliggend en begroeid met bomen. Op het oostelijke deel is een sporthal aanwezig. Bij nieuwbouw en/of wijziging van de functie onbebouwd en of sporthal naar de functie wonen is (actualiserend) bodemonderzoek noodzakelijk. Dit is in juli 2018 uitgevoerd en beoordeeld in dit kader.
Lokale verontreinigingen en saneringen
Op het perceel zijn in het verleden al meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Hierbij zijn in boven- en ondergrond maximaal lichte verhogingen met zware metalen en/of PAK's aangetroffen en geen asbest. Deze resultaten en het meest recente veldwerk zijn verwerkt in twee verkennende bodemonderzoek dat in 2017 en 2018 zijn uitgevoerd. Het gaat om de volgende bodemonderzoeken:
- Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de locatie De Weer 10a te Zaandam, Arnicon (RAPPORT H17-009-O), d.d. 28 maart 2017.
- Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de Pauwenven 3, De weer 10 en Ds. Martin Luther Kingweg 224A te Zaandam, Arnicon (RAPPORT C18-181-O), d.d. 17 juli 2018 (Bijlage 4).
In de grond is tijdens het bodemonderzoek in de bovenste 0,5 m van de bodem plaatselijk wat lichte verontreiniging met PCB's, zink, lood, PAK en minerale olie aangetroffen. Deze (zeer) lichte verontreinigingen zijn vooral te wijten aan wat lichte bijmengingen met puin. De ondergrond is licht verontreinigd met PAK.
Dit komt over het algemeen overeen met de verwachting volgens de bodemkwaliteitskaart en voor de ondergrond is de kwaliteit zelfs beter dan verwacht zou worden volgens de bodemkwaliteitskaart. In de loop van de tijd is er misschien wat puinhoudend materiaal in de bodem terecht gekomen door het gebruik en werkzaamheden. Het grondwater is ten hoogste licht verontreinigd met barium.
Voor zover bekend leveren de lichte verontreinigingen in de grond en het grondwater in het plangebied aanwezig is, geen humane, ecologische of verspreidingsrisico's op bij het beoogde gebruik.
Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de hypothese "verdacht" voor bodemverontreiniging met zware metalen, PCB's en mineralie olie gedeeltelijk wordt bevestigd. Dit naar aanleiding van de aangetroffen lichte verontreinigingen met lood, zink, PAK, PCB's en minerale olie die zijn aangetroffen in de puinhoudende bovengrond.
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd, dat de hypothese "onverdacht" voor het overige terrein wordt bevestigd.
De analyseresultaten geven geen aanleiding tot nader bodemonderzoek. De locatie wordt geschikt geacht voor de beoogde bestemming.
Op basis van de resultaten van het indicatieve asbestonderzoek wordt geconcludeerd dat de puinhoudende grond dient te worden beschouwd als niet asbestverdacht.
6.17.3 Conclusie
Op basis van de hierboven genoemde informatie blijkt dat de huidige bodemkwaliteit geschikt is voor de bestaande functies en de beoogde functie wonen met (en zonder) tuin.
Naar aanleiding van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
6.18 Natuur
6.18.1 Beleidskader
Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
Beleid en normstelling
Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Nationaal Natuurnetwerk (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.
6.18.2 Plangebied
Vanwege de sloop van huidige bebouwing en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van het terrein is ecologisch onderzoek verricht in het plangebied naar mogelijk beschermde diersoorten in het kader van de Wnb. Het ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot heeft het onderzoek verricht. Dit onderzoek is als Bijlage 3 bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen. Onderstaand zijn de resultaten weergegeven.
Figuur 6.3 Onderzoeksgebied, rood omrande bebouwing in het westen van het plangebied is reeds gesloopt.
De geplande werkzaamheden bestaan uit het slopen van de bestaande bebouwing, kappen van een aantal bomen, bouwen van 43 woningen (29 gezinswoningen en 14 seniorenwoningen) en aanleggen van parkeerplaatsen. De ecologisch gevoelige werkzaamheden zullen bestaan uit het verwijderen van de vegetatie-toplaag, het vergraven van de bodem, sloop van gebouwen en kappen en rooien van struiken en/of bomen.
6.19 Bedrijven En Milieuzonering
Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opgesteld. Hierdoor wordt in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de belangen van bedrijven en woningen.
Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt door de komst van nieuwe woningen.
Milieuzonering is een hulpmiddel bij ruimtelijke planvorming. Het is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt.
In de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. Hierbij worden richtafstanden gegeven per milieutechnisch aspect (geur, stof, geluid en gevaar), waarbij de grootste afstand bepalend is voor de indeling in een milieucategorie (tabel 1).
De richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. Zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat kan de richtafstand met één stap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied. In een gemengd gebied is sprake van een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen bijvoorbeeld winkels, horeca en kleine bedrijven voor.
Toetsing planinitiatieven
De omgeving in het projectgebied bestaat hoofdzakelijk uit woonfuncties met maatschappelijke functies. Het plangebied ligt in een gebied met omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dichtbij de woningen zijn drie onderwijsinstellingen en een gymzaal gelegen. Dergelijke activiteiten hebben op basis van de Svb-lijst de milieucategorie 2 (SBI-code 852, 8531), waardoor een richtafstand van 30 meter moet worden aangehouden. Ten opzichte van het onderwijsgebouw ligt de meest dichtbij gelegen gevel van het bouwplan op 20 meter afstand. Voor de gymzaal is dat slechts 5 tot 10 meter. De richtafstand van 30 meter tot deze inrichtingen wordt niet gehaald. Van deze richtafstand kan echter gemotiveerd worden afgeweken. Er is hiervoor naar geluidbelasting akoestisch onderzoek verricht in Bijlage 5.
Er dit dan te worden gewerkt met een stappenplan:
- 1. Stap 1: indien de richtafstand voor geluid niet wordt overschreden kan verdere toetsing voor geluid in principe achterwege blijven.
- 2. Stap 2 (indien stap 1 niet toereikend is): bij een geluidbelasting op woningen tot 50 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, 70 dB(A) voor de piekgeluiden en 50 dB(A) ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking is inpassing in een bestemmingsplan mogelijk. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk.
- 3. Stap 3 (indien stap 2 niet toereikend is): bij een geluidbelasting op woningen tot 55 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, 70 dB(A) voor de piekgeluiden en 65 dB(A) ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking is inpassing in een bestemmingsplan mogelijk. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk. Het bevoegd gezag dient te motiveren waarom het de geluidbelasting in deze concrete situatie acceptabel acht, waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidsbelasting moet worden betrokken.
- 4. Stap 4: indien het bevoegd gezag een hogere geluidsbelasting dan aangegeven in stap 3 wil inpassen, dient het dit grondig te onderzoeken, onderbouwen en motiveren, waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidsbelasting moet worden betrokken.
De stappen dienen doorlopen te worden. De resultaten van het onderzoek zijn uitgewerkt in paragraaf 6.14.
Uit het onderzoek blijkt dat (zonder het zomerfeest mee te rekenen) op een normale schooldag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bij de omliggende woningen maximaal 56 dB(A) in de dagperiode bedraagt. Een vergelijking met stap 4 van het VNG-stappenplan laat zien dat deze waarde in principe aanvaardbaar kan zijn, indien het bevoegd gezag de mogelijk geluidhinder onderzoekt en onderbouwd. Hierbij dient ook te worden gecumuleerd met de reeds aanwezige geluidsbelasting.
Conclusie
Er wordt ten aanzien van de drie onderwijsinstellingen en de gymzaal niet voldaan aan de richtafstanden. Er dient gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstanden. Er is hiervoor akoestisch onderzoek gedaan. De resultaten van het onderzoek zijn nader uitgewerkt in paragraaf 6.14.
De veroorzaakte geluidsbelasting vindt plaats op schappelijke tijden tot een uur of 15.00. Er worden maatregelen getroffen voor een verhoogde geluidswering van de gevel van de woningen. Daarnaast beschikken alle woningen over een geluidsluwe zijde. Om deze redenen wordt de afwijking van de richtafstanden aanvaardbaar geacht.
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskaders
Hoofdstuk 1 Algemene nationale beleidskaders
Hoofdstuk 2 Algemene regionale beleidskaders
Hoofdstuk 3 Algemene gemeentelijke beleidskaders
Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische waarden
Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke waarden
Hoofdstuk 6 Beleidskaders Wonen
Hoofdstuk 7 Beleidskaders Groen en openbare ruimte
Hoofdstuk 8 Beleidskaders Verkeer, vervoer en parkeren
Hoofdstuk 9 Beleidskaders Water
Hoofdstuk 10 Beleidskaders Maatschappelijk
Hoofdstuk 11 Beleidskaders Duurzaamheid
Hoofdstuk 12 Beleidskaders Externe veiligheid
Bijlage 2 Communicatie
Hoofdstuk 1 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is, overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegd. Gedurende bovengenoemde periode van inzage kon iedereen, naar keuze mondeling of schriftelijk, zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan kenbaar maken.
De zienswijzen zijn in een nota beantwoord. De nota is als Bijlage 8 bij de toelichting gevoegd. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Vooroverleg (3.1.1 Bro)
Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht om in overleg te treden met de besturen van bestuursorganen die betrokken en belanghebbend zijn bij een nieuw bestemmingsplan. Deze verplichting is beperkt tot bestuursorganen.
Daarnaast zijn ook, in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestemmingsplan (artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht), enkele andere organisaties en partijen die bijzondere betrokkenheid hebben bij dit plangebied om advies gevraagd.
Het concept bestemmingsplan is om advies toegezonden aan:
Overlegpartners.
- 1. Provincie Noord-Holland
- 2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
- 3. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
- 4. Nederlandse Gasunie
- 5. Tennet
Alleen de reactie van het Hoogheemraadschap heeft geleid tot een verandering van de waterparagraaf. De reactie van het Hoogheemraadschap was als volgt:
In het voortraject is reeds afstemming geweest over dit plan met het hoogheemraadschap. De digitale watertoets heeft plaatsgevonden op 26 juni 2017. In het overleg op 19 april 2018 tussen gemeente, ontwikkelaar en het HHNK zijn afspraken gemaakt over met name de verrekening van de benodigde watercompensatie.
Doordat het plangebied niet direct grenst aan oppervlakte is er voor gekozen om het compensatiewater middels de waterbank van polder Oostzaan te verrekenen. Het huidige streefpeil in de polder Oostzaan rondom het plangebied is NAP-1,46 meter.
Het principe van de watercompensatie staat goed in de waterparagraaf vermeld maar als uitwerking van het overleg van 19 april zou de verhardingsberekening nog uitgewerkt en toegezonden worden. Deze heeft het Hoogheemraadschap nog niet ontvangen, waardoor de genoemde verhardingstoename van 3093 m2 niet te controleren is. Graag de berekening van de verhardingstoename nog naar ons toezenden en in waterparagraaf opnemen.
Verder is een klimaatbestendige inrichting van het plangebied Pauwenven van belang. Het Hoogheemraadschap verzoekt om hier in de waterparagraaf aandacht aan te besteden. Met een goede maaiveldinrichting kan eventuele wateroverlast bij clusterbuien worden voorkomen en/of wordt overtollig regenwatern naar locaties gestuurd waar de minste schade wordt veroorzaakt. Verder is het bij stedelijke verdichting belangrijk om voldoende ruimte te reserveren voor onverhard/groen waardoor neerslag ook deels kan infiltreren en vertraagd tot afstroming komt. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de mogelijke beperkingen of mogelijkheden van de bodemgesteldheid en aanwezige drooglegging.
In de Toelichting wordt in de waterparagraaf 6.8 en Bijlage 1 Hoofdstuk 9 Beleidskader Water summier ingegaan op het beleid/ de Keur van het Hoogheemraadschap. Wij verzoeken u dit uit te breiden met de tekst zoals in de digitale watertoets reeds is aangegeven en hieronder nogmaals staat vermeld.
Deze opmerkigen zijn in de toelichting in 6.7 en Hoofdstuk 9 Beleidskaders Water verwerkt.
De overige overlegpartners hebben geen reacties ingediend die geleid hebben tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Ambtshalve wijzigingen
Op de informatieavond (29 januari 2019) is er met een aantal bewoners van de Pauwenven gesproken over de optie om het betreffende bouwblok een kwartslag te draaien. Hier werd destijds positief op gereageerd. Er is door de bewoners een zienswijze (2019/4066) ingediend, maar daarin is deze optie niet aangedragen. Op 10 april 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden met de indieners van de zienswijze. In overleg is er voor gekozen het bouwblok een kwartslag te draaien, dit zorgt voor een verkleind breedteprofiel van de bebouwing aan de Pauwenven waardoor meer open ruimte ontstaat.