KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Water
Artikel 7 Woongebied
Artikel 8 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Wat Wordt Mogelijk Gemaakt Met Dit Plan?
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Aanloop Bestemmingsplan
2.3 Ontwikkeling
Hoofdstuk 3 Planonderbouwing
3.1 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden
3.2 Stedenbouwkundige / Landschappelijke Uitgangspunten
3.3 Wonen
3.4 Maatschappelijke Functies
3.5 Groen En Openbare Ruimte
3.6 Economische Functies
3.7 Verkeer, Vervoer En Parkeren
3.8 Water
3.9 Technische Infrastructuur
3.10 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
3.11 Afweging Naar Aanleiding Van Het Milieueffect
3.12 Duurzaamheid
3.13 Veiligheid
3.14 Geluid
3.15 Luchtkwaliteit
3.16 Geur
3.17 Bodem
3.18 Natuur
3.19 Gezondheid
3.20 Bedrijven En Milieuzonering
3.21 Luchthavenindelingbesluit
3.22 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 4 Verantwoording
4.1 Wat Houdt Het Plan In?
Hoofdstuk 5 Participatie
5.1 Overleg Met Overheden, Diensten En Belanghebbenden
5.2 Zienswijzen
5.3 Ambtshalve Wijzigingen
Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
6.2 Begrippen En Wijze Van Meten
6.3 Bestemmingen
6.4 Groen
6.5 Verkeer
6.6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.7 Water
6.8 Woongebied
6.9 Leiding - Gas
6.10 Anti-dubbeltelregel
6.11 Algemene Bouwregels
6.12 Algemene Gebruiksregels
6.13 Algemene Afwijkingsregels
6.14 Overgangs- En Slotregels
Bijlage 1 Beleidskaders
Hoofdstuk 1 Algemene Nationale Beleidskaders
Hoofdstuk 2 Algemene Regionale Beleidskaders
Hoofdstuk 3 Algemene Gemeentelijke Beleidskaders
Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische Waarden
Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke Waarden
Hoofdstuk 6 Beleidskaders Wonen
Hoofdstuk 7 Beleidskaders Natuur, Landschap En Water
Hoofdstuk 8 Beleidskaders Klimaatadaptatie
Hoofdstuk 9 Beleidskaders Verkeer, Vervoer En Parkeren
Hoofdstuk 10 Beleidskaders Economie, Toerisme En Horeca
Hoofdstuk 11 Beleidskaders Water
Hoofdstuk 12 Beleidskaders Technische Infrastructuur
Hoofdstuk 13 Beleidskaders Milieu
Hoofdstuk 14 Beleidskaders Maatschappelijk En Gezondheid
Hoofdstuk 15 Beleidskaders Duurzaamheid
Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse En Waardering
Bijlage 3 Cultuurhistorische Verkenning Spaghettiflat
Bijlage 4 Archeologisch Booronderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 6 Klimaatstresstest
Bijlage 7 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Verkennend (Water)bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 10 Aanvullend (Water)bodemonderzoek
Bijlage 11 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 12 Aanvullend Onderzoek Wet Natuurbescherming
Bijlage 13 Ontheffing Wet Natuurbescherming
Bijlage 14 Onderzoek Stikstofdepositie Bouwfase
Bijlage 15 Voortoets Stikstof Bouwfase
Bijlage 16 Onderzoek Stikstofdepositie Gebruiksfase
Bijlage 17 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 18 Reactienota
Bijlage 19 Vrije Watering Verbeelding 30-7-2024

Poelenburg Oost – Vrije Watering

Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad

Vastgesteld op 18-07-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Poelenburg Oost - Vrije Watering met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 bed & breakfast

Verhuur van een deel van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de aanwezigheid van (de vertegenwoordiger van) de hoofdbewoner van de betreffende woonruimte, al dan niet met ontbijt.

1.7 beperkt kwetsbaar object

Een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  1. a. (1) verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en (2) dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  3. c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  4. d. winkels, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  5. e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  6. f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder d, vallen;
  7. g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  8. h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.8 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.9 bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.

Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.10 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  1. a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
  2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 Bevi-inrichting

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.14 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.17 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.18 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven.

1.20 dove gevel

De bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A). Alleen bij uitzondering heeft een dove gevel te openen delen, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

1.21 erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit de regels van dit plan deze inrichting niet verbieden.

1.22 gastouderopvang

Gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Wet kinderopvang, te weten:

een vorm van kinderopvang:

  1. a. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;
  2. b. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 1.5, eerste lid van de Wet kinderopvang, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag of diens partner;
  3. c. waarbij de opvang plaatsvindt:
    1. 1. op het woonadres van de gastouder,
    2. 2. op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt, dan wel
    3. 3. op twee of meer van deze woonadressen; en
  4. d. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de basisregistratie personen en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt.

1.23 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  1. a. woning;
  2. b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. onderwijsgebouw;
    2. 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    3. 3. verzorgingstehuis;
    4. 4. psychiatrische inrichting;
    5. 5. kinderdagverblijf;
  3. c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. woonwagenstandplaats;
    2. 2. ligplaats voor woonschepen.

1.25 geluidgevoelige ruimte

1.25 geluidgevoelige ruimte

Een geluidgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, te weten:
Een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m².

1.26 geluidluw te openen deel

Een geluidluw te openen deel waarop het geluidsniveau, ter plaatse van de ventilatieopening, niet hoger is dan de voorkeurgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen als bedoeld in de Wet geluidhinder. Als dit niet mogelijk is dan geldt de verleende hogere waarde minus 10dB.
Een geluidluw te openen deel kan onder andere worden gerealiseerd door het realiseren van een vlies voor het te openen deel, waarbij het te openen deel over voldoende ventilatiecapaciteit moet beschikken conform het bouwbesluit 2012 en de lucht tussen het vlies en het te openen deel moet van buitenluchtkwaliteit zijn.

1.27 geluidluwe gevel

Een gevel waarop het geluidsniveau niet hoger is dan de voorkeurgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen als bedoeld in de Wet geluidhinder. Als dit niet mogelijk is dan geldt de verleende hogere waarde minus 10 dB.
Een geluidsluwe gevel kan onder andere worden gerealiseerd door het realiseren van een vliesgevel, waarbij de te openen delen in de geluidsluwe gevel over voldoende ventilatiecapaciteit moeten beschikken conform het bouwbesluit 2012.

1.28 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.29 groepsrisico buisleiding

Het groepsrisico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, te weten:

  • cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een buisleiding en een ongewoon voorval met die buisleiding.

1.30 hoofdbewoner

Degene die officieel als bewoner van een woning of ander gebouw geregistreerd is en daarmee onder andere verantwoordelijk is voor het betalen van bepaalde lasten.

1.31 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 horeca

Bedrijfsactiviteiten gericht op: het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.

1.33 huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen.

1.34 huisvesting ten behoeve van mantelzorg

Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.35 kamerverhuur

Het duurzaam verblijven in een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.36 kampeermiddelen

  1. a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, of;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    1. 1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    2. 2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.

1.37 kap

Een uitwendige scheidingsconstructie onder een bepaalde minimale en/of maximale hoek (uitgedrukt in graden) met het horizontale vlak. Een kap kan uitlopen in een nok of voorzien zijn van een platte afdelling.

1.38 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.39 kwetsbaar object

Een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.40 maatschappelijke voorzieningen

Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.

1.41 mantelzorg

Mantelzorg als bedoeld in artikel 1 lid 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) te weten:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.42 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.43 omzetten

Het omzetten van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, naar één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n).

1.44 onzelfstandige woonruimte

Woonruimte, die geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.45 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de onsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.46 particuliere vakantieverhuur

Verhuur van woonruimte bij afwezigheid van degene die de woning rechtsgeldig aanbiedt.

1.47 plaatsgebonden risico buisleidingen

Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, te weten:

  • risico op een plaats nabij een buisleiding, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die bepaalde plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met die buisleiding.

1.48 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw.

1.49 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding.

1.50 seksbedrijf

Het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot:

  • het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding; of
  • prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee; of
  • het verrichten van seksuele handelingen met en voor een derde (niet tegen vergoeding); of
  • het verrichten van seksuele handelingen voor een derde tegen vergoeding; of
  • het aanbieden van fysieke vertoningen van erotisch-pornografische aard (al dan niet tegen vergoeding).

1.51 seksinrichting

Voor een derde toegankelijke besloten ruimte die onderdeel is van een seksbedrijf.

1.52 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.53 standplaats

Op of aan de weg of aan een openbaar water of op een andere voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of een ander middel een standplaats innemen om in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden of diensten aan te bieden.

1.54 tijdelijk verblijf

De tijdelijke bewoning, ook wel short stay genoemd, van (een deel) van een pand voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden.

1.55 toeristische verhuur

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Daaronder ook begrepen Bed & Breakfast en particuliere vakantieverhuur.

1.56 verblijfsgebieden

Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.57 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.58 vliesgevel

Een vliesgevel is een gebouwgebonden geluidwerend scherm dat is aangebracht vóór (de thermische schil van) een gebouw. Een vliesgevel wordt aangemerkt als een geluidwerende maatregel in het overdrachtsgebied tussen geluidbron en ontvanger. Met deze voorziening wordt de geluidbelasting op de gevel teruggebracht tot de voorkeursgrenswaarde dan wel de verleende hogere grenswaarde minus 10dB, zodat in de gevel te openen ramen en deuren kunnen worden geplaatst. Een vliesgevel overlapt in principe de gehele gevel van een woning. De te openen delen in de gevel achter de vliesgevel moeten over voldoende ventilatiecapaciteit beschikken conform het bouwbesluit 2012 en de lucht tussen de vliesgevel en gevel van de woning moet van buitenluchtkwaliteit zijn.

1.59 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.60 waterhuishoudkundige voorzieningen

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.61 wezenlijke voorziening

Als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen.

1.62 wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.63 woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamerverhuur.

1.64 woningsplitsing

Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer zelfstandige woningen en/of het toevoegen van een extra woning in een bijbehorend bouwwerk.

1.65 zelfstandige huurwoning

Zelfstandige woonruimte, die verhuurd wordt.

1.66 zelfstandige woonruimte

Woonruimte die door een huishouden wordt bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte, waarbij sprake moet zijn van een eigen toegang tot de woonruimte.

1.67 zorgwonen

Wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage wordt bepaald door projectie van de bebouwing in het bouwvlak, tenzij anders is bepaald.

2.2 bouwhoogte

De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Deze meetbepaling is niet van toepassing indien in de regels anders is bepaald.

2.3 breedte

De breedte van een bijbehorend bouwwerk wordt gemeten over de zijde die het dichtst bij de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

2.4 goothoogte

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 oppervlakte

2.6 peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:

  1. a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  2. b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  3. c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  4. d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  5. e. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
  6. f. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Deze meetbepaling is niet van toepassing indien elders in de regels anders is bepaald.

2.7 straatprofiel

De verticale doorsnede van een straat, gemeten van gevel tot gevel.

2.8 voorgevelrooilijn

Indien de voorgevelrooilijn niet op de verbeelding is aangegeven met een bouwaanduiding, dan wordt het volgende als de voorgevelrooilijn gezien:

een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  1. b. fiets- en voetpaden.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. laad- en losvoorzieningen;
  2. b. manoeuvreerruimtes;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. reclameobjecten;
  5. e. verkeersvoorzieningen;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebieden;

met daar aan ondergeschikt:

  1. b. reclameobjecten;
  2. c. standplaatsen;
  3. d. verkeersvoorzieningen;
  4. e. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beroeps- en recreatievaart;
  2. b. water;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  1. d. kaden;
  2. e. oeverstroken;
  3. f. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  4. g. sluizen;
  5. h. bruggen ter plaatse van de aanduiding 'brug'.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 6.2.4 om het bouwen van steigers en andere werken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de waterbreedte waarin een steiger toegestaan is bedraagt 8 meter of meer;
  2. b. de steigers uitsluitend zijn bedoeld voor openbaar gebruik;
  3. c. de steigers niet leiden tot slechte doorstroming van waterlopen;
  4. d. de steigers geen belemmering vormen voor het onderhoud van de watergangen en oevers;
  5. e. schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. manoeuvreerruimtes;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen;
  6. f. verblijfsgebieden;
  7. g. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  8. h. water;

met daarbij behorend:

  1. i. erven;
  2. j. tuinen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 7.2.14, sub a, onder 2 om een geluidgevoelig object te realiseren zonder één of meer geluidluwe gevels, mits voldoende aannemelijk is dat er bij de ingebruikname van het geluidgevoelig object sprake is van één of meer geluidluwe gevels door het treffen van al dan niet tijdelijke maatregelen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van gasleidingen.

8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' is het bouwen van bouwwerken niet toegestaan.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 8.2 om het bouwen van bouwwerken toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. het bouwwerk moet voldoen aan de bouwregels die zijn opgenomen in de andere bestemmingen die voor deze gronden gelden;
  2. b. het bouwwerk en/of de bouwactiviteit mag de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet schaden;
  3. c. het bouwwerk mag niet als kwetsbaar object gebruikt worden;
  4. d. het bevoegd gezag moet schriftelijk advies inwinnen bij de leidingbeheerder over de wenselijkheid van het bouwwerk in relatie tot de veiligheid en instandhouding van de gasleiding.

8.4 Specifieke gebruiksregels

kwetsbaar objecten en beperkt kwetsbaar objecten zijn niet toegestaan.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 8.4 om kwetsbaar objecten en beperktkwetsbaar objecten toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. indien de afwijking wordt toegepast ten behoeve van een kwetsbaar object, dan moet het bevoegd gezag een grenswaarde in acht nemen van 10-6 per jaar met betrekking tot het plaatsgebondenrisico buisleidingen;
  2. b. indien de afwijking wordt toegepast ten behoeve van een beperkt kwetsbaar object, dan moet het bevoegd gezag rekening houden met een richtwaarde van 10-6 per jaar met betrekking tot het plaatsgebonden risico buisleidingen;
  3. c. het groepsrisico buisleiding moet onderbouwd worden conform artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  4. d. het bevoegd gezag moet schriftelijk advies inwinnen bij de veiligheidsregio in relatie tot het groepsrisico buisleiding, over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding;
  5. e. het bevoegd gezag moet schriftelijk advies inwinnen bij de leidingbeheerder over de wenselijkheid van het het beperkt kwetsbaar object of kwetsbaar object in relatie tot de veiligheid en instandhouding van de gasleiding.

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  1. a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  2. b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” en;
  3. c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, herzien of vervangen rekening wordt gehouden met de wijziging, herziening of vervangende beleidsregels;
  4. d. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de normen als bedoeld onder sub b mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    1. 1. de ontbrekende parkeervoorzieningen worden anderszins voldoende gecompenseerd;
    2. 2. anderszins voldoende gecompenseerd betekent dat wordt voldaan aan de ontheffings- of afwijkingsmogelijkheden in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016"; en
    3. 3. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, herzien of vervangen rekening wordt gehouden met de wijziging, herziening of vervangende beleidsregels.

10.2 Duikers in en bruggen boven water

Het is toegestaan duikers en bruggen boven water te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van een brug of duiker mag niet hoger zijn dan 5 meter;
  2. b. de doorvaarthoogte van een brug mag niet minder zijn dan 2,50 meter;
  3. c. de doorvaartbreedte van een brug mag niet minder zijn dan 2,50 meter.

10.3 Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter;
  2. b. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m² bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van molens ten behoeve van de waterkwaliteit mag niet hoger zijn dan 7 meter;
  4. d. het aantal molens ten behoeve van de waterkwaliteit mag niet meer dan 2 bedragen,

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

  1. a. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    1. 1. seksbedrijf;
    2. 2. Bevi-inrichtingen;
    3. 3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    4. 4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    5. 5. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    6. 6. het storten van puin en afvalstoffen;
    7. 7. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    8. 8. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    9. 9. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt;
    10. 10. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet zijnde mantelzorg.
  2. b. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
  3. c. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten ten behoeve van kamerverhuur.

11.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:

  1. a. duikers en bruggen in en boven water;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. laad- en losvoorzieningen;
  4. d. manoeuvreerruimtes;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. perceelsontsluitingen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. verblijfsgebieden;
  10. j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  11. k. water;
  12. l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Afwijking algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  3. c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen;
  4. d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;

mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. e. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of om te voldoen aan het Bouwbesluit;
  2. f. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.

12.2 Afwijking ten behoeve van wegen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit hier aanleiding toe geven;
  2. b. de leefkwaliteit ter plaatse van nabijgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.

12.3 Afwijking verbod op woningsplitsing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 11.1, onder b, om het veranderen en/of splitsen van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen toe te staan, mits:

  1. a. de oppervlakte van de bestaande woning groter of gelijk is aan 140 m2;
  2. b. de oppervlakte van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat, groter is dan 50 m2;
  3. c. wordt voldaan aan artikel 3.3.1b van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan;
  4. d. wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.

12.4 Afwijking verbod op kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 11.1 onder c, om het veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten ten behoeve van kamerverhuur, mits:

  1. e. de oppervlakte van de bestaande woning groter of gelijk is aan 140 m2;
  2. f. wordt voldaan aan artikel 3.3.1a, lid 2 van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan;
  3. g. wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Poelenburg Oost - Vrije Watering van de gemeente Zaanstad.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

De wijk Poelenburg in het zuidoosten van Zaandam is een naoorlogse woonwijk die ruim 60 jaar geleden is gerealiseerd als uitbreidingswijk van het industriële Zaandam. In de mix van eengezinswoningen en portiekflats woonden vooral werknemers van de Bruynzeelfabrieken en later ook de eerste gastarbeiders. De afgelopen decennia is Poelenburg een aandachtswijk geworden met de nodige sociaal-maatschappelijke problematiek: grote werkloosheid, lage opleidingsgraad en veel mutaties in de woningvoorraad.

In 2020 hebben meer dan twintig partijen het ‘PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040’ ondertekend. Hierin staan de concrete resultaten die nodig zijn om van Poelenburg-Peldersveld een nog fijnere plek te maken om te wonen en op te groeien. De partners werken samen met bewoners en organisaties uit de wijk om de doelen te bereiken. Naar aanleiding van dit PACT is 'Visie Fijn Wonen' in voorbereiding.

Het plan om aan de oostkant van Poelenburg een nieuwe woonbuurt te realiseren is niet nieuw. Op 22 december 2016 is door de gemeenteraad een grondexploitatie en een bijbehorend Programma van Eisen vastgesteld voor de herontwikkeling van wat toen nog Poelenburg Oost fase 1 heette. De gemeente heeft vervolgens in 2019 ook een ontwikkelvisie vastgesteld, inclusief een Stedenbouwkundig Plan en een Kwaliteitsleidraad. Omdat de indertijd beoogde herontwikkeling van Poelenburg Oost fase 1 niet mogelijk was via het geldende bestemmingsplan, is in 2019 een ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht. Daarop zijn enkele zienswijzen ingediend. Vanwege een uitspraak van de Raad van State met betrekking tot de landelijke regelgeving ten aanzien van stikstofdepositie en een ingekomen zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan is de gemeente niet overgegaan tot vaststelling en is de procedure voor het bestemmingsplan voor Poelenburg Oost fase 1 stilgelegd.

Mede naar aanleiding van dit PACT en de toen nog in voorbereiding zijnde 'Visie Fijn wonen Poelenburg en Peldersveld', is het plan voor een nieuwe woonbuurt aan de oostkant van Poelenburg tegen het licht gehouden. Dit heeft geleid tot een gewijzigd stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel, genaamd De Vrije Watering. Het plan voor De Vrije Watering gaat uit van maximaal 99 woningen, waarvan 64 grondgebonden woningen.

De beoogde herontwikkeling van De Vrije Watering is, net als het voorgaande plan, niet mogelijk via het geldende bestemmingsplan. Om de herontwikkeling van het plangebied te kunnen vergunnen is daarom een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een nieuw ruimtelijk planologisch regime voor het plangebied van kracht. Het stedenbouwkundige plan voor De Vrije Watering wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan vastgesteld en fungeert als onderlegger in het bestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan is op 20 oktober 2022 ter inzage gelegd. Inmiddels is sinds 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft bij de vaststelling van het bestemmingsplan het oude recht, de Wet ruimtelijke ordening, van toepassing. Zodra het voorliggende bestemmingsplan van kracht is, wordt het bestemmingsplan onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Dit volgt uit artikel 4.6, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het grotendeels braakliggende terrein ten oosten van de wijk Poelenburg. Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • het terrein van de Sultan Ahmet moskee in het noorden;
  • de Watering in het oosten, gelijk aan de gemeentegrens met Oostzaan;
  • een in het verlengde van de Jasperstraat te realiseren watergang in het zuiden;
  • het hart van de doorgaande rijweg van de Poelenburg, gelijk aan de plangrens van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor de Jasperstraat (hierin worden de kaders voor de herontwikkeling van de zogenaamde Spaghettiflat vastgelegd, zie subparagraaf 2.1.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0001.jpg"

Afbeelding 1: Ligging plangebied

Momenteel is het grootste deel van het plangebied onbebouwd en bijna volledig begroeid met gras en planten en hier en daar enkele bomen. Het onbebouwde terrein is aan de noord-, zuid- en westzijde afgeschermd via een hek en aan de oostzijde via de Watering. Aan de oostkant van het onbebouwde terrein was een deel van het terrein tot vorig jaar tijdelijk in gebruik als stadsstrand (Poelenburg Beach). De westkant van het plangebied bestaat uit de verkeersruimte van de wijkontsluitingsweg Poelenburg.

Het overgrote deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het kadastrale perceel ZDM01-6754.

1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt (een gedeelte van) de volgende bestemmingsplannen:

  • Poelenburg, vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2013. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het bestemmingsplan Poelenburg gelden.
  • Parapluplan Parkeren Zaanstad, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juni 2018. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het Parapluplan gelden.
  • Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juli 2021. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het "Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur " gelden.

In het geldende bestemmingsplan 'Poelenburg' is het onbebouwde terrein bestemd als 'Groen', met uitzondering van de als 'Maatschappelijk' bestemde voormalige locatie van drumfanfare Czaar Peter (Poelenburg 156e). Het water van de Watering is bestemd als 'Water'. De openbare ruimte van de wijkontsluitingsweg Poelenburg is bestemd als 'Verkeer'.

Conform het Parapluplan Parkeren Zaanstad geldt bij het bouwen van gebouwen dat er voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied. Voldoende betekent dat er wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” dan wel eventuele wijzigingen daarvan.

Het Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur reguleert toeristische verhuur en Bed & Breakfast en er zijn regels opgenomen met betrekking tot het splitsen en omzetten van woningen.Van omzetting is sprake als zelfstandige woningen naar onzelfstandige woningen worden omgezet, ook wel kamergewijze verhuur genoemd.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Poelenburg Oost - Vrije Watering. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders (zie ook de volgende alinea) en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Hoofdstuk 2 Wat Wordt Mogelijk Gemaakt Met Dit Plan?

2.1 Bestaande Situatie

2.1.1 Stedelijke positie

Het plangebied is gelegen ten oosten van de bestaande wijk Poelenburg. Waar Poelenburg nu nog vooral ervaren wordt als het meeste oostelijke deel van Zaandam, is het op iets grotere schaal strategisch gelegen. Poelenburg ligt niet alleen op relatief korte afstand tot het centrum van Zaandam maar door de ligging nabij uitvalswegen ook in de directe nabijheid van het dorp Oostzaan, het recreatiegebied Het Twiske en Amsterdam Noord (het in Amsterdam-Noord gelegen NDSM terrein en de pont over het IJ bevinden zich op een fietsafstand van slechts 20 minuten). Het gevoel van een strategische ligging is op dit moment nog niet sterk in Poelenburg, maar de omgeving van Poelenburg is in verandering waardoor de strategische ligging steeds beter zal worden ervaren. De transformatie van het NDSM-terrein naar een gemengd woonwerkgebied is al enige tijd gaande. De komende jaren worden ook andere delen van de noordelijke IJ-oever en de ten zuiden van Poelenburg gelegen Achtersluispolder ontwikkeld tot een gemengd werkgebied aan het IJ. Verder is de ambitie om de wijkontsluitingsweg Poelenburg aan te sluiten op de Thorbeckeweg (N516) en door te trekken naar de Achtersluispolder. Hierdoor zal de bereikbaarheid van Poelenburg worden verbeterd en kan de buurt op termijn beter profiteren van de stedelijke dynamiek in de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0002.png"

Afbeelding 2: ligging van Poelenburg binnen de regio (bron: Stedenbouwkundig Plan 'De Vrije Watering, zelfbouw in Poelenburg', Urhahn, 2018)

2.1.2 Wijk Poelenburg

De wijk Poelenburg is eind jaren 50, begin jaren '60 gebouwd tussen de Gouw en de snelweg A8 in verband met de behoefte aan woningen voor de (gast)arbeiders in de Zaanse fabrieken als Verkade, Bruynzeel en Eurometaal. Er was indertijd te weinig woongelegenheid voor het personeel in deze Zaanse fabrieken. Door de druk vanuit de industrie is daarom Zaandam-Oost uitgebreid door het gehele gebied tussen de Gouw en de A8 te ontwikkelen, waaronder de wijk Poelenburg. Deze wijk is indertijd ontworpen volgens de ideeën van de moderne beweging waarbij helderheid, transparantie en groene en gebouwde elementen centraal stonden. Karakteristiek voor de wijk Poelenburg is het heldere raamwerk dat bestaat uit evenwijdig doorlopende oost-west woonstraten die uitkomen op de noord-zuidlopende wijkontsluitingsweg Poelenburg (de westelijke grens van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan). De noord-zuidstraten in de wijk zijn korte pootjes tussen de oost-westverbindingen. Dit heeft geleid tot een helder raster met vierkante velden. Hier is in de vorm van 'stedenbouwkundige stempels' op repeterende wijze invulling aan gegeven. De velden zijn opgemaakt met losse bouwblokken, elk met verschillende woningtypes (bungalows, rijwoningen, portiek- en galerijwoningen). De stempels zijn herhaald en gespiegeld zonder daarbij aan te sluiten op het oorspronkelijke landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0003.png"

Afbeelding 3: structuur Poelenburg binnen de hoofdstructuur van Zaandam-Oost (bron: toelichting bestemmingsplan 'Poelenburg', 2013)

Aan de westzijde heeft de wijk een uitstraling van een rustige suburbane woonwijk. Bungalows vormen hier een geleidelijke overgang naar het aangrenzende Darwinpark. De hogere bebouwing in de wijk is aan de oostzijde gerealiseerd, met name langs de wijkontsluitingsweg Poelenburg. Aan deze zijde bepalen meergezinswoningen daarmee het beeld. De uitstraling van deze gebouwen is veel stedelijker dan aan de westzijde door de aanwezigheid van galerijflats en portiek-etagewoningen. De velden tussen de flats zijn openbaar, groen en open ingericht. Deze ruimtes fungeren min of meer als voortuin van de meergezinswoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0004.jpg"

Afbeelding 4: de meergezinswoningen aan de oostzijde van de wijk Poelenburg, ter hoogte van de kruising Poelenburg-Lobeliusstraat

Tussen de bungalows aan de westzijde en de flats aan de oostzijde bevinden zich grondgebonden rijwoningen die in de basis bestaan uit twee woonlagen. Ook twee lagen met kap komt voor. De woningen zijn in de vorm van (half)open bouwblokken verkaveld. Veel van de blokken zijn met de achterzijde naar de straat of openbaar groen gericht.

De opbouw van de wijk gaf ook de hiërarchie van het personeel van de Zaanse fabrieken weer. De lagere woningen aan de westzijde van Poelenburg waren oorspronkelijk namelijk bedoeld voor de directieleden, in de grondgebonden rijwoningen kwam het middenkader te wonen terwijl de hogere bebouwing aan de oostzijde was bestemd voor de fabrieksarbeiders. In de gehele wijk was en is echter veel groen aanwezig.

Centraal in de wijk Poelenburg zijn centrumvoorzieningen gevestigd. Eén winkelcentrum ligt aan de Lobeliusstraat. Noordelijker in de wijk ligt het winkelcentrum De Bloemkorf, welke na een brand in 2009 is herbouwd. De beide centra zijn onderdeel van het raster van de wijk en beide zijn voorzien van bovenwoningen. Verspreid over de wijk bevinden zich verder nog enkele solitaire voorzieningen, zoals een levensmiddelenwinkel op de hoek Poelenburg-Lobeliusstraat.

Poelenburg kreeg al snel te maken met een concentratie van armoede, vervuiling en slechte integratie van bewoners. Het gaat om een proces vanaf het midden van de jaren zeventig, waarbij het sluiten van enkele grote fabrieken, en verhuizing van industrie naar elders zorgde voor veel werkloosheid. Daarnaast kwam een proces op gang van gezinshereniging. Zo ontwikkelde Poelenburg zich tot een wijk met een percentage van 60% bewoners van niet-Nederlandse herkomst met een bestedingsgemiddelde dat fors onder het Zaanse gemiddelde lag. Er was veel sociale woningbouw (aandeel 64%) en veel flatwoningen (aandeel 67%). Ruim de helft van de huurwoningen (52%) behoorde tot de goedkope voorraad en bestond voornamelijk uit flats.

Tegenwoordig bestaat de woningvoorraad in Poelenburg uit circa 3.300 woningen en huisvest de wijk circa 8.750 bewoners. Van de circa 3.300 woningen is ongeveer 33% in eigendom en de rest in corporatiebezit. Poelenburg heeft een relatief jonge bevolking aangezien slechts 13% ouder is dan 65 jaar. De wijk heeft te maken met grootstedelijke problematiek die ook in andere vergelijkbare wijken in Nederland speelt. Het gaat daarbij onder meer om een hoge concentratie (en instroom) van mensen met een sociaal-economisch zwakkere positie en een verouderde woningvoorraad (circa 80% uit de periode 1950-1970). Deze problematiek speelt zich binnen Poelenburg met name af in het oostelijk deel, daar waar sprake is van een hoge bevolkingsdichtheid. Poelenburg is de laatste jaren aan het verbeteren door diverse ingrepen en aanpassingen, zoals de aanpak van de openbare ruimte, de sloop van de garageboxen bij de E-flats en de slinger in de wijkontsluitingsweg Poelenburg. En alhoewel er in de afgelopen jaren al veel is gedaan, is het nog niet voldoende. Mede vanwege de recessie heeft er bovendien een stagnatie plaatsgevonden in de aanpak. Het wegvallen van de noodzakelijke fysieke investeringen om een grotere diversiteit van de woningvoorraad te realiseren wordt als één van de belangrijke oorzaken in de stagnatie van de aanpak gezien. Mede daarom is in 2020 het 'PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040' gesloten met als doel om via een langjarige ontwikkeling de wijk te verbeteren.

2.1.3 Directe omgeving plangebied

Moskee Sultan Ahmet en sportzone

Het terrein ten noorden van het plangebied is in gebruik door de moskee Sultan Ahmet, welke in het begin van de jaren '90 is gebouwd en indertijd de grootste moskee in Nederland was. De moskee vervult als gebedshuis een belangrijke rol voor de moslimgemeenschap in Poelenburg en de rest van de Zaanstreek. Het gebedshuis is tweelaags (circa 10 meter) en is voorzien van een koepel (circa 15 meter) en twee minaretten (circa 30 meter). Elke vrijdagmiddag vindt er een versterkte oproep tot het gebed plaats (azan).

Het onbebouwde deel van het terrein van de moskee is grotendeels ingericht als parkeerterrein voor bezoekers. Ondanks dit parkeerterrein kan er op vrijdagen en tijdens islamitische feestdagen sprake zijn van parkeeroverlast in de buurt omdat het parkeerterrein vol is en bezoekers hun auto elders parkeren. Vlakbij de moskee zijn ook bushaltes aanwezig en het terrein van de moskee is via een aantakking verbonden met de doorgaande fietsroute langs de Poelenburg.

De moskee vervult naast haar rol als gebedshuis ook een sociaal-maatschappelijke rol vanwege onder meer het geven van koranlessen aan kinderen, cursussen en lezingen aan volwassenen en het organiseren van diverse buurtbijeenkomsten. De zuidoosthoek van het terrein van de moskee wordt gebruikt voor het doen van begrafenisgebeden in de open lucht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0005.jpg"

Afbeelding 5: de Sultan Ahmetmoskee ten noorden van het plangebied

De zone ten noorden van het parkeerterrein van de Sultan Ahmetmoskee is in gebruik als sportzone met onder meer skatevoorzieningen, een basketbalveld en een Krajicek Playground, die recent is voorzien van een overkapping.

Watering en veenweidelandschap

De oostelijke plangrens van het plangebied wordt gevormd door de gemeentegrens met Oostzaan. De gemeentegrens bevindt zich in het water van de Watering. De Watering is een noord-zuidgerichte watergang die een verbinding vormt tussen het water van het Barndegat, de Zuidervaart en de diverse watergangen in het veengebied ten oosten van de snelweg A8. De gronden tussen de Watering en de snelweg A8 zijn in gebruik als veenweidelandschap.

Maatschappelijke functie en kanovereniging

Ten zuiden van het plangebied bevinden zich diverse functies. Zo staat ten noorden van het Geuzenpad een rechthoekig gebouw waarin de maatschappelijke organisatie 'Centrum Jong' is gehuisvest. Bij deze organisatie met meerdere locaties in Oostzaan, Wormerland en Zaanstad kunnen ouders, verzorgers, kinderen en jongeren tot 23 jaar terecht voor vragen over opgroeien en opvoeden. Het gebouw is eenlaags met een kap. Het is de bedoeling om Centrum Jong in de toekomst te verplaatsen naar nieuwbouw in de Jaspersstraat (zie ook verderop in deze subpargraaf).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0006.jpg"

Afbeelding 6: het aan het Geuzenpad gelegen gebouw van Centrum Jong, met daarachter een parkeerterrein en een zendmast

Achter het gebouw van Centrum Jong bevindt zich een parkeerterrein en een telecominstallatie met zendmast en alarmfunctie. Aan de oostkant van het parkeerterrein bevindt zich de ingang van het terrein van kanovereniging 'De Geuzen'. De vereniging beschikt over een rechthoekig clubgebouw met opslag van één tot twee bouwlagen (zonder kap) en een kleiner gebouw voor opslag van materiaal. De rest van het terrein van de kanovereniging is onbebouwd. In het water van de Watering is nog wel een steiger aanwezig. In de zijtak van de Watering bevindt zich ten zuidwesten van de kanovereniging een ligplaats van een woonboot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0007.jpg"

Afbeelding 7: de Watering en het clubgebouw van kanovereniging "De Geuzen"

Oostelijke rand woonwijk Poelenburg

Ten westen van het plangebied bevindt zich de fietsstraat Poelenburg. Deze fietsstraat is ook toegankelijk voor auto's en vormt samen met de in het plangebied gelegen wijkontsluitingsweg Poelenburg de oostelijke rand van de woonwijk. Haaks op de fietsstraat staan tussen de E. Heimansstraat en de Clusiusstraat drie portiekflats van ieder vijf bouwlagen. Deze portiekflats, de zogenaamde E-flats, zijn enkele jaren geleden gerenoveerd waarbij in de kopgevels van de flats zijramen zijn geplaatst. Vanuit de hoekwoningen is er daardoor ook zicht op de wijkontsluitingsweg en is er niet langer sprake van een blinde kopgevel. Bij de renovatie van de E-flats zijn ook de garageboxen op de koppen van de binnenterreinen gesloopt. De binnenterreinen van de E-flats zijn daardoor vanaf de oostzijde toegankelijk geworden waardoor de zichtbaarheid en sociale veiligheid van deze binnenterreinen is verbeterd. Het doel van het slopen van de garageboxen was tevens om de zichtbaarheid op het plangebied van dit bestemmingsplan te verbeteren. De herinnering aan de garageboxen is overigens nog niet helemaal uit het straatbeeld verdwenen doordat ter plaatse van de gesloopte garageboxen gemetselde pergola's zijn geplaatst, in hetzelfde stramien als de garageboxen. Deze pergola's bevinden zich op de scheiding tussen het trottoir en het binnenterrein en markeren daarmee de overgang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0008.jpg"

Afbeelding 8: twee van de drie portiekflats tussen de E. Heimansstraat en de Clusiusstraat (bron: https://www.google.nl/maps/)

Tussen de Clusiusstraat en de Jaspersstraat bevindt zich een haakvormige portiekflat van vijf bouwlagen. Deze flat is ook wel bekend als de Spaghettiflat Het oostelijke deel van deze haakflat is georiënteerd op de wijkontsluitingsweg Poelenburg. Voor het perceel is planvorming in voorbereiding voor herontwikkeling. De planvorming gaat uit van sloop van de 117 woningen en nieuwbouw van maximaal 320 woningen, een Huis van de wijk waar o.a. de Poelenburcht en centrum Jong gehuisvest zullen worden (naast andere maatschappelijke voorzieningen) en kleinschalige niet-woonfuncties (kantoren, dienstverlening en horeca). Voor deze herontwikkeling is op 1 februari 2024 het bestemmingsplan 'Jaspersstraat' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is onherroepelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0009.jpg"

Afbeelding 9: de haakvormige portiekflat tussen de Clusiusstraat en de Jaspersstraat (bron: https://www.google.nl/maps/)

2.1.4 Plangebied

Op dit moment is het plangebied grotendeels braakliggend maar tot 2005 werd dit deel van het plangebied gebruikt als schooltuinencomplex en, aan de noordzijde van het terrein, als clubgebouw van drumfanfare Czaar Peter (Poelenburg 156e). Het schooltuinencomplex is in 2005 verplaatst naar het Darwinpark (tegenover de kinderboerderij), terwijl het clubgebouw van de drumfanfare is gesloopt. Het vrijgekomen terrein is vervolgens begroeid geraakt met struikgewassen en, nadat het terrein is geëgaliseerd, met gras en planten. Ook staan er verspreid over het terrein enkele bomen.

Het braakliggende terrein wordt momenteel aan de noord-, zuid- en westzijde afgeschermd door een gaashek. Langs het gaashek ligt, aan de zijde van de wijkontsluitingsweg Poelenburg, een voetpad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0010.jpg"

Afbeelding 9: het braakliggende terrein in het plangebied, gezien richting het noorden

In de zomer van 2021 is aan de oostkant een deel van het braakliggende terrein in gebruik genomen als tijdelijk stadsstrand met ligbedden, een foodtruck en speeltoestellen. Veel bewoners uit Poelenburg en Peldersveld gaven in een enquête aan dat ze behoefte hebben aan zo’n stadsstrand. Het tijdelijke stadsstrand, genaamd Poelenburg Beach, is gerealiseerd in het kader van het PACT Poelenburg Peldersveld. Het gebruik als stadsstrand is inmiddels beëindigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0011.jpg"

Afbeelding 10: het inmiddels niet meer aanwezige tijdelijke stadsstrand Poelenburg Beach

De westzijde van het plangebied bestaat uit de wijkontsluitingsweg Poelenburg. Deze weg is enkele jaren geleden geherprofileerd waarbij een slinger in de rijweg is aangebracht en het fietsverkeer via een fietsstraat (zie subparagraaf 2.1.3 van het doorgaande autoverkeer is gescheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0012.jpg"

Afbeelding 11: de rijweg van de wijkontsluitingsweg Poeleburg met rechts van het wandelpad een deel van het braakliggende terrein

2.1.5 Conclusie bestaande situatie

Het plangebied maakt onderdeel uit van de eind jaren '50, begin jaren '60 van de vorige eeuw gerealiseerde woonwijk Poelenburg. De wijk heeft te maken met grootstedelijke problematiek die ook in veel andere vergelijkbare wijken in Nederland speelt. Het gaat daarbij onder meer om een te hoge concentratie (en instroom) van mensen met een sociaal-economisch zwakkere positie en een verouderde woonvoorraad (circa 80% uit de periode 1950-1970). Poelenburg heeft in de bestaande situatie echter ook veel goeds te bieden:

  • Er is een heldere opzet met een combinatie van eengezinswoningen met portiekflats en torens.
  • In de wijk is veel groen aanwezig dat zorgvuldig ontworpen is. Het draagt bij aan de seizoensbeleving en zorgt voor verkoeling op warme dagen.
  • Poelenburg is de laatste jaren langzaam aan het verbeteren door diverse fysieke ingrepen en aanpassingen.
  • Poelenburg is strategisch gelegen vanwege de ligging nabij de uitvalswegen richting het dorp Oostzaan, het recreatiegebied Twiske en Amsterdam Noord. De afstand tot het centrum van Zaandam is relatief kort.
  • In de omgeving van Poelenburg vinden en gaan de komende jaren de nodigde transformaties en veranderingen plaatsvinden. De transformatie van het op het op circa 20 minuten fietsen gelegen NDSM-terrein (Amsterdam-Noord) naar een gemengd woonwerkgebied is al enige tijd gaande maar ook de ten zuiden van Poelenburg gelegen Achtersluispolder wordt de komende jaren ontwikkeld tot een gemengd werkwoongebied aan het IJ. Verder is de ambitie om de wijkontsluitingsweg Poelenburg aan te sluiten op de Thorbeckeweg (N516) en door te trekken naar de Achtersluispolder. Hierdoor zal de bereikbaarheid van Poelenburg worden verbeterd en kan de buurt op termijn beter profiteren van de stedelijke dynamiek in de directe omgeving.

Op dit moment is het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan grotendeels braakliggend.

2.2 Aanloop Bestemmingsplan

In deze paragraaf is omschreven vanuit welke achtergrond het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld. Deze (onderzoeks-)geschiedenis loopt van het 'Masterplan Poelenburg', via het 'Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg 2009-2018', naar de grondexploitatie met bijbehorend Programma van Eisen, de in 2019 vastgestelde 'Ontwikkelvisie Poelenburg Oost fase 1' (inclusief stedenbouwkundig plan), het in 2020 gesloten 'PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040', de in 2023 vastgestelde 'Visie Fijn wonen Poelenburg en Peldersveld' en het in paragraaf 2.3 omschreven Stedenbouwkundig Plan 'De Vrije Watering'. De Visie Fijn Wonen en het Stedenbouwkundig Plan maakten de herstart van het bestemmingsplan mogelijk, waarna er diverse (beleidsmatige) keuzes en nadere onderzoeken zijn gedaan.

De behandeling van de verschillende stukken is in deze paragraaf chronologisch opgenomen. De verschillende studies en beleidsstukken zijn over de loop van een aantal jaren tot stand gekomen. Hierbij is sprake geweest van voortschrijdend inzicht en ontwikkelingen, waardoor in de verdere uitwerking op ondergeschikte onderdelen bijstellingen hebben plaatsgevonden. De stukken bouwen dus op elkaar voort.

2.2.1 Masterplan Poelenburg

Het Masterplan Poelenburg is in juni 2008 door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Het Masterplan schetst de contouren van een nieuw Poelenburg. Het is daarin de ambitie om Poelenburg meer één wijk te laten zijn. Het Masterplan is uitgewerkt in een Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg (zie ook subparagraaf 2.2.2). De hoofdelementen uit het Masterplan zijn:

  • Het toevoegen van grondgebonden woningen, zodat een verhouding aan appartementen en grondgebonden woningen van 40/60 ontstaat;
  • Een maatschappelijk en commercieel centrum rond de straat Poelenburg;
  • Het verbinden van de wijk met het water door 3 nieuwe waterpartijen aan de Watering te maken;
  • Een golvende straat Poelenburg verbindt de buurt met de Groene Driehoek en remt het verkeer;
  • De straten in de Groene Driehoek sluiten aan op bestaande straten en op het water.
  • Het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitplan maken weer onderdeel uit van het Uitvoeringsprogramma.

2.2.2 Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg 2009-2018

Het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg 2009-2018 vormt de basis voor alle ontwikkelingen (nu en in de toekomst) binnen Poelenburg. Door de crisis en als gevolg daarvan ingezakte koopmarkt zijn door de ontwikkelende partners gedeeltes van het programma indertijd aangepast of uitgesteld. In sommige situaties is zelfs van deelname afgezien. Bij sommige planonderdelen (gronden die in het bezit zijn van de gemeente) zijn er daardoor ook mogelijkheden ontstaan voor de niet bij het programmaoverleg betrokken partijen om te gaan deelnemen.

2.2.3 Programma van Eisen en grondondexploitatie Poelenburg Oost

Op 22 december 2016 heeft de gemeenteraad de grondexploitatie en bijbehorend Programma van Eisen voor de ontwikkeling van Poelenburg Oost fase 1 vastgesteld. Daarbij wordt gestreefd naar goede aansluiting bij de bestaande wijk en naar het toevoegen van ruimtelijke kwaliteit. Door grotendeels grondgebonden woningbouw - met energie neutrale woningen - wordt een betere woningdifferentiatie in de wijk bereikt, wat een wooncarrière in de wijk mogelijk maakt. Door ruimte te bieden aan mede opdrachtgeverschap wordt ingespeeld op de groeiende vraag van particulieren om meer invloed te hebben op de ontwikkeling van hun eigen woning en leefomgeving.

2.2.4 Actieplan Poelenburg en Peldersveld

Het actieplan uit 2017 is een gezamenlijk plan met het Sociaal Wijkteam, het Jeugdteam, BewonersBedrijf en het Centrum Jong. Ook de politie, schoolbesturen en woningbouwcorporaties hebben hun commitment aan het plan gegeven. Op basis van een analyse van de situatie is een voorstel gedaan voor zowel een overkoepelende doelstelling ('Poelenburg en Peldersveld zijn open, diverse en kansrijke wijken') als voor een aanpak. Ook zijn er twee randvoorwaarden en vijf opgaven geformuleerd. Per opgave is een korte analyse uitgevoerd en een doelstelling met eventuele acties voor de komende periode geformuleerd. “

Het zorgen voor meer diversiteit in de bevolkingsopbouw is als één van de twee randvoorwaarden genoemd om de doelstelling van Poelenburg en Peldersveld als open, diverse en kansrijke wijken te kunnen realiseren. Dit kan op de langere termijn worden bereikt door de bouw van middeldure en eventueel duurdere koopwoningen of eengezinswoningen. De herontwikkeling van Poelenburg Oost (het Grex-besluit) en de ontwikkeling van de Achtersluispolder (“Maak Zaanstad”) bieden hiervoor op termijn volop kansen.

2.2.5 Ontwikkelvisie Poelenburg Oost fase 1

De Ontwikkelvisie is in 2019 vastgesteld door de gemeenteraad, inclusief het bijbehorende Stedenbouwkundig Plan en de Kwaliteitsleidraad. De doelstellingen van het fysieke en het sociaal-maatschappelijke domein voor Poelenburg zijn in de Ontwikkelvisie samengevat in één gezamenlijke missie (of hoofddoel): "Poelenburg wordt een normale Zaanse wijk, open, divers en kansrijk. Een wijk met een eigen identiteit waar het fijn wonen en verblijven is”. De strategie die bij de ontwikkeling van Poelenburg Oost hoort - de weg erheen - geeft invulling aan deze missie. Om met de ontwikkeling van Poelenburg Oost invulling te kunnen geven aan de missie zijn de doelstellingen uit het raadsbesluit uit 2016 geïntegreerd met de doelstellingen uit het actieplan Poelenburg- Peldersveld. Dit leidt tot de volgende (vernieuwde) doelstellingen:

  • Eenheid: Poelenburg Oost is onlosmakelijk verbonden met de wijk Poelenburg. Het is fysiek verbonden met de bestaande wijk door aantrekkelijke routes en zichtlijnen. De Watering is zichtbaar en bereikbaar vanuit de bestaande buurt.
  • Kwaliteit: De ontwikkeling draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving van de wijk, bekeken vanuit het perspectief van de bewoners en de bezoekers van de wijk.
  • Woningdifferentiatie: De eenzijdige samenstelling van de wijk wordt doorbroken door toevoeging van een hoger woonsegment. Daarmee worden woningen aangeboden die interessant zijn voor mensen van buiten de wijk met andere leefstijlen en de huidige bewoners de mogelijkheid biedt een wooncarrière binnen de wijk te maken.
  • Flexibiliteit: De ontwikkeling dient een zekere mate van flexibiliteit in zich te hebben, zodat kan worden ingespeeld op ontwikkelingen die kansen bieden voor de wijk als geheel, zoals de ontwikkeling van het buurtcentrum en eventuele herontwikkeling van het huidige corporatiebezit. Deze flexibiliteit eindigt op het moment dat alle bouwvlekken zijn uitgegeven.
  • Duurzaamheid: De wijk Poelenburg wordt - door fysieke en maatschappelijke ingrepen - duurzaam ontwikkeld. De nieuwe woningen wekken eigen duurzame energie op waarmee zij het gebouwgebonden energieverbruik kunnen dekken. Zij krijgen bovendien geen gasaansluiting.

De strategie voor de herontwikkeling bestaat uit het op meerdere manieren verbinden van de bestaande wijk en de nieuwe buurt (De Watering, open verkaveling, parkzone en bouwtype), flexibel bestemmen, kwaliteitsborging (door middel van het instellen van kwaliteitsteam als vooruitgeschoven post van de welstandscommissie) en door keuzes in de ontwikkelstrategie (woningtype, mede opdrachtgeverschap en compensatie sociale huur).

2.2.6 PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040

In het PACT 2020-2040 staan de afspraken die in 2020 gemaakt zijn door de verschillende partners. De komende jaren gaan ondernemers en maatschappelijke organisaties zoals scholen en woningbouwcorporaties nog meer samenwerken met bewoners uit de wijk. Zo wordt geïnvesteerd om het leven in deze wijken aangenamer te maken. Het streven is dat de wijk over 20 jaar wordt gekenmerkt door een diverse en geëmancipeerde bevolking en dat de woningvoorraad in balans is. Het moet voor bewoners mogelijk zijn om een wooncarrière te kunnen maken in Poelenburg en Peldersveld als ze graag in de wijk willen blijven wonen. Daarvoor worden in Poelenburg en Peldersveld 500 nieuwbouwwoningen gebouwd.

2.2.7 Visie Fijn Wonen Poelenburg en Peldersveld

De Visie Fijn Wonen gaat over je huis en een omgeving waar je je thuis voelt en elkaar ontmoet, op straat, op school, in het park. Uitvoering van deze Visie Fijn Wonen van Pact Poelenburg en Peldersveld leidt in twintig jaar tot meer verschillende woningen voor veel verschillende mensen. Waar meer te doen is, ook in het groen, en met een breder winkelaanbod. En dat allemaal met het oog op de bewoners en hun kinderen: dat zij opgroeien op een plek waar je evenveel kansen krijgt als ergens anders. De Visie Fijn Wonen biedt het kader voor wonen, openbare ruimte en voorzieningen. Elk project toetsen we voor besluitvorming aan de doelstellingen. De visie biedt tegelijkertijd flexibiliteit, om in te kunnen spelen op de actualiteit.

Een grotere mix van bewoners vraagt om meer verschillende woningen. Nu is meer dan zestig procent van de woning een sociale huurwoning, over twintig jaar is dat zo’n veertig procent. Uitgangspunt is dat er plek is en blijft voor iedereen. Om dat mogelijk te maken komen er zo’n duizend woningen bij, koop en huur, in verschillende prijsklassen. Dat gebeurt vooral aan de randen van Poelenburg en Peldersveld. Maar ook in de bestaande buurten kan er ruimte voor verandering zijn.

In de Visie Fijn Wonen staat wat belangrijk is bij de uitbreiding en verbetering van de wijken. Er is ruimte voor eigen initiatief en er komen meer verschillende woningen: wonen naar wens. We zetten in op beter bruikbaar groen en aantrekkelijk water: uitnodigend groen. Bijvoorbeeld met de Watering als ecologische stadsrand.

2.3 Ontwikkeling

2.3.1 Kader

De wens is om van de wijk Poelenburg een inclusieve, diverse en kansrijke wijk te maken. De diverse doelstellingen die binnen het fysieke en het sociaal-maatschappelijke domein zijn geformuleerd, zijn voor Poelenburg in één gezamenlijke missie (of hoofddoel) samen te vatten: "Poelenburg wordt een normale Zaanse wijk, open, divers en kansrijk. Een wijk met een eigen identiteit waar het fijn wonen en verblijven is”. Diversiteit in de bevolkingsopbouw is een belangrijke randvoorwaarde om de ambitie voor Poelenburg te kunnen verwezenlijken. Het herontwikkelen van een nieuwe woonbuurt ter plaatse van het nu nog grotendeels braakliggende terrein ten oosten van de wijk Poelenburg biedt de mogelijkheid om verder invulling te geven aan de gezamenlijke missie voor Poelenburg. De ontwikkeling ter plaatse van het plangebied is in omvang weliswaar niet zo groot, maar in vele opzichten een belangrijke schakel in de ruimtelijke verbindingen van de Zaanse leefomgeving:

  • Door aantrekkelijke routes en zichtlijnen te realiseren worden de nieuwe buurt en de rest van Poelenburg fysiek én in de beleving van bewoners, bezoekers en passanten met elkaar verbonden.
  • De kwaliteiten van de Watering worden verbonden met Poelenburg door de oever van de Watering openbaar te maken via een openbare wandelroute. Het water wordt op een aantal plekken tot aan de straat Poelenburg doorgetrokken zodat het landschap dichterbij komt.
  • De bebouwing zal bestaan uit alzijdige blokken in een groene setting waarbij er geen gesloten wand langs de Poelenburg ontstaat die de Watering afschermt. Tussen de blokken zijn openingen, waardoor doorzichten en meerdere looproutes ontstaan vanuit de bestaande wijk naar de Watering. Het parkeren wordt opgelost in de hoven in de blokken.
  • In 2013 is de straat Poelenburg heringericht, waarbij door het verleggen van de wegas, een deel van het groen bij de wijk is betrokken. Hierdoor is een parkzone ontstaan waarin grote platanen het beeld domineren. De parkzone moet in het kader van de herontwikkeling nog worden ingericht, wat de kans biedt om de bestaande wijk en de nieuwe buurt met elkaar te verbinden.
  • De bestaande bebouwing in Poelenburg kent een sterke eenheid in vorm en materiaalgebruik en een sterke horizontale geleding. Poelenburg Oost kan qua structuur aansluiting zoeken op de bestaande bouw van de wijk Poelenburg maar op kleinere schaal en met meer keuzemogelijkheden door kleurgebruik, materiaalgebruik en verticale geleding.
  • Het type woningen in de nieuwe woonbuurt wordt aanvullend op het bestaande woningaanbod in Poelenburg, zodat een wooncarrière in Poelenburg mogelijk wordt gemaakt en, door nieuwe bewoners van buiten de wijk, de eenzijdige bevolkingsopbouw van Poelenburg verder wordt doorbroken. Er wordt daarom ingezet op overwegend grondgebonden woningbouw, aangevuld met een appartementencomplex voor senioren aan de noordzijde. Met de uitwerking van de uit te geven kavels kan (gefaseerd) worden ingespeeld op de vraag naar koopwoningen en in mede opdrachtgeverschap. Dit laatste geeft invulling aan de wens voor meer zeggenschap in het ontwerp terwijl het de financiële-, plannings- en technische risico's zo laag mogelijk houdt. Kortom: dit maakt het mogelijk om invulling te geven aan het ontwerpen van een droomhuis op maat passend bij het huidig economisch klimaat.

2.3.2 Stedenbouwkundig Plan

De wijk Poelenburg wordt uitgebreid met een nieuwe buurt die wordt ontwikkeld tussen de wijkontsluitingsweg Poelenburg en het water van de Watering. Belangrijke randvoorwaarde daarbij is dat de herontwikkeling tot nieuwe woonbuurt in samenspraak met de omgeving plaatsvindt. In de voorbereiding van de planvorming is daar invulling aan gegeven door de buurt en de toekomstige bewoners mee te laten praten en mee te laten denken (zie ook paragraaf 5.1.2 voor een beschrijving van het participatieproces). Dat heeft geleid tot het Stedenbouwkundig Plan 'De Vrije Watering'. Dit Stedenbouwkundig Plan is de opvolger van het eerdere Stedenbouwkundige Plan 'De Vrije Watering, zelfbouw in Poelenburg' uit 2019 (zie subparagraaf 2.3.7 voor de belangrijkste verschillen tussen de beide stedenbouwkundige plannen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0013.jpg"

Afbeelding 12: situatietekening herontwikkeling (bron: Stedenbouwkundig Plan 'De Vrije Watering', 2023)

Het Stedenbouwkundig Plan legt de fysieke randvoorwaarden vast waarbinnen de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden.

De nieuwe woonbuurt wordt gerealiseerd ter plaatse van het grotendeels braakliggende terrein (zie subparagraaf 2.1.4). De realisatie van de nieuwe woonbuurt ten oosten van de bestaande wijk Poelenburg zal bijdragen aan het leggen van een verbinding tussen de wijk Poelenburg en het landschap ten oosten van het plangebied. Dat wordt bereikt door een openbare oever langs de Watering, vanaf de moskee tot aan de kanovereniging, te realiseren en door een verkaveling van vier blokken toe te passen waardoor zichtlijnen vanuit de buurt ontstaan. Ook worden er een nieuwe watergang en wadi's tot aan de wijkontsluitinsweg Poelenburg gemaakt zodat het landschap dichterbij komt. De nieuwe watergang komt direct ten zuiden van de moskee, in het verlengde van de E. Heimansstraat. .

De vier blokken zullen bereikbaar zijn via een parallelle fietsstraat langs de wijkonsluitingsweg Poelenburg. Auto's kunnen via een in/uitrit op de wijkonsluitingsweg Poelenburg deze fietsstraat oprijden. Deze fietsstraat is via enkele korte verbindingen aangesloten op de hoven binnen de vier blokken. De ruimtes tussen de blokken krijgen een groen/blauwe invulling waardoor Poelenburg visueel wordt verbonden met de Watering.

Het noordelijke blok is een appartementengebouw. De eengezinswoningen zijn gesitueerd rondom een drietal binnenhoven waarbinnen halfverdiept geparkeerd wordt. Deze drie blokken zijn alzijdig.

2.3.3 Programma

Voor het programma ligt de nadruk op woningen die aanvullend zijn op het woningaanbod in Poelenburg. Het gaat daarbij vooral om eengezinswoningen en in mindere mate om appartementen. In het plangebied zijn 64 grondgebonden woningen voorzien en 35 appartementen (sociale huur in het noordelijke blok). Bewoners parkeren in de hoven van de blokken, bezoekers in parkeervakken langs de gebiedsontsluitingsweg Poelenburg.

In de oeverzone komt ruimte om te spelen door middel van een kleine speelplek voor jonge kinderen, direct bij de woningen.

2.3.4 Bebouwing

De gebouwen in de wijk Poelenburg vertonen een grote samenhang. De heldere gebouwcontouren zijn daarbij het startpunt, platte daken, eenvoudige geometrische volumes. Uitgangspunt voor de nieuwbouw is dat de bebouwing op een natuurlijke manier aansluit op de bestaande wijk en het slagenlandschap aan de overzijde van de Watering, maar wel een eigen en eigentijds karakter krijgt.

Het noordelijke appartementenblok zal uit 5 bouwlagen bestaan, de overige 3 blokken worden 3 tot 4 bouwlagen hoog. Het hogere deel van 4 bouwlagen is daarbij voorzien aan de zijde van de wijkontsluitingsweg Poelenburg om zo een goed gezicht naar deze brede straat te maken. Doordat de 3 blokken aan alle zijdes voordeuren krijgen ontstaat een goede verbinding en interactie met de omgeving. Het 5-laagse appartementenblok aan de noordzijde van het plangebied wordt even hoog als de koepel van de noordelijk gelegen moskee maar lager dan twee minaretten.

Voor de 3 blokken met grondgebonden woningen gelden de volgende richtlijnen:

  • de voorgevelrooilijn aan de zijde van de wijkontsluitingsweg Poelenburg is vast en wordt zoveel mogelijk bebouwd, de achterrooilijn is vrij;
  • de voogevelrooilijnen bij de overige zijden zijn flexibeler doordat hier op of tot maximaal 2 meter achter de voorgevelrooilijn mag worden gebouwd;
  • de bouwhoogte voor de kavels in de westelijke zone van de blokken (dus aan de zijde van de Poelenburg is maximaal 14 meter ( 4 lagen);
  • de bouwhoogte voor de overige kavels is maximaal 11 meter (3 lagen);
  • daken zijn plat;
  • een achtergevel rooilijn;
  • parkeren aan de binnenzijde van het hof (eigen terrein).

De kromming van de Poelenburg leidt ertoe dat de blokken iets verspringen.

2.3.5 Openbare ruimte

De bedoeling is dat de auto te gast zal zijn in de nieuwe woonbuurt en dat er voldoende ruimte is voor voetgangers en fietsers. De auto-entree van de buurt komt aan de Poelenburg te liggen. Vanaf deze auto-entree komt een parallelle fietsstraat langs de Poelenburg, welke wordt verbonden met de blokken. De verbindingen met de blokken komen dwars op de ventweg en leiden tot de parkeergarages in de hoven van de blokken. De hele buurt wordt 30 kilometerzone, inclusief de parallelle ventweg.

De fietser zal net als de auto gebruik maken van de parallelle ventweg langs de straat Poelenburg doordat fietsers en auto’s de ventweg delen.

De groene zone tussen de blokken en langs Watering wordt geheel autovrij zodat hier ruimte is om te wandelen en te spelen. De openbare ruimte wordt maximaal groen en openbaar ingericht met hoogteverschillen/verhogingen in een stadspark. Onderdeel van het plan zijn twee waterlopen met groene oevers en een drietal wadi's met inheemse beplanting en bomen. De oppervlakte verharding is zoveel mogelijk beperkt en half verhard om het groene karakter te versterken.

Er zijn diverse natuur speelaanleidingen aan de oever en in de wadi's opgenomen. De herinrichting van de straat Poelenburg met oversteekvoorzieningen, afslagen voor auto bestemmingsverkeer en een fietsstraat vormt onderdeel van het plan. Met name de oversteekvoorzieningen zijn van belang om te zorgen voor een goede bereikbaarheid van de openbare oever langs het water.

Ten aanzien van de opzet en inrichting van de openbare oever, de parallelle ventweg en de dwars daarop gelegen woonstraatjes geldt het volgende:

  • De zone van de openbare oever langs het water krijgt een ecologisch talud waarbij het groen op een natuurlijke wijze passend zal zijn bij het veenweidelandschap. Het pad langs het water wordt van natuurlijke materialen gemaakt. Centraal in de zone van de openbare oever is een gecombineerde speelvoorziening voorzien voor 0 tot 12-jarigen. Samen met de bestaande speelplek ten noorden van de moskee ontstaat zo een afwisselde groene oever.
  • Tussen de straat Poelenburg en de toekomstige woonbuurt ligt op dit moment een groenstrook. De strook is deels ingezaaid met inheemse planten en fungeert als ecologische verbinding voor bijen en andere diersoorten. De aan te leggen parallelle ventweg zal als ontsluitingsstraat van de buurt gaan fungeren en komt naast deze strook, die zorgt voor een natuurlijke buffer met de straat Poelenburg. De parallelle ventweg wordt gedeelde ruimte, aangezien deze voor fietsers de doorgaande fietsroute langs de straat Poelenburg zal worden.

Tenslotte zal de inrichting van de openbare ruimte klimaatbestendig worden. Duurzame openbare ruimte moet in staat zijn om een flinke regenbui op te vangen en voldoende groen en aantrekkelijke schaduwrijke plekken te bieden. Er wordt verder een extra brede waterpartij gemaakt zodat er voldoende oppervlaktewater aanwezig is ten behoeve van waterberging. Deze extra waterpartij komt direct ten zuiden van de moskee, in het verlengde van de E. Heimansstraat. Deze waterpartij zorgt ook voor een ruimtelijke afscheiding tussen het terrein van de moskee en de woningbouw in het plangebied. Daarnaast komen er diverse wadi's om water in natte periodes te kunnen opvangen. Een natuurinclusief ontwerp van de gebouwde omgeving zal aansluiten op de duurzame en klimaatbestendige openbare ruimte.

2.3.6 Groen en ecologie

De inrichting met verhogingen, wadi's groene oevers en bomen bieden aanleiding om de biodiversiteit tot zijn recht te laten komen. Van inheemse bomengroepen langs de wadi's en waterlopen tot heesters en vlinderbosjes tegen de terpen.

Van de 6 bestaande bomen kan er ten minste 1 worden behouden, de andere 5 kunnen niet op locatie worden gehandhaafd in verband met ophoging van het terrein en de situering van de woonvelden.

2.3.7 Belangrijkste verschillen met Stedenbouwkundig Plan 2019

Ten opzichte van het eerdere Stedenbouwkundig Plan uit 2019 zijn enkele wijzigingen in de planvorming doorgevoerd. De belangrijkste zijn:

  • In 2019 was sprake van een groter plangebied doordat ook het gebied van de maatschappelijke functie en de kanovereniging tot aan het Weerpad onderdeel waren van het Stedenbouwkundig Plan. Dit gebied is geen onderdeel van de huidige planvorming en zal mogelijk in een later stadium (fase 2) worden herontwikkeld.
  • In 2019 was sprake van 4 bouwblokken met rijwoningen en tussenstraatjes met parkeren. In de huidige opzet is sprake van 3 blokken met grondgebonden woningen waarbij het parkeren plaatsvindt in de hoven in de blokken.
  • De gesloten koppen naar de straat Poelenburg zijn vervangen door voorgevels van de grondgebonden woningen.
  • Ten opzichte van 2019 is er meer openbaar groen voorzien.

2.3.8 Stedenbouw inbedding Poelenburg-Oost binnen PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040

De woningbouw in Poelenburg Oost wordt onderdeel van de nieuwe openbare groene voorkant van heel Poelenburg en Peldersveld:

  • Langs de Watering komt een ecologisch stadspark waar de woningen onderdeel van zijn, de Woeste Watering.
  • Door de ligging van de woningen op verhogingen in het groen met nieuwe waterlopen en wadi's wordt het eigentijds veenpolderlandschap doorgezet tot aan de bestaande buurt.
  • De straat Poelenburg is straks onderdeel van de bestaande en nieuwe buurt en wordt beter oversteekbaar gemaakt met doorlopende langzaam verkeersroutes routes vanuit de bestaande buurten naar de oever.

2.3.9 Conclusie ontwikkeling

De herontwikkeling van het plangebied draagt in een belangrijke mate bij aan de diversiteit in de bevolkingsopbouw in het oostelijk deel van de wijk Poelenburg en daarmee aan de missie die voor Poelenburg is geformuleerd. Het type woningen in de nieuwe woonbuurt zal met overwegend grondgebonden woningbouw aanvullend worden op het bestaande woningaanbod in Poelenburg. Daardoor wordt een wooncarrière in Poelenburg mogelijk gemaakt en wordt, door nieuwe bewoners van buiten de wijk, de eenzijdige bevolkingsopbouw van Poelenburg verder doorbroken. Met de uitwerking van de uit te geven kavels kan (gefaseerd) worden ingespeeld op de vraag naar koopwoningen en in mede opdrachtgeverschap. Dit maakt het mogelijk om invulling te geven aan het ontwerpen van een droomhuis op maat passend bij het huidig economisch klimaat.
De appartementen aan de noordzijde kunnen bijdragen aan de doorstroming in wijk doordat deze woningen geschikt zullen zijn voor ouderen. De ouderen die naar een appartement verhuizen laten een woning achter die vaak geschikt is voor gezinnen.

Als gevolg van het plan zullen er aantrekkelijke routes en zichtlijnen tussen de bestaande wijk en de nieuwe buurt ontstaan waardoor Poelenburg wordt verbonden met de Watering. Belangrijke kwalitatieve drager van het plan is het maken van een openbare oever langs de Watering, welke door een wandelroute en een nieuwe speelplek ruimte zal bieden voor informele ontmoetingen.

Hoofdstuk 3 Planonderbouwing

3.1 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden

3.1.1 Inventarisatie cultuurhistorische en archeologische waarden

De wijk Poelenburg stamt uit een tijd waarin weinig aandacht was voor de historische context. Het stratenpatroon van Poelenburg is daarbij over de oude structuur heen gelegd. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is in het verleden echter grotendeels gevrijwaard gebleven van bebouwing en straten en bevat daardoor nog mogelijk archeologisch waardevolle objecten in de bodem. Het momenteel grotendeels braakliggende terrein bevat geen monumenten maar heeft wel enige cultuurhistorische betekenis.

3.1.2 Cultuurhistorisch onderzoek

Voor de wijken Poelenburg en Peldersveld is door Steenhuis Meurs een cultuurhistorische analyse en waardering uitgevoerd (projectnummer 389, d.d. februari 2021, zie bijlage 2). Uit deze cultuurhistorische analyse en waardering blijkt dat in het begin van de jaren zestig er nog weinig voorzieningen in Poelenburg waren. Veel inwoners van de jonge wijk hadden behoefte aan ontmoeting en ontspanning. De groenstrook ten oosten van de straat Poelenburg werd daarom door de gemeente aangewezen voor sociaal-culturele voorzieningen. Zo werd in 1963 het volkstuinencomplex Ons Ideaal geopend dat bewoners vaste grond onder de voeten bracht en contact met de natuur. Daarnaast werden jongerenruimte ‘de Gonk’ en twee vrijetijdsruimten aan de straat Poelenburg geopend. De sociale voorzieningenstrook ten oosten van de woonwijk was een ruimtelijke vertaling van de naoorlogse gemeenschapsgedachte. Later werd aan het Weerpad ook een nieuw wijkcentrum gebouwd (buurtcentrum ‘De Poelenburcht’). Dit wijkgebouw werd in augustus 1978 geopend.

De voorzieningenstrook aan de straat Poelenburg is in de cultuurhistorische analyse en waardering als immaterieel waardevol aangemerkt vanwege de rol die het heeft gespeeld in de opbouw van gemeenschap in de wijk. In de volkstuinen, het jongerencentrum en later het wijkcentrum konden de nieuwe bewoners elkaar leren kennen, ontspannen en nieuwe vaardigheden leren. Het is kenmerkend voor de naoorlogse wijk dat de sociale voorzieningen zijn geclusterd en gescheiden van het woongedeelte van de wijk. Nog steeds brengt de voorzieningenstrook aan de straat Poelenburg mensen van verschillende achtergronden samen.

Naast de cultuurhistorische analyse en waardering voor de wijken Poelenburg en Peldersveld is door Erfgoed Zaanstad nog een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd voor de hiervoor genoemde herontwikkeling van de Spaghettiflat (d.d. februari 2020, zie bijlage 3). Alhoewel het bestemmingsplan geen betrekking heeft op de herontwikkeling van de Spaghettiflat is de cultuurhistorische verkenning wel interessant voor het plangebied omdat in de cultuurhistorische verkenning ook is ingegaan op de omgeving van de Spaghettiflat. Zo is benoemd dat aan de oostelijke en westelijke randen van de wijk de oude waterstructuren, zoals watering, nog aanwezig zijn én landschappelijke waarde hebben. Aan de oostzijde is een parkachtige structuur ontstaan met streekeigen beplanting (knotwilgen). In de cultuurhistorische verkenning is behoud van de openheid van de groene scheg langs Poelenburg ter hoogte van de flat dan ook als aanbeveling gedaan.

Het plangebied maakt gelet op het voorgaande onderdeel uit van de voorzieningenstrook ten oosten van de straat Poelenburg. Ook het plangebied heeft een bijdrage aan deze voorzieningenstrook geleverd door het gebruik als schooltuinencomplex in het verleden en recent nog het tijdelijke stadsstrand Poelenburg Beach. Het plangebied maakt onderdeel uit van een parkachtige structuur en de aangrenzende Watering is een waterloop die van lokale cultuurhistorische waarde is. Naar aanleiding van de aanbeveling van de afdeling Erfgoed om de openheid van de groene scheg te behouden en de reactie van de afdeling Erfgoed op de presentatie 'Ruimtelijke verbeterpunten visie PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040 is in het plan rekening gehouden met losse voorzieningen in het groen met daarbij het respecteren van de openheid. Het groen dient te gaan functioneren als ecologische stadsrand. Door het maken van een groen ecologisch stadspark wordt het groen karakter behouden en het openbare karakter van deze zone verstrekt met toevoeging van woningen die alzijdig in het groen liggen. De maatschappelijke functies ten zuiden van het plangebied, zoals het Huis van de Wijk, krijgen een meer centrale plek in de wijk bij onder meer de Jaspersstraat.
In het Stedenbouwkundig Plan is naast een groen park een prominente rol weggelegd voor de Watering doordat de oever openbaar wordt gemaakt. Daardoor zal de lokale cultuurhistorische waarde worden verbeterd doordat de Watering beter kan worden beleefd en de verbinding met de oude waterstructuur van het onderliggende landschap wordt versterkt.

3.1.3 Archeologisch onderzoek

Ten aanzien van archeologie is in het kader van het voorgaande bestemmingsplan door Argo een in eerste instantie een archeologisch verkennend booronderoek (rapportnummer Argo 124, d.d. 12 juni 2017, zie bijlage 4) uitgevoerd. Dit verkennend booronderzoek is weliswaar voor een groter plangebied gedaan maar de resultaten van het onderzoek zijn nog steeds relevant. In het navolgende wordt daarom specifiek ingegaan op de resultaten die betrekking hebben op het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan.

Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat in het plangebied diepgaande verstoringen aanwezig zijn waardoor op een groot deel eventueel aanwezige archeologische waarden reeds verdwenen zijn. Alleen een strook aan de oostzijde is als redelijk intact beschouwd. Voor deze strook is daarom door Argo een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (rapportnummer Argo 189, d.d. 11 februari 2019, zie bijlage 5). Uit dat onderzoek is gebleken dat in de sleuven sprake is van diverse verstoringen en de afwezigheid van kwalitatieve archeologische sporen of structuren zodat is aanbevolen om af te zien van een vervolgonderzoek.

3.1.4 Conclusie

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan worden geconcludeerd dat het plangebied niet van archeologische waarde is. Beschermende regels met betrekking tot archeologie zijn daardoor niet nodig. In het voorliggende bestemmingsplan is rekening gehouden met de cultuurhistorisch waardevolle Watering doordat de oever openbaar wordt gemaakt (bestemming 'Groen') waardoor de Watering beter kan worden beleefd.

3.2 Stedenbouwkundige / Landschappelijke Uitgangspunten

Het momenteel grotendeels braakliggende terrein bevat op dit moment geen bijzondere stedenbouwkundige en/of landschappelijke elementen maar heeft wel de nodige potentie. De ten oosten van het terrein gelegen Watering en het achtergelegen veenweidelandschap zijn namelijk belangrijke landschappelijk elementen die daarmee ook belangrijke uitgangspunten vormen voor de herontwikkeling van het plangebied, zoals ook is vastgelegd in de vastgestelde kaders voor het gebied (zie paragraaf 2.2). In het Stedenbouwkundig Plan is dit vorm gegeven doordat de kwaliteiten van de Watering worden verbonden met Poelenburg door de oever van de Watering ter plaatse van het plangebied openbaar te maken . Ook wordt het water conform de vastgestelde kaders voor het gebied tot aan de straat Poelenburg doorgetrokken. Op die manier komt het landschap dichterbij, namelijk direct ten zuiden van de moskee, in het verlengde van de E. Heimansstraat. Daarnaast worden er tussen de blokken wadi's aangelegd die eveneens in verbinding staan met het water van de Watering.

De oever langs de Watering zal ruimte bieden voor informele ontmoetingen door een wandelroute en een nieuwe speelplek. Door aantrekkelijke routes en zichtlijnen te realiseren worden de nieuwe buurt en de rest van Poelenburg fysiek én in de beleving van bewoners, bezoekers en passanten met elkaar verbonden. De bebouwing in het plangebied zal bestaan uit blokken met grondgebonden woningen met groene en brede doorzichten tussen de blokken.

Conclusie

Bij de herontwikkeling van het plangebied wordt rekening gehouden met de voor het plangebied relevante stedenbouwkundige en landschappelijke uitgangspunten.

3.3 Wonen

Zowel door Zaanstad als vanuit de metropoolregio is onderzoek gedaan naar de woon- en woningbehoefte in Zaanstad en de regio. Mede door de toenemende woningbehoefte in Amsterdam is de druk op de woningmarkt in Zaanstad groot. Uit het Woonakkoord Zaanstreek-Waterland (1 juli 2021) blijkt dat in 2017 de ambitie is uitgesproken om tot 2035, 1.500 woningen per jaar te bouwen. De vraag naar woningen is en blijft echter groot. Op basis van de prognose uit 2021 is voorzien dat de gehele MRA tot 2050 circa 332.000 extra woningen nodig heeft om de groeiende bevolking onderdak te bieden.

Om omliggende landschappelijke waarden te ontzien heeft Zaanstad als uitgangspunt dat nieuwe woningen alleen worden gebouwd binnen de stedelijke contour. Er is uitdrukkelijk voor intensiveren en transformeren van bestaand stedelijk gebied gekozen.

Kwalitatief richt de woningbehoefte zich op voornamelijk grondgebonden woningen. Om tegemoet te komen aan de vraag van de verschillende groepen woningzoekenden is meer aanbod nodig in alle typen en prijsklassen woningen. Zaanstad streeft naar een veelzijdig en kwalitatief woonaanbod, zodat er op woongebied voor ieder – jong en oud, huurders en kopers, mensen met een krappe en een ruimere beurs, huidige én nieuwe bewoners - wat wils is.

Het bouwen van grondgebonden woningen direct ten oosten van de bestaande woonwijk Poelenburg is in overeenstemming met en een vervolg op de hiervoor genoemde basisuitgangspunten. Het gaat hier om een transformatie en verdichting binnen de stedelijke contour ten behoeve van woningen waaraan een duidelijke behoefte bestaat, zoals ook blijkt uit paragraaf 3.10. Het project maakt 64 grondgebonden woningen (in mede opdrachtgeverschap) en 35 sociale huurappartementen mogelijk en past daarmee in het woonbeleid, de Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 (zie ook bijlage 1).

Conclusie

De herontwikkeling van het plangebied geeft invulling aan de basisuitgangspunten ten aanzien van wonen.

3.4 Maatschappelijke Functies

In het plangebied bevinden zich momenteel geen maatschappelijke functies en deze zijn ook niet voorzien in de nieuwbouw. Het bestemmingsplan maakt dan ook geen maatschappelijke functies mogelijk.

3.5 Groen En Openbare Ruimte

Conform het Groen- en waterplan Zaanstad 2017 (zie bijlage 7.1) wordt in de planvorming rekening gehouden met groen en een hoogwaardige openbare ruimte. Zo wordt de westelijke oever van de Watering als onderdeel van de openbare zone hoogwaardig heringericht. De oever krijgt een ecologisch talud waarbij het groen natuurlijk passend zal zijn bij het veenweidelandschap. Het pad langs het water wordt van natuurlijke materialen gemaakt. Centraal in de zone van de openbare oever is een gecombineerde speelvoorziening voorzien voor 0 tot 12-jarigen. Samen met de speelplek ten noorden van de moskee ontstaat zo een afwisselde groene oever.

De zones tussen de blokken krijgen een groene invulling waarin ook voldoende ruimte is voor de opvang van water in de vorm van wadi's.

Een natuurinclusief ontwerp van de gebouwde omgeving zal aansluiten op deze duurzame en klimaatbestendige openbare ruimte.

3.6 Economische Functies

In het plangebied bevinden zich momenteel geen economische functies en deze zijn ook niet voorzien in de nieuwbouw. Het bestemmingsplan maakt dan ook geen nieuwe economische functies mogelijk, behalve dat woningen ook deels mogen worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (net als elders in Zaanstad).

3.7 Verkeer, Vervoer En Parkeren

3.7.1 Ontsluiting

De ten westen van het plangebied gelegen straat Poelenburg fungeert als wijkontsluitingsweg van Poelenburg en speelt dan ook een belangrijke rol bij de ontsluiting van het plangebied per auto, fiets en openbaar vervoer. Al het autoverkeer van en naar het plangebied zal gebruik maken van deze wijkontsluitingsweg. Parallel aan de wijkontsluitingsweg zal in het plangebied een fietsstraat worden aangelegd die ook als ventweg voor autobestemmingsverkeer zal fungeren. Het autoverkeer kan via een in-en uitrit op deze fietsstraat naar de hoven in de blokken rijden. De in- en uitrit is voorzien bij een nu al aanwezige verbreding van de straat Poelenburg.

Fietsers van en naar het plangebied kunnen van de nieuwe fietsstraat gebruik maken. De fietsroute komt in het zuiden uit bij de rotonde Poelenburg-Weerpad en zal aan de noordzijde worden aangesloten op het fietspad langs/naar de Sultan Ahmetmoskee. Vanaf deze punten zijn diverse vervolgroutes mogelijk, onder meer richting het centrum van Zaandam en Amsterdam-Noord. Bij de rotonde Poelenburg-Weerpad en bij de moskee bevinden zich ook de bushaltes van enkele buslijnen. Deze buslijnen hebben een zeer frequente verbinding (overdag 4x per uur) naar de stations Zaandam, Amsterdam Sloterdijk, Amsterdam CS en/of Amsterdam Noord.

Voetgangers kunnen gebruik maken van de wandelroute langs de Watering en een nieuwe voetpad aan de oostkant van de straat Poelenburg. Dit voetpad leidt o.a. naar de iets verderop gelegen bushaltes. Voor het oversteken van de straat Poelenburg kan gebruik worden gemaakt van de bestaande oversteken, bij de rotondes Poelenburg-Twiskeweg en Poelenburg-Weerpad. Daarnaast worden er ter hoogte van het plangebied één of meerdere nieuwe oversteken aangelegd.

3.7.2 Verkeersaantrekkende werking

Het voorliggende bestemmingsplan maakt woningbouw mogelijk. De verkeersaantrekkende werking van de herontwikkeling wordt daarmee uitsluitend bepaald door het woningbouwprogramma.

De woningbouw heeft betrekking op maximaal 64 grondgebonden woningen en maximaal 35 appartementen. De nieuwe woonbuurt ligt in de woonwijk Poelenburg zodat voor het bepalen van de verkeersgeneratie uit kan worden gegaan van de kengetallen voor 'rest bebouwde kom van zeer sterk stedelijk gebied' zoals bedoeld in het ASVV 2012 (CROW-uitgave):

  • Grondgebonden woningen: 6,7 tot 7,5 motorvoertuigen per etmaal per woning;
  • Appartementen: 5,2 tot 6,0 motorvoertuigen per etmaal per woning.

Toepassing van deze kengetallen leidt tot de volgende verkeersgeneratie:

  • Grondgebonden woningen: 64*(6,7 tot 7,5 motorvoertuigen per etmaal per woning) = 429 tot 480 motorvoertuigen per etmaal;
  • Appartementen: 35*(5,2 tot 6,0 motorvoertuigen per etmaal per woning) = 182 tot 210 motorvoertuigen per etmaal.

Het totaal aantal verkeersbewegingen als gevolg van de nieuwe woningen komt uit op 611 tot 690 motorvoertuigen per etmaal. Deze motorvoertuigen zullen via de parallelle fietsstraat rijden die aan wordt gesloten op de straat Poelenburg. Vervolgens zal een groot deel van het verkeer doorrijden richting het noorden (richting de rotonde Poelenburg-Twiskeweg, eveneens 50 km/u) en een deel van het verkeer zal richting het zuiden rijden (richting de rotonde Poelenburg-Weerpad en verder naar de rotonde Poelenburg-Zuidervaart). Omdat het Weerpad tijdens de spits is afgesloten voor autoverkeer zal de hoeveelheid verkeer via het Weerpad-De Dors relatief beperkt zijn.

De straat Poelenburg heeft volgens verkeersprognoses in 2030 een verkeersintensiteit van circa 9.000 motorvoertuigen per etmaal (bron: ZaanAtlas). De toename van het verkeer op deze wegen met 611 tot 690 motorvoertuigen per etmaal als gevolg van de voorliggende herontwikkeling heeft in beginsel geen nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling. Naast de voorliggende herontwikkeling zal er ook extra verkeer gaan ontstaan vanwege de sloopnieuwbouw aan de Jaspersstraat. Voor deze herontwikkeling wordt rekening gehouden met een verkeerstoename van circa 1.015 motorvoertuigen per etmaal. Een groot deel van de voertuigbewegingen zal via de straat Poelenburg gaan zodat de totale verkeerstoename vanwege beide herontwikkelingen 1.626 tot 1.705 motorvoertuigen per etmaal zal bedragen. Dat is een behoorlijke toename maar de verwachting is dat de verkeersintensiteiten ook na herontwikkeling passend zullen zijn bij een 50 km/u weg as de straat Poelenburg. Wel is specifieke aandacht gewenst voor de verkeersafwikkeling tijdens de spits aangezien circa 10% van de verkeerstoename als gevolg van de herontwikkelingen (163 tot 171 motorvoertuigen per uur) dan plaats zal vinden.

Conclusie

De herontwikkeling leidt tot een verkeerstoename van 611 tot 690 motorvoertuigen per etmaal. Ook als rekening wordt gehouden met de nabijgelegen herontwikkeling aan de Jaspersstraat dan heeft de straat Poelenburg nog voldoende capaciteit om het verkeer op een goede manier af te wikkelen.

3.7.3 Parkeren

Conform de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 dient er bij ruimtelijke ontwikkelingen als Poelenburg Oost rekening te worden gehouden met voldoende ruimte voor autoparkeren en fietsparkeren.

Autoparkeren

Voor het bepalen van de benodigde parkeerruimte voor auto's dient uit te worden gegaan van een voorgeschreven rekenmethode. Aangezien het plangebied momenteel grotendeels braakliggend is hoeft er daarbij geen rekening te worden gehouden met een bestaande parkeerbehoefte.

De parkeervraag in de nieuwe situatie kan worden bepaald aan de hand van autoparkeernormen zoals aangegeven in Bijlage I van de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Omdat het plangebied volgens de referentiesituatie tot de zone 'Sterk stedelijk C' behoort gelden de volgende autoparkeernormen:

  • minimaal 1,7 parkeerplaats per dure woning (GBO > 130 m² eengezinswoning of GBO >110 m² appartement) , waarvan 0,3 parkeerplaats voor bezoek;
  • minimaal 1,6 parkeerplaats per middeldure woning (GBO >95 m² eengezinswoning of GBO >80 m² appartement) , waarvan 0,3 parkeerplaats voor bezoek;
  • minimaal 1,1 parkeerplaats per goedkope woning (GBO >55< >80 m² appartement), waarvan 0,3 parkeerplaats voor bezoek.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt maximaal 99 woningen mogelijk. De exacte verdeling tussen goedkope woningen, middeldure woningen en dure woningen ligt nog niet vast. Op basis van een voorbeeldverkaveling wordt voor dit moment uitgegaan van 36 dure woningen, 28 middeldure woningen en 35 goedkope woningen (appartementengebouw). Een dergelijke verdeling leidt tot de volgende parkeerbehoefte:

  • 61 parkeerplaatsen voor de 36 dure woningen, waarvan circa 11 parkeerplaatsen voor bezoek;
  • 45 parkeerplaatsen voor de 28 dure woningen, waarvan circa 9 parkeerplaatsen voor bezoek;
  • 39 parkeerplaatsen voor de 35 goedkope woningen, waarvan circa 11 parkeerplaatsen voor bezoek.

Op basis van de parkeernormen is voor de op dit moment voorziene verdeling van woningen sprake van een totale parkeerbehoefte van 145 parkeerplaatsen, inclusief parkeerplaatsen voor bezoekers. Hiervan worden er 104 parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein in garages onder de hoven en/of onder het appartementencomplex. De overige benodigde 41 parkeerplaatsen worden gerealiseerd in de nieuw aan te leggen parkeervakken langs de oostzijde van de straat Poelenburg. Dit gaat niet ten koste van de parkeerplaatsen die langs de Poelenburg zijn voorzien voor het project Jaspersstraat. Omdat het eigen grond is, ligt de nadere inrichting van de parkeerplaatsen bij de gemeente.

Bij de nadere uitwerking van de planvorming kan de verdeling van de woningen nog iets wijzigen waardoor de totale parkeerbehoefte iets hoger of iets lager uitvalt dan 145 parkeerplaatsen. Er is voldoende ruimte om het benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein of in de openbare ruimte te realiseren.

Fietsparkeren

De parkeervraag in de nieuwe situatie kan worden bepaald aan de hand van fietsparkeernormen zoals aangegeven in Bijlage II van de Uitvoeringsnota. Omdat het plangebied tot de zone 'Sterk stedelijk C' behoort geldt de volgende fietsparkeernorm:

  • minimaal 1,0 parkeerplaats per 25 m² woning voor bewoners en 0,5 tot 1,0 parkeerplaats per woning voor bezoek

De woningoppervlaktes zijn momenteel nog niet bekend maar het is al wel zeker dat er sprake zal zijn van maximaal 99 woningen. Indien uit wordt gegaan van een gemiddelde woninggrootte van 75 m² dan zouden er circa 300 fietsparkeerplekken voor bewoners nodig zijn. Voor bezoekers zijn circa 50-100 fietsparkeerplekken nodig.

Het fietsparkeren voor bewoners kan (deels) in een fietsenberging worden opgelost. Het Bouwbesluit 2012 bevat de verplichting om bij nieuw te bouwen woningen een individuele fietsenberging voor bewoners te realiseren, maar biedt ook ruimte voor gelijkwaardige alternatieven (bijvoorbeeld een gemeenschappelijke fietsenstalling bij appartementen). Er is daarmee gewaarborgd dat er voldoende fietsparkeerplaatsen voor bewoners op eigen terrein/kavel zullen worden gerealiseerd. In de openbare ruimte zullen verder fietsparkeerplaatsen voor bezoekers van de woningen worden gerealiseerd. Er is meer dan voldoende ruimte om het benodigde aantal fietsparkeerplekken te realiseren.

Conclusie

De fietsparkeerbehoefte als gevolg van de herontwikkeling bedraagt circa 300 fietsparkeerplaatsen voor bewoners en circa 50-100 fietsparkeerplaatsen voor bezoekers. Deze worden in het plangebied gerealiseerd zodat er wordt voldaan aan de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016.

3.8 Water

3.8.1 Waterhuishouding

Het plangebied maakt, waterhuishoudkundig gezien, onderdeel uit van de Polder Oostzaan. Het waterpeil in de Polder Oostzaan is N.A.P.-1.46 meter. De twee parallelle watergangen De Gouw en de Watering zijn twee oorspronkelijke veenriviertjes die bij het inrichten van Zaandam Oost als woonwijk in de jaren 60, zijn behouden. De Gouw en de Watering zijn via de Zuidervaart, ten zuiden van de wijk Poelenburg, met elkaar verbonden. Via deze en andere watergangen kan het te veel aan regenwater in de polder naar het gemaal De Waker stromen, ten zuidoosten van Poelenburg (aan de Westkolkdijk). De watergangen worden daarvoor op een diepte gehouden van ongeveer 1 meter. Verder zorgt het oppervlakte aan water er voor, dat bij ernstige regenval, het waterpeil niet te veel stijgt. Het watersurplus van de Polder Oostzaan wordt door het gemaal verpompt naar het Noordzeekanaal. In en nabij het plangebied liggen geen dijken.

Een deel van het water van de Watering bevindt zich binnen het plangebied van het bestemmingsplan. Het dempen van oppervlaktewater c.q. het wijzigen van de loop van watergangen is niet toegestaan zonder watervergunning van het hoogheemraadschap. Verder beïnvloedt nieuwe bebouwing en het veranderen van groen in verharding ook de waterhuishouding. Een eventuele toename van verharding moet, in overleg met het hoogheemraadschap, gecompenseerd worden door het graven van extra oppervlaktewater.

Het plangebied is momenteel grotendeels braakliggend maar in het peiljaar 2002 was een deel van het plangebied in gebruik als schooltuinencomplex met bijbehorende bebouwing en verhardingen terwijl in het noorden ook nog een clubgebouw van een drumfanfare met bijbehorende verharding aanwezig was. In 2002 was sprake van de volgende oppervlaktes:

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0014.jpg"

Afbeelding 13: ruimtegebruik plangebied in 2002

Jaartal 2002
Bebouwing 395 m²
Overig verharding 5.437 m²
Totaal verhard oppervlak 5.832 m²

Tabel 1: verhard oppervlak 2002

Als gevolg van de herontwikkeling zullen de oppervlaktes aan verharding en bebouwing toenemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0015.jpg"

Afbeelding 14: beoogd ruimtegebruik plangebied in 2025

Jaartal 2025 toe-/afname tov 2002
Bebouwing/uitgeefbaar 8.849 m² + 8.454 m²
Overige verharding 5.903 m² (excl. 685 m²) + 466 m²
Totaal verhard oppervlak 14.752 m² + 8.920 m²

Tabel 2: verhard oppervlak 2025

Vanwege deze toename aan verharding zal er extra water worden gerealiseerd. De regels van het hoogheemraadschap schrijven voor dat 15% van de toename aan verharding moet worden gecompenseerd. Dat komt neer op 1.338 m² extra water. In de planvorming wordt daarom uitgegaan van het realiseren van 2.836 m² extra water. Er kan dus worden geconcludeerd dat er voldoende water wordt gerealiseerd. Er is zelfs sprake van een overschot van 1.498 m². Het nieuwe water zal, net als het bestaande en te behouden water, worden bestemd als 'Water'.

3.8.2 Riolering

In Poelenburg is oorspronkelijk een gemengd rioolstelsel aangelegd. Bij het vervangen van dit rioolstelsel in de afgelopen jaren is ook een regenwaterstelsel gelegd. Daarmee wordt regenwater van verhardingen, en daar waar mogelijk van gebouwen, direct afgevoerd naar het oppervlaktewater. Bij de renovatie van het riool is ook een drainagestelsel gelegd.

Het regenwaterstelsel zal ook worden toegepast bij de herontwikkeling van het plangebied.

Het afvalwater uit het plangebied wordt via rioolgemalen en persleidingen afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Zaandam Oost. Deze zuivering ligt direct ten zuiden van Poelenburg. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier exploiteert deze zuivering.

3.8.3 Grondwater

Bij het bouwrijp maken van Zaandam Oost in de jaren zestig is het voormalige weiland opgespoten met zand. De hoogteligging was voldoende om geen last te hebben van het grondwater. Door zetting van het veen onder de ophooglaag, is het hele gebied gezakt en komen er incidenteel grondwaterklachten voor in Poelenburg. Het huidige maaiveld van het plangebied ligt ongeveer op een peil 0.00 m tot -0,20 m N.A.P. aan de zijde van de straat Poelenburg en circa -1,00 m tot -1,30 m N.A.P. aan de zijde van de Watering.

Zaanstad hanteert een ontwateringsnorm voor nieuwbouw gebieden. Deze is dat er voor 70 cm ontwateringsdiepte zorg gedragen moet worden. Bij verdere technische uitwerking van het bouwrijp zal dat aspect worden mee genomen.In de nieuwe situatie zal het vloerpeil van de woningen 0,20 m N.A.P. worden. Het terrein zal zodoende opgehoogd worden. De halfverdiepte parkeergarages komen in de ophooglaag en zullen zodoende geen negatief effect hebben op de grondwaterhuishouding.

3.8.4 Waterkwaliteit

De huidige waterkwaliteit voldoet aan de norm voor stedelijk water. De voorgenomen herontwikkeling leidt niet tot een verbetering of verslechtering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Bij de verdere uitwerking van het maaiveldontwerp zullen op de kop van de waterlopen regenwateruitlaten worden gesitueerd om de doorstroming van de waterlopen te waarborgen.

Eén van de mogelijke oplossingen om de doorstroming te bevorderen is de aanleg van molens. In de algemene bouwregels is de aanleg van maximaal twee molens ten behoeve van de verbetering van de waterkwaliteit mogelijk gemaakt.

3.8.5 Klimaatstresstest

Voor Poelenburg Oost en het nabijgelegen project Jaspersstraat is door SAWA een klimaatstresstest gedaan (kenmerk P026 – N01032022, d.d. 23 maart 2022, zie bijlage 6). Deze stresstest maakt inzichtelijk op welke manier de beide locaties kwetsbaar zijn voor wateroverlast, hittestress, droogtestress en overstromingsgevolgen en welke gevolgen de voorgenomen ontwikkelingen hebben op die kwetsbaarheid. Ook een maatregeladvies is onderdeel van het rapport. Ten aanzien van Poelenburg Oost is het volgende vermeld:

  • Kwetsbaarheid:
    1. 1. Wateroverlast: Voor de ontwikkeling in Poelenburg-Oost zijn geen kwetsbare locaties voor water op straat uit de stresstest gekomen.
    2. 2. Hittestress: De maatgevende woningen voldoen niet aan de TOjuli norm van 1,20 (NB: het getal geeft het risico aan op temperatuuroverschrijding en wordt bepaald aan de hand van de koelbehoefte in de maand juli). Zonder aanvullende maatregelen is er risico op oververhitting in de woningen. Voor de binnenhofjes van Poelenburg-Oost is het risico op het ontstaan van een hitte eiland. Op langzaamverkeerroutes wordt de boomkroonbedekking van minimaal 30% niet gehaald, wat met name het bezoek van maatschappelijke functies (buurthuis, seniorenwoningen) kwetsbaar maakt voor hitte.
    3. 3. Droogte: De kwetsbaarheid van het groen op de terpen in Poelenburg-Oost, is mede afhankelijk van de beplantingskeuze.
    4. 4. Gevolg van overstroming: Met de aangenomen maatgevende waterstand van 0,0 m +NAP bij een overstroming, is het voorgestelde vloerpeil van +0,2 m NAP in Poelenburg-Oost voldoende hoog.
  • Oplossingsrichtingen:
    1. 1. Hittestress: Om het risico op oververhitting in woningen te beperken, wordt voorgesteld om bouwkundige zonwering en ventilatie toe te passen. Door dit in de ontwikkelovereenkomst op te nemen, kan het toepassen van actieve koeling worden voorkómen.
    2. 2. Droogte: Groen toepassen dat tegen grondwaterfluctuaties en droogte kan, helpt aan vermindering van droogtestress op die binnenplaats en op de binnenhofjes van Poelenburg-Oost. Verder is het plangebied gebaad bij zoveel mogelijk aanvulling van het grondwater vanuit neerslag.
    3. 3. Gevolg van overstroming: Om de gevolgen van een overstroming te beperken en vlot weer te kunnen herstellen na een overstroming, helpt het om de vloerpeilen op minimaal +0,2 m NAP te leggen.

In de klimaatstresstest is een aantal aannamen gedaan over de toekomstige inrichting die mede bepalend zijn voor het beperken van de kwetsbaarheid van de plannen:

  • De vloerpeilen in woningen bedragen NAP +0,20 m.
  • De op tekening aangegeven indeling en ruimte voor wadi's in het plan Poelenburg-Oost, waarbij de wadibodem op 0,3 m – NAP ligt en de terpen op 0,1 m + NAP.
  • Het streven is om aan de TO juli eis te voldoen zonder toepassing van actieve koeling, in verband met de daarmee samenhangende extra energievraag.
  • Het overstromingsniveau bedraagt 0,0 m + NAP en op deze locatie is verder geen sprake van golven of opstuwing.

Om tijdig klimaatadaptief te werken in de planvorming, is de klimaatstresstest in de beginfase van de planontwikkeling uitgevoerd. Dat geeft de gemeente Zaanstad handvatten voor gerichte toepassing van de MRA Basisveiligheidsniveaus in deze plannen. Tegelijk moeten er in deze vroege planfase nog veel aannamen worden gedaan over de verdere planuitwerking. De resultaten van deze stresstest mogen dan ook niet worden opgevat als ontwerprichtlijnen of uitgangspunten.

In elke vervolgfase van de projecten Jaspersstraat en Poelenburg-Oost zal de klimaatstresstest geactualiseerd moeten worden met de dan beschikbare gegevens en wijzigingen. Bij de verdere planuitwerking is het aan de ontwerper om aannamen, ontwerpnormen en uitgangspunten te stellen en te toetsen.

Aannames en uitgangspunten die worden gesteld voor de planuitwerking om de kwetsbaarheid voor klimaatverandering te beperken, zullen ook moeten worden vastgelegd in overeenkomsten en het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waardoor gewaarborgd is dat woningen een vloerpeil krijgen van NAP +0,20 m.

3.8.6 Overleg Hoogheemraadschap

Met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft overleg plaatsgevonden over de voorliggende herontwikkeling. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.1.

3.8.7 Conclusie

De wateraspecten zoals hiervoor beschreven leiden niet tot knelpunten voor de vaststelling van het bestemmingsplan Poelenburg Oost - Vrije Watering.

3.9 Technische Infrastructuur

3.9.1 Aardgasinfrastructuur

In het plangebied bevindt zich aan de westzijde de planologisch relevante gasleiding W-572-01 (16 inch en 40 bar). In het voorliggende bestemmingsplan is uitgegaan van behoud van de gasleiding. De gasinfrastructuur is daarom conform de bestaande situatie bestemd waarbij rekening is gehouden met de bijbehorende belemmeringstroken en veiligheidsafstanden.

Op basis van het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geldt voor de leiding W-572-01 een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen de belemmeringenstrook van de leidingen zijn geen nieuwe bouwwerken en kwetsbare bestemmingen toegestaan. De ligging van de leiding met de bijbehorende belemmeringenstrook is op de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0016.jpg"

Afbeelding 15: ligging gasleiding (bron: www.risicokaart.nl)

In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwwerken en (beperkt) kwetsbare bestemmingen toegestaan in de belemmeringenstrook van de gasleiding.

3.9.2 Overige technische infrastructuur

Ten zuiden van het plangebied, achter het gebouw van Centrum Jong, staat een telecominstallatie met zendmast en alarmfunctie. Deze installatie heeft vanwege de onderlinge afstand geen gevolgen voor de woningbouw in het plangebied.

Voor onder- en bovengrondse kabel- en leidingenvoorzieningen stelt de gemeente eisen met betrekking tot ruimtereservering. Deze eisen staan in de “Standaard details“ en de “technische voorwaarden” van de gemeente. Hierin zijn o.a. standaard dwarsprofielen opgenomen voor kabels en leidingen. De bestemmingen Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied en de bouwvlakken zijn zo gesitueerd en gedimensioneerd dat rekening is gehouden met de noodzakelijke ruimtereservering voor kabels en leidingen.

3.10 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

Om een duurzame verstedelijking van Nederland te bewerkstelligen is afstemming van plannen op de regionale vraag en aanbod aan locaties voor wonen, werken en voorzieningen noodzakelijk. Overheden moeten alle nieuwe stedelijke ontwikkelingen motiveren aan de hand van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Dit is geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening en de Omgevingsverordening. Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

3.10.1 Nieuwe stedelijke ontwikkeling?

Het plan Poelenburg Oost - Vrije Watering telt in totaal 99 woningen. Daarmee is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (NSO) en moet het plan getoetst worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hierna doorlopen we de vereiste stappen.

3.10.2 Ruimtelijk verzorgingsgebied

Het ruimtelijk verzorgingsgebied voor het plan Poelenburg Oost - Vrije Watering zijn de subregio's Zaanstreek-Waterland en Amsterdam. Dit is het gebiedsniveau waarop de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte worden bepaald.

3.10.3 Kwantitatieve behoefte

In het ruimtelijk verzorgingsgebied (Zaanstreek-Waterland & Amsterdam) is sprake van een kwantitatieve additionele behoefte van 53.180 woningen voor de periode 2020-2030. Dit blijkt uit een confrontatie van de provinciale woningbehoefteprognose met het harde planaanbod:

  • De additionele woningvraag in het verzorgingsgebied bedraagt 53.180 woningen.
  • Het harde planaanbod in het verzorgingsgebied bedraagt 50.230 woningen.
  • De resterende behoefte die hieruit voortvloeit is 2.950 woningen.
  • Plan Poelenburg Oost - Vrije Watering telt met 99 woningen minder woningen dan de resterende behoefte, namelijk 2.851 woningen.
  • Kortom, plan Poelenburg Oost - Vrije Watering voorziet in een kwantitatieve behoefte.

3.10.4 Kwalitatieve behoefte

Uitgangspunt in het plan Poelenburg Oost - Vrije Watering, met in totaal 99 woningen, is om zowel (sociale huur) appartementen voor senioren als grondgebonden koopwoningen in mede opdrachtgeverschap aan te bieden. In Poelenburg zijn weinig grondgebonden koopwoningen aanwezig. Het mede opdrachtgeverschap geeft meer zeggenschap in het ontwerp terwijl het de financiële-, plannings- en technische risico's zo laag mogelijk houdt. Kortom: dit maakt het mogelijk om invulling te geven aan het ontwerpen van een droomhuis op maat passend bij het huidig economisch klimaat.

3.11 Afweging Naar Aanleiding Van Het Milieueffect

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen (Besluit milieueffectrapportage).

Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn vana die datum verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (Mer).

In het kader van de m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling worden de effecten van een bestemmingsplan op het milieu onderzocht. De m.e.r. procedure geeft het bevoegd gezag informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen en behandelt de mogelijke milieuvriendelijkere alternatieven.

In het Besluit milieueffectrapportage 1994 (Besluit m.e.r.) wordt aangegeven voor welke activiteiten een m.e.r.-plicht geldt. Daarnaast bevat het Besluit m.e.r. activiteiten die niet direct m.e.r.-plichtig zijn maar waarvan het bevoegd gezag eerst moet beoordelen of een m.e.r. nodig is, de zogenaamde m.e.r.-beoordelingsplicht. Het bevoegd gezag toetst in dat geval aan de hand van de criteria van bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU of door het bestemmingsplan belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Als belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Ten slotte geeft het Besluit m.e.r. aan in welke gevallen een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling voert het bevoegd gezag een globalere toets uit of zich belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen voordoen. Als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet alsnog een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

3.11.1 Ontwikkelingen die door het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt

Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van een braakliggend terrein tot een nieuwe woonbuurt met 99 woningen. De nieuwe woonbuurt zorgt voor een verbinding tussen de bestaande woonwijk Poelenburg en het water van de Watering.

3.11.2 Plicht tot uitvoeren vormvrije m.e.r.-beoordeling

De ontwikkeling die door het nieuwe bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt wordt gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals genoemd wordt in art 11.2 van bijlage D van het besluit Milieueffectrapportage. De ontwikkeling is echter van een veel kleiner schaalniveau dan de drempel vanaf waar een m.e.r.-beoordelingsprocedure zou moeten worden doorlopen.

De drempel wordt overschreden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Zoals gezegd blijft de beoogde herontwikkeling onder de drempel. Dit kan nog anders zijn indien het project samenhangt met andere ontwikkelingen en door cumulatie alsnog de drempelwaarde wordt overschreden, maar die situatie doet zich niet voor aangezien er in een straal van 1 kilometer rondom het plangebied geen ruimtelijk relevante en concrete herontwikkelingen spelen. Dit betekent dat voor het stedelijk ontwikkelingsproject kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

3.11.3 Overwegingen bijzondere omstandigheden

Op grond van bijlage III bij de Europese richtlijn 2011/92/EU zijn de volgende criteria van belang bij de beoordeling van belangrijke nadelige milieugevolgen:

a. De kenmerken van de projecten;
b. De plaats van de projecten;
c. De kenmerken van het potentiële effect, in samenhang met de criteria van de punten a. en b.

Deze omstandigheden worden hierna beoordeeld.

a. De kenmerken van de activiteit/de samenhang met andere activiteiten

De omvang van het project
Stedelijke ontwikkeling.
Door het bestemmingsplan krijgt het plangebied een woonbestemming waardoor er 99 woningen worden gebouwd. De nieuwe woningen sluiten aan op de bestaande woonbebouwing in de wijk Poelenburg en hebben aldaar geen nadelige milieu-effecten.

Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen
Er is voor de toekomstige huishoudens geen sprake van grootschalig gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Er is daarbij geen sprake van een bijzondere omstandigheid die om een m.e.r.-beoordeling vraagt.

De productie van afvalstoffen
De toekomstige huishoudens produceren afval dat met de reguliere afvalinzameling zal worden ingezameld en zal worden verwerkt.

Verontreiniging
De onderhavige stedelijke ontwikkeling veroorzaakt enige toename van het aantal verkeersbewegingen, zie paragraaf 3.7.2. Deze toename leidt echter niet tot een significante toename van het verkeerslawaai of van een verslechtering van de luchtkwaliteit en heeft daardoor geen noemenswaardig negatief effect op de omgeving.

Geluid
De nieuwe huishoudens zullen geen geluidhinder ter plaatse van de reeds bestaande woonbebouwing veroorzaken. De omliggende bedrijven zullen niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering als gevolg van de nieuwe woningen, zoals ook blijkt uit paragraaf 3.20.

Risico's van ongevallen.

De nieuwe huishoudens vormen geen extern veiligheidsrisico voor de omgeving.

b. De plaats waar de activiteit plaatsvindt

Het plangebied waarbinnen de nieuwe activiteiten zullen plaatsvinden is gelegen aan de rand van een bestaande woonwijk. Het plangebied is in het verleden gebruikt als onder meer schooltuinencomplex. Het plangebied maakt daardoor onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. Voor dit gebied geldt het bestemmingsplan Poelenburg, welke op 27 juni 2013 is vastgesteld.

Het plangebied is geen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of een Natura 2000 gebied. Uit het natuuronderzoek, zoals beschreven in paragraaf 3.18, blijkt dat de ontwikkeling geen significante effecten heeft op Natura 2000-gebieden in de omgeving.

c. De kenmerken van de potentiële effecten

Effecten treden op ten aanzien van afval(water), bodem, geluid, lucht, veiligheid, ecologie en duurzaamheid. Het bereik van deze milieuaspecten (geografisch en naar grootte van de bevolking gemeten) is beperkt. Grensoverschrijdend karakter van het effect is gelet op het voorgaande niet van toepassing, ook niet voor wat betreft stikstofdepositie (zie subparagraaf 3.18.2).

Zoals aangegeven zijn de orde van grootte en complexiteit van het effect beperkt. De effecten zijn niet anders dan in andere procedures voor inrichtingen in deze sector. De maatgevende effecten blijven binnen toetsingskaders die daarvoor landelijk gehanteerd worden.

Ten aanzien van de duur, frequentie en omkeerbaarheid van het effect zijn geen specifieke opmerkingen te plaatsen.

3.11.4 Conclusie

Op grond van het bovenstaande zijn wij van oordeel dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor het milieu (de omgeving) zal hebben. In het kader van de bestemmingsplanprocedure wordt daardoor een m.e.r. niet nodig geacht.

3.12 Duurzaamheid

Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt heviger en frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. De klimaatverandering maakt dat aanpassingen in de leefomgeving nodig zijn om duurzaam en toekomstbestendig te kunnen blijven wonen, werken en recreëren. Zoals in het Groen- en waterplan Zaanstad (2018) staat zijn klimaatadaptieve en compenserende maatregelen (inrichting, gebouwen en beheer) noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering, maar ook voor het comfort in gebouwen en de arbeidsproductiviteit van werknemers.

Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Zaanstad streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.

Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden) en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting (hittestress), het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag maar ook maatregelen ten aanzien van droogte en waterveiligheid.

De kwetsbaarheid varieert binnen het stedelijk gebied, wat betekent dat het vergroten van de klimaat-bestendigheid het meest efficiënt kan gebeuren door relatief kleine en lokale maatregelen. Zo wordt in Poelenburg Oost invulling gegeven aan een toekomst- en klimaatbestendige buurt door de aanleg van een klimaatbestendige openbare ruimte, het beperken van energieverbruik en zoveel mogelijk tegengaan van oververhitting.

De nieuwe bebouwing zal uiteraard voldoen aan alle wettelijke en gemeentelijke vereisten ten aanzien van dit thema, waaronder de sinds januari 2021 geldende Beng [Bijna Energieneutrale Gebouwen]. De Beng is een aanscherping van de EPC. Voortaan vormen naast het energieverbruik, ook de fundamentele energiebehoefte van een gebouw en het aandeel hernieuwbare energie aparte eisen waaraan een plan moet voldoen.

Gasloos bouwen is verplicht.

Een natuurinclusief ontwerp van de gebouwde omgeving zal aansluiten op de duurzame en klimaatbestendige openbare ruimte. Biodiversiteit, natuurinclusief bouwen en circulariteit/circulait bouwen worden nader uitgewerkt in het kader van de in voorbereiding zijnde kavelpaspoorten.

3.13 Veiligheid

3.13.1 Externe veiligheid

Binnen het beleidskader externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico vormt een wettelijke norm voor bestaande en nieuwe situaties. Dit is met een risicocontour ruimtelijk weer te geven. Het groepsrisico is niet in ruimtelijke contouren te vertalen, maar wordt weergegeven in een grafiek. Hierin is weergegeven hoe groot de kans is dat een groep, met een bepaalde grootte, het slachtoffer kan worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Uit raadpleging van de risicokaart blijkt dat er in en nabij het plangebied enkele risicobronnen voorkomen. In het plangebied gaat het om de al in paragraaf 3.9.1 genoemde gasleiding. Ten noordoosten van het plangebied bevinden zich daarnaast twee LPG-tankstations terwijl over de ten oosten van het plangebied gelegen snelweg A8 gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich aan het Weerpad een gasverdeelstation.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0017.jpg"

Afbeelding 16: risicobronnen in en rondom het plangebied, het plangebied is indicatief met een zwarte bolletjeslijn weergegeven, de twee LPG tankstations zijn met een rode driehoek met daarin een L weergegeven terwijl de gasleiding met een rode streepjeslijn is aangeduid en het gasverdeelstation met een rode cirkel (bron: www.risicokaart.nl)

De herontwikkeling van het plangebied vindt plaats binnen het 210 meter brede invloedsgebied van de gasleiding. Er is daarom onderzoek naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico noodzakelijk. Dit onderzoek is uitgevoerd door AVIV (projectnummer 214778, d.d. 14 februari 2022, zie bijlage 7). Doordat de herontwikkeling op meer dan 200 meter van de A8 en de LPG-tankstations is gelegen bevindt de herontwikkeling zich buiten de invloedsgebieden van deze bronnen. Volledigheidshalve is in het onderzoek door AVIV wel gekeken naar het transport van gevaarlijke stoffen over de A8. Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • A8: Het plaatsgebonden risico van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A8 vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Het groepsrisico is bovendien kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde. Er is daardoor geen verantwoording van het groepsrisico nodig. Wel dient het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen. In de toelichting bij het besluit dient in elk geval in te worden gegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien een ramp zich voordoet.
  • Aardgasleiding: Het plaatsgebonden risico vanwege de aardgasleiding W-572-01 vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. Het groepsrisico is in zowel de huidige als de toekomstige situatie hoger dan 10% van de oriëntatiewaarde. Door de voorgenomen ontwikkeling neemt het groepsrisico toe maar het groepsrisico neemt echter met minder dan 10% toe. Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Conclusie

In het bestemmingsplan worden voor de toekomstige situatie geen nieuwe risicobronnen gerealiseerd. Wel leidt vaststelling van het bestemmingsplan tot de mogelijkheid dat nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in het plangebied worden toegevoegd en dat meer mensen in het gebied zullen verblijven. Uit onderzoek blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Thorbeckeweg en de A8 en de buisleidingen geen belemmeringen zijn voor de beoogde herontwikkeling. Wel is vanwege een beperkte toename van het groepsrisico vanwege de aardgasleiding een beperkte verantwoording nodig. Tevens is invulling gegeven aan onderdelen 3 en 4 van de beperkte verantwoording (zie subparagraaf 3.13.2).

De beoogde herontwikkeling is ter advisering voorgelegd aan de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Voor de beoogde herontwikkeling zijn op basis van advies van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland randvoorwaarden van toepassing. Door deze maatregelen mee te nemen binnen de ontwikkeling, wordt voldaan aan een gewenst woon- en leefklimaat met betrekking tot externe veiligheid (zie de verdere uitwerking in subparagraaf 3.13.3).

3.13.2 Beperkte verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging van het plangebied binnen de 100%-letaliteitszone van de aardgasleiding is een beperkte verantwoording nodig. Daarbij dienen de volgende 4 zaken aan de orde te komen:

  1. 1. De personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleidingen.
  2. 2. De hoogte van het groepsrisico.
  3. 3. De bestrijdbaarheid.
  4. 4. De zelfredzaamheid.

Ad 1: De personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleidingen

Binnen het invloedsgebied van de buisleiding is sprake van een personendichtheid van 57 personen overdag.

Ad 2: De hoogte van het groepsrisico

Het groepsrisico vanwege buisleiding W-572-01 bedraagt in de huidige situatie 0.124 en zal, als gevolg van de beoogde herontwikkeling, beperkt toenemen tot 0.131.

Ad 3: De bestrijdbaarheid

In subparagraaf 3.13.3 is op basis van het advies van de Veiligheidsregio ingegaan op de bestrijdbaarheid.

Ad 4: De zelfredzaamheid

In subparagraaf 3.13.3 is op mede op basis van het advies van de Veiligheidsregio ingegaan op de zelfredzaamheid.

3.13.3 Fysieke (brand)veiligheid

Wanneer de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak noodzakelijk. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan, in geval van een incident, zo goed mogelijk hulp worden geboden. Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt daarom voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.

Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid

In het plangebied bevindt zich een hogedruk aardgasleiding met een druk van 40 bar. De kans op een incident met de buisleiding is klein maar de gevolgen kunnen groot zijn. De hulpverlening kan een calamiteit niet voorkomen. Hulpdiensten richten zich voornamelijk op het veiligstellen van het gebied, het bestrijden van het incident en het helpen van slachtoffers.

In het geval de leiding beschadigd raakt kan er een fakkelbrand ontstaan. Bij een fakkelbrand zijn de aanwezige personen in eerste instantie aangewezen op hun zelfredzaamheid. Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezige personen in het gebied in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Gezien de kans op een incident hoe klein ook, zijn in het gebied geen functies toegelaten gericht op niet-zelfredzame personen, zoals kinderdagverblijven, ouderenzorg, e.d. In de planregels zijn functies gericht op niet zelfredzame personen uitgesloten. Bewoners van de nieuw te bouwen woningen worden beschouwd als zelfredzame personen.

Afhankelijk van waar de fakkelbrand zich bevindt is schuilen en vluchten het handelingsperspectief:

  • Voor personen buiten:
    - Vluchten uit het zicht van de brand, onder dekking van objecten zoals muren
    - Als er schuilmogelijkheden zijn, is dekking zoeken of een schuilplaats binnen gaan en goede actie.
  • Voor personen binnen:
    - Dichtbij de bron, binnen 70-120 meter, is het beste om gebouwen te verlaten en te vluchten;
    - Op grotere afstand van de bron (verder dan 120 meter) is binnenblijven het beste.

Om snel en veilig te kunnen vluchten zijn uitgangen nodig die van de hogedruk aardgasleiding af zijn gericht. De route langs de Watering naar het zuiden voorziet hierin en dient als vluchtroute (voor langzaam verkeer) bij calamiteiten. De bebouwing langs deze route zorgt voor enige beschutting. Langs deze route liggen momenteel ook diverse (maatschappelijke) voorzieningen. Bewoners kunnen hier naar binnen om te schuilen.

Risicocommunicatie bevordert de zelfredzaamheid. Daarom zal in de verkoopovereenkomsten een veiligheidsparagraaf worden opgenomen. Op deze manier nemen bewoners kennis van de waarschuwingsprocedures, vluchtroutes en acties die zij moeten ondernemen om zichzelf in veiligheid te brengen.

Situering van gebouwen

In verband met brandveiligheid stelt het Bouwbesluit diverse voorwaarden. Zo geldt dat een balansventilatie bij nieuw te bouwen woningen handmatig afschakelbaar moet zijn. De kans dat een uitwendige brand overslaat naar binnen wordt hierdoor kleiner. Bij de uiteindelijke vergunningverlening zal getoetst worden of voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning bouwen gesteld worden. Op basis van het huidige plan zijn er voor de bouwwerken op voorhand geen bijzondere beperkingen.

Basisbrandweerzorg: bereikbaarheid

Voor de basis brandweerzorg wordt uitgegaan van de Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid.

Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat de woningen/gebouwen in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken; doodlopende wegen dienen zoveel mogelijk vermeden te worden.

Voor de opkomsttijd geldt een tijdnorm van 8 minuten voor woningen (Besluit veiligheidsregio's). De brandweer kan in principe voldoen aan de norm voor de opkomsttijd.

Verder is de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de straat/ontsuitingsweg tot deze gebouwtoegangen mag niet meer dan 10 meter bedragen en er moet een opstelplaats voor een brandweervoertuig zijn. De geplande situatie voldoet aan deze voorwaarden wat de bouwwerken betreft. Bij de verdere uitwerking en inrichting van het plangebied treedt de gemeente in overleg met de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland om de bereikbaarheid ook in de nadere uitwerking optimaal te houden en de opstelplaats te bepalen.

Bluswatervoorziening

Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer doorgaans gebruik van water. Om in geval van een brand voldoende bluswater beschikbaar te hebben of te krijgen, moeten van tevoren maatregelen getroffen worden. In het plangebied is één primaire bluswatervoorziening (brandkraan) aanwezig. Dit aantal zal als gevolg van de ontwikkeling -conform de regels die het Bouwbesluit hieraan stelt- worden uitgebreid. Deze brandkranen zijn ook inzetbaar voor de rest van de wijk. Bij de uiteindelijke vergunningverlening zal getoetst worden of de voorzieningen ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Verder zal nabij de Watering een opstelplaats voor een blusauto worden ingericht. Wanneer de primaire bluswatervoorziening uitvalt kan gebruik gemaakt worden van het oppervlakte water dat als secundaire bluswatervoorziening geldt.

Maatregelen: kans op schade beperken

Tijdens de bouw kan er sprake zijn van risicoverhogende handelingen. Zo kunnen werkzaamheden als graven, heien en het rijden met zwaar materieel over de buisleiding een calamiteit veroorzaken. De gemeente maakt daarom een BLVC-plan waarin maatregelen, verantwoordelijkheden en afspraken tijdens de bouwwerkzaamheden geborgd zijn. Dit doet Zaanstad in samenspraak met de leiding eigenaar en beheerder: Gasunie, VRZW en de bouwer. BLVC staat voor bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie. In het plan staat beschreven hoe het risico op een calamiteit wordt beperkt en wie het aanspreekpunt is. Het plan voorziet ook in effectmaatregelen voor de bestaande bouw.

Conclusie

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan. Bij de uiteindelijke vergunningverlening zal getoetst worden of voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit. Daaraan voorafgaand treedt de gemeente in overleg met de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland over de verdere uitwerking en dimensionering van de wegen om de bereikbaarheid voor hulpdiensten te borgen.

3.13.4 Conclusie veiligheid

Uit onderzoek blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Thorbeckeweg en de A8 en de buisleidingen geen belemmeringen zijn voor de beoogde herontwikkeling. Wel is vanwege de ligging binnen de 100%-letaliteitszone van de aardgasleiding een beperkte verantwoording nodig. Uit suparagrafen 3.13.2 en 3.13.3 blijkt dat groepsrisico laag is, er voldoende mogelijkheden zijn om een eventuele brand te kunnen bestrijden en maatregelen zullen worden toegepast om de zelfredzaamheid te vergroten. Het wordt daarom verantwoord geacht om de beoogde herontwikkeling te realiseren.

3.14 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde (spoor)wegen op nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. Dit geldt als nieuwe geluidsgevoelige functies zich in één of meerdere geluidszones van (spoor)wegen bevinden. In de Wet geluidhinder is bepaald dat akoestisch onderzoek plaats moet vinden als nieuwe geluidgevoelige functies worden geprojecteerd binnen een geluidzone van geluidgezoneerde industrieterreinen.

Uit de toetsing kan blijken dat de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde (48 dB bij wegverkeerslawaai, 53/55 dB voor spoorweglawaai en 50 dB(A) bij industrielawaai). Indien er wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde (63 dB bij stedelijke wegen, 53 dB bij buitenstedelijke wegen, 68 dB bij spoorweglawaai en 55 dB(A) bij industrie) dan kan er een hogere grenswaarde worden aangevraagd. Er dient daarbij wel te worden nagegaan of bron- of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting op de gevels te reduceren. Vervolgens dient een afweging plaats te vinden of deze maatregelen reëel zijn en dan wel of de maatregelen voldoende effectief zijn. Ook dient er te worden getoetst aan het Zaans geluidsbeleid.

3.14.1 Wegverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen binnen de wettelijke geluidzones van de snelweg A8 en de stedelijke wegen Poelenburg en Weerpad. Omdat er geluidgevoelige bestemmingen (namelijk woningen) binnen deze wettelijke geluidzones worden gerealiseerd is onderzoek naar geluid noodzakelijk. Dit onderzoek is uitgevoerd door Cauberg-Huygen (referentie 04735-58370-01, d.d. 17 juli 2023, zie bijlage 8). In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn ook de niet-gezoneerde wegen (30 km/u) Dodonaeusstraat, E.Heimansstraat, Clusiusstraat, Jaspersstraat en Lobeliusstraat betrokken in het onderzoek.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer op de rijksweg A8 maximaal 49 dB Lden bedraagt terwijl het wegverkeer op de straat Poelenburg en het Weerpad tot geluidsbelastingen van respectievelijk maximaal 58 en 36 dB Lden leidt. De geluidsbelastingen vanwege het wegverkeer op de A8 en de straat Poelenburg zijn hoger dan de voorkeurgrenswaarde van 48 dB Lden maar niet hoger dan de maximale ontheffingswaarden (53 dB Lden bij de A8 en 63 dB Lden bij de Poelenburg). Dove gevels zijn daardoor niet nodig.
Ten aanzien van de geluidsbelasting vanwege de A8 dient te worden opgemerkt dat in het akoestisch onderzoek twee situaties zijn doorgerekend. Dit vanwege het gegeven dat het bestaande geluidsscherm met een lengte van 450 meter en hoogte van 6 meter langs de A8 niet in het landelijke geluidsregister is opgenomen. Doordat de akoestisch berekeningen volgens het wettelijke reken- en meetvoorschrift dienen te worden uitgevoerd met de gegevens van het landelijke geluidsregister is in het akoestisch onderzoek volledigheidshalve ook een situatie zonder gedeeltelijk geluidscherm doorgerekend. Dat leidt uiteraard tot een (niet-realistische) overschatting van de geluidsbelasting. De in het begin van deze alinea genoemde geluidsbelasting van maximaal 49 dB Lden is inclusief een geluidscherm. Uit navraag van de gemeente bij Rijkswaterstaat is gebleken dat het betreffende scherm niet in het geluidregister is opgenomen omdat deze indertijd is gerealiseerd vanwege de luchtkwaliteit. Het scherm heeft echter ook een afschermende functie voor geluid en er is geen voornemen om het scherm te verwijderen.

Voor het verkeer op de E. Heimansstraat, Clusiusstraat, Jasperstraat en Lobeliusstraat geldt tenslotte een wettelijke rijsnelheid van 30 km/uur. In het kader van de Wet geluidhinder hebben deze wegen geen zone. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer van deze wegen. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege deze wegen ten hoogste 38 dB Lden (exclusief aftrek) bedraagt. Hierdoor is geen sprake van een verhoogde geluidbelasting vanwege deze wegen.

3.14.2 Industrielawaai

Het plangebied lag voorheen in de geluidzone 'Westelijk Havengebied industrieterrein Westpoort' te Amsterdam, vastgesteld op 23 juni 1993 bij Koninklijk Besluit. Deze geluidzone is inmiddels aangepast door middel van een op 2 maart 2015 vastgesteld inpassingsplan. Het plangebied is daardoor volledig buiten de geluidzone gelegen. Ook bevindt het plangebied zich buiten de geluidzone 'Industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor Zuid - en omstreken', zoals vastgesteld bij Koninklijk Besluit op 18 januari 1991. Bij de herontwikkeling van het plangebied hoeft zodoende geen rekening te worden gehouden met gezoneerd industrielawaai.

Het geluid vanwege de Sultan Ahmet moskee kan nog wel relevant zijn voor het plangebied. Op deze niet-gezoneerde geluidsbron wordt ingegaan bij milieuzonering (zie paragraaf 3.20).

3.14.3 Geluidsluwe gevels (stille zijdes)

Door de verkaveling zullen alle grondgebonden woningen in de eindsituatie direct een geluidluwe gevel hebben. Voor de grondgebonden woningen zijn dan geen aanvullende voorzieningen nodig teneinde te voldoen aan het gemeentelijk geluidbeleid. Het is dan wel zo dat als eerst de westelijke bebouwingsrand (zijde straat Poelenburg) moet worden gerealiseerd om zo te zorgen voor voldoende afscherming. Omdat de bouwvolgorde van de grondgebonden woningen (nog) niet bepaald is dient er rekening te worden gehouden met de situatie dat de westelijke bebouwingsrand pas later wordt gebouwd waardoor er een tijdelijke situatie ontstaat dat nog niet alle overige grondgebonden woningen over een stille zijde beschikken. Voor de betreffende woningen waar dan nog geen sprake is van een stille zijde zijn aanvullende voorzieningen nodig om een stille zijde alsnog te realiseren. Dit kan worden gedaan door bouwkundige maatregelen.

Voor een groot gedeelte van de appartementen geldt dat deze niet direct een geluidluwe gevel hebben. De geluidbelasting van het wegverkeerslawaai moet - om een geluidluwe gevel te creëren – worden gereduceerd. Hiervoor zijn aanvullende gebouwmaatregelen mogelijk in de vorm van bijvoorbeeld verglaasde buitenruimtes met deels geluidabsorberend materiaal. Uit het onderzoek blijkt dat er verschillende maatregelen mogelijk zijn om een stille zijde te creëren.

3.14.4 Cumulatie

Voor een goede leefomgevingskwaliteit en als eis uit het hogere waardenbeleid van de gemeente Zaanstad moet er tevens een cumulatieberekening gemaakt worden. In deze cumulatie worden de geluidsbelastingen van de verschillende geluidbronnen gecumuleerd tot een toetsbare waarde. Voor de verlening van hogere waarden heeft de gemeente in het beleid vastgelegd dat de gecumuleerde geluidbelasting voor de te verlenen hogere waarden niet hoger mag zijn dan de maximaal toelaatbare geluidbelasting plus 3 dB.

De gecumuleerde geluidbelasting (alle wegen gezamenlijk met luchtvaartlawaai, Lvl,cum) bedraagt ten hoogste 64 dB zonder aftrek. Deze geluidsbelasting is lager dan de toetswaarde van 71 dB en daarmee aanvaardbaar.

3.14.5 Maatregelen om geluid te reduceren

In het kader van het akoestisch onderzoek is nagegaan of bronmaatregelen of andere maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting op de gevels te reduceren. Het nemen van bron- en overdrachtsmaatregelen biedt onvoldoende reductie om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde of dergelijke maatregelen stuitten op landschappelijke, stedenbouwkundige, financiële en/of constructieve bezwaren. Parallel aan de bestemmingsplanprocedure is daarom een procedure voor hogere waarden doorlopen. Omdat het onderhavige bestemmingsplan een eindplan betreft, worden voor de toekomstige woningen hogere waarden van 49 dB (A8) en 58 dB (Poelenburg) aangevraagd. Het aanvragen van hogere waarden vanwege het wegverkeer op deze wegen voldoet aan het gemeentelijk geluidsbeleid doordat alle woningen kunnen en zullen worden voorzien van een geluidluwe zijde.

3.14.6 Conclusie

Het wegverkeer op de A8 en de straat Poelenburg leidt tot een overschrijding van de voorkeurgrenswaarde. De geluidsbelastingen zijn echter lager dan of gelijk aan de maximale ontheffingswaarden. Omdat maatregelen onvoldoende effectief zijn zal voor de woningen een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Het ontwerpbesluit voor de hogere grenswaarden zal tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat alle woningen in de eindsituatie kunnen worden voorzien van een geluidluwe zijde als bedoeld in het gemeentelijk geluidbeleid. Het realiseren van een geluidluwe zijde is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Er is daarbij wel een uitzondering mogelijk gemaakt vanwege de gefaseerde aanleg van de woonbuurt. Tijdens de gefaseerde aanleg kan een tijdelijke situatie ontstaan waardoor er nog niet aan de eis van een stille zijde kan worden voldaan doordat de westelijke bebouwingsrand nog niet gerealiseerd is en daardoor niet voor voldoende afscherming zorgt. Een deel van de achtergelegen grondgebonden woningen zal daardoor tijdelijk nog geen stille zijde hebben. Omdat het treffen van bouwkundige maatregelen in deze tijdelijke situatie niet in verhouding staat tot de kosten is in het bestemmingsplan een bevoegdheid opgenomen om af te wijken van de voorwaardelijke verplichting, bijvoorbeeld als voldoende aannemelijk is dat het snelheidsregime op de straat Poelenburg (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd of als er voldoende tijdelijke afscherming wordt gerealiseerd.

3.15 Luchtkwaliteit

Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In deze paragraaf wordt beschreven of voldaan wordt aan deze voorwaarden.

3.15.1 Luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied

De ontwikkeling van het plangebied bevat de realisatie van minder dan 1.500 woningen. Op basis regeling NIBM is de voorgenomen ontwikkeling aan te merken als een klein project dat niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof en stikstofdioxide langs de A8, de Poelenburg en het Weerpad onder de 35 µg/m² liggen. Ter plaatse van het gehele plangebied zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt.

3.15.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

Het plangebied is niet opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

3.15.3 Besluit gevoelige bestemminge

Het besluit richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Dit zijn vooral kinderen, ouderen en zieken. Het bestemmingsplan maakt geen voorzieningen mogelijk die betrekking hebben op mensen die verhoogd gevoelig zijn voor PM10 en NO2.

3.15.4 Conclusie

Omdat Poelenburg-Oost niet is opgenomen in het NSL, het aan te merken is als een klein project dat niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en omdat de grenswaarden voor luchtkwaliteit binnen het plangebied niet worden overschreden, voldoet het bestemmingsplan aan de Wet milieubeheer en vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. Het bestemmingsplan voldoet ook aan het Besluit gevoelige bestemmingen.

3.16 Geur

In deze paragraaf wordt het aspect geur van de ontwikkeling getoetst aan het Zaans geurbeleid 2016, dat op 14 juli 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het beleid is te vinden op de website van de gemeente Zaanstad (www.zaanstad.nl en op de algemene website van de overheid:

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/historie/Zaanstad/411607/411607_1.h tml. Het beleid is niet van toepassing op veehouderijen omdat hiervoor landelijke regels gelden.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan moet beoordeeld worden in hoeverre er, met het oog op mogelijke geurhinder, sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

In deze paragraaf gaan we in op de volgende aspecten:

  1. 1. Wat wordt er mogelijk gemaakt? Anders gezegd: zijn er geurgevoelige objecten voorzien? Zijn deze geurgevoelige objecten standaard, minder of minst geurgevoelige objecten?
  2. 2. Zijn er bedrijven die geur veroorzaken ter plaatse van de ontwikkeling of het plangebied?
  3. 3. Is deze geurbelasting aanvaardbaar?

3.16.1 Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?

In het plangebied zijn nog geen bestaande geurgevoelige objecten aanwezig maar er zijn wel diverse nieuwe geurgevoelige objecten voorzien. Zo zijn er 99 woningen (64 grondgebonden woningen, 35 appartementen) gepland. De woningen worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten. De geurgevoelige objecten worden verspreid over het gehele plangebied gerealiseerd. De standaard geurgevoelige objecten zijn voor dit plangebied maatgevend. In de navolgende geurbeoordeling wordt enkel uitgegaan van de standaard geurgevoelige objecten.

Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.

3.16.2 Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of nabij dit plangebied en is deze geurbelasting aanvaardbaar?

Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften1 , geuronderzoek en eventuele geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van dit plangebied.

De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in onderstaande tabel en worden, indien ze mogelijk relevant zijn, hierna toegelicht.

Bedrijf SBI code (2008) Locatie Afstand tot locatie Richtafstand geur (gemengd gebied) Klachten bekend Geurrapport aanwezig Relevantie voor het plangebied
RWZI 3700A3 Poelenburg 467 Zaandam 500 300 Nee Ja Mogelijk
VHC Jongens 46381 – Groothandel voedings en genotmiddelen Ambacht 1-3 Oostzaan 460 10 Nee Nee Geen
Homburg 6420 – financiële holding Ambacht 24 Oostzaan 460 0 Nee Nee Geen
Flens 1621 – plaat en fineerfabriek Ambacht 22 Oostzaan 420 50 Nee Nee Geen
Jan Keezer 4941 – goedernwegvervoerbedrijf Ambacht 21 Oostzaan 450 0 Nee Nee Geen
Hoogwout berging 45205 - autobergingsbedrijf Ambacht 21 Oostzaan 450 0 Nee Nee Geen
Primus Wafer Paper 1072 – banket biscuit en koekfabriek Ambacht 8 Oostzaan 650 50 Nee Nee Geen
Traffic Service Nederland 4940 Ambacht 24 460 0 Nee Nee Geen
Febo 561 Ambacht 30 600 0 Nee Nee Geen
Subway 561 Ambacht 32 600 0 Nee Nee Geen
Abbring zondesign 4339 – overige afwerking van gebouwen Ambacht 4 430 0 Nee Nee Geen

Tabel 1: onderzochte geurhinder bedrijven

RWZI

Op 9 november 2017 is een omgevingsvergunning verleend in verband met een wijziging van de inrichting. De geuremissie neemt iets toe ten opzichte van de bestaande vergunning.

De cumulatieve geurbelasting is getoetst aan het aanvaardbaar geurhinderniveau van het provinciaal geurbeleid (0,5 OUE(H)/m3 als 98 percentiel) bij de dichtstbijzijnde geurgevoelige objecten. De dichtstbijzijnde aaneengesloten bebouwing ligt op een afstand van circa 220 meter. De dichtstbijzijnde woning ligt op een afstand van 35 meter. Bij de dichtstbijzijnde gevoelige objecten wordt voldaan aan de emissiegrenswaarde van het provinciaal geurbeleid.

Dit bedrijf overschrijdt niet de richtafstanden tot de geurgevoelige objecten en er zijn ook geen andere aspecten waaruit blijkt dat de streefkwaliteit zou kunnen worden overschreden. Uit de omgevingsvergunning en het bijbehorende onderzoek blijkt dat het bedrijf geen relevante geurhinder veroorzaakt die relevant is voor deze ontwikkeling. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van de bedrijven bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Met het oog op dit bedrijf is geur daarom geen belemmering voor deze ontwikkeling.

Overige bedrijven

De bedrijven op het bedrijventerrein in Oostzaan veroorzaken geen relevante geurhinder. Deze bedrijven overschrijden niet de richtafstanden tot de geurgevoelige objecten en er zijn ook geen andere aspecten waaruit blijkt dat de streefkwaliteit zou kunnen worden overschreden.

Deze bedrijven veroorzaken geen geurhinder die relevant is voor deze ontwikkeling. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van de bedrijven bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Met het oog op deze bedrijven is geur daarom geen belemmering voor deze ontwikkeling.

Conclusie

In het plangebied zijn de standaard geurgevoelige objecten voorzien. Er is onderzocht of er bedrijven zijn die geurhinder veroorzaken en of deze geurhinder aanvaardbaar is.

Uit het onderzoek blijkt dat er in de nabijheid van de geurgevoelige objecten geen bedrijven zijn die relevante geurhinder veroorzaken. De aanwezige bedrijven overschrijden niet de richtafstanden tot de geurgevoelige objecten en er zijn ook geen andere aspecten (klachten of geurrapporten) waaruit blijkt dat de streefkwaliteit zou kunnen worden overschreden. Deze bedrijven veroorzaken geen geurhinder die relevant is voor de beoogde herontwikkeling van het plangebied.

Daarnaast zijn er geen concrete plannen van de bedrijven bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Met het oog op dit bedrijf /deze bedrijven is geur daarom geen belemmering voor de beoogde herontwikkeling van het plangebied.

  1. 1. Milieuvoorschriften: - de voorschriften die vastgesteld zijn in het kader van: besluiten over een, al dan niet aangevraagde, vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze in het besluit dan wel in de bij het besluit behorende aanvraag zijn opgenomen (dat wil zeggen bij een vergunning voor het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting) - verklaringen van geen bedenkingen - maatwerkvoorschrift

3.17 Bodem

In een bestemmingsplan dat nieuwe functies mogelijk maakt dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

3.17.1 Bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied

In het kader van het voorgaande bestemmingsplan is door Grondslag een verkennend (water)bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd (project 27572, d.d. 6 maart 2018, zie bijlage 9). Alhoewel het onderzoek betrekking heeft op een groter plangebied is het onderzoek minder dan 5 jaar oud en daarmee nog steeds actueel. Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • In de bovengrond zijn enkel lichte verhogingen gemeten aan zware metalen, PAK, PCB en olie, met uitzondering van eenmalig een matige verhoging aan koper.
  • In de ondergrond zijn plaatselijk (ter plaatse van boring 21) sterke verhogingen aan lood, zink en PAK aangetroffen. Formeel vormen de sterke verhogingen aan zink en PAK in de ondergrond aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. In alle overige monsters van de ondergrond zijn géén sterke verhogingen aangetoond maar slechts matige verhogingen aan metalen en PAK en lichte verontreinigingen aan olie en/of PCB.
  • In het grondwater zijn hooguit lichte verhogingen aan barium en molybdeen aangetoond. De lichte verhoging aan barium is hoogst waarschijnlijk van natuurlijke herkomst.
  • Ten aanzien van asbest geldt dat dit slechts plaatselijk op het middenterrein is aangetroffen waarbij de toetswaarde voor nader onderzoek wordt benaderd, maar niet wordt overschreden. Formeel vormen de onderzoeksresultaten geen aanleiding tot het uitvoeren van nader asbestonderzoek. Indien de locatie van het middenterrein wordt herontwikkeld voor een gevoelige functie (wonen) wordt geadviseerd om wel een nader asbestonderzoek uit te voeren, om uit te sluiten dat er sprake is van een asbestverontreiniging.

Door Grondslag is aanbevolen om de matige en sterke verhogingen nader te onderzoeken om te beoordelen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervoor is door Grondslag een aanvullend (water)bodemonderzoek uitgevoerd (project 27572, d.d. 8 juni 2018, zie bijlage 10). Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat de bodem op twee locaties in het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan matig tot sterk is verontreinigd:

  1. 1. Deellocatie MM3. Ter plaatse van de boringen SL07/107/108/111 is de ondergrond matig tot sterk verontreinigd met PAK. De omvang wordt geschat op circa 85 m³ grond > tussenwaarde, waarvan maximaal 15 m³ sterk verontreinigd.
  2. 2. Deellocatie MM13 (noordelijk terreindeel). Ter plaatse van de boringen G03A (0,0-0,5 m-mv) en 117 (0,0-0,3 m-mv) is de bovengrond sterk verontreinigd met koper. De omvang wordt geschat op circa 40 m³.

De verontreiniging met koper ter plaatse van deellocatie MM13 betreft een ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’. Vanuit een risicobeoordeling is afgeleid dat sanering niet spoedeisend is. Indien de deellocatie wordt herontwikkeld dan kan er aanleiding zijn om de verontreiniging met koper te saneren. In dat geval dient een saneringsprocedure conform de Wet Bodembescherming (regulier of BUS) te worden doorlopen. Voor de rest van het plangebied geldt er in ieder geval geen saneringsplicht. Bij grondwerkzaamheden op het terrein dient er wel rekening mee te worden gehouden dat de bodem plaatselijk matig tot sterk verontreinigd is met metalen.

De verontreiniging met koper zal worden verwijderd. Er is daarvoor een BUS-melding ingediend.

3.17.2 Conclusie

Gelet op de resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken is er slechts sprake van één locatie met een ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’ waarvoor geen saneringsnoodzaak geldt. De bodemkwaliteit in het plangebied is daarmee in principe geschikt voor de beoogde functie wonen. Voor de locatie waar sprake is van een ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’ is sanering alleen nodig indien er in deze verontreiniging gegraven gaat worden en/of als de locatie een gevoelige functie krijgt (bijvoorbeeld tuin). Als dat het geval is dan dient de grond ter plaatse van de verontreiniging te worden gesaneerd voordat er daadwerkelijk woningen gerealiseerd worden. Dit wordt dan middels de omgevingsvergunning voor de betreffende activiteiten geborgd. In het bestemmingsplan is geen aanvullende regeling opgenomen, omdat dit in het Besluit activiteiten leefomgeving sluitend geregeld is.

3.18 Natuur

Voor de bescherming van natuurgebieden en diersoorten geldt de Wet Natuurbescherming. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening moeten worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten en de gevolgen voor natuurgebieden. Daarnaast geldt ook het gemeentelijk Groen- en waterplan Zaanstad 2017 als beoordelingskader van toelaatbaarheid. (Bijlage 8 Handreiking ontwikkeling in het stedelijk gebied). Het natuurinclusief ontwerp is daarbij een hulpmiddel.

Voor het plangebied is een natuuronderzoek verricht. Daarbij is aan de hand van bureauonderzoek en veldwerk beschouwd in hoeverre het plangebied geschikt is als habitat voor beschermde soorten. Of bepaalde beschermde soorten daadwerkelijk aanwezig zijn zal moeten blijken uit afdoend onderzoek. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is nodig als uit afdoend onderzoek blijkt dat bepaalde beschermde soorten aanwezig zijn en er als gevolg van de beoogde herontwikkeling een overtreding van de Wet natuurbescherming plaatsvindt. Om een dergelijke ontheffing te verkrijgen dient aan bepaalde voorwaarden te worden voldaan, o.a. het toepassen van compenserende en mitigerende maatregelen. Ook is nagegaan of de herontwikkeling leidt tot significant negatieve effecten in één of meerdere Natura 2000-gebieden in de omgeving.

In de navolgende subparagrafen zijn de belangrijkste conclusies uit de natuuronderzoeken benoemd. Voor een volledig overzicht van de aangetroffen soorten en analyses kunnen de achtergrondrapporten in de bijlagen worden geraadpleegd.

3.18.1 Beschermde soorten in en rondom het plangebied

Quick scan naar mogelijk voorkomende soorten

Voor het plangebied is door adviesbureau E.C.O. Logisch B.V. een quickscan uitgevoerd om zo inzicht te krijgen in het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten in het kader van de Wet natuurbescherming en of de plannen negatieve effecten op dergelijke soorten en/of op beschermde gebieden kunnen veroorzaken (projectcode: RPNA2201, d.d. 23 maart 2022, zie bijlage 11). Uit de quickscan blijkt dat in en in de nabijheid van het plangebied meerdere beschermde soorten te verwachten zijn:

  • Marterachtigen: De dichte struwelen en muizenholen bieden mogelijke verblijfplaatsen voor marterachtigen. Als gevolg van de werkzaamheden, kunnen verblijfplaatsen van marterachtigen verloren gaan en kunnen er marterachtigen worden gedood.
  • Vleermuizen: De boomholtes in het plangebied bieden potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen en het plangebied kan deel uitmaken van foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen. Bij het kappen van de bomen kunnen verblijfplaatsen van vleermuizen verloren gaan en kunnen individuen worden gedood. Er kunnen eveneens foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen verloren gaan.
  • Ringslag: De bladerhopen bieden geschikt voortplantingsbiotoop en winterbiotoop voor de ringslang en er is geschikt habitat aanwezig. Als gevolg van de werkzaamheden kunnen geschikt voortplantings- en winterbiotoop van de ringslang verloren gaan. Individuen van de ringslang kunnen worden gedood.
  • Waterspitsmuis: De oevers bieden geschikt biotoop voor de waterspitsmuis. Deze soort kan mogelijk verblijfplaatsen hebben in de oevers. Als gevolg van de werkzaamheden kunnen potentiële verblijfplaatsen van de waterspitsmuis verloren gaan en kunnen individuen worden gedood.
  • Vogels: Er is mogelijk één potentieel jaarrond beschermd vogelnest aanwezig in een boom in het plangebied. Door de werkzaamheden kan dit nest aangetast of vernield worden. Gedurende het broedseizoen (globaal maart – augustus) kunnen er broedgevallen van algemene broedvogels aanwezig zijn. De nestlocaties kunnen worden aangetast en vernield en individuen kunnen worden verstoord en gedood.
  • Algemene soorten: Er kunnen mogelijk algemene amfibieën, broedvogels en zoogdieren voorkomen.

Overige beschermde soorten worden door het ontbreken vang geschikt habitat niet verwacht voor te komen.

Aanvullend onderzoek marterachtigen, ringslang, vleermuizen, waterspitsmuizen en vogels met jaarrond beschermde nesten

Vanwege de mogelijke verblijfplaatsen in het plangebied is door adviesbureau E.C.O. Logisch B.V. een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar marterachtigen, ringslang, vleermuizen, de waterspitsmuis en vogels met jaarrond beschermde nesten (projectcode RPVW2202, d.d. 30 december 2022, zie bijlage 12). Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • Binnen het plangebied is één individu van de hermelijn waargenomen. Aan de hand van het aanwezige habitat en de waarneming van het individu van de hermelijn dient er vanuit te worden gegaan dat er tenminste één verblijfplaats van de hermelijn binnen het plangebied aanwezig is.
  • Er zijn geen zomer- of kraamverblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied vastgesteld. Boven de watergang ten oosten van het plangebied is een essentiële vliegroute van de meervleermuis vastgesteld. Tijdens het onderzoek zijn er vijf individuen van de meervleermuis waargenomen. Tijdens tellingen boven dezelfde watergang in 2021 zijn er minimaal 45 individuen vastgesteld gebruik te maken van deze vliegroute. In het plangebied zijn geen paarverblijfplaatsen of baltsterritoria vastgesteld. Buiten het plangebied is wel een baltsterritorium van de gewone dwergvleermuis vastgesteld. Tenslotte zijn er ook geen winterverbljfplaatsen aangetroffen.
  • Binnen het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels uit categorie 1 t/m 4 vastgesteld. Wel is er een nest van de zwarte kraai vastgesteld binnen het plangebied . Door de aanwezigheid van voldoende alternatieve nestlocaties buiten het plangebied is het nest van de zwarte kraai niet jaarrond beschermd.
  • Binnen het plangebied zijn geen individuen van de ringslang en de waterspitsmuis vastgesteld.

Ontheffing en maatregelen

De aangetroffen verblijfplaats van de hermelijn zal tijdens de werkzaamheden worden aangetast en vernield. Daarnaast kunnen individuen worden verstoord en gedood gedurende de geplande ontwikkeling. Hiermee worden de verbodsbepalingen uit artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming overtreden. Het is noodzakelijk een ontheffing van de Wet natuurbescherming aan te vragen voor de verbodsbepalingen uit artikel 3.10. Aan een ontheffing kunnen bepaalde voorwaarden verbonden zijn, zoals het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Deze zullen door een deskundig ecoloog moeten worden uitgewerkt in een activiteitenplan en ecologisch werkprotocol. Ten behoeve van de aanvraag voor de ontheffing is door adviesbureau E.C.O. Logisch B.V. een activiteitenplan opgesteld. Daarin zijn diverse maatregelen beschreven, zoals:

  • Het ongeschikt maken van het plangebied voor marterachtigen door voorafgaand aan de werkzaamheden het struweel te verwijderen en het vervolgens kort te houden tijdens de werkzaamheden. Deze werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd met een messenmaaier omdat het kap- en snoeimateriaal dient te worden hergebruikt. Ook dient vooraf een controleronde te worden uitgevoerd waarbij wordt gelet op mogelijk in gebruik zijnde verblijfplaatsen van de hermelijn. Het ongeschikt maken dient te gebeuren in één richting naar het te behouden groen. In dit geval betekend dat van noord richting zuid. De werkzaamheden worden uitgevoerd richting de te realiseren takkenril en marterhoop ten zuiden van het plangebied (zie hierna). Het ongeschikt maken dient plaats te vinden in de periode van september tot maart en daarmee buiten de kwetsbare voortplantingsperiode van marterachtigen.
  • Met behulp van het kap- en snoeiafval uit het plangebied wordt er een takkenril gerealiseerd. Deze takkenril kan worden gerealiseerd ten zuiden van het plangebied. Op circa 30 meter van de toekomstige watergang ten zuiden van het plangebied bevindt zich een kleine bosschage. Het voornemen is om de takkenril deels langs de watergang te plaatsen waarbij deze afbuigt naar de bosschage ten zuiden daarvan. Zo wordt er ook een barrière gecreëerd tussen het wandelpad en het potentieel leefgebied voor de hermelijn. De takkenril dient een minimale afmeting te hebben van 1 bij 1 bij 50 meter (HxBxL). De lengte van de takkenril wordt mede bepaald aan de hand van het beschikbare snoeimateriaal dat er na de snoeiwerkzaamheden aanwezig is. Deze takkenril kan tijdens de werkzaamheden fungeren als schuilmogelijkheid voor marterachtigen. De kap- en snoeiwerkzaamheden en de realisatie van de takkenril en marterhoop worden ecologisch begeleid door een deskundig ecoloog. Er wordt daarnaast aanbevolen de takkenril jaarlijks te controleren en waar nodig is op te hogen om zo te voldoen aan de minimale afmetingen.
  • In de toekomstige situatie wordt er in de directe omgeving van het plangebied een marterhoop gerealiseerd. De marterhoop dient een minimale afmeting te hebben van 1 bij 2 bij 3 meter (HxBxL). De fundering van de marterhoop dient te bestaan uit zand, grind of fijn vertakkingsmateriaal, zodat er geen vocht vanuit de bodem in de nestkamer terechtkomt. De kern van de marterhoop bestaat uit een betonnen u-element of een nestkast met daaromheen gestapelde stammen of dikke takken. De ontstane ruimtes tussen het gestapelde hout worden opgevuld met kleinere takken en twijgen. Vervolgens wordt er een isolerende laag aangebracht van bijvoorbeeld gras, hooi of riet. Belangrijk is dat de openingen in de takkenhoop en naar de nestkamer maximaal 8 centimeter groot zijn, zodat grotere roofdieren de nestkamer niet kunnen bereiken. Zorg er voor dat er minimaal twee ingangen zijn naar de nestkamer, zodat er altijd een vluchtmogelijkheid is. De marterhoop dient elke 5 tot 8 jaar te worden aangevuld om te voldoen aan de minimale afmeting. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit de handreiking kleine marterachtigen van de Provincie Noord-Holland.

De ontheffing met betrekking tot de hermelijn is in september 2023 aangevraagd. De Omgevingsdienst Noord-Holland Noord heeft namens Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland een ontheffing verleend en deze op 11 januari 2024 verzonden (zie bijlage 13). Deze ontheffing is geldig van 1 januari 2024 tot en met 1 januari 2029.

In de nieuwe situatie mogen de nieuwe woningen en verlichting niet zorgen voor lichtuitstraling op het water. Vleermuizen kunnen door nachtelijke verlichting worden verstoord tijdens het foerageren en passeren. Indien toch nachtelijke verlichting wordt geplaatst nabij de watergang, dient er gebruik te worden gemaakt van vleermuisvriendelijke verlichting met amberkleurig licht en richtarmaturen die niet uitstralen op de watergang. De voorwaarden voor de verlichting zijn opgenomen in het activiteitenplan.

Er dienen maatregelen te worden getroffen om het doden van (algemene) amfibieën, algemene broedvogels, vissen en zoogdieren te voorkomen. Deze maatregelen zullen worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol.

Conclusie beschermde soorten

Uit het natuuronderzoek blijkt dat in en rond het plangebied diverse beschermde soorten zouden kunnen voorkomen. Daarom is aanvullend onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat het plangebied een verblijfplaats van de hermelijn bevat. Vanwege deze verblijfplaats en de voorgenomen werkzaamheden is een activiteitenplan opgesteld en een ontheffing Wet natuurbescherming aangevraagd. Deze ontheffing is op 11 januari 2024 verleend en is geldig van 1 januari 2024 tot en met 1 januari 2029.

3.18.2 Natuur in en rond het plangebied

Uit de quickscan die door E.C.O. Logisch B.V. is uitgevoerd blijkt dat het plangebied niet is gelegen in een Natura 2000-gebied, het Natuurnetwerk Nederland of een weidevogelleefgebied. Wel bevindt het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske zich 350 meter ten noordoosten van het plangebied (zie de navolgende afbeelding). Gezien de afstand en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen directe negatieve gevolgen verwacht van de plannen zoals licht, geluid of optische verstoring. Er hoeft hiernaar geen nadere toetsing uitgevoerd te worden, met uitzondering van een toetsing van mogelijke toename van stikstofemissie tijdens de bouwfase en vervolgens ingebruikname van het plangebied. In het Natura 2000-gebied zijn namelijk stikstofgevoelige habitats aanwezig en de bouw en het gebruik van woningen in het plangebied kan leiden tot een toename van stikstof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0018.jpg"

Afbeelding 17: Natura 2000-gebied ten noordoosten van het plangebied, het plangebied is indicatief met een zwarte ovaal weergegeven (bron: www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/googlemapszoek.aspx)

Bouwfase

Voor de bouwfase is door adviesbureau Anteagroup onderzocht of er sprake is van stikstofdepositie in één of meerdere Natura 2000-gebieden (projectnummer: 0484724.100, d.d. 23 november 2023, zie bijlage 14). Met behulp van het rekenprogramma AERIUS Calculator van het RIVM is de hoogte van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van het project bepaald. Daarbij is uitgegaan van een bouwfase van 1 jaar (worst case benadering). Uit de berekening blijkt dat de emissie tijdens de bouwfase 0,03 mol per hectare per jaar bedraagt.

De Handreiking Voortoets Stikstof is in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid, Directoraat-generaal Stikstof opgesteld en gepubliceerd middels de website van BIJ12. In de Handreiking wordt ingegaan op een tijdelijke bijdrage als gevolg van realisatiewerkzaamheden. De in de Handreiking beschreven beleidslijn wordt ook in Zaanstad gehanteerd. Daarom kan worden gesteld dat de berekende, tijdelijke depositie - op een (naderend) overbelast stikstofgevoelig habitat - ten gevolge van de inzet van materieel ten behoeve van de realisatie fase, 0,03 mol/hectare/jaar bedraagt oftewel een totale stikstofvracht als gevolg van het project kleiner dan 0,1 mol stikstof per hectare gedurende de looptijd van het project.

Door Anteagroup is geadviseerd om middels een voortoets vast te stellen of de onderzochte realisatiefase binnen de reikwijdte van de redeneerlijn/vuistregel uit de Handreiking valt en daarmee wellicht, ondanks een tijdelijke bijdrage aan de stikstofdepositie, significante gevolgen als gevolg van deze werkzaamheden op voorhand kunnen worden uitgesloten. Via de ecologische voortoets (projectnummer: 0484724.100, d.d. 29 juni 2023, zie bijlage 15) is de zekerheid verkregen dat significante effecten bij voorbaat zijn uit te sluiten. Het plan leidt niet tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden Ilperveld, Varkensland,Oostzanerveld & Twiske en Wormer- en Jisperveld &Kalverpolder gezien de geringe, tijdelijke bijdrage.

Gebruiksfase

Voor de gebruikfsfase van het plangebied is door adviesbureau E.C.O. Logisch B.V. onderzocht of er sprake is van stikstofdepositie in één of meerdere Natura 2000-gebieden (kenmerk: ZASS2309, d.d. 1 november 2023, zie bijlage 16). Met behulp van het rekenprogramma AERIUS Calculator van het RIVM is de hoogte van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van het project bepaald. De AERIUS berekening geeft aan dat het project niet resulteert in stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitattype in nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Hierdoor kunnen significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie door de geplande ontwikkelingen op nabijgelegen Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.

Conclusie natuur in en rondom het plangebied

Uit onderzoek blijkt dat als gevolg van de bouwfase in het plangebied er bij een worst-case benadering van 1 jaar er sprake is van een emissie van 0,03 mol per hectare per jaar. Er is daarom een ecologische voortoets uitgevoerd waarmee de zekerheid is verkregen dat significante effecten bij voorbaat zijn uit te sluiten. Het plan leidt niet tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden Ilperveld, Varkensland,Oostzanerveld & Twiske en Wormer- en Jisperveld &Kalverpolder gezien de geringe, tijdelijke bijdrage.
Tijdens de gebruiksfase is er geen sprake van stikstofdepositie ter plaatse van de genoemde Natura 2000-gebieden.

3.18.3 Conclusie beschermde soorten en natuur

Uit het natuuronderzoek blijkt dat in en rond het plangebied diverse beschermde soorten kunnen voorkomen. Via aanvullend onderzoek naar verblijfplaatsen in het plangebied is gebleken dat het plangebied een verblijfplaats van de hermelijn bevat. Vanwege deze verblijfplaats en de voorgenomen werkzaamheden is een activiteitenplan opgesteld en een ontheffing Wet natuurbescherming aangevraagd. Deze ontheffing is op 11 januari 2024 verleend en is geldig van 1 januari 2024 tot en met 1 januari 2029.

Het plangebied is gelegen binnen stedelijk gebied en maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurgebied. Gevolgen voor het ten noordoosten van het plangebied gelegen Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske zijn op voorhand uit te sluiten, behalve voor wat betreft stikstofdepositie. Uit onderzoeken naar stikstofdepositie blijkt dat er tijdens zowel de bouwfase als de gebruiksfase geen nadelige gevolgen optreden bij één of meerdere Natura 2000-gebieden.

3.19 Gezondheid

Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven. Een goede gezondheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Wanneer iemand zich gezond voelt is deze persoon gelukkiger, actiever, zelfverzekerder, productiever en beter in staat om te participeren in de maatschappij. Met werk, studie of als vrijwilliger, in de wijk en in de stad, op eigen niveau en naar eigen kunnen.

De ambitie is dat Zaankanters zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes kunnen maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het streven is dat Zaanstad in 2040 minstens net zo gezond is als het gemiddelde van vergelijkbare grote stedelijke gemeenten (G40-gemeenten). Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.

Naast leefstijl en sociale omgeving heeft de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu en de openbare ruimte, ook veel invloed op gezondheid. Een gezonde en groene omgeving heeft een beschermende invloed tegen milieufactoren, bijvoorbeeld als het gaat om luchtkwaliteit en fijnstof.

Daarom zet Zaanstad onder meer in op een gezonde fysieke omgeving door:

  • een goede toegang tot voorzieningen (zoals scholen, winkels of een buurthuis) en openbaar vervoer voor iedereen te bieden;
  • Zaankanters uit te nodigen tot een gezonde leefstijl zoals wandelen, fietsen, spelen, ontspannen, eten of elkaar ontmoeten;
  • schoon en veilig te zijn;
  • toegankelijk te zijn voor alle gebruikers zoals ouderen, kinderen en gehandicapten; en
  • het zorgen voor een natuurinclusief ontwerp van bebouwing en openbare ruimte.

3.19.1 Verkeer

Door veilige loop- en fietsroutes aan te leggen wordt dagelijks bewegen gestimuleerd. In het plangebied is daar volop rekening mee gehouden aangezien het voor fietsers en voetgangers aantrekkelijk(er) wordt gemaakt om gebruik te maken van de fiets of te gaan wandelen. De openbare groene oever speelt daar een belangrijke rol in doordat een attractieve en doorgaande wandelroute langs het water ontstaat. Ook komen er speelvoorzieningen zodat kinderen worden gestimuleerd om buiten te spelen.

De fietsroute aan de westkant van het plangebied komt in het zuiden uit bij de rotonde Poelenburg-Weerpad en zal aan de noordzijde aansluiten op het fietspad langs/naar de Sultan Ahmetmoskee. Vanaf deze punten zijn diverse vervolgroutes mogelijk, onder meer richting het centrum van Zaandam en Amsterdam-Noord. Tenslotte komen er voor voetgangers ook oversteekvoorzieningen bij de straat Poelenburg. Het veilig oversteken van de straat Poelenburg is een belangrijke opgave in het ontwerp van de openbare ruimte aangezien deze straat door de slechte oversteekbaarheid nu nog een barrière vormt tussen de bestaande woonwijk en de nieuwe woonbuurt. De oversteekvoorzieningen zullen er voor zorgen dat bewoners van de wijk Poelenburg de nieuwe woonbuurt en de groene openbare oever wandelend kunnen bereiken terwijl de bewoners van de nieuwe woonbuurt te voet naar de voorzieningen in de wijk Poelenburg kunnen gaan.

3.19.2 Geluid

Conform het gemeentelijk geluidsbeleid zullen alle woningen zijn voorzien van een geluidluwe zijde zodat aan deze zijde één of meerdere slaapkamers kunnen worden gesitueerd. Hierdoor ondervinden de toekomstige bewoners tijdens hun nachtrust geen overlast van wegverkeerslawaai. Daarnaast kunnen nog aanvullende maatregelen worden genomen zoals gerichte isolatie, toepassing van mechanische ventilatie etc.

3.19.3 Luchtkwaliteit

Luchtverontreiniging van het wegverkeer is schadelijk voor de gezondheid. Niet iedereen heeft evenveel last van luchtverontreiniging. Dat komt omdat mensen verschillend reageren op luchtverontreiniging. Sommige mensen zijn er gevoeliger voor en krijgen sneller gezondheidsklachten. Vooral oudere mensen, kinderen en mensen met een hart- of longaandoening zijn extra gevoelig voor vervuilende stoffen in de lucht.

De in de wet vastgestelde grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide geven niet de grens aan tussen ongezond en veilig. De afstand tot de weg is daarvoor een betere maat. Kinderen die dichtbij een snelweg wonen of naar school gaan hebben gemiddeld meer chronische luchtwegklachten en een lagere longfunctie dan kinderen die op grotere afstand van een snelweg wonen. Deze gezondheidsrisico's zijn groter zijn naarmate de afstand tot de weg kleiner is.

De toekomstige woningen in het plangebied bevinden zich op een afstand van minimaal 315 meter van de A8. Een dergelijke afstand wordt voldoende geacht om gezondheidsrisico's vanwege de A8 te voorkomen. In het plangebied zijn bovendien geen specifieke voorzieningen voor kwetsbare groepen (ouderen en kinderen) mogelijk.
De Poeleburg is een redelijk drukke binnenstedelijke weg. Bij drukke binnenstedelijke wegen is de luchtverontreiniging vaak net zo hoog als vlakbij de snelweg. Ook langs die wegen is het daarom nodig om kwetsbare groepen als kinderen te beschermen. De woningen in het plangebied komen op enige afstand van de straat Poeleburg en in het plangebied zijn zoals gezegd geen specifieke voorzieningen voor kwetsbare groepen (ouderen en kinderen) toegestaan.

3.19.4 Geurhinder

Woningen worden als geurgevoelige objecten beschouwd. Zoals ook blijkt uit paragraaf 3.16 is de verwachting dat de omringende bedrijven geen geurhinder veroorzaken. Bij het ontwerp van de woningen kunnen wel maatregelen worden overwogen ter verdere verbetering van binnenklimaat, zoals gerichte isolatie en toepassing van mechanische ventilatie.

3.19.5 Duurzaamheid

Bij de herontwikkeling wordt volop rekening gehouden met duurzaamheid en klimaatadaptatie. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 3.12. Het toepassen van duurzame maatregelen hebben indirect ook invloed op de gezondheid van bewoners.

3.20 Bedrijven En Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  1. 1. woonfuncties nabij bestaande en opvolgende bedrijvigheid zijn alleen mogelijk als ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  2. 2. bestaande bedrijven worden niet onevenredig geschaad in hun bedrijfsvoering.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is eerst een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden uit de VNG-brochure gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer.

3.20.1 Bedrijven en milieuzonering in en rond het plangebied

Het plangebied is gelegen tussen de wijkontsluitingweg Poelenburg en de snelweg A8 en zal worden ingericht met woningen. Direct ten zuiden van het plangebied zijn enkele buurtvoorzieningen aanwezig. In de woonwijk Poelenburg zijn voornamelijk woningen aanwezig maar ook enkele buurtgerelateerde voorzieningen. Gelet op deze omgevingskarakteristieken kan het plangebied als 'gemengd gebied' worden aangemerkt.

Aan de hand van de richtafstanden uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, onderzoek en eventuele klachten is bepaald welke bestaande bedrijven hinder zouden kunnen veroorzaken ter plaatse van dit plangebied (of waar de bedrijfsvoering van de bedrijven kan worden beperkt als gevolg van woningen). De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in onderstaande tabel en worden hierna toegelicht.

Bedrijf SBI code (2008) Locatie Afstand tot gevoelige functies Richtafstand (gemengd gebied) Klachten bekend Rapport of gegevens aanwezig Relevant voor de ontwikkeling plangebied
1 Gasverdeelstation 35.D4 Weerpad 1a-b 100 30 (geluid) Nee Ja Nee
2 Wijkcentrum "De Poelenburcht" 94991 Geuzenpad 100 10 (geluid) Nee Nee Nee
3 Moskee Sultan Ahmet 9491 Poelenburg 156 25 10 (geluid) Ja Nee (geen akoestisch onderzoek) Ja

Tabel 2: onderzochte hinder bedrijven

In het navolgende zal nader in worden gegaan op de bedrijven die relevant zijn voor het plangebied.

Moskee Sultan Ahmet

De moskee (Poelenburg 156) heeft elke vrijdagmiddag een versterkte oproep tot het gebed. Aangezien het vrijdagmiddaggebed druk wordt bezocht is er tijdens deze momenten meer overlast voor omwonenden dan de rest van de week (geluid en parkeren). Doordat deze overlast echter overdag plaatsvindt (begin middag) en slechts éénmaal per week is de verwachting dat dit niet tot relevante overlast zal leiden bij de toekomstige woningen in het plangebied. Bovendien staan de luidsprekers van de versterkte oproep van het gebed van het plangebied af. Ook op islamitische feestdagen zijn er veel bezoekers maar er vindt dan geen versterkte oproep plaats. Er is dan alleen sprake van mogelijke overlast voor de omgeving vanwege een intensief gebruik van het parkeerterrein maar omdat het parkeerterrein zich grotendeels aan de andere kant van het moskeegebouw bevindt is deze overlast ter plaatse van het plangebied beperkt. Er zijn tenslotte ook geen recente klachten bekend met betrekking tot overlast vanwege de moskee. De laatste klachten dateren uit 2013 en hadden betrekking op de overlast die een bewoner had ondervonden tijdens een versterkte oproep tijdens de ramadan en een festiviteit. Deze versterkte oproepen vinden inmiddels niet meer plaats. Gelet op het incidentele gebruik van de luidsprekers voor het oproep van het gebed (alleen vrijdagmiddag), het feit dat de luidsprekers van het plangebied af zijn gericht en er geen recente klachten bekend zijn, is de verwachting dat de toekomstige woningen in het plangebied geen relevante overlast zullen ondervinden van de moskee. Ook de begrafenisgebeden die in de open lucht plaatsvinden zullen geen relevante overlast opleveren aangezien deze gebeden niet met versterkt geluid plaatsvinden. Een begrafenisgebed duurt bovendien doorgaans maar enkele minuten.

Telecominstallatie met zendmast en alarmfunctie

Ten zuiden van het plangebied is een antennemast aanwezig. Uit de gegevens van het antenneregister blijkt dat de maximaal toegestane veldsterkte ter plaatse van de woonbestemmingen niet wordt overschreden. De woonbestemmingen liggen op een veilige afstand.

3.21 Luchthavenindelingbesluit

Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur, die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

Per 4 november 2015 en 1 januari 2018 zijn wijzigingen van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) in werking getreden. Doel van deze wijzigingen is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes als bedoeld kunnen alleen toegestaan worden indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven.

De beperkingen in het LIB betreffen:

  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met het externe-veiligheidsrisico vanwege het luchthavenluchtverkeer;
  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer;
  • de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer;
  • een bestemming die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.

Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen. In dat gebied geldt er een beperking voor de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting. Het plangebied valt niet binnen het gebied waar woningen of andere aangewezen functies vanwege vliegverkeer zijn uitgesloten. Ook is het plangebied gelegen buiten de 20 Ke-contour en buiten de zone met betrekking tot vogelaantrekkende functies. Het plangebied is wel gelegen binnen de zone waar beperkingen gelden voor de bouwhoogte.

3.21.1 Bouwhoogte

De maximale toetshoogte voor het plangebied bedraagt 146 meter ten opzichte van NAP. De maximale bouwhoogte (vanwege de radar) bedraagt 82-83 meter ten opzichte van NAP. De bouwhoogte van de bebouwing in dit bestemmingsplan is veel lager, er kan worden voldaan aan het LIB op dit punt. Het LIB is daarmee geen belemmering voor de beoogde herontwikkeling van het plangebied.

3.22 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

3.22.1 Beoordeling

In het onderhavig plan is de gemeente eigenaar van de grond op de locatie van de geprojecteerde woningen. De kosten voor de gemeente zijn zodoende gedekt via de verkoop van de gronden aan de toekomstige bewoners. De kosten van de grondexploitatie zijn derhalve anderszins verzekerd en er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. De op het vorige plan gebaseerde gemeentelijke grondexploitatie is herzien.

3.22.2 Planschade

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de herontwikkeling tot een nieuwe woonbuurt mogelijk. In het kader van de grondexploitatie is onderzoek naar eventuele planschade gedaan. Daaruit blijkt dat er als gevolg van de beoogde herontwikkeling geen planschade wordt verwacht.

Hoofdstuk 4 Verantwoording

4.1 Wat Houdt Het Plan In?

4.1.1 Goede ruimtelijke ordening

Bij een bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van milieubelastende en milieugevoelige functies ten opzichte van elkaar.

Voor dit bestemmingsplan zijn met name geluid en externe veiligheid belangrijke milieuaspecten. Uit de onderbouwing en nadere afweging in relatie tot de onderstaande gebiedskwaliteit, zal in het plangebied sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat, alle belangen afwegend, de geluidhinder en de externe veiligheid als aanvaardbaar wordt beschouwd. De overige milieuaspecten kunnen evenmin worden aangemerkt als een belemmerende factor.

4.1.2 Gebiedskwaliteit

De wens is om van de wijk Poelenburg een inclusieve, diverse en kansrijke wijk te maken. De diverse doelstellingen die binnen het fysieke en het sociaal-maatschappelijke domein zijn geformuleerd, zijn voor Poelenburg in één gezamenlijke missie (of hoofddoel) samen te vatten: "Poelenburg wordt een normale Zaanse wijk, open, divers en kansrijk. Een wijk met een eigen identiteit waar het fijn wonen en verblijven is.”. Diversiteit in de bevolkingsopbouw is een belangrijke randvoorwaarde om de ambitie voor Poelenburg te kunnen verwezenlijken. Het herontwikkelen van een nieuwe woonbuurt ter plaatse van het nu nog grotendeels braakliggende terrein ten oosten van de wijk Poelenburg biedt de mogelijkheid om verder invulling te geven aan de gezamenlijke missie voor Poelenburg. De ontwikkeling ter plaatse van het plangebied is in omvang weliswaar niet zo groot, maar in vele opzichten een belangrijke schakel in de ruimtelijke verbindingen van de Zaanse leefomgeving.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de eind jaren '50, begin jaren '60 van de vorige eeuw gerealiseerde woonwijk Poelenburg. De wijk heeft een slecht imago vanwege de grootstedelijke problematiek die ook in veel andere vergelijkbare wijken in Nederland speelt. Het gaat daarbij onder meer om een te hoge concentratie (en instroom) van mensen met een sociaal-economisch zwakkere positie. Poelenburg heeft in de bestaande situatie echter ook veel goeds te bieden:

  • Er is een heldere opzet met een combinatie van eengezinswoningen met portiekflats en torens terwijl er in de wijk ook zorgvuldig ontworpen groen is dat ieder seizoen anders bloeit.
  • Het imago van Poelenburg is de laatste jaren langzaam aan het verbeteren door diverse fysieke ingrepen en verbeteringen.
  • Poelenburg is strategisch gelegen vanwege de ligging nabij de uitvalswegen richting het dorp Oostzaan, het recreatiegebied Twiske en Amsterdam Noord. De afstand tot het centrum van Zaandam is relatief kort.
  • In de omgeving van Poelenburg vinden en gaan de komende jaren de nodigde transformaties en veranderingen plaatsvinden. De transformatie van het op het op circa 20 minuten fietsen gelegen NDSM-terrein (Amsterdam-Noord) naar een gemengd woonwerkgebied is al enige tijd gaande maar ook de ten zuiden van Poelenburg gelegen Achtersluispolder wordt de komende jaren ontwikkeld tot een gemengd woonwerkgebied aan het IJ. Verder is de ambitie om de wijkontsluitingsweg Poelenburg aan te sluiten op de Thorbeckeweg (N516) en door te trekken naar de Achtersluispolder. Hierdoor zal de bereikbaarheid van Poelenburg worden verbeterd en kan de buurt op termijn beter profiteren van de stedelijke dynamiek in de directe omgeving.

Deze bestaande kwaliteiten van Poelenburg vormen samen met de potentiële mogelijkheden ter plaatse van het plangebied belangrijke bouwstenen voor de beoogde herontwikkeling tot woonbuurt. Bij de ontwikkeling tot woonbuurt zijn in dit geval met name geluid en externe veiligheid belangrijke milieuaspecten waar rekening mee dient te worden gehouden.

Bij de ontwikkeling tot nieuwe woonbuurt is als volgt rekening gehouden met de bestaande kwaliteiten, de potentiële mogelijkheden en de relevante milieuaspecten:

  • Vanuit zowel het plangebied als de wijk ontstaat zicht op het aangrenzende veenweidelandschap.
  • Het water van de Watering zal op een aantal plekken in de wijk worden gebracht.
  • De Watering zal toegankelijk worden gemaakt door middel van een openbare oever die aansluit op routes de wijk in.
  • Er wordt voorzien in grondgebonden woningen en appartementen, aanvullend op bestaand aanbod in de wijk.
  • Er wordt ingespeeld op de vraag naar meer vrijheid binnen een woningontwerp door middel van mede opdrachtgeverschap.
  • De woningen zullen worden voorzien van een geluidluwe zijde.
  • De woningen worden niet gerealiseerd in de directe nabijheid van de gasleiding. Bovendien is er voorzien in een vluchtroute langs de Watering (van de bron af) en in een calamiteitenontsluiting.
  • In het plangebied wordt invulling gegeven aan een toekomst- en klimaatbestendige buurt door de aanleg van een klimaatbestendige openbare ruimte, het beperken van energieverbruik en zoveel mogelijk tegengaan van oververhitting (zie ook paragraaf 3.12).

In de omgeving van de nieuwe woonbuurt bevinden zich momenteel diverse voorzieningen. Zo is er op de hoek van de straat Poelenburg en de Lobeliusstraat een kleine levensmiddelenwinkel gevestigd terwijl iets verderop in de Lobeliusstraat een voorzieningenstrip aanwezig is. Deze voorzieningenstrip bevindt zich op circa 300 meter loopafstand van het (zuidelijk deel van het) plangebied en bevat een supermarkt, overige detailhandel, horeca en dienstverlening. Iets noordelijker, tussen de Dodonaeusstraat en de E. Heimansstraat, bevindt zich nog een voorzieningenstrip. Deze strip biedt plek aan supermarkten en dienstverlening en is op een afstand van circa 190 meter afstand van het (noordelijk deel van het) plangebied gelegen. Ten westen van Poelenburg bevinden zich verder drie basisscholen (circa 10 tot 15 minuten loopafstand vanaf het plangebied) terwijl ten noorden van de rotonde Poelenburg-Twiskeweg ook nog een basisschool aanwezig is (circa 5 tot 10 minuten loopafstand vanaf het plangebied). De Sultan Ahmedmoskee is tenslotte direct ten noorden van het plangebied gelegen.

De ten westen van het plangebied gelegen straat Poelenburg is de wijkontsluitingsweg van Poelenburg. De straat is onder meer verbonden met de doorgaande wegen Twiskeweg en De Watering. Aan de straat Poelenburg bevinden zich ter hoogte van het plangebied twee bushaltes met zeer frequente verbindingen (overdag 4x per uur) naar de stations Zaandam, Amsterdam Sloterdijk, Amsterdam CS en Amsterdam Noord. Het plangebied is daardoor goed ontsloten via het openbaar vervoer. Ook per fiets is het plangebied goed bereikbaar, onder meer via de doorgaande fietsverbinding langs de straat Poelenburg. Deze doorgaande fietsverbinding heeft een directe aansluiting op de fietsroutes naar het centrum van Zaandam en naar Oostzaan en Amsterdam-Noord.

Gelet op de strategische ligging, de bereikbaarheid per auto, fiets en openbaar vervoer en de kwalitatieve toevoegingen aan de wijk Poelenburg (gedifferentieerd woningaanbod, voorzieningen voor de wijk, het toegankelijk maken van de oever voor de wijk en het zicht vanuit de wijk op het landschap) wordt het aanvaardbaar geacht om de beoogde herontwikkeling tot woonbuurt planologisch mogelijk te maken.

4.1.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het realiseren van de nieuwe woonbuurt, inclusief het creëren van een openbare oever, een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling is. Het bestemmingsplan voorziet in een duidelijke woningbouwbehoefte, in een wijk waar reeds woningen zijn gesitueerd. De herontwikkeling van het grotendeels braakliggende terrein verbetert de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse aanzienlijk, met positieve effecten voor Poelenburg.
De herontwikkeling leidt tot een goed woon- en leefmilieu. Hierin wegen onder meer mee: de kwaliteiten van het gebied, de situering in gemengd gebied (met reeds bestaande woningen), goede bereikbaarheid van dagelijkse voorzieningen en voor auto, fiets en OV. Bovendien vormen de functies binnen het bestemmingsplan ruimtelijk een samenhangend geheel en zijn de functies een positieve aanvulling op de bestaande bebouwing en woningen op deze specifieke plek en in de omgeving. Tenslotte vormen de ontwikkelingen geen belemmering voor de bedrijfsvoering van bedrijven in de omgeving.
Gelet op het voorgaande maakt het bestemmingsplan zowel nieuwe ontwikkelingen als bestaande functies mogelijk, die in het kader van de algehele belangenafweging wenselijk zijn en waarbij sprake is van goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Overleg Met Overheden, Diensten En Belanghebbenden

Ten behoeve van het vaststellen van het omgevingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.

In 2019 heeft er al een ontwerpbestemmingsplan voor Poelenburg Oost ter visie gelegen. Tegen het ontwerp is een aantal zienswijzen ingediend, waaronder één gezamenlijke zienswijze door woningcorporaties. Daarnaast kwam de zogenaamde PAS-uitspraak van de Raad van State met betrekking tot de landelijke aanpak van stikstofdepositie. Deze uitspraak en de ingediende zienswijzen hebben geleid tot de conclusie om het toenmalige ontwerpbestemmingsplan niet te laten vaststellen. In overleg met de woningcorporaties is vervolgens het toenmalige plan herijkt.

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.

5.1.1 Wettelijke overlegpartners

Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen –wettelijke overlegpartners– in een vroeg stadium om een reactie te vragen over het toen nog af te ronden ontwerpbestemmingsplan is de gemeente Zaanstad gesprekken gestart. Deze gesprekken met wettelijke overlegpartners zijn gestart in februari 2022, mede in het kader van art 3.1.1. Bro.

De gemeente Zaanstad heeft een schriftelijk verzoek gedaan in het kader van artikel 3.1.1. Bro, om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan. Dit schriftelijke verzoek is op 15 februari 2022 verstuurd en bevatte het verzoek voor het geven van advies over het vooroontwerpbestemmingsplan. In totaal zijn er vanuit acht instanties schriftelijk of per mail adviezen ingediend. De adviezen van deze instanties zijn betrokken in de afwegingen in de Reactienota (zie bijlage 18).

5.1.2 Belanghebbenden

In de gebruikelijke procedure van een bestemmingsplan wordt aan belanghebbenden gevraagd om mee te denken over de mogelijke invulling van het terrein en daarmee de vormgeving van het bestemmingsplan. Voor het gebied zijn omwonenden en gebruikers betrokken geweest bij verschillende stappen die genomen zijn vóór het maken van het bestemmingsplan. Met geïnteresseerden voor de (zelfbouw)kavels en omwonenden is gesproken over de gewijzigde stedenbouwkundige opzet van het plan. Daarnaast is gesproken met de naastgelegen kanovereniging en de moskee. Deze gesprekken zullen uiteraard worden gecontinueerd bij de verdere uitwerking van de plannen om een goede verbinding te kunnen waarborgen.

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op 19 oktober 2022 is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 20 oktober 2022 gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op 1 november is er een informatiebijeenkomst gehouden in Wijkcentrum De Poelenburcht waar vragen konden worden gesteld en zijn beantwoord.

In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad geen zienswijzen ingediend.

5.3 Ambtshalve Wijzigingen

Tevens is een aantal ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd. Deze zijn verwoord in de nota van zienswijzen (na de beantwoording van de zienswijzen). Een nadere uitleg hiervan is terug te vinden in de besluitstukken rondom de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden. Het digitale bestemmingsplan 'Poelenburg Oost - Vrije Watering' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3896BP0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd 0479.STED3896BP0301).

Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  2. 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  3. 3. Algemene regels
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  4. 4. Overgangs- en slotregels
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichtingis in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.

6.2 Begrippen En Wijze Van Meten

Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

Wijze van meten
Voor enkele situaties is in het bestemmingsplan voorgeschreven hoe gemeten dient te worden. Een deel van deze meetbepalingen is conform de landelijke standaard.

6.3 Bestemmingen

Functieomschrijving (lid x.1)
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt').

Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 11.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 11.2.

Voorrangsregelinggebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Algemene bouwregels en Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

6.4 Groen

Bestemming Groen (artikel 3)

Functieomschrijving (artikel 3.1)

Hoofdgebruik

De bestemming Groen heeft betrekking op de grotere groenvoorzieningen op de westelijke oever van de Watering en tussen de blokken. Naast groenvoorzieningen zijn ook fiets- en voetpaden toegestaan terwijl laad- en losvoorzieningen, manoeuvreerruimtes en parkeervoorzieningen zijn uitgesloten.

Bouwregels algemeen (artikel 3.2)

De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Gebouwen (artikel 3.2.2)

De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen. De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan reeds is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen.

Kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikelen 3.2.3 t/m 3.2.5)

In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Deze regeling heeft dus geen betrekking op het realiseren van erfafscheidingen van de aangrenzende woningen of andere bouwwerken ten behoeve van de woningen.

6.5 Verkeer

Bestemming Verkeer (artikel 4)

Functieomschrijving (artikel 4.1)

Hoofdgebruik

Binnen deze bestemming zijn verkeersgebieden met de bijbehorende functies het toegestane hoofdgebruik. De bestemming is toegepast bij de straat Poelenburg, inclusief de groenstrook ten westen daarvan. De definitie van verkeersgebied is breed opgezet, zodat alle voorzieningen die nodig zijn voor een verkeersgebied mogelijk zijn binnen deze bestemming.

Bouwregels algemeen (artikel 4.2)

De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Gebouwen (artikel 4.2.2)

De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen. De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan reeds is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikelen 4.2.3 t/m 4.2.5)

In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor erfafscheidingen, kunstobjecten en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Deze regeling heeft dus geen betrekking op het realiseren van erfafscheidingen van de aangrenzende woningen of andere bouwwerken ten behoeve van de woningen.

6.6 Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 5)

Functieomschrijving (artikel 5.1)

Hoofdgebruik

Binnen deze bestemming zijn verblijfsgebieden met de bijbehorende functies het toegestane hoofdgebruik. De bestemming is toegepast bij het openbare gebied tussen de westgevel van de blokken en de straat Poelenburg. De definitie van verblijfsgebied is breed opgezet, zodat alle voorzieningen die nodig zijn voor een verblijfsgebied mogelijk zijn binnen deze bestemming.

Bouwregels algemeen (artikel 5.2)

De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Gebouwen (artikel 5.2.2)

De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen. De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan reeds is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikelen 5.2.3 t/m 5.2.5)

In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Deze regeling heeft dus geen betrekking op het realiseren van erfafscheidingen van de aangrenzende woningen of andere bouwwerken ten behoeve van de woningen.

6.7 Water

Bestemming Water (6)

Functieomschrijving (artikel 6.1)

Hoofdgebruik

De bestemming heeft betrekking op de waterlopen (met uitzondering van de wadi's). Naast water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn onder meer ook kaden, oeverstroken en sluizen toegestaan.

Bouwregels algemeen (artikel 6.2)

De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Gebouwen (artikel 6.2.2)

Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikelen 6.2.3 t/m 6.2.6)

In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor kunstobjecten, scheepvaartverkeerstekens en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Steigers zijn niet toegestaan, tenzij toepassing wordt gegeven aan een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid (zie artikel 6.3).

Afwijken van de bouwregels (artikel 6.3)

Steigers zijn alleen onder voorwaarden toegestaan. Zo dient onder meer de waterbreedte van het water waarin de steiger is voorzien minimaal 8 meter breed te zijn. Ook is de steiger alleen voor openbaar gebruik toegestaan.

6.8 Woongebied

Bestemming Woongebied (7)

Functieomschrijving (lid 7.1)
De bestemming Woongebied omvat alle functies die normaal in een woonbuurt verwacht kunnen worden. Wegen, groenvoorzieningen, erven, tuinen, woningen, etc. zijn allemaal mogelijk binnen deze bestemming, zonder dat precies is ingetekend op welke plekken deze voorzieningen zich nu bevinden. Dit biedt enige flexibiliteit zodat de inrichting van een woonbuurt kan veranderen, zonder dat daarvoor een planwijziging nodig is. De hoofdfunctie van het gebied blijft wonen, dat is een onderdeel van de bestemming die niet flexibel is.

De flexibiliteit van de bestemming uit zich bijvoorbeeld op de verbeelding. Parkeerterreinen zijn niet ingetekend, maar kunnen overal binnen de bestemming Woongebied gelegen zijn. Dit voorkomt dat bij een iets andere indeling er strijdigheid ontstaat met het bestemmingsplan.

Nieuwbouw
De in dit bestemmingsplan toegepaste bestemming Woongebied is een variatie op de reguliere bestemming Woongebied. Waar de reguliere variant wordt toegepast voor bestaande woonwijken, wordt de in het plangebied toegepaste variant gebruikt voor nieuwe ontwikkelingen. Dit leidt tot de volgende verschillen in de regels:

  • De bepalingen voor de herbouw van bestaande hoofdgebouwen zijn vervangen door een bepaling die de bouw van hoofdgebouwen toestaat binnen bouwvlakken. De bouwvlakken in dit plan zijn afgestemd op de beoogde ontwikkeling.
  • De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de ontwikkeling zijn onderaan de bouwregels vertaald naar specifieke bouwregels. Niet alle bestemmingen Woongebied bevatten deze specifieke bepalingen, omdat het niet altijd wenselijk is om alle stedenbouwkundige uitgangspunten te vertalen tot planregel. Soms kunnen de stedenbouwkundige uitgangspunten reeds op een andere manier geborgd zijn.

De overige bepalingen van deze bestemming zijn gelijk gebleven met de reguliere variant van de bestemming Woongebied zoals deze wordt toegepast voor bestaande woonwijken, zodat het woongebied ook na realisatie van de nieuwbouw is voorzien van een passende regeling.

Hoofdfunctie
Binnen de bestemming Woongebied is, zoals de naam doet vermoeden, wonen het hoofdgebruik. Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.

Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.

  • Tijdelijk verblijf (Short Stay)
    Tijdelijk verblijf, ook wel short stay genoemd, is een bijzondere vorm van logies. Het verblijf duurt langer dan een gebruikelijk hotelverblijf (tijdelijk verblijf hoeft niet persé in een hotel plaats te vinden), maar niet dermate lang dat er sprake is van een duurzaam verblijf. Omdat er geen sprake is van duurzaam verblijf, past deze verblijfsvorm niet binnen het hoofdgebruik wonen.
    In het bestemmingsplan is tijdelijk verblijf gedefinieerd als bewoning voor een periode van 7 nachten tot 6 maanden. Tijdelijk verblijf (en verblijf korter dan 7 nachten) valt niet binnen het hoofdgebruik.
  • Kamerverhuur
    Bij kamerverhuur is er geen sprake van één gezamenlijk huishouden. Bij kamerverhuur bestaat er geen onderlinge verbondenheid; normaliter bestaat er geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. De kosten van het huishouden worden hoofdzakelijk individueel aan de verhuurder betaald, wellicht met uitzondering van schoonmaakartikelen en andere kleine uitgaven. Van een gezamenlijk huishouden is daarom geen sprake, wat maakt dat deze verblijfsvorm niet past binnen het hoofdgebruik wonen.
    Of binnen een woongebied een uitzondering wordt gemaakt om alsnog kamerverhuur toe te staan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De toename van de parkeerdruk en (geluid)overlast als gevolg van kamerverhuur maken dat deze verblijfsvorm niet rechtstreeks binnen alle woongebieden toegestaan kan worden. Indien kamerverhuur binnen een bepaald gebied wel aanvaardbaar wordt geacht ten aanzien van het woon- en leefklimaat, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Studentenhuisvesting
    Studentenhuisvesting past niet binnen het hoofdgebruik wonen. Veelal wordt studentenhuisvesting geregeld via kamerverhuur, waarover bovenstaand reeds is aangegeven waarom het niet geacht wordt te passen binnen het hoofdgebruik wonen.

    Ten aanzien van studentenhuisvesting weegt het tevens mee dat de Raad van State heeft bepaald dat 'alleenstaande studenten niet de intentie hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Zij hebben slechts de wens om gedurende de studietijd over huisvesting te beschikken en hebben normaliter geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. Gelet hierop kan deze vorm van samenwonen, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, niet op één lijn worden gesteld met bewoning van het pand door een gezin. […] Het betoog van [appellant sub 2] dat geen ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van het pand door een groep studenten en bewoning door een gezin, wordt evenmin gevolgd. De ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden groepen bewoners. (ECLI:NL:RVS:2012:BV3229 r.o. 2.5.1.)'

    Gelet op het bovenstaande is het niet wenselijk om studentenhuisvesting als hoofdregel toe te staan binnen alle woongebieden. Als studentenhuisvesting, al dan niet in combinatie met algemene kamerverhuur, aanvaardbaar wordt geacht in een woongebied, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband
    De definitie van één huishouden is niet beperkt tot een gezinsverband. Er zijn ook woonvormen denkbaar waarbij sprake is van een 'met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband'. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer meerdere vrienden als huisgenoten gezamenlijk een huis huren/kopen (en niet individuele kamers huren van een verhuurder) of wanneer twee alleenstaande moeders besluiten om een gezamenlijk huishouden in te richten om elkaar te ondersteunen. Er wordt dan een gezamenlijke huishoudpot bijhouden voor de gedeelde (woon)kosten. Zij hebben dan ook een verbondenheid die verder gaat dan enkel het gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte.
  • Zorgwonen
    Of de functie zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen past, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past het zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het mogelijk is om in de regels uitzonderingen op te nemen over bovenstaande verblijfsvormen. Indien deze uitzonderingen niet zijn opgenomen, dan is het bovenstaande van toepassing.

Bed & breakfast (lid 7.4.3)
Het gebruiken van een woning als bed & breakfast is alleen toegestaan in vormen waarin geen verkeersaantrekkende werking optreedt en het woonkarakter van de woning behouden blijft.

Concreet betekent dit dat er een maximum aan gasten en slaapvertrekken is opgenomen ter voorkoming van een verkeersaantrekkende werking. Daarnaast staan de regels niet toe om op de begane grond de bed & breakfast uit te voeren, is een maximum vloeroppervlak opgenomen en moet de bewoner de uitvoerder van de bed & breakfast zijn. Deze laatste eisen waarborgen dat het pand primair een woonkarakter behoudt.

Het is mogelijk om met de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid af te wijken van het maximum aantal gasten en slaapkamers indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De definitie van voldoende parkeergelegenheid wordt uitgelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (en latere wijzigingen daarvan). Indien een bed & breakfast meer dan 4 gasten tegelijkertijd ontvangt of wanneer er meer dan 2 slaapkamers verhuurd worden, dan moet tevens een exploitatievergunning voor bedrijfsmatige activiteiten worden aangevraagd.

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (lid 7.4.4)
De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang, als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Immers moet de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit inpasbaar zijn binnen een woongebied.

Met een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toe te staan die wel een verkeersaantrekkende werking hebben, maar alleen wanneer er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De overige voorwaarden aan het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis blijven gelden. De afwijkingsmogelijkheid ziet alleen op de verkeersaantrekkende werking.

Gastouderopvang aan huis (lid 7.4.5)
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. gastouderopvang is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko).

Gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van 1.8. Binnen deze bestemming is gastouderopvang rechtstreeks toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waarborgen dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft op de eerste plaats om in te wonen.

Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn wat betreft gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.

Gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Aangezien dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan per situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering uitsluitend geldt voor kleinschalige kinderopvang.

Tot slot blijft gelden dat een houder dient te voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

Verschil hoofdgebouw en gebouw (lid 7.2.2 en 10.3)
Een hoofdgebouw wordt in de begripsbepalingen uitgelegd als:
"Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is."
Hoofdgebouwen betreffen binnen deze bestemming woningen. Wonen is immers de hoofdfunctie van dit gebied.

Naast de functie wonen zijn er nog enkele ondergeschikte functies toegestaan. Voor een aantal van deze functies is het wenselijk gebouwen toe te staan. Denk bijvoorbeeld aan een trafohuisje ten behoeve van de nutsvoorzieningen of een openbare wc in een verblijfsgebied. Lid 10.3 biedt de mogelijkheid voor het bouwen van deze gebouwen. De maximale grootte en oppervlakte is klein gehouden zodat deze gebouwen ook qua bouwvolume ondergeschikt blijven aan de woningen in het gebied.

Specifieke bouwwerken (lid 7.2.5t/m 7.2.13)
Ten aanzien van een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen in combinatie met de algemene bepalingen in lid 7.2.1 t/m 7.2.16. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling. Deze regels zijn opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad.

6.9 Leiding - Gas

Dubbelbestemming Leiding - Gas (8)
Hogedrukgasleidingen, die vaak onderdeel zijn van het nationale netwerk, krijgen de dubbelbestemming Leiding - Gas. Deze dubbelbestemming werkt aanvullend op de overige bestemmingen die gelden voor deze locatie. De regels van een dubbelbestemming krijgen voorrang op de regels van een reguliere bestemming. Bouwwerken en gebruik van gronden en panden moet voldoen aan zowel de regels in de dubbelbestemming(en) als de reguliere bestemming(en).

De bepalingen van de dubbelbestemming zijn afgestemd op het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In dit besluit is bepaald dat gemeenten regels in bestemmingsplannen moeten opnemen over hogedrukgasleidingen.

Aanduiding 'leiding gas', bouwregels en aanlegvergunning (lid 8.2 en lid 8.6)
In artikel 14 lid 1 van het Bevb is bepaald dat gemeenten een zone van 5 meter rond een gasleiding vrij moeten houden als 'belemmeringenstrook'. De belemmeringenstrook is in dit plan op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'leiding - gas'. Binnen deze strook moet de toegang vrij worden gehouden voor eventueel onderhoud aan de leiding. Daarom is het niet toegestaan bouwwerken te bouwen binnen deze zone. Daarnaast is het onwenselijk dat werkzaamheden in de grond plaatsvinden die de leiding kunnen raken of beïnvloeden. Daarom is het verboden een bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Dit wordt ook wel een aanlegvergunning genoemd.
Het is mogelijk om een bouwwerken, werken of werkzaamheden alsnog toe te staan wanneer deze de veiligheid en instandhouding van de leiding niet in gevaar brengen. De regels hiervoor zijn opgenomen in lid 8.5 en lid 8.6.3.

Verbod en verantwoording van (beperkt) kwetsbare objecten (lid 8.4 en lid 8.5)
In artikel 11 en 12 van het Bevb is bepaald dat gemeenten in het bestemmingsplan moeten regelen dat er geen beperkt kwetsbaar objecten en kwetsbaar objecten worden toegestaan binnen het invloedsgebied van een leiding. Dit verbod is in lid 8.4 opgenomen en omvat de gehele dubbelbestemming, inclusief de aanduiding 'leiding gas'.
Lid 8.5 biedt de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning alsnog beperkt kwetsbaar object en/of kwetsbaar objecten toe te staan. In het Bevb is geregeld dat in die gevallen het plaatsgebonden risico en groepsrisico verantwoord moet worden. Daarbij geldt de beperking dat kwetsbare objecten niet mogelijk zijn binnen de 10-6 zone van het plaatsgebonden risico. De brandweer moet gevraagd worden om advies uit te brengen op bepaalde delen van de motivering van het groepsrisico. In artikel 12 van het Bevb is opgenomen aan welke eisen de onderbouwing van het groepsrisico moet voldoen. In de regels wordt hiernaar verwezen.

6.10 Anti-dubbeltelregel

Algemene regel - Anti-dubbeltelregel (lid 9)
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 9 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

6.11 Algemene Bouwregels

Algemene bouwregel - Parkeren (lid 10.1)
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).

Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (lid 10.3)

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.

Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).

6.12 Algemene Gebruiksregels

Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (lid 11.1)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.

Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.

Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (lid 11.2)
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.

  • Indien de woonbestemming 3 woningen omvat, dan kunnen hier een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar nooit zoveel dat het niet meer mogelijk is de woningen te realiseren. De woningen zijn het hoofdgebruik en moeten dat ook blijven.
  • Indien de woonbestemming een heel woongebied omvat, dan kunnen hier ook grotere parkeerpleinen gerealiseerd worden. Gerelateerd aan een schaal van een woongebied zijn parkeerpleinen immers ondergeschikt.

6.13 Algemene Afwijkingsregels

Algemene afwijkingen (lid 12.1)
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.

Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.

Afwijking verbod op woningsplitsing (lid 12.3)
De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op woningsplitsing. Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m2 aan woonruimte overhouden.

6.14 Overgangs- En Slotregels

Overgangsregels (artikel 13)
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Slotregel (artikel 14)
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.

Bijlage 1 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene Nationale Beleidskaders

1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI. Het gaat om het strategisch beleid, omdat de NOVI een visie is en de hoofdzaken bevat van het beleid voor de fysieke leefomgeving (artikel 3.2 Omgevingswet).

De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land. Zo bouwen we als één overheid aan een mooier en duurzamer Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0019.png"

Beoordeling

Het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen van de NOVI. Aan de prioriteiten wordt invulling gegeven door het bestemmingsplan ’Poelenburg Oost - Vrije Watering' aangezien het een herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied betreft. Als gevolg van de herontwikkeling zal worden bijgedragen aan de forse woningbouwopgave die van toepassing is voor de Metropoolregio Amsterdam. De betekenis van de Nationale Omgevingsvisie voor het bestemmingsplangebied is zodoende zeer beperkt. Het relevante beleidskader voor het bestemmingsplan ‘Poelenburg Oost - Vrije Watering' wordt gevormd door de provincie Noord-Holland en de gemeente Zaanstad.

1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.

De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:

  • Trede 1: Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet ineen actuele regionale behoefte;
  • Trede 2: Indien uit de beschrijving onder 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • Trede 3: Indien uit de beschrijving onder 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende manieren van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beoordeling

Het plangebied is onderdeel van bestaand stedelijk gebied en voorziet in een stedelijke ontwikkeling. Daarom dient te worden getoetst of dit bestemmingsplan voor wat betreft behoefte aan de ladder voor duurzame verstedelijking voldoet en/of eventueel in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten in het geding komen. In paragraaf 3.10 is de Ladder voor duurzame verstedelijking toegepast terwijl cultuurhistorie en archeologie in paragraaf 3.1 aan bod komen. Kortheidshalve wordt naar die paragrafen verwezen.

1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.

Beoordeling

Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.

1.4 Crisis- en herstelwet (Chw)

De Chw beoogt ruimtelijke en infrastructurele projecten versneld te ontwikkelen in verband met de economische crisis. In het besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zijn projecten aangewezen als experiment. Voor dergelijke projecten mag worden afgeweken van bepaalde wetten op onder andere het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.

Op grond van artikel 2.4 lid 1 Crisis- en herstelwet (Chw) kan bij AMvB bij wijze van experiment worden afgeweken van een aantal planologische en milieuregels. In de AMvB moet onder meer worden bepaald welke afwijkingen van de bedoelde wetten zijn toegestaan en wat de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen is (artikel 2.4 lid 3 Chw).

De bedoelde AMvB is het Besluit uitvoering Chw. In de zevende tranche van dit besluit (Stb. 2014, nr. 168) is in artikel 7c een wettelijke grondslag gegeven voor experimentele bestemmingsplannen. Met deze pilot wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingplan tot een omgevingsplan. Zolang de Omgevingswet nog niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt een experimenteel omgevingsplan als een buitenwettelijk en vormvrij plan.

In het kader van dit experiment mag door de in het besluit aangewezen gemeenten worden afgeweken van de in artikel 7c aangegeven onderdelen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het aantal deelnemende gemeenten is bij de latere tranches van het Besluit uitvoering Chw verder uitgebreid.

Beoordeling

De voorgenomen ontwikkeling is niet aangemeld in het kader van de Crisis- en herstelwet (Chw) maar de Chw is wel van toepassing bij de behandeling van een eventuele beroepszaak bij de Raad van State omdat er met dit bestemmingsplan meer dan 11 woningen gebouwd worden.

1.5 Omgevingswet

Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:

  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein;
  • de integratie van plannen en toetsingskaders;
  • het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte;
  • het doelmatig uitvoeren van onderzoek.

De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:

  • bestemmingsplan(nen);
  • algemene plaatselijke verordening(en);
  • bomenverordening;
  • monumentenverordening;
  • reclameverordening.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Najaar 2016 worden de reacties op de consultatierondes van de Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) die bij de Omgevingswet horen, beoordeeld en aangepast.

Hierna volgt nog de publicatie in het Staatsblad en wordt er invoeringsregelgeving gemaakt. Naar verwachting treedt de Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's in 2023 in werking.

Beoordeling

De Omgevingswet is sinds 1 januari 2024 in werking getreden. Doordat het ontwerpbestemmingsplan voor 1 januari 2024 ter inzage is gelegd, blijft het oude recht van toepassing. Het voorliggende bestemmingsplan is daarom opgesteld volgens de Wet ruimtelijke ordening. Een vergunningsaanvraag om te bouwen wordt ingediend na de inwerkingtreding van de Omgevingswet en zal daarom aan de eisen van de Omgevingswet dienen te voldoen.

Hoofdstuk 2 Algemene Regionale Beleidskaders

2.1 Omgevingsvisie Noord Holland 2050

De Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is vastgesteld op 19 november 2018. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid, is het centrale uitgangpunt van de Omgevingsvisie Noord Holland 2050. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.


In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.

  1. 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  2. 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  3. 3. Sterke kernen, sterke regio's, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  4. 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  5. 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

Beoordeling

Het bestemmingsplan maakt de verdichting in binnenstedelijk gebied mogelijk. Als gevolg van de beoogde herontwikkeling zal de bestaande stedelijke structuur worden versterkt. Op deze wijze wordt de beschikbare binnenstedelijke ruimte zo optimaal mogelijk benut en wordt het landschap gespaard. Ook wordt ingezet op besparing van energie en een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting. Dit past binnen de hoofddoelstellingen in het provinciale beleid.

2.2 Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 (vastgesteld 22 oktober 2020)

Het beleid voor de fysieke leefomgeving zoals opgenomen de Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is vertaald in regels die in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 zijn vastgelegd. Een aantal heeft een doorwerking in de regels van dit omgevingsplan. Hiertoe zijn instructieregels opgenomen (hoofdstuk 6).

Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende instructieregels van belang:

  • Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen: Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
  • Artikel 6.62 Klimaatadaptatie: De toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het waterschap in wiens beheergebied de ontwikkeling plaatsvindt.


De provincie heeft vanwege de Omgevingswet ook een opvolger van de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld; de Omgevingsverordening NH2022. Deze is tegelijk in werking getreden met de Omgevingswet. Inhoudelijk leidt de Omgevingsverordening NH2022 niet tot een andere relevante regels.

Beoordeling
Omdat het voorliggende bestemmingsplan de herontwikkeling tot een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt dient het programma in overeenstemming te zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Uit paragrafen 3.3 en 3.10 blijkt dat de ontwikkeling past in het regionaal woonbeleid en voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 3.12 is ingegaan op onder meer klimaatadaptatie.

2.3 MRA-regio

De MRA-regio is een bestuurlijk samenwerkingsverband van 32 gemeenten de provincies Noord-Holland en Flevoland en bestaat uit zeven deelregio's. Zaanstad maakt deel uit van de deelregio Zaanstreek-Waterland. Voor de regio is de overkoepelende MRA Agenda 2020-2024 opgesteld met vraagstukken en opdrachten die de MRA-samenwerking de komende periode inhoud geven. De agenda is gestoeld op twee leidende principes: toekomstbestendige metropool en evenwichtige metropool. Deze zijn vertaald in vier bestuurlijke opdrachten:

  • Opdracht 0: De samenwerking verder versterken;
  • Opdracht 1: Werk maken van een veerkrachtige, inclusieve en schone MRA-economie;
  • Opdracht 2: Bouwen voor de woningbehoefte en met groei de leefkwaliteit van het geheel versterken;
  • Opdracht 3: Vaart maken met het metropolitaan mobiliteitssysteem, met daaraan gekoppeld een overzicht van opdrachten en uitvoeringslijnen

Beoordeling
De ontwikkeling van het plangebied betreft een binnenstedelijke verdichting, met veel aandacht voor een aantrekkelijke en hoogwaardige invulling van het openbaar gebied. Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.

Hoofdstuk 3 Algemene Gemeentelijke Beleidskaders

3.1 Toekomstrichting Zaans evenwicht

In 2009 is de Toekomstrichting Zaans Evenwicht door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin presenteert het bestuur zijn visie op een evenwichtige toekomstige ontwikkeling van de stad. Het geeft inzicht in wat te doen om ervoor te zorgen dat Zaanstad in 2040 een stad in evenwicht is. Centraal staat 'uitgaan van eigen kracht' en de 'unieke kenmerken van Zaanstad. Hierdoor blijft Zaanstad herkenbaar en draagt tegelijkertijd bij aan een sterke metropoolregio (MRA).

Die opgaven waar Zaanstad zijn fors, met een aantal fikse onzekerheden voor de toekomst. Hoe gaat de regio de komende decennia om met de groei van de bevolking zonder dat het ten koste gaat van de leefbaarheid van het gebied? Hoe slaagt deze stedelijke regio erin om het idee van de stad als emancipatiemachine overeind te houden. Wat te doen met het bereikbaarheidsvraagstuk? Hoe zorgen we ervoor dat de hardnekkige segregatie tussen sociaaleconomische klassen niet toeneemt en liever nog, wordt doorbroken. En hoe bereiden we ons voor op de opgaven die voortkomen vanuit de verandering van het klimaat, de schaarste aan grondstoffen?


We gaan uit van onze eigen kracht: we verbinden het verleden met het heden en de toekomst. Zaanstad investeert in mensen, in leefkwaliteit en in duurzaamheid door de kernkwaliteiten te benutten. Die laten zich omschrijven als:

  • De Zaankanters: eigenzinnig, loyale anarchisten, ondernemende en hardwerkende bewoners en ondernemers. Innovatief en vernieuwend, soms op een traditionele leest geschoeid.
  • Ruimte voor ondernemerschap
  • Zaans Mozaïek: de grote verscheidenheid en de kleinschaligheid van buurten. Bijna alle buurten kennen een eigen identiteit en trekken om die reden speciale doelgroepen aan. Al deze mozaïekstukjes bij elkaar maakt dat Zaanstad een heel breed en divers spectrum aan vestigingsmogelijkheden biedt.
  • Cultuur historisch landschap: Het cultuurhistorische veenweide landschap functioneert als een oase van rust vlakbij de drukte van het stedelijke gebied.
  • De Zaan: De Zaan is een icoon voor de streek. Door haar open verbindingen staan we in contact met het noorden van Noord-Holland en via het Noordzeekanaal met Amsterdam. De verschillende buurten en wijken worden via bruggen en oevers aan elkaar geknoopt. Wonen,werken en recreëren heeft plaats op en aan het water. En zowel mensen als goederen vinden hun weg over de Zaan omdat het genieten is of omdat het zakelijk gezien handig is.
  • De locatie: Zaanstad vormt samen met Amsterdam één stedelijk gebied binnen de stelling van Amsterdam. Dit vraagt om meer mee te doen. Een gezamenlijke ontwikkeling van een waterfront bijvoorbeeld.


Zaanstad investeert in de leefkwaliteit door:

- Kwaliteitverbetering van de woonvoorraad

- Reductie van het aantal milieubelaste woningen

- Verbeteren van het voorzieningenniveau inclusief een passend cultureel aanbod

- Aanpak van de openbare ruimte - Ontwikkelen van een Waterfront van Zaan tot IJ

- Versterken van de fysieke en mentale verbinding met Amsterdam

- Benoemen van specifieke ontwikkellocaties als 'stepping stones' voor de toekomst

- Terugdringen belemmering van milieucontouren.


Het investeren in onderwijs en arbeidsmarkt door:

- Lokaal onderwijsbeleid richten op optimale kansen voor jongeren

- In regionaal verband de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt dichten

- Versterken van het ondernemerschap en het innovatievermogen


Zaans Evenwicht is richtinggevend voor de ruimtelijke, economische en de sociale structuurvisie en zorgt op een hoger abstractieniveau voor samenhang. In de structuurvisies worden de ambities vertaald in strategische agenda's en uitvoeringsprogramma's.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op onder meer het toevoegen van nieuwe woningen ter verbetering van de woonvoorraad in Poelenburg.

3.2 Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Woongebied' met het nadere profiel 'Stadsrand, waterrijk'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0020.jpg"

Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

Beoordeling

Profiel: Stadsrand, waterrijk

Gebiedskenmerken

Het profiel ‘stadsrand, waterrijk’ is een verfijning van het nieuw tuinstedelijke profiel. Het wordt toegepast aan de randen van de stad waar nieuwbouw of transformatie is gewenst. Dit profiel kent een lagere dichtheid van 20-30 woningen per hectare. De genius loci van de stad, wonen in en aan een waterrijk veenweidegebied, is hier het uitgangspunt. Wonen op en aan het water is voor een belangrijk deel van de woningen het basisuitgangspunt. Vaarroutes die met het buitengebied in verbinding staan zijn de basis voor het blauwe netwerk.

Openbare ruimte

De openbare ruimte wordt versterkt door een duidelijke samenhang tussen de blauwgroene inrichting van de buurten. Een waterrijke wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door blauwgroene routes en ecologische verbindingen. De bereikbaarheid is vooral gericht op de fiets en de auto. Het fietsnetwerk sluit aan op de recreatieve routes van de stad en de regio. Er is aandacht voor de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. De overgang van water naar land is een belangrijke ontwerpopgave; afhankelijk van de gebiedskenmerken vormt de bebouwing een harde dan wel een zachte overgang naar de open polders. Gestimuleerd moet worden dat erven die grenzen aan het openbare gebied een inrichting krijgen die aansluit op het karakter van de omgeving. De auto maakt geen dominant deel uit van het straatbeeld. De auto staat op eigen erf geparkeerd of geconcentreerd in ‘parkeerkoffers’.

Functies

Er is de mogelijkheid voor beperkte bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Het uitgangspunt is ongeveer 5 arbeidsplaatsen per hectare.

3.3 Omgevingsvisie Zaanstad 2040 (in voorbereiding)

Zaanstad werkt aan de Omgevingsvisie voor 2040. Een nieuw instrument onder de Omgevingswet. In de omgevingsvisie staan de hoofdkeuzes voor de fysieke leefomgeving. De grote lijnen die gaan over identiteit, waarden, kernkwaliteiten en de opgaven waar de stad voor staat.


Hoe ziet Zaanstad er in de toekomst uit? Hoe zorgen we voor economische groei die bijdraagt aan een klimaat-neutrale stad? Hoe richten we de openbare ruimte zo in dat deze uitnodigt tot bewegen en bijdraagt aan de gezondheid van mensen? En hoe realiseren we 20.000 nieuwe woningen en behouden we het unieke karakter van de Zaanstreek?


Zaanstad stelt haar inwoners en het gebied centraal en richt zich op 7 strategische opgaven:

  • Kansengelijkheid
  • Veiligheid
  • Economie
  • Duurzaamheid
  • Verstedelijking
  • Gezondheid
  • Dienstverlening


De omgevingsvisie komt in ieder geval in de plaats van de ruimtelijke structuurvisie. De verwachting is dat de omgevingsvisie in de loop van 2024 door de gemeenteraad ter inzage wordt gelegd.


In de Ruimtelijke kernkwaliteiten Zaanstad staat beschreven hoe Zaanstad ruimtelijk is opgebouwd en hoe deze ruimtelijke elementen de stad en haar identiteit hebben gevormd door de tijd heen. Deze geschiedenis is een belangrijke bouwsteen bij het maken van plannen in de stad. Ze vormen een belangrijke bouwsteen voor de Omgevingsvise. Hieruit vindt weer een vertaling naar het Omgevingsplan plaats.

Beoordeling
P.M.

3.4 MAAK.Zaanstad

Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.

MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd.

De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld. Onder meer heeft de gemeenteraad bepaald dat (enkel de maatregelen relevant voor het onderhavig plan zijn opgenomen):

  • Het streven is om in Zaanstad tot 2040 tussen de 15.000 en 20.000 woningen te realiseren. Dit aantal extra woningen kan bereikt worden door nieuwbouw, of door alternatieven zoals transformatie van panden en door splitsing/aan- of bijbouwen bij bestaande woningen.Waarbij voor de komende 10 jaar gestreefd wordt de bouwproductie te verhogen naar 1000 woningen per jaar.
  • Er binnen de stedelijke contouren wordt gebouwd.
  • Bij gebiedsontwikkeling ruimte dient te worden gegeven aan (maatschappelijke) voorzieningen.
  • Extra inzet op kwaliteit openbare ruimte nodig is om de stad schoon, heel, veilig én mooi te maken.
  • Openbare ruimte tegelijkertijd bijdraagt aan de versterking van het toerisme. Duidelijke en aantrekkelijke routes door de stad het toeristisch potentieel aan elkaar verbindt. Het toerisme zorgt voor werkgelegenheid en één van de dragers is voor een goed aanbod van horeca en winkels.
  • Het inzetten op een “compacte” stad bijdraagt aan draagvlak voor voorzieningen en de stad zodoende sterker maakt. Naast het binnenstedelijk verdichten ingezet wordt op het verkorten en antrekkelijker maken van de (langzaam verkeers-) routes tussen de verschillende delen van de stad binnen de rode contouren;
  • De stad een grote diversiteit en meer kwaliteit (duurzaam en met een goede fundering) aan bestaande en nieuwe woningen nodig heeft, waarbij speciale aandacht is voor bijzondere doelgroepen.

Beoordeling
Het onderhavig plan maakt woningbouw mogelijk binnen de stedelijke contouren. De openbare ruimte versterkt de aantrekkingskracht van de nieuwe woonbuurt. Het plan beoogt een kwalitatieve herontwikkeling van het gehele gebied. Het bestemmingsplan draagt daarmee bij aan de doelstellingen van MAAK Zaanstad.

3.5 Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad

Zaanstad bereidt zich voor op de Omgevingswet. Daarom zijn de regels over de fysieke leefomgeving uit verschillende Zaanse verordeningen samengebracht in één nieuwe verordening: de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (VFL). De verordening is vastgesteld door de gemeenteraad. De laatste actualisaties zijn inwerking getreden op 1 januari 2022.


De VFL is een tussenstap naar het omgevingsplan. De regels uit de VFL kunnen onder huidige wetgeving niet worden opgenomen in bestemmingsplannen. Dit kan niet omdat de regels niet over de ruimtelijke ordening gaan, maar over de fysieke leefomgeving in de zin van de Omgevingswet. Uiteindelijk zullen de regels uit de VFL onderdeel uitmaken van het omgevingsplan voor Zaanstad. Nog niet duidelijk is wanneer dit zal zijn.


De volgende verordeningen zijn inmiddels (deels) opgenomen in de VFL, met het gevolg dat een aantal verordeningen (*) zijn ingetrokken en de APV kleiner is geworden en zich duidelijker richt op de openbare orde:

  • Diverse artikelen uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), zoals artikelen uit: afdeling openbaar water en afdeling houtopstand.
  • Verordening straatnaamgeving en huisnummering.
  • Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur (AVOI)*.
  • Rioolaansluitingsverordening*.
  • Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen.
  • Erfgoedverordening 2010 gemeente Zaanstad*.
  • Brandbeveiligingsverordening 2012*.
  • Verordening Bodemsanering Zaanstad 2017*.
  • Bouwverordening Zaanstad 2008*.

Beoordeling
Het onderhavig plan maakt woningbouw mogelijk binnen de stedelijke contouren. De openbare ruimte versterkt de aantrekkingskracht van de nieuwe woonbuurt. Het plan beoogt een kwalitatieve herontwikkeling van het gehele gebied. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de Verordening.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische Waarden

4.1 Erfgoedwet

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed is geregeld in verschillende specifieke regelingen en wetten. Dat zijn de Regeling materieel beheer museale voorwerpen 2013, de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten, de Monumentenwet 1988 (Mw 1988), de Wet tot behoud van cultuurbezit (Wbc), de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen en de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied. Door deze in de loop der tijd tot stand gebrachte sectorale wettelijke regimes, kent elk erfgoedtype zijn eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen. De huidige sectorale versnippering van de erfgoedwetgeving en de aanpassingen die in de verschillende wettelijke regimes wenselijk of noodzakelijk worden geacht, zijn de redenen om één integrale Erfgoedwet op te stellen waarin de hierboven opgesomde specifieke wetten en regelingen worden geïntegreerd.Naast het samenbrengen van verschillende regelingen in één Erfgoedwet bevat dit wetsvoorstel op een aantal punten inhoudelijk nieuwe bepalingen ten opzichte van de huidige wettelijke regelingen over het cultureel erfgoed.

  • Er komt een regeling voor het vervreemden van cultuurgoederen en verzamelingen die in eigendom zijn van de rijksoverheid of van gemeentelijke of provinciale overheden;
  • De zorg voor de rijkscollectie wordt op uniforme wijze wettelijk verankerd. Voor de musea waarvoor de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Minister van OCW) verantwoordelijk is, komt deze wettelijke verankering in de plaats van de huidige privaatrechtelijke beheersovereenkomsten;
  • Voor de Minister van OCW wordt de verplichting in het leven geroepen om cultuurgoederen en (deel)collecties van hoge kwaliteit voor de rijkscollectie te aanvaarden;
  • Bij de integratie van de bepalingen van de Wbc wordt een voorziening toegevoegd die andere partijen dan de Staat, zoals musea, de gelegenheid geeft om zich te melden als mogelijke koper van een beschermd cultuurgoed dat naar het buitenland dreigt te verdwijnen;
  • Het vergunningstelsel voor het verrichten van archeologische opgravingen wordt vervangen door een stelsel van wettelijk geregelde certificering;
  • Om de verstoring van waardevolle scheepswrakken tegen te kunnen gaan en in algemene zin het maritieme erfgoed beter te kunnen beschermen, wordt de verbodsbepaling tot het verrichten van opgravingen uitgebreid en worden definities verduidelijkt.
  • De in de Mw 1988 geregelde procedure tot aanwijzing van rijksmonumenten wordt vervangen door de eenvoudigere uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
  • Ten slotte worden de handhaving en het toezicht geharmoniseerd en wordt in dat kader het toezicht gelijkgetrokken voor een ieder die rijkscollectie beheert en worden de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom in het algemeen van toepassing verklaard.

Beoordeling
De wijk Poelenburg stamt uit een tijd waarin weinig aandacht was voor de historische context. Het stratenpatroon van Poelenburg is daarbij over de oude structuur heen gelegd. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is in het verleden echter grotendeels gevrijwaard gebleven van bebouwing en straten. Het momenteel grotendeels braakliggende terrein bevat echter geen monumenten of andere cultuurhistorische waardevolle elementen. De Watering is wel een waterloop die van lokale cultuurhistorische waarde is en met deze waterloop is rekening gehouden in het Stedenbouwkundig Plan.

4.2 Nota Belvedère

De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De nota geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen.

4.3 Cultuurhistorisch onderzoek in de vormgeving van de ruimtelijke ordening

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen behelst. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”. Om aan deze verplichting te voldoen is cultuurhistorisch onderzoek noodzakelijk. Deze richtlijnen geven aanwijzingen en aanbevelingen voor de uitvoering ervan.

Beoordeling

Het plangebied is momenteel grotendeels braakliggend. Uit de CHW-kaart blijkt dat in het plangebied alleen een cultuurhistorische waarde aanwezig is ter plaatse van de Watering. Hier zijn geen ingrepen in voorzien. Een cultuurhistorisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.4 Leidraad landschap en cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een uitwerking van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Deze is inmiddels opgevolgd door de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2016. De leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven. De openheid van het landschap in Laag Holland verdient extra bescherming. De visuele impact van nieuwe ontwikkelingen moet daarom voor de uitvoering duidelijk en beoordeeld zijn. Ontwikkelingen binnen of in de directe nabijheid van dorpen moeten passen bij het bestaande 'DNA' van het dorp. Voor de lintbebouwing in Zaanstad zijn o.a. de doorzichten vanuit het lint naar het omringende polderlandschap als onderdeel van dit 'DNA' aangewezen.

Beoordeling

Aangezien het plangebied binnen bestaand bebouwd gebied is gelegen, is het Leidraad niet van toepassing op het voorliggende bestemmingsplan.

4.5 Toekomst met Historie

Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.

Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (mede) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen).

4.6 Erfgoedverordening

Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.

Omdat de nieuwe verordening ook een archeologisch deel bevat, is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening.

In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.

Beoordeling

Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, met inachtneming hiervan opgesteld. Voor een nadere toetsing wordt verwezen naar paragraaf 3.1.

4.7 Erfgoedstrategie 2019 - 2023

Molens, fabrieksgebouwen, kerken, historische dorpskernen, monumenten. Linten, dijken, paden, veenweiden, de talloze en diverse landschappen: overal in Zaanstad zie je het verleden terug. Dit is het Zaans erfgoed. De gemeente heeft een belangrijke taak in het zorgvuldig omgaan met erfgoed voor het duurzaam behoud ervan. Tegelijkertijd staat Zaanstad voor de opgave om het erfgoed te laten aansluiten bij de veranderingen van de moderne tijd. De leefomgeving die verandert: klimaatveranderingen, de druk van ruimtelijke ontwikkelingen, de grote woonopgave en het toenemende toerisme.

De Erfgoedstrategie, erfgoed leeft gaat in op hoe Zaanstad het erfgoed wil beschermen én een blijvende plek geven te midden van een veranderend landschap. De strategie volgt de Erfgoedvisie 2011-2018 op en is door de gemeenteraad in 2019 vastgesteld. De strategie op het Zaans erfgoed is aan de hand van 7 thema's uitgewerkt:

  1. 6. Zaanse opgave: ontwikkelopgave
  2. 7. Kennisontwikkeling en kennisoverdracht
  3. 8. Kwaliteit behouden
  4. 9. Kader (omgevingswet/omgevingsvisie/omgevingsplan)
  5. 10. Archeologie
  6. 11. Duurzaamheid
  7. 12. Partnerschap

Per thema zijn de ambities beschreven waaronder:

  • Erfgoed- en cultuurhistorie als inspiratie en kwaliteit om de identiteit van transformatie gebieden te behouden en ontwikkelen en voor de opgaven in het landelijk gebied
  • Herbestemmen, herwaarderen en aanwijzen erfgoed
  • Kernkwaliteiten uit cultuurhistorische verkenningen als basis voor het omgevingsplan
  • Verduurzamen van monumenten

Beoordeling
Het plangebied van het bestemmingsplan bevat geen (Zaans) erfgoed.

4.8 Cultuurhistorische Waardenkaart

In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.

Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).

De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.

Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).

Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast.

Uit de CHW-kaart blijkt dat plaatse van het plangebied het volgende cultuurhistorisch waardevolle element aanwezig is:

  • De Watering (Oostzaan Zaandam):
    - Categorie: waterweg, vaarsloot, sloot;
    - Object: vaarsloot De Watering (Oost-Zaandam);
    - Status: locale waarde;
    - Beschrijving: Eén van de twee overgebleven, in een noord-zuid richting lopende, vaarsloten. Deze ten oosten van De Gouw gelegen vaarsloot loopt van de Zuidervaart, langs de rand van de bebouwing

De Watering is een belangrijke anker in de herontwikkeling van Poelenburg Oost waardoor de cultuurhistorische betekenis verder zal worden versterkt. De Watering zal zichtbaarder worden door het maken van een openbare groene oever. Het bestemmingsplan draagt zodoende bij aan het behoud en de versterking van cultuurhistorisch waardevolle elementen in Zaanstad.

4.9 Nota archeologie Zaanstad

In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Erfgoedwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.

Beoordeling

Uit archeologisch vooronderzoek en archeologisch onderzoek is gebleken dat het plangebied niet van archeologische waarde is waardoor er geen beschermende regels ten aanzien van archeologie nodig zijn (zie ook paragraaf 3.1).

Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke Waarden

5.1 Welstand

Eind 2013 is de welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.

Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.

In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.

In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.

In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.

Beoordeling

Voor de toekomstige bebouwing in het plangebied worden momenteel welstandscriteria opgesteld, welke zijn gestoeld op de Zaanse Welstandsnota en zodoende een aanvulling van de Welstandsnota zullen vormen. De besluitvorming ten aanzien van deze welstandscriteria zal parallel lopen met dit bestemmingsplan.

5.2 Nota woonbebouwing

Op 29 januari 2019 is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2019 (hierna: nota) door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste manier ruimte te bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning, bedrijfswoning, agrarische woning en daartoe bijbehorende bouwwerken

In de nota zijn standaardregels opgenomen voor uitbreidingen en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.

De nota heeft betrekking op:

  • Vergroting van het hoofdgebouw
  • plaatsing en omvang van bijgebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde (o.a. erfafscheidingen, sport- en speeltoestellen en vlaggenmasten);
  • dakkapellen.

De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijk grondgebied en dient als basis voor nieuwe bestemmingsplannen.

Beoordeling

In het voorliggende bestemmingsplan is rekening gehouden met de Nota woonbebouwing.

5.3 Zaans afwegingskader hoogbouw

Het Zaans afwegingskader hoogbouw is door de gemeenteraad vastgesteld op 10 januari 2008. Het is een instrument waarin vastligt hoe de gemeente procesmatig en inhoudelijk omgaat met hoogbouwinitiatieven. initiatieven van vier of gestapelde bouwlagen (met een minimale hoogte van 12 meter). De beoordelingscriteria richten zich op stads-, buurt- en gebouwniveau. In gebieden waar een vorm van supervisie actief is, zoals bijvoorbeeld Inverdan, wordt de beoordeling van een initiatief overgelaten aan het betreffende programma.

Beoordeling

In het plangebied is aan de noorzijde nieuwbouw voorzien met een bouwhoogte van meer dan 12 meter, namelijk een vijflaags appartementengebouw van maximaal 17 meter. Het plangebied is gelegen in een gebied waar hoogbouw mogelijk is. Omdat het plangebied onderdeel is van een gebied waar sprake is van supervisie, is er geen advies van het Adviesteam Hoogbouw nodig.

5.4 Speelruimte Beleidsplan gemeente Zaanstad 2017

Het beleidsplan Speelruimte is in 2017 vastgesteld door de gemeenteraad. Speelplekken in de openbare ruimte zijn belangrijk. Ze bieden niet alleen de mogelijkheid van spelen en bewegen in de openbare ruimte maar vervullen ook een belangrijke sociale functie. Met het plan wil Zaanstad inzetten op:

  1. 1. Het bieden van voldoende aantrekkelijke speelplaatsen in de wijken;
  2. 2. Het realiseren van meer aantrekkelijke (natuur- en water-) speelplaatsen in de stad die een buurtoverstijgend karakter krijgen;
  3. 3. Het stimuleren van het bewegen van de ouderen in de samenleving;
  4. 4. Het vergroten van bewonersbetrokkenheid (adoptie van speelplaatsen);
  5. 5. Inspelen op klimaatverandering zodat in de toekomst op warme zomerdagen ook op aangename wijze op speelplaatsen verbleven kan worden.

Het beleid richt zich op een aantal doelgroepen. Daarbij is ook aangegeven met welke maatregelen en concrete richtlijnen de doelstellingen gerealiseerd worden.

Beoordeling

In het bestemmingsplan is rekening gehouden met speelvoorzieningen.

Hoofdstuk 6 Beleidskaders Wonen

6.1 Metselen aan het Zaans Mozaïek. Actualisatie woonvisie 2019

De gemeenteraad heeft op 11 juli 2019 de geactualiseerde versie van de Woonvisie Metselenaan hetZaans Mozaïek vastgesteld. Met 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' slaat Zaanstad een nieuwe koers in waarbij de focus is veranderd van uitbreiding naar transformatie en van kwantiteit naar kwaliteit. Dat betekent gedifferentieerde woonmilieus, keuzevrijheid in woningaanbod, kwalitatief goede woningen en een goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken. De afgelopen jaren heeft de gemeente samen met woonpartners hard gewerkt om het wonen in Zaanstad te verbeteren. De woonvisie en de bijbehorende Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 geven richting aan deze activiteiten. De gemeente zet in op gedifferentieerde woonmilieus, kwalitatief goede woningen en goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken.

De gemeenteraad heeft zes belangrijke opgaven benoemd die doorslaggevend zijn voor de verdere groei en ontwikkeling van Zaanstad: verstedelijking, economische ontwikkeling, kansengelijkheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Dit wordt in de woonvisie vertaald naar de volgende opgaven:

  1. 1. stevig inzetten op woonkwaliteit geeft Zaanstad een vitale positie;
  2. 2. de kwantitatieve opgave: binnen heldere kaders zorgen voor versnelling van de nieuwbouwproductie;
  3. 3. de kwalitatieve opgave: diversiteit, sturen op betaalbaar aanbod en een betere kwaliteit van de bestaande voorraad;
  4. 4. versterken van leefbaarheid en kansengelijkheid in de wijken;
  5. 5. zelfstandig gaan en blijven wonen; en
  6. 6. duurzaamheid is de norm en de kans.

Beoordeling
Het plan voorziet in de behoefte om meer woningen te realiseren en doet dit binnen de stedelijke contouren. Het plan leidt daarbij tot het verbeteren van de route tussen de wijk Poelenburg en de Watering. Het plan draagt zodoende bij aan de doelstellingen van de woonvisie.

6.2 Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024

In het verlengde van de geactualiseerde Woonvisie 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' heeft de gemeente de Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 in juli 2019 vastgesteld. Deze agenda geeft een extra impuls aan het Zaans woonbeleid. De uitvoeringsagenda is samengesteld op basis van een programmatische aanpak rond vijf deelthema's (actieprogramma's):

  1. 1. woningproductie en woonprogrammering nieuwbouw;
  2. 2. verbeteren kwaliteit bestaande woningvoorraad;
  3. 3. betaalbare huurvoorraad;
  4. 4. wonen draagt bij aan een leefbare wijk;
  5. 5. en zelfstandig gaan en blijven wonen.

Deze actieprogramma's gaan over concrete en zichtbare stappen die de gemeente zet om de ambities uit de woonvisie dichterbij te brengen. De uitvoeringsagenda richt het vizier vooral op de korte en middellange termijn. Met dit uitvoeringsprogramma zet de gemeente in op onder andere duurzaamheid en (betere) doorstroming door middel van een gedifferentieerd woningaanbod.

Beoordeling
Het plan voorziet in woningproductie en voor verschillende woningtypen (appartementen en grondgebonden woningen).

6.3 Woonakkoord regio Zaanstreek-Waterland en provincie Noord-Holland 2021-2025

De colleges van de 8 gemeenten in Zaanstreek-Waterland (Beemster, Edam-Volendam (per 6 juli), Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad) en de provincie Noord-Holland zijn op 29 juni 2021 het Woonakkoord 2021-2025met elkaar aangegaan. Met dit akkoord geven de partijen samen invulling en uitvoering aan het regio specifieke woonbeleid voor de komende vijf jaar.

De gezamenlijke missie is: een aantrekkelijke en gevarieerde woonregio blijven, toekomstbestendig en met plek voor alle inwoners. Gezamenlijk hebben de gemeenten onderstaande ambities en opgaven geformuleerd.

  1. 1. Identiteit door diversiteit versterken:

Koesteren van de verscheidenheid verschillende woonmilieus die dicht bij elkaar liggen: van hoog stedelijk tot uitermate landelijk. De toenemende woningvraag biedt kansen om de dynamiek te vergroten.

  1. 2. Ruimte bieden aan de eigen én regionale woningvraag:

Elke gemeente zal tegemoetkomen bij de regionale woningbehoefte door haar eigen kwaliteiten te versterken en aan te vullen, binnen de mogelijkheden die ze heeft. Zo kunnen we ook goede vervoersverbindingen met de werkgelegenheidscentra waarborgen en een open landschap voor de recreatie.

  1. 3. Verdere differentiatie van de woningvoorraad voor alle doelgroepen:

Het behouden van aanzienlijke betaalbare huur- en koop-woningvoorraad en de kansen benutten voor het toevoegen of uitbreiden van woonmilieus en woningtypen.

  1. 4. Naar een toekomstbestendige woningvoorraad:

Het meer levensloopbestendig maken en verduurzamen van de woningvoorraad. Door in te zetten op doorstroming werken we aan een optimaal gebruik van de sociale voorraad.

Dit woonakkoord is de opvolger van het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP). In het RAP maakten de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland jarenlang afspraken over het woonbeleid. In tegenstelling tot het RAP in de voorgaande periode zal de provincie partij zijn in de regionale woonafspraken, omdat de provincie hiermee de regionale samenwerking wil bevorderen. In april 2020 heeft de provincie Noord-Holland het woonbeleid uitgewerkt in de Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025, met doelen zoals het bouwen van voldoende betaalbare en duurzame woningen.

Beoordeling
Op de website www.plancapaciteit.nl zijn de woningbouwplannen weergegeven waarover regionaal afspraken zijn gemaakt. Voor het plangebied is aangegeven dat er is voorzien in 94 woningen in de periode 2025-2029. Van deze 94 woningen zullen 31 woningen tot de sociale huur gaan behoren en de overige 61 tot koopwoningen.
Het project heeft betrekking op 64 grondgebonden (zelfbouw)woningen en 35 sociale huurappartementen. Het aantal woningen is daarmee iets hoger dan waar regionaal afspraken over zijn gemaakt maar deze beperkte toename past binnen de bandbreedte vanuit de regionale woningvraag.

6.4 Samenwerkingsovereenkomst 2020-2024

De zes Zaanse woningcorporaties, het Huurdersoverleg Zaanstreek (HoZ) en de gemeente werken samen aan een stad waar mensen prettig wonen in leefbare wijken, mensen met een laag inkomen een dak boven het hoofd hebben en waar iedereen zich thuis voelt. De gezamenlijke ambities en afspraken zijn voor de periode 2020 tot 2024 vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst 2020-2024 om lange termijn ambities waar te maken. De samenwerkingsafspraken richten zich op verschillende deelthema's met ieder zijn eigen ambities:

  1. 1. betaalbaarheid en voorraadontwikkeling;
  2. 2. kwaliteit en duurzaamheid;
  3. 3. samen leven.

Deze deelthema's gaan over concrete en zichtbare stappen die de Zaanse corporaties, het HoZ en de gemeente zetten om de ambities op deze thema's dichterbij te brengen en richt het vizier vooral op de korte en middellange termijn. Met deze samenwerkingsafspraken wordt ingezet op onder andere het realiseren van meer sociale huurwoningen, een betere benutting van de bestaande sociale huurwoningen, investeringen in de bestaande wijken en samen werken aan de leefbaarheid voor en kwetsbaarheid van bewoners.

Hoofdstuk 7 Beleidskaders Natuur, Landschap En Water

7.1 Groen- en waterplan Zaanstad 2017

Het Groen- en waterplan Zaanstad is op 15 februari 2018 vastgesteld door de gemeenteraad. Het biedt een integrale visie en een afwegingskader voor het groen- en water in en om het stedelijk en het landelijk gebied van Zaanstad. Het geeft sturing aan behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit maar biedt ook ruimte voor ontwikkelingen. Het plan beschrijft kernwaarden. Die vormen de basis voor de gestelde ambities. Bij de ambitie is een handreiking (kwaliteitsimpulsen bij ontwikkelingen) opgesteld waarin staat op welke manier ontwikkelingen rekening moeten houden met groen en water. Naast de (cultuur)landschappelijke en ecologische waarde van water en groen speelt recreatie, klimaat en gezondheid ook een belangrijke rol.

De uitvoeringsagenda is in 2021 geactualiseerd. De uitvoeringsagenda kent de volgende accenten op basis van actualiteiten, ontwikkeld beleid en thematische kansen:

  • Stikstofaanpak,
  • Integrale Visie Polder Westzaan,
  • Advisering beleidslijnen GWP in het ruimtelijke ordeningsproces,
  • Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie,
  • Natuurinclusief Bouwen
  • Aanpak Groen-Blauwe diensten

Beoordeling

Het plangebied wordt een gezond, aantrekkelijk en toekomstbestendige nieuwe buurt waarin de natuur een volwaardige plek in het ontwerp krijgt. Hiervoor wordt ingezet op haalbare, beproefde oplossingen zoals wadi's. Goed functionerende oplossingen staan of vallen echter met goed beheer. Een natuurinclusief ontwerp moet daarom altijd zorgvuldig worden afgestemd op en verwerkt in een technisch en financieel duurzaam beheerplan.

7.2 Bomenbeleidplan 2020-2050, Bomen de longen van Zaanstad

Zaanstad wil de komende jaren gezonder, groener en duurzamer worden. De rol van bomen hierin is belangrijk. Onder andere op het gebied van de biodiversiteit, voorkomen van hittestress, bijdrage aan een CO-2 neutrale gemeente en een aantrekkelijke stad.

De gemeenteraad heeft daarom het bomenbeleidsplan geactualiseerd (2021). Dit bomenbeleidsplan geldt voor de periode 2020-2050 en geeft uitgangspunten voor de Omgevingsvisie 2050. Het doel van het bomenbeleidsplan is om Zaanstad te laten groeien tot een gezonde, leefbare stad in 2050, door te streven naar een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand, het behouden van waardevolle bomen en het versterken van structuren. In het bomenbeleidsplan geeft Zaanstad invulling aan het bomenbeheer in de stad en eisen voor bomen bij vervangingsprojecten en gebiedsontwikkelingen.

Beoordeling
P.M.

7.3 Gebiedenkaart Kapvergunning 2021

De Gebiedenkaart Kapvergunning 2021/6507 bevat aangewezen gebieden zoals bedoeld in artikel 5.80 lid 1 sub b Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad. Voor het kappen van bomen die in de aangewezen gebieden staan is een omgevingsvergunning nodig. Uitzonderingen zoals benoemd op deze gebiedenkaart zijn:

  1. 1. Bomen staande in een tuin behorende bij een particuliere woning. Deze bomen worden vrijgesteld van de vergunningsplicht, tenzij ze zijn opgenomen op de Bomenlijst.
  2. 2. Bomen staande binnen de zone van 11 meter vanaf het hart van het buitenste spoor. Deze zone is vrijgesteld van de vergunningsplicht.
  3. 3. Bomen die staan in Natura 2000 gebieden en waarvoor in een vastgesteld beheerplan is opgenomen dat de bomen gekapt moeten worden voor de duurzame instandhouding van het natuurgebied.

Beoordeling
P.M.

Hoofdstuk 8 Beleidskaders Klimaatadaptatie

8.1 Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA)

Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Dat levert risico's op voor onze economie, gezondheid en veiligheid. Het is van groot belang dat Nederland zich aanpast aan deze veranderingen. Dat kan onder meer door het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van onze bebouwde en landelijke gebieden. In het Deltaprogramma wordt hieraan gewerkt onder de noemer 'ruimtelijke adaptatie'. Ruimtelijke adaptatie is een van de drie thema's in het Deltaprogramma. Het algemene beleid is vastgelegd in de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie. De kern daarvan is dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht. Concrete maatregelen voor de uitvoering van het beleid staan beschreven in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie.

8.2 Nationale AdaptatieStrategie (NAS)

De Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) zet de koers uit voor een klimaatbestendig Nederland: deze strategie brengt nieuwe initiatieven voor klimaatadaptatie op gang, en versnelt en verbreedt bestaande initiatieven. De NAS geeft een overzicht van de belangrijkste klimaatrisico's. Mede op basis van deze urgente klimaatrisico's, zijn de speerpunten van de NAS bepaald. De NAS is het Nederlandse antwoord op de oproep van de Europese Commissie aan alle lidstaten om uiterlijk in 2017 een klimaatadaptatiestrategie op te stellen. De NAS is eind 2016 naar het kabinet gestuurd en eind 2017 door de Tweede Kamer vastgesteld.

8.3 Bestuursakkoord Klimaatadaptatie

Gemeenten, waterschappen, provincies en Rijk tekenden op 20 november 2018 het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie om Nederland weerbaarder te maken tegen de gevolgen van klimaatverandering. Daarvoor is 300 miljoen euro beschikbaar gesteld vanuit het Rijk, plus een even groot bedrag vanuit de decentrale overheden. Het Bestuursakkoord bevat zeven ambities voor een waterrobuuste en klimaatbestendige inrichting van Nederland:

• Kwetsbaarheid in beeld brengen;

• Risicodialoog voeren en strategie opstellen;

• Uitvoeringsagenda opstellen;

• Meekoppelkansen benutten;

• Stimuleren en faciliteren.

• Reguleren en borgen;

• Handelen bij calamiteiten.

Op basis van stresstesten brengen gemeenten, waterschappen en provincies uiterlijk in 2020 de opgaven voor ruimtelijke adaptatie in beeld, en bepalen zij de noodzakelijke maatregelen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Dat moet resulteren in regionale uitvoeringsagenda´s.

8.4 Omgevingsvisie NH2050 en Omgevingsverordening NH2020

In de Omgevingsvisie NH2050 is de doelstelling opgenomen van een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland. Dat geldt voor stad, land en infrastructuur. Het gaat om het voorbereid zijn op wateroverlast, hittestress, verdroging en verzilting en het beperken van de gevolgen van overstromingen. Een en ander kan consequenties hebbe n voor locatiekeuze, inrichting van de openbare ruimte en het ontwerp van gebouwen en infrastructuur. Ook kan het de bedrijfsvoering raken.

In de Omgevingsverordening NH2020, vastgesteld door Provinciale Staten op 22 oktober 2020, is bepaald dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.

Beoordeling

In paragraaf 3.12 is nader ingegaan op de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering.

8.5 Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord Holland

Het Zaanse College van B&W heeft – binnen de door de Raad vastgestelde ambitie van het onderstaande Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie – de “Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord Holland” onderschreven. Hiermee spreekt zij de ambitie uit om de MRA Basisveiligheidsniveaus klimaatbestendige nieuwbouw versie 3.0 toe te passen in plannen en projecten.

Wat we nu bouwen krijgt gedurende de levensduur te maken met een ander klimaat. De intentieovereenkomst bestaat uit algemene en randvoorwaardelijke afspraken over hoe aanpassingen aan het veranderende klimaat meegenomen worden bij nieuwbouw. Voor wateroverlast, droogte, hitte, het beperken van overstromingsrisico's en natuurinclusiviteit zijn er uitgangspunten en specifieke ondergrenzen gezamenlijk opgesteld. Dit is het resultaat van samenwerking tussen meer dan 40 partijen, waaronder gemeenten, waterschappen, provincies, ontwikkelaars en maatschappelijke organisaties. Deze handvatten creëren een gelijk speelveld tussen de verschillende overheden en marktpartijen.

Beoordeling

In paragraaf 3.12 is nader ingegaan op de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met klimaatbestendig bouwen.

8.6 Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026

Volgens de opdracht uit het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie heeft de Zaanse Raad op 8 juli 2021 het Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 vastgesteld, met als overkoepelende ambitie: Meer ruimte voor groen & blauw. De gemeente wil in 2050 klimaatbestendig zijn ingericht, wat betekent:

  • Een extreme bui met herhalingstijd van 1x in de 100 jaar kunnen we verwerken, waarbij bewoners en bedrijven de verplichting hebben om overtollig water op eigen perceel te verwerken en er geen overtollig water van de openbare ruimte naar percelen mag afstromen.
  • We houden rekening met langdurige perioden van hitte en zomerse dagen van meer dan 32 graden en windstilte, waarbij bewoners en bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van hittestress en er in de openbare ruimte voldoende koele plekken en routes zijn waarmee ook kwetsbare bewoners de noodzakelijke dingen kunnen blijven doen.
  • We houden rekening met langdurige perioden van droogte met een opbouwend neerslagtekort van 300 mm, waarbij natuurwaarden en het bomenbestand behouden blijven en bodemdaling wordt beperkt.
  • We bereiden ons voor op overstromingen met een herhalingstijd van 1x per 1000 jaar en zorgen voor voldoende veilig heenkomen en bereikbaarheid voor calamiteitenverkeer.
  • Bij de inrichting van de klimaatbestendige stad zoeken we naar koppelkansen, waarbij we tenminste de koppeling leggen met vergroening en verbetering van de biodiversiteit.

Eén van de vijf sporen in dat plan is klimaatbestendige nieuwbouw. In dat spoor worden de volgende uitgangspunten gehanteerd om de bovenstaande ambitie concreet in te vullen in projecten:

  • De voorwaarden van HHNK in het kader van de watertoets en watercompensatie en daarop aanvullend of concretiserend:
  • De MRA Basisveiligheidsniveaus klimaatbestendige nieuwbouw versie 3.0
  • De normen voor regenwateropvang in nieuwbouw conform het Gemeentelijk Rioleringsplan.
  • De boomkroonnorm, koeltestructuur en afstand-tot-koelte volgens het Bomenbeleidsplan.
  • Water van de gebiedsontwikkeling wordt binnen de gebiedsontwikkeling geborgen
  • Er wordt niet gebouwd in onderbemalingen, dan na ophoging van de grond zodanig dat het watersysteem weer in open verbinding staat.

De toepassing van deze uitgangspunten wordt onder andere geborgd in bestemmingsplannen, omgevingsplannen, grondexploitaties en anterieure overeenkomsten.

Beoordeling

In het bestemmingsplan is rekening gehouden klimaatadaptatie, zie ook paragraaf 3.12.

Hoofdstuk 9 Beleidskaders Verkeer, Vervoer En Parkeren

9.1 Zaans mobiliteitsplan 2040

Het Zaans Mobiliteitsplan 2040 is het nieuwe, strategische beleidskader voor mobiliteit. Het vervangt het Zaans Verkeer en Vervoersplan (ZVVP). Het plan is door de gemeenteraad vastgesteld in 2021.

Het Zaans mobiliteitsplan 2040 schetst de visie op mobiliteit in Zaanstad tot aan 2040. Het geeft onder meer antwoordt op de vraag: Hoe houden we Zaanstad bereikbaar en leefbaar in 2040. Zeker belangrijk omdat Zaanstad groeit. Wat betekent deze groei in de toekomst voor het verkeer en vervoer in de stad. Het plan gaat uit van 12 hoofdkeuzes die invulling moeten geven aan de mobiliteitstransitie. Ook bevat het een uitvoeringsagenda met gewenste investeringen om de mobiliteit op korte en lange termijn goed te regelen

Beoordeling
P.M.

9.2 Fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad'

Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Het beschrijft de richting van het Zaans fietsbeleid. Zaanstad zet in op het verder bevorderen van het fietsgebruik en het versterken van de verkeersveiligheid voor de fietser.

Beoordeling

In subparagraaf 3.7.3 is nader ingegaan op fietsparkeren.

9.3 Nota Ruimte voor Parkeren

Op 14 juli 2016 is de gemeentelijke parkeernota vastgesteld. De nota is in 2017 gewijzigd. De Nota Ruimte voor Parkeren bestaat uit twee delen:

  1. 1. Bijdragen aan stedelijke ontwikkeling
    In dit deel staan een aantal maatregelen die bijdragen aan de (door)ontwikkeling van de stad. Bijvoorbeeld dat er vrijstelling van de parkeernorm wordt gegeven bij een kleine parkeervraag of bij het afzien van een parkeervergunning in Zaandam centrum (gereguleerd gebied);
  2. 2. Aanpakken van bestaande en toekomstige knelpunten
    In dit deel staan de uitgangspunten van het beleid voor situaties waarin knelpunten ontstaan. Zo kan bijvoorbeeld betaald parkeren ingevoerd worden als er sprake is van hoge parkeerdruk. Of dat de gemeente liever geen blauwe zones invoert, omdat langparkeerders niet meer kunnen parkeren en er tegenover de kosten van handhaving geen inkomsten staan.

De parkeernota geeft invulling aan de aspecten autoparkeren, Kiss & Ride, fietsparkeren en laden en lossen. In de nota is onderscheid gemaakt in diverse stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Voor elk gebied geldt een aparte parkeernorm. Voor elke norm geldt dat een deel van de parkeerplaatsen in ieder geval openbaar toegankelijk moeten zijn in verband met het 'aandeel bezoek'.

Beoordeling

In subparagraaf 3.7.3 is nader ingegaan op autoparkeren.

9.4 Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016

De Beleidsnota Ruimte voor parkeren is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze uitvoeringsnota beschrijft in detail hoe de gemeente bouwplannen toetst op het parkeren van auto's en fietsen enz. De uitvoeringsnota is het document waarnaar verwezen wordt in de bouwverordening, bestemmingsplannen en het omgevingsplan en is daarmee onderdeel van het toetsingskader.

Het parkeerbeleid biedt veel mogelijkheden voor maatwerk bij stedelijke ontwikkeling. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, die nadrukkelijk niet zijn meegewogen in het onderhavige parkeerbeleid, af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota.

Beoordeling

In subparagraaf 3.7.3 is nader ingegaan op autoparkeren.

Hoofdstuk 10 Beleidskaders Economie, Toerisme En Horeca

10.1 Detailhandelsvisie

De Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025 is in 2015 vastgesteld door de gemeenteraad. Zaanstad wil een aantrekkelijk woon-, werk- en bezoekstad worden. De visie laat zien op welke manier de detailhandel daar een rol in heeft.

Zaanstad kiest voor een krachtige hoofdstructuur met compacte en kansrijke winkelgebieden. Er zijn drie hoofdwinkelgebieden: stadshart Zaandam, Krommenie-centrum en Wormerveer-centrum, tien ondersteunende centra, twee perifere vestigingen (Noorderveld en Zuiderhout), en een speciaal winkelgebied: de zorgboulevard van het Zaans Medisch Centrum.

Voor elk gebied is een toekomstperspectief beschreven en een strategie om daar te komen. Andere gebieden en locaties krijgen met dit beleid geen prioriteit.

Beoordeling

Het plangebied is niet aangewezen als winkelgebied en maakt zodoende geen onderdeel uit van de hoofdstructuur. Nieuwe initiatieven zijn daardoor niet wenselijk in het plangebied. Het ondersteunende centrum 'Lobeliusstraat Poelenburg' maakt wel onderdeel uit van de hoofdstructuur. In het voorliggende bestemmingsplan is geen nieuwe detailhandel mogelijk gemaakt waardoor het bestemmingsplan in overeenstemming is met de detailhandelsvisie.

Hoofdstuk 11 Beleidskaders Water

11.1 Beleidskader

Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “ de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.

Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het “Waterprogramma” (november 2105). En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening.

Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan. Daar is vooralsnog geen sprake van. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toetsing in paragraaf 3.8.

11.2 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

11.3 Gemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 Samen water Ruimte geven

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van de gemeente Zaanstad is op 2 juli 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plan heeft betrekking op de periode 2020-2024. Het bestaat uit een regionaal deel en een gemeente specifiek deel. Het regionale deel is door alle gemeenten in Zaanstreek-Waterland samen met hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier opgesteld. Het gemeente specifieke deel is opgesteld door Zaanstad met een terugblik op de afgelopen vijf jaar en een raming van kosten en heffingen. Het GRP is een planinstrument om mee te kunnen bewegen met veranderingen, zoals verandering in wetgeving, meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en bewoner en een grotere focus op doelmatig beheer. Het GRP geeft invulling aan de natte zorgplichten van de gemeente Zaanstad. Zaanstad heeft de wettelijke taak om zorg te dragen voor de inzameling, verwerking en het transport van afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorg is uitgewerkt in drie afzonderlijke zorgplichten in Bijlage A van het GRP.

Hoofdstuk 12 Beleidskaders Technische Infrastructuur

12.1 Zenders voor telecommunicatie

Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.

Beoordeling

Ten zuiden van het plangebied is een telecominstallatie met zendmast en alarmfunctie achter het gebouw van Centrum Jong aanwezig. De telecominstallatie heeft momenteel een bouwhoogte van 35 meter. Als gevolg van de herontwikkeling hoeft de telecominstallatie niet te worden verplaatst naar een andere locatie.

12.2 Hoogspanningslijnen-zakelijk recht

Op de strook grond of water onder de hoogspanninglijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. De strook, ook wel zakelijkrecht strook, veiligheid strook of belemmerde strook genoemd is 72 m breed ( 2x 36m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de “Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974 “ en de “Veiligheid- voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen” van Tennet.

Beoordeling

Ten oosten van de snelweg A8 bevindt zich volgens de netkaart van het RIVM een 380 kV-hoogspanningslijn Velsen-Coenplein. De afstand tussen deze hoogspanningslijn en het plangebied bedraagt ruim 400 meter waardoor ter plaatse van het plangebied geen veiligheidstrook geldt.

12.3 Hoogspanningslijnen en gezondheid

De stroom die door hoogspanningsleidingen loopt veroorzaakt een elektromagnetisch veld. De sterkte van dit veld is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid stroom die wordt getransporteerd en de afstand tot de draden. Voor de maximale sterkte van een magnetisch veld zijn geen wettelijke normen. Het elektromagnetische veld dat rondom de hoogspanningsverbinding bestaat is wellicht schadelijk voor de gezondheid.

Om schade door blootstelling aan bovengrondse hoogspanningsleidingen te voorkomen voert het Rijk voorzorgsbeleid uit. Zij adviseert om zo min mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen zich langdurig binnen de magneetveldzone van 0,4 microtesla (µT) zijn (afhankelijk van het soort hoogspanningsverbinding een afstand van minimaal 30 tot 200 meter).

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen in de buurt van bestaande woningen en om de bouw van woningen in de buurt van bestaande hoogspanningsverbindingen. Voor bestaande woningen in de buurt van hoogspanningsleidingen geldt geen advies. Dit schrijft het Rijk in het Advies over hoogspanningslijnen (2005) en in de Brief aan gemeenten met verduidelijking advies hoogspanningslijnen (2008).

Verder hanteert het Rijk een advieswaarde van maximaal 100 µT op maaiveld niveau ter voorkoming van korte termijn effecten. Dit is het door de Europese Unie aanbevolen niveau voor magnetische veldsterkte.

Beoordeling

Ten oosten van de snelweg A8 bevindt zich volgens de netkaart van het RIVM een 380 kV-hoogspanningslijn Velsen-Coenplein. In de netkaart is een indicatieve zone van 2 x 110 meter aangegeven. De afstand tussen de hoogspanningslijn en het plangebied bedraagt ruim 400 meter waardoor het plangebied buiten de indicatieve zone van de hoogspanningslijn is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0021.jpg"

Netkaart hoogspanningslijnen

12.4 Nota kleine windturbines

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.

In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'.

In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.

Beoordeling

De eventuele plaatsing van windturbines is afhankelijk van maatwerk. Windturbines zijn daardoor niet mogelijk gemaakt in het voorliggende bestemmingsplan. Eventuele medewerking aan de plaatsing van een windturbine zal via een separate planologische procedure plaatsvinden.

12.5 Ontwikkelingen op het gebied van nutsvoorzieningen en aanbevelingen voor de bestemmingsregeling

Hoofdstuk 13 Beleidskaders Milieu

13.1 Ruimtelijke Milieuvisie

Op 10 juni 2009 heeft de gemeenteraad de Ruimtelijke Milieuvisie vastgesteld. In 2020 wil de gemeente klimaat-neutraal zijn en het aantal milieubelastende woningen halveren. In de visie is de weg hiernaar toe beschreven. Zaanstad zet in op:

- schone lucht;

- een zo schoon mogelijke bodem;

- zo min mogelijk geluidsoverlast;

- zo min mogelijk last van hinderlijke geuren;

- veilig Zaanstad;

- milieueffecten vanuit Amsterdam beperken;

- duurzaam omgaan met afval;

- klimaatneutrale gemeente in 2020;

- duurzaam bouwen;

- duurzaam vervoer;

- duurzaam ondernemen;

- zo weinig mogelijk 'lichthinder';

- behoud en verbetering van natuur;

- schoon en veilig water.


De visie biedt dan ook een kader dat de richting aangeeft op milieugebied voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Per gebied staat beschreven wat de normen zijn ten aanzien van lucht, bodem, externe veiligheid, water, geluid en bedrijvigheid.

13.2 Beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad (externe veiligheid)

Bij de beoordeling van de externe veiligheid moet veelal ook een verantwoording van het zogenaamde groepsrisico plaatsvinden. Het college van Zaanstad heeft op 04 juni 2008 het beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad vastgesteld. In het beleidskader is de bestuurlijke visie, hoe binnen de gemeente Zaanstad de verantwoording van het GR wordt uitgevoerd, opgenomen. Het beleidskader bevat naast een drietal trajecten voor de verantwoording van het groepsrisico bij het planvormingsproces tevens een viertal richtsnoeren bij ruimtelijke besluiten over (her)inrichting van een gebied.

Beoordeling

In paragraaf 3.13 is nader ingegaan op externe veiligheid.

13.3 Beleidsplan routing vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

In 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het beleidsplan routing vervoer gevaarlijke stoffen over de weg vastgesteld. Het doel van beleid is het bepreken van de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen in Zaanstad. Hiervoor is een verplichtte route voor het vervoer van route plichtige gevaarlijke stoffen vastgesteld. De vastgestelde route geeft vanuit veiligheidsoogpunt zo weinig mogelijk risico voor inwoners. De route loopt voornamelijk door gebieden, waar weinig mensen het risico lopen om aan de gevaarlijke stoffen te worden blootgesteld, als er een ongeval tijdens het vervoer plaatsvindt. Het afwijken van deze route is alleen toegestaan met een ontheffing.

Beoordeling

De wegen rondom het plangebied maken geen onderdeel uit van de route voor gevaarlijke stoffen. In paragraaf 3.13 is nader ingegaan op externe veiligheid.

13.4 Actieplan omgevingslawaai 2019-2023 en beleidsregel hogere waarde

Zaanstad wil haar inwoners een gezonde en leefbare woonomgeving bieden. Het verminderen van de geluidbelasting is daar onderdeel van. In het Actieplan omgevingslawaai 2019-2023 (vastgesteld college 2020) zijn maatregelen benoemd om de geluidhinder terug te dringen. Het plan heeft vooral betrekking op gemeentelijke wegen en (in mindere mate) op industrieterreinen.


De maatregelen waar op wordt ingezet zijn het toepassen van stil wegdek bij toekomstige (her)inrichting en onderhoud. Ook het stimuleren en faciliteren van elektrisch vervoer. Om stil wegdek structureel onderdeel te maken van de toepassingskaders bij (groot)onderhoud is in het Actieplan een toepassingskader voor stil wegdek opgenomen. Op omgevingslawaai afkomstig van provinciale en rijkswegen, railverkeer en luchtvaart heeft de gemeente geen directe invloed. Hierbij wordt ingezet op lobby en overleg.


Het Actieplan omgevingslawaai is samengevoegd met de beleidsregel hogere waarde tot één document. De beleidsregel hogere waarde biedt een praktisch kader voor de verlening van hogere waarden bij hoge geluidsbelastingen. Aandacht voor de leefbaarheid staat hierbij centraal. Daarom gelden er voorwaarden aan het verlenen van hogere waarden. De voorwaarde legt de initiatiefnemer van plannen een inspanning op voor een leefbare woonomgeving als compensatie voor het bouwen in een lawaaiige situatie. Het gaat om:

  • aanwezigheid van een geluidsluwe zijde;
  • cumulatie leidt niet tot onaanvaardbare geluidsbelasting.


Ook zijn er aandachtspunten opgenomen die bij ontwikkelingen in acht genomen moeten worden. Voor het Hembrugterrein en Zaanstad Midden -De Hemmes zijn afwijkende mogelijkheden opgenomen.

Beoordeling

In paragraaf 3.14 is nader ingegaan op geluid.

13.5 Zaans Geurbeleid 2016

Het Zaans geurbeleid is vastgesteld in juli 2016. Zaanstad wil de geurhinder beperken zodat de kwaliteit van de leefomgeving verbetert. Tegelijkertijd nieuwe geurhinder voorkomen. Zo is het voor huidige en toekomstige bewoners prettiger wonen. Het streven naar een beperking van geurhinder is in lijn met de Ruimtelijke Milieuvisie (2009), waarin Zaanstad de ambitie uitspreekt om de milieuhinder terug te brengen.


Door het terugdringen van geurcontouren passen bedrijven beter in de woonomgeving. Hierdoor blijft de Zaanse identiteit met een sterke menging van wonen en werken behouden. Ook ontstaan meer mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op plekken waar er sprake is van een aanvaardbaar geurniveau. Hiervoor biedt het beleid duidelijke kaders voor de toetsing van woningbouwplannen.


Het Zaans geurbeleid is gericht op het behalen van een aanvaardbare geurbelasting. Deze is uitgerukt in streef- en ambitiekwaliteit.

Beoordeling

In paragraaf 3.16 is nader ingegaan op geur.

13.6 Nota bodembeheer Zaanstad 2020-2030

De gemeenteraad heeft in 2020 de nota Bodembeheer Zaanstad vastgesteld en in 2021 bekrachtigd. De nota beschrijft welke regels en voorwaarden gelden voor het toepassen van schone en licht verontreinigde grond en baggerspecie als bodem in Zaanstad. Met het vaststellen van deze Nota bodembeheer is de eerder vastgestelde, Nota bodembeheer Zaanstad 2013-2017, februari 2013, vervallen.


De Nota is gericht op het faciliteren van verantwoord grondverzet, om zoveel mogelijk grond binnen de regio te hergebruiken met als uitgangspunt dat de lokale bodemkwaliteit niet verslechtert en het 'standstill-principe' wordt gehandhaafd. In de keten van bodembeheer zijn drie onderdelen te onderscheiden: preventie, beheren en saneren. Per onderdeel worden de verschillend thema's behandeld.

Beoordeling

In paragraaf 3.17 is nader ingegaan op bodem.

13.7 Bodemkwaliteitskaart Zaanstad 2020

De gemeente Zaanstad heeft als onderdeel van een duurzaam bodembeleid een bodemkwaliteitskaart opgesteld, tezamen met de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitskaart is door het college vastgesteld in 2020.


De bodemkwaliteitskaart maakt inzichtelijk wat de actuele diffuse bodemkwaliteit is. Het brengt ook de bodemfunctieklassen van verschillende deelgebieden in Zaanstad in beeld. De kaart kan, in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, binnen de gemeente gebruikt worden als bewijsmiddel, conform paragraaf 4.3.5 van de Regeling bodemkwaliteit, voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van een partij vrijkomende grond en/of de ontvangende bodem. Dit voorkomt onderzoekskosten indien grond binnen het beheergebied door ontgraving vrijkomt en hierbinnen ook weer wordt toegepast.


Ten aanzien van het onderwerp nieuwe stoffen, waaronder PFAS is de verwachting dat het beleid zich de komende jaren zowel landelijk als regionaal verder gaat ontwikkelen. In dat geval bestaat de mogelijkheid dat deze bodemkwaliteitskaart moet worden aangepast of worden aangevuld aan de hand van de landelijke en regionale ontwikkelingen.

Beoordeling

In paragraaf 3.17 is nader ingegaan op bodem.

Hoofdstuk 14 Beleidskaders Maatschappelijk En Gezondheid

14.1 Strategische agenda rondom ouder worden in Zaanstad

De gemeenteraad heeft in 2017 de strategische agenda rondom ouder worden vastgesteld. De agenda geeft onder mee inzicht in de vraag 'Hoe willen mensen eigenlijk oud worden?' En wat is ervoor nodig om in die behoefte te kunnen voorzien, en vooral ook ruimte te bieden aan mensen zelf om hun toekomst in die richting vorm te geven?

Zaanstad wil met partners in de stad samenwerken aan het realiseren van de volgende ambities:

  • dat mensen zoveel mogelijk in de eigen wijk kunnen blijven als zij ouder worden;
  • dat er passende woningen en woonvormen zijn voor de ouderen van nu en van de toekomst;
  • dat ouderen blijven meedoen en onderdeel zijn van vitale netwerken;
  • dat mensen ouder kunnen worden in een veilige en toegankelijke omgeving met goede voorzieningen in de buurt;
  • dat er een gevarieerd zorg- en dienstenaanbod voor ouderen in de wijk is en een goede spreiding van gecombineerde woonzorgvormen in Zaanstad.

Beoordeling

Het bestemmingsplan maakt aan de noordzijde een appartementengebouw mogelijk. Appartementen zijn geschikt als huisvesting voor ouderen.

.

14.2 Sociale structuurvisie 2009-2020

In 2012 heeft de raad van Zaanstad de Sociale structuurvisie vastgesteld. De visie geeft vorm aan de wens om een sociale stad te zijn. Een leefbare en veilige stad waar mensen zich kunnen ontwikkelen op school, in het werk, in de vrije tijd, in sport of cultuur. Het beschrijft een drietal opgaven voor de toekomst. Die richten zich op talentontwikkeling van jongeren en volwassenen. Het bouwen van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat met kwalitatief goede vrije tijd- en maatschappelijke voorzieningen. Tot slot gaat het over stimuleren van ontmoeting, betrokkenheid en initiatieven in buurten en wijken.

Beoordeling

In het bestemmingsplan is uitgegaan van nieuwbouw van woningen. Er is in deze fase van de herontwikkeling geen plek voor een maatschappelijke voorziening.

14.3 Zaanse visie op gezondheid

In 2019 heeft de gemeenteraad de Visie op gezondheid vastgesteld. Zaanstad wil dat inwoners zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Beschreven staat de richting in de keuzes om te komen tot een gezond Zaanstad. Een cruciaal uitgangspunt is een gezonde inrichting van de stad. Met de visie worden een aantal effecten beoogd, namelijk dat:

  1. 1. inwoners zich positief gezonder voelen;
  2. 2. gezondheidsverschillen kleiner worden;
  3. 3. kinderen opgroeien in een gezonde omgeving;
  4. 4. de fysieke omgeving gezond gedrag stimuleert;
  5. 5. sterkere samenwerking tussen partners rond het thema gezondheid.

14.4 Actieplan Luchtkwaliteit 2021-2030

In oktober 2021 heeft het college het Actieplan Luchtkwaliteit 2021-2030 vastgesteld. Hierin geeft Zaanstad invulling aan de maatregelen volgend uit het Schone Lucht Akkoord (SLA) dat het college in 2020 heeft ondertekend. Ook is in het actieplan invulling gegeven aan lokale maatregelen.

Schone lucht is van groot belang voor de gezondheid. Daarom wil Zaanstad met het Actieplan Luchtkwaliteit de luchtkwaliteit versneld verder verbeteren. Daartoe zijn in het Actieplan 30 maatregelen opgenomen, gegroepeerd naar bron. Deze maatregelen staan niet op zichzelf, maar hebben een relatie met het mobiliteitsbeleid, het klimaatbeleid en het stikstofbeleid. Een groot deel van de maatregelen dient daarom meerdere doelen. Elektrificatie van vervoermiddelen en mobiele werktuigen draagt ook bij aan het verminderen van geluidoverlast.

Hoofdstuk 15 Beleidskaders Duurzaamheid

15.1 Greendeal

Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Wethouder Dick Emmer (Duurzaamheid) ondertekende de overeenkomst woensdag 8 maart samen met minister van Economische Zaken Henk Kamp, twaalf provincies, 29 andere gemeenten en vijf netbeheerders. Door een Green Deal aan te gaan, kan de rijksoverheid helpen om knelpunten op te lossen bij het zetten van duurzame stappen.

De Green Deal-aanpak is gestart in 2011. Op deze manier worden concrete stappen gezet in de uitwerking van de Energieagenda. Daarin schetst het kabinet de route naar een CO2-arme samenleving in 2050.

Woningen verwarmen zonder aardgas

‘Het Rijk heeft vorig jaar besloten dat alle woningen van het aardgas af moeten’, zegt wethouder Emmer. ‘Dit betekent dat de gebouwde omgeving in 2035 grotendeels aardgasvrij moet zijn. Betaalbaarheid, duurzaamheid en openheid van de energievoorziening vinden wij erg belangrijk. Energie is voor onze inwoners nu een behoorlijke kostenpost. Samen kunnen we dat efficiënter en slimmer. Daarom onderzoeken wij de mogelijkheden van een lokaal, open en slim warmtenet dat restwarmte van de industrie met de gebouwde omgeving verbindt.’

Klimaatakkoord Parijs

In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven de opwarming tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de ‘energietransitie’ kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zo veel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld.

Nieuwe initiatieven worden mogelijk

Een grotere opgave is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.

Beoordeling

In paragraaf 3.12 is ingegaan op duurzaamheid. Kortheidshalve wordt verwezen naar deze paragraaf.

15.2 Zaans Klimaatakkoord 2.0

Het Zaans Klimaatakkoord 2.0 is in maart 2021 vastgesteld. Het laat zien waar Zaanstad staat en wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het doel is om uiterlijk in 2040 klimaatneutraal te zijn. Ook wil Zaanstad in 2050 circulair zijn en aangepast aan een veranderend klimaat. Het akkoord is een groeidocument, waarin elk jaar wordt beschreven wat is gedaan en wat er nog meer nodig is op weg naar een klimaatneutraal, circulair en groen Zaanstad. Verder is beschreven hoe Zaanstad werkt aan o.a.: een duurzame stad, het slim omgaan met grondstoffen, steeds minder afval en opwekken van lokaal duurzame energie. Met een gezonde leefomgeving voor mens en dier en aangepast aan extremer weer juicht Zaanstad nieuwe ontwikkelingen en samenwerking toe.

Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse En Waardering

Bijlage 2 Cultuurhistorische analyse en waardering

Bijlage 3 Cultuurhistorische Verkenning Spaghettiflat

Bijlage 3 Cultuurhistorische verkenning Spaghettiflat

Bijlage 4 Archeologisch Booronderzoek

Bijlage 4 Archeologisch booronderzoek

Bijlage 5 Archeologisch Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 5 Archeologisch proefsleuvenonderzoek

Bijlage 6 Klimaatstresstest

Bijlage 6 Klimaatstresstest

Bijlage 7 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 7 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek

Bijlage 9 Verkennend (Water)bodem- En Asbestonderzoek

Bijlage 9 Verkennend (water)bodem- en asbestonderzoek

Bijlage 10 Aanvullend (Water)bodemonderzoek

Bijlage 10 Aanvullend (water)bodemonderzoek

Bijlage 11 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 11 Quickscan Wet natuurbescherming

Bijlage 12 Aanvullend Onderzoek Wet Natuurbescherming

Bijlage 12 Aanvullend onderzoek Wet natuurbescherming

Bijlage 13 Ontheffing Wet Natuurbescherming

Bijlage 13 Ontheffing Wet natuurbescherming

Bijlage 14 Onderzoek Stikstofdepositie Bouwfase

Bijlage 14 Onderzoek stikstofdepositie bouwfase

Bijlage 15 Voortoets Stikstof Bouwfase

Bijlage 15 Voortoets stikstof bouwfase

Bijlage 16 Onderzoek Stikstofdepositie Gebruiksfase

Bijlage 16 Onderzoek stikstofdepositie gebruiksfase

Bijlage 17 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 17 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 18 Reactienota

Bijlage 18 Reactienota

Bijlage 19 Vrije Watering Verbeelding 30-7-2024

Bijlage 19 Vrije Watering Verbeelding 30-7-2024