KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijventerrein
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Natuur
Artikel 12 Recreatie
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Tuin
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Leiding - Hoogspanning
Artikel 20 Waarde - Archeologie I
Artikel 21 Waarde - Archeologie Ii
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Antidubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Bouwregels
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 30 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Planvorming
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Opbouw Plan
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Delftse Hout
2.2 Bedrijventerreinen
2.3 Overige Ontwikkelingen
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Verantwoording Planvorm
3.2 Systematiek Bestemmingen
3.3 Specifieke Elementen
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Nationaal Beleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.5 Conclusie
Hoofdstuk 5 Ruimtelijke Opzet
5.1 Bestaande Situatie
5.2 Gewenste Ontwikkelingen
5.3 Conclusie
Hoofdstuk 6 Functies
6.1 Wonen
6.2 Maatschappelijke Voorzieningen
6.3 Bedrijven, Kantoren
6.4 Horeca En Detailhandel
6.5 Openbare Ruimte
6.6 Recreatie
Hoofdstuk 7 Milieu
7.1 Water
7.2 Ecologie En Groen
7.3 Bodem
7.4 Milieuzonering Bedrijven
7.5 Geluid
7.6 Luchtkwaliteit
7.7 Externe Veiligheid
7.8 Energie
Hoofdstuk 8 Infrastructuur
8.1 Bovengronds (Verkeer En Vervoer)
8.2 Ondergronds (Kabels En Leidingen)
Hoofdstuk 9 Cultuurhistorie
9.1 Archeologie
9.2 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 10 Handhaving
Hoofdstuk 11 Maatschappelijke En Financiële Uitvoerbaarheid
11.1 Inspraak En Overleg
11.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Figuur 1
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfstypen
Bijlage 1 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio Haaglanden D.d. 25 Januari 2011
Bijlage 3 Externe Veiligheid_ Technische Rapportage
Bijlage 4 Externe Veiligheid_ Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 5 Luchtkwaliteitsonderzoek Kleveringweg
Bijlage 6 Onderzoek Verkeersgeneratie Kleveringweg
Bijlage 7 Gebiedsvisie Delftse Hout
Bijlage 8 Geluidsrapport Horeca
Bijlage 9 Natuurwaarden Onderzoek Horeca
Bijlage 10 Samenvattend Rapport Vleermuizen 2006 Tot En Met 2008
Bijlage 11 Vleermuisonderzoek Delft 2012
Bijlage 12 Bsr, 2007. Fauna Delft. Verkennende Inventarisaties Ten Behoeve Van Wijziging Bestemmingsplannen
Bijlage 13 Waardenburg, 2005. Beoordeling Beschermde Soorten Uitbreiding Camping 'T Delftse Hout

Delft Oost (Delftse Hout)

Bestemmingsplan - Gemeente Delft

Vastgesteld op 27-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Delft Oost (Delftse Hout) van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0503.BP0007 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw op de begane grond dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.8 balkon

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.11 bed and breakfast

een aan de woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting inclusief het serveren van maaltijden en vergaderen, voor een kortdurend verblijf. Onder een bed and breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.12 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen en/of opslaan van producten zoals genoemd in de LvB niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel en horeca;

1.13 beschermd stadsgezicht

een gebied als bedoeld in artikel 35 van de Monumentenwet 1988;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.17 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 bvo (brutovloeroppervlak)

het totale gebouwde vloeroppervlak;

1.26 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water en ontsluitingswegen;

1.27 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;

1.28 consumentenvuurwerk

vuurwerk voor particulier gebruik;

1.29 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk, gebied of element toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid of herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;

1.30 dagrecreatie

het geheel van voorzieningen en activiteiten ten behoeve van dag- en sportieve recreatie die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt en die niet gericht is op het verstrekken van nachtverblijf;

1.31 dakopbouw

een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw boven goothoogte;

1.32 dakterras

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding;

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met rechtstreeks contact met het publiek, zoals kapsalons en reisbureaus;

1.35 discotheek

een bedrijf met als hoofddoel het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;

1.36 erker

een uitbouw aan de voorgevel van een hoofdgebouw;

1.37 extensieve recreatie

een vorm van dagrecreatie die weinig druk uitoefent op de omgeving, zoals wandelen, skaten, fietsen e.d. Hieronder vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.38 figuur 1

de figuur, die onderdeel uitmaakt van de regels;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 grondgebonden veehouderij

een bedrijf gericht op het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond;

1.41 groothandel

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren bij wederverkopers en instellingen dan wel bij personen die deze goederen bedrijfsmatig aanwenden;

1.42 hoofdgebouw

een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.43 hoofdrijbaan

een rijbaan die in belangrijke mate is bestemd voor doorgaand (auto)verkeer;

1.44 horeca

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan cafés, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;

1.45 hotel

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van overnachtingsgelegenheid waarbij het verstrekken van drank en etenswaren hoofdzakelijk functieondersteunend is;

1.46 hoogtescheidingslijn

een op de verbeelding binnen een bouwvlak aangegeven lijn waarmee de scheiding tussen twee binnen dat bouwvlak aangegeven hoogteaanduidingen wordt weergegeven;

1.47 intensieve recreatie

een vorm van dagrecreatie, waarbij relatief veel mensen per oppervlakte-eenheid aanwezig kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld surfen, ligweiden, volkstuinen etc.;

1.48 kantoor

een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

1.49 kap

een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste twee niet-horizontale vlakken;

1.50 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.51 kunstwerken

voortbrengsels van de beeldende kunsten en bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, tunnels, bruggen, viaducten enz.;

1.52 LvB

de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze regels;

1.53 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening en verenigingsleven met uitsluiting van uitvaart/begraafplaatsen, gevangeniswezen en defensie/militaire zaken.

1.54 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.55 opslagplaats

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.56 parkeervoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;

1.57 peil

  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.58 recreatie-, sport- en leisurevoorzieningen

sportieve recreatieve voorzieningen, zoals een klimhal, laser-quest, indoor-minigolf, ijsbaan, skihal, bowlingbaan (kegelen, curling), sauna, fitness, slenderstudio en een sportschool;

1.59 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.60 slootbodem

bodem watergang, zoals opgenomen in de legger van het Hoogheemraadschap Delfland;

1.61 verblijfsrecreatie

recreatie met minimaal één overnachting in ruimten die zijn bedoeld voor recreatief nachtverblijf, zoals recreatiewoningen e.d. of met gebruikmaking van toeristische kampeermiddelen door wisselende (groepen) personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.62 volkstuinen

het niet-bedrijfsmatig kweken van gewassen en het recreatief buitenverblijf met uitzondering van verblijfsrecreatie;

1.63 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.64 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de hoogte van balkon- en terrasafscheidingen:

de hoogte van balkon- en terrasafscheidingen wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de afscheiding is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor :

  1. a. grondgebonden veehouderij;
  2. b. behoud en/of herstel van natuurwaarden;
  3. c. weidevogelgebied;
  4. d. langzaam verkeersroutes;
  5. e. recreatieve voorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. groenstructuren;
  8. h. water;
  9. i. brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof';
  10. j. bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. gemaal ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  5. e. bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. recreatie- sport- en leisurevoorzieningen;
  3. c. een hotel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  4. d. een kinderdagverblijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  5. e. een kartbaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kartbaan';
  6. f. een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  7. g. een opslagplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  8. h. een kantoor uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' tevens voor:
    1. 1. een groothandel in horecabenodigdheden;
    2. 2. overige groothandelsactiviteiten;
    3. 3. religieuze activiteiten;
    4. 4. detailhandel;
    5. 5. ondersteunende horeca;
  10. j. bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

5.5 Wijzigingsregels

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een tuincentrum;
  2. b. bijbehorende voorzieningen, waaronder parkeren.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. groenstructuren;
  3. c. extensieve recreatie;
  4. d. recreatieve voorzieningen;
  5. e. water;
  6. f. ecologische verbindingszones ;
  7. g. langzaam verkeersroutes;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. kunstwerken;
  10. j. behoud en/of herstel van natuurwaarden;
  11. k. voorzieningen voor het stallen van fietsen;
  12. l. brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof';
  13. m. bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca;
  2. b. reclamemast ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast';
  3. c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. d. bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  3. c. crematorium ter plaatse van de aanduiding 'crematorium';
  4. d. bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. groenstructuren;
  3. c. natuurvriendelijke oevers;
  4. d. ecologische verbindingszones;
  5. e. water;
  6. f. recreatieve langzaam verkeersroutes;
  7. g. recreatieve voorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. kunstwerken;
  10. j. behoud en/of herstel van natuurwaarden
  11. k. bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van artikel 26 en de volgende bepaling:

  1. a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie en intensieve recreatie;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. water;
  4. d. langzaam verkeersroutes;
  5. e. behoud en/of herstel van natuurwaarden;
  6. f. natuurvriendelijke oevers;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. groenstructuren;
  9. i. ecologische structuren;
  10. j. volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  11. k. kampeerterrein en twee bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  12. l. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  13. m. nutsvoorzieningen;
  14. n. horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  15. o. recreatieve voorzieningen;
  16. p. bij de hierboven genoemde functies bijbehorende voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen, met dien verstande dat sportvelden zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
  2. b. tennisbaan ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
  3. c. stadion ter plaatse van de aanduiding 'stadion';
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. groenstructuren;
  6. f. kinderopvang;
  7. g. reclamemast uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast';
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;
  2. b. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren';
  3. c. bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw';
  4. d. brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof';
  5. e. activiteiten ten dienste van de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels van artikel 26 en de volgende bepalingen:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' is een bijgebouw toegestaan met een maximum oppervlak van 155 m2;
  2. b. erkers zijn toegestaan met een maximale breedte van tweederde van de voorgevel, een maximale diepte van 1,2 m en een maximale bouwhoogte van de aangrenzende twee bouwlagen van het bijbehorende hoofdgebouw vermeerderd met 0,4 m;
  3. c. entrees, luifels en bordessen zijn toegestaan met een maximale breedte van eenderde van de breedte van de voorgevel, een maximale diepte van 1 m en een maximale bouwhoogte van de aangrenzende eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw vermeerderd met 0,4 m;
  4. d. fietsenbergingen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 5 m2 en een maximale bouwhoogte van 1,5 m;
  5. e. bouwwerken zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren' is parkeren toegestaan en dient er minimaal één parkeerplaats in stand te worden gehouden.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hoofdrijbanen;
  2. b. verblijfs- en verkeersvoorzieningen;
  3. c. te-water-laatplaats in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tewaterlaatplaats';
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof';
  10. j. voorzieningen voor het stallen van fietsen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels van artikel 26 en de volgende bepalingen:

  1. a. voorzieningen voor het stallen van fietsen zijn toegestaan indien:
    1. 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 m, de breedte niet meer bedraagt dan 2,2 m en de diepte niet meer bedraagt dan 2,4 m;
    2. 2. de voorzieningen voor het stallen van fietsen solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;
    3. 3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden.

Artikel 16 Verkeer - Wegverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hoofdrijbanen;
  2. b. bermen;
  3. c. taluds;
  4. d. water;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. geluidwerende voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels van artikel 26 en de volgende bepalingen:

  1. a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 15 m.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding in samenhang met waterrecreatie;
  2. b. wateraanvoer en -afvoer en waterberging alsmede voor de sport;
  3. c. ecologische verbindingszones;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof';
  7. g. minimaal 1,3 meter onder slootbodem gelegen leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
  8. h. bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, vlonders, duikers, kades, taluds en beschoeiingen;

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van artikel 26 en de volgende bepalingen:

  1. a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
  2. b. steigers ten behoeve van de toegang tot naastgelegen gronden mogen een maximale bouwhoogte van 4 meter en een minimale bouwhoogte van 0.2 meter ten opzichte van het waterpeil hebben;
  3. c. bouwwerken zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bed and breakfast ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  3. c. kinderdagverblijf ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  4. d. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren';
  5. e. paardenstal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal';
  6. f. behoud en herstel van natuurwaarden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'natuur';
  7. g. brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof';
  8. h. bijbehorende voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Specifieke gebruiksregels

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Leiding - Hoogspanning

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV;
  2. b. bijbehorende voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' mogen worden gebouwd.
  2. b. De hartlijn van de hoogspanningsleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-hoogspanning'.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Archeologie I

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie I' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

  1. a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  2. b. Indien uit het in lid 20.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
    3. 3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. c. de verplichting als bedoeld in lid 20.2 onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 100 m² en/of een diepte die kleiner is dan 40 cm onder maaiveld.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie I' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.

Artikel 21 Waarde - Archeologie Ii

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie II' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

  1. a. voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  2. b. indien uit het in lid 21.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
    3. 3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. de verplichting als bedoeld in lid 21.2 onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 200 m2 en/of een diepte die kleiner is dan 40 cm onder maaiveld.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie II' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.

Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van actuele en het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) voor het bouwen van bouwwerken de volgende bepalingen:

  1. a. op alle locaties is vergroting en/of verandering van de bestaande bebouwing niet toegestaan, indien de vergroting en/of verandering zichtbaar is vanaf de openbare weg;
  2. b. voor alle panden is de bestaande goothoogte de maximaal toelaatbare goothoogte;
  3. c. voor alle panden en objecten is de bestaande bouwhoogte de maximaal toelaatbare bouwhoogte.

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5.1 Verbod

Het is verboden op gronden die samenvallen met de bestemming Groen, Natuur of Maatschappelijk zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. b. het planten en verwijderen van bomen en/of gewassen;
  3. c. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  4. d. voor het (gedeeltelijk) graven, dempen of wijzigen van de vorm en diepte van een waterpartij, zoals sloten en vijvers;
  5. e. het veranderen van oevers;
  6. f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  7. g. het aanbrengen van drainage;
  8. h. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
  9. i. het wijzigen van de structuur van het park;
  10. j. het wijzigen van de aard van de beplantingen.

22.5.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

22.5.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 22.4.1, zijn slechts toelaatbaar voor zover de cultuurhistorische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

22.5.4 Advies

Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Commissie voor welstand en monumenten, omtrent de vraag of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de gronden en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. waterkering;
  2. b. kernzone van de waterkering;
  3. c. beschermingszone van de waterkering;
  4. d. bijbehorende voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' mogen worden gebouwd.
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van het Hoogheemraadschap, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Straalpad', mag op de gronden binnen dat straalpad in ieder geval niet hoger worden gebouwd dan 69 m ten opzichte van het peil.

Artikel 26 Algemene Bouwregels

26.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal bouwlagen' mag de maximaal toelaatbare hoogte van een bouwlaag niet meer bedragen dan 4 m en mag de maximaal toelaatbare hoogte van een halve bouwlaag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  3. c. de maximale hoogte van een kap bedraagt 5 m, de hellingshoek bedraagt maximaal 55°, voorzover ter plaatse geen aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt;
  4. d. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag -tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:
Bouwhoogte
Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied 2 m
Van erf- en terreinafscheidingen elders 1 m
Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras 1,5 m
Van lichtmasten 9 m
Van geluidschermen 8 m
Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m

26.2 Bestaande maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming en van lid 26.1, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 en/of lid 26.1 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 en/of lid 26.1 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. in geval van herbouw is lid 1 onder a en b uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is artikel 31 lid 1 (overgangsrecht bouwwerken) niet van toepassing.

Artikel 27 Algemene Gebruiksregels

27.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

  1. a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  2. b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 27.2 sub a;
  3. c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

27.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 27.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  2. b. het opslaan van bagger, bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  3. c. het uitoefenen van ondergeschikte detailhandel en horeca, waaronder wordt verstaan dat het bvo gebruikt ten behoeve van die functie nooit meer mag bedragen dan 15% van het totale bvo van de hoofdbestemming met een maximum bvo van 250 m².

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

28.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds omgevingsvergunning kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
  2. b. afwijking van de maximale hellingshoek van daken van 55° tot maximaal 70°;
  3. c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. d. overschrijding van de bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak en/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  5. e. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  6. f. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, door luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
  7. g. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  8. h. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 6 m mag bedragen;
  9. i. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m.

28.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

De in lid 28.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  3. c. en de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

29.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in lid 29.1, een exploitatieplan vast te stellen, danwel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Voorzover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  1. a. in de eerste plaats de regels van Artikel 23 Waterstaat - Waterkering;
  2. b. in de tweede plaats de regels van Artikel 19 Leiding - Hoogspanning;
  3. c. in de derde plaats de regels van Artikel 20 Waarde - Archeologie I of Artikel 21 Waarde -Archeologie II;
  4. d. in de vierde plaats de regels van Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Delft Oost (Delftse Hout).

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel Planvorming

Op grond van de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening dienen bestemmingsplannen eenmaal in de tien jaar te worden herzien. Om aan die verplichting te voldoen, is in 2003 gestart met het project Actualiseren en Uniformeren van Bestemmingsplannen. Dat project voorziet in het actualiseren van de bestemmingsplannen van de gemeente Delft. Dit bestemmingsplan maakt deel uit van het project.

Het doel van het bestemmingsplan is om het plangebied te voorzien van een actueel juridisch-planologisch kader. Het bestemmingsplan gaat hoofdzakelijk uit van de bestaande situatie. Daarnaast is een aantal nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen.

Voor de Delftse Hout is in 2008 de 'Gebiedsvisie Delftse Hout' vastgesteld. Deze visie ligt (mede) ten grondslag aan dit bestemmingsplan. De visie heeft echter geen grote gevolgen voor het bestemmingsplan. In de volgende hoofdstukken wordt dit verder toegelicht.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied omvat vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Delft ten oosten van de A13, uitgezonderd het terrein van en rondom Ikea, dat in bestemmingsplan Delftse Poort Zuid is vastgelegd. De begrenzing van het plangebied wordt aan de westzijde gevormd door Rijksweg A13 en de plangrens van bestemmingsplan Delftse Poort Zuid. Aan de noordzijde vormt de gemeentegrens langs de Brasserskade de begrenzing, aan de oostzijde de gemeentegrens op de Noordeindseweg en aan de zuidzijde de gemeentegrens langs tennispark Delftse Hout en sportpark Pauwmolen. Het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0001.png"

Figuur 1.1: Plangebied (rood gekleurd)

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Momenteel gelden in het plangebied de bestemmingsplannen Delft Oost, vastgesteld op 31 oktober 1996 en Delftse Poort 1991, vastgesteld op 28 januari 1993.

1.4 Opbouw Plan

Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan, de gebiedsvisie, bevat een samenvatting van het bestemmingsplan en beschrijft de gewenste ontwikkeling van het plangebied voor de periode van de komende 10 jaar.

In hoofdstuk 3 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling. In de hoofdstukken 4 tot en met 9 worden de bestaande situatie, het beleid, de regelgeving en onderzoeksgegevens en de gewenste ontwikkelingen op deelaspecten van de ruimtelijke ordening beschreven. Het betreft de aspecten: ruimtelijke opzet, functies, milieu, infrastructuur en cultuurhistorie.

Hoofdstuk 10 beschrijft de situatie ten aanzien van handhaving in dit plangebied.

In hoofdstuk 11 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

Het plangebied bestaat uit het natuur- en recreatiegebied Delftse Hout en de kantoren- en bedrijventerreinen Delftse Poort Noord en Ypenburgse Poort.

2.1 Delftse Hout

2.1.1 Recreatie

De Delftse Hout is één van de belangrijkste recreatie- en natuurgebieden van de stad en beslaat vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Delft ten oosten van de rijksweg A13. Het gebied wordt intensief gebruikt door bewoners van Delft en omliggende gemeenten. De Delftse Hout kent een grote verscheidenheid aan recreatief aanbod. Het gebied kenmerkt zich door herkenbare deelgebieden; sportpark Brasserskade, de Hertenkamp, de Grote Plas en omgeving, het agrarisch gebied en een deelgebied met een begraafplaats, (indoor) tennisbanen en volkstuinen. Het is een veelzijdig ingericht gebied, geschikt voor extensieve en intensieve recreatie, maar ook zijn er mogelijkheden voor natuurbeleving en -educatie. Het gemeentelijk Natuur- en milieueducatiecentrum, de Papaver, heeft de functie van bezoekerscentrum en uitvalsbasis voor publieksactiviteiten.

In de Delftse Hout bevindt zich een netwerk van recreatieve paden voor verschillende doelgroepen. Een aantal fiets- en wandelpaden in het gebied sluit aan op doorgaande routes en is daarmee onderdeel van provinciale en regionale verbindingen tussen de verschillende woonkernen in de regio. Daarbij beschikt het gebied over een aantal horecamogelijkheden, die bijdragen aan de aantrekkelijkheid van het gebied als bestemming voor een 'uitje vanuit de stad'.

2.1.2 Natuur

Het gebied wordt gekenmerkt door een sterke afwisseling in biotoop met afwisselend bosplantsoen, bos, agrarisch weidegebied, kruidenrijke vegetatie, een veenstrook met orchideeën tot intensief beheerde ligweiden bestaande uit gras. In de Groennota 2012-2020 is het gebied aangewezen als ecologisch kerngebied. Het plangebied is verder als natuur- en recreatiegebied opgenomen als regiopark Buytenhout binnen de groenstructuur van Regio Haaglanden en de ruimtelijke visie Hof van Delft.

De Tweemolentjesvaart en aangrenzende gebieden Balij en Bieslandse bos zijn opgenomen in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur als bestaande en nieuwe prioritaire gebieden. De Bieslandse bovenpolder is aangewezen als ecologisch weidegebied en maakt deel uit van het project 'Boeren voor Natuur'. Het plangebied en de nabije omgeving maken geen deel uit van beschermde staatsnatuurmonumenten of beschermingszones vallend onder de Habitat- en Vogelrichtlijn.

Om de verschillende intensiteiten van recreatie en natuur in de verschillende deelgebieden zo goed mogelijk tot hun recht te laten komen is gekozen voor verschillende bestemmingen voor het groen. De bestemming Recreatie is bedoeld voor intensieve recreatieve functies. Binnen de bestemming Groen worden de bestaande natuur- en groenwaarden beschermd en wordt daarnaast de mogelijkheid geboden voor extensieve recreatie. In de bestemming Natuur ligt de nadruk op (behoud en herstel van) natuurwaarden. Ter illustratie: het gebied rond de Grote Plas heeft de bestemming Recreatie, bestemd voor intensief recreatief gebruik. De Hertenkamp heeft de bestemming Groen, daarbinnen is slechts extensieve recreatie toegestaan. Het Arboretum/Heempark en de zogenaamde Nootdorpse Plassen hebben gezien de hoge natuurwaarden de bestemming Natuur gekregen.

Daarnaast is de bestemming Agrarisch met waarden toegepast op het open weide gebied en hebben de sportparken een bestemming Sport gekregen.

De keuze voor de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen Recreatie, Groen en Natuur is behalve op het vorige bestemmingsplan gebaseerd op de gebiedsvisie Delftse Hout.

2.1.3 Gebiedsvisie Delftse Hout

Het recreatie- en natuurgebied is grotendeels aangelegd in de jaren zeventig van de vorige eeuw. De Delftse Hout is in die tijd aangelegd als het groengebied van Delft. Nu maakt het gebied als regiopark deel uit van een grotere groenstructuur die vanuit Delft reikt tot aan Zoetermeer. Daarnaast zijn er in de omgeving van het gebied duizenden woningen bijgebouwd. Dit maakt dat meer mensen gebruik kunnen maken van de Delftse Hout en dat de Delftse Hout sterker dan voorheen deel uitmaakt van de dagelijkse woon-, werk- en leefomgeving. Naast een toename van de recreatiedruk zijn de recreatiewensen sterk veranderd. Voor de verbetering van de (ruimtelijke) kwaliteit van het gebied is daarom de gebiedsvisie Delftse Hout opgesteld. Deze visie is op 16 oktober 2008 vastgesteld door de gemeenteraad en geldt als kompas voor de toekomst. De visie is een afwegingskader voor (ruimtelijke) ontwikkelingen en veranderingen in het gebied.

De visie is gericht op het verbeteren van de (ruimtelijke) kwaliteit en samenhang van het gebied. Het gebied heeft zowel stabiliteit als flexibiliteit nodig. Stabiliteit is nodig voor de natuur- en landschapswaarden in het gebied. Flexibiliteit is nodig omdat de wensen die de samenleving aan een recreatiegebied stelt veranderen. In de visie is daarom een aantal ingrepen voorgesteld. Het gaat daarbij vooral om de inrichting, het gebruik en het beheer van het gebied. Voor het bestemmingsplan heeft de visie slechts beperkte gevolgen. Grote ruimtelijke ingrepen waarvoor aanpassing van het bestemmingsplan nodig is bevat de visie niet. De visie leidt dus niet tot een bestemmingsplan dat in ingrijpende mate afwijkt van het vorige bestemmingsplan.

De gebiedsvisie Delftse Hout is als bijlage 7 bij de toelichting gevoegd.

2.1.4 Nota Groen 2012 - 2020

Naast een recreatiegebied is de Delftse Hout een natuurgebied. In 2004 is de beleidsnota 'Ecologieplan Delft 2004-2015' vastgesteld. Het doel van het ecologieplan was om de biodiversiteit in de stad te waarborgen en een goede ecologische structuur te realiseren met een kwaliteit die een terugkeer van uit Delft verdwenen planten en dieren mogelijk maakt. De doelen uit deze nota blijven van kracht; in het Ecologieplan is de Delftse Hout aangewezen als ecologisch kerngebied. Het uitgangspunt voor het gebied is dat ontwikkelingen geen negatief effect mogen hebben op het functioneren van het ecologisch netwerk en geen achteruitgang in biodiversiteit mag inhouden. Het bestemmingsplan sluit hierbij aan. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die tot aantasting van natuurwaarden leiden.

De Nota Groen 2012-2020 gaat in op de waarden van groen met als doel om een groene, attractieve en duurzaam woon- en leefmilieu te creëren waarin - bewoners, ondernemers en bezoekers zich prettig voelen, elkaar kunnen ontmoeten en zichzelf kunnen ontplooien; - waarin flora en fauna kansen krijgen om tot volle wasdom te komen; - waarin groen en water een positieve bijdrage leveren aan klimaatadaptatie en omgevingskwaliteit; - en waarin alle waarden van groen in de besluitvorming worden meegenomen.

Het groene raamwerk bestaat uit vlakken, lijnen en punten. Hierin worden de waarden van groen benaderd vanuit vijf perspectieven, die worden ingezet als instrument om alle waarden van groen in projecten, plannen en beheer tot hun recht te laten komen. De vijf perspectieven zijn:

1. Groen Delft in ruimtelijk perspectief gericht op de karakterisering van de stad en cultuurhistorische waarden;

2. Groen Delft in sociaal perspectief, gericht op recreatie, cultuur, educatie, esthetiek, participatie, maatschappelijk draagvlak en educatie.

3. Groen Delft ecologisch perspectief, gericht op bomen, biodiversiteit, gebieden en verbindingen, duurzaamheid, maatschappelijk draagvlak en educatie;

4. Groen Delft in fysisch perspectief, gericht op luchtkwaliteit, waterhuishouding, windkanalen, geluidswering, klimaatadaptatie en energie; en

5. Groen Delft in economisch perspectief, gericht op ecosysteemdiensten, gezondheid, veiligheid, gunstig vestigingsklimaat en baten van groen.

2.2 Bedrijventerreinen

In het plangebied zijn het bedrijventerrein en de kantorenlocatie Ypenburgse Poort en Delftse Poort Noord opgenomen.

2.2.1 Ypenburgse Poort

Bij de afslag Delft-Noord van de rijksweg A13 bevindt zich het bedrijventerrein Ypenburgse Poort. Op dit terrein bevinden zich naast bedrijven ook hotels, kantoren en sport- en recreatieve functies. Voor het terrein worden - op het hierna besproken Xotusterrein na - geen nieuwe ontwikkelingen verwacht. In het bestemmingsplan is de bestaande situatie vastgelegd. Daarbij is aansluiting gezocht bij de regelingen uit het vorige bestemmingsplan.

Xotusterrein

Het Xotusterrein; Kleveringweg 57-59, is onderdeel van het bedrijventerrein Ypenburgse Poort. Op grond van het oude bestemmingsplan heeft het terrein een beperkte bestemming die alleen het gebruik dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan bestond, toelaat (de bestemming 'Kwekerij met educatieve en recreatieve nevenfunctie'). Deze bestemming maakt herontwikkeling van het terrein niet goed mogelijk. Omdat herontwikkeling van het terrein binnen de komende tien jaar wordt voorzien, is de bestemmingsregeling voor het terrein aangepast.

Op het Xotusterrein, blijft een aantal van de bestaande functies behouden. Met de voorgenomen herontwikkeling van het terrein komt er naar verwachting onder andere een groothandel in horecabenodigdheden. Omdat deze nieuwe functies niet rechtstreeks passen binnen de bestemming Bedrijventerrein, is er een functieaanduiding opgenomen voor het perceel. In de functieaanduiding wordt maximaal 49.600 m2 groothandel in horecabenodigdheden toegestaan. De bestaande mogelijkheden voor detailhandel van 1.200 m2 worden overgenomen uit het vorige bestemmingsplan Delft Oost (1996), waarmee de mogelijkheden voor detailhandel in dezelfde mate blijven bestaan. Naast deze functies wordt ook een ruimte voor religieuze activiteiten en bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt. Wat betreft de bebouwingsmogelijkheden geldt er net als voor het aangrenzend bedrijventerrein, een maximale bouwhoogte van 16 m en een maximaal bebouwingspercentage van 70%. Het achterste gedeelte van het perceel dat grenst aan de Tweemolentjesvaart is, in overeenstemming met de eigenaar, bestemd als Groen.

Om de bereikbaarheid van de Ypenburgse Poort te kunnen garanderen, zijn aanvullende eisen gesteld met betrekking tot de verkeersgeneratie. Uit onderzoek blijkt dat de te verwachten extra verkeersintensiteit, die een groothandel voor horecabenodigdheden van 49.600 m2 genereert, niet zal leiden tot ontsluitingsproblemen van de Ypenburgse Poort (bijlage 6).

Met betrekking tot luchtkwaliteit wordt opgemerkt dat deze ontwikkeling valt onder het Besluit 'Niet In Betekende Mate (NIBM)' bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Er wordt maximaal 49.600 m2 bvo aan groothandel in horecabenodigdheden mogelijk gemaakt. Volgens de regeling NIBM ligt de norm op 100.000 m2 bvo met minimaal één ontsluitingsweg.

In het kader van externe veiligheid is een onderzoek naar het groepsrisico uitgevoerd; 'Technische rapportage Externe veiligheid bestemmingsplan Delft Oost', AVIV, 8 oktober 2012 (bijlage 3). In paragraaf 7.7 is het groepsrisico verantwoord.

Voor de ontwikkeling is een quick scan uitgevoerd naar het (potentieel) voorkomen van beschermde soorten. Geconcludeerd kan worden dat de duurzame instandhouding van soorten gewaarborgd blijft. Het bestemmingsplan is niet strijdig is met de Flora en faunawet.

Het Xotus-terrein grenst aan ecologisch kerngebieden als opgenomen in de Nota Groen Delft en ligt nabij de provinciale ecologische hoofdstructuur. De ontwikkeling zelf heeft geen negatief effect op de kerngebieden en het functioneren van het ecologische netwerk. Ook leidt de ontwikkeling niet tot een achteruitgang in biodiversiteit. Ten opzichte van het oude bestemmingsplan is een deel van de bestemming gewijzigd naar groen, natuur en water. Dit past in de lijn van de Groennota.

2.2.2 Delftse Poort Noord

Op het terrein Delftse Poort Noord zijn voornamelijk zelfstandige kantoren gevestigd. In het bestemmingsplan is de bestaande situatie vastgelegd.

2.3 Overige Ontwikkelingen

In het plangebied wordt een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Horeca Grote Plas

Om het recreatieve karakter van de Grote Plas te behouden en te versterken is het gewenst dat de voormalige horecavestiging aan de noordzijde van de Grote Plas wordt vervangen door een nieuwe horecagelegenheid. Het bestemmingsplan faciliteert deze ontwikkeling. Omdat deze ontwikkeling nog in de planfase zit, is op de verbeelding een zone opgenomen waarbinnen het gebouw gerealiseerd mag worden. Dit nieuwe gebouw mag maximaal 450 m2 bruto vloeroppervlak omvatten. In het gebouw wordt ook ruimte geboden aan een servicepunt voor de reddingsbrigade/toezicht, inclusief bijbehorende voorzieningen. Voor het gebouw wordt een goothoogte van maximaal 3,50 m en een bouwhoogte van maximaal 7 meter toegestaan.

Het karakter van de nieuwe horecavestiging verschilt van de reeds aanwezige vestigingen. Het horecagebouw krijgt een huiselijk karakter voor alle leeftijden. En er wordt invulling gegeven aan 'Social Return'; in de nieuwe horecavestiging zullen verstandelijk beperkten werkzaam zijn.

Het parkeren kan worden opgevangen op het nabijgelegen parkeerterrein P3. Uit de gehouden parkeertellingen blijkt dat er op P3 en P4 nog voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn om de extra parkeervraag, die een nieuwe horecavestiging kan genereren, op te vangen.

Voor deze ontwikkeling is een Natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek komt naar voren dat er in de nabijheid van de planlocatie beschermde soorten voorkomen of gebruik maken van het gebied om te foerageren. Door het stellen van randvoorwaarden aan de ontwikkeling blijft de duurzame instandhouding van soorten gewaarborgd en zijn er geen strijdigheden in het kader van de Flora en faunawet.

In de gemeentelijke Nota Groen Delft 2012-2010 is een deel van Delft Oost aangewezen als ecologisch kerngebied. De planlocatie ligt in zo'n ecologisch kerngebied. Uitgangspunt voor kerngebieden is het behouden ervan. Tevens is een uitgangspunt het mogelijk maken van transities binnen grenzen zodanig dat de natuur- en cultuurhistorische waarden gewaarborgd blijft, in combinatie met leef- en recreatiegebied voor mens en dier. Voor de ontwikkeling van de horecagelegenheid geldt dat in beginsel mitigerende en of compenserende maatregelen getroffen moeten worden. Het verlies van groen ter plaatse van de planlocatie wordt echter gecompenseerd door de sloop van de kassen op het Combiwerk terrein en de wijziging van de bestemming. Ter plaatse van de voormalige Combiwerk kassen ligt nu de bestemming 'recreatie' en is het bebouwingspercentage aanzienlijk gereduceerd. Per saldo kan er meer dan 10.000m2 aan groen worden gerealiseerd. Deze ontwikkeling is in overeenstemming met de Nota Groen.

Er is onderzoek verricht naar de geluidsaspecten van een horecagelegenheid langs de Grote Plas (Geluidsaspecten horecagelegenheid Delftse Hout). Uit het onderzoek komt naar voren dat de realisatie van een horecagelegenheid op de beoogde locatie binnen de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit mogelijk is. Zonder dat er eisen gesteld hoeven te worden aan de geluidwerende kwaliteiten van het gebouw zijn de volgende horecatypen mogelijk:

  • een snackbar of restaurant zonder livemuziek en zonder muziekpresentatie op het terras na 19.00 uur.
  • een rustig café dat om 23.00 uur sluit, zonder muziekpresentatie op het terras na 19.00 uur.

Bij een horecafunctie waarbij muziekpresentatie een grotere rol spelen moeten er geluidwerende maatregelen aan het gebouw getroffen worden.


Combiwerkterrein

Het Combiwerkterreinaan de Middelweg is niet meer als zodanig in gebruik. In het bestemmingsplan is de bestemming van 'kwekerij' gewijzigd in 'Recreatie' met de aanduiding 'maatschappelijk'. Dit maakt het mogelijk om het terrein te herontwikkelen. De functies die met de nieuwe bestemming gerealiseerd kunnen worden, sluiten aan op de functies/ bestemmingen in de omgeving. Het bebowingspercentage van het bouwvlak is gereduceerd van 100% naar 20%, waardoor het bebouwde oppervlak aanzienlijk afneemt. Dit is in de lijn van de Nota Groen.

Kinderopvang binnen de bestemming Sport

De Gemeente Delft stimuleert sportverenigingen steeds meer om een grotere maatschappelijke rol op zich te nemen. Daarnaast worden verenigingen gestimuleerd om hun accommodatie meer multifunctioneel in te zetten. Binnen de bestemming Sport wordt daarom kinderopvang onder voorwaarden toegestaan. Voor zowel externe veiligheid als luchtkwaliteit is dit respectievelijk een kwetsbare danwel een gevoelige bestemming. In het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit is aangegeven dat, indien er sprake is van een overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen, geen nieuwe gevoelige bestemming binnen de onderzoekszone van 300 meter (gemeten vanaf de bron) gesitueerd mag worden. Aangezien er in het plangebied geen sprake is van een overschrijding van de luchtkwaliteiteisen, vormt luchtkwaliteit geen belemmering om kinderopvang mogelijk te maken. Voor externe veiligheid geldt dat nieuwe kwetsbare functies niet in de invloedszone, dus niet in de zone van 200 meter vanaf de A13, zijn toegestaan. Dit is op deze wijze opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

Overige ontwikkelingen

Daarnaast is in het plangebied een aantal kleinere ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bouwvlakken van een aantal voorzieningen zijn verruimd, om zo de toekomstbestendigheid van deze locaties te vergroten en voldoende flexibiliteit te bieden.

2.4 Conclusie

Het doel van het nieuwe bestemmingsplan is om het plangebied te voorzien van een actueel juridisch-planologisch kader. Het bestemmingsplan gaat hoofdzakelijk uit van de bestaande situatie. Daarnaast is een aantal nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen, waarvan het Xotusterrein en de horeca bij de Grote Plas de belangrijkste zijn. Deze ontwikkelingen zijn hierboven beschreven. Ontwikkelingen waarvoor eerder een (bouw)vergunning en ontheffing (vrijstelling) van het vorige bestemmingsplan is verleend, zijn in het bestemmingsplan opgenomen.

Het bestemmingsplan sluit aan bij de gebiedsvisie Delftse Hout en voldoet aan de Nota Groen 2012-2020. Die plannen zijn waar nodig in het bestemmingsplan vertaald. Dat heeft - zoals hierboven is toegelicht - niet tot grote aanpassingen aan het plan geleid.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Verantwoording Planvorm

Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 is een plicht voor de gemeente ontstaan om bestemmingsplannen eens in de tien jaar te herzien. Daarnaast moet een bestemmingsplan voldoen aan de landelijke SVBP-standaarden. Het bestemmingsplan Delft Oost (Delftse Hout) heeft overwegend een consoliderend karakter. Dit betekent dat de bestaande situatie is opgenomen in een geactualiseerd juridisch-planologische regeling. Op sommige plaatsen wordt ruimte geboden voor (her)ontwikkeling. Voor de systematiek van bestemmen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het Handboek Bestemmingsplannen van de Gemeente Delft, dat op 20 november 2007 is vastgesteld om het proces van actualisering van bestemmingsplannen zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Aangezien het vorige bestemmingsplan niet één op één te vertalen is naar de nieuwe SVBP-standaarden is bij het toekennen van de verschillende bestemmingen aansluiting gezocht bij de gebiedsvisie Delftse Hout, de toegekende bestemmingen in het bestemmingsplan Delft Oost van 1996 en het feitelijk gebruik.

In dit hoofdstuk vindt een uiteenzetting plaats van de toegekende bestemmingen.

3.2 Systematiek Bestemmingen

3.2.1 Inleiding

In het bestemmingsplan Delft Oost (1996) is voor de in de Delftse Hout voorkomende recreatieve voorzieningen een algemene bepaling opgenomen, te weten artikel 3: Recreatieve doeleinden, park, open ruimte, openluchtvoorzieningen, stadion, sport, volkstuinen, camping, manege, congrescentrum. Dit artikel is in dit bestemmingsplan opgesplitst. Het stadion en sportvoorzieningen en -activiteiten zijn nu ondergebracht in de bestemming 'Sport'. Het congrescentrum heeft de bestemming 'Horeca' gekregen. Voor de overige recreatieve voorzieningen is gekozen voor de bestemming 'Recreatie' en 'Groen'. Deze keuze is enerzijds gebaseerd op de gebiedsvisie, die onder andere uitgaat van clusters met verschil in sfeer, programma en gebruiksintensiteit, anderzijds is gekeken naar het feitelijk gebruik. In de bestemming 'Recreatie' ligt de nadruk op intensieve recreatie, zoals het gebied rondom de Grote Plas, het kampeerterrein en de volkstuinen. De Hertenkamp en de voormalige vuilstort hebben de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming ligt de nadruk op extensieve recreatie met behoud en herstel van natuurwaarden. In het verlengde hiervan hebben het gebied rondom de Tweemolentjesvaart en het Arboretum Heempark de bestemming 'Natuur'. De nadruk ligt hier expliciet op behoud en herstel van natuurwaarden. Extensieve recreatie is binnen de bestemming toegestaan, in die zin dat dit gebied toegankelijk is voor het publiek. Dit onderscheid heeft tot doel de specifieke en onderscheidende kenmerken van de Delftse Hout te benadrukken. In de bestemmingsregels is daarom binnen de bestemming 'Recreatie' de intensieve recreatie specifiek benoemd. Binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Natuur' komt het verschil in gebruiksintensiteit naar voren door binnen de bestemming 'Groen' extensieve recreatieve activiteiten, zoals mountainbiken toe te staan. Binnen de bestemming 'Natuur' gaat het om langzaam verkeersroutes en recreatieve voorzieningen, wat zich beperkt tot o.a. bankjes en prullenbakken.

3.2.2 Algemene bepalingen

Begripsbepalingen

In dit artikel zijn begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de betekenis die in dit artikel aan de betreffende begrippen is toegekend.

In de begrippen is 'bevoegd gezag' opgenomen (als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht). Als hoofdregel geldt dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is, tenzij een ander orgaan is aangewezen zoals Gedeputeerde Staten van de provincie indien het een project van provinciaal belang betreft, of een minister voor projecten van nationaal belang.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten dienen te worden.

3.2.3 Bestemmingen

Agrarisch met waarden

De gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn bedoeld voor grondgebonden veehouderij. Gelet op de ruimtelijke uitstraling van het gebied is het noodzakelijk dat ook binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' de natuurwaarden worden behouden en zo mogelijk worden hersteld. Verder zijn er binnen deze bestemming kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen toegestaan. Teneinde de natuurwaarden zoveel mogelijk in stand te houden, mogen binnen deze bestemming alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vereist. Het verlenen van de voornoemde vergunning blijft achterwege indien de bescherming van de weidevogels en de natuur- en landschappelijke waarden onevenredig worden geschaad.

Bedrijf

De bedrijven aan de Hoflaan en de Delfgauwseweg hebben de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Ook de plantsoenpost valt onder deze bestemming, aangezien deze wordt gebruikt als opslag. Binnen het bouwvlak is bouwen toegestaan voorzover de bebouwing het maximum bebouwingspercentage niet overschrijdt. Op de verbeelding is de maximale bouwhoogte aangegeven in meters. Buiten het bouwvlak zijn fietsenstallingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan. De maximale toegestane categorie bedrijven is 2 van de LvB. Het bevoegd gezag kan hiervan afwijken tot en met categorie 3.1 van LvB. Ter plaatse van de functieaanduiding 'gemaal' is een gemaalgebouw toegestaan.

Bedrijventerrein

Het bedrijventerrein Ypenburgse Poort heeft de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. Deze bestemming geldt ook voor het Xotusterrein. Voor dit terrein is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' opgenomen. Op het Xotusterrein is een groothandel mogelijk. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor onder andere detailhandel en ondersteunende horeca. Voor de verschillende functies gelden maximale bruto vloeroppervlakten. Deze zijn berekend aan de hand van de maximale capaciteit van kruising Brasserskade - Poortweg. Uit een onderzoek van een onafhankelijk verkeersbureau is gebleken dat een groothandel in horecebenodigheden minder verkeer genereert dan andere groothandels. Er kan zodoende worden afgeweken van de CROW-norm. Aangetoond is de capaciteit van de kruising, de extra verkeersgeneratie als gevolg van deze ontwikkeling nog steeds kan verwerken, zelfs bij het maximale toelaatbare bruto vloeroppervlakte. Daarnaast is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het maximum bruto vloeroppervlak voor groothandelsactiviteiten te laten vervallen. Voorwaarde is wel dat de maximale capaciteit van de kruising Brasserskade - Poortweg niet wordt overschreden.

Het bedrijventerrein is een gemengd terrein met bedrijven en andere functies. Op het terrein is onder meer een indoor kartbaan gevestigd, een kinderdagverblijf en twee hotels. Op grond van het vorige bestemmingsplan had het terrein de gemengde bestemming 'Bedrijfs- en Sportdoeleinden'. De nieuwe bestemmingsregeling sluit zoveel mogelijk aan bij de regeling die in het vorige bestemmingsplan was opgenomen. In de planregels is vastgelegd dat het terrein mag worden gebruikt voor bedrijven en recreatie-, sport- en leisurevoorzieningen. Onder recreatie-, sport- en leisurevoorzieningen vallen voorzieningen zoals de bestaande indoor kartbaan en bijvoorbeeld wellness en leisurevoorzieningen.

De op het terrein aanwezige functies die niet onder 'bedrijven' en 'recreatie-, sport- en leisurevoorzieningen' vallen zijn eveneens toegestaan. Voor deze functies (o.a. hotel, kantoor) is een aanduiding op de verbeelding opgenomen.

Detailhandel

Het aan de zuidzijde van het plangebied gelegen tuincentrum met bijbehorende parkeervoorzieningen heeft de bestemming 'Detailhandel' gekregen. Het tuincentrum ligt voor het merendeel op gemeentegrond van Pijnacker-Nootdorp. In de planregels is vastgelegd dat andere detailhandel dan een tuincentrum op deze locatie niet is toegestaan.

Groen

Binnen de bestemming 'Groen' ligt de nadruk op extensieve recreatie en behoud en herstel van natuurwaarden. Binnen de bestemming 'Groen' zijn gebouwen niet toegestaan met uitzondering van nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 4 meter en fietsenstallingen voorzover deze voldoen aan de in de planregels genoemde voorwaarden. Naast het groen zijn binnen deze bestemming ook recreatieve voorzieningen, langzaam verkeersroutes, ecologische verbindingszones en water toegestaan. De in het plangebied voorkomende brandstofleiding heeft binnen de bestemming 'Groen' de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof' gekregen.

Horeca

In het plangebied hebben horecagelegenheden als McDonald's, Knus, de Schaapskooi, het Rieten Dak en de Hertenhorst, de bestemming 'Horeca' gekregen. Bouwen binnen het bouwvlak is toegestaan voorzover het maximum bebouwingspercentage niet wordt overschreden. De binnen de bestemming 'Horeca' voorkomende reclamemast is op de verbeelding aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding – reclamemast'. De maximale toegestane categorie voor horeca is 2 van de LvB. De voorwaarden voor deze omgevingsvergunning zijn opgenomen in de planregels.

Hiernaast wordt in de zone ten noorden van de Grote Plas ter ondersteuning van het recreatieve gebruik van het gebied, vervangende horeca toegestaan.

Kantoor

De bestemming 'Kantoor' is toegekend aan de bestaande kantoorvestigingen. Uitbreidingen van de gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de uitbreiding het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage niet overschrijdt. Buiten het bouwvlak zijn fietsenstallingen en uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan.

Maatschappelijk

Het gebied telt een aantal terreinen voor maatschappelijke doeleinden. De in het plangebied aanwezige begraafplaats en het crematorium hebben ook de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen en hebben op de verbeelding de aanduidingen 'begraafplaats' en 'maatschappelijk'. Binnen het bouwvlak is bebouwing toegestaan met in achtneming van de bouwregels. Buiten het bouwvlak zijn fietsenstallingen en uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan.

Natuur

Het gebied rondom de Tweemolentjesvaart en het Arboretum Heempark hebben de bestemming 'Natuur'. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Recreatie

De gronden met de bestemming 'Recreatie' zijn bestemd voor de in het plangebied aanwezige recreatiemogelijkheden. Hieronder vallen volkstuinen, een kinderboerderij, speelvoorziening, het kampeerterrein en parkeerterreinen. Gelet op de ruimtelijke uitstraling van het gebied is het ook binnen de bestemming 'Recreatie' noodzakelijk dat de natuurwaarden zoveel mogelijk worden behouden en hersteld.

Binnen de functieaanduiding 'volkstuinen' is per perceel één tuinhuisje toegestaan met een oppervlakte van 25 m2 en een bouwhoogte van 4 meter en maximaal één kas met een maximum oppervlak van 20 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Binnen de functieaanduiding 'kampeerterrein' zijn o.a. tour- en stacaravans en zomerhuisjes toegestaan. Voorts zijn twee bedrijfswoningen toegestaan alsmede dienstgebouwen zoals ruimten voor administratie en onderhoud, sanitaire voorzieningen en functiegebonden horeca. Permanente bewoning is niet toegestaan met uitzondering van de beheerder(s) van het kampeerterrein. Binnen de bestemming 'Recreatie' is verblijfsrecreatie uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.

Binnen de bestemming 'Recreatie' (direct ten noorden van de Grote Plas) is de bouw van een horecavoorziening toegestaan. De voormalige horecakiosk aan de Grote Plas wordt vervangen. Aangezien ontwikkeling van de te realiseren horecagelegenheid nog in de planfase zit, is op de verbeelding een zone opgenomen waarbinnen de bouw is toegestaan. Dit gebied heeft de aanduiding 'horeca'. In de regels is vastgelegd dat de bebouwing een maximale oppervlakte mag hebben van 300 m2 op maaiveld en een maximale bouwhoogte van 9 meter. Het aantal bouwlagen mag maximaal 2 bedragen. Tevens is in de bestemmingsregels opgenomen dat in het gebouw een servicepunt voor de reddingsbrigade is toegestaan.

Voor het bestaande Combiwerkterrein aan de Middelweg is de bestemming gewijzigd in 'Recreatie' met de aanduiding 'maatschappelijk'. Dit maakt het mogelijk om het terrein te herontwikkelen. Deze bestemming sluit aan op de bestemmingen in de omgeving.

Sport

De sportvoorzieningen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Sport' gekregen. Hieronder vallen sportvelden, tennisbanen, stadions en ondersteunende horeca. Kinderopvang is toegestaan in de kantines en daarmee gelijk te stellen gebouwen. Aangezien kinderopvang een kwetsbaar object is in het kader van externe veiligheid, is kinderopvang alleen toegestaan in gebouwen die buiten de invloedssfeer van de A13 vallen. Derhalve is in de bestemmingsregel opgenomen dat kinderopvang is toegestaan buiten de zone van 200 meter vanaf de A13.

De binnen de bestemming voorkomende reclamemast is op de verbeelding aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast'.

Buiten het bouwvlak zijn fietsenstallingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

De maximale toegestane categorie voor sportvoorzieningen is 3.1 van de LvB. De binnen deze bestemming voorkomende lichtmasten hebben, in afwijking van het bepaalde in de algemene bouwregels, een maximale bouwhoogte van 18 meter.

Tuin

Gronden aan de voorzijde van een woning hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Binnen deze bestemming zijn onder voorwaarden erkers, entrees, luifels, bordessen en fietsenbergingen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren' moet minimaal één parkeerplaats in stand worden gehouden. De in het plangebied voorkomende brandstofleiding binnen de bestemming 'Tuin' heeft de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof' gekregen.

Verkeer

De wegen in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer'. Parkeren is binnen deze bestemming toegestaan. De in het plangebied voorkomende brandstofleiding heeft binnen de bestemming 'Verkeer' de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof' gekregen. In het plangebied komen tewaterlaatplaatsen voor (steigers waarop brandweervoertuigen kunnen parkeren), waarvan twee expliciet zijn aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tewaterlaatplaats'. In de bestemmingsregel is opgenomen dat een tewaterlaatplaats in ieder geval is toegestaan ter plaatse van deze aanduiding.

Verkeer- Wegverkeer

De A13 heeft de bestemming 'Verkeer-Wegverkeer'. Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan met een maximale hoogte van 15 meter.

Water

De gronden met de bestemming 'Water' zijn bestemd voor waterhuishouding, waterrecreatie, wateraanvoer en -afvoer. Daarnaast zijn de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen toegestaan. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.De in het plangebied voorkomende brandstofleiding heeft binnen de bestemming 'Water' de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof' gekregen.

Wonen

De in het plangebied aanwezige woningen hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Het plangebied valt buiten de bebouwingscontouren van de Verordening Ruimte. Buiten deze contouren is verdere verstedelijking niet toegestaan en er mogen in principe geen woningen worden toegevoegd. Daarom is in de bestemmingsregel opgenomen dat het aantal woningen in het plangebied niet mag toenemen. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 60 m2 met dien verstande dat 50% van de oppervlakte onbebouwd blijft.

Binnen de bestemming 'Wonen' is bedrijvigheid aan huis toegestaan met een maximum van 40% van het totale vloeroppervlak. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is een bed and breakfast toegestaan. Binnen deze bestemming is een paardenstal toegestaan. Deze is op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal'.

In de kelder van het gemaal Aan 't Verlaat verblijven vleermuizen. Daarom is in de bestemmingsregel de functieaanduiding 'natuur' opgenomen, waarin specifiek is benoemd dat de kelder van het gemaal bestemd is voor behoud en herstel van natuurwaarden.

Gebouwen met dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn cultuurhistorisch waardevol, maar niet als zodanig beschermd op basis van de Monumentenwet 1998 en de gemeentelijke monumentenverordening. Parkeren is mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren'.

De in het plangebied voorkomende brandstofleiding heeft binnen de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof' gekregen.

Leiding- Hoogspanning

Ten behoeve van ondergrondse hoogspanningsleidingen van 150 kV is de primaire bestemming 'Leiding - Hoogspanning' opgenomen. Bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemming zijn slechts toelaatbaar indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend. Een omgevingsvergunning wordt pas verleend als de belangen van de leidingen niet onevenredig worden geschaad. Alvorens te besluiten over de omgevingsvergunning wint het college advies in bij de beheerders van de leidingen.

Waarde - Archeologie I en II

In het onderhavige bestemmingsplan zijn twee archeologische medebestemmingen opgenomen: 'Waarde - Archeologie I' en 'Waarde - Archeologie II'. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie I' heeft betrekking op een middelhoge verwachtingszone. In deze zone worden bodemverstorende ingrepen tot 100 m2 en 40 cm –maaiveld bij voorbaat vrijgesteld van archeologisch onderzoek. De grens van 100 m2 wordt hier als passend beschouwd, gelet op de aard van en dichtheid aan archeologische resten die hier verwacht worden.

In de lage archeologische verwachtingszone is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie II' opgenomen en wordt een oppervlakte van 200 m2 vrijgesteld van archeologisch onderzoek.

Waarde - Cultuurhistorie

Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, die niet is beschermd op basis van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening hebben de primaire bestemming 'Waarde – Cultuurhistorie'. Tevens rust er op deze gebouwen een secundaire bestemming. Vergroting en/ of verandering van de bebouwing, welke zichtbaar is vanaf de openbare weg, is uitsluitend toegestaan indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

Om de aanwezige en potentiële cultuurhistorische waarden van de Hertenkamp, algemeen begraafplaats Iepenhof en het Arboretum Heempark te beschermen, hebben deze gebieden ook de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen. In de bestemmingsregel is een omgevingsvergunning verplicht gesteld voor het uitvoeren van werkzaamheden, die de structuur aantasten. De karakteristieke waarden worden hiermee in stand gehouden.

Voor begraafplaats Iepenhof gelden de volgende waarden:

  • rechthoekig patroon van grintpaden met centraal gelegen strooiveld;
  • vierkante vakken met graven, omgeven door hagen van ca. 1.20 meter hoog en gazon;
  • watergang rondom de begraafplaats.

Voor de Hertenkamp worden de volgende elementen als waardevol beoordeeld:

  • centrale, langwerpige, grillige vijver;
  • grillig padenpatroon;
  • verschillende kamers;
  • afwisseling gazons, boomgroepen en bosranden;
  • zichtlijnen.

Arboretum Heempark kenmerkt zich door de volgende waarden:

  • gebogen padenpatroon;
  • loof- en naaldboomgedeelte;
  • slingerende waterpartij;
  • solitaire beplanting met bomen.

Bovengenoemde waarden zullen worden betrokken bij de beoordeling van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden.

Waterstaat - Waterkering

In het plangebied komen er verschillende waterkeringen voor, waarvoor de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is opgenomen. Ter plaatse van deze waterkeringen geldt een beschermende bestemming. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor die gronden geldende bestemmingen zijn slechts toelaatbaar met een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels. De omgevingsvergunning wordt verleend als de waterkeringsbelangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint advies in bij de beheerder van de waterkering, voordat zij beslist op het verzoek om een omgevingsvergunning.

3.2.4 Algemene regels

Antidubbelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen is in dit artikel opgenomen dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn indien (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaren zijn.

Algemene aanduidingsregels

Vrijwaringszone - straalpad

Deze gebiedsaanduiding is opgenomen om te voorkomen dat straalpaden (niet zichtbare verbindingen ten behoeve van telecommunicatie) worden verstoord door te hoge bebouwing. Bouwwerken, gelegen onder het straalpad, mogen een maximale hoogte van 69 meter hebben. Deze hoogte komt in het plangebied overigens niet voor. Het bestemmingsplan maakt dit ook niet mogelijk. De bestaande bouwwerken onder het straalpad hebben een maximale hoogte van 16 meter. De maximale hoogte voor bebouwing onder het straalpad is uit oogpunt van zorgvuldigheid in het plan opgenomen.

Algemene bouwregels

Dit artikel bepaalt dat de algemene bebouwingsregels van toepassing zijn op alle bestemmingen. In dit artikel is onder meer geregeld dat gebouwen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen zijn toegestaan en dat voor gebouwen de maximale bouwhoogten van toepassing zijn zoals aangegeven op de verbeelding. Tevens zijn in dit artikel de maximale bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, opgenomen.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. In lid 1 is aangegeven welk gebruik in ieder geval verboden is en in lid 2 welk gebruik hier niet onder valt.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen een omgevingsvergunning kan worden verleend in geval van geringe afwijkingen van de bouwregels.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen.

Voorrangsregeling

In dit artikel is een prioritering aangegeven van de (dubbel)bestemmingen indien er op gronden sprake is van meerdere (dubbel)bestemmingen en de daarbij gepaard gaande belangen.

3.2.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Dit artikel bevat de overgangsbepalingen met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden. In afwijking van de bouwregels blijven enige bouwmogelijkheden bestaan voor de gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk. Bestaande afwijkingen mogen in principe niet worden vergroot.

Het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat het in werking treedt, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht is echter niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorgaande plan. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan, indien de afwijking hierdoor in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.

Slotregel

Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.

3.3 Specifieke Elementen

Lijst van Bedrijfstypen

Met behulp van de Lijst van Bedrijfstypen wordt aangegeven welke milieubelastende activiteiten in een gebied wel of niet toelaatbaar zijn. De Lijst van Bedrijfstypen, die de gemeente Delft hanteert bij het bepalen van de milieucategorie, is de lijst afkomstig uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. In deze publicatie staat ook de methodiek van milieuzonering in bestemmingsplannen uitgelegd.

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Nationaal Beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Minister van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Het Rijk richt zich in de SVIR met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen.

Naast de SVIR geldt op dit moment het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro borgt nationale ruimtelijke belangen uit onder meer de SVIR in regelgeving.

Het bestemmingsplan is niet in strijd met de SVIR of het Barro.

4.2 Provinciaal Beleid

Ten aanzien van het provinciaal beleid zijn de volgende beleidsnota's richtinggevend geweest bij het opstellen van het bestemmingsplan.

Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (2010)

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0002.jpg"

Figuur 4.1: Uitsnede functiekaart Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland

De Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland', Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 2 juli 2010. Provinciale Staten hebben de Actualisering 2011 op 29 februari 2012 vastgesteld. De Actualisering 2012 is momenteel in procedure. Zij vervangen het interim-beleid op basis van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar ruimtelijke doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie voor 2020 en een doorkijk naar 2040, met bijbehorende uitvoeringsstrategie.

Zuid-Holland is een dichtbevolkte provincie, met 3,5 miljoen mensen en veel economische bedrijvigheid. De beschikbare ruimte wordt intensief benut voor wonen, werken en ontspanning. Ook is ruimte nodig voor verkeer, voor dijken die beschermen tegen overstromingen, landbouw, natuur en water. Niet alles kan overal en daarom zijn er keuzes nodig. In de Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' staan de keuzes van de provincie over het gebruik van de beschikbare ruimte. De provincie maakt deze keuzes door op kaartbeelden te ordenen, vraagstukken te agenderen, programma's te ontwikkelen, en onderzoek uit te voeren. De provincie stuurt op hoofdlijnen, volgens de nieuwe stijl van besturen: 'lokaal wat kan, provinciaal wat moet'.

De vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen van de structuurvisie zijn: een aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap en stad en land verbonden. Met name de opgave vitaal, divers en aantrekkelijk landschap is van toepassing voor het plangebied. Hier wordt momenteel in gemeentelijk beleid aan gewerkt en is daarom niet direct zichtbaar in voorliggend consoliderend bestemmingsplan.

Met uitzondering van de bedrijventerreinen langs de snelweg valt het bestemmingsplangebied buiten de rode bebouwingscontour. Op de functiekaart van de structuurvisie heeft de Delftse Hout de hoofdfunctie recreatiegebied en geldt ter plaatse van de verschillende sportvelden de functie stedelijk groen. Het gebied rond de Tweemolentjesvaart is benoemd als natuurgebied en de bedrijventerreinen langs de A13 zijn als zodanig weergegeven op de functiekaart.

De bestemmingen in het bestemmingsplan sluiten aan op de legenda van de Provinciale Structuurvisie.

Verordening Ruimte

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0003.png"

Figuur 4.2: Uitsnede bebouwingscontourenkaart

De Provinciale Verordening Ruimte vervangt de Nota Regels voor Ruimte (2005). De verordening vormt met de structuurvisie en uitvoeringsagenda het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Ten aanzien van bestaand stedelijk gebied is de beleidsfilosofie van de provincie dat zuinig en efficiënt met de ruimte moet worden omgegaan. Verstedelijking moet zoveel mogelijk worden geconcentreerd in en rond de steden in het stedelijk netwerk; binnen de bebouwingscontouren (figuur 4.2). Belangrijke speerpunten van het provinciale beleid in de sfeer van de ruimtelijke ordening zijn dan ook: intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie. Verstedelijking buiten de bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan, het zogenoemde 'nee, tenzij-beleid'.

Het bestemmingsplan is niet in strijd met de Provinciale Structuurvisie of Verordening Ruimte.

4.3 Regionaal Beleid

Regionaal Structuurplan 2020 (RSP 2020) (2008)

Het Stadsgewest Haaglanden heeft samen met gemeenten gewerkt aan de herziening van het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP). Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld. Het RSP geeft een regionale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de regio Haaglanden tot 2020 met een doorkijk naar 2030. Aanleidingen voor de herziening zijn veranderende beleidsinzichten op nationaal en lokaal niveau en nieuwe inhoudelijke opgaven die sinds 2002 op de ruimtelijke agenda zijn gekomen, zoals de gevolgen van de klimaatveranderingen en vraag naar ruimte voor wonen, werken en recreëren op de langere termijn. Qua groen zet het regionale structuurplan in op het verbeteren van de overgangen stad naar het groengebied en op het verbinden van groengebieden onderling, als vastgelegd in het groenbeleidsplan Haaglanden. Dit is mogelijk binnen de bestemmingen van dit bestemmingsplan.

De legenda eenheid voor de Delftse Hout op de kaart van het RSP is: bestaand Parklandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0004.jpg"
Figuur 4.3: Uitsnede kaart Regionaal Structuurplan Haaglanden

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden biedt een kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. De negen gemeenten van Haaglanden spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt.

In economische zin kiest het RSP voor het uitbouwen van de vier sterke pijlers van de regio te weten recht, vrede en veiligheid, kennis, innovatie en technologie, Greenport Westland-Oostland en toerisme. De doorgroei van het Technologische Innovatiecampus Delft speelt daarin voor de Delftse economie een belangrijke rol.

Het bieden van voldoende (kwalitatieve) ruimte, het verbeteren van de bereikbaarheid, beschikbaar hebben van voldoende geschikte woningen, een gevarieerd aanbod culturele- en vrijetijdsvoorzieningen en het investeren in samenwerking tussen overheden, onderwijs en bedrijven zijn randvoorwaarden waaronder de ambities vervuld kunnen worden.

Bedrijventerreinenstrategie Haaglanden

De bedrijventerreinenstrategie Haaglanden is er op gericht voldoende en een passende kwaliteit aan bedrijvenlocaties beschikbaar te hebben, zodat een economische ontwikkeling van de regio kan worden gefaciliteerd die past bij de ambities van de regio. De voorheen relatieve schaarste aan locaties voor uitbreiding of voor nieuwe bedrijvigheid, alsmede passende terreinprofielen, heeft geleid tot een afsprakenstelsel waarin locaties worden vastgelegd, het gebruik van de schaarse ruimte voor niet-bedrijvenfuncties wordt beperkt en transformatie van bedrijventerreinen aan regels is gebonden.

Inmiddels is ook de situatie op de bedrijventerreinenmarkt gewijzigd. Er is sprake van een mismatch in vraag en aanbod. Tegen die achtergrond zijn in regionaal verband afspraken gemaakt om het aanbod te temporiseren en tot een betere afstemming met de huidige vraag te komen.

Regionale kantorenstrategie Haaglanden

Uitgangspunt voor de kantorenstrategie van Haaglanden vormt de vastgestelde behoefteraming (kwantiteit) en de koppeling van deze behoefte aan een aantal specifieke kantorenmilieus (kwaliteit). Van deze laatste milieus wordt een zestal onderscheiden: grootstedelijk centrum milieu, knooppuntlocatie, binnenstedelijke locatie, snelweg kantoorzone, mixed bedrijvenzone, verspreide kantoren in woonwijk. Verschuivingen in het programma zijn mogelijk op basis van een vastgesteld afsprakenkader.

Een nieuwe regionale kantorenstrategie is in voorbereiding. Deze strategie is gericht op het voorzien van uitbreidingsmogelijkheden in slechts een aantal kantoorversterkingsgebieden. Het kantorenprogramma wordt - tegen de achtergrond van het bestaande overschot op de kantorenmarkt - zoveel als mogelijk beperkt. Transformatie van leegstaande kantoorpanden wordt waar mogelijk gefaciliteerd.

Regionale structuurvisie detailhandel Haaglanden

Beperkte marktruimte en nog in de pijplijn zittende plannen leiden ertoe dat de regionale structuurvisie detailhandel Haaglanden uitgaat van een restrictief beleid. Tegelijkertijd dienen er mogelijkheden te zijn om de marktdynamiek te accommoderen. De regionale structuurvisie detailhandel Haaglanden geeft invulling aan het vinden van een balans tussen restrictie en marktdynamiek. Op basis van een vastgesteld toetsingskader worden plannen voor uitbreiding van het aantal vierkante meters detailhandel beoordeeld. Toetsingscriteria zijn o.a. de omvang van de uitbreiding en de effecten hiervan op de (kwaliteit van de) structuur.

Een nieuwe regionale structuurvisie detailhandel is in voorbereiding. Gelet op trends en ontwikkelingen in de detailhandelsmarkt wordt meer dan in de huidige visie ingezet op het terugbrengen van het ontwikkelingsprogramma. Dit met het oogmerk om bestaande leegstand in de markt niet te vergroten.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het regionaal beleid.

4.4 Gemeentelijk Beleid

Gemeentelijk beleid, Ruimtelijke Structuurvisie Ontmoetingen met Delft 2030 (2009)

Ontmoetingen met Delft 2030 is de gemeentelijke visie op de gewenste (ruimtelijke) ontwikkeling van Delft op de langere termijn en een beeld van de voorgenomen ruimtelijke maatregelen in de komende jaren.

De Structuurvisie is voor de gemeente ook de grondslag voor het verhalen van kosten op basis van de Grondexploitatiewet. De ruimtelijke consequenties van de relevante sectorale beleidsvisies zijn geïntegreerd in de Structuurvisie. Voor de periode tot 2030 is de Structuurvisie daarmee kaderstellend.

Gelaagde stad

Delft is een gelaagde stad, die zich op drie schaalniveaus presenteert: op stedelijke niveau, op het niveau van de buurten en wijken en op regionaal niveau binnen de Zuidvleugel van de Randstad. Elk schaalniveau kent zijn eigen kwaliteiten, dynamiek en verbondenheid met de omgeving. Dit is van belang voor de gewenste toekomstige ontwikkeling van de stad. De visie op Delft 2030 wordt in drie perspectieven verbeeld en verwoord:

1. Delft: verbonden stad met eigen identiteit

  • Nieuw centrumstedelijk gebied
  • Boulevards
  • Groene vingers

2. Delft: veelkleurig palet van buurten

  • Aantrekkelijke woon- en leefmilieus
  • Kris-kras netwerk

3. Delft: veelzijdig knooppunt in de randstad

  • Technologische Innovatiecampus Delft
  • Cultuurhistorische binnenstad
  • Delft in de regio

Voor dit bestemmingsplan zijn de Groene vingers, het Kris-kras netwerk en Delft in de regio (de groene gordel) van belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0005.jpg"Figuur 4.4: Ruimtelijke Structuurvisie: Groene vingers

Groene vingers

Delft is vanouds met groene vingers in en door de stad verbonden met het omliggende landschap. Voor de leefbaarheid van Delft is het van essentieel belang dat deze groene structuur met nieuwe parken en brede groenstroken verder wordt versterkt. Het groen verbindt de wijken en buurten van Delft, zorgt voor rust en ruimte in de stad en biedt een aangename omgeving voor sport, spel en ontmoetingen.

In het plangebied zijn de Korftlaan en Aan 't Verlaat groene vingers. Het versterken van deze groene vingers is mogelijk binnen de bestemmingen in dit bestemmingsplan.

Kris-kras netwerk

De verdeling van Delft in buurten wordt door parkstroken, bermen, oevers en taluds vormgegeven. Deze groene verbindingsroutes vormen een kris-kras netwerk dat Delft een groenblauwe uitstraling geeft en een aangename omgeving biedt om dicht bij huis fietsend of lopend door de buurten te bewegen en voorzieningen te bereiken.

Voor de Delftse Hout is de ambitie het netwerk van kris-kras routes fijnmaziger te maken. De kris-krasroutes zoals weergegeven in figuur 4.5 geven een indicatie weer van de bestaande en gewenste verbindingen. In de deelstudie interne ontsluiting is onderzocht of en waar het bestaande netwerk van paden en routes kan worden geoptimaliseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0006.jpg"

Figuur 4.5: Ruimtelijke Structuurvisie: Kris-kras netwerk

De groene gordel

Rondom Delft ligt een bijna continu doorlopende groene gordel. Deze groene ruimte waarborgt een aantrekkelijk panorama op het historische en hedendaagse Delft en biedt een aantrekkelijke setting voor de ontwikkeling van de stedelijke randen van Delft. De groene gordel is via de groene vingers goed verbonden met de stad en met het groenblauwe kris-kras netwerk in de buurten en wijken. De groengordel biedt ruimte aan recreatie, natuur en agrarische bedrijvigheid. De inrichting is duurzaam, ecologisch en klimaatbestendig.

De Delftse Hout is onderdeel van de groene gordel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0007.jpg"

Figuur 4.6: Ruimtelijke Structuurvisie: Groene gordel

Sleutel opgaven

  • Delft stad aan de Schie
  • Een verbindend centraal stedelijk gebied
  • Delft, stad in het groen
  • Provincialeweg en Kruithuisweg: kansen voor de stad

De Delftse Hout is onderdeel van één van de sleutelprojecten uit de Ruimtelijke structuurvisie. Daarmee is het belang van dit stedelijk groengebied hoog op de agenda gezet. Dit is conform het regionaal en provinciaal beleid.

Nota Groen Delft 2012 - 2020

Het doel van de “Nota Groen 2012 - 2020” is om een groene, attractieve en duurzaam woon- en leefmilieu te creëren waarin – bewoners, ondernemers en bezoekers zich prettig voelen, elkaar kunnen ontmoeten en zichzelf kunnen ontplooien; - waarin flora en fauna kansen krijgen om tot volle wasdom te komen; - waarin groen en water een positieve bijdrage leveren aan klimaatadaptatie en omgevingskwaliteit; - en waarin alle waarden van groen in de besluitvorming worden meegenomen.

Het groene raamwerk bestaat uit vlakken, lijnen en punten. Hierin worden de waarden van groen benaderd vanuit vijf perspectieven, die worden ingezet als instrument om alle waarden van groen in projecten, plannen en beheer tot hun recht te laten komen. De vijf perspectieven zijn:

1. Groen Delft in ruimtelijk perspectief gericht op de karakterisering van de stad en cultuurhistorische waarden;

2. Groen Delft in sociaal perspectief, gericht op recreatie, cultuur, educatie, esthetiek, participatie, maatschappelijk draagvlak en educatie.

3. Groen Delft ecologisch perspectief, gericht op bomen, biodiversiteit, gebieden en verbindingen, duurzaamheid, maatschappelijk draagvlak en educatie;

4. Groen Delft in fysisch perspectief, gericht op luchtkwaliteit, waterhuishouding, windkanalen, geluidswering, klimaatadaptatie en energie; en

5. Groen Delft in economisch perspectief, gericht op ecosysteemdiensten, gezondheid, veiligheid, gunstig vestigingsklimaat en baten van groen.

De doelen van de nota 'Ecologieplan Delft 2004-2015, een groen netwerk, de groene aders van Delft' (gemeente Delft, 2004) om een goede ecologische structuur te realiseren met een kwaliteit die een terugkeer van uit Delft verdwenen planten en dieren mogelijk maakt en om de biodiversiteit in de stad te waarborgen blijven van kracht. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen in het plangebied geen negatief effect mogen hebben op het functioneren van het ecologisch netwerk en een achteruitgang in biodiversiteit. Bij ontwikkelingen waarbij het netwerk wel is gegarandeerd maar waarbij wel een kwalitatieve achteruitgang optreedt, dienen er naast mitigerende maatregelen tevens compenserende maatregelen getroffen te worden. Hierbij kan financiële compensatie tot de mogelijkheden behoren door een bijdrage te storten in de ecologiereserve. Deze reserve wordt gebruikt om de ecologische structuren in Delft te versterken.

Gebiedsvisie Delftse Hout

Voor de Delftse Hout is de gebiedsvisie Delftse Hout opgesteld. Deze visie is op 16 oktober 2008 vastgesteld door de gemeenteraad en geldt als kompas voor de toekomst. De visie is een afwegingskader voor (ruimtelijke) ontwikkelingen en veranderingen in het gebied. De visie is gericht op het verbeteren van de (ruimtelijke) kwaliteit en samenhang van het gebied. Deze visie ligt (mede) ten grondslag aan dit bestemmingsplan en is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd (bijlage 7). In paragraaf 5.2 is de visie nader toegelicht.

Lijst van Bedrijfsactiviteiten

Met behulp van de Lijst van Bedrijfstypen wordt aangegeven welke milieubelastende activiteiten in een gebied wel of niet toelaatbaar zijn. De Lijst van Bedrijfstypen, die de gemeente Delft hanteert bij het bepalen van de milieucategorie, is de lijst afkomstig uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. In deze publicatie staat ook de methodiek van milieuzonering in bestemmingsplannen uitgelegd.

4.5 Conclusie

Nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid leveren geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijke Opzet

5.1 Bestaande Situatie

Het plangebied bestaat uit het natuur- en recreatiegebied Delftse Hout en de kantoren- en bedrijventerreinen Delftse Poort Noord en Ypenburgse Poort. De Delftse Hout beslaat vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Delft ten oosten van de rijksweg A13.

Delftse Hout

De Delftse Hout is ruim 400 hectare groot en vormt voor een groot deel de noordoostelijke grens van de gemeente Delft. Het recreatie- en natuurgebied is grotendeels aangelegd in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Het gebied wordt intensief gebruikt door bewoners van Delft en de omliggende gemeenten. Het gebied heeft een bovenlokale functie. In de Delftse Hout recreëren jaarlijks circa 160.000 regio bewoners in de lente, circa 175.000 in de zomer, circa 115.000 in de herfst en circa 100.000 in de winter (Dimensus, 2007). In het zomerseizoen worden de stranden en ligweiden veel gebruikt. Het hele jaar door wordt het recreatie- en natuurgebied gebruikt door wandelaars en fietsers.

De Delftse Hout is aangelegd als het groengebied van Delft. Inmiddels zijn er aan de oostzijde van de A13, vrijwel grenzend aan het recreatiegebied, duizenden woningen bijgebouwd: Ypenburg, Brasserhout, Emerald. Dit maakt dat meer mensen van de Delftse Hout gebruik kunnen maken en dat de Delftse Hout sterker dan voorheen deel uitmaakt van de dagelijkse woon-, werk- en leefomgeving. Met de aanleg van het Bieslandse Bos, het Balijbos en het Floriadebos maakt de Delftse Hout deel uit van een grotere groenstructuur die vanuit Delft reikt tot aan Zoetermeer.

Bedrijven en kantoren

In het plangebied bevinden zich twee kantoren- en bedrijventerreinen: Delftse Poort Noord en Ypenburgse Poort. Op het terrein Delftse Poort Noord zijn voornamelijk zelfstandige kantoren gevestigd. Het bedrijventerrein Ypenburgse Poort is een gemengd terrein. Op het terrein zijn bedrijven gevestigd maar ook andere functies, zoals recreatie-, sport- en leisurevoorzieningen, twee hotels en een kinderdagverblijf.

Voorgeschiedenis plangebied

Oorspronkelijk was het gebied aan de oostzijde van Delft polderland met een middeleeuwse polderverkaveling en diverse poldermolens. De polderverkaveling is niet overal nog herkenbaar, maar bepaalt wel grotendeels de structuur en indeling van het gebied. De kades, voorboezems en poldersloten lopen alle haaks op de huidige A13 en vormen het hoofdsysteem waarbinnen de verschillende functionele eenheden zijn geplaatst: de Brasserskade, de Tweemolentjesvaart met de Nootdorpse Plassen, de Molensloot langs de Korftlaan enz. Daartussen liggen onder andere sportpark Brasserskade, de Hertenkamp en de Grote Plas. Zeer herkenbare elementen van de polderverkaveling zijn de Nootdorpse Plassen en het open land rond het buurtschap Klein Delfgauw. Het meest rigoureus 'uitgewist' is het polderland ter plaatse van de Grote Plas, ondanks dat er in het verre verleden op globaal die plek wel water is geweest. Ook de klontering van functies langs de snelweg (Ypenburgse Poort, Ikea) voegt zich niet in de polderstructuur.

Binnen de hoofdstructuur is een groot aantal verschillende functies en ruimtelijke sferen gecreëerd: sportterreinen, bosparken, natte natuur, natuurweide, volkstuinen enz.

De Hertenkamp is het oudste gedeelte van de Delftse Hout. Het is reeds voor de Tweede Wereldoorlog ingericht in engelse parkstijl, gedeeltelijk in het kader van de werkverschaffing. De Grote Plas is het hart van het recreatiegebied zoals dat in de jaren '60 van de vorige eeuw is ontworpen. De 35 ha grote waterpartij is gegraven in een diepere polder en heeft een glooiende baaivorm. Het strandgedeelte is bewust op de zon georiënteerd terwijl de grillige vormen aan de zuidoostzijde voor extra oeverlengte en fraaie doorkijken zorgen.

De zone rond de Korftlaan is het meest intensief in gebruik. Hier zijn de waterspeeltuin, een kinderboerderij, horeca, een stadscamping, het Arboretum-Heempark en het gemeentelijk natuureducatiecentrum gesitueerd.

Klein Delfgauw

Van geheel andere orde is het buurtschap Klein Delfgauw, een aantrekkelijk ensemble van voormalige boerderijen. Het ligt als klein gehucht in het relatief open weidelandschap, overigens maar voor de helft op Delfts grondgebied.

Aan de zuidzijde van het gebied ligt de begraafplaats Iepenhof, naar ontwerp van W.C.J. Boer. Het is een opvallend vormgegeven begraafplaats met liggende grafzerken van verschillende kleuren marmer in een bed van fijn grind, binnen grotere vierkanten. De vierkanten zijn omzoomd met cipressen en hagen en vormen samen een ruimtelijk stramien.

Sinds de jaren '90 oefent de A13 een steeds grotere aantrekkingskracht uit op functies met een goede bereikbaarheid en zichtbaarheid. Langs de A13 zijn binnen het gebied de twee kantoren- en bedrijventerreinen Ypenburgse en Delftse Poort Noord met Ikea gerealiseerd. Op beide terreinen bevinden zich hotels.

5.2 Gewenste Ontwikkelingen

Gebiedsvisie Delftse Hout

Sinds de aanleg van de Delftse Hout is er veel veranderd, zowel op het gebied van ruimtelijke context, als op het gebied van gebruik en klimaat. In 2008 is daarom voor het natuur- en recreatiegebied een gebiedsvisie opgesteld - de gebiedsvisie Delftse Hout - met als doel het richting geven en kaderen van (ruimtelijke) ontwikkelingen en veranderingen (verbeteringen) in het gebied.

Om het veelzijdig begrip ruimtelijke kwaliteit te kaderen is teruggegrepen naar de driedeling die in de oudheid door Vitruvius is geïntroduceerd: functionaliteit (utilitas), schoonheid (vesustas) en degelijkheid (firmitas). Naar nu vertaald gaat het om het verbeteren van de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van de Delftse Hout. Dit moet gezien worden tegen de achtergrond van een veranderende setting. Het recreatiegedrag is aan mode onderhevig en sinds de aanleg van de Delftse Hout aanzienlijk veranderd. Inmiddels is met name door de ontwikkeling van Ypenburg en De Bras de gebruiksdruk sterk toegenomen terwijl vanuit Delft de bereikbaarheid verslechterd is door eerdere verbreding van de A13 en de ontwikkeling van Ypenburgse Poort en Delftse Poort/Ikea.

Met de uitkomst van verschillende gebruikersonderzoeken, SWOT-analyse en workshops met het Platform Delftse Hout is na verkennende scenariostudies de gebiedsvisie opgesteld. In hoofdzaak benoemt de gebiedsvisie een viertal algemene uitgangspunten en zeven (ruimtelijke) ingrepen.

De algemene uitgangspunten zijn:

1. De Delftse Hout maakt deel uit van de groenstructuur tot aan Zoetermeer. Dit biedt de mogelijkheid andere functie accenten te leggen. Daarbij hoort afstemming met de visies van de regio partners.

2. Natuur en recreatie in een stadspark setting. Hiermee wordt ingespeeld op de toenemende recreatiedruk op het gebied. Waar programma wordt toegevoegd dient dit zich te voegen in dit uitgangspunt.

3. De Delftse Hout is een openbaar parkgebied, dat zich kenmerkt door krachtige collectieve kwaliteiten. De inzet is het verminderen van afgesloten (geprivatiseerde) terreinen. Waar uitvoerbaar en gewenst worden volkstuincomplexen en sportterreinen 'doorloopbaar'. Voor verenigingsterreinen wordt een kwaliteitsslag nagestreefd.

4. Het verbeteren van waterkwaliteit en bruikbaarheid van het water. De Delftse Hout is rijk aan water, de waterkwaliteit laat af en toe te wensen over. Dit heeft een negatief effect op zowel de ecologische kwaliteit van het water en alles dat daaraan is verbonden als op de bruikbaarheid van het water voor de recreatie. Uitgangspunt is het verbeteren van zowel de kwaliteit als de bruikbaarheid van het water.

De zeven (ruimtelijke) ingrepen zijn in het kort de volgende (Gebiedsvisie, p. 27 e.v.):

1. Ontwikkeling stabiel ruimtelijk raamwerk op basis van het landschappelijk basispatroon. Van noord naar zuid is sprake van een grote variatie zowel in ruimtelijk beeld als in programma. Door de oost-west gerichte structuren te benadrukken ontstaat een sterk kader dat ruimte laat voor zowel een programmatische als een ruimtelijke afwisseling van noord naar zuid.

2. Assen verbinden. Er wordt een aantal oost-west gerichte hoofdassen ontwikkeld die de stad Delft met de Delftse Hout verbinden.

3. Ontwikkeling clusters met verschil in sfeer, programma en gebruiksintensiteit.

4. Toevoegen noord-zuid verbindingen. Op een aantal plaatsen is de mogelijkheid om noord-zuid te verplaatsen beperkt, bijvoorbeeld vanaf de (parkeerterreinen aan de) Brasserskade naar de Hertenkamp.

5. Parkeren opvangen bij de hoofdentrees. Er is een studie uitgevoerd naar parkeren en bereikbaarheid (2010). Daaruit is gebleken dat niet alle wensen realistisch bleken, terwijl ook bij de behandeling van de gebiedsvisie in de raad wensen en eisen ten aanzien van loopafstanden van parkeren naar de Grote Plas en aanwezige horeca besproken zijn.

6. Ontwikkelen verschillende routesystemen. De wens is meer hiërarchie in de padenstructuur te brengen. In sommige delen zijn ook erg veel paden.

7. Ontwikkelen herkenbare huisstijl.

In het huidige economische tij wordt niet (meer) aan alle ingrepen invulling gegeven. Wel zal bij ingrepen in het gebied telkens getoetst kunnen worden aan de doelstellingen van de visie. Uitvoering wordt gegeven aan de verbindingsassen tussen de stad Delft en de Delftse Hout. Daarnaast wordt verder gewerkt aan een herkenbare huisstijl. De in 2010 uitgevoerde parkeer- en bereikbaarheidsstudie leidt vooralsnog niet tot grootschalige ingrepen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0008.png"

Figuur 5.1: Gebiedsvisie Delftse Hout

Vertaling gebiedsvisie in het bestemmingsplan

De gebiedsvisie Delftse Hout ligt (mede) ten grondslag aan dit bestemmingsplan en is als bijlage 7 bij de toelichting opgenomen. De visie heeft echter voor het bestemmingsplan geen grote gevolgen. De (ruimtelijke) ingrepen waarin de gebiedsvisie voorziet vragen geen aanpassing van het bestemmingsplan. Voor de uitvoering van de gebiedsvisie is geen nieuw bestemmingsplan nodig. De gebiedsvisie leidt dan ook niet tot een bestemmingsplan dat vergaand afwijkt van het vorige bestemmingsplan.

Klein Delfgauw

Het buurtschap Klein Delfgauw, een voormalig agrarisch cluster aan de Noordeindseweg aan de rand van Delftse Hout, bestaat uit een aantal (woon)percelen. Het buurtschap heeft een uniek karakter met kleinschalige functies gerelateerd aan het recreatie- en natuurgebied. Voorbeelden zijn: een bed & breakfast (nr. 61), kinderdagverblijf Knorretje (nr. 63/ 65) en aan de andere zijde van de Noordeindseweg, buiten de gemeentegrens Buitengoed De Uylenburg met restaurant/ café du Midi, camping en hotel. Voor toekomstige ontwikkelingen in het buurtschap is de provinciale Verordening Ruimte (2010) het uitgangspunt. Daarnaast heeft Klein Delfgauw in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde Cultuurhistorie' gekregen, voor de instandhouding van de typerende perceel- en erfstructuren. De voormalige boerderij en bijbehorende schuur op nummer 57 zijn aangewezen als gemeentelijk monument.

Voor behoud van het unieke karakter van Klein Delfgauw is aandacht nodig voor de (bestaande) beeldkwaliteit. In de Welstandsnota gelden de beeldkwaliteiteisen horend bij gebiedstype 'Buitengebied' en architectuurtype 'Historisch'. Daarnaast is het van belang dat het oorspronkelijke open erfkarakter wordt behouden, zodat het erf niet totaal wordt volgebouwd.

Voor Klein Delfgauw zijn de volgende aspecten uit de provinciale Verordening Ruimte Zuid-Holland van belang:

Het gehele natuur- en recreatiegebied Delftse Hout inclusief Klein Delfgauw ligt buiten de (rode) bebouwingscontour. Voor deze gebieden gelden strikte regels wat betreft uitbreiding en (toevoeging van) bebouwing. In de verordening is opgenomen dat op gronden buiten de bebouwingscontouren nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies in principe niet zijn toegestaan. Hierop is een aantal uitzonderingen. Voor Klein Delfgauw is met name het volgende van toepassing:

  • Kleinschalige bebouwing voor recreatie is toegestaan, uitgezonderd zijn recreatiewoningen. Nieuwe kleinschalige bebouwing moet passend zijn bij en ondersteunend zijn aan de recreatieve functie van het gebied. Het moet gaan om functies en bebouwing gericht op mensen die recreëren in het buitengebied (zoals wandelen, fietsen, kamperen, varen, roeien, paardrijden).

Voor ontwikkelingen in Klein Delfgauw is het van belang dat wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte. Hiervan kan in principe niet worden afgeweken.

De bestemming van het voormalig agrarisch bedrijf inclusief bedrijfswoning aan Klein Delfgauw 57, is op basis van feitelijk gebruik en overeenkomstig de Verordening Ruimte, omgezet naar Wonen. De bedrijfswoning wordt hiermee één burgerwoning.

Nieuwe ontwikkelingen

Het bestemmingsplan maakt de volgende nieuwe ontwikkelingen mogelijk:

Xotuslocatie

Het Xotusterrein; Kleveringweg 57-59, is onderdeel van het bedrijventerrein Ypenburgse Poort. Op grond van het oude bestemmingsplan heeft het terrein een beperkte bestemming die alleen het gebruik dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan bestond, toelaat (de bestemming 'Kwekerij met educatieve en recreatieve nevenfunctie'). Deze bestemming maakt herontwikkeling van het terrein niet goed mogelijk. Omdat herontwikkeling van het terrein binnen de komende tien jaar wordt voorzien, is de bestemmingsregeling voor het terrein aangepast.

Op het Xotusterrein, blijft een aantal van de bestaande functies behouden. Met de voorgenomen herontwikkeling van het terrein komt er naar verwachting onder andere een groothandel in horecabenodigdheden. Omdat deze nieuwe functies niet rechtstreeks passen binnen de bestemming Bedrijventerrein, is er een functieaanduiding opgenomen voor het perceel. In de functieaanduiding wordt maximaal 49.600 m2 groothandel in horecabenodigdheden toegestaan. De bestaande mogelijkheden voor detailhandel van 1.200 m2 worden overgenomen uit het vorige bestemmingsplan Delft Oost (1996), waarmee de mogelijkheden voor detailhandel in dezelfde mate blijven bestaan. Naast deze functies wordt ook een ruimte voor religieuze activiteiten en bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt. Wat betreft de bebouwingsmogelijkheden geldt er net als voor het aangrenzend bedrijventerrein, een maximale bouwhoogte van 16 m en een maximaal bebouwingspercentage van 70%. Het achterste gedeelte van het perceel dat grenst aan de Tweemolentjesvaart is, in overeenstemming met de eigenaar, bestemd als Groen.

Horeca Grote Plas

Om het recreatieve karakter van de Grote Plas te behouden en te versterken is het gewenst dat de voormalige horecavestiging aan de noordzijde van de Grote Plas wordt vervangen door een nieuwe horecagelegenheid. Het bestemmingsplan faciliteert deze ontwikkeling. Omdat deze ontwikkeling nog in de planfase zit, is op de verbeelding een zone opgenomen waarbinnen het gebouw gerealiseerd mag worden. Dit nieuwe gebouw mag maximaal 450 m2 bruto vloeroppervlak omvatten. In het gebouw wordt ook ruimte geboden aan een servicepunt voor de reddingsbrigade/toezicht, inclusief bijbehorende voorzieningen. Voor het gebouw wordt een goothoogte van maximaal 3,50 m en een bouwhoogte van maximaal 7 meter toegestaan.

Het karakter van de nieuwe horecavestiging verschilt van de reeds aanwezige vestigingen. Het horecagebouw krijgt een huiselijk karakter voor alle leeftijden. En er wordt invulling gegeven aan 'Social Return'; in de nieuwe horecavestiging zullen verstandelijk beperkten werkzaam zijn.

Combiwerkterrein

Het Combiwerkterreinaan de Middelweg is niet meer als zodanig in gebruik. In het bestemmingsplan is de bestemming van 'kwekerij' gewijzigd in 'Recreatie' met de aanduiding 'maatschappelijk'. Dit maakt het mogelijk om het terrein te herontwikkelen. De functies die met de nieuwe bestemming gerealiseerd kunnen worden, sluiten aan op de functies/ bestemmingen in de omgeving. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak is gereduceerd van 100% naar 20%, waardoor het bebouwde oppervlak aanzienlijk afneemt.

5.3 Conclusie

Het gebied Delftse Hout leent zich niet voor grootschalige ruimtelijke ingrepen. In de gebiedsvisie wordt juist voorgesteld de landschappelijke structuur beter herkenbaar te maken. Wel worden de ontwikkeling van het Xotusterrein, het vervangen en vergroten van de horeca aan de noordzijde van de Grote Plas en de wijzigende invulling van de voormalige inmiddels gesloopte Combiwerk kassen mogelijk gemaakt. Tevens wordt op een aantal locaties het toevoegen van recreatief programma mogelijk gemaakt, waar ondergeschikte ruimtelijke veranderingen het gevolg van kunnen zijn.

Hoofdstuk 6 Functies

6.1 Wonen

6.1.1 Bestaande situatie

In het plangebied bevinden zich een beperkt aantal woningen. Het woonmilieu kenmerkt zich door groen en versnipperd wonen.

6.1.2 Beleid en onderzoek

In de Woonvisie Delft 2008-2020 wordt ingezet op centrum stedelijk en groenstedelijk wonen. In de Delftse Hout is een groenstedelijk woonmilieu. Tevens wordt in de woonvisie ingezet op het mengen van wonen en werken.

6.1.3 Gewenste ontwikkeling

Delftse Hout heeft primair een recreatieve functie voor de inwoners van Delft en omgeving. De huidige woonfunctie wordt geconsolideerd.

6.1.4 Conclusie

Het wonen in de Delftse Hout wordt consoliderend bestemd.

6.2 Maatschappelijke Voorzieningen

6.2.1 Bestaande situatie

In het plangebied bevinden zich verschillende vestigingen voor kinderopvang. Onder andere kinderopvang Knorretje in Klein Delfgauw, aan de rand van de Delftse Hout, en kinderopvang Zon! aan het Linnaeuspad. Ook zijn de volgende maatschappelijke voorzieningen gelegen aan de strook tussen het Botenpad en het Baden Powellpad; scouting, een motorvereniging, een muziekvereniging, een schietvereniging en postduivenhoudersvereniging. Het Combiwerkterrein aan de Middelweg is niet meer als zodanig in gebruik.

De gemeente Delft beheert de kinderboerderij Delftse Hout aan de Korftlaan. De kinderboerderij heeft een recreatieve, educatieve en sociale functie.

De opvang van in het wild levende dieren wordt verzorgd door de Vogel- en Egelopvang. Zij verzorgt uit het wild afkomstige dieren, op zodanige wijze dat hun terugkeer in de natuur mogelijk en verantwoord is. Daarnaast willen zij middels het werk dat zij verrichten iedereen voorlichten over het belang van een juiste omgang met de natuur en het milieu. Naast bovenstaande voorzieningen is in de Delftse Hout een aantal natuur- en milieuverenigingen actief welke gericht zijn op in het vrij levende dieren zoals de Vogelwacht Delft en omstreken en de Delftse Natuurwacht.

In het plangebied bevinden zich drie sportparken (Brasserskade, Biesland en Pauwmolen) en één tennispark (Delftse Hout). Aanvullend op deze parken bevindt zich nog een aantal sportverenigingen in het gebied zelf.

Sportpark Brasserskade

Op sportpark Brasserskade (gelegen aan de Brasserskade) wordt momenteel de laatste hand gelegd aan de werkzaamheden die in het kader van het project 'Modernisering sportpark Brasserskade' worden uitgevoerd. Op dit sportpark wordt door diverse verenigingen, zowel binnen- als buitensport aangeboden. Bij een aantal verenigingen wordt voorzien in de behoefte aan kinderopvang, waaronder sport BSO (Sport Buitenschoolse Opvang). Op het sportpark is ook een commercieel Squashcentrum en de sporthal Brasserskade met drie verenigingsruimten gevestigd.

Voor het onderhouden van de buitensportvoorzieningen en het groen binnen het sportpark is een groenpost op het sportpark aanwezig. Deze voorziening is in 2011 gedeeltelijk nieuw gebouwd en gerenoveerd. De toegang vanaf het sportpark tot de Hertenkamp is als onderdeel van het moderniseringsproject geoptimaliseerd.

Sportpark Biesland

Op het sportpark Biesland, gelegen aan het Bieslandsepad, wordt door diverse op dit sportpark gevestigde verenigingen, buitensport aangeboden. De herinrichting van het sportpark is afgerond. Als gevolg hiervan is op het sportpark een extra kunstgras korfbalveld gerealiseerd en is het natuurgrasveld voor de rugbysport herplaatst. Aan de zuidzijde van het sportpark (ter hoogte van de waterspeeltuin) is een halfverhard parkeerterrein dat dient als overloopfunctie op momenten, dat de parkeerplaats die binnen het sportpark is gesitueerd, vol is.

Sportpark Pauwmolen

Op het sportpark Pauwmolen, gelegen aan de Rijksstraatweg, wordt door de sportvereniging Wippolder voetbal aangeboden, zowel op het veld als in de zaal. Op het complex is een verenigingssporthal aanwezig waar ook andere sportverenigingen en derden gebruik van kunnen maken. Ook op dit sportpark wordt voorzien in sport BSO. De bespelingsdruk van de sportvelden is met de komst van de nieuwbouwwijk Emerald (Pijnacker-Nootdorp) aanzienlijk toegenomen. Investeringen in extra veldverlichting en de toepassing van kunstgras worden momenteel onderzocht.

Tennispark Delftse Hout

Op het tennispark is een tennisschool actief als ook twee tennisverenigingen. Het park biedt de gelegenheid om zowel buiten als binnen in de tennishal te spelen. Op dit park zijn twee tennisverenigingen en een tennisschool actief.

Overige sportverenigingen

Aan de oostzijde van de Grote Plas is het verenigingsgebouw van een windsurfvereniging gevestigd. Verder bevinden zich in dit gebied nog een schietvereniging aan het Botenpad en een handboogschietvereniging aan het Bieslandsepad.

6.2.2 Beleid en onderzoek

Nota 'Bewegen, Spelen en Sporten 2009-2012'

Op basis van het beleid zoals beschreven in deze nota wordt gestreefd naar clusters van multifunctionele voorzieningen, waar een diversiteit van binnen- en buitenactiviteiten gedurende de hele dag en het gehele jaar mogelijk zijn. Verder is het van belang dat de sportparken en voorzieningen toegankelijk en veilig bereikbaar zijn.

Binnensportonderzoek

Het onderzoek naar de toekomst van de binnensportaccommodaties in Delft is in 2011 afgerond. Het onderzoek heeft vooralsnog geen uitkomsten opgeleverd die relevant zijn voor het bestemmingsplan. Naar aanleiding hiervan dient ten aanzien van de binnensportaccommodaties consoliderend bestemd te worden binnen het plangebied.

6.2.3 Gewenste ontwikkeling

Om beter invulling te kunnen geven aan beleid zoals beschreven in de nota 'Bewegen, Spelen en Sporten 2009-2012' wordt binnen de bestemming 'Sport' kinderopvang mogelijk gemaakt (bij de sportverenigingen).

Sportclubs dienen waar mogelijk voorzieningen te delen. Voor verenigingsterreinen wordt een kwaliteitsslag nagestreefd. Waar herinrichting van terreinen aan de orde is moet deze leiden tot een intensiever gebruik, een algehele versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het toevoegen van collectieve kwaliteiten. Op alle sportparken is de mogelijkheid tot realisatie van kunstgrassportvelden en veldverlichting tot een hoogte van 18 meter, mogelijk.

De sportparken (incl. het tennispark) zouden beter toegankelijk en bereikbaar moeten worden, met name waar het gaat om de verkeers- en sociale veiligheid en ook het parkeren verdient de nodige aandacht. Zo is de parkeervoorziening aan de noordrand van sportpark Brasserskade in 2012 heringericht, en daarnaast wordt de verkeersveiligheid op deze locatie verbeterd. De uitvoeringswerkzaamheden zijn eind 2012 afgerond.

6.2.4 Conclusie

De maatschappelijke voorzieningen worden consoliderend bestemd. De visie zoals beschreven in de nota 'Bewegen, Spelen en Sporten 2009-2012' gaat uit van het bieden van optimale mogelijkheden om een leven lang te bewegen, spelen en sporten. Vanuit deze visie wordt het gebruik van de bestaande sportvoorzieningen geïntensiveerd en beter toegankelijk gemaakt. De modernisering van het sportpark Brasserskade is hiervan het voorbeeld.

6.3 Bedrijven, Kantoren

6.3.1 Bestaande situatie

Op 1 januari 2011 zijn in het plangebied 77 bedrijven gevestigd waar in totaal 726 personen (full-time) werken. Het overgrote deel van de bedrijven is gevestigd op de terreinen Ypenburgse Poort en Delftse Poort Noord. Het gemengde bedrijventerrein Ypenburgse Poort wordt gekenmerkt door niet traditioneel op bedrijventerreinen gevestigde bedrijven. Zo zijn er o.a. twee hotels, een kartbaan en een Kids playgroud op het bedrijventerrein te vinden. Op het terrein Delftse Poort Noord zijn voornamelijk zelfstandige kantoren gevestigd.

In het plangebied zijn enkele horeca- en recreatiebedrijven gesitueerd. Zo is er sprake van o.a. een camping, een kinderboerderij en een aantal horecagelegenheden. Al deze activiteiten maken gebruik van of ondersteunen het groene karakter van het gebied.

6.3.2 Beleid en onderzoek

Provinciaal beleid

Het provinciale ruimtelijk-economisch beleid is er op gericht die randvoorwaarden te creëren die een concurrerende, kennisintensieve, innovatieve en duurzame economische ontwikkeling van de provincie mogelijk maken. De Provinciale Structuurvisie (2010) draagt hierin bij door de ruimtelijke condities hiervoor vast te leggen. Onderdeel hiervan vormt het voorzien in voldoende en passende vestigingslocaties voor bedrijven. Van belang is hierbij afstemming met de infrastructuur om een optimale bereikbaarheid te garanderen. Nieuwe kantoorontwikkeling moet zoveel mogelijk plaatsvinden in de (hoog)stedelijke centra en bij hoogwaardig openbaar vervoer.

Regionaal beleid

Het Stadsgewest Haaglanden heeft als wettelijke taak een locatiebeleid te voeren voor bedrijven, kantoren, detailhandel en toerisme/ recreatie/ leisure. Dit beleid wordt opgesteld in samenwerking met de gemeenten in de regio Haaglanden. De uitwerking van dit beleid is terug te vinden in het Regionaal Structuurplan (RSP) Haaglanden, beschreven in paragraaf 4.3.

Kantorenstrategie Haaglanden (2007)

Het regionaal beleid voor kantoren is vastgelegd in een kantorenstrategie, die tevens periodiek wordt geëvalueerd en opnieuw wordt geformuleerd. De strategie is erop gericht vraag naar en aanbod van ruimte voor kantoorbehoevende ondernemingen en instellingen de komende decennia met elkaar in evenwicht te houden, op onderscheiden kwaliteitsniveaus en per deelperiode. De kantorenstrategie borduurt voort op de reeds vastgestelde kantorenstrategie Haaglanden uit 2004. Inmiddels is de situatie op de kantorenmarkt drastisch veranderd. In de regio is sprake van een overaanbod aan kantoorruimte. Demografische ontwikkelingen en ontwikkelingen ten aanzien van 'het nieuwe werken' lijken structurele wijzigingen met zich mee te brengen ten aanzien van de behoefte aan kantoorruimte. Nieuwe kantoorontwikkelingen maken dan ook geen deel uit van het voorliggende bestemmingsplan.

Gemeentelijk beleid

De Ruimtelijke Structuurvisie 2030 schetst een beeld van Delft als een verbonden, dynamische en duurzame stad. Vanuit de ruimtelijke kernkwaliteiten van Delft, zijnde de compacte stedelijke schaal, dooradering met groen en water, een veelzijdig palet aan buurten, lange kris-kras routes, veelzijdig knooppunt en de nabijheid van het landelijke gebied, wordt ten aanzien van het economisch functioneren de nadruk gelegd op Delft als kennis-economisch centrum. Specialisatie in de Zuidvleugel van de Randstad leidt tot het doorontwikkelen van het Technologische Innovatiecampus Delft dat een verwevenheid kent met de gehele stad. De stedenbaanlocaties in Delft ontwikkelen zich tot hoogstedelijke knooppunten en het toeristisch aanbod van de stad mondt uit in een culturele as in de stad.

Bedrijvigheid, geconcentreerd op een aantal stedelijke bedrijventerreinen, vormt een belangrijke drager voor de vitaliteit van de stad.

6.3.3 Gewenste ontwikkeling

De bestaande ruimte voor bedrijvigheid in combinatie met recreatieve voorzieningen dient zoveel als mogelijk behouden te blijven. In de planregels is vastgelegd dat Ypenburgse Poort mag worden gebruikt voor bedrijven en recreatie-, sport- en leisurevoorzieningen. Voor het direct aangrenzende Xotusterrein wordt een herontwikkeling voorzien binnen de komende 10 jaar. Om het gebied zowel functioneel als ruimtelijk goed aan te laten sluiten bij Ypenburgse Poort, krijgt het terrein dezelfde bestemming en bebouwingsmogelijkheden. Door de locatie van het terrein in de directe nabijheid van de snelweg zal bij een invulling nadrukkelijk aandacht besteed worden aan de beeldkwaliteit van de nieuw te realiseren bebouwing. Voor het terrein Delftse Poort Noord worden geen wijzigingen voorzien.

6.3.4 Conclusie

Door het terrein Ypenburgse Poort consoliderend te bestemmen wordt het behoud aan bedrijventerrein met recreatie-, sport- en leisurevoorzieningen verzekerd. De locatie van Xotus krijgt deze zelfde bestemming, waarbij rekening is gehouden met de beoogde groene invulling van de zuidzijde van het terrein. Voor Delftse Poort Noord wordt de feitelijke situatie in het bestemmingsplan geconsolideerd.

6.4 Horeca En Detailhandel

6.4.1 Bestaande situatie

Voor wat betreft de horeca in het gebied kan een onderscheid gemaakt worden tussen die horecavoorzieningen die een relatie met het groengebied hebben en de horeca die vanuit bereikbaarheidsoogpunt gesitueerd is op het bedrijventerrein Ypenburgse Poort. In het laatste geval gaat het met name om de twee hotels en de McDonalds vestiging, in het eerste geval om de camping en enkele 'uitspanningen' die het recreatieve gebruik van het groengebied ondersteunen.

Detailhandel in het bestemmingsplangebied komt als functie niet of nauwelijks voor.

6.4.2 Beleid en onderzoek

Voor wat betreft het detailhandelsbeleid wordt verwezen naar de structuurvisie detailhandel Haaglanden (4.3) waarin de belangrijkste kaders zijn weergegeven.

6.4.3 Gewenste ontwikkeling

De bestaande mogelijkheden voor detailhandel ter plaatse van Xotus in bestemmingsplan Delft Oost (1996) worden overgenomen. Voor het terrein is maximaal 1.200 m2 detailhandel toegestaan.

De horecakiosk aan de Grote Plas is inmiddels gesloopt. Ter ondersteuning van het recreatieve gebruik van de Delftse Hout wordt daarom ten noorden van de Grote Plas een zone opgenomen waar een nieuwe horecavoorziening mogelijk wordt gemaakt. In deze horecavoorziening wordt tegelijkertijd ruimte geboden aan een servicepunt voor de reddingsbrigade.

6.4.4 Conclusie

De bestaande situatie wat betreft horeca en detailhandel is in het bestemmingsplan vastgelegd. Daarnaast wordt in de zone ten noorden van de Grote Plas een horecavoorziening inclusief servicepunt reddingsbrigade/ toezicht mogelijk gemaakt.

6.5 Openbare Ruimte

6.5.1 Bestaande situatie

De Delftse Hout vormt een groot en groen recreatiegebied binnen de drukke randstad. Door een grote diversiteit in inrichting is de Delftse Hout voor vele doelgroepen een ideaal gebied om te recreëren.

De inrichting bestaat uit recreatieve-, sociale- en maatschappelijke voorzieningen zoals een groot aantal sportclubs, watergebonden recreatie (zwemmen, surfen), volkstuinverenigingen, natuureducatie en een camping. Van deze voorzieningen wordt door zowel jong als oud gebruik gemaakt.

Er is ruimte voor een scala aan biotopen zoals grasland, bos, struweel, rietcultuur, water en geriefhout. Voorzieningen en biotopen bepalen voor een belangrijk deel het multifunctionele karakter van de Delftse Hout voor de recreant, maar ook voor flora en fauna.

De toegankelijkheid en bereikbaarheid van de Delftse Hout is problematisch, de onderdoorgangen onder de A13 zijn onaantrekkelijk en de routing naar de Delftse Hout kan beter. Binnen de Delftse Hout bevindt zich een fijnmazig netwerk van paden. Duidelijke wandelroutes ontbreken. Ook een hoofdwandelroute ontbreekt, evenals goede fietsvoorzieningen.

Het meubilair is (mede als gevolg van vandalisme) kwalitatief en kwantitatief slecht. Voor specifieke doelgroepen ontbreken activiteiten, zoals voor jongeren bijvoorbeeld: een speelbos voor kinderen van 7 tot 12 jaar, een educatieve natuurroute, ruiterpaden en aandacht voor kunst en cultuur.

6.5.2 Beleid en onderzoek

De Delftse Hout is ontworpen op de recreatiebehoeften van 1970. Recreatiewensen zijn aan verandering onderhevig; zo lijkt de belangstelling voor windsurfen af te nemen. En waren recreatievormen als mountainbiken, skeeleren en nordic-walken in 1970 nog onbekend.

Ook vindt er een verandering van neerslagverdeling plaats. Er valt in korte perioden, extreem veel neerslag, waarmee de piekbelasting sterk toeneemt. Zeker nu een steeds groter areaal verstedelijkt noopt dit tot een verhoging van de bergingscapaciteit.

In de Visie Openbare Ruimte (vastgesteld door B&W op 15 september 2009) wordt voor de Delftse Hout inrichtingsniveau 'Standaard' meegegeven. Uitzondering hierop volgt de omgeving van de Grote Plas, deze krijgt in verband met de grote gebruiksdruk kwaliteitsniveau 'Extra' mee. De beheerniveaus worden hier op afgesteld.

Op basis van de Visie Openbare Ruimte zijn nieuwe handboeken openbare ruimte vastgesteld in 2012. Hierin worden op basis van de Visie Openbare Ruimte principedetails, materialen en meubilair benoemd waardoor meer eenheid in het straatbeeld ontstaat. Dit heeft bovendien voordelen voor het beheer van de openbare ruimte.

Voor wat betreft het beleid ten aanzien van het groen in de openbare ruimte is met name de Nota Groen 2012-2020 van belang. In de Hertenkamp staan 163 monumentale bomen, bestaande uit verschillende soorten (o.a. esdoorn, lariks, beuk, iep, linde, tamme kastanje, paardenkastanje, plataan, es). In Klein Delfgauw staan twee monumentale witte paardenkastanjes. In de achtertuinen van de panden aan de Delfgauwseweg staan een monumentale es en een esdoorn.

6.5.3 Gewenste ontwikkeling

Verbeteren van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het Delftse Hout vormen een drie-eenheid waaraan de komende jaren gewerkt kan worden. Deze drie-eenheid wordt omschreven in de gebiedsvisie Delftse Hout. Enkele aandachtsgebieden voor de openbare ruimte vormen:

  • het faciliteren van de toenemende recreatiedruk;
  • gebruiksmogelijkheden afstemmen op wensen en behoeften van hedendaagse gebruikers;
  • optimale bereikbaarheid en toegankelijkheid voor alle verkeerssoorten;
  • versterken samenhangen tussen Delft en Delftse Hout;
  • versterken van diversiteit en beeldkwaliteit;
  • ruimte bieden aan economische activiteiten die passen binnen het profiel van de Delftse Hout.

6.5.4 Conclusie

In de loop der tijd veranderen recreatiewensen. Met de gebiedsvisie Delftse Hout als 'raamwerk' kan de openbare ruimte de komende jaren een belangrijke kwaliteitsimpuls tegemoet zien.

De in het plangebied aanwezige monumentale bomen zijn opgenomen in figuur 7.5 van de toelichting.

6.6 Recreatie

6.6.1 Bestaande situatie

De Delftse Hout kent een grote verscheidenheid aan recreatief aanbod. Het gebied kenmerkt zich door herkenbare deelgebieden; sportpark Brasserskade, de Hertenkamp, de Grote Plas en omgeving, het agrarisch gebied en een deelgebied met een begraafplaats, (indoor) tennisbanen en volkstuinen. Kortom, het is een veelzijdig ingericht gebied, geschikt voor extensieve en intensieve recreatie, maar ook zijn er mogelijkheden voor natuurbeleving en -educatie. Het gemeentelijk Natuur- en milieueducatiecentrum, de Papaver, heeft ook de functie van bezoekerscentrum en uitvalsbasis voor publieksactiviteiten.

Verschillende gebieden zijn met name bedoeld voor intensieve dagrecreatie; sportparken, speel- en ligweiden, de Grote Plas, een stadscamping en een kinderboerderij. Daarnaast zijn er een aantal andere functies die in het gebied liggen en gerelateerd zijn aan intensieve recreatie, zoals de waterspeeltuin, de cooperbaan en faciliteiten voor verenigingen, zoals een postduivenvereniging en faciliteiten voor vissers.

De rest van het gebied is meer gericht op extensieve recreatie. Hiervoor zijn voorzieningen aanwezig als picknickplaatsen en bankjes, fiets-, wandel- en ruiterpaden. Ook is er een wandelroute door het Arboretum Heempark, een park dat zich kenmerkt door exotische bomen en planten.

Het netwerk van recreatieve paden bedient verschillende doelgroepen. Een aantal fiets- en wandelpaden in het gebied sluiten aan op doorgaande routes en zijn daarmee onderdeel van een provinciale en regionale verbindingen tussen de verschillende woonkernen in de regio.

Daarbij beschikt het gebied over een aantal goede horecamogelijkheden, die bijdragen aan de aantrekkelijkheid van het gebied als bestemming voor een 'uitje vanuit de stad'. Door middel van een gevarieerd horeca-aanbod kan een ieder op zijn eigen manier zich verpozen in het gebied.

In het gebied vinden gedurende het jaar enkele kleine activiteiten plaats en een enkele keer per jaar vindt er een evenement plaats. Locaties die meestal gebruikt worden zijn het speelveld langs de kreek en de strandstrook langs de Grote Plas.

6.6.2 Beleid en onderzoek

Verschillende ontwikkelingen zoals groei van de bevolking, toename van niet-westerse bevolking en ouderen die langer blijven meedoen, geven nieuwe recreatiewensen op andere plaatsen. Bestaande voorzieningen moeten aan de nieuwe wensen worden aangepast en nieuwe recreatievoorzieningen zijn gewenst.

Ook de gebiedsvisie Delftse Hout (2008) geeft aan dat er sinds de aanleg van de Delftse Hout veel is veranderd, zowel op het gebied van ruimtelijke context, als op het gebied van gebruik en klimaat.

Ruimtelijke context

In 2020 zijn de wijken rond de Delftse Hout (Ypenburg, Pijnacker-Nootdorp, Emerald) voltooid en is ook het bosgebied De Balij volledig gerealiseerd. De Delftse Hout vormt het kopeinde van een groengebied dat zich uitstrekt tot aan Zoetermeer. Dit groengebied is door stedelijk gebied omsloten, ligt als een 'central park' temidden van het stedelijk weefsel van Haaglanden. Voor de nieuwe bewoners ligt het recreatie- en natuurgebied letterlijk voor de deur. Dit maakt dat meer mensen van de Delftse Hout gebruik kunnen maken; dat de Delftse Hout sterker dan voorheen deel uitmaakt van de dagelijkse woon-, werk- en leefomgeving. De druk op het gebruik van de Delftse Hout als recreatiegebied is hierdoor aanzienlijk toegenomen.

De verbreding van de A13, en de ontwikkeling van meer bebouwing aan de A13, heeft er toe geleid dat de barrièrewerking die van de snelweg uitgaat is toegenomen, waarmee de bereikbaarheid vanuit de stad is verslechterd. Het optimaliseren van de recreatieve routestructuren is belangrijk. Hiervoor is afstemming noodzakelijk met de ontwikkelingen in de naastgelegen gebieden.

Gebruik

De Delftse Hout vormt, tezamen met het Bieslandse Bos, De Balij, Westerpark, Buytenpark en de Nieuwe Driemanspolder (in aanleg) onderdeel uit van het regiopark Buytenhout dat vanuit Delft reikt tot aan Zoetermeer.

Dit kan leiden tot een afwisseling van intensief en extensief gebruik en een andere zonering. Uit onderzoek is gebleken dat de Delftse Hout op een beperkt aantal plaatsen onderscheidend is, maar dat de samenhang ontbreekt en er vooral een veelheid aan incidenten is in de Delftse Hout.

Inwoners van Delft hebben behoefte aan recreatie dicht bij huis. Niet alleen de recreatieve behoefte vanuit de stad, maar ook vanuit de regio neemt sterk toe. Uit onderzoek Kenniscentrum Recreatie (2008) blijkt dat de recreatieve druk in de provincie Zuid-Holland op dit moment groot is, er is een groot tekort aan recreatievormen en dit tekort zal de komende jaren alleen maar toenemen. Recreatievormen (bv. strandspelen, speelbossen, paalkamperen, mountainbiken, nordic-walken) die voorheen nog onbekend waren, zullen in de toekomst om ruimte vragen.

Ook Delft en omgeving telt steeds meer inwoners van buitenlandse origine. Daarmee verandert ook de recreatiebehoefte. Dit kan betekenen dat er een toenemende vraag is naar recreëren in gezins- of familieverband en meer behoefte is aan picknick- en barbecuemogelijkheden (Kenniscentrum Recreatie).

Klimaat

Uit verschillende onderzoeken is duidelijk geworden dat het klimaat verandert, de zomers worden warmer en de winters zachter. In die perioden zoeken mensen verkoeling buitenshuis, het liefst buiten de stad, dicht bij huis, vrij van files. Daarom blijft in de toekomst de Grote Plas met de bijbehorende recreatievoorzieningen (zoals sanitaire faciliteiten, horecagelegenheid) in de Delftse Hout een belangrijk recreatief onderdeel.

6.6.3 Gewenste ontwikkeling

De setting van de Delftse Hout is veranderd, de huidige gebruiksmogelijkheden van het gebied moeten worden versterkt, zonder de aantrekkelijkheid ervan aan te tasten. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de Delftse Hout is natuur en recreatie in een stadspark setting. Hiermee wordt ingespeeld op de toenemende recreatiedruk op het gebied. Waar programma wordt toegevoegd dient dit zich te voegen in dit uitgangspunt.

Gewenst zijn entrees die uitnodigen om het gebied te bezoeken. De entrees liggen verspreid over het gebied. De entrees worden gevormd door een markante toegang, die zodanig is gepositioneerd dat deze naadloos aansluit op de bestaande stedelijke structuurlijnen. Aansluitend op deze entrees worden twee noord-zuid verbindingen ontwikkeld die de verschillende sferen verbinden:

  • een noord-zuid verbinding voor wandelaars die min of meer centraal door de Delftse Hout voert
  • een lommerrijke fietsverbinding aan de oostrand van het gebied die goeddeels langs de oude boerenlinten en over de historische kaden voert.

Ook de bestaande recreatieve paden en de padenstructuur in de Delftse Hout dienen te worden verbeterd, zodat het netwerk verschillende doelgroepen kan bedienen. De paden versterken de belevingswaarde van het gebied. Routes worden ontwikkeld met waar mogelijk gebruikmaking van bestaande paden. Daarbij worden voor verschillende doelgroepen routes ontwikkeld.

In de Hertenkamp kan de sfeer van een romantisch park worden versterkt. Dit vergt een verbetering van de paden, herstel van zichtlijnen, herstel van beplantingen en een op de sfeer afgestemd meubilair.

Tussen de Hertenkamp en de Tweemolentjesvaart ligt de voormalige gemeentekwekerij; het zogenaamde Combiwerkterrein. Het is een zone die kansen biedt voor een toekomstige ontwikkeling. Het is denkbaar dat in de toekomst deze schil tussen Hertenkamp en Tweemolentjesvaart 'van kleur verschiet'; een andere groene of recreatieve invulling verkrijgt.

De Grote Plas en omgeving is een gebied dat meer wordt geïntensiveerd. Het water en de waterkant kan gebruiksvriendelijker worden gemaakt, met meer mogelijkheden voor recreatief gebruik.

Het boerenland is een gebied dat recreatief minder wordt geïntensiveerd. Een mogelijkheid om het gebied te doorkruisen, met inachtneming van de kwetsbare, verstoringsgevoelige delen van het gebied.

In een nadere uitwerking moet onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn om het gebied van de voormalige stortplaats te ontwikkelen tot een aantrekkelijk recreatief gebied met een aanvulling van (nog niet aanwezige) gebruiksmogelijkheden.

6.6.4 Conclusie

Het recreatiegedrag van de samenleving is onderhevig aan mode. Het gevolg is dat de wensen die de samenleving stelt aan recreatiegebieden veranderen. Vanuit recreatie komen andere vragen op het recreatie- en natuurgebied af. Het recreatie- en natuurgebied de Delftse Hout is enerzijds gebaat bij duurzaamheid en stabiliteit en behoeft anderzijds ruimte tot flexibiliteit. In het bestemmingsplan wordt naar een balans tussen consolideren en ontwikkeling gezocht, door de belangrijke kernwaarden van het natuur- en recreatiegebied de Delftse Hout te beschermen en aan de andere kant ruimte te geven voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van recreatie die passen binnen de identiteit van de Delftse Hout.

Hoofdstuk 7 Milieu

7.1 Water

7.1.1 Bestaande situatie

Het plangebied is een waterrijk gebied. Het gebied bestaat uit grotere waterafvoerende watergangen, poldersloten en waterplassen in een grotendeels groene omgeving. Naast de natuurlijke en waterbergende functie is recreatie een belangrijke nevenfunctie van het water in het gebied. Centraal ligt de Grote Plas welke recreatief gebruikt wordt voor onder andere zwemmen en surfen. Een andere belangrijke recreatieve waterfunctie in het gebied is de waterspeeltuin ten westen van de Grote Plas. De overige watergangen en plassen worden recreatief gebruikt als visplaats.

Waterkeringen

Het plangebied bestaat uit verschillende polders, zoals weergegeven in figuur 7.1. Er liggen waterkeringen rond boezemwater en tussenboezems rond de watergang parallel aan de noordkant van de Tweemolentjesvaart, halverwege bovenlangs de watergang parallel aan de Tweemolentjesvaart overgaand in de middelweg en polderscheidingen in het noorden van het plangebied op de Brasserskade, ten oosten over de Noordeindseweg en ten zuiden over het Kerkepad vanuit Klein Delfgauw overgaand in het Heempad en vervolgens de Korftlaan en ten westen op de rijksweg A13 en in het zuiden van het plangebied over de Delfgauwseweg. De waterkeringen rond het tussenboezemwater ten noorden van de Tweemolentjeskade zijn veenkades. Hiervoor gelden specifieke afstanden voor de kernzone van de waterkering. De waterkeringen zijn aangegeven op de verbeelding.

In het plangebied zijn verschillende poldergemalen; Halverwege de Middeljeu, aan de Tweemolentjesvaart die het gebied ten oosten van het gemaal bemaalt. Verder aan de Korftlaan en bij de waterspeeltuin en aan de Grote Plas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0009.jpg"

Figuur 7.1: Polders van Delft

Waterkwantiteit

Het plangebied strekt zich uit over vier polders; Polder van Nootdorp, Bieslandse Bovenpolder, Noordpolder van Delfgauw en een klein deel van de Zuidpolder van Delfgauw.

Het streefpeil varieert binnen het plangebied tussen de –1.65 t.o.v. NAP tot –5.10 m t.o.v. NAP. In onderstaande tabel is per polder (en eventueel deelgebied) het streefpeil aangegeven.

Polder Streefpeil
Polder van Nootdorp (sportpark Brasserkade) 5.10 m - NAP
Polder van Nootdorp (Hertenkamp) 4.75 m – NAP
Bieslandse Bovenpolder 2.10 m – NAP
Bieslandse Bovenpolder (De Grote Plas) 3.75 m – NAP
Noordpolder van Delfgauw 1.65 m - NAP
Noordpolder van Delfgauw (begraafplaats Iepenhof) 3.00 m - NAP
Zuidpolder van Delfgauw 1.75 m - NAP

Het plangebied betreft het buitengebied van Delft en daarvoor geldt de wateropgave van 170 m3/ha.

Waterkwaliteit en ecologie

De waterkwaliteit van het gebied is goed. Plaatselijk is er gedurende de zomer last van blauwalg in het oostelijk gedeelte van de Grote Plas. Het water in de Hertenkamp is erg nutriëntrijk. Langs de watergang door de Hertenkamp zijn natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Daarnaast zijn er onderwatereilanden in de watergang aangelegd. Beide met als doel de waterkwaliteit te verbeteren.

Afvalwater en riolering

Het gebied is gescheiden gerioleerd. De riolering loopt deels via een drukriool en deels via vrij verval. Een deel van de woningen in het gebied beschikken over een IBA-systeem (systeem voor individuele behandeling van afvalwater).

Klein Delfgauw is aangesloten op het riool van Pijnacker. De woningen op het Hazepad, buiten het plangebied, zijn aangesloten op de riolering in het plangebied.

Grondwater

In delen van het plangebied komen hoge grondwaterstanden voor.

7.1.2 Beleid en onderzoek

Water is de afgelopen decennia een belangrijk item geworden in ruimtelijke plannen. Dit is terug te vinden in regelingen op Europees, landelijk en provinciaal niveau, zoals:

  • de Europese Kaderrichtlijn Water (2000),
  • de Vierde Nota Waterhuishouding (1998),
  • Nota Ruimte (2004),
  • het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (2000),
  • de beleidsnota Groen, Water en Milieu 2006-2010 en
  • de Zwemwaterrichtlijn 2006.

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft haar beleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015, formeel is dit vastgelegd in de 'Keur en de legger'. Het verbeteren van de waterkwaliteit en het vergroten van de bergingscapaciteit zijn belangrijke pijlers binnen het beleid van het Hoogheemraadschap. Voor het vergroten van de bergingscapaciteit is in het kader van het project ABC-Delfland (Afvoeren en BergingsCapaciteit) de waterbergingseis voor stedelijk gebied vastgesteld op 325 m³/ha en voor het buitengebied op 170 m3/ha.

De gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen het 'Waterplan Delft, een blauw netwerk' (2000) opgesteld. Het plan richt zich op het realiseren van gezonde en veerkrachtige watersystemen. Daarmee worden systemen bedoeld waarvan de waterkwaliteit en de ecologische kwaliteit past bij de (natuurlijke) situatie ter plaatse en dat verstoringen in het systeem relatief makkelijk kunnen worden opgevangen.

De gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben tevens gezamenlijk de 'Waterstructuurvisie' (2005) opgesteld. Het doel van de Waterstructuurvisie is om het watersysteem van Delft over 25 jaar optimaal te laten functioneren. Hierbij wordt uitgegaan van een werknorm voor waterberging van 325 m³/ha in het stedelijk gebied en 170m3/ha in het buitengebied. De realisatie hiervan wordt zoveel mogelijk opgehangen aan de ontwikkelingen en herstructureringen die de komende decennia in Delft plaatsvinden. Daarnaast wordt in de Waterstructuurvisie een betere waterkwaliteit nagestreefd conform de ambities van het waterplan.

Om dit de bewerkstelligen zijn in de Waterstructuurvisie diverse maatregelen benoemd ter verbetering van de waterhuishouding. De maatregelen worden verdeeld per polder beschreven.

Bieslandse bovenpolder

In figuur 7.2 zijn de maatregelen voor de Bieslandse bovenpolder aangegeven. De Grote Plas is een gebiedseigen watersysteem met een bergingsoverschot. Vanwege de recreatieve functie van de plas is het niet wenselijk om deze plas met de watergangen in de omgeving te verbinden. De waterspeeltuin is een andere recreatieve functie aan de oostzijde van de Rijksweg. Om de waterkwaliteit verder te verbeteren - mede met het oog op de Europese Zwemwaterrichtlijn - is het de wens de watergang door de waterspeeltuin af te scheiden van de watergang waar de kinderboerderij op loost, en vervolgens een verbinding te maken tussen de waterspeeltuin en de Grote Plas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0010.jpg"

Figuur 7.2: Maatregelen uit Waterstructuurvisie voor Bieslandse bovenpolder

De uitvoering van onderstaande maatregelen uit de waterstructuurvisie zijn voor dit deel van het plangebied relevant:

  • (3) Aanleg van een waterverbinding tussen de watergang van de Korftlaan en de watergang ten noorden van de kinderboerderij, inclusief de aanleg van een oostwest watergang die de doodlopende watergang verbindt met de nieuw aan te leggen watergang. De aanleg van deze watergangen (en ook de onder 4 en 5 genoemde verbindingen) is noodzakelijk om te voorkomen dat het water dat door de waterspeeltuin loopt in de toekomst langs de kinderboerderij blijft stromen.
  • (4) Aanleg van een noord-zuid verbinding en verbreken van een oostwest verbinding ten behoeve van de waterkwaliteit in de waterspeeltuin.
  • (5) Aanleg van een parallel waterverbinding langs het Bieslandsepad. Door het isoleren van het water van de waterspeeltuin ten behoeve van het verhogen van de waterkwaliteit wordt de verbinding tussen de watergang langs de oostzijde van de A13 met het water van de Delftse Hout verbroken. Deze nieuwe watergang herstelt deze verbinding. Door deze watergang van zeer flauwe oevers te voorzien kan in natte perioden extra water geborgen worden.
  • (6) Verbreding van de watergang die met een omweg de Grote Plas verbindt met de watergang van de Korftlaan. Deze verbinding is nu smal. In natte perioden geeft dat wateroverlast in de aangrenzende volkstuinen. Door deze watergang te verbreden en door naast verbreding ook flauwe oevers of laaggelegen delen aan te leggen, kan in natte perioden extra water geborgen worden.
  • (7) Verbreding van de watergang die de Grote Plas direct verbindt met de watergang van de Korftlaan. Deze verbinding is nu smal. In natte perioden geeft dat wateroverlast. Door deze watergang te verbreden en flauwe oevers aan te leggen en door een nieuwe verbinding aan te leggen ten oosten van de huidige verbinding, kan in natte perioden extra water geborgen worden.

Voor de Polder van Nootdorp en de Noord- en Zuidpolder van Delfgauw zijn geen specifieke maatregelen voor dit plangebied uit de waterstructuurvisie naar voren gekomen die betrekking hebben op de komende planperiode.

De conceptwaterparagraaf voor dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets op 9 maart 2010 met het Hoogheemraadschap van Delfland besproken.

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro heeft het Hoogheemraadschap van Delfland een schriftelijke reactie d.d. 18 januari 2011 ingediend. Daarin geeft het Hoogheemraadschap aan dat aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding invulling is gegeven. Het Hoogheemraadschap stemt in met het bestemmingsplan.

7.1.3 Gewenste ontwikkeling

Waterkeringen

De huidige ligging van de waterkeringen wordt gehandhaafd. De (keurzones van de) waterkeringen worden vastgelegd op de verbeelding. De waterkeringen krijgen de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering in de regels.

Waterkwantiteit

De Grote Plas is een gebiedseigen watersysteem met een bergingsoverschot. De berging mede ten behoeve van periodes van droogte (seizoensberging) en met het oog op de zwemwaterkwaliteit is voldoende maar zou eventueel vergroot kunnen worden om meer zekerheid te garanderen. Vanwege de recreatieve functie van de plas is het niet wenselijk om deze plas met watergangen in de omgeving te verbinden. Enkele maatregelen uit de waterstructuurvisie zijn gericht op het verbreden van de watergangen van en naar de plas waarbij tevens flauwe oevers en lage delen worden aangelegd. Dit verbetert de doorstroming en verhoogt de bergingscapaciteit.

Onder beleid en onderzoek worden verschillende maatregelen uit de structuurvisie genoemd. De maatregelen 3 t/m 6 worden naar verwachting binnen de planperiode van onderhavig bestemmingsplan gerealiseerd, maatregel 7 valt mogelijk buiten de planperiode. De verschillende maatregelen hebben verband met elkaar en dienen als één ontwerp in de inrichting van de buitenruimte te worden meegenomen.

Het (hoofd)watersysteem heeft de bestemming 'Water' en wordt vastgelegd op de verbeelding. Waterstaatkundige werken worden mogelijk gemaakt binnen de bestemming Water.

Waterkwaliteit en ecologie

Het ambitieniveau voor de waterkwaliteit in het plangebied is water als natuurgoed. Het accent ligt op de natuurfunctie wat hoge eisen stelt aan de waterkwaliteit. Het water is licht eutroof met grotendeels natuurvriendelijke oevers. De aanvoer van regenwater via verhard oppervlak vindt plaats via infiltratie (en vertraagde afstroming naar het grondwater). Het risico op verontreiniging is geminimaliseerd (geen overstortlocaties). Er komen veel water- en oeverplanten voor en er is een gevarieerde visstand met ook roofvis.

Het water van de Grote Plas is van goede kwaliteit en vervult een natuur- en recreatiefunctie. Het risico van verontreiniging is minimaal. Bronnen van microverontreiniging zijn er niet. Bij voedingsstoffen zijn alleen interne bronnen (waterbodem) en lokale bronnen (bladafval, hengelaars en zwemmers, honden, paarden en vogels) van belang. De aanwezige rietvelden hebben een natuurlijk zuiverende werking en verbeteren de waterkwaliteit.

Naast de natuurfunctie is de Zwemwaterkwaliteit belangrijk voor de Grote Plas en de waterspeeltuin. Voor de bestrijding van blauwalg in de Grote Plas wordt in overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland een maatregelenpakket geformuleerd. De daaruit voorkomende maatregelen zijn vanaf 2012 doorgevoerd. Met het oog op met name de zwemwaterkwaliteit van de waterspeeltuin, ligt een verbeteringsvoorstel voor afscheiding van het gebied waarop de kinderboerderij loost.

Dit plan komt voort uit de waterstructuurvisie en zal worden meegenomen wanneer er ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied. Bij de aanleg van nieuwe watergangen en de aanpassingen van huidige watergangen worden waar mogelijk natuurvriendelijke oevers aangelegd ter verhoging van de waterkwaliteit.

Het water in de Hertenkamp heeft een hoog nutriëntgehalte. De natuurvriendelijke oevers en de onderwatereilanden zijn niet voldoende aangeslagen. In overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland worden verbetermaatregelen opgesteld.

De Pijnackersevaart en de afvoerwatergang aan 't Verlaat maken onderdeel uit van het waterlichaam de Oostboezem van Delfland zoals benoemd in de Kader Richtlijn Water. Per waterlichaam zijn specifieke plannen opgesteld voor verbetering van de waterkwaliteit; schoner water en een betere leefkwaliteit voor planten en dieren, onder andere door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers. De exacte locatie van de natuurvriendelijke oevers zijn nog niet vastgelegd. Het is nog niet bekend of in bovenstaande watergangen natuurvriendelijke oevers worden aangelegd, binnen het bestemmingsplan is de aanleg wel mogelijk gemaakt.

Onderhoud en bagger

Het onderhoud aan de watergangen wordt deels varend en deels vanaf de kant uitgevoerd. Varend materieel wordt doorgaans vanaf bruggen te water gelaten. Maaisel wordt afgevoerd. Afgesproken is dat bagger niet vanuit de watergangen op de kant gezet wordt. De bagger wordt afgevoerd naar een lokaal baggerdepot of een regionale verwerkingsinrichting. In het kader van de overdracht van taken in het waterbeheer is tussen gemeente en Hoogheemraadschap afgesproken dat het Hoogheemraadschap de wijze waarop voorheen onderhoud werd gepleegd, zal voortzetten.

Afvalwater en riolering

Op afvalwater en riolering zijn de komende jaren geen gewenste ontwikkelingen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient de riolering conform de bouwverordening gescheiden te worden aangelegd.

Grondwater

Er is beperkt overlast van hoge grondwaterstanden, voor groen en recreëren geldt in het algemeen dat de toegestane ruimte tussen de minimale en maximale grondwaterstand wat groter is dan voor de functies wonen en werken. Dit komt onder meer doordat de nadelige consequenties van een hoge of lage grondwaterstand meestal kleiner zijn. Er worden geen specifieke maatregelen genomen.

7.1.4 Conclusie

Het watersysteem in het plangebied voldoet aan de wet- en regelgeving ten aanzien van water.

7.2 Ecologie En Groen

7.2.1 Bestaande situatie

Het plangebied omvat het natuur- en recreatiegebied Delftse Hout. Het gebied wordt gekenmerkt door een sterke afwisseling in biotoop met afwisselend bosplantsoen, bos, agrarisch weidegebied, kruidenrijke vegetatie, een veenstrook met orchideeën tot intensief beheerde ligweiden bestaande uit gras.

Binnen het plangebied is de Tweemolentjesvaart opgenomen in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur als bestaande en nieuwe prioritaire gebieden. Dit geldt ook voor aangrenzende gebieden Balij en Bieslandse bos. De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS) heeft als doel verlies van natuur- en landschapswaarden tegen te gaan. Het doel daarbij is een samenhangend netwerk van robuuste natuurgebieden die verbonden worden door voldoende verbindingszones, die de gewenste natuurdoeltypen herbergen, die dus de biodiversiteit waarborgen en die ontsloten zijn voor recreatief medegebruik. De Bieslandse bovenpolder is aangewezen als ecologisch weidegebied en maakt deel uit van het project Boeren voor Natuur.

Het plangebied en de nabije omgeving maken geen deel uit van beschermde staatsnatuurmonumenten of beschermingszones vallend onder de Habitat- en Vogelrichtlijn.

Wel is het gebied opgenomen als groen- en recreatiegebied binnen het Groenstructuurplan van het stadsgewest Haaglanden en de ruimtelijke visie Hof van Delfland en is integraal onderdeel van het regiopark Buytenhout.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0011.jpg"

Figuur 7.3: Stedelijke Ecologische structuur van Delft

Lokaal is het plangebied opgenomen in het gemeentelijk groenbeleid waarbij het overgrote deel is aangewezen als ecologisch kerngebied. De volgende onderdelen van de Delftse ecologische structuur liggen in het plangebied (zie ook figuur 7.3 en 7.4).

Typering volgens
Ecologieplan Delft
Locatie
Primair netwerk Brasserskade
Tweemolentjeskade
Korftlaan
Delfgauwseweg
Kerngebied aanwezig groen/ water
Het totale gebied met onderscheidende onderdelen:
Hertenkamp
Delftse Hout waterplas en omliggende gebied
Volkstuinen
Arboretum Heemtuin
Bieslandse Bovenpolder
Gebied rond oude vuilstortplaats
Kerngebieden specifiek groen Sportvelden Brasserkade
Sportvelden Biesland
Sportvelden Wippolder
Begraafplaats Iepenhof
Ecologische boomstructuur Baden Powellpad/ Bieslandse pad
Brasserskade
Korftlaan
Delfgauwseweg

7.2.2 Beleid en onderzoek

Beleid op het gebied van ecologie en bomen is terug te vinden in nationale regelingen zoals de Flora- en faunawet, en gemeentelijk beleid als de Nota Groen 2012-2020, het Duurzaamheidsplan Delft 2008-2012 en het bomenbeleid als opgenomen in de Bomenverordening 2013.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet is gericht op soortenbescherming. De Flora- en faunawet kent een verbod op het aantasten of verstoren van beschermde dier- en plantsoorten, alsmede het aantasten of verstoren van de nesten, holen of andere voortplantings- of vast rust- en verblijfplaatsen, tenzij ontheffing wordt verleend door de minister van Landbouw, Natuur- en Voedselkwaliteit. In principe zijn alle van nature in de Europese Unie voorkomende zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen beschermd. Tevens is een aantal vaatplanten, insecten, weekdieren en overige in- en uitheemse diersoorten die in Nederland voorkomen, beschermd.

In 2005 is een Algemene maatregel van bestuur in werking getreden die alle beschermde soorten indeelt in drie beschermingscategorieën.

Tabel 1 soorten: in Nederland algemeen voorkomende soorten waarbij bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd;

Tabel 2 soorten: in Nederland zeldzame of bedreigde soorten, waarbij bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting een ontheffing moet worden aangevraagd bij het ministerie van LNV of gewerkt kan worden volgens een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode;

Tabel 3 soorten: soorten genoemd in de Habitatrichtlijn bijlage IV, en enkele bedreigde soorten. Voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting dient een ontheffing te worden aangevraagd.

Nota Groen Delft 2012 - 2020

Het doel van de Nota Groen 2012-2020 is om een groene, attractieve en duurzaam woon- en leefmilieu te creëren waarin – bewoners, ondernemers en bezoekers zich prettig voelen, elkaar kunnen ontmoeten en zichzelf kunnen ontplooien; - waarin flora en fauna kansen krijgen om tot volle wasdom te komen; - waarin groen en water een positieve bijdrage leveren aan klimaatadaptatie en omgevingskwaliteit; - en waarin alle waarden van groen in de besluitvorming worden meegenomen.

Het groene raamwerk bestaat uit vlakken, lijnen en punten. Hierin worden de waarden van groen benaderd vanuit vijf perspectieven, die worden ingezet als instrument om alle waarden van groen in projecten, plannen en beheer tot hun recht te laten komen. De vijf perspectieven zijn:

1. Groen Delft in ruimtelijk perspectief gericht op de karakterisering van de stad en cultuurhistorische waarden;

2. Groen Delft in sociaal perspectief, gericht op recreatie, cultuur, educatie, esthetiek, participatie, maatschappelijk draagvlak en educatie.

3. Groen Delft ecologisch perspectief, gericht op bomen, biodiversiteit, gebieden en verbindingen, duurzaamheid, maatschappelijk draagvlak en educatie;

4. Groen Delft in fysisch perspectief, gericht op luchtkwaliteit, waterhuishouding, windkanalen, geluidswering, klimaatadaptatie en energie; en

5. Groen Delft in economisch perspectief, gericht op ecosysteemdiensten, gezondheid, veiligheid, gunstig vestigingsklimaat en baten van groen.

Binnen het bestemmingsplan ligt de nadruk op de ecologische-, sociale en ruimtelijke waarden van Groen. Vanuit de ecologische waarden geldt dat een goede ecologische structuur en biotoop met goede kwaliteit aanwezig moet zijn om de terugkeer van uit Delft verdwenen planten en dieren mogelijk te maken en om de biodiversiteit in de stad te waarborgen. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen in het plangebied geen negatief effect mogen hebben op het functioneren van het ecologisch netwerk en een achteruitgang in biodiversiteit.

Bij nieuwe ontwikkelingen zal er een integrale afweging worden gemaakt of en in hoeverre groen- en/of ecologische structuren worden aangetast. Wordt alsnog besloten een ruimtelijke ontwikkeling in de groen- en/of ecologische structuur te laten plaatsvinden, dan kunnen mitigerende en/of compenserende maatregelen worden getroffen, ter verzachting of vervanging van de verloren gegane natuurwaarden. De compensatie kan bestaan uit zowel investerings- als beheerkosten van de (nieuwe) gebieden of uit een kwaliteitsimpuls van bestaande structuren.

Bij ontwikkelingen waarbij het netwerk wel is gegarandeerd maar waarbij wel een kwalitatieve achteruitgang optreedt, kunnen er naast mitigerende maatregelen tevens compenserende maatregelen getroffen worden. Hierbij kan financiële compensatie tot de mogelijkheden behoren door een bijdrage te storten in de ecologiereserve. Deze reserve wordt gebruikt om de ecologische structuren in Delft te versterken. De sociale waarden zijn sterk gekoppeld aan de recreatieve waarden en komen eveneens tot uiting bij de volkstuinen, zintuigentuin, etc. De ruimtelijke waarden van groen zijn bepalend voor de structuur van het gebied.

Voor de nieuwe ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is bovengenoemde afweging gemaakt.

Bomenverordening Delft 2013

De Bomenverordening Delft 2013 heeft als doel de houtopstand van Delft te beschermen. De gemeente Delft streeft naar een aantrekkelijke woon- en werkomgeving met voldoende kwalitatief openbaar groen, waaronder houtopstanden. Delft wil het bomenbestand op een zodanig peil houden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de groene belevingswaarde en de leefbaarheid van Delft waarbij extra aandacht en bescherming wordt gegeven aan bomen met natuur- en milieuwaarde, landschappelijke waarde, waarde voor stadsschoon, cultuur en monumentale waarde en waarde voor recreatie en leefbaarheid. De monumentale bomen zijn opgenomen op de verbeelding en zijn weergegeven in figuur 7.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0012.jpg"

Figuur 7.4: Monumentale bomen

Onderzoek

Voor dit bestemmingsplan is een eenmalige detailinventarisatie uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde diersoorten. Dit onderzoek is in 2007 uitgevoerd in opdracht van de gemeente Delft door ecologisch adviesbureau bSR. Daarnaast is in het kader van projecten een aantal onderzoeken uitgevoerd voor specifieke locaties (o.a. Baden Powellpad, uitbreiding camping), onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen (Mostert 2008, 2013) en is gebruik gemaakt van literatuuronderzoek en de Nationale Databank Flora en fauna (NDFF).

In de tabel staat aangegeven welke groepen en diersoorten zijn aangetroffen of kunnen worden verwacht.

Groep/soort Waargenomen Tabel Flora- en faunawet
Vissen Tiendoornige stekelbaars, Zeelt, Kroeskarper,
Baars, Brasem, Blankvoorn, Ruisvoorn

Kleine Modderkruiper


Naar grote waarschijnlijkheid komt ook de bittervoorn in het plangebied voor
Kroeskarper staat op de rode lijst*

Tabel 2, overige soorten

Tabel 3 soort
Amfibieën Kleine watersalamander
Gewone pad
Bruine kikker
Bastaardkikker
Tabel 1, algemene soorten
Vogels - Gierzwaluw Broedvogels van Bos en struweel, parken en erven en van moeras, weide en water. Algemene soorten maar ook de koekoek, bosuil, torenvalk en buizerd. Een deel van de vogels zijn gebonden aan vaste verblijfplaatsen als horstenbomen, bomen met spechtengaten etc.
Veel vogels waaronder lepelaars en weidevogels foerageren binnen het gebied.
Tabel 2, speciale status
Vleermuizen** Gewone dwergvleermuis
Ruige dwergvleermuis
Laatvlieger
Rosse vleermuis
Watervleermuis
Allen Tabel 3, strikt beschermde soorten
Grondgebonden zoogdieren Bosspitsmuis
Rosse woelmuis
Veldmuis
Bosmuis
Dwergmuis
Egel
Vos
Konijn
Haas
Marterachtigen (wezel, bunzing)
Tabel 1 algemene soorten
Overige soorten Amerikaanse rivierkreeft

Er komt een grote verscheidenheid aan algemeen voorkomende vlinders en libellen voor. Op grond van aanwezige gegevens worden geen beschermde vlinders, libellen en andere ongewervelde verwacht

*Rode lijstsoorten

Op grond van het Besluit Rode lijsten flora en fauna (Minister LNV, 2004) zijn de verdwenen, ernstige bedreigde, bedreigde, kwetsbare en gevoelige dier- en plantensoorten opgenomen in een nationale Rode lijst. De soorten die op deze lijst staan hebben geen afzonderlijke juridische beschermingsstatus, maar geeft wel aan dat er in het (soorten)beleid rekening gehouden moet worden met de instandhouding van de soort. De provincie Zuid-Holland heeft een eigen provinciaal beleid ten aanzien van Rode lijstsoorten buiten de EHS. Binnen de provincie Zuid-Holland is het compensatiebeginsel van kracht, waardoor leefgebieden van Rode lijstsoorten compensatieplichtig zijn. Doordat overheden en terreinbeherende organisaties bij hun beleid en beheer rekening houden met de Rode Lijsten wordt gehoopt dat van de nu bedreigde soorten er over tien jaar een aantal niet meer bedreigd zal zijn en dus van de Rode Lijst afgevoerd kan worden.

**Vleermuizen

Het plangebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van vleermuizen. De belangrijkste vliegroutes binnen het plangebied zijn in figuur 7.5 in het groen weergegeven en bevinden zich voornamelijk tussen de kraamkolonies en groengebieden. In rood zijn potentiële vliegroutes weergegeven; dit zijn routes waarlangs af en toe vleermuizen vliegen, maar waarvan de aantallen gering of wisselend zijn en de kwaliteit van de route hier en daar verbeterd kan worden. Binnen het plangebied zijn het Hertenkamp, de Nootdorpse Plassen, de recreatieplas in de Delftse Hout (met name de delen in het westen en zuidoosten) en de plas in de voormalige vuilstort belangrijke foerageergebieden (gele cirkel). Ter plaatse van het oude gemaal aan de Tweemolentjeskade is een kraamkolonie van watervleermuizen aanwezig. Om het overwinteren van vleermuizen te bevorderen in de omgeving van Ikea is achter de Bieslandse bovenpolder een vleermuisbunker aangelegd. In figuren 7.6 en 7.7 zijn de waarnemingen weergegeven van de gewone dwergvleermuis en rosse dwergvleermuis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0013.jpg"

Figuur 7.5: Foerageerroutes en belangrijke foerageergebieden binnen plangebied (Mostert, 2008)

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0014.png"

Figuur 7.6: Foeragerende gewone dwergvleermuizen (zwart) en paarplaats/roepende gewone dwergvleermuizen (rood) in voorjaar

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0015.png"

Figuur 7.7: Foeragerende Rosse vleermuizen in najaar (rood) en voorjaar (zwart)

Flora

In de (deel)gebieden zijn verschillende flora inventarisaties uitgevoerd. In het gehele gebied komen beschermde planten voor. Dit zijn zowel tabel 1 als tabel 2 soorten. Zoals Dotterbloem, Daslook, gevlekte orchis, rietorchis en de gulden sleutelbloem en een groot aantal muurplanten. Daarnaast komen er in het algemeen veel paddenstoelen en mossen (deels de rode lijst soorten) voor in het gehele gebied, en in de Hertenkamp en de voormalige stortplaats in het bijzonder.

Deze gevonden resultaten komen overeen met de verwachting van aanwezige habitats en de grote variatie aan biotopen in het gebied.

Op basis van de inventarisaties en literatuurgegevens is vastgesteld dat verschillende beschermde flora en fauna waaronder ook strikt beschermde diersoorten in het plangebied voorkomen en andere beschermde soorten zijn te verwachten. Het huidige gebruik van het gebied blijft in het nieuwe bestemmingsplan grotendeels ongewijzigd. Bij wijziging van het gebruik en beheer dient getoetst te worden of de duurzame instandhouding van de soorten in het gebied gewaarborgd blijft.

In het plangebied komt een grote verscheidenheid aan mossen en paddenstoelen voor.

7.2.3 Gewenste ontwikkeling

Het ambitieniveau voor de ecologie in het buitengebied is natuur als natuurgoed. Het gaat hierbij om omvangrijke kerngebieden met natuur als hoofd- of nevenfunctie. Deze gebieden hebben van zichzelf een ecologische waarde en fungeren als bron voor de omgeving en de stad. Doel is om natte en droge natuur met veel zeldzame soorten te creëren/ handhaven.

Voor de verschillende gebiedstypen binnen het plangebied zijn de volgende ontwikkelingen/invullingen gewenst.

De Hertenkamp is een oud park wat bekend staat om zijn natuurwaarden, met name vanwege de oude bomen en de daarin aanwezige fauna (onder meer vaste verblijfplaatsen voor vogels en vleermuizen) en paddenstoelen. De druk vanuit de omliggende woonwijken is de laatste tijd sterk toegenomen, en in het bijzonder door huisdieren. Het is van belang om het gebied als (extensief) natuurgebied binnen het totale plangebied te behouden in combinatie met extensieve vormen van recreatie.

De Tweemolentjeskade en -vaart geniet, als Provinciale Ecologische Hoofdstructuur speciale bescherming. Kenmerkend hiervoor is de oude kade met aangrenzend veengebied, de muurplanten en de kolonie watervleermuizen in het oude gemaal.

De Grote Plas en het omliggende gebied is een recreatiegebied en heeft de bestemming 'recreatie'. Het is een leef- en fourageergebied voor flora en fauna waaronder ook zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3). Vanuit de gebiedsvisie is de wens de recreatie in dit gebied te stimuleren en versterken. Bij de realisatie van nieuwe vormen van recreatie mag geen nadelig effect optreden voor zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3) onder meer in de vorm van vernietiging van foerageergebied of het opwerpen van barrières.

Het agrarisch gebied wordt ecologisch beheerd in het kader van Boeren voor Natuur op basis van een natuurgerichte bedrijfsvoering. Het gebied is van bijzondere waarde voor o.a. weidevogels. De ecologische kwaliteit van dit gebied moet behouden blijven, waarbij eventuele andere vormen van landgebruik binnen het concept 'Boeren voor Natuur' mogelijk zijn. Dit gebied heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden'.

De voormalige vuilstort in het zuiden van het plangebied bestaat uit bomen, grote verscheidenheid aan bosplantsoen en waterpartijen in aansluiting op het water van de Hoflaan en ligweiden. Dit gebied is van grote waarde voor vogels, zoogdieren en paddenstoelen.

Bij de sportparken heeft een omvorming plaatsgevonden van grasvelden naar kunstgrasvelden. Het beleid voor de sportparken vanuit de natuur is gericht op behoud van de ecologische kwaliteit. De volkstuinen bieden vanwege hun variatie in beplanting een belangrijke bijdrage aan de biodiversiteit van het gebied.

Gezien het belang van het plangebied voor vleermuizen, is het gewenst de foerageerroutes en foerageergebieden binnen het plangebied te versterken via beheer en inrichting. Dit betekent onder meer de aanleg van natuurvriendelijke oevers en behoud van oude bomen met holtes. Ook is het wenselijk de foerageerroutes van vleermuizen tussen het plangebied en aangrenzend stedelijk gebied te versterken via de onderdoorgangen van de A13. Aandachtspunt is het huidig beleid ten aanzien van verlichting te handhaven.

Naast bovengenoemde wordt ingezet op de ontwikkeling van natuur en recreatief aantrekkelijke verbindingszones tussen het plangebied en het stedelijk gebied waarbij gestuurd wordt op kwalitatief goede ecologische en recreatieve verbindingen. Vanuit het samenwerkingsverband Buytenhout met andere partners wordt ingezet op een versterking van de regioparkfunctie van Delftse Hout tot aan Buitenpark in Zoetermeer. Dit uit zowel natuur- als recreatief oogpunt. Daarnaast wordt vanuit de Hof van Delfland ingezet op de ontwikkeling van regionale structuren, zowel naar het oosten richting gemeente Pijnacker-Nootdorp, naar het zuiden richting deelgemeente Oude Leede in aansluiting op het kerngebied Midden-Delfland, en aan de noordzijde van Delft richting de Vlietzone en de as naar de Zwethzone.

Tot slot geldt dat de ecologische boomstructuur blijft gehandhaafd, tenzij ingrepen in de structuur plaatsvinden ten behoeve van de ecologische overwegingen.

De natuurvriendelijke oevers zijn beschreven in de waterparagraaf.

Bij nieuwe ontwikkelingen dient er naar gestreefd te worden de verharding zoveel mogelijk te beperken en daar waar nodig en mogelijk, gebruik te maken van waterdoorlaatbare verharding.

Nieuwe ontwikkelingen

De volgende ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Hieronder wordt beschreven hoe deze nieuwe ontwikkelingen zich verhouden tot de Flora- en faunawet en de Nota Groen Delft.

Xotuslocatie

Het bestemmingsplan maakt herontwikkeling van de Xotuslocatie aan de Kleveringweg mogelijk.

Op grond van meerdere onderzoeken naar natuurwaarden binnen het bestemmingsplangebied Delft Oost en de nationale databank Flora en fauna kan geconcludeerd worden dat er in het plangebied of de directe nabijheid een groot aantal beschermde soorten voorkomen, vallend onder de algemeen voorkomende soorten. In het plangebied komen meerdere soorten voor als Fuut, Waterhoen, Ekster, Houtduif, Meerkoet, Ooievaar, Blauwe reiger, Grasmus, zilvermeeuw, Boomvalk, Aalscholver, kuifeend, Wilde Eend, Buizerd, Sperwer. Dit betreft geen vaste verblijfplaatsen. Er komt geen beschermde flora voor. Direct grenzend aan de planlocatie is een verblijfplaats van de watervleermuis aanwezig. De watervleermuizen worden vooral foeragerend waargenomen langs de Tweemolentjesvaart en de Grote Plas en niet binnen de planlocatie.

De ontwikkeling is niet strijdig met de Flora en faunawet.

Het Xotus-terrein grenst aan ecologisch kerngebieden als opgenomen in de Nota Groen Delft en ligt nabij de provinciale ecologische hoofdstructuur. De ontwikkeling zelf heeft geen negatief effect op de kerngebieden en het functioneren van het ecologische netwerk. Ook leidt de ontwikkeling niet tot een achteruitgang in biodiversiteit. Ten opzichte van het oude bestemmingsplan is een deel van de bestemming gewijzigd naar groen, natuur en water. Dit past in de lijn van de Groennota.

Horeca Grote Plas

Het bestemmingsplan maakt een horecagelegenheid aan de Grote Plas mogelijk. Voor deze ontwikkeling is een Natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek komt naar voren dat er in de nabijheid van de planlocatie beschermde soorten voorkomen of gebruik maken van het gebied om te foerageren. Door het stellen van randvoorwaarden aan de ontwikkeling blijft de duurzame instandhouding van soorten gewaarborgd en zijn er geen strijdigheden in het kader van de Flora en faunawet.

In de gemeentelijke Nota Groen Delft 2012-2010 is een deel van Delft Oost aangewezen als ecologisch kerngebied. De planlocatie ligt in zo'n ecologisch kerngebied. Uitgangspunt voor kerngebieden is het behouden ervan én het mogelijk maken van transities, en wel binnen grenzen zodanig dat de natuur- en cultuurhistorische waarden gewaarborgd blijft in combinatie met leef- en recreatiegebied voor mens en dier. Voor deze ontwikkeling geldt dat in beginsel mitigerende en of compenserende maatregelen getroffen moeten worden. Het verlies van groen ter plaatse van de planlocatie wordt echter gecompenseerd door de sloop van de kassen op het combiwerkterrein en de wijziging van de bestemming. Ter plaatse van de voormalige combikassen ligt nu de bestemming ' recreatie' en is het bebouwingspercentage aanzienlijk gereduceerd. Deze ontwikkeling is in overeenstemming met de Nota Groen.

Combiwerkterrein

Het Combiwerkterrein aan de Middelweg is niet meer als zodanig in gebruik. In het bestemmingsplan is de bestemming van 'kwekerij' gewijzigd in 'Recreatie' met de aanduiding 'maatschappelijk'. Het bebowingspercentage van het bouwvlak is gereduceerd van 100% naar 20%, waardoor het bebouwde oppervlak aanzienlijk afneemt. Per saldo kan er meer dan 10.000 m2 aan groen worden toegevoegd. Dit is in de lijn van de Nota Groen.

7.2.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. De instandhouding en versterking van het ecologisch netwerk en de overige waarden van groen staan centraal en blijft in het bestemmingsplan mogelijk. Het plan voldoet aan de Flora- en faunawet en de Nota Groen 2012-2020 .

7.3 Bodem

7.3.1 Bestaande situatie

Op basis van historische informatie en in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken is voor het gehele grondgebied van Delft een bodemkwaliteitskaart opgesteld. De bodemkwaliteitskaart maakt deel uit van de bodembeheernota en is in december 2009 bestuurlijk vastgesteld. In de nota is berekend wat de gemiddelde bodemkwaliteit in de bovenste twee meter in een bepaald gebied is. Ook is opgenomen wat de bodemfunctie van een bepaald gebied is en welke toepassingseisen gelden in geval van grondverzet.

Zones en kwaliteit

In het plangebied bevinden zich de volgende zones:

  • 04. Industrie/bedrijven > 1960
  • 07. Wonen 1600-1880, 1-1,5m opgehoogd, puinhoudend
  • 16. Begraafplaats
  • 17. Recreatie
  • 20. Buitengebied Zeekleipolders Zoetermeer

Voor bovenstaande zones zijn lokale maximale waarden vastgesteld. Dit zijn normen voor de algemene bodemkwaliteit van het gebied.

Bodemfunctie

De bodemfunctie dient niet verward te worden met de bestemmingen uit het bestemmingsplan. Dit kan lastig zijn, omdat de terminologie overeen kan komen. Het bestemmingsplangebied bevat overwegend de bodemfunctie 'Groen'. Daarnaast zijn twee kleinere deelgebieden te onderscheiden met respectievelijk de functie 'Wonen' en 'Bedrijven, kantoren en infrastructuur'.

7.3.2 Beleid en onderzoek

De volgende wetten en beleidskaders op het gebied van bodem zijn van belang:

  • Wet Bodembescherming
  • Besluit bodemkwaliteit
  • De nota Bodemsaneringsbeleid Zuid Holland
  • Provinciale Milieuverordening (2007)
  • Bodembeheernota (2009)
  • Handboek bodem 2006 (gemeentelijk beleid)

Bodemonderzoeken hebben in principe een beperkte geldigheidsduur van vijf jaar. Voor her te ontwikkelen gebieden geldt dat er voor de bouwaanvraag een verkennend en/of aanvullend bodemonderzoek, conform NEN 5740 en NEN 5707, noodzakelijk is. Indien uit dit onderzoek blijkt dat er sprake is van een verontreiniging die humane, ecologische of verspreidingsrisico's oplevert, dient er te worden gesaneerd.

7.3.3 Gewenste ontwikkeling

De algemene bodemkwaliteit dient te voldoen aan de lokale maximale waarden in combinatie met de bodemfunctie die voor het betreffende gebied is vastgesteld. In de praktijk komt het erop neer dat de huidige bodemkwaliteit dient te worden gehandhaafd.

7.3.4 Conclusie

De algemene bodemkwaliteit in het gebied is geschikt voor de in het bestemmingsplan vastgelegde functies.

7.4 Milieuzonering Bedrijven

7.4.1 Bestaande situatie

Omdat men in een stad als Delft verschillende leefmilieus (van levendig tot rustige woonwijk) wil behouden, is Delft in 8 verschillende gebiedstypen ingedeeld. In figuur 7.8 is te zien dat het plangebied voornamelijk in gebiedstype “buitengebied” ligt. Ook zijn er twee gebieden met gebiedstype “bedrijventerrein 2”, te weten de Ypenburgse Poort en Delftse Poort Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0016.jpg"

Figuur 7.8: Kaart met gebiedstypen milieuzonering

Het buitengebied wordt gekenmerkt door een overwegend recreatieve en/of agrarische functie. In het gehele buitengebied zijn natuurwaarden van belang. In het buitengebied komt enige bedrijvigheid voor en wordt in geringe mate gewoond. Op enkele locaties kunnen er ook andere activiteiten plaatsvinden, zoals sportvoorzieningen. Het gebiedstype bedrijventerrein 2 zijn de zogenoemde “hoogwaardige bedrijventerreinen”. Op deze bedrijventerreinen zijn geen bedrijven toegestaan die excessieve verkeersbelasting of vervuiling veroorzaken. Binnen dit gebiedstype worden bedrijfscategorieën 3.1 en lager zonder meer toegestaan. Categorie 3.2 en categorie 4 bedrijven worden met een vrijstellingsregeling toegestaan. Eén van de voorwaarden is dat het toe te laten bedrijf qua aard en invloed op de omgeving moet behoren tot categorie 3.1. Verder moet de kwaliteit van de leefomgeving niet nadelig worden beïnvloed. De milieubelasting op de omgeving neemt door het toelaten van bedrijven met een hogere categorie niet toe. De gebieden van het type 'voorzieningen' hebben voornamelijk een maatschappelijke functie. In deze gebieden wordt nauwelijks gewoond. Er kunnen zich wel gevoelige bestemmingen als hotel, kinderopvang etc. bevinden.

7.4.2 Beleid en onderzoek

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Het uitgangspunt hierbij is dat (bestaande) bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Dit betekent dat nieuwe bedrijven die in de nabijheid van woningen komen, een passende locatie krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. Voor de afstemming van milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Dit betekent dat naar de milieubelasting van een activiteit gekeken wordt, om te bepalen welke afstand minimaal moet worden aangehouden om een goed leef- en woonklimaat voor woningen te waarborgen.

Voor het inpassen van milieuhinderlijke activiteiten heeft de VNG in 2007 de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” opgesteld. In 2009 is hierop een herziening uitgekomen. In deze handreiking worden activiteiten op SBI-code ingedeeld in milieucategorieën met elk een eigen hinderafstand, deze staan in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB), bijlage 2 bij de regels. De lijst gaat uit van een gemiddelde bedrijfsvoering. Aangezien elk bedrijf met eigen technieken en manieren kan werken, zijn de hinderafstanden indicatief en worden daarom richtafstanden genoemd. De handreiking is bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de beoordeling van bestaande situaties. De afstanden uit de handreiking geven echter wel een indicatie van de afstanden die ter voorkoming van hinder gewenst zijn. Hoewel de afstanden in de bestaande situatie kleiner zijn dan de in de VNG-handreiking aanbevolen afstanden, levert dat in de praktijk in Delft geen ernstige knelpunten op. Het gaat om een reeds lang bestaande en historisch gegroeide situatie.

7.4.3 Gewenste ontwikkeling

Het Xotusterrein is onderdeel van het bedrijventerrein Ypenburgse Poort. Op grond van het oude bestemmingsplan heeft het terrein een beperkte bestemming die alleen het gebruik dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan bestond, toestaat. Deze bestemming maakt herontwikkeling van het terrein niet goed mogelijk. Voor de nieuwe bestemming van het terrein is daarom aansluiting gezocht bij de bestemming van de overige (bedrijfs)percelen op het bedrijventerrein. Die percelen hebben de bestemming 'Bedrijventerrein'. Het Xotusterrein heeft deze bestemming eveneens gekregen. In de bestemmingsregel is opgenomen dat op het Xotusterrein een groothandel mogelijk is. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor detailhandel en ondersteunende horeca.

7.4.4 Conclusie

Het voorliggend bestemmingsplan is conform de handreiking Bedrijven en Milieuzonering (2009) van de VNG. Hiermee is voorzien in een goede ruimtelijke ordening.

7.5 Geluid

7.5.1 Bestaande situatie

Binnen het bestemmingsplangebied zijn de Rijksweg A13 en de 50 km/uur wegen de bronnen die in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) een zone hebben. De zone voor de rijksweg bedraagt 600 meter aan iedere zijde. Voor 50 km/uur wegen is de zone afhankelijk van het aantal rijstroken; voor dit plangebied geldt voor het merendeel van de wegen een zone van 250 meter.

Er is geen voor geluid gezoneerd industrieterrein aanwezig. In het noordwesten van het plangebied is het bedrijventerrein de Ypenburgse Poort langs de rijksweg gesitueerd. Het terrein heeft een geluidsafschermende werking. Binnen het plangebied bevinden zich meerdere geluidsgevoelige bestemmingen.

7.5.2 Beleid en onderzoek

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich - langs alle wegen die niet zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt - geluidzones. De breedte van de geluidzones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg. Binnen deze geluidzones is het verplicht om de geluidbelasting van de weg op de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen te berekenen. Hierbij dient te worden uitgegaan van de huidige situatie en de situatie 10 jaar na vaststelling van het plan. Geluidsgevoelige bestemmingen kunnen zondermeer geprojecteerd worden als de berekende geluidbelasting vanwege wegverkeer lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In het geval van buitenstedelijke wegen is de grenswaarde 53 dB.

Er is onderzoek verricht naar de geluidsaspecten van een horecagelegenheid langs de Grote Plas (Geluidsaspecten horecagelegenheid Delftse Hout).

7.5.3 Gewenste ontwikkeling

In het bestemmingplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Voor nieuwe horecagelegenheid is onderzocht wat de geluidseffecten zijn op de omgeving. Realisatie van de horecagelegenheid is mogelijk binnen de geluidsgrenswaarden van het Activiteitenbesluit.

7.5.4 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingplan.

7.6 Luchtkwaliteit

7.6.1 Bestaande situatie

In het bestemmingsplangebied worden de luchtkwaliteitsnormen niet overschreden.

7.6.2 Beleid en onderzoek

Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan waarin nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die invloed kunnen hebben op de luchtkwaliteit is de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2: Luchtkwaliteitseisen van toepassing.

Indien een ontwikkeling die bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit beperkt is van omvang, kan de ontwikkeling beschouwd worden als een “Niet in betekenende mate” ontwikkeling en is verder onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet vereist. Deze regelgeving is opgenomen in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen.

7.6.3 Gewenste ontwikkeling

Het bestemmingplan is overwegend een consoliderend bestemmingplan. Wel maakt het bestemmingsplan binnen de bestemming Sport kinderopvang mogelijk en de mogelijkheden voor de activiteiten op het Xotusterrein worden uitgebreid.

Kinderopvang wordt mogelijk gemaakt op minder dan 300 meter van de Rijksweg A13, daarom is het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit van toepassing. De ontwikkeling is alleen mogelijk als er geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarden of een dreigende overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Dit blijkt uit gegevens van de nationale monitoringstool van de rijksoverheid. Noch in de huidige, noch in de toekomstige situatie (over 10 jaar aan het einde van de looptijd van het bestemmingsplan) is sprake van een overschrijding, waardoor kinderopvang planologisch mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet uiteraard wel worden voldaan aan eisen met betrekking tot overige milieuaspecten.

Voor de uitbreiding van de planologische mogelijkheden op het Xotusterrein is onderzocht wat de effecten zijn op de luchtkwaliteit bij benutting van de maximale capaciteit van de aanwezige infrastructuur. Het luchtkwaliteitonderzoek met kenmerk 120874 is uitgevoerd door BK ruimte&milieu (bijlage 5). De conclusie van het onderzoek is dat bij maximale benutting van de infrastructuur de grenswaarden nergens (dreigend) worden overschreden. Naast de maximale variant is er onderzoek gedaan naar de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling op het Xotus terrein. Dit onderzoek met kenmerk 123131 is eveneens uitgevoerd door BK ruimte &milieu (bijlage 6). Uit dit onderzoek blijkt dat de verwachte verkeersgeneratie veel lager ligt dan in het luchtkwaliteitonderzoek is aangenomen terwijl de samenstelling ervan vergelijkbaar is. Dit onderzoek onderstreept de conclusie dat er geen overschrijdingen van de grenswaarden zullen optreden door de ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.

7.6.4 Conclusie

Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2: Luchtkwaliteitseisen.

7.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid rondom opslag en transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen (zoals LPG en ammoniak).

7.7.1 Bestaande situatie

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transport gevaarlijke stoffen over spoor

Over de spoorlijn door Delft vindt, conform de marktprognoses van ProRail uit 2007, nauwelijks transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dit is daarom niet relevant voor externe veiligheid.

Transport gevaarlijke stoffen over water

In het Basisnet Water is de Schie aangeduid als zogenaamde 'groene waterweg' (categorie scheepvaart zonder frequent vervoer) en is daarmee niet relevant voor externe veiligheid.

Transport gevaarlijke stoffen over de weg

Het plangebied ligt direct naast de Rijksweg A13, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Uit onderzoek (rapport 'Technische rapportage Externe veiligheid bestemmingsplan Delft Oost', Aviv, 8 oktober 2012 – hierna te noemen: Onderzoek EV, bijgevoegd in bijlage 3) blijkt dat het transport invloed heeft op het plangebied. Zie paragraaf 7.7.2 voor de uitgebreidere resultaten van het Onderzoek EV.

Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In en om het plangebied bevinden zich geen risicorelevante buisleidingen waar transport van gevaarlijke stoffen door plaatsvindt.

7.7.2 Beleid en onderzoek

Wet- en regelgeving

Externe veiligheid is terug te vinden in beleidsdocumenten en regelgeving zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), etc. Op grond van deze besluiten moet bij het vaststellen van een bestemmingsplan als het onderhavige, worden getoetst op externe veiligheid.

Ten eerste moet worden getoetst aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico (PR 10-6) voor kwetsbare objecten. Dit zijn objecten met beperkt zelfredzame personen of met grote aantallen personen, zoals scholen, woningen, ziekenhuizen, grote kantoren, etc. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich onbeschermd in de buurt van een risicobron bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met die risicobron. Het Bevi bepaalt dat het plaatsgebonden risico ter plaatse van een kwetsbaar object niet meer mag bedragen dan één op de miljoen per jaar. Het plaatsgebonden risico bepaalt de minimale afstand tussen een risicobron en een kwetsbaar object.

Ten tweede moet het zogenaamde groepsrisico worden beschouwd binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen komt te overlijden ten gevolge van een incident met de risicobron. Anders dan bij het plaatsgebonden risico het geval is, geldt voor het groepsrisico geen grens- of richtwaarde. Wel is in het Bevi de zogenaamde oriëntatiewaarde bepaald, waarmee het berekende groepsrisico moet worden vergeleken. De oriëntatiewaarde geeft dus aan wanneer het groepsrisico een relevante waarde heeft, maar geldt niet als norm. Elke verandering van het groepsrisico dient verantwoord te worden door het bevoegd gezag.

Onderzoek

Transport gevaarlijke stoffen over wegen

Uit het Onderzoek EV blijkt dat het groepsrisico van de A13 licht toeneemt door realisatie van het plangebied. Zowel in de huidige als toekomstige situatie blijft het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde. Bij een verandering van het groepsrisico dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Zie hiervoor paragraaf 7.7.3.

Advies Veiligheidsregio Haaglanden

Per brief d.d. 25 januari 2011 heeft de Veiligheidsregio Haaglanden een advies uitgebracht op het voorontwerpbestemmingsplan. Het advies is als separate bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd (bijlage 2). De voorgestelde maatregelen ter bevordering van de veiligheid betreffen risicocommunicatie en enkele maatregelen ten behoeve van de hulpverlening. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van dit advies aangepast.

7.7.3 Gewenste ontwikkeling

Dit bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. De stijging van het groepsrisico wordt veroorzaakt door uitbreiding van het bruto vloeroppervlak van diverse bouwvlakken, waaronder het Xotus terrein. Dit is meegenomen in het Onderzoek EV.

Verantwoording groepsrisico

Op verzoek van de gemeente heeft Aviv een rapport opgesteld waarin invulling wordt gegeven aan de elementen van een verantwoording van het groepsrisico voor dit bestemmingsplan (rapport 'Verantwoording groepsrisico', Aviv, oktober 2012, bijlage 4). Hierbij is ook het bovengenoemde advies van de Veiligheidsregio Haaglanden betrokken.

Aangezien het bestemmingsplan grotendeels consoliderend van aard is, het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt en de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid voldoende zijn, wordt de externe veiligheidssituatie acceptabel geacht.

7.7.4 Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Het groepsrisico is verantwoord.

Binnen het bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van kinderopvang bij de sportvelden mogelijk gemaakt. Dit dient buiten de 200 meter invloedszone van de A13 geprojecteerd te worden.

Het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk dat er zich risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven in het plangebied kunnen vestigen.

7.8 Energie

7.8.1 Bestaande situatie

Het gebied kent een traditionele energievoorziening gebaseerd op elektriciteit en gas.

7.8.2 Beleid en onderzoek

In nieuw of her te ontwikkelen delen gelden de doelstellingen uit het Delftse Klimaatbeleid. De basis hiervoor is het Klimaatplan. Uitgangspunt is dat voor een nieuwe woon- of bedrijfsbestemming de ambitie voorligt om een scherpere energieprestatie te realiseren dan de landelijke normen.

Hiervoor hanteert Delft de Trias energeticia:

  1. 1. het verminderen van de vraag door energiebesparing bij eindgebruikers;
  2. 2. het toepassen van duurzame bronnen;
  3. 3. het (verder) optimaliseren van de toepassing van fossiele bronnen naar energie-efficiency en betrouwbaarheid.

7.8.3 Gewenste ontwikkeling

Voor (her)ontwikkelingen van gebouw tot gebiedsniveau geeft het Klimaatbeleid concrete doelstellingen. Daarnaast zet de gemeente in op energie bij particuliere eigenaren en bij bedrijven. In energieprojecten werkt de gemeente zo veel mogelijk samen met de lokale partners.

Binnen Delft geldt een “warmte, tenzij ..”-beleid. Dit houdt in dat aangesloten dient te worden op een collectieve warmtevoorziening, tenzij dit technisch of economisch niet haalbaar is. Gezien de afstand tot het warmtenet is dit niet van toepassing in dit plangebied.

7.8.4 Conclusie

Voor (her)ontwikkeling gelden de ambities en doelstellingen uit het gemeentelijk klimaatbeleid. Gezien de ligging is aansluiting op het warmtenet van Delft niet relevant.

Hoofdstuk 8 Infrastructuur

8.1 Bovengronds (Verkeer En Vervoer)

8.1.1 Openbaar vervoer

8.1.2 Autoverkeer

8.1.3 Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)

8.1.4 Parkeren

8.2 Ondergronds (Kabels En Leidingen)

8.2.1 Bestaande situatie

In het plangebied is een aantal planologisch relevante kabels en leidingen zones, zoals bedoeld in de Nota Planbeoordeling van de provincie Zuid-Holland, aanwezig.

Het betreft:

  • Ondergrondse hoogspanningsleiding 150 kV-verbinding, langs de A13.
  • (Voormalige) ondergrondse Navo-leiding, deze brandstofleiding is niet meer in gebruik sinds de sluiting van vliegveld Ypenburg.

8.2.2 Beleid en onderzoek

De Nota Planbeoordeling van de Provincie Zuid-Holland geeft een overzicht van de planologisch relevante kabels en leidingen. Deze kabels en leidingen dienen in de toekomst gewaarborgd te worden.

In het 'Handboek ondergrondse infrastructuur' (2009) zijn de voorschriften en werkafspraken tussen de gemeente Delft en de netbeheerders vastgelegd voor zover het gaat om leggen, houden, onderhouden en verwijderen van kabels en leidingen in de openbare ruimte.

8.2.3 Gewenste ontwikkeling

Voor het plangebied worden met betrekking tot kabels en leidingen geen ontwikkelingen verwacht.

8.2.4 Conclusie

De aanwezige relevante kabels en leidingen zijn, inclusief de zone waarbinnen beperkingen gelden, op de verbeelding opgenomen.

Hoofdstuk 9 Cultuurhistorie

9.1 Archeologie

9.1.1 Wettelijk kader

In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valetta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Deze wijzigingswet is beter bekend als de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die op 1 september 2007 van kracht werd.

De belangrijkste artikelen uit het Verdrag van Malta die in de Nederlandse wetgeving zijn overgenomen zijn dat het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) dient te worden behouden (artikel 4), dat het archeologisch erfgoed deel uitmaakt van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening (artikel 5) en het 'veroorzakersprincipe' (artikel 6). Het veroorzakersprincipe betekent dat de verstoorder verantwoordelijk is voor het vroegtijdig (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek en de financiering daarvan.

Het bestemmingsplan

In de Nederlandse wetgeving wordt aan artikel 5 uit het Verdrag van Malta invulling gegeven door middel van artikelen 38, 39 en 40 uit de Monumentenwet. In deze artikelen is bepaald dat het archeologisch erfgoed beschermd dient te worden middels het bestemmingsplan. Gemeentes moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Hieronder vallen zowel reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden als gebieden waarvoor een (verhoogde) archeologische verwachting geldt. Deze waarden krijgen een archeologische (mede)bestemming, die wordt vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan, wordt begrensd in de verbeelding (plankaart) en wordt voorzien van regels die gekoppeld zijn aan een vergunningstelsel.

In artikel 41a van de Monumentwet is bepaald dat artikelen 39, 40 en 41, 1e lid, niet van toepassing zijn op plangebieden met een oppervlakte kleiner dan 100 m2. Bij projecten die deze oppervlakte overschrijden dient het archeologisch belang altijd te worden meegewogen in de belangenafweging. Gemeenten kunnen van deze grens afwijken, mits de redenen hiervoor goed onderbouwd kunnen worden. De gemeente Delft maakt van deze mogelijkheid gebruik middels de archeologische beleidskaart (2012) die door Archeologie Delft wordt gebruikt als onderlegger voor de gemeentelijke bestemmingsplannen. Op basis van lokale expertise wordt op deze kaart wordt zowel naar boven als beneden afgeweken van de gestelde grens van 100 m2.

Archeologiebeleid Delft

Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeentes in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk. Dergelijk beleid is in Delft nog niet vastgesteld. De gemeente beschikt echter al sinds 1991 over een eigen gemeentelijk archeologische dienst. Hier is uitgebreide lokale kennis aanwezig, waardoor een correcte omgang met de archeologische waarden binnen de gemeente wordt gewaarborgd.

Archeologie Delft hanteert sinds 2012 een archeologische beleidskaart voor de gehele gemeente. Deze kaart is gebaseerd op gedetailleerde kennis van de lokale landschapsontwikkeling, cultuurhistorie en het bodemarchief. Op de beleidskaart worden de verschillende archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeente gekoppeld aan vrijstellingsgrenzen. Bodemverstorende werkzaamheden die deze grenzen niet overschrijden worden op voorhand vrijgesteld van de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek.

Door middel van het hanteren van een gedifferentieerd vrijstellingenbeleid wordt binnen de gehele gemeente gezocht naar een goede balans tussen de verwachte aanwezigheid van archeologische resten en de voorwaarden die worden verbonden aan bodemverstorende activiteiten.

9.1.2 Bestaande situatie plangebied

De geologische opbouw binnen het onderzoeksgebied (figuur 9.1) kan opgedeeld worden in twee helften. Het noordelijke deel van het onderzoeksgebied bestaat uit een afgeveend gebied, waarin de afzettingen van het Laagpakket van Wormer aan het oppervlak liggen. Voor dit afgeveende gebied geldt dat vanwege het afvenen de oorspronkelijke bodemopbouw (gedeeltelijk) is verdwenen. Eventuele archeologische resten die hier ooit aanwezig zijn geweest, zullen als gevolg hiervan zijn verdwenen. Voor dit het merendeel van dit gebied geldt dan ook geen archeologische verwachting.

Binnen dit afgeveende gebied is echter één strook Hollandveen bewaard gebleven, onder een dun laagje dekafzettingen van de Gantel Laag. Deze strook ligt rondom de Tweemolentjeskade en hiervoor geldt dat er een kleine kans is op het aantreffen van archeologische resten uit de IJzertijd, Romeinse tijd, Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Een uitzondering hierop is de omgeving van restanten van de Nieuwe Nootdorpse Molen (tegenwoordig theeschenkerij Het Rieten Dak). Hier geldt een hoge kans op het aantreffen van sporen uit de Nieuwe tijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0022.jpg"

Figuur 9.1: Het plangebied geprojecteerd op de geologische kaart van Delft, inclusief de bekende archeologische vindplaatsen

In het zuidelijk deel van het onderzoeksgebied wordt het Hollandveen Laagpakket afgedekt door dek- of geulafzettingen van de Gantel Laag. Onder het Hollandveen bevindt zich hier eveneens het Laagpakket van Wormer.

Als gevolg van oxidatie en klink is er in het verleden inversie opgetreden in het landschap. Hierdoor zijn de geulafzettingen als hogere ruggen in het landschap komen te liggen. Deze geulafzettingen vormden daardoor ideale vestigingsplaatsen in zowel de Romeinse tijd als de Late Middeleeuwen. Tijdens de Romeinse tijd werden de afzettingen intensief bewoond. Voor deze afzettingen geldt dan ook een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. De dekafzettingen van de Gantel Laag waren in deze perioden minder aantrekkelijk voor bewoning, maar toch zijn bewoningssporen en resten van andere vormen van menselijke activiteit (zoals bijvoorbeeld landinrichting, grafvelden, etc.), hier niet uit te sluiten.

Binnen het plangebied heeft geen weinig archeologisch onderzoek plaatsgevonden, er zijn dan ook slechts 4 waarnemingen geregistreerd. De meest noordelijke daarvan is vermoedelijk verkeerd geplaatst en zou in de gemeente Pijnacker-Nootdorp moeten liggen. De 3 overige waarnemingen hebben betrekking op los vondstmateriaal uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd, dat is aangetroffen tijdens een veldkartering in de jaren '80 van de vorige eeuw.

Uit historisch kaartmateriaal kan worden opgemaakt dat het plangebied in het verleden over het algemeen een agrarische bestemming had. Volgens de kaart van Kruikius uit 1712 was het onderzoeksgebied grotendeels in gebruik als weiland, boomgaard of tuin. Bij Klein Delfgauw zijn ook enkele woningen te zien en verspreid over het onderzoeksgebied liggen enkele molens. Het noordelijk deel van het onderhavige plangebied bestaat uit een (deels) ontgonnen veengebied.

Het Minuutplan uit 1832 (figuur 9.2) laat zien dat het noordelijk deel van het onderzoeksgebied door veenwinning inmiddels vrijwel volledig uit water bestaat. De bewoningslocaties zijn, ten opzichte van de kaart van Kruikius, vrijwel gelijk gebleven. Alleen aan de oostzijde van de Tweemolentjeskade is een aantal woningen verschenen. Vanaf circa de tweede helft van de negentiende eeuw is men begonnen met het droogmalen van de waterplassen in de ontveende delen van het onderzoeksgebied. De drooggevallen gebieden konden hierdoor opnieuw in gebruik worden genomen voor agrarische doeleinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0023.jpg"

Figuur 9.2: Het plangebied geprojecteerd op het Minuutplan (1832)

9.1.3 Gewenste ontwikkeling

De schaal van en aanwezige bebouwing in het huidige plangebied maakt het vrijwel onmogelijk en bovendien onwenselijk om eventueel aanwezige archeologische waarden vooruitlopend op de vaststelling van het bestemmingsplan in kaart te brengen. Binnen het plangebied heeft geen noemenswaardig archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De waardering van het bodemarchief is dan ook gebaseerd op bureauonderzoek. Daarbij speelt de archeologische beleidskaart van Delft een belangrijke rol.

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Delft heeft een groot deel van het plangebied geen archeologische verwachting gekregen (figuur 9.3). Dit hangt samen met de hierboven beschreven ontginning van het gebied, waardoor de oorspronkelijke bodemopbouw grotendeels is verdwenen.

Voor een deel van het plangebied geldt een middelhoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten. Deze verwachting heeft betrekking op nederzettingsresten uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd die aangetroffen kunnen worden op de geulafzettingen van de Gantel Laag. De verwachtingszone is echter geen één-op-één overname van de begrenzing van de geulafzettingen op de geologische kaart (zie figuur 9.1). De geologische kaart is een afgeleide van de werkelijkheid en alleen door middel van veldonderzoek kan de precieze begrenzing van een bepaalde afzetting worden aangegeven. Zolang deze onbekend is wordt er gebruik gemaakt van een bufferzone rondom de archeologisch verwachtingsvolle afzetting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0024.jpg"

Figuur 9.3: Het plangebied geprojecteerd op de archeologische beleidskaart van de gemeente Delft

Voor een klein deel van het plangebied geldt een lage archeologische verwachting. Het betreft hier de dekafzettingen van de Gantel Laag, waar een lage archeologische verwachting geldt voor met name off-site structuren (zoals greppels, sloten, duikers en grafvelden) uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen.

Binnen het plangebied is dus sprake van een gedifferentieerde archeologische verwachting. Op de archeologische beleidskaart van Delft worden aan deze verwachtingen grenzen gekoppeld tot waar voorgenomen bodemingrepen vrijgesteld zijn van de verplichting tot archeologisch onderzoek. Omdat er sprake is van een gedifferentieerde archeologische verwachting, is er ook sprake van gedifferentieerde vrijstellingszones. Binnen het plangebied is geen sprake van nieuwe inzichten sinds het opstellen van de beleidskaart. Het kaartbeeld kan voor het onderhavige bestemmingsplan dan ook één op één worden overgenomen en vertaald naar archeologische medebestemmingen.

In het onderhavige bestemmingsplan dienen twee archeologische medebestemmingen te worden opgenomen: 'Waarde – Archeologie I' en 'Waarde – Archeologie II'. De medebestemming 'Waarde – Archeologie I' heeft betrekking op de hierboven beschreven middelhoge verwachtingszone die gerelateerd is aan de geulafzettingen van de Gantel Laag (figuur 9.4). In deze zone worden bodemverstorende ingrepen tot 100 m2 en 40 cm –maaiveld bij voorbaat vrijgesteld van archeologisch onderzoek. De wettelijk gestelde grens van 100 m2 aangehouden omdat deze hier als passend wordt beschouwd, gelet op de aard van en dichtheid aan archeologische resten die hier verwacht worden.

In de lage archeologische verwachtingszone ('Waarde – Archeologie II') wordt de wettelijk gestelde grens van 100 m2 verhoogd naar 200 m2. Hier wordt een dichtheid aan archeologische resten verwacht. Kleine bodemontsluitingen zullen hier vermoedelijk weinig schade aan het bodemarchief toebrengen. Bovendien zal het onderzoeken van kleine oppervlakten in deze zone in de meeste gevallen niet leiden tot kenniswinst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0025.jpg"

Figuur 9.4: Binnen een gedeelte van het plangebied geldt een medebestemming 'Waarde – Archeologie'. Er is sprake van twee verschillende zones ('Waarde – Archeologie' I en II). Hierbinnen dient archeologisch onderzoek plaats te vinden voorafgaand aan bodemingrepen die de gestelde vrijstellingsgrenzen overschrijden

9.1.4 Conclusie

Gelet op de schaal van het onderhavige bestemmingsplan en de in het gebied aanwezige bebouwing is het niet wenselijk en mogelijk om vooruitlopend op de vaststelling van het plan de in het gebied aanwezige archeologische resten te karteren en waarderen. Om deze resten te beschermen wordt op het plangebied de medebestemming 'Waarde – Archeologie' gelegd. Binnen de gebieden met een medebestemming dient het uitvoeren van bodemverstorende werkzaamheden die de vrijstellingsgrenzen overschrijden te alle tijden zoveel mogelijk voorkomen te worden. Omdat er sprake is van een gevarieerde archeologische verwachting, is er ook sprake van een gedifferentieerd vrijstellingsbeleid.

Conform het gemeentelijk archeologiebeleid dienen er in dit bestemmingsplan twee medebestemmingszones opgenomen te worden. Binnen de gebieden met een medebestemming is het uitvoeren van bodemverstorende werkzaamheden die de aan de bestemmingszone gekoppelde vrijstellingsgrens overschrijden, gebonden aan een vergunningstelsel. In de afweging die ten grondslag ligt aan het verlenen van een omgevingsvergunning wordt het belang van het archeologisch erfgoed meegewogen conform het doel van het Verdrag van Malta en de Monumentenwet.

Deze belangenafweging kan ertoe leiden dat er eisen worden gesteld aan de uitvoering van werkzaamheden, of dat de voorgenomen ingreep alleen na een archeologisch onderzoek wordt toegestaan. Op deze manier wordt documentatie en berging van eventueel aanwezige archeologische resten gewaarborgd. Wanneer vindplaatsen geheel of gedeeltelijk kunnen worden gespaard en worden behouden in situ, zal het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk worden ingepakt en afgedekt.

Ondanks dat bepaalde (beperkte) bodemingrepen bij voorbaat worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek blijft hier wel de algemene meldingsplicht bij het aantreffen van oudheden van toepassing. Op basis van de Monumentenwet 1988 (artikel 53) moet een persoon die, anders dan bij het doen van archeologisch onderzoek, iets vindt waarvan hij/zij weet of moet vermoeden dat het een (on)roerend monument betreft dit binnen drie dagen melden bij de minister van OCW. In de praktijk betekent dit dat toevalsvondsten zo snel mogelijk gemeld moeten worden aan de gemeentelijk archeoloog van Delft. De gemeente (het bevoegd gezag) zal vervolgens bepalen of nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Indien dit het geval is dient de ontwikkelaar hiervoor tijd en ruimte te bieden. Indien er geen melding wordt gedaan van het aantreffen van oudheden is er sprake van een strafbaar feit.

9.2 Cultuurhistorie

9.2.1 Bestaande situatie

Historische ontwikkeling tot begin 20e eeuw

Het grootste gedeelte van het plangebied wordt ingenomen door het huidige recreatiegebied Delftse Hout. Tot 1921 behoorde het noordelijke gedeelte van het plangebied tussen Brasserskade en Tweemolentjeskade bij de in dat jaar opgeheven gemeente Vrijenban.

Het plangebied is tot de aanleg van de Delftse Hout eeuwenlang een landelijk weidegebied geweest waarin enkele boerderijen en molens waren gelegen. Als zodanig lag het tot het eind van de 19e eeuw direct tegen de oude stad aan. Voordat de stedelijke bebouwing zich vanaf dit moment uitbreidde over de oude omsingeling, lagen dicht bij de stadsgracht moestuinen. Eeuwenlang is vooral in het noordoostelijk deel van het huidige plangebied het landschap eveneens gebruikt voor turfwinning.

Het oorspronkelijke landschap is een evenwijdige polderverkaveling met de richting vrijwel loodrecht op die van de vroegere oostelijke stadsgracht, nu het Rijn-Schiekanaal. Dit is goed zichtbaar aan de nog bestaande hoofdstructuur: achtereenvolgens van noord naar zuid de Brasserskade (noordelijke gemeentegrens), de Tweemolentjeskade en -vaart, de Korftlaan, en tot slot de Delfgauwseweg met de Pijnackerse Vaart. De huidige Nootdorpse plassen langs de Tweemolentjeskade, aan de oostelijke grens van het plangebied, zijn restant van een veel groter plassenstelsel. Dwars op de verkavelingsrichting ligt de oude verbindingsroute Noordeindseweg, een al uit de middeleeuwen daterende ontginningsas, met daaraan het uit enkele boerderijen bestaande buurtschap Klein Delfgauw. Dit dateert in oorsprong waarschijnlijk van kort voor of rond 1600; het komt al voor op een kaart uit 1602.

Al in de late middeleeuwen klonk dit laaggelegen veengebied verder in. Door turfafgravingen, die toen begonnen en tot in de 19e eeuw doorgingen, ontstonden steeds grotere veenplassen. Op de kaart van Cruquius uit 1712 zijn tussen de Brassers- en Tweemolentjeskade de Nootdorpse plassen te zien, waarvan een restant dus nog aanwezig is. Op de eerste kadastrale kaart uit 1832 zijn ook ten zuiden van de Tweemolentjesvaart grote plassen te zien, ongeveer op de plaats waar nu de Grote Plas in de Delftse Hout ligt. Kort daarna werd begonnen met droogmaking van beide gebieden; eerst tussen 1840 en 1844 de polder Klein Vrijenban ten noorden van de Tweemolentjesvaart, vervolgens ten zuiden ervan de Bieslandse Bovenpolder in 1858-'59. Uit de tijd van de eerste droogmaking dateert het nu buiten gebruik gestelde gemaal Aan 't Verlaat 41, een prominent landmark bovenop de veenkade. In het plangebied staat nog één oud molenrestant, de onderbouw van de Bieslandsemolen aan de Korftlaan, net na het viaduct van de A13. Het nieuwe theehuis 'Rieten Dak' staat op de plek van een vrij recente, in 1989 afgebrande molenonderbouw.

De periode van begin 20e eeuw tot 1940

In de 20e eeuw vonden er in het plangebied ingrijpende veranderingen plaats, als gevolg van de bestemming ervan als recreatiegebied en de aanleg van infrastructuur.

In 1921 werd een Uitbreidingsplan voor heel Delft opgesteld. Aanstoot daartoe was onder andere het opheffen van de om Delft liggende gemeenten (waaronder Vrijenban) en het samenvoegen van delen van hun gebieden bij Delft. Voor het eerst werden nu ook delen van het huidige plangebied bestemd. Opvallend daarin was het voorstel voor een gecombineerd tracé van een omgeleid Rijn-Schiekanaal en een nieuwe Rijksweg Rotterdam - Den Haag. Tot aan de Noordeindseweg werd hierachter een formeel ontworpen stadspark geprojecteerd met een symmetrische hoofdopzet, en met daarin onder andere een nieuwe begraafplaats.

Dit plan werd uiteindelijk niet uitgevoerd. Bepalend voor verdere ontwikkeling was de aanleg volgens een ander, meer recht tracé van de rijksweg, zoals gepland in een nationale studie van Rijkswaterstaat uit 1920. De aanleg van de rijksweg, nu de A13, betekende op termijn een heldere oostelijke begrenzing van de sinds het einde van de 19e eeuw zich uitbreidende stad. Ondertussen ontstond er nog wel een min of meer ongeplande 'suburbanisatie' langs de Delfgauwseweg, waar aan de noordzijde na het midden van de jaren '20 een rij middenstandswoningen werd gebouwd.

In 1931 werd een nieuw, in veel opzichten bescheidener Uitbreidingsplan voor Delft opgesteld door ir. J. de Booij, die toen directeur was van de in 1917 ingestelde Dienst Stadsontwikkeling. Dit plan bevatte een meer bescheiden park aan weerszijden van de Tweemolentjeskade. Min of meer volgens dit plan werd tussen de Brasserskade en Tweemolentjeskade in de jaren '30 een eerste recreatiegebied aangelegd, deels in het kader van werkverschaffing. Het was parkachtig ontworpen met een afwisseling van meer open en meer begroeide delen, waterpartijen en ertussen slingerende paden, en het omvatte onder andere een Hertenkamp.

Ontwikkelingen na 1945

Na de oorlog werden pas weer nieuwe plannen opgesteld. In 1955 stelde de gemeente een Ontwerp Uitbreidingsplan Biesland op waarin de recreatiefunctie werd vastgelegd. Maar pas in 1965 werd het als gevolg van regionaal overleg met buurgemeenten mogelijk een goed uitwerkingsplan op te stellen. De leidende gedachte was het overgebleven gebied grotendeels te bestemmen als 'stadsgeheelgroen' voor de recreatie van de Delftenaren. Hiermee leefde in zekere zin het idee van het volkspark uit 1921 weer op, maar nu veel grootser, als een 'multifunctioneel activiteitenpark'.

Het plan van 1965 had alleen betrekking op het gebied ten zuiden van de Tweemolentjeskade tot aan de Delfgauwseweg. Het voor de oorlog aangelegde recreatiegebied rond de Hertenkamp was al vanaf 1954 aan de randen bij de A13 en de Brasserskade aangevuld met stroken sportterreinen. Hier werd in 1959 het voetbalstadion van DHC gerealiseerd en later verrees ernaast de sporthal Brasserskade.

In 1966 werd het vastgestelde Uitbreidingsplan Delftse Hout uitgewerkt tot een Inrichtingsplan Delftse Hout, ontworpen door de gemeentelijke dienst Openbare Werken in samenwerking met landschapsarchitect W.C.J. Boer. Het hart van het deel ten noorden van de Korftlaan werd gevormd door de huidige Grote Plas, met eromheen speelweiden en stranden. De Korftlaan werd voor de nieuwe Delftse Hout een centrale as, waaraan diverse bijzondere functies werden gelegd: een kinderboerderij, een openluchtzwembad, en een heemtuin met arboretum. Ten zuiden daarvan lag het in de bedoeling een groot bos aan te leggen met een stelsel van waterlopen. Het plan voorzag hier ook in een Olympische roeibaan net ten zuiden van de Korftlaan, waarvoor heel Klein Delfgauw en een stuk van de Noordeindseweg zou moeten verdwijnen. In het meest zuidelijke deel tenslotte waren onder andere een begraafplaats (de huidige Iepenhof) en een complex volkstuinen opgenomen.

De uitvoering voor wat betreft het gebied tussen Tweemolentjeskade en Korftlaan is in grote lijnen conform het plan. Anders verliep het met het stuk ten zuiden daarvan. Er was rekening gehouden met een nieuwe provinciale weg richting Pijnacker in het verlengde van de huidige Poortweg. Effectief zou deze weg het totale gebied in twee delen snijden, maar ze werd niet uitgevoerd. Na nog een schetsplan in 1971 voor verschuiving van de roeibaan om tenminste het buurtschap Klein Delfgauw te sparen werd dit idee uiteindelijk verlaten.

Doordat het zuidelijk plandeel niet of anders is uitgevoerd bleven belangrijke onderdelen van de oude structuur bewaard, inclusief het laatste grote oppervlak oorspronkelijk veenweidenlandschap bij Klein Delfgauw. Nu vormt de Korftlaan een belangrijke structurerende rol die deze gespaarde weilanden en het buurtschap onderscheid van de 20e eeuwse inrichting.

Op onderdelen is de inrichting uit de jaren '60 al weer gewijzigd. Zo bevindt de huidige camping zich op de plek van het in 1989 gesloten openluchtzwembad Aan 't Korft. Ook zijn sommige sportvelden verplaatst vanwege de jongste ontwikkelingen. Aan de rand van het plangebied langs de A13 vindt namelijk recent, sinds zo'n 15 jaar, een ontwikkeling plaats met verspreide locaties bedrijfsgebouwen, met als meest beeldbepalend de uitbreiding van Ikea.

9.2.2 Beleid en onderzoek

Het algemene kader wordt gevormd door de begin 2007 vastgestelde nota 'Gezicht op gebouwd erfgoed Delft – monumentenbeleid 2007-2017' en de Monumentenverordening 1997.

Het plangebied is onderwerp geweest van drie inventarisaties:

  • het Monumenten Inventarisatieproject 1800-1940 (MIP), uitgevoerd 1993-1995;
  • het onderzoek naar architectuur en stedenbouw uit de wederopbouwperiode 1940-1970, uitgevoerd 2005-2006;
  • het onderzoek naar cultuurhistorisch waardevol groen voor 1940 (16 groene parels), uitgevoerd 2008-2009.

MIP

Het MIP ('Jongere bouwkunst en stedenbouw 1800-1945') is door de provincie Zuid-Holland uitgevoerd in het kader van een landelijk onderzoek. Van de in het MIP geïnventariseerde objecten liggen er enkele in het plangebied.

Ten behoeve van selectie en aanwijzing van gemeentelijke monumenten uit de periode tot 1940 heeft de afdeling Monumentenzorg en Bouwkwaliteit als vervolg op het MIP het Gemeentelijk Inventarisatieproject (GIP) gestart. In het kader van dit project is ook voor dit gebied begin september 2007 een laatste check uitgevoerd om:

  1. 1. evidente missers uit het onder tijdsdruk uitgevoerde MIP alsnog op te sporen en toe te voegen;
  2. 2. mogelijk oudere, van voor 1800 daterende bebouwing in de vroegere buitengebieden op te sporen.

De preselectie van mogelijk als gemeentelijk monument aan te wijzen gebouwen uit deze periode is juli 2009 opgesteld. Najaar 2010 is de eerste serie monumenten aangewezen. Twee daarvan liggen in het plangebied (zie onder).

Wederopbouw

Volgend op het Wederopbouw-onderzoek heeft de aanwijzing van gemeentelijke monumenten uit die periode in 2009 plaatsgevonden. Een daarvan ligt in het plangebied (zie onder).

Alle volgens deze inventarisaties cultuurhistorisch waardevolle objecten zullen als zodanig in het bestemmingsplan worden opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

Monumenten

In het plangebied bevinden zich de volgende Rijks- en gemeentelijke monumenten:

Rijksmonument
Grenspaal aan de Delfgauwseweg, hoek Hoflaan (naast het bushokje)
Gemeentelijk monument
Sportring 2 Tribune DHC, 1959-1960
Aan 't Verlaat 41 Voormalig gemaal, 1840-1844
Korftlaan 1; 1a Molenonderbouw, kern vroeg 17e eeuws voor 1611; bijgebouw 18e eeuws
Noordeindseweg 57 Boerderij, kern 18e eeuws of ouder; schuur 1928

Cultuurhistorisch waardevolle groengebieden

Conform het Monumentenbeleid is onderzoek gedaan naar cultuurhistorisch waardevol groen van voor 1940. In het wederopbouwonderzoek is bovendien de Delftse Hout als geheel uitgebreid onderzocht. Uit beide onderzoeken komen drie deelgebieden van bijzondere waarde naar voren:

Hertenkamp Parkachtige aanleg
Arboretum/ Heemtuin Collectie bijzondere bomen en planten in parkachtige setting
Begraafplaats Iepenhof bijzondere aanleg en beplanting grafvelden

Overige cultuurhistorisch waardevolle structuren en gebieden

De cultuurhistorische betekenis van het plangebied is in het algemeen tweeërlei: die als (beduidend restant van) een oorspronkelijke laaggelegen polderlandschap dat als Delfts buitengebied functioneerde, en die als een volgens hoogwaardig ontwerp in de 20e eeuw ingericht recreatiegebied voor de stad.

Waardevolle structuren en deelgebieden zijn:

Daterend van voor de 20e eeuw:

  • in oorsprong middeleeuwse lineaire structuur van de oorspronkelijke polderverkaveling, herkenbaar aan, de oude kades en vaarten: Brasserskade, Tweemolentjeskade en –vaart, Korftlaan, Delfgauwseweg met Pijnackerse Vaart, en de ontginningsas Noordeindseweg,
  • het laatst overgebleven veenweidelandschap achter Klein Delfgauw,
  • het waarschijnlijk in oorsprong laat 16e/ vroeg 17e eeuwse buurtschap Klein Delfgauw,
  • bijzonder element: de zichtlijn naar de molen aan het einde van de Korftlaan bij de Noordeindseweg (net op grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp; 1799 gebouwd voor bemaling van de achtergelegen polder).

Jongere inrichtingen als gevolg van 20e eeuwse planvorming:

  • begin jaren '60 de structuur en hoofdopzet van de totale Delftse Hout met de Korftlaan als centrale as,
  • de landschapsinrichting van het huidige kerngebied rond de Grote Plas.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten

In het MIP geïnventariseerde waardevolle objecten uit de periode 1800-1945:

Delfgauwseweg 246 Transformatorhuis, ca. 1935

In het MIP zijn verder enkele woonhuizen aan de noordzijde Delfgauwseweg opgenomen. Vanwege diverse latere verbouwingen, zoals gevelwijzigingen en dakopbouwen, worden deze niet opgenomen als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

Missers van het MIP en oudere objecten van voor 1800:

Klein Delfgauw 61 Boerderij met vrijstaande schuur, boerderij 1e helft 19e eeuw na 1832, schuur met mogelijk oude(re) kern van voor 1832
Noordeindseweg 45 Boerderij, 1858
Noordeindseweg 53 Boerderij, (oudere kern van) voor 1832
Noordeindseweg 55 Boerderij, 1e helft 19e eeuw na 1832; op achtererf restant betonnen hooischelf, van kort na 1945
Noordeindseweg 55 en 57 Aan elkaar gebouwde schuren van beide boerderijen, (delen ervan) voor 1832, mogelijk kern 17e eeuws?

De oudere objecten worden toegevoegd vanwege a) hun algemene cultuurhistorische betekenis als aanduiding van de oorspronkelijk agrarische functie van het gebied, en b) vanwege het mogelijke architectuur- en bouwhistorisch belang van elk object op zich. Tevens vormen de objecten aan en rond Klein Delfgauw gezamenlijk het redelijk gave en gevarieerde ensemble van een oud buurtschap. Het buurtschap krijgt als geheel de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

In het wederopbouwonderzoek als cultuurhistorisch waardevol benoemd object:

Korftlaan 2 en 4 2 woningen, 1959-1966, H.A. Maaskant

Gemist object uit de wederopbouwperiode, aangetroffen tijdens check van het gebied:

Noordeindseweg 47 Woning, rond 1950

Dit pand wordt toegevoegd vanwege zijn kwaliteit als type landelijke woning van hoogwaardige traditionalistische architectuur uit deze periode.

9.2.3 Gewenste ontwikkeling

In het gebied zijn veel waardevolle historische structuren en deelgebieden aanwezig. Behoud en versterking daarvan is gewenst waarbij wel beperkte, bij het karakter passende nieuwe ontwikkelingen mogelijk moeten zijn. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen beschermd te worden tegen sloop zondermeer en tegen te grote, het beeld verstorende uitbreidingen. In dit gebied, met vroeger een landelijk karakter, dient verder bij het toestaan van bebouwingsmogelijkheden gelet te worden op instandhouding van typerende perceel- en erfstructuren, met name bij buurtschap Klein Delfgauw. Van de onder 9.2.2 aangegeven groengebieden dient in ieder geval de bestaande water- en padenstructuur behouden te blijven. Verder dient bebouwing tot een minimum beperkt te blijven, alleen waar noodzakelijk voor behoud en versterking van de individuele recreatieve en/of educatieve functie van het betreffende deelgebied.

9.2.4 Conclusie

Door het algemeen consoliderend bestemmen zijn de structuren c.q. deelgebieden voldoende beschermd. De cultuurhistorische waardevolle gebouwen zijn voldoende beschermd met de aanduiding dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Ook de cultuurhistorisch waardevolle groengebieden hebben deze dubbelbestemming.

Hoofdstuk 10 Handhaving

Conform de Sanctiestrategie Haaglanden hebben die regels, welke bij overtreding tot onwenselijke schade leiden op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening en economie en waarbij tevens geldt dat de kans dat die overtredingen zich voordoen groot wordt geacht, prioriteit en voorrang. Om de schade en de kans op overtredingen te kunnen beoordelen wordt in de nota gewerkt met type plangebieden. Prioriteit wordt aangegeven met de cijfers 1 (intensieve handhaving), 2 (reguliere handhaving) en 3 (incidentele handhaving).

Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat op grond van de jurisprudentie ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.

Hoofdstuk 11 Maatschappelijke En Financiële Uitvoerbaarheid

11.1 Inspraak En Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is, na akkoord van het college van Burgemeester en Wethouders onderwerp geweest van overleg en inspraak. Het voorontwerp is aan diverse overlegpartners aangeboden voor vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Tevens is het voorontwerp ter inzage gelegd voor een periode van 6 weken met de mogelijkheid om - gedurende deze periode - schriftelijke inspraakreacties in te dienen. Tijdens de inloopbijeenkomst op 10 januari 2011 is gelegenheid geboden voor mondelinge inspraak.

Alle overleg- en inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota Inspraak en Overleg. Het voorontwerp bestemmingsplan is samen met de Nota Inspraak en Overleg ter behandeling voorgelegd aan de Commissie Spoorzone, Ruimte en Verkeer op 28 juni 2011. Het voorontwerp bestemmingsplan is naar aanleiding van de reacties aangepast tot een ontwerp bestemmingsplan.

Als vervolgstap heeft het college het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor inzage voor een periode van 6 weken, van 22 november 2012 t/m 2 januari 2013. Gedurende deze periode bestond tevens de mogelijkheid om schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen in te dienen, zo ook tijdens de inloopbijeenkomst op 18 december 2012. Alle zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen. Naar aanleiding van een aantal van deze zienswijzen is het bestemmingsplan aangepast. Het aangepaste bestemmingsplan wordt aan de gemeenteraad aangeboden ter vaststelling.

Het vastgestelde bestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Indieners van zienswijzen hebben de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. In bijlage 1 zijn de binnengekomen inspraak- en overlegreacties afzonderlijk samengevat en van een beantwoording voorzien.

11.1.1 Inspraakreacties

De inspraakreacties zijn samengevat in de Nota Inspraak en Overleg Bestemmingsplan Delft Oost (Delftse Hout) in bijlage 1 van de toelichting.

11.1.2 Overlegreacties

De overlegreacties zijn samengevat in de Nota Inspraak en Overleg Bestemmingsplan Delft Oost (Delftse Hout) in bijlage 1 van de toelichting.

11.2 Financiële Uitvoerbaarheid

11.2.1 Kostenverhaal

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Middels deze wet zijn de rollen van de gemeente en particuliere grondeigenaren binnen een bestemmingsplangebied verduidelijkt. Een grondeigenaar mag, indien het bestemmingsplan dat toelaat, in beginsel zijn eigen perceel ontwikkelen. De gemeente wil de ruimtelijke ontwikkeling sturen en streeft naar een goede ruimtelijke kwaliteit en een eerlijke verdeling van de kosten en baten van de integrale grondexploitatie voor het bestemmingsplangebied. De Wro, in combinatie met het Bro, geeft gemeenten de verplichting om de kosten (en baten) van de grondexploitatie te verhalen op en te verdelen tussen alle grondeigenaren/ontwikkelaars in het plangebied. De noodzakelijk publiekrechtelijke basis hiervoor dient in een exploitatieplan te worden vastgesteld, danwel dient dit tussen de gemeente en grondeigenaar/ontwikkelaar in een anterieure overeenkomst te zijn overeengekomen.

11.2.2 Planfinanciering

In het bestemmingsplangebied Delft Oost zijn geen plannen opgenomen die onderdeel uitmaken van het Meerjarenprogramma (MPG) 2010-2013 van het grondbedrijf. Gezien het consoliderende karakter is het voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk gebleken om een exploitatieplan op te stellen. Daar waar sprake is van nog onbenut bouwpotentieel is kostenverhaal verzekerd door middel van anterieure overeenkomsten.

Bijlage 1 Figuur 1

Bijlage 1 Figuur 1

Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfstypen

Bijlage 2 Lijst van bedrijfstypen

Bijlage 1 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 1 Nota Inspraak en Overleg

Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio Haaglanden D.d. 25 Januari 2011

Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio Haaglanden d.d. 25 januari 2011

Bijlage 3 Externe Veiligheid_ Technische Rapportage

Bijlage 3 Externe veiligheid_ Technische rapportage

Bijlage 4 Externe Veiligheid_ Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 4 Externe Veiligheid_ Verantwoording groepsrisico

Bijlage 5 Luchtkwaliteitsonderzoek Kleveringweg

Bijlage 5 Luchtkwaliteitsonderzoek Kleveringweg

Bijlage 6 Onderzoek Verkeersgeneratie Kleveringweg

Bijlage 6 Onderzoek verkeersgeneratie Kleveringweg

Bijlage 7 Gebiedsvisie Delftse Hout

Bijlage 7 Gebiedsvisie Delftse Hout

Bijlage 8 Geluidsrapport Horeca

Bijlage 8 Geluidsrapport Horeca

Bijlage 9 Natuurwaarden Onderzoek Horeca

Bijlage 9 Natuurwaarden Onderzoek Horeca

Bijlage 10 Samenvattend Rapport Vleermuizen 2006 Tot En Met 2008

Bijlage 10 Samenvattend rapport vleermuizen 2006 tot en met 2008

Bijlage 11 Vleermuisonderzoek Delft 2012

Bijlage 11 Vleermuisonderzoek Delft 2012

Bijlage 12 Bsr, 2007. Fauna Delft. Verkennende Inventarisaties Ten Behoeve Van Wijziging Bestemmingsplannen

Bijlage 12 bSR, 2007. Fauna Delft. Verkennende inventarisaties ten behoeve van wijziging bestemmingsplannen

Bijlage 13 Waardenburg, 2005. Beoordeling Beschermde Soorten Uitbreiding Camping 'T Delftse Hout

Bijlage 13 Waardenburg, 2005. Beoordeling beschermde soorten uitbreiding camping 't Delftse Hout