KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Wat Wordt Mogelijk Gemaakt Met Dit Plan?
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Aanloop Bestemmingsplan
2.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Verantwoording
3.1 Wat Houdt Het Plan In?
Hoofdstuk 4 Planonderbouwing
4.1 Cultuurhistorische Waarden
4.2 Stedenbouwkundige / Landschappelijke Uitgangspunten
4.3 Wonen
4.4 Groen En Openbare Ruimte
4.5 Verkeer, Vervoer En Parkeren
4.6 Water
4.7 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.8 Afweging Naar Aanleiding Van Het Milieueffect
4.9 Duurzaamheid
4.10 Klimaatadaptatie
4.11 Externe Veiligheid
4.12 Geluid
4.13 Luchtkwaliteit
4.14 Geur
4.15 Bodem
4.16 Natuur
4.17 Gezondheid
4.18 Bedrijven En Milieuzonering
4.19 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Participatie
5.1 Overleg Met Overheden En Diensten
5.2 Zienswijzen
5.3 Ambtshalve Wijzigingen
Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
6.2 Begrippen En Wijze Van Meten
6.3 Bestemmingen
6.4 Groen
6.5 Tuin
6.6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.7 Wonen
6.8 Anti-dubbeltelregel
6.9 Algemene Bouwregels
6.10 Algemene Gebruiksregels
6.11 Algemene Afwijkingsregels
6.12 Overgangs- En Slotregels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 1 Beleidskaders
Hoofdstuk 1 Algemene Nationale Beleidskaders
Hoofdstuk 2 Algemene Regionale Beleidskaders
Hoofdstuk 3 Algemene Gemeentelijke Beleidskaders
Hoofdstuk 4 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke Waarden
Hoofdstuk 5 Beleidskaders Wonen
Hoofdstuk 6 Beleidskaders Natuur, Landschap En Water
Hoofdstuk 7 Beleidskaders Klimaatadaptatie
Hoofdstuk 8 Beleidskaders Verkeer, Vervoer En Parkeren
Hoofdstuk 9 Beleidskaders Water
Hoofdstuk 10 Beleidskaders Milieu
Hoofdstuk 11 Beleidskaders Duurzaamheid
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 3 Cultuurhistorische Verkenning
Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 5 Memo Parkeren
Bijlage 6 Aanmeldnotitie M.e.r.
Bijlage 7 Klimaatstresstest
Bijlage 8 Bodemonderzoek 1
Bijlage 9 Bodemonderzoek 2
Bijlage 10 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 11 Stikstofonderzoek
Bijlage 12 Nader Onderzoek Huismus, Kleine Marterachtigen En Vleermuizen
Bijlage 13 Participatieverslag
Bijlage 14 Nota Van Zienswijzen

Ecohof Wormerveer

Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad

Vastgesteld op 04-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Ecohof Wormerveer met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 achtererfgebied

Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.7 bed & breakfast

Verhuur van een deel van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de aanwezigheid van (de vertegenwoordiger van) de hoofdbewoner van de betreffende woonruimte, al dan niet met ontbijt.

1.8 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.9 bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.

Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.10 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  1. a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
  2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.14 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 (bouw)perceel

Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het bestemmingsplan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 (bouw)perceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.20 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven.

1.21 erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit de regels van dit plan deze inrichting niet verbieden.

1.22 escortbedrijf

Het bedrijfsmatig aan een prostituee gelegenheid geven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding door te bemiddelen tussen de prostituee en de derde met het oog op prostitutie die plaats vindt op een ander adres dan de woning van de prostituee of een seksinrichting.

1.23 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 gastouderopvang

Gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Wet kinderopvang, te weten:

een vorm van kinderopvang:

  1. a. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;
  2. b. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 1.5, eerste lid van de Wet kinderopvang, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag of diens partner;
  3. c. waarbij de opvang plaatsvindt:
    1. 1. op het woonadres van de gastouder,
    2. 2. op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt, dan wel
    3. 3. op twee of meer van deze woonadressen; en
  4. d. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de basisregistratie personen en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt.

1.25 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  1. a. woning;
  2. b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. onderwijsgebouw;
    2. 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    3. 3. verzorgingstehuis;
    4. 4. psychiatrische inrichting;
    5. 5. kinderdagverblijf;
  3. c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. woonwagenstandplaats;
    2. 2. ligplaats voor woonschepen.

1.27 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.28 hoofdbewoner

Degene die officieel als bewoner van een woning of ander gebouw geregistreerd is en daarmee onder andere verantwoordelijk is voor het betalen van bepaalde lasten.

1.29 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 horeca

Bedrijfsactiviteiten gericht op: het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.

1.31 huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. kamergewijze verhuur wordt hieronder niet begrepen.

1.32 huisvesting ten behoeve van mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.33 kamergewijze verhuur

Het duurzaam verblijven in een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.34 kampeermiddelen

  1. a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, of;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    1. 1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    2. 2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.

1.35 kap

Een samenstel van houten, metalen of betonnen onderdelen die de dakbedekking draagt.

1.36 kas

Een gebouw met overwegend transparante, lichtdoorlatende afdekking en wanden, bedoeld voor het kweken en telen van gewassen.

1.37 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.38 maaiveld

De bovenkant van het terrein.

1.39 maatschappelijke voorzieningen

Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.

1.40 mantelzorg

Mantelzorg als bedoeld in artikel 1 lid 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) te weten: intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.41 medische indicatie

Een verklaring van een bevoegde organisatie zoals de GGZ of ingeval een verzoek Wet maatschappelijke ontwikkeling (Wmo).

1.42 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.43 omzetten

Het omzetten van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, naar één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n).

1.44 onzelfstandige woonruimte

Woonruimte, die geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.45 particuliere vakantieverhuur

Verhuur van woonruimte bij afwezigheid van degene die de woning rechtsgeldig aanbiedt.

1.46 peil

  1. a. Voor een gebouw op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: De hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  2. b. Voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: De hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
  3. c. Voor een bouwwerk op een perceel waarvan de toegang niet direct aan een weg grenst: De gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  4. d. Indien in of op het water wordt gebouwd: Het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.47 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.48 recreatieve voorzieningen

Voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, zoals bioscopen, bowlingbanen, dierentuinen en volkstuinen.

1.49 seksbedrijf

het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot:

  1. a. het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding (=prostitutiebedrijf); of
  2. b. prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee (=escortbedrijf); of
  3. c. het verrichten van seksuele handelingen met en voor een derde (niet tegen vergoeding) (=overig seksbedrijf); of
  4. d. het verrichten van seksuele handelingen voor een derde tegen vergoeding (=overig seksbedrijf); of
  5. e. het aanbieden van fysieke vertoningen van erotisch-pornografische aard (al dan niet tegen vergoeding) (=overig seksbedrijf).

1.50 seksinrichting

Voor een derde toegankelijke besloten ruimte die onderdeel is van een seksbedrijf.

1.51 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.52 sportvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die gebruikt worden voor het beoefenen van een sport, zoals sporthal(len), sportvelden en gymzalen.

1.53 tijdelijk verblijf

De tijdelijke bewoning, ook wel short stay genoemd, van (een deel) van een pand voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden.

1.54 toeristische verhuur

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Daaronder ook begrepen bed & breakfast en particuliere vakantieverhuur.

1.55 verblijfsgebieden

Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.56 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.57 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.58 waterhuishoudkundige voorzieningen

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.59 wezenlijke voorzieningen

Als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen.

1.60 wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.61 woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor permanente huisvesting van één afzonderlijk huishouden of daarmee gelijk te stellen woonvorm, niet zijnde kamerverhuur; onder woning of wooneenheid worden mede zorgwoningen begrepen.

1.62 woningsplitsing

Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer zelfstandige woningen en/of het toevoegen van een extra woning in een bijbehorend bouwwerk.

1.63 zelfstandige huurwoning

Zelfstandige woonruimte, die verhuurd wordt.

1.64 zelfstandige woonruimte

Woonruimte die door een huishouden wordt bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte, waarbij sprake moet zijn van een eigen toegang tot de woonruimte.

1.65 zijgevel

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

1.66 zorgwonen

Wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 bouwhoogte

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, ventilatiekanalen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare onderdelen.

2.3 breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

De kortste afstand tussen (denkbeeldig doorgetrokken) zij- en of voorgevel van hoofdgebouwen onderling. Ingeval slechts aan één zijde een hoofdgebouw aanwezig is geldt de kortste afstand tussen (denkbeeldig doorgetrokken) zij- en of voorgevel van hoofdgebouwen tot aan de buitenkant van de rijloper(weg)/voetpad aan de overzijde, loodrecht gemeten.

2.4 goothoogte

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 oppervlakte

2.6 straatprofiel

De verticale doorsnede van een straat, gemeten van gevel tot gevel.

2.7 voorgevelrooilijn

Indien de voorgevelrooilijn niet op de verbeelding is aangegeven met een bouwaanduiding, dan wordt het volgende als de voorgevelrooilijn gezien:

een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  1. b. fiets- en voetpaden.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. toegangsvoorzieningen tot de aangrenzende percelen;
  3. c. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebieden;

met daar aan ondergeschikt:

  1. b. verkeersvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

met daar bij behorend:

  1. b. erven;
  2. c. tuinen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  1. a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  2. b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” en;
  3. c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, herzien of vervangen rekening wordt gehouden met de wijziging, herziening of vervangende beleidsregels.

8.2 Afwijken van de parkeernormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 8.1, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de ontbrekende parkeervoorzieningen worden anderszins voldoende gecompenseerd;
  2. b. anderszins voldoende gecompenseerd betekent dat wordt voldaan aan de ontheffings- of afwijkingsmogelijkheden in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “UitvoeringsnotaParkeren Zaanstad 2016” ;
  3. c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, herzien of vervangen rekening wordt gehouden met de wijziging, herziening of vervangende beleidsregels.

8.3 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter;
  2. b. de oppervlakteoppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m².

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

  1. a. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    1. 1. seksbedrijven;
    2. 2. Bevi-inrichtingen;
    3. 3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    4. 4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    5. 5. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    6. 6. het storten van puin en afvalstoffen;
    7. 7. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    8. 8. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    9. 9. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt;
    10. 10. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet zijnde mantelzorg.
  2. b. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
  3. c. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten ten behoeve van kamergewijze verhuur.

9.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:

  1. a. duikers en bruggen boven water;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. laad- en losvoorzieningen;
  4. d. manoeuvreerruimtes;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. perceelsontsluitingen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. verblijfsgebieden;
  10. j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  11. k. water;
  12. l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijking algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  3. c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen;
  4. d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;

mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. e. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of om te voldoen aan het Bouwbesluit;
  2. f. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.

10.2 Afwijking ten behoeve van wegen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit hier aanleiding toe geven;
  2. b. de leefkwaliteit ter plaatse van nabijgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.

10.3 Afwijking verbod op woningsplitsing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 9.1 om het veranderen en/of splitsen van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen toe te staan, mits:

  1. a. de oppervlakte van de bestaande woning groter of gelijk is aan 140 m²;
  2. b. de oppervlakte van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat, groter is dan 50 m²;
  3. c. wordt voldaan aan artikel 3.3.1b van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan;
  4. d. wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de "Uitvoeringsnota ParkerenZaanstad 2016" of rechtsopvolgers hiervan.

10.4 Afwijking verbod op kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 9.1 om het veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten ten behoeve van kamergewijze verhuur, mits:

  1. a. de oppervlakte van de bestaande woning groter of gelijk is aan 140 m²;
  2. b. wordt voldaan aan artikel 3.3.1a, lid 2 van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan;

wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad2016" of rechtsopvolgers hiervan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Ecohof Wormerveer van de gemeente Zaanstad.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

De basisschool de Toermalijn en de BSO Toermalijn zijn na de zomervakantie van 2022 verhuisd naar een nieuw schoolgebouw tussen het Noordeinde en de waterloop langs de De Ruijterkade in Wormerveer. De gemeente Zaanstad heeft de grond aan de Tulpstraat 18 waar de school was gehuisvest, verkocht aan inwoners die zich hebben verenigd in een Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO), de vereniging Eco aan de Zaan. Dit bewonerscollectief heeft een bouwplan ontwikkeld voor een duurzaam, sociaal en klimaatadaptief ecodorp met 23 woningen, waarbij het bestaande schoolgebouw gehandhaafd blijft. Het CPO-initiatief heeft 'Ecohof' als werknaam gekregen.

Woningbouw in het plangebied is echter niet mogelijk op grond van het vigerende bestemmingsplan Wormerveer-Noord, dat is vastgesteld op 27 november 2014. Om de woningen te kunnen realiseren, is derhalve een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

Het belangrijkste doel van het voorliggende bestemmingsplan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van het CPO-initiatief Ecohof. Het plan is ook een beheerkader voor de toekomstige situatie. De in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen regeling sluit zoveel mogelijk aan op de standaardregels van de gemeente Zaanstad.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied ligt aan de Tulpstraat, vlak naast de Zaan in Wormerveer-Noord (zie afbeelding 1). Wormerveer Noord ligt tussen twee provinciale wegen, het bedrijventerrein Noorderveld en de Zaan in. De Tulpstraat grenst aan de Kerkstraat. Dit is voor Wormerveer-Noord de ontsluitingsweg richting de provinciale weg en de A8.


afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0001.jpg"

Afbeelding 1: Ligging plangebied.

Het plangebied, dat een omvang heeft van circa 4.300 m², bestaat uit het perceel dat het bewonerscollectief, vereniging Eco aan de Zaan, heeft gekocht en uit de gronden waarvoor het bestemmingsplan "Wormerveer-Noord" nog van toepassing is. In het zuiden grenst het plangebied aan de achtererven van een rij woningen. Deze woningen hebben voorkanten aan de Kerkstraat. In het westen grenst het plangebied aan de Tulpstraat. In het noorden grenst het plangebied aan een klein veldje openbaar groen. Aan de noordzijde van dit veldje is een rijtje geschakelde woningen. Deze woningen staan aan de Tulpkade. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrenst door een smalle sloot (de Zaan-stroom). Aan de andere zijde van de sloot staat een relatief groot appartementencomplex, bestaande uit vier losse gebouwen.

1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen

Voor het plangebied heeft de gemeente Zaanstad op 27 november 2014 het bestemmingsplan Wormerveer vastgesteld. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft voor het plangebied dit bestemmingsplan echter vernietigd. Daardoor is het daarvoor geldende bestemmingsplan "Wormerveer-Noord", dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 7 december 2007, nog steeds van kracht.


afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0002.jpg"

Afbeelding 2: Fragment vigerend bestemmingsplan Wormerveer-Noord.

In het bestemmingsplan "Wormerveer-Noord" heeft het plangebied de bestemming "Maatschappelijke doeleinden". Door middel van bouwvlakken en de aanduiding 'zonder gebouwen' is binnen de bestemming aangegeven waar wel en niet gebouwd mag worden. In die bouwvlakken staat een maximale bouwhoogte aangegeven. Binnen deze bestemming is wonen niet toegestaan. Bovendien wordt de bebouwing hoger dan het bestemmingsplan toelaat en er wordt buiten de bouwvlakken gebouwd. Op basis daarvan past het bouwplan niet in het geldende bestemmingsplan.

Het perceel heeft geen archeologische dubbelbestemming. In een archeologisch vooronderzoek is bevestigd dat het terrein voor een groot deel is verstoord. Derhalve is geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Op de plankaart is een straalpad aangegeven. Op grond daarvan is de maximale bouwhoogte in het plangebied 72 meter.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Ecohof Wormerveer. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder zijn in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Hoofdstuk 2 Wat Wordt Mogelijk Gemaakt Met Dit Plan?

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied maakt onderdeel uit van de Bloemenbuurt in Wormerveer. De Bloemenbuurt heeft een orthogonale structuur die de oriëntatie ontleent aan het onderliggende landschap. De bebouwing in de Bloemenbuurt bestaat uit strokenbouw met rijtjeswoningen met zadeldaken met rode pannen. De architectuur is zeer eenvoudig met weinig in het oog springende details. De school vormt een verbijzondering in de wijkstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0003.jpg"

Afbeelding 3: Bestaande situatie.

De openbare ruimte van de Bloemenbuurt is vrij sober ingericht. Er is weinig openbaar groen, het meeste groen is privégroen van de voor-en achtertuinen. Ten noorden van het plangebied loopt een dwarssloot, die een blauwe en groene ader vormt, waaraan diverse groene ruimtes zijn. De huidige locatie is één van die groene ruimtes, met daarin de school en een rij seniorenwoningen.

De school heeft een u-vormige plattegrond met een centrale entree als schakelpunt tussen twee langwerpige vleugels en een lokaal voor handenarbeid haaks op het eind van de noordelijke vleugel. Het schakelpunt bevat de hoofdentree en ernaast de ruimte voor het hoofd van de school en een archief. Vanuit de centrale hal kan men naar de binnenplaats.

De noordelijke vleugel ligt evenwijdig aan de Tulpkade en heeft een lange gang, onder een licht hellend dak met vier klaslokalen eraan. Aan het eind buigt de gang naar het handenarbeidlokaal dat tweelaags is en gekenmerkt wordt door hoge raampartijen met roede verdeelde kozijnen met stalen ramen in beide lange gevels. De westelijke vleugel loopt evenwijdig aan de Tulp-straat en heeft een lange gang, maar met keuken, huishoudlokaal en klein handenarbeidlokaal. Op een later tijdstip is hier een klein deel tegenaan gezet in iets andere baksteen. Dit is geheel in de stijl van het bestaande gedaan en kan dus niet als verstoring gezien worden.

Het u-vormige schoolgebouw ligt rondom het schoolplein dat grotendeels is verhard en waarin enkele bomen staan. Op het schoolplein zijn een zandbak en enkele speeltoestellen aanwezig. Langs de zuidrand staan fietsenrekken voor de schoolkinderen en het personeel. De locatie van de voormalige gymzaal is ingezaaid met gras.

Met uitzondering van de gymzaal aan de zuidoostkant van het perceel die in verband met de slechte bouwkundige staat in 2016 is gesloopt, is niet veel gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Met name het schoolgebouw is zeer gaaf in hoofdvorm en materiaalgebruik gebleven. Er is geen sprake van ontsierende aanbouwen en alle kozijnen met stalen ramen zitten er nog in. De inrichting van het schoolplein aan de achterzijde is wel gewijzigd door functieverandering. De fietsenstalling is weg, de zandbak verplaatst, het gazon heeft plaats gemaakt voor meer verharding en er zijn wat lage plantenbakken gekomen. De groenstructuren aan de voorzijde (Tulpstraat) en aan de zijde van de Tulpkade zijn nog aanwezig.

Het plangebied is onderdeel van een 30-kilometer/uurgebied. In de nabije omgeving van het plangebied geldt geen parkeerregime.

2.2 Aanloop Bestemmingsplan

Het Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO), de vereniging Eco aan de Zaan, begon in 2013 met haar zoektocht naar een geschikte zelfbouwlocatie voor een duurzaam en circulair ecodorp in Zaanstad. In 2017 vonden zij de geschikte locatie aan de Tulpstraat 18 in Wormerveer, een locatie die door de verhuizing van de basisschool de Toermalijn en de BSO Toermalijn leeg zou komen te staan. In 2018 is door de gemeente Zaanstad met de vereniging Eco aan de Zaan een intentieovereenkomst afgesloten om te onderzoeken of er op deze locatie een Ecodorp gerealiseerd kan worden. Ecodorpen zijn woonvormen die gebouwd worden met duurzame materialen en gebruik maken van hernieuwbare energie. Bij het ontwerp staat duurzaamheid en klimaatadaptatie centraal en wordt het ontwerp daaromheen vormgegeven. De levensstijl van de bewoners sluit hier bij aan.

2.3 Ontwikkelingen

De gemeente Zaanstad heeft de grond aan de Tulpstraat 18 waar de school is gehuisvest, verkocht aan inwoners die zich hebben verenigd in een Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO), de vereniging Eco aan de Zaan. Dit bewonerscollectief heeft een bouwplan ontwikkeld voor een duurzaam, sociaal en klimaatadaptief ecodorp met 23 woningen. Het CPO-initiatief heeft 'Ecohof' als werknaam gekregen.

Hiervoor zal het bestaande schoolgebouw worden verbouwd. In het schoolgebouw worden 11 koopwoningen van verschillende grootte geaccommodeerd. Daarbij zal een optopping worden gerealiseerd. Verder zal ongeveer op de plaats van de gesloopte gymzaal een appartementengebouw met 7 sociale huurappartementen en 5 middenhuurappartementen worden gerealiseerd.

Het schoolplein behoudt het open karakter zonder bebouwing en wordt vergroend. De bestaande bomen blijven, indien de vitaliteit voldoende is, behouden. Indien bomen niet behouden kunnen blijven worden deze verplant of gecompenseerd.

Hoofdstuk 3 Verantwoording

3.1 Wat Houdt Het Plan In?

Het Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO), de vereniging Eco aan de Zaan, begon in 2013 met haar zoektocht naar een geschikte zelfbouwlocatie voor een duurzaam en circulair ecodorp in Zaanstad. In 2017 vond deze vereniging de geschikte locatie aan de Tulpstraat 18 in Wormerveer. Het bewonerscollectief heeft daarna een bouwplan ontwikkeld voor een duurzaam, sociaal en klimaatadaptief ecodorp met 23 woningen. Bij de ontwikkeling van het bouwplan is de cultuurhistorische verkenning, die door Erfgoed Zaanstad is vervaardigd met het oog op de planontwikkeling, als inspiratiekader gebruikt voor het integreren van het bestaande schoolgebouw in dit bouwplan.

Omdat het schoolgebouw niet meer nodig is voor onderwijsdoeleinden, is een alternatieve invulling gewenst. Gelet op de ligging in een bestaande woonwijk is een functieverandering naar woningbouw een voor de hand liggende keuze.

Omdat sprake is van een karakteristiek schoolgebouw (zie paragraaf 4.1.1) is daarbij de keuze gemaakt om de woningen binnen de bestaande muren van de Floraschool te bouwen. Het herinrichtingsontwerp tot woongemeenschap houdt met deze status verregaand rekening. Uit de cultuurhistorische verkenning blijkt dat vanwege de gave hoofdvorm er weinig ruimte is voor het aanpassen van de plattegrond van de school met de aan- en uitbouwen. Om tot een zorgvuldige transformatie van de school naar woningen te komen, met zoveel mogelijk behoud van de cultuurhistorische waarden, is het ontwerp in supervisie van stedenbouwkundigen van MAAK Noord in overleg uitgewerkt.

Het nieuwe woongebouw met sociale huur- en middenhuurappartementen wordt gedeeltelijk op de locatie van de voormalige gymzaal gebouwd. In de gevelindeling van dat gebouw is rekening gehouden met privacy van aanwonenden. Het nieuwe gebouw vormt een herkenbare architectonische eenheid met het bestaande pand.

Hoofdstuk 4 Planonderbouwing

4.1 Cultuurhistorische Waarden

4.1.1 Cultuurhistorie

Het plangebied ligt achter de lintbebouwing langs de westkant van de Zaan en ten noorden van de Kerkstraat in de Polder Westzaan. Totdat de Bloemenbuurt, een buurt uit de jaren '50-'60 van de vorige eeuw werd gerealiseerd, waren de gronden in agrarisch gebruik. Gelijktijdig met de woningen is aan de Tulpstraat 18 in 1954 de Floraschool, een school voor buitengewoon bijzonder lager onderwijs gebouwd. Het schoolgebouw is gebouwd in een u-vorm. In de noordwesthoek wordt het gebouw gekenmerkt door een bakstenen toren van enkele meters hoog. Aan de zuidoostkant van het perceel stond een gymzaal die in 2016 is gesloopt.


afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0004.jpg"

Afbeelding 4: Historische topografie.

De Floraschool fuseerde op 1 augustus 2005 met de Springplank in Koog aan de Zaan, waardoor de openbare basisschool voor speciaal onderwijs De Boei ontstond. In het schoolgebouw zitten nu vier groepen en de buitenschoolse opvang van interconfessionele basisschool Toermalijn, die wacht op de verhuizing naar de nieuwbouw aan het Noordeinde.

Het schoolgebouw is niet beschermd als gemeentelijk monument. De Floraschool is opgenomen in de lijst met potentiële gemeentelijke monumenten, die geïnventariseerd is door de werkgroep Wederopbouw van het Zaans Erfgoed. Daar hoort echter geen officiële beschermde status bij.

In de Erfgoedvisie uit 2011 van de gemeente Zaanstad is opgenomen dat bij gebiedsontwikkelingen cultuurhistorische verkenningen worden gemaakt met als doel om te inspireren, om handvatten mee te geven aan de voorkant van het proces van ontwikkelingen en als onderlegger te dienen voor bestemmingsplannen om zo de cultuurhistorische waarden in het gebied te borgen. Hierbij is aangegeven dat voor deze locatie een cultuurhistorische verkenning moet worden gemaakt omdat het hier mogelijk gaat om een Wederopbouwmonument. Daarom is vanuit het programma Erfgoed een Cultuurhistorische verkenning1 over de Floraschool gemaakt.

Deze cultuurhistorische verkenning maakt inzichtelijk wat deze waarden precies zijn en geeft advies hoe daar mee om te gaan. In stedenblouwkundig opzicht is het ensemble met de bejaardenwoningen aan de Tulpkade en de woning hoofd van de school op hoek Kerkstraat/Tulpstraat herkenbaar binnen de buurt door plattegrond en inrichting met groen. Ook in groter verband is er sprake van een ensemblewaarde met overige naoorlogse scholen in Wormerveer, die alle zijn gebouwd tussen 1950 en 1960, maar die ook elk een eigen vormgeving en functie hebben. De school, of eigenlijk het gehele ensemble van bejaardenwoningen, directeurswoning en school, vertellen het verhaal van de wederopbouwperiode in Wormerveer en representeren de landelijke gedachten over naoorlogse wijken en scholen.

Ook in architectuurhistorisch opzicht is er sprake van een waardevolle stuatie. Dit komt tot uitdrukking in de massa en de massaopbouw. De opzet van de school (haakvorm, iets ongelijk) lange gangen met lokalen is van waarde. Dit type komt verder niet voor in de inventarisatie van Zaans erfgoed en is dus op gemeentelijk niveau zeldzaam. Het materiaalgebruik is karakteristiek (granito, stalen ramen). In de massaopbouw zijn de speelse bouwvolumes met verschillende hoogten (lijnenspel) van belang. Het interieur van de school is niet meegenomen in het onderzoek. Bij naoorlogse scholen bestaat echter een grote kans op aanwezigheid van naoorlogse wandkunst, gemaakt met de 1%-regeling van destijds en meestal door regionale kunstenaars. Mocht dat aanwezig zijn dan geldt hiervoor een zorgvuldige omgang. Uit informatie van de initiatiefnemers blijkt dat er geen naoorlogse wandkunst in het gebouw aanwezig is.

De bejaardenwoningen zijn van mindere architectuurhistorische waarde, maar wel van groot belang als onderdeel van het ensemble. De bejaardenwoningen en de directeurswoning zijn op hoofdvorm gaaf, maar hebben wijzigingen ondergaan.

Op basis van bovenstaande analyse dient ernaar te worden gestreefd de herkenbaarheid van het ensemble van de school, woningen en woning van de hoofd (onderlinge relatie) en de herkenbaarheid van dit type school, de hoofdvorm (haakvorm met open binnenplein en dichtere omranding met beplanting), te behouden. Ook de groene omgeving school in vorm van gazonstroken, lage beplanting en enkele solitairen dient te worden gehandhaafd.

In de architectuur dient de karakteristieke architectuurstijl met verschillende bouwvolumes en hoogten (horizontaal en verticaal lijnenspel) zichtbaar te blijven. Dit geldt eveneens voor het karakteristieke materiaalgebruik (granito, stalen ramen) en wanneer aanwezig (monumentale) wandkunst.

Bij elke bebouwing is sprake van een bepaalde ruimte voor wijzigingen die gedaan kunnen worden zonder dat de karakteristiek van die bebouwing onaanvaardbaar aangetast worden. Bij sommige objecten is die ruimte heel klein; er is dan geen of nauwelijks transformatieruimte. Soms is die ruimte groter. In dit geval is nieuwe bebouwing op het terrein mogelijk, maar mag de openheid van het binnenterrein niet worden aangetast. Voor nieuwbouw dienen de randen van het peceel opgezocht te worden. Vanwege de gave hoofdvorm is er weinig ruimte voor aanpassen aan plattegrond school met aan-, uit,- of opbouwen.

Het groen in de directe omgeving kan worden gewijzigd, maar het open karakter dient behouden te worden. Gazon en lage beplanting zijn mogelijk, maar hoge schuttingen, hekwerken, muren en dergelijke zijn ongewenst.

In het bouwplan is de herkenbaarheid van het ensemble van de school, woningen en woning van de hoofd (onderlinge relatie) behouden. Er wordt binnen de footprint van gebouwen getransformeerd en op de voormalige lokatie van de gymzaal. De herkenbaarheid van dit schooltype (haakvorm met open binnenplein en dichtere omranding met beplanting) blijft behouden. Ook de karakteristieke architectuurstijl met verschillende bouwvolumes en hoogten (horizontaal en verticaal lijnenspel) blijft herkenbaar. In de school worden de van oudsher aanwezige karakteristieke materialen zoveel mogelijk behouden.

  1. 1. Erfgoed Zaanstad, Cultuurhistorische Verkenning Floraschool Tulpstraat 18 Wormerveer, Zaanstad, november 2019

4.1.2 Archeologie

Het Verdrag van Malta regelt de omgang met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland ondertekende dit verdrag van de Raad voor Europa in 1992. Aanleiding voor dit verdrag was dat het Europese archeologische erfgoed in toenemende mate bedreigd werd. Niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening.

In de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden, worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Derhalve is een Archeologisch bureauonderzoek2 uitgevoerd. Het betreft een archeologische locatie van hoge waarde, zoals aangeduid op de Provinciale en Gemeentelijk Cultuurhistorische Waardenkaart. Volgens het gemeentelijk archeologiebeleid geldt er binnen het plangebied bij ingrepen dieper dan 50cm -mv een archeologische onderzoeksplicht.

Uit het bureauonderzoek is naar voren gekomen dat archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd kunnen worden verwacht. Onbekend is echter of de bodemopbouw in het gebied intact is of verstoord door (sub)recente ingrepen.

Uit het daarna uitgevoerde Empaction

Empaction

booronderzoek is gebleken dat de ondergrond binnen het plangebied tot minstens 2 meter beneden maaiveld volledig is verstoord. Op deze diepte bevindt zich een pakket van niet-geoxideerd veen. De bovenste 2 meter is opgebouwd uit meerdere lagen van mogelijk industrieel afval en ophooglagen. Geadviseerd wordt om verder geen archeologisch vervolgonderzoek te doen. De gemeente Zaanstad heeft dat advies overgenomen.

Het is altijd mogelijk dat tijdens grondwerkzaamheden onverwacht archeologische vondsten aan het licht komen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van de grondwerkzaamheden te wijzen op de plicht zogenoemde toevalsvondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Deze melding dient behalve bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) tevens plaats te vinden bij de gemeente Zaanstad.

  1. 2. Buro de Brug, Archeologisch Bureau- en booronderzoek Tulpstraat school Wormerveer, B14-192, definitief, Amsterdam, 19 juni 2014

4.2 Stedenbouwkundige / Landschappelijke Uitgangspunten

In het ontwerp wordt het schoolgebouw gebruikt om woningen in te realiseren. In de zuidoosthoek van het plangebied wordt een nieuw gebouw toegevoegd. De binnentuin zal gemeenschappelijk worden gebruikt en onderhouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0006.jpg"

Afbeelding 5: Bestaande en toekomstige situatie.

De woningen worden binnen de bestaande muren van de Floraschool, een karakteristiek vormgegeven schoolgebouw uit 1954, gebouwd. Het bestaande u-vormige schoolgebouw wordt gehandhaafd. Er zal wel een optopping worden gerealiseerd en een pergola aan de pleinzijde met begroeiing om woningen in de zomer koel te houden . De toekomstige bewoners hebben als lid van de de vereniging Eco aan de Zaan afspraken gemaakt over de omvang van de 11 koopwoningen. Deze koopwoningen krijgen hierdoor een verschillende omvang. De woningen in de noordvleugel krijgen hun voordeur aan de buitenzijde. In een strook van 2 meter wordt een zogenaamde Delftse stoep3 aangelegd. Hier kunnen de bewoners bijvoorbeeld een bankje of bloempotten plaatsen.

Ongeveer op de plaats van de gesloopte gymzaal zal een appartementengebouw met 7 sociale huurappartementen en 5 middenhuurappartementen worden gerealiseerd. Dit gebouw voegt zich in de orthogonale structuur van de wijk en zal een compositie met bestaande schoolgebouw vormen. Doordat het appartementengebouw ter plaatse van de voormalige gymzaal wordt gebouwd en door de herkenbare architectonische eenheid met het bestaande schoolgebouw, wordt de ruimtelijke structuur hersteld.

  1. 3. In de vijftiende en zestiende eeuw was de stoep vaak privé-eigendom. De gegoede burgerij in de steden lieten bij hun woning een stukje stoep aanleggen als bufferzone tussen privé en de openbare weg. Het stadsleven - met rijtuigen - moest niet te dicht langs de gevel plaatsvinden. De gemeente Delft vond ver-volgens als eerste gemeente dat er beleid moest komen om wildgroei tegen te gaan en stelde regels op waar een stoep voortaan aan moest voldoen.

4.3 Wonen

Het plan bestaat uit de realisatie van 23 woningen, waarvan 12 huurwoningen. Van deze woningen vallen 7 woningen in de categorie sociale huurwoningen (30%), waarmee wordt voldaan aan het woonbeleid dat uitgaat van minimaal 30% sociale huur als norm. Voor de 12 huurwoningen van circa 50 m² wordt een nieuw gebouw aan het perceel toegevoegd van 3 bouwlagen. Ten behoeve van de 11 grondgebonden koopwoningen van 38-132 m² wordt op het bestaande schoolgebouw een laag toegevoegd.

Het schoolplein behoudt het open karakter zonder bebouwing en wordt vergroend. De bestaande bomen blijven, indien de vitaliteit voldoende is, behouden. Indien bomen niet behouden kunnen blijven worden deze verplant of gecompenseerd.


afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0007.jpg"

Afbeelding 6: Tuinimpressie.

De zichtbare achterkanten (schuttingen) worden met groen verzacht, zodat deze achterkanten niet domineren bij de inrit/ingang.

4.4 Groen En Openbare Ruimte

Het groen in de directe omgeving van de school wordt opgeschoond. Daarvoor geldt behoud van de 'wederopbouw' karakteristieken van het groen: open, gazons met eventueel wat lage beplanting, bij voorkeur geen hoge schuttingen, hekwerken, muren. In overleg met omwonenden aan de Tulpkade is toegezegd dat er met het oog op hun privacy wel hoger opgaande beplanting als visuele afscherming zal worden ingeplant. Het binnenterrein is niet openbaar.

4.5 Verkeer, Vervoer En Parkeren

4.5.1 Algemeen

Het plangebied ligt aan de Tulpstraat, vlak naast de Zaan in Wormerveer-Noord. Wormerveer Noord ligt tussen twee provinciale wegen, het bedrijventerrein Noorderveld en de Zaan in. De Tulpstraat grenst aan de Kerkstraat. Dit is voor Wormerveer-Noord de ontsluitingsweg richting de provinciale weg en de A8. Het plangebied is onderdeel van een 30-kilometer/uur gebied. De verkeersstructuur in het plangebied blijft als gevolg van de planontwikkeling grotendeels ongewijzigd. De woningen worden ontsloten via een inrit naar de Tulpstraat.

Eén van de wensen is ook een duurzamer mobiliteitsconcept met minder nadruk op de privé auto. De beoogde groep bewoners hebben een mobiliteitspatroon wat uitgaat van een hoger fiets en openbaar vervoer gebruik dan gemiddeld. De gemeente Zaanstad zoekt naar mogelijkheden om een mobiliteitstransitie op gang te brengen. Daarvoor heeft zij een Mobilteitsplan Noord opgesteld, met ambities en projecten om onder andere deelmobiliteit te faciliteren en stimuleren.

4.5.2 Huidige netwerken

De Tulpstraat ligt in het centrum van Wormerveer. Vanaf deze locatie is het makkelijk om te voet of met de fiets naar het station, de supermarkt en het dichtstbijzijnde park (Noordsterpark) te gaan. Te voet en met de fiets ben je ook snel bij het Wormer- en Jisperveld, het dichtstbijzijnde recreatiegebied.

Op 4 minuten loopafstand van de projectlocatie bevindt zich een buurtwinkelcentrum in de Marktstraat met onder andere een supermarkt. Daar zijn ook andere (niet-dagelijkse) voorzieningen. Een kinderopvang, twee basisscholen (De Pionier en Toermalijn) en een buurtcentrum zijn ook te voet bereikbaar. Langs het Noordeinde en de Zaanweg bevinden zich meerdere voorzieningen waaronder restaurants en speciaalzaken. In de 'Zaanbocht', op 5 minuten lopen, is een centrumgebied met restaurants en bankjes langs de Zaan.

De voorzieningen in de directe omgeving van de planlocatie zijn zodanig dat in zowel de dagelijkse levensbehoefte als de niet-dagelijks levensbehoefte wordt voorzien.

Op een loopafstand van 850 meter van de locatie bevindt zich NS-station Wormerveer. Van dit station vertrekt vier keer per uur een sprinter richting Zaandam/Amsterdam en vier keer per uur richting Uitgeest. Naast het plangebied stopt bus 69, welke twee keer per uur richting Krommenie en het Kalf vertrekt.

Op 15 minuten loopafstand (1,1 kilometer) ligt het Wormer- en Jisperveld. In deze groene omgeving kan worden gerecreëerd, gefietst en gewandeld. Qua recreatieverbindingen wordt daar ook de connectie met de ten oosten gelegen Beemster gemaakt.

4.5.3 Openbaar vervoer

Het plangebied ligt in de nabijheid van het centrum van Wormerveer. De toekomstige bewoners van het plangebied kunnen gebruik maken van de bestaande openbaarvervoervoorzieningen.

Aan de Kerkstraat nabij het plangebied is de bushalte aanwezig van lijn 69 (Assendelft Station- Zaandam Voorsterbeek) en op ongeveer 1 kilometer van het plangebied ligt station Wormerveer.

4.5.4 Auto

Uit de ASVV2021 blijkt dat rijwoningen in sterk stedelijk gebied in de centrumschil 6,4 tot 7,2 autobewegingen per woning per etmaal genereren. Voor goedkope appartementen is die verkeersaantrekkende werking 3,9-4,7 autobewegingen per woning. Wanneer uitgegaan wordt van het gemiddelde betekent dit voor de 23 woningen 126,4 (11*6,8+12*4,3) autobewegingen per etmaal. Bij een spitsuurintensiteit van 10% betekent dit 12,6 auto's op het drukste uur van de dag, of te wel één auto per ongeveer 5 minuten.

Op het perceel is in de huidige situatie echter een basisschool worden gevestigd met 7 lokalen. Voor basisscholen is de ASVV2021 geen verkeersaantrekkende werking opgenomen. Daarom is van dezelfde uitgangspunten uitgegaan als voor parkeren. Hieruit blijkt dat de normatieve verkeersaantrekkende werking van de basisschool 152,7 autobewegingen per etmaal bedraagt. Per saldo neemt de verkeersaantrekkende werking derhalve af. Op basis van het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat er door de woningbouwontwikkeling geen onaanvaardbare toename van de verkeersintensiteit op de Tulpstraat ontstaat.

De benodigde parkeerplaatsen voor bewoners worden allemaal in het plangebied gerealiseerd. Parkeren voor bezoekers is openbaar toegankelijk. Voor de planontwikkeling is de parkeerbehoefte berekend op basis van de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Wormerveer wordt daarin gekenschetst als 'sterk stedelijk B'. Op basis van de geldende parkeernormen zijn er voor de planontwikkeling 22 parkeerplaatsen nodig, waarvan 7 voor bezoekers. Op eigen terrein worden 13 parkeerplaatsen aangelegd. Derhalve wordt niet voldaan aan de parkeernormering.

Categorie Aantal Norm Parkeervraag
Duur (> 130 m² GBO) 1 1,5 1,5
Midden (95 m²-130 m² GBO) 5 1,3 6,5
Goedkoop (65-95 m² GBO) 3 0,9 2,7
Starterswoning (< 65 m² GBO) 2 0,8 1,6
Appartement (< 65 m² GBO) 12 0,8 9,6
21,9

Afbeelding 7: Parkeerbehoefte.

De parkeernormen die in dit gebied gelden staan in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze parkeernormen resulteren in een parkeereis. Deze parkeereis heeft betrekking op het minimale aantal parkeerplaatsen dat de initiatiefnemer dient aan te leggen op eigen terrein.

Parkeerplaatsen

Bij de parkeernormen horen bezoekersplaatsen die altijd openbaar toegankelijk dienen te zijn. Deze bezoekersplekken mogen achter een hek met een intercom zijn.

Parkeren op eigen terrein

Bij dit initiatief kan de parkeerbehoefte niet volledig op eigen terrein worden gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein zijn 13 parkeerplaatsen.

Oud voor nieuw

Bij dit initiatief kan de regeling 'oud voor nieuw' niet worden toegepast, omdat de aanwezigheidspercentage voor de functie wonen en de functie basisschool niet met elkaar overeenkomen. Het gebruik van de bestaande parkeerplaatsen is hierdoor niet inwisselbaar. Bestaande parkeerplaatsen die komen te vervallen moeten worden gecompenseerd.

Deelautogebruik

De initiatiefnemers hebben in het kader van hun duurzaamheidsambities aangegeven het autogebruik tot een minimum te willen beperken en hebben geen eigen auto's. De initatiefnemers zullen gebruik te gaan maken van ongeveer 7 (eigen) deelauto's, waardoor de behoefte voor het bewonersparkeren omlaag wordt gebracht.

In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is hiervoor geen uitzondering opgenomen. In de 'Memo lijst met voorwaarden voor een autoparkeergarage en een fietsparkeergarage bij woningcomplexen', 2021 zijn hiervoor aanvullende afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Maatwerk is bespreekbaar en moet onderbouwd worden voorgelegd aan het college van Burgemeester en Wethouders. De initiatiefnemers hebben een Memo parkeren4 vervaardigd waarin wordt onderbouwd waarom bij de realisatie van Ecohof kan worden volstaan met de aanleg van 13 parkeerplaatsen.

De gemeente hanteert de onderstaande richtlijnen voor maatwerk.1 deelauto vervangt 5 reguliere auto's (en daarmee 4 plaatsen uit de parkeerbehoefte). Buiten gereguleerd gebied is het risico dat bij aanschaf van meer auto's de parkeerdruk op de omgeving wordt afgewenteld. Daarom is in de parkeernota slechts voor 10% van de parkeerplekken deze mogelijkheid geboden. Bij één deelauto betekent dit een vermindering van 4 parkeerplaatsen. Wanneer 3 deelauto's zouden worden ingezet wordt de parkeerbehoefte met 12 parkeerplaatsen gereduceerd en zouden er nog 10 (21,9-12) parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. Door de inzet van 7 deelauto's volstaat het aantal parkeerplaatsen derhalve.

Tot slot hebben de initiatiefnemers het voornemen minimaal 20% van de parkeerplaatsen met een laadpaal voor elektrisch laden met een aansluitwaarde van minimaal 24 kW te realiseren. Indien uitsluitend elektrische auto's gebruikt zullen worden dan dienen meer parkeerplaatsen ingericht te worden voor elektrisch laden.

Afwijken

Resumerend zijn normatief 22 parkeerplaatsen nodig voor de ontwikkeling. Met de realisatie van 13 parkeerplaatsen op eigen terrein wordt niet voldaan aan de parkeereis.

Het college is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, die nadrukkelijk niet meegewogen zijn in het onderhavige parkeerbeleid, af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota. Er kan aanleiding zijn om bij het bepalen van de situatie of de aanwezigheid van parkeerders met een specifieke situatie rekening te houden. Hiervoor levert de aanvrager/ontwikkelaar dan een onderbouwing aan. Hierin is aandacht voor een goede leefomgeving of ruimtelijke ordening, zoals dat ook het geval is in het omgevings-/bestemmingsplan.

  1. 4. Gert van Weert, Memo Parkeren Ecohof, Wormerveer, Oktober 2023

4.5.5 Fiets

In Wormerveer wordt ingezet op het versterken van de fietsstructuur. De nieuwe structuur wordt bereikt door het verbeteren van bestaande fietsroutes langs de Padlaan en de Veerbrug. In het mobiliteitsplan staat ook de wens om de fietsverbinding langs de Zaan voor de fietser aantrekkelijker te maken. Ook het realiseren van nieuwe verbindingen, zoals een nieuwe brug voor fietsverkeer over de Nauernasche Vaart.

Fietsparkeren

Om fietsers de ruimte te geven moeten voldoende fietsparkeerplekken op het terrein van Ecohof beschikbaar zijn. Met de aannames over fietsparkeernormen op basis van het gemeentebeleid is een benadering gedaan voor het aantal fietsparkeerplekken. In totaal zijn er 60 plekken voor bewoners benodigd en 10 voor bezoekers.

2* ((95+130)/2) /25= 9

9 * ((65+95/2) /25 = 28,8

12 * 2 = 22

59,8 fietsparkeerplekken (excl bezoekers)

Verwacht wordt dat de bewoners meer fietsen en meer buitenmodel fietsen hebben zoals bakfietsen en speedpedelecs. Het parkeerbeleid kan worden aangepast in speciale situaties, bijvoorbeeld om extra fietsgebruik te faciliteren en als er in de ontwikkeling sprake is van specifieke kenmerken van de doelgroep. Omdat er een hoger fietsgebruik en andere type fietsen wordt verwacht, zijn de eisen aan de omvang en kwaliteit van de stalling hoger dan in de parkeernota vanuit gegaan is. Door het toevoegen van kwaliteitseisen, zoals oplaadmogelijkheden, is een grote gemeenschappelijke ruimte meer geschikt dan voor ieder huis een afgesloten berging.

4.6 Water

Algemeen

Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

Het plangebied ligt in de polder Westzaan. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is de waterbeheerder in de polder Westzaan.

Waterhuishouding

Door de planontwikkeling neemt het verhard oppervlak in het plangebied af, omdat het huidige schoolplein wordt ingericht als (moes)tuin. Bovendien wordt in die tuin vanaf de bestaande sloot langs de oostgrens van het plangebied water het plangebied ingetrokken.

Riolering

Binnen het plan is geen sprake is van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild regenwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het regenwater kan dus als schoon worden beschouwd en zal gedeeltelijk als grijs water worden gebruikt om onder meer de toiletten mee door te spoelen en voor het overige deel worden geïnfiltreerd in het groen ter plaatse van het huidige schoolplein. Bij die infiltratie van regenwater in de bodem moet worden voldaan aan de geldende waterkwaliteitseisen. Infiltratie in de bodem mag niet leiden tot overlast door peilstijgingen van grond- en oppervlaktewater. Ook mag infiltratie van regenwater in bodem of het lozen van regenwater op oppervlaktewater niet leiden tot vervuiling.

Er is samen met HHNK een gesprek over de wens van de vereniging Eco aan de Zaan om hun afvalwater op een alternatieve manier op eigen terrein te verwerken. Omdat het voornemen is via een helofytenfilter te lozen op het oppervlaktewater, moet eerst HHNK akkoord kunnen gaan met de alternatieve vorm van sanitatie. HHNK is bevoegd gezag daarvoor. Dit proces loopt gelijktijdig aan de bestemmingsplanprocedure.

Conclusie

Tijdens de vervaardiging van de watertoets heeft overleg plaatsgehad met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en heeft de gemeente enkele aspecten aangegeven ten aanzien van riolering. De ingebrachte opmerkingen door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de gemeente worden gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure nader uitgewerkt. Voor zaken waarover nog geen duidelijkheid is, kan worden vermeld dat deze in goed overleg met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de gemeente worden uitgewerkt.

4.7 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt het bestemmingsplan.

Met ingang van 1 juli 2017 is een wijziging van het Bro in werking getreden met betrekking tot de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze wijziging betekent dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Beoordeling

Het voorliggende bestemmingsplan is gesitueerd binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied valt binnen het Regionaal Actieprogramma voor de Stadsregio Amsterdam. Door de toenemende woningbehoefte in de Stadsregio Amsterdam is de druk op de woningmarkt in Zaanstad groot. Het ruimtelijk verzorgingsgebied voor dit plan zijn de subregio's Zaanstreek-Waterland en Amsterdam. Dit is het gebiedsniveau waarop we de kwantitatieve behoefte bepalen. Het plan ligt binnen Bestaand Stedelijk Gebied. In het ruimtelijk verzorgingsgebied is sprake van een kwantitatieve additionele behoefte van 55.770 woningen voor de periode 2019-2029. Dit blijkt uit een confrontatie van de provinciale woningbehoefteprognose met het harde planaanbod:

  • de additionele woningvraag in het verzorgingsgebied bedraagt 55.770 woningen;
  • het harde planaanbod in het verzorgingsgebied bedraagt circa 50.230 woningen;
  • de resterende behoefte die hieruit voortvloeit is circa 5.540 woningen;
  • het bouwplan omvat 23 woningen, en is derhalve minder woningen dan de resterende behoefte, namelijk 5.540 woningen.

Kortom, bovenstaand bouwplan voorziet in een kwantitatieve behoefte.

Dit blijkt ook uit Bijlage 1, Hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op het gemeentelijke (woon)beleid, waarin is aangegeven dat er een grote vraag naar woningen bestaat. Zaanstad heeft als gemeente een opgave om een deel van de regionale behoefte op te vangen. De woonvisie en de bijbehorende uitvoeringsagenda (zie Bijlage 1, Hoofdstuk 5, paragraaf 5.1en 5.2) gaan uit van een jaarlijkse bouwproductie van 1.000 woningen. Woningbouw in het project Ecohof zal invulling geven aan deze taakstelling. Daarmee is stap 1 doorlopen. De locatie ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. De woningbouw in het plangebied past daarmee binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.8 Afweging Naar Aanleiding Van Het Milieueffect

Het in de voorgaande paragrafen beschreven onderzoek naar milieuaspecten geeft aan dat belangrijke nadelige milieugevolgen, als gevolg van de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen, zijn uitgesloten. In dit kader is een Aanmeldnotitie m.e.r.5 vervaardigd waarin deze conclusie wordt bevestigd.

  1. 5. buRO- bureau voor ruimtelijke ordening en advies, Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling Ontwerpbestemmingsplan Ecohof Wormerveer: afweging naar aanleiding van het milieueffect, Amersfoort, 13 november 2023

4.9 Duurzaamheid

De ambities voor Ecohof gaan verder dan de wettelijke vereisten op het gebied van duurzaamheid, circulariteit en klimaatadaptatie. In samenwerking met de TU Delft heeft Ecohof verschillende maatregelen op effectiviteit laten toetsen. Na realisatie van het project wordt een jaar lang gemeten of de maatregelen de theoretische effectiviteit in praktijk ook waarmaken.

Energie is een cruciaal onderdeel in het verduurzamen van de stedelijke leefomgeving. De documenten 'MRA basisveiligheidsniveau Klimaatbestendige-nieuwbouw-3.0' en het 'Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026' zijn documenten die kaderstellend zijn voor ontwikkelingen in Zaanstad. Er wordt in dit project buitengewoon veel aandacht geschonken aan energie, uitgaande van de principes van de Trias Energetica. Dit is een driestappenstrategie om een energiezuinig ontwerp te maken. De volgende maatregelen worden getroffen in het kader van duurzaamheid en energie:

  • alle gebouwen, oud en nieuw worden koudenbruggen vrij ontworpen en uitgevoerd;
  • alle gebouwen worden energieneutraal ontworpen en uitgevoerd;
  • er wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van niet duurzame installaties;
  • Rc-waardes zijn minimaal 6,5 m² K/W voor wanden en daken en 5 m² K/W voor begane grondvloeren.
  • U-waardes van ramen en deuren zijn minimaal 0,8 W/m² K;
  • alle gebruikte energie wordt ook opgewekt;
  • er wordt gekeken naar diverse manieren van energieopwekking;
  • er wordt gekeken naar diverse andere manieren (gedrag, gebruik van apparaten) om de energievraag te verminderen;
  • er wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van eigen auto's;
  • in de meeste gevallen zal er gebruik gemaakt worden van elektrische deelauto's of openbaar vervoer;
  • de batterijen van de elektrische auto's kunnen worden ingezet als elektriciteitsopslag;
  • pas als het helemaal niet anders kan wordt gebruik gemaakt van gewone eigen personenauto's.

De bovenstaande maatregelen gaan verder dan het Zaanse beleid op dit moment afdwingt. Bij de vergunningsaanvraag toetst Zaanstad of de aanvraag voldoet aan de BENG-normen, die lager zijn (Rc 3,7 voor de vloer, Rc 4,7 voor de gevel en 6,3 voor het dak). Randvoorwaarde: Voor nieuwbouw geldt dat alle gebouwen sinds 1 januari 2021 moeten voldoen aan de BENG (Bijna Energie Neutrale Gebouwen). De transformatie van het schoolgebouw wordt gezien als nieuwbouw in het kader van de BENG.

Natuurinclusief bouwen is uitgangspunt van de planontwikkeling en zal bij de verdere planuitwerking nader worden ingevuld.

4.10 Klimaatadaptatie

Het klimaat is in verandering. Een gestage opwarming van de aarde leidt tot veranderingen in temperatuur, wind en waterkringloop. De gevolgen van deze veranderingen worden steeds zichtbaarder. Perioden van droogte worden afgewisseld met perioden van langdurige neerslag. Kortstondige buien (piekbuien) nemen in aantal en intensiteit toe. Watertekorten en wateroverlast wisselen elkaar af. Het voorbereiden van Nederland op de gevolgen van klimaatverandering wordt zo een steeds groter en belangrijker onderdeel van de ruimtelijke ordening. Het aanpassen van de leefomgeving op de gevolgen van klimaatverandering wordt ook wel ‘klimaatadaptatie’ genoemd. Klimaatadaptatie is een verzamelnaam voor diverse ruimtelijke ingrepen die het realiseren van een klimaatbestendige leefomgeving voor mens en dier tot doel hebben. Klimaatadaptatie vormt daarmee een belangrijk uitgangspunt in de transformatie van stad en land.

In het ontwerp zijn de relevante klimaatadaptatiethema's wateroverlast, hitte en droogte benoemd en ook toegelicht hoe deze in het plan worden ingepast. Zaanstad hanteert voor de onderstaande thema's de volgende uitgangspunten:

  • wateroverlast: hevige neerslag (1/100 jaar, 70 mm in een uur) zorgt niet voor schade in en aan gebouwen, infrastructuur en voorzieningen;
  • hitte: tijdens hitte biedt de gebouwde omgeving een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving;
  • droogte: bij langdurige droogte (potentieel maximaal neerslagtekort 300 mm, eens per 10 jaar) wordt schade aan bebouwing, wegen, groen en vitale en kwetsbare functies voorkomen;
  • aanvullend vanuit Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026: 30% boomkroonbedekking – met de daarvoor benodigde ruimtereservering op en onder maaiveld – op koele verblijfplekken en koele routes. Voor de overige openbare ruimte 20% boomkroonbedekking.

Voor Ecohof is een Klimaatstresstest6 vervaardigd, waarin de relevante klimaatproblemen in kaart zijn gebracht en het ontwerp stelt een reeks klimaat adaptieve maatregelen voor gericht op de vier thema's: wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen.

Maatregelen tegen hitte

De woningen maken gebruik van een gezamenlijke binnentuin om onder andere voedsel te verbouwen. Omdat die binnentuin op de plaats van het huidige schoolplein wordt aangelegd, neemt het verhard oppervlak af. Dit draagt niet alleen bij aan een verruiming van de infiltratie van regenwater, maar zorgt ook voor een afname van de hittestress. Verder wordt er met natuurlijke zonneschermen gewerkt in de vorm van schuine pergola's met begroeiing om woningen in de zomer koel te houden. In de winter, als de zon laag staat, verliest de begroeiing haar bladeren waardoor de woningen door de zon worden opgewarmd. Ook wordt regenwater in de natte periode opgevangen om in de droge periode te kunnen worden ingezet voor irrigatie.

In het ontwerp wordt ervan uitgegaan dat 80% van de zuidgeoriënteerde gevels en 80% van de schoolplein wordt voorzien van vegetatie. Voor de gevels wordt een pergola met staaldraad gebouwd. De beplanting kan in eerste instantie bladverliezend zijn, waardoor deze in de zomer als een 'levende airco' fungeert en in de winter de zon doorlaat, zodat de woningen van de zonnewarmte kunnen profiteren. Echter de opwarming is iedere jaar hoger, het is daarom ook denkbaar dat een aantal jaar verder de beplanting het hele jaar door warmte werend dient te werken en wordt vervangen door bijvoorbeeld hedera, die ook in de winter haar bladeren behoudt.

Uit berekening blijkt dat deze maatregelen leiden tot een lokale verkoeling van de omgevingslucht met circa 8° C, en met circa 20° van de oppervlakte temperaturen op de topmomenten van de hittedagen, ten opzichte van de lucht- en oppervlaktetemperaturen in de omgeving. Dit koelende effect zal ook in een verzwakte mate voelbaar zijn in de ruimte rondom het projectgebied. Omdat de gevels aan de westkant slechts laat in de middag door de zon bereikt worden en aan de noordkant helemaal niet, is ervan uitgegaan dat er vanaf deze twee gevels geen warmte aan de omringende lucht wordt toegevoegd.

Water en Droogte

De oplossing voor het droogteprobleem is verweven met de oplossing voor wateroverlast. Daarom worden deze twee aspecten hier als een samenhangend beschreven. Uit een kaart over wateroverlast blijkt dat Ecohof en haar omgeving gevoelig is voor wateroverlast tijdens hevige buien. Bij zo'n hevige bui kan het water tot aan de drempel van het gebouw komen.

In de huidige situatie alle regenwater naar de riolering geleid of naar de nabijgelegen sloot. Regenwater kan tijdens droogte echter ook goed gebruikt worden. Daarom is naar een oplossing gezocht, waarbij alle regenwater in het plangebied kan worden benut. De totale oppervlakte van de Ecohof is 3.595 m². Dat komt neer tijdens buien van 70 mm op circa 252 m³ water en tijdens een bui van 140 mm op circa 503 m³. Rekenend met een jaarlijks gemiddeld neerslagtekort zou het totaal opgeslagen water neerkomen op circa 1.078 m³. Volgens de berekeningen van de locatie is er 238 m³ water nodig voor 20 dagen om tijdens droogte de bewatering van beplanting te kunnen verzekeren.

Door 80% vergroening van de tuin is er voldoende infiltratieoppervlakte om de ondergrond van de nodige hoeveelheid water te voorzien. Met deze waterinfiltratie kan in grote mate voor de koeling van de omgeving door de toegepaste vegetatie gezorgd worden. Er blijft voor het opvangen en opslaan van regenwater een oppervlakte van circa 800 m² van de daken. Om voldoende water te verzamelen, dat ook in droogteperiodes bewatering voor de vegetatie kan verzorgen, is het alle regenwater nodig, dat op deze verharde oppervlakte valt. Hiervoor wordt onder de terrassen een totaal van circa 153 m³ wateropslag gerealiseerd, in waterzakken. In het geval dat er meer regen valt dan er opgeslagen kan worden, wordt het water alsnog naar de sloot geleid, die als overloop wordt gebruikt. Voor het verwerken van overtollig water worden ook wadi's in de groenstroken buiten het complex aan de Tulpstraat en Tulpkade aangelegd.

Voor de toekomst, als de droogte periodes langer worden dan de huidige 20 dagen, is deze hoeveelheid opslag niet voldoende. Daarvoor zou gedacht kunnen worden aan ondergrondse opslag (niet in de grondwater, maar in zelf gevormde waterbellen in zandlagen). Hiervoor dient dan een grotere oppervlakte bij het systeem betrokken te worden dan de huidige oppervlakte van de Ecohof.

Overstromingen

Dankzij de ligging en de grootte en aard van het plangebied zijn er geen mogelijkheden om grote overstromingen tegen te gaan. Wel is het mogelijk om de eventuele directe effecten van een overstroming te voorkomen. Het peil van de locatie is -0,1 m NAP. Het peil van het complex ligt op 30cm boven maaiveld en derhave op +0,2 m NAP.

Conclusie

Uit de klimaatstresstest blijkt dat in het ontwerp van Ecohof passende maatregelen voorgesteld om klimaateffecten, volgens de kennis van nu, in voldoende mate te verminderen.

  1. 6. Eva Stache, Klimaatstresstest Ecohof Noorderveer, Zaandam, 9 november 2023

4.11 Externe Veiligheid

Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen.

Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0008.jpg"

Afbeelding 8: Fragment risicokaart.

Conclusie

Uit het oogpunt van externe veiligheid is er geen belemmering voor de realisatie van het plangebied.

4.12 Geluid

In de Wet geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrie. De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een (spoor)weg en rondom een industrieterrein waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.

In het algemeen geldt dat in een bestemmingsplan alleen aandacht aan geluid besteed moet worden voor zover de uitvoering van de Wet geluidhinder dat vereist (artikel 3.3.1 Bro). In het plangebied is uitsluitend sprake van wegverkeerslawaai, omdat er geen spoorwegen of gezoneerde industrieterreinen in de nabijheid liggen.

Wegverkeer

Volgens artikel 77 van de Wet geluidhinder is het nodig akoestisch onderzoek te verrichten naar (nieuwe) woningen die in een geluidszone vallen. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van:

  • woonerven;
  • 30 km/uur-gebieden.

De breedte van de geluidszone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Kerkstraat en het Noordeinde. In verband hiermee dienen de woningen op deze locatie getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. De gemeente Zaanstad heeft de geluidsbelasting vanwege het wegverkeerlawaai berekend door middel van de Standaard Rekenmethode 2 met behulp van het programma Geomilieu, versie 4.30. Als input voor de verkeersintensiteiten is het Zaanse verkeersmodel Proza, versie 5.0.2 gebruikt. Uit de berekeningen blijkt dat de ongecorrigeerde gecumuleerde geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai ter plaatse van het plangebied maximaal 48 dB is. Derhalve wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai niet overschreden. Hierdoor is er voor wat geluid betreft sprake van een goed woon- en leefklimaat in het CPO-initiatief Ecohof.

4.13 Luchtkwaliteit

4.13.1 Huidige luchtkwaliteit

Uit de atlas voor de leefomgeving (peiljaar 2020, bron: www.atlasleefomgeving.nl) blijkt dat de achtergrondconcentratie stikstofdioxide (15,0 microgram per m³) en fijn stof (18,3 microgram per m³) zich beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 microgram per m³ bevinden. De concentratie zeer fijn stof (9,3 microgram per m³) bevindt zich beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 20 microgram per m³. In het plangebied worden de grenswaarden derhalve niet overschreden.

4.13.2 Invloed planontwikkeling op luchtkwaliteit

In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (minder dan 1.500 woningen of 100.000 m² kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.

Omdat er in het plangebied het aantal woningen met 23 toeneemt, kan worden geconcludeerd dat uit het oogpunt van het 'Wet luchtkwaliteit' er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.

Conclusie

Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.14 Geur

Op 14 jul 2016 is door de raad van de gemeente Zaanstad het 'Zaans geurbeleid 2016' vastgesteld. In Zaanstad heeft de combinatie van wonen en werken tot gevolg dat de geuremissies van bedrijven kunnen leiden tot geurhinder.

Doel van het geurbeleid is de geurhinder in Zaanstad te verminderen waardoor de kwaliteit van de leefomgeving verbetert en Zaanstad voor huidige en toekomstige bewoners prettiger is om te wonen. De bedrijven passen door geurreductie beter in de woonomgeving, waardoor de Zaanse identiteit met een sterke menging van wonen en werken behouden blijft. Door het terugdringen van geurcontouren ontstaan meer mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het geurbeleid biedt duidelijke kaders voor milieuvoorschriften bij bedrijven en de toetsing van woningbouw en andere geurgevoelige functies.

Geurhinder veroorzakende bedrijven

Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en eventuele geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van het plangebied (zie afbeelding 9). In de omgeving van het plangebied zijn Forbo linoleumfabriek en de cacaoverwerkende bedrijven Cargill Wormer en Olam Wormer gevestigd. Het plangebied ligt alleen binnen de richtafstand van Cargill Wormer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0009.jpg"

Afbeelding 9: Geurcontouren individuele bedrijven.

Bedrijf SBI code (2008) Locatie Afstand tot locatie Richtafstand geur
(gemengd gebied)
Klachten bekend Geur-rapport aanwezig Relevantie
voor het plangebied
Olam Wormer / Olam Cacoa 10821.1
Verwerking cacaobonen: p.o. > 2.000 m²
Veerdijk 18, Wormer 1100 m 300 m Nee Nee Nee
Cargill Wormer 10821.1
Verwerking cacaobonen: p.o. > 2.000 m²
Veerdijk 82, Wormer 210 m 300 m Nee Ja Nee
Forbo Flooring Vervaardiging linoleum
Industrieweg 12, Assendelft 1300 m Niet bekend Nee ja Nee

Afbeelding 10: Richtafstanden.

VoorCargill Wormer is een geurstudie opgesteld voor een plan in Noordeinde en is de vergunde geurbelasting berekend. Uit deze studie blijkt dat het plangebied net niet binnen de H=-1 contour van Cargill ligt, waardoor wordt voldaan aan de streefwaarde.

Op basis van de vergunde geurcontouren van Olam Wormer kan worden geconcludeerd dat de geurbelasting ter plaatse van het bouwplan tussen de 2 en 2,5 OUE/m3 ligt. Omdat de hedonische waarde voor woningen van H=-1 voor cacaoverwerkende industrie 4 OUE/m3 is, is de hedonisch gewogen geurbelasting lager dan H=-1 en wordt er ter plaatse van het bouwplan voor wat Olam Wormer betreft voldaan aan de basiskwaliteit voor geur.

Ook voor wat betreft Forbo ligt het plangebied ver buiten de geurcontouren. De huidige en de vergunde geursituatie bij Forbo voldoen niet aan het provinciale en gemeentelijke beleid. Aan Forbo zal gevraagd worden om de geurhinder (op termijn) te verminderen. De toekomstige situatie zal dan ook beter zijn dan de huidige situatie. Met het oog op Forbo is geur daarom geen belemmering voor deze ontwikkeling.


afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0010.jpg"

Afbeelding 11: Geurcontouren Cargill Wormer op basis van de vergunde situatie.

Geur is daarmee geen belemmering voor deze ontwikkeling. Geconcludeerd kan worden dat op de ontwikkellocatie ten aanzien van het aspect geur sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Streefkwaliteit voor geurbelasting voor deze ontwikkeling

Voor woningen is de streefkwaliteit een concentratie horend bij H=-1, voor continue bronnen (98-percentiel) en 2 x H=-1 voor discontinue bronnen (99,5-percentiel). Aan deze voorwaarde wordt ter plaatse van het plangebied voldaan.

Om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen is in het geurbeleid opgenomen dat standaard geurgevoelige objecten niet binnen meer dan twee H=-1 contouren mogen staan. Staan standaard geurgevoelige objecten binnen meer dan twee H=-1 contouren dan is de geurimmissie ontoelaatbaar omdat in dat geval deze veelvuldig geurbelast zullen zijn door verschillende bedrijven. Uit het onderzoek blijkt dat de standaard geurgevoelige objecten niet binnen een H=-1 contouren van een geurveroorzakend bedrijf ligt. Er wordt daarmee voldaan aan de randvoorwaarde dat de locatie niet binnen meer dan twee H=-1 –contouren mag liggen. Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een ontoelaatbare cumulatie.

Het Zaans geurbeleid 2016 geeft ook een randvoorwaarde voor de geurbelasting op een minst geurgevoelig object als de geurbelasting niet voldoet aan de streefkwaliteit. Het betreft hier echter het realiseren van een standaard geurgevoelige object. Deze randvoorwaarde is daarom niet op deze ontwikkeling van toepassing.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat er voor wat geur betreft ter plaatse van de ontwikkellocatie sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Geur vormt geen belemmering voor het realiseren van het CPO-initiatief Ecohof.

4.15 Bodem

In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) is bepaald dat in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek moeten worden verricht naar de milieu hygiënische bodemgesteldheid in een plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.

In het plangebied is daarom bodemonderzoek verricht conform NEN 5740. Dit bestaat uit twee afzonderlijke onderzoeken Bodemonderzoek 17 en Bodemonderzoek 28.

Locatie gymzaal e.o.

Het eerste bodemonderzoek heeft betrekking op het zuidoostelijk deel van het plangebied. Dit onderzoek is uitgevoerd met de hypothese 'verdacht'. Uit het onderzoek blijkt dat de zintuiglijk schone boven- en ondergrond zand niet is verontreinigd met de geanalyseerde parameters. De zintuiglijk sintelhoudende, baksteenhoudende ondergrond zand is licht verontreinigd met kwik, lood, minerale olie en PAK. De zintuiglijk schone ondergrond veen is licht verontreinigd met kwik en lood. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en xylenen.

In het samengestelde mengmonster van de puin-/baksteenhoudende ondergrond is analytisch geen asbest aangetoond.

Bij toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet de aanwezige sintellaag aan de eisen voor samenstelling- en emissie en is derhalve toepasbaar. De aangetoonde verontreinigingen met zware metalen, PAK en minerale olie kunnen vermoedelijk gerelateerd worden aan de aangetroffen zintuiglijke bodemvreemde bijmengingen.

Gezien de aangetoonde verontreinigingen wordt de hypothese 'verdacht' bevestigd.

Overig deel plangebied

Ook voor het onderzoek voor het overig deel van het plangebied is uitgegaan van de hypothese 'verdacht'. Uit dit onderzoek blijkt dat de zintuiglijk schone bovengrond niet verontreinigd is met de geanalyseerde parameters. De zintuiglijk schone ondergrond zand is licht verontreinigd met minerale olie. De zintuiglijk schone ondergrond veen is licht verontreinigd met kwik, lood, zink, minerale olie en PAK. De zintuiglijk sintelhoudende ondergrond zand ter plaatse van één boring is licht verontreinigd met kobalt, koper, kwik en nikkel. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en naftaleen.

De aangetoonde verontreinigingen met zware metalen, PAK en minerale olie kunnen vermoedelijk gerelateerd worden aan de aangetroffen zintuiglijke bijmengingen en/of verhoogde achtergrondwaarden. Gezien de tijdens het veldwerk aangetroffen sintellagen zintuiglijk overeen komen met de waarnemingen die in het voorgaand bodemonderzoek zijn gedaan (Kwinfra BV, 11 februari 2019) wordt aangenomen dat deze dezelfde milieuhygiënische kwaliteit hebben (altijd toepasbaar). Derhalve is in onderhavig onderzoek afgezien van de analyse van de sintels om de verwerkingsmogelijkheden te bepalen en worden de resultaten uit het voorgaande onderzoek als representatief beschouwd voor alle sintellagen ter plaatse van de school en het schoolplein. Gezien de aangetoonde verontreinigingen wordt de hypothese 'verdacht' bevestigd.

Conclusie

De onderzoeksresultaten geven een representatief beeld van de milieuhygiënische bodemkwaliteit en mede gezien de aangetoonde mate van verontreiniging is er geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek. De onderzoeksresultaten van het bodemonderzoek vormen geen belemmering voor de afgifte van een omgevingsvergunning.

  1. 7. Kwinfra BV, Rapport verkennend bodemonderzoek (incl. asbest) Tulpstraat 18 te Wormerveer, Definitief 18167-RAP-01, Alkmaar, 11 februari 2019
  2. 8. Kwinfra BV, Rapport verkennend bodemonderzoek Tulpstraat 18 te Wormerveer, Definitief 19095-RAP-01, Alkmaar, 2 juli 2019

4.16 Natuur

Per 1 januari 2017 is de Flora- en faunawet samen met de Boswet en Natuurbeschermingswet vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Onder de Wet natuurbescherming vervallen de voormalige tabellen 1, 2 en 3 (Flora- en faunawet) waarin de beschermde soorten zijn opgenomen. Tevens zijn er circa 200 soorten niet langer beschermd en worden enkele bedreigde soorten toegevoegd. De soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kunnen voor de soorten die zijn opgenomen in het 'beschermingsregime andere soorten' vrijstellingsbesluit nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten. In verband met de planontwikkeling is Ecologisch onderzoek9 uitgevoerd.

Gebiedsbescherming

De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de gebieden en de beoogde situatie is van externe werking door geluid, licht of trilliing op omliggende Natura 2000-gebieden naar verwachting geen sprake.

De Natura 2000-gebieden Polder Westzaan, Wormer- en Jisperveld&Kalverpolder en Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld&Twiske zijn de meest nabijgelegen gebieden die gevoelig zijn voor vermesting/verzuring door stikstofdepositie. Derhalve is een Stikstofonderzoek10 uitgevoerd. De berekeningen zijn uitgevoerd met het programma Aerius Calculator versie 2022.2. Voor de aanlegfase is 2023 en voor de gebruiksfase is het rekenjaar 2025 aangehouden conform de planning van de Ecohof. Uit de Aeriusberekeningen blijkt dat er geen stikstofdeposities zijn hoger dan 0,00 mol per hectare per jaar voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase. Daardoor is er geen sprake van significant negatieve effecten op de omliggende Natura 2000-gebieden en daardoor vormt de stikstofdepositie geen belemmering voor de vaststelling van het herontwikkelingsplan voor Tulpstraat 18.

Op de planlocatie zijn geen houtopstanden aanwezig waarvoor bij kap een melding- of vergunningplicht geldt in het kader van de Wet natuurbescherming. De werkzaamheden leiden niet tot aantasting van beschermde gebieden.

Soortenbescherming

Het plangebied biedt potentiële beschermde functies voor de huismus, kleine marterachtigen en vleermuizen. In de bebouwing kunnen nestlocaties van de huismus of verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen zoals de gewone dwergvleermuis, laatvlieger of ruige dwergvleermuis aanwezig zijn. In een boomholte in een boom in het projectgebied kan een verblijfplaats van boombewonende vleermuissoorten aanwezig zijn zoals de ruige dwergvleermuis of rosse vleermuis. In de groenstructuren in het projectgebied zijn mogelijk verblijfplaatsen van kleine marterachtigen zoals de bunzing, hermelijn en de wezel aanwezig.

Gelet hierop is Nader onderzoek huismus, kleine marterachtigen en vleermuizen11 naar nestlocaties van de huismus en verblijfplaatsen van vleermuizen en kleine marterachtigen uitgevoerd. Tijdens dat nader onderzoek is binnen het plangebied een kraamverblijfplaats en een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis waargenomen. De kraamverblijfplaats bevindt zich in het oostelijk deel van de bebouwing van het plangebied, het baltsterritorium bevindt zich nabij de locatie van de kraamverblijfplaats op het noordelijk deel van het voormalig schoolplein. In het plangebied is een vliegroute van de laatvlieger over het plein vastgesteld. Er is hierbij geen binding met lijnvormige elementen in het plangebied vastgesteld. Het grasveld en de omliggende groenstructuren in het noordelijk deel van het projectgebied zijn een essentieel foerageergebied voor de laatvlieger en de gewone dwergvleermuis. Als gevolg van de werkzaamheden gaan de kraamverblijfplaats en het baltsterritorium/ de paarverblijfplaats verloren en kunnen vleermuizen verstoord of gedood worden. Hiermee worden de verbodsbepalingen in artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming overtreden. Het is noodzakelijk een ontheffing van de Wet natuurbescherming aan te vragen voor verbodsbepalingen uit artikel 3.5. Aan een ontheffing kunnen bepaalde voorwaarden verbonden zijn, zoals het treffen van mitigerende maatregelen. Deze zullen door een deskundig ecoloog moeten worden uitgewerkt in een activiteitenplan en ecologisch werkprotocol.


In de struiken aan de gevel van het plangebied en nabij het projectgebied zijn foeragerende en roepende individuen van de huismus waargenomen. De kersenbomen langs de Tulpstraat worden sporadisch door de huismus gebruikt. In de omgeving zijn voldoende alternatieven voor de huismus aanwezig, derhalve worden deze elementen als niet essentieel leefgebied beschouwd. De achtertuinen van de woningen in de directe omgeving van het plangebied kunnen als essentieel leefgebied beschouwd worden.


Er dienen maatregelen te worden getroffen om het doden en of verstoren van (algemene) amfibieën, broedvogels en zoogdieren te voorkomen. Deze maatregelen zullen worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol. Daarnaast moeten de werkzaamheden gemeld worden bij de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord, omdat er gebruik wordt gemaakt van de provinciale vrijstelling.

Zorgplicht

Tijdens de werkzaamheden moet voorzichtig worden gehandeld met alle voorkomende flora en fauna (Zorgplicht). Wanneer ondanks zorgvuldig handelen, onderzoek en advies schade lijkt te ontstaan voor beschermde flora en fauna, dient direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige. Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) gefaseerd verwijderen om bodembewonende dieren de kans te bieden in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten. Ook dieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, wordt gelegenheid te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden. De planlocatie dient tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur minimaal verlicht te worden en hierbij een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toe te passen (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts richten, toepassen geconvergeerde lichtbundel) en de werkzaamheden in de periode april-oktober tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes).

Conclusie

Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient nader onderzoek te worden uitgevoerd naar huismussen, vleermuizen en kleine marterachtigen. Mogelijk dient ten behoeve van de omgevingsvergunning een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd. Dit staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.

  1. 9. Adviesbureau E.C.O. Logisch B.V., Quickscan Ecohof Noorderveer Tulpstraat 18 Wormerveer, Conceptrap-port, ESNA2201, Leimuiden, 1 juni 2022
  2. 10. Boom, Rapportage: stikstofdepositie Ecohof, Delft, 22 augustus 2023
  3. 11. Adviesbureau E.C.O. Logisch B.V., Natuuronderzoek Ecohof Noorderveer Wormerveer Huismus, kleine marterachtigen en vleermuizen, ESVW2301, Leimuiden, 31 oktober 2023

4.17 Gezondheid

Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven. Een goede gezondheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Wanneer iemand zich gezond voelt is deze persoon gelukkiger, actiever, zelfverzekerder, productiever en beter in staat om te participeren in de maatschappij. Met werk, studie of als vrijwilliger, in de wijk en in de stad, op eigen niveau en naar eigen kunnen.

De ambitie is dat Zaankanters zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes kunnen maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het streven is dat Zaanstad in 2040 minstens net zo gezond is als het gemiddelde van vergelijkbare grote stedelijke gemeenten (G40-gemeenten). Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.

Naast leefstijl en sociale omgeving heeft de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu en de openbare ruimte, ook veel invloed op gezondheid. Een gezonde en groene omgeving heeft een beschermende invloed tegen milieufactoren, bijvoorbeeld als het gaat om luchtkwaliteit en fijnstof.

Daarom zet Zaanstad onder meer in op een gezonde fysieke omgeving door:

  • een goede toegang tot voorzieningen (zoals scholen, winkels of een buurthuis) en openbaar vervoer voor iedereen te bieden;
  • Zaankanters uit te nodigen tot een gezonde leefstijl zoals wandelen, fietsen, spelen, ontspannen, eten of elkaar ontmoeten;
  • schoon en veilig te zijn; en
  • toegankelijk te zijn voor alle gebruikers zoals ouderen, kinderen en gehandicapten.

Conclusie

Het plan zorgt voor een combinatie van stedelijk wonen met groene buitenruimte. Het plangebied ligt in de nabijheid van voorzieningen. De woningen hebben een gemeenschappelijke buitenruimte, die toegankelijk is voor alle bewoners. Behalve parkeerplaatsen voor auto's, voorziet het plan ook in fietsparkeerplaatsen. Kortom, dit plan past goed binnen de Zaanse gezondheidsambities.

4.18 Bedrijven En Milieuzonering

Algemeen

In planologische procedures waarin de vestiging van woningen in de nabijheid van bedrijven mogelijk wordt gemaakt, moet rekening worden gehouden met ruimtelijk relevante milieuhygiënische aspecten van die bedrijven. In het bestemmingsplan staat het begrip "een goede ruimtelijke ordening" centraal. Ook het milieubeleid beoogt handhaving en bevordering van een goede kwaliteit van het leefmilieu. Om dit te realiseren wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen en heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen: "zware" bedrijven zullen verder van gevoelige bestemmingen worden gesitueerd dan "lichte" bedrijven.

Milieuzonering heeft met name betrekking op milieuaspecten die een ruimtelijke dimensie hebben, te weten geur, stof, geluid en gevaar. Een belangrijk hulpmiddel om hiermee rekening te houden is de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. In deze brochure is een omvangrijke lijst van bedrijven opgenomen, waarin per bedrijf voor een aantal aspecten de mate van ruimtelijk relevante hinderlijkheid is weergegeven. Voor dit bestemmingsplan zijn de richtafstandenlijst en omgevingstypen belangrijkste bouwstenen van milieuzonering:

  • richtafstandenlijst
    In de richtafstandenlijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. De categorie 1 staat voor de laagste potentiële milieubelastingen en de categorie 6 staat voor de hoogste potentiële milieubelasting. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. Bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten (zoals productie, opslag, kantoren, parkeerterreinen) kunnen deze deelactiviteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie.
  • omgevingstype
    Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is onder meer afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Wanneer sprake is van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven of voorzieningen aanwezig die van invloed zijn op het woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de planontwikkeling.

4.19 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

Beoordeling

Zaanstad heeft de grond inclusief opstal aan Ecohof 'as is, where is' verkocht. Dat betekent dat Ecohof de grond afneemt inclusief opstal zoals het er bijstaat op het moment van ondertekenen van de koopovereenkomst. Op het moment dat de ontwikkeling plaatsvindt is de grond in eigendom van Ecohof. Dat betekent onder andere dat Ecohof verantwoordelijk is voor het bouw- en woonrijp maken van de grond.

Met de CPO is op 14 maart 2022 een koopontwikkelovereenkomst gesloten, waarin de vergoeding van de kosten is geregeld van de ambtelijke uren, de vervaardiging van het (ontwerp)bestemmingsplan en alle bijbehorende onderzoeken én de daaruit voortvloeiende werkzaamheden en maatregelen. Ook is in deze overeenkomst geregeld dat eventuele planschade wordt vergoed door de CPO. Het kostenverhaal is hiermee verzekerd. Er hoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Op grond van deze gegevens kan de financiële uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate gewaarborgd worden geacht.

De kosten zijn hierdoor anderszins verzekerd. Derhalve zal geen exploitatieplan worden vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Overleg Met Overheden En Diensten

Ten behoeve van het vaststellen van het omgevingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.

5.1.1 Wettelijke overlegpartners

Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen –wettelijke overlegpartners– in een vroeg stadium om een reactie te vragen over het toen nog af te ronden ontwerpbestemmingsplan is de gemeente Zaanstad gesprekken gestart.

Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht om in overleg te treden met de besturen van bestuursorganen die betrokken en belanghebbend zijn bij een nieuw bestemmingsplan. Deze verplichting is beperkt tot bestuursorganen.

Daarnaast zijn ook, in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestemmingsplan (artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht), enkele andere organisaties en partijen die bijzondere betrokkenheid hebben bij dit plangebied om advies gevraagd.

Het (voor)ontwerpbestemmingsplan is om advies toegezonden aan:

  1. 1. Provincie Noord-Holland
  2. 2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  3. 3. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
  4. 4. Brandweer Zaanstreek-Waterland
  5. 5. GGD Zaanstreek-Waterland

De Veiligheidsregio Zaanstreek heeft per e-mail opmerkingen gemaakt over de bereikbaarheid en over de bluswatervoorziening.

  • Bereikbaarheid
    De locatie is van twee zijden te bereiken. De afstand tussen een brandweervoertuig en de woningtoegang cq entree appartementengebouw mag 40 meter respectievelijk 10 meter bedragen. Dit is nog niet te toetsen. Daarvoor is er een duidelijkere plattegrond op schaal nodig. Deze zal waarschijnlijk bij de stukken zitten van de aanvraag omgevingsvergunning bouwen. In de huidige situatie lijkt er een pad te liggen naar de toekomstige appartementen op de plek van de voormalige gymzaal. Of deze geschikt is om er met brandweervoertuigen over te rijden kan de veiligheidsregio niet beoordelen. Geadviseerd wordt om de bereikbaarheid naar de woningen (met name de toekomstige appartementen) te borgen door een weg/pad mogelijk te maken in de bestemmingsplanregels.
    Binnen de bestemming "Groen" is het mogelijk om een pad te maken dat bij calamiteiten door de brandweer kan worden gebruikt.
  • Bluswatervoorziening
    In het plangebied is geen bluswatervoorziening aanwezig. In de omgeving bevinden zich wel brandkranen; deze liggen te ver weg. De maximale afstand tussen een brandweervoertuig en bluswatervoorziening bedraagt 15 meter. Geadviseerd wordt met het team Risicobeheersing van de veiligheidsregio in overleg te gaan bij de te verlenen omgevingsvergunning om te zorgen voor een goede bereikbaarheid en bluswatervoorziening. In de memo "Toetsingscriteria bluswatervoorziening en bluswater" zijn de belangrijkste toetsingscriteria opgenomen. De veiligheidsregio hanteert hiervoor de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid van Brandweer Nederland.
    Bij het verlenen van de omgevingsvergunning zal overleg worden gevoerd met de Veiligheidsregio.

Daarnaast heeft de GGD Zaanstreek-Waterland een reactie per e-mail toegezonden. De adviezen van de GGD zijn onderverdeeld in algemene en specifieke adviezen:

  • Algemene adviezen
    • In het plan wordt gezondheid als apart hoofdstuk behandeld (4.17) waarin ook een link wordt gelegd met de Zaanse visie op gezondheid. De fysieke leefomgeving biedt mogelijk meer dan de benoemde aanknopingspunten om gezondheid te bevorderen. De GGD verwijst daarbij naar haar website voor wat betreft het bevorderen van een gezonde leefomgeving.
      Op de website van de GGD staan veel aspecten die een algemeen karakter hebben. Veel van die aspecten hebben raakvlakken met de onderhavige ontwikkeling van Ecohof Wormerveer. Juist de toekomstige bewoners van dit initiatief streven ernaar bewust te leven, zuinig om te gaan met natuurlijke hulpbronnen, met minder belasting voor de aarde. Dit komt onder meer tot uitdrukking doordat is gekozen voor een locatie binnen het bestaand stedelijk gebied op korte afstand van voorzieningen, waardoor men voor veel verplaatsingen zal kiezen voor lopen en/of fietsen. Doordat de aanwezigheid van openbaar vervoer in de directe omgeving zal bijvoorbeeld ook het autogebruik door de toekomstige bewoners tot een minimum beperkt worden. De tuin zal worden ingericht als moestuin, zodat de bewoners op dit gebied voor een deel zelfvoorzienend zijn. Die groene inrichting draagt bovendien bij aan het verminderen van hittestress. Daarnaast zijn er nog veel meer onderdelen van de planvorming die een bijdrage leveren aan een gezonde leefomgeving voor de toekomstige bewoners.
    • Zaanstad heeft een Omgevingsvisie geformuleerd. De GGD vindt dit niet terug in het beleidskader. Mogelijk wordt dit elders toegevoegd, zo niet, dan adviseert de GGD dit toe te voegen.
      De Omgevingsvisie Zaanstad was ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan Ecohof Wormerveer nog niet vastgesteld. Nieuw beleid wordt pas in een toelichting van een bestemmingsplan samengevat, nadat hierover politieke besluitvorming heeft plaatsgevonden. Daarbij is de datum waarop het ontwerpbestemmingsplan ter visie wordt gelegd bepalend. Nu is nog de StructuurvisieZichtbaar Zaans van toepassing. Daarnaar wordt verwezen in de beleidskaders in Bijlage1 van de toelichting van het bestemmingsplan.
    • Gezondheid is een van de 7 thema's in de Omgevingsvisie van Zaanstad. De GGD adviseert om, conform de ambities geformuleerd in de Omgevingsvisie, de diverse onderwerpen onder alle ambities ook vanuit het perspectief gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming te benaderen.
      Zie de beantwoording van het vorige punt. In een bestemmingsplan kunnen overigens alleen aspecten worden vertaald die een ruimtelijk relevante component hebben. Een omgevingsplan, zoals dat op grond van de Omgevingswet kan worden vervaardigd, biedt veel meer mogelijkheden om gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming te implementeren in nieuwe ontwikkelingen.
    • Er zijn verschillende raakvlakken tussen de thema's van de Omgevingsvisie en de ambities voor het ontwikkelplan Ecohof op het gebied van duurzaamheid. De GGD adviseert om 'gezondheid' toe te voegen aan het toetsingskader en te relateren aan de andere items.
      Zoals bij de beantwoording van bovenstaande opmerkingen is aangegeven, kunnen in een bestemmingsplan alleen ruimtelijk relevante aspecten worden meegenomen in de besluitvorming. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan kan 'gezondheid' niet als afzonderlijk toetsingskader worden gehanteerd. Dat betekent overigens niet dat 'gezondheid' geen rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. De sectorale milieuwetgeving, die de basis vormt voor de onderzoeken naar milieuaspecten, is gericht op een gezonde leefomgeving.
  • Specifieke adviezen
    • Het ontwikkelplan van Ecohof staat in het teken van duurzaamheid. De GGD onderstreept het belang van duurzame planontwikkeling maar wil tegelijkertijd erop attenderen dat duurzaam niet automatisch ook gezondheid bevorderend is. Het is belangrijk om alle plannen ook te toetsen aan gezondheidsaspecten. Zo is, bij voorbeeld, belangrijk dat goed geïsoleerde woningen ook goed geventileerd kunnen worden en voldoende verkoeling kunnen bieden bij warm weer.
      Ventilatie-eisen zijn geen onderdeel van een bestemmingsplan, maar van het Besluit Bouwwerken leefomgeving (artikel 4.122 Bbl). Ten behoeve van de planontwikkeling is een klimaatstresstest uitgevoerd waarin uitgebreid wordt ingegaan op het aspect verkoeling.
    • Ook in het teken van duurzaamheid, is het plan wellicht een mooie kans om eisen te stellen aan toekomstige bewoners omtrent houtstook. Zo kunnen er vanaf de start duidelijke afspraken worden gemaakt over het aanleggen van/ gebruik van een open haard, BBQ etc.
      In het kader van een bestemmingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten worden geregeld. Het gebruik van open haarden en BBQ's behoort daar niet toe. Overigens ligt het niet voor de hand dat, gelet op de duurzame ambities van de toekomstige bewoners, (veel) gebruik zal worden gemaakt van houtkachels of BBQ's.
    • In het plan lezen wij dat er een gezamenlijke moestuin wordt gerealiseerd (op de locatie van de voormalige gymzaal). Bodemonderzoek heeft daar- en elders in het plangebied- bodemverontreiniging aangetoond. Dit soort bodemverontreiniging is niet uniek en komt op vele plaatsen voor in de regio. De conclusie uit het plan is “De onderzoeksresultaten geven een representatief beeld van de milieuhygiënische bodemkwaliteit en mede gezien de aangetoonde mate van verontreiniging is er geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek. De onderzoeksresultaten van het bodemonderzoek vormen geen belemmering voor de afgifte van een omgevingsvergunning.” De GGD vraagt zich af of daarbij getoetst is op de scenario moestuin en de consumptie van zelf gekweekte gewassen. Vanuit de GGD wordt geadviseerd om- uit voorzorg- schone aarde te gebruiken bij het kweken van groene en fruit.
      Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor wonen. Uiteraard is het aan te bevelen om bij een moestuin schone aarde te gebruiken. Ook dit betreft een uitvoeringsaspect dat niet in een bestemmingsplan geregeld kan worden.

Van de overige overlegpartners is geen vooroverlegreactie ontvangen.

5.1.2 Belanghebbenden

Vanaf de start van de planontwikkeling zijn omwonenden geïnformeerd en betrokken bij de planvorming door persoonlijke benadering. Die relatie is gedurende het gehele planproces van enkele jaren onderhouden. In 2022 is nog een informatieavond georganiseerd. Er worden nog steeds persoonlijke gesprekken met de omwonenden gevoerd. Op 11 oktober 2023 is nog een informatieavond voor omwonenden georganiseerd.

Een Participatieverslag12 van de tot nog toe doorlopen participatie is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

  1. 12. Vereniging Eco aan de Zaan, Ecohof Noorderveer en Participatie, Wormerveer, 26 november 2023

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegen van 7 december 2023 tot en met 17 januari 2024 . Gedurende bovengenoemde periode van inzage heeft iedereen, naar keuze mondeling of schriftelijk, zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan kenbaar kunnen maken. Van die mogelijkheid heeft één omwonende gebruik gemaakt. De zienswijze is hieronder weergegeven en ook in een separate Nota van zienswijzen13 samengevat en beantwoord.

De indiener van de zienswijze geeft aan dat hij zich op één punt na helemaal in het plan kan vinden. Dat punt is namelijk de positionering van het nieuw te bouwen appartementencomplex, op de plek van de voormalige en inmiddels gesloopte gymzaal. Vanaf de balkons van dit nieuwe appartementencomplex zou er zicht zijn op een kamer en tuin van hun woning, aldus de indiener. De voorgestelde beplanting biedt volgens hem geen soelaas. Meneer ziet graag dat het appartementencomplex enige graden gedraaid wordt, waardoor er meer zicht op de gezamenlijke binnentuin van Ecohof komt in plaats van zijn woning.

Er zijn meerdere redenen voor de gemeente Zaanstad om het appartementengebouw niet schuin te positioneren. Eén daarvan is de openheid naar de woningen aan de zuidkant van het gebouw. De inrichtingsmogelijkheden aan de zuidkant worden ook beperkter door de schuine positie, bijvoorbeeld voor groen en parkeerplekken. Ook de oriëntatie van het gebouw moet noord-zuid zijn zodat het goed past in de orthogonale structuur van de wijk. Tot slot werkt een schuine positie van het gebouw mogelijk verrommeling in de hand: er zou hierdoor een aparte ruimte in de zuidoosthoek ontstaan.
In aanvulling daarop kan nog het volgende worden opgemerkt. Bij herontwikkelingen in een bestaande stedelijke omgeving wordt gestreefd naar een balans tussen een optimaal woningbouwprogramma en een zorgvuldige inpassing van het nieuwe bouwplan tussen de bestaande bebouwing. Het is daarbij vaak moeilijk om te vermijden dat de woonsituatie van omwonenden verandert als gevolg van de realisatie van het bouwplan. De afstand tussen het appartementengebouw en de achtertuin van reclamant bedraagt ruim 13 meter, terwijl de afstand tot de achtergevel van zijn woning ruim 26 meter bedraagt. Bovendien zijn in de zuidgevel van het appartementengebouw maar beperkt ramen aanwezig. Dit zijn bovendien ramen van slaapkamers, in het algemeen ruimtes waar niet permanent bewoners naar buiten kijken. Er is dan ook geen direct zicht vanuit de woonkamer van de appartementen op de woning van reclamant. Gelet hierop wordt de privacy van reclamant niet in onevenredige mate geschaad.

De zienswijze heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

  1. 13. Gemeente Zaanstad, Nota van zienswijzen, bestemmingsplan Ecohof Wormerveer, Zaandam, 21 maart 2024

5.3 Ambtshalve Wijzigingen

Tevens is een aantal ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd. Deze zijn eveneens verwoord in de nota van zienswijzen (na de beantwoording van de zienswijzen). De ambtshalve wijzigingen bestaan voornamelijk uit tekstuele wijzigingen. Daarnaast is in artikel 8 een lid 8.2 toegevoegd met een afwijkingsbevoegdheid om te kunnen afwijken van de parkeernormen. Daardoor is het oorspronkelijke lid 8.2 'Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen' vernummerd naar lid 8.3.

Een nadere uitleg hiervan is terug te vinden in de besluitstukken rondom de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Ecohof Wormerveer' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301). Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd 0479-22-P01).

Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  2. 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  3. 3. Algemene regels
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  4. 4. Overgangs- en slotregels
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichtingis in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.

6.2 Begrippen En Wijze Van Meten

Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

6.3 Bestemmingen

Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt').

Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 9.2. In de bestemmingsomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 9.2.

Voorrangsregelinggebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Algemene bouwregels en Algemene gebruiksregels. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

6.4 Groen

Bestemming Groen (artikel 3)

Gebouwen

De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningvrije bouwen van nutsvoorzieningen. De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan reeds is toegestaan op grond van het vergunningvrije bouwen. Het groen aan de zijde van de seniorenwoningen aan de Tulpkade is openbaar groen en heeft de bestemming "Groen".

6.5 Tuin

Bestemming Tuin (artikel 4)

De uitgeefbare gronden waar geen gebouwen worden gebouwd hebben de bestemming "Tuin". Een uitzondering hierop vormen één kas ten behoeve van het kweken van groenten, speeltoestellen en scootsafes, die onder bepaalde voorwaarden wel kunnen worden toegestaan. Voor het overige is het uit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst om het voormalige schoolplein te bebouwen. Ook de bouw van vergunningvrije bebouwing is in dit verband uitgesloten. In de nota van toelichting bij het besluit tot wijziging van onder meer het Bor van 4 september 2014 (Stb. 2014, 333, p. 43-45, hierna: de NvT II) is over vergunningvrije bouwwerken onder meer het volgende opgenomen: "Voorts wordt nog gewezen op de mogelijkheid om via het bestemmingsplan, uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, het vergunningvrij bebouwen van percelen met een bijzondere stedenbouwkundige of landschappelijke betekenis in te perken. (…) Ook is het mogelijk om gronden «mede» te bestemmen voor andere functies. Er geldt dan bijvoorbeeld voor het gehele perceel een bestemming woondoeleinden, maar door een zogenoemde dubbelbestemming te geven of door mede bepaalde waarden, functie- of gebiedsaanduidingen toe te kennen, kan tot uitdrukking worden gebracht dat percelen of perceelsgedeelten mede een ander planologisch doel dienen." De gronden met de bestemming "Tuin" worden daarom niet aangemerkt als erf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Daardoor is op gronden met deze bestemming geen vergunningvrije bebouwing toegestaan.

6.6 Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 5)

Hoofdgebruik
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is een specifieke variant van de hoofdbestemming Verkeer. Binnen deze bestemming is het accent gericht op verblijf. De inrit vanaf de Tulpstaat en de parkeerplaatsen hebben de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied". Binnen deze bestemming zijn ook groenvoorzieningen mogelijk. Door middel van aanduidingen is op twee plaatsen de bouw van een fietsenstalling voor de bewoners mogelijk gemaakt.

6.7 Wonen

Bestemming Wonen (artikel 6)

De uitgeefbare gronden waar gebouwen worden gebouwd hebben de bestemming "Wonen". De woningen mogen uitsluitend in het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Door middel van hoogte-aanduidingen is daarbinnen de goot- en bouwhoogte gemaximeerd.

Bestemmingsomschrijving (lid 6.1)
Hoofdgebruik
Binnen de bestemming Wonen is, zoals de naam doet vermoeden, wonen het hoofdgebruik. Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.

Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking is een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.

  • Tijdelijk verblijf (Short Stay)
    Tijdelijk verblijf, ook wel short stay genoemd, is een bijzondere vorm van logies. Het verblijf duurt langer dan een gebruikelijk hotelverblijf (tijdelijk verblijf hoeft niet per se in een hotel plaats te vinden), maar niet dermate lang dat er sprake is van een duurzaam verblijf. Omdat er geen sprake is van duurzaam verblijf, past deze verblijfsvorm niet binnen het hoofdgebruik wonen.
    In het bestemmingsplan is tijdelijk verblijf gedefinieerd als bewoning voor een periode van 7 nachten tot 6 maanden. Tijdelijk verblijf (en verblijf korter dan 7 nachten) valt binnen het hoofdgebruik horeca.
  • Kamerverhuur
    Bij kamerverhuur is er geen sprake van één gezamenlijk huishouden. Bij kamerverhuur bestaat er geen onderlinge verbondenheid; normaliter bestaat er geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. De kosten van het huishouden worden hoofdzakelijk individueel aan de verhuurder betaald, wellicht met uitzondering van schoonmaakartikelen en andere kleine uitgaven. Van een gezamenlijk huishouden is daarom geen sprake, wat maakt dat deze verblijfsvorm niet past binnen het hoofdgebruik wonen.
    Of binnen een woongebied een uitzondering wordt gemaakt om alsnog kamerverhuur toe te staan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De toename van de parkeerdruk en (geluid)overlast als gevolg van kamerverhuur maken dat deze verblijfsvorm niet rechtstreeks binnen alle woongebieden toegestaan kan worden. Indien kamerverhuur binnen een bepaald gebied wel aanvaardbaar wordt geacht ten aanzien van het woon- en leefklimaat, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Studentenhuisvesting
    Studentenhuisvesting past niet binnen het hoofdgebruik wonen. Veelal wordt studentenhuisvesting geregeld via kamerverhuur, waarover bovenstaand reeds is aangegeven waarom het niet geacht wordt te passen binnen het hoofdgebruik wonen.
    Ten aanzien van studentenhuisvesting weegt het tevens mee dat de Raad van State heeft bepaald dat 'alleenstaande studenten niet de intentie hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Zij hebben slechts de wens om gedurende de studietijd over huisvesting te beschikken en hebben normaliter geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. Gelet hierop kan deze vorm van samenwonen, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, niet op één lijn worden gesteld met bewoning van het pand door een gezin. […] Het betoog van [appellant sub 2] dat geen ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van het pand door een groep studenten en bewoning door een gezin, wordt evenmin gevolgd. De ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden groepen bewoners. (ECLI:NL:RVS:2012:BV3229 r.o. 2.5.1.)'

    Gelet op het bovenstaande is het niet wenselijk om studentenhuisvesting als hoofdregel toe te staan binnen alle woongebieden. Als studentenhuisvesting, al dan niet in combinatie met algemene kamerverhuur, aanvaardbaar wordt geacht in een woongebied, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband
    De definitie van één huishouden is niet beperkt tot een gezinsverband. Er zijn ook woonvormen denkbaar waarbij sprake is van een 'met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband'. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer meerdere vrienden als huisgenoten gezamenlijk een huis huren/kopen (en niet individuele kamers huren van een verhuurder) of wanneer twee alleenstaande moeders besluiten om een gezamenlijk huishouden in te richten om elkaar te ondersteunen. Er wordt dan een gezamenlijke huishoudpot bijhouden voor de gedeelde (woon)kosten. Zij hebben dan ook een verbondenheid die verder gaat dan enkel het gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte.
  • Zorgwonen
    Of de functie zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen past, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past het zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het mogelijk is om in de regels uitzonderingen op te nemen over bovenstaande verblijfsvormen. Indien deze uitzonderingen niet zijn opgenomen, dan is het bovenstaande van toepassing.

Bed & breakfast (lid 6.3.2)
Het gebruiken van een woning als bed & breakfast is alleen toegestaan in vormen waarin geen verkeersaantrekkende werking optreedt en het woonkarakter van de woning behouden blijft.

Concreet betekent dit dat er een maximum aan gasten en slaapvertrekken is opgenomen ter voorkoming van een verkeersaantrekkende werking. Daarnaast staan de regels niet toe om op de begane grond de bed & breakfast uit te voeren, is een maximum vloeroppervlak opgenomen en moet de bewoner de uitvoerder van de bed & breakfast zijn. Deze laatste eisen waarborgen dat het pand primair een woonkarakter behoudt.

Het is mogelijk om met de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid af te wijken van het maximum aantal gasten en slaapkamers indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De definitie van voldoende parkeergelegenheid wordt uitgelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (en latere wijzigingen daarvan). Indien een bed & breakfast meer dan 4 gasten tegelijkertijd ontvangt of wanneer er meer dan 2 slaapkamers verhuurd worden, dan moet tevens een exploitatievergunning voor bedrijfsmatige activiteiten worden aangevraagd.

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (lid 6.3.4)
De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang: als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Immers moet de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit inpasbaar zijn binnen een woongebied.

Met een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toe te staan die wel een verkeersaantrekkende werking hebben, maar alleen wanneer er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De overige voorwaarden aan het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis blijven gelden. De afwijkingsmogelijkheid ziet alleen op de verkeersaantrekkende werking.

Gastouderopvang aan huis (lid 6.3.5)
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. Gastouderopvang aan huis is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko). gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van beroeps- en bedrijfsmatige activiteitenaan huis. gastouderopvang aan huis is binnen deze bestemming rechtstreeks toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waarborgen dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft op de eerste plaats om in te wonen.

Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn wat betreft gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.

Gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Aangezien dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan per situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering uitsluitend geldt voor kleinschalige kinderopvang.

Tot slot blijft gelden dat een houder dient te voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

Specifieke bouwwerken (lid 6.2.3)
Ten aanzien van een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen in combinatie met de algemene bepalingen in lid 6.2.1 t/m 6.2.2. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling. Deze regels zijn opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad.

Ten behoeve van het realiseren van de pergola's met begroeiing om woningen in de zomer koel te houden en om de woningen in de winter door de zon worden op te warmen is een aanduiding op de verbeelding aangegeven. Ook voor de twee woningen waarbij een serre mag worden gebouwd, is dit door middel van een aanduiding aangegeven.

6.8 Anti-dubbeltelregel

Algemene regel - Anti-dubbeltelregel (lid 7)
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 7 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

6.9 Algemene Bouwregels

Algemene bouwregel - Parkeren (lid 8.1)
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).

Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (lid 8.3)

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.

Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).

6.10 Algemene Gebruiksregels

Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (lid 9.1)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.

Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.

Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (lid 9.2)
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.

Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.

  • Indien de woonbestemming 3 woningen omvat, dan kunnen hier een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar nooit zoveel dat het niet meer mogelijk is de woningen te realiseren. De woningen zijn het hoofdgebruik en moeten dat ook blijven.
  • Indien de woonbestemming een heel woongebied omvat, dan kunnen hier ook grotere parkeerpleinen gerealiseerd worden. Gerelateerd aan een schaal van een woongebied zijn parkeerpleinen immers ondergeschikt.

6.11 Algemene Afwijkingsregels

Algemene afwijkingen (lid 10.1)
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.

Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het gezag de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.

Afwijking verbod op woningsplitsing (lid 10.3)
De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op woningsplitsing. Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m² aan woonruimte overhouden.

6.12 Overgangs- En Slotregels

Overgangsregels (artikel 11)
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Slotregel (artikel 12)
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 1 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene Nationale Beleidskaders

1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. De NOVI vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI. Het gaat om het strategisch beleid, omdat de NOVI een visie is en de hoofdzaken bevat van het beleid voor de fysieke leefomgeving (artikel 3.2 Omgevingswet).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0011.png"

De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen Nederland staat, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke prioriteiten de Rijksoverheid stelt bij de inrichting van Nederland en hoe het Rijk keuzes maakt in de uitvoering daarvan. Keuzes die samenhangen met toekomstbeelden over de fysieke leefomgeving, maatschappelijke opgaven en bijbehorende economische perspectieven. Steeds duidelijker wordt dat de opgaven alleen goed aangepakt kunnen worden als dat in samenhang gebeurt, het ontwikkelpotentieel van heel Nederland optimaal wordt benut en gezorgd wordt voor een duurzame verbinding van alle delen van Nederland en met de landen om ons heen.

Het beleid in de leefomgeving is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. De NOVI geeft aan waar het Rijk zich op nationale schaal aan bindt, waar het regie voert richting medeoverheden of waar het juist aan de medeoverheden is om keuzes te maken. Provincies en (samenwerkende) gemeenten zullen in hun omgevingsvisies uiting geven aan hun eigen verantwoordelijkheid en keuzes in de fysieke leefomgeving.

Met de NOVI wordt in beeld gebracht waar kansen liggen. Kansen om de kwaliteit van onze leefomgeving te verbeteren. Kansen om sociale samenhang, gezondheid en economisch herstel te bevorderen en kansen om schone, veilige en duurzame technieken, die bijdragen aan de beoogde transitie naar een circulaire samenleving – stevig te verankeren in onze manier van leven en werken. Daartoe zijn 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel

3. Sterke en gezonde steden en regio's

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond. Ten behoeve van die afweging gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  • kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Beoordeling

Zowel vanuit de prioriteit dat er een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel is als vanuit die van sterke en gezonde steden en regio's is het van belang dat vrijkomende binnenstedelijke locaties doelmatig worden benut. In dit geval krijgt de schoollocatie een woonbestemming, waarbij de cultuurhistorische waardevolle elementen van de bestaande bebouwing in de nieuwbouw worden geïntegreerd.

Met de voorgestelde planontwikkeling houdt Ecohof in grote mate rekening met klimaatadaptatie. Dit project streeft naar energieneutraliteit. Er wordt ontworpen op basis van de Trias Energetica. De energievraag van het project wordt zo laag mogelijk gehouden. Daarmee past de ontwikkeling ook in de prioriteit ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

De planontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten van de NOVI.

1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.

Met ingang van 1 juli 2017 is een wijziging van het Bro in werking getreden met betrekking tot de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze wijziging betekent dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Beoordeling

In paragraaf 4.7 wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking beoordeeld.

1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.

Beoordeling

Onderhavige ontwikkeling heeft geen betrekking op deze nationale belangen en is daarmee niet in strijd met het Barro.

1.4 Omgevingswet

Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:

  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein;
  • de integratie van plannen en toetsingskaders;
  • het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte;
  • het doelmatig uitvoeren van onderzoek.

De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:

  • bestemmingsplan(nen);
  • algemene plaatselijke verordening(en);
  • bomenverordening;
  • monumentenverordening;
  • reclameverordening.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Najaar 2016 worden de reacties op de consultatierondes van de Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) die bij de Omgevingswet horen, beoordeeld en aangepast.

Hierna volgt nog de publicatie in het Staatsblad en wordt er invoeringsregelgeving gemaakt. Naar verwachting treedt de Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's in 2021 in werking.

Beoordeling

Het betreft een bestemmingsplan en dus is de Omgevingswet niet van toepassing.

Hoofdstuk 2 Algemene Regionale Beleidskaders

2.1 Omgevingsvisie Noord Holland 2050

Op 19 november 2018 hebben provinciale staten de "Omgevingsvisie NH2050" vastgesteld. Hierdoor is onder meer de Structuurvisie Noord-Holland 2040 ingetrokken.

De omgevingsvisie bevat een langetermijnvisie op alle aspecten die verband houden met de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie NH2050 is een aantal langetermijnambities vertaald naar een aantal generieke randvoorwaarden en principes over de leefomgevingskwaliteit in Noord-Holland en een vijftal bewegingen naar de toekomst toe.

De hoofdambitie is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit komt tot uiting in een prettige en gezonde leefomgeving en is een omgeving waar het goed wonen en werken is. Waar je zo min mogelijk wordt blootgesteld aan ongezonde en onveilige stoffen. Waar voldoende scholen, ziekenhuizen, sportcomplexen en andere voorzieningen zijn en waar voldoende lucht, licht en groen is. De provincie draagt bij aan de klimaatdoelstellingen van Nederland. Om dit te bereiken, moet in 2050 de Noord-Hollandse samenleving volledig klimaatneutraal zijn en de economie duurzaam ingericht. Innovatie is daarvoor een belangrijke motor en de provincie biedt ruimte aan de ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten. De grote woningbehoefte wordt voornamelijk binnenstedelijk opgelost en duurzaamheid van de totale woningvoorraad is daarbij uitgangspunt. Zeker in Noord-Holland, dat bijna aan alle kanten omgeven is door water, is het belangrijk beschermd te zijn tegen dat water. Daarnaast is bereikbaarheid een belangrijk thema. Noord-Hollanders moeten zoveel mogelijk de vrijheid hebben om hun eigen vervoerswijzen te kiezen. Of dit nu de auto, fiets of openbaar vervoer is. Ook hier is ruimte voor experiment en innovatie. Tegelijkertijd worden de unieke kwaliteiten van het landschap behouden of zelfs versterkt. Waar mogelijk wordt de bodem-, water-, en luchtkwaliteit verbeterd en de biodiversiteit vergroot.

De aan de visie gekoppelde sturingsfilosofie is 'lokaal wat kan, regionaal wat moet'. In de wetenschap dat de wereld waarmee Noord-Holland is verbonden continu verandert, geven deze bewegingen en ontwikkelprincipes enerzijds richting – en daarmee houvast naar een onbekende toekomst –, en anderzijds voldoende ruimte en handelingsperspectief om te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. De Omgevingsvisie is dus geen eindbeeld voor 2050. De visie laat in algemene zin wel zien wat de ontwikkelprincipes en randvoorwaarden zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden. Deze principes en randvoorwaarden zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie. Hierbij komen de thema's gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie en landschap aan bod, alsook een aantal generieke principes voor het gebruik van de fysieke leefomgeving. Daarnaast schetst de provincie in de vijf samenhangende bewegingen naar de toekomst toe hoe zij omgaat met opgaven die op de samenleving afkomen en die zij willen faciliteren. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:

  • Dynamisch Schiereiland – hier is het benutten van de unieke ligging leidend waarbij de kustverdediging voorop staat en waar toeristische en recreatieve kansen benut kunnen worden en natuurwaarden worden toegevoegd.
  • Metropool in ontwikkeling – hierin beschrijven we hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad gaat functioneren en dat de reikwijdte van de metropool groter wordt. Door het ontwikkelen van een samenhangend metropolitaan systeem vergroten we de agglomeratiekracht.
  • Sterke kernen, sterke regio's – deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.
  • Nieuwe energie – deze beweging gaat over het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.
  • Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving - deze beweging gaat over het ontwikkelen van natuurwaarden in combinatie met het versterken van de (duurzame) agri-foodsector.

Voor de onderhavige planontwikkeling zijn met name de beweging 'Metropool in ontwikkeling' en 'Nieuwe energie' relevant.

Het plangebied vormt onderdeel van de metropoolregio Amsterdam. De metropool ontwikkelt zich snel. De vraag naar woningen en ruimte voor bedrijven houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd streeft de provincie ernaar om de landschappen in de metropool te sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden, met een voorkeur voor knooppunten van openbaar vervoer. Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten).

Verdichting vraagt steeds meer inventiviteit en bestuurskracht. De bebouwde omgeving wordt steeds intensiever gebruikt, de plancapaciteit binnenstedelijk blijkt door een andere kijk op stad en stedelijkheid een stuk groter te zijn dan lang werd gedacht. Zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw moeten worden ingezet op besparing van energie, een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting en bij nieuwbouw ook op circulair bouwen. Dit alles moet samen gaan met de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij onderkent de provincie dat verdichting in de kernen leidt tot toenemende druk op het landschap.

Behoud en versterking van het landschap is cruciaal voor de metropool. Een uniek kenmerk van de metropool is de grote diversiteit aan landschappen met hoge ecologische, recreatieve en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is er een sterke verwevenheid tussen stad en landschap. Het groenblauwe gebied ligt tussen de kernen, die daarmee karakteristiek en onderscheidend blijven. Het biedt ook een plek voor relatieve rust ten opzichte van de stad. Tegelijk biedt het landschap nog veel ruimte voor landbouw en kleinschalige experimenten voor de productie van duurzame energie. Het landschap is als drager van deze waarden cruciaal voor het vestigingsklimaat en het woon- en leefmilieu in de metropool. Het is noodzakelijk dat het landschappelijke raamwerk in de metropool wordt versterkt, bijvoorbeeld door het verbinden van gebieden. Verdichting in de stad vraagt ook om versterking van groen in en om de stad. Een voorbeeld zijn de transformatiegebieden van Greenport Aalsmeer. Hier kan het landschappelijk raamwerk zelfs worden uitgebreid. Door de ontwikkelingen staan deze waarden wel onder druk. Ontwikkelingen zijn mogelijk, mits onder strikte voorwaarden. Het metropolitane landschap zal steeds vaker verschillende opgaven moeten stapelen en diverse belangen moeten verenigen.

Beoordeling
In het plangebied vindt een binnenstedelijke transformatie plaats. De planontwikkeling past hiermee binnen het uitgangspunt dat de woningbehoefte voornamelijk binnenstedelijk wordt opgelost. Ook door de extra inspanningen op het gebied van duurzaamheid past de planontwikkeling binnen de uitgangspunten van de beweging 'Metropool in ontwikkeling'.

Voor Ecohof is het meest relevant dat nieuwe ontwikkelingen klimaatbestendig en waterrobuust moeten zijn. Dat betekent dat de gebouwen zo moeten worden uitgevoerd dat ze een periode met wateroverlast kunnen doorstaan. Verder stuurt de provincie Noord-Holland aan op maximale opwekking van duurzame energie. Om dit te bereiken is een optimale mix nodig van energiebesparing en allerlei vormen van duurzame energie. Hier speelt Ecohof verstrekkend op in (zie paragraaf 4.9). De woningen voldoen daarmee tevens aan de beweging 'Nieuwe energie'.

2.2 Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 (vastgesteld 22 oktober 2020)

Het beleid voor de fysieke leefomgeving zoals opgenomen de Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is vertaald in regels die in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 zijn vastgelegd.

De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie zijn verankerd in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020, die op 16 november 2020 door Provinciale Staten van Noord-Holland is vastgesteld. De Omgevingsverordening vervangt alle verordeningen die betrekking hadden op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. Door deze integratie loopt de provincie Noord-Holland vooruit op de invoering van de omgevingsverordening als een van de kerninstrumenten van de Omgevingswet, voor zover dat al mogelijk is op basis van de bestaande wetgeving.

De provincie werkt aan de opvolger van de Omgevingsverordening NH2020; de Omgevingsverordening NH2022. Deze zal tegelijk in werking treden met de Omgevingswet.

Beoordeling

Eén van de ontwikkelprincipes uit de Omgevingsvisie NH2050 is dat wonen en werken zoveel mogelijk binnenstedelijk worden gerealiseerd en geconcentreerd. Veel van de instructieregels aan gemeenten hebben betrekking op het landelijk gebied. Daarom is in het werkingsgebied landelijk gebied duidelijk gemaakt waar volgens de provincie de grens ligt tussen stedelijk en landelijk gebied. De woningbouw vindt plaats in binnenstedelijk gebied.

Artikel 6.3 van de Omgevingsverordening sluit aan op de wettelijk verplichte toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, zoals vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In artikel 6.3 is bepaald dat een ruimtelijk plan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Uit de laddertoets (zie paragraaf 4.7) blijkt dat dit het geval is.

Voor het overige omvat de Omgevingsverordening geen bepalingen die woningbouw in het plangebied in de weg staan.

2.3 MRA-regio

De MRA-regio is een bestuurlijk samenwerkingsverband van 32 gemeenten de provincies Noord-Holland en Flevoland en bestaat uit zeven deelregio's. Zaanstad maakt deel uit van de deelregio Zaanstreek-Waterland. Voor de regio is de overkoepelende MRA Agenda 2020-2024 opgesteld met vraagstukken en opdrachten die de MRA-samenwerking de komende periode inhoud geven. De agenda is gestoeld op twee leidende principes: toekomstbestendige metropool en evenwichtige metropool. Deze zijn vertaald in vier bestuurlijke opdrachten:

  • Opdracht 0: De samenwerking verder versterken;
  • Opdracht 1: Werk maken van een veerkrachtige, inclusieve en schone MRA-economie;
  • Opdracht 2: Bouwen voor de woningbehoefte en met groei de leefkwaliteit van het geheel versterken;
  • Opdracht 3: Vaart maken met het metropolitaan mobiliteitssysteem, met daaraan gekoppeld een overzicht van opdrachten en uitvoeringslijnen

Beoordeling
De ontwikkeling van het plangebied betreft een binnenstedelijke verdichting, Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.

Hoofdstuk 3 Algemene Gemeentelijke Beleidskaders

3.1 Toekomstrichting Zaans evenwicht

In 2009 is de Toekomstrichting Zaans Evenwicht door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin presenteert het bestuur zijn visie op een evenwichtige toekomstige ontwikkeling van de stad. Het geeft inzicht in wat te doen om ervoor te zorgen dat Zaanstad in 2040 een stad in evenwicht is. Centraal staat 'uitgaan van eigen kracht' en de 'unieke kenmerken van Zaanstad. Hierdoor blijft Zaanstad herkenbaar en draagt tegelijkertijd bij aan een sterke metrapoolregio (MRA).

Die opgaven waar Zaanstad zijn fors, met een aantal fikse onzekerheden voor de toekomst. Hoe gaat de regio de komende decennia om met de groei van de bevolking zonder dat het ten koste gaat van de leefbaarheid van het gebied? Hoe slaagt deze stedelijke regio erin om het idee van de stad als emancipatiemachine overeind te houden. Wat te doen met het bereikbaarheidsvraagstuk? Hoe zorgen we ervoor dat de hardnekkige segregatie tussen sociaaleconomische klassen niet toeneemt en liever nog, wordt doorbroken. En hoe bereiden we ons voor op de opgaven die voortkomen vanuit de verandering van het klimaat, de schaarste aan grondstoffen?


We gaan uit van onze eigen kracht: we verbinden het verleden met het heden en de toekomst. Zaanstad investeert in mensen, in leefkwaliteit en in duurzaamheid door de kernkwaliteiten te benutten. Die laten zich omschrijven als:

  • De Zaankanters: eigenzinnig, loyale anarchisten, ondernemende en hardwerkende bewoners en ondernemers. Innovatief en vernieuwend, soms op een traditionele leest geschoeid.
  • Ruimte voor ondernemerschap
  • Zaans Mozaïek: de grote verscheidenheid en de kleinschaligheid van buurten. Bijna alle buurten kennen een eigen identiteit en trekken om die reden speciale doelgroepen aan. Al deze mozaïekstukjes bij elkaar maakt dat Zaanstad een heel breed en divers spectrum aan vestigingsmogelijkheden biedt.Cultuur historisch landschap: Het cultuurhistorische veenweide landschap functioneert als een oase van rust vlakbij de drukte van het stedelijke gebied.
  • De Zaan: De Zaan is een icoon voor de streek. Door haar open verbindingen staan we in contact met het noorden van Noord-Holland en via het Noordzeekanaal met Amsterdam. De verschillende buurten en wijken worden via bruggen en oevers aan elkaar geknoopt. Wonen,werken en recreëren heeft plaats op en aan het water. En zowel mensen als goederen vinden hun weg over de Zaan omdat het genieten is of omdat het zakelijk gezien handig is.
  • De locatie: Zaanstad vormt samen met Amsterdam één stedelijk gebied binnen de stelling van Amsterdam. Dit vraagt om meer mee te doen. Een gezamenlijke ontwikkeling van een waterfront bijvoorbeeld.


Zaanstad investeert in de leefkwaliteit door:

  • Kwaliteitverbetering van de woonvoorraad
  • Reductie van het aantal milieubelaste woningen
  • Verbeteren van het voorzieningenniveau inclusief een passend cultureel aanbod
  • Aanpak van de openbare ruimte - Ontwikkelen van een Waterfront van Zaan tot IJ
  • Versterken van de fysieke en mentale verbinding met Amsterdam
  • Benoemen van specifieke ontwikkellocaties als 'stepping stones' voor de toekomst
  • Terugdringen belemmering van milieucontouren.


Het investeren in onderwijs en arbeidsmarkt door:

  • Lokaal onderwijsbeleid richten op optimale kansen voor jongeren
  • In regionaal verband de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt dichten
  • Versterken van het ondernemerschap en het innovatievermogen


Zaans Evenwicht is richtinggevend voor de ruimtelijke, economische en de sociale structuurvisie en zorgt op een hoger abstractieniveau voor samenhang. In de structuurvisies worden de ambities vertaald in strategische agenda's en uitvoeringsprogramma's.

Beoordeling
In het plangebied worden kwalitatief hoogwaardige woningen gerealiseerd met een veel lagere milieubelasting dan standaard nieuwbouwwoningen. De planontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van Toekomstrichting Zaans Evenwicht.

3.2 Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.

In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Zaansgebied' met het nadere profiel 'Dorp'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0012.jpg"

Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

Beoordeling

Profiel: Dorp

Gebiedskenmerken

Het profiel 'dorp' beschrijft de dorpslinten en de directe bebouwing rond deze linten. De dorpslinten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Zij dragen bij tot het historische besef van de stad en de wens om de dorpen dorps te houden. Dit profiel bevindt zich in de kernen van de oude linten Krommenie, Assendelft en Westzaan en in de oude kernen langs de Zaan: Wormerveer, Zaandijk, Koog. In een aantal opzichten is het gelijk aan het profiel van de linten, maar dynamischer en met een iets hogere dichtheid van zo´n 30-50 woningen per hectare, en de direct aangrenzende buurten. De dorpen en de linten vormen een ruimtelijke eenheid maar zijn ondanks de verwevenheid nog duidelijk afzonderlijk herkenbaar. De aangrenzende buurten zijn beschreven in 'tuinstedelijk'. Bovendien zijn de buurten overzichtelijke kleine eenheden en liggen ze onder de invloedsfeer van de linten. Deze buurten maken deel uit van dit profiel. Er is een groot onderscheid tussen de delen van het lint die aan de Zaan grenzen, buitendijks gelegen, en de delen die aan de binnenzijde van de dijken zijn gelegen. De grotere complexen liggen bijna allemaal aan de Zaanzijde. Bij transformatie kan de dichtheid op complexniveau sterk toenemen en ruim boven dichtheid van dit profiel uitkomen.

Openbare ruimte

De openbare ruimte is kleinschalig. De uitstraling is groen, dit wordt ondersteund door de bomen die vaak op eigen terrein staan. Een uitzondering hierop vormen de dijken die gezien hun taak als waterkering minder tot geen boombeplanting kennen. Het groen- en waternetwerk in deze buurten is van oorsprong sterk. Vooral in de vorige eeuw zijn veel van de daarbij behorende kwaliteiten verdwenen. Op een aantal plekken liggen kleinere ontmoetingsplaatsen en dorpspleinen. Deze bijzondere plekken zijn veelal gekoppeld aan de kruisingen tussen het groenblauwe netwerk en het netwerk van de wijk. Voor de linten langs de Zaan is er een onderscheid tussen de oostzijde en de westzijde. De oostzijde is gericht op routes langs de Zaan afgewisseld met bijzondere plekken aan de Zaan. Voor de westzijde geldt dat vooral bijzondere plekken aan de Zaan worden gemaakt. Voor beide zijden geldt dat deze ontwikkelingen gericht zijn op het netwerk van de aanliggende wijken en het de historische structuren versterkt. Voor het overige zijn de karakteristieken als beschreven bij de linten van toepassing. Behoud en versterking van het bestaande karakter van de openbare ruimte is de basis. De omliggende buurten zijn vergelijkbaar met het profiel van tuinstedelijk. Gestapelde bebouwing komt alleen voor op bijzondere plekken en gerelateerd aan bijzondere huisvestingsopgaven als bijvoorbeeld ouderenhuisvesting. Voor het autoverkeer dienen de linten meestal als buurtontsluiting. De uiteinden van de linten zijn vaak zwaar belast. Parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen terrein plaats of als langsparkeren. Bij intensivering wordt ingezet op gebouwd parkeren. De bereikbaarheid per auto is tamelijk goed. De linten vormen de drager van de langzaam verkeer structuur. De linten vormen voor fietsers lange routes, maar goede oostwestverbindingen ontbreken. Meer oostwest verbindingen zijn dan ook gewenst. De linten zijn over het algemeen aantrekkelijke en sociaal veilige routes. Vervoer over water kan de verbondenheid met de Zaan en de relaties tussen de diverse kernen versterken.

Functies

De dorpskernen vormen ook de wijk- en buurtcentra voor de dorpen waar binnen ze liggen. Deze functies zijn doorgaans gelegen aan het lint of zijn daar direct mee verbonden. Van oudsher hebben ze een centrumfunctie en kennen een grotere combinatie van wonen met werkgelegenheid, tussen de 10 en 20 arbeidsplaatsen per hectare. Bijzonder kenmerkend is, dat op diverse plekken nog grootschalige en (semi-) industriële bedrijvigheid is gemengd door een gebied waar verder de woonfunctie overheerst. Dit geldt met name voor de gebieden langs de Zaan en de Nauernasche Vaart. Bij herstructurering wordt ingezet op:

  • Behoud en zo mogelijk vergroten van de werkgelegenheid;
  • Zorgdragen voor het in stand houden van een basisvoorzieningenpakket.

Vestigen van broedplaatsen, dit vooral in het transitieproces van grootschalige bedrijvigheid naar intensievere werkgelegenheid, in combinatie met wonen. Het behoud van de industriële bebouwing is het uitgangspunt. De maat van het gebouw en zijn karakter vormen het uitgangspunt bij transformatie".

3.3 MAAK.Zaanstad

Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.

MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd.

De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld. Onder meer heeft de gemeenteraad bepaald dat (enkel de maatregelen relevant voor het onderhavig plan zijn opgenomen):

  • Het streven is om in Zaanstad tot 2040 tussen de 15.000 en 20.000 woningen te realiseren. Dit aantal extra woningen kan bereikt worden door nieuwbouw, of door alternatieven zoals transformatie van panden en door splitsing/aan- of bijbouwen bij bestaande woningen waarbij voor de komende 10 jaar gestreefd wordt de bouwproductie te verhogen naar 1.000 woningen per jaar.
  • Er binnen de stedelijke contouren wordt gebouwd.
  • Bij gebiedsontwikkeling ruimte dient te worden gegeven aan (maatschappelijke) voorzieningen.
  • Extra inzet op kwaliteit openbare ruimte nodig is om de stad schoon, heel, veilig én mooi te maken.
  • Openbare ruimte tegelijkertijd bijdraagt aan de versterking van het toerisme. Duidelijke en aantrekkelijke routes door de stad het toeristisch potentieel aan elkaar verbindt. Het toerisme zorgt voor werkgelegenheid en één van de dragers is voor een goed aanbod van horeca en winkels.
  • Het inzetten op een “compacte” stad bijdraagt aan draagvlak voor voorzieningen en de stad zodoende sterker maakt. Naast het binnenstedelijk verdichten ingezet wordt op het verkorten en antrekkelijker maken van de (langzaam verkeers-) routes tussen de verschillende delen van de stad binnen de rode contouren;
  • De stad een grote diversiteit en meer kwaliteit (duurzaam en met een goede fundering) aan bestaande en nieuwe woningen nodig heeft, waarbij speciale aandacht is voor bijzondere doelgroepen.

Beoordeling
Het plangebied van Ecohof is gelegen in MAAK Noord. Daarvoor is de Perspectiefnota op 14 oktober 2021 vastgesteld door de gemeenteraad. In het Perspectief voor MAAK Noord worden zeven speerpunten benoemd:

  1. 1. bereikbaarheid verbeteren en parkeerdruk terugdringen;
  2. 2. nieuwbouw van woningen geeft meer diversiteit en doorstroming (verstedelijking);
  3. 3. gericht werken aan versterking van de maatschappelijke kracht;
  4. 4. kwaliteit en duurzaamheid in de wijk versneld verbeteren;
  5. 5. transformatie en modernisering van bedrijventerreinen en onderlinge versterking;
  6. 6. het benutten van Wormerveer als focusgebied voor toerisme;
  7. 7. het versterken van de cultuurhistorische waarden, natuur en landschap.

Met de ontwikkeling van Ecohof worden woningen toegevoegd, waarmee bijgedragen wordt aan (2) het speerpunt 'Verstedelijking'. Daarnaast draagt Ecohof bij aan (4) het verbeteren van de duurzaamheid van de wijk. Ecohof zal ook een trekpleister kunnen worden voor een specifieke type toerisme, met name ecologisch toerisme, bezoek van mensen die in ecologische stedelijke oplossingen interesse hebben. Ten slotte wordt door het transformeren van de school bijgedragen aan het behoud van cultuurhistorische waarden (7). Het bestemmingsplan draagt daarmee bij aan de doelstellingen van MAAK Zaanstad.

3.4 Erfgoedstrategie (2019-2023)

De Erfgoedstrategie (2019-2023) met als ondertitel 'Erfgoed leeft' is op 30 januari 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. De Erfgoedstrategie gaat in op de wijze waarop de gemeente Zaanstad haar erfgoed beschermt en een blijvende plek geeft te midden van een veranderend landschap, voor de planperiode en als springplank naar de langere termijn. Met deze Erfgoedstrategie sluit de gemeente aan op de ambities van het Rijk en de provincie.

In de Erfgoedstrategie (2019-2023) staat aangegeven dat het behouden en mogelijk versterken van de kwaliteit en identiteit bij (gebieds)ontwikkeling uitgangspunt is en dat erfgoed als basis genomen wordt bij transformaties en verdichtingsopgaven van ontwikkelgebieden. Ook worden cultuurhistorische waarden in stedenbouwkundige kaders voor ontwikkeling opgenomen.

Ook panden zonder de status 'beschermd monument' kunnen doorgaan als erfgoed. Het is belangrijk dat deze onbeschermde maar toch waardevolle gebouwen worden behouden. Daarvoor zal de gemeente waardebepalingen per gebied opstellen. Deze kunnen als basis gebruikt worden bij keuzes in sloop of renovatie en andere ontwikkelingen. Veel buurten met negentiende en twintigeeuwse woningbouwprojecten staan voor de vraag van renovatie en verduurzaming of sloop. Veel van deze buurten zijn nog niet geïnventariseerd op de aanwezigheid van waardevolle panden.

Het is van belang de wijken die zo kenmerkend zijn voor de Zaanstreek te behouden. Daarom worden ook hiervan de waarden, zowel cultuurhistorisch als stedenbouwkundig en architectonisch geïnventariseerd en zet het gemeentebestuur zich in voor het voortzetten van deze waarden. Het gaat er uiteindelijk om dat er bewustwording wordt gecreeërd, dat men elkaar als partner gaat zien en een dialoog met elkaar start.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke Waarden

4.1 Nota woonbebouwing

Op 29 januari is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2019 (hierna: nota) door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste manier ruimte te bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning, bedrijfswoning, agrarische woning en daartoe bijbehorende bouwwerken

In de nota zijn standaardregels opgenomen voor uitbreidingen en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.

De nota heeft betrekking op:

  • Vergroting van het hoofdgebouw
  • plaatsing en omvang van bijgebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde (o.a. erfafscheidingen, sport- en speeltoestellen en vlaggenmasten);
  • dakkapellen.

De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijk grondgebied en dient als basis voor nieuwe bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 5 Beleidskaders Wonen

5.1 Metselen aan het Zaans Mozaïek. Actualisatie woonvisie 2019

De gemeenteraad heeft op 11 juli 2019 de geactualiseerde versie van de Woonvisie Metselenaanhet Zaans Mozaïek vastgesteld. Met 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' slaat Zaanstad een nieuwe koers in waarbij de focus is veranderd van uitbreiding naar transformatie en van kwantiteit naar kwaliteit. Dat betekent gedifferentieerde woonmilieus, keuzevrijheid in woningaanbod, kwalitatief goede woningen en een goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken. De afgelopen jaren heeft de gemeente samen met woonpartners hard gewerkt om het wonen in Zaanstad te verbeteren. De woonvisie en de bijbehorende Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 geven richting aan deze activiteiten. De gemeente zet in op gedifferentieerde woonmilieus, kwalitatief goede woningen en goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken.

De gemeenteraad heeft zes belangrijke opgaven benoemd die doorslaggevend zijn voor de verdere groei en ontwikkeling van Zaanstad: verstedelijking, economische ontwikkeling, kansengelijkheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Dit wordt in de woonvisie vertaald naar de volgende opgaven:

  1. 1. stevig inzetten op woonkwaliteit geeft Zaanstad een vitale positie;
  2. 2. de kwantitatieve opgave: binnen heldere kaders zorgen voor versnelling van de nieuwbouwproductie;
  3. 3. de kwalitatieve opgave: diversiteit, sturen op betaalbaar aanbod en een betere kwaliteit van de bestaande voorraad;
  4. 4. versterken van leefbaarheid en kansengelijkheid in de wijken;
  5. 5. zelfstandig gaan en blijven wonen; en
  6. 6. duurzaamheid is de norm en de kans.

Zaanstad gaat de komende decennia 15.000 - 20.000 woningen toevoegen in het bestaande stedelijke gebied. Dat is een forse opgave. Maar deze woningbouwopgave biedt ook kansen om de kwaliteit van de wijken te verhogen door te zorgen voor een betere mix tussen wonen en werken en een betere menging van woonmilieus, woningtypes en huishoudens. Daarmee worden ook de huidige bewoners meer mogelijkheden geboden om een wooncarrière te maken in hun eigen wijk, een woning te vinden die past bij de eigen leefsituatie, in een wijk zonder tweedeling. De gemeente streeft daarbij naar groei met kwaliteit, waar de stad én de bewoners beter van worden.

De woonvisie is erop gericht om de nieuwbouwproductie te versnellen. De woningbouwopgave biedt kansen om door te groeien naar een duurzamere stad. De realisatie van woningen is niet alleen een ruimtelijke, maar ook een energetische opgave. Aardgasvrij bouwen is inmiddels de norm.

De gemeente blijft inzetten op gedifferentieerde woonmilieus, kwalitatief goede woningen en goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken. De gewijzigde marktomstandigheden en nieuwe uitdagingen vragen echter ook om een actualisering.

Beoordeling
De planontwikkeling in het project Ecohof levert aan bijdrage aan verschillende genoemde opgaven. De bouw van de woningen levert niet alleen een kwantitatieve bijdrage. In het plangebied worden zowel huur- als koopwoningen gerealiseerd en is een deel van de woningen levensloopbestendig. Het bouwplan vormt dan ook een gedifferentieerd aanbod van hedendaagse woningen op een binnenstedelijke locatie. De planontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van de woonvisie.

Woningbouw in het project Ecohof geeft invulling aan de taakstelling om kwalitatief goede woningen te bouwen in gedifferentieerde woonmilieus.

5.2 Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024

In het verlengde van de geactualiseerde Woonvisie 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' heeft de gemeente de Uitvoeringsagenda Wonen2019-2024 in juli 2019 vastgesteld. Deze agenda geeft een extra impuls aan het Zaans woonbeleid. De uitvoeringsagenda is samengesteld op basis van een programmatische aanpak rond vijf deelthema's (actieprogramma's):

  1. 1. woningproductie en woonprogrammering nieuwbouw;
  2. 2. verbeteren kwaliteit bestaande woningvoorraad;
  3. 3. betaalbare huurvoorraad;
  4. 4. wonen draagt bij aan een leefbare wijk;
  5. 5. en zelfstandig gaan en blijven wonen.

Aan de hand van die actieprogramma's wordt gewerkt aan de uitvoering van de ambities uit de woonvisie, waaronder:

  • groei van de productie naar minimaal 1.000 woningen per jaar gericht op doorstroming, met een toevoeging van 300 sociale huurwoningen en 100 woningen voor de groep lage middeninkomens;
  • kaders voor nieuwbouwprojecten gericht op betaalbare huur- en koopwoningen, doelgroepen en woonvormen, duurzaam bouwen en levensloopbestendig bouwen;
  • stimuleren van funderingsherstel en verduurzaming van de woningen;
  • (meerjaren)afspraken maken met corporaties o.a. gericht op groei van de sociale woningvoorraad, inzet van instrumenten gericht op de doorstroming, kwaliteitsverbetering van woningen en inclusief wonen;
  • zorgen voor een gedifferentieerd woningaanbod in wijken, het laten meewegen van de leefbaarheid bij investeringsbeslissingen en het maken van beleidsregels voor woningsplitsing en vakantieverhuur om de leefbaarheid in de wijken te vergroten;
  • een passend woningaanbod in een geschikte omgeving voor senioren, jongeren en kwetsbare groepen zodat zij zelfstandig kunnen gaan of blijven wonen, in combinatie met goede samenwerkingsafspraken om overlast tegen te gaan.

Beoordeling

De planontwikkeling draagt bij aan de benodigde gedifferentieerde woningproductie in het algemeen en aan de betaalbare huurvoorraad (7 van de 23 woningen bevinden zich in het sociale segment, woningen voor starters en overige doelgroepen). De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de thema's / doelstellingen uit de Uitvoeringsagenda Wonen 2019 -2024.

5.3 Woonakkoord regio Zaanstreek-Waterland en provincie Noord-Holland 2021-2025

De colleges van de 8 gemeenten in Zaanstreek-Waterland (Beemster, Edam-Volendam (per 6 juli), Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad) en de provincie Noord-Holland zijn op 29 juni 2021 het Woonakkoord 2021-2025met elkaar aangegaan. Met dit akkoord geven de partijen samen invulling en uitvoering aan het regio specifieke woonbeleid voor de komende vijf jaar.

De gezamenlijke missie is: een aantrekkelijke en gevarieerde woonregio blijven, toekomstbestendig en met plek voor alle inwoners. Gezamenlijk hebben de gemeenten onderstaande ambities en opgaven geformuleerd.

  1. 1. Identiteit door diversiteit versterken:
    Koesteren van de verscheidenheid verschillende woonmilieus die dicht bij elkaar liggen: van hoog stedelijk tot uitermate landelijk. De toenemende woningvraag biedt kansen om de dynamiek te vergroten.
  2. 2. Ruimte bieden aan de eigen én regionale woningvraag:
    Elke gemeente zal tegemoetkomen bij de regionale woningbehoefte door haar eigen kwaliteiten te versterken en aan te vullen, binnen de mogelijkheden die ze heeft. Zo kunnen we ook goede vervoersverbindingen met de werkgelegenheidscentra waarborgen en een open landschap voor de recreatie.
  3. 3. Verdere differentiatie van de woningvoorraad voor alle doelgroepen:
    Het behouden van aanzienlijke betaalbare huur- en koop-woningvoorraad en de kansen benutten voor het toevoegen of uitbreiden van woonmilieus en woningtypen.
  4. 4. Naar een toekomstbestendige woningvoorraad:
    Het meer levensloopbestendig maken en verduurzamen van de woningvoorraad. Door in te zetten op doorstroming werken we aan een optimaal gebruik van de sociale voorraad.

Dit woonakkoord is de opvolger van het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP). In het RAP maakten de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland jarenlang afspraken over het woonbeleid. In tegenstelling tot het RAP in de voorgaande periode zal de provincie partij zijn in de regionale woonafspraken, omdat de provincie hiermee de regionale samenwerking wil bevorderen. In april 2020 heeft de provincie Noord-Holland het woonbeleid uitgewerkt in de Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025, met doelen zoals het bouwen van voldoende betaalbare en duurzame woningen.

Beoordeling
De planontwikkeling levert aan bijdrage aan verschillende genoemde opgaven. De bouw van de woningen levert niet alleen een kwantitatieve bijdrage. Er is sprake van een divers aanbod. In het plangebied worden zowel huur- als koopwoningen gerealiseerd en is een deel van de woningen levensloopbestendig. Het bouwplan vormt dan ook een gedifferentieerd aanbod van hedendaagse woningen op een binnenstedelijke locatie.

Hoofdstuk 6 Beleidskaders Natuur, Landschap En Water

6.1 Bomenbeleidplan 2020-2050, Bomen de longen van Zaanstad

Zaanstad wil de komende jaren gezonder, groener en duurzamer worden. De rol van bomen hierin is belangrijk. Onder andere op het gebied van de biodiversiteit, voorkomen van hittestress, bijdrage aan een CO-2 neutrale gemeente en een aantrekkelijke stad.

De gemeenteraad heeft daarom het bomenbeleidsplan geactualiseerd (2021). Dit bomenbeleidsplan geldt voor de periode 2020-2050 en geeft uitgangspunten voor de Omgevingsvisie 2050. Het doel van het bomenbeleidsplan is om Zaanstad te laten groeien tot een gezonde, leefbare stad in 2050, door te streven naar een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand, het behouden van waardevolle bomen en het versterken van structuren. In het bomenbeleidsplan geeft Zaanstad invulling aan het bomenbeheer in de stad en eisen voor bomen bij vervangingsprojecten en gebiedsontwikkelingen.

Beoordeling
De bestaande bomen in het plangebied worden indien de vitaliteit het toelaat gehandhaafd. Voor bomen die niet gehandhaafd kunnen blijven, geldt een herplantplicht.

6.2 Gebiedenkaart Kapvergunning 2021

De Gebiedenkaart Kapvergunning 2021/6507 bevat aangewezen gebieden zoals bedoeld in artikel 5.80 lid 1 sub b Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad. Voor het kappen van bomen die in de aangewezen gebieden staan is een omgevingsvergunning nodig. Uitzonderingen zoals benoemd op deze gebiedenkaart zijn:

  1. 1. Bomen staande in een tuin behorende bij een particuliere woning. Deze bomen worden vrijgesteld van de vergunningsplicht, tenzij ze zijn opgenomen op de Bomenlijst.
  2. 2. Bomen staande binnen de zone van 11 meter vanaf het hart van het buitenste spoor. Deze zone is vrijgesteld van de vergunningsplicht.
  3. 3. Bomen die staan in Natura 2000 gebieden en waarvoor in een vastgesteld beheerplan is opgenomen dat de bomen gekapt moeten worden voor de duurzame instandhouding van het natuurgebied.

Beoordeling
Het plangebied behoort niet tot een aangewezen gebied.

Hoofdstuk 7 Beleidskaders Klimaatadaptatie

7.1 Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA)

Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Dat levert risico's op voor onze economie, gezondheid en veiligheid. Het is van groot belang dat Nederland zich aanpast aan deze veranderingen. Dat kan onder meer door het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van onze bebouwde en landelijke gebieden. In het Deltaprogramma wordt hieraan gewerkt onder de noemer 'ruimtelijke adaptatie'. Ruimtelijke adaptatie is een van de drie thema's in het Deltaprogramma. Het algemene beleid is vastgelegd in de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie. De kern daarvan is dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht. Concrete maatregelen voor de uitvoering van het beleid staan beschreven in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie.

7.2 Nationale AdaptatieStrategie (NAS)

De Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) zet de koers uit voor een klimaatbestendig Nederland: deze strategie brengt nieuwe initiatieven voor klimaatadaptatie op gang, en versnelt en verbreedt bestaande initiatieven. De NAS geeft een overzicht van de belangrijkste klimaatrisico's. Mede op basis van deze urgente klimaatrisico's, zijn de speerpunten van de NAS bepaald. De NAS is het Nederlandse antwoord op de oproep van de Europese Commissie aan alle lidstaten om uiterlijk in 2017 een klimaatadaptatiestrategie op te stellen. De NAS is eind 2016 naar het kabinet gestuurd en eind 2017 door de nieuwe Tweede Kamer vastgesteld.

7.3 Bestuursakkoord Klimaatadaptatie

Gemeenten, waterschappen, provincies en Rijk tekenden op 20 november 2018 het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie om Nederland weerbaarder te maken tegen de gevolgen van klimaatverandering. Daarvoor is 300 miljoen euro beschikbaar gesteld vanuit het Rijk, plus een even groot bedrag vanuit de decentrale overheden. Het Bestuursakkoord bevat zeven ambities voor een waterrobuuste en klimaatbestendige inrichting van Nederland:

  • Kwetsbaarheid in beeld brengen;
  • Risicodialoog voeren en strategie opstellen;
  • Uitvoeringsagenda opstellen;
  • Meekoppelkansen benutten;
  • Stimuleren en faciliteren.
  • Reguleren en borgen;
  • Handelen bij calamiteiten.

Op basis van stresstesten brengen gemeenten, waterschappen en provincies uiterlijk in 2020 de opgaven voor ruimtelijke adaptatie in beeld, en bepalen zij de noodzakelijke maatregelen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Dat moet resulteren in regionale uitvoeringsagenda´s.

7.4 Omgevingsvisie NH2050 en Omgevingsverordening NH2020

In de Omgevingsvisie NH2050 is de doelstelling opgenomen van een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland. Dat geldt voor stad, land en infrastructuur. Het gaat om het voorbereid zijn op wateroverlast, hittestress, verdroging en verzilting en het beperken van de gevolgen van overstromingen. Een en ander kan consequenties hebben voor locatiekeuze, inrichting van de openbare ruimte en het ontwerp van gebouwen en infrastructuur. Ook kan het de bedrijfsvoering raken.

In de Omgevingsverordening NH2020, vastgesteld door Provinciale Staten op 22 oktober 2020, is bepaald dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.

Beoordeling

In paragraaf 4.10 van de toelichting wordt ingegaan op klimaatadaptatie.

7.5 Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord Holland

Het Zaanse College van B&W heeft – binnen de door de Raad vastgestelde ambitie van het onderstaande Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie – de “Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord Holland” onderschreven. Hiermee spreekt zij de ambitie uit om de MRA Basisveiligheidsniveaus klimaatbestendige nieuwbouwversie 3.0 toe te passen in plannen en projecten.

Wat we nu bouwen krijgt gedurende de levensduur te maken met een ander klimaat. De intentieovereenkomst bestaat uit algemene en randvoorwaardelijke afspraken over hoe aanpassingen aan het veranderende klimaat meegenomen worden bij nieuwbouw. Voor wateroverlast, droogte, hitte, het beperken van overstromingsrisico's en natuurinclusiviteit zijn er uitgangspunten en specifieke ondergrenzen gezamenlijk opgesteld. Dit is het resultaat van samenwerking tussen meer dan 40 partijen, waaronder gemeenten, waterschappen, provincies, ontwikkelaars en maatschappelijke organisaties. Deze handvatten creëren een gelijk speelveld tussen de verschillende overheden en marktpartijen.

Beoordeling

In paragraaf 4.10 van de toelichting wordt ingegaan op klimaatadaptatie.

7.6 Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026

Volgens de opdracht uit het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie heeft de Zaanse Raad op 8 juli 2021 het Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie2021-2026 vastgesteld, met als overkoepelende ambitie: Meer ruimte voor groen & blauw. De gemeente wil in 2050 klimaatbestendig zijn ingericht, wat betekent:

  • Een extreme bui met herhalingstijd van 1x in de 100 jaar kunnen we verwerken, waarbij bewoners en bedrijven de verplichting hebben om overtollig water op eigen perceel te verwerken en er geen overtollig water van de openbare ruimte naar percelen mag afstromen.
  • We houden rekening met langdurige perioden van hitte en zomerse dagen van meer dan 32 graden en windstilte, waarbij bewoners en bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van hittestress en er in de openbare ruimte voldoende koele plekken en routes zijn waarmee ook kwetsbare bewoners de noodzakelijke dingen kunnen blijven doen.
  • We houden rekening met langdurige perioden van droogte met een opbouwend neerslagtekort van 300 mm, waarbij natuurwaarden en het bomenbestand behouden blijven en bodemdaling wordt beperkt.
  • We bereiden ons voor op overstromingen met een herhalingstijd van 1x per 1000 jaar en zorgen voor voldoende veilig heenkomen en bereikbaarheid voor calamiteitenverkeer.
  • Bij de inrichting van de klimaatbestendige stad zoeken we naar koppelkansen, waarbij we tenminste de koppeling leggen met vergroening en verbetering van de biodiversiteit.

Eén van de vijf sporen in dat plan is klimaatbestendige nieuwbouw. In dat spoor worden de volgende uitgangspunten gehanteerd om de bovenstaande ambitie concreet in te vullen in projecten:

  • De voorwaarden van HHNK in het kader van de watertoets en watercompensatie en daarop aanvullend of concretiserend:
  • De MRA Basisveiligheidsniveaus klimaatbestendige nieuwbouw versie 3.0
  • De normen voor regenwateropvang in nieuwbouw conform het Gemeentelijk RioleringsplanZaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 Samen water Ruimte geven.
  • De boomkroonnorm, koeltestructuur en afstand-tot-koelte volgens het Bomenbeleidsplan.
  • Water van de gebiedsontwikkeling wordt binnen de gebiedsontwikkeling geborgen
  • Er wordt niet gebouwd in onderbemalingen, dan na ophoging van de grond zodanig dat het watersysteem weer in open verbinding staat.

De toepassing van deze uitgangspunten wordt onder andere geborgd in bestemmingsplannen, omgevingsplannen, grondexploitaties en anterieure overeenkomsten.

Beoordeling

In paragraaf 4.10 van de toelichting wordt ingegaan op klimaatadaptatie en uit paragraaf 4.6 blijkt dat door de afname van het bebouwd en verhard oppervlak hittestress wordt tegengegaan.

Hoofdstuk 8 Beleidskaders Verkeer, Vervoer En Parkeren

8.1 Zaans mobiliteitsplan 2040

Het Zaans Mobiliteitsplan 2040 is het nieuwe, strategische beleidskader voor mobiliteit. Het vervangt het Zaans Verkeer en Vervoersplan (ZVVP). Het plan is door de gemeenteraad vastgesteld in 2021.

Het Zaans mobiliteitsplan 2040 schetst de visie op mobiliteit in Zaanstad tot aan 2040. Het geeft onder meer antwoordt op de vraag: Hoe houden we Zaanstad bereikbaar en leefbaar in 2040. Zeker belangrijk omdat Zaanstad groeit. Wat betekent deze groei in de toekomst voor het verkeer en vervoer in de stad. Het plan gaat uit van 12 hoofdkeuzes die invulling moeten geven aan de mobiliteitstransitie. Ook bevat het een uitvoeringsagenda met gewenste investeringen om de mobiliteit op korte en lange termijn goed te regelen

Beoordeling

Door de inzet van deelauto's wordt beoogd het autobezit te verlagen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de mobiliteitstransitie.

8.2 Nota Ruimte voor Parkeren

Op 14 juli 2016 is de gemeentelijke parkeernota vastgesteld. De nota is in 2017 gewijzigd. De Nota Ruimte voor Parkeren bestaat uit twee delen:

  1. 1. Bijdragen aan stedelijke ontwikkeling
    In dit deel staan een aantal maatregelen die bijdragen aan de (door)ontwikkeling van de stad. Bijvoorbeeld dat er vrijstelling van de parkeernorm wordt gegeven bij een kleine parkeervraag of bij het afzien van een parkeervergunning in Zaandam centrum (gereguleerd gebied);
  2. 2. Aanpakken van bestaande en toekomstige knelpunten
    In dit deel staan de uitgangspunten van het beleid voor situaties waarin knelpunten ontstaan. Zo kan bijvoorbeeld betaald parkeren ingevoerd worden als er sprake is van hoge parkeerdruk. Of dat de gemeente liever geen blauwe zones invoert, omdat langparkeerders niet meer kunnen parkeren en er tegenover de kosten van handhaving geen inkomsten staan.

De parkeernota geeft invulling aan de aspecten autoparkeren, Kiss & Ride, fietsparkeren en laden en lossen. In de nota is onderscheid gemaakt in diverse stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Voor elk gebied geldt een aparte parkeernorm. Voor elke norm geldt dat een deel van de parkeerplaatsen in ieder geval openbaar toegankelijk moeten zijn in verband met het 'aandeel bezoek'.

Beoordeling

De Nota Ruimte voor Parkeren is als uitgangspunt voor de planontwikkeling gebruikt.

8.3 Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016

De Beleidsnota Ruimte voor parkeren is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze uitvoeringsnota beschrijft in detail hoe de gemeente bouwplannen toetst op het parkeren van auto's en fietsen enz. De uitvoeringsnota is het document waarnaar verwezen wordt in de bouwverordening, bestemmingsplannen en het omgevingsplan en is daarmee onderdeel van het toetsingskader.

Het parkeerbeleid biedt veel mogelijkheden voor maatwerk bij stedelijke ontwikkeling. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, die nadrukkelijk niet zijn meegewogen in het onderhavige parkeerbeleid, af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota.

Beoordeling

De Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is als uitgangspunt voor de planontwikkeling gebruikt.

Hoofdstuk 9 Beleidskaders Water

9.1 Beleidskader

Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “ de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.

Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het “Waterprogramma” (november 2105). En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening. Daarnaast is het Waterplan 2022-2027 (15 december 2021) van toepassing. Dit Waterplan geeft onze koers op hoofdlijnen voor het waterbeheer in Hollands Noorderkwartier

Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.

9.2 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

9.3 Gemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 Samen water Ruimte geven

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van de gemeente Zaanstad is op 2 juli 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plan heeft betrekking op de periode 2020-2024. Het bestaat uit een regionaal deel en een gemeente specifiek deel. Het regionale deel is door alle gemeenten in Zaanstreek-Waterland samen met hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier opgesteld. Het gemeente specifieke deel is opgesteld door Zaanstad met een terugblik op de afgelopen vijf jaar en een raming van kosten en heffingen. Het GRP is een planinstrument om mee te kunnen bewegen met veranderingen, zoals verandering in wetgeving, meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en bewoner en een grotere focus op doelmatig beheer. Het GRP geeft invulling aan de natte zorgplichten van de gemeente Zaanstad. Zaanstad heeft de wettelijke taak om zorg te dragen voor de inzameling, verwerking en het transport van afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorg is uitgewerkt in drie afzonderlijke zorgplichten in Bijlage A van het GRP.

Hoofdstuk 10 Beleidskaders Milieu

10.1 Zaans Geurbeleid 2016

Het Zaans geurbeleid is vastgesteld in juli 2016. Zaanstad wil de geurhinder beperken zodat de kwaliteit van de leefomgeving verbetert. Tegelijkertijd nieuwe geurhinder voorkomen. Zo is het voor huidige en toekomstige bewoners prettiger wonen. Het streven naar een beperking van geurhinder is in lijn met de Ruimtelijke Milieuvisie (2009), waarin Zaanstad de ambitie uitspreekt om de milieuhinder terug te brengen.

Door het terugdringen van geurcontouren passen bedrijven beter in de woonomgeving. Hierdoor blijft de Zaanse identiteit met een sterke menging van wonen en werken behouden. Ook ontstaan meer mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op plekken waar er sprake is van een aanvaardbaar geurniveau. Hiervoor biedt het beleid duidelijke kaders voor de toetsing van woningbouwplannen.

Het Zaans geurbeleid is gericht op het behalen van een aanvaardbare geurbelasting. Deze is uitgedrukt in streef- en ambitiekwaliteit.

10.2 Nota bodembeheer Zaanstad 2020-2030

De gemeenteraad heeft in 2020 de nota Bodembeheer Zaanstad vastgesteld en in 2021 bekrachtigd. De nota beschrijft welke regels en voorwaarden gelden voor het toepassen van schone en licht verontreinigde grond en baggerspecie als bodem in Zaanstad. Met het vaststellen van deze Nota bodembeheer is de eerder vastgestelde, Nota bodembeheer Zaanstad 2013-2017, februari 2013, vervallen.

De Nota is gericht op het faciliteren van verantwoord grondverzet, om zoveel mogelijk grond binnen de regio te hergebruiken met als uitgangspunt dat de lokale bodemkwaliteit niet verslechtert en het 'standstill-principe' wordt gehandhaafd. In de keten van bodembeheer zijn drie onderdelen te onderscheiden: preventie, beheren en saneren. Per onderdeel worden de verschillend thema's behandeld.

10.3 Bodemkwaliteitskaart Zaanstad 2020

De gemeente Zaanstad heeft als onderdeel van een duurzaam bodembeleid een bodemkwaliteitskaart opgesteld, tezamen met de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitskaart is door het college vastgesteld in 2020.

De bodemkwaliteitskaart maakt inzichtelijk wat de actuele diffuse bodemkwaliteit is. Het brengt ook de bodemfunctieklassen van verschillende deelgebieden in Zaanstad in beeld. De kaart kan, in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, binnen de gemeente gebruikt worden als bewijsmiddel, conform paragraaf 4.3.5 van de Regeling bodemkwaliteit, voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van een partij vrijkomende grond en/of de ontvangende bodem. Dit voorkomt onderzoekskosten indien grond binnen het beheergebied door ontgraving vrijkomt en hierbinnen ook weer wordt toegepast.

Ten aanzien van het onderwerp nieuwe stoffen, waaronder PFAS is de verwachting dat het beleid zich de komende jaren zowel landelijk als regionaal verder gaat ontwikkelen. In dat geval bestaat de mogelijkheid dat deze bodemkwaliteitskaart moet worden aangepast of worden aangevuld aan de hand van de landelijke en regionale ontwikkelingen.

10.4 Geluidbeleid

De gemeente Zaanstad heeft haar gemeentelijk geluidbeleid vastgelegd in het 'Actieplan omgevingslawaai 2019-2023 en beleidsregels hogere waarde', In het beleid wordt als voorwaarde aan de verlening van een hogere waarde gesteld dat ten minste één gevel een lager (luw) geluidsniveau heeft. Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen. Als dit niet mogelijk is, geldt de hogere waarde minus 10 dB.

Beoordeling

Uit akoestisch onderzoek (zie paragraaf 4.12) blijkt dat de planontwikkeling aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai uit de Wet geluidhinder voldoet.

Hoofdstuk 11 Beleidskaders Duurzaamheid

11.1 Greendeal

Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Wethouder Dick Emmer (Duurzaamheid) ondertekende de overeenkomst woensdag 8 maart samen met minister van Economische Zaken Henk Kamp, twaalf provincies, 29 andere gemeenten en vijf netbeheerders. Door een Green Deal aan te gaan, kan de rijksoverheid helpen om knelpunten op te lossen bij het zetten van duurzame stappen.

De Green Deal-aanpak is gestart in 2011. Op deze manier worden concrete stappen gezet in de uitwerking van de Energieagenda. Daarin schetst het kabinet de route naar een CO2-arme samenleving in 2050.

Woningen verwarmen zonder aardgas

‘Het Rijk heeft vorig jaar besloten dat alle woningen van het aardgas af moeten’, zegt wethouder Emmer. ‘Dit betekent dat de gebouwde omgeving in 2035 grotendeels aardgasvrij moet zijn. Betaalbaarheid, duurzaamheid en openheid van de energievoorziening vinden wij erg belangrijk. Energie is voor onze inwoners nu een behoorlijke kostenpost. Samen kunnen we dat efficiënter en slimmer. Daarom onderzoeken wij de mogelijkheden van een lokaal, open en slim warmtenet dat restwarmte van de industrie met de gebouwde omgeving verbindt.’

Klimaatakkoord Parijs

In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven de opwarming tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de ‘energietransitie’ kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zo veel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld.

Nieuwe initiatieven worden mogelijk

Een grotere opgave is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.

11.2 Zaans Klimaatakkoord 2.0

Het Zaans Klimaatakkoord 2.0 is in maart 2021 vastgesteld. Het laat zien waar Zaanstad staat en wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het doel is om uiterlijk in 2040 klimaatneutraal te zijn. Ook wil Zaanstad in 2050 circulair zijn en aangepast aan een veranderend klimaat. Het akkoord is een groeidocument, waarin elk jaar wordt beschreven wat is gedaan en wat er nog meer nodig is op weg naar een klimaatneutraal, circulair en groen Zaanstad. Verder is beschreven hoe Zaanstad werkt aan o.a.: een duurzame stad, het slim omgaan met grondstoffen, steeds minder afval en opwekken van lokaal duurzame energie. Met een gezonde leefomgeving voor mens en dier en aangepast aan extremer weer juicht Zaanstad nieuwe ontwikkelingen en samenwerking toe.

Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 3 Cultuurhistorische Verkenning

Bijlage 3 Cultuurhistorische verkenning

Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 4 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 5 Memo Parkeren

Bijlage 5 Memo parkeren

Bijlage 6 Aanmeldnotitie M.e.r.

Bijlage 6 Aanmeldnotitie m.e.r.

Bijlage 7 Klimaatstresstest

Bijlage 7 Klimaatstresstest

Bijlage 8 Bodemonderzoek 1

Bijlage 8 Bodemonderzoek 1

Bijlage 9 Bodemonderzoek 2

Bijlage 9 Bodemonderzoek 2

Bijlage 10 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 10 Ecologisch onderzoek

Bijlage 11 Stikstofonderzoek

Bijlage 11 Stikstofonderzoek

Bijlage 12 Nader Onderzoek Huismus, Kleine Marterachtigen En Vleermuizen

Bijlage 12 Nader onderzoek huismus, kleine marterachtigen en vleermuizen

Bijlage 13 Participatieverslag

Bijlage 13 Participatieverslag

Bijlage 14 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 14 Nota van zienswijzen