KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Sport - 1
Artikel 5 Sport - 2
Artikel 6 Verkeer - Verblijf
Artikel 7 Water
Artikel 8 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Wat Maakt Dit Plan Mogelijk?
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Aanloop Bestemmingsplan
2.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Verantwoording
3.1 Waarom Kiezen We Voor Dit Plan?
Hoofdstuk 4 Planonderbouwing
4.1 Archeologie
4.2 Cultuurhistorische Waarden
4.3 Stedenbouwkundige / Landschappelijke Uitgangspunten
4.4 Verkeer En Parkeren
4.5 Water
4.6 Elektromagnetische Straling
4.7 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.8 Duurzaamheid
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Geluid
4.11 Luchtkwaliteit
4.12 Geur
4.13 Bodem
4.14 Natuur
4.15 Bedrijven En Milieuzonering
4.16 Trillinghinder
4.17 Afweging Naar Aanleiding Van Het Milieueffect
4.18 Gezondheid
4.19 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Participatie
5.1 Overleg Met Overheden En Diensten
5.2 Zienswijzen
5.3 Ambtshalve Wijzigingen
Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
6.2 Begrippen En Wijze Van Meten
6.3 Bestemmingen
6.4 Groen (Artikel 3)
6.5 Sport - 1 (Artikel 4)
6.6 Sport - 2 (Artikel 5)
6.7 Verkeer - Verblijf (Artikel 6)
6.8 Water (Artikel 7)
6.9 Leiding - Gas (Artikel 8)
6.10 Anti-dubbeltelregel (Artikel 9)
6.11 Algemene Bouwregels (Artikel 10)
6.12 Algemene Gebruiksregels (Artikel 11)
6.13 Algemene Afwijkingsregels (Artikel 12)
6.14 Overgangs- En Slotregels (Artikelen 13 En 14)
Bijlage 1 Communicatie
Hoofdstuk 1 Zienswijzen
Bijlage 2 Beleidskaders
Hoofdstuk 1 Algemene Nationale Beleidskaders
Hoofdstuk 2 Algemene Provinciale En Regionale Beleidskaders
Hoofdstuk 3 Algemene Gemeentelijke Beleidskaders
Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische Waarden
Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke Waarden
Hoofdstuk 6 Beleidskaders Groen En Openbare Ruimte
Hoofdstuk 7 Beleidskaders Verkeer, Vervoer En Parkeren
Hoofdstuk 8 Beleidskaders Water
Hoofdstuk 9 Beleidskaders Technische Infrastructuur
Hoofdstuk 10 Beleidskader Externe Veiligheid
Hoofdstuk 11 Beleidskader Geur
Hoofdstuk 12 Beleidskader Gezondheid
Bijlage 3 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 4 Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 5 Vleermuisonderzoek
Bijlage 6 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 7 Nota Van Beantwoording Overlegreacties, Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Sportpark Hoornseveld

Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad

Vastgesteld op 22-04-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Sportpark Hoornseveld met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3874BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken die geen gebouw zijn.

1.4 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  1. a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
  2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.

1.5 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.6 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.7 Bevi-inrichting

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.8 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.9 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.10 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar als gevolg van de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken die geen gebouwen zijn, zijn toegelaten.

1.11 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.12 functioneel aan sport verbonden voorzieningen

Voorzieningen die aanvullend en ondersteunend zijn aan de sport en geen sportvoorziening zijn.

1.13 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.14 geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  1. a. een woning;
  2. b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. onderwijsgebouw;
    2. 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    3. 3. verzorgingstehuis;
    4. 4. psychiatrische inrichting;
    5. 5. kinderdagverblijf;
  3. c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. woonwagenstandplaats;
    2. 2. ligplaats voor woonschepen.

1.15 hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.16 kampeermiddelen

Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;

  1. a. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
  2. b. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.

1.17 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.18 mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.19 nutsvoorzieningen

Voorzieningen voor het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.20 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.21 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.22 sportvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die gebruikt worden voor en bij het beoefenen van een sport, zoals een sportveld, een sporthal, een gymzaal, een kleedlokaal en een kantine.

1.23 verblijfsgebied

Gebied waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.24 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals een rijweg, een parkeervoorziening, een fiets- of voetpad en bermen.

1.25 waterhuishoudkundige voorzieningen

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.26 zendmast

een bouwwerk dat geen gebouw is, waarop antenne-installaties zijn geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 bouwhoogte

De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 oppervlakte

2.3 peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:

  1. a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  2. b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  3. c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  4. d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  5. e. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
  6. f. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  1. b. een ontsluiting voor een brug over de Gouw; en
  2. c. fiets- en voetpaden.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Gronden en bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 3.1 en artikel 11.2, onder a, b, e, g, j, k en l.

Artikel 4 Sport - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport; en
  2. b. sportvoorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  1. c. functioneel aan sport verbonden voorzieningen;
  2. d. verkeersvoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. water;
  5. g. lichtmasten voor veldverlichting; en
  6. h. reclameobjecten.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Gronden en bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 4.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 11, gelden.

Artikel 5 Sport - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport; en
  2. b. sportvoorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  1. c. functioneel aan sport verbonden voorzieningen;
  2. d. verkeersvoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. water;
  5. g. lichtmasten voor veldverlichting; en
  6. h. reclameobjecten.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Gronden en bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 5.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 11, gelden.

Artikel 6 Verkeer - Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeersvoorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. laad- en losvoorzieningen;
  4. d. manoeuvreerruimtes;
  5. e. water;
  6. f. reclameobjecten;
  7. g. voorzieningen voor het openbaar vervoer; en
  8. h. een zendmast, alleen op de plaats van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Gronden en bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 6.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 11, gelden.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beroeps- en recreatievaart;
  2. b. water; en
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  1. d. bruggen;
  2. e. kaden;
  3. f. oeverstroken;
  4. g. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen; en
  5. h. steigers en andere werken voor waterrecreatie en beroepsmatig varen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 7.2.2 sub b aanhef en onder 2 voor het bouwen van een steiger met een grotere omvang op voorwaarde dat:

  1. a. deze alleen bedoeld is voor openbaar gebruik;
  2. b. dit niet kan leiden tot een slechtere doorstroming van waterlopen;
  3. c. dit geen belemmering vormt voor het onderhoud van de watergangen en oevers;
  4. d. dit geen negatieve effecten heeft op ecologische waarden en het ruimtelijk beeld; en
  5. e. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Gronden em bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 7.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 11, gelden.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor de instandhouding en bescherming van gasleidingen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden worden geen bouwwerken gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 8.2 voor het bouwen van bouwwerken op voorwaarde dat:

  1. a. het bouwwerk voldoet aan de bouwregels die zijn opgenomen in de andere bestemmingen die voor deze gronden gelden;
  2. b. het bouwwerk en/of de bouwactiviteit de veiligheid voor de gasleiding niet schaadt; en
  3. c. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de leidingbeheerder over de wenselijkheid van het bouwwerk in relatie tot de veiligheid en instandhouding van de gasleiding.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Parkeren

  1. a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op deze plek of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied.
  2. b. Voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016.
  3. c. Als deze beleidsregels tijdens de planperiode worden gewijzigd of vervangen wordt rekening gehouden met de wijziging of met de vervangende beleidsregels.

10.2 Duikers in en bruggen boven water

Duikers en bruggen kunnen boven water worden gebouwd op voorwaarde dat:

  1. a. de bouwhoogte van een brug of duiker niet hoger is dan 10 m;
  2. b. de doorvaarthoogte van een brug niet minder is dan 1,20 m; en
  3. c. de doorvaartbreedte van een brug niet minder is dan 2,50 m.

10.3 Gebouwen voor nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen kunnen worden gebouwd op voorwaarde dat:

  1. a. de bouwhoogte van een gebouw niet hoger is dan 4 m; en
  2. b. de oppervlakte van een gebouw niet meer is dan 15 m2.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tenzij de bestemmingsregels nadrukkelijk anders bepalen, worden gronden en gebouwen niet gebruikt voor:

  1. a. seksinrichtingen;
  2. b. Bevi-inrichtingen;
  3. c. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
  4. d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  5. e. andere opslag anders dan op die plaats nodig voor de bestemming;
  6. f. het storten van puin en afvalstoffen;
  7. g. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  8. h. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
  9. i. het afmeren van woonschepen, woonarken of andere vaartuigen die worden bewoond of worden gebruikt voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.

11.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Tenzij de bestemmingsregels nadrukkelijk anders bepalen, kunnen gronden en gebouwen ook voor de volgende functies worden gebruikt op voorwaarde dat deze functies ondergeschikt zijn aan het hoofdgebruik, bedoeld in de bestemmingsregels:

  1. a. duikers en bruggen boven water;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. laad- en losvoorzieningen;
  4. d. manoeuvreerruimtes;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. perceelsontsluitingen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. verblijfsgebied;
  10. j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  11. k. water; en
  12. l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Afwijking algemeen

Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor:

  1. a. het bouwen van een gebouw voor nutsvoorzieningen of elektriciteitsvoorzieningen waarvan de bouwhoogte niet hoger is dan 5 m en de oppervlakte van dat gebouw niet meer is dan 30 m²;
  2. b. het afwijken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met niet meer dan 10%;
  3. c. het afwijken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen; of
  4. d. het bouwen van vlucht- of noodtrappen;

op voorwaarde dat:

    1. 1. in de gevallen, bedoeld onder b, c en d, de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of nodig is in verband met de werkelijke toestand van de gronden of om te voldoen aan het Bouwbesluit; en
    2. 2. in het geval, bedoeld onder c, het alleen om kleine afwijkingen van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen gaat van niet meer dan 2 m.

12.2 Afwijking voor wegen

Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het voor een klein deel buiten de bestemmingsgrens realiseren van wegen of de aansluiting van wegen op voorwaarde dat:

  1. a. dit nodig is voor de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit; en
  2. b. de leefkwaliteit op de plek van naastgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan door een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Als het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Sportpark Hoornseveld van de gemeente Zaanstad.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

De gemeente Zaanstad is voornemens om het Sportpark Hoornseveld in Zaandam te herontwikkelen. Dit bestemmingsplan biedt het juridisch planologisch kader hiervoor. De locatie is ongeveer 15 hectare groot.

In samenwerking met de betrokken sportverenigingen heeft de gemeente Zaanstad vanaf 2017 een toekomstbestendig plan voor het sportpark ontwikkeld. Hierdoor wordt de beschikbare ruimte voor sportvoorzieningen op het sportpark beter gebruikt. Ook worden sportvoorzieningen naar het sportpark verplaatst. Door die verplaatsing komt er op andere plekken in Zaandam ruimte voor woningbouw en andere ontwikkelingen vrij. Het Sportpark Hoornseveld krijgt met de herontwikkeling een impuls waarbij onder andere zwembad De Slag een nieuwe binnen-accommodatie krijgt.

Met dit bestemmingsplan wordt een nieuw ruimtelijk regime voor het plangebied van kracht, dat de herontwikkeling van het sportpark mogelijk maakt.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied bestaat uit de gronden van het Sportpark Hoornseveld. Het ligt centraal in Zaandam, tussen de snelwegen A7 en A8 aan de zuidzijde respectievelijk oostzijde, de spoorlijn Zaandam - Enkhuizen aan de noordzijde en watergang de Gouw aan de westzijde. Sportpark Hoornseveld ligt in Kogerveldwijk. Deze wijk bestaat uit drie buurten en nu nog twee sportparken. Op Sportpark Hoornseveld zijn meerdere sportverenigingen actief met een breed en gevarieerd sportaanbod. Daarnaast is Zalencentrum De Tulp naast het sportpark gevestigd. Het zalencentrum maakt geen onderdeel uit van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3874BP-0301_0001.png" Afbeelding 1: Ligging plangebied

1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen

Voor de gronden van het plangebied gold, voorafgaand aan dit bestemmingsplan, geen bestemmingsplan. Hierdoor wordt teruggegrepen op de Bouwverordening Zaanstad 2008. Voor wat betreft bouw- en gebruiksmogelijkheden staan in de bouwverordening nauwelijks beperkingen.

Voor de voorgenomen herontwikkeling van het sportpark is het vaststellen van een nieuw ruimtelijk kader gewenst. Dit bestemmingsplan geeft dat kader voor de toekomstige bouw- en gebruiksmogelijkheden van het gebied.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Sportpark Hoornseveld. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding staan. Deze gaat onder meer in op de geldende beleidskaders en doet in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal, regionaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt thema-specifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Hoofdstuk 2 Wat Maakt Dit Plan Mogelijk?

2.1 Bestaande Situatie

Op het Sportpark Hoornseveld is voetbalvereniging FC Zaandam gevestigd. FC Zaandam is een fusievereniging die op 1 juli 2018 is ontstaan uit de verenigingen Hellas Sport en Zilvermeeuwen.

Op het Sportpark Hoornseveld zijn ook korfbalvereniging ZKV, tennisvereniging LTVZ, schietsportvereniging Zaanstad en de Saense Handboog Skutters gevestigd. Aan de oostzijde van de locatie bevindt zich Zalencentrum De Tulp. Het Sportpark Hoornseveld is verouderd en maakt een wat vervallen indruk.

Op het sportpark zijn diverse gebouwen en bouwwerken aanwezig waaronder sportaccommodaties, een dienstgebouw en een tribune. Het bebouwd oppervlak van de gebouwen en overige bouwwerken bedraagt in totaal circa 4.900 m2.

Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich de Prins Bernhardweg (A7) en tussen deze weg en de Sportlaan is tankstation Esso gevestigd. Aan de overzijde van de weg staat het tankstation van Texaco. Net als het Zalencentrum De Tulp maken de tankstations geen deel uit van het plangebied.

2.2 Aanloop Bestemmingsplan

In 2016 is bij de vaststelling van MAAK.Zaanstad door de gemeenteraad besloten dat kwaliteit centraal staat in de verdere ontwikkeling van Zaanstad. Niet alleen waar het gaat om ruimtelijke kwaliteit, maar nadrukkelijk ook waar het gaat om kwaliteit van leven, wonen en werken. Daarbij gaat het uitdrukkelijk om een goed kwalitatief voorzieningenniveau en een goede eigentijdse sportaccommodatie en het stimuleren van een gezonde leefomgeving, waar bewegen en sporten onderdeel van uit maakt.

De toekomst van de buitensportaccommodaties in de gemeente Zaanstad vraagt al jarenlang aandacht. Er zijn een groot aantal sportparken, verouderde opstallen, verenigingen die kampen met (dreigende) exploitatietekorten en een matige spreiding over de wijken. Het in stand houden van het grote aantal sportparken is financieel niet meer haalbaar. Aan de andere kant hanteert de gemeente Zaanstad als uitgangspunt dat elke Zaankanter moet kunnen sporten. Daarom heeft de gemeente zich de afgelopen jaren ingezet om de basis op orde te krijgen.

Zwembad De Slag in Zaandam Zuid is een oud gebouw dat aan vervanging toe is. In 2016 is besloten vervangende nieuwbouw te plegen op een nog nader te bepalen locatie in Zaandam Zuid. De gemeente heeft in 2017 en 2018 verschillende locaties onderzocht en besproken met de huidige, vaste gebruikers. Gekozen is voor vervangende nieuwbouw op Sportpark Hoornseveld. Het zwembad op deze locatie versterkt de verbinding tussen Peldersveld en Oostzijderveld en het biedt kansen om een verouderd sportpark nieuw leven in te blazen.

Door efficiënter met de beschikbare ruimte voor sportvoorzieningen om te gaan, komt er op andere plekken in Zaandam ruimte voor (woningbouw)ontwikkeling, zoals op de huidige locatie van zwembad De Slag, Sportpark Poelenburg en Sportpark Oostzijderveld. Tegelijkertijd wordt een kwaliteitsslag gemaakt voor het Sportpark Hoornseveld. Daarmee past deze investering bij de groei van de stad en de ambities die Zaanstad o.a. in MAAK.Zaanstad voorziet.

In de Routekaart Buitensport, vastgesteld door de gemeenteraad in 2013 en 2014, is het Sportpark Oostzijderveld aangewezen voor woningbouw. Sportpark Hoornseveld blijft volgens deze routekaart voor de huidige functie behouden waarbij ruimte is voor herontwikkeling en optimalisatie van het totale sportpark.

2.3 Ontwikkelingen

Het huidige Sportpark Hoornseveld zal transformeren tot een nieuw, uitnodigend en multifunctioneel sportpark met verschillende verenigingen. Tennisvereniging De Gouw en z.v.v. Zaanlandia zullen van het naastgelegen Sportpark Oostzijderveld naar het Sportpark Hoornseveld verhuizen. Op het Sportpark Hoornseveld komen 6 nieuwe voetbalvelden waarvan 2 grote kunstgrasvelden, 2 mini kunstgrasvelden en 2 grote natuurgrasvelden, 12 nieuwe tennisbanen en 4 padelbanen. Padel is een mix van tennis en squash. De korfbalvelden worden binnen het plangebied verplaatst en de bestaande (club)accommodaties worden vervangen door nieuwe gebouwen. Daarnaast zal het binnenzwembad De Slag, dat nu gevestigd is aan de Koningsgeelstraat 3 in Zaandam, naar het sportpark worden verplaatst. Het zwembad wordt centraal in het plangebied gerealiseerd. Het krijgt de afmetingen van een eredivisiebad waarbij wedstrijden met publiek kunnen worden georganiseerd.

Hieronder is een overzicht opgenomen van verenigingen die in de toekomstige situatie op Sportpark Hoornseveld gevestigd zijn met per vereniging/accommodatie het maximum toekomstig brutovloeroppervlak (BVO).

Tabel 1: Verenigingen en accommodaties met maximum toekomstig BVO (inclusief buitenbergingen voor opslag van materieel)

Vereniging Maximum toekomstig BVO
Tennisvereniging De Gouw en tennisvereniging LTVZ 550 m2
Voetbalverenigingen FC Zaandam en z.v.v. Zaanlandia 2.000 m2 (totaal voor max 2 lagen)
Tribune voetbalverenigingen 300 m2
Korfbalvereniging ZKV 650 m2
Schietsportvereniging Zaanstad (incl. uitbreiding) 1.700 m2
Binnenzwembad De Slag 7.450 m2 (totaal voor max 2 lagen)
Saense Handboog Skutters (blijft ongewijzigd) 400 m2

Met uitzondering van de accommodatie van de schietsportvereniging en de handboogschietvereniging worden alle bestaande gebouwen gesloopt.

Met de voorgenomen herontwikkeling worden bomen en groenstructuren zoveel mogelijk behouden. Gedeeltelijke kap is echter onvermijdelijk. Het sportpark is niet openbaar en de hier aanwezige bomen staan niet op de gemeentelijke lijst van behoudenswaardige bomen. Door deze situatie geldt er geen vergunningplicht en herplantplicht voor het kappen. Toch zullen voor de te kappen bomen, nieuwe bomen op het sportpark worden geplant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3874BP-0301_0002.png"

Afbeelding 2: Concept inrichtingsplan nieuwe situatie

Hoofdstuk 3 Verantwoording

3.1 Waarom Kiezen We Voor Dit Plan?

Dit bestemmingsplan maakt intensivering van het gebruik van het bestaande sportpark mogelijk en geeft een belangrijke impuls aan de ruimtelijke kwaliteit.Verouderde accommodaties en sportvelden worden vervangen waarmee een toekomstbestendig sportpark ontstaat. Daarnaast komt er door dit initiatief op andere plekken in Zaandam ruimte voor woningbouw en andere ontwikkelingen vrij. Het plan is in samenwerking met de betrokken sportverenigingen tot stand gekomen.

Bij het bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening afgewogen op welke manier functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, ook in verhouding tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van milieubelastende en milieugevoelige functies ten opzichte van elkaar.

Dit bestemmingsplan voldoet aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening. Een bestaand, verouderd sportpark wordt geïntensiveerd en toekomstbestendig gemaakt waarbij de beschikbare ruimte voor sportvoorzieningen beter zal worden gebruikt. Zwembad De Slag wordt naar het sportpark verplaatst en geeft een extra impuls aan de locatie. Het plan is in samenwerking met de betrokken sportverenigingen tot stand gekomen. Door de verplaatsing van sportvoorzieningen naar Sportpark Hoornseveld komt ruimte vrij voor woningbouw en andere ontwikkelingen. Uit de analyse naar milieu- en omgevingsfactoren (hoofdstuk 4) volgen geen belemmeringen die de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staan.

Binnen dit bestemmingsplan worden geen geluid- en/of geurgevoelige functies mogelijk gemaakt. Het initiatief maakt bovendien geen nieuwe functies mogelijk in vergelijking tot de bestaande situatie. De voorgenomen intensivering van het gebruik is wel van belang. De aspecten verkeer en parkeren vormen in dat kader belangrijke aspecten bij de herontwikkeling. Paragraaf 4.4 gaat hier op in.

Hoofdstuk 4 Planonderbouwing

4.1 Archeologie

Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) vormen in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. Als gevolg hiervan moet iedere gemeente aandacht besteden aan de archeologie op haar grondgebied en dit aspect verwerken in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke instrumenten.

De Archeologienota Zaanstad 2009 bevat de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet 1988. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aangeeft. Aan omgevingsvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Die eisen staan in projectbesluiten en ontheffingen van het bestemmingsplan.

Betekenis voor het project

Volgens de Archeologienota Zaanstad 2009 heeft de te ontwikkelen locatie geen archeologisch waarde. Door het bouwrijp maken van het plangebied in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw en de aanleg van de sportvelden zullen de eventueel aanwezige archeologische resten zodanig beschadigd zijn dat ze weinig archeologische informatie opleveren.

Ook op de door het college vastgestelde Cultuurhistorische waardenkaart 2006, is de locatie niet aangemerkt als een gebied dat archeologische waarden bevat.

Een archeologisch onderzoek is dus niet nodig. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Cultuurhistorische Waarden

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) bevat een bestemmingsplan een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Betekenis voor het project

De Gouw, de oostgrens van het gebied, is één van de twee overgebleven, in een noord-zuid richting lopende, doorgaande vaar-/ontginningssloten op de oostelijke Zaanoever. De Gouw heeft daarom hoge historisch geografische waarde die behouden moet blijven. In het plangebied en de directe omgeving staan geen gebouwen of objecten die een cultuurhistorische waarde kennen.

De cultuurhistorische waarden worden door dit bestemmingsplan niet aangetast. Het aspect cultuurhistorie vormt dus geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Stedenbouwkundige / Landschappelijke Uitgangspunten

Een bestemmingsplan dient inzicht te geven op welke wijze met de voorgenomen ontwikkeling rekening wordt gehouden met de stedenbouwkundige en landschappelijke structuur.

Betekenis voor het project

Met de voorgenomen herontwikkeling van het Sportpark Hoornseveld zal ook de beeldkwaliteit toenemen. De gebouwen op het sportpark zijn verouderd waardoor het geheel een redelijk vervallen indruk maakt.

De herontwikkeling van het Sportpark Hoornseveld vindt plaats binnen de structuur van het inrichtingsplan. In dit plan wordt de waterstructuur en het huidige groene karakter van het gebied zoveel mogelijk behouden en krijgen de verschillende functies een plek. Ook na de herontwikkeling waarbij extra functies en bebouwing worden toegevoegd zal het Sportpark Hoornseveld zich kenmerken door vooral veel open ruimtes bij de verschillende sportvelden en parkeervelden. De randen van het gebied en van de sportvelden worden groen afgezoomd.

Belangrijk onderdeel van de herontwikkeling is een ontsluitingsas voor langzaam verkeer die het gebied in oost-west richting op een royale en herkenbare manier aan elkaar, en via de brug over de Gouw aan de rest van de Kogerveldwijk en de wijdere omgeving koppelt. Het nieuwe zwembad De Slag wordt centraal in het gebied, aan de openbare ontsluitingsas gerealiseerd.

De hoofdlijnen van het inrichtingsplan zorgen voor een eenduidige structuur waarbinnen de verschillende (sport)functies hun eigen invulling kunnen krijgen. Deze nadere invulling zal moeten passen binnen het eenduidige beeld van het sportpark waarbij getoetst wordt aan de volgende criteria:

Buitenruimte:

  • Ontsluitingsas in één verschijningsvorm;
  • Parkeerterrein groen inrichten;
  • Aandacht voor duurzaamheidsaspecten zoals het gebruik van een waterdoorlatende verharding en het vasthouden en afvoeren van water;
  • Zoveel mogelijk behoud bestaande bomen;
  • Realisatie van een open sportpark waarbinnen de verschillende onderdelen van het sportpark minimaal van elkaar afgeschermd worden en onderdeel zijn van het grotere geheel, waarbij de functies vanaf de ontsluitingsas zichtbaar zijn;
  • Erfscheidingen, hekwerken en straatmeubilair worden mee-ontworpen en zijn voor het hele sportpark gelijk;
  • Behoud en versterking van de ecologische hoofdstructuur in de Gouw.

Ligging:

  • Gebouwen maken deel uit van een stedenbouwkundig patroon;
  • Gevels richten op de openbare ruimte;
  • De overgangszone tussen gebouwen en openbaar gebied is met aandacht en expressie ontworpen, zowel qua gebruik als qua verschijningsvorm.

Bouwmassa:

  • Het ontwerp van het zwembad vormt de basis voor de andere nieuwe bebouwing op het sportpark: qua uitstraling aansluiten bij het ontwerp van het zwembad;
  • Evenwicht wordt hierbij gezocht tussen het herkenbaar zijn als onderdeel van het ensemble als geheel en de individuele expressie van elk volume;
  • Toepassing van een eenduidige hoofdvorm;
  • Ieder gebouw heeft een representatieve en herkenbare entree en de voorgevel is zoveel mogelijk georiëntateerd op de belangrijkste openbare ruimte;
  • Zo veel mogelijk zichtbaarheid van de gebouwen vanaf de ontsluitingsas;
  • Aandacht voor een kwalitatieve detaillering die past binnen de standaard van de gemeente Zaanstad;
  • Bij voorkeur eventuele aan- en uitbouwen gelijktijdig met het hoofdvolume van het gebouw ontwerpen;
  • Bij voorkeur eventuele bergingen en bouwwerken voor opslag en onderhoud gelijktijdig met het hoofdvolume van het gebouw ontwerpen;
  • Goed zichtbare uitbreidingen als aanbouwen, opbouwen en dakkapellen vormgeven als ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa;
  • Aandacht voor duurzaamheidsaspecten.

Architectonische uitwerking en detaillering:

  • In verhouding met de schaal van het gebouw dienen de entrees herkenbare expressie te krijgen;
  • Gevels hebben een herkenbare plint en boven-beëindiging
  • De architectonische uitwerking en detaillering zijn verzorgd;
  • Wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op die van de oorspronkelijk bij de bouw aanwezige herkenbare ruimtelijke eenheid.

Materiaal en kleur:

  • Passen in de ontworpen samenhang en differentiatie van het ensemble;
  • Gebruik van gelede gevelbekleding als verwijzing naar de gevel opbouw van het typisch zaanse huis;
  • Gebruik van kleuren in overwegend zwart- en groentinten of naturel hout.

4.4 Verkeer En Parkeren

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan inzicht te geven in de gevolgen van de ontwikkeling op het gebied van verkeer en parkeren.

Betekenis voor het project

Verkeer

Op het sportpark geldt een 30 km/u gebied, waarbij de voorrang op de kruispunten gelijkwaardig is. Het gemotoriseerd verkeer wordt bij aankomst op het sportpark direct naar het aanwezige parkeerterrein geleid. Van hieruit lopen de bezoekers naar een van de sportvoorzieningen. De toekomstige ontsluiting van het gebied vindt plaats via een nog te realiseren aansluiting op de Prins Bernhardweg. Tot die tijd is de onderdoorgang naast de Prins Bernardweg naast de Gouw de ontsluitingsweg. Verder komt er een brug van het Oostzijderveld over de Gouw naar het sportpark (eenrichtingsverkeer).

Verkeersgeneratie

In onderstaande tabel is de te verwachten verkeersgeneratie van en naar Sportpark Hoornseveld inzichtelijk gemaakt voor de toekomstige situatie. Onder verkeersgeneratie per dag wordt de totale hoeveelheid gemotoriseerd verkeer (exclusief openbaar vervoer) verstaan die per dag naar het sportpark toe rijdt en hiervan wegrijdt

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3874BP-0301_0003.png"

Tabel 2: Verkeersgeneratie

Uit een berekening van de verkeersgeneratie van de voorgaande situatie, volgt een verkeersgeneratie van 1.657 verkeersbewegingen. De conclusie is dat er als gevolg van het plan een extra verkeersgeneratie wordt verwacht van 413 motorvoertuigen per etmaal.

Aansluitingen op Prins Bernhardweg

Er loopt een onderzoek naar twee aansluitingen van het sportpark op de Prins Bernardweg. De aansluiting van het sportpark op de Prins Bernardweg is mede afhankelijk van de uitkomsten van de planstudie A7/A8 waarbij ook de afwaardering van het laatste stuk van de A7 bij Zaandam aan de orde is. Deze afwaardering moet nog nader worden uitgewerkt en het eventueel benodigde ruimtebeslag hiervoor is nog onbekend. Na afwaardering van de A7 zou de eventuele inpasbaarheid van een nieuwe aansluiting ter hoogte van het sportpark kunnen worden bekeken.

Onder de Prins Bernardweg is een onderdoorgang voor het gemotoriseerde en langzame verkeer. Deze onderdoorgang blijft gehandhaafd voor al het verkeer zolang de aansluitingen op de Prins Bernardweg niet zijn gerealiseerd. Na realisatie van de aansluiting op de Prins Bernhardweg wordt de onderdoorgang gesloten voor gemotoriseerd verkeer om sluipverkeer vanuit Peldersveld en Poelenburg naar het knooppunt Zaandam te voorkomen.

Indien het onderzoek naar de aansluitingen op de Prins Bernardweg positief is, zal hierover afstemming met Rijkswaterstaat (RWS) plaatsvinden. RWS zal uiteindelijk haar goedkeuring moeten geven. De procedure van uitwerking en bestuurlijke besluitvorming zal geruime tijd in beslag nemen en valt als zodanig buiten de scope van dit bestemmingsplan.

Aansluiting op Oostzijderveld

Het auto- en fietsverkeer wordt ontsloten via de nieuwe auto- en fietsbrug over de Gouw. Dit is een éénrichtingsverkeer brug voor het autoverkeer (van Oostzijderveld naar Hoornseveld). Zodra het autoverkeer over de brug is, kan worden geparkeerd op het parkeerterrein van het sportpark. Om het gebied te verlaten rijdt men onder de Prins Bernardweg door langs de Gouw of maakt men gebruik van de beoogde nieuwe aansluiting op de Prins Bernhardweg.

Langzaam verkeer (soort infrastructuur, fietsroutes, fietsparkeervoorzieningen, voetgangers routes)

De fiets- en voetpaden leiden naar het sportpark en kruisen zo min mogelijk het gemotoriseerde verkeer. De ontsluiting voor de fietsers vindt plaats via de brug over de Gouw en via de onderdoorgang bij de Prins Bernardweg.

Mobiliteitsvisie

De gemeente Zaanstad zet in op lopen, fietsen en het openbaar vervoer. Directe verbindingen, zoals de brug over de Gouw en de onderdoorgang bij de Prins Bernardweg zijn hierbij cruciaal. Aan de Pascalstraat is een bushalte aanwezig.

Duurzaam veilig verkeer

Bij de inrichting van de openbare ruimte in het plangebied zullen de inrichtingsprincipes volgens de landelijke richtlijnen van Duurzaam Veilig Verkeer worden toegepast. Dit betekent dat op het sportpark een 30 km/u zone geldt.

Parkeren

De behoefte aan fiets- en autoparkeerplaatsen is gebaseerd op het vigerend beleid. Op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan is dat de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016.

4.5 Water

De watertoets is een verplicht onderdeel van een bestemmingsplan. Dit brengt in beeld wat de effecten van de herontwikkeling van het sportpark op de waterhuishouding zijn. Het gaat hier zowel om de waterkwaliteit als waterkwantiteit. Het streven is om water (regen-, afval- en oppervlaktewater) zo veel mogelijk op een goede manier in te passen in het bestemmingsplan.

Betekenis voor het project

Voor de watertoets heeft afstemming plaatsgevonden tussen de gemeente en Hoogheemraadschap.

De sportvelden bevinden zich in een peilafwijking welke een lager peil heeft dan het omliggende waterpeil van NAP-1,46 meter (in de Gouw en spoorsloot). De bestemming Groen langs de rand van deze waterloop heeft dus tevens de functie van dijkje om het sportpark te beschermen tegen het omringende water. Voor een klimaatbestendigere inrichting van het sportpark zal het vloerpeil van het te bouwen zwembad voldoende hoog worden aangelegd en zal het afstromende hemelwater van het dak rechtstreeks onder vrijverval op de spoorsloot worden geloosd om het watersysteem van het sportpark te ontlasten bij hevige neerslagsituaties.

Het plan leidt tot een toename aan verharding en bebouwing. Uitgangspunt is echter om een deel van verharding als open verharding uit te voeren. Als gevolg van het versneld afvoeren van regenwater richting het watersysteem, dient de toename aan verharding en bebouwing gecompenseerd te worden door middel van het graven van open water. Voor de toename aan verharding en bebouwing is een compensatiepercentage van 10% met het Hoogheemraadschap afgestemd. Er wordt nieuw water gegraven in het plangebied waarmee aan de compensatie-eis wordt voldaan. De uitwerking van het plan vindt in nauw overleg met het Hoogheemraadschap plaats.

4.6 Elektromagnetische Straling

Vanuit de Rijksoverheid geldt het advies om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).

De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 microTesla magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen (0-15 jaar). Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 microTesla-zone rondom hoogspanningslijnen.

Betekenis voor het project

Een kleine deel van de locatie ligt binnen het 0,4 microTesla magnetische veld van een 380 Kv - hoogspanningslijn. In de onderstaande figuur is de situering van de hoogspanningslijn en het 0,4 microTesla magnetische veld van de hoogspanningslijn op de locatie weergegeven. Het 0.4 microTesla magnetische veld van een hoogspanningslijn is in dit geval 2 x70 m, gemeten vanuit het hart van het tracé. Binnen dit gebied wordt de realisatie van nieuwe gevoelige bestemmingen, waarin kinderen tot en met een leeftijd van 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen, niet toegestaan. Voor bestaande situaties gelden deze beperkingen niet.

De sportfaciliteiten worden niet aangemerkt als gevoelige bestemmingen en vallen bovendien buiten de 70 m zone. Elektromagnetische straling vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Wel zal hier bij de herinrichting van het sportpark uit voorzorg extra aandacht aanbesteed worden om mogelijke onrust en zorg bij bezoekers te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3874BP-0301_0004.png"

Afbeelding 3: Situering hoogspanningslijn

4.7 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Bro. Deze ladder is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Een bestemmingsplan doorloopt de treden van deze ladder. De ladder richt zich op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte en is alleen relevant als sprake is van 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Bij zo'n ontwikkeling bevat de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de actuele regionale behoefte hieraan. Als het gaat om een ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied wordt ook een motivering opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Betekenis voor het project

Met de onderhavige ontwikkeling vindt een herontwikkeling plaats van het bestaande sportpark waarbij de aanwezige ruimte intensiever wordt gebruik. Door het verplaatsen van verschillende sportvoorzieningen van elders naar het sportpark komt op die andere plaatsen ruimte vrij voor woningbouw en andere ontwikkelingen. Gelet op de ligging en het huidige gebruik van het sportpark maakt deze al onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied. Met de herontwikkeling van het sportpark is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met de intensivering van het gebruik en de concentratie op één locatie is ook geen sprake van extra ruimtebeslag maar komt juist ruimte vrij voor andere ontwikkelingen. Een beschrijving van de actuele regionale behoefte is daarom niet noodzakelijk. Nu de herontwikkeling in bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, het om een intensivering van het gebruik gaat en andere gebieden vrijkomen voor woningbouw en andere ontwikkelingen is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik, passend binnen de voorwaarden van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

4.8 Duurzaamheid

In de uitvoering van het bestemmingsplan zal aandacht worden besteed aan het aspect duurzaamheid. Duurzaam bouwen betreft een wijze van plannen, bestemmen, ontwerpen, bouwen, inrichten en beheren (inclusief slopen en hergebruik).

Betekenis voor het project

Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie (Wet vet), in werking getreden. Deze wet vormt de basis voor het verbod op aardgas in nieuwbouw. Hiertoe is per 1 juli 2018 de gasaansluitplicht voor

nieuwbouwwoningen geschrapt. Voor de te realiseren nieuwe voorzieningen op het Sportpark Hoornseveld geldt dat deze geen gebruik meer zullen maken van aardgas. Zwembad De Slag wordt aangesloten op het warmtenet. Naast energiegebruik is de toepassing van duurzame materiaalkeuzes een belangrijk aandachtspunt. De daken van de gebouwen dienen geschikt te zijn voor het aanbrengen van zonnepanelen.

De ambitie is om de energieprestatie (EPC) 60% voor alle gebouwen lager uit te voeren dan de eis vanuit het Bouwbesluit.

4.9 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

  1. 1. bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt;
  2. 2. transportroutes (wegen, waterwegen, spoorwegen) waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd;
  3. 3. ondergrondse buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven staat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor LPG-tankstations geldt voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ook de circulaire effectafstanden externe veiligheid lpg-tankstations.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en waterwegen staat het wettelijk kader in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet.

De normen voor ondergrondse buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staan in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).

In 2008 heeft de gemeente Zaanstad beleid vastgesteld voor de verantwoording groepsrisico (Beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad). In het beleid is aangegeven hoe de gemeente omgaat met de verantwoording.

Betekenis voor het project

Het sportpark ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de A8 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en binnen het invloedsgebied van de aardgasleiding W-527-01 van de Gasunie. Daarnaast ligt het gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van het LPG-vulpunt en -reservoir van tankstation Texaco aan de zuidzijde van het plangebied en de bevoorradingsroute daarnaartoe (Prins Bernardweg).

De risico's op het gebied van externe veiligheid in verhouding tot de voorgenomen ontwikkeling zijn onderzocht (bijlage 3 Onderzoek externe veiligheid). Hieronder wordt achtereenvolgens ingegaan op de aspecten vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, hogedruk aardgasleiding en LPG-tankstation.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Voor wegen behorende tot het Basisnet zijn afstanden vastgelegd voor de zogeheten veiligheidszone (de plaatsgebonden risicocontour 10-6). Over de A8 worden gevaarlijke stoffen zoals LPG en benzine vervoerd. Bij een aanrijding met een tankauto kunnen deze stoffen vrijkomen.

Voor deze wegvakken van de A8 nabij het plangebied, geldt geen plaatsgebonden risicocontour 10-6. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor het plan.

De hoogte van het groepsrisico voor die wegvakken is lager dan 10% van de oriëntatiewaarde. Een verdere verantwoording van het groepsrisico is in dit geval niet nodig. Wel dient binnen het invloedsgebied rond de wegvakken te worden ingegaan op:

  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, en
  • voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare
    of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg een ramp voordoet.

Voor de A8, afrit S101 - afrit S102, is een plasbrandaandachtsgebied (PAG) voorgeschreven. Het plangebied ligt buiten 30 m van de buitenste kantlijn en daarmee buiten het PAG. Voor de A8, afrit S102 - afrit S103, en provinciale wegen geldt geen PAG. Het PAG vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Hogedruk aardgasleiding

Bij de aardgasleiding W-572-01 is geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 aanwezig. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de herontwikkeling van het sportpark.

Het hoogst berekende groepsrisico is een factor 0.08 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico is daarmee lager dan 10% van de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Aan het eind van deze paragraaf wordt hier op ingegaan.

LPG-tankstation

Binnen de 60 m effectafstand van het LPG-tankstation bevindt zich een parkeerterrein en zijn er geen (beperkt) kwetsbare objecten gesitueerd of geprojecteerd. Binnen de 160 m effectafstand van het LPG-tankstation bevinden zich enkele sportvelden en clubgebouwen, maar zijn er geen zeer kwetsbare objecten gesitueerd of geprojecteerd. Het is daarom niet nodig hier aanvullende maatregelen te overwegen of anderzijds te motiveren waarom wordt afgeweken van deze effectafstanden.

Het plaatsgebonden risico van het LPG-tankstation vormt geen belemmering voor het plan.

De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. In zowel de huidige als de toekomstige situatie is het groepsrisico een factor 0.76 keer de oriëntatiewaarde. Een verantwoording van het groepsrisico is vereist op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) omdat het plangebied binnen het invloedsgebied van de inrichting (lees: LPG-station) valt. De Veiligheidsregio heeft advies uitgebracht over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting.

Advies Veiligheidsregio

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft de Veiligheidsregio advies uitgebracht over het plan. Naar aanleiding van het advies is overleg geweest met de Veiligheidsregio en zijn aanbevelingen en maatregelen deels verder geconcretiseerd. De bereikbaarheid is voldoende omdat de brug over de Gouw ook gebruikt kan worden door hulpdiensten. De locatie heeft hiermee twee ontsluitingen. Vluchtroutes zijn voldoende aanwezig, ook omdat ook het pad langs de noordzijde van de locatie gebruikt kan worden als vluchtroute.

Conclusie

De risico's zijn verantwoord:

  • Er is geen sprake van een plaatsgebonden risico;
  • De hoogte van het groepsrisico blijft onder de 10% van de oriëntatiewaarde, met uitzondering van het groepsrisico bij het LPG-tankstation. Bij het tankstation is de hoogte van het groepsrisico een factor 0,76 keer de oriëntatiewaarde;
  • De nieuwe clubgebouwen komen op grotere afstand van de risicobronnen.

De aanwezige infrastructuur vormt volgens de Regionale Brandweer geen onoverkomelijke belemmering voor de zelfredzaamheid van personen en bereikbaarheid van hulpdiensten op voorwaarden dat:

    1. 1. de clubgebouwen worden voorzien van een centraal uit te schakelen ventilatie;
    2. 2. een ontruimingsplan voor het plangebied wordt opgesteld waarbij ook aandacht is voor afstemming tussen de verschillende partijen en afspraken worden gemaakt over gebruik van elkaars gebouwen bij een calamiteit;
    3. 3. er duidelijke risicocommunicatie en borging hiervan is, waarbij de begeleiders/trainers op de hoogte zijn van de risico's en het ontruimingsplan en bezoekers bij evenementen worden geïnformeerd over de veiligheidsrisico's en de wijze waarop zij daarop kunnen reageren.

Omdat het groepsrisico bij het LPG tankstation, een factor 0.76 keer de oriëntatiewaarde bedraagt valt de verantwoording in het middelzwaar verantwoordingstraject. De verantwoording van het groepsrisico wordt voorgelegd aan de verantwoordelijke portefeuillehouder.

4.10 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder wordt de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde wegen op geluidgevoelige bestemmingen getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening geldt tevens dat de ontwikkeling een goed woon- en leefklimaat bij geluidgevoelige bestemmingen niet in de weg mag staan.

Betekenis voor het project

Dit bestemmingsplan maakt geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. Er is sprake van de herontwikkeling en intensivering van een bestaand sportpark dat direct wordt ontsloten op de A7. Ook zijn geluidgevoelige objecten op ruime afstand van het sportpark aanwezig.

Er is dus sprake van een goede ruimtelijke ordening.

4.11 Luchtkwaliteit

Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet Luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden worden niet overschreden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo of blijft tenminste gelijk;
  • het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten hoeven niet te worden beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in het Besluit NIBM. Als door projecten de concentratie NOx, SO2 of fijn stof met meer dan 3% van de in het Besluit NIBM vastgelegde grenswaarde omhoog gaat, dragen deze in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.

Betekenis voor het project

Voor het sportpark is met behulp van de NIBM-tool de bijdrage van de te verwachten extra verkeersgeneratie op de luchtkwaliteit berekend. Naar verwachting neemt het verkeer met maximaal 406 verkeersbewegingen per gemiddelde weekdag toe (zie paragraaf 4.4). In onderstaande tabel is het resultaat van de berekening opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3874BP-0301_0005.png"

Tabel 3: Luchtkwaliteit

Uit de berekeningsresultaten blijkt, dat de bijdrage van het extra verkeer door de herontwikkeling van het sportpark als niet in betekenende mate kan worden beschouwd. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van de herontwikkeling van het sportpark.

In Nederland zijn de overheden samen verantwoordelijk voor een goede luchtkwaliteit. Veel overheden werken samen aan dat doel. Zij doen dat in een samenwerkingsprogramma: het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De Rijksoverheid hanteert voor de ontwikkeling van de luchtkwaliteit in Nederland de Monitoringstool NSL. Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof en SO2 langs de Prins Bernhardweg in 2017, 2020 en 2030 onder de 35 µg/m³ (zullen) liggen. De concentraties uit 2017 zijn gemeten, de concentraties in 2020 en 2030 zijn inschattingen gebaseerd op rekenmodellen. In het hele plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden.

4.12 Geur

Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp, wat de reden is dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in de omgeving van het plangebied is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing.

Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.

Het Zaans geurbeleid maakt onderscheidt in:

1. standaard geurgevoelige objecten, zoals woningen;

2. minder geurgevoelige objecten, zoals horeca en maatschappelijke functies;

3. minst geurgevoelige objecten, zoals bedrijven.

Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dan geen sprake zijn van ernstige geurhinder.

Het beleid is te vinden op de website van de gemeente Zaanstad www.zaanstad.nl.

Betekenis voor het project

1. Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?

Bij de ontwikkeling van het sportpark gaat het om objecten die op basis van de geringe verblijfstijd van de gebruikers beschouwd worden als minst geurgevoelige objecten. Nu er wel sprake is van een categorie van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.

2. Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of nabij deze ontwikkeling?

Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en eventuele geurklachten is er geïnventariseerd of er bedrijven zijn die geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van deze ontwikkeling. Ten zuiden van het sportpark staat buiten het plangebied een relatief kleine biomassacentrale. Om geuroverlast te voorkomen is de installatie uitgerust met een elektrostatisch filter die de stof en roetdeeltjes uit de verbrandingsgassen afvangt. Door de verbrandingsgassen op een hoogte van 20 m te emitteren vindt er ook een verdunning van de verbrandingsgassen plaats die ook de geurcomponenten verdunnen. Hierdoor wordt geen geuroverlast verwacht.

De dichtstbijzijnde grote geuremitterende bedrijven zijn de cacaofabrieken van Cargill. Op de productielocatie Aurora, aan het Kalf 17 te Zaandam worden cacaobonen tot halffabricaat cacaomassa verwerkt. Op basis van de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering heeft het bedrijf (sbi-code 10821-1) een richtafstand voor het aspect geur van 500 m. De afstand tot het sportpark is ongeveer 1 km.

Op de productielocatie De Jonker aan de Oostzijde 321 te Zaandam, worden cacaobonen tot halffabricaat cacaomassa verwerkt. Op basis van de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering heeft het bedrijf (sbi-code 10821-2) een richtafstand voor het aspect geur van 100 m. De afstand tot het sportpark is ongeveer 1 km.

De aanwezige bedrijven overschrijden niet de richtafstanden tot de geurgevoelige objecten en er zijn ook geen andere aspecten waaruit blijkt dat de streefkwaliteit zou kunnen worden overschreden.

Deze bedrijven veroorzaken geen geurhinder die relevant is voor deze ontwikkeling. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van bedrijven bekend waarmee relevante geurhinder zou kunnen worden veroorzaakt.

Geur is daarom geen belemmering voor deze ontwikkeling.

4.13 Bodem

In een bestemmingsplan dat nieuwe functies mogelijk maakt dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Betekenis voor het project

In 1997 is er een beschikking ernst en urgentie afgegeven door de Provincie Noord-Holland. Er zijn drie kernen in het plangebied te onderscheiden. Van kern 1 en 2 is vastgelegd dat er een geval van ernstige bodemverontreiniging met zware metalen, PAK en cyanide aanwezig is. Ook is er een geval van ernstige grondwaterverontreiniging met vluchtige aromaten, naftaleen en cyanide aanwezig. Voor deze gevallen van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld dat er urgent gesaneerd dient te worden omdat er ontoelaatbare ecologische en verspreidingsrisico's aanwezig zijn. Kern 3 betreft een geval van ernstige grond- en grondwaterverontreiniging waar geen urgente sanering nodig is, omdat er geen onaanvaardbare risico's aanwezig zijn.

In 2011 is er een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd met als doel de bodemkwaliteit opnieuw in beeld te brengen. Uit de resultaten bleek dat er reden was om de beschikking uit 1997 te wijzigen. Er is op basis van de oude wetgeving die in 1997 van kracht was, gekeken of er door nieuwe feiten en omstandigheden een ander oordeel zou zijn gegeven. Op basis van de resultaten uit 2011, is dit het geval.

Op 19 januari 2012 is er een (nieuwe) definitieve beschikking afgegeven. Op het Sportpark Hoornseveld is sprake van ernstige bodemverontreiniging, maar deze wordt niet beschouwd als spoedeisend. In de grond zijn sterke verontreinigingen met zware metalen, PAK, PCB, cyanide en minerale olie aanwezig. Het grondwater is sterk verontreinigd met naftaleen, cyanide, minerale olie en vluchtige aromaten. De aangetroffen stoffen zijn niet veranderd of verminderd. Wat wel veranderd is, is dat alle verontreinigingen aangetoond zijn beneden de zogenaamde ecologische zone. Er is daarom geen sprake van een ecologisch risico. Ook was in 1997 niet voldoende aangetoond dat de verspreiding van het grondwater minder dan 100 m3 zou zijn. Met de resultaten van het actualiserende bodemonderzoek wordt uitgesloten dat dit het geval zou kunnen zijn. Daarom is er nu ook geen sprake meer van onaanvaardbare risico's op verspreiding van het verontreinigde grondwater.

Er zijn wel beperkingen aan het gebruik van het terrein en de herontwikkeling in de beschikking van 2012 opgenomen:

  • er wordt geen grondwater opgepompt; en
  • er wordt niet zonder saneringsplan dieper dan 0,5 m-mv gegraven.

Deze beperkingen staan de uitvoerbaarheid van het project niet in de weg. De werkzaamheden dienen conform het saneringsplan en de regels uit de Wet bodembescherming te worden uitgevoerd.

4.14 Natuur

Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.

De Wet natuurbescherming regelt de soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort. Gebiedsbescherming wordt geregeld door de Natura 2000-gebieden. In het kader van de Wet natuurbescherming moet uitgesloten worden dat significante negatieve effecten optreden in Natura 2000-gebieden. Hier kan sprake van zijn wanneer een ontwikkeling binnen een Natura 2000-gebied plaatsvindt, maar ook stikstofdepositie buiten dat gebied kan verslechterende gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen.

Betekenis voor het project

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is verkennend natuuronderzoek (zie bijlage 4 Onderzoekflora en fauna) uitgevoerd. Het verkennend onderzoek richt zich op het verkrijgen van een eerste inzicht in de mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden in en om het plangebied en de mogelijke vervolgstappen die moeten worden genomen voor aanvullend veldonderzoek, nader effect-onderzoek en nadere procedures. Hieronder zijn de resultaten van het onderzoek toegelicht.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op 400 m afstand van het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld. Door de kenmerken van het plangebied, de afstand tot het Natura 2000-gebied en de aard van het tussenliggende gebied zijn geen, met mogelijke uitzondering van stikstofdepositie, negatieve effecten aan de orde door de herontwikkeling van het sportpark op het Natura 2000-gebied en de instandhoudingsdoelen.

Gezien de toename van stikstofemissie in zowel de gebruiksfase als aanlegfase zijn stikstofberekeningen met het programma Aerius uitgevoerd (zie bijlage 6 Onderzoek stikstofdepositie). Uit deze berekeningen volgt dat de maximale projectbijdrage in de aanlegfase plangebied maximaal 0.45 mol/ha/jaar bedraagt. In de gebruiksfase bedraagt de maximale projectbijdrage maximaal 0,03 mol/ha/jaar.

Bij toepassing van interne saldering van het voormalige gebruik (door sloop van de bestaande clubgebouwen en verkeer in de referentiesituatie), blijkt dat de projectbijdrage in zowel de aanlegfase als de gebruiksfase maximaal 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Deze bijdrage wordt als verwaarloosbaar beschouwd. De stikstofdepositie leidt niet tot significante gevolgen waardoor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden in gevaar zouden kunnen komen. Het aspect stikstofdepositie staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg en het aanvragen van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming is voor stikstofdepositie niet nodig.

Het plangebied ligt op 90 m van het dichtstbijzijnde NNN gebied (Natuurnetwerk Nederland). Gezien de stedelijke omgeving met al aanwezige verstoringsfactoren als licht, geluid et cetera worden op gebiedsniveau geen nadelige effecten verwacht.

Soortenbescherming

Hieronder zijn de resultaten van het onderzoek per soortgroep beschreven.

Vogels

Binnen het plangebied zijn broedvogels te verwachten. Voor alle beschermde inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Wet natuurbescherming een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. In de praktijk betekent dit dat storende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. Handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren, zijn eveneens niet toegestaan. Nestlocaties van boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief en zwarte wouw worden gezien als jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaats. Voor de verstoring van deze verblijfplaatsen en belangrijk leef- of foerageergebied is ook buiten het broedseizoen een ontheffing noodzakelijk.

Met de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied worden echter geen jaarrond beschermde nest-locaties verstoord of verwijderd. Nader onderzoek of de aanvraag tot ontheffing voor (één van) deze soorten is niet noodzakelijk. Er zijn geen geschikte plaatsen voor huismus en gierzwaluwnesten. Ook is er veel verstoring door lichtmasten en avondactiviteiten door het sporten en maken het terrein niet aantrekkelijk voor deze (roofvogel) soorten. Daarnaast is er door goed onderhoud (kort maaien) weinig voedsel en dekking voor kleine zoogdieren

Grondgebonden zoogdieren

Er zijn grondgebonden zoogdieren waargenomen. Met het veldonderzoek is een haas waargenomen.
Deze gebruikt het terrein alleen om te foerageren. De werkzaamheden zullen geen negatief effect hebben op de aanwezigheid van de haas. Bovendien wordt het terrein zeer intensief onderhouden, ook buiten de velden. Aangezien marterachtigen dekking nodig hebben en muizen etc als prooi hebben ontbreekt het aan een goed habitat. Ook de (snel)wegen die het plangebied begrenzen maken het terrein ongeschikt. Wel kunnen algemeen voorkomende soorten voorkomen en moet de zorgplicht in acht worden genomen.

Vleermuizen

De locatie wordt geschikt bevonden als foerageergebied en/of vliegroute met betrekking tot de groep van vleermuizen. De bebouwing is niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Ook staat er geen bomen met holen of gaten. Met het uitvoeren van de werkzaamheden wordt niet verwacht dat belangrijke verblijfplaatsen worden verstoord of zullen verdwijnen. Nader onderzoek naar vleermuizen is niet noodzakelijk en is in een eerder stadium al uitgevoerd (zie Bijlage 5 Vleermuisonderzoek). Er zijn toen geen verblijfplaatsen aangetroffen.

Amfibieën

Er zijn geen beschermde amfibieën waargenomen. Deze worden ook niet verwacht. Wel zullen algemeen voorkomende soorten mogelijk op de locatie voor kunnen komen en moet rekening worden gehouden met de zorgplicht

Reptielen

Er zijn geen beschermde reptielen waargenomen. Deze worden ook niet verwacht. Tijdens de veldronde zijn geen geschikte biotopen voor reptielen waargenomen. Incidenteel wordt een ringslang aangetroffen binnen de gemeentegrenzen (uitgezette exemplaren). Deze wordt hier niet verwacht. Het terrein biedt vrijwel geen mogelijkheden.

Vissen

Er zijn geen beschermde vissen waargenomen. Wel zullen algemeen voorkomende soorten in het water leven. De sloten zijn bedekt met kroos en kennen een dikke baggerlaag. Dat geldt niet
voor de grote watergangen. Aldaar kunnen de vissoorten wegvluchten.

Ongewervelden

Er zijn geen beschermde ongewervelden waargenomen. Deze worden ook niet verwacht. Wel zullen algemeen voorkomende soorten op de locatie voor kunnen komen en moet rekening worden gehouden met de zorgplicht.

Conclusie

Het voornemen voor de herontwikkeling van het sportpark conform de Nederlandse natuurwetgeving is uitvoerbaar, omdat:

  • negatieve effecten op beschermde Natura 2000-gebieden uitgesloten zijn;
  • negatieve effecten op beschermde NNN-gebieden uitgesloten zijn; de ecologische hoofdstructuur langs De Gouw blijft behouden en wordt indien mogelijk versterkt;
  • negatieve effecten op beschermde flora, grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, vlinders, libellen en overige ongewervelden uit te sluiten zijn;
  • er wordt gewerkt met een ecologisch werkprotocol voor de kap van bomen en werkzaamheden bij de watergangen;
  • de werkzaamheden begeleid worden door een ecologisch deskundige.

4.15 Bedrijven En Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Milieuzonering is het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen aan de ene kant en milieugevoelige functies als wonen en recreëren aan de andere kant. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • woonfuncties nabij bestaande en opvolgende bedrijvigheid zijn alleen mogelijk als ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • bestaande bedrijven worden niet onevenredig geschaad in hun bedrijfsvoering.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is ook afhankelijk van het omgevingstype.

Betekenis voor het project

De VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geeft indicatieve afstanden tussen bedrijven/functies en woningen voor de aanvaardbaarheid van een plan vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Binnen gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Een gemengd gebied is volgens de VNG-brochure een gebied met matige tot sterke functiemenging. Het plangebied en de omgeving wordt gekenmerkt door een diversiteit aan functies en infrastructuur. Om die reden wordt het plangebied als gemengd gebied aangemerkt.

Voor een veldsportpark met verlichting geldt conform de VNG-brochure een richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk en 30 m ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. Aan deze afstand wordt ten opzichte van woningen en andere gevoelige functies in de omgeving rondom het plangebied voldaan. Er worden bovendien led-armaturen toegepast waarmee lichtuitstraling buiten het sportpark wordt voorkomen.

De herontwikkeling van het sportpark leidt niet tot negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving rondom het plangebied.

4.16 Trillinghinder

Voor de beoordeling van trillingen is in Nederland geen wetgeving van toepassing. Wel heeft de SBR (Stichting Bouwresearch) richtlijnen uitgebracht op het gebied van trillingen (meet- en beoordelingsrichtlijnen). Dit zijn landelijk geaccepteerde richtlijnen voor het meten en beoordelen van trillingen in gebouwen. De SBR richtlijn – deel A "schade aan gebouwen" geeft een procedure voor het meten van trillingen en geeft grenswaarden met betrekking tot schade. De SBR richtlijn – deel B "Hinder voor personen in gebouwen" geeft een procedure voor het meten van trillingen en geeft streefwaarden met betrekking tot hinder. De SBR richtlijn – deel C "Storing aan apparatuur" geeft een procedure voor het meten van trillingen aan opgestelde apparatuur en geeft streefwaarden met betrekking tot het voorkomen van storingen aan deze apparatuur.

Betekenis voor het project

Op Sportpark Hoornseveld worden alleen nieuwe sportvoorzieningen gerealiseerd en geen kantoren of woningen. Er worden hiermee geen gevoelige functies gerealiseerd. Om die reden is een onderzoek naar trillinghinder niet nodig, Het aspect trillinghinder staat de uitvoerbaarheid van het plan dus niet in de weg. Er heeft afstemming plaatsgevonden met ProRail over bovenstaande.

4.17 Afweging Naar Aanleiding Van Het Milieueffect

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.

Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In het gewijzigde Besluit m.e.r. is de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Door het college van B&W van de gemeente Zaanstad dient een afzonderlijk besluit genomen te worden of een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat.

Betekenis voor het project

De voorgenomen ontwikkeling richt zich op de intensivering van een bestaand sportpark. Een dergelijke ontwikkeling zou aangemerkt kunnen worden als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals genoemd onder van D11.2 van bijlage D van het Besluit m.e.r., maar blijft ruimschoots onder de drempelwaarde, zoals opgenomen in kolom 2 van D11.2. Het plangebied is circa 15 hectare groot. Omdat de ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft, is alleen een vorm-vrije-m.e.r.-beoordeling nodig.

De vorm van een vorm-vrije m.e.r. is niet bepaald, maar de inhoud waar een m.e.r.-beoordeling aan dient te voldoen is wel bepaald (Bijlage III bij de EU-richtlijn m.e.r.). In de vormvrije m.e.r. dient de volgende inhoud te zijn vermeld:

  1. 1. Kenmerken van het project.
  2. 2. Plaats van het projecten.
  3. 3. Kenmerken van het potentiële effect.

Onderstaand worden de onderdelen nader toegelicht.

1. Kenmerken van de projecten

Het huidige Sportpark Hoornseveld zal transformeren tot een multifunctioneel sportpark met verschillende verenigingen en een zwembad. Het brutovloeroppervlak aan gebouwen zal toenemen van circa 4.900 m2 naar circa 12.500 m2.

2. Plaats van de projecten

Op het bestaande Sportpark Hoornseveld zijn de volgende verenigingen aanwezig: een voetbalvereniging, korfbalvereniging, tennisvereniging, schietsportvereniging en handboogschietvereniging. Aan de oostzijde van de locatie bevindt zich Zalencentrum De Tulp. Het plangebied is omsloten door drukke verkeerswegen en ligt op 400 meter afstand van het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld. Het Sportpark Hoornseveld is verouderd. Op het sportpark zijn diverse gebouwen en bouwwerken aanwezig waaronder sportaccommodaties, een dienstgebouw en een tribune. In totaal betreft het circa 4.900 m2 brutovloeroppervlak. Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich de Prins Bernhardweg (A7) en tussen deze weg en de Sportlaan is tankstation Esso gevestigd.

3. Kenmerken van het potentiële effect

De te verwachten milieueffecten van het plan zijn onder te verdelen in de effecten vanuit de verkeersaantrekkende werking en de effecten van het toekomstig gebruik op de omgeving. De effecten zijn onderzocht in het kader van de onderzoeken die voor het bestemmingsplan zijn uitgevoerd. De intensivering van het gebruik van het sportpark leidt niet tot een significant nadelig effect op de luchtkwaliteit (zie paragraaf 4.11) en ook niet tot een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van nabijgelegen natuurgebieden (zie paragraaf 4.14). Er wordt geen negatief effect verwacht op de waterhuishouding en de kwaliteit van de bodem aangezien geen sprake is van lozing of bodembedreigende activiteiten. Daarnaast zorgt de realisatie van het plan niet voor negatieve effecten met betrekking tot geluid- en lichthinder op de omgeving (zie paragraaf 4.15).

De VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geeft indicatieve afstanden tussen bedrijven/functies en woningen voor de aanvaardbaarheid van een plan vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Binnen gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Een gemengd gebied is volgens de VNG-brochure een gebied met matige tot sterke functiemenging. Het plangebied en de omgeving wordt gekenmerkt door een diversiteit aan functies en infrastructuur. Om die reden wordt het plangebied als gemengd gebied aangemerkt.

Voor een veldsportpark met verlichting geldt conform de VNG-brochure een richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk en 30 m ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. Aan deze afstand wordt ten opzichte van woningen en andere gevoelige functies in de omgeving rondom het plangebied voldaan. Er worden bovendien led-armaturen toegepast waarmee lichtuitstraling buiten het sportpark wordt voorkomen.

De herontwikkeling van het sportpark leidt niet tot negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving rondom het plangebied.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het project geen significante negatieve milieueffecten met zich meebrengt. Het plan is niet zodanig van invloed op het milieu dat een milieueffectrapportageprocedure voor dit plan moet worden doorlopen.

Wel wordt opgemerkt dat een plan m.e.r. voor Kogerveldwijk wordt voorbereid. Sportpark Hoornseveld maakt onderdeel uit van dit veel grotere gebied waar de komende jaren ook diverse andere projecten zullen worden uitgevoerd. Dit bestemmingsplan heeft echter geen noemenswaardige milieueffecten en heeft in zoverre geen invloed op het milieueffectrapport voor Kogerveldwijk.

4.18 Gezondheid

Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven, zo niet het belangrijkste. Een goede gezondheid is namelijk een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Het is belangrijk dat Zaankanters zich gezond voelen, lekker in hun vel zitten en mee kunnen doen. Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.

Verkeer en parkeren

De gemeente Zaanstad zet in op lopen, fietsen en het bestaand openbaar vervoer. Door de aanleg van nieuwe veilige loop- en fietsroutes naar het sportpark wordt gestimuleerd dat bezoekers met niet geautomatiseerde vervoer naar de bestemming komen, maar bezoekers kunnen natuurlijk wel met geautomatiseerd vervoer blijven komen.

Luchtkwaliteit

Luchtverontreiniging van het wegverkeer is schadelijk voor de gezondheid. Niet iedereen heeft evenveel last van luchtverontreiniging. Dat komt omdat mensen verschillend reageren op luchtverontreiniging. Sommige mensen zijn er gevoeliger voor en krijgen sneller gezondheidsklachten. Vooral oudere mensen, kinderen en mensen met een hart- of longaandoening zijn extra gevoelig voor vervuilende stoffen in de lucht. De in de wet vastgestelde grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide geven niet de grens aan tussen ongezond en veilig. De afstand tot de weg is daarvoor een betere maat. Kinderen die dichtbij een snelweg wonen of naar school gaan hebben gemiddeld meer chronische luchtwegklachten en een lagere longfunctie dan kinderen die op grotere afstand van een snelweg wonen. Deze gezondheidsrisico's zijn groter zijn naarmate de afstand tot de weg kleiner is.

Om maximale gezondheidswinst te behalen tijdens het sporten is het wenselijk om voor zo goed mogelijke luchtkwaliteit te zorgen. Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich de Prins Bernhardweg (A7). De afstand tussen de snelweg en het plangebied is circa 200 m. Op dit moment zijn er geen richtlijnen voor afstand tussen een drukke weg en sportfaciliteiten. Ondanks dat sportfaciliteiten niet direct als gevoelige bestemming worden aangemerkt zal hiermee bij de herinrichting van het sportpark rekening worden gehouden. Plekken waar intensief gesport wordt, worden indien mogelijk verder van de snelweg gerealiseerd.

Kunstgrasvelden

Gebruik van rubbergranulaat in kunstgrasvelden heeft enkele jaren geleden tot onrust en vragen geleid. Het RIVM heeft toen onderzoek gedaan naar de gezondheidsrisico's en later ook naar de milieubelasting. Bij de aanleg van nieuwe sportvelden zal het bestaand beleid worden uitgevoerd.

Hitte, smog en zonbescherming

Sporten in warm weer, smogvorming en blootstelling aan UV-straling kunnen gezondheidsrisico's met zich meebrengen. Kinderen, ouderen en chronisch zieken zijn extra kwetsbaar voor negatieve gezondheidseffecten van hitte. Hier zal bij de inrichting van het sportpark rekening mee gehouden worden. Zo kan er gedacht worden aan het realiseren van voldoende schaduwplekken voor sporters en toeschouwers, goede zonwering in gebouwen en voldoende watertappen.

Duurzaamheid en klimaatadaptatie

Bij klimaatadaptatie en duurzame keuzes zullen ook gezondheidsaspecten worden meegewogen. Zo zijn bomen gunstig voor schaduwplekken op het sportpark. Bij het kiezen van een groene inrichting van het sportpark worden gezondheidsaspecten meegenomen, zoals de keuze voor soorten die voor minder hooikoortsklachten zorgen. Bij het realiseren van nieuwbouw zullen punten als binnenluchtkwaliteit en ventilatie zo mogelijk ook meegewogen worden.

Gezonde sportomgeving

Een gezonde sportomgeving draagt bij aan een gezonde leefstijl. Zo spelen sportlocaties een belangrijke rol in het stimuleren van gezond gedrag bij de leden en bezoekers, veelal kinderen. Bij het realiseren van het sportpark zal aandacht worden besteed aan een gezonde sportomgeving, zoals een rookvrij terrein, een gezonde sportkantine waar gezond eten en dranken wordt verkocht en voldoende water tappunten.

Conclusie

Het sportpark heeft als belangrijkste doel om de gezondheid van de Zaankanters te bevorderen. Hiermee wordt ook invulling gegevens aan de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.

4.19 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Bro is een grondexploitatieregeling opgenomen, waardoor gemeenten in tegenstelling tot de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) over meer mogelijkheden voor kostenverhaal beschikken.

Naast de grondexploitatieregeling biedt de wetgeving aan de gemeente meer sturingsmogelijkheden doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren met het privaatrechtelijke spoor (anterieure of posterieure overeenkomsten) of met een exploitatieplan. Een combinatie van beide is ook mogelijk.

Een exploitatieplan is niet nodig bij een bestemmingsplan met enkel conserverende bestemmingen of wijzigingsbevoegdheden. Een exploitatieplan is ook niet nodig als het kostenverhaal op een andere manier verzekerd is, bijvoorbeeld door anterieure overeenkomsten of als de gemeente eigenaar is van de gronden.

Artikel 6.12 van de Wro schrijft voor dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Met het tweede lid van dit artikel kan worden afgeweken van de plicht een exploitatieplan vast te stellen, mits het verhaal van kosten op een andere manier verzekerd is.

Voor de kosten voor de herontwikkeling van het sportpark heeft de gemeenteraad budget vrijgemaakt. Om deze reden is een exploitatieplan niet nodig en wordt de financiële uitvoerbaarheid van de herontwikkeling van het sportpark voldoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Overleg Met Overheden En Diensten

Voor het vaststellen van het bestemmingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplantraject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven worden, waarde aan een bredere consultatie.

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Ook worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.

5.1.1 Wettelijke overlegpartners en andere vaste overlegpartners

Op grond van artikel 3.1.1 Bro dienen burgemeester en wethouders bij een nieuw bestemmingsplan te overleggen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Daarnaast zijn er een aantal andere vaste overlegpartners aan wie het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd.

Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg (artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) toegezonden aan de volgende instanties:

  • Provincie Noord-Holland
  • Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  • GGD Zaanstreek Waterland
  • Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland/ Brandweer

De Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland heeft aangegeven geen aanvullende opmerkingen te hebben. Provincie Noord-Holland heeft aangegeven omdat het om een binnenstedelijke locatie gaat ook geen inhoudelijke opmerkingen te hebben. Van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en GGD Zaanstreek Waterland zijn inhoudelijke reacties ontvangen.

Daarnaast is het ontwerpbestemmingsplan aan de volgende vaste overlegpartners gezonden:

  • Gasunie
  • Natuur- en milieufederatie NH
  • Tennet
  • Alliander
  • Landschap NH
  • PWN
  • KPN
  • Kontakt Milieubeheer Zaanstreek
  • Prorail

Door Prorail en Alliander is aangegeven dat zij geen aanleiding zien voor het geven van opmerkingen op het plan. Gasunie heeft een zienswijze ingediend.

In de 'Nota van beantwoording overlegreacties, zienswijzen en ambtshalve wijzigingen' is aangegeven welke wijzigingen in het bestemmingsplan zijn doorgevoerd naar aanleiding van de ontvangen overlegreacties (zie bijlage 1 bij deze toelichting).

5.1.2 Belanghebbenden

Participatie heeft plaatsgevonden in de vorm van overleg met de huidige en toekomstige gebruikers van het plangebied. In samenwerking met de betrokken sportverenigingen heeft de gemeente Zaanstad in 2017 een concept toekomstbestendig (vlekken)plan voor geconcentreerde sportaccommodaties op Sportpark Hoornseveld ontwikkeld. Het plan geeft richting aan de gemeentelijke ambities (Routekaart Buitensporten MAAK.Zaanstad) en geeft helderheid aan alle belanghebbenden waaronder verschillende betrokken verenigingen. Dit plan is uitgewerkt in een inrichtingsplan en vormt de basis van dit bestemmingsplan. De betrokken sportverenigingen en de andere indieners van zienswijzen worden apart van het vaststellingsbesluit en de ter inzage legging van het bestemmingsplan op de hoogte gesteld.

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 3 december 2020 gedurende zes weken (dus tot en met 13 januari 2021) voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. In deze periode zijn drie zienswijzen ontvangen, te weten van SSV Zaanstad, Gasunie en RWS. De samenvatting en beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in de 'Nota van beantwoording overlegreacties, zienswijzen en ambtshalve wijzigingen' (zie Bijlage 1 bij deze toelichting). Tevens is in deze nota aangegeven welke wijzigingen in het bestemmingsplan zijn doorgevoerd naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen.

5.3 Ambtshalve Wijzigingen

Ook zijn er ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan enige ambtshalve aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan, de toelichting en de bijlagen opgenomen. Deze zijn ook terug te vinden in Bijlage 7 Nota van beantwoording overlegreacties, zienswijzen en ambtshalve wijzigingen.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Sportpark Hoornseveld' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3874BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl. De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie.

Dit bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt staat op de verbeelding. In de regels is vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  2. 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  3. 3. Algemene regels
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  4. 4. Overgangs- en slotregels
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt voor het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichtingis in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. De volgende paragraaf geeft enkele algemene uitgangspunten weer die dit bestemmingsplan hanteert. Daarna vat paragraaf 6.3 per bestemming samen wat de toegekende bestemming beoogt. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling staat.

6.2 Begrippen En Wijze Van Meten

In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Alleen als een begrip gebruikt wordt in de regels en de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen (artikel 1). Als een begrip in dit bestemmingsplan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

In artikel 2 is voor het meten van oppervlakten en bouwhoogten aangegeven op welke wijze gemeten moet worden

6.3 Bestemmingen

Functieomschrijving (Artikel x.1)
De functieomschrijving van een bestemming kent in dit bestemmingsplan 2 varianten van gebruik. De hoofdfunctie en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt').

Ondergeschikt gebruik in verhouding tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan alleen één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt, zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemmingen, ook als er geen directe verhouding is met het hoofdgebruik. Maar de ondergeschikte functies mogen qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie; er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in artikel 11.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op artikel 11.2.

Voorrangsregelinggebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

De algemene regels in hoofdstuk 3 (de artikelen 6 tot en met 9) gelden altijd, tenzij deze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

6.4 Groen (Artikel 3)

Het groen aan de noord en westzijde van het plangebied dat een structureel karakter heeft en een buffer vormt tussen het water en het sportpark, heeft de bestemming Groen gekregen. Dat neemt niet weg dat het groen aan de westzijde wel doorsneden zal worden door de toegang tot de nieuw te realiseren brug over de Gouw.

6.5 Sport - 1 (Artikel 4)

Op de verbeelding staan twee vlakken met de bestemming sport. Het grootste vlak met alle sportvelden heeft de bestemming Sport - 1 gekregen en heeft een oppervlakte van 116.824 m2. Hiervan mag maximaal 7% worden bebouwd met gebouwen en tribunes. Dat wil dus zeggen dat er maximaal 8.178 m2 aan gebouwen en tribunes aanwezig kan zijn. De verenigingsgebouwen worden binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd. Andere gebouwen zoals bergingen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. Dit geldt ook voor bouwwerken die geen gebouw zijn, zoals de voetbaltribune.

Sport staat binnen deze bestemming centraal. Naast de mogelijkheid om te sporten, zijn ook de sportvoorzieningen en functioneel aan sport verbonden voorzieningen opgenomen in de functieomschrijving.

Onder sportvoorzieningen vallen bijvoorbeeld sporthallen, gymzalen en sportvelden, kleedkamers, kantines en tribunes. Met andere woorden, voorzieningen die onlosmakelijk met het uitoefenen van de sport verbonden zijn.

De functioneel aan sport verbonden voorzieningen zijn alleen toegestaan wanneer de functie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van deze bestemming. Deze voorzieningen zijn aanvullend en ondersteunend aan de sport. Denk bijvoorbeeld aan een praktijk voor fysiotherapie.

6.6 Sport - 2 (Artikel 5)

De bestemming Sport - 2 is opgenomen voor de gronden van de schietvereniging. Hier geldt geen bebouwingspercentage. Het schietverenigingsgebouw wordt binnen het bouwvlak gebouwd. Andere gebouwen zijn hier niet toegestaan, maar wel bouwwerken die geen gebouw zijn.

Net als in de bestemmings Sport - 1 zijn binnnen de bestemming Sport - 2 sportvoorzieningen toegestaan en ondergeschikt ook functioneel aan sport verbonden voorzieningen.

6.7 Verkeer - Verblijf (Artikel 6)

Een deel van het plangebied valt binnen de bestemming Verkeer - Verblijf. Dit betreft de gronden van het toekomstig parkeerterrein, de wegen (inclusief toekomstige ontsluiting) en de gronden tussen het grote parkeerterrein en de Prins Bernhardweg. Binnen deze bestemming vallen onder andere verkeersvoorzieningen. Volgens artikel 1.24 worden hieronder gronden en bouwwerken verstaan die als verkeersruimte gebruikt worden zoals een rijweg, een parkeervoorziening, een fiets- of voetpad en een berm. Ook groenvoorzieningen vallen onder de reikwijdte van de bestemming, zodat ook ter hoogte van de bestemming verkeer de groene omzoming van het sportpark gewaarborgd kan worden.

6.8 Water (Artikel 7)

Het bestaande water, de Gouw en de watergang langs het spoor, is in dit bestemmingsplan als Water bestemd. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Alleen bouwwerken die geen gebouw zijn, waaronder een brug, kunnen op grond van de planregels binnen deze bestemming worden gebouwd. Ook is geborgd dat negatieve effecten op ecologie en het ruimtelijk beeld is geborgd bij het beoordelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een grotere steiger (artikel 7.3).

6.9 Leiding - Gas (Artikel 8)

Ten behoeve van de bescherming van de hogedruk aardgasleiding in het plangebied is de dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen. Bouwwerken en het uitvoeren van diverse werken en werkzaamheden is op en in deze gronden met deze bubbelbestemming niet toegestaan tenzij hier vergunning voor is verleend waarbij is aangetoond dat de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en hierbij schriftelijk advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.

6.10 Anti-dubbeltelregel (Artikel 9)

Het Bro bepaalt dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. Deze staat in artikel 9. Doel van deze regel is te voorkomen dat als volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

6.11 Algemene Bouwregels (Artikel 10)

Algemene bouwregel - Parkeren (artikel 10.1)
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 of zoals deze later worden gewijzigd. Dat betekent dat als deze nota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2837).

Algemene bouwregel - Duikers in en bruggen boven water (artikel 10.2)

In artikel 10.2 zijn regels over de maximale hoogte van bruggen en duikers en de minimale doorvaarthoogte en -breedte van bruggen opgenomen.

Algemene bouwregel - Gebouwen voor nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (artikel 10.3)

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels (artikel 11) binnen bijna alle bestemmingen toegestaan op voorwaarde dat de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen voor die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen al toegestaan tot een bouwhoogte van 3 m (zie artikel 2.18 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht), maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 m hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 m, maar kleiner is dan 4 m, af te moeten wijken van het bestemmingsplan.

Er gelden ook nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).

6.12 Algemene Gebruiksregels (Artikel 11)

Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (artikel 11.1)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol.

Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn. Daarom wordt dit niet standaard toegestaan. Als een plek geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.

Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden tegenover dichtbij gelegen functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is deze toe te staan. Als dit zo is dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (artikel 11.2)
Een aantal functies zijn wenselijk binnen bijna alle bestemmingen op voorwaarde dat dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk bijvoorbeeld aan nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is vooral afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.

6.13 Algemene Afwijkingsregels (Artikel 12)

De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Aan de ene kant is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Daarnaast kan het College van B&W door middel van een binnenplanse afwijkingsprocedure medewerking verlenen aan maten die maximaal 10% afwijken van de bouwregels in het bestemmingsplan. Deze afwijking is niet bedoeld om meteen bij het tekenen van het bouwplan al bij de maximum maten te betrekken. Het is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een gebouw net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de ruimte deze fout op te vangen.

Ook biedt het artikel de mogelijkheid om gebouwen voor nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen direct toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen. Ook kan onder voorwaarden een omgevingsvergunning worden verleend voor het voor een klein deel realiseren van wegen of aansluitingen van wegen buiten de bestemmingsgrens.

6.14 Overgangs- En Slotregels (Artikelen 13 En 14)

Overgangsregels (artikel 13)
De overgangsregels bevatten een voorziening voor situaties die afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties blijven bestaan. Als het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Slotregel (artikel 14)
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd worden.

Bijlage 1 Communicatie

Hoofdstuk 1 Zienswijzen

PM

Bijlage 2 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene Nationale Beleidskaders

1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Daarnaast zijn er voor verschillende regio's en gebieden gerichte opgaven geformuleerd. In dit geval zijn dat gebiedsgerichte opgaven voor Noord-Holland. Buiten deze 13 belangen en gebiedsgerichte opgaven hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk stelt met het Bro en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) regels die doorwerken naar andere overheidslagen.Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, worden in de SVIR de rijksopgaven gebiedsgericht beschreven.

Zaanstad behoort tot de regio Noordwest-Nederland. Dit gebied beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. Binnen dit gebied is de Metropoolregio Amsterdam de grootste stedelijke regio. Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio krijgt de komende jaren te maken met een forse woningbouwopgave. Niet enkel de opgave om extra woningen bij te bouwen speelt, maar tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen. De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. De stedelijke regio van mainport Schiphol staat bekend als één van de regio's met de sterkste concentratie van topsectoren. Van belang is dat internationaal opererende bedrijven niet alleen in Nederland blijven, maar dat er zich ook meer bedrijven, ondernemers en internationale kenniswerkers blijvend vestigen. Om een aantrekkelijk vestigingsklimaat in stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren te behouden is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen.

Beoordeling

De herontwikkeling van het sportpark past binnen de hoofddoelstellingen zoals opgenomen in de SVIR. Met de herontwikkeling wordt de ruimtelijke-economische structuur op lokaal niveau versterkt. Hierbij wordt een leefbare en veilige omgeving gewaarborgd met behoud van natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Dit laatste uit zich in het behoud van de groene omzoming van de locatie. De verantwoordelijkheid voor deze opgave bevindt zich primair op lokaal niveau. De SVIR en het andere rijksbeleid over de ruimtelijke ordening, heeft zijn doorwerking in het, meer specifieke, provinciale en gemeentelijke beleid gekregen, bijvoorbeeld in de nieuwe Omgevingsvisie NH2050 en de gemeentelijke structuurvisie. Dit provinciale en gemeentelijke beleid wordt in de volgende paragrafen besproken.

1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Bro geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in het Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. In artikel 3.1.6, tweede lid, Bro is voorgeschreven dat als bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte bevat. Als het bestemmingsplan die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt wordt ook een motivering opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Beoordeling

Met de herontwikkeling van het sportpark wordt intensiever gebruik gemaakt van de aanwezige ruimte. Met het verplaatsen van verschillende sportverenigingen en het zwembad komt op die plaatsen ruimte vrij voor woningbouw of andere ontwikkelingen. Het sportpark maakt gelet op de ligging en het huidige gebruik onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied. Er is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik, passend binnen de voorwaarden van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen over het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is 'getrapt' vastgelegd. Provincies en gemeenten moeten het beleid nader uitwerken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan worden uitgewerkt.

Beoordeling

Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. De herontwikkeling van het sportpark is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.

1.4 Omgevingswet

Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving. Daarvoor worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:

  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein;
  • de integratie van plannen en toetsingskaders;
  • het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte;
  • het doelmatig uitvoeren van onderzoek.

De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:

  • bestemmingsplan(nen);
  • algemene plaatselijke verordening(en) voor de onderdelen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving;
  • monumentenverordening;
  • reclameverordening.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan alleen over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.

De Omgevingswet zal naar verwachting op 1 januari 2022 in werking treden. Dat geldt ook voor de vier Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) en de ministeriële regeling die bij de Omgevingswet horen.

Beoordeling

Het betreft een bestemmingsplan en dus is de Omgevingswet niet van toepassing.

Hoofdstuk 2 Algemene Provinciale En Regionale Beleidskaders

2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

Op 19 november 2018 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. De provincie wil dat de kwalitatieve en kwantitatieve vraag en aanbod van werk- en woonlocaties met elkaar in overeenstemming zijn en streeft naar behoud en versterking van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en cultuurhistorie.

Beoordeling

De herontwikkeling van het sportpark is in lijn met de provinciale Omgevingsvisie waarbij wordt ingezet op herontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Met de herontwikkeling van het sportpark wordt intensiever gebruik gemaakt van de aanwezige ruimte en komt op de vrijkomende locaties ruimte vrij voor woningbouw of andere ontwikkelingen.

2.2 Omgevingsverordening NH2020

Het beleid van de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 is, voor zover het een bindende werking moet hebben, opgenomen in de Omgevingsverordening NH2020. Op 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. De Omgevingsverordening NH2020 is gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving. Met deze omgevingsverordening loopt de provincie bewust vooruit op de Omgevingswet. Door 21 verordeningen samen te voegen wordt alvast gewerkt in de geest van de Omgevingswet.

Beoordeling

Het plangebied behoort gelet op de bestemming, het huidige gebruik en de locatie tot het bestaand stedelijk gebied. De herontwikkeling van het sportpark is niet in strijd met de regels van de Omgevingsverordening NH2020.

2.3 MRA-regio

In de Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft een bestuurlijke denktank van vertegenwoordigers van provincie Noord-Holland en betrokken regio's en regiogemeenten, opdracht gegeven om een toekomstperspectief op te stellen voor de landschappen in en rond de MRA.
Door de toenemende dynamiek en ruimtevraag in de MRA neemt de urgentie toe om zorgvuldig en met aandacht voor kwaliteit het landschap te ontwikkelen. De genoemde opdracht heeft in maart 2014 geresulteerd in de publicatie 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap'.
Het 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap' biedt een vijftal principes om het landschap aan vitaliteit te laten winnen en voor te bereiden op de toekomst. Het is een instrument dat door alle betrokken partijen kan worden gebruikt bij het werken aan plannen en projecten in het metropolitane landschap.

De vijf principes zijn:

  1. 1. Capaciteit en bereikbaarheid van een aantal landschappen van de MRA vergroten respectievelijk verbeteren.
  2. 2. De aantrekkelijkheid en de belevingswaarde van de MRA-landschappen verhogen en verschillen in karakter, gebruik en geschiedenis uitgesprokener maken.
  3. 3. Koesteren en versterken van een aantal structuurlijnen en landschappen, die uniek of 'outstanding' zijn.
  4. 4. 'Doorwaadbaarheid' van de MRA-landschappen vergroten door in te zetten op passages voor fietsers, wandelaars en vaarverkeer daar waar dragende, landschappelijke structuren infrastructuurbundels kruisen.
  5. 5. Ruimte reserveren voor waterberging, natuur, landschapsontwikkeling en verstedelijking.

Beoordeling

De herontwikkeling van het sportpark betreft een binnenstedelijke verdichting, met veel aandacht voor een aantrekkelijke en hoogwaardige invulling van het openbaar gebied. De herontwikkeling is in overeenstemming met de geformuleerde principes.

Hoofdstuk 3 Algemene Gemeentelijke Beleidskaders

3.1 Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 heeft de gemeenteraad de Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans' vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Omdat er nog geen nieuwe structuurvisie of omgevingsvisie is vastgesteld binnen Zaanstad wordt deze structuurvisie ook nu nog gehanteerd als kader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van de aansluiting op het openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie net zo als de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.

Zaanstad heeft geen uitbreidingsmogelijkheden meer in het landelijk gebied (door beschermde natuurgebieden). Ook in het regionaal ruimtelijk beleid is uitbreiding in de vorm van uitbreiding niet aan de orde. Er kan alleen nog maar binnen bestaande stedelijke contouren gebouwd worden. De gemeentelijke strategie is tweeledig:

  • In een aantal gebieden streeft de gemeente naar intensiveren door slim en meervoudig ruimtegebruik op basis van de bestaande functies en structuren;
  • In andere gebieden wil de gemeente juist ingrijpende veranderingen tot stand brengen via transformatie.

Beoordeling

In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor het plangebied betreft het beoogde karakter, het profiel 'Recreatiegebied, binnenstedelijk - Sportparken'. De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde voor sport en recreatie. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik van de grotere sportparken door een verantwoorde mix van sport, recreatie en aangrenzende functies zoals beschreven in het profiel ontwikkelingszone.

In de structuurvisie is aangegeven dat in 2006 alle Zaanse sportvoorzieningen opnieuw in kaart zijn gebracht. Op een aantal parken is sprake van onderhoudsachterstanden of van overcapaciteit aan velden. Het gemeentelijk beleid is gericht op zowel intensivering door aanleg van kunstgrasvelden als op herstructurering van sportparken door meer multifunctioneel (mede-)gebruik van andere functies op het gebied van onderwijs, recreatie en kinderopvang. Daar waar er sprake is van overcapaciteit kunnen sportparken worden verplaatst of samengevoegd. Met de herontwikkeling van het sportpark wordt hier invulling aan gegeven

3.2 MAAK.Zaanstad

Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.

De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld. Onder meer heeft de gemeenteraad bepaald dat:

  • Het streven is om in Zaanstad tot 2040 tussen de 15.000 en 20.000 woningen te realiseren. Dit aantal extra woningen kan bereikt worden door nieuwbouw, of door alternatieven zoals transformatie van panden en door splitsing/aan- of bijbouwen bij bestaande woningen. Voor de komende 10 jaar wordt er naar gestreefd de bouwproductie te verhogen naar 1000 woningen per jaar.
  • Er binnen de stedelijke contouren wordt gebouwd.
  • Bij gebiedsontwikkeling ruimte dient te worden gegeven aan (maatschappelijke) voorzieningen.
  • Extra inzet op kwaliteit openbare ruimte nodig is om de stad schoon, heel, veilig én mooi te maken.
  • Het inzetten op een “compacte” stad bijdraagt aan draagvlak voor voorzieningen en de stad zodoende sterker maakt. Naast het binnenstedelijk verdichten ingezet wordt op het verkorten en aantrekkelijker maken van de (langzaam verkeers-) routes tussen verschillende delen van de stad binnen de rode contouren;

Beoordeling

In 2017 is in het kader van MAAK.Zaanstad een gebiedsperspectief voor onder andere Kogerveldwijk opgesteld. Uit het onderzoek volgt dat het Sportpark Hoornseveld niet optimaal benut wordt en niet goed bereikbaar is. Door het verplaatsen van verschillende sportverenigingen van Sportpark Oostzijderveld naar Sportpark Hoornseveld wordt er ter hoogte van Oostzijderveld ruimte voor woningbouw gecreëerd. Met de herontwikkeling van het Sportpark Hoornseveld wordt bijgedragen aan de doelstellingen van MAAK Zaanstad.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische Waarden

4.1 Erfgoedvisie 2011 - 2018

Zaanstad is een historisch gegroeide streek, waarbinnen het erfgoed een belangrijke identiteitsdrager is. De gemeente wil dat met het erfgoed zorgvuldig wordt omgegaan, nu en in de toekomst. De Erfgoedvisie beschrijft hoe de gemeente Zaanstad, als beheerder van het erfgoed, daar in de periode 2011-2018 aan gaat voldoen. Het doel is om de bestaande identiteit te versterken en voorwaarden te creëren om die identiteit uit te bouwen, nu en in de toekomst. Daarmee is erfgoed tevens de basis van de ruimtelijke ontwikkeling en wordt duidelijk dat erfgoedonderdelen niet langer op zichzelf staan, maar onderdeel zijn van een groter geheel: de context.

Beoordeling

In paragraaf 4.2 van de toelichting is ingegaan op de wijze waarop bij de herontwikkeling van het sportpark wordt omgegaan met cultuurhistorische waarden van de locatie en haar omgeving.

4.2 Cultuurhistorische waardenkaart

In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn. Het betreft monumenten, historisch geografische waarden en archeologische waarden. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied. Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast.

Beoordeling

Op de CHW-kaart is De Gouw opgenomen als watergang met een (lokale) hoge historisch geografische waarde die behouden moet blijven. De Gouw is in dit bestemmingsplan conserverend bestemd.

4.3 Erfgoedverordening 2010

Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig. Omdat de nieuwe verordening ook een archeologische deel bevat is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening.

In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Ook kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden en regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.

Beoordeling

In paragraaf 4.2 van de toelichting is ingegaan op de wijze waarop bij de herontwikkeling van het sportpark wordt omgegaan met cultuurhistorische waarden van de locatie en haar omgeving.

4.4 Toekomst met Historie

Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (inclusief archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.

Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (ook) hierop gebaseerde adviezen over cultuurhistorie (chw-adviezen).

Beoordeling

In paragraaf 4.2 van de toelichting is ingegaan op de wijze waarop bij de herontwikkeling van het sportpark wordt omgegaan met cultuurhistorische waarden van de locatie en haar omgeving.

4.5 Archeologienota Zaanstad 2009

In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aangeeft. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Die eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.

Beoordeling

In paragraaf 4.1 van de toelichting is ingegaan op de wijze waarop bij de herontwikkeling van het sportpark wordt omgegaan met archeologische waarden van de locatie en haar omgeving.

Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke Waarden

5.1 Welstand

Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad. De markt veranderd en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inschakelen en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.

Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.

In deze welstandsnota is een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.

In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral met een welstandstoets.

In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.

Beoordeling

De nieuwbouw van de accommodaties zal worden voorgelegd aan de adviescommissie Welstand en Monumenten. Het voorlopig en definitief ontwerp van de te realiseren nieuwbouw van het clubgebouw en de inrichtingstekening worden voorafgaand aan de indiening van de bouwaanvraag ter goedkeuring aan het Supervisieteam en de Welstandscommissie voorgelegd.

Hoofdstuk 6 Beleidskaders Groen En Openbare Ruimte

6.1 Groen- en waterplan Zaanstad 2017

De druk op het groen en water neemt toe. Vooral door de grote woningbouwopgave waarmee Zaanstad wil groeien tot 200.000 inwoners, waarbij de woningen binnenstedelijk moeten worden ingepast. Hierdoor neemt de druk op de stad, het ruimtegebruik, het groen en het water toe. Daarom is het belangrijk om het groen en water op een dusdanige manier in te passen, zodat de waarden behouden blijven, passend binnen de eisen en wensen van ecologie, recreatie en klimaat. Zaanstad wil kansen benutten binnen de Metropool Regio Amsterdam, waarbij de kwaliteit van de leefomgeving steeds belangrijker wordt voor het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie. De rol van de gemeente verandert en er moeten prioriteiten gesteld worden welke taken en rol de gemeente neemt bij ieder onderwerp. De ene keer is de gemeente aan zet om te ontwikkelen of te faciliteren en de andere keer de maatschappij en toetst de gemeente alleen. De gemeente heeft hier het kwadrantenmodel voor ontwikkeld. Hiermee geeft de gemeente ruimte aan partijen om initiatieven op te starten.

Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. Het groen en water spelen een belangrijke rol in de stad voor het opvangen van water en het beheersen van het klimaat. Bij de stedelijke verdichting zijn klimaatadaptieve maatregelen nodig om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering.

Beoordeling

De groene omzoming van het sportpark blijft in de toekomstige situatie gehandhaafd. Daar waar groen in het plan verdwijnt, wordt dit op andere plaatsen versterkt conform bijlage 8 uit het Groen- en waterplan. Deze uitwerking vindt plaats in een programma van eisen/inrichtingsplan.

Hoofdstuk 7 Beleidskaders Verkeer, Vervoer En Parkeren

7.1 Nota Ruimte voor Parkeren en Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016

Op 14 juli 2016 is de Nota Ruimte voor Parkeren vastgesteld. Deze parkeernota geeft invulling aan de aspecten autoparkeren, Kiss & Ride, fietsparkeren en laden en lossen. In de parkeernota is onderscheid gemaakt in diverse stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Voor elk gebied geldt een aparte parkeernorm. Voor elke norm geldt dat een deel van de parkeerplaatsen in ieder geval openbaar toegankelijk moeten zijn in verband met het 'aandeel bezoek'.

De Nota Ruimte voor Parkeren is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze uitvoeringsnota beschrijft hoe de gemeente bouwplannen toetst op het parkeren van vooral auto's. Het parkeerbeleid biedt veel mogelijkheden voor maatwerk bij stedelijke ontwikkelingen. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota.

Beoordeling

In de planregels van dit bestemmingsplan is geborgd dat zal worden voldaan aan de parkeernormen uit de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016.

Hoofdstuk 8 Beleidskaders Water

8.1 Nationaal waterbeleid

Nota 'Anders omgaan met water'

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Waterbeleid voor de 21e eeuw'. De belangrijkste aanbevelingen waren: anticiperen in plaats van reageren, meer ruimte naast techniek en 'vasthouden-bergen-afvoeren'.

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw, heeft het kabinet zijn standpunt bepaald in de nota 'Anders omgaan met water' (2000). Deze Nota benadrukt dat het antwoord op de problemen niet alleen ligt in technische oplossingen, maar vooral ook in het ruimte geven aan water (flexibel peilbeheer en ruimtelijke maatregelen in de vorm van onder meer calamiteitenberging, piekberging en voorraadbeheer, etc.). Daarnaast moet meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om water vast te houden. Als meer water vasthouden niet zomaar gaat, moeten er voorzieningen worden aangelegd om tijdelijk water te bergen. Pas als deze twee mogelijkheden, vasthouden en bergen, zijn gebruikt mag het overtollige water worden afgevoerd.

Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 – 2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor de komende jaren en de daarbij behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelf bindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofd-watersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende vijf ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en water robuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

Beoordeling

Onderdeel van het bestemmingsplan is de watertoets. In de watertoets is aangegeven wat de gevolgen van de herontwikkeling van het sportpark zijn voor de waterhuishouding en op welke wijze water (regen-, afval- en oppervlaktewater) hierbij wordt ingepast. Over het plan heeft afstemming met HHNK plaatsgevonden. In paragraaf 4.5 van de toelichting is hier nader op ingegaan.

8.2 Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

In de Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017 zijn het beheer en de eisen voor alle waterkeringen beschreven, zowel die aan de zeezijde als die langs alle binnenwateren. Centraal in deze nota staat de veiligheid. In de nota is het onderhoud beschreven (en de wijze waarop) en welke voorwaarden gelden voor andere functies die een nadelig effect kunnen hebben op een waterkering.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Beoordeling

Onderdeel van het bestemmingsplan is de watertoets. In de watertoets is aangegeven wat de gevolgen van de herontwikkeling van het sportpark zijn voor de waterhuishouding en op welke wijze water (regen-, afval- en oppervlaktewater) hierbij wordt ingepast. Over het plan heeft afstemming met HHNK plaatsgevonden. In paragraaf 4.5 van de toelichting is hier nader op ingegaan.

Hoofdstuk 9 Beleidskaders Technische Infrastructuur

9.1 Hoogspanningslijnen-zakelijk recht

Ten noorden van het plangebied is een hoogspanningslijn aanwezig. Op de strook grond of water onder de hoogspanningslijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. Deze zakelijkrecht strook is 72 m breed (2x 36 m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de “Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974 “ en de “Veiligheid-voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen” van Tennet.

Beoordeling

De zakelijkrecht strook van de hoogspanningslijnen vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

9.2 Hoogspanningslijnen en gezondheid

De stroom die door hoogspanningsleidingen loopt veroorzaakt een elektromagnetisch veld. De sterkte van dit veld is onder andere afhankelijk van de hoeveelheid stroom die wordt getransporteerd en de afstand tot de draden. Voor de maximale sterkte van een magnetisch veld zijn geen wettelijke normen. Het elektromagnetische veld dat rondom de hoogspanningsverbinding bestaat is mogelijk schadelijk voor de gezondheid.

Om schade door blootstelling aan bovengrondse hoogspanningsleidingen te voorkomen voert het Rijk voorzorg beleid uit. Zij adviseert om zo min mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen zich langdurig binnen de magneetveldzone van 0,4 microTesla (µT) zijn (afhankelijk van het soort hoogspanningsverbinding een afstand van minimaal 30 tot 200 m).

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen in de buurt van bestaande woningen en om de bouw van woningen in de buurt van bestaande hoogspanningsverbindingen. Voor bestaande woningen in de buurt van hoogspanningsleidingen geldt geen advies. Dit schrijft het Rijk in het Advies over hoogspanningslijnen (2005) en in de Brief aan gemeenten met verduidelijking advies hoogspanningslijnen (2008).

Verder hanteert het Rijk een advieswaarde van maximaal 100 µT op maaiveld niveau ter voorkoming van korte termijn effecten. Dit is het door de Europese Unie aanbevolen niveau voor magnetische veldsterkte.

Beoordeling

In paragraaf 4.6 van de toelichting is ingegaan op de invloed van elektromagnetische straling op de voorgenomen ontwikkeling. Geconcludeerd is dat de hoogspanningsleidingen geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 10 Beleidskader Externe Veiligheid

Bij de beoordeling van de externe veiligheid moet veelal ook een verantwoording van het zogenaamde groepsrisico plaatsvinden. Het college van Zaanstad heeft op 04 juni 2008 het beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad vastgesteld. In het beleidskader is de bestuurlijke visie, hoe binnen de gemeente Zaanstad de verantwoording van het groepsrisico wordt uitgevoerd, opgenomen. Het beleidskader bevat naast een drietal trajecten voor de verantwoording van het groepsrisico bij het planvormingsproces tevens een viertal richtsnoeren bij ruimtelijke besluiten over(her)inrichting van een gebied.

Beoordeling

In paragraaf 4.9 van de toelichting is ingegaan op de invloed van externe veiligheid op de voorgenomen ontwikkeling. Als gevolg van het nabijgelegen LPG-tankstation en de ligging van een hogedruk aardgasleiding in de nabijheid van het plangebied, is in deze paragraaf een verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Hiervoor heeft overleg plaatsgevonden met de Veiligheidsregio.

Hoofdstuk 11 Beleidskader Geur

Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.

Het Zaans geurbeleid maakt onderscheidt in:

1. standaard geurgevoelige objecten, zoals woningen;

2. minder geurgevoelige objecten, zoals horeca en maatschappelijke functies;

3. minst geurgevoelige objecten, zoals bedrijven.

Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dan geen sprake zijn van ernstige geurhinder.

Het beleid is te vinden op de website van de gemeente Zaanstad www.zaanstad.nl.

Beoordeling

In paragraaf 4.12 is aangegeven dat geurhinder geen belemmering vormt voor de herontwikkeling van het sportpark. Objecten op het sportpark worden aangemerkt als 'minst geurgevoelig' en er wordt geen geuroverlast verwacht.

Hoofdstuk 12 Beleidskader Gezondheid

In de Zaanse Visie op Gezondheid zoals deze door de gemeenteraad in 2019 is vastgesteld, stippelt de gemeente Zaanstad de belangrijkste uitgangspunten voor haar gezondheidsbeleid tot 2040 uit. Hierin wordt gezondheid voortaan niet langer benaderd als 'niet ziek' zijn maar wordt het begrip 'positieve gezondheid' geïntroduceerd: het vermogen van mensen om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan en daarbij zoveel mogelijk eigen regie voeren. Dat is een combinatie van een gezonde omgeving en gezond gedrag. De gemeente wil die wisselwerking aanmoedigen zodat heel veel Zaankanters zich in 2040 gezond voelen in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag.

Beoordeling

De herontwikkeling van het sportpark sluit naadloos aan bij de Zaanse Visie op Gezondheid; het is een belangrijke manier om gezondheid te stimuleren.

Bijlage 3 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 3 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 4 Onderzoek Flora En Fauna

Bijlage 4 Onderzoek flora en fauna

Bijlage 5 Vleermuisonderzoek

Bijlage 5 Vleermuisonderzoek

Bijlage 6 Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 6 Onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 7 Nota Van Beantwoording Overlegreacties, Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 7 Nota van beantwoording overlegreacties, zienswijzen en ambtshalve wijzigingen