Jachthaven Dukra
Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad
Vastgesteld op 18-07-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan "Jachthaven Dukra" met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3926BP-0301 van de gemeente Zaanstad.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtererfgebied
Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.6 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bebouwingspercentage
Een in de (bestemmings)planregels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.8 bedrijf
Onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.9 beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.10 bestaand gebruik
Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.
Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.11 bestaande bebouwing
Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:
- a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
- b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.12 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bijbehorende bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.15 bijbehorende voorzieningen
Zaken zonder welk het hoofdgebruik niet goed mogelijk is.
1.16 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 (bouw)perceel
Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het bestemmingsplan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.20 dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.21 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 geluidsgevoelig object
Een geluidsgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:
- a. woning;
- b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
- 1. onderwijsgebouw;
- 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
- 3. verzorgingstehuis;
- 4. psychiatrische inrichting;
- 5. kinderdagverblijf.
1.24 geluidgevoelig terrein
Een geluidgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder en (artikel 1.2 van) het Besluit geluidhinder, te weten een:
- a. woonwagenstandplaats;
- b. ligplaats voor woonschepen.
1.25 geluidzone - industrie
De zone rond een industrieterrein als bedoeld in hoofdstuk V van de Wet geluidhinder.
1.26 groenvoorziening
Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.27 havenlodge
Drijvend bouwwerk, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw, of dat bestaat uit een casco dat herkenbaar is als van een origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw.
1.28 hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.29 horeca
Bedrijfsactiviteiten gericht op het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.
1.30 huishouden
Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. kamer(ver)huur wordt hieronder niet begrepen.
1.31 jachthaven
Haven met de daarbij behorende grond waarbij overwegend gelegenheid wordt gegeven tot het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen waarin ook recreatief overnacht mag worden.
1.32 kamergewijze verhuur
Het duurzaam verblijven in een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.
1.33 kampeermiddelen
- a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan; of
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
- 1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
- 2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.
1.34 kantoor(ruimte)
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van overheidsinstellingen, semi-overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.35 kleinschalig onderhoud
Normaal sober, doelmatig en technisch onderhoud dat is gericht op het behouden van een bouwwerk in een toestand waarin het de vereiste functie kan uitoefenen, zoals schilderwerkzaamheden, herstel hemelwaterafvoer/goten, herstel dakbedekking en dergelijke. Werkzaamheden die gericht zijn op verduurzaming, comfortverbetering, verfraaiing, reconstructie en het vervangen van hele delen van een bouwwerk (bijvoorbeeld vervangen van constructiedelen) vallen hier niet onder.
1.36 kunstobject
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.37 kap
Samenstelsel van houten, metalen of betonnen onderdelen waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een plat dak.
1.38 maaiveld
De gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.
1.39 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.40 onderhoudsvlot
Een tijdelijk drijvend platform bedoeld voor het (kunnen) uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden, die aanwezig is zolang de werkzaamheden duren.
1.41 plat dak
Min of meer horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw dan wel de bijzondere bouwlaag beslaat.
1.42 plezierbootjes
Een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.
1.43 prostitutiebedrijf
Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.
1.44 recreatief overnachten havenlodge
Overnachten in een havenlodge ten behoeve van recreatie, vergelijkbaar met het gebruik van een hotel en/of andere vormen van recreatieve verblijfsaccommodaties.
1.45 recreatief overnachten jachthaven
Overnachten in een eigen pleziervaartuig ten behoeve van recreatie, voor een korte periode van één tot enkele aaneengesloten nachten.
1.46 recreatieve voorziening
Voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, zoals bioscopen, bowlingbanen, dierentuinen en volkstuinen.
1.47 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.48 speelvoorzieningen
Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.
1.49 staat van horeca-activiteiten
Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.
1.50 tijdelijk verblijf
De tijdelijke bewoning, ook wel short stay genoemd, van (een deel) van een pand voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden.
1.51 toeristische verhuur
Het verhuren van een toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, die voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte gebouw verblijft. Daaronder ook begrepen Bed & Breakfast en particuliere vakantieverhuur.
1.52 verkeersvoorzieningen
Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.
1.53 voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.54 waterkavel
Het watergedeelte van een ligplaats.
1.55 waterhuishoudkundige voorzieningen
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
1.56 wonen
Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.
1.57 woning
Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
1.58 woonark
Een drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw(en).
1.59 woonboot
Een drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip.
1.60 woonschip
Woonark of woonboot, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
2.2 Woonschepen
Voor woonschepen is lid 2.1 ook van toepassing, maar gelden de volgende afwijkingen:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeersvoorzieningen met een primair doorgaand karakter (stroomfunctie);
- b. laad- en losvoorzieningen;
- c. manoeuvreerruimtes;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. een openbare hoofdsteiger ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
- f. reclameobjecten;
- g. groenvoorzieningen; en
- h. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.
Voor het bovenstaande gebruik gelden ook de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. verblijfsgebieden;
- b. verkeersvoorzieningen voor langzaam verkeer en buurtontsluiting;
- c. groenvoorzieningen; en
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifeke vorm van verkeer - fietsenberging 1' tevens voor een fietsenberging behorende bij de woonschepen;
met daar aan ondergeschikt:
- e. reclameobjecten;
- f. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.
Voor het bovenstaande gebruik gelden ook de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beroeps- en recreatievaart;
- b. water;
- c. waterstaatkundige werken;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' tevens een jachthaven met maximaal 122 aanlegplaatsen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - lodges' tevens havenlodges voor recreatief gebruik en overnachting;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is tevens een horecavoorziening, zoals genoemd in categorie 1a en 1b uit de in de bijlage opgenomen Staat van Horeca activiteiten toegestaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - havengebouw' tevens een havengebouw;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifeke vorm van verkeer - fietsenberging 2' en 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 3' tevens fietsenbergingen ten behoeve van de woonschepen;
met daar aan ondergeschikt:
- j. een terras bij de horecavoorziening ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- k. kaden;
- l. oeverstroken;
- m. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
- n. sluizen;
- o. steigers en andere bouwwerken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen. Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in 5.4, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11,
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Water - Woonschepen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Woonschepen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het afmeren van en het wonen in een woonboot ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonboot';
- b. het afmeren van en het wonen in een woonark ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonark';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'terras' tevens voor een (drijvend) terras behorende bij de naastgelegen woonark;
- d. het afmeren van plezierbootjes of tijdelijke onderhoudsvlotten, behorend bij een woonschip;
- e. waterstaatkundige werken;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daarbij behorende:
- g. afmeervoorzieningen en steigers, zonder welke het gebruik van een woonschip als woning niet goed mogelijk is;
- h. kaden;
- i. oeverstroken;
- j. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen; en
- k. sluizen.
Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in 6.4, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11,
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
met daarbij behorende:
- a. tuinen en erven;
- b. steigers.
Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 7.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en bescherming van archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Parkeren
- 1. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:
- a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
- b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016';
- c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
- 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het bouwen van een woonschip dat voldoet aan de regels van de bestemming Water - Woonschepen.
10.2 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen
Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter;
- b. de oppervlakteoppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m².
10.3 Bouwwerken ten behoeve van duurzame energievoorzieningen
Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van duurzame energievoorzieningen mits voldaan wordt aan de volgende regels:
- a. indien deze voorzieningen op of aan een bouwwerk worden gerealiseerd, mogen deze voorzieningen de in dit bestemmingsplan aangegeven maatvoeringen met maximaal 1,5 meter overschrijden;
- b. de bouwhoogte van zelfstandige duurzame energievoorzieningen bedraagt maximaal 4,5 meter.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Strijdig gebruik
- a. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
- 1. seksinrichtingen;
- 2. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
- 3. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
- 4. het storten van puin en afvalstoffen;
- 5. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- 6. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt anders dan ter plaatse toegestaan ten behoeve van de bestemming.
- 7. reparatie of onderhoud, anders dan kleinschalig onderhoud, van woonboten en woonarken;
- 8. opslag en/of aanwezigheid van gevaarlijke stoffen;
- 9. brandstofvulpunt voor boten;
- 10. een (reparatie-)werf ten behoeve van stalling, botenlift of onderhoud van boten;
- b. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
11.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik
Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:
- a. duikers en bruggen boven water;
- b. laad- en losvoorzieningen;
- c. bluswatervoorzieningen, vluchtroutes en andere voorzieningen die noodzakelijk zijn in het kader van brandveiligheid;
- d. manoeuvreerruimtes;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. perceelsontsluitingen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. verblijfsgebieden;
- j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
- k. water;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.3 Voorwaardelijke verplichting - bluswater
De woonschepen en havenlodges die conform dit bestemmingsplan zijn toegestaan, mogen enkel in gebruik worden genomen indien in, aan of op de hoofdsteiger een droge blusleiding is aangebracht en de aftakkingen van deze droge blusleiding op de andere steigers langer zijn dan 40 m en deze droge blusleiding ook als zodanig in stand wordt gehouden.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 geluidzone - industrie
12.2 luchtvaartverkeerzone
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:
- a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
- b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
- c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen; en
- d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
Mits voldaan wordt aan de volgende regels:
- a. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of om te voldoen aan het Bouwbesluit; en
- b. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen met een maximum van 2 meter.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Jachthaven Dukra.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Centraal in Zaandam, nabij het NS-station en het centrum, ligt jachthaven Dukra. De jachthaven is gelegen in de Oude Haven van Zaanstad, ten zuiden van het centrum. Jachthaven Dukra is verouderd en voldoet niet meer aan de hedendaagse recreatie- en veiligheidsmaatstaven.
De haven oogt rommelig is matig publiek toegankelijk en heeft geen aantrekkelijke verblijfskwaliteit. De beide entrees van de jachthaven zijn meer 'achter ingangen' dan een hoofdtoegang. Dat ligt mede aan de positionering: halverwege beide langebruggen, die de jachthaven ontsluiten.
Door ontwikkelaar Happy Harbour B.V. is, in samenspraak met de gemeente Zaanstad en de omgeving, gewerkt aan een plan voor herontwikkeling van de jachthaven. Voor deze herontwikkelingsplannen zijn door de gemeente de onderstaande uitgangspunten meegegeven. Dit heeft geresulteerd in een stedenbouwkundig plan en een vastgestelde Ruimtelijk Programma van Eisen (april 2023). De belangrijkste uitgangspunten uit het RPvE zijn:
- De historische relatie van de Houthavenkade en Zaandam met het water verstevigen;
- Het aanleggen van nieuwe en toekomstbestendige infrastructuur (met name vernieuwen van steigers en infrastructuur);
- De haven verbindt het centrum met de Houthavenkade en het Zaaneiland;
- De hoofdsteiger wordt daarbij een publiek toegankelijke 'boardwalk' met kwaliteit en plekken om te verpozen / even te verblijven (zitplekken);
- Het wordt een plek met een mooi gemengd programma, waarvan wonen, recreëren, horeca en de jachthaven deel uitmaken;
- De opbrengsten voortvloeiend uit de gebiedsontwikkeling dienen de veranderingen en vernieuwingen te financieren;
- Het plan heeft een duidelijke relatie met de geschiedenis van het gebied (Houthavens);
- De jachthaven blijft (deels) in functie bestaan.
De ambitie van de herontwikkeling is om de oriëntatie van Zaandam op het water te vergroten. Het doel is om de jachthaven toekomstbestendig te maken en een bijzondere plek te laten zijn in de stad. Met de herontwikkeling van de Jachthaven ontstaat de mogelijkheid om deze weer een vitale functie te geven binnen het gebied van de houthaven. De ontwikkeling van Houthaven met o.a. ook de nieuwe en beoogde woningbouw aan de Houthavenkade zorgt voor een positieve ontwikkeling van het gebied. Een levendige plek waar ruimte is voor wonen, recreëren, verblijven en verpozen. De publieke boardwalk en het programma op het water kan de oriëntatie op, en de aanwezigheid van het water vergroten. Land en water verweven zich. Met de aanwezigheid van bootjes, terrassen en steigers wordt het contact met het water vergroot. Met het plan ontstaat een bijzonder en kleinschalig binnenstedelijk woongebied op het water dat bijdraagt aan het vergroten van de verschillende woonmilieus in Zaanstad. Kortom: met het plan wordt zowel kwantitatief als kwalitatief bijgedragen aan de Zaanse woonambities.
Tegelijkertijd blijft het zuidoostelijk deel in gebruik als jachthaven met de bestaande ligplaatsen en deels ruimte voor 20 recratieve havenlodges en enkele woonboten en woonarken. Deze vernieuwing in combinatie met de reeds aanwezige horeca geeft een impuls aan de economische functie van de haven en de recreatievaart in en om Zaanstad.
De herontwikkeling en transformatie van jachthaven Dukra past niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Oude Haven'. Reeds toegestaan zijn een recreatieve jachthaven. Daarnaast mag er al gewoond worden. Het vigerende bestemmingsplan biedt ruimte aan 3 ligplaatsen voor in totaal 3 woonarken en/of woonboten, maar om het plan in totaliteit mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied is de driehoek van water tussen de Spiekeroogbrug, de William Pontbrug en het Zaaneiland, tot ca. 40 meter uit de oever langs de Hogendijk. Aan de kant van de Houthavenkade loopt het gebied tot aan de oever. De situering van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1: Globale ligging plangebied
1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen
Het plangebied is juridisch-planologisch geregeld in bestemmingsplan 'Oude Haven' (vastgesteld 26 april 2012, onherroepelijk 27 juli 2012). Het gebied is hierin bestemd als 'Water' met de functieaanduiding 'jachthaven'. Binnen het gebied zijn 3 gebieden bestemd als 'Water – Woonschepen', waarbinnen ruimte is voor 3 woonarken en/of woonschepen. Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'geluidzone industrie' en op het zuidwestelijke deel van het plangebied de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone'.
Het gehele plangebied bevindt zich binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie 1' uit het inpassingsplan 'Aanpassen geluidzone Westpoort en Hoogtij' (vastgesteld op 2 maart 2015). Tevens is het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren Zaanstad' (vastgesteld op 7 juni 2018) van toepassing op het plangebied.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het initiatief voor transformatie en vernieuwing van de jachthaven nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 bevat de verantwoording en hoofdstuk 4 de planonderbouwing, waaronder milieu. Hoofdstuk 5 gaat in op de gevoerde participatie rondom het plan. Hoofdstuk 6 bevat de juridische planbeschrijving en tot slot gaat hoofdstuk 7 in op de uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Geschiedenis
Het plangebied ligt in de 'baai van Zaandam'. Deze plek heeft in de geschiedenis vele gedaanten en namen gehad. Voor de doorsnijding van wat nu Zaaneiland heet was dit gedeelte van de baai een natuurlijke bocht in de rivier de Zaan met de naam 'het Kattegat'. Met de realisatie van het Noordzeekanaal en de inpoldering van het IJ ontstond er vraag naar een 'Nieuwe Haven' met verbinding naar het Noordzeekanaal. Het Kattegat werd 'Houthaven'.
Ten tijde van de Houthaven lag het water vol met boomstammen en schepen en waren de houtloodsen op 'Het Eiland' vol in gebruik.
Rond 1970 werd de eerste verbindingsbrug gebouwd, de huidige fietsbrug (William Pontbrug). Grote vrachtschepen konden toen moeilijk passeren. Met de realisatie van de woningbouw in 1991 (woonwijk Het Eiland) werd een tweede verbinding met het vaste land gerealiseerd, de Spiekeroogbrug. Deze brug is laag en heeft geen draaibaar deel. Hiermee is er geen waterverkeer meer mogelijk over het historische traject van de Zaan. De Jachthaven is circa 30 jaar geleden gebouwd en heeft 210 recreatieve ligplaatsen. Onderstaande foto geeft de huidige situatie weer met de globale plangrens.
Ruimtelijke context
De baai van Zaandam wordt in het Ruimteplan Zaan en IJ uit 2010 benoemd als grote open ruimte. Jachthaven Dukra maakt deel uit van die open ruimte. Lange zichtlijnen vanaf de entree van de bruggen werpen een ruime blik over het water. De hogere gebouwen op de kop van het Zaan Eiland, de Hogendijk en binnenkort ook aan de Houthavenkade, begrenzen de ruimte. Er is een verschil in het ervaren van de ruimte tussen het niveau van de kades en die op het niveau van het water.
De beide bruggen verdelen het wateroppervlak in drie plekken. De jachthaven bevindt zich in de middelste plek en wordt aan de noordzijde begrensd door een oeverrand met huizen aan de Hogendijk en aan de andere zijden door de lage verbindingsbrug, de Spiekeroogbrug en de fiets- en voetgangersbrug, de William Pontbrug. De overige randen worden gevormd door het Eiland en de bebouwing aan de Houthavenkade. De open ruimte en het wateroppervlak geven de plek ruimtelijke kwaliteit. In de nabije toekomst wordt in het gehele gebied kwaliteit toegevoegd door nieuwe ontwikkelingen aan de Houthavenkade. De ruimtelijke kwaliteit van het nieuwe plan voor de jachthaven gaat niet alleen bijdragen aan een kwaliteitsslag voor de haven zelf, maar tevens voor het gehele gebied van de Houthavenkade tot aan de Russische Buurt.
2.2 Aanloop Bestemmingsplan
Participatie
Gemeente Zaanstad en initiatiefnemers werken sinds 2017 aan een plan voor herontwikkeling van de jachthaven. De jachthaven is enerzijds dringend aan renovatie toe, anderzijds moet deze toekomstbestendig worden gemaakt met nieuwe gebruiksmogelijkheden en aansluiting vinden bij de overige ontwikkelingen rondom het plangebied. Doel is om een plek te ontwikkelen die de Russische Buurt met de Houthavenkade verbindt, met (water)recreatie, wonen en verblijven als hoofdfuncties. Na een voorontwikkelingsperiode, waarbij de initiatiefnemers en de gemeente met elkaar optrokken, werd in 2020 besloten om een communicatie- en participatietraject op te zetten met de bewoners.
Het voorliggende plan is het resultaat van bijna twee jaar aan omgevingsparticipatie. In die periode heeft er een uitgebreid participatieproces plaatsgevonden met belanghebbenden. De omwonenden van de Hogendijk waren hierbij actief betrokken.
De eerste twee participatie-avonden vonden online plaats (t.g.v. Corona), maar later ook fysiek in de horeca-ark in de jachthaven. De participatie-avonden werden geleid door een externevoorzitter. De gemeente Zaanstad (de projectleiding, de stedenbouwkundige), de initiatiefnemers en de architect/stedenbouwkundige waren hierbij aanwezig. Op één avond heeft de supervisor van de gemeente Zaanstad de locatie bezocht, aan een rondgang deelgenomen en zijn visie op de ontwikkeling aan de belanghebbenden toegelicht.
Er is op alle avonden geluisterd naar en gesproken over de visie van de gemeente, de plannen van de initiatiefnemer en de zienswijzen van de belanghebbende en de direct omwonenden. Na het afsluiten van het participatieproces hebben bewoners en ontwikkelaars de gesprekken gecontinueerd.
De uiteindelijke uitkomst van het participatieproces is dat de initiatiefnemers in overleg met de omwonenden de plannen hebben aangepast. Daarbij ontstond de zogenaamde woonschepenvariant. De waterwoningen uit het oorspronkelijke plan zijn verdwenen en hebben plaats gemaakt voor ligplaatsen voor woonschepen. Het participatieproces heeft daarmee voor de verschillende betrokken partijen een acceptabel resultaat opgeleverd.
Van de avonden zijn notulen en verslagen gemaakt. Een overzicht en het resultaat is gedocumenteerd in een participatie-document. Deze is toegevoegd als bijlage bij dit bestemmingsplan.
Tijdlijn aanloop bestemmingsplan
De afgelopen jaren zijn er veel participatie- en processtappen gezet. In chronologische volgorde geeft dit het volgende beeld:
2021
- Uitnodiging gesprek bredere omgeving, huis aan huis verspreid op de Houthavenkade, Hogendijk, Badhuisweg en 1ste lijn ’t Eiland, ca 400 stuks. (4/2/2021)
- Video impressie plan (12/5/2021)
- Impressie van het plan tov de Hogendijk, 100% op schaal (1/3/2021)
- Profiel plan tov omgeving, doorsnede (17/2/2021)
- Plankaart met afstanden en zichtlijnen tov Hogendijk (17/3/2021)
- Dimensies / bezonning / glasoppervlak en maten waterwoningen (4/2/2021)
2022
- Reflectie verslag door gespreksleider Petra Boom (27/2/2022)
- Participatieplan Dukra (14/3/2022)
- Bezwaren gebundeld (11/5/2022)
- Presentatie participatiemeeting – evaluatie planschetsen en presentatie planschetsen ontwikkelaar (17/5/2022)
- Samenvatting buurtoverleg en processtappen Dukra (herfst 2022)
- Presentatie van het meest recente plan (‘Stedebouwkundig Voorontwerp 7’) met daarin de uitkomst van de participatie (1/12/2022)
- Presentatie van de meest recente plankaart (18/11/2022)
- Informatiebrief aan de buurt (350 stuks, huis aan huis verspreid) over de afronding participatie en vervolg besluitvormingsproces (2/12/2022)
- Cultuurhistorische Rapportage incl bijlage (Jan Evert Abrahamse, 6/12/2022)
2023
- Concept Participatierapport project Dukra (11/01/2023)
- Definitief Participatieverslag project Dukra (14/02/2023)
- Ladder voor Duurzame Verstedelijking (Antea Group, 30/6/2020)
- Memo Parkeren (Antea Group, 22/12/2022) – wordt indien nodig gedetailleerd in de bestemmingsplanprocedure
- Besluit milieuonderzoeken (onderzoeken met als basis het originele plan uit 2019/2020) waar nodig te herzien met daarin het nieuwe plan als uitgangspunt:
- 1. Akoestisch Onderzoek Jowa (Cauberg Huygen, 9/9/2019)
- 2. Waterbodemonderzoek (Certicom Bodemexperts, 23/6/2020)
- 3. Natuurtoets (Antea Group, 2/7/2020)
- 4. Quickscan Stikstof (Nipa Milieutechniek, 9/9/2019)
- 5. Aangepaste Aerius berekening (Nipa Milieutechniek, 24/7/2020)
- 6. Aerius berekening (24/7/2020)
- 7. Plan/Objectanalyse ivm Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 22/7/2020)
- Persbericht Gemeente Zaanstad over RPVE (16/03/2023)
- Vastgesteld Ruimtelijk Programma van Eisen (RPVE) 14/3/2023) & Erratum (22/3/2023)
- Raadsstukken RVPE (16/03/2023)
2.3 Ontwikkelingen
Zaandam heeft een lange, intensieve relatie met het water. Het water, en de Zaan in het bijzonder, werden gebruikt om lokale producten te vervoeren. Langs de Zaan herken je Zaandam. Desalniettemin is de hedendaagse relatie van Zaandam met het water mager. Dit geldt ook voor het plangebied. De ambitie van de jachthaven is om Zaandam (opnieuw) een maritiem gezicht te geven: Zaandam weer aan het water te leggen met respect voor de omgeving (bochtige oevers en 'ruimte' van de baai) en met oog voor de geschiedenis van de plek als houthaven, wat zich uit in de architectuur en beeldkwaliteit van het plan.
Daarnaast draagt het plan bij aan de woonambities in Zaandam. De locatie is sinds 2018 in beeld als potentieel woongebied. Het voorliggende plan voorziet in een binnenstedelijk woonprogramma in de vorm van ligplaatsen voor woonschepen, nabij de Zaanse binnenstad. Tegelijkertijd blijft het gebied, met behoud van een deel van de haven en de aanwezige horeca, haar toeristisch recreatieve functie behouden.
De huidige jachthaven gelegen in de oude haven, heeft nu een besloten karakter. Met de introductie van een gemengd programma is er de mogelijkheid om meer leven op deze plek te krijgen: een leuke wandelroute, een ontmoetingsplaats voor Zaankanters en bezoekers van buiten de stad.
Programma
Een belangrijk onderdeel van het programma bestaat uit ligplaatsen voor woonschepen. Deze mogelijkheid wordt uitgebreid. Het huidige bestemmingsplan biedt ruimte voor 3 ligplaatsen, het voorliggende bestemmingsplan biedt ruimte voor 33 ligplaatsen. Deze komen grotendeels aan de noordwestzijde van de hoofdsteiger in plaats van de recreatieve ligplaatsen. Er is dus geen sprake van nieuwbouw. Dit bestemmingsplan faciliteert ligplaatsen (waterkavels). Hiermee wordt de functie wonen uitgebreid aan het plangebied doordat nieuwe bewoners hun behuizing (varend woonschip of woonark) meenemen en aanleggen. Onder ligplaatsen voor woonschepen vallen zowel woonboten als woonarken.
- Woonboten zijn: een drijvend of varend object, dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip dat wordt gebruikt als woning en is bestemd voor (permanent) woonverblijf.
- Woonarken zijn: een drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw(en), waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, inclusief vlonders dat wordt gebruikt als woning en is bestemd voor (permanent) woonverblijf.
Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de Woonschepenverordening. Deze is opgenomen bij de beleidskaders in bijlage 1, par. 3.7.
Niet alleen de introductie van de ligplaatsen voor woonschepen, maar ook de grotere toegankelijkheid vanuit de stad, de kleinschalige horeca en het aantrekken van toeristen middels de te introduceren havenlodges en passanten voor de jachthaven, zal meer bezoekers genereren. Een gemengde programmering creëert levendigheid en aantrekkelijkheid. De bestaande directe omgeving kan daarvan profiteren. Ook kan er ingespeeld worden op de nieuwe stedelijke ontwikkeling van de Houthavenkade, waar ruim 700 woningen worden gebouwd. Bovendien heeft de haven potentie om niet alleen de (jacht)haven voor bewoners, gebruikers, bezoekers en de directe omgeving te zijn, maar ook om een deel te zijn van de waterkant van Zaandam.
Het programma voor de herontwikkeling dat in voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt bestaat uit:
- 20 toeristische-recreatieve havenlodges, ten zuidoosten van de hoofdsteiger;
- Uitbreiding van de bestaande 3 ligplaatsen naar in totaal 33 ligplaatsen voor woonschepen, waarvan 29 woonboten en 4 woonarken. Het merendeel van de woonboten (24 ligplaatsen) ligt ten noordwesten van de hoofdsteiger. Het overige aantal woonboten (5 ligplaatsen) is samen met de ligplaatsen voor de 4 woonarken voorzien aan de zuidoostzijde van de hoofdsteiger. De vier woonarken zijn reeds aanwezig en zijn een verplaatsing vanuit o.a. het Kattengat.
- Omzetten van bedrijfsruimte naar woning aan de Houthavenkade 5;
- Ruimte voor 122 passantenplekken. Dit is geen nieuwe functie, maar betreft de resterende reeds bestaande plekken aan de zuidoostzijde van de hoofdsteiger.
Daarnaast biedt het plan ruimte voor:
- 3 fietsenstallingen;
- Een publieke boardwalk (hoofdsteiger) van 3 meter breed;
- Een servicepunt voor de jachthaven met kantoor en woning voor de havenmeester en voorzieningen, waaronder toiletten, douche, afvalpunt, etc.
- Een kleinschalige horecagelegenheid. Dit is geen nieuwe functie, maar betreft een verplaatsing van de bestaande horeca-ark van de hoofdsteiger (vergund d.d. 20 november 2020) naar de oever bij de Spiekeroogbrug.
De woonschepen in het plan vervangen de eerder ontwikkelde waterwoningen als onderdeel van het plan om wonen toe te voegen aan het gebied. Dit is een belangrijk deel van de uitkomst van een uitgebreide omgevingsparticipatie in de periode van 2021 - 2022.
De combinatie van jachthaven, horeca, woonboten, woonarken en havenlodges zorgt voor een mooie en evenwichtige programmatische mix, die een prettige levendigheid op en rondom de jachthaven kan brengen en een kwaliteitsimpuls aan het gebied van de Houthaven geeft. In onderstaande kaart wordt een ontwerpschets gegeven van het beoogde plan, zoals vastgelegd in vastgestelde Ruimtelijk Programma van Eisen (RPvE april 2023). Daarnaast is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld voor het gebied. Zowel het RPvE als het Beeldkwaliteitsplan zijn opgenomen in de bijlage bij deze toelichting; respectievelijk in bijlage 13 en bijlage 15.
Figuur 2.1: Overzicht herontwikkeling met het beoogde programma uit het vastgestelde RPvE (bron: Woltjer Berkhout architecten, april 2023)
Hoofdstuk 3 Verantwoording
3.1 Wat Houdt Het Plan In?
Het doel van het plan is om de jachthaven toekomstbestendig te maken en een bijzondere plek te laten zijn in de stad. Daarnaast is de ambitie om in het gebied van en rondom de Houthavenkade bij te dragen aan meer levendigheid en verblijfskwaliteit. Dat betekent een investering in de infrastructuur met de vernieuwing en herstel van steigers, maar ook een investering in een gevarieerd programma van woonboten, woonarken, jachthaven, havenlodges en kleinschalige horeca. Dat alles in een omgeving met een hoge verblijfskwaliteit, zodat de jachthaven tevens een bijdrage kan leveren aan de (directe) stedelijke omgeving.
Infrastructuur
Onderdeel van het plan is dat de bestaande hoofdsteiger wordt vervangen. De hoofdsteiger wordt een publiek toegankelijke plek met de uitstraling van een boardwalk en vormt een verbinding tussen de Houthavenkade en de William Pontbrug. De nieuwe inrichting van de hoofdsteiger heeft een hoog kwaliteitsniveau en voorziet onder meer in een nieuw dek, verlichting en bankjes op een drietal aan te brengen terrassen langs de hoofdsteiger. Voor nadere details over de inrichting, openbare ruimte en vormgeving wordt verwezen naar het Beeldkwaliteitsplan dat is opgenomen in bijlage 15.
De hoofdsteiger en de zijsteigers worden voorzien van nieuwe infrastructuur en leidingwerk. Het leidingwerk betreft de nutsvoorzieningen en rioolwater-afvoer, maar ook bijvoorbeeld een droge blusleiding t.b.v. de brandveiligheid. De woonboten en woonarken, havenlodges en de haveninfrastructuur worden aangesloten op de elektra en het riool. Dit vormt een verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarin er nog steeds op het water moet worden geloosd.
De hoofdsteiger is 3 meter breed en daarmee bijna twee keer zo breed als de huidige steiger. De hoofdsteiger is publiek en daarmee in principe voor iedereen toegankelijk, waarbij het particuliere eigendom zorgt voor beheersbaarheid. Het beheer van de steiger komt bij de exploitant van de jachthaven.
Woonboten
In de ontwikkeling zijn maximaal 29 plekken voorzien voor woonboten. Woonboten zijn schepen waarop gewoond wordt. Dat kunnen historische schepen zijn, maar ook verbouwde (vracht)schepen. Een woonboot is een drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip.
Een groot deel van de woonboten (21 ligplaatsen) is gepland aan de hoofdsteiger. De overige 8 ligplaatsen zijn verdeeld elders over de jachthaven. Er is dus geen sprake van nieuwbouw. Dit bestemmingsplan faciliteert ligplaatsen (waterkavels). Hiermee wordt de functie wonen toegevoegd aan het plangebied doordat nieuwe bewoners hun behuizing (varend woonschip) meenemen en aanleggen.
De kavels voor de woonboten aan de hoofdsteiger hebben verschillende lengtes (en breedtes). De lengte per beschikbare waterkavel varieert en wordt bepaald door afstand tot de gebogen oeverlijn en daarmee tot de tuinen van omwonenden aan de Hogendijk, de beschikbare manoeuvreerruimte, de doorvaart en de afstand tot de bestaande woonark aan de Hogendijk.
Woonarken
Een woonboot is niet hetzelfde als een woonark. Een woonark wordt in de Woonschepenverordening (zie bijlage 1, par. 3.7) gedefinieerd als een drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw, of dat bestaat uit een casco dat herkenbaar is als van een origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf.
Naast plaats voor 29 woonboten is er in de jachthaven straks plaats voor vier woonarken. Dit betreft de bestaande woonark van de jachthaven zelf en 3 nieuwe woonarken, die zijn ingetekend aan de noordelijke steiger bij de William Pontbrug.
Jachthaven
De jachthaven heeft nu 210 ligplaatsen. Voor de nieuwe functie van de jachthaven geldt dat ca. 40% van de beschikbare ligplaatsen zal verdwijnen, hoofdzakelijk ten behoeve van de 21 woonboten aan de noordwestzijde van de hoofdsteiger. De overige 122 ligplaatsen blijven beschikbaar voor de lange- en korte termijn verhuur door de exploitant van de jachthaven. In het nieuwe bestemmingsplan en de Anterieure Overeenkomst zal ruimte worden opgenomen voor recreatief verblijf van passanten. Verder blijft de huidige regelgeving m.b.t. beheer gelden.
Havenlodges
In de jachthaven wordt ruimte gemaakt voor maximaal 20 havenlodges. Dit zijn kleine drijvende vakantie-appartementen voor de recreatieve verhuur en met slaapplaats voor 2-6 personen per appartement. In samenspraak met supervisie en stedenbouw is gekozen voor een passende beeldkwaliteit van deze havenlodges. De lodges worden i.v.m. de eisen die gesteld worden aan de brandveiligheid, gegroepeerd geplaatst aan de zijsteigers. Voor de te plaatsen havenlodges is een bouwvergunning vereist.
Figuur 3.1: Impressie van de havenlodges (bron: Solidhome Group)
Overige functies
Voor de overige programmaonderdelen, zoals het nieuwe servicegebouw en de fietsenstalling wordt een passende, kwalitatieve beeldkwaliteit nagestreefd. De noodzaak van het nieuwe servicegebouw is meerledig. Het betreft vervanging van de huidige werkplaatsark 'sitting duck' die nu als werkplaats (voor onderhoud aan de haven) en opslag dient. Het havengebouw is een vervanging van het servicegedeelte van de jachthaven (douche/toilet/wasmachines/andere faciliteiten) die uit de horeca-ark verdwijnen. Ook heeft het gebouw de functie van overzicht/bewaking/controle. Kortom alle functies van service (toezicht, aanspreekpunt, etc.) worden op één centrale plaats ondergebracht.
Voor de bestaande programmaonderdelen zoals de horeca-ark, gelden geen aanvullende eisen ten opzichte van de huidige status en het huidige gebruik. Het havenhuisje aan de Houthavenkade 5 heeft nu een bestemming als bedrijfruimte.
Conclusie
Alle keuzes en afwegingen die hebben geleidt tot het voorliggende plan zijn in overleg en afstemming met de gemeente Zaanstad en in een participatieprogramma met de omgeving tot stand gekomen. Dit met als doel om de jachthaven toekomstbestendig te maken en een bijzondere plek te laten zijn in de stad. Met de keuzes die zijn gemaakt zal de toekomstige situatie van de jachthaven resulteren in meer levendigheid en verblijfskwaliteit. Zo kan de jachthaven een bijdrage leveren aan de (directe) stedelijke omgeving.
Figuur 3.2: Vogelvlucht impressie van de beoogde situatie in noordoostelijke richting met op de voorgrond de woonboten aan de hoofdsteiger met daarachter de havenlodges en de te handhaven recreatieve passantenplaatsen (bron: TVA architecten)
Hoofdstuk 4 Planonderbouwing
4.1 Inleiding
Voor de ontwikkeling van de jachthaven is het van belang dat tijdens de bouwfase en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten en op andere omgevingsaspecten, zoals archeologie, cultuurhistorie, verkeer en ecologie.
4.2 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Als toetsing voor het parkeren geldt het parapluplan parkeren. In het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren' en de daaraan verbonden 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' dat van toepassing is op onderhavige locatie, is bepaald dat voor nieuwe functies wordt beoordeeld of er sprake is van een grotere parkeerbehoefte dan de huidige. Het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren' is vastgesteld door de raad d.d. 7-6-2018 en onherroepelijk.
Als uitgangspunt is de Zaanse Parkeernota gebruikt. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het gebied maatwerk vereist. Dit komt door de binnenstedelijke ligging, het programma en het gegeven dat het programma alleen maar onderdelen bevat waarvoor in Zaanstad geen normering beschikbaar is. Fysiek is er binnen de jachthaven, die niet over een eigen kade maar slechts over steigers en water beschikt, geen mogelijkheid om ruimte te creëren voor het parkeren.
Voor jachthavens is er in Zaanstad geen parkeernorm opgenomen in de Parkeernota en wordt daarom teruggevallen op de CROW-normen. Voor de maximaal 20 Havenlodges bestaat eveneens geen parkeernorm waar op kan worden teruggevallen. Het CROW hanteert wel normen voor recreatieparken, maar dat komt niet overeen met het beoogde concept. Er is daarom gezocht naar vergelijkbare ervaringscijfers, maar zeker voor een binnenstedelijke locatie zijn deze niet voorhanden. In bijlage 2 is een parkeerbalans opgenomen waarin hier nader op wordt ingegaan.
Gebiedsindeling parkeernota
Volgens de leidende Parkeernota 2016 valt het plangebied in stedelijk gebied B. De gele stip op de onderstaande kaart is de locatie van het plangebied. Het donkerrode gebied is Stedelijk Gebied A, het roze gebied ernaast is Stedelijk Gebied B. Het huidige parkeerterrein ligt op het gele puntje op de kaart. Door overlap is dus niet duidelijk tot welk gebied in de Parkeernota de jachthaven behoort.
Figuur 4.1: Parkeernormenkaart gemeente Zaanstad (Bron: Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad, 2016)
Huidige situatie
Al meer dan 25 jaar maakt de jachthaven gebruik van het (afgesloten) parkeerterrein aan de laad- en loskade ten zuidwesten van het Spiekeroog. Dit terrein biedt plaats aan ongeveer 30 auto's. Toegang tot dit terrein verkrijgt men door het verwijderen van één van de paaltjes, waarvoor de havenmeester sleutels in bruikleen geeft. Daarnaast is er gratis parkeergelegenheid op de openbare plekken aan de Houthavenkade, 51 in getal, waar men gratis kan parkeren.
Tot op heden gaat het parkeren voor de jachthavenbezoekers dan ook naar tevredenheid en zonder problemen. Er is ten allen tijde voldoende plaats in de directe omgeving. Het merendeel van de bezoekers van de jachthaven, die gebruik maken van het parkeerterrein zijn de langverblijvers; mensen die min of meer voortdurend op de jachthaven verblijven. Het parkeerterrein aan de laad-loskade wordt in de huidige situatie dan ook met name gebruikt vanaf de late middaguren, in de avond en in de weekenden. De sloepen en kleinere schepen in de jachthaven, die allen aan de zuidoostelijke zijde zijn afgemeerd, zijn bijna zonder uitzondering eigendom van Zaankanters. Op dit moment wordt 42% van de ligplaatsen gehuurd door mensen die wonen in de gemeente. Deze eigenaren komen bijna altijd te voet of per fiets naar hun boot. Door hen wordt het parkeerterrein aan de Houthavenkade niet gebruikt. Rond de 30 ligplaatsen (17%) wordt gebruikt door mensen die in het buitenland wonen.
Autoparkeren nieuwe situatie
Het plangebied ligt in het centrum van Zaandam. Op 10 minuten lopen ligt het station. Parkeergarages liggen op 200 en 300 meter afstand. Momenteel parkeren de gebruikers van de jachthaven voornamelijk aan de Houthavenkade. De huidige laad- en loskade aan de Houthavenkade wordt straks onderdeel van de nieuwe herinrichting van de Houthavenkade.
Er is een parkeerbalans voor parkeren opgesteld (zie bijlage 2 bij deze toelichting). Hieruit blijkt dat het parkeren voor de nieuwe bewoners kan worden opgelost aan de Houthavenkade. Al in 2021 heeft het college van B&W het besluit genomen om gereguleerd parkeren aan de Houthavenkade in te voeren. Invoering is noodzakelijk om de nieuwbouw van 710 woningen aan de Houthavenkade mogelijk te maken.
Invoering van gereguleerd parkeren vindt plaats na de oplevering van de eerste woningen aan de Houthavenkade. De jachthaven Dukra gaat hierin mee. Parkeren voor de nieuwe woonschipbewoners van de jachthaven vindt plaats door middel van het afgeven van parkeervergunningen aan de Houthavenkade. Voor bezoekers van de horeca wordt voorzien in betaald parkeren op de Houthavenkade.
De parkeerbehoefte voor de havenlodges wordt gerealiseerd door afspraken met de parkeergarage Q-park Rozenhof. Bezoekers ontvangen bij check-in een 24-uurs voucher per dag dat zij verblijven. Op deze wijze zijn voor het wonen, de lodges en bezoek aan de horeca voldoende parkeerplekken voor de auto gegarandeerd.
Onderzoek
Een nadere berekening en analyse is opgenomen in een parkeerbalans in bijlage 2 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierin wordt geconcludeerd dat met de herontwikkeling van de jachthaven sprake is van een verwachte (theoretische) afname van de parkeerdruk met maar liefst 21,1 pp. Daarmee is een acceptabele parkeersituatie te realiseren binnen de bestaande en de toekomstige situatie en capaciteit. Ongeveer tegelijkertijd aan de verwachte oplevering van de ontwikkeling wordt bovendien betaald parkeren ingevoerd in het gebied. De nieuwe ontwikkeling kan compleet worden 'geabsorbeerd' door de afname van de parkeerdruk aan en de herinrichting van de Houthavenkade. Alles afwegende kan daarmee worden gesteld dat het plan ten aanzien van parkeren haalbaar is.
Fietsparkeren
Fietsparkeren voor bewoners en bezoekers van de woonschepen wordt binnen het plan opgelost. Aan beide koppen van de hoofdsteiger wordt een gemeenschappelijke fietsenberging gerealiseerd en tevens komt er een stalling nabij Houthavenkade 5. Het totaal aantal fietsparkeerplekken bedraagt 200. Dit is ruim voldoende aangezien er 172 benodigd zijn. Hiervoor wordt verwezen naar de fietsparkeerbalans in bijlage 3 bij deze toelichting.
Fietsparkeren voor bezoekers van de horeca en de woning Houthavenkade 5, incl. ark en woonboten, kan ter plaatse bij de locaties worden opgelost. Daarvoor is het mogelijk fietsenrekken te plaatsen aan de Houthavenkade. Benodigd zijn er ca. 86 voor de horeca. Bij herinrichting van de Houthavenkade wordt dit nader uitgewerkt. Fietsparkeren voor de Houthavenkade 5 vindt zoveel als mogelijk op eigen terrein plaats.
Conclusie
Het plan voorziet in voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets. Parkeren vormt hiermee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
Toetsingskader
De erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is een primair gemeentelijke opgave.
In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk. De keuze voor een andere bouwlocatie voorkomt de verstoring van belangrijke bodemvondsten. Als dit geen optie is, bestaat de mogelijkheid om binnen de bouwlocatie zelf naar een archeologievriendelijke aanpak te streven. In het uiterste geval wordt een archeologische opgraving uitgevoerd.
Onderzoek
Archeologie
Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Oude Haven' geldt geen archeologische verwachtingswaarde voor het plangebied. Uitzondering vormt de Houthavenkade. Voor dit gebied is in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' opgenomen. In figuur 4.2 is een uitsnede te zien van het archeologische deel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. De kaart toont dat er geen archeologische verwachtingswaarden zijn binnen het plangebied dat in gebruiks is als haven.
Figuur 4.2: Archeologische deel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart, rode kader is plangebied (Bron: Archeologienota Zaanstad 2009)
In de (water)bodem zullen er geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Het aspect archeologie is hierdoor niet in het geding. Aan de oever van de Houthavenkade, worden behoudens herinrichting geen werkzaamheden voorzien die naar verwachting de grond tot grote diepte roeren. Mocht dit toch noodzakelijk zijn dan voorziet de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' in de archeologische belangen.
Cultuurhistorie
Het Zaanse landschap is ontstaan vanuit de dorpslinten. De dijken en watergangen hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld, in een veenlandschap dat van nature moeilijk toegankelijk is. De watergangen dienen voor vervoer en de dijken als bescherming tegen overstromingen. Deze elementen vormen nog altijd de ruggengraat en hoofdstructuur van het Zaanse landschap. Door het open landschap zijn de linten en dijken overal ook goed zichtbaar. De Noorder IJ en Zeedijk vormen de belangrijke grens tussen de zeekleipolders en de veenweide. De Dorpslinten hebben vanuit het open landschap gezien groene rafelige randen en zijn daarmee onderscheidend van de nieuwere uitbreidingen van de stad. Het open water van de Zaan en het Noordzeekanaal zijn maar op enkele plekken in de stad te zien, bij de Kalverpolder en de Wijkermeer. De Nauernasche Vaart ligt voor een groot deel in het landelijke gebied en is als belangrijk en historisch waterelement goed beleefbaar. De dorpslinten, dijken en grotere watergangen zijn van grote landschappelijke waarde.
Het plangebied is gelegen in het Noordzeekanaalgebied dat wordt beschouwd als industrieel erfgoed. Uit het gemeentelijk monumenteregister blijkt dat zich binnen het plangebied geen monumenten bevinden.
Voor de ontwikkeling is een cultuurhistorische rapportage uitgevoerd. Zie bijlage 4 bij deze toelichting. Het cultuurhistorische onderzoek biedt de cultuurhistorische kaders voor de ontwikkeling. Het is de ambitie om de ontwikkeling nadrukkelijk te laten aansluiten bij de historische ontwikkeling en het nautische karakter van de plek. Daartoe is een historische analyse gemaakt van de ruimtelijke dynamiek op de lange termijn. Op basis daarvan zijn aanbevelingen opgesteld voor de ontwikkeling.
Het landschap kenmerkt zich door een grote mate van dynamiek, een constante wisselwerking tussen mens, natuur en economie, maar vooral: land en water. Verandering is de enige constante. Bij het beheer van dit landschap gaat het dan niet zozeer om behoud, maar om management of change: het op een verantwoorde en weloverwogen manier toevoegen van nieuwe functies aan steeds veranderde landschappelijke structuren.
Het karakter van het eiland en de Voorzaan als havengebied en het roemrijke verleden van Zaandam als centrum van houthandel, houtindustrie en scheepsbouw wordt met de beoogde ontwikkeling behouden. Met de beoogde havenlodges kan de architectuur en materialisering het verleden als havengebied als inspiratiebron nemen.
Bij de herinrichting van de jachthaven wordt er rekening worden gehouden met de volgende criteria:
- Bestaande waardevolle structuren moeten worden ontzien. De bouwmassa en bouwhoogte moeten ondergeschikt zijn aan de bestaande structuren. Dit geldt met name voor de lintbebouwing aan de dijk;
- Zichtlijnen over het water intact laten en de maat van het water niet te veel te verkleinen; en
- Om de openheid van het landschap te handhaven, moet de bouwhoogte moet worden beperkt tot maximaal 2 bouwlagen, gerekend vanaf het water.
Het plan sluit op verschillende manieren aan bij het cultuurhistorisch onderzoek:
- De massa en bouwhoogte zijn relatief kleinschalig en ondergeschikt aan de omgeving. De omliggende bouwhoogten worden niet overschreden en op hoofdlijnen wordt het beoogde programma ingepast binnen de contouren van de bestaande jachthaven. Dit is geborgd in de regels en op de verbeelding. Hiermee wordt voorkomen dat historische structuren aangetast worden.
- Van oorsprong is dit gebied een doorgaand water geweest. Met de komst van de jachthaven is dit stuk van de Zaan niet meer als zodanig in gebruik. Het beoogde programma is vanuit historisch oogpunt inpasbaar, mits de bocht in de Zaan duidelijk herkenbaar blijft als onderdeel van de Zaan. De bocht van de Zaan vormt een van de ontwerpprincipes van het plan en is daarmee direct zichtbaar in het ontwerp en als zodanig ook afgestemd met supervisie (stedenbouw) van de gemeente Zaanstad. Op de verbeelding komt dit tot uiting in de bocht die tevens de begrenzing vormt van het waterkavel waarbinnen 21 woonboten mogen liggen.
- Door het gebruik van schepen voor wonen wordt het historische karakter van de haven als (tijdelijke) ligplaats voor schepen gecontinueerd. Het nautische karakter ervan wordt versterkt. De huidige ontwikkeling sluit goed aan bij het cultuurhistorische karakter van deze locatie en bovendien blijft het huidige nautische karakter nagenoeg onveranderd. De hoogtes van de schepen is wisselend, maar niet hoger dan 6 meter. Daarmee wordt het maximaal aantal bouwlagen niet overschreden.
- Tot slot is het plan passend binnen het relevante beleid, zie bijlage 1.
Conclusie
Archeologische belangen worden voldoende geborgd in voorliggend bestemmingsplan en vormen derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De ontwikkeling houdt daarnaast voldoende rekening met het (historische) karakter van Zaandam. De cultuurhistorische belangen worden voldoende geborgd in voorliggend bestemmingsplan en vormen derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.4 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelig gebruik, zoals wonen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- ten aanzien van geluid, geur, stof en gevaar;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
De ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling is getoetst aan de hand van de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'. Volgens deze handreiking moet er bij het bouwen van nieuwe woningen rekening worden gehouden met de milieugebruiksruimte van reeds aanwezige nabijgelegen bedrijven. De grootte van de milieugebruiksruimte wordt uitgedrukt in een richtafstand tot woningen in een rustige woonwijk. De richtafstand is afhankelijk van de milieucategorie die een bedrijf heeft.
Onderzoek
Het plan voorziet in een gemengd programma met woonschepen (woonboten en woonarken), horeca en verblijfsrecreatieve lodges. Er is sprake van vermenging van functies in het plangebied, maar ook buiten het plangebied is sprake van een gemengd gebied, waarin wonen en werken naast elkaar bestaan. Het plangebied wordt daarom als omgevingstype 'gemengd gebied' beschouwd. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. De richtafstanden die gelden voor een gemengd gebied zijn, met uitzondering voor het aspect gevaar, terug te schroeven naar een lagere afstand. In onderstaande tabel zijn de richtafstanden weergegeven, met in het rode kader de afstanden die gelden in dit bestemmingsplan.
Figuur 4.3: Richtafstanden VNG (gemengd gebied in het rode kader)
Omliggende bedrijven nabij het plangebied
Er is één bedrijf gelegen rondom het plangebied dat gezien haar nabijheid van invloed is op het plan. Dit betreft Jowa Recycling B.V. aan de Houthavenkade 3. De overige bedrijven aan de Houthavenkade zijn wegbestemd met het in 2021 vastgestelde bestemmingsplan Houthavenkade. De meeste bedrijven staan inmiddels leeg/ worden gesloopt. De bouw van woningen zal volgens de planning in medio 2023 starten. Deze bedrijven zijn daarmee niet meer van invloed op het plangebied.
Jowa Recyling B.V. is een inzamelbedrijf van metalen, non-ferro metalen en allerhande artikelen, die vrijkomen bij bedrijven maar ook uit huishoudens e.d. Het bedrijf sorteert deze materialen en voert deze af naar verwerkers. Het bedrijf bestaat uit een opslagloods, bedrijfswoning met kantoor en een voorterrein waar een container staat opgesteld. Voor de ligging zie onderstaande afbeelding.
Figuur 4.4: Ligging Jowa Recycling
Binnen het vigerende bestemmingsplan (bestemmingsplan 'Oude Haven') is Jowa specifiek bestemd als bedrijf met SBI code 4677 (overige groothandel in afval en schroot > 1.000 m2.
Analyse richtafstanden
Geluid is hierbinnen het maatgevende aspect (grootste afstand) behorende bij bedrijfscategorie 3.2. De richtafstand voor een gemengd gebied bedraagt ten aanzien van dat aspect 50 m. Aan deze afstand en dit aspect is in dit bestemmingsplan getoetst. Aan de overige aspecten en bijbehorende afstanden (geur, stof, gevaar) wordt voldaan, aangezien de dichtsbijzijnde woonfuncties op ca. 12-15 m. afstand liggen. Dit betreft de beoogde woning aan de Houthavenkade 5 en de naastgelegen woonschepen.
Samengevat is de situatie als volgt:
*) De richtafstand voor het aspect gevaar kan niet teruggebracht worden.
Beoordeling
Rondom Jowa Recycling BV bevinden zich ook al reeds bestaande woningen en ook binnen de jachthaven biedt het vigerende bestemmingsplan ruimte voor een woonschip op minder dan 50 m. afstand. Sommige woningen aan de Houthavenkade liggen direct naast en/of tegenover Jowa, op ca. 5-10 m. afstand. Ter plaatse van deze woningen, incl. woonschip, moet Jowa Recycling BV voldoen aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hierdoor is de milieugebruiksruimte van Jowa beperkt en vormt daardoor geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.
Aanvullend onderzoek toont aan dat op het aspect geluid, als maatgevende hinderbron, er ter hoogte van de nieuwe woonboten en woonarken sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Tevens is er sprake van een goede ruimtelijke ordening (bron: Cauberg Huygen, Akoestisch onderzoek Jowa Recycling B.V., 9 september 2019). Deze conclusie wordt bevestigd door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Zij stellen in een nadere beoordeling van het onderzoek het volgende: Er kan worden aangenomen dat de representatieve bedrijfssituatie juist is weergegeven. Daarnaast voldoet de inrichting aan de geluidnormen van het activiteitenbesluit en de VNG-publicatie 'Handreiking bedrijven en milieuzonering'. Om deze rede is er sprake van een goed woon- en leefklimaat ter hoogte van de woonschepen en wordt de inrichting ook niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering. Uit akoestisch oogpunt ontstaan er dus geen problemen rond de realisatie van de (ligplaatsen van de) woonschepen (bron: Beoordeling akoestisch onderzoek Jowa Recycling B.V., 19 november 2019, zaaknummer 9252484). In paragraaf 4.9 (akoestiek) is nog nader akoestisch onderzoek opgenomen, waarin deze conclusie wordt herbevestigd en nader wordt ingegaan op geluid. Dit onderzoek is tevens opgenomen in bijlage 8 bij dit bestemmingsplan.
Invloed van het plan op de omgeving
Behalve invloed op het plangebied vanuit bedrijven in de omgeving kan er ook sprake zijn van invloed van functies binnen het eigen plangebied of vanuit het plangebied op de omgeving (uitwaartse zonering). In dit plan gaat het om het te behouden deel van de jachthaven (ten oosten van de hoofdsteiger), de horeca-ark en de havenlodges.
Jachthaven
Een jachthaven met diverse voorzieningen valt onder SBI-code 932, milieucategorie 3.1. Voor de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar gelden respectievelijk de afstanden 10, 10, 50 en 30 meter. Met betrekking tot een gemengd gebied onstaat de volgende situatie:
*) De richtafstand voor het aspect gevaar kan niet teruggebracht worden.
Ten aanzien van geluid en gevaar kan hier niet aan worden voldaan, doordat de beoogde woonboten en arken dichter dan 30 meter op de bestaande jachthaven zijn voorzien. Er kan echter geconcludeerd worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Waar veel jachthavens milieuhinderlijke voorzieingen hebben, zoals bijvoorbeeld een kleine werf of een brandstofvulpunt, is dat in dit plan niet aan de orde. Bronnen van overlast door gevaar en/of geluid zijn in de huidige situatie niet aanwezig zijn en worden ook niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan:
- 1. Er vindt geen reparatie of onderhoud van boten plaats. Dit is opgenomen als strijdig gebruik in de regels in artikel 11.1 en artikel 5.4.9.
- 2. Ook regulier onderhoud aan de woonboten en arken gebeurt elders, op een geschikte werf. Ook dit is opgenomen als strijdig gebruik in de regels. De Woonschepenverordening, zoals beschreven in bijlage 1, geeft aan dat verbouw van een schip en alle overige werkzaamheden, anders dan kleinschalig onderhoud, ook op een werf moet plaatsvinden. Op de locatie worden dus geen woonboten en/of arken gebouwd verbouwd of onderhouden. Deze komen zelfstandig aanvaren (woonboot) of op worden op een ponton gesleept (woonark).
- 3. Er is geen werf of de mogelijkheid om recreatieve boten voor stalling of onderhoud uit het water te takelen. Dit is opgenomen als strijdig gebruik in de regels;
- 4. Er is geen brandstofvulpunt (tankmogelijkheid) voor de boten. Dit is opgenomen als strijdig gebruik in de regels;
- 5. Er zijn geen andere gevaarlijk stoffen aanwezig of opgeslagen, zoals bijvoorbeeld onderhoudsmiddelen voor schepen. Dit is opgenomen als strijdig gebruik in de regels;
- 6. De aanwezige hoofdsteiger zorgt voor het grootste deel van de woonschepen voor een fysieke scheiding met de jachthaven. Aan de westzijde van de steiger, waar veruit het grootste aantal woonschepen ligt, zal daarom niet of nauwelijks recreatief gevaren worden;
- 7. Het vigerende bestemmingsplan biedt op kleinere schaal ook reeds ruimte aan ligplaatsen voor woonschepen die direct grenzen aan de ligplaatsen voor recreatieve vaart;
- 8. Er is advies bij de brandweer (veiligheidsregio) ingewonnen. Daaruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn en voldoende mogelijkheden zijn om in het geval van een calamiteit te vluchten en de calamiteit te bestrijden. Dit advies is opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan en wordt nader beschreven in paragraaf 4.8.
Tot slot. Omliggende woningen aan de Houthavenkade of op het Eiland liggen op ruim voldoende afstand van de jachthaven, namelijk minimaal 75 meter.
Horeca-ark
Een horecavoorziening (restaurant) valt onder SBI-code 561, milieucategorie 1 (restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.). Voor de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar geldt een afstand van 10 meter. Met betrekking tot een gemengd gebied onstaat de volgende situatie:
*) De richtafstand voor het aspect gevaar kan niet teruggebracht worden.
De afstand tot het meest dichtstbijzijnde woonschip bedraagt 12 meter. Dit schip ligt direct te noorden van de horeca-ark. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. Tot slot gaat het om verplaatsing van de horeca-ark richting de Houthavenkade. De horecafunctie is nu ook al in het plangebied aanwezig , maar meer richting het noorden aan de hoofdsteiger. De minimale afstand tot aan de (toekomstige) woningen aan de Houthavenkade bedraagt minimaal 40 meter. Hiermee wordt ruim voldoende afstand in acht genomen.
Havenlodges
De havenlodges vallen onder SBI code 5510, milieucategorie 1 (hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra). Voor de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar geldt een afstand van 10 meter. Met betrekking tot een gemengd gebied onstaat de volgende situatie:
Voor de havenlodges geldt eveneens een richtafstand van 10 m. Hier heeft de brandweer aanvullende voorwaarden gesteld aan de brandveiligheid. Deze zijn geborgd in de regels.
Omliggende woningen aan de Houthavenkade of op het Eiland liggen op ruim voldoende afstand van de havenlodges, namelijk minimaal 75 meter.
Conclusie
Het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Ondanks dat aan sommige richtafstanden niet kan worden voldaan kan voldoende gemotiveerd worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Onderlinge afstanden tussen de verschillende functies zijn bovendien afgestemd met de brandweer. De daaraan gekoppelde voorwaarden ten aanzien van brandveiligheid zijn opgenomen in de regels.
4.5 Waterbodem
Toetsingskader
In verband met de uitvoerbaarheid van een plan dient rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. Indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, dient de grond zodanig te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie.
Onderzoek
Certicon Kwaliteitskeuringen B.V. heeft in opdracht van Dukra Jachthaven een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van Bashuisweg 9c-A/B te Zaandam. Dit onderzoek is uitgevoerd volgens de NEN 5717:2017 en NEN 5720:2017 en daaraan gelieerde normen. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 5 bij deze toelichting.
De aanleiding voor het onderzoek zijn de voorgenomen baggerwerkzaamheden. Hierbij wordt in principe al het ongeconsolideerde materiaal verwijderd. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit en de hergebruiksmogelijkheden van de waterbodem. Op basis van het vooronderzoek is de locatie onderzocht volgens de strategie: haven, normale onderzoeksinspanning uit de NEN 5720. Hierbij zijn 4 vakken onderscheiden en zijn 24(+2) boringen geplaatst.
De ongeconsolideerde waterbodem bestaat hoofdzakelijk uit donker zwartbruin slib. In alle monsters is een zwakke olie-water reactie en/of zwakke oliegeur aangetroffen. Ten noorden van de jachthaven is aanmerkelijk minder slib aanwezig. Er is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Analytisch blijkt dat het slib van alle vakken niet toepasbaar is op landbodem, vooral vanwege te hoge gehalten minerale olie, zink, lood en arseen. Daarnaast is het slib in alle vier de vakken aanvullend geanalyseerd op tributyltin, hiervoor geldt tevens de bodemkwaliteitsklasse niet toepasbaar op landbodem.
Voor toepassing op waterbodem geldt dat het slib van MM1 (vak 1), MM2-1 en MM2-2 (vak 2), MM3-1 (vak 3) en MM4-1 en MM4-2 (vak 4) op waterbodem toepasbaar is als klasse B. Het slib van MM2-3 (vak 2) en MM3-2 (vak 3) is op waterbodem niet toepasbaar. Het slib dat indicatief getoetst is op tributyltin heeft voor vakken 1, 2 en 3 als toepassing op waterbodem klasse A. Voor vak 4 is het slib op waterbodem niet toepasbaar.
Indien de baggerspecie wordt toegepast dient de toepassing ten minste vijf werkdagen voorafgaand aan de toepassing te worden gemeld bij het Meldpunt bodemkwaliteit. Voor te baggeren, niet toepasbare baggerspecie, wordt aanbevolen dit onder de BRL 7000 te verwijderen en af te voeren naar een erkend verwerker.
Conclusie
Het aspect waterbodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.6 Natuur
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met beschermde planten- en diersoorten en met beschermde gebieden. Er dient onderzocht te worden of het voornemen effect heeft op beschermde soorten, beschermde gebieden of beschermde houtopstanden (Wet natuurbescherming (Wnb), Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overig (provinciaal) beleid. Ontwikkelingen mogen niet zonder meer plaatsvinden indien deze negatieve gevolgen hebben op beschermde natuurwaarden (soorten, gebieden en/of houtopstanden). Er is daarom inzicht gewenst in de aanwezige beschermde natuurwaarden en de mogelijke effecten die op deze beschermde natuurwaarden kunnen optreden door de ontwikkeling. Dit wordt verkend in een natuurtoets. De uitgevoerde natuurtoets (Antea Group, 22 mei 2023) is opgenomen in bijlage 6 bij deze toelichting.
Onderzoek
Voor de beoogde ontwikkeling is er een onderzoek uitgevoerd voor beschermde soorten, gebiedsbescherming en houtopstanden.
Beschermde soorten
Binnen het plangebied is geschikt biotoop aangetroffen voor beschermde soorten (Wnb) waarvoor geen algemene vrijstelling geldt. Het gaat om soorten uit de volgende soortgroepen: vogels. Er kunnen nestgelegenheden aanwezig zijn in en rond het oppervlaktewater. Nader onderzoek is niet noodzakelijk en ontheffing is ook niet aan de orde, maar er gelden wel maatregelen ten tijde van de werkzaamheden. Deze moeten buiten het broedseizoen worden uitgevoerd.
Zorgplicht
Uit de natuurtoets komt naar voren dat er een algemene zorgplict in acht dient te worden genomen voor vissen (alle soorten) en grondgebonden zoogdieren (egel).
Gebiedsbescherming (Natura 2000)
Er kunnen effecten optreden op Natura 2000 gebieden. Dit betreft polder Westzaan gelegen op ca. 1,7 km. afstand. Er kan sprake zijn van verzuring en vermesting door stikstofdepositie. In dat kader dient een Aerius berekening te worden uitgevoerd naar de bouw- en gebruiksfase van het plan. Deze berekening is uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er geen sprake is van een stikstofbijdrage door het beoogde plan (zie par. 4.7).
NNN
In onderstaande tabel zijn de conclusies ten aanzien van beschermde NNN-gebieden opgenomen. Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het Bijzonder Provinciaal Landschap. Er zijn geen vervolgstappen aan de orde.
Beschermde houtopstanden
Er is bij voorliggend planvoornemen geen sprake van aantasting van onder de Wnb beschermde houtopstanden. Er worden geen bomen gekapt als gevolg van het planvoornemen. Er zijn voor wat de Wnb betreft geen vervolgstappen aan de orde.
Conclusie
Voor onderhavig planvoornemen geldt dat de Wet natuurbescherming, gelet op de mogelijkheid van het nemen van adequate maatregelen, de uitvoerbaarheid van het planvoornemen niet in de weg staat. Tevens is er geen sprake van een stikstofbijdrage (zie par. 4.7). Bij de werkzaamheden zal ten allen tijde de zorgplicht in acht moeten worden genomen.
4.7 Stikstof
Toetsingskader
In het kader van de Wet natuurbescherming moet beoordeeld worden of het project leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden. Hiervoor is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de bouw- en gebruiksfase met het rekenprogramma AERIUS Calculator (versie oktober 2023). Deze is opgenomen als bijlage 7 bij dit bestemmingsplan.
Onderzoek
Met behulp van het rekenprogramma AERIUS Calculator, versie 2023, zijn de mogelijke gevolgen van de beoogde ontwikkeling voor de stikstofdepositie in natura 2000-gebieden in beeld gebracht. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 7 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Voor de voorgenomen ontwikkeling toont AERIUS Calculator voor zowel de realisatiefase als de gebruiksfase geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Significante gevolgen voor de habitats in Natura 2000-gebieden ten gevolge van stikstofdepositie zijn daarmee uitgesloten. Het aspect stikstofdepositie staat verdere besluitvorming derhalve niet in de weg.
Conclusie
Stikstof vormt geen belemmering voor het planvoornemen dat mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan.
4.8 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het wettelijke kader, voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het huidige beleid voor transportmodaliteiten in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar-contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar-contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Figuur 4.5: Weergave plaatsgebonden risicocontouren, invloedsgebied en groepsrisicografiek met oriëntatiewaarde voor transport
In het Bevi en Bevt is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Bij deze verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. Bij de verantwoording van het groepsrisico dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de veiligheidsregio. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten, zoals hieronder weergegeven.
Figuur 4.6: Verplichte en onmisbare onderdelen van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen worden getoond valt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting, zie figuur 4.7.
Figuur 4.7: Vervoer van gevaarlijke stoffen en andere externe veiligheidsbronnen
Wegtransport
Op een afstand van 150 meter van het plangebied ligt de N203 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Deze weg heeft een PR 10-6 contour van 0 meter waar het plangebied buiten valt. Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van 45 meter (LF2). Hierdoor is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.
Watertransport
Op een afstand van 1.560 meter ligt de transportroute van het IJ. Het plangebied valt buiten het PR 10-6 contour en het invloedsgebied van deze route. De Zaan valt niet binnen het Basisnet water, maar er varen wel schepen geladen of leeg van gevaarlijke stoffen.
Over de Achter- en Voorzaan en Zijkanaal-G vindt ook vervoer plaats van gevaarlijke stoffen per schip, maar dat is zeer sporadisch. Want, hoewel de Zaan geen onderdeel uitmaakt van het Basisnet water, worden er wel (in geringe mate) gevaarlijke stoffen over vervoerd. Bovendien is beroepsvaart in de nachtperiode niet mogelijk omdat er dan geen bediening van bruggen en sluizen is. Ondanks het incidentele karakter van vervoer gevaarlijke stoffen over de Zaan is het wel van belang om naar de zelfredzaamheid en hulpverlening te kijken.
Gevaren
De kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen is klein maar de gevolgen kunnen groot zijn. Van een binnenvaarttanker, geladen met bijvoorbeeld benzine, scheurt de tank door een aanvaring open. Hierdoor ontstaat een gat en stroomt een groot deel van de benzine in korte tijd uit. De benzine verspreidt zich over het water en bereikt de kade. Ontsteking van de plas leidt tot een korte hevige brand. De stromingssnelheid van het water is van invloed op de grootte en de vorm van de plas. Door de stroming van het water kan er een ongecontroleerde verspreiding van de plas plaatsvinden.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezige personen in het effectgebied in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Dit speelt met name een rol als het
handelingsperspectief vluchten is. De warmtestraling van een brandende plas benzine is duidelijk zichtbaar en voelbaar voor personen in het effectgebied. De effectieve strategie voor zelfredzaamheid kan door aanwezigen juist worden ingeschat. Gezien de afstand tussen de vaargeul en het plangebied van ca. 130 m. tot maximaal 380 m. (met daartussen nog de William Pontbrug en een jachthaven) hebben aanwezige personen voldoende tijd om te vluchten naar veilig gebied.
Indien de brandende plas zich op meer dan 70 meter afstand bevindt dan is binnen blijven/schuilen, ramen en deuren sluiten en eventueel aanwezige mechanische ventilatie uitschakelen het beste handelingsperspectief.
Risicocommunicatie bevordert de zelfredzaamheid. Het is van belang om de beheerder van de jachthaven/havenlodges te informeren over de externe ongevalsscenario's zijn en wat het handelingsperspectief is om de bezoekers van de jachthaven in veiligheid te brengen bij een eventuele calamiteit.
Spoortransport
Over de spoorlijn Amsterdam Sloterdijk - Zaandam - Uitgeest vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op een afstand van 2.800 meter ligt wel een spoor waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dit spoor loopt vanaf het rangeerterrein Westhavenweg in zuidoostelijke richting. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour maar binnen het invloedsgebied van 4 kilometer. Gezien de afstand tot de risicobron is een berekening niet noodzakelijk. Wel dient een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven te worden.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.
Tevens dient een opstelplaats voor de brandweerauto aanwezig te zijn. De volgende kenmerken zijn hierbij van toepassing:
- breedte 4,5 meter;
- lengte 10 meter;
- vrije doorgangshoogte van 4,2 meter;
- aslast van 11,5 ton;
- totaalgewicht minimaal 15 ton.
Het plangebied biedt niet direct een opstelplaats voor een blusvoertuig. De direct aangrenzende bruggen bieden die mogelijkheid wel in voldoende mate en ook het daar geldende bestemmingsplan voorziet daarin met een Verkeersbestemming.
Het plangebied wordt ontsloten via de Hogendijk die aansluit op de N203 en de William Pontbrug. Daarnaast wordt het plangebied ontsloten door de Houthavenkade die aansluit op de Spiekeroogbrug. Deze bruggen verbinden beide oevers en sluiten beide aan op de Badhuisweg en bieden voldoende ruimte voor het opstellen van één of meerdere blusvoertuigen van waaruit het incident van twee kanten kan worden benaderd. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand worden geblust en kan worden voldaan bovenstaande eisen.
Bluswater
Er ligt een afspraak dat er op de hoofdsteiger een droge blusleiding wordt aangelegd. Deze krijgt aftakkingen op de zijsteigers, die langer zijn dan 40 meter. De brandweer heeft bluswater nodig tot op maximaal 40 meter afstand van de woonboten/-arken en havenlodges. Dit is geborgd in de regels van het bestemmingsplan.
Brandveiligheid/veilig vluchten
Ivm brandveiligheid tussen woonboten/-arken en havenlodges ligt er een voorstel voor een gelijkwaardige oplossing. Dit geldt ook voor veilige vluchtroutes langs een brandende woonboot/-ark of havenlodge. Deze gelijkwaardige oplossingen zijn in overleg tussen VrZW/brandweer en architect bepaald. Het is aan gemeente Zaanstad als bevoegd gezag om hierover een besluit te nemen. In bijlage 14 is het overleg met de brandweer vastgelegd in een verslag.
Zelfredzaamheid
De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn gelet op het feit dat het plangebied voornamelijk uit woonschepen bestaat. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en, indien aanwezig, het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.
Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling binnen het plangebied. Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Het plan voldoet aan de eisen voor brandveiligheid en neemt verschillende maatregelen ten aanzien van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Deze zijn waar mogelijk ook geborgd in de regels. Tot slot is uitvoerig overleg geweest met de brandweer (veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland) over zowel veiligheidsrisico's, onderlinge afstanden tussen de verschillende functies en bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. De uitkomsten van dit overleg zijn in dit plan geborgd en als verslag opgenomen in bijlage 14 bij deze toelichting.
4.9 Geluid
Toetsingskader
Op basis van artikel 76 van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan als bedoeld in art. 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de waarden als bedoeld in art. 82 t/m 85 van de Wgh in acht te worden genomen, indien dat plan gelegen is in een zone rondom een weg als bedoeld in art. 74 lid 1 Wgh en (het betreffende onderdeel van) dat plan mogelijkheden biedt voor:
- De realisatie van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen (functies zoals genoemd in art. 1 Wgh en art 1.2 Bgh – het Besluit geluidhinder zoals gewijzigd op 4 april 2012);
- De aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;
- Functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld via afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid).
Onderzoek
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van verschillende wegen. De locatie ligt tevens binnen de geluidzone van het industrieterrein “Achtersluispolder en Westerspoor zuid” in Zaandam en het industrieterrein “Westpoort” in Amsterdam.
De aanwezige bedrijven liggen op ruim voldoende afstand van het plangebied, maar doordat het terrein geluidgezoneerd is en over het plangebied ligt, is nader onderzoek noodzakelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden immers, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
Binnen deze zone geldt dat het niet is toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen. De beoogde woonboten en arken gelden als geluidgevoelige functie. Hier kan van worden afgeweken, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
De breedte van de geluidszone van de spoorlijn Amsterdam - Uitgeest is 300 meter. Het plangebied ligt hier niet binnen.
Omdat binnen het project geluidgevoelige objecten betrokken zijn die binnen een geluidszone van een weg, spoorlijn of industrieterrein liggen is op dit het project de Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit van toepassing. Concreet gaat het om de volgende functies: de woonboten, de arken en de woning aan de Houthavenkade 5.
De aanvrager dient aan te tonen dat er ter plaatse van de geluidgevoelige objecten voldaan kan worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit. Hiervoor moet een akoestische onderzoek worden verricht naar het wegverkeer en industrielawaaibelasting van de geluidgevoelige bestemmingen. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 8 van deze toelichting. In deze paragraaf staan de belangrijkste onderdelen beschreven.
Wegverkeerslawaai: resultaten en toetsing van de gezoneerde wegen
- Havenstraat: De geluidbelasting van het wegverkeer op de Havenstraat op de te beoordelen gevels en beoordelingspunten inclusief 5 dB aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder is ten hoogste 32 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB derhalve niet.
- Houthavenkade: De geluidbelasting van het wegverkeer op de Houthavenkade op de te beoordelen gevels en beoordelingspunten inclusief 5 dB aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder is ten hoogste 44 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB derhalve niet.
- Albert Heijnweg: De geluidbelasting van het wegverkeer op de Albert Heijnweg op de te beoordelen gevels en beoordelingspunten inclusief 5 dB aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder is ten hoogste 24 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB derhalve niet.
- N203: De geluidbelasting van het wegverkeer op de N203 op de te beoordelen gevels en beoordelingspunten inclusief 5 dB aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder is ten hoogste 43 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB derhalve niet.
- Spiekeroog: De geluidbelasting van het wegverkeer op de Spiekeroog op de te beoordelen gevels en beoordelingspunten inclusief 5 dB aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder is ten hoogste 53 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De overschrijding vindt plaatst op de toetspunten bij waar woonboten zullen komen te liggen nabij de verbingsweg naar het Eiland (A4 Spiekeroog).
Onderstaande afbeelding toont de geluidbelasting ter hoogte van deze toetspunten inclusief 5 dB aftrek. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 53 dB voor geluidgevoelige terreinen wordt niet overschreden. De geluidbelasting op de gevels van Houthavenkade 5 bedraagt ten hoogste 48 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde derhalve niet.
Figuur 4.8: Geluidsbelasting wegverkeerslawaai
Wegverkeerslawaai: resultaten en toetsing van de niet-gezoneerde wegen
- Hogendijk: De geluidbelasting van het wegverkeer op de Hogendijk op de te beoordelen gevels en beoordelingspunten inclusief 5 dB aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder is ten hoogste 37 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB derhalve niet.
- Houthavenkade: De geluidbelasting van het wegverkeer op de Houthavenkade op de te beoordelen gevels en beoordelingspunten inclusief 5 dB aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder is ten hoogste 37 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB derhalve niet.
Resultaten industrielawaai (gezoneerde terreinnen)
Met behulp van het geluidrekenmodel is op alle beoordelingspunten de geluidbelasting vanwege de gezoneerde industrieterreinen Achtersluispolder-Westerpoort Zuid en Westpoort berekend.
- Gezoneerd industrieterrein Achtersluispolder-Westerspoor Zuid: Uit de resultaten blijkt dat de ten hoogste berekende waarde 46 dB(A) is. De berekende waarden blijven onder de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
- Gezoneerd industrieterrein Westpoort: Uit de resultaten blijkt dat de ten hoogste berekende waarde 53 dB(A) is. De berekende waarden overschrijden de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). De overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vindt plaats bij de woonboten, incl. havengebouw, havenlodges en de woonarken. Ook bij de Houthavenkade 5 vindt een overschrijding plaatst. De ten hoogst berekende waarde bedraagt hier 51 dB(A). Voor nieuwbouwwoningen met een geluidbelasting tot ten hoogste 55 dB(A) kunnen hogere grenswaarden worden vastgesteld. Onderstaande afbeelding toont de rekenresultaten op alle beoordelingspunten.
Figuur 4.9: Geluidsbelasting gezoneerde industrieterreinnen
Jowa Recycling
Ten noordwesten van het plangebied ligt Jowa Recycling B.V. gevestigd aan de Houthavenkade 3. Jowa Recycling B.V. is een inzamelbedrijf van metalen, non-ferro metalen en allerhande artikelen, die vrijkomen bij bedrijven maar ook uit huishoudens e.d. Het bedrijf sorteert deze materialen en voert deze af naar verwerkers.
In een eerder stadium is door Cauberg Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het betreft ‘Akoestisch onderzoek Jowa Recycling B.V. Houthavenkade 3 te Zaandam in verband met de realisatie van 20 drijvende woningen’, d.d. 9 september 2019, referentie 04459-42022-02. Dit was het oude plan dat voor jachthaven Dukra ontwikkeld is.
Het doel van dit akoestisch onderzoek was om inzicht te geven in de geluidimmissie die optreedt ten gevolge van Jowa Recycling. Hiertoe is de geluiduitstraling van dit bedrijf (de inrichting) berekend op basis van de aangeleverde representatieve bedrijfssituatie.
Uit de resultaten blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT op de nieuw te realiseren woonboten ten hoogste 40 dB(A) bedraagt in de dagperiode. In de avond- en nachtperiode is het bedrijf niet actief. De geluidimmissie van 40 dB(A) treedt op bij de woonboten bij A3 in het nieuwe planontwerp. Deze liggen aan de steiger ter hoogte van Houthavenkade 5 (zie onderstaande afbeelding). Daar de woonboten en de ark bij A3 het dichtst gelegen zijn ten opzichte van Jowa Recycling kan worden gesteld dat bij alle geluidgevoelige objecten in het nieuwe plan kan worden voldaan aan de grenswaarde van 50 dB(A) voor de dagperiode uit het Activiteitenbesluit (in de avond en nacht is het bedrijf niet actief). Immers zowel Houthavenkade 5, de woonboten ten noordoosten van de hoofdsteiger (A1) als het havengebouw met woning voor de havenmeester liggen verder weg. Dit geldt ook voor gebied A4 en A2. Tevens biedt het vigerende bestemmingsplan ook al ruimte voor 3 woonschepen.
Het maximale geluidniveau LAmax bij de woonschepen t.h.v. A3 bedraagt in het onderzoek van Cauberg Huygen ten hoogste 60 dB(A). Ook voor het maximale geluidniveau is het aannemelijk dat voor alle geluidgevoelige objecten in het nieuwe ontwerp kan worden voldaan de grenswaarde van 70 dB(A) voor de dagperiode uit het Activiteitenbesluit. De bedrijfsvoering van Jowa Recycling wordt niet belemmerd door het plan en ter hoogte van de nieuwe woonboten is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Figuur 4.10: Ligging Jowa Recycling nabij deelgebied A3 en de beoogde woning Houthavenkade 5
Scheepvaart
Het geluid ten gevolge van het varen van schepen is relevant in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Echter ontbreekt er een duidelijk toetsingskader voor scheepvaartlawaai in Nederland. Er zijn geen rekenregels en kengetallen. De geluidbelasting ten gevolge van scheepvaartlawaai wordt doorgaans niet kwantitatief inzichtelijk gemaakt. Enkel als het zeer drukke vaarwegen betreft waarover zowel grote hoeveelheden binnenvaart- als zeeschepen varen wordt dit kwantitatief inzichtelijk gemaakt door hier aan te rekenen. Kwalitatief kan wel een inschatting worden gegeven of er sprake zal zijn van een acceptabele situatie. Voor het plangebied is dit gedaan aan de hand van cijfers van Rijkswaterstaat, de ligging van de relevante vaarwegen en of er bijvoorbeeld sprake is van een doorgaande route nabij of door het plangebied.
Uit cijfers van Rijkswaterstaat blijkt dat jaarlijkse zo'n 5.756 schepen de Wilhelminasluis passeren tussen de Voorzaan en de Zaan (bron: binnenvaartcijfers.nl). Omgerekend komt dit neer op gemiddeld ca. 16 schepen per dag in noordelijke en zuidelijke richting. Van een zeer drukke vaarweg is geen sprake. Het plangebied ligt op relatief grote afstand van de Voorzaan. Het dichtstbijzijnde woonschip ligt op ca. 130 m. afstand van de vaargeul nabij de William Pontbrug. De grootste afstand bedraagt ca. 380 m. Voor beide afstanden geldt dat, mede in licht van het aantal scheepvaartbewegingen, het redelijkerwijs aannemelijk is dat er niet sprake is van onevenredig hoge geluidbelasting door scheepvaartverkeer. Bovendien zijn veel woningen in de nabijheid van het plangebied vele malen dichter bij de Voorzaan gelegen, zoals bijvoorbeeld de woningen op het Eiland en de beoogde nieuwbouwwoningen aan de Badhuisweg 1. Tot slot gaat van deze woningen deels nog een bufferende werking uit, waarmee eventuele geluidsoverdracht gereduceerd wordt.
Ook binnen het plangebied zelf is scheepvaartlawaai kwalitatief beoordeeld. Het plangebied is immers een gebied waarin woonschepen en recreatieve vaart gemengd zijn. Dit geldt echter alleen voor het deel ten zuidoosten van de hoofdsteiger. Vertrekkend en terugkerende recreatievaart kan daar mogelijk voor enige overlast zorgen, maar deze zal niet noemenswaardig zijn. Het aantal vaarbewegingen en de vaarsnelheid zijn immers laag, het gaat om relatief lichte schepen en is er geen sprake van doorgaand vaarverkeer. Ook ligt in dit deel maar een beperkt aantal woonschepen, namelijk 9 van de in totaal 33 woonschepen. Het overige deel ligt ten noordwesten van de hoofsteiger waar geen recreatieve ligplaatsen zijn en waar de haven in feite dood loopt. Tot slot wordt de huidige situatie ook acceptabel geacht aangezien het vigerende bestemmingsplan reeds ruimte biedt voor 3 woonschepen in het gebied waarin ook recreatievaart aanwezig is.
Samengevat kan geconcludeerd worden dat scheepvaartlawaai niet een overheersende geluidsbron zal zijn en dat er al met al sprake is van een acceptabel woon- en verblijfsklimaat.
Cumulatie
Indien een geluidgevoelige bestemming waarvoor, ten gevolge van meerdere geluidbronnen, een hogere grenswaarde wordt vastgesteld, dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe hoog de gecumuleerde geluidbelasting is. Een wettelijke toets aan een grenswaarde voor deze gecumuleerde geluidbelasting is niet aan de orde.
Voor de mate van aanvaardbaarheid van de gecumuleerde geluidbelasting kunnen de kaders van het gemeentelijk beleid als basis worden gehanteerd. In het 'Actieplan omgevingslawaai 2019-2023 en beleidsregel hogere waarde gemeente Zaanstad' staat omgeschreven dat er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde waarde meer dan 3 dB hoger is dan de maximaal toelaatbare grenswaarde (3 dB komt overeen met een hoorbaar geluidverschil). Aangezien de hoogste maximaal toelaatbare grenswaarde verschilt per bronsoort is bij de toetsing de hoogste maximaal toelaatbare grenswaarde van toepassing. Wanneer bijvoorbeeld voor het industrielawaai een maximaal toelaatbare grenswaarde van toepassing is van 55 dB(A) en voor wegverkeer een maximaal toelaatbare grenswaarde van 53 dB (58 dB exclusief aftrek) dan wordt getoetst aan de maximaal toelaatbare grenswaarde voor wegverkeerslawaai. De maximale toelaatbare grenswaarde van wegverkeerslawaai exclusief aftrek is immers hoger dan de maximale grenswaarde voor industrielawaai.
Het plangebied is gelegen binnen de zone van verschillende geluidbronnen (industrielawaai, wegverkeerslawaai). Aangezien er sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vanwege wegverkeerslawaai (Spiekeroog) en vanwege industrielawaai (Westpoort), is de cumulatieve geluidbelasting inzichtelijk gemaakt. De cumulatieve geluidbelasting van alle wegen en de twee gezoneerde industrieterreinen gezamenlijk is inzichtelijk gemaakt. Hoewel Jowa Recycling niet onder het regime van de Wet geluidhinder valt, is het bedrijf in het kader van goede ruimtelijke ordening eveneens meegenomen in de berekende cumulatieve geluidbelasting. Aangezien scheepvaartlawaai niet onder het regime van de Wet geluidhinder valt, kwantitatieve gegevens ontbreken en uit de kwalitatieve analyse volgt dat scheepvaartlawaai geen overheersende geluidbron zal zijn, is scheepvaartlawaai bij de cumulatieberekening buiten beschouwing gelaten.
De ten hoogst berekende gecumuleerde waarde bedraagt 59 dB. Bij de berekening is geen rekening gehouden met aftrek voor wegverkeerslawaai. Conform artikel 1.5 van het Besluit geluidhinder kan de gemeente alleen hogere waarden vaststellen als cumulatie van verschillende geluidsbronnen niet leidt tot onaanvaardbare geluidbelastingen. Gemeente Zaanstad hanteert dat er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde waarde meer dan 3 dB hoger is dan de maximaal toelaatbare grenswaarde (3 dB komt overeen met een hoorbaar geluidverschil).
De maximaal toelaatbare grenswaarde voor geluidgevoelige terreinen als gevolg van wegverkeerslawaai bedraagt 53 dB (58 dB exclusief aftrek). Aangezien de Gemeente Zaanstad hanteert dat er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde waarde meer dan 3 dB hoger is dan de maximaal toelaatbare grenswaarde (in dit geval dus of 53 dB inclusief aftrek + 3 dB = 56 dB of 58 dB exclusief aftrek + 3 dB = 61 dB), kan worden gesteld dat er in deze situatie geen sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting (de ten hoogst berekende gecumuleerde waarde bedraagt immers 59 dB exclusief aftrek).
Voor de woning aan de Houthavekade 5 bedraagt de gecumuleerde geluidbelasting 56 dB. De gecumuleerde geluidbelasting blijft onder de maximaal toelaatbare waarde van 63 dB (68 dB exclusief aftrek) voor wegverkeerslawaai die voor deze woning van toepassing is.
Ontvangersmaatregelen
Het Besluit geluid milieubeheer wijst een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen, aan als geluidgevoelig terrein. Het gaat om een geluidgevoelig terrein als bedoeld in de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit. Alleen legale en permanente ligplaatsen zijn aangewezen. Een legale ligplaats is bestemd in een bestemmingsplan. Het terrein waarop het bestemmingsplan een woonschip toelaat is een geluidgevoelig terrein. Een ligplaats voor woonschepen is aangewezen als geluidgevoelig terrein. Omdat deze specifieke eis geldt is een woonschip niet ook een geluidgevoelig object. Tevens geldt voor een woonschip (woonboot en woonark) geen wettelijke binnenwaarde. Het binnenmilieu voor woningen wordt beschermd door de eisen opgelegd vanuit het Bouwbesluit. Deze zijn echter niet van toepassing voor woonschepen (woonboten en woonarken). Wel is in het kader van een goede ruimtelijke ordening nagedacht over eventuele voorwaarden en eisen aan woonschepen om een acceptabel woon- en verblijfsklimaat te kunnen garanderen. Dit heeft geleid tot aanvullende onderzoeken, zie hierna, naar geluidluwe zijdes.
Hogere waarden
Voor het geluidgevoelige terrein waar de woonschepen liggen dient een hogere waarde van 53 dB te worden vastgesteld vanwege de Spiekeroog en een hogere waarde van 53 dB(A) vanwege industrieterrein Westpoort. Het terrein waarop dit bestemmingsplan een woonschip toelaat is een geluidgevoelig terrein. In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van aanduidingen die de ligplaatsen begrenzen. Daarmee dient de begrenzing van het hogere waarde besluit in overeenstemming te zijn.
Voor woonobject Houthavenkade 5 dient een hogere waarde van 51 dB(A) te worden vastgesteld vanwege industrieterrein Westpoort. Overwogen kan worden om voor het industrielawaai een hogere waarde van 55 dB(A) te verlenen om de industrie niet te beperken.
Conclusie
Er dienen hogere waarden te worden aangevraagd. Het hogere waarden besluit dient met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage te worden gelegd en is bijgevoegd in bijlage 16.
Aanvullend akoestisch onderzoek geluidluwe zijdes
Het Zaans geluidbeleid bevat een regeling voor geluidluwe gevels (“Actieplan omgevingslawaai”). In het beleid wordt ten aanzien van geluidluwe gevels het volgende gesteld: "De woning heeft ten minste één buitenzijde met een lager (luw) geluidniveau. Het geluidniveau op deze zijde is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidbronnen. De geluidbronnen mogen hierbij afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar beoordeeld worden. Als het niet mogelijk is te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, mag voldaan worden aan de hogere waarde minus 10 dB."
Het akoestisch onderzoek Jachthaven Dukra Zaandam, zoals hierboven beschreven (d.d. 23 oktober 2023, Antea Group) bevat geen berekening naar geluidluwe zijdes. Aanvullend aan dit onderzoek is daarom voorliggend onderzoek gedaan naar geluidluwe zijdes. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in bijlage 17 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Bevindingen en conclusie
Uit het akoestisch onderzoek van 23 oktober 2023 (bijlage 8) volgt dat hogere waarden dienen te worden vastgesteld ter plaatse van de geluidgevoelige terreinen/objecten binnen het plangebied, omdat sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde als gevolg van industrieterrein Westpoort en als gevolg van de gezoneerde weg Spiekeroog.
In het aanvullend onderzoek (bijlage 17) is onderzocht of bij (gedeeltelijke) bezetting met arken en woonboten ter plaatse van de geluidgevoelige terreinen/objecten (waarbij sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde en waarvoor een hogere waarde dient te worden vastgesteld) tenminste sprake is van één buitenzijde met een lager (luw) geluidniveau. En in hoeverre kan worden voldaan aan de voorwaarde dat het geluidniveau op deze zijde niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidbronnen
Uit een nadere indicatieve berekening en modellering blijkt dat alle potentiële arken en woonboten die op een waterkavel van dit bestemmingsplan kunnen komen te liggen minimaal één geluidluwe zijde hebben (op veel ligplaatsen zijn er zelfs meerdere geluidluwe zijdes). Dit geldt voor een volledige bezetting, maar ook bij een onvolledige bezetting met weinig afschermende werking kan voldaan worden aan het beleid en is er altijd minimaal één geluidluwe zijde aanwezig. De één of meerdere geluidluwe zijdes komen niet boven de voorkeursgrenswaarde van elk van de te onderscheiden geluidbronnen, in dit geval weg- en industrielawaai. Daarmee kan voldaan worden aan het beleid zoals opgenomen in het Zaans “Actieplan omgevingslawaai” en is een voldoende goed woon- en leefklimaat gegarandeerd.
Aanvullend akoestisch onderzoek op 4,5 m. hoogte
Het akoestisch onderzoek Jachthaven Dukra Zaandam d.d. 23 oktober 2023 door Antea Group bevat alleen berekeningen op een hoogte van 1,5 m. en geen berekeningen op een hoogte van 4,5 m. Aanvullend is daarom onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting op 4,5 m. hoogte. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in bijlage 18 bij deze toelichting.
De uitkomsten laten op 4,5 meter op een aantal plekken een kleine toename zien van (afgerond) 1 dB(A) maar blijven binnen de vastgestelde Hogere Waarde van 55 dB(A) voor industrie en 53 dB(A) voor wegverkeer, zie hiervoor onderstaande tabel. Hiermee vormt het plan voor woonschepen met eventueel een 2e woonlaag geen akoestische belemmering.
4.10 Geur
Toetsingskader
In deze paragraaf is bekeken in hoeverre er - met het oog op mogelijke geurhinder - sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten:
- Zijn er geurgevoelige objecten voorzien?
- Zijn deze geurgevoelige objecten standaard, minder of minst geurgevoelige objecten?
- Zijn er bedrijven die geur veroorzaken ter plaatse van het plangebied?
- Is deze geurbelasting aanvaardbaar?
- Als we alles in ogenschouw nemen is er dan sprake van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat?
Zaans geurbeleid
Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp, wat de reden is dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in de omgeving van het plangebied is de provincie Noord-Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.
Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.
De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 onderscheidende hedonische waarden:
- Licht onaangename geur: H=-1
- Onaangename geur: H=-2
De hedonische waarde (H) is uitgedrukt als percentiel. Dit betekent dat bij een score van H=0 er geen onaangename geur wordt waargenomen. Bij H=-2 geeft de waarde aan die 98% van de tijd niet wordt overschreven en dus 2% van de tijd (176 uren per jaar) wel.
De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur, wanneer deze té overheersend wordt - zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is - is het echter niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde (geurbelasting) hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.
Volgens het geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur het onderscheid is als volgt: standaard gevoelige objecten, minder geurgevoelige objecten en minst geurgevoelige objecten. Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger. Het Zaans geurbeleid maakt onderscheidt in:
- Standaard geurgevoelige objecten, zoals woningen en woonverblijven;
- Minder geurgevoelige objecten, zoals horeca en maatschappelijke functies;
- Minst geurgevoelige objecten, zoals bedrijven.
Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.
Onderzoek
1. Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van wonen (ligplaats woonschepen) en horeca (verblijfslodges) mogelijk. Dit zijn geurgevoelige objecten.
Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.
2. Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of nabij dit plangebied / deze ontwikkeling en is deze geurbelasting aanvaardbaar?
Volgens de geurkaart uit de Zaanatlas is het plangebied niet binnen een streefkwaliteitsgeurcontour van een geurveroorzakend bedrijf gelegen.
Figuur 4.11: Geurkaart Zaanatlas
Richtafstanden voor geur
Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering en milieuvoorschriften is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van het plangebied. Onder milieuvoorschriften wordt verstaan:
- De voorschriften die vastgesteld zijn in het kader van: besluiten over een, al dan niet aangevraagde, vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze in het besluit dan wel in de bij het besluit behorende aanvraag zijn opgenomen (dat wil zeggen bij een vergunning voor het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting);
- Verklaringen van geen bedenkingen;
- Maatwerkvoorschrift.
De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in figuur 4.12 en worden hierna toegelicht.
Figuur 4.12: Onderzochte bedrijven
Verkade
Verkade veroorzaakt ter plaatse van het plangebied geen geurhinder omdat Verkade op 1.220 meter van het plangebied ligt.
Ahold Coffee Company
Doordat de Ahold coffee company op 1.500 meter van het plangebied ligt zal dit bedrijf geen geurhinder veroorzaken ter plaatse van het plangebied.
Exter
Exter ligt op 400 meter van het plangebied. De afstand is groter dan de richtafstand van 300 meter, hierdoor zal het bedrijf geen geurhinder veroorzaken ter plaatse van het plangebied. Ten opzichte van het meest dichtsbijzijnde woonschip loopt de afstand bovendien nog verder op tot 460 m.
Tot slot. Ook uit het vigerende bestemmingsplan blijkt dat zich binnen de richtafstanden van het plangebied geen bedrijven bevinden met een relevante geuremissie die kan leiden tot geurhinder ter plaatse van het plangebied en de beoogde woonschepen.
Conclusie
Voor wat geur betreft is er sprake van een aanvaardbaar woon en leefklimaat. Geur vormt geen belemmering voor het iniatief.
4.11 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Inleiding
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Bestaand stedelijk gebied
De beoogde ontwikkeling is gelegen op water in het centrum van Zaandam. In de huidige situatie wordt dit water reeds gebruikt als jachthaven. De ontwikkeling betreft de herinrichting van de jachthaven dat reeds bebouwd is. De jachthaven is al een stedelijke voorziening die wordt heringericht en daarmee uitgebreid. In het bestemmingsplan zijn stedelijke functies (jachthaven) reeds toegestaan. Daarnaast is de huidige locatie gesitueerd tussen twee bruggen, 'Het Eiland' en de Russische Buurt. Ruimtelijk functioneel gezien is het gebied onderdeel van het bestaand stedelijk gebied van Zaandam. Er mag daarom geconcludeerd worden dat de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied is gelegen.
Woningbehoefte
De woningbehoefte wordt bepaald door de ontwikkeling van het aantal inwoners als van de huishoudensgrootte. Amsterdam en de omliggende steden blijven onverminderd doorgroeien. Zo blijkt uit de meest recente bevolkingsprognose van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat de bevolking de komende vijftien jaar sterk blijft groeien. De sterkste groei – circa 20 procent tot 2035- doet zich voor in Almere, Purmerend, Weesp en in de Haarlemmermeer. Voor Zaanstad, Lelystad en Amstelveen voorzien PBL en CBS in die periode een groei van circa tien procent.
Het aantal huishoudens neemt sneller toe dan het aantal inwoners, doordat de gemiddelde huishoudensgrootte daalt. In 1995 bestond een huishouden in Nederland nog uit gemiddeld 2,35 personen, in 2018 is dat 2,15. De prognose veronderstelt een verdere daling naar 2,09 in 2035 en 2,08 in 2050. Meer mensen wonen alleen, en hun aantal zal in de toekomst naar verwachting verder toenemen. Dat is het gevolg van de voortgaande individualisering en van vergrijzing.
Kwantitatieve behoefte
De toestroom van nieuwe bewoners is voor alle gemeenten in de Metropoolregio Amsterdam, waar Zaanstad onderdeel van is, fors. De groei van het aantal huishoudens zorgt voor een aanhoudende druk op de woningmarkt en vraagt om verbetering van de infrastructuur, extra voorzieningen en meer werklocaties. Ook in omliggende plaatsen in de MRA ontstaat onder meer een toenemende vraag naar meer stedelijke woonmilieus in combinatie met goede (culturele) voorzieningen.
- De woningbehoefte in Zaanstad is 4.500 in 2025 en 8.000 in 2030. In 2040 zal deze behoefte stijgen naar 13.400. Ook in de regio Zaanstreek-Waterland en de gehele MRA blijkt er een forse woningbehoefte te zijn.
- De harde planvoorraad aan woningen in de gemeente Zaanstad (onherroepelijk) bedraagt ca. 6.600. Dit is voldoende om in de woningbehoefte van tot 2025 te voorzien, maar niet voor de periode 2030.
- Eenzelfde beeld is te zien voor de regio Zaanstreek-Waterland (ca. 9.600 woningen harde capaciteit) en de MRA als geheel. Op dit moment is de harde plancapaciteit nog onvoldoende om in de woningbehoefte te voorzien. Er is daarom nog behoefte aan nieuwe woningbouwplannen.
- In het kader van de ladder is enkel de harde planvoorraad relevant. Desalniettemin blijkt de zachte planvoorraad relatief groot te zijn. Echter zal dit op korte termijn niet voldoende soelaas bieden om de druk op de woningmarkt te verkleinen, omdat slechts een deel van deze capaciteit zal ook daadwerkelijk gerealiseerd worden.
- In de zachte planvoorraad zitten daarnaast ook veel herontwikkelingslocaties van oude industriegebieden (zoals in Amsterdam het geval is). De termijn waarop dit gerealiseerd wordt en de haalbaarheid hiervan is nog wel een aandachtspunt gelet op de acute woningvraag.
Kwalitatieve behoefte
De ontwikkeling van jachthaven Dukra levert een bijdrage aan een upgrading van het centrum. De lokale en regionale verstedelijkingsopgave staat voor groei met kwaliteit. Meer variatie en differentiatie in verschillende woningtypen. De vorm van wonen die voorliggend plan mogelijk maakt is daarin uniek, namelijk wonen op woonschepen (woonboot of ark) nabij het centrum van Zaandam. Deze woonvorm is nauwelijks aanwezig in de stad en levert een bijdrage aan een gedifferentieerd woonmilieu en gemengde bevolkingssamenstelling.
Voorliggend plan gaat feitelijk niet om nieuwbouw, maar om het aanbieden en faciliteren van waterkavels voor woonboten en woonarken. Nieuwe bewoners nemen hun woning (schip of ark) mee. Daarnaast is het nu ook al beperkt mogelijk om te wonen in het plangebied. Binnen het vigerende bestemmingsplan zijn drie ligplaatsen aanwezig.
Waterwonen op een woonschip leent zich moeilijk voor sociale woningbouw: waterkavels in (particuliere) erfpacht en woonschepen zijn nagenoeg niet bancair te financieren middels een hypotheek.
Tot slot is het een unieke toevoeging aan de woningmix op en rondom de Houthavenkade. Temeer omdat de naastgelegen ontwikkeling van de Houthavenkade voorziet in ca. 210 sociale huurwoningen en dat aan de Badhuisweg nog eens 120 sociale huurwoningen worden beoogd.
Tot slot:
- Met de toevoeging van 29 woonboten en 4 woonarken ontstaat een gevarieerder woonprogramma in de totaliteit van de gebiedsontwikkeling rondom de Houthavenkade. Bovendien sluit wonen op het water aan bij het verhogen van de kwaliteit en diversiteit van het woningaanbod in Zaandam, conform de uitgesproken wens van het stuk van de gemeente Zaandam ‘Water als bouwgrond; Visie en toetsingskader voor wonen en andere functies op het water’.
- Wonen aan/op het water draagt bij aan het vergroten van de verscheidenheid aan woonmilieus en geeft een nieuwe impuls aan de aantrekkelijkheid van de Zaanse woningmarkt. Door het bijzondere karakter is er veel belangstelling om op het water of in een waterrijke omgeving te wonen. Het zijn vooral tweeverdieners zonder kinderen of met oudere kinderen. Het creëren van mogelijkheden/woonmilieus voor deze doelgroepen past in het streven om meer huishoudens met midden- en hogere inkomens en een bovengemiddeld opleidingsniveau en/of een creatief beroep aan de gemeente te (blijven) binden.
- De herinrichting met in totaal 33 ligplaatsen (29 woonboten, 4 woonarken) voorziet in de woningbehoefte van een nichemarkt. Dit zijn mensen die graag in een inspirerende omgeving willen wonen en waar sfeer een belangrijke factor is. De locatie is dichtbij het centrum van Zaandam gelegen en aan de Zaan. De herinrichting van de jachthaven met daarin ligplaatsen om te wonen voorziet daarmee in de kwalitatieve behoefte van mensen die grootte van een woning minder belangrijk vinden, maar sfeer en omgeving juist belangrijker.
Conclusie
Het plan voorziet kwalitatief en kwantitatief in een aanwezige behoefte. Het plangebied is tevens gelegen in bestaand stedelijk gebied, waarin reeds 3 ligplaatsen voor woonschepen aanwezig zijn. Daarmee wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Behoefte waterlodges
Verblijfstoerisme is een belangrijke economische sector voor Zaanstad en de regio. Echter concentreert het toerisme zich te veel op enkele locaties. Voor de regio is dit de binnenstad van Amsterdam en voor de gemeente is dit de Zaanse Schans. De gemeente en MRA zet daarom in op beter spreiden van het aantal toeristen over verschillende plekken. Voor de gemeente Zaanstad is watertoerisme daarvoor een belangrijk groeimarkt. De beoogde herinrichting van de jachthaven Dukra voorziet in deze beleidsambitie door de groeimarkt van watertoerisme te benutten door 20 havenlodges te realiseren.
Het grootste aantal toeristenovernachtingen in de MRA tot nu toe was in 2019. In dat jaar waren er 25,2 miljoen hotelovernachtingen, 4,5 miljoen campingovernachtingen en - naar schatting - 2,6 miljoen gereserveerde nachten in woningen verhuurd via platforms zoals Airbnb. Tijdens de periode 2020-2021 is het aantal toeristische reizen wereldwijd, zo ook in de MRA, gedaald als gevolg van de coronacrisis. In de loop van 2022 herstelt het toerisme zich geleidelijk (volgens de cijfers tot en met september 2022). Vanaf augustus 2022 liggen de maandelijkse aantallen overnachtingen in de MRA boven het niveau van dezelfde maanden in 2019. Het jaartotaal in 2022 zal naar verwachting lager uitkomen dan in 2019 aangezien er weinig toeristische reizen waren in de eerste maanden van 2022 tijdens de lockdown.
Kwantitatieve behoefte en marktontwikkeling
Toerisme is booming in Zaandam, zo blijkt uit cijfers van de MRA. Het totale overnachtingsadressen in de Zaanstreek nam de afgelopen jaren sterk toe. Het aantal hotelkamers groeide van 273 in 2012 naar 736 in 2021. De bezettingsgraad van de verblijfsaccomondaties is overwegend goed. De belangrijkste toeristische trekpleister is de Zaanse Schans met meer dan 2 miljoen bezoekers per jaar (excl. coronajaren). Mensen overnachten in Zaanstad omdat de ligging ten opzichte van Amsterdam gunstig is, de sfeer rustiger en de prijskwaliteitsverhouding goed is. Ook het aantal overnachtingen groeide fors: van 89.000 naar 329.000 tussen 2012 en 2019. In 2020 is dit door corona gedaald naar 147.000.
Havenlodges zijn een nichemarkt binnen de branche van recreatiewoningen en vallen onder verblijfsrecreatie logiesvormen. Hieronder vallen ook kampeerterreinen, huisjesterreinen en groepsaccommodaties (kampeerboerderijen, kamphuizen, vakantiehuizen). Dit type verblijfsrecreatie is daarmee een alternatief voor hotels. In onderstaande tabel is de groei van verblijfsrecreatie logiesvormen weergegeven ten opzichte van hotels. De gebruikte gegevens omvat de regio Zaanstreek-Waterland, bestaande uit de gemeenten Zaanstad en Wormerland.
- Waar het aantal hotels sterk is gegroeid in de Zaanstreek blijkt dit niet het geval te zijn voor verblijfsrecreatie logiesvormen.
- In Zaanstreek zijn er al betrekkelijk weinig logiesaccommodaties en dit is zelfs gekrompen naar 3 in totaal.
- Ook in de MRA en in Nederland blijkt dit recreatiesegment te krimpen in aantal. De traditionele aanbieders van verblijfsrecreatie hebben het moeilijk, omdat beleving meer centraal is komen te staan waardoor er behoefte is aan vernieuwende vormen verblijfsrecreatie.
- De daling van logiesvormen komt hoofdzakelijk doordat kampeerterreinen ook zijn opgenomen onder verblijfsrecreatie logiesvormen. Het aantal kampeerterreinen is in vijf jaar tijd met bijna 100 afgenomen. Waren er op 1 januari 2014 nog 2.296 terreinen om het bivak op te slaan, op 1 januari 2019 zijn dit er 2.200 (-4,2%). Per 1 juli 2019 staat de teller op 2.197. Rabobank verwacht dat de vraag naar traditioneel kamperen structureel zal blijven dalen omdat de consument steeds meer luxe en comfort wenst.
- Op basis van provinciale en landelijke data kan gesteld worden dat er een sterke vraag is naar huisjesterreinen en daarmee havenlodges. De deelsector huisjesterreinen blijkt namelijk sneller te groeien dan het totaal van accommodaties (waaronder ook hotels) in de provincie.
Tabel 1. Ontwikkeling verblijfsrecreatieve logiesvormen 2015-2019 (geen hotels) (Bron: MRA, 2020)
Ontwikkeling overnachtingen
In onderstaande tabel is de ontwikkeling het aantal overnachtingen in verblijfsrecreatieve logiesvormen weergegeven.
- Het aantal gasten en overnachtingen is fors gestegen in de MRA en Nederland. Dit is opvallend, omdat het aantal overnachtingen relatief beperkt is in de regio Zaanstreek.
- Dit duidt erop dat er mogelijk een gebrek aan geschikt aanbod is in de regio Zaanstreek, waarop het aantal overnachtingen kan doorgroeien. Dit komt overeen met bovenstaande tabel, waaruit blijkt dat er slechts 3 verblijfsrecreatieve logiesvormen zijn.
- Er is voor de regio Zaanstreek een uitschieter te zien in 2015. Dit duidt erop dat de streek wel de potentie heeft om veel mensen op te vangen. Mogelijk ligt een evenement, festival of andere gebeurtenis ten grondslag aan deze piek.
Tabel 2. Ontwikkeling overnachtingen in verblijfsrecreatieve logiesvormen 2015-2019 (geen hotels) X1000 (Bron: MRA, 2020)
In onderstaande tabel is het aantal overnachtingen van hotels en logiesvormen per 100 inwoners weergegeven.
- Het aantal overnachtingen in logiesvormen per 100 inwoners is in de Zaanstreek extreem laag, met maar 2 per 100 inwoners. Dit aantal ligt in de MRA en Nederland fors hoger met 179 en 373.
- Het aantal overnachtingen per 100 inwoners in hotels is in de Zaanstreek relatief hoog vergeleken met logiesvormen. Desondanks ligt dit aantal ook fors lager dan in de gehele MRA en Nederland.
- Er blijkt in de Zaanstreek een mismatch te zijn in het aanbod van accommodaties voor verblijfsrecreatie. Het aantal kampeerterreinen, huisjesterreinen en groepsaccommodaties ligt ver beneden gemiddeld. Dit heeft zijn weerslag om het aantal gasten en overnachtingen.
- Dit is opvallend omdat in de Zaanstreek de hotelsector de afgelopen jaren juist sterk is gegroeid, met als gevolg een sterke groei van het aantal overnachtingen en gasten. Dit is niet het geval voor logiesvormen, waar dit aantal relatief stabiel blijft.
- Zaanstad en de regio Zaanstreek zijn wel zeer geschikt voor het aanbieden van alternatieve verblijfsaccommodaties. Het is een waterrijk gebied met cultuurhistorische kwaliteiten en landschappelijk waarden dat al veelvuldig door toeristen wordt gevonden. Naast de binnenstad van Zaandam zijn deze kwaliteiten ook te vinden in het buitengebied.
- Dat deze kwaliteiten nog niet worden aangewend heeft te maken met een spreiding en diversificatie van het toeristisch profiel van Zaandam. Deze wordt nog te veel gedomineerd door het dagtoerisme van buitenlandse toeristen naar de Zaanse Schans.
Tabel 3. Overnachtingen logiesvormen en hotels per 100 inwoners (Bron: MRA, 2020)
Kwalitatieve behoefte
Beleving is een belangrijk aspect van recreatie geworden. Faciliteiten en voorzieningen zijn voor de beleving een belangrijk ankerpunt gebleken. De gebruiker wil meer luxe, waardoor ook de faciliteiten en voorzieningen in een haven belangrijker zijn geworden. Jachthavens krijgen door deze ontwikkeling steeds meer een 'campingfunctie'. Daarnaast is er een trend te zien dat meerdaagse bootreizen veelal vervangen zijn door dagtrips. Het vaarseizoen is langer geworden, maar de lengte van boottochten is korter geworden. De combinatie van meer luxe in de jachthaven en kortere boottrips maakt het realiseren van waterlodges aantrekkelijk, omdat beide behoeften van recreanten worden aangesproken.
In Zaandam zijn er geen soortgelijke waterlodges te vinden (drijvend op het water). Wel is er in Oostknollendam (gemeente Wormerland) de houseboat c.q. watervilla Black Swan te vinden. Dit is een woonark van 240 m2 gelegen op de Knollendammervaart die verhuurd wordt aan toeristen. Daarnaast zijn er in Amsterdam meerdere accommodaties gelegen op het water (zoals het Botel, verschillende waterlodges, B&B).
Door de gunstige ligging aan het water en dichtbij de binnenstad biedt recreanten de mogelijkheid om activiteiten op het land te combineren met waterrecreatie. Bijvoorbeeld om de Zaanstreek te verkennen of naar Amsterdam met de boot te varen.
- In Zaanstad ligt een uitgebreid netwerk van vaarroutes, fietspaden en wandelpaden. Veel mensen maken daar gebruik van naast de bezoeken aan stadsparken en dagrecreatiegebieden. Zaanstad is een waterrijke stad en er zijn veel mogelijkheden om te varen. Er zijn doorgaande routes voor grotere boten met staande mast en vaarpolders die geschikt zijn voor sloepen en kano’s. De doorgaande vaarwegen zijn van regionale betekenis omdat deze gebruikt worden voor grotere vaarrondes in de provincie. De vaarpolders worden vooral gebruikt door de inwoners van de stad. Het functioneren van bruggen en sluizen is bepalend voor het bevaarbaar houden van de polders. In opkomst zijn de verbindingen tussen water en land voor de watersporter die zoekt naar een combinatie van buitenactiviteiten en bezoek aan horeca en bezienswaardigheden. Waterrecreatie en de daarmee samenhangende bezoeken aan de streek heeft naast de waarde voor vrije tijdsbesteding waarde voor de economie
- De ambitie voor recreatie richt zich op verhogen van de gebruikswaarde van de parken en de uitbreiding van de recreatieve verbindingen tussen het stedelijk gebied en het landschap. Daarbij zijn de stadsranden interessante gebieden waar bewoners dicht bij huis van het landschap kunnen genieten, zonder de kwetsbare natuur te verstoren.
- In het buitengebied is een fiets- en wandelnetwerk aanwezig dat nog verder kan worden uitgebreid. Er liggen mogelijkheden om de fiets- en wandelroutes te koppelen aan het vaarnetwerk. Het vaarnetwerk in Zaanstad is veelzijdig en heeft ook waarde voor de regio en toerisme in de stad.
- Voor het varen is een waterrecreatiekaart beschikbaar met ambities om het netwerk en de organisatie rond het vaarnet te verstevigen en kansen te benutten voor gebruikers, ondernemers en overheden. Het streven bij de ontwikkeling van het vaarnetwerk is om over 10 jaar in natuurgebieden alleen nog varen zonder verbrandingsmotor toe te staan, met uitzondering van de hoofdvaarwegen die aansluiten op de verbinding naar de Zaan en de vaarroutes binnen het sloepennetwerk Noord-Holland. Omdat het vaarwegbeheer bij meerdere stakeholders is ondergebracht, is de rol van de gemeente in de uitvoering van maatregelen veelal die van verbinder en coördinator van andere partijen. De ambities voor de waterrecreatie zijn in 5 hoofdthema’s te verdelen:
- 1. Zaanstad waterrecreatiestad;
- 2. Vlot, veilig en duurzaam varen in Zaanstad;
- 3. Zaanstad als toeristische waterbeleving;
- 4. Zaanstad gastvrij voor waterrecreatie;
- 5. Ondernemen op/aan het water in Zaanstad.
Gemeentelijke initiatieven die hieraan invulling geven zijn:
- Bij verstedelijking en beheer aandacht voor de gebruikswaarde van de stadsparken.
- Uitbreiden van het wandel- en fietsverbindingen door de stad en om de stad.
- Aandacht voor recreatie in de stadsranden bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en bij het beheer.
- Uitbreiden van (toeristische) voorzieningen voor de watersport.
- Binnen de eigen verantwoordelijke rol de mogelijkheden implementeren van de ambities en maatregelen die zijn genoemd bij de waterrecreatiekaart en het stimuleren van derden om die maatregelen te effectueren.
Horecabehoefte
Het plan bevat een kleinschalige horecagelegenheid. Dit is geen nieuwe functie, maar betreft een verplaatsing van de bestaande horeca-ark van de hoofdsteiger (vergund d.d. 20 november 2020) naar de oever bij de Spiekeroogbrug. Met de verplaatsing is er voor gekozen het karakter van de horeca aan te passen van ondersteunende horeca voor de jachthaven naar een horecafunctie die onderdeel is van de jachthaven en tevens toegankelijk wordt voor een breed publiek. Deze functie past binnen de totale opgave van het gebied en beoogde karakter als nieuw stedelijk gebied van Zaanstad, zeker met de komst van het woonproject Houthavenkade. Andere horeca in de nabijheid (op de Dam) is niet ver weg, maar heeft een centrum- en uitgaansfunctie en is qua karakter en omvang niet vergelijkbaar met de wijk- en buurtfunctie die de horeca-ark krijgt. Er is op het eiland (550 huishoudens) niets en binnen het woonproject Houthavenkade (700 huishoudens) en de Russische buurt is slechts zeer beperkt horeca aanwezig. Daarnaast is er vrijwel geen horeca met directe toegang tot het water. Om deze reden is voor een familierestaurant gekozen dat ook past bij het karakter van de jachthaven. Zowel de buurt als ook de gasten van de haven zullen er een plek vinden. De horeca versterkt daarmee de verblijfskwaliteit van de ontwikkeling en ook de relatie van Zaandam met het water.
Ruimtelijke economische effecten
De laatste stap in het doorlopen van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een beoordeling welke ruimtelijk-economische effecten een ontwikkeling tot gevolg heeft. Het voornaamste doel is dat bouwen voor leegstand wordt voorkomen en daarnaast dat het leef-, ondernemers- en vestigingsklimaat niet negatief wordt beïnvloed.
Alles afwegende is de verwachting dat er geen negatieve ruimtelijke effecten zullen optreden ten gevolge van de beoogde herinrichting en herontwikkeling van Jachthaven Dukra. Het leiden tot leegstand van woningen, woonboten, woonarken of recreatieve verblijfsaccommodaties elders in Zaandam is, beredeneerd vanuit marktcondities en de relatief kleine maat en schaal van het plan, zeer onwaarschijnlijk.
Conclusie
De herinrichting van jachthaven Dukra met 20 verblijfsrecreatieve havenlodges en 33 ligplaatsen voor woonschepen voldoet aan de principes van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
4.12 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
- defensiebrandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
Onderzoek
Binnen het projectgebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Alle planonderdelen worden aangesloten op de nieuw aan te brengen nutsvoorzieningen. Deze nutsvoorzieningen worden onder of in de nieuwe steigers verwerkt. De riolen, kabels en leidingen, incl. blusleidingen voor de brandweer, worden gedeeltelijk aangesloten op een voorziening bij de William Pontbrug en gedeeltelijk bij de Houthavenkade.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.13 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
In dit Besluit Niet In Betekenende Mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Onderzoek
Onderhavige ontwikkeling betreft de herontwikkeling van de reeds bestaande jachthaven Dukra in Zaandam. Het bruto vloeroppervlak neemt ten opzichte van de huidige situatie per saldo toe, door de ligplaatsen van woonboten en arken en de havenlodges. Deze toename is echter niet zodanig dat daarmee de wettelijke ondergrens voor onderzoek overschreden wordt (tweede bovenstaande bullet). Dit gebeurt ook niet wanneer het totale programma in ogenschouw wordt genomen. Gesteld kan worden dat dit plan derhalve in verhouding tot de wettelijke ondergrens voor onderzoek (tweede bovenstaande bullet) niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Onderstaande berekening toont dit tevens aan. Hierin is verkeersgeneratie van het totale programma als uitgangspunt genomen, zoals deze ook voor de stikstofberekening is gehanteerd (zie bijlage 7). Omgerekend naar weekdaggemiddelde betekent dit een toename van naar verwachting ca. 300 motorvoertuigen en een maximaal percentage van middel en zwaar verkeer van afgerond 1%, uitgaande van realisatie in 2024.
Conclusie
Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief. De bijdrage van het plan is niet in betekende mate.
4.14 Schiphol - Luchthavenindelingbesluit (Lib)
Toetsingskader
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is een besluit op basis van de Luchtvaartwet. Het LIB regelt welk gebied bestemd is voor gebruik als luchthaven en voor welk gebied daaromheen beperkingen gelden ten behoeve van de veiligheid en geluidsbelasting. Het LIB geeft regels voor gebruik en bestemming van de grond in deze gebieden. Op basis van het LIB kan de rijksoverheid beperkingen opleggen aan bouwinitiatieven in zones rondom de luchthaven Schiphol. Primaire doelen zijn:
- voorkomen dat het gebruik van de grond en de bebouwing op en rond Schiphol een gevaar zou kunnen vormen voor de veiligheid van het luchtverkeer
- beperken van het aantal nieuwe en bestaande door vliegtuiggeluid gehinderde bewoners en gebruikers.
- De minister van Infrastructuur en Milieu kan een verklaring van geen bezwaar geven, zodat nieuwe bebouwing of functiewijziging toch mogelijk is.
Figuur 4.13: Beperking bebouwing Luchthavenindelingbesluit Schiphol (bron: Bijlage 3 Luchthavenindelingbesluit Schiphol).
Onderzoek en conclusie
Het plangebied bevindt zich geheel buiten het beperkingengebied bebouwing ten aanzien van de aspecten geluid en externe veiligheid vanwege de Luchthaven Schiphol. Op grond van artikel 2.2.2. van het Luchthavenindelingbesluit geldt voor een deel van het plangebied wel een hoogtebeperking voor objecten tot maximaal 146 meter. Dit vormt voor het plangebied geen belemmering, aangezien de bouwhoogte hier ruim onder blijft. De maatgevende toetshoogte voor radar ligt echter op 79 meter, maar ook hier blijft de bouwhoogte, met maximaal 10 m., ruim onder. Voor een totale weergave van het onderzoek wordt verwezen naar bijlage 9 bij deze toelichting. Daarin is een plan-/objectanalyse opgenomen.
Conclusie
Het LIB vormt geen belemmering voor het plan. De bouwhoogte blijft ruim onder de toetswaarden.
4.15 Water
Toetsingskader
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, maar Rijkswaterstaat is de beheerder van het water gelegen binnen het plangebied.
In navolging van het rijks- en provinciaal beleid is door het Hoogheemraadschap het Waterplan 6 opgesteld. In het Waterplan (WBP6) presenteert het hoogheemraadschap haar koers voor de periode 2022-2027 en de opgaven waar aan gewerkt moet worden. Het plan bouwt voort op de regionale Deltavisie (2012) en het Waterprogramma 2016-2021 (WBP5).
Met het Waterplan geeft het hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer tussen 2022 en 2027. Hierin wordt antwoord gegeven op de vragen: Hoe zorgt het hoogheemraadschap in de toekomst voor veilige dijken, droge voeten en voldoende schoon en gezond water in Hollands Noorderkwartier? Welke benadering worden daarvoor gekozen? En welke kosten en inzet gaan daarmee gepaard?
De klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van keuzes in het waterbeleid. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen van het hoogheemraadschap grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.
Landelijk geldt het Nationaal Water Programma 2022–2027. Dit beleid geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Doelstelling is schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.
Tot slot is op lokaal niveau het Groen- en Waterplan Zaanstad relevant. Binnen de gemeente Zaanstad zijn veel kwaliteiten aanwezig die bij kunnen dragen aan het versterken van de kernwaarden van groen en water (zie bijlage 1). De kernwaarden vormen de basis voor de ambitie en het beleid. Bij de ambitie is een handreiking opgesteld waarin de stappen staan vermeld waar bij ontwikkelingen rekening mee moet worden gehouden voor wat betreft groen en water.
Onderzoek
Huidige situatie
Waterkwaliteit
De Jachthaven vormt onderdeel van Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal-boezemwater. Het waterpeil in het NZK/ARK-boezem is NAP-0,40m. Het watersurplus uit dit watersysteem wordt afgevoerd via het maalcomplex IJmuiden van Rijkswaterstaat. Bij eb wordt gespuid via de spuisluizen. Als afvoer noodzakelijk is tijdens vloed of hoge zeewaterstanden tijdens eb door bijvoorbeeld storm, wordt het gemaal IJmuiden ingezet.
Rijkswaterstaat is waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder van het water binnen het plangebied. Dat betekent dat de plannen geen negatieve gevolgen mogen hebben voor de kwaliteit en de kwantiteit van het oppervlakte water. Lozingen e.d. zijn niet toegestaan.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt deels in de beschermingszone van de primaire waterkering de Hogendijk (zie figuur 4.14). De Hogendijk is een waterkering met een dubbelfunctie. De kering moet peilverschil tussen de boezem en de Polder Westzaan instandhouden. Verder maakt de dijk onderdeel uit van dijkring 13, een dijkring rond Noord-Holland Noord. De dijk moet ook het achterland beschermen tegen overstroming op het moment dat de zeekering nabij IJmuiden faalt. Het plangebied ligt niet in de beschermingszone van een regionale waterkering.
Figuur 4.14: Primaire waterkering met beschermingszone (Bron: Legger Hollands Noorderkwartier)
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van waterkavels waar in totaal 33 woonboten en arken kunnen afmeren, 20 havenlodges en horeca, die op het wateroppervlak drijven. Ten behoeve van deze ontwikkeling is de waterdiepte en de bodemhoogte van het plangebied en de omgeving ingemeten. Beide kaarten zijn opgenomen in de bijlage bij dit plan en tonen de mogelijkheden aan om het plan te ontwikkelen. De beoogde functies hebben allen een maximale diepte van 1-1.5 m. waarmee altijd een minimale doorstroming aan de onderzijde van de boten gegarandeerd is en daarmee een goede waterkwaliteit en mogelijkheden voor onderhoud.
De onderhoudsmogelijkheden zijn gegarandeerd, doordat er voldoende ruimte beschikbaar blijft voor onderhoudsvaartuigen. Het plan sluit aan bij de eisen uit de Zaanse woonschepenverordening. Deze eisen zijn geborgd in de regels bij dit plan. In algemene zin geldt dat de doorgaande vaarroutes rondom het plangebied (bijvoorbeeld langs de Spiekeroogbrug) een breedte heeft en houdt van ca. 10 m. Dit geldt ook voor de koppen van de steigers.
Afvalwaterketen en rioleringen en leidingen
Voor de herontwikkeling worden de nodige infrastructurele voorzieningen aangebracht, zoals riool, water, electra etc. Verwerkt in de vernieuwde hoofdsteiger komt een leidingzone. Zowel vanaf de William Pontbrug als de Houthavenkade wordt de leidingzone aangesloten op de gemeentelijke infrastructurele voorzieningen en riolering. Meest waarschijnlijk is dat daarbij aangesloten wordt op de bestaande pomp en persleiding bij de William Pontbrug die richting het riool gaat aan de Hogendijk (blauwe lijn onderstaande figuur). Riool en afvalwaterlozingen zijn daarmee verleden tijd. Regenwater wordt wel vrij geloosd op het oppervlaktewater.
Figuur 4.15: Pomp en persleiding (blauw) bij de William Pontbrug
Toetsing handreiking Groen- en Waterplan
Voor dit plan zijn alle stappen uit de handreiking doorlopen.
Stap 1: hogere wetgeving is toegepast op het plangebied, vanuit cultuurhistorisch oogpunt. Binnen de context is het plan aangepast en vormgegeven, mede op basis van onderzoek dat is opgenomen in bijlage 4.
Stap 2: nee, het plangebied ligt niet in een ecologisch verbindingszone.
Stap 3: ja, er ligt een recreatieve vaarverbinding in het plangebied. Het plangebied is hier direct onderdeel van. Recreatieve verbindingen worden niet doorbroken en met het plan versterkt door onder meer de vernieuwing en modernisering van de jachthaven, toevoegen van horeca en toevoegen van verblijfsrecreatieve havenlodges.
Stap 4: nee, het areaal of de waarde van het groen of de invloedssfeer neemt niet af. Er is geen groen aanwezig in het plangebied. Het betreft open water met een jachthaven.
Stap 5: nee, het areaal of de waarde van het water of de invloedssfeer neemt niet af. Er wordt geen water gedempt. Het oppervlak blijft gelijk en de waterkwaliteit neemt naar verwachting toe door de aanleg van riolering voor de woonschepen.
Stap 6: het plangebied voegt op verschillende manieren kwaliteit toe met behoud van het open karakter en de cultuurhistorische context van het gebied. Met name de gebruikswaarde en ruimtelijke kwaliteit nemen toe door vernieuwing en modernisering en het toevoegen van nieuwe functies. Het beheer hiervan is geborgd in voorliggend bestemmingsplan en een huis/ havenreglement. Daarnaast is er toezicht van een havenmeester.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.16 Duurzaamheid En Gezondheid
Toetsingskader
Zaanstad heeft zich aangesloten bij een 'Green Deal' met het rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Naast het aanbieden van nieuwe woningen met aardgas is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw een grotere opgave. Nieuwe duurzame warmtebronnen zijn weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.
Het Zaans Klimaatakkoord 2.0 is in maart 2021 vastgesteld. het laat zien waar Zaanstad staat en wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het doel is om uiterlijk in 2040 klimaatneutraal te zijn. Ook wil Zaanstad in 2050 circulair zijn en aangepast aan een veranderend klimaat. Met een gezonde leefomgeving voor mens en dier en aangepast aan extremer weer juicht Zaanstad nieuwe ontwikkelingen en samenwerking toe.
Er zijn raakvlakken tussen thema gezondheid en de grote onderwerpen als duurzaamheid, klimaat, energietransitie en veiligheid. Een gezonde leefomgeving is een leefomgeving die bewoners als prettig ervaren, waar gezonde keuzes gemakkelijk en logisch zijn en waar negatieve invloed op gezondheid zo klein mogelijk is. Door de leefomgeving gezond in te richten kan een gemeente gezondheidswinstboeken, hiervoor zijn verschillende beleidsadviezen opgesteld door de GGD Zaanstreek-Waterland. De beleidsadviezen zijn onder te verdelen in:
- Gezondheid bevorderende maatregelen, die leiden tot een omgeving die gezondheid bevordert en uitnodigt tot gezond gedrag. Belangrijke elementen voor een gezonde leefomgeving zijn uitnodigen tot bewegen (wandelen, fietsen, spelen), elkaar ontmoeten, ontspannen, klimaatbestendigheid (zoals meer groen voor tegengaan hitte- en wateroverlast) en een goede toegang tot voorzieningen.
- Gezondheidsbescherming en beheersing van risico’s, zoals een goede milieukwaliteit (lucht, geluid). Aandachtspunt hierbij is dat voldoen aan de bestaande milieunormen niet volstaat voor bescherming van de gezondheid. De WHO heeft deze milieunormen aangescherpt vanuit gezondheidsoogpunt.
In de factsheet Gezonde Leegomgeving van de GGD/GHOR Nederland staan deze beide invalshoeken. De GGD heeft per gemeente de aandachtspunten benoemd met informatie uit de Gezondheidsmonitoren. De kernwaarden voor een gezonde leefomgeving zijn hierbij het uitgangspunt. Deze kernwaarden zijn:
- Rookvrije omgeving
- Aantrekkelijke plekken
- Gezond gewicht
- Wonen en druk verkeer
- Voorzieningen dichtbij
- Actief vervoer
- Fiets- en OV-verbindingen
- Gezond binnenklimaat
- Prettig wonen
- Geschikte woningen
Deze kernwaarde komen overeen met de strategische opgaven die Zaanstad heeft geformuleerd in haar Omgevingsvisie 2040. In de omgevingsvisie staan de hoofdkeuzes voor de fysieke leefomgeving centraal. Deze zijn onder te verdelen in 7 strategische opgaven:
- Kansengelijkheid
- Veiligheid
- Economie
- Duurzaamheid
- Verstedelijking
- Gezondheid
- Dienstverlening
Onderzoek
Duurzame energie
Door de initiatiefnemer wordt met de gemeentelijke diensten onderzocht of in de directe omgeving van de jachthaven zonnepanelen kunnen worden geplaatst. Een optie voor het opwekken van duurzame energie is om in de omgeving van de jachthaven zonnepanelen te bevestigen aan gemeentelijke objecten. Bij de verdere uitwerking van het plan zal dit verder worden uitgezocht. Niet elke woonboot is namelijk geschikt om te worden voorzien van zonnepanelen. De schepen kunnen in principe worden voorzien van balansventilatie en een luchtwarmtepomp. Onderzocht wordt tevens of het aantal zonnepanelen op de havenlodges kan worden gemaximaliseerd ten behoeve van de opwekking van duurzame energie voor de jachthaven.
Afvalinzamling, sloop en bouw
Voor de afvalinzameling wordt gebruikt gemaakt van ondergrondse containers op de Houthavenkade, die met de ontwikkeling en herinrichting van de Houthavenkade al worden geplaatst.
In het kader van hergebruik worden de bestaande houten palen van de hoofdsteiger zoveel als mogelijk gehandhaafd, waarop een nieuw en breder dek wordt aangebracht. Nieuwe onderdelen voor de steiger worden zo veel mogelijk prefab aangeleverd.
Het reguliere onderhoud aan woonboten gebeurt elders, op een geschikte werf. De Woonschepenverordening Zaanstad (zie bijlage 1) geeft aan dat verbouw van een schip en alle overige werkzaamheden, anders dan kleinschalig onderhoud, ook op een werf moet plaatsvinden. Op de locatie worden dus geen woonboten verbouwd of grootschalig onderhouden. De woonboten komen kant en klaar aan.
De kleinschalige bouw van de serviceruimte en de fietsenstalling wordt nader bepaald, maar zal zo veel mogelijk prefab worden uitgevoerd. De huidige kantine-ark van de jachthaven is al opgeknapt en zal na verplaatsing functioneren als kleinschalige horecavoorziening. De woonboten en havenlodges zijn verplaatsbaar en daarmee in principe altijd herbruikbaar (op een andere locatie).
Klimaatadaptatie
Zaanstad wil voorbereid zijn op het klimaat dat veranderd. Daarvoor is een veerkrachtige groen- en waterstructuur nodig en voldoende biodiversiteit. De gemeente werkt aan een gezonde leefomgeving voor mensen, dieren, bomen en planten. Een omgeving die klimaatadaptief is ingericht op wateroverlast, een hoger overstromingsrisico, hitte en droogte.
Er kan gesteld worden dat de aanleg van woonboten en woonarken klimaatadaptief is, aangezien er geen verharde ruimte wordt ontwikkeld of verharding wordt toegevoegd. Er wordt bijvoorbeeld geen water in het plan gedempt of waardevolle grond gebruikt. Hemelwater zal direct in de Zaan terecht komen. Daarnaast komen er relatief weinig emissies vrij tijdens de bouwfase in vergelijking tot een traditioneel bouwproces op land, omdat het merendeel van de woonboten reeds bestaan en hun plek kunnen vinden in jachthaven Dukra en de havenlodges kant en klaar worden opgeleverd.
Gezondheid en veiligheid
Gezondheid moet als uitgangspunt en bouwsteen dienen bij alle stedelijke (her)ontwikkeling, zo stelt de gemeentelijke Omgevingsvisie 2024. Zowel de fysieke gezonde leefomgeving: groen, water, schone lucht, als de stimulans tot gezond bewegen, eten, ontmoeten. Dit is ook zo opgenomen in de Gezondheidsvisie en de Ontwerpaanpak openbare ruimte van de gemeente Zaanstad.
Ten aanzien van veiligheid werkt de gemeente aan het verbeteren van de leefomgeving en het tegengaan van overlast, maar ook door in te spelen op de klimaatverandering en het veiligstellen van het milieu.
Er is geen sprake van blootstelling aan elektromagnetische straling: er zijn geen 380 Kv hoogspanningslijnen en of telecom-antennes in de buurt van de projectlocatie aanwezig.
Er is tevens geen sprake van bovenmatige lichthinder, omdat er geen lichthinder op de projectlocatie voorkomt en het project geen bovenmatige lichthinder zal veroorzaken. De hoofdsteiger heeft verlichting op palen. De verlichting die wordt aangebracht is vleermuisvriendelijk (<2.200 K) en gericht op de steiger en niet op het water, om vleermuizen en insecten niet te verstoren. Bankjes op terrassen langs de hoofdsteiger vergroten de verblijfskwaliteit van de steiger. De woonboten liggen over de hele lengte aan de hoofdsteiger. De functiemenging van wonen, recreatie en de kleinschalige horeca, alsmede de bestaande jachthaven in relatie met de verblijfskwaliteit vergroot de sociale veiligheid. Tegelijkertijd is deze menging van functies vanuit milieuoogpunt (o.a. geluid, lucht, veiligheid) zorgvuldig afgewogen en in dit plan ingepast. Hiervoor wordt verwezen naar de paragrafen 4.4, 4.8, 4.9, 4.13 en 4.17 van deze toelichting.
Een jachthaven is per definitie bedoeld voor (water)recreatie en nodigt uit tot watersporten, bewegen en spelen. Met het creëren van de boardwalk door de jachthaven worden de mogelijkheden om een rondje te lopen door het centrum, langs het water, vergroot. Waar mogelijk gebeurt dit gelijkvloers. Door het plaatsen van bankjes is er ruimte voor ontmoeting en wordt tevens rekening gehouden met de behoefte van kwetsbaren. Het plan biedt voor hen voldoende rustpunten met behalve de bankjes ook de horecavoorziening. Hier wordt mogelijk voorzien in een waterrappunt. Eventueel kan dit ook ter plaatse bij het havengebouw. De jachthaven ligt op loopafstand van voorzieningen (in het centrum) en is goed per fiets en openbaar vervoer bereikbaar.
De afgelopen jaren heeft de nieuwe exploitant zich sterk gemaakt voor een schoner en milieubewuster gebruik van de jachthaven door de booteigenaren. Dat zal hij blijven doen. Waar mogelijk wordt er drijvend groen aangelegd in steigerhoeken om water- en oevernatuur optimaal te kunnen beleven. Voor de herontwikkeling worden de nodige infrastructurele voorzieningen aangebracht, zoals riool, water, electra etc. Verwerkt in de vernieuwde hoofdsteiger komt een leidingzone. Riool en afvalwaterlozingen zijn daarmee verleden tijd. Regenwater wordt vrij geloosd op het oppervlaktewater.
Conclusie
Ten aanzien van duurzaamheid en gezondheid zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
4.17 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek
Er is een aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 11.
Het Besluit milieueffectrapportage geeft regels wanneer een Milieueffectrapportage een verplicht onderdeel is van een ruimtelijke ontwikkeling. Volgens dit besluit is er voor de realisering van deze ruimtelijke ontwikkeling een vormvrije MER- beoordeling nodig omdat het wijzigen van een jachthaven genoemd wordt in bijlage D van het besluit MER maar niet boven de daarbij behorende drempelwaarde uitkomt.
In de notitie wordt geconcludeerd dat na afweging van alle milieuaspecten met de beoogde planontwikkeling belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten.
Conclusie
Ten aanzien van milieueffecten (vormvrije m.e.r.) zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Participatie
5.1 Overleg Met Overheden En Diensten
In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg moet worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro wordt het concept ontwerp bestemmingsplan om reactie verstuurd naar de volgende instanties:
- Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
- Rijkswaterstaat;
- Liander;
- Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;
- Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
- Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland.
Naar aanleiding van het vooroverleg is 23 januari 2024 een reactie binnengekomen van de GGD Zaanstreek-Waterland. Daarin stellen zij 6 punten met adviezen aan de orde. Deze zijn hieronder samengevat en van antwoord voorzien.
1. Het verzoek is fysieke leefomgeving toe te voegen aan hoofdstuk 4.16 “Duurzaamheid en gezondheid” conform de website van de GGD.
Beantwoording: In paragraaf 4.16 van het bestemmingsplan is aandacht besteed aan “Duurzaamheid en gezondheid”. We nemen uw advies over en zullen het plan verder aanvullen op deze aspecten op basis van de informatie van de website van de GGD Zaanstreek-Waterland.
2. Opgemerkt wordt dat de visie op gezondheid niet is terug te vinden in het ontwikkelplan.
Beantwoording: Ons is niet duidelijk wat met het ontwikkelplan wordt bedoeld, maar het vermoeden is dat het om het RPVE gaat. Het RPVE heeft een positief advies van de gemeenteraad en daar kunnen geen wijzigingen meer in worden aangebracht. Ons voorstel is om in plaats daarvan de Zaanse visie op gezondheid te integreren in paragraaf 4.16 of als beleid op te nemen in bijlage 1 van de toelichting bij het bestemmingsplan.
3. Opgemerkt wordt dat de Omgevingsvisie niet is terug te vinden in het beleidskader. GGD adviseert om het plan ook vanuit gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming te benaderen.
Beantwoording: De Omgevingsvisie Zaanstad 2040 is opgenomen in paragraaf 3.2 van bijlage 1. Ook de thema's uit uw advies worden hier benoemd. Ten aanzien van de thema's duurzaamheid, gezondheid en veiligheid stellen we voor om de benadering en toetsing aan deze thema's op te nemen in paragraaf 4.16.
4. Vanuit gezondheidskundige benadering wenst de GGD bij het ontwerpbesluit hogere waarde geluid te verwijzen naar het GGD advies over geluidsbelasting, te vinden op de website van de GGD.
Beantwoording: Dit advies wordt voor kennisgeving aangenomen. Het akoestisch onderzoek toont aan dat er sprake is van een veilige en gezonde leefomgeving. Tevens is er een aanvullend akoestisch onderzoek gedaan dat aantoont dat ten aanzien van alle ligplaatsen er altijd sprake is van minimaal één geluidluwe zijde.
5. De GGD adviseert om voor woonschepen van dezelfde criteria uit te gaan als van woningen in het bouwbesluit. Zoals ventilatiemogelijkheden, zonwering en verkoeling.
Beantwoording: Dit advies wordt voor kennisgeving aangenomen. (Bestaande) woonarken en woonschepen kunnen niet gelijk gesteld worden met woningen. Daarvoor zijn de fysieke verschillen te groot en vallen deze dus ook niet onder het bouwbesluit. Dit neemt niet weg dat het bestemmingsplan moet aantonen dat er sprake is van een veilige en gezonde leefomgeving. Aan de hand van verschillende onderzoeken wordt dit aangetoond voor onder meer akoestiek.
6. Het verzoek is rekening te houden met de behoefte van kwetsbaren: creëren van genoeg zitmogelijkheden en de looppaden geschikt maken voor minder validen. Tevens is het verzoek is om, in verband met langere en warmere zomers, rekening met het faciliteren van schaduwplekken, het aanleggen van watertappunten en zonbescherming dispensers en preventie van blauwalgvorming.
Beantwoording: De toelichting van het bestemmingsplan, paragraaf 4.16, is aangevuld met de suggesties om rekening te houden met kwetsbare doelgroepen en maatregelen op het gebied van klimaatverandering.
5.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is door het college van burgemeester en wethouders voor zes weken ter inzage gelegd inclusief het ontwerpbesluit hogere waarden en het beeldkwaliteitsplan. De ter inzagelegging heeft plaatsgevonden van 14 december 2023 t/m 24 januari 2024. Aansluitend is er op 10 januari 2024 een inloop- en informatieavond georganiseerd voor omwonenden en andere belanghebbenden uit de omgeving.
In totaal zijn er 4 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen hebben geleid tot verschillende aanpassingen van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zoals dat ter inzage heeft gelegen. Daarnaast zijn de indieners in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze mondeling nader toe te lichten. Hiervan is door een aantal personen gebruik van gemaakt. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden op 18 maart 2024 en 28 maart 2024. De zienswijzen zijn samengevat en van antwoord voorzien in de Nota van Zienswijzen. Deze nota is opgenomen in bijlage 19 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
5.3 Ambtshalve Wijzigingen
Naast wijzigingen die zijn aangebracht naar aanleiding van zienswijzen zijn ook ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. In de Nota van Wijzigingen is aangegeven op welke punten de regels en verbeelding van het bestemmingsplan zijn aangepast. Deze nota maakt integraal onderdeel uit van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Aangezien de plantoelichting niet juridisch bindend is, maken de wijzigingen in de plantoelichting geen deel uit van het vaststellingsbesluit. Volledigheidshalve zijn in deze nota wel de belangrijkste wijzigingen in de plantoelichting opgenomen. De Nota van Wijzigingen is opgenomen in bijlage 19 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Wat Regelt Een Bestemmingsplan?
Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan.
6.2 Hoe Ziet Een Bestemmingsplan Eruit?
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
- Met een dubbelbestemming. Dit betreft een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Bijvoorbeeld voor archeologie of ondergrondse leidingen. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden.
- Met een aanduiding. Een aanduiding is een vlak op de verbeelding. Via een aanduiding wordt in de regels iets aanvullend geregeld. Dat kan betrekking hebben op maatvoering (bijvoorbeeld een specifieke goot- of bouwhoogte), bouwen (bijvoorbeeld voor specifieke bouwwerken als overkappingen) of functies (bijvoorbeeld horeca binnen wonen).
6.3 Welke Bestemmingen Komen In Dit Plan Voor?
Voorliggend bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:
- Verkeer;
- Verkeer-Verblijfsgebied;
- Water;
- Water-Woonschepen;
- Wonen;
- Waarde-Archeologie-4 (dubbelbestemming).
6.4 Opzet Van De Planregels
De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:
- In de Inleidende regels worden de in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
- In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
- De Algemene regels bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing;
- De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde worden gebruikt. Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
6.5 Toelichting Op De Inleidende Regels
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.
- Begrippen: De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. Voor zover van toepassing is er aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Woonschepenverordening Zaanstad 2022 (vastgesteld op 20 juli 2023).
- Wijze van meten: Dit artikel maakt duidelijk hoe de bouwhoogte, breedte, goothoogte, oppervlakte, peil en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Voor het bouwen in of op het water is een afwijkende regel opgenomen.
6.6 Toelichting Bestemmingsregels
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.
Voorliggend bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:
- Verkeer: deze bestemming voorziet in alle hoofdverkeersvoorzieningen, incl. onder meer laden en lossen, parkeren en groen. Binnen deze bestemming zijn gebouwen niet toegestaan. Een klein gedeelte van de hoofdsteiger kan binnen deze bestemming worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'steiger'.
- Verkeer-Verblijfsgebied: deze bestemming voorziet in verblijfsgebieden, langzaam verkeer en o.a. groen. Binnen deze bestemming zijn ook geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van een fietsenberging voor de woonschepen ónder de langzaamverkeersbrug William Pontbrug ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 1'.
- Water: deze bestemming voorziet onder meer in water, waterwerken, waterhuishoudkundige voorzienigen en beroeps- en recreatievaart. Tevens is binnen de aanduiding 'jachthaven' een jachthaven toegestaan voor de recreatievaart. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - lodges' zijn maximaal 20 havenlodges voor recreatief overnachten toegestaan. Deze lodges liggen er permanent. Ook is binnen deze bestemming een horecagebouw toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca'. Het gaat om typen horeca in de categorie 1a en 1b, zoals opgenomen in de bijlage Staatvan Horeca activiteiten. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 2' is een fietsenberging toegestaan. De hoofdsteiger binnen deze bestemming ismiddels een aanduiding 'steiger' aangegeven. Per specifiek gebouw zijn er nadere bouwregels opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - havengebouw is een havengebouw toegestaan. Dit gebouw is bedoeld voor de service en ondersteuning van de jachthaven (kantoorfunctie) en daarnaast is één woning voor de havenmeester in dit gebouw toegestaan.
- Water-Woonschepen: deze bestemming voorziet o.a. in wonen in een woonboot of woonark. Het toegestane aantal is op de planverbeelding weergegeven. Of een woonboot of een woonark is toegestaan is middels aanduidingen ('specifieke vorm van water - woonboot' en 'specifieke vorm van water - woonark') bepaald. Voor woonarken en woonboten gelden verschillende bouwregels.
- Wonen: deze bestemming voorziet in wonen ten behoeve van het adres Houthavenkade 5 met bijbehorende bouwregels. Aan de achterzijde van het hoofdgebouw (in het achterdakvlak) is het toegestaan om dakkapellen te realiseren. Dit vergroot de toegankelijkheid en de bruikbaarheid van de verdieping onder de kap;
- Waarde-Archeologie-4 (dubbelbestemming): deze bestemming voorziet in de bescherming van archeologische waarden.
6.7 Toelichting Op De Algemene Regels
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is vast voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en dient in alle bestemmingsplannen te worden opgenomen. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval dat (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn bepalingen opgenomen die toezien op de realisatie van voldoende parkeergelegenheid en bouwregels voor nuts- of waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast is een algemene bouwregel opgenomen voor het bouwen van duurzame energievoorzieningen. Deze voorzieningen kunnen op of aan een ander bouwwerk worden gerealiseerd. Daarbij mag dan voor maximaal 1,5 meter afgeweken worden van de elders in het bestemmingsplan opgenomen maatvoeringen, zoals bijvoorbeeld bouwhoogten en oppervlakten. Zijn het zelfstandige bouwwerken dan geldt een maximale bouwhoogte van 4,5 meter.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn vormen van gebruik opgesomd, die strijdig zijn met het toegestane gebruik overeenkomstig dit plan. Ook zijn functies genoemd die zijn toegestaan wanneer sprake is van ondergeschikt gebruik. Gelet op het feit dat de brandveiligheid binnen het plangebied belangrijk is, zijn bluswatervoorzieningen, vluchtroutes en andere noodzakelijke voorzieningen in dat kader altijd toegestaan ondergeschikt gebruik, omdat ze ten dienste staan van het hoofdgebruik en zijn de bluswatervoorzieningen tevens als voorwaardelijke verplichting opgenomen.
Gebiedsaanduidingen
- Geluidzone - industrie: Het plangebied ligt binnen de geluidzones van de gezoneerde industrieterreinen Achtersluispolder-Westerspoor en Westpoort. De Wet geluidhinder bepaalt dat de geluidzones van deze industrieterreinen in bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden. Daarom is er op de verbeelding een gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen.
- Luchtvaartverkeerzone: Ter plaatse van deze aanduiding geldt het hoogtebeperkingengebied van Schiphol.
Algemene afwijkingsregels
Door middel van de algemene afwijkingsregels kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor onder andere een geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
6.8 Toelichting Op De Overgangs- En Slotregels
In Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor hoe de overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik in bestemmingsplannen dienen te luiden. Kort samengevat zijn hieronder de belangrijkste punten vermeld.
Voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of die nog gebouwd kunnen worden op basis van een omgevingsvergunning voor het bouwen en die afwijken van het bestemmingsplan geldt, dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.
De overgangsbepalingen voor bouwwerken bevat een calamiteitsregeling en een regeling op grond waarvan het dagelijks bestuur eenmalig kan worden afgeweken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk dat onder de overgangsbepalingen valt met maximaal 10%.
De overgangsregels voor het gebruik bepalen dat het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, mag worden voortgezet. Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik mag niet worden veranderd in een ander strijdig gebruik, tenzij daardoor de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het strijdige gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten.
De overgangsbepalingen zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en bestaand gebruik in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
De Slotregel beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan heeft betrekking op de communicatie met belanghebbenden en het draagvlak voor het plan.
Het voorliggende plan is het resultaat van bijna twee jaar aan omgevingsparticipatie. In die periode heeft er een uitgebreid participatieproces plaatsgevonden met belanghebbenden. De omwonenden van de Hogendijk en omgeving waren hierbij actief betrokken.
De eerste twee participatie-avonden vonden online plaats (t.g.v. Corona), maar later ook fysiek in de horeca-ark in de jachthaven. De participatie-avonden werden geleid door een externevoorzitter. De gemeente (de projectleiding, de stedenbouwkundige), de initiatiefnemers en de architect/stedenbouwkundige waren hierbij aanwezig. Op één avond heeft de supervisor van de gemeente Zaandam de locatie bezocht, aan een rondgang deelgenomen en zijn visie op de ontwikkeling aan de belanghebbenden toegelicht.
Er is op alle avonden geluisterd naar en gesproken over de visie van de gemeente, de plannen van de initiatiefnemer en de zienswijzen van de belanghebbende en de direct omwonenden. Na het afsluiten van het participatieproces hebben bewoners en ontwikkelaars de gesprekken gecontinueerd.
De uiteindelijke uitkomst van het participatieproces is dat de initiatiefnemers in overleg met de omwonenden de plannen hebben aangepast. Daarbij ontstond de zogenaamde woonschepenvariant. De waterwoningen uit het oorspronkelijke plan zijn verdwenen en hebben plaats gemaakt voor woonboten (woonschepen). Het participatieproces heeft daarmee voor de verschillende betrokken partijen een acceptabel resultaat opgeleverd.
Van de avonden zijn notulen en verslagen gemaakt. Een overzicht en het resultaat is gedocumenteerd in een participatie-document. Deze is toegevoegd als bijlage bij dit bestemmingsplan (bijlage 12).
Tot slot is de participatie uitgebreid opgenomen en gedocumenteerd op de website van het plan: www.jachthavendukra/projectontwikkeling.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
In oktober 2019 is overeenstemming bereikt over de financiële uitgangspunten van het eerdere plan met drijvende woningen i.p.v. woonboten. Voor het huidige plan met woonboten is de financiële haalbaarheid door de ontwikkelaar getoetst. Deze is na vaststelling van het RPvE nader met de gemeente uitgewerkt. Doel is te komen tot een overeenkomst en erfpachtovereenkomst. De erfpachtcanon van het geactualiseerde programma zal herberekend worden op basis van de eerdere overeengekomen uitgangspunten. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd.
Bijlage 1 Staat Van Horeca Activiteiten
Bijlage 1 Staat van Horeca activiteiten
Bijlage 1 Beleidskaders
Hoofdstuk 1 Algemene Nationale Beleidskaders
In dit hoofdstuk staat een samenvatting van de ruimtelijke beleidskaders die van toepassing zijn voor het plangebied. Iedere paragraaf besluit met een conclusie waarin de betekenis van het beleid voor het project en plangebied is opgenomen.
1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI. Het gaat om het strategisch beleid, omdat de NOVI een visie is en de hoofdzaken bevat van het beleid voor de fysieke leefomgeving (artikel 3.2 Omgevingswet).
De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land. Zo bouwen we als één overheid aan een mooier en duurzamer Nederland.
1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) uit 2010, waarin de Wro nader is uitgewerkt, is opgenomen dat per 1 januari 2012 bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In de toelichting van de Bro staat dat dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Dit vermindert de noodzaak tot het aanwijzen van nieuwe beschermde monumenten omdat aan het belang van de cultuurhistorie dan waarde wordt toegekend via het proces van de ruimtelijke ordening. Het cultuurhistorisch onderzoek is te vinden in paragraaf 4.3 en bijlage 4 van voorliggend bestemmingsplan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.
De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:
Trede 1: Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet ineen actuele regionale behoefte;
Trede 2: Indien uit de beschrijving onder 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
Trede 3: Indien uit de beschrijving onder 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende manieren van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
In paragraaf 4.11 is de ladder voor duurzame verstedelijking beoordeeld. Het plan is getoetst aan de ladder. Geconcludeerd is dat het plan aan de principes van de ladder voldoet.
1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.
Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.
1.4 Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (LIB)
Het rijksbeleid voor Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ('Wijzigingswet', 2003). De ruimtelijke consequenties van de Wijzigingswet staan in het Luchthavenindelingbesluit (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting. Het plangebied ligt binnen de zone van het LIB Schiphol. Dit betekent dat nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen getoetst moet worden aan het Luchthavenindelingbesluit (LIB).
Indien uit toetsing blijkt dat nieuwbouw niet mogelijk is binnen de wetgeving van het Luchthavenindelingbesluit kan de Inspectie Leefomgeving en Transport (namens de bewindslieden) voor een beperkt aantal categorieën ontheffing verlenen; de afgifte van een zogenoemde verklaring van geen bezwaar op basis van artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
In paragraaf 4.14 wordt verder ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van Schiphol en het LIB voor dit bestemmingsplan. De conclusie is dat het plan aan het LIB voldoet. In bijlage 9 is tevens een LIB-rapportage opgenomen.
1.5 Omgevingswet
Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:
- het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein;
- de integratie van plannen en toetsingskaders; het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte;
- het doelmatig uitvoeren van onderzoek.
De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:
- bestemmingsplan(nen);
- algemene plaatselijke verordening(en);
- bomenverordening; monumentenverordening;
- reclameverordening.
Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.
Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Najaar 2016 worden de reacties op de consultatierondes van de Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) die bij de Omgevingswet horen, beoordeeld en aangepast.
Hierna volgt nog de publicatie in het Staatsblad en wordt er invoeringsregelgeving gemaakt. Naar verwachting treedt de Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's in 2023 in werking.
Het betreft een bestemmingsplan en dus is de omgevingswet niet van toepassing op dit plan. Wel bevat het plan al verschillende elementen ten aanzien van een veilige en gezonde leefomgeving. Het plan is hieraan getoetst in par. 4.16.
1.6 Conclusie rijksbeleid
Het bestemmingsplan is niet in strijd met nationale belangen. Ook voldoet het bestemmingsplan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Hoofdstuk 2 Algemene Provinciale En Regionale Beleidskaders
2.1 Omgevingsvisie Noord Holland 2050
De Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is vastgesteld op 19 november 2018. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid, is het centrale uitgangpunt van de Omgevingsvisie Noord Holland 2050. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.
In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
- 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
- 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
- 3. Sterke kernen, sterke regio's, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
- 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
- 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.
De Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (november 2018) zet nadrukkelijk in op het stimuleren van knooppuntontwikkeling in de stationsgebieden. De woningbouwbehoefte wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Nabijheid van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe. Daarbij wordt in het ontwerp rekening gehouden met voldoende afvoermogelijkheden van (regen)water, voldoende groen in en om de stad, en optimale verkeersontsluiting met multimodale knooppunten.
Wonen en werken worden zoveel mogelijk binnenstedelijk gerealiseerd en geconcentreerd. Steden ontwikkelen zich snel. De vraag naar woonruimte en ruimte voor bedrijven houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd wil de provincie de landschappen in de metropoolregio Amsterdam sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden, met een voorkeur voor knooppunten van openbaar vervoer. Verdichting vraagt steeds meer inventiviteit en bestuurskracht. De bebouwde omgeving wordt steeds intensiever gebruikt, de plancapaciteit binnenstedelijk blijkt door een andere kijk op stad en stedelijkheid een stuk groter te zijn dan lang is gedacht. En zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw moet worden ingezet op besparing van energie, een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting en bij nieuwbouw ook op circulair bouwen. Dit alles moet samen gaan met de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij onderkent de provincie dat verdichting in de kernen leidt tot toenemende druk op het landschap. In de omgevingsvisie wordt benadrukt dat economische clusters zoals de voedingsmiddelenindustrie en toerisme belangrijke economische factors zijn. Economische kansen van unieke liggingen moeten worden benut voor recreatie en toerisme met goede balans tussen rust en reuring.
Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten). Hierbij houdt de provincie oog voor behoud en versterking van de leefbaarheid in bestaande en nieuwe gebieden. De provincie houdt ook een vinger aan de pols voor wat betreft de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de vraag. Regionale afspraken over stedelijke ontwikkelingen moeten bij de vraag blijven aansluiten.
Uitgangspunt is – en daarop zal het verkeers- en vervoersnetwerk worden geoptimaliseerd – dat men zich effectief, veilig en efficiënt kan verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden. Daarbij heeft men zo veel mogelijk keuzevrijheid in het bepalen van zijn of haar vervoerswijze.
Programma (OV)-knooppunten
De provincie streeft naar compacte en goed bereikbare steden en dorpen met daartussen groene ruimte. Met als doel een beter leefklimaat. Dit sluit aan bij de hoofdambitie van de Omgevingsvisie: balans tussen economische groei en leefbaarheid. Met het programma OV-knooppunten stimuleert de provincie betere benutting van de bebouwde omgeving en het vervoersnetwerk. Samenwerking tussen gemeenten, vervoerders, bedrijven, instellingen en de provincie is daarbij cruciaal. In Noord-Holland zijn alle zestig treinstations en vier grote busstations aangewezen als OV-knooppunten. Zij zijn de entrees van binnensteden en omliggende wijken of toegangspoorten naar recreatieve gebieden. Stationsomgevingen zijn belangrijke schakels in de reis van mensen op weg naar werk, voorzieningen of recreatieve bestemmingen.
De provincie wil knooppuntontwikkeling stimuleren. Met als doel korte reistijden, groen en voorzieningen dichtbij, snellere routes naar stations, minder uitstoot en behoud van waardevolle cultuurlandschappen. Het programma sluit aan op het generieke ontwikkelprincipe waarbij nieuwe ruimtelijk economische ontwikkelingen zoveel mogelijk worden gesitueerd nabij knooppunten. Verder geeft het programma invulling aan de principes die gelden voor de bewegingen Metropool in ontwikkeling en Sterke kernen, sterke regio's.
Zaanstad is onderdeel van de Deltametropool. Ook in het nieuwe provinciale beleid heeft knooppuntontwikkeling rond alle stations in Noord-Holland prioriteit. De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied en binnen de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer. De locatie geeft daarmee invulling aan het provinciale beleid om zoveel mogelijk woningen en voorzieningen binnenstedelijk en binnen de invloedssfeer van hoogwaardig OV te realiseren. De geplande horeca, woonboten en verblijfsrecreatie zal de jachthaven aantrekkelijker maken voor toeristen en dagjesmensen. Op die manier worden de economische kansen van de unieke ligging van de jachthaven benut.
2.2 Omgevingsverordening Noord-Holland 2020
Het beleid voor de fysieke leefomgeving zoals opgenomen de Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is vertaald in regels die in de omgevingsverordening Noord-Holland 2020 zijn vastgelegd. De omgevingsverordening Noord-Holland 2020 stelt algemene regels aan bestemmingsplannen met als doel het veiligstellen van de provinciale belangen.
De ontwikkelingen zoals met voorliggend plan mogelijk wordt gemaakt, worden volgens de PRV aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Deze ontwikkeling moet - gelet op artikel 5a van de PRV en de uitvoeringsregeling regionale afspraken nieuwe stedelijke ontwikkelingen 2017 (28 februari 2017) - in overeenstemming zijn met binnen de regio gemaakte afspraken. Van belang is dat geen sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, dat de woningbouw regionaal is afgestemd en wordt gemonitord. Hier wordt aan voldaan.
2.3 Knooppuntontwikkeling. De beleidsnota "Maak Plaats"
Eén van de uitvoeringsprogramma's van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 heeft betrekking op OV-knooppunten. De provincie Noord-Holland heeft met de Vereniging Deltametropool uitgangspunten geformuleerd waarin de kansen voor knooppuntontwikkeling in Noord-Holland centraal staan. Dit is de nota 'Maak Plaats!'.
Een doelstelling is om rondom OV-knooppunten de gebieden beter te benutten voor wonen en andere stedelijke functies. Dit betekent het intensiveren van het ruimtegebruik, het veraangenamen van het verblijf rond het knooppunt, en het verbeteren van de overstapmogelijkheden. In de Structuurvisie staat, dat op basis van onderzoek van alle knooppunten in Noord-Holland, en de mogelijkheden tot betere benutting van de stedelijke gebieden, de provincie zich zal inzetten op de ontwikkeling van de meest kansrijke locaties. De provincie wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar wil ook ruimte bieden voor de bouw van woningen, kantoren en voorzieningen. De provincie wil gemeenten helpen om de benutting van bestaand bebouwd gebied te optimaliseren en dit geldt vooral voor de binnenstedelijke ruimte rondom knooppunten van openbaar vervoer. De 60 treinstations en de 4 belangrijke busstations van Noord-Holland zijn op de structuurvisiekaart aangewezen als potentiële locaties voor stedelijke verdichting.
In 'Maak Plaats!' zijn 10 uitgangspunten geformuleerd die cruciaal zijn voor de te ontwikkelen knooppuntenstrategie. Deze zijn:
- 1. Frequentieverhoging en ruimtelijke ontwikkeling versterken elkaar.
- 2. Minimaal 50% van de nieuwe woningen rondom OV-knooppunten realiseren.
- 3. Voorrang voor bestaande plannen binnen BBG (bestaand bebouwd gebied) rondom OV-knooppunten.
- 4. BBG-contour en OV-knooppuntenstrategie op elkaar afstemmen.
- 5. Terugdringen van leegstaande kantoren op plekken die niet multimodaal bereikbaar zijn.
- 6. Inzetten op kwaliteitsverbetering van werkmilieus op de best bereikbare locaties.
- 7. Regionale voorzieningen bij voorkeur op multimodaal bereikbare locaties.
- 8. De overstap tussen vervoermiddelen verbeteren.
- 9. Ontwikkelen van toegangspoorten naar het landschap.
- 10. Maak Plaats!
De boogde ontwikkeling voorziet in woonboten en overige (horeca)voorzieningen in bestaand bebouwd gebied nabij een OV-knooppunt en het centrum van Zaanstad. Hiermee voldoet het onderhavige bestemmingsplan aan het beleid met betrekking tot de Knooppuntontwikkeling.
2.4 MRA-regio
De MRA-regio is een bestuurlijk samenwerkingsverband van 32 gemeenten de provincies Noord-Holland en Flevoland en bestaat uit zeven deelregio's. Zaanstad maakt deel uit van de deelregio Zaanstreek-Waterland. Voor de regio is de overkoepelende MRA Agenda 2020-2024 opgesteld met vraagstukken en opdrachten die de MRA-samenwerking de komende periode inhoud geven. De agenda is gestoeld op twee leidende principes: toekomstbestendige metropool en evenwichtige metropool. Deze zijn vertaald in vier bestuurlijke opdrachten:
- 1. De samenwerking versterken;
- 2. Werk maken van een veerkractige, inclusieve en schone MRA-economie;
- 3. Bouwen voor de woningbehoefte en met groei de leefkwaliteit van het geheel versterken;
- 4. Vaart maken met het metropolitaan mobiliteitssysteem, met daaraan gekoppeld een overzicht van opdrachten en uitvoeringslijnen
De ontwikkeling van het plangebied betreft een binnenstedelijke verdichting, met veel aandacht voor een aantrekkelijke en hoogwaardige invulling van het openbaar gebied. Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.
2.5 Visie Noordzeekanaalgebied 2040
De visie NZKG, heeft de ambitie om een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan het verbeteren van de internationale concurrentiepositie van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en daarmee ook aan de regionale en nationale economie. Om de belangrijke waarden in het gebied te versterken zijn een aantal opgaven geformuleerd:
Ruimte voor groei van de economie/haven
Zowel de Amsterdamse haven als het Noordzeekanaalgebied bieden door hun specifieke kenmerken ruimte voor economische groei.
Ruimte voor gemengd stedelijke gebieden
De gebieden rond de Zaan en het IJ bieden vanwege de ligging, de nabijheid van Amsterdam, het unieke karakter van het water in de stedelijke gebieden en de ruimte die langzaam ontstaat door transformatie zeer goede kansen voor het aantrekken van (inter)nationale kennismedewerkers.
Ruimte voor natuur, landschap en recreatie
De regio wordt gekenmerkt door een rijke verweving van stedelijke gebieden en groen. Het metropolitaan landschap en de stad wisselen elkaar af. In het Noordzeekanaalgebied en in de directe omgeving liggen zeven Natura2000 gebieden. De veenweidegebieden rond Zaanstad en het strand bij IJmuiden en Beverwijk zijn gebieden die beschermde dier- en plantensoorten herbergen en toegankelijk zijn voor recreanten. Met de verdergaande verstedelijking wordt de waarde van en vraag naar gebruiksmogelijkheid van het groen in de MRA belangrijker. Met de (her)ontwikkeling van groengebieden en verbetering van de beleefbaarheid en bereikbaarheid van natuur en/of landbouwgebieden ontstaan aantrekkelijke nieuwe, aanvullende bestemmingen voor recreanten. Ten noorden van het Noordzeekanaal wordt binnen het project 'Tussen IJ en Z' (IJmond - Zaanstad) het agrarisch gebied geschikt gemaakt voor recreatief medegebruik. Kleinschalige landelijk - recreatieve attractiepunten of voorzieningen kunnen samen met bestaande en uit te breiden verbindingen, de recreatieve waarde verhogen en de ontsluiting tussen verschillende recreatieve en Natura2000 gebieden vergroten.
Leefbaarheid en milieuruimte
Het NZKG is wat betreft milieuruimte (lucht, water, geluid, externe veiligheid) op sommige plekken een zwaar belaste regio met weinig ruimte. Er is een punt bereikt waarop de panning tussen het faciliteren enerzijds en de beschikbare milieuruimte anderzijds groot is en tot impasses leidt. De uitdaging is om deze impasses zodanig op te lossen dat tegelijkertijd de gezondheid en de veiligheid van de bewoners en gebruikers van het gebied worden gegarandeerd en nieuwe knelpunten in de toekomst worden voorkomen door bijvoorbeeld gebruik te maken van schone technologieën en het leveren van maatwerk voor ruimtelijk-economische ontwikkelingen en milieuruimte.
Bereikbaarheid
Bij eventuele havenontwikkeling moet het provinciale wegennet worden aangepast. Er wordt gewerkt aan snelfietsverbindingen tussen Amsterdam - Zaandam en Haarlem. Dit levert ook een bijdrage aan de recreatieve ontsluiting van Spaarnwoude vanuit het oosten. Daarnaast is ook de fietsverbinding door de IJmond (route Velsen - via de pont - Beverwijk tot in Castricum) van belang. De zeewaartse bereikbaarheid van de havens wordt voor de toekomst geborgd door fysieke maatregelen, zoals vervanging en vergroting van de grote sluis in IJmuiden en het brengen van de IJ-geul op diepte. Het gebruik van de oevers voor stedelijke ontwikkeling mag de vaarfunctie niet beperken.
2.6 Conclusie provinciaal en regionaal beleid
Het bestemmingsplan is niet in strijd met provinciale en regionale belangen.
Het plangebied behoort gelet op de bestemming, het huidige gebruik en de locatie tot het bestaand stedelijk gebied. De herontwikkeling van de locatie is niet in strijd met de regels van de Omgevingsverordening.
Hoofdstuk 3 Algemene Gemeentelijke Beleidskaders
3.1 Toekomstrichting Zaans evenwicht
In 2009 is de Toekomstrichting Zaans Evenwicht door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin presenteert het bestuur zijn visie op een evenwichtige toekomstige ontwikkeling van de stad. Het geeft inzicht in wat te doen om ervoor te zorgen dat Zaanstad in 2040 een stad in evenwicht is. Centraal staat 'uitgaan van eigen kracht' en de 'unieke kenmerken van Zaanstad. Hierdoor blijft Zaanstad herkenbaar en draagt tegelijkertijd bij aan een sterke metrapoolregio (MRA).
Die opgaven waar Zaanstad zijn fors, met een aantal fikse onzekerheden voor de toekomst. Hoe gaat de regio de komende decennia om met de groei van de bevolking zonder dat het ten koste gaat van de leefbaarheid van het gebied? Hoe slaagt deze stedelijke regio erin om het idee van de stad als emancipatiemachine overeind te houden. Wat te doen met het bereikbaarheidsvraagstuk? Hoe zorgen we ervoor dat de hardnekkige segregatie tussen sociaaleconomische klassen niet toeneemt en liever nog, wordt doorbroken. En hoe bereiden we ons voor op de opgaven die voortkomen vanuit de verandering van het klimaat, de schaarste aan grondstoffen?
We gaan uit van onze eigen kracht: we verbinden het verleden met het heden en de toekomst. Zaanstad investeert in mensen, in leefkwaliteit en in duurzaamheid door de kernkwaliteiten te benutten. Die laten zich omschrijven als:
- De Zaankanters: eigenzinnig, loyale anarchisten, ondernemende en hardwerkende bewoners en ondernemers. Innovatief en vernieuwend, soms op een traditionele leest geschoeid.
- Ruimte voor ondernemerschap
- Zaans Mozaïk: de grote verscheidenheid en de kleinschaligheid van buurten. Bijna alle buurten kennen een eigen identiteit en trekken om die reden speciale doelgroepen aan. Al deze mozaïekstukjes bij elkaar maakt dat Zaanstad een heel breed en divers spectrum aan vestigingsmogelijkheden biedt.Cultuur historisch landschap: Het cultuurhistorische veenweide landschap functioneert als een oase van rust vlakbij de drukte van het stedelijke gebied.
- De Zaan: Zaanstad vormt samen met Amsterdam één stedelijk gebied binnen de stelling van Amsterdam. Dit vraagt om meer mee te doen. Een gezamenlijke ontwikkeling van een waterfront bijvoorbeeld.
Zaanstad investeert in de leefkwaliteit door:
- Kwaliteitsverbetering van de woonvoorraad
- Reductie van het aantal milieubelaste woningen
- Verbeteren van het voorzieningenniveau inclusief een passend cultureel aanbod
- Aanpak van de openbare ruimte - Ontwikkelen van een Waterfront van Zaan tot IJ
- Versterken van de fysieke en mentale verbinding met Amsterdam
- Benoemen van specifieke ontwikkellocaties als 'stepping stones' voor de toekomst
- Terugdringen belemmering van milieucontouren
Het investeren in onderwijs en arbeidsmarkt door:
- Lokaal onderwijsbeleid richten op optimale kansen voor jongeren
- In regionaal verband de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt dichten
- Versterken van het ondernemerschap en het innovatievermogen
Zaans Evenwicht is richtinggevend voor de ruimtelijke, economische en de sociale structuurvisie en zorgt op een hoger abstractniveau voor samenhang. In de structuurvisies worden de ambities vertaald in strategische agenda's en uitvoeringsprogramma's.
3.2 Omgevingsvisie Zaanstad 2040
Zaanstad heeft met de Omgevingsvisie voor 2040 een nieuw instrument onder de Omgevingswet. In de omgevingsvisie staan de hoofdkeuzes voor de fysieke leefomgeving. De grote lijnen die gaan over identiteit, waarden, kernkwaliteiten en de opgaven waar de stad voor staat.
Hoe ziet Zaanstad er in de toekomst uit? Hoe zorgen we voor economische groei die bijdraagt aan een klimaat-neutrale stad? Hoe richten we de openbare ruimte zo in dat deze uitnodigt tot bewegen en bijdraagt aan de gezondheid van mensen? En hoe realiseren we 20.000 nieuwe woningen en behouden we het unieke karakter van de Zaanstreek?
Zaanstad stelt haar inwoners en het gebied centraal en richt zich op 7 strategische opgaven:
- Kansengelijkheid
- Veiligheid
- Economie
- Duurzaamheid
- Verstedelijking
- Gezondheid
- Dienstverlening
3.3 Ontwikkelingsplan Zaan/IJ
Zaanstad ziet als opgave voor de toekomst een duurzame en evenwichtige verstedelijking, waaronder de waterfrontontwikkeling van de Zaan- en IJ-oevers van Zaanstad en Amsterdam. De kernbegrippen daarbij zijn intensivering en transformatie. Met 30 kilometer waterfront biedt Zaanstad bijzondere mogelijkheden voor nieuwe karaktervolle woon- en werkgebieden aan het water. De Amsterdamse IJ en Zaanse Zaanoevers vormen het regionale verstedelijkingsproject Zaan/IJ. Totaal gaat het om de bouw van circa 40.000 woningen en het creëren van meer dan 20.000 arbeidsplaatsen. Binnen Zaanstad gaat het om ruimte voor ongeveer 7.000 woningen en 450.000 m2 vloeroppervlak voor bedrijven en voorzieningen.
Het Ontwikkelingsplan is een staalkaart van mogelijke ontwikkelingen langs het totale waterfront van Zaanstad. Het plan maakt de kansen en de belemmeringen zichtbaar en stippelt een ontwikkelingsstrategie uit voor duurzame verstedelijking van de Zaan- en IJ-oevers.
Het ontwikkelingsplan Zaan/IJ bestaat uit:
- het Ruimteplan op hoofdlijnen;
- een samenvatting van het Milieuplan;
- een economische waarde-analyse;
- een strategie waarin de haalbaarheid van de ontwikkelingen staat beschreven en de instrumenten om het proces, samen met maatschappelijke en bestuurlijke partners, op gang te brengen.
Het Ruimteplan onderscheidt zeven Zanen met verschillende karakteristieken. Die karakteristieken moeten bewaard blijven bij stedelijke ontwikkeling. De bestaande mix van wonen en werken is onderdeel van de identiteit en kwaliteit van Zaanstad. Toch denkt Zaanstad na over de mogelijkheden als zich kansen voordoen voor transformatie naar woon-werklocaties en intensivering, om houvast te geven aan mogelijke herontwikkeling als bedrijven uit zichzelf besluiten te vertrekken. Het ruimteplan moet in die context bezien worden.
Het plangebied valt binnen het deelgebied 'De Baai van Zaandam'. De herontwikkeling van de jachthaven voorziet in een karaktervol woon- en werkgebied aan het water.
3.4 MAAK.Zaanstad
Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die er voor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.
MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische- en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd. De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld.
Voor het plangebied relevante maatregelen zijn:
- Het streven om in Zaanstad tot 2040 tussen de 15.000 en 20.000 woningen te realiseren. Dit aantal extra woningen kan bereikt worden door nieuwbouw, of door alternatieven zoals transformatie van panden en door splitsing/aan- of bijbouwen bij bestaande woningen. Voor de komende 10 jaar wordt er naar gestreefd de bouwproductie te verhogen naar 1000 woningen per jaar.
- Dat er binnen de stedelijke contouren wordt gebouwd.
- Het inzetten op een 'compacte' stad bijdraagt aan draagvlak voor voorzieningen en de stad zodoende sterker maakt. Naast het binnenstedelijk verdichten ingezet wordt op het verkorten en aantrekkelijker maken van de (langzaam verkeers-) routes tussen de verschillende delen van de stad binnen de rode contouren.
- De stad heeft een grote diversiteit en meer kwaliteit (duurzaam en met een goede fundering) aan bestaande en nieuwe woningen nodig, waarbij speciale aandacht is voor bijzondere doelgroepen.
Zaanstad wil het groene buitengebied sparen en de groei in de komende decennia binnenstedelijk realiseren. De herontwikkeling van de jachthaven voorziet onder andere in een woningbouwontwikkeling (voor woonboten) binnen de stedelijke contouren. Hiermee draagt de herontwikkeling bij aan het realiseren van een 'compacte' stad. In de stadsvisie MAAK.Zaanstad kiest Zaanstad nadrukkelijk voor verdichting rondom knooppunten. Gezien het plangebied zich op circa 650 meter van Station Zaandam bevindt en het een binnenstedelijk ontwikkeling betreft, draagt het bestemmingsplan bij aan de doelstellingen van MAAK.Zaanstad.
Erfgoed en identiteit
MAAK Zaanstad wil het goede versterken, en het minder goede verbeteren. Daarvoor moet wel eerst bepaald worden wat de identiteit en kwaliteit van het te ontwikkelen gebied is.
In de Ergoedstrategie (2019-2030) staat aangegeven dat het behouden en mogelijk versterken van de kwaliteit en identiteit bij (gebieds)ontwikkeling uitgangspunt is en dat erfgoed als basis genomen wordt bij tranformaties en verdichtingsopgaven van ontwikkelgebieden. Ook worden cultuurhistorische waarden in stedenbouwkundige kaders voor ontwikkeling opgenomen.
In het binnenkort vast te stellen beleid "Identiteit van Zaanstad" staat dat de gemeente karakteristieke bebouwing langs de dijken, linten en paden koestert en behoudt en herstel van de historische bebouwing stimuleert.
De identiteit van Zaanstad (Beleid "historische linten, dijken en paden"):
- Het blootleggen en vervolgens versterken van de verborgen kwaliteiten is uitgangspunt. Cultuurhistorische waarden worden ingezet om deze verborgen kwaliteiten inzichtelijk te maken en om als vertrekpunt te dienen voor nieuwe ontwikkelingen.
De dijk- en lintdorpen gelden als kernkwaliteit geduid. De provincie heeft vervolgens de opdracht gekregen deze kernkwaliteiten voor haar Nationale Landschappen nader uit te werken. Dit heeft in Noord-Holland geresulteerd in een Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Deze is opgesteld om de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het landschap te behouden en versterken met ontwikkelprincipes voor ontwikkelingen. In deze Leidraad zijn de dijken en dorpslinten gekenmerkt als kwaliteit. Zaanstad erkent eveneens deze waarden van de historische dijken, linten en paden en heeft ze daarom aangemerkt als kernkwaliteit binnen de gemeente.
3.5 Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad
Zaanstad bereidt zich voor op de Omgevingswet. Daarom zijn de regels over de fysieke leefomgeving uit verschillende Zaanse verordeningen samengebracht in één nieuwe verordening: de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (VFL). De verordening is vastgesteld door de gemeenteraad. De laatste actualisaties zijn inwerking getreden op 1 januari 2022.
De VFL is een tussenstap naar het omgevingsplan. De regels uit de VFL kunnen onder huidige wetgeving niet worden opgenomen in bestemmingsplannen. Dit kan niet omdat de regels niet over de ruimtelijke ordening gaan, maar over de fysieke leefomgeving in de zin van de Omgevingswet. Uiteindelijk zullen de regels uit de VFL onderdeel uitmaken van het omgevingsplan voor Zaanstad. Nog niet duidelijk is wanneer dit zal zijn.
De volgende verordeningen zijn inmiddels (deels) opgenomen in de VFL, met het gevolg dat een aantal verordeningen (*) zijn ingetrokken en de APV kleiner is geworden en zich duidelijker richt op de openbare orde:
- Diverse artikelen uit de algemene plaatselijke verordening (APV), zoals artikelen uit: afdeling openbaar water en afdeling houtopstand.
- Verordening straatnaamgeving en huisnummering
- Algemene Verordening Ondergrondse Inrastructuur (AVOI).
- Rioolaansluitingsverordening.
- Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen.
- Erfgoedverordening 2010 gemeente Zaanstad.
- Brandbeveiligingsverordening 2012.
- Verordening Bodemsanering Zaanstad 2017.
- Bouwverordening Zaanstad 2008.
3.6 Groen en waterplan Zaanstad
De druk op het groen en water neemt toe. Vooral door de grote woningbouwopgave waarmee Zaanstad wil groeien tot 200.000 inwoners, waarbij de woningen binnenstedelijk moeten worden ingepast. Hierdoor neemt de druk op de stad, het ruimtegebruik, het groen en het water toe. Daarom is het belangrijk om het groen en water op een dusdanige manier in te passen, zodat de waarden behouden blijven, passend binnen de eisen en wensen van ecologie, recreatie en klimaat. Zaanstad wil kansen benutten binnen de Metropool Regio Amsterdam, waarbij de kwaliteit van de leefomgeving steeds belangrijker wordt voor het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie.
Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. Het groen en water spelen een belangrijke rol in de stad voor het opvangen van water en het beheersen van het klimaat. Bij de stedelijke verdichting zijn de klimaatadaptieve maatregelen noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering.
Kernwaarden
De kernwaarden van het groen en water zijn de belangrijkste kenmerken in de stad en het buitengebied. De kernwaarden zijn tot stand gekomen vanuit de ruimtelijke waarden (stedelijk gebied, landelijk gebied, Noordzeekanaalzone en dijken, linten en paden) en functionele thema’s (recreatie, natuur en klimaatadaptatie).
De voornaamste water- en groenstructuurverbindingen in het stedelijk gebied worden bepaald door de parken en de waterlopen. Veel ecologische verbindingen zijn verbonden aan de landschappelijk ingepaste waterlopen.
Ambitie
Binnen de gemeente Zaanstad zijn veel kwaliteiten aanwezig die bij kunnen dragen aan het versterken van de kernwaarden van groen en water. De kernwaarden vormen de basis voor de ambitie en het beleid. Bij de ambitie is een handreiking opgesteld waarin de stappen staan vermeld waar bij ontwikkelingen rekening mee moet worden gehouden voor wat betreft groen en water.
In het stedelijk gebied wordt de druk op het groen en water steeds groter. De ambitie is om bij ontwikkelingen het groen en water zo efficiënt mogelijk in te richten met ruimte voor waterberging en natuur. Bij toenemende verstedelijking wordt de kwaliteit van de leefomgeving steeds belangrijker voor een prettige woonomgeving. Het beleid is, waar de kwantiteit van het groen of water afneemt, wordt kwaliteit passend bij de aanwezige waarden toegevoegd.
3.7 Woonschepenverordening
In de geldende Woonschepenverordening Zaanstad 2022 is het beleid met betrekking tot het afmeren en liggen van woonschepen binnen de gemeente Zaanstad vastgelegd. In de Woonschepenverordening Zaanstad 2022 worden regels gesteld ten aanzien van het gebruik van ligplaatsen voor woonboten in openbaar water. Beide stukken geven regels voor afmetingen en beeldkwaliteit en zijn vertaald in voorliggend bestemmingsplan.
De woonschepenverordening van de gemeente Zaanstad uit 2022 hanteert de volgende definitie van woonboten: woonboten zijn schepen waarop gewoond wordt. Dat kunnen historische schepen zijn, maar ook verbouwde (vracht)schepen. Een woonboot is een drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip.
In de Woonschepennota van de gemeente Zaandam wordt een woonark gedefinieerd als een drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw, of dat bestaat uit een casco dat herkenbaar is als van een origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf.
Kernpunten juridische definitie drijvend bouwwerk en object
Het functioneren van een woonschip ter plaatse is hierin doorslaggevend voor het kunnen definiëren van een woonschip als bouwwerk. Dit is het gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uit 2014. Het civielrechtelijke karakter van de ligplaats (gehuurd, eigendom, erfpacht) is niet van belang bij het bepalen of een woonschip al of dan niet een bouwwerk is.
Definitie bouwwerk: ‘Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.’ Genoemde definitie is afkomstig uit de Modelbouwverordening. Deze definitie wordt ook in de jurisprudentie gehanteerd.
Een woonschip is altijd een object in de zin van de Woonschepenverordening Zaanstad 2022 (hierna: Woonschepenverordening). Of het tevens een bouwwerk is hangt af van de vraag of het woonschip bedoeld is om ter plaatse te functioneren. Wanneer een woonschip een bouwwerk is en ter plaatse gaat functioneren is een omgevingsvergunning nodig en moet het voldoen aan het Bouwbesluit. Bij dit laatste dient te worden opgemerkt dat woonschepen die op 1 januari 2018 ligplaats innamen vrijgesteld zijn van de plicht om te voldoen aan het Bouwbesluit. Wel dienen deze woonschepen te voldoen aan het vangnetartikel 1a van de Woningwet. Daarnaast is een ligplaatsvergunning nodig. De ligplaatsvergunning wordt verstrekt op grond van Woonschepenverordening. De eisen in het Bouwbesluit voor een omgevingsvergunning voor een woonboot (als drijvend bouwwerk) hangen af van de woonboot: is het een bestaande woonboot, is het een vrachtschip verbouwd tot woonboot of is het een geheel nieuw gebouwde woonboot.
Bestaande woonboten zijn zoals hierboven aangegeven vrijgesteld van het Bouwbesluit. Nieuw te bouwen woonboten moeten wel aan het Bouwbesluit voldoen, maar niet aan het gehele Bouwbesluit wegens vrijstellingen die vanuit de wetgever bepaald zijn. De regelgeving van de Rijksoverheid gaat boven regionale regelgeving. In de regel gaat het Bouwbesluit daarom vóór de Woonschepennota en de Woonschepenverordening. Daarnaast is het zo dat de Woonschepenverordening niet voorziet in omgevingsrechtelijke zaken. Daarom zal voor de vraag of een woonschip ruimtelijk inpasbaar is naar het bestemmingsplan moeten worden gekeken. Het bovenstaande is ook de reden dat er voor het plaatsen van een woonschip (tevens zijnde een bouwwerk) zowel een omgevingsvergunning (op basis van het ruimtelijk recht) als een ligplaatsvergunning (op basis van de Woonschepenverordening) nodig is.
Bij bepaalde zaken waarin de eisen in het Bouwbesluit of het Bestemmingsplan afwijken van de Woonschepenverordening is in de Woonschepenverordening voorzien van de volgende uitzondering: wanneer een woonschip een bouwwerk is, gelden slechts bepaalde regels van de Woonschepenverordening. Dit omdat in een dergelijk geval het ruimtelijk recht voorrang heeft en er dus geen ruimte wordt overgelaten om deze zaken in de Woonschepenverordening te regelen. Bijvoorbeeld bij de afstand tussen bouwwerken of bij afmetingen. De afstand tussen woonschepen in de woonschepenverordening geldt dus enkel wanneer het woonschip géén bouwwerk is. Voor woonschepen, tevens zijnde bouwwerken, regelt het ruimtelijk recht deze afstanden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak in 2017 met zoveel woorden aangegeven dat een drijvend bouwwerk bijna nooit onroerend goed kan zijn. Het bouwwerk moet namelijk duurzaam verenigd zijn met de ondergrond en kan daardoor niet met de waterstand meebewegen.
Een roerend goed kan ook een registergoed zijn (in het kadaster geregistreerd). Op een registergoed kan ook een hypotheek worden gevestigd. De precieze duiding van één en ander kan worden teruggevonden in de stukken en in het Bouwbesluit.
3.8 Conclusie gemeentelijk beleid
Het bestemmingsplan is niet in strijd met gemeentelijke belangen. Het plan geeft met het gemengde programma (wonen, recreatie, horeca) in bestaand stedelijke gebied op gepaste wijze en met oog voor erfgoed en indentiteit invulling aan de gemeentelijke ambities, zoals verwoord in de omgevingsvisie en MAAK. Zaanstad. Het plan levert specifiek een bijdrage aan de economie van Zaanstad en de woonopgave.
Bijlage 2 Parkeerbalans
Bijlage 3 Parkeerbalans Fiets
Bijlage 4 Cultuurhistorisch Onderzoek
Bijlage 4 Cultuurhistorisch onderzoek
Bijlage 5 Waterbodemonderzoek
Bijlage 6 Natuurtoets
Bijlage 7 Stikstof
Bijlage 8 Akoestiek
Bijlage 9 Lib Schiphol
Bijlage 10 Kaarten Waterdiepte En Hoogte
Bijlage 10 Kaarten waterdiepte en hoogte
Bijlage 11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 12 Participatieverslag
Bijlage 12 Participatieverslag
Bijlage 13 Vastgesteld Ruimtelijke Programma Van Eisen (Rpve)
Bijlage 13 Vastgesteld Ruimtelijke Programma van Eisen (RPvE)
Bijlage 14 Advies En Overleg Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland
Bijlage 14 Advies en overleg veiligheidsregio Zaanstreek Waterland
Bijlage 15 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 15 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 16 Besluit Hogere Waarden
Bijlage 16 Besluit hogere waarden
Bijlage 17 Akoestisch Onderzoek Geluidluwe Zijdes
Bijlage 17 Akoestisch onderzoek geluidluwe zijdes
Bijlage 18 Aanvullend Onderzoek Akoestiek
Bijlage 18 Aanvullend onderzoek akoestiek
Bijlage 19 Nota Van Zienswijzen, Ambtshalve Wijzigingen En Overlegreacties
Bijlage 19 Nota van Zienswijzen, ambtshalve wijzigingen en overlegreacties