KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Sport
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 10 Water
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Leiding - Gas
Artikel 13 Leiding - Hoogspanning
Artikel 14 Leiding - Riool
Artikel 15 Leiding - Water
Artikel 16 Waarde - Archeologie L
Artikel 17 Waarde - Archeologie Ll
Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Bouwregels
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 26 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Artikel 28 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Planvorming
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Relatie Met Het Milieueffectrapport (Mer)
1.5 Opbouw Plan
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding
2.2 Wijze Van Bestemmen
2.3 Relatie Met Het Project-mer Delft-zuidoost En Project Groenblauw
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Verantwoording Planvorm
3.2 Systematiek Bestemmingen
3.3 Specifieke Elementen
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Opzet
4.1 Bestaande Situatie
4.2 Beleid En Onderzoek
4.3 Gewenste Ontwikkelingen
4.4 Conclusie
Hoofdstuk 5 Functies
5.1 Wonen
5.2 Maatschappelijke Voorzieningen
5.3 Bedrijven, Kantoren
5.4 Horeca En Detailhandel
5.5 Openbare Ruimte
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Milieueffectrapportage (Mer) Delft Zuidoost
6.2 Water
6.3 Groen En Ecologie
6.4 Bodem
6.5 Milieuzonering Bedrijven
6.6 Geluid
6.7 Luchtkwaliteit
6.8 Externe Veiligheid
6.9 Energie
Hoofdstuk 7 Infrastructuur
7.1 Bovengronds (Verkeer En Vervoer)
7.2 Ondergronds (Kabels En Leidingen)
Hoofdstuk 8 Cultuurhistorie
8.1 Archeologie
8.2 Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing
Hoofdstuk 9 Handhaving
Hoofdstuk 10 Maatschappelijke En Financiële Uitvoerbaarheid
10.1 Inspraak En Overleg
10.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypen
Bijlage 1 Nota Vooroverleg
Bijlage 2 Geluidonderzoek

TU Midden en Noord

Bestemmingsplan - Gemeente Delft

Vastgesteld op 25-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan TU Midden en Noord van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0503.BP0021 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw op de begane grond dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.8 balkon

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.11 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen en/of opslaan van producten zoals genoemd in de LvB, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel en horeca;

1.12 beschermd stadsgezicht

een gebied als bedoeld in artikel 35 van de Monumentenwet 1988;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.16 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water en ontsluitingswegen;

1.18 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 burgemeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

1.27 bvo (brutovloeroppervlak)

het totale gebouwde vloeroppervlak;

1.28 congresfaciliteiten

voorzieningen ten behoeve van het houden van vergaderingen, waarbij het verstrekken van drank en etenswaren hoofdzakelijk functieondersteunend is en deze horecavoorziening niet meer dan 15% van het totale bvo van de congresfaciliteit beslaat;

1.29 consumentenvuurwerk

vuurwerk voor particulier gebruik;

1.30 culturele voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten op cultureel en kunstzinnig vlak, waaronder ateliers, galeries, dansscholen, muziekscholen, musea en theaters etcetera;

1.31 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk, gebied of element toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid of herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;

1.32 dakopbouw

een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw boven goothoogte;

1.33 dakterras

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met rechtstreeks contact met het publiek, zoals kapsalons en reisbureaus;

1.36 discotheek

een bedrijf met als hoofddoel het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;

1.37 erker

een uitbouw aan de voorgevel van een hoofdgebouw;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 geluidzone industrieterrein Wet geluidhinder

de ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' en 'geluidzone - industrie 2' bestaande geluidszone rond een industrieterrein, zoals bedoeld in artikel 53 van de Wet geluidhinder;

1.40 hoofdgebouw

een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.41 Hoogheemraadschap

het Hoogheemraadschap van Delfland;

1.42 horeca

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;

1.43 hoofdrijbaan

een rijbaan die in belangrijke mate is bestemd voor doorgaand (auto)verkeer;

1.44 hoogtescheidingslijn

een op de verbeelding binnen een bouwvlak aangegeven lijn waarmee de scheiding tussen twee binnen dat bouwvlak aangegeven hoogteaanduidingen wordt weergegeven;

1.45 hotel

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van overnachtingsgelegenheid waarbij het verstrekken van drank en etenswaren hoofdzakelijk functieondersteunend is;

1.46 kantoor

een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

1.47 kap

een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste twee niet-horizontale vlakken;

1.48 kennisintensieve bedrijven

bedrijven gericht op het ontwikkelen, onderzoeken, vervaardigen, testen, evalueren, toepassen en anderszins bewerken van hoogwaardige diensten, producten, methoden, technologieën en productiewijzen;

1.49 kennisintensieve kantoren

functiegebonden kantoren gerelateerd aan het kenniscentrum TU Delft;

1.50 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of omgevingsvergunningplicht op grond van art. 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsvergunning geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.51 kunstwerken

voortbrengsels van de beeldende kunsten en bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, viaducten, bruggen en aanlandingen van bruggen etcetera;

1.52 kwetsbare objecten

objecten zoals bedoeld in art. 1, lid 1 onder l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.53 LvB

de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze regels;

1.54 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening en verenigingsleven met uitsluiting van uitvaart/begraafplaatsen, gevangeniswezen en defensie/militaire zaken;

1.55 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.56 onderzoeksvoorzieningen

onderzoek dat gericht is op het ontwikkelen, onderzoeken, vervaardigen, testen, evalueren en anderszins bewerken van hoogwaardige producten, methoden, technologieën en productiewijzen;

1.57 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.58 parkeervoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;

1.59 peil

  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.60 plaatsgebonden risico

het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn getalsnormen vastgesteld. Voor nieuwe situaties is de maximale toelaatbare overlijdingskans van een persoon 10-6/jaar (1 op een miljoen). Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten tussen de 10-6 risicocontour en de inrichting of transportroute bevinden;

1.61 restauratieve voorzieningen

ondergeschikte voorziening ter ondersteuning van de ter plaatse aanwezige hoofdactiviteit, gericht op het verstrekken van spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;

1.62 risicovolle inrichtingen

een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico of een risicoafstand moet worden aangehouden dan wel andere inrichtingen, waarvan het plaatsgebonden risico, berekend volgens de op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vastgestelde regels, hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar.

Of een inrichting waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer;

1.63 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.64 slootbodem

bodem watergang, zoals opgenomen in de legger van het Hoogheemraadschap Delfland;

1.65 volkstuinen

het niet-bedrijfsmatig kweken van gewassen en het recreatief buitenverblijf met uitzondering van verblijfsrecreatie;

1.66 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.67 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras

de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de voorziening is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kennisintensieve bedrijven;
  2. b. bijbehorende voorzieningen voor zover ten dienste van de kennisintensieve bedrijven;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. een cateringservice, restaurant, vergader- en congresszalen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - cateringservice'.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen en groenstructuren;
  2. b. extensieve recreatieve activiteiten;
  3. c. recreatieve voorzieningen;
  4. d. water;
  5. e. langzaam verkeersroutes;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. kunstwerken;
  8. h. behoud en/of herstel van natuurwaarden;
  9. i. paviljoens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - paviljoen';
  10. j. gemaal ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  11. k. voorzieningen ten dienste van tram, zoals een onderstation, zijn toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - onderstation';
  12. l. bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - paviljoen' zijn tevens in totaal maximaal vijf gebouwen toegestaan ten behoeve van onderwijsvoorzieningen, onderzoeksvoorzieningen, dienstverlening, horeca en kleinschalige detailhandel. Met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - paviljoen' kleinschalige detailhandel is toegestaan tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 200 m2, zoals een buurtwinkel.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ondergrondse fietsenstalling' is tevens een onder maaiveld gelegen fietsenstalling en berging toegestaan.
  3. c. Ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' is tevens een gemaal toegestaan.
  4. d. Ter plaatse van de aanduiding 'water' is tevens water toegestaan en dient in stand te worden gehouden.
  5. e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - botanische tuin' zijn de gronden tevens bedoeld voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in de botanie.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' met toepassing van art. 3.9a Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in de bestemming 'Sport' met bijbehorende hekwerken en een bouwvlak toe te staan, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m, in verband met het verlengen van de schietbaan, mits deze wijziging geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving heeft.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijsvoorzieningen;
  2. b. onderzoeksvoorzieningen;
  3. c. kennisintensieve bedrijven;
  4. d. kennisintensieve kantoren;
  5. e. restauratieve voorzieningen;
  6. f. kleinschalige detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  7. g. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  8. h. daghoreca ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  9. i. warmtekrachtkoppelingcentrale ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - warmtekrachtkoppelingcentrale';
  10. j. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  11. k. nutsvoorzieningen;
  12. l. bijbehorende voorzieningen voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.6 wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' met toepassing van art. 3.9a Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in de bestemming 'Verkeer'.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de bestemming ' Maatschappelijk' de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen, mits deze wijziging geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en is aangetoond dat voor de realisatie van de onder 5.1 genoemde functies geen milieutechnische belemmeringen zijn van de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en verkeerslawaai.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in deze bestemming de op de verbeelding aangeduide bouw- en goothoogten met maximaal 5 meter te verruimen, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
  3. c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het in deze bestemming op de verbeelding aangeduide maximale bebouwingspercentage te verruimen met maximaal 10% ten behoeve van het uitbreiden van de onder 5.1 genoemde functies, mits deze wijziging geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en is aangetoond dat voor de realisatie van de functies geen milieutechnische belemmeringen zijn van de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en verkeerslawaai.

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen, met dien verstande dat sportvelden alleen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
  2. b. culturele voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - cultuurcentrum';
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. horecavoorzieningen, voor zover ten dienste van de sportvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;
  2. b. activiteiten ten dienste van de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, zoals bijvoorbeeld parkeren.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels van artikel 22 en de volgende bepalingen:

  1. a. erkers zijn toegestaan met een maximale breedte van tweederde van de voorgevel, een maximale diepte van 1,2 m en een maximale bouwhoogte van de aangrenzende twee bouwlagen van het bijbehorende hoofdgebouw vermeerderd met 0,4 m;
  2. b. entrees, luifels en bordessen zijn toegestaan met een maximale breedte van eenderde van de breedte van de voorgevel, een maximale diepte van 1 m en een maximale bouwhoogte van de aangrenzende eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw vermeerderd met 0,4 m;
  3. c. fietsenbergingen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 5 m² en een maximale bouwhoogte van 1,5 m;
  4. d. voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hoofdrijbanen;
  2. b. een bus- en/of trambaan met ten hoogste 2x1 rijstrook met bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld haltes, luifels en abri's;
  3. c. verblijfs- en verkeersvoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. voorzieningen voor het stallen van fietsen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels van artikel 22 en de volgende bepalingen:

  1. a. voorzieningen voor het stallen van fietsen zijn toegestaan indien:
  • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 m, de breedte niet meer bedraagt dan 2,2 m en de diepte niet meer bedraagt dan 2,4 m;
  • de voorzieningen voor het stallen van fietsen solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;
  • er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden;
  1. b. bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld haltes, luifels en abri's zijn toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is een gebouwde nutsvoorziening toegestaan waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Verkeer - Wegverkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hoofdrijbanen;
  2. b. een bus- en trambaan met ten hoogste 2x1 rijstrook met bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld haltes, luifels en abri's;
  3. c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. d. bermen;
  5. e. taluds;
  6. f. water;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. kunstwerken;
  9. i. nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels van artikel 22 en de volgende bepalingen:

  1. a. bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld haltes, luifels en abri's zijn toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
  2. b. voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 15 m.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding in samenhang met waterrecreatie alsmede voor de sport en de binnenscheepvaart;
  2. b. bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. kunstwerken.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van artikel 22 en de volgende bepalingen:

  1. a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, waarbij geldt dat steigers ten behoeve van de toegang tot naastgelegen gronden een maximale bouwhoogte van 4 m en een minimale bouwhoogte van 0,2 m mogen hebben.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bijbehorende voorzieningen;
  3. c. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  4. d. bedrijvigheid ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  5. e. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  6. f. kennisintensieve kantoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kennisintensief kantoor';
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'water' dient een onderdoorgang gewaarborgd te worden ten behoeve van de onbelemmerde doorgang en functionering van de primaire waterstructuur.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Leiding - Gas

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. gasleiding;
  2. b. bijbehorende voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas' mogen worden gebouwd.
  2. b. De hartlijn van de gasleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-gas'.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 onder a en toestaan dat door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Leiding - Hoogspanning

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV;
  2. b. bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' mogen worden gebouwd.
  2. b. De hartlijn van de hoogspanningsleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-hoogspanning'.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Leiding - Riool

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. rioolwaterpersleiding;
  2. b. bijbehorende voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Riool' mogen worden gebouwd.
  2. b. De hartlijn van de rioolwaterpersleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-riool'.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de rioolwaterpersleiding en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. watertransportleiding;
  2. b. bijbehorende voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding-Water' mogen worden gebouwd.
  2. b. De hartlijn van de watertransportleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-water'.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de watertransportleiding en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie L

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie l' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

  1. a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  2. b. Indien uit het in lid 16.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  3. 3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  1. c. De verplichting als bedoeld in lid 16.2 onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 100 m2 en/of een diepte die kleiner is dan 40 cm onder maaiveld.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie I' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.

Artikel 17 Waarde - Archeologie Ll

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie ll' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

  1. a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  2. b. Indien uit het in lid 17.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  3. 3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  1. c. De verplichting als bedoeld in lid 17.2 onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 200 m2 en/of een diepte die kleiner is dan 40 cm onder maaiveld.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie II' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.

Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van actuele en het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) voor het bouwen van bouwwerken de volgende bepalingen:

  1. a. op alle locaties is vergroting en/of verandering van de bestaande bebouwing niet toegestaan, indien de vergroting en/of verandering zichtbaar is vanaf de openbare weg;
  2. b. voor alle panden is de bestaande goothoogte de maximaal toelaatbare goothoogte;
  3. c. voor alle panden en objecten is de bestaande bouwhoogte de maximaal toelaatbare bouwhoogte.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. waterkering;
  2. b. kernzone van de waterkering;
  3. c. beschermingszone van de waterkering;
  4. d. bijbehorende voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' mogen worden gebouwd.
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van het Hoogheemraadschap, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 geluidzone - industrie 1

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige objecten worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachtneming van die hogere waarde.

21.2 geluidzone - industrie 2

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'geluidzone - industrie 2' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige objecten worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachtneming van die hogere waarde.

21.3 vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad', mag op de gronden binnen dat straalpad in ieder geval niet hoger worden gebouwd dan 69 m ten opzichte van het peil.

Artikel 22 Algemene Bouwregels

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  2. b. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:
Maximale bouwhoogte
Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied 2 m
Van erf- en terreinafscheidingen elders 1 m
Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras 1,5 m
Van lichtmasten 9 m
Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

23.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt - tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald - in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

  1. a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  2. b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 23.2, sub a;
  3. c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

23.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt - tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald - niet verstaan:

  1. a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 23.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  2. b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

24.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. overschrijding van de bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak en/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. d. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  5. e. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, door luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
  6. f. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  7. g. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 7 m mag bedragen;
  8. h. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m;
  9. i. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden.

24.2 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 24.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  3. c. en de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

25.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

25.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in lid 25.1, een exploitatieplan vast te stellen, danwel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.

Artikel 26 Overige Regels

26.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Voorzover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  1. a. in de eerste plaats de regels van Artikel 19 Waterstaat - Waterkering;
  2. b. in de tweede plaats de regels van Artikel 12 Leiding - Gas of Artikel 13 Leiding - Hoogspanning of Artikel 14 Leiding - Riool of Artikel 15 Leiding - Water;
  3. c. in de derde plaats de regels van Artikel 16 Waarde - Archeologie l of Artikel 17 Waarde -Archeologie ll;
  4. d. in de vierde plaats de regels van Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan TU Midden en Noord.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel Planvorming

Wettelijke grondslag

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is op 1 juli 2008 in werking getreden. In deze wet is een actualiseringseis opgenomen die inhoudt dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar. Deze wet bepaalt dat alle bestemmingsplannen die vóór 1 juli 2008 in werking zijn getreden, binnen vijf jaar na in werking treding van de Wro (dus vóór 1 juli 2013) geactualiseerd moeten zijn. Met andere woorden, de wet vereist dat op 1 juli 2013 alle bestemmingsplannen niet ouder zijn dan tien jaar. Op het overschrijden van deze termijn staat een sanctie, namelijk het verbod om leges te heffen voor vergunningen die op dat bestemmingsplan zijn gebaseerd.

Om aan de wettelijke verplichting te voldoen is in de gemeente Delft het project Actualisering en uniformering bestemmingsplannen (AUB) gestart.

Onderdeel van AUB

In het kader van het project Actualisering en uniformering bestemmingsplannen (AUB) dient voor het gebied TU midden en voor enkele delen van het gebied TU noord een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. In het bestemmingsplan worden ruimtelijke en juridische kaders van de beleidsterreinen zoals milieu, stedenbouw, mobiliteit, archeologie/monumenten en economie geregeld. Figuur 1.1 geeft de ligging en begrenzing van het plangebied weer. Uit praktisch oogpunt is gekozen om de genoemde delen in één nieuw bestemmingsplan op te nemen. Daarmee worden diverse geldende bestemmingsplannen geactualiseerd. Het accent van het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord' is gericht op het consoliderend bestemmen van en het inpassen van de huidige functies. Na afronding van dit bestemmingsplan kan ook voor dit plangebied aan de eis van actuele bestemmingsplannen worden voldaan en is het recht leges te heffen veilig gesteld.

Herstart

Dit project is een herstart van het bestemmingsplan TU Midden uit 2008. In 2008 is de procedure van het ontwerpbestemmingsplan TU Midden stopgezet in afwachting van het MER Delft Zuidoost. Het MER is inmiddels gereed. Het bestemmingsplan TU Midden uit 2008 kan nu echter niet meer één op één worden overgenomen en in procedure worden gebracht. Daarvoor zijn tussen 2008 en nu teveel zaken veranderd, zowel wettelijk als inhoudelijk. Er zal daarom een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld, dat zal starten vanaf de concept ontwerp fase. Er wordt niet gestart vanaf de voorontwerp fase, omdat de eerder opgestelde plannen al tot aan de zienswijzenfase (bestemmingsplan TU Midden) of tot aan de vaststellingsfase (bestemmingsplan TU Noord) zijn doorlopen. Er heeft bij de totstandkoming van dit concept ontwerpbestemmingsplan wel overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Delft en vooroverlegpartners, die daarbij input voor het nieuwe bestemmingsplan hebben gegeven.

Het doel van het bestemmingsplan TU Midden en Noord is om de verschillende regelingen te vervangen door één nieuw en actueel plan, waarin de rechtszekerheid van de burgers en gebruikers gewaarborgd is en van flexibiliteit en eenvoud in regelgeving sprake is. De uitgangspunten van dit bestemmingsplan komen in het vervolg van deze toelichting nader aan bod.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in het zuidoostelijk deel van de stad. Het plangebied is opgenomen op de onderstaande afbeelding. Het gele gebied op het kaartje geeft het beoogde plangebied van bestemmingsplan TU Midden en Noord weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0001.jpg"

Figuur 1.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit een deel van het TU gebied, woonbuurten en een bedrijventerrein Delftechpark. Het plangebied wordt begrensd door:

  • de plangrens zoals die gold voor het ontwerpbestemmingsplan TU Midden uit 2008. Deze ligt ter plaatse van de volgende wegen: Rotterdamseweg, Kruithuisweg, A13 (afrit Delft-Zuid), Oudelaanmolensloot, Schoemakerstraat, Christiaan Huygensweg, Mekelweg en Jaffalaan.
  • de grenzen van de delen van het bestemmingsplan TU Noord 2007 waaraan door Gedeputeerde Staten goedkeuring was verleend, maar welke door de Raad van State zijn vernietigd en/of waaraan de Raad van State goedkeuring heeft onthouden; en de grenzen van de delen waaraan door Gedeputeerde Staten goedkeuring is onthouden en waarover Raad van State heeft uitgesproken dat de onthouding van goedkeuring terecht is. Deze grenzen zijn aangegeven met de kleinere gele vlekken op de bovenstaande kaart.

Aan de locatie Kanaalhof is ook goedkeuring onthouden. Dit gebied wordt echter niet meegenomen in dit bestemmingsplan, aangezien de ontwikkelingen voor dit plan nog niet genoeg zijn uitgewerkt op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan. Zodra de planvorming van dergelijke projecten rijp genoeg is zal voor het betreffende gebied de benodigde planologische procedure worden doorlopen.

Verder is in het verleden door Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden aan de locatie Scheepmakerij, die in bestemmingsplan TU Noord 2008 viel. Inmiddels is hiervoor een apart bestemmingsplan vastgesteld, waardoor dit gebied niet in bestemmingsplan TU Midden en Noord hoeft te worden meegenomen.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Met het nieuwe bestemmingsplan TU Midden en Noord worden de volgende geldende bestemmingsplannen (deels) herzien:

In gebied TU Midden

  • Uitbreidingsplan Wipmolensloot (1953)
  • Uitbreidingsplan Zuidpolder van Delfgauw (1957)
  • Uitbreidingsplan Oudelaan-Molensloot (1962)
  • Bestemmingsplan Hammenpoort (1972)
  • Bestemmingsplan Delftechpark (1995)

In gebied TU Noord

  • Uitbreidingsplan Zuiderstraat-Kanaalstraat (1955)
  • Bestemmingsplan Rotterdamseweg-noord (1978)
  • Uitbreidingsplan Wippolder (1979)
  • Bestemmingsplan Wippolder (1999)

Voor beide gebieden geldt dat er nu oude of soms helemaal geen bestemmingsplannen vigerend zijn. In dat laatste geval geldt slechts de Bouwverordening. Daarom is er voor het gehele MER gebied een voorbereidingsbesluit genomen op 29 maart 2012. Het voorbereidingsbesluit maakt het mogelijk gedurende één jaar bouwaanvragen aan te houden tot aan de afloop van het voorbereidingsbesluit of tot aan het moment dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gaat.

In onderstaande figuur zijn de vigerende bestemmingsplannen aangegeven. Deze vigerende plannen verliezen hun rechtskracht na het onherroepelijk worden van bestemmingsplan TU Midden en Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0002.jpg"

Figuur 1.2: overzicht vigerende bestemmingsplannen

1.4 Relatie Met Het Milieueffectrapport (Mer)

Het plangebied TU Midden en Noord bevindt zich in het MER-gebied Delft Zuidoost. In dat laatste gebied is onder meer de bouw van meer dan 4.000 nieuwe (studenten)woningen voorzien. Om die reden is voor de ontwikkeling een milieueffectrapport (MER) opgesteld.

In het MER zijn de milieueffecten van de diverse ontwikkelingen in hun onderlinge samenhang
beschreven. Hiervoor zijn drie alternatieven ontwikkeld. In het MER zijn de milieugevolgen van deze
alternatieven in beeld gebracht. Mede op basis hiervan is het zogenaamde Voorkeursalternatief (VKA)
vastgesteld. De gemeenteraad van Delft heeft het 'ProjectMER bestemmingsplannen Delft Zuidoost' op 24 februari 2011 aanvaard.
In het plangebied TU Midden en Noord zijn geen ontwikkelingen gefaciliteerd, die in het MER onderzocht zijn. Een uitzondering daarop zijn de serres van BK City.

Het deelgebied TU midden west kan genoemd worden als beoogde ontwikkelingslocatie. Dit betreft globaal genomen het gebied rondom de Leeghwaterstraat, Balthasar v.d. Polweg, Feldmannweg en Cornelis Drebbelweg. Omdat de voornemens voor dit gebied nog onvoldoende uitgekristalliseerd zijn, worden deze niet meegenomen in dit AUB-bestemmingsplan. Er zal voor dit ontwikkelingsgebied een aparte ruimtelijke ordeningsprocedure worden doorlopen.

In hoofdstuk 6 wordt het MER in meer detail besproken. Ook staat in hoofdstuk 6 meer gedetailleerde milieu-informatie, die voor dit bestemmingsplan in beeld is gebracht.

1.5 Opbouw Plan

Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan, de gebiedsvisie, bevat een samenvatting van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling. In de hoofdstukken 4 tot en met 8 worden de bestaande situatie, de regelgeving en onderzoeksgegevens en de gewenste ontwikkelingen op deelaspecten van de ruimtelijke ordening beschreven. Het betreft de aspecten: ruimtelijke opzet, functies, milieu, infrastructuur en cultuurhistorie. In deze hoofdstukken is de afweging van ruimtelijke relevante factoren gemaakt voor de toekomst van het plangebied. Hoofdstuk 9 beschrijft de situatie ten aanzien van handhaving in dit plangebied. In hoofdstuk 10 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Inleiding

Het plangebied wordt hoofdzakelijk gekarakteriseerd door de vele universiteitsgebouwen in een groene setting. Met de herinrichting van de Mekelweg tot Mekelpark als hoogwaardig autovrij verblijfsgebied, is een sterke kwaliteitsimpuls aan het campusterrein gegeven, maar is ook de ontsluitingswijze ingrijpend gewijzigd. De benadering van de complexen is daardoor niet meer vanuit het midden vanaf de Mekelweg, maar vanaf de randen: de Schoemakerstraat en de Rotterdamseweg, met 'inprikkers' het gebied in. De Schoemakerstraat en de Rotterdamseweg worden hierdoor 'voorkanten' waar representatieve gebouwen het gezicht van het TU-gebied mede (zullen gaan) bepalen.

De gezichtsbepalende zijden van het TU-gebied hebben op de verbeelding van dit bestemmingsplan een precieze omkadering gekregen in de vorm van bebouwingsgrenzen. De tussenzones zijn aanzienlijk globaler geregeld, met slechts een bebouwingspercentage en een bouwhoogte. Binnen de globaal bestemde zones zullen aanpassingen en uitbreidingen maar ook sloop-nieuwbouw veelal mogelijk zijn zonder een planologische procedure. Er is geen aparte verkeersbestemming in deze zones op de verbeelding vastgelegd, alleen de hoofdverkeersstructuur is expliciet geregeld.

In het plangebied is de afgelopen jaren tegemoet gekomen aan de sterke behoefte aan studentenhuisvesting, door de realisatie van studentencomplexen onder andere aan de Michiel de Ruyterweg, Leeghwaterstraat, Rotterdamseweg en Balthasar van der Polweg.

Als gevolg van de toevoeging van studentenwoningen en culturele voorzieningen heeft het gebied meer en bredere functies gekregen. Het streven is om de levendigheid in het gebied de komende jaren verder toe te laten nemen door verdichting en vestiging van openbare voorzieningen.

Het hoogwaardige en vooral op kennisintensieve bedrijven gerichte Delftechpark vervult zijn functie op passende wijze. Grootschalige wijzigingen zijn hier niet aan de orde.

2.2 Wijze Van Bestemmen

Flexibiliteit door 'brede' bestemmingen

Het plangebied betreft het universiteitsterrein van TU Delft, bedrijventerrein Delftechpark en enkele kleinere deelgebieden behorend bij de wijk TU Noord. Het plangebied kent een grote dynamiek. Dat wil zeggen dat als gevolg van groei en krimp van instellingen en bedrijven, reorganisaties, verhuizingen en nieuwe initiatieven de gebouwde omgeving voortdurend moet kunnen worden aangepast. Dit vraagt om de nodige flexibiliteit. Hier is in het bestemmingsplan rekening mee gehouden door de opgenomen 'brede' bestemmingen. Zowel binnen de bestemming 'Maatschappelijk' die voor het TU-gebied is opgenomen, als binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn diverse functies mogelijk.

In hoofdzaak consoliderende bestemmingen

Het bestemmingsplan zal grotendeels consoliderend van aard zijn. Consoliderend houdt in dat de huidige functies en het huidige gebruik zullen worden vastgelegd in het bestemmingsplan en dat uitbreidingen qua bebouwing of wijzigingen in gebruik mogelijk zijn. Met het hanteren van de hiervoor beschreven 'brede' bestemmingen is een behoorlijke mate van flexibiliteit mogelijk gemaakt.

Enkele ontwikkelingen gefaciliteerd

De vigerende bestemmingsplannen Uitbreidingsplan Oudelaan-Molensloot en Uitbreidingsplan Wipmolensloot staan zeer ruime bouw- en ontwikkelingsmogelijkheden toe in het TU gebied. In overleg tussen TU Delft en de gemeente Delft is afgestemd dat de zeer ruime bouw- en ontwikkelingsmogelijkheden tot stedenbouwkundig en maatschappelijke acceptabele proporties kunnen worden teruggebracht in het bestemmingsplan TU Midden en Noord, indien een aantal actuele ontwikkelingen gefaciliteerd worden. Vanwege deze afspraken uit het bestemmingsplanproces in de periode tot aan 2008 en omdat de gemeente dat passend acht, worden deze ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die in het bestemmingsplan in 2008 gefaciliteerd zouden worden en nu in het bestemmingsplan TU Midden en Noord mogelijk gemaakt worden, zijn:

  • verdere ontwikkeling Mekelpark als centrale as van het campusgebied inclusief het realiseren van paviljoens met commerciële functies in het Mekelpark;
  • het toestaan van commerciële functies op de begane grond van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG);
  • het uitbreiden van het sport & cultuurcentrum;
  • het vastleggen van een (voorgevel)rooilijn voor bebouwing langs de Schoemakerstraat.

Daarnaast zijn er sinds 2008 enkele ontwikkelingen geweest die nu consoliderend bestemd worden:

  • het permanent mogelijk maken van de serres van BK City en de nabijgelegen parkeergelegenheid;
  • het kruispunt Zuidplantsoen/ Schoemakerstraat;
  • het Science Center en diverse studentenhuisvestingen.

Tot slot vermelden we nog de oude Bouwkunde locatie, die bestemd is om een vergelijkbare bouwmassa op deze locatie mogelijk te maken. In paragraaf 4.3 wordt verder ingegaan op de ontwikkelingen in het gebied.

2.3 Relatie Met Het Project-mer Delft-zuidoost En Project Groenblauw

De relatie van het nieuwe bestemmingsplan TU Midden en Noord met het MER verdient nog enige toelichting. Het ontwerpbestemmingsplan TU Midden is in 2008 stilgelegd, omdat een project-MER noodzakelijk bleek. In 2011 heeft de gemeenteraad het MER geaccordeerd en vrijgegeven. In het MER zijn diverse ontwikkelingen onderzocht. Geen van de ontwikkelingen uit het MER kan worden meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan, omdat geen enkele ontwikkeling binnen het plangebied ver genoeg in de planvorming was ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan.

Het deelgebied TU midden west zal daarom consoliderend bestemd worden, omdat nog onvoldoende duidelijk is hoe de ontwikkeling van 1.100 studentenwoningen in dit gebied vorm zal krijgen. In het project-MER Delft Zuidoost is met die ontwikkeling wel al rekening gehouden. Vanwege de wettelijke actualiseringseis wordt het gebied echter nu consoliderend meegenomen in het bestemmingsplan TU Midden en Noord. De ontwikkeling van de 1.100 studentenwoningen in deelgebied TU midden west zal te zijner tijd via een aparte planologische procedure geregeld worden.

Ook het project GroenBlauw verdient hier nog enige toelichting. Dit project is gestart in vervolg op het MER om samen met TU, DUWO, HHD en AM en belangenvereniging TU Noord integrale oplosssingen voor de groen- en wateropgave voor het gehele gebied uit te werken, ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen. Het resultaat van het project is een groen-blauwe kansenkaart die wordt betrokken bij de totstandkoming van de bestemmingsplannen. Bij dit bestemmingsplan zijn de functies groen en water in alle bestemmingen mogelijk gemaakt, waardoor dit bevorderend werkt voor de realisatie van GroenBlauw-projecten.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Verantwoording Planvorm

De doelstelling voor het nieuwe bestemmingsplan is het consoliderend bestemmen van de huidige functies met de mogelijkheid gewenste ontwikkelingen in te passen binnen de bestaande kaders van milieuwetgeving en het streven naar eenvoud en uniformiteit in de verbeelding en regels.

3.2 Systematiek Bestemmingen

3.2.1 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

In de begrippen is 'bevoegd gezag' opgenomen (als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht). Als hoofdregel geldt dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is, tenzij een ander orgaan is aangewezen zoals gedeputeerde staten van de provincie indien het een project van provinciaal belang betreft, of een minister voor projecten van nationaal belang.

Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten moeten worden.

3.2.2 Bestemmingsregels

Bestemmingen

Bedrijventerrein

Het Delftechpark heeft de bestemming 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming zijn kennisintensieve bedrijven toegestaan uit de milieucategorieën 1, 2 en 3.1 van de Lijst van Bedrijfstypen (LvB). Beperking tot milieucategorie 3.1 past geheel bij de aard en het karakter van het bedrijventerrein.

Verder zijn kleinschalige zelfstandige kantoren toegestaan tot een maximum oppervlakte van 1.000 m2 per vestiging, dit conform het provinciale beleid. Bedrijfsgebonden kantoren zijn ook toegestaan. Dit is mogelijk tot een maximum oppervlakte van 3.000 m2, mits dit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde bedrijfsvloeroppervlak.

Ook wegen met daarbij behorende voorzieningen ter ontsluiting van de bedrijven zijn toegestaan. Tevens zijn bijbehorende voorzieningen toegestaan zoals water, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Het bebouwingspercentage is aangegeven op de verbeelding evenals de maximale bouwhoogte. Gebouwen dienen in ieder geval gebouwd te worden binnen het aangegeven bouwvlak.

Groen

Voor de belangrijkste groenstroken binnen het plangebied is de bestemming 'Groen' opgenomen. Het betreft groenstroken die structuurbepalend zijn. Deze hoofdstructuur van groenstroken bestaat uit het groen langs de volgende wegen: Rotterdamseweg, Mekelpark, Schoemakerstraat en de ventweg (Van Mourik Broekmanweg), Jaffalaan-Mekelweg-Christiaan Huygenslaan, rond de sportvelden en langs de Kruithuisweg, rondom het Delftechpark. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • de gronden ter plaatse van het gemaal op de hoek Rotterdamseweg-Balthasar v.d. Polweg;
  • de ondergrondse fietsenstalling en berging langs de Balthasar v.d. Polweg;
  • het onderstation voor de tram naast het sport- en cultuurcentrum van TU Delft;
  • de aanduiding 'specifieke vorm van groen - paviljoen' in het Mekelpark;
  • de overkapping aan de Van der Burghweg.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - paviljoen' zijn in totaal maximaal vijf gebouwen toegestaan ten behoeve van onderwijsvoorzieningen, onderzoeksvoorzieningen, dienstverlening, horeca en kleinschalige detailhandel. Ter plaatse van deze aanduiding is kleinschalige detailhandel toegestaan tot een bruto vloeroppervlak van in totaal maximaal 200 m2, zoals een buurtwinkel. Er mogen maximaal 5 paviljoens worden gebouwd, met een maximale inhoud van 1000 m3 per paviljoen. Het totaal bruto vloeroppervlak van de paviljoens gezamenlijk mag niet meer bedragen dan 500 m2. Deze paviljoens zijn niet toegestaan ter plaatse van de langzaam verkeersroutes (kris kras routes).

Ter plaatse van het bestaande gemaal is een bouwvlak opgenomen met de aanduiding 'gemaal'. Ter plaatse van de aanduiding water is een uitstroomduiker aanwezig. Het gaat hier om een vierkante betonnen uitstroombak. Dit water dient in stand te worden gehouden. Voor het onderstation ten behoeve van de tram is ook een bouwvlak opgenomen, net als voor de overkapping aan de Van der Burghweg.

De Botanische tuin heeft een specifieke aanduiding botanische tuin gekregen. In de regels is vastgelegd dat naast het gebruik van deze gronden als botanische tuin, deze gronden tevens bedoeld zijn voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in de botanie.

Voor het uitbreiden van het handboogschietvereniging Willem Tell is aan de achterzijde van het terrein een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dit betreft de mogelijkheid om de schietbaan te verlengen met 15 m. Het bestaande bouwwerk zal dan naar achteren worden verplaatst, de maximale bouwhoogte van dit bouwwerk is 6 m. Aan de zijkant van de schietbaan is een hekwerk mogelijk. Aan deze wijzigingsbevoegdheid is de voorwaarde verbonden dat de uitbreiding geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving mag hebben.

Verder is groen ook mogelijk binnen alle andere bestemmingen van dit bestemmingsplan.

Maatschappelijk

Het TU-terrrein heeft hoofdzakelijk de bestemming 'Maatschappelijk'. Op deze gronden zijn de toegestane hoofdfuncties: onderwijs- en onderzoeksvoorzieningen, kennisintensieve bedrijven en kennisintensieve kantoren.

Kantoren zijn binnen deze bestemming toegestaan, voor zover het functiegebonden kantoren betreft, die gerelateerd zijn aan het kenniscentrum TU Delft. Eén en ander zoals bedoeld in artikel 7, lid 2, onder d van de Provinciale Verordening Ruimte. Verder is op het perceel waar het gebouw van de op 13 mei 2008 afgebrande Faculteit Bouwkunde stond, 45.000 m2 bvo bestemming Maatschappelijk mogelijk, waaronder kantoren. Dit mogen uitsluitend functiegebonden kantoren zijn verbonden met de kenniscluster TU Delft.

Voor de warmtekrachtkoppelingcentrale is een maatbestemming met milieucategorie 5.1 opgenomen. Om dit bedrijf ligt een geluidcontour, zie ook hieronder bij paragraaf 3.2.3.

Gebouwen dienen in ieder geval gebouwd te worden binnen het aangegeven bouwvlak. Het bebouwingspercentage is aangegeven op de verbeelding evenals de maximale bouw- en goothoogte. Op het terrein van het voormalige Bouwkunde is een maximum bruto vloeroppervlak toegestaan van 45.000 m2.

Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is in totaal maximaal 200 m2 kleinschalige detailhandel, zoals een buurtwinkel, toegestaan.

De portierswoning aan de Julianalaan heeft de aanduiding 'wonen'. Op deze specifieke locatie is, naast de functies die binnen de bestemming Maatschappelijk zijn toegestaan, ook de functie wonen toegestaan.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de voorgevel te kunnen verleggen van het TNO-gebouw in het verlengde en ten noorden van de Van Mourik Broekmanweg. Op die manier kan de secundaire ontsluitingsstructuur worden afgerond, omdat de ventweg langs de Schoemakerstraat daardoor mogelijk wordt. Daarmee wordt de rooilijn in lijn gebracht met de overige bouwvlakken en de gewenste voorgevels.

Tevens zijn er drie wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bouwmogelijkheden van de bestemming Maatschappelijk te verruimen. De eerste betreft de wijzigingsbevoegdheid om de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken te wijzigen. Hier zijn wel een aantal voorwaarden aan verbonden, zoals bijvoorbeeld dat het geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving mag hebben in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast. De tweede wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de bouw- en goothoogten met maximaal 5 meter te verruimen. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat dit stedenbouwkundig aanvaardbaar moet zijn. De laatste wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om het op de verbeelding aangeduide maximale bebouwingspercentage te verruimen met maximaal 10%. Hieraan is onder andere de voorwaarde verbonden dat dit geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving mag hebben in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.

Sport

Het sportcentrum van de TU heeft de bestemming 'Sport' gekregen. Gebouwen voor stalling of berging van voor het onderhoud van de sportterreinen benodigde werktuigen zijn toegestaan binnen deze bestemming met een maximale bouwhoogte van 3 m. Overige gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak, hiervoor is de maximale bouwhoogte aangegeven op de verbeelding.

Tuin

De voortuinen bij de woningen aan de Michiel de Ruyterweg 33 t/m 39, Rotterdamseweg 163 t/m 181 en aan de Kanaalweg hebben de bestemming 'Tuin'.

Op deze gronden zijn qua bebouwing uitsluitend erkers en entrees toegestaan.

Verkeer

De hoofdstructuur van lokale ontsluitingsroutes is specifiek bestemd als verkeer. Het betreft alle binnen het plangebied aanwezige doorgaande wegen met uitzondering van de Kruithuisweg en de A13, deze hebben de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'. Opstelstroken en op- en afritten vallen ook binnen de bestemming. Ook kunnen groen- en watervoorzieningen binnen deze bestemming gerealiseerd worden.

Het betreft de wegen die structuurbepalend zijn. De hoofdstructuur van wegen in het plangebied bestaat uit de volgende wegen: Rotterdamseweg (grotendeels buiten het plangebied), Leeghwaterstraat, Cornelis Drebbelweg, Feldmannweg, Korvezeestraat, Balthasar v.d. Polweg, Mekelweg, Mekelpark (tramroute), Schoemakerstraat en de ventweg (Van Mourik Broekmanweg), Jaffalaan- Mekelweg- Christiaan Huygenslaan, Stieltjesweg, Van der Broekweg, Delftechpark.

Voor de Mekelweg, waar alleen de tram en bus rijden, is een aanduiding 'tram- en busverkeer' opgenomen. Hier is geen wegverkeer, zoals auto's, toegelaten. Calamiteitenverkeer is wel toegestaan.

Verkeer - Wegverkeer

De ontsluitingsroutes van regionale of nationale betekenis hebben de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' gekregen. Voor het plangebied gaat dit om gedeeltes van de Kruithuisweg en de A13. Ook groen- en watervoorzieningen kunnen binnen deze bestemming gerealiseerd worden. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om bermen en/of bermsloten.

Water

Voor de in het gebied voorkomende primaire watergangen is de bestemming 'Water' opgenomen. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen.

Wonen

De bestaande woningen zijn bestemd tot 'Wonen'. Behalve de woning valt ook het zij- en achtererf binnen deze bestemming. De hoofdgebouwen dienen te worden opgericht binnen de aangegeven bouwvlakken, waarbij de maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven. Op de gronden waar geen bouwvlak op ligt, mogen geen gebouwen worden opgericht. Tenzij de aanduiding 'bijgebouwen' is opgenomen. Deze aanduiding is opgenomen voor de woningen aan de Rotterdamseweg 163 t/m 181, de woningen aan de Michiel de Ruyterweg 33 t/m 39 en de woning aan de Kanaalweg 6. Op deze locaties mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd. De oppervlakte van, al dan niet met vergunning, gebouwde bouwwerken buiten het bouwvlak mag in totaal niet meer dan 50% bedragen (anti-dichtslibregeling).

Overige bestemmingen

Leiding - Gas / Leiding - Hoogspanning / Leiding - Riool / Leiding - Water

In het plangebied ligt een aantal planologisch relevante leidingen: (een aardgastransportleiding, een hoogspanningsverbinding, een rioolleiding en een waterleiding). De belangen, verbonden aan deze leidingen, zijn in de regels beschermd via de bestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanning', 'Leiding - Riool' en 'Leiding - Water'. Op grond van deze bestemmingen is voor activiteiten waarbij gegraven wordt, zoals bouwen en een aantal specifiek genoemde werken en werkzaamheden, een omgevingsvergunning nodig. Het verlenen van de omgevingsvergunning is slechts mogelijk indien de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad.

Waarde - Archeologie

De bestemmingen 'Waarde - Archeologie I' en 'Waarde - Archeologie II' zijn gehanteerd voor een groot deel van het plangebied. Deze gebieden hebben op basis van de archeologische verwachtingskaart mogelijk archeologische waarde. Bouwen is op deze gronden uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels met uitzondering van projecten kleiner of gelijk aan 100 m2 ('Waarde - Archeologie I') of 200 m2 ('Waarde - Archeologie II') of nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of door middel van een wijzigingsbevoegdheid de bestemming archeologisch waardevol gebied is verwijderd.

Waarde - Cultuurhistorie

De bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is gehanteerd voor de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken in het plangebied. Deze objecten/ panden hebben cultuurhistorische waarde. Aan het bouwen op deze gronden zijn voorwaarden gekoppeld om de cultuurhistorisch waarden te beschermen en te behouden.

Waterstaat - Waterkering

In het plangebied komt ook een waterkering voor. Hiervoor is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. De waterkering ligt langs de Rotterdamseweg. Ter plaatse van deze waterkeringen geldt een beschermende bestemming. De gronden hebben nog een andere secundaire bestemming gekregen, zoals 'Groen', 'Maatschappelijk' of 'Wonen'. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor die gronden geldende bestemmingen zijn slechts toelaatbaar met een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels. De omgevingsvergunning wordt verleend als de waterkeringsbelangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint advies in bij de beheerder van de waterkering, voordat zij beslist op het verzoek om een omgevingsvergunning.

3.2.3 Algemene regels

Antidubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn ingeval (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaars zijn.

Algemene aanduidingsregels

geluidzone - industrie

In het plangebied liggen twee geluidzones - industrieterrein. Deze zijn opgenomen vanwege het geluidgezoneerd bedrijventerrein Schieoevers en de warmtekrachtcentrale. Voor de gronden die zijn gelegen tussen het geluidgezoneerd bedrijventerrein en de vastgestelde geluidscontour is de aanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen. Met deze algemene aanduiding is bepaald dat op gronden met deze aanduiding geen nieuwe geluidgevoelige bebouwing is toegestaan. Dit met uitzondering van situaties waarbij in het kader van de Wet geluidhinder een hogere waarde voor de geluidgevoelige bebouwing is vastgesteld.

vrijwaringszone - straalpad

Binnen de vrijwaringszone - straalpad mag niet hoger worden gebouwd dan 69 m.

Algemene bouwregels

In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die gelden voor alle gebouwen binnen het plangebied. Deze regels gelden naast de overige regels in het plangebied.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. In lid 2 is aangegeven welk gebruik in ieder geval verboden is en in lid 3 welk gebruik hieronder niet wordt verstaan.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ingeval van geringe afwijkingen van de bouwregels.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen.

Voorrangsregeling

In dit artikel is een prioritering aangegeven van de (dubbel)bestemmingen indien er op gronden sprake is van meerdere (dubbel)bestemmmingen en de daarbij gepaard gaande belangen.

3.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Dit artikel bevat de overgangsregels met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden. In afwijking van de bouwregels blijven enige bouwmogelijkheden bestaan voor die gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet of Wabo. Bestaande afwijkingen mogen in principe niet worden vergroot.

Het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat het in werking treedt, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht is echter niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorgaande plan. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan, indien de afwijking hierdoor in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.

Slotregel

Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.

3.3 Specifieke Elementen

Lijst van Bedrijfstypen

Met behulp van de Lijst van Bedrijfstypen wordt aangegeven welke milieubelastende activiteiten in een gebied wel of niet toelaatbaar zijn. De Lijst van Bedrijfstypen, die de gemeente Delft hanteert bij het bepalen van de milieucategorie, is de lijst afkomstig uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. In deze publicatie staat ook de methodiek van milieuzonering in bestemmingsplannen uitgelegd.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Opzet

4.1 Bestaande Situatie

4.1.1 Inleiding

Het gebied TU midden is na de Tweede Wereldoorlog ontworpen als uitbreiding in het weidegebied ten zuiden van Delft. Het vormde lange tijd een solitaire enclave in de randzone van de stad. Als gevolg van de aanleg van de Kruithuisweg rond 1970 en de recente ontwikkelingen als Emerald en Technopolis, aanleg tram 19 en nieuwe fietsverbindingen komt het gebied steeds meer binnen het stedelijk gebied te liggen. Als gevolg van de toevoeging van studentenwoningen en culturele voorzieningen heeft het gebied meer en bredere functies gekregen.

Het plangebied kenmerkt zich door een sterk noordzuidgerichte lijnenstructuur: de Schie, de rijksweg A13, de Rotterdamseweg, het Mekelpark en de Schoemakerstraat.

4.1.2 Historie

Nadat de Technische Universiteit (toen nog Technische Hogeschool) na de Tweede Wereldoorlog meer ruimte nodig had voor uitbreiding en vernieuwing ten zuiden van begraafplaats Jaffa, werd als ontwikkelingsmodel gekozen voor het uit de Verenigde Staten overgewaaide 'schaatsmodel'. De Mekelweg vormde hierbij een centrale dubbele as met hiertussen een overmaat aan groene ruimte, waaraan aan weerszijden gebouwen werden ontwikkeld. Er werd hiermee met het optimisme en de grootsheid van het wederopbouwdenken ruim baan gemaakt voor de auto. De voor het schaatsmodel kenmerkende dubbele as met diagonale verbindingen is uiteindelijk nooit gemaakt. De maatvoering die bij zo'n dubbele as hoorde, wel. Deze ruimte werd grotendeels benut om parkeergelegenheid te maken.

Achter de eerstelijnsbebouwing werd ruimte gemaakt voor (minder representatieve) tweedelijnsbebouwing en derdelijnsbebouwing ontsloten vanaf zijwegen en parallelwegen. De Rotterdamseweg en de toen inmiddels ook geprojecteerde Schoemakerstraat vormden de west- respectievelijk oostgrens van het nieuwe TU-gebied.

In oostwestrichting is de Kruithuisweg een zeer opvallende lijn, zowel in ruimtelijk als functioneel opzicht. Hij is belangrijk, juist omdat het één van de weinige doorgaande oostwestlijnen is in de stad, die de Schie en het spoorwegtracé kruist.

Een andere belangrijke oostwestlijn begrenst precies de noordkant van TU midden. In het oorspronkelijke polderlandschap was deze lijn al zichtbaar. Nu functioneert de lijn als groene as (Jaffalaan, begraafplaats Jaffa, Koningin Emmakade) en als belangrijke fietsroute (in het verlengde van de fietstunnel onder het spoor en de fietsbrug over de Schie).

Een iets minder opvallende oostwestverbinding wordt gevormd door de Oudelaanmolensloot die aan de oostzijde een groenblauwe grens vormt tussen het TNO-terrein en Delftechpark.

Het plangebied kenmerkt zich door de hierboven genoemde structuurlijnen. De bebouwing kenmerkt zich vooral als institutionele bebouwing: veelal complexen samengesteld uit meerdere bouwvolumes van heel verschillende afmetingen. Elk complex heeft daarbij zijn eigen karakteristiek. Behalve aan gebouwde onderwijsvoorzieningen biedt het gebied veel ruimte aan sport, openbaar groen en parkeren.

Het plangebied heeft zich in de loop van de tijd steeds verder verdicht. Naast de TU zijn hier ook TNO en GeoDelft gevestigd. Sinds halverwege de jaren '80 is er eveneens studentenhuisvesting in het gebied opgenomen.

Ten oosten van het TU-gebied in de oksel van de Kruithuisweg en de A13 is vanaf begin jaren '90 het Delftechpark ontwikkeld voor kennisintensieve bedrijvigheid. Dit gebied is als een enclave verkeerskundig slechts op één punt aangehaakt op de rest van de stad via de Schoemakerstraat. Het bedrijvenpark biedt ruimte aan bedrijven die willen profiteren van de ligging bij de TU. Het gaat hierbij om bedrijven die zich richten op technisch onderzoek en ontwerp.

De onderdelen van het bestemmingsplan in het gebied TU Noord bestaan vooral uit grootschalige bebouwing van (voormalige) TU faculteiten. Overwegend is dit oudere bebouwing, maar er zijn ook enkele nieuwbouwlocaties in het plangebied gelegen. De in dit bestemmingsplan opgenomen gebieden zijn die delen van het bestemmingsplan TU Noord 2007 waaraan door Gedeputeerde Staten goedkeuring is onthouden en waarover Raad van State heeft uitgesproken dat de onthouding van goedkeuring terecht is. Tussen 2007 en het moment van opstellen van dit bestemmingsplan (2012) is er in de plannen voor deze locaties veel veranderd. Veel van de toen voor wonen beoogde gebouwen, zullen niet of niet op korte termijn woningen worden. Voor Gele Scheikunde (nog in gebruik door faculteit TNW), Julianalaan 67 (Technische Botanie), Rode Scheikunde (nu BK city, de nieuwe Bouwkundefaculteit) en Mijnbouwstraat (nu Science Center) zijn er geen plannen voor transformatie waarop geanticipeerd kan worden. Aangezien het bestemmingsplan TU Noord 2007 van kracht is, met uitzondering van de door GS en RvS onthouden delen, worden alleen die delen nu meegenomen in dit bestemmingsplan.

Aan een deel van de gronden van de botanische tuin is bij het bestemmingsplan TU Noord goedkeuring onthouden. Deze gronden zijn nu in dit bestemmingsplan bestemd als Groen met een specifieke aanduiding 'botanische tuin'. De gronden van de botanische tuin waar geen goedkeuring aan is onthouden in het bestemmingsplan TU Noord, en waarvoor het bestemmingsplan TU Noord nog steeds van kracht is, zijn in dat bestemmingsplan bestemd als Botanische Tuin. Binnen die bestemming bestaan beperkte bouwmogelijkheden ten behoeve van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in de botanie, recreatieve voorzieningen, nutsvoorzieningen en daarmee gelijk te stellen bouwwerken. Binnen de bestemming botanische tuin zijn aanduidingen opgenomen voor monumentale bomen. Ter bescherming van deze bomen is voor bepaalde werkzaamheden een aanlegvergunning vereist en dienen bouwwerken op een afstand van minimaal 8 m uit het hart van de stam te worden opgericht. De gronden van de botanische tuin waaraan geen goedkeuring is onthouden, zijn daarmee voldoende beschermd in het bestemmingsplan TU Noord.

4.2 Beleid En Onderzoek

4.2.1 Rijksbeleid: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Het rijk kiest in de SVIR (op 13 maart 2012 van kracht geworden) voor een selectievere inzet van rijksbeleid. Zo laat het rijk de sturing tussen verstedelijking en landschap over aan de provincies. In de SVIR zijn de ambities en doelen van de rijksoverheid vastgelegd. Het rijk gaat voor de vier ambities die hieronder aan bod komen en heeft dat vertaald naar slechts 13 nationale belangen.

Concurrentiekracht

De economische ontwikkeling van Nederland concentreert zich steeds meer in stedelijke regio's omdat daar de meeste bedrijven zitten en kennis wordt ontwikkeld (onderzoek en onderwijs). Belangrijke knooppunten zijn de mainports Rotterdam en Schiphol, de Amsterdamse havens en Brainport Zuidoost-Nederland, maar ook de nanotechnologie in Delft (nationaal belang 1). Het rijk streeft ernaar om in 2040 bij de top 10 te behoren van meest concurrerende economieën van de wereld. 'Quality of life' is voor het vestigingsklimaat van belang.

De onderwijs- en onderzoeksfaciliteiten in het TU-gebied dragen bij aan de concurrentiekracht van Nederland. De positieve consoliderende bestemming van deze faciliteiten sluit aan op deze ambitie uit het rijksbeleid.

Bereikbaarheid

De mobiliteit van personen (per auto en OV) en het goederenvervoer blijven de komende decennia nog groeien. Het rijk wil dat het mobiliteitssysteem voldoende capaciteit heeft om de groei van de mobiliteit op te vangen. Dit kan door goede verbindingen en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. De gebruiker staat daarbij centraal.

De bereikbaarheid van het plangebied is voldoende. Voor het plangebied komt de bereikbaarheidsambitie tot uiting in de aanpassing van een aantal wegen en kruispunten in het plangebied, die planologisch mogelijk zijn gemaakt in dit bestemmingsplan, onder andere aan de Schoemakerstraat. Bij de uitwerking van deze plannen zal in overleg worden getreden met de TU Delft. Ook het OV- en fietsgebruik dragen bij aan het bereiken van deze ambitie.

Leefbaarheid

Door verstedelijking, individualisering, vergrijzing en ontgroening vinden groei, stagnatie en krimp steeds vaker gelijktijdig plaats. De regionale verschillen nemen daardoor toe. De ambitie is dat in 2040 woon- en werklocaties aansluiten op de (kwalitatieve) vraag. Locaties voor transformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. Dat vraagt om borging van o.a. natuurwaarden en cultuurhistorische waarden.

In het plangebied zijn de cultuurhistorische en archeologische waarden geborgd door enerzijds de monumentenstatus van veel gebouwen en anderzijds door een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en/of 'Waarde - Archeologie'. Het TU-gebied heeft de afgelopen jaren een transformatie doorgemaakt, waarbij er meer functiemenging is ontstaan, onder andere door de toevoeging van studentenwoningen. Daarmee is er sprake van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat in het plangebied en is voldoende rekening gehouden met de leefbaarheidsambitie uit de SVIR.

Veiligheid

Het rijk streeft naar een blijvend tegen extreme weersomstandigheden beschermd land. Verder is Nederland in 2040 blijvend beschermd tegen mogelijke overstromingen en is Nederland een bepalende speler in de internatinale transitie naar duurzame mobiliteit. Ook is de ambitie om in 2040 een robuust (inter)nationaal energienetwerk te hebben en om ver gevorderd te zijn in de overgang naar duurzame energievoorziening.

Het onderwerp veiligheid komt minder duidelijk terug in dit bestemmingsplan dan de overige ambities. Deze ambitie dient overwegend via andere sporen bereikt te worden.

4.2.2 Provinciaal beleid: Structuurvisie Zuid-Holland

Ten aanzien van het provinciale beleid zijn de onderstaande beleidsnota's richtinggevend geweest bij het opstellen van het plan.

Provinciale structuurvisie Zuid-Holland (2010)

De provinciale Visie op Zuid-Holland is vastgesteld op 2 juli 2010. Deze bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda structuurvisie 2010-2020. Tevens geldt de actualisering uit 2011 en is er inmiddels een ontwerp actualisering 2012.

In de structuurvisie presenteert de provincie de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Zuid-Holland. Vijf integrale hoofdopgaven zijn ruimtelijk relevant:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

De eerste en derde hoofdopgave zijn relevant voor het plangebied van bestemmingsplan TU Midden en Noord, omdat de TU bijdraagt aan een aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel van Nederland én omdat de functies in het plangebied bijdragen aan de diversiteit van het stedelijk netwerk.

Het plangebied is op de functie- en kwaliteitskaart van de provinciale structuurvisie Zuid-Holland aangeduid als Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer.

Verordening Ruimte

In de Verordening Ruimte zijn de beleidskaders vastgelegd waarbinnen de provincie regels stelt aan de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. Binnen het stedelijke gebied worden eisen gesteld aan het mogelijk maken van nieuwe zelfstandige kantoorlocaties en detailhandel. De provincie stelt in de verordening ook eisen aan het beschikbaar blijven van bedrijventerreinen.

In het kader van het vooroverleg heeft de provincie Zuid-Holland aangegeven dat nieuwe zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan, tenzij deze verbonden zijn aan het kenniscluster van de TU Delft. De gemeente wil tegemoet komen aan dit punt en heeft daarom de planregels en toelichting verduidelijkt door alleen 'kennisintensieve kantoren' toe te staan. In hoofdstuk 10 komen de overlegreacties nader aan bod.

Uitvoeringsagenda

In de Uitvoeringsagenda structuurvisie 2010-2020 worden programma's en projecten benoemd die ingezet gaan worden om de 5 hoofdopgaven en 3 bovenregionale opgaven aan te pakken. Voor het plangebied van bestemmingsplan TU Midden en Noord zijn er geen specifieke projecten benoemd.

4.2.3 Regionaal beleid: Structuurplan Haaglanden

Het Regionaal Structuurplan (RSP) Haaglanden is op 16 april 2008 vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden. Het plan geeft de regionale visie weer op de ruimtelijke ontwikkeling van de regio tot 2020 met een doorkijk naar 2030. Haaglanden kiest in het RSP voor een beperkte uitbreiding van het stedelijk gebied, de nadruk ligt op de binnenstedelijke opgave. Bestemmingsplan TU Midden en Noord is in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. Wel gelden er flexibele bouwmogelijkheden voor diverse delen van het TU-gebied. Dit sluit aan op de wens om vooral binnenstedelijk eventuele groei te faciliteren.

4.2.4 Gemeentelijk beleid: Structuurvisie Delft

'Ontmoetingen met Delft 2030' is de gemeentelijke visie op de gewenste (ruimtelijke) ontwikkeling van Delft, vastgesteld in december 2009. Met deze structuurvisie zet de gemeente de koers uit voor het ruimtelijk ordeningsbeleid in de komende decennia. De structuurvisie is niet bedoeld als blauwdruk voor de toekomst. De gemeente Delft wil met de structuurvisie een inspiratiebron bieden voor het nemen van nieuwe initiatieven en het inpassen van toekomstige ontwikkelingen in de stad.

Tegelijkertijd geeft de structuurvisie de ruimtelijke principes aan die sturend zullen zijn bij het nemen van beslissingen over de verdere ontwikkeling van de stad. De structuurvisie vormt daarmee het toetsingskader voor het initiëren, beoordelen afwegen en vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen. De structuurvisie is voor de gemeente ook de grondslag voor het verhalen van kosten op basis van de grondexploitatiewet. De ruimtelijke consequenties van sectorale beleidsvisies zijn geïntegreerd in de structuurvisie. Voor de periode tot 2030 is de structuurvisie daarmee kaderstellend.

Gelaagde stad

Delft is een gelaagde stad. De structuurvisie biedt voor Delft 3 perspectieven. Deze perspectieven geven de gewenste toekomst richting per schaalniveau.

  • schaalniveau stad: verbonden stad met eigen identiteit
  • schaalniveau stadsdelen: veelkleurig palet van buurten en wijken
  • schaalniveau regio: veelzijdig knooppunt in de Randstad en Zuidvleugel

Voor dit bestemmingsplan zijn een aantal elementen uit de drie perspectieven van belang, bijvoorbeeld 'groene vingers' en 'kris kras netwerk'.

Delft verbonden stad met een eigen identiteit: Groene vingers

Delft is vanouds met groene vingers verbonden met het omliggende landschap. Voor de leefbaarheid van Delft is het van essentieel belang dat deze groene structuur met nieuwe parken en brede groenstroken worden gehandhaafd en waar mogelijk versterkt. Voor plangebied TU Midden en Noord is dat bijvoorbeeld aan de orde langs de Jaffalaan, Rotterdamseweg, Mekelpark, Kruithuisweg, TU Sportcentrum.

Delft veelkleurig palet van buurten: Kris kras netwerk

De verdeling van Delft in buurten wordt door parkstroken, bermen, oevers en taluds vormgegeven. De verbindingen van deze groene routes vormen een kris-kras netwerk. Dit biedt de kans om veel bestemmingen dicht bij huis fietsend of lopend te bereiken. In het verlengde van de nieuwe fietsroute over de Gelatinebrug wordt in de structuurvisie een nieuwe fietsverbinding onder het spoor getekend. Deze verbinding is voor Delft zeer wenselijk om een fijnmazige bereikbaarheid van de Technologisch Innovatieve Campus Delft te realiseren (TIC Delft).

Technologisch Innovatieve Campus Delft (TIC Delft)

Delft creatieve kennisstad staat internationaal bekend om de Technische Universiteit (TU), haar excellente kennisinstituten en gerelateerde innovatieve kennisbedrijven op het gebied van water- en deltatechnologie, duurzame energievoorziening, biotechnologie en nanotechnologie en ICT. Wij versterken deze positie verder door in de stad letterlijk ruimte te creëren voor activiteiten die deel uitmaken van het Technologisch Innovatieve Campus Delft (TIC Delft) en voor passende woonmilieus voor mensen die werk vinden bij de TU, in de kennisinstituten en -bedrijven en voor (internationale) studenten. Maar ook door de aanwezige voorzieningen in het gebied te versterken en te zorgen voor een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit van het gebied, inclusief de bijbehorende openbare ruimte. Het TIC Delft is de term waarmee de samenballing van kennis en concentratie van kenniswerkers, kennisbedrijven, wetenschappers, kennisinstituten en onderwijs op een paar vierkante kilometer in Delft wordt aangeduid. Het zwaartepunt van het economische beleid is de dynamiek en groeikracht van dit geheel volop de ruimte te geven. De ruimtelijke samenhang van het TIC Delft met de stad vergroten en de bereikbaarheid verbeteren we door de ontsluiting per openbaar vervoer, per fiets en over de weg te verbeteren. Een goede regionale inbedding van het TIC Delft in de totale ontwikkelingsstrategie van de Zuidvleugel van de Randstad is van levensbelang voor het succesvol verder ontwikkelen van het TIC Delft. Een goede bereikbaarheid is daarbij essentieel.

4.2.5 Gemeentelijk beleid: Masterplan TIC Delft 2.0

In het Masterplan TIC Delft 2.0 zijn 9 sleutelprojecten vastgelegd die bijdragen aan de ontwikkeling van de Technologische Innovatieve Campus Delft. Daarbij draait het om het omzetten van technologische innovaties in de producten en diensten van overmorgen. Het moet een gebied zijn waar innovatie, technologie en creativiteit elkaar ontmoeten en inspireren. Ondernemers en onderzoekers kunnen er topprestaties leveren en voelen zich thuis in een aantrekkelijke omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0003.jpg"

Figuur 4.1: overzichtstekening Masterplan TIC Delft 2.0

4.3 Gewenste Ontwikkelingen

Het bestemmingsplan TU Midden en Noord valt onder de AUB-plannen. AUB staat voor Actualisering en Uniformering Bestemmingsplannen. Het betekent voor het plangebied dat hoofdzakelijk de bestaande functies en mogelijkheden gehandhaafd worden. Er worden geen grootschalige ontwikkelingen opgenomen in dit bestemmingsplan. Projecten zoals bijvoorbeeld TU midden west (ca. 1.100 studentenwoningen rondom de Korvezeestraat) en TU Noord-Botanie (ca. 475 studentenwoningen), tussen Kanaalweg en Mijnbouwstraat, waren niet genoeg uitgewerkt op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan om mee te nemen. Zodra de planvorming van dergelijke projecten rijp genoeg is zal voor het betreffende gebied de benodigde planologische procedure worden doorlopen. De ontwikkelingen die wel in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn kleinschalig te noemen en deze komen hieronder nader aan bod. Ook in paragraaf 2.2 is een opsomming van ontwikkelingen opgenomen.

Verdere ontwikkeling Mekelpark als centrale as van het campusgebied incl. paviljoens

Voor het centrale gebied van TU midden is het gewenst het Mekelpark als centrale as van het campusgebied te behouden en verder vorm te geven. Dit kan onder andere door de bouw van enkele kleinschalige paviljoens. Dit is via een specifieke aanduiding op de verbeelding mogelijk gemaakt.

CiTG-gebouw

De recente verbouwing van het gebouw van Civiele Techniek en Geowetenschappen is in dit plan verwerkt. Er zijn plannen in voorbereiding om de begane grond en eerste verdieping aan te passen om de uitstraling naar het Mekelpark te verbeteren en om enkele voorzieningen voor de TU-wijk te huisvesten. Hieronder kunnen bijvoorbeeld kleinschalige buurtwinkels (tot een totaal maximum oppervlakte van 200 m2), ondergeschikte restauratieve voorzieningen of dienstverlenende functies vallen. Dit is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Tram 19 / 37

De herinrichting van de Mekelweg naar het Mekelpark is een belangrijke bouwsteen in de verdere ontwikkeling van het TU-gebied. In het park liggen het tramtracé en het doorgaande fietspad dat de TU met de binnenstad enerzijds en Technopolis anderzijds verbindt. Tramlijn 19 was al mogelijk op grond van de bestemming uit het vorige bestemmingsplan. Voor deze OV-verbinding is ten behoeve van dit bestemmingsplan actueel geluidonderzoek uitgevoerd, zie hiervoor paragraaf 6.6.2. Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Op middellange termijn zal tram 19 gaan rijden tussen station Delft en Technopolis. De meest recente planning gaat uit van 2015. Voor een afslag richting Delfgauw-Emerald, Pijnacker en Zoetermeer (lijn 37) wordt in dit bestemmingsplan nog geen ruimte gereserveerd, omdat het tracé nog niet duidelijk is.

Voormalig Bouwkunde

Voor de voormalige Bouwkunde-faculteit geldt dat hier in het geldende verouderde bestemmingsplan een ruimer bouwvlak aanwezig was. Als gevolg van een aanpassing van de watergangen bij dit gebouw, is hier meer water bestemd. In dit bestemmingsplan is op grond van de bestaande situatie dus een kleiner bouwvlak opgenomen, maar hierbinnen is wel een vergelijkbaar bruto vloeroppervlak mogelijk. De planologische mogelijkheden van deze locatie zijn daarmee afdoende geborgd. Hoewel herontwikkeling van deze locatie gewenst is, is momenteel nog onvoldoende zekerheid over de nieuwe invulling om dit gedetailleerder in het bestemmingsplan te regelen.

Sport- en cultuurcentrum

Het huidige sportcentrum heeft een omgang van 6400 m2 bvo. Het sportcentrum zal worden uitgebreid met circa 2800 m2.

De noodzaak van de uitbreiding komt voort uit de behoefte van de TU Delft om haar sportfaciliteiten te verbeteren. Er is sprake van een tekort aan capaciteit voor de huidige doelgroepen. Er zijn teveel sporters voor de bestaande accommodatie. Daarnaast is een beperkte uitbreiding van het aantal sporters voorzien van circa 10% tot 2012. Een groot gedeelte van de bezoeken vindt in de avond plaats. De verdeling is ongeveer 85% in de avond en 15% op de dag. Daarnaast zijn er sportcompetities, die zich vooral afspelen op zaterdag en zondag.

De toename van het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van de uitbreiding zal beperkt zijn. Het grootste gedeelte van de bezoekers komt met de fiets. De verkeersbewegingen zullen voor het grootste gedeelte in de avond en het weekend plaatsvinden. Tot slot zijn er geen wijzigingen voorzien in de verkeersstructuur. De sporthal grenst aan een gebied dat niet toegankelijk is voor autoverkeer. Parkeren vindt plaats op de parkeerplaats bij (oude) Bouwkunde.

De uitbreiding van de sporthal maakt onderdeel uit van een parkeeronderzoek voor het totale TU-terrein. Hieruit blijkt dat parkeren ten gevolge van de uitbreiding van het sportcentrum niet leidt tot problemen. Dit komt doordat een groot gedeelte van de bezoeken in de avond en in de weekenden plaats vindt en veel bezoekers met de fiets zullen komen.

Gelet op de beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen en het feit dat in de wegenstructuur geen wijzigingen plaatsvinden, is geluidsonderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk. Voor wat betreft het geluid als gevolg van het komen en gaan van bezoekers geldt dat dit is uitgesloten van toetsing aan het Activiteitenbesluit. Geluidsoverlast van evenementen kan weliswaar als overlast ervaren worden, maar wettelijk gezien - in relatie tot het bestemmingsplan - wordt dit niet meegenomen.

De TU Delft is verantwoordelijk voor de financiële uitvoerbaarheid. Kostenverhaal is voor de gemeente niet aan de orde, omdat er geen extra kosten gemaakt hoeven te worden door de gemeente.

Betere voorgevels aan de Schoemakerstraat

Door de aanleg van het Mekelpark is er meer nadruk komen te liggen op de omliggende wegen: de Rotterdamseweg en de Schoemakerstraat. Het is wenselijk om de TU-gebouwen langs de Schoemakerstraat zodanig om te vormen, dat er een duidelijkere oriëntatie naar deze weg komt. De gebouwen krijgen daarmee een duidelijkere voorkant aan de Schoemakerstraat. In dat kader zijn de bouwvlakken langs de Schoemakerstraat zodanig vorm gegeven, dat er een duidelijkere rooilijn kan worden gerealiseerd bij herstructurering en/of nieuwbouw. In dat kader is bovendien een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de voorgevel van het TNO-gebouw te kunnen verleggen (hoek Stieltjesweg-Van Mourik Broekmanweg). Daarmee wordt de rooilijn in lijn gebracht met de overige bouwvlakken en de gewenste voorgevels. Ook kan op die manier de secundaire ontsluitingsstructuur worden afgerond, omdat het doortrekken van de ventweg langs de Schoemakerstraat daardoor mogelijk wordt.

BK City en Botanische tuin

De serres van BK City zijn in dit bestemmingsplan opgenomen binnen een ruimere bestemming. Voor de Botanische tuin geldt dat hier geen derde vleugel is toegestaan, deze locatie heeft de bestemming Groen gekregen. Daarnaast is op de Botanische tuin een specifieke aanduiding botanische tuin gelegd. In de regels is vastgelegd dat deze gronden tevens bedoeld zijn voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in de botanie.

Oude Bouwkunde-locatie

Op de oude Bouwkunde-locatie is een vergelijkbare bouwmassa bestemd als voorafgaand aan de brand op deze plek toegestaan was. Dit betekent dat hier een qua omvang gelijk gebouw gerealiseerd kan worden. Het maximale bruto vloeroppervlak is vastgelegd in de planregels.

TNO Scheidingstechnologie Leeghwaterstraat

In (fysieke) relatie tot het Laboratorium Apparatenbouw voor de Procesindustrie (API) aan de Leeghwaterstraat is een gebouw ontwikkeld voor Scheidingstechnologie: Dutch Separation Technology Institute (DSTI). Het gebouw heeft een omvang van ca. 1.800 m2 bvo.

Overige deelgebieden TU Noord

Voor de deelgebieden in TU Noord geldt dat hier geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. Deze 'vlekken' zijn overeenkomstig de huidige functies en mogelijkheden bestemd. Herontwikkeling van bepaalde gebouwen in de vorm van renovatie of sloop/nieuwbouw is binnen dit bestemmingsplan - zoals dat gebruikelijk is binnen een bestemmingsplan - wel mogelijk. Daarbij dient uiteraard rekening te worden gehouden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' voor zover die van toepassing is.

Behoud en versterking Delftechpark

Voor het hoogwaardige en op kennisintensieve bedrijven gerichte Delftechpark geldt dat hier geen nieuwe ontwikkelingen aan de orde zijn. Dit bedrijventerrein functioneert goed. Daarom is het voor Delftechpark gewenst om dit bedrijventerrein in de huidige vorm te behouden en waar mogelijk te versterken. Versterking kan ook plaatsvinden buiten het bestemmingsplan om, bijvoorbeeld op het vlak van beheer. Binnen de bestemming 'Water' en 'Groen' is het mogelijk om bruggen mogelijk te maken. Daarmee kan in de toekomst een langzaamverkeersaansluiting met het voormalige TNO-terrein worden gemaakt.

4.4 Conclusie

Het plangebied heeft een sterk noordzuidgerichte lijnenstructuur: de Schie, de Rotterdamseweg, de Mekelpark/Mekelweg, de Schoemakerstraat en de rijksweg A13. Langs deze hoofdlijnen ligt overwegend grootschalige bebouwing. In het westelijk deel (langs de Rotterdamseweg) en in het noordelijke deel van het plangebied is ook kleinschalige bebouwing aanwezig.

Het plangebied heeft in de loop der jaren een grotere variëteit aan functies gekregen. Dat komt de leefbaarheid van het gebied ten goede. Het TU-gebied is gericht op onderwijs en onderzoek. Aan de randen zijn ook andere functies aanwezig: (studenten)woningen, sportvoorzieningen, bedrijvenpark Delftechpark.

De ruimtelijke opzet zal in het komende decennium slechts op ondergeschikte delen veranderen. Het zal daarbij vooral om de ontwikkelingen gaan die in paragraaf 4.3 aan bod kwamen.

Hoofdstuk 5 Functies

5.1 Wonen

5.1.1 Bestaande situatie

Het gebied TU midden en TU noord kent van oorsprong weinig woningbouw. Door een veranderende woonvraag en een andere kijk op gebiedsontwikkeling verandert TU midden en TU noord naar een gebied waar ook gewoond wordt en kan een bijdrage worden geleverd aan het gevraagde woningaanbod.

Door de bouw van woningen dient er een betere afstemming van vraag en aanbod te ontstaan. Hierbij dient er rekening mee gehouden te worden dat Delft bijna tot aan de gemeentegrenzen is volgebouwd. De woningbouwopgave is dus vooral een binnenstedelijke opgave. Via zorgvuldig beheer, veranderingen in de bestaande voorraad en inbreiding middels nieuwbouw moeten de woonwensen van kenniswerkers, ouderen en studenten worden vervuld.

5.1.2 Beleid en onderzoek

Delft zet in op de ontwikkeling van de kenniseconomie en voor het wonenbeleid betekent dit dat kenniswerkers, studenten en (startende) kennisondernemers tot specifieke doelgroepen voor het Delftsewonenbeleid behoren en voldoende gefaciliteerd moeten worden waar het hun woonvraag betreft. Daarnaast is er de behoefte aan toegankelijke woningen met in de nabijheid een aanbod van zorg en andersoortige voorzieningen, zoals bijvoorbeeld winkels.

Zoals aangegeven in de Woonvisie 2008 - 2020 zet Delft in op de realisatie van 6.000 woningen voor o.a. kenniswerkers en ouderen in Delft.

De gemeente Delft heeft verder de ambitie om in de periode 2008 - 2023 5.000 studentenwoningen in Delft toe te voegen aan de voorraad. Het onderzoek 'Studentenwoningen in Delft' (RIGO 2011) wijst uit dat hiermee kan worden voldaan aan zowel de kwantitatieve als ook aan de kwalitatieve vraag naar woningen voor studenten.

5.1.3 Gewenste ontwikkeling

De locatie Gele Scheikunde biedt mogelijkheden voor de bouw van nieuwe woningen voor kenniswerkers en/of ouderen. Er zijn voor deze locatie nog geen concrete plannen. De groenbestemming binnen de locatie Gele Scheikunde vloeit voort uit gesprekken in het projectteam Groen-Blauw Zuid-oost Delft. De grond is in eigendom van de TU Delft. Wanneer de TU Delft Gele Scheikunde gaat herontwikkelen, kan deze groenbestemming veranderen. De hoeveelheid m2 groen binnen deze bestemming wordt dan elders als openbaar groen binnen het gebied van Gele Scheikunde teruggebracht met dezelfde oppervlakte en gebruiks- en natuurwaarde.

Momenteel worden wel al plannen opgesteld om in het TU midden west gebied op de TU campus, naast de in de afgelopen jaren hier al gerealiseerde studentenwoningen, zo'n 1.100 woningen voor studenten toe te voegen en in TU noord Botanie ca. 450 studentenwoningen. Daarnaast biedt de campus kansen voor een studenten(woon)hotel voor (internationale) studenten die voor korte tijd in Delft verblijven, of voor beginnende studenten die een dergelijke voorziening willen gebruiken als 'opstap' naar reguliere studentenhuisvesting.

Veel studenten wonen graag in de binnenstad of op een campus nabij de universiteit en samen met studiegenoten. Vooral buitenlandse studenten hebben een voorkeur voor een campus. Internationaal gezien is een campus een bekende woonvorm voor studenten. Op een campus woon je samen met andere studenten en zijn alle noodzakelijke voorzieningen in de buurt. Naast de universiteit of hogeschool moet gedacht worden aan bibliotheek, winkel(s), horeca, gezondheidscentrum en sport- en recreatieve voorzieningen.

5.1.4 Conclusie

Delft zet voor de periode 2008 - 2020 in op de realisatie van 6.000 woningen in Delft voor o.a. kenniswerkers en ouderen. De gemeente Delft heeft verder de ambitie om in de periode 2008 - 2023 in Delft 5.000 studentenwoningen toe te voegen aan de voorraad. Voor een deel kunnen deze woningen worden gerealiseerd op de TU campus. Momenteel worden plannen opgesteld voor de toevoeging van ca. 1.100 studentenwoningen in TU midden west en ca. 450 in TU noord Botanie.

In dit bestemmingsplan worden nog geen nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk gemaakt. Alleen de bestaande woningen zijn in dit plan bestemd.

5.2 Maatschappelijke Voorzieningen

5.2.1 Bestaande situatie

Momenteel kent het gebied TU midden en noord voorzieningen op het gebied van onderwijs, sport, zorg en welzijn. Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit universiteitsterrein. Het grootste deel van het plangebied zal de uitstraling en functie van universiteits- en campusterrein behouden en dit zal waar mogelijk verder versterkt worden. De uitbreiding van functies is mogelijk en in de planregels vastgelegd en afgebakend. Naast de TU Delft zijn ook de Haagse Hogeschool en InHolland in het plangebied gevestigd.

5.2.2 Beleid en onderzoek

In 2011 is het gemeentelijk accommodatiebeleid uitgebracht en vastgesteld. Het accommodatiebeleid omvat o.a. de gemeentelijke welzijnsaccommodaties, sportvoorzieningen, kinderdagverblijven en scholen. Het gemeentelijke accommodatiebeleid gaat niet in op de voorzieningen van middelbaar en hoger of universitair onderwijs.

Binnen het beleid wordt de volgende tweedeling gemaakt, te weten onbetwistbare accommodaties en betwistbare accommodaties. Onder de betwistbare accommodaties zullen enkele accommodaties worden gesloten. De overige betwistbare en onbetwistbare accommodaties dienen breder te worden ingezet en zullen als multifunctioneel gaan fungeren. Er zijn geen locaties in het plangebied gelegen die gesloten moeten worden.

5.2.3 Gewenste ontwikkeling

De kern van het gemeentelijke accommodatiebeleid is om terug te gaan in kwantiteit met behoud van de kwaliteit. Sommige accommodaties worden gesloten, andere worden dermate aangepast dat deze als multifunctioneel gebouw kunnen gaan fungeren. Hieruit volgt de vraag accommodaties breder te bestemmen daar accommodaties meerdere functies tezamen zullen gaan vervullen.

De TU heeft wensen om de sportfunctie uit te breiden. Binnen het gemeentelijke (sport) beleid is dit een gewenste ontwikkeling. In dit bestemmingsplan is een ruim bouwvlak opgenomen om uitbreiding van het sport- en cultuurcentrum mogelijk te maken.

De vestiging van beroepsonderwijs is binnen de bestemming 'Maatschappelijk' toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan een technische MBO-opleiding (voorheen MTS).

Daarnaast is er nog een ontwikkeling gaande vanuit zorg, specifiek vanuit studentenzorg om dit meer te clusteren. Het betreft de eerste lijn zorg, te weten huisartsen en eerste lijn psychologische zorg. Heden wordt deze zorg aangeboden in het Bieslandhof. Bij eventuele verplaatsing van deze zorg naar het TU gebied, komen zowel TU midden als TU noord daarvoor in aanmerking. Deze ontwikkeling is in het bestemmingsplan (nog) niet mogelijk gemaakt.

5.2.4 Conclusie

De onderwijs-, sport-, zorg- en welzijnsfuncties zijn in dit bestemmingsplan - voor zover aanwezig in het gebied - bestemd als 'Maatschappelijk' en 'Sport'. Voor veel gebieden in eigendom bij de TU Delft geldt dat hier meer functies zijn toegestaan dan alleen onderwijs. Zo zijn in dit bestemmingsplan ook kennisintensieve bedrijven en kennisintensieve kantoren mogelijk en op sommige locaties zijn ook kleinschalige detailhandel en/of daghoreca toegestaan. Voor het sport- en cultuurcentrum is een ruim bouwvlak opgenomen, waardoor uitbreiding mogelijk is.

5.3 Bedrijven, Kantoren

5.3.1 Bestaande situatie

In het gebied zijn volgens gegevens van het Stadsgewest Haaglanden (peildatum 1-1-2011) circa 220 bedrijven en instellingen gevestigd met in totaal ruim 9.000 (netto: 12 uur per week of meer) werkzame personen. Van deze 9.000 personen kan ruim 8.000 worden aangemerkt als werkzaam in een kennisintensieve sector. Nog specifieker kan worden aangegeven dat ruim 5.000 personen in het gebied geregistreerd staan als werkzaam in de sector onderwijs (omdat de TU-Delft haar personeel op één adres registreert kan dit een licht vertekend beeld geven; veel van de TU Delft gebouwen zijn echter in het bestemmingsplan gebied gesitueerd). Met de 9.000 in het gebied geregistreerde arbeidsplaatsen vormt het gebied de belangrijkste concentratie van werkgelegenheid in Delft (vgl. Binnenstad: ruim 6.000 en Schieoevers noord en zuid: circa 5.100 werkzame personen). In de sector advisering, onderzoek en zakelijke dienstverlening is het grootste aantal bedrijven/instellingen (78) terug te vinden. In deze sector zijn ruim 2.000 personen werkzaam.

5.3.2 Beleid en onderzoek

5.3.3 Gewenste ontwikkeling

Het bestemmingsplangebied TU Midden en Noord vormt een belangrijke schakel in het realiseren van het masterplan TICD 2.0 en daarmee in de ambitie van Delft om de kenniseconomie verder te versterken. Het gebied kent een mengeling van onderzoeks- onderwijs- en kennisinstellingen en kennisintensieve bedrijvigheid en vormt daarmee een belangrijke samenstellende component van de Technologisch Innovatieve Campus Delft. Doorontwikkeling van het campus concept betekent een verdere verdichting met de reeds aanwezige functies aangevuld met huisvestingsmogelijkheden voor studenten en (tijdelijke) kenniswerkers. Verdere groei van het aantal inwoners in het gebied biedt tevens beperkte ruimte voor commerciële voorzieningen in of in de directe nabijheid van het gebied. Verdichting en menging van functies die het campus karakter van het gebied ondersteunen staat daarmee voorop.

Kennisintensieve kantoren zijn in het plangebied toegestaan binnen de bestemming Maatschappelijk, voor zover het functiegebonden kantoren betreft, die gerelateerd zijn aan het kenniscentrum TU Delft. Eén en ander zoals bedoeld in artikel 7, lid 2, onder d van de Provinciale Verordening Ruimte. Verder maakt het plan op het perceel waar het gebouw van de op 13 mei 2008 afgebrande Faculteit Bouwkunde stond, 45.000 m2 bvo bestemming Maatschappelijk mogelijk, waaronder kantoren. Dit mogen uitsluitend functiegebonden kantoren zijn verbonden met de kenniscluster TU Delft.

Binnen de bestemming Bedrijventerrein zijn in overeenstemming met het provinciale beleid uitsluitend kleinschalige zelfstandige kantoren en bedrijfsgebonden kantoren toegestaan:

  • kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1000 m2 per vestiging;
  • bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak met een maximum van 3.000 m2.

5.3.4 Conclusie

Verdere verdichting van het gebied met onderzoeks- en onderwijsfuncties en kennisintensieve bedrijvigheid in combinatie met aan deze activiteiten gerelateerde woonfuncties bieden goede mogelijkheden tot versterking van de Technologisch Innovatieve Campus Delft.

Voor de kleinere deelplangebieden in TU noord geldt dat het bestemmingsplan daar op diverse plekken commerciële functies toestaat. Dat is bijvoorbeeld het geval aan bij het Science Center, maar ook aan het Mijnbouwplein, waar binnen de woonbestemming ook dienstverlening, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en kennisintensieve kantoren toegestaan zijn.

5.4 Horeca En Detailhandel

5.4.1 Bestaande situatie

In het plangebied bevindt zich nauwelijks detailhandel. Er is slechts een beperkt aantal winkels gesitueerd. In de horeca (logies, maaltijd- en drankverstrekking) zijn ook slechts een beperkt aantal bedrijven actief in het plangebied.

5.4.2 Beleid en onderzoek

Verwezen wordt naar paragraaf 5.3.2.

5.4.3 Gewenste ontwikkeling

Op dit moment is er slechts in zeer beperkte mate sprake van detailhandelsaanbod in dit bestemmingsplangebied. Door de beoogde toenemende verdichting van het gebied met woon- en werkfuncties ontstaat er in beperkte mate marktruimte voor ondersteunend detailhandelsaanbod ten behoeve van deze functies. Voor een nieuw (buurt)winkelcentrum in het campusgebied wordt, op grond van de nota detailhandel Delft 2012 – 2020, echter onvoldoende potentie aanwezig geacht. Wel worden mogelijkheden gezien om enkele kleinschalige winkels gericht op passanten en specifiek gericht op studenten een plaats in het gebied te geven. Deze winkels vallen onder de uitzonderingspositie die in het provinciale beleid aan kleinschalige winkels wordt toegekend met als voorwaarde dat deze maximaal 200 m2 groot mogen zijn. Met het aanvullen van het gebied met een beperkte mate van daghoreca zal de verblijfskwaliteit in het gebied versterkt kunnen worden en zal het functioneren als campusgebied worden versterkt.

5.4.4 Conclusie

Een nieuw buurtwinkelcentrum in het bestemmingsplangebied wordt niet voorzien. Toevoeging van kleinschalig aanbod gericht op passanten of specifiek op bijvoorbeeld de studenten die verblijven of wonen in het gebied alsmede beperkte mate van restauratieve voorzieningen behoort tot de mogelijkheden. Dit is in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt door paviljoens in het Mekelpark mogelijk te maken. Ook is op de hoek Mekelweg-Christiaan Huygensweg binnen de bestemming Maatschappelijk met een aparte aanduiding horeca op de verbeelding daghoreca mogelijk gemaakt op deze plek.

5.5 Openbare Ruimte

5.5.1 Bestaande situatie

Het bestemmingsplangebied bestaat in hoofdzaak uit drie verschillende delen, elk met een eigen tijdsbeeld, functie en uitstraling:

  • het (woon) milieu uit de jaren '30, het gebied ten noorden van het Zuidplantsoen;
  • de campus, het (woon) milieu uit de jaren '60, het gebied van de Technische Universiteit Delft;
  • het bedrijventerrein, het Delftechpark uit de jaren '90.

Ten noorden van de campus ligt een gebied dat in de jaren '30 van de vorige eeuw is ingericht bestaande uit grote bouwblokken langs de hoofdinfrastructuur. De TU nam er haar intrek, momenteel is een deel omgebouwd tot studentenhuisvesting, science center en een bedrijfsverzamelgebouw. De verschillende deelgebieden worden door middel van groenzones en hoofdwegen (vaak met een laanbeplanting) van elkaar gescheiden, zo is een helder stedenbouwkundig gebied ontstaan.

De stedenbouwkundige opzet van de campus wordt gekenmerkt door grote, monofunctionele, zakelijk vormgegeven bedrijfsgebouwen. Inmiddels wordt het gebied langzaam omgevormd tot een gemengde, multifunctioneel ingerichte wijk waarbij een combinatie van studeren, werken en wonen nagestreefd wordt. Het hart van de campus wordt gevormd door het Mekelpark. Door het park loopt een fiets- en voetverbinding die de verschillende faculteiten met elkaar verbinden. Tramlijn 19 valt binnen de bestemming Verkeer.

In Delftechpark hebben zich commerciële technische bedrijven gevestigd. De bedrijven zijn gelegen aan een markante lus omgeven door een beplanting met laanbomen. De inrichting geeft een groen straatbeeld.

De Kruithuisweg, Rotterdamseweg, Mekelweg, Julianalaan en Schoemakerstraat vormen samen de 'lijnen' die de 'vlakken' ontsluiten voor autoverkeer. Tevens vormen zij, mede door de (laan)beplantingen ruimtelijk het netwerk waarbinnen zich de 'vlakken' bevinden.

Voor autoverkeer vindt de hoofdontsluiting plaats via de Schoemakerstraat. Het karakter van deze straat wordt in belangrijke mate bepaald door de twee rijen platanen en door de brede waterpartijen. De Schoemakerstraat vormt, voor bezoekers van de universiteit, de eerste kennismaking met de stad.

De Rotterdamseweg, van oudsher de weg van Delft naar Rotterdam, kent vele gezichten. Momenteel beperkt de openbare ruimte zich tot een functionele ontsluiting van het bedrijventerrein. Aan de Rotterdamseweg ligt een natuurspeeltuin, een speelplek met een stedelijke functie.

De Mekelweg is omgevormd tot het Mekelpark. Het fietspad door het Mekelpark vormt de belangrijkste fietsverbinding tussen binnenstad en het zuidelijk TU-gebied.

5.5.2 Beleid en onderzoek

In 2009 is de Visie Openbare Ruimte vastgesteld. Deze visie beschrijft hoe de openbare ruimte in Delft zich de komende jaren kan ontwikkelen. Voor het noordelijk deel geldt dat de ruimtelijke samenhang tussen bebouwing en openbare ruimte verbeterd moet worden, extra aandacht gaat uit naar de openbare ruimte als verblijfsgebied. Een menging van fiets- en voetgangersverkeer heeft de voorkeur.

De campus met het Mekelpark is reeds omgevormd van een verkeersgebied naar een verblijfsgebied. Aandacht wordt gevraagd voor een betere presentatie van de gebouwen naar het park en meer aandacht voor de natuurwaarde van het park.

Het Handboek Openbare Ruimte geeft richtlijnen over het gebruik van straatprofielen, maatvoering en materiaalgebruik in relatie tot de functie van de openbare ruimte. Het handboek geeft daarmee 'tools' om de Visie Openbare Ruimte te verwezenlijken.

De Nota Groen Delft (2012-2020) beschrijft de visie op een groene, natuurlijke en leefbare stad. Zie hiervoor paragraaf 6.3. De Bomenverordening Delft 2008 heeft als doel de houtopstand van Delft te beschermen. De monumentale bomen staan vermeld op een door het college vastgestelde lijst van beschermde houtopstanden. Deze bomen zijn ook op de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen. Voor deze bomen is een aparte vergunning vereist op basis van de regels van dit bestemmingsplan. Voor dit bestemmingsplan gaat het om onderstaande bomen:

2801-05-1 Metasequoia glyptostroboides, watercypres Mijnbouwstraat 120
2801-05-2 Metasequoia glyptostroboides, watercypres Mijnbouwstraat 120
2801-05-3 Metasequoia glyptostroboides, watercypres Mijnbouwstraat 120
2801-05-4 Metasequoia glyptostroboides, watercypres Mijnbouwstraat 120
2801-12-01 Aesculus hippocastanum, paardenkastanje Prins Bernhardlaan
2801-13-01 Aesculus hippocastanum, paardenkastanje Jaffalaan
2801-16-114 Metasequoia glyptostroboides, watercypres Julianalaan 67
2801-16-116 Metasequoia glyptostroboides, watercypres Julianalaan 67
2805-01-01 Quercus robur, zomereik Rotterdamseweg 155
2805-01-02 Tilia, Linde Rotterdamseweg 155
2805-01-03 Tilia, Linde Rotterdamseweg 155
2805-01-04 Tilia, Linde Rotterdamseweg 155

5.5.3 Gewenste ontwikkeling

Bij ruimtelijke ontwikkelingen verdient het verbeteren van de verblijfsfunctie bijzondere aandacht. Daarbij kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat het auto- en fietsverkeer te gast is in de openbare ruimte.

5.5.4 Conclusie

Er zijn mogelijkheden om de openbare ruimte gedurende de planperiode van het bestemmingsplan (10 jaar) meer een verblijfsfunctie te geven en de groene uitstraling en biodiversiteit te vergroten. Daarmee krijgt de openbare ruimte voor zowel de huidige, als de toekomstige gebruikers meer waarde. De inrichting van de openbare ruimte is niet vastgelegd in het bestemmingsplan, omdat een bestemmingsplan niet op een dergelijk detailniveau is toegespitst. De huidige bestemmingen staan groen en water toe, waarmee een eventuele toekomstige nieuwe inrichting van de openbare ruimte mogelijk is.

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 Milieueffectrapportage (Mer) Delft Zuidoost

6.1.1 Algemeen

In paragraaf 1.4 werd kort ingegaan op de relatie van het bestemmingsplan met het MER Bestemmingsplannen Delft Zuidoost. In dit MER zoals aanvaard door de gemeenteraad van Delft op 24 februari 2011 (kenmerk B02023/CE0/0H7/000052) en de aanvulling d.d. 29 juni 2011 (kenmerk B02023.000052.001) zijn de milieueffecten van de ontwikkelingen in Delft Zuidoost onderzocht.

In het MER zijn drie alternatieven onderzocht voor de ontwikkelingen in het gebied Delft Zuidoost. De alternatieven zijn:

  • alternatief ‘Verspreid’, waarbij 4.800 woningen worden gerealiseerd en de projecten verspreid zijn over het hele plangebied.
  • alternatief ‘Rondom OV’, waarbij 4.800 woningen worden gerealiseerd en de projecten zich rondom de OV-haltes concentreren.
  • alternatief ‘Maxi’, waarbij de maximale ruimte uit het MER Ruimtelijke Structuurvisie Delft 2030 wordt benut (7.680 woningen). Daarbij worden alle bouwvlakken van de beide andere alternatieven
    samen maximaal benut.

Het MER heeft geresulteerd in een voorkeursalternatief (VKA) gebaseerd op het alternatief 'Rondom OV' inclusief Pauwmolen met maximaal 4.800 woningen.

6.1.2 Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r.

De onafhankelijke Commissie voor de milieueffectrapportage heeft op 25 juli 2011 een positief advies over het MER inclusief de aanvulling d.d. 29 juni 2011 uitgebracht. De Commissie is van oordeel dat het MER en de aanvulling op hoofdlijnen de essentiële informatie bevatten om een besluit te kunnen nemen over de bestemmingsplannen voor Delft-Zuidoost. Zij gaat er wel van uit dat bij de verdere uitwerking van het voornemen in de later vast te stellen bestemmingsplannen de milieuaspecten gedetailleerder in beeld zullen komen.

6.1.3 Relatie MER - bestemmingsplan TU Midden en Noord

In het bestemmingsplan TU Midden en Noord zijn geen ontwikkelingen gefaciliteerd, die in het MER onderzocht zijn. Dat hangt samen met het consoliderende karakter van dit AUB-bestemmingsplan.

Wel kan het deelgebied TU midden west genoemd worden als beoogde ontwikkelingslocatie. Dit betreft globaal genomen een gebied rondom de Leeghwaterstraat, Balthasar v.d. Polweg, Feldmannweg en Cornelis Drebbelweg. Omdat de voornemens voor dit gebied nog onvoldoende uitgekristalliseerd zijn, worden deze niet meegenomen in dit AUB-bestemmingsplan. Dit geldt ook voor TU Noord-Botanie. Als deze plannen verder uitgewerkt zijn, zullen hiervoor een aparte ruimtelijke procedures worden doorlopen.

Geconcludeerd wordt daarom dat voor het bestemmingsplan TU Midden en Noord niet in nader detail op het MER ingegaan kan worden en hoeft te worden.

6.2 Water

6.2.1 Bestaande situatie

Waterkeringen

Er bevinden zich twee waterkeringen in het plangebied. Deze waterkeringen zijn een waterstaatswerk met beschermingszone. Ze zijn in dit bestemmingsplan TU Midden en Noord op de verbeelding en in bijbehorende regels planologisch beschermd door middel van een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De exacte ligging van de waterkeringen is vastgelegd in de Legger Keringen Delfland van het Hoogheemraadschap van Delfland.

Waterkwantiteit

Het gebied valt binnen de Zuidpolder van Delfgauw. In deze polder is een peilstijging van 30 cm mogelijk en toelaatbaar. In het plangebied is beperkt oppervlaktewater aanwezig (zie figuur 6.1). Het plangebied beslaat een aantal in hoogte variërende peilgebieden. De vigerende peilgebieden zijn vastgelegd in de peilbesluiten van het Hoogheemraadschap van Delfland. In 2011 is een peilbesluit vastgesteld voor de Zuidpolder van Delfgauw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0004.jpg"

Figuur 6.1: Legger wateren Hoogheemraadschap van Delfland. Legenda: donker blauw = primair water; licht blauw = secundair water; rood = duiker

Waterkwaliteit en ecologie
De waterkwaliteit in de polder is doorgaans redelijk tot goed. De kwaliteit wordt negatief beïnvloed doordat er beperkt oppervlaktewater aanwezig is en de doorstroming te wensen overlaat. In het plangebied is geen Kaderrichtlijn Water (KRW) watergang aanwezig.

Gemalen en persleidingen

Het poldergemaal ten zuiden van de Balthasar v.d. Polweg is opgenomen op de verbeelding. Er liggen ook enkele vuilwatergemalen aan het Zuidplantsoen, de Mekelweg (CiTG) en het Delftechpark. Door het plangebied lopen een aantal persleidingen. Voor zover planologisch relevant zijn deze op de verbeelding vastgelegd.

Afvalwater en riolering

Het plangebied is overwegend gescheiden gerioleerd, hoofdzakelijk betreft dit de TU Delft en het Delftechpark. De overig delen zijn gemengd gerioleerd.

Grondwater
In het gebied komen plaatselijk hoge grondwaterstanden voor.

6.2.2 Beleid en onderzoek

Water is de afgelopen decennia een belangrijk item geworden in ruimtelijke plannen. Dit is terug te vinden in regelingen op Europees, landelijk en provinciaal niveau, zoals:

  • Europese kaderrichtlijn Water (2000);
  • Nationaal Waterplan 2009-2015;
  • Nota Ruimte (2004);
  • Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2012-2015;
  • Kader Richtlijn Water.

De lokale en regionale relevante beleidsstukken komen hieronder nader aan bod.

Waterplan Delft, een blauw netwerk (2000)

De gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen het Waterplan Delft, een blauw netwerk (2000) opgesteld. Na herijking is de uitvoeringsperiode verlengd tot 2015. Het plan richt zich op het realiseren van gezonde en veerkrachtige watersystemen. Daarmee worden systemen bedoeld waarvan de waterkwaliteit en de ecologische kwaliteit past bij de (natuurlijke) situatie ter plaatse en dat verstoringen in het systeem relatief makkelijk kunnen worden opgevangen.

Waterstructuurvisie (2005)

De gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben gezamenlijk de Waterstructuurvisie (2005) opgesteld. Het doel van de Waterstructuurvisie is om het watersysteem van Delft in 2030 optimaal te laten functioneren en de Waterstructuurvisie richt zich met name op het waterbergingsvraagstuk. Hierbij wordt uitgegaan van de principes van duurzaam integraal waterbeheer en geldt een werknorm voor waterberging van 325 m3 /ha. In de Zuidpolder van Delfgauw wordt al deels aan de waterbergingsopgave voldaan door bestaand oppervlaktewater en de realisatie van maatregelen uit het Waterplan. Er resteert een opgave van 108 m3 waterberging per ha. De realisatie van de waterbergingsopgave wordt zoveel mogelijk meegenomen in de ontwikkelingen en herstructureringen die de komende decennia in Delft plaatsvinden. Daarnaast wordt in de waterstructuurvisie een betere waterkwaliteit nagestreefd conform de ambities van het waterplan. Zie figuur 6.2 voor de gewenste waterstructuur in 2030.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0005.jpg"Figuur 6.2: Uitsnede Waterstructuurvisiekaart Delft

Waterbeheersplan 2010-2015

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft haar beleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Dit beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de legger. Het verbeteren van de waterkwaliteit en het vergroten van de bergingscapaciteit zijn belangrijke pijlers binnen dit beleid.

Watervergunning

Voor sommige activiteiten is een watervergunning van het Hoogheemraadschap van Delfland nodig, bijvoorbeeld:

  • graven of dempen van oppervlaktewater;
  • bouwen binnen de beschermingszone van een waterkering;
  • aanleg van ondergrondse leidingen.

Watertoets

In het kader van de watertoets vindt overleg plaats tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland.

6.2.3 Gewenste ontwikkeling

MER Delft Zuidoost & GroenBlauw Delft Zuidoost

Het plangebied is gelegen binnen het projectgebied van het MER Delft Zuidoost. Naar aanleiding van het MER is het project Groenblauw opgestart. In samenspraak met belanghebbenden in het gebied wordt gestreefd naar integrale oplossingen voor de water- en groenstructuur, passend binnen de waterstructuurvisie en de Nota Groen. Middels het project GroenBlauw zijn kansen hiertoe geïnventariseerd met als resultaat een kansenkaart (zie figuur 6.3) met mogelijke oplossingen. De groenblauw kansenkaart dient als input voor gezamenlijke uitwerking van de verdere gebiedsontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0006.jpg"Figuur 6.3: Kansenkaart, Projecten GroenBlauw Delft Zuidoost, januari 2012

6.2.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, waarbij geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen zijn voorzien. In het bestemmingsplan zijn de hoofdwatergangen bestemd als 'Water' en de waterkeringen als 'Waterstaat - Waterkering'. Daarnaast is in de overige bestemmingen water mogelijk. Het bestemmingsplan voldoet aan de wet- en regelgeving en het geldende waterbeleid van de gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland.

6.3 Groen En Ecologie

6.3.1 Bestaande situatie

Binnen en rondom het plangebied bevinden zich verschillende onderdelen van de stedelijke ecologische hoofdstructuur en groenstructuur van Delft. Dit betreft zowel kerngebieden, droge en natte ecologische verbindingen, solitaire bomen en boomstructuren, cultuur historische groengebieden en specifiek beschermde houtopstanden waaronder monumentale bomen. Deze onderdelen vormen samen een robuust netwerk in Delft en staan in verbinding met het groen in de regio. Uitgangspunt is dat de bestaande groen- en waterstructuren in stand worden gehouden en waar mogelijk de structuur wordt versterkt.

In de oude bestemmingsplannen voor dit plangebied (zie paragraaf 1.3) zijn voornamelijk grote bouwvlakken opgenomen met de bestemming Onderwijs en Onderzoek. Er zijn slechts enkele 'groen'-bestemmingen opgenomen zoals bijvoorbeeld de bestemming Berm voor de berm langs de Mekelweg. In het voorliggende bestemmingsplan hebben, ten opzichte van de vorige bestemmingsplannen, meer gronden de bestemming Groen gekregen, zoals het hele Mekelpark.

6.3.2 Beleid en onderzoek

6.3.3 Gewenste ontwikkeling

Naar aanleiding van de resultaten van het MER is het project GroenBlauw Delft Zuidoost opgestart. Vanwege de (komende) ontwikkelingen in het plangebied spannen we ons als gemeente extra in voor groen in dit gebied. In samenspraak met belanghebbenden in het gebied wordt gestreefd naar integrale oplossingen voor de water- en groenstructuur, passend binnen de waterstructuurvisie en de Nota Groen. Middels het project GroenBlauw zijn kansen hiertoe geïnventariseerd met als resultaat de groenblauw kansenkaart (zie figuur 6.3) met mogelijke oplossingen. Bij nieuwe projecten zal de studie Groenblauw als input worden meegenomen in de mogelijkheden voor uitwerking.

Binnen de bestemming Groen in het Mekelpark wordt de ontwikkeling van drie paviljoens mogelijk gemaakt. De bestaande bomen blijven behouden. Binnen het Mekelpark wordt tramlijn 19 op het moment van opstellen van het bestemmingsplan aangelegd. Deze tramlijn was voorheen in de bestemming Verkeer in het Mekelpark al mogelijk.

Voor het uitbreiden van het handboogschietvereniging Willem Tell is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dit betreft de mogelijkheid om de schietbaan aan de achterzijde te verlengen met 15 m. Het bestaande bouwwerk kan dan naar achteren worden verplaatst. Aan deze wijzigingsbevoegdheid is de voorwaarde verbonden dat de uitbreiding geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving mag hebben. De uitbreiding vindt plaats op gronden van de gemeente Delft en wordt dan ook in overleg met de gemeente Delft uitgevoerd. Voordat de wijzigingsbevoegdheid wordt opgesteld, moet voldaan worden aan de Flora- en faunawet en eventuele ontheffing, en worden vooraf eerst afspraken gemaakt over compenserende maatregelen wat betreft alle waarden van groen als opgenomen in de Nota Groen.

De groenbestemming binnen de locatie Gele Scheikunde vloeit voort uit gesprekken in het projectteam Groen-Blauw Zuidoost Delft. De grond is in eigendom van TU Delft. Wanneer de TU Delft Gele Scheikunde gaat herontwikkelen, kan deze groenbestemming veranderen. De hoeveelheid m2 groen binnen deze bestemming wordt dan elders als openbaar groen binnen het gebied van Gele Scheikunde teruggebracht met dezelfde oppervlakte en gebruiks- en natuurwaarde. Deze ontwikkeling wordt met dit bestemmingsplan nog niet mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling zal te zijner tijd een zelfstandige planologische procedure worden doorlopen.

6.3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. In dit bestemmingsplan hebben, ten opzichte van de bestaande bestemmingsplannen, meer gronden de bestemming Groen gekregen. De instandhouding en versterking van het ecologisch netwerk en de overige waarden van groen (ruimtelijk, fysisch en sociaal) staat centraal en blijft in het bestemmingsplan mogelijk. Het plan voldoet aan de Flora- en faunawet.

6.4 Bodem

6.4.1 Bestaande situatie

Op basis van historische informatie en in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken is voor het gehele grondgebied van Delft een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze beschrijft de algemene bodemkwaliteit. De kaart maakt deel uit van de Nota bodembeheer en is in december 2009 bestuurlijk vastgesteld. Het plangebied valt in deze bodemkwaliteitskaart in de zones:

4. Industrie/bedrijven >1960

5. Industrie/bedrijven >1960, TU-noord

7a. Wonen na 1600-1880

10. Wonen na 1900

17. Recreatie

Voor de zones 4, 5 en 17 worden geen verhoogde concentraties met zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (hierna PAK) verwacht. In zone 10 worden licht verhoogde concentraties met zware metalen en PAK verwacht, maar er kunnen plaatselijk ook matig verhoogde concentraties met zink en lood voorkomen. Zone 7a wordt gekwalificeerd als matig verontreinigd op basis van zware metalen en PAK.

Binnen het TU-gebied komen diverse bodemverontreinigingen voor, waaronder een aantal gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Veel van deze verontreinigingen zijn in het verleden veroorzaakt door bedrijfsactiviteiten van de Technische Universiteit Delft. Een aantal van deze verontreinigingen is inmiddels gesaneerd.

De bodemkwaliteit is voor het overige niet van invloed op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

6.4.2 Beleid en onderzoek

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Indien er in de toekomst functiewijzigingen aan de orde zijn, dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet door bodemonderzoek worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van humane, ecologische of verspreidingsrisico's (saneringsnoodzaak), dienen deze te worden weggenomen. De locatie is geschikt voor de beoogde functie als blijkt dat er voor die functie geen risico's meer aanwezig zijn (functiegericht saneren).

In het algemeen dient de bodemkwaliteit te worden gehandhaafd en waar mogelijk op lokaal niveau te worden verbeterd. De bodemkwaliteit mag in geen geval verslechteren. De vigerende wetgeving (Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit), het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk bodembeleid moet in acht worden genomen.

6.4.3 Gewenste ontwikkeling

Uitgangspunt bij toekomstige ontwikkelingen is dat de bodem geschikt moet zijn voor de beoogde functie. De algemene bodemkwaliteit dient te voldoen aan de lokale maximale waarden in combinatie met de bodemfunctie die voor het betreffende gebied zijn vastgesteld. In de praktijk komt het erop neer dat de huidige bodemkwaliteit dient te worden gehandhaafd. Er dient bij voorkeur te worden gewerkt met een gesloten grondbalans (met uitzondering van mogelijk ernstig verontreinigde saneringslocaties). Alle vrijkomende grond dient zoveel mogelijk binnen het gebied te worden hergebruikt op basis van de Nota bodembeheer. Hierdoor wordt het gebruik van grondstoffen en vervoersbewegingen tot een minimum beperkt. Indien grond nodig is, dan dient dit zoveel mogelijk vanuit de regio te worden aangevoerd.

6.4.4 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

6.5 Milieuzonering Bedrijven

Milieuzonering gaat over het inpassen van bedrijfsmatige activiteiten met een goede afstand tot woningen. Hiervoor wordt de systematiek gebruikt zoals deze is opgenomen in de publicatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009.

6.5.1 Systematiek milieuzonering

Voor het inpassen van milieuhinderlijke activiteiten heeft de VNG in 2007 de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In 2009 is hierop een herziening uitgekomen. In deze handreiking worden activiteiten op SBI-code ingedeeld in milieucategorieën met elk een eigen hinderafstand, deze staan in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB). De lijst gaat uit van een gemiddelde bedrijfsvoering. Aangezien elk bedrijf met eigen technieken en manieren kan werken, zijn de hinderafstanden indicatief en worden daarom richtafstanden genoemd. De handreiking is bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de beoordeling van bestaande situaties. De afstanden uit de handreiking geven echter wel een indicatie van de afstanden die ter voorkoming van hinder gewenst zijn.

6.5.2 Indeling gebiedstypen

Omdat men in een stad als Delft verschillende leefmilieus (van levendig tot rustige woonwijk) wil behouden, is Delft in 8 verschillende gebiedstypen ingedeeld. In figuur 6 is te zien dat het plangebied in 4 verschillende gebiedstypes ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0007.png"Figuur 6: Gebiedstypen Delft

Het plangebied ligt in de volgende 4 gebiedstypes:

  • Voorzieningenwijken: het deel van het plangebied ten westen van de Schoemakerstraat;
  • Bedrijventerreinen 2: het deel ten oosten van de Schoemakerstraat, zijnde Delftechpark;
  • Woonwijken 1: de noordelijke losse stukken;
  • Infrastructuur: de Kruithuisweg en de zone van 100 meter uit het hart van de weg aan weerszijde hiervan.

Voorzieningenwijken

Voorzieningenwijken hebben voornamelijk een maatschappelijke en of commerciële/dienstverlenende functie. Het betreft wijken met gezondheidszorgcentra, onderwijs maar ook winkelcentra. In deze gebieden bevinden zich derhalve ook gevoelige functies, zoals woningen. De milieuzonering vindt plaats volgens de VNG-systematiek waarbij dit gebiedstype gelijk wordt gesteld met een gemengde gebied uit de VNG publicatie.

Bedrijventerreinen 2

Dit zijn de zogenoemde 'hoogwaardige bedrijventerreinen', vooral gelegen in het zuidoostkwadrant van Delft. Het betreft de schonere bedrijventerreinen, waar meer kennisintensievere functies zijn gevestigd in vergelijking met traditionele bedrijventerreinen.

Ook kan dit type bedrijventerrein worden gerealiseerd voor een speciale doelgroep, bijvoorbeeld kennisintensieve bedrijven. De milieuzonering vindt plaats volgens de VNG-systematiek waarbij dit gebiedstype gelijk wordt gesteld met een bedrijventerrein uit de VNG publicatie.

Woonwijken 1

Woonwijken 1 zijn vooroorlogse wijken (en enkele vroeg naoorlogse wijken) met een grote diversiteit aan type woningen en menging van functies, zoals wonen, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven. De bedrijven in dit gebied zijn aan de wijk gerelateerd. Er is een relatief kleine scheiding van woon-, werk-, uitgaan-, winkel en verkeersfuncties, maar die scheiding is wel sterker dan in de binnenstad. Daarnaast bevinden zich in deze wijken bedrijven die niet direct aan de wijk gerelateerd zijn, maar vanuit een historisch gegroeide situatie zich hier bevinden. Ook bevinden zich hier bedrijven die hier gevestigd zijn, vanwege de ligging nabij het centrum en de goede bereikbaarheid langs de ontsluitingswegen. De milieuzonering vindt plaats volgens de VNG-systematiek waarbij dit gebiedstype gelijk wordt gesteld met een gemengde gebied uit de VNG publicatie.

Infrastructuur

Het gebiedstype infrastructuur bestaat uit locaties gelegen langs weerszijden van het hart van de rijkswegen, provinciale wegen en de spoorweg. De zone is specifiek op de kaart in figuur XXX aangegeven, voor dit plangebied betreft het de Kruithuisweg het deel van A13 langs het Delftechpark. In die zone komen veelal kantoorachtige bedrijven voor, vallend onder categorie 1 of 2. De milieuzonering vindt plaats volgens de VNG-systematiek waarbij dit gebiedstype gelijk wordt gesteld met infrastructuur uit de VNG publicatie.

6.5.3 Beschrijving plangebied

Het plangebied betreft grotendeels een voorzieningenwijk. Dit betekent dat er hoofdzakelijk (onderwijs)voorzieningen aanwezig zijn. Dit betreft hoofdzakelijk de Technische Universiteit Delft (TU Delft), maar ook de Haagse Hogeschool en InHolland. Soms is daarbij ook sprake van activiteiten die milieuhinder kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld geluidhinder, stofhinder, geurhinder of gevaar. Deze activiteiten zijn in het plangebied ondergeschikt aan de hoofdactiviteit onderwijs of onderzoek (bijv. laboratoria bij de TU Delft).

Verder ligt de geluidzone van de warmtekrachtkoppelingcentrale van de TU Delft over een deel van het plangebied. Deze geluidzone is met de aanduiding 'wkk' ('warmtekrachtkoppelingcentrale') op de verbeelding weergegeven. De buitenste grens van het opgenomen arceringsvlak is gelijk aan de 50 dB(A)-contour.

Ook loopt een deel van de geluidzone van industrieterrein Schieoevers ook over het plangebied. Deze geluidzone is met een arcering op de verbeelding weergegeven. De buitenste grens van het opgenomen arceringsvlak is gelijk aan de 50 dB(A)-contour.

In het gebied bevinden zich inrichtingen die een milieuvergunning hebben, danwel meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen hebben maximaal categorie 2 en passen daarmee goed in de gebiedstypologie van het plangebied.

Echter, in het plangebied komt één bedrijf voor met een hogere categorie dan op grond van de VNG systematiek is toegestaan. Het betreft de warmtekrachtkoppelingcentrale (WKC) van de TU Delft (categorie 5.1, SBI-code 40-5). Omdat het een historisch gegroeide situatie betreft die reeds lang zo is en omdat er geen klachten bekend zijn, heeft de WKC een maatbestemming gekregen, wat inhoudt dat uitsluitend deze categorie-5.1-activiteit hier mag plaatsvinden en overige categorie-5.1-activiteiten niet zijn toegestaan. In het plangebied zijn verder uitsluitend categorie 1 en 2 bedrijven toegestaan en bij Delftechpark zijn bedrijven toegestaan met maximaal milieucategorie 3.1.

Bij het CiTG gebouw worden winkels in de plint mogelijk gemaakt. Er zijn geen gevoelige bestemmingen als woningen aanwezig binnen de cirkel van 30 meter. Derhalve is er vanuit milieuzonering geen belemmering voor deze ontwikkeling.

6.5.4 Conclusie

Aangezien het een consoliderend bestemmingsplan is en er uitsluitend ondergeschikte ontwikkelingen gepland zijn, bestaan er vanuit milieuzonering geen belemmeringen om het bestemmingsplan vast te stellen.

6.6 Geluid

6.6.1 Bestaande situatie

De geluidskwaliteit is over het algemeen redelijk in het plangebied, behalve waar het plangebied begrensd wordt door de drukkere doorgaande wegen zoals de Kruithuisweg, de A13 en de Schoemakerstraat.

6.6.2 Beleid en onderzoek

Indien met een plan nog niet bestaande geluidsgevoelige bestemmingen worden mogelijk gemaakt in de zone van een geluidsbron in de zin van de Wet geluidhinder, dan is de Wet geluidhinder van toepassing. Volgens de Wet geluidhinder kan een plan altijd doorgang vinden als nergens de zogenaamde voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Als die wel wordt overschreden, kan het plan alleen doorgang vinden als hogere waarden worden vastgesteld en is het beleid hogere waarden Wet geluidhinder van de gemeente Delft van toepassing, naast de vereisten uit de Wet geluidhinder. Toepassing van het beleid draagt zorg voor een aanvaardbaar akoestisch klimaat bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.

In het milieu-effectrapport (MER Zuidoost Delft) is de tram- en busbaan beschouwd als een autonome situatie, aangezien de tram op het moment van het opstellen van het mer al mogelijk is binnen de verkeersbestemming van de geldende bestemmingsplannen. De tram is reeds in aanleg, omdat dit was toegelaten binnen de vigerende bestemmingsplannen. Gelet hierop is in het ontwerpbestemmingsplan geconcludeerd dat de komst van de tram geen afbreuk zal doen aan de aanvaardbaarheid van het akoestisch klimaat in het plangebied.

De gemeente Delft heeft adviesbureau Witteveen en Bos opdracht gegeven om akoestisch onderzoek uit te voeren in het kader van dit bestemmingsplan. Er is onderzocht welke geluidsbelastingen optreden op de geluidsgevoelige bestemmingen langs het trajectgedeelte in dit bestemmingsplan. Uit het onderzoek (kenmerk DT390-3/mome/002) blijkt dat de OV baan ook in dit bestemmingsplan niet leidt tot onaanvaardbare geluidsniveaus. Voor wat betreft de woningen van de Balthasar van der Polweg (toren 1) bedraagt de hoogst optredende waarde zonder aftrek op basis van artikel 110 Wgh 53dB. Na aftrek op basis van artikel 110 Wgh geldt als hoogst optredende waarde 48dB. Dit is gelijk aan de voorkeursgrenswaarde. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de Balthasar van der Polweg in 1995 al hogere waarden zijn verleend. Uit dit besluit blijkt dat de hoogst optredende geluidbelasting op de Balthasar van der Polweg afkomstig is van de Kruithuisweg met een geluidbelasting van 55 dB(A). De geluidbelasting van deze weg ligt ruim boven de geluidbelasting ten gevolge van de OV-baan.

Het akoestisch onderzoek gaat uit van uitsluitend bus- en tramverkeer op de Mekelweg. Ter plaatse van de Mekelweg is een aanduiding opgenomen 'tram- en busverkeer', zodat uitsluitend tram- en busverkeer wordt toegestaan.

Op basis van het akoestische onderzoek kan de conclusie worden bevestigd dat de komst van de tram geen afbreuk zal doen aan de aanvaardbaarheid van het akoestisch klimaat in het plangebied. Het uitgevoerde akoestische onderzoek is in de bijlage van de toelichting worden opgenomen.

6.6.3 Gewenste ontwikkeling

Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

6.6.4 Conclusie

Omdat er geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden mogelijk gemaakt, kan het plan volgens de Wet geluidhinder doorgang vinden.

6.7 Luchtkwaliteit

6.7.1 Bestaande situatie

De luchtkwaliteit is in het grootste gedeelte van het plangebied redelijk tot goed. Langs de Kruithuisweg is de luchtkwaliteit matig, maar daar is de blootstellingstijd beperkt. Gevoelige bestemmingen bevinden zich op voldoende afstand van de Kruithuisweg. Verder is de Julianalaan aan te merken als een gebied met een matige luchtkwaliteit. Hier bevindt zich in de bestaande situatie, ter hoogte van het Oostplein, een knelpunt waar de norm voor stikstofdioxide (NO2) wordt overschreden. Naar verwachting zal dit knelpunt door lokale en generieke maatregelen in 2013 zijn opgelost. Het plan van aanpak luchtkwaliteit en de monitoring in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zorgen hierbij voor de gewenste borging.

6.7.2 Beleid en onderzoek

Indien er sprake is van ontwikkelingen waardoor de luchtkwaliteit verslechtert, kan een plan alleen doorgang vinden als wordt voldaan aan de eisen uit de Wet luchtkwaliteit en het besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit.

6.7.3 Gewenste ontwikkeling

De ontwikkelingen die in de paragrafen 2.2 en 4.3 zijn beschreven hebben geen invloed op de luchtkwaliteit.

6.7.4 Conclusie

Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een verslechtering van de luchtkwaliteit veroorzaken. Het bestemmingsplan kan voor wat betreft de Wet luchtkwaliteit daarom doorgang vinden.

6.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid rondom opslag en transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen (zoals LPG en ammoniak).

6.8.1 Bestaande situatie

6.8.2 Beleid en onderzoek

6.8.3 Gewenste ontwikkeling

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. De stijging van het groepsrisico wordt veroorzaakt doordat de plancapaciteit van het bestemmingsplan in de toekomstige situatie volledig is ingevuld.

Verantwoording groepsrisico

Op verzoek van de gemeente heeft DHV een rapport opgesteld waarin invulling wordt gegeven aan de elementen van een verantwoording van het groepsrisico voor dit bestemmingsplan (rapport 'Verantwoording groepsrisico TU Midden Noord', DHV, september 2012). Hierbij is ook het bovengenoemde advies van de Veiligheidsregio Haaglanden betrokken.

Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, de groepsrisico's onder de oriëntatiewaarde liggen en de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid redelijk tot voldoende zijn, wordt de externe veiligheidssituatie acceptabel geacht.

6.8.4 Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.

6.9 Energie

6.9.1 Bestaande situatie

Het merendeel van de bestaande bebouwing is uit de loop van de 20e eeuw met een relatief lage energetische kwaliteit. Bebouwing van na invoering van nationale regelgeving energieprestatie van gebouwen in de jaren '90 heeft een hogere energetische kwaliteit.

Het gebied kent diverse vormen van energievoorziening. Het merendeel heeft een traditionele energievoorziening gebaseerd op elektriciteit en gas. De meeste gebouwen behorende bij de TU Delft zijn aangesloten op een collectieve warmtevoorziening vanuit de warmtekrachtkoppelingcentrale aan de Leeghwaterstraat 36. Een aantal TU-gebouwen en de Haagse Hogeschool hebben individuele koelsystemen die gebruik maken van bodemenergie.

Een aantal recente ontwikkelingen (zoals studentenwoningen aan het Mijnbouwplein, Leeghwaterstraat en Rotterdamseweg, en de Hogeschool InHolland) wordt voorzien van warmte door het Warmtebedrijf Eneco Delft. In de beginfase is dat vanuit tijdelijke voorzieningen; op termijn wordt een permanente centrale opwekking ontwikkeld. De energetische kwaliteit van de recente ontwikkelingen is conform Bouwbesluit en in een enkel geval hoger.

6.9.2 Beleid en onderzoek

De TU Delft is gebonden aan de landelijke MJA3-energie (meerjarenafspraak) en heeft daarvoor ook een goedgekeurd actieplan. Projecten uit dit actieplan hebben geen ruimtelijke relevantie, met uitzondering van initiatieven voor bodemenergie. Er is voor het grotere TU gebied een bodemenergieplan opgesteld. Het bodemenergieplan beschrijft hoe optimaal gebruik gemaakt kan worden van bodemenergie en andere belangen niet geschaad worden. In de loop van 2012 stelt de provincie Zuid Holland het bodemenergieplan en bijbehorende ordeningsregels vast voor open bodemenergiesystemen. Per 1 juli 2013 gelden het bodemenergieplan en de ordeningsregels ook voor de gesloten systemen waarvoor de gemeente Delft bevoegd gezag is.

6.9.3 Gewenste ontwikkeling

Indien in de toekomst nieuwe gebouwen in het plangebied worden gerealiseerd, is het wenselijk deze te voorzien van duurzaam opgewekte warmte en eventueel koude.

6.9.4 Conclusie

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er zijn nog geen concrete plannen voor collectieve warmte en/of koude in het plangebied, dus dit is ook niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Infrastructuur

7.1 Bovengronds (Verkeer En Vervoer)

7.1.1 Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer (OV) in het plangebied betreft vervoer per bus en in de toekomst per tram. Figuur 7.1 geeft de OV-routes die gelden in 2012.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0008.jpg"

Figuur 7.1: OV-routes voor TU Midden en Noord in 2012

Er rijdt één stadsbuslijn binnen het plangebied:

  • buslijn 69 rijdt vanaf station Delft via Zuidpoort - Aula TU - TNO Zuidpolder naar Technopolis v.v.

Er rijden drie streekbuslijnen binnen het plangebied:

  • Buslijn 40 rijdt vanaf station Delft via Zuidpoort - Rotterdamseweg naar station Rotterdam Centraal v.v.
  • Buslijn 121 rijdt vanaf station Delft via Zuidpoort - TU Aula - Pijnacker en station Zoetermeer naar RandstadRailhalte / Busstation Zoetermeer Centrum-West v.v.
  • Buslijn 174 rijdt vanaf station Delft via Zuidpoort - TU Aula - TNO Zuidpolder -Berkel en Rodenrijs - Bergschenhoek -Bleiswijk naar RandstadRailhalte/Busstation Zoetermeer Centrum-West v.v.

De losse plandelen van TU Noord zijn niet van invloed op de openbaarvervoersvoorzieningen.

Beleid en onderzoek

Stadsgewest Haaglanden is de OV-autoriteit in de regio. De gemeente Delft geeft bij het stadsgewest aan wat de Delftse OV-prioriteiten zijn. Het gebruik en de gewenste ontwikkelingen van stad- en streekvervoer zijn beschreven in het Lokaal Verkeer en Vervoerplan (LVVP, 30 juni 2005). In juni 2011 is het LVVP geactualiseerd. Het uitvoeringsprogramma is hierbij aangepast en de realisatietermijn is langer geworden.

Gewenste ontwikkeling

De belangrijkste ontwikkeling op gebied van OV uit het LVVP voor de komende jaren is het realiseren van tramlijn 19. Eind 2015 gaat tram 19 rijden. Deze tramlijn zal zorgen voor een kwalitatief hoogwaardige openbaarvervoerverbinding van station Delft naar het TIC Delft-gebied (TU-campus en Technopolis). In het gebied TU midden en TU noord is deze tramlijn gepland op de strook waar de voormalige Mekelweg lag (Mekelpark).

Daarnaast is in het LVVP en in Haaglandenverband de wens uitgesproken voor een hoogwaardige openbaarvervoerverbinding vanaf Den Haag Zuidwest via Delft naar Delfgauw, Pijnacker en Zoetermeer onder de noemer HOV 37. Dit zal in eerste instantie een busbaan betekenen en later mogelijk een tramlijn. Het tracé van deze HOV-lijn is nog onvoldoende zeker om al in dit bestemmingsplan te beschrijven of op de verbeelding op te nemen. In het visiedocument over OV 'Netwerk RandstadRail' van Stadsgewest Haaglanden uit 2009 is HOV 37 in 2020 operationeel. Het voornemen is echter nog niet voldoende uitgekristalliseerd om in dit bestemmingsplan te faciliteren.

Conclusie

Voor het onderwerp openbaar vervoer zijn er geen bijzonderheden, die in dit bestemmingsplan geregeld moeten worden.

7.1.2 Autoverkeer

Bestaande situatie

Het plangebied bestaat voor een belangrijk deel uit verblijfsgebieden. De netwerkstructuur is zodanig vormgegeven dat alleen bestemmingsverkeer gebruik maakt van de wegen in de verblijfsgebieden. De ontsluiting van de wijken vindt plaats via een beperkt aantal wegen: de Schoemakerstraat - Zuidplantsoen - Michiel de Ruijterweg, tussen de Jaffalaan en het Zuidplantsoen - Jaffalaan en Rotterdamsweg. De Schoemakerstraat is verbonden met de Kruithuisweg en de Kruithuisweg met de A13. De Delfgauwseweg is ook een ontsluitende weg.

Verder zijn rijroutes van de brandweer belangrijk. Deze routes zijn opgedeeld in hoofdroutes en secundaire routes. Voor de routes binnen het plangebied zie onderstaande figuur. Hierbij valt op dat de Mekelweg een primaire rijroute is, terwijl die weg er niet meer is. Met de komst van de verharde trambaan voor tramlijn 19 wordt dit ingevuld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0009.jpg"
Figuur 7.2: routestructuur

Voor de losse plandelen in TU Noord geldt dat de aangrenzende wegen al positief zijn bestemd in het geldende bestemmingsplan TU Noord.

Beleid en onderzoek

Leidend is het in juni 2005 vastgestelde LVVP en de actualisatie uit juni 2011. Hierin is het verkeersbeleid voor de middellange termijn vastgelegd, waarbij het accent is gelegd op:

  1. 1. maatregelen ter stimulering van fietsgebruik en openbaar vervoer;
  2. 2. maatregelen voor de doorgaande noordzuid- en oostwestroutes voor autoverkeer, zodat deze vooral worden gebruikt door in- en uitgaand verkeer, en zodat het doorgaande verkeer wordt ontmoedigd hier gebruik van te maken;
  3. 3. het opvangen van de mobiliteitseffecten van nieuwe stedelijke ontwikkelingen op de interne en externe bereikbaarheid van de stad.

Omdat de (gewenste) grootschalige ingrepen in de stad een lange looptijd hebben, bevat het LVVP een visie voor de langere termijn (2020) voor het verkeers- en vervoerbeleid en een visie op het toekomstige verkeersnetwerk in samenhang met de andere Delftse plannen.

De maatregelen uit het LVVP zijn gestoeld op drie pijlers. De eerste pijler wordt gevormd door de structuur van de stad, die de mogelijkheden bepaalt voor het verkeersnetwerk. De tweede pijler wordt gevormd door het nationaal en regionaal beleid, dat de kapstok vormt voor het Delftse beleid. De derde pijler wordt gevormd door de economie, leefomgeving en ecologie, die randvoorwaarden stellen aan het verkeersnetwerk. Op basis van de resulterende mogelijkheden, kaders en randvoorwaarden zijn de maatregelen per vervoerwijze bepaald.

Een belangrijk onderdeel van het LVVP is de categorisering van wegtypen in het Delftse wegennet. Wegcategorisering is namelijk een essentieel onderdeel van de Duurzaam Veilig-ontwerpprincipes: bij elke categorie horen eigen vormgevingskenmerken. Delft onderscheidt de volgende wegtypen:

  • stroomwegen;
  • gebiedsontsluitingswegen;
  • wijkontsluitingswegen;
  • erftoegangswegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0010.jpg"

Figuur 7.3: Wegencategorisering uit het LVVP voor TU Midden en Noord

De wegen in het plangebied zijn als volgt gecategoriseerd:

  1. 1. stroomwegen: Kruithuisweg; Rijksweg A13;
  2. 2. gebiedsontsluitingswegen: Schoemakerstraat; het zuidelijke deel van de Rotterdamseweg; een deel van de Delfgauwseweg;
  3. 3. wijkontsluitingswegen: middendeel van de Rotterdamseweg tot aan de Jaffalaan; Jaffalaan; Michiel de Ruijterweg, tussen de Jaffalaan en het Zuidplantsoen; Zuidplantsoen;
  4. 4. erftoegangswegen: alle overige wegen binnen de bebouwde kom. Deze wegen zijn daarmee aangewezen als verblijfsgebied. Een belangrijke consequentie van het aanwijzen van 'verblijfsgebieden' is dat deze gebieden in het kader van duurzaam veilig ingericht worden als 30 km/h-zone.

Gewenste ontwikkeling

Aan een deel van de stroom-, gebiedsontsluitings en wijkontsluitingswegen wordt de komende jaren gewerkt om ontwikkelingen rond het plangebied mogelijk te maken. De capaciteit van de op- en afritten van de Kruithuisweg en de Schoemakerstraat, vanaf de Kruithuisweg tot en met de aansluiting met TNO, wordt uitgebreid. Het kruispunt Schoemakerstraat – Zuidplantsoen wordt aangepast. De Rotterdamseweg wordt heringericht, waarbij de verkeersveiligheid zal worden vergroot. Niet alle aanpassingen passen binnen het huidige wegprofiel en is een uitbreiding van de verkeersbestemming op de verbeelding doorgevoerd. Op termijn zal het kruispunt met de Stieltjesweg/Van Embdenstraat moeten worden aangepast, voor de verkeersafwikkeling naar het projectgebied Professor Schoemakerplantage. Wanneer en hoe dit kruispunt wordt aangepast is nog niet bekend. Daarom wordt deze ontwikkeling niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

Conclusie

Op de verbeelding zijn de volgende infra-verbeteringen meegenomen:

  • extra ruimte voor de verkeersbestemming voor de Kruithuisweg;
  • extra ruimte voor de verkeersbestemming voor de Schoemakerstraat, vanaf de Kruithuisweg tot en met de aansluiting met TNO;
  • extra ruimte voor de verkeersbestemming voor het kruispunt Schoemakerstraat – Zuidplantsoen.

7.1.3 Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)

Bestaande situatie

De hoofdfietsroutes in het plangebied zijn:

  1. 1. Oost-west-richting: Jaffalaan - Michiel de Ruijterweg - Christiaan Huygensweg; Balthasar van der Polweg - Berlageweg - Van der Burghweg; Kruithuispad;
  2. 2. Noord-zuid-richting: Rotterdamseweg; Mekelpark; Schoemakerstraat.

De route Cornelis Drebbelweg - Stieltjesweg behoort tot het wijkfietsnetwerk.

Beleid en onderzoek

Het beleid voor langzaam verkeer is vastgelegd in het Fietsactieplan II (2005-2010), vastgesteld in juni 2005 en geactualiseerd in juni 2011. Het Fietsactieplan II (FAP-II) is de opvolger van het Fietsactieplan I (1999) en is zowel een voortzetting als een uitbreiding van het eerste fietsactieplan. Er wordt gestreefd het fietsgebruik te stimuleren, de fiets een serieus alternatief te maken voor de auto en zo ook een bijdrage te leveren aan de bereikbaarheid van de stad, zodat Delft kan behoren tot de beste fietssteden van Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0011.jpg"

Figuur 7.4: Hoofdfietsnetwerk voor TU Midden en Noord (uit actualisatie van het LVVP/FAP-II)

Voor de losse plandelen in TU Noord is het langzaamverkeer in de omgeving al mogelijk door de positieve verkeersbestemming in het geldende bestemmingsplan TU Noord.

Gewenste ontwikkeling

In het regionale netwerk voor de fiets zijn in het plangebied twee ontbrekende schakels geconstateerd. De Balthasar van der Polweg en de Van der Burghweg zijn nog niet voldoende ingericht. Een vrijliggend fietspad is hier zeer wenselijk. De verbinding tussen de Rotterdamseweg en de Kruithuisweg is niet optimaal. Dit laatste punt wordt in 2013 aangepakt.

Conclusie

Voor het onderwerp langzaam verkeer zijn er geen bijzonderheden, die in dit bestemmingsplan geregeld moeten worden.

7.1.4 Parkeren

Bestaande situatie

Gezien de functies in het gebied is er vooral behoefte aan parkeren overdag. Voor het grootste deel van TU midden geldt dat parkeren binnen het gebied plaatsvindt op maaiveld. Het gaat hier om parkeerplaatsen op terrein van de TU, maar de parkeerplaatsen zijn wel openbaar toegankelijk. Volgens telcijfers van eind 2011 van de TU blijkt dat er voldoende parkeren beschikbaar is in TU midden, maar dat er wel sprake is van een onbalans in het gebied. Van de Haagse Hogeschool en Delftechpark is bekend dat er sprake is van uitwijkgedrag. Dit heeft gevolgen voor de parkeersituatie in de omgeving.

Daarnaast hebben de gebouwen aan de Rotterdamseweg van de Haagse Hogeschool, DUWO-gebouw Rotterdamseweg en Hogeschool InHolland parkeren op eigen terrein. In TU Noord hebben de locaties Gele Scheikunde, Biotechnologie, Bouwkunde, Cambridge, Oxford en De Vries van Heijst parkeren op eigen terrein. Op het Delftechpark is alleen sprake van parkeren op eigen terrein.

Er is sprake van vergunningparkeren en betaald parkeren in de omgeving van een deel van de plandelen in TU Noord. Het noordelijke deel van TU midden ligt nabij het parkeerterrein bij de begraafplaats Jaffa, waar sprake is van betaald parkeren.

Beleid en onderzoek

Het beleid over parkeren en stallen van Delft is in 2003 vastgesteld in de Nota 'Parkeren en Stallen'. Deze is in 2006, 2009 en 2010 geactualiseerd. De essentie van het beleid is dat voor nieuwe ontwikkelingen (zoals nieuwbouw en herontwikkeling) voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden om parkeerproblemen in de omgeving te voorkomen.

De Nota Parkeren en Stallen legt vast hoeveel parkeerplaatsen noodzakelijk zijn afhankelijk van het type functie. De nota geeft hiervoor parkeernormen, welke zijn gedifferentieerd naar de binnenstad, schilgebied rond de binnenstad en overig gebied. Deze parkeernormen zijn gebaseerd op kencijfers van het kennisinstituut CROW. Deze kencijfers zijn opgesteld aan de hand van parkeeronderzoeken door het hele land en zijn landelijk en juridisch geaccepteerd als realistisch en betrouwbaar. Voor woningen heeft Delft eigen normen vastgesteld. Deze normen kennen een differentiatie naar type woningen, zoals dat voor Delft gewenst is. In 2012 heeft CROW nieuwe parkeerkencijfers bekend gemaakt. In 2013 komt een geheel herziene Nota Parkeren bij nieuwe ontwikkelingen ter vervanging van de Nota Parkeren en Stallen. Deze nota zal gebaseerd worden op de nieuwe kencijfers. Daarnaast zal door deze nota flexibeler en gebiedsgewijs kunnen worden omgegaan met het oplossen van het parkeren bij nieuwe ontwikkelingen.

Ook voor het parkeren van fietsen zijn normen vastgesteld. Voor nieuwbouw van woningen zijn in de Nota Parkeren en Stallen stallingsnormen voor fietsen en scootmobielen opgenomen.

In 2013 zal de Nota Parkeerbeleidskader worden vastgesteld, waarbij het parkeerbeleid voor de gehele stad bepaald wordt voor de komende 5 à 10 jaar. In de nota komt een uitvoeringsprogramma met verder uit te werken onderwerpen/projecten. De nota kan invloed hebben op hoe met het parkeren in het plangebied zal worden omgegaan.

Gewenste ontwikkeling

Parkeergelegenheid op eigen terrein (POET) draagt bij aan het beperken van de parkeerdruk op straat. Het aantal POET-plaatsen bij nieuwbouw na 1 augustus 2009 wordt in mindering gebracht op het aantal te verkrijgen parkeervergunningen in gereguleerd gebied, bepaald middels vastgestelde voorwaarden en rekenfactoren. Voor TU Noord is in 2006 door de gemeenteraad besloten dat parkeerregulering is uitgebreid naar het gebied tussen de Michiel de Ruijterweg - Zuidplantsoen - Schoemakerstraat - Julianalaan (noord) - Kanaalweg. Alleen op de Botaniestraat en de Kanaalweg is regulering ingevoerd. De rest van het gebied wordt echter pas ingevoerd als de herontwikkeling in het gebied afgerond is. Dan heeft de POET-regeling effect voor De Vries van Heijstplantsoen. In de toekomst zal de POET-regeling uitgebreid worden naar bestaande bouw.

Conclusie

Voor het onderwerp parkeren zijn er geen bijzonderheden, die in dit bestemmingsplan geregeld moeten worden.

7.2 Ondergronds (Kabels En Leidingen)

7.2.1 Bestaande situatie

In het plangebied is een aantal planologisch relevante kabels- en leidingen zones aanwezig. Het betreft de volgende kabels en leidingen, die op de verbeelding zijn opgenomen:

  • Hoogspanningsleidingen (ondergronds) van meer dan 150 KV, strookbreedte aan weerzijden van 5 meter;
  • Hogedruk gasleidingen met een bedrijfsdruk van 10 bar en hoger, strookbreedte aan weerszijden van 5 meter;
  • Watertransportleidingen met een diameter groter dan 1000 mm, strookbreedte aan weerszijden van 5 meter;
  • Rioolwatertransportleidingen met een diameter groter dan 500 mm, strookbreedte aan weerszijden van 5 meter;
  • Rioolpersleidingen met een diameter groter dan 750 mm, strookbreedte aan weerszijden van 5 meter;
  • Warmtenet, bestaande uit twee buizen met een diameter van 450 mm, strookbreedte aan weerzijden van 2,50 meter.

7.2.2 Beleid en onderzoek

De bedrijfszekerheid en de gebruikszekerheid van de grotere kabels en leidingen in het plangebied dienen nu en in de toekomst gewaarborgd te worden.

In het 'Handboek ondergrondse Infrastructuur (2009) zijn de voorschriften en werkafspraken tussen de gemeente Delft en de netbeheerders vastgelegd voor zover het gaat om leggen, houden, onderhouden en verwijderen van kabels en leidingen in de openbare ruimte.

7.2.3 Gewenste ontwikkeling

Bij de herinrichting van de Jaffalaan is een deel van het warmtenet aangelegd. Momenteel is nog niet duidelijk hoe het gehele tracé in de toekomst gaat lopen. Een mogelijk tracé vormt de Leeghwaterstraat.

Op termijn wordt het hoofdriool in de Leeghwaterstraat vervangen door een kleiner riool.

Dit is mogelijk na aanleg van het nieuwe hoofdriool met een transportfunctie in de Rotterdamseweg.

7.2.4 Conclusie

In het bestemmingsplan zijn voor de betreffende leidingen de ligging van de hartlijn vastgelegd alsmede de bijbehorende zakelijke rechtstroken.

Hoofdstuk 8 Cultuurhistorie

8.1 Archeologie

8.1.1 Bestaande situatie

Aanvankelijk bestond de ondergrond van het plangebied uit veen, het zogenaamde Hollandveen Laagpakket. Rond 300 voor Chr. werden er in dit veengebied geulen uitgeschuurd, waarin zandige sedimenten werden afgezet: de geulafzettingen van de Gantel Laag (Laagpakket van Walcheren). In het zuidelijk deel van het plangebied bevindt zich een brede geulafzetting. Een smallere uitloper hiervan slingert naar het noorden (afb. 8.1).

Naast deze geulen werd een dik kleipakket afgezet: de dekafzettingen van de Gantel Laag. Naarmate de afstand tot de geulsedimenten toeneemt, worden deze dekafzettingen minder dik. In het merendeel van het plangebied is deze kleilaag minstens 80 cm dik. Alleen in een kleine zone in het centrale deel is de kleilaag zeer dun en ligt het Hollandveen Laagpakket nagenoeg aan het oppervlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0012.jpg"

Afbeelding 8.1: het plangebied geprojecteerd op de geologische kaart van Delft.

Als gevolg van oxidatie en klink is er in het verleden inversie opgetreden in het landschap. Hierdoor zijn de geulafzettingen als hogere ruggen in het landschap komen te liggen. Deze geulafzettingen vormden daardoor ideale vestigingsplaatsen in zowel de Romeinse tijd als de Late Middeleeuwen. Tijdens de Romeinse tijd werden de afzettingen intensief bewoond. In de gebieden tussen de nederzettingen werden uitgebreide verkavelingsystemen uitgezet. Sporen van zo'n systeem zijn binnen het plangebied aangetroffen (afb. 8.2, onderzoeksmelding 23922).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0013.jpg"

Afbeelding 8.2: het plangebied met daarbinnen de bekende vindplaatsen zonder context en de uitgevoerde archeologische onderzoeken.

Een groot deel van het plangebied is bebouwd en opgehoogd in de periode voordat er aandacht werd besteed aan archeologische resten. Sindsdien hebben er in het plangebied slechts enkele werkzaamheden plaatsgevonden die ons inzicht geven in de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen in het plangebied (afb. 8.2).

Er hebben vier archeologische veldonderzoeken in het onderhavige plangebied plaatsgevonden.

  1. 1. In onderzoeksgebied 23922 heeft Inventariserend Veldonderzoek (IVO) plaatsgevonden middels grondboringen en proefsleuven. Tijdens het sleuvenonderzoek zijn verkavelingasresten uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd aangetroffen.
  2. 2. In onderzoeksgebied 25402 is een IVO middels grondboringen uitgevoerd, waarbij geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen.
  3. 3. Het in onderzoeksgebied 23970 uitgevoerde IVO middels boringen heeft aangetoond dat hier sprake is van grootschalige verstoring van de ondergrond.
  4. 4. In onderzoeksgebied 21558 heeft een Archeologische Begeleiding plaatsgevonden van de aanleg van een leidingtracé. Tijdens dit onderzoek zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van nederzettingen. Wel zijn er losse vondstconcentraties aangetroffen. De in het plangebied bekende waarnemingen hebben eveneens betrekking op contextloos vondstmateriaal uit de Romeinse tijd.

De aanwezigheid van kleiafzettingen in het plangebied betekent dat er een redelijke tot grote kans bestaat op het aantreffen van vindplaatsen uit de Romeinse tijd (0-260 na Chr.). De enige uitzondering hierop is het gebied waar het veen nagenoeg aan het oorspronkelijke loopvlak voorkomt. Deze verwachting wordt ondersteund door de in het plangebied aanwezige bekende vindplaatsen uit de Romeinse tijd. Het is aannemelijk dat zich binnen het plangebied nog meer archeologische resten uit deze periode bevinden.

Het is niet uitgesloten dat er woonplaatsen uit het begin van de Late Middeleeuwen (1100-1300 na Chr.) in het plangebied aanwezig zijn, maar erg waarschijnlijk is dit niet. Het Middeleeuwse verkavelingpatroon is hier oost-west georiënteerd. In Delft en omstreken kwam Middeleeuwse bewoning vrijwel altijd kavelgebonden voor. De bij deze polder behorende bewoning uit het begin van de Late Middeleeuwen ligt verder naar het oosten in de vorm van een lintbebouwing langs de Noordeindse- en Zuideindseweg in Delfgauw. Bewoningsresten uit de Late Middeleeuwen kunnen ook ten westen van het plangebied worden verwacht, langs de Rotterdamseweg.

Dit blijkt onder andere uit de kaart van Kruikius uit 1712 (afb. 8.3). Hierop is duidelijk te zien dat zich in deze periode in het plangebied slechts op één locatie bebouwing bevond. Het betreft de nog altijd bestaande Hammenpoortboerderij, in het centrale deel van het gebied. Een deel van het voormalige erf van deze boerderij is archeologisch onderzocht (onderzoeksmelding 23922).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0014.jpg"

Afbeelding 8.3: het plangebied (globaal) geprojecteerd op de kaart van Kruikius uit 1712.

8.1.2 Beleid en onderzoek

In 1998 is door het Nederlandse parlement het Verdrag van Valetta goedgekeurd. In 2007 heeft dit zijn beslag gekregen in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ). Hierin stelt het rijk zich op het standpunt dat op gemeentelijk niveau in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Het uitgangspunt van zowel het nationaal als gemeentelijk beleid is om waardevol archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te beschermen en in situ te behouden. Ook in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is vastgelegd dat zorgvuldig met archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan voor archeologische waarden ter plaatse, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Eén van de uitgangspunten van de wet is het veroorzakersprincipe. Dit houdt in dat de initiatiefnemer of omgevingsvergunningaanvrager zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van het archeologisch onderzoek.

De bescherming van het archeologisch erfgoed dient in het bestemmingsplan te worden geregeld, net als andere in het bestemmingsplan op te nemen en te beschermen belangen. Voor het bestemmingsplan geldt als norm de eis van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het belang van het archeologisch erfgoed mee dient te tellen bij de beoordeling en afweging van alle bij die goede ruimtelijke ordening spelende belangen. Dit wordt geregeld via een omgevingsvergunningstelsel dat betrekking heeft op grondroerende werkzaamheden voor zover deze worden uitgevoerd in gebieden die op de verbeelding staan aangegeven met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (WR-A).

In de regels staat opgenomen welke werken of werkzaamheden schadelijk kunnen zijn voor (verwachte) archeologische waarden en daarom omgevingsvergunningplichtig zijn. Hierin staan ook voorwaarden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Zo'n voorwaarde kan zijn dat een rapport moet zijn overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld. Het verlenen van een omgevingsvergunning is afhankelijk van de uitkomsten van dit archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

8.1.3 Gewenste ontwikkeling

De huidige bebouwing, beplanting en bestrating in het gebied maakt het vrijwel onmogelijk om vooruitlopend op het vaststellen van dit bestemmingsplan eventueel aanwezige archeologische resten te karteren en waarderen. Ter bescherming van de (nog onbekende) archeologische waarden dient bij projecten waarbij de grond geroerd wordt, dan ook een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0015.jpg"

Afbeelding 8.4: het plangebied geprojecteerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart.

De archeologische beleidskaart van de gemeente Delft is een archeologisch verwachtingsmodel, waaraan grenzen zijn gekoppeld tot waar voorgenomen bodemingrepen worden vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek in geval van voorgenomen bouwplannen en/of bodemingrepen. Omdat er sprake is van een gedifferentieerde archeologische verwachting, is er ook sprake van gedifferentieerde vrijstellingszones.

Volgens de archeologische beleidskaart geldt binnen het plangebied een hoge tot middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten (afb. 8.4). Deze verwachting heeft betrekking op overblijfselen uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Omdat de kaart gebaseerd is op een archeologisch verwachtingsmodel voor de gehele gemeente, geeft deze een globaal beeld. Voor kleinere gebieden kan dit beeld worden aangescherpt.

Binnen het onderhavig plangebied heeft op enkele locaties archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Op basis van de resultaten daarvan kunnen deze gebieden worden ontheven van de verplichting tot archeologisch onderzoek. Daarnaast kan een zone in het centrale deel van het plangebied worden ontheven van deze verplichting. Hier bevinden zich de afzettingen van het Hollandveen Laagpakket nagenoeg aan het oppervlak en is de kans op het aantreffen van archeologische resten nihil.

8.1.4 Conclusie

Er zijn onvoldoende mogelijkheden om vooruitlopend op de vaststelling van het bestemmingsplan eventueel aanwezige archeologische resten te karteren en waarderen. Om een zorgvuldige omgang met archeologische waarden te waarborgen wordt in het bestemmingsplan op gronden met een hoge tot middelhoge kans op de aanwezigheid van archeologische waarden de medebestemming 'Waarde - Archeologie' gelegd (afb. 8.5). Binnen deze bestemming is het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de beoogde ontwikkelingen gebonden aan een omgevingsvergunningenstelsel. Er dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd wanneer geplande bodemingrepen de vrijstellingsgrenzen van respectievelijk 100 m2 & 40 cm -maaiveld en 200 m2 & 40 cm -maaiveld overschrijden. In de afweging die ten grondslag ligt aan de omgevingsvergunning wordt het belang van het archeologisch erfgoed meegewogen conform het doel van het Verdrag van Malta en de WAMZ.

Deze belangenafweging kan ertoe leiden dat er eisen worden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden of dat de voorgenomen ingreep alleen na een archeologisch onderzoek wordt toegestaan. Zo wordt documentatie en berging van eventueel aanwezige archeologische resten gewaarborgd. Wanneer vindplaatsen geheel of gedeeltelijk kunnen worden gespaard en worden behouden in situ, zal het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk worden ingepakt en afgedekt.

Door voorafgaand en tijdens verstoringen de genoemde maatregelen te treffen voldoet het plangebied voor het aspect archeologie aan de eis van een goede ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0016.jpg"

Afbeelding 8.5: de gebieden waaraan de dubbelbestemming archeologie ('Waarde - Archeologie') wordt toegewezen. Het betreft archeologisch waardevolle gebieden die vergunningplichtig zijn bij verstoringen dieper dan 40 cm -maaiveld, die groter zijn dan respectievelijk 100 m2 en 200 m2.

8.2 Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing

8.2.1 Bestaande situatie

8.2.2 Beleid en onderzoek

8.2.3 Conclusie

Door het algemeen consoliderend bestemmen zijn de structuren c.q. deelgebieden voldoende beschermd. De cultuurhistorisch waardevolle gebouwen zijn voldoende beschermd met de aanduiding dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en de daarvoor geldende planregels.

Hoofdstuk 9 Handhaving

Als kader voor handhaving wordt het beleidskader 'Veiligheid van de gemeente Delft' gehanteerd. Dit kader is vastgesteld in B&W en gaat uit van een zeer bescheiden inzet op handhaving. Handhaving zal plaatsvinden op basis van strategie (risicoanalyse, prioriteren en programmeren). Aandachtspunten daarbij zijn onder andere: de gevolgen voor gebruikers en omgeving (veiligheid, gezondheid en milieu), het gedrag van de overtreder, legalisatiemogelijkheden, beschikbare capaciteit en de termijn waarbinnen handhaving mogelijk is (de wettelijk redelijke termijn waarbinnen zaken verjaren).

Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat op grond van de jurisprudentie ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.

Hoofdstuk 10 Maatschappelijke En Financiële Uitvoerbaarheid

10.1 Inspraak En Overleg

Het concept ontwerpbestemmingsplan is aan diverse overlegpartners aangeboden voor vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Alle overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota Overleg. Het concept ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van de reacties aangepast tot een ontwerpbestemmingsplan. De Nota Overleg is als bijlage aan dit plan toegevoegd.

Voor het bestemmingsplan is de wettelijke procedure conform de Wet ruimtelijke ordening gevolgd. Het ontwerpbestemmingsplan is voor de duur van zes weken (18 november 2012 tot en met 19 december 2012) ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kon door een ieder een zienswijze worden ingediend. De zienswijzen die zijn ingebracht zijn samengevat en beantwoord in de nota zienswijzen. Naar aanleiding van de zienswijzen en ambtshalve worden aanpassingen aan het plan voorgesteld. Het plan zal vervolgens ter vaststelling aan de gemeenteraad worden aangeboden.

10.2 Financiële Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf zijn de financiële consequenties van het AUB-bestemmingsplan TU Midden en Noord in beeld gebracht.

Financieel kader

De gronden in het gebied voor het bestemmingsplan TU Midden en Noord zijn grotendeels in handen van private partijen. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft in dat geval de gemeente de verplichting om - conform afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) - de kosten langs bepaalde gedragsregels te verhalen en te verevenen tussen de verschillende grondeigenaren in het plangebied. Ook geeft het de gemeente de mogelijkheid om locatie-eisen te stellen. De publiekrechtelijke basis hiervoor moet worden vastgelegd in één of meerdere exploitatieplannen gelijktijdig met het bestemmingsplan tenzij met alle grondeigenaren het kostenverhaal en de verevening op een andere manier wordt geregeld. Dat kan bijvoorbeeld via een anterieure overeenkomst.Daarbij moet er sprake zijn van een bouwplan zoals gesteld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Is er sprake van een bouwplan?

Artikel 6.2.1 Bro schrijft voor dat de gemeente de verplichting heeft om de kosten langs bepaalde gedragsregels te verhalen en te verevenen tussen de verschillende grondeigenaren in het plangebied als er sprake is van een bouwplan. Er is onder meer sprake van een bouwplan bij de bouw van één of meer nieuwe woningen, hoofdgebouwen en diverse soorten verbouwingen en uitbreidingen. Voor het nieuwe bestemmingsplan TU Midden en Noord is géén sprake van een bouwplan. Dat komt doordat de huidige bestemmingsplannen al een ruime hoeveelheid bouwvolume toestaan. Het nieuwe bestemmingsplan dat de oude bestemmingsplannen vervangt, wijzigt de structuur van de bestemmingen weliswaar op onderdelen, maar er wordt op totaalniveau geen programma toegevoegd.

Gevolgen

Omdat er geen sprake is van een bouwplan is de gemeente ook niet verplicht om kosten te verhalen. De gemeente zal de kosten voor het maken van het bestemmingsplan intern moeten dragen. De gemeente is verplicht elke 10 jaar haar bestemmingsplannen te vernieuwen en consoliderend te bestemmen conform het AUB (Algemene uniformering bestemmingsplannen). Hier wordt budget voor gereserveerd. Dit budget is aangewend om bestemmingsplan TU Midden en Noord op te stellen.

Conclusie

Het plan heeft geen nadelige financiële consequenties voor de gemeente. Daarmee kan het plan als financieel uitvoerbaar worden bestempeld.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypen

Bijlage 1 Lijst van bedrijfstypen

Bijlage 1 Nota Vooroverleg

Bijlage 1 Nota vooroverleg

Bijlage 2 Geluidonderzoek

Bijlage 2 Geluidonderzoek