KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Water
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Waarde - Archeologie 1
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Horeca
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Vorige Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Wat Wordt Mogelijk Gemaakt Met Dit Plan?
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Aanloop Bestemmingsplan
2.3 Ambitie En Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Planonderbouwing
3.1 Cultuurhistorische Waarden
3.2 Wonen
3.3 Maatschappelijke Functies
3.4 Groen En Openbare Ruimte
3.5 Economische Functies
3.6 Verkeer, Vervoer En Parkeren
3.7 Water
3.8 Technische Infrastructuur
3.9 Afweging Naar Aanleiding Van Het Milieueffect
3.10 Externe Veiligheid
3.11 Geluid
3.12 Luchtkwaliteit
3.13 Geur
3.14 Bodem
3.15 Natuur
3.16 Gezondheid
3.17 Bedrijven En Milieuzonering
3.18 Luchthavenindelingbesluit
3.19 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 4 Verantwoording
4.1 Wat Houdt Het Plan In?
Hoofdstuk 5 Participatie
5.1 Overleg Met Overheden En Diensten
5.2 Zienswijzen
5.3 Ambtshalve Wijzigingen
Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
6.2 Begrippen En Wijze Van Meten
6.3 Bestemmingen
6.4 Bedrijf
6.5 Gemengd
6.6 Groen
6.7 Wonen
6.8 Waarde - Archeologie
6.9 Waterstaat - Waterkering
6.10 Anti-dubbeltelregel
6.11 Algemene Bouwregels
6.12 Algemene Gebruiksregels
6.13 Algemene Aanduidingsregels
6.14 Algemene Afwijkingsregels
6.15 Overgangs- En Slotregels
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskaders
Bijlage 2 Cultuurhistorische Verkenning
Bijlage 3 Communicatie
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bedrijventerrein Mercurius

Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad

Ontwerp op 19-09-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Mercurius met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.7 achtergevelrooilijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.8 antennedrager

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

Een in de (bestemmings)planregels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

Verhuur van een deel van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de aanwezigheid van (de vertegenwoordiger van) de hoofdbewoner van de betreffende woonruimte, al dan niet met ontbijt.

1.13 bedrijfswoning

Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, kennelijk slechts bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep personen, die behoort bij en waarvan de bewoning noodzakelijk is voor en verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.

1.14 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.15 bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.

Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.16 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  1. a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd; of
  2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.

1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevi-inrichting

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.20 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.21 bijzondere bouwlaag

Kelder, souterrain, kap of zolder en onderbouw.

1.22 bouwblok

Een geheel van geschakelde gebouwen dat op enige manier een herkenbaar blok of rij vormt.

1.23 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Deze zijn aan te merken als bijzondere bouwlaag.

1.25 (bouw)perceel

Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het bestemmingsplan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 (bouw)perceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 consumentenvuurwerk

Consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1A.1.1 van het Vuurwerkbesluit, te weten:

vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F1, F2 of F3 van het Vuurwerkbesluit en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.30 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.31 dak

Bovenbeëindiging van een gebouw.

1.32 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.33 daknok

Hoogste punt van een schuin dak.

1.34 dakvlak

Een hellend vlak in een dak.

1.35 dakvoet

Laagste punt van een schuin dak.

1.36 dienstwoning

Zie bedrijfswoning.

1.37 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegel bedrijven.

1.39 erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit de regels van dit plan deze inrichting niet verbieden.

1.40 erker

Ondergeschikte toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas.

1.41 gastouderopvang

Gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Wet kinderopvang, te weten:

een vorm van kinderopvang:

  1. a. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;
  2. b. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 1.5, eerste lid van de Wet kinderopvang, aanspraak kan maken op een kinderopvang toeslag of diens partner;
  3. c. waarbij de opvang plaatsvindt:
    1. 1. op het woonadres van de gastouder,
    2. 2. op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt, of
    3. 3. op twee of meer van deze woonadressen; en
  4. d. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de basisregistratie personen en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt.

1.42 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 gebruiksmogelijkheden van perceel en aangrenzende percelen

In het bestemmingsplan als zodanig toegestane gebruik.

1.44 geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  1. a. woning;
  2. b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. onderwijsgebouw;
    2. 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    3. 3. verzorgingstehuis;
    4. 4. psychiatrische inrichting; of
    5. 5. kinderdagverblijf; en
  3. c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. woonwagenstandplaats; of
    2. 2. ligplaats voor woonschepen.

1.45 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.46 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.47 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het uitstallen voor verkoop, het verkopen en het leveren van goederen, met uitzondering detailhandel.

1.48 hoofdbewoner

Degene die officieel als bewoner van een woning of ander gebouw geregistreerd is en daarmee onder andere verantwoordelijk is voor het betalen van bepaalde lasten.

1.49 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.50 horeca

Bedrijfsactiviteiten gericht op: het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.

1.51 huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. kamergewijze verhuur wordt hieronder niet begrepen.

1.52 huisvesting ten behoeve van mantelzorg

Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.53 kamergewijze verhuur

Het duurzaam verblijven in een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.54 kampeermiddelen

  1. a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, of;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    1. 1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    2. 2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.

1.55 kap

Een uitwendige scheidingsconstructie onder een bepaalde minimale en/of maximale hoek (uitgedrukt in graden) met het horizontale vlak. Een kap kan uitlopen in een nok of voorzien zijn van een platte afdekking.

1.56 kleinschalige culturele voorzieningen

Kleinschalige culturele voorzieningen zijn klein van opzet, vinden plaats op kleine schaal en geven geen grote milieuhygienische druk op directe omgeving. Voorbeelden hiervan zijn onevenredige verkeersaantrekkende werking of parkeeroverlast.

1.57 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.58 maaiveld

De bovenkant van het terrein.

1.59 maatschappelijke voorzieningen

Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.

1.60 mantelzorg

Mantelzorg als bedoeld in artikel 1 lid 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) te weten:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.61 medische indicatie

Een verklaring van een bevoegde organisatie zoals de GGZ of ingeval een verzoek Wet maatschappelijke ontwikkeling (Wmo).

1.62 monument

Monument als bedoeld in de Monumentenwet, provinciale dan wel gemeentelijke monumenten-/erfgoedverordening.

1.63 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.64 omzetten

Het omzetten van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, naar één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n).

1.65 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.66 onzelfstandige woonruimte

Woonruimte, die geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.67 oorspronkelijk hoofdgebouw

Het oorspronkelijk hoofdgebouw als bedoeld in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht is het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.68 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.69 overige dienstverlening

Elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, niet zijnde:

  1. a. productiebedrijf;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  3. c. culturele voorzieningen;
  4. d. detailhandel;
  5. e. groothandel;
  6. f. horeca;
  7. g. kantoren;
  8. h. maatschappelijke voorzieningen;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. recreatieve voorzieningen; en
  11. k. sport.

1.70 particuliere vakantieverhuur

Verhuur van woonruimte bij afwezigheid van degene die de woning rechtsgeldig aanbiedt.

1.71 productiebedrijf

Activiteiten gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.72 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.73 recreatieve voorzieningen

Voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, zoals bioscopen, bowlingbanen, dierentuinen en volkstuinen.

1.74 scootsafe

Een gebouw voor de stalling van elektrische voertuigen (scootmobielen) voor invaliden en mindervaliden.

1.75 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.76 speeltoestel

Een speeltoestel als bedoeld in het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen.

1.77 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.78 sportvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die gebruikt worden voor het beoefenen van een sport, zoals sporthal(len), sportvelden en gymzalen.

1.79 tijdelijk verblijf

De tijdelijke bewoning, ook wel short stay genoemd, van (een deel) van een pand voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden.

1.80 toeristische verhuur

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Daaronder ook begrepen bed & breakfast en particuliere vakantieverhuur.

1.81 trendsetter

Een plan dat in vergelijkbare situaties als uitgangspunt gehanteerd kan worden.

1.82 verblijfsgebieden

Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.83 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.84 vlakke voorgevel

Strakke voorgevel zonder uit- of inspringingen. Uit- of inspringingen tot 0,30m niet inbegrepen.

1.85 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.86 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.87 waterberging

Voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk, waaronder een groen dak.

1.88 waterhuishoudkundige voorzieningen

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.89 wezenlijke voorzieningen

Als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen.

1.90 wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.91 woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamerverhuur.

1.92 woningsplitsing

Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer zelfstandige woningen en/of het toevoegen van een extra woning in een bijbehorend bouwwerk.

1.93 zerlfstandige huurwoning

Zelfstandige woonruimte, die verhuurd wordt.

1.94 zelfstandige woonruimte

Woonruimte die door een huishouden wordt bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte, waarbij sprake moet zijn van een eigen toegang tot de woonruimte.

1.95 zijgevel

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

1.96 zorgwonen

Wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 bebouwingsgebied

Het bebouwingsgebied wordt berekend als bedoeld in artikel 1 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, te weten:

bebouwingsgebied = achtererfgebied + grond onder het hoofdgebouw - grond onder het oorspronkelijkhoofdgebouw.

2.3 bouwhoogte

De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte van een bijbehorend bouwwerk

De breedte van een bijbehorend bouwwerk wordt gemeten over de zijde die het dichtst bij de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

2.5 breedte, lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren. De steigerbreedte wordt gemeten ter plaatse van de oever.

2.6 breedte van het straatprofiel

De breedte van het straatprofiel is de kortste afstand tussen (denkbeeldig doorgetrokken) zij- en of voorgevel van hoofdgebouwen onderling. Ingeval slechts aan één zijde een hoofdgebouw aanwezig is geldt de kortste afstand tussen (denkbeeldig doorgetrokken) zij- en of voorgevel van hoofdgebouwen tot aan de buitenkant van de rijloper(weg)/voetpad aan de overzijde, loodrecht gemeten.

2.7 dakhelling

Helling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 goothoogte

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 oppervlakte

2.10 peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:

  1. a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  2. b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  3. c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  4. d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  5. e. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
  6. f. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.11 straatprofiel

De verticale doorsnede van een straat, gemeten van gevel tot gevel.

2.12 voorgevelrooilijn

Indien de voorgevelrooilijn niet op de verbeelding is aangegeven met een bouwaanduiding, dan wordt het volgende als de voorgevelrooilijn gezien:

een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

2.13 zichtbaarheidslijn

De lijn die wordt getrokken vanuit het midden van het straatprofiel op 1,50m hoogte langs het snijpunt van het verticale gevelvlak en het horizontale dakvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. overige dienstverlening
  3. c. productiebedrijf;
  4. d. detailhandel, alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  5. e. maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde een geluidgevoelig object en alleen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  6. f. maatschappelijke voorzieningen, zijnde een kinderdagverblijf en alleen ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  7. g. recreatieve voorzieningen in de vorm van een dansstudio, alleen ter plaatse van de aanduiding 'dansschool';
  8. h. wonen, alleen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

met daar aan ondergeschikt:

  1. i. bedrijfswoningen, alleen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' dan wel ter plaatse van het bestaande gebruik als bedrijfswoning op de adressen Visserspad 4A/2 en 4c en Mercuriusstraat 1A;
  2. j. detailhandel;
  3. k. erven;
  4. l. horeca;
  5. m. reclameobjecten;
  6. n. verkeersvoorzieningen; en
  7. o. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 3.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. culturele voorzieningen;
  2. b. groothandel;
  3. c. kantoren;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. overige dienstverlening
  6. f. productiebedrijf;
  7. g. recreatieve voorzieningen;
  8. h. wonen, uitsluitend ter plaatse van de tweede bouwlaag en hoger, met dien verstande dat ter plaatse van de adressen Hermesstraat 2A en 2B wonen ook in de eerste bouwlaag is toegestaan;

met daar aan ondergeschikt:

  1. i. erven;
  2. j. detailhandel;
  3. k. reclameobjecten; en
  4. l. tuinen.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 4.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;

met daar aan ondergeschikt

  1. b. fiets- en voetpaden.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 5.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebieden; en
  2. b. verkeersvoorzieningen voor langzaamverkeer en buurtontsluiting;

met daar aan ondergeschikt:

  1. c. reclameobjecten;
  2. d. standplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'standplaats'; en
  3. e. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 6.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beroeps- en recreatievaart;
  2. b. water; en
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  1. d. kaden;
  2. e. oeverstroken;
  3. f. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  4. g. sluizen;
  5. h. steigers en andere werken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 7.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 7.2.4 om het bouwen van steigers met een grotere omvang toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de steigers uitsluitend zijn bedoeld voor openbaar gebruik;
  2. b. de steigers niet leiden tot slechte doorstroming van waterlopen;
  3. c. de steigers geen belemmering vormen voor het onderhoud van de watergangen en oevers; en
  4. d. schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder

7.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen; en
  2. b. maatschappelijke voorzieningen, alleen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

met daar bij behorend:

  1. c. erven; en
  2. d. tuinen.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 8.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en bescherming van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. dijklichaam;
  2. b. water met een functie voor de waterhuishouding, waterberging, waterlopen, waterhuishoudkundige werken en waterstaatkundige werken;

met de daarbij behorende:

  1. c. oeverstroken, oevervoorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
  2. d. bruggen, dammen, taluds, duikers en steigers;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

10.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen die gelden voor deze gronden is het ook toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen ten dienste van de in lid 10.1 genoemde functies, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet hoger zijn dan 5 meter;
  2. b. een erfafscheiding mag niet hoger zijn dan 2,5 meter.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Parkeren

12.2 Waterberging

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat er binnen het plangebied en/of aangrenzende percelen wordt voorzien in waterberging met een inhoud waarbij minimaal 70 mm in 1 uur kan worden opgevangen en verwerkt, met dien verstande dat:

  1. a. een eenmaal gerealiseerde waterberging in stand dient te worden gehouden; en
  2. b. het realiseren van waterberging alleen verplicht is in geval van sloop-nieuwbouw.

12.3 Minimale hoogte vloerpeil

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien het vloerpeil 0,2 m boven peil wordt gerealiseerd.

12.4 Duikers in en bruggen boven water

Het is toegestaan duikers en bruggen boven water te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van een brug of duiker mag niet hoger zijn dan 5 meter;
  2. b. de doorvaarthoogte van een brug mag niet minder zijn dan 1,20 meter; en
  3. c. de doorvaartbreedte van een brug mag niet minder zijn dan 2,50 meter.

12.5 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter; en
  2. b. de oppervlakteoppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m2

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

  1. a. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    1. 1. seksinrichtingen;
    2. 2. Bevi-inrichtingen;
    3. 3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    4. 4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    5. 5. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    6. 6. het storten van puin en afvalstoffen;
    7. 7. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    8. 8. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    9. 9. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt;
    10. 10. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet zijnde mantelzorg.
  2. b. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
  3. c. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten ten behoeve van kamergewijze verhuur.

13.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:

  1. a. duikers en bruggen boven water;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. laad- en losvoorzieningen;
  4. d. manoeuvreerruimtes;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. perceelsontsluitingen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. verblijfsgebieden;
  10. j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  11. k. water; en
  12. l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 Milieuzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone':

  1. a. is gelegen een milieuzone vanwege het op Mercuriusstraat 7 gevestigde bedrijf;
  2. b. zijn geen nieuwe geurgevoelig objecten toegestaan.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijking algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  3. c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen;
  4. d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;

mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. e. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of om te voldoen aan het Bouwbesluit;
  2. f. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.

15.2 Afwijking ten behoeve van wegen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit hier aanleiding toe geven;
  2. b. de leefkwaliteit ter plaatse van nabijgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.

15.3 Afwijking verbod op woningsplitsing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 13.1 om het veranderen en/of splitsen van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen toe te staan, mits:

  1. a. de oppervlakte van de bestaande woning groter of gelijk is aan 140 m2;
  2. b. de oppervlakte van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat, groter is dan 50 m2;
  3. c. er wordt voldaan aan artikel 3.3.1b, lid 2 van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan; en
  4. d. wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.

15.4 Afwijking verbod op kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 13.1 om het veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten ten behoeve van kamergewijze verhuur, mits:

  1. a. de oppervlakte van de bestaande woning groter of gelijk is aan 140 m2;
  2. b. wordt voldaan aan artikel 3.3.1a, lid 2 van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan;
  3. c. wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Mercurius van de gemeente Zaanstad.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Horeca

Horeca categorie 1A

Met een bedrijfsoppervlakte van 250 m2 of kleiner:

  1. a. automatiek;
  2. b. broodjeszaak;
  3. c. cafetaria;
  4. d. croissanterie;
  5. e. koffiebar;
  6. f. lunchroom;
  7. g. ijssalon;
  8. h. snackbar;
  9. i. tearoom; en
  10. j. traiteur.

Horeca categorie 1B

Met een bedrijfsoppervlakte van 250 m2 of kleiner:

  1. a. bistro;
  2. b. grand café; en
  3. c. restaurant zonder bezorg- of afhaalservice.

Horeca categorie 1C

Met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 250 m2:

  1. a. horeca genoemd in categorie 1A en 1B; en
  2. b. restaurant met bezorg- of afhaalervice (o.a. pizza, chinees, McDrives).

Horeca categorie 2

  1. a. bar;
  2. b. bierhuis;
  3. c. biljartcentrum;
  4. d. café;
  5. e. proeflokaal;
  6. f. shoarma/grillroom; en
  7. g. zalenverhuur zonder feesten en mziek- en dansevenementen.

Horeca categorie 3

  1. a. dancing;
  2. b. discotheek;
  3. c. nachtclub; en
  4. d. partycentrum met feesten en muziek- en dansevenementen.

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

In het noordoosten van Krommenie bevindt zich het verouderde bedrijventerrein 'Mercurius', welke wordt omringd door woonbuurten. In het Perspectief MAAK.Noord is de ambitie vastgelegd om het bedrijventerrein te veranderen naar een aantrekkelijke gemengde buurt, waar plaats is voor bedrijven én woningen. Deze transformatie is de afgelopen jaren al in gang gezet met de realisatie van nieuwbouw in het noordwesten van het bedrijventerrein. Voor de gehele transformatie van het bedrijventerrein wordt door de gemeente, samen met zoveel mogelijk betrokkenen, een ruimtelijke visie voorbereid. In die visie komt in grote lijnen te staan wat voor een buurt het bedrijventerrein 'Mercurius' moet gaan worden. Deze ruimtelijke visie zal uiteindelijk als kader gaan fungeren voor toekomstige ruimtelijke initiatieven. Dat betekent dat als er nieuwe plannen bij de gemeente worden ingediend, deze zullen worden getoetst aan deze visie en opgenomen spelregels.

De planvorming voor de transformatie van het bedrijventerrein is momenteel nog niet volledig uitgewerkt. Om te voorkomen dat zich in de tussentijd bedrijven zullen vestigen die de beoogde transformatie in de weg staan is het nodig om het geldende bestemmingsplan ‘Krommenie-Oost’ uit 1998 te actualiseren. Op 14 juli 2022 heeft de gemeente, vooruitlopend op dit bestemmingsplan, een voorbereidingsbesluit genomen. Het voorbereidingsbesluit is inmiddels niet meer van kracht. Uitgangspunt is dat het nieuwe bestemmingsplan conserverend van aard is. Dat houdt in dat uit wordt gegaan van de bestaande situatie: bestaand gebruik en bestaande bebouwing worden gerespecteerd. Het bestemmingsplan maakt de verdere transformatie van een bedrijventerrein naar een gemengd woonwerkgebied dus niet mogelijk. Het realiseren van nieuwe woningen is dan ook niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het bedrijventerrein 'Mercurius' en de woonpercelen van het direct aangrenzende Visserspad. Het plangebied wordt begrensd door:

  • de ten noorden van het bedrijventerrein gelegen sloot in het noorden;
  • de ten westen van de Noordervaartdijk gelegen dijksloot in het oosten;
  • de ten zuiden van het Visserspad gelegen sloot in het zuiden;
  • de Hermesstraat, inclusief de percelen Hermesstraat 2a t/m 8 en Mercuriusstraat 17-25 in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0001.jpg"Afbeelding: ligging plangebied waarbij de begrenzing met een rode lijn is weergegeven

Een groot deel van de gronden in het plangebied is in gebruik en bebouwd als bedrijfsperceel op het bedrijventerrein 'Mercurius'. Het gaat daarbij enerzijds om handels- en productiebedrijven maar ook om enkele andere functies, zoals perifere detailhandel, kinderopvang en sportvoorzieningen. Het bedrijventerrein is via het Visserspad aangesloten op het omliggende wegennet. De gronden in de noordoosthoek en in het noordwesten van het bedrijventerrein zijn (deels) in gebruik als woonperceel. Ook de gronden ten zuiden van het Visserspad zijn grotendeels in gebruik als woonperceel.

1.3 Vorige Bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk de bestemmingsplannen:

  • Krommenie-Oost, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 februari 1998. Alleen het bedrijventerrein krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor het bedrijventerrein rondom de Vermaningsstraat blijft het bestemmingsplan "Krommenie-Oost" gelden.
  • Krommenie, vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juli 2013 en herzien op 20 juni 2018. Alleen de percelen ten zuiden van het Visserspad krijgen een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 blijft het bestemmingsplan "Krommenie" gelden.
  • Parapluplan Parkeren Zaanstad, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juni 2018. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren Zaanstad" gelden.
  • Paraplubestemmingsplan woningsplitsing, kamerverhuur en toeristische verhuur, vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juli 2021 Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur " gelden.

Het binnen het plangebied gelegen bedrijventerrein heeft in het geldende bestemmingsplan "Krommenie-Oost" de bestemmingen 'Bedrijven'", "Straat" en "Water". Binnen de bestemming "Bedrijven" is met codes aangegeven welk soort bedrijven waar zijn toegestaan. Ook zijn zones aangegeven waar bedrijfswoningen zijn toegestaan. De gronden die zijn bestemd voor "Straat" mogen worden gebruikt voor verschillende functies als wijkontsluitingswegen en parkeer- en groenvoorzieningen.

De binnen het plangebied gelegen percelen ten zuiden van het Visserspad zijn bestemd als "Wonen", "Tuin", "Bedrijf", "Verkeer" of '"Water". Ook zijn de gronden dubbelbestemd als 'Waarde - Archeologie 1" en deels as 'Waterstaat - Waterkering".

Volgens het Parapluplan Parkeren Zaanstad geldt bij het bouwen van gebouwen dat er voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gemaakt op die plek of in de directe omgeving daarvan, in of buiten het plangebied. Voldoende betekent dat er wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die staan in de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016" of de wijzigingen daarvan.

Het Paraplubestemmingsplan woningsplitsing, kamerverhuur en toeristische verhuur regelt toeristische verhuur van en Bed & Breakfast in woningen en er zijn regels opgenomen over het splitsen en omzetten van woningen. Van omzetting is sprake als zelfstandige woningen naar onzelfstandige woningen worden omgezet, ook wel kamergewijze verhuur genoemd.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Mercurius. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Hoofdstuk 2 Wat Wordt Mogelijk Gemaakt Met Dit Plan?

2.1 Bestaande Situatie

2.1.1 Stedelijke positie

Het plangebied ligt in de Noorderhoofdbuurt in wijk Krommenie Oost. Deze wijk is gelegen tussen de nieuwbouwbuurt Willis in het noorden, de Nauernasche Vaart in het oosten, de Provincialeweg N203 in het zuiden en de Rosariumlaan in het westen. Het plangebied bevindt zich in het noordoosten van de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0002.jpg"

Afbeelding: de ligging van het met rode ovaal aangegeven plangebied ten opzichte van de wijk Krommenie Oost (bron: ZaanAtlas)

Krommenie Oost bevindt zich in het noorden van de gemeente en bestaat naast het centrumgebied van Krommenie (Zuiderhoofdstraat) grotendeels uit woonbuurten. Tussen deze woonbuurten bevinden zich nog twee binnenstedelijke bedrijventerreinen. Eén daarvan is het bedrijventerrein Mercurius.

2.1.2 Bedrijventerrein Mercurius

De strook langs de Nauernasche Vaart had van oudsher een bedrijfsfunctie vanwege de ligging aan het kanaal. Met het structuurplan voor de Zaanstreek uit 1961 werd in de gehele regio meer ingezet op het scheiden van functies. Dit werd gedaan door aan de rand van de dorpen gebieden in te richten voor ‘industrie en nijverheid’. In Krommenie werd een dergelijk gebied hiervoor ingericht als het ‘industrieterrein aan de Vlusch’, oftewel het Mercuriusterrein, aan de noordelijke gemeentegrens richting Krommeniedijk. Het gebied achter het bebouwde lint tot de Noorddijk langs de Nauernasche Vaart werd hiervoor uitgegeven in kavels en vanaf 1961 bebouwd.

Het bedrijventerrein is tegenwoordig vanaf de Provincialeweg bereikbaar via de route Rosariumlaan-Zonnebaars-Vlusch-Visserspad of via de route Vlietsend-Zuiderhoofdstraat-Noorderhoofdstraat-Vlusch-Visserspad.

Het binnenstedelijke bedrijventerrein is voor gemotoriseerd verkeer alleen te bereiken via het Visserspad. Het Visserspad is een oost-westgerichtte ontsluiting die voor autoverkeer doodloopt op de Noordervaartdijk. Haaks op het Visserspad bevinden zich de noordzuidgerichtte Mercuriusstraat en Hermesstraat. Deze wegen vormen samen een lus vanaf het Visserspad. Ten zuiden van het Visserspad bevinden zich voornamelijk woonkavels (zie subparagraaf 2.1.3), terwijl ten noorden voornamelijk bedrijfskavels en de twee genoemde bedrijfsstraten aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0003.jpg"

Afbeelding: het Visserspad gezien in westelijke richting, ter hoogte van de kruising met de Mercuriusstraat (bron: www.google.nl/maps)

Oorspronkelijk was er ten noorden van het Visserspad alleen sprake van bedrijfskavels met bedrijfsgebouwen en bijbehorend erven. De afgelopen decennia heeft het bedrijventerrein zich echter steeds meer ontwikkeld tot een bedrijventerrein voor lichte bedrijvigheid en andere functies. Ook zijn er met name in de noordwesthoek ook enkele woningen gerealiseerd. Ten opzichte van de andere bedrijventerreinen in de Zaanstreek is er bij bedrijventerrein Mercurius sprake van een geringe bedrijfsomvang.

Het bedrijventerrein is onder te verdelen in twee zones:

  1. 1. het gebied tussen de Noordervaartdijk en de Mercuriusstraat;
  2. 2. het gebied ten westen (en noorden) van de Mercuriusstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0004.jpg"

Afbeelding: luchtfoto van het bedrijventerrein met rechts het gebied tussen de Noordervaartdijk en de Mercuriusstraat (1) en links het gebied ten westen (en noorden) van de Mercuriusstraat (2, bron: www.ruimtelijkeplannen.nl/)

Ad 1: het gebied tussen de Noordervaartdijk en de Mercuriusstraat

Ten oosten van de hoek van het Visserspad en de Mercuriusstraat staat een geschakeld bedrijfsgebouw met blauwe golfplaten bekleding. In het noordelijk deel van het bedrijfsgebouw is een garagebedrijf gevestigd (Mercuriusstraat 1) terwijl in het zuidelijke en iets terugliggende deel een fietsenwinkel bevindt (Visserspad 2A1). Het deel waarin de garage is gevestigd is éénlaags, het deel waarin de fietsenwinkel zit is tweelaags.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0005.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 1 / Visserspad 2A1

Direct ten oosten van het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 1 / Visserspad 2A1 staat een rechthoekig gebouw van twee bouwlagen (Visserspad 2B-2E). De begane grondlaag is in gebruik voor reparatie van fietsen en is onderdeel van de fietsenwinkel op Visserspad 2A1. Een deel van het bedrijfsgebouw is in gebruik als bedrijfswoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0006.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Visserspad 2B-2E

Op Visserspad 3A1-3A3 staat een rechthoekig éénlaags gebouw dat in gebruik is bij een loodgietersbedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0007.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Visserspad 3A1-3A3

Aan het einde van het Visserspad staat een gebouwencomplex dat bestaat uit twee rechthoekige loodsen met een kap (Visserspad 4A-4A/2 en 4B en een twee- tot drielaags rechthoekig gebouw daar dwars op (Visserspad 4C). Het gebouwencomplex was ten tijde van de inventarisatie in maart 2023 niet in gebruik. Op 1 november 2023 is voor Visserspad 4A/2 een omgevingsvergunning verleend (tijdelijke legalisatie 5 jaar). In het gebouwencomplex bevinden zich twee bedrijfswoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0008.jpg"

Afbeelding: het gebouwencomplex Visserspad 4A-4C

Ten noorden van het blauwe bedrijfsgebouw op de hoek van de Mercuriusstraat en het Visserspad staat een eveneens met blauw golfkarton bekleed bedrijfsgebouw (Mercuriusstraat 3-3A). Het voorste deel van het bedrijfsgebouw is tweelaags. Dit deel is in gebruik bij een medische praktijk, de rest van het bedrijfsgebouw als garagebedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0009.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 3-3A

De gronden achter het blauwe bedrijfsgebouw zijn in gebruik als oud ijzeropslag van een recyclingsbedrijf. Het bedrijfsgebouw waarin het recyclingbedrijf is gevestigd bevindt zich ten noorden van het opslagterrein (Mercuriusstraat 5A). Het bedrijfsgebouw bestaat uit een loods met een kap. Een deel van het opslagterrein is voorzien van een overkapping.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0010.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 5A, gezien vanaf de Noordervaartdijk

Tussen het bedrijfsgebouw van het recyclingsbedrijf en de Mercuriusstraat bevindt zich een bedrijfsgebouw dat in gebruik is bij een garagebedrijf (Mercuriusstraat 5). Het bedrijfsgebouw is éénlaags met kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0011.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 5

In de noordoostelijke zone van het bedrijventerrein bevindt zich langs de Mercuriusstraat een éénlaags bedrijfsgebouw waarin een harscoatingbedrijf is gevestigd (Mercuriusstraat 7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0012.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 7

Achter het bedrijfsgebouw van Genesis is een meubelmakerij gevestigd (Mercuriusstraat 9/Noordervaartdijk 23). Het bedrijfsgebouw van de meubelmakerij is te bereiken via een pad vanaf de Mercuriusstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0013.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 9

De gronden ten oosten van de meubelmakerij zijn bebouwd met twee-onder-een-kapwoningen (Noordervaartdijk 24 en 24A). De woningen zijn bereikbaar via zowel het pad vanaf de Mercuriusstraat als via een voetgangersbrug vanaf de Noordervaartdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0014.jpg"

Afbeelding: de woningen Noordervaartdijk 24-24A

Ad 2: het gebied ten westen (en noorden) van de Mercuriusstraat

Ten westen van de hoek van het Visserspad en de Mercuriusstraat staat een éénlaags bedrijfsgebouw met kap. Het bedrijfsgebouw is in gebruik bij een timmerbedrijf (Visserspad 2A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0015.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Visserspad 2A

Ten noorden van het bedrijfsgebouw op de hoek Visserspad en de Mercuriusstraat staat een één- tot tweelaags kantoorpand (Mercuriusstraat 4-8). Een deel van het bedrijfsgebouw is in gebruik als bedrijfswoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0016.jpg"

Afbeelding: het kantoorpand Mercuriusstraat 4-8

Tussen het kantoorpand en de bocht van de Mercuriusstraat bevindt zich een langwerpig bedrijfsverzamelgebouw met diverse units (Mercuriusstraat 2A-H). Een deel van de éénlaagse units met kap zijn in gebruik als dansstudio en keuken voor afhaal en bezorgdienst, de overige units staan leeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0017.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsverzamelgebouw Mercuriusstraat 2A-H

Direct tegens de noordwestgevel van het bedrijfsverzamelgebouw staat een bedrijfsgebouw waarvan het gebruik vooralsnog onbekend is. Het bedrijfsgebouw is éénlaags.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0018.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 2J

Ten noorden van de bocht van de Mercuriusstraat staat een klein éénlaags gebouw met kap (Mercuriusstraat 9A-F). Ook van dit gebouw is het gebruik vooralsnog onbekend. Daarnaast bevindt zich een tweelaags bedrijfsgebouw waar een sport- en fitnesscentrum in is gevestigd (Mercuriusstraat 11).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0019.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 11 (links) en 9 (rechts)

Binnen de bocht van de Mercuriusstraat met de Hermesstraat is in 2022 een appartementencomplex van 17 woningen gerealiseerd (Hermesstraat 1A-P / Mercuriusstraat 2K-N). Het gebouw is tweelaags met kap of drielaags. Het achtergelegen parkeerterrein is bereikbaar via een onderdoorgang aan de Hermesstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0020.jpg"

Afbeelding: het appartementencomplex Hermesstraat 1A-P / Mercuriusstraat 2K-N

Tegenover het appartementencomplex, aan de overzijde van de Mercuriusstraat, is eerder ook al een appartementencomplex gerealiseerd (Mercuriusstraat 13B t/m D en 15 t/m 15E). Het appartementencomplex is drielaags.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0021.jpg"

Afbeelding: het appartementencomplex Mercuriusstraat 13B t/m D en 15 t/m 15E

In de noordwesthoek van het bedrijventerrein is een blok met drie grondgebonden woningen gerealiseerd. Het woongebouw is tweelaags met een kap (Mercuriusstraat 17 t/m 21).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0022.jpg"

Afbeelding: woonblok Mercuriusstraat 17 t/m 21

Ten zuiden van het woonblok bevindt zich een rij met tweelaagse gemengde woonwerkgebouwen (Hermesstraat 2A-2F). Wonen vindt voornamelijk plaats boven de werkruimtes in de plint, met uitzondering van een tweetal panden waar wonen ook in de begane grondlaag plaatsvindt. In de plint van Hermesstraat 2E/F is een schoonheidssalon gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0023.jpg"

Afbeelding: gemengd woonwerken Hermesstraat 2A-2F

Ten zuiden van het appartementencomplex Hermesstraat 1A-P / Mercuriusstraat 2K-N bevindt zich een éénlaags bedrijfsgebouw met kap (Hermesstraat 1). Het gebouw lijkt niet in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0024.jpg"

Afbeelding: bedrijfsgebouw Hermesstraat 1

Ten zuiden van het bedrijfsgebouw aan de Hermesstraat 1 staat een vergelijkbaar bedrijfsgebouw. Het gebouw lijkt in gebruik voor opslag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0025.jpg"

Afbeelding: bedrijfsgebouw Hermesstraat 3

Direct achter het bedrijfsgebouw Hermesstraat 3 staat een iets hoger bedrijfsgebouw (Hermesstraat 5). Dit gebouw en het naastgelegen terrein zijn in gebruik voor opslag van bouwmaterialen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0026.jpg"

Afbeelding: bedrijfsgebouw Hermesstraat 5 en het naastgelegen opslagterrein

Ongeveer 35 meter ten zuiden van de hiervoor beschreven gemengde woonwerkgebouwen aan de Hermesstraat 2A-2C1, en tegenover het opslagterrein van Hermesstraat 5, staat een appartementencomplex (Hermesstraat 4-4D). Het appartementencomplex is drielaags.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0027.jpg"

Afbeelding: het appartementencomplex Hermesstraat 4-4D

Direct ten zuiden van het appartementencomplex staat een transformatorgebouw van Liander. Deze nutsvoorziening is circa 4 meter hoog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0028.jpg"

Afbeelding: de nutsvoorziening Hermesstraat 6

Ten zuiden van he opslagterrein van Hermeststraat 5 bevindt zich een tweelaags bedrijfsgebouw (Hermesstraat 7). Het gebruik van het bedrijfsgebouw is vooralsnog onbekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0029.jpg"

Afbeelding: bedrijfsgebouw Hermesstraat 7

Schuin tegenover bedrijfsgebouw Hermesstraat 7 bevindt zich een eenlaags rechthoekig bedrijfsgebouw met kap aan Hermesstraat 8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0030.jpg"

Afbeelding: bedrijfsgebouw Hermesstraat 8

Tenslotte bevindt zich op de hoek van de Hermesstraat en het Visserspad een grotendeels éénlaags bedrijfsverzamelgebouw (Bedrijvencentrum de Grote Visser, Visserspad 1A). Een klein deel van het bedrijfsverzamelgebouw is tweelaags. Het bedrijfsverzamelgebouw biedt plek aan onder meer een kinderdagverblijf en een huisartsenpraktijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0031.jpg"

Afbeelding: bedrijfsverzamelgebouw Visserspad 1A

2.1.3 Kavels ten zuiden van het Visserspad

De zuidkant van het Visserspad bestaat voornamelijk uit vrijstaande en aaneengebouwde woningen. Op één uitzondering na zijn de woningen éénlaags met een kap. De woningen staan in dezelfde rooilijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0032.jpg"

Afbeelding: de woningen Visserspad 5 t/m 2 en Vlusch 2 (van links naar rechts)

Drie kavels zijn (deels) in gebruik als bedrijf. Het gaat om een yogastudio in een gedeelte van een woning (Visserspad 10-10A), een werkplaats (Visserspad 10B) en een garagebedrijf (Visserspad 11).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0033.jpg"

Afbeelding: de yogastudio Visserspad 10 en de woningen Visserspad 9 t/m 6 (van links naar rechts)

2.2 Aanloop Bestemmingsplan

Vanwege de ouderdom van het geldende bestemmingsplan heeft de gemeente al geruime tijd de wens om het bestemmingsplan te herzien. In het verleden is hier ook een eerste aanzet voor gedaan maar het plan is uiteindelijk niet in procedure gebracht. Voor het bedrijventerrein is daarnaast al enige tijd een conceptvisie in voorbereiding om het bedrijventerrein te transformeren naar een gemengd woonwerkgebied. Het concept van de ruimtelijke visie wordt mede opgesteld aan de hand van de informatie die is verkregen van omwonenden en grondeigenaren/gebruikers. In totaal zijn in de loop van 2020-2022 vier bijeenkomsten gehouden. Een belangrijk punt wat uit deze bijeenkomsten naar voren kwam, was de ervaren verkeersoverlast op de omliggende wegen. Om deze reden heeft er naderhand een verkeerskundig onderzoek plaatsgevonden. Ook is er een mobiteitsprogramma van eisen opgesteld. De uitkomsten worden in de concept visie meegenomen.

Na vaststelling van de ruimtelijke visie door het bevoegd gezag zal op enig moment gestart gaan worden met het wijzigen van het omgevingsplan (welke per 1 januari 2024 geldt). Met de toekomstige wijziging van het omgevingsplan zal de transformatie van het gebied juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt. In plaats van een wijziging van het omgevingsplan kunnen er ook één of meerdere buitenplanse omgevingsplanactiviteit-procedures worden gevoerd (in afwijking van het omgevingsplan).

Om te voorkomen dat er vooruitlopend op het vastleggen van het nieuwe wenselijke toekomstbeeld voor het bedrijventerrein Mercuriusstraat ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden die niet in strijd zijn met het nu nog geldende bestemmingsplan, is vanaf 2018 tot en met 2022 jaarlijks door de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen. Als gevolg van deze voorbereidingsbesluiten gold er telkens een aanhoudingsplicht voor bouwplannen die binnen het bestemmingsplan passen. Deze aanhoudingsplicht is vervallen zodat het voorbereidingsbesluit afliep, na een jaar.

Omdat de conceptvisie nog niet is vastgesteld en een voorbereidingsbesluit telkens een jaar geldig is, is besloten om het geldende bestemmingsplan te actualiseren in de vorm van een conserverend bestemmingsplan. Door de actualisatie kunnen ongewenste ontwikkelingen die een toekomstige transformatie naar gemend woonwerkgebied belemmeren worden tegengegaan. Het voorliggende bestemmingsplan dient daarom te worden gezien als een overbrugging tussen het nu nog geldende bestemmingsplan 'Krommenie Oost' en de toekomstige wijziging van het omgevingsplan (dan wel de buitenplanse omgevingsplanactiviteit).

2.3 Ambitie En Ontwikkelingen

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt daarmee geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Daarmee wordt vooral bedoeld dat het bestemmingsplan geen nieuwe functies mogelijk maakt. Ten opzichte van de huidige situatie zijn er dus geen nieuwe woningen in het plangebied toegestaan. Om te voorkomen dat er ontwikkelingen plaatsvinden die een toekomstige transformatie naar een gemengd woonwerkgebied belemmeren is het wel zo dat onbenutte planologische rechten ingeperkt worden doordat bedrijvigheid wordt toegestaan die zich in beginsel goed verhoudt tot een gemengd woonwerkgebied. Dat betekent dat ter plaatse bedrijven zijn toegestaan die tot maximaal bedrijfscategorie B1 behoren, zoals bedoeld in de VNG-lijst. Bestaande bedrijvigheid die tot een hogere bedrijfscategorie behoort wordt gerespecteerd en als uitzondering ter plaatse toegestaan. Nieuwbouw op de bedrijfskavels is mogelijk maar alleen binnen de contouren van de huidige bouwvolumes. Uitbreiding van bebouwing is daarmee niet mogelijk. Bij nieuwbouw dient bovendien rekening te worden gehouden met voldoende hoogte voor de eerste bouwlaag (begane grondlaag) zodat deze flexibel kan worden ingevuld.

De situatie kan zich voordoen dat er voor één of meerdere kavels in het plangebied een concreet plan voor herontwikkeling komt dat afwijkt van het voorliggende bestemmingsplan maar dat wel passend is binnen de ruimtelijke visie én waarvan de uitvoerbaarheid in voldoende mate kan worden aangetoond. In dat geval kan de gemeente medewerking verlenen via een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). In het realiseren van de ambitie om het bedrijventerrein meer te laten verkleuren wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de transformatie niet de bedrijfsvoering van actieve bedrijven belemmert.

Hoofdstuk 3 Planonderbouwing

3.1 Cultuurhistorische Waarden

Cultuurhistorische waarden zijn sporen uit het verleden in het heden, die zichtbaar en tastbaar aanwezig zijn. Het gaat daarbij om:

  • Gebouwde monumenten en cultuurhistorisch bijzondere objecten (huizen, kerken, forten, molens, enzovoort);
  • Archeologische waarden (in de bodem aanwezige resten van menselijke aanwezigheid zoals: funderingen, begraafplaatsen, scheepswrakken, aardewerk, enzovoort);
  • Historisch-geografische waarden (historische elementen in het landschap zoals sloten, slotenpatronen, bewoningslinten, oude dijken enzovoort).

Cultuurhistorie wordt volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) meegewogen. Het gaat om een beschrijving van 'de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden'. In Zaanstad komt de verankering van cultuurhistorie in het proces van ruimtelijke ordening ook aan bod in de Erfgoedstrategie (2019-2023). De Erfgoedstrategie geeft aan dat behoud en versterking van de kwaliteit en identiteit het uitgangspunt is en dat erfgoed de basis is bij transformaties en verdichtingsopgaven. Cultuurhistorische waarden kunnen ook in stedenbouwkundige ontwikkelingskaders worden opgenomen.

In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt in de bovengrondse cultuurhistorische waarden en de (ondergrondse) archeologische waarden.

3.1.1 Bovengrondse cultuurhistorische waarden

Gelet op de ZaanAtlas zijn in het plangebied van het bestemmingsplan geen monumenten aanwezig. Het plangebied behoort evenmin tot een beschermd stadsgezicht. Een deel van het Visserspad en de bebouwing ten zuiden daarvan zijn blijkens de cultuurhistorische waardenkaart wel gelegen in een zone die vanwege de padenstructuur van lokale waarde is. De westelijke bebouwing ten zuiden van Visserspad behoort tot de zone die vanwege de straat Vlusch een regionale waarde heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0034.jpg"

Afbeelding: uitsnede cultuurhistorische waardenkaart ZaanAtlas

In 2023 is in het kader van dit bestemmingsplan een cultuurhistorische verkenning (CHV) voor het Mercuriusterrein uitgevoerd (d.d. oktober 2023, ze bijlage 2). In de CHV zijn het agrarische middeleeuwse lint aan de Vlusch en de bijbehorende Noorderbrug hoog gewaardeerd. Ook het Visserspad en bijbehorende bebouwing is van hoge waarde. De aanbeveling is om bij nieuwbouw hier ook op aan te sluiten in hoogte, dus één laag met kap. Daarnaast is de Noordersluis met sluiswachterswoning van hoge waarde. Ook de Noordervaartdijk langs de Nauernasche Vaart is hoog gewaardeerd met aanliggende groene kavels verbonden met bruggen.

In de CHV wordt het bedrijventerrein als indifferent gewaardeerd. Hier is wat meer nuancering aangebracht in de waardering van de bestaande bebouwing. De bebouwing aan de Noordervaartdijk met de bijbehorende bruggen en Visserspad 1A en 2A zijn zodoende hoger gewaardeerd dan de andere bebouwing. Deze zijn echter niet monumentaal waardig. Daarnaast zullen niet alleen de groene kavels aan de Noordervaartdijk maar ook de groene rand aan de noordrand en rond het sluizencomplex een hogere waardering krijgen.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Ter plaatse van de bebouwing ten zuiden van het Visserspad en langs de Noordervaartdijk is uitgegaan van de bestaande situatie, ook voor wat betreft de bouwhoogtes. Het voorliggende bestemmingsplan heeft dan ook op voorhand geen nadelige gevolgen voor de aanwezige cultuurhistorische waarden.

3.1.2 Archeologische waarden

In de Archeologienota Zaanstad (2009) zijn de uitgangspunten van de Monumentenwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan geeft. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven.

In het geldende bestemmingsplan "Krommenie Oost" is nog geen rekening gehouden met archeologische waarden. Met name in de cultuurhistorisch waardevolle zones langs het Visserspad en Vlusch zijn echter wel archeologische waarden te verwachten. Het Visserspad en Vlusch behoren tot archeologisch waardevolle gebieden uit de middeleeuwen. Voor deze zones is archeologische bescherming van belang indien de werkzaamheden betrekking hebben op een oppervlak van 50 m² of meer en dieper dan 20 centimeter.

3.1.3 Conclusie

In het plangebied zijn ter plaatse en ten zuiden van het Visserspad cultuurhistorisch waardevolle zones aanwezig. Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen voor de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Op basis van het archeologische beleid kan worden geconcludeerd dat het plangebied deels van archeologische waarde is. Beschermende regels voor archeologie zijn daardoor nodig en om die reden opgenomen ter plaatse van de cultuurhistorisch waardevolle zones langs het Visserspad en Vlusch.

3.2 Wonen

In het plangebied zijn diverse woningen aanwezig. Naast de woningen ten zuiden van het Visserspad gaat het om enkele gerealiseerde woonblokken in het noordwesten van het bedrijventerrein en twee woningen in het noordoosten van het bedrijventerrein, langs de Noordervaartdijk. Al deze woningen zijn positief bestemd.

Verspreid over het bedrijventerrein zijn enkele (voormalige) bedrijfswoningen aanwezig. Het gaat daarbij om Mercuriusstraat 1A, Mercuriusstraat 4-8, Visserspad 4A/2 en Visserspad 4c.

3.3 Maatschappelijke Functies

In het plangebied zijn enkele maatschappelijke functies aanwezig. Het gaat om een yogastudio aan het Visserspad, een fysiopraktijk aan de Mercuriusstraat en een kinderdagverblijf en huisartsenpraktijk op de hoek van het Visserspad en de Hermesstraat. De maatschappelijke functies zijn positief bestemd.

3.4 Groen En Openbare Ruimte

De openbare ruimte in het plangebied bestaat uit verkeersareaal van het Visserspad, de Mercuriusstraat en de Hermesstraat. Groenvoorzieningen zijn nauwelijks aanwezig, alleen in het noordoosten is een groenstrook aanwezig en langs het Visserspad liggen nog enkele smalle groenstroken.

Het verkeersareaal in het plangebied heeft in het voorliggende een verkeersbestemming gekregen, de groenstrook aan de noordoostkant is bestemd als groen.

3.5 Economische Functies

Vanzelfsprekend zijn op het bedrijventerrein veel economische functies aanwezig. Het betreft voornamelijk productiebedrijven en overige dienstverlening, maar een detailhandelsbedrijf, een dansstudio en een sportschool komen incidenteel ook voor. Het detailhandelsbedrijf, een dansstudio en een sportschool zijn uitsluitend toegestaan op de huidige plek, om te voorkomen dat dergelijke functies de productiebedrijven en overige dienstverlening al gaan verdringen op het bedrijventerrein.

Voor de productiebedrijven en overige dienstverlening geldt dat deze zijn toegestaan op het bedrijventerrein. Daarbij geldt wel dat voornamelijk bedrijvigheid is toegestaan die zich goed verhoudt tot de beoogde transformatie naar gemengd woonwerkgebied, namelijk maximaal bedrijfscategorie B1. Een hogere milieucategorie is alleen nog mogelijk indien deze ter plaatse al aanwezig is. In dat geval worden de bestaande rechten gerespecteerd en is de tot een hogere bedrijfscategorie behorende bedrijfsactiviteit als uitzondering mogelijk gemaakt.

3.6 Verkeer, Vervoer En Parkeren

Het conserverende bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de verkeersstructuur en er is ten opzichte van de bestaande situatie ook geen sprake van een verkeersaantrekkende werking.

Parkeren vindt in de huidige situatie plaats op eigen terrein, behalve bij de woningen aan het Visserspad. Deze situatie blijft ongewijzigd. Wel dient er bij een eventuele herontwikkeling te worden voldaan aan de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (dan wel de opvolger daarvan).

3.7 Water

3.7.1 Waterhuishouding

Het plangebied wordt aan de noord-, oost- en zuidzijde begrensd door water. Het water vormt een ruimtelijke scheiding van het plangebied ten opzichte van de omliggende woonbuurten en de Noordervaartdijk. Aan de andere zijde van de Noordervaartdijk ligt het water van de Nauernasche Vaart.

Het conserverende bestemmingsplan leidt niet tot een toename aan verharding of een demping van bestaande watergangen. Watercompensatie is daarmee niet aan de orde.

3.7.2 Klimaatstresstest

Wateroverlast

De Hermesstraat en delen van de Mercuriusstraat zijn kwetsbaar voor water op straat tijdens een extreme neerslagsituatie van 70 mm in 2 uur, zoals in de navolgende afbeelding is weergegeven. Naast dat de waterdieptes meer dan 30 cm kunnen zijn, is een aantal gebouwen kwetsbaar voor water tegen de gevels. In de toekomstige situatie, waar de functie van bedrijventerrein naar wonen/gemengd gaat, leidt water tegen de gevels mogelijk sneller tot overlast. Daarom is het noodzakelijk dat zowel de te ontwikkelen percelen als de openbare ruimte 70 mm kunnen opvangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0035.jpg"

Afbeelding: wateroverlast (bron: Klimaateffectatlas)

Hittestress

In de huidige situatie kan tijdens een hete zomerdag de gevoelstemperatuur hoog oplopen (zie de navolgende afbeelding). Het gebied is erg versteend en heeft nauwelijks groen/bomen. Het plangebied voldoet daarom ook niet aan de minimale boomkroonbedekking van 20%. Een deel van het plangebied ligt op loopafstand van het Agathepark, maar een groot deel moet verder dan 300 m lopen om de koele plek te bereiken. Het toevoegen van een koele plek is daarmee benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0036.jpg"

Afbeelding: hittestress (bron: Klimaateffectatlas)

Droogte

Het plangebied zelf kent tot 2100 mogelijk een lichte bodemdaling (zie navolgende afbeelding). De directe omgeving is echter kwetsbaar voor bodemdaling. Gezien het vele oppervlaktewater rondom het plangebied, zal het plangebied weinig invloed kunnen uitoefenen op het verminderen van de kwetsbaarheid, bijvoorbeeld door grondwateraanvulling. Dit principe is desondanks van belang om het lokale groen/bomen van water te voorzien in tijden van droogte. Inzetten op grondwateraanvulling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0037.jpg"

Afbeelding: droogte (bron: Klimaateffectatlas)

Overstromingen

Het plangebied is kwetsbaar voor een overstroming die 1x in de 1000 jaar kan voorkomen. Hierbij kunnen overstromingsdieptes tot en met 0,5 m voorkomen. Om de kwetsbaarheid tegen overstromingen te verminderen, is het noodzakelijk om vloerpeilen minimaal 0,2 m boven het overstromingspeil aan te leggen en kwetsbare objecten (transformatorhuisjes bijvoorbeeld) ook boven het overstromingspeil aan te leggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0038.jpg"

Afbeelding: overstromingen (bron: Klimaateffectatlas)

3.8 Technische Infrastructuur

In het plangebied bevinden zich diverse kabels en leidingen. Het gaat daarbij onder meer om een 8 bar gasleiding bij het Visserspad.

3.9 Afweging Naar Aanleiding Van Het Milieueffect

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen (Besluit milieueffectrapportage).

Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn nu verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (MER).

Voor de m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling worden de effecten van een bestemmingsplan op het milieu onderzocht. De m.e.r. procedure geeft het bevoegd gezag informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen en behandelt de mogelijke milieuvriendelijkere alternatieven. In het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) wordt aangegeven voor welke activiteiten een m.e.r. plicht geldt. Ook bevat het Besluit m.e.r. activiteiten die niet direct m.e.r.-plichtig zijn maar waarvan het bevoegd gezag eerst moet beoordelen of een m.e.r. nodig is. Dit is de zogenaamde m.e.r.-beoordelingsplicht. Het bevoegd gezag toetst in dat geval aan de hand van de criteria van bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU of door het bestemmingsplan belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Als belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Ten slotte geeft het Besluit m.e.r. aan in welke gevallen een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling voert het bevoegd gezag een globalere toets uit of zich belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen voordoen. Als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet toch een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend en maakt dus geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er is daarmee geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject zoals genoemd wordt in D.11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling is zodoende niet aan de orde.

3.10 Externe Veiligheid

Binnen het beleidskader externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico vormt een wettelijke norm voor bestaande en nieuwe situaties. Dit is met een risicocontour ruimtelijk weer te geven. Het groepsrisico is niet in ruimtelijke contouren te vertalen, maar wordt weergegeven in een grafiek. Hierin is weergegeven hoe groot de kans is dat een groep, met een bepaalde grootte, het slachtoffer kan worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

3.10.1 Risicobronnen

Gelet op de Atlas Leefomgeving zijn er in en rondom het plangebied geen risicobronnen met betrekking tot gevaarlijke stoffen aanwezig. De locatie ligt voor een deel wel binnen het invloedsgebied van de Provincialeweg N246 Westzaan Westgrafdijk, waarop het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De locatie ligt op ongeveer 150 meter afstand van deze weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0039.jpg"

Afbeelding: invloedsgebied vervoer gevaarlijke stoffen langs e Provincialeweg N246

In de Nota van toelichting bij het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is aangegeven dat in sommige gevallen de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico achterwege kan blijven. Hiervoor zijn vuistregels in de vorm van drempelwaarden voor vervoersaantallen opgesteld die de gebruiker een indicatie geven wanneer een risicoberekening zinvol is. Met de vuistregels kan ingeschat worden of de vervoersaantallen, bebouwingsafstanden en/of aanwezigheidsdichtheden te klein zijn om tot een overschrijding van de grenswaarde of de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico dan wel of een overschrijding van de oriëntatiewaarde of 0.1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico te kunnen leiden. De drempelwaarde voor 0.1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico geeft een indicatie dat zeker een groepsrisicoberekening moet worden uitgevoerd. Deze methodiek is opgenomen in de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART). De vuistregels zijn een eerste zeef en selecteren die situaties uit, waarin zeker geen sprake is van een ruimtelijk extern veiligheidsprobleem.

Toetsing plaatsgebonden risico.

Vuistregel 1: De weg ligt buiten de bebouwde kom en heeft geen 10-5 contour.

De toegestane snelheid op de Provincialeweg bedraagt 80 km/uur, waardoor deze weg voor de toetsing wordt beschouwd als een weg buiten de bebouwde kom. De weg heeft hierdoor geen 10-5 contour. De weg voldoet aan vuistregel 1.

Vuistregel 2: Wanneer het aantal GF3 transporten per jaar lager is dan 500 heeft een weg buiten de bebouwde kom geen 10-6-contour.

Het aantal transporten van GF3 op deze weg bedraagt 234 (Externe veiligheid route gevaarlijke stoffen rapportage, Arcadis, 2008). Dit is lager dan 500 transporten, hierdoor heeft de weg geen 10-6-contour. De weg voldoet aan vuistregel 2.

Vuistregel 3: Wanneer het aantal GF3 transporten per jaar groter is dan 500 heeft een weg buiten de bebouwde kom geen 10-6-contour als 0.0003*(GF3+0.2*LF2+LT1+LT2+3*LT3+GT4+GT5)<1

De weg heeft minder dan 500 GF3 transporten per jaar, dus niet van toepassing.

Conclusie plaatsgebonden risico: Er wordt voldaan aan de vuistregels voor het plaatsgebonden risico. Hieruit blijkt dat een berekening van het plaatsgebonden risico niet nodig is.

Toetsing groepsrisico

Vuistregel 1: Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen in tankwagens (bulkvervoer) stoffen bevat uit de categorieën LT3, GT4 of GT5 (ongeacht de aantallen) pas dan RBM II toe.

Op deze weg worden geen van deze stoffen vervoerd.

Vuistregel 2: Wanneer GF3 minder is dan 10 maal de drempelwaarde in Tabel 1-6 (eenzijdige bebouwing) of 10 maal de drempelwaarde in Tabel 1-7 (2-zijdige bebouwing) wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden.

Er wordt uitgegaan van eenzijdige bebouwing, omdat de bebouwing aan de andere kant van de weg op 500 meter ligt. Het vervoer van GF3 bestaat uit 234 tankwagens per jaar. Bij een persoonsdichtheid van 600/ha wordt de oriëntatiewaarde overschreden bij dit aantal tankwagens. Voor een bedrijventerrein wordt een gemiddelde dichtheid van 40 personen per hectare gerekend. Voor woningen geldt een dichtheid van 2,4 personen per woning. Doordat het plangebied een bedrijventerrein betreft met een enkele woning is uit gegaan van een dichtheid van 60 per hectare. Hierdoor blijft het groepsrisico ruimschoots onder de oriëntatiewaarde liggen.

Conclusie groepsrisico: Het groepsrisico ligt ruim onder de 10% van de oriëntatiewaarde. Wanneer de vuistregels worden toegepast uit de Handleiding risicoanalyse transport, dan blijkt dat er ten behoeve van het voorliggende conserverende bestemmingsplan geen berekeningen met RBMII uitgevoerd hoeven te worden gezien de transporthoeveelheden en de personendichtheid in het gebied. Het groepsrisico is dusdanig laag, dat er geen verantwoording voor het groepsrisico hoeft te worden opgesteld.

3.10.2 Fysieke (brand)veiligheid

Als de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak nodig. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan, in geval van een incident, zo goed mogelijk hulp worden geboden. Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt daarom voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.

Basisbrandweerzorg: bereikbaarheid plangebied

Voor de basis brandweerzorg wordt uitgegaan van de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019 van Brandweer Nederland (van januari 2020).

Als het om bereikbaarheid gaat, is het voor dit plangebied belangrijk dat de gebouwen in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken. Het plangebied is voor brandweerwagens uitsluitend bereikbaar via het Visserspad. Voor de opkomsttijd (tijd die het uitrukken kost en de rijtijd naar de plaats van het ongeval) geldt een tijdnorm van 8 minuten (Besluit veiligheidsregio's). Vanuit de kazerne aan de Kervelstraat is het plangebied in principe binnen 8 minuten bereikbaar.

Bluswatervoorziening

Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer normaal gebruik van water. Om in geval van een brand voldoende bluswater beschikbaar te hebben of te krijgen, moeten vooraf maatregelen getroffen worden. In het plangebied ontbreekt een primaire bluswatervoorziening (brandkranen). Wel zijn er enkele watergangen aanwezig, zoals de Nauernasche Vaart

Situering van gebouwen

Voor eventuele nieuwbouw geldt dat een balansventilatie bij nieuw te bouwen woningen handmatig afschakelbaar moet zijn. De kans dat een uitwendige brand overslaat naar binnen wordt hierdoor kleiner. Bij de uiteindelijke vergunningverlening zal getoetst worden of voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit of de Omgevingswet (afhankelijk van wanneer de aanvraag wordt ingediend). Eventuele verdere eisen kunnen voor de omgevingsvergunning bouwen gesteld worden.

Verder is de inrichting van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze toegang mag niet meer dan 10 meter zijn en er moet een opstelplaats voor een brandweervoertuig zijn. Bij de verdere uitwerking en inrichting van het te transformeren plangebied zal de gemeente in overleg treden met de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland om de bereikbaarheid in de verdere transformatie optimaal te houden.

Conclusie

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid er geen beperkingen zijn voor dit conserverende bestemmingsplan.

3.11 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder wordt de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde (spoor)wegen op nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. Dit geldt als nieuwe geluidsgevoelige functies zich in één of meerdere geluidszones van (spoor)wegen bevinden. In de Wet geluidhinder is verder bepaald dat akoestisch onderzoek plaats moet vinden als nieuwe geluidgevoelige functies worden geprojecteerd binnen een geluidzone van geluidgezoneerde industrieterreinen. Daarnaast gelden de geluidsregels van de gemeente Zaanstad, vastgesteld in de beleidsregel hogere waarden gemeente Zaanstad.

Het plangebied is (deels) gelegen binnen de geluidszones van wegen met een geluidszone, zoals de Provincialeweg N246. Het voorliggende bestemmingsplan maakt echter geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk. Ook heeft het bestemmingsplan geen betrekking op een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. Akoestisch onderzoek is daarom ook niet nodig.

3.12 Luchtkwaliteit

Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
  • (NSL).

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt zodoende geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. De luchtkwaliteit blijft daardoor tenminste gelijk zodat nader onderzoek verder niet nodig is.

3.13 Geur

Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp. Dat is de reden dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in Zaanstad is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.

Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.

De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 hedonische waarden (NB: de hedonische waarde (H) is uitgedrukt als percentiel. Dit betekent dat bij een score van H=0 er geen onaangename geur wordt waargenomen. H=-2 geeft de waarde aan die 98% van de tijd niet wordt overschreden en dus 2% van de tijd (176 uren per jaar) wel):

  • Licht onaangename geur: H=-1
  • Onaangename geur: H=-2

De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur, maar als deze té overheersend wordt – zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is – is het niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde (geurbelasting) hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.

Volgens het Zaans geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur. Het onderscheid is als volgt:

  1. 1. Standaard geurgevoelige objecten, zoals woningen;
  2. 2. Minder geurgevoelige objecten, zoals horeca en maatschappelijke functies;
  3. 3. Minst geurgevoelige objecten, zoals bedrijven.

Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger.


Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.

3.13.1 Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt zodoende geen nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk. Nu er geen sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is niet meer aan de orde. Volledigheidshalve zal nog wel worden ingegaan op de eventuele aanwezigheid van geurhinder veroorzakende bedrijven.

3.13.2 Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in dit plangebied en is deze geurbelasting aanvaardbaar?

Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en mogelijke geurklachten is bepaald welke bedrijven in het plangebied geurhinder kunnen veroorzaken.

De resultaten van deze inventarisatie leiden tot de uitkomst dat in het plangebied een bedrijf aanwezig is dat geurhinder kan veroorzaken, namelijk het bedrijf Genesis op Mercuriusstraat 7. Dit bedrijf werkt met kunsthars (epoxy). Er zijn geen geurmeldingen bekend over dit bedrijf maar gelet op de werkzaamheden van het bedrijf kan geuroverlast worden veroorzaakt binnen 50 meter van de erfgrens van het betreffende bedrijf volgens de VNG richtafstanden. Echter is er door de Omgevingsdienst (ODNZKG) vastgesteld dat er bij het bedrijf sprake is van een geurcirkel van 30 meter.

3.14 Bodem

In het plangebied vinden al decennia lang bedrijfsactiviteiten plaats. Het is een bedrijventerrein met historische bedrijfsactiviteiten. Het terrein ligt ook in oud stedelijk gebied waardoor bodemverontreiniging is te verwachten. Er worden zowel immobiele als mobiele verontreinigingen verwacht. Ook een mogelijk stedelijke ophooglaag kan hier een issue zijn.

Uit de ZaanAtlas blijkt dat in het plangebied al eerder enkele verontreinigingen zijn aangetroffen. Een deel van deze verontreinigingen is gesaneerd. Centraal in het gebied aan het Visserspad 3a bevond zich in het verleden een voormalige wasserij, ondergronds is een grote vlek aangetroffen met oplosmiddelen. Als dit gebied getransformeerd wordt dan worden saneringskosten verwacht. Historisch onderzoek dient uitgevoerd te worden en actualiserend onderzoek over het gehele gebied

Omdat het voorliggende bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is er geen onderzoek naar de bodemkwaliteit nodig.

3.15 Natuur

Voor de bescherming van natuurgebieden en plant- en diersoorten geldt de Wet natuurbescherming. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening moeten worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten en de gevolgen voor natuurgebieden. Uit de ZaanAtlas blijkt dat er in het plangebied diverse beschermde planten en diersoorten voorkomen. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van beschermd natuurgebied. Wel ligt het plangebied op relatief korte afstand van Natura 2000-gebieden, namelijk Polder Westzaan (circa 1,1 kilometer ten zuiden van het plangebied) en Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (circa 1,3 kilometer).

Omdat het voorliggende bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is er geen onderzoek naar beschermde planten en diersoorten nodig. Ook onderzoek naar natuurgebieden is daarom niet nodig.

3.16 Gezondheid

Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven. Een goede gezondheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Wanneer iemand zich gezond voelt is deze persoon gelukkiger, actiever, zelfverzekerder, productiever en beter in staat om te participeren in de maatschappij. Met werk, studie of als vrijwilliger, in de wijk en in de stad, op eigen niveau en naar eigen kunnen.

De ambitie is dat Zaankanters zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes kunnen maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het streven is dat Zaanstad in 2040 minstens net zo gezond is als het gemiddelde van vergelijkbare grote stedelijke gemeenten (G40-gemeenten). Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.

Naast leefstijl en sociale omgeving heeft de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu en de openbare ruimte, ook veel invloed op gezondheid. Een gezonde en groene omgeving heeft een beschermende invloed tegen milieufactoren, bijvoorbeeld als het gaat om luchtkwaliteit en fijnstof.

Daarom zet Zaanstad onder meer in op een gezonde fysieke omgeving door:

  • een goede toegang tot voorzieningen (zoals scholen, winkels of een buurthuis) en openbaar vervoer voor iedereen te bieden;
  • Zaankanters uit te nodigen tot een gezonde leefstijl zoals wandelen, fietsen, spelen, ontspannen, eten of elkaar ontmoeten;
  • schoon en veilig te zijn; en
  • toegankelijk te zijn voor alle gebruikers zoals ouderen, kinderen en gehandicapten.

Omdat het voorliggende bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn er geen gevolgen voor de gezondheid.

3.17 Bedrijven En Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid hebben als doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen aan de ene kant en milieugevoelige functies als wonen en recreëren aan de andere kant. De ruimtelijke scheiding bestaat normaal uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  1. 1. woonfuncties vlakbij bestaande en opvolgende bedrijvigheid zijn alleen mogelijk als op de plaats van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  2. 2. bestaande bedrijven worden niet onevenredig geschaad in hun bedrijfsvoering.

Omdat het voorliggende bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is er geen sprake van een situatie zoals genoemd onder 1 of 2. Wel wordt in het voorliggende bestemmingsplan rekening gehouden met het beperken van toegestane milieucategorieën tot maximaal categorie B1 om zo te voorkomen dat de beoogde transformatie naar een gemengd woonwerkgebied in de toekomst wordt belemmerd. Bestaande bedrijven die tot een hogere categorie behoren zijn als uitzondering toegestaan om zo bestaande rechten te respecteren en bedrijfsvoeringen niet te beperken.

3.18 Luchthavenindelingbesluit

Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (hierna: LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur, die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld voor de bebouwing en het gebruik van gronden als die beperkingen nodig zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting door de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

Per 4 november 2015 en 1 januari 2018 zijn wijzigingen van het LIB in werking getreden. Doel van deze wijzigingen is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes als bedoeld in het LIB kunnen alleen toegestaan worden als het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven.

De beperkingen in het LIB zijn:

  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met het externe-veiligheidsrisico door het luchthavenluchtverkeer;
  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting door het luchthavenluchtverkeer;
  • de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer;
  • een bestemming die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.

Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden voor woningen of andere in het LIB aangewezen gebouwen. In dat gebied geldt er een beperking voor de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting.

Het plangebied valt niet binnen het gebied waar woningen of andere aangewezen functies door vliegverkeer zijn uitgesloten. Ook ligt het plangebied buiten de LIB-5 contour ( de voormalige 20 Ke-contour) en buiten de zone voor vogelaantrekkende functies. Het plangebied ligt eveneens buiten de zone waar beperkingen gelden voor de bouwhoogte.

3.19 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

3.19.1 Beoordeling

Voor het plangebied is het niet noodzakelijk kostenverhaal te regelen. Het betreft het vastleggen van de bestaande situatie. Er is geen sprake van kostenverhaal en het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet aan de orde .

3.19.2 Planschade

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk. Wel is er ten opzichte van het geldende bestemmingsplan sprake van een beperking van de gebruiks- en bouwmogelijkheden doordat in het voorliggende bestemmingsplan maximaal milieucategorie B1 wordt toegestaan, enkele bestaande uitzondering daargelaten, en bestaande bouwvolumes worden vastgelegd.

Hoofdstuk 4 Verantwoording

4.1 Wat Houdt Het Plan In?

Bij een bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van functies ten opzichte van elkaar.

Uit de onderbouwing (zie hoofdstuk 3) en verdere afweging in relatie tot de gebiedskwaliteit, blijkt dat in en rond het plangebied sprake zal zijn van een balans tussen een goed woon- en leefklimaat en de bestaande bedrijfsvoering en dat, alle belangen afwegend, de milieueffecten als aanvaardbaar worden gezien. Het voorliggende bestemmingsplan gaat voor de bedrijfskavels uit van een bedrijfscategorie die goed past in een (toekomstig) gemengd woonwerkgebied. Dat is ook gunstig voor omliggende woonbuurten rondom het plangebied en het woonlint aan het Visserspad. Omdat er ook enkele bedrijven aanwezig zijn die tot een hogere bedrijfscategorie behoren, zijn deze als uitzondering op de huidige locatie gefixeerd. Daarmee wordt de bestaande bedrijfsvoering niet beperkt, zonder dat dit tot extra overlast voor omwonenden leidt.

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Overleg Met Overheden En Diensten

Ten behoeve van het vaststellen van het bestemmingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.

5.1.1 Wettelijke overlegpartners

Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen –wettelijke overlegpartners– in een vroeg stadium om een reactie te vragen zal het ontwerpbestemmingsplan door de gemeente Zaanstad per e-mail aan de diverse partijen toegestuurd met het verzoek om een advies te geven over het ontwerpbestemmingsplan. P.M.

5.1.2 Belanghebbenden

In de gebruikelijke procedure van een bestemmingsplan wordt aan belanghebbenden gevraagd om mee te denken over de mogelijke invulling van het terrein en daarmee de vormgeving van het bestemmingsplan. Voor het gebied zijn omwonenden en gebruikers betrokken geweest bij de in voorbereiding zijnde conceptvisie.

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op [INVULLEN] is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van d.d. [INVULLEN] gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op d.d. [INVULLEN] een informatiebijeenkomst gehouden waar vragen konden worden gesteld en zijn beantwoord.

In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad [INVULLEN] zienswijzen ingediend, waarvan [INVULLEN] unieke zienswijzen. Deze zienswijzen zijn ieder beantwoord in de bijgevoegde Nota van zienswijze in Bijlage [INVULLEN] bij deze toelichting van het bestemmingsplan. De zienswijzen hebben tot een paar wijzigingen geleid in het omgevingsplan. De belangrijkste wijzigingen betreffen:

AANPASSINGEN OPSOMMEN

5.3 Ambtshalve Wijzigingen

Tevens is een aantal ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd. Deze zijn eveneens verwoord in de nota van zienswijzen (na de beantwoording van de zienswijzen). De ambtshalve wijzigingen bestaan voornamelijk uit tekstuele wijzigingen. Daarnaast zijn vier grotere wijzigingen doorgevoerd:

AANPASSINGEN OPSOMMEN

Een nadere uitleg hiervan is terug te vinden in de besluitstukken rondom de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden. Het digitale bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Mercurius' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201 met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201).

Dit bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  2. 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  3. 3. Algemene regels
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  4. 4. Overgangs- en slotregels
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichtingis in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.

6.2 Begrippen En Wijze Van Meten

Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

Wijze van meten
Voor enkele situaties is in het bestemmingsplan voorgeschreven hoe gemeten dient te worden. Een deel van deze meetbepalingen is conform de landelijke standaard.

6.3 Bestemmingen

Functieomschrijving (lid x.1)
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt').

Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 13.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregels zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 13.2.

Voorrangsregeling gebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Algemene bouwregels en Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

6.4 Bedrijf

Bestemming Bedrijf (3)

Functieomschrijving (lid 3.1)
Hoofdgebruik
De bestemming Bedrijf biedt in de hoofdregel ruimte voor bedrijven. De bestemming wordt veelal toegepast voor bestaande bedrijfskavels.

Functietabellen
Voor een aantal functies (zoals groothandel, overige dienstverlening, etc.) is het gebruik gekoppeld aan een tabel met categorieën. De functie is dan alleen toegestaan als deze genoemd is in de tabel en in die tabel een categorie heeft gekregen die overeenkomt met de categorie die ter plaatse is toegestaan.

Deze tabel is afkomstig van de richtafstandenlijst van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De richtafstandenlijst van de VNG is 1 grote lijst met weinig onderscheid tussen de verschillende functies, dat is voor het gebruik onhandig en kan in voorkomende gevallen voor verwarring zorgen. Daarom is er in Zaanstad voor gekozen om de lijst op te splitsen per functietype (zoals groothandel, productiebedrijf) met een restfunctie voor alles wat niet in de andere functietypes valt (overige dienstverlening). Dit heeft als bijkomend voordeel dat de tabellen in de regels kunnen worden opgenomen, waar voorheen verwezen moest worden naar een groot PDF-bestand in de bijlagen.

Binnen de bestemming is het mogelijk dat locaties verschillende maximale categorieën krijgen toegewezen. Een maximale categorie wordt toegewezen op basis van de impact van de functie op de omgeving. Grenst een locatie aan meerdere woningen, dan ligt het voor de hand dat daar een lagere categorie is toegestaan dan wanneer in de directe omgeving van de locatie geen woningen zijn toegestaan. De wijze van toedelen van categorieën is verder toegelicht in de bijlage Toelichting op deStaat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

De categorieën en lijst van functiemenging betreffen een hoofdregel. In de specifieke gebruiksregels kunnen activiteiten alsnog worden uitgesloten. Als een specifieke regel een activiteit uitsluit terwijl deze wel in de algemene functiemengingslijst is opgenomen, dan gaat de specifieke regel voor en is de activiteit niet toegestaan.

Afwijken van de functietabellen
Soms is een activiteit niet nadrukkelijk benoemd in de functietabellen, maar is deze wel inpasbaar op de betreffende locatie. Ook is het denkbaar dat een initiatiefnemer een activiteit op een dergelijke manier uitvoert dat de hoge categorie die is verbonden aan de activiteit niet terecht is. In beide afwijkingsmogelijkheden is het belangrijk dat de aard, omvang en invloed op de omgeving van de aangevraagde activiteit overeenkomen met de aard, omvang en invloed op de omgeving van een activiteit die wél is toegestaan op de betreffende locatie.

Die afweging zal voornamelijk plaatsvinden op basis van de specifieke bedrijfsinrichting die initiatiefnemer voor ogen heeft. Zo kan bijvoorbeeld de invloed op de omgeving van een brouwerij beperkt worden door de bedrijfsruimte luchtdicht te maken en een geurfilterinstallatie te plaatsen. De omgevingsvergunning voor het afwijken moet dan ook benoemen welke aspecten van de bedrijfsvoering maken dat in dit specifieke geval een activiteit van een hogere categorie of een bedrijf dat niet op de lijst staat toch is toegestaan op deze locatie. Om het voorbeeld van de bierbrouwerij verder te benutten; met deze afwijkingsmogelijkheid kan het mogelijk zijn om een brouwerij toe te staan mét een geurfilter en een luchtdicht gebouw, maar niet een reguliere brouwerij zonder de voorgenoemde eigenschappen. Het is dan ook noodzakelijk dat de genoemde eigenschappen in stand worden gehouden.

Horeca en detailhandel
In sommige gevallen is het wenselijk om aanvullende regels te verbinden aan bepaalde vormen van bedrijven. horeca en detailhandel zijn alleen in ondergeschikte vormen toegestaan, gekoppeld aan een andere hoofdactiviteit. Denk hierbij aan de bierbrouwerij die flesjes bier verkoopt aan het eind van een rondleiding, of een kapperszaak die ook haarproducten verkoopt. De hoofdactiviteit is dan een brouwerij en een kapperszaak.

De voorwaarden voor ondergeschikte detailhandel zijn gebaseerd op de Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025. De voorwaarden voor ondergeschikte horeca zijn gebaseerd op de Beleidsregels ondersteunende horeca. Onder deze voorwaarden wordt detailhandel en/of horeca aanvaardbaar geacht als zijnde ondergeschikt aan de hoofdactiviteit.

Ondergeschikte detailhandel (nadere toelichting)
In deze bestemming is detailhandel toegestaan als dit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit die op dezelfde plek plaatsvindt. In de regels is 'ondergeschikt' uitgewerkt met een aantal normen.

Sub a: De detailhandel mag niet de hoofdactiviteit zijn, dan is het immers geen ondergeschikte detailhandel meer. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de detailhandel qua oppervlakte ondergeschikt is, maar financieel gezien wel de hoofdbron van de opbrengst vormt.

Sub b: De voor verkoop aangeboden producten moeten direct gerelateerd zijn aan de hoofdactiviteit. In de volgende voorbeelden is sprake van een directe relatie. De lijst is niet limitatief, maar geeft een indicatie van hoe de 'directe relatie' uitgelegd moet worden:

  • verkoop van producten die ter plaatse geproduceerd worden, bijvoorbeeld een bierbrouwerij (hoofdactiviteit) die tevens de bieren te koop aanbiedt in een klein winkeltje;
  • verkoop van producten die ter plaatse worden aangeboden ter consumptie, bijvoorbeeld een restaurant (hoofdactiviteit) dat de wijnen op de menukaart ook los verkoopt;
  • verkoop van producten die gebruikt worden in verband met de ter plaatse aangeboden dienstverlening, bijvoorbeeld een kapper (hoofdactiviteit) die tevens haarproducten verkoopt;
  • verkoop van producten in een museumwinkel die relateren aan of afgeleid zijn van de exposities in het museum (hoofdactiviteit);
  • verkoop van cadeaus, levensmiddelen of medische hulpmiddelen bestemd voor patiënten in het ziekenhuis (hoofdactiviteit) of bezoekers van die patiënten;

Er is geen sprake van een directe relatie als die relatie er alleen uit bestaat dat de financiële opbrengsten van de ondergeschikte detailhandel de hoofdactiviteit steunen. De directe relatie moet gezocht worden in het verband tussen de aangeboden producten en de hoofdactiviteit.

Sub c: De detailhandel mag maar een beperkt deel van de oppervlakte in beslag nemen, zodat deze ook fysiek ondergeschikt blijft.

Sub d: Op voorhand zijn een aantal vormen van detailhandel uitgesloten vanwege een grotere verkeersaantrekkende werking of om veiligheidsredenen.

Horeca in de vorm van een bedrijfskantine
Naast de ondergeschikte horeca gelden er specifieke regels over horeca in de vorm van kantines voor de eigen bedrijfsvoering. De eigen werknemers moeten dan ook de voornamelijke doelgroep zijn, waarbij het ook toegestaan is als in beperkte mate bezoekers van het bedrijf gebruik maken van de kantine.

Anders dan bij ondergeschikte horeca is het niet van belang of de kantine door het eigen bedrijf wordt verzorgd, of dat zij hiervoor een derde partij hebben ingehuurd. De huidige trend is immers dat kantines worden uitbesteed aan cateringsbedrijven. De regels van het bestemmingsplan staan dit niet in de weg.

Een horecagelegenheid met een verzorgingsgebied of aantrekkende werking groter dan het eigen bedrijf is niet toegestaan.

Gebouwen (lid 1.42)
De hoofdregel is dat gebouwen alleen zijn toegestaan binnen een bouwvlak. Met de maatvoeringsaanduiding maximum bouw- en/of goothoogte is geregeld waar de hoofdvolumes gebouwd mogen worden en waar slechts kleinere gebouwen zijn toegestaan.

Kunstobjecten (lid 1.57)
Omdat de bestemming ook kunstobjecten toestaat, zijn specifieke regels opgenomen over bouwwerken ten behoeve van deze functies.

6.5 Gemengd

Bestemming Gemengd (4)

Functieomschrijving (lid 4.1)
Hoofdgebruik
De bestemming Gemengd biedt in de hoofdregel ruimte voor een breed scala aan bedrijven, voorzieningen en woningen. Er is niet sprake van één hoofdgebruik. Deze bestemming combineert de functies wonen, culturele en recreatieve voorzieningen en bedrijven en voegt regels toe om die mix van functies in goede banen te leiden. Deze regels zijn in de specifieke gebruiksregels opgenomen en zijn onderstaand toegelicht.

Bedrijf of voorziening?
Binnen deze bestemming zijn meerdere breed omschreven functies toegestaan. Zo zijn bedrijven en culturele en recreatieve voorzieningen toegestaan. Een functie kan binnen meerdere begrippen vallen. Zo kan een voorziening een winstoogmerk hebben, zodat het tevens binnen de definitie van 'bedrijf' valt. Een dergelijk(e) voorziening/bedrijf moet in dat geval voldoen aan de regels voor voorzieningen én bedrijven.

Definitie bedrijf
Er is voor gekozen om het begrip 'bedrijf' of 'bedrijven' niet nader te definiëren in de begripsbepalingen van het plan. De gangbare definitie wordt aangehouden: een bedrijf is een onderneming.

In oudere bestemmingsplannen werd ervoor gekozen om in de begripsbepaling van 'bedrijf' branches en activiteiten uit te sluiten. In dit plan is er bewust voor gekozen om een brede definitie van 'bedrijf' te hanteren (de Van Dale definitie). De uitsluitingen van branches en activiteiten zijn nu opgenomen in de bestemmingsregels. Daardoor zijn de regels omtrent toegestane en uitgesloten bedrijfsvormen vindbaar op één plek (de bestemmingsregels) en wijkt de definitie van bedrijf niet meer af van de maatschappelijk gangbare definitie. De enige uitzondering hierop zijn de algemene gebruiksregels, die gelden als aanvulling op de bestemmingsregels.

Een bedrijf kan tevens een maatschappelijke, recreatieve of culturele voorziening zijn. Deze voorzieningen zijn tevens opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten als 'bedrijfsactiviteiten'. In de bestemmingsregels zijn deze voorzieningen alleen toegestaan ter plaatse van een aangeduide locatie. Een gebruik moet voldoen aan alle regels die voor dat gebruik gelden. Met andere woorden: als een bedrijf tevens een maatschappelijke voorziening is, dan moet het gebruik voldoen aan zowel de regels voor een bedrijf als voor een maatschappelijke voorziening.

Binnen de bestemming is het mogelijk dat locaties verschillende maximale categorieën krijgen toegewezen. Een maximale categorie wordt toegewezen op basis van de invloed van de functie op de omgeving. Grenst een locatie aan meerdere woningen, dan ligt het voor de hand dat daar een lagere categorie is toegestaan dan wanneer in de directe omgeving van de locatie geen woningen zijn toegestaan. De wijze van toedelen van categorieën is verder toegelicht in Toelichting op de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Indien een plek niet de bovengenoemde functieaanduiding heeft gekregen, dan zijn bedrijven, culturelevoorzieningen en recreatieve voorzieningen op die plek niet toegestaan. De reden hiervoor is dat deze bedrijven en voorzieningen dan mogelijk zouden zijn zonder maximale milieucategorie, wat op gespannen voet staat met het aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het omliggende gebied.

De categorieën en lijst van functiemenging betreffen een hoofdregel. In de specifieke gebruiksregels kunnen activiteiten alsnog worden uitgesloten. Als een specifieke regel een activiteit uitsluit terwijl deze wel in de algemene functiemengingslijst is opgenomen, dan gaat de specifieke regel voor en is de activiteit niet toegestaan.

Afwijken van de functiemengingslijst of categorie (lid 4.4.1) Soms is een activiteit niet nadrukkelijk benoemd in de functiemengingslijst, maar is deze wel inpasbaar op de betreffende locatie. Ook is het denkbaar dat een initiatiefnemer een activiteit op een dergelijke manier uitvoert dat de hoge categorie die is verbonden aan de activiteit niet terecht is. In beide afwijkingsmogelijkheden is het belangrijk dat de aard, omvang en invloed op de omgeving van de aangevraagde activiteit overeenkomen met de aard, omvang en invloed op de omgeving van een activiteit die wél is toegestaan op de betreffende locatie.

Die afweging zal voornamelijk plaatsvinden op basis van de specifieke bedrijfsinrichting die initiatiefnemer voor ogen heeft. Zo kan bijvoorbeeld de invloed op de omgeving van een brouwerij beperkt worden door de bedrijfsruimte luchtdicht te maken en een geurfilterinstallatie te plaatsen. De omgevingsvergunning voor het afwijken moet dan ook benoemen welke aspecten van de bedrijfsvoering maken dat in dit specifieke geval een activiteit van een hogere categorie of een bedrijf dat niet op de lijst staat toch is toegestaan op deze locatie. Om het voorbeeld van de bierbrouwerij verder te benutten; met deze afwijkingsmogelijkheid kan het mogelijk zijn om een brouwerij toe te staan mét een geurfilter en een luchtdicht gebouw, maar niet een reguliere brouwerij zonder de voorgenoemde eigenschappen. Het is dan ook noodzakelijk dat de genoemde eigenschappen in stand worden gehouden.

Ondergeschikte horeca en detailhandel
horeca en detailhandel zijn alleen in ondergeschikte vormen toegestaan, gekoppeld aan een andere hoofdactiviteit. Denk hierbij aan de bierbrouwerij die flesjes bier verkoopt aan het eind van een rondleiding, of een kapperszaak die ook haarproducten verkoopt. De hoofdactiviteit is dan een brouwerij en een kapperszaak. De voorwaarden zijn gebaseerd op de beleidsregels ondersteunende horeca en de Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025.

(lid 4.3.6)
Naast de ondergeschikte horeca gelden er specifieke regels over horeca in de vorm van kantines voor de eigen bedrijfsvoering. De eigen werknemers moeten dan ook de voornamelijke doelgroep zijn, waarbij het ook toegestaan is als in beperkte mate bezoekers van het bedrijf gebruik maken van de kantine.

Anders dan bij ondergeschikte horeca is het niet van belang of de kantine door het eigen bedrijf wordt verzorgd, of dat zij hiervoor een derde partij hebben ingehuurd. De huidige trend is immers dat kantines worden uitbesteed aan cateringsbedrijven. De regels van het bestemmingsplan staan dit niet in de weg.

Een horecagelegenheid met een verzorgingsgebied of aantrekkende werking groter dan het eigen bedrijf is niet toegestaan.

Culturele voorzieningen (lid 4.3.2)
Een aantal vormen van Culturele voorzieningen kunnen een grote invloed hebben op de leefomgeving. Denk hierbij niet alleen aan geluid maar ook aan een grote piekbelasting van verkeers- en parkeerdruk. Deze functies zijn niet toegestaan.

Wonen algemeen (lid 4.1)
Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.

Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.

  • Tijdelijk verblijf (Short Stay)
    Tijdelijk verblijf, ook wel short stay genoemd, is een bijzondere vorm van logies. Het verblijf duurt langer dan een gebruikelijk hotelverblijf (tijdelijk verblijf hoeft niet persé in een hotel plaats te vinden), maar niet dermate lang dat er sprake is van een duurzaam verblijf. Omdat er geen sprake is van duurzaam verblijf, past deze verblijfsvorm niet binnen het hoofdgebruik wonen.
    In het bestemmingsplan is tijdelijk verblijf gedefinieerd als bewoning voor een periode van 7 nachten tot 6 maanden. Tijdelijk verblijf (en verblijf korter dan 7 nachten) valt binnen het hoofdgebruik horeca.
  • Kamerverhuur
    Bij kamerverhuur is er geen sprake van één gezamenlijk huishouden. Bij kamerverhuur bestaat er geen onderlinge verbondenheid; normaliter bestaat er geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. De kosten van het huishouden worden hoofdzakelijk individueel aan de verhuurder betaald, wellicht met uitzondering van schoonmaakartikelen en andere kleine uitgaven. Van een gezamenlijk huishouden is daarom geen sprake, wat maakt dat deze verblijfsvorm niet past binnen het hoofdgebruik wonen.
    Of binnen een woongebied een uitzondering wordt gemaakt om alsnog kamerverhuur toe te staan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De toename van de parkeerdruk en (geluid)overlast als gevolg van kamerverhuur maken dat deze verblijfsvorm niet rechtstreeks binnen alle woongebieden toegestaan kan worden. Indien kamerverhuur binnen een bepaald gebied wel aanvaardbaar wordt geacht ten aanzien van het woon- en leefklimaat, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Studentenhuisvesting
    Studentenhuisvesting past niet binnen het hoofdgebruik wonen. Veelal wordt studentenhuisvesting geregeld via kamerverhuur, waarover bovenstaand reeds is aangegeven waarom het niet geacht wordt te passen binnen het hoofdgebruik wonen.

    Ten aanzien van studentenhuisvesting weegt het tevens mee dat de Raad van State heeft bepaald dat 'alleenstaande studenten niet de intentie hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Zij hebben slechts de wens om gedurende de studietijd over huisvesting te beschikken en hebben normaliter geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. Gelet hierop kan deze vorm van samenwonen, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, niet op één lijn worden gesteld met bewoning van het pand door een gezin. […] Het betoog van [appellant sub 2] dat geen ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van het pand door een groep studenten en bewoning door een gezin, wordt evenmin gevolgd. De ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden groepen bewoners. (ECLI:NL:RVS:2012:BV3229 r.o. 2.5.1.)'

    Gelet op het bovenstaande is het niet wenselijk om studentenhuisvesting als hoofdregel toe te staan binnen alle woongebieden. Als studentenhuisvesting, al dan niet in combinatie met algemene kamerverhuur, aanvaardbaar wordt geacht in een woongebied, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband
    De definitie van één huishouden is niet beperkt tot een gezinsverband. Er zijn ook woonvormen denkbaar waarbij sprake is van een 'met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband'. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer meerdere vrienden als huisgenoten gezamenlijk een huis huren/kopen (en niet individuele kamers huren van een verhuurder) of wanneer twee alleenstaande moeders besluiten om een gezamenlijk huishouden in te richten om elkaar te ondersteunen. Er wordt dan een gezamenlijke huishoudpot bijhouden voor de gedeelde (woon)kosten. Zij hebben dan ook een verbondenheid die verder gaat dan enkel het gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte.
  • Zorgwonen
    Of de functie zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen past, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past het zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het mogelijk is om in de regels uitzonderingen op te nemen over bovenstaande verblijfsvormen. Indien deze uitzonderingen niet zijn opgenomen, dan is het bovenstaande van toepassing.

Gastouderopvang aan huis (lid 4.3.15)
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. gastouderopvang is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko).

gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van beroeps- en bedrijfsmatigeactiviteiten aan huis. Gastouderopvang is binnen deze bestemming rechtstreeks toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waarborgen dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft op de eerste plaats om in te wonen.

Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn wat betreft gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.

gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor gastouderopvang binnen de woonfunctie, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Aangezien dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan per situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering uitsluitend geldt voor kleinschalige kinderopvang.

Tot slot blijft gelden dat een houder dient te voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

wonen (lid 4.1)
Wonen is niet altijd op elke verdieping of op elke locatie binnen deze bestemming mogelijk. Zo kan het onwenselijk zijn om een lint van winkels in het kernwinkelgebied te onderbreken met een woning. Dit heeft een negatieve invloed op de aantrekkende werking van het kernwinkelgebied. In die gevallen is wonen alleen mogelijk op de verdiepingen boven de begane grond. Dat is hier ook he geval op het bedrijventerrein.

Bed & breakfast (lid 4.3.12)
Het gebruiken van een woning als bed & breakfast is alleen toegestaan in vormen waarin geen verkeersaantrekkende werking optreedt en het woonkarakter van de woning behouden blijft.

Concreet betekent dit dat er een maximum aan gasten en slaapvertrekken is opgenomen ter voorkoming van een verkeersaantrekkende werking. Daarnaast staan de regels niet toe om op de begane grond de bed & breakfast uit te voeren, is een maximum vloeroppervlak opgenomen en moet de bewoner de uitvoerder van de bed & breakfast zijn. Deze laatste eisen waarborgen dat het pand primair een woonkarakter behoudt.

Het is mogelijk om met de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid af te wijken van het maximum aantal gasten en slaapkamers indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De definitie van voldoende parkeergelegenheid wordt uitgelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (en latere wijzigingen daarvan). Indien een bed & breakfast meer dan 4 gasten tegelijkertijd ontvangt of wanneer er meer dan 2 slaapkamers verhuurd worden, dan moet tevens een exploitatievergunning voor bedrijfsmatige activiteiten worden aangevraagd.

De specifieke regelingen in lid 4.3.12 en lid zijn alleen van toepassing op woningen. Het is binnen deze bestemming mogelijk dat zowel wonen als zelfstandige horeca is toegestaan. In die gevallen heeft de regeling met de meeste mogelijkheden voorrang.

Wonen - Zorgwonen (lid 4.3.16)
Of zorgwonen past binnen het hoofdgebruik maatschappelijk, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past een zorgwoning binnen het hoofdgebruik wonen zoals beschreven in lid 4.3.16. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Dit onderscheid is belangrijk omdat niet op alle locaties wonen als hoofdfunctie is toegestaan. Als op een locatie wonen is uitgesloten, dan is de woonvariant van zorgwonen niet toegestaan, tenzij er een uitzondering is gemaakt. Als op een locatie zowel wonen als maatschappelijke voorzieningen toegestaan zijn, dan zijn beide varianten van zorgwonen toegestaan.

Uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak (lid 4.2.4 sub b)
Elke uitbreiding van een hoofdgebouw is een bijbehorend bouwwerk, ook wanneer de uitbreiding niet qua bouwvolume te onderscheiden is van het hoofdgebouw. Vergeleken met het (achter)erf is het binnen het bouwvlak toegestaan om grote bouwvolumes te bouwen. Daarom bevatten de regels een uitzondering voor de uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak. Wanneer een hoofdgebouw wordt uitgebreid binnen het bouwvlak, dan gelden voor die uitbreiding de regels voor het bouwen van een Hoofdgebouwen in plaats van de regels voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk.

Herbouw bestaande bebouwing (lid 4.2.11)
De regels bevatten een regeling voor bestaande bijbehorende bouwwerken genaamd 'Herbouw bestaande bebouwing'. In uitvoering van de Nota Woonbebouwing 2012 wordt het met deze regeling aantrekkelijker gemaakt om bestaande bebouwing te vernieuwen, ook als die bebouwing niet (meer) voldoet aan de regels in dit bestemmingsplan. Deze regeling heeft alleen betrekking op bebouwing die legaal aanwezig is.

Specifieke bouwwerken (lid 4.2.8, 4.2.9, 4.2.10, 4.2.12, 4.2.19)
Ten aanzien van een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen in combinatie met de algemene bepalingen in lid 4.3.1. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling.

Veel van de specifieke bouwregels zijn opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad. Om deze reden gelden een aantal specifieke bouwregels alleen van toepassing voor woningen, nu deze beleidsregel alleen ziet op woonbebouwing.

6.6 Groen

Bestemming Groen (5)

Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

6.7 Wonen

Bestemming Wonen (8)

Functieomschrijving (lid 8.1)
Hoofdgebruik
Binnen de bestemming Wonen is, zoals de naam doet vermoeden, wonen het hoofdgebruik. Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.

Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.

  • Tijdelijk verblijf (Short Stay)
    Tijdelijk verblijf, ook wel short stay genoemd, is een bijzondere vorm van logies. Het verblijf duurt langer dan een gebruikelijk hotelverblijf (tijdelijk verblijf hoeft niet per se in een hotel plaats te vinden), maar niet dermate lang dat er sprake is van een duurzaam verblijf. Omdat er geen sprake is van duurzaam verblijf, past deze verblijfsvorm niet binnen het hoofdgebruik wonen.
    In het bestemmingsplan is tijdelijk verblijf gedefinieerd als bewoning voor een periode van 7 nachten tot 6 maanden. Tijdelijk verblijf (en verblijf korter dan 7 nachten) valt binnen het hoofdgebruik horeca.
  • Kamerverhuur
    Bij kamerverhuur is er geen sprake van één gezamenlijk huishouden. Bij kamerverhuur bestaat er geen onderlinge verbondenheid; normaliter bestaat er geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. De kosten van het huishouden worden hoofdzakelijk individueel aan de verhuurder betaald, wellicht met uitzondering van schoonmaakartikelen en andere kleine uitgaven. Van een gezamenlijk huishouden is daarom geen sprake, wat maakt dat deze verblijfsvorm niet past binnen het hoofdgebruik wonen.
    Of binnen een woongebied een uitzondering wordt gemaakt om alsnog kamerverhuur toe te staan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De toename van de parkeerdruk en (geluid)overlast als gevolg van kamerverhuur maken dat deze verblijfsvorm niet rechtstreeks binnen alle woongebieden toegestaan kan worden. Indien kamerverhuur binnen een bepaald gebied wel aanvaardbaar wordt geacht ten aanzien van het woon- en leefklimaat, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Studentenhuisvesting
    Studentenhuisvesting past niet binnen het hoofdgebruik wonen. Veelal wordt studentenhuisvesting geregeld via kamerverhuur, waarover bovenstaand reeds is aangegeven waarom het niet geacht wordt te passen binnen het hoofdgebruik wonen.

    Ten aanzien van studentenhuisvesting weegt het tevens mee dat de Raad van State heeft bepaald dat 'alleenstaande studenten niet de intentie hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Zij hebben slechts de wens om gedurende de studietijd over huisvesting te beschikken en hebben normaliter geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. Gelet hierop kan deze vorm van samenwonen, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, niet op één lijn worden gesteld met bewoning van het pand door een gezin. […] Het betoog van [appellant sub 2] dat geen ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van het pand door een groep studenten en bewoning door een gezin, wordt evenmin gevolgd. De ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden groepen bewoners. (ECLI:NL:RVS:2012:BV3229 r.o. 2.5.1.)'

    Gelet op het bovenstaande is het niet wenselijk om studentenhuisvesting als hoofdregel toe te staan binnen alle woongebieden. Als studentenhuisvesting, al dan niet in combinatie met algemene kamerverhuur, aanvaardbaar wordt geacht in een woongebied, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband
    De definitie van één huishouden is niet beperkt tot een gezinsverband. Er zijn ook woonvormen denkbaar waarbij sprake is van een 'met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband'. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer meerdere vrienden als huisgenoten gezamenlijk een huis huren/kopen (en niet individuele kamers huren van een verhuurder) of wanneer twee alleenstaande moeders besluiten om een gezamenlijk huishouden in te richten om elkaar te ondersteunen. Er wordt dan een gezamenlijke huishoudpot bijhouden voor de gedeelde (woon)kosten. Zij hebben dan ook een verbondenheid die verder gaat dan enkel het gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte.
  • Zorgwonen
    Of de functie zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen past, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past het zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het mogelijk is om in de regels uitzonderingen op te nemen over bovenstaande verblijfsvormen. Indien deze uitzonderingen niet zijn opgenomen, dan is het bovenstaande van toepassing.

Bed & breakfast (lid 8.3.2)
Het gebruiken van een woning als bed & breakfast is alleen toegestaan in vormen waarin geen verkeersaantrekkende werking optreedt en het woonkarakter van de woning behouden blijft.

Concreet betekent dit dat er een maximum aan gasten en slaapvertrekken is opgenomen ter voorkoming van een verkeersaantrekkende werking. Daarnaast staan de regels niet toe om op de begane grond de bed & breakfast uit te voeren, is een maximum vloeroppervlak opgenomen en moet de bewoner de uitvoerder van de bed & breakfast zijn. Deze laatste eisen waarborgen dat het pand primair een woonkarakter behoudt.

Het is mogelijk om met de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid af te wijken van het maximum aantal gasten en slaapkamers indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De definitie van voldoende parkeergelegenheid wordt uitgelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (en latere wijzigingen daarvan). Indien een bed & breakfast meer dan 4 gasten tegelijkertijd ontvangt of wanneer er meer dan 2 slaapkamers verhuurd worden, dan moet tevens een exploitatievergunning voor bedrijfsmatige activiteiten worden aangevraagd.

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (lid 8.3.4)
De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang: als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Immers moet de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit inpasbaar zijn binnen een woongebied.

Met een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toe te staan die wel een verkeersaantrekkende werking hebben, maar alleen wanneer er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De overige voorwaarden aan het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis blijven gelden. De afwijkingsmogelijkheid ziet alleen op de verkeersaantrekkende werking.

Gastouderopvang aan huis (lid 8.3.5)
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. Gastouderopvang aan huis is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko).

gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van beroeps- en bedrijfsmatigeactiviteiten aan huis. gastouderopvang aan huis is binnen deze bestemming rechtstreeks toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waarborgen dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft op de eerste plaats om in te wonen.

Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn wat betreft gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.

gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Aangezien dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan per situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering uitsluitend geldt voor kleinschalige kinderopvang.

Tot slot blijft gelden dat een houder dient te voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

Bouwregels algemeen (lid 12)
De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak (lid 8.2.3)
Elke uitbreiding van een hoofdgebouw is een bijbehorend bouwwerk, ook wanneer de uitbreiding niet qua bouwvolume te onderscheiden is van het hoofdgebouw. Vergeleken met het (achter)erf is het binnen het bouwvlak toegestaan om grote bouwvolumes te bouwen. Daarom bevatten de regels een uitzondering voor de uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak. Wanneer een hoofdgebouw wordt uitgebreid binnen het bouwvlak, dan gelden voor die uitbreiding de regels voor het bouwen van een hoofdgebouw in plaats van de regels voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk.

Herbouw bestaande bebouwing (lid 8.2.11)
De regels bevatten een regeling voor bestaande bijbehorende bouwwerken genaamd 'Herbouw bestaande bebouwing'. In uitvoering van de Nota Woonbebouwing 2012 wordt het met deze regeling aantrekkelijker gemaakt om bestaande bebouwing te vernieuwen, ook als die bebouwing niet (meer) voldoet aan de regels in dit bestemmingsplan. Deze regeling heeft alleen betrekking op bebouwing die legaal aanwezig is.

Dakkapellen (lid 8.2.8)

Dakkappellen kunnen een reeks vormen over de verschillende daken. Hiervoor wordt altijd gericht op een trendsetter bij dakkapellen. Richting openbaar toegankelijk gebied vormen dakterrassen nauwelijks een reeks, doordat deze kleiner zijn en meer wegvallen. Het belang van een reeksvorming van dakterrassen bij een naast elkaar gelegen zijgevel en voorgevel is in deze daardoor van kleiner belang dan bij dakkapellen.

Specifieke bouwwerken (lid 8.3.1)
Ten aanzien van een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen in combinatie met de algemene bepalingen in lid Algemeen t/m 8.3.8. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling. Deze regels zijn opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad.

6.8 Waarde - Archeologie

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 (lid 9)
Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond.

De gronden met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing is pas toegestaan nadat een rapportage is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

6.9 Waterstaat - Waterkering

Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (lid 10)
Voor de in het plangebied aanwezige waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.

Binnen deze dubbelbestemming is het mogelijk om bouwwerken, geen gebouw zijnde, te bouwen ten dienste van de waterkering of het water. Deze mogelijkheid geldt aanvullend op de bouwmogelijkheden in de onderliggende reguliere bestemmingen.

De aanlegvergunning uit artikel 10.3 is een vergunning in de zin van artikel 2, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en geldt voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald. De vergunningsplicht dient ter bescherming van de instandhouding van de dijk.

Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat naast de regels in het bestemmingsplan voor het bouwen op of aan een waterkering ook een watervergunning vereist is. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zal de aanvraag watervergunning toetsen aan, onder meer, de Keur.

6.10 Anti-dubbeltelregel

Algemene regel - Anti-dubbeltelregel (lid 11)
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 11 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

6.11 Algemene Bouwregels

Algemene bouwregel - Parkeren (lid 12.1)
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).

Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (lid 12.5)
Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.

Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).

6.12 Algemene Gebruiksregels

Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (lid 13.1)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.

Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.

Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (lid 13.2)
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.

  • Indien de woonbestemming 3 woningen omvat, dan kunnen hier een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar nooit zoveel dat het niet meer mogelijk is de woningen te realiseren. De woningen zijn het hoofdgebruik en moeten dat ook blijven.
  • Indien de woonbestemming een heel woongebied omvat, dan kunnen hier ook grotere parkeerpleinen gerealiseerd worden. Gerelateerd aan een schaal van een woongebied zijn parkeerpleinen immers ondergeschikt.

6.13 Algemene Aanduidingsregels

Ter indicatie is de milieuzone aangeduid rond het bedrijf op Mercuriusstraat 7. Deze aanduiding heeft conform de VNG-richtafstand een omvang van 50 meter.

6.14 Algemene Afwijkingsregels

Algemene afwijkingen (lid 15.1)
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.

Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.

Afwijking verbod op woningsplitsing (lid 15.3)
De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op woningsplitsing. Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m2 aan woonruimte overhouden.

6.15 Overgangs- En Slotregels

Overgangsregels (artikel 16)
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Slotregel (artikel 17)
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene nationale beleidskaders

Hoofdstuk 2 Algemene regionale beleidskaders

Hoofdstuk 3 Algemene gemeentelijke beleidskaders

Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische waarden

Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke waarden

Hoofdstuk 6 Beleidskaders Wonen

Hoofdstuk 7 Beleidskaders Natuur, landschap en water

Hoofdstuk 8 Beleidskaders Klimaatadaptatie

Hoofdstuk 9 Beleidskaders Verkeer, vervoer en parkeren

Hoofdstuk 10 Beleidskaders Economie, toerisme en horeca

Hoofdstuk 11 Beleidskaders Water

Hoofdstuk 12 Beleidskaders Technische infrastructuur

Hoofdstuk 13 Beleidskaders milieu

Hoofdstuk 14 Beleidskaders Maatschappelijk en gezondheid

Hoofdstuk 15 Beleidskaders Duurzaamheid

Bijlage 2 Cultuurhistorische Verkenning

Bijlage 3 Communicatie

Hoofdstuk 1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegen van datum, maand, jaar tot datum, maand, jaar. Gedurende bovengenoemde periode van inzage heeft iedereen, naar keuze mondeling of schriftelijk, zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan kenbaar kunnen maken. INVULLEN ANONIEM

De zienswijzen zijn in de nota hieronder beantwoord:

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0042.png"

Hoofdstuk 2 Vooroverleg (3.1.1 Bro)

Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht om in overleg te treden met de besturen van bestuursorganen die betrokken en belanghebbend zijn bij een nieuw bestemmingsplan. Deze verplichting is beperkt tot bestuursorganen.

Daarnaast zijn ook, in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestemmingsplan (artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht), enkele andere organisaties en partijen die bijzondere betrokkenheid hebben bij dit plangebied om advies gevraagd.

Het (voor)ontwerpbestemmingsplan is om advies toegezonden aan:

Potentiële overlegpartners. AANVULLEN/SCHRAPPEN

  1. 1. Provincie Noord-Holland
  2. 2. Gemeente Amsterdam
  3. 3. Gemeente Haarlemmerliede
  4. 4. Gemeente Beverwijk
  5. 5. Gemeente Velsen
  6. 6. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  7. 7. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
  8. 8. Brandweer Zaanstreek
  9. 9. Kontakt Milieubeheer Zaanstreek
  10. 10. Milieufederatie Noord-Holland
  11. 11. GGD Zaanstreek-Waterland
  12. 12. Havenbedrijf Amsterdam
  13. 13. Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied
  14. 14. Recreatieschap Spaarnwoude
  15. 15. Staatsbosbeheer
  16. 16. Landschap Noord-Holland
  17. 17. Vereniging Zaans Erfgoed
  18. 18. Ondernemers- en winkeliersverenigingen;
  19. 19. Kamer van Koophandel Amsterdam;
  20. 20. (Ontwikkelingsbedrijven zoals:) Ontwikkelingsbedrijf Haventerrein Westzaan bv (OHW)
  21. 21. Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Noordzeekanaalgebied nv (RON)
  22. 22. Individuele bedrijven;
  23. 23. Ontwikkelaar zoals BPD
  24. 24. Waterleidingbedrijf Noord-Holland
  25. 25. Nederlandse Gasunie
  26. 26. NUON
  27. 27. KPN
  28. 28. Liander
  29. 29. Tennet
  30. 30. Woningbouwcorporaties zoals Parteon;
  31. 31. Bewonersorganisaties

Nota met de beantwoording van de adviezen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0043.png"

Hoofdstuk 3 Ambtshalve wijzigingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0044.png"

Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging