Buytenweye
Bestemmingsplan - Gemeente Delft
Vastgesteld op 20-04-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Buytenweye met identificatienummer NL.IMRO.0503.BP0047-2001van de gemeente Delft;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw op de begane grond dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.8 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.9 balkon
open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.12 bebouwingspercentage
de oppervlakte van de bebouwing, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van het bouwvlak;
1.13 bed and breakfast
een aan de woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf. Onder een Bed & Breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.14 begane grond
de eerste volledig bovengrondse bouwlaag van een gebouw;
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.18 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.19 bijbehorende voorzieningen
voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water, ontsluitingswegen, bruggen, duikers, kades, taluds of beschoeiingen;
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag
een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct op indirect steun vindt op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.28 burgemeester en wethouders
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;
1.29 bvo (brutovloeroppervlak)
het totale gebouwde vloeroppervlak exclusief parkeervoorzieningen;
1.30 dakopbouw
een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw boven goothoogte;
1.31 dakterras
een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding;
1.32 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.33 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.34 erker
een uitbouw aan de voorgevel van een hoofdgebouw;
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.37 Hoogheemraadschap
het Hoogheemraadschap van Delfland;
1.38 huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
1.39 kantoor
een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op activiteiten zoals administratie, advies, creatieve zakelijke dienstverlening, technische ontwerp- en adviesbureaus, productontwikkeling, vergaderen en/of andere bureauwerkzaamheden;
1.40 kap
een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste twee niet-horizontale vlakken;
1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of omgevingsvergunningplicht op grond van art. 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsvergunning geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.42 kunstwerken
voortbrengsels van de beeldende kunsten en bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, tunnels, bruggen, viaducten enz;
1.43 kwetsbare objecten
objecten zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.44 LvB
de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze regels;
1.45 maaiveld
de gemiddelde hoogte van het uiteindelijke aansluitende afgewerkte terrein;
1.46 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.47 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, openbare toiletten en apparatuur voor telecommunicatie;
1.48 ondergeschikte detailhandel
niet zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die aanwezig is binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;
1.49 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.50 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.51 parkeervoorzieningen
gebouwde en ongebouwde voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen, parkeergarages en de daarbij behorende in- en uitritten;
1.52 peil
Normaal Amsterdams Peil (NAP);
1.53 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
1.54 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.55 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden:
afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en liftschachten, trappenhuizen, ventilatiekanalen, schoorstenen, balkonhekken, balkons, dakterrassen, dakterrasafscheidingen en -hekken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras
de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de voorziening is geplaatst.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en groenstructuren;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. natuurvriendelijke oevers;
- d. ecologische zones;
- e. ecologische voorzieningen;
- f. langzaam verkeersroutes.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin;
- b. activiteiten ten dienste van de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met dien verstande dat parkeren binnen deze bestemming niet is toegestaan.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de regels van artikel Artikel 8 en de volgende bepalingen:
- a. fietsenbergingen zijn toegestaan met een maximum oppervlakte van 5 m² en een maximum bouwhoogte van 1,5 m;
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en andere verblijfs- en verkeersvoorzieningen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. kunstwerken;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. voorzieningen voor het stallen van fietsen;
- g. parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. groenvoorzieningen;
- c. water;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bouwen
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels. De grenzen van bestemmings- en bouwvlakken mogen worden overschreden door luifels, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen.
8.2 Parkeren
- a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen geldt de regel dat gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd indien voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen en fietsen;
- b. bij de uitoefening van de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid zijn de in de Nota Parkeernormen 2013 neergelegde beleidsregels van toepassing. Bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen dat op grond van het vorige lid vereist is wordt van deze beleidsregels uitgegaan;
- c. indien de in het vorige lid bedoelde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd wordt bij de toetsing uitgegaan van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels bij het berekenen van het aantal benodigde parkeerplaatsen.
8.3 Watercompensatie
De bouw van de in artikel 6.2 lid 6.2.1 onder a genoemde functie is uitsluitend toegestaan, indien minimaal 19 m3 watercompenserende maatregelen gerealiseerd en in stand gehouden worden.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Gebruiksverbod
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:
- a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 9.2, sub a;
- c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
9.2 Uitzonderingen gebruiksverbod
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 9.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en/of de overige regels mag worden gebruikt;
- b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft. De overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen;
- d. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- e. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
- f. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 6 m mag bedragen;
- g. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m, gemeten vanaf maaiveld.
10.2 Voorwaarden afwijken
Van de in lid 10.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
- c. en de verkeersafwikkeling ter plaatse.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
11.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in de vorige leden, een exploitatieplan vast te stellen, danwel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buytenweye.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Planvorming
Aanleiding voor dit bestemmingsplan is dat de ruimtelijke opzet van het plangebied wordt gewijzigd. Het plangebied is hieronder weergeveven in afbeelding 1. Momenteel is het plangebied ingericht als tijdelijke moestuin grenzend aan een parkeerterrein dat behoort bij het verzorgingshuis Die Buytenweye van Woonbron. Men is voornemens ter plaatse van de huidige moestuin woningbouw te realiseren. Om dit planologisch mogelijk te maken is een herziening van het vigerende bestemmingsplan nodig.
Het vigerende bestemmingsplan voorziet niet in de beoogde woningbouw. Dit nieuwe bestemmingsplan biedt het juridisch en planologisch kader om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt een klein deel van de Buitenhof getransformeerd van een maatschappelijke functie naar een gebied met maximaal 20 eengezinswoningen. Dit programma zal zijn vertaling krijgen in een zogenaamd flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. In het volgende hoofdstuk wordt dit uitgebreid omschreven.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied heeft de volgende plangrenzen:
- aan de noordzijde: het water langs het Strausspad;
- aan de westzijde: de woonpercelen aan het Brittenpad, Lehrarlaan en Toscaninipad;
- aan de oostzijde: het parkeerterrein van Die Buytenweye;
- aan de zuidzijde: de Chopinlaan.
Afbeelding 1: Plangrenzen geprojecteerd op luchtfoto
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het bestemmingsplangebied valt binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Zuidwest 2 (Buitenhof/Kerpolder, deelgebied Reinier de Graaf)'. Dit bestemmingsplan is bij besluit van 10 juli 2008 vastgesteld door de gemeenteraad en vervolgens in werking getreden en onherroepelijk geworden.
Het plangebied van het bestemmingsplan 'Buytenweye' is op de afbeelding hieronder geprojecteerd op het (grotere) plangebied van het geldende bestemmingsplan 'Zuidwest 2 (Buitenhof/Kerpolder, deelgebied Reinier de Graaf)'.
Afbeelding 2: Projectie plangebied op de verbeelding van het geldende bestemmingsplan
1.4 Opbouw Plan
Hoofdstuk 2 van deze bestemmingsplantoelichting, de planbeschrijving, beschrijft de ontwikkeling van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleid beschreven. Hoofdstuk 4, 'Omgevingsaspecten en onderzoek', beschrijft het voor het bestemmingsplan uitgevoerde onderzoek en relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling. Hoofdstuk 6 gaat in op handhaving in relatie tot het plangebied. In hoofdstuk 7 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Gewenste Ontwikkeling
2.1.1 Inleiding
Stedenbouwkundig
Tussen de Gillisbuurt en de Componistenbuurt ligt een aantal kleine woonbuurtjes. Dit zijn individuele introverte stedenbouwkundige eenheden (buurtjes), alsof er een 'kralensnoer' langs de Chopinlaan ligt. Door het herontwikkelen van het terrein van de Buytenweye kan dit 'kralensnoer' verder afgemaakt worden.
Afbeelding 3: Stedenbouwkundige impressie 'kralensnoer' Buytenweye en omgeving
Uitgangspunt voor deze ontwikkeling is het bouwen van korte woningblokjes waarbij de voorkanten van de woningen naar buiten zijn gericht. Dit is om te voorkomen dat het een introvert buurtje wordt. Op afbeelding 3 staan stippellijnen opgenomen die langzaam verkeer routes suggereren. Deze verbindingen worden na overleg met de omwonenden niet gemaakt.
Het is voor de Buitenhof van belang dat deze ontwikkeling een (kleine) bijdrage levert in de differentiatie van het woningaanbod in de wijk. Het is wenselijk dat de nieuwe woningen een meerwaarde bieden voor de omgeving. Het is daarom belangrijk dat de nieuwe ontwikkeling openbaarheid uitstraalt. De plaatsing van het nieuwe gebouw van de Buytenweye heeft voor een deel de mogelijkheid geblokkeerd om het gehele terrein te openen naar de omgeving. Het stedenbouwkundige ontwerp voor dit plangebied moet daarom zoveel mogelijk zorgen dat het doorzicht naar het 'achtergebied' wat er nog is zoveel mogelijk in stand gehouden wordt. Waar mogelijk ook deze zichtrelatie te versterken, omwille van de ruimtelijke samenhang, maar ook voor de sociale veiligheid.
Afbeelding 4: Indicatie verkavelingsplan voor 20 woningen
Het bouwen van 6 nieuwe woningen met hun gezicht naar de Chopinlaan zorgt voor een voorkant naar buiten, maar zorgt er ook voor dat er een ruime doorgang naar het achtergebied overblijft die uitnodigend en overzichtelijk is. De rooilijn van deze woningen sluit aan bij de naastgelegen grondgebonden woningen aan het Toscaninipad. De woningen krijgen een ruime voortuin aan de Chopinlaan, waar niet in geparkeerd mag worden. Dit zorgt voor een groener beeld van de straat.
Op het achterterrein komen 9 grondgebonden woningen, die met hun voorzijde aan een brede (speel)stoep grenzen. Alle woningen krijgen een voortuin en een diepe achtertuin. Het parkeren voor de woningen wordt zo opgelost dat het naadloos aansluit op het bestaande parkeerterrein van Die Buytenweye. Tussen de nieuwe parkeervakken blijft ruimte voor het planten van bomen om het parkeerterrein een groene uitstraling te geven.
Aan het water zijn 5 woningen gedacht, die in het verlengde van het Brittenpad komen te staan. Deze woningen krijgen een kleine voorruimte in de vorm van een stoepje en hebben uitzicht op het water. Ook hier is sprake van ruime achtertuinen.
Afbeelding 5: Mogelijk gevelbeeld en opties voor casco uitbreidingen
De grondgebonden woningen passen qua typologie bij de naastgelegen rijwoningen en worden maximaal 2 lagen met een kapverdieping. De woningen worden consumentgericht gebouwd, volgens het principe 'Wonen à la Carte'. Bij dit woonproduct wordt de koper centraal gesteld. Door een uniek ontwerpproces hebben de kopers optimale vrijheid in het ontwerp van hun eigen woning. Ze krijgen onder andere keuzevrijheid ten aanzien van de woningdiepte, het al dan niet plaatsen van een erker of dakopbouw aan de voorzijde en de woningindeling. Aan de hand van een menu ontwerpen ze hun eigen woning samen met de architect. Wonen à la Carte is voor veel doelgroepen een bereikbaar woonconcept. Het is niet duurder dan een vergelijkbare nieuwbouwwoning.
Afbeelding 6: Sfeerimpressie 'Wonen á la Carte'
Door deze bouwmethode toe te passen krijgen de woningblokken een gevarieerd uiterlijk, dat niet van te voren is te voorspellen. Om voldoende ruimte te bieden voor uit- en aanbouwen aan de voor- en achterzijde van de woningen is het bouwvlak ruim om de bouwblokken heen getrokken. Aan de voorzijde van de woningen maximaal 1,20 meter ruimte voor een aanbouw, aan de achterzijde maximaal 2,40 meter. De woningen aan het verlengde van het Brittenpad en de Chopinlaan staan maximaal 1,20 meter, zodat ze in de rooilijn komen te staan als de woning wordt uitgevoerd met een erker. Dit is om de groenzone aan het water niet smaller te maken dan de huidige situatie en om het profiel van de Chopinlaan niet te versmallen.
Openbare ruimte
De groenstrook die langs de bestaande woningen (Toscaninipad, Leharlaan, Brittenpad) ligt, wordt op verzoek van de bewoners van deze woningen in vieren opgedeeld en en toegevoegd aan de tuinen van deze woningen. Dit wordt gedaan om het beheer en onderhoud van deze strook te waarborgen en zo een heldere en sociaal veilige oplossing te realiseren voor deze strook. De achterpaden die in het plan komen zijn minimaal 1,80 meter breed. De ontwikkelaar zal over de gehele lengte van deze uit te geven strook een nette éénvormige erfafscheiding verzorgen.
De achtertuinen van de woningen die grenzen aan het openbare parkeerterrein (woning aan Chopinlaan en woning aan water) krijgen een duurzame, gebouwde erfafscheiding, zodat de overgang naar de openbare ruimte gegarandeerd een nette uitstraling behoudt.
Het achtergebied van de Buytenweye, waar de ontwikkeling aan grenst, bestaat voor het grootste deel uit parkeerplaatsen van het woonzorgcentrum. Om hier een aantrekkelijke woonomgeving van te maken wordt er aandacht besteed aan de inrichting van de openbare ruimte. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
- bestrating in een materiaal passend bij de bestaande inrichting, zodat de parkeerplaats oogt als een plein als de auto's er niet staan;
- realiseren van een brede (speel)stoep voor de woningen;
- toevoegen bomen en groen op het plein voor een groenere uitstraling;
- door laten lopen van de groene oever aan het water;
- woningen hebben allemaal voortuinen die bij voorkeur groen ingericht worden.
2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Om die reden schrijft het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor dat de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ moet worden doorlopen bij bestemmingsplannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. De provinciale Verordening Ruimte 2014 bevat een vergelijkbare verplichting. De ladder bestaat uit drie opeenvolgende stappen:
- 1. in de toelichting wordt beschreven dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte,
- 2. in hoeverre kan de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd en
- 3. als de ontwikkeling niet binnenstedelijk gerealiseerd kan worden in hoeverre wordt of is de locatie passend ontsloten.
Omdat het om een binnenstedelijke ontwikkeling gaat, is de derde stap in dit geval niet van toepassing. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor maar moeten zorgen voor een goede ruimtelijke afweging en zorgvuldig ruimtegebruik.
Het plan voorziet in de bouw van 20 woningen in een bestaande woonwijk. De ontwikkellocatie is onderdeel van het bestaande stedelijk gebied en op gronden die momenteel in gebruik zijn als moestuin.
In de regio Haaglanden heeft afstemming plaatsgevonden tussen de gemeentelijke woningbouwplannen. Het regionale programma is vastgelegd in de notitie 'Actueel en realiseerbaar woningbouwprogramma Haaglanden'. Gedeputeerde staten van Zuid-Holland hebben op 25 februari 2014 met het regionaal afgestemde programma ingestemd. De bouw van de woningen in het plangebied is in het regionale programma opgenomen.
In het kader van de regionale afstemming is de regionale woningbehoefte onderzocht door middel van een woonbehoefteonderzoek (de 'Grote Woon Test Haaglanden' (GWT), voorjaar 2013). Uit het onderzoek blijkt dat het regionale programma en de woningbehoefte met elkaar in evenwicht zijn. Door de crisis is het bouwtempo vertraagd. Dat betekent echter niet dat de woningbehoefte is weggevallen. Het regionale programma voorziet in de periode tot en met 2019 in 31.055 woningen (netto). Uit het onderzoek blijkt dat dit aantal aansluit bij de vraag. In het regionale programma is voor Delft uitgegaan van 3.508 woningen (waaronder de woningen in het plangebied).
Gelet op het bovenstaande voorziet het bouwplan in een regionaal afgestemde behoefte. Het woningbouwplan wordt gerealiseerd op een braakliggend terrein (nu in gebruik als moestuinen) binnen bestaand stedelijk gebied. Het plan voorziet in zorgvuldig (her)gebruik van de beschikbare binnenstedelijke ruimte en is als locatie geschikt om getransformeerd te worden binnen het stedelijk gebied.
2.1.3 Conclusie
Met het realiseren van de maximaal 20 woningen op de voormalige locatie van het verzorgingshuis de Buytenweye wordt een bescheiden bijdrage geleverd aan het gedifferentieerde Delftse woningaanbod. De invulling is passend in de omgeving qua maat en schaal.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijk
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Minister van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.
In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop het Rijk hiermee om zal gaan. Het Rijk richt zich in de SVIR met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de SVIR.
3.1.2 AMvB Ruimte (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt nationale ruimtelijke belangen uit onder meer de SVIR in regelgeving. Het bestemmingsplan is met dit besluit in overeenstemming.
3.2 Provincie
3.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit en Verordening Ruimte 2014
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionaal Structuurplan Haaglanden (2008)
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden tot 2020 (en soms 2030) en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. De negen gemeenten van Haaglanden spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft het structuurplan samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten.
In economische zin kiest het Regionaal Structuurplan Haaglanden voor het uitbouwen van de vier sterke peilers van de regio te weten recht, vrede en veiligheid, kennis, innovatie en technologie, Greenport Westland-Oostland en toerisme. De doorgroei van het Technologisch Innovatief Complex Delft speelt daarin voor de Delftse economie een belangrijke rol. Het bieden van voldoende (kwalitatieve) ruimte, het verbeteren van de bereikbaarheid, beschikbaar hebben van voldoende geschikte woningen, een gevarieerd aanbod culturele- en vrijetijdsvoorzieningen en het investeren in samenwerking tussen overheden, onderwijs en bedrijven zijn randvoorwaarden waaronder de ambities vervuld kunnen worden.
Afbeelding 7: Uitsnede Regionaal Structuurplan Haaglanden
Daarnaast zet het structuurplan in op behoud, versterking en verbetering van de kwaliteit van toeristische trekkers (kust, historische binnensteden, cultuurhistorie, parken en landgoederen, waterwegen, leisurevoorzieningen). Het plangebied is in het structuurplan aangeduid als 'vitaal en intensief benut stedelijk gebied / verdichten vooral rond OV' en '(historisch) centrum en winkelcentrum'.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.
3.4 Gemeente
3.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie - Ontmoetingen met Delft 2030
In de Ruimtelijke Structuurvisie 'Ontmoetingen met Delft 2030' (2009) wordt de lange termijnvisie gegeven op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Delft tot 2030. Het plangebied is hierin aangeduid als 'Groenstedelijk woongebied'.
Afbeelding 8: Uitsnede uit de Ruimtelijke Structuurvisie
In de structuurvisie is over nieuwe woningen bouwen en de Buitenhof het volgende opgemerkt:
"Om iedereen aan zijn woonvoorkeur te kunnen laten voldoen, is het dan ook nodig om een deel van de bestaande woningvoorraad in verschillende delen van de stad aan te passen aan de eisen van deze tijd. Sloop en nieuwbouw zijn daarbij alleen aan de orde als dit tot een duidelijke kwaliteitsverbetering van de buurt leidt en bijdraagt aan het behoud of verbetering van de sociale en economische samenhang van de buurt of wijk."
(Structuurvisie, p. 73)
"De zuidwest zijde van de stad met de wijken Tanthof, Buitenhof en Voorhof West is de ´tuinstad´ van Delft. Hier is een groenstedelijk woonmilieu te vinden. In deze wijken liggen portiekflats en galerijwoningen en eengezinswoningen met tuinen. Het stratenpatroon in de buurten met eengezinswoningen is fijnmazig en bevat veel bomen. Tussen de woningen liggen groene pleintjes met speelplekken. Zowel bij de hoogbouw als bij de eengezinswoningen wordt op straat in de nabijheid van de woning geparkeerd. Singels en lanen in de buurten en wijken bepalen mede het groene karakter."
(Structuurvisie, p. 78)
De ontwikkeling waarin het bestemmingsplan voorziet sluit aan bij de uitgangspunten van de Ruimtelijke Structuurvisie van Delft.
3.4.2 Wonen
3.4.3 Groen
3.4.4 Verkeer en vervoer
3.4.5 Water
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten En Onderzoek
4.1 Bezonning
Voor het bestemmingsplan is een bezonningsstudie uitgevoerd (zie bijlage 1). Deze studie maakt inzichtelijk wat de gevolgen zijn van het project voor de omliggende percelen.
In de studie zijn afbeeldingen van de schaduwwerking gegenereerd voor de data 19 februari, 21 april en 21 juni (langste dag) op de volgende tijdstippen: 11.00, 14.00 en 17.00 uur . Doordat de zonnebaan in de tweede jaarhelft in omgekeerde volgorde vrijwel gelijk is aan die in de eerste jaarhelft (met verschuiving van een uur door de zomertijd) zijn de resultaten van het onderzoek van april eveneens representatief voor augustus en die van februari voor oktober. De onderzoeksresultaten geven daarmee met een interval van 2 maanden een beeld van de bezonningssituatie gedurende een groot deel van het jaar. De bezonningssituatie in het grootste deel van de winterperiode is, gezien de geringe effecten op de omgeving, niet meegenomen. In het onderzoek wordt uitgegaan van de theoretisch mogelijke bezonning van gebouwen.
Uit de studie (zie onderstaande afbeelding) blijkt dat de nieuwbouw een zeer gering effect heeft op de bezonning van de omgeving. Alleen in februari is er in de ochtend sprake van schaduwwerking aan de Chopinlaan ten gevolge van de nieuwbouw. Hierbij is overigens geen rekening gehouden met de al aanwezige schaduwwerking van bestaande bomen. Hieruit kan de conclusie getrokken worden dat de veranderingen in bezonning en schaduwwerking geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaken.
Afbeelding 10: Bezonningsstudie Chopinlaan, WALC, dd. 28-05-2016
4.2 Infrastructuur
Openbaar vervoer
De locatie heeft een tramhalte (lijn 1, Diepenbrockstaat) en bushalte (lijn 61, Chopinlaan) op loopafstand met verbindingen naar station Delft.
Autoverkeer
De locatie is (per auto) ontsloten via de Chopinlaan, die uitkomt op de Buitenhofdreef, een wijkontsluitingsweg. Overigens was dit niet de oorspronkelijke ontsluiting. De Buitenhofdreef sluit weer aan op de Westlandseweg (gebiedsontsluitingsweg) en Kruithuisweg (stroomweg). De Westlandseweg wordt in 2017 doorgetrokken en sluit dan aan op de Reinier de Graafweg. Via de Midden-Delflandse Hooipolderweg/Zuidhoornseweg is er dan een ontsluiting naar de Rijksweg A4. De toe te voegen woningen en de daarbij behorende verkeersbewegingen kunnen goed ontsloten worden via de huidige wegenstructuur.
Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)
De locatie is lopend en per fiets verbonden via de Chopinlaan, onderdeel van het stadsfietsnetwerk. Via onder meer de fietspaden langs de Buitenhofdreef is de Chopinlaan verbonden met het regionale fietspadennetwerk.
Parkeren
Bij de locatie is een parkeerterrein aanwezig. Dit parkeerterrein is gerealiseerd voor het aanpalende verzorgingstehuis Die Buytenweye. De te realiseren parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd. Hiervoor is verkeersruimte in het bestemmingsplan opgenomen, waar parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden. De aanvraag omgevingsvergunning voor de nieuwbouw op de locatie wordt getoetst aan de Nota Parkeernomen 2013. Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan de geldende wet- en regelgeving.
4.3 Stikstofdepositie
4.3.1 Beleid en onderzoek
Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning dient de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden inzichtelijk gemaakt worden en kan een vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 gelden. Op 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. In de Programmatische Aanpak Stikstof werken overheden en maatschappelijke partners samen om de stikstofuitstoot te verminderen en daarmee ook economische ontwikkelingen (ontwikkelruimte) mogelijk te maken. Vanaf 1 juli 2015 kunnen meldingen worden gedaan en Natuurbeschermingswetvergunningen onder de PAS worden aangevraagd bij de provincies gebruikmakende van het rekeninstrument AERIUS Calculator.
Voor een uitbreiding van een bestaande activiteit zonder Nb-wetvergunning of ontwikkeling van een nieuwe activiteit dient de stikstofdepositie van de beoogde situatie berekend te worden. Toetsing van de stikstofdepositie kent de volgende grenswaarden:
1. een meldingsgrens van 0,05 mol/ha/jaar. Een stikstofdepositie kleiner dan de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar is vergunningsvrij en hoeft daarnaast niet gemeld te worden;
2. een vergunningsplichtgrens van 1 mol/ha/jaar. Een stikstofdepositie tussen de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar en de vergunningplichtgrenswaarde van 1 mol/ha/jaar heeft een meldingsplicht. Een stikstofdepositie boven de grenswaarde van 1 mol/ha/jaar is vergunningsplichtig.
Afhankelijk van de actuele stand van zaken en de overgebleven ontwikkelruimte kan per Natura 2000-gebied de vergunningsplichtgrens worden verlaagd van 1 mol/ha/jaar naar 0,05 mol/ha/jaar. De actuele stand van zaken per Natura 2000-gebied is te vinden op http://pas.bij12.nl/content/mededeling-over-de-ruimte-voor-meldingen.
Afstandscriterium wegen
Van bronnen die betrekking hebben op wegen of vaarwegen wordt de depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden alleen beoordeeld wanneer deze zich binnen een afstand van 3 km vanaf de weg of 5 km vanaf de vaarweg bevinden. Deze zogenoemde afstandsgrenswaarden volgen uit het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof (http://wetten.overheid.nl/BWBR0036689/geldigheidsdatum_15-12-2015).
4.3.2 Onderzoek
Onderhavig bestemmingsplan biedt ruimte voor de realisatie van 20 woningen aan de Chopinlaan te Delft. Het plangebied bevindt zich buiten de grens van 3 km van een Natura 2000-gebied. Op grond van het afstandscriterium kan deze ontwikkeling, met betrekking tot de verkeersaantrekkende werking, zonder toetsing aan de grenswaarden van de PAS uitgevoerd worden. De uitstoot van stikstof van de woningen zelf kan worden bepaald volgens emissiefactoren zoals gegeven in de Aerius factsheets (https://www.aerius.nl/nl/factsheets/ruimtelijke-plannen-emissiefactoren/20-04-2016). Hierin wordt een NOx uitstoot van een tussenwoning van 1,55 kg NOx per jaar opgegeven. Tot 20 april 2016 werd daarnaast een uitstoot van 1 kg NH3 per jaar huishouden per jaar berekend. Vanaf 20 april 2016 is de NH3 emissie als nihil beschouwd. Uitgaande van een totale uitstoot van 31 kg NOx en een (worst-case) uitstoot 20 kg NH3 per jaar wordt met Aerius Calculator een bijdrage <0,01 mol/ha/jaar berekend op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De stikstofdepositiebijdrage valt daarmee, zelfs inclusief de NH3 uitstoot, onder de meldingsgrens van 0,05 mol/ha/jaar.
4.3.3 Conclusie
De stikstofdepositiebijdrage door ontwikkeling van het bestemmingsplan Buytenweye bedraagt <0,01 mol/ha/jaar en valt daarmee onder de meldingsgrens van 0,05 mol/ha/jaar. Het aspect stikstofdepositie vormt daarmee geen belemmering voor het bestemmingsplan Buytenweye.
4.4 Geluid
4.4.1 Inleiding
Voor het bestemmingsplan is akoestisch onderzoek uitgevoerd door Goudappel Coffeng. De onderzoeksrapportage is als Bijlage bij de toelichting gevoegd.
4.4.2 Onderzoek
De Wet geluidhinder schrijft voor dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan onderzoek moet worden gedaan naar de geluidsbelasting van te projecteren woningen vanwege omliggende gezoneerde geluidsbronnen. Indien de geluidsbelasting vanwege deze bronnen hoger is dan de toepasselijke voorkeursgrenswaarde (in geval van wegverkeer 48 dB), dient het onderzoek tevens betrekking te hebben op de mogelijkheid de betreffende overschrijding(en) weg te nemen door het treffen van geluidsreducerende maatregelen. De geluidsbelasting vanwege wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt of die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied, is uitgezonderd van toetsing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en op grond van jurisprudentie dienen deze wegen, voor zover relevant, wel te worden betrokken in het onderzoek.
Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van de route Mozartlaan – Beethovenlaan. Voor deze weg geldt een geluidszone van 200 m. Het plangebied ligt op een afstand van circa 110 m en dient daarmee onderzocht te worden. Het plangebied is gelegen buiten de formele geluidszone van de Buitenhofdreef en de daarbij behorende trambaan aan de oostzijde van het plangebied. De Chopinlaan waaraan het plangebied gelegen is, betreft een woonerf en is daarmee in het kader van de Wet geluidhinder niet gezoneerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de Chopinlaan wel onderzocht. Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van de spoorlijn Rotterdam-Den Haag of binnen de geluidszone van een gezoneerd industrieterrein.
4.4.3 Resultaten
De toekomstige geluidsbelasting van de voorgenomen nieuwbouw vanwege de omliggende wegen is berekend conform Standaardrekenmethode 2 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en gerapporteerd in het 'Akoestisch onderzoek: "akoestische onderbouwing nieuwe woningen Chopinlaan Delft" van Goudappel Coffeng, met kenmerk WAC001/Kmc/0003.02, d.d. 25 augustus 2016 (zie bijlage 2). In het onderzoek is tevens aandacht besteed aan de invloed van de Chopinlaan, die is gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied.
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de Mozartlaan en Beethovenlaan aanzienlijk lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Verder blijkt uit het onderzoek dat de niet-gezoneerde Chopinlaan ter plaatse van de te projecteren gevellijn van de nieuwe woningen een geluidsbelasting van 51 dB veroorzaakt (zonder toepassing van de aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder). Wanneer de relatie gelegd wordt met de normen die gelden voor gezoneerde wegen, dient een correctie te worden toegepast van -5 dB en bedraagt de maximale geluidsbelasting 46 dB. Dit ligt onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
4.4.4 Conclusie
Het plangebied bevindt zich niet binnen de geluidszone of in de nabijheid van andere geluidsbronnen. De omliggende niet-gezoneerde wegen leiden ter plaatse van het bouwplan niet tot een onaanvaardbaar akoestisch klimaat. Het aspect geluid vormt derhalve geen knelpunt voor de gewenste ontwikkeling.
4.5 Luchtkwaliteit
4.5.1 Bestaande situatie
Aan de Chopinlaan te Delft bevinden zich in de huidige situatie moestuinen. De geldende bestemming betreft grotendeels Maatschappelijk. Het bestemmingsplan Buytenweye maakt de bouw van 20 woningen mogelijk op deze locatie.
4.5.2 Beleid en onderzoek
Wet milieubeheer
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in bijlage 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2 Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer:
- wordt voldaan aan de in bijlage 2 Wm opgenomen grenswaarden;
- een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een stof;
- het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Bij Titel 5.2 Wm horen uitvoeringsregels die zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen. De volgende AMvB's en regelingen zijn of kunnen relevant zijn bij luchtkwaliteitonderzoeken:
- 1. AMvB en Regeling niet in betekenende mate bijdragen;
- 2. Regeling projectsaldering 2007;
- 3. Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007;
- 4. Besluit gevoelige bestemmingen.
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007
In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl2007) zijn regels vastgelegd voor de wijze van uitvoering van luchtkwaliteitsonderzoeken. Bepaald is onder andere waar en hoe de luchtkwaliteit vastgesteld dient te worden. Tevens is vastgelegd dat gebruik gemaakt dient te worden van enkele generieke invoergegevens die jaarlijks worden vastgesteld. Tot deze gegevens behoren onder andere de achtergrondconcentraties, de emissiefactoren voor het wegverkeer en de meteorologie.
Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
In de onder het Besluit NIBM vallende Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is een aantal categorieën van plannen (projecten) opgenomen waarvoor tot een bepaalde omvang zonder meer geldt dat deze plannen niet in betekenende mate bijdragen. Blijft de ontwikkeling binnen de voor deze categorieën opgenomen grenzen, dan is het project per definitie niet in betekenende mate, hoeft dit niet met berekeningen te worden aangetoond en hoeft ook in dat geval verder geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.
4.5.3 Gewenste ontwikkeling
Onderhavig bestemmingsplan biedt ruimte voor de realisatie van 20 woningen aan de Chopinlaan te Delft. Deze ontwikkeling blijft ruim onder de grens van 1500 woningen per ontsluitingsweg en valt daarmee binnen de, in de Regeling NIBM, gedefinieerde lijst met categorieën van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Hiermee wordt voldaan aan titel 5.2 van de Wet milieubeheer ('Wet luchtkwaliteit'). Ook uit de Grootschalige Achtergrondconcentraties Nederland (GCN) en resultaten van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) blijkt dat er geen overschrijdingen zijn voor NO2 en PM10.
4.5.4 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan Buytenweye.
4.6 Externe Veiligheid
4.6.1 Beleid en onderzoek
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het geval van een verandering bij de risicobron of in de omgeving daarvan dient een afweging te worden gemaakt over de externe veiligheidssituatie. Hierbij dienen risicobronnen in het plangebied en in de omgeving ervan in kaart gebracht te worden en getoetst te worden aan de risicomaten plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Om vast te stellen of er risicobronnen zijn die voor de ontwikkeling van het plangebied mogelijk relevant zijn, is onderzocht onderzoek of:
- binnen het plangebied risicobronnen worden toegelaten en/of
- binnen het plangebied beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten worden toegestaan.
Wanneer hiervan sprake is, is de risicobron of het plangebied relevant vanuit het oogpunt van externe veiligheid en moet getoetst worden aan de eisen die vanwege de externe veiligheid worden gesteld.
4.6.2 Bestaande situatie
Om te bepalen of het gebied in de bestaande situatie een risico vormt voor de omgeving dient bepaald te worden of het bestemmingsplan binnen het plangebied risicobronnen toelaat die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik, het Vuurwerkbesluit of het Activiteitenbesluit vallen. In het planggebied zijn in de bestaande situatie geen risicovolle activiteiten aanwezig.
4.6.3 Onderzoek
Voor de gewenste ontwikkeling is onderzocht of het plangebied (beperkt) kwetsbare objecten toelaat. Het plan maakt in de toekomstige situatie 20 woningen mogelijk. Dit zijn kwetsbare objecten. Om deze reden wordt de bestemming die het plan mogelijk maakt voor het aspect externe veiligheid als relevant beschouwd. Onderstaand wordt onderzocht of er vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevante risicobronnen zijn voor het plangebied.
Op basis van de risicokaart is onderzocht welke risicobronnen relevant zijn voor het plangebied. In de omgeving van het plan zijn de volgende risicobronnen mogelijk relevant voor het plangebied:
Plangebied als risicobron:
Om te bepalen of het plangebied een risico vormt voor de omgeving dient bepaald te worden of binnen het plangebied risicobronnen worden toegelaten die onder het Bevi, de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik, het Vuurwerkbesluit of het Activiteitenbesluit vallen. Aangezien het plan geen risicovolle activiteiten mogelijk maakt, kan worden opgemaakt dat het plangebied geen risico vormt voor de omgeving.
Risicovolle inrichtingen:
DSM Anti-Infectives
Op meer dan 2000 m van het plangebied bevindt zich de inrichting 'DSM Anti-Infectives'. Deze inrichting is een BRZO bedrijf en valt daarmee onder het Bevi. Het invloedsgebied van de inrichting is 1500 m en ligt daarmee niet over het plangebied. Dit betekent dat de inrichting 'DSM Anti-Infectives' deze risicobron niet relevant vanuit het oogpunt van externe veiligheid voor het plangebied.
Benfried B.V.
Verder zijn andere inrichtingen in de omgeving nader beschouwd. Voor de inrichtingen Benfried B.V. (gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen) geldt dat deze op meer dan 1000 m is gelegen. Bovendien valt door de wijze van opslag en compartimentering het bedrijf niet meer onder het Bevi. De inrichting valt niet onder het Bevi valt en hiermee is de inrichting ' Benfried B.V.' niet relevant voor het plangebied.
LPG tankstation 'BP Autorette Buitenhof'
Op ongeveer 800 m van het plangebied bevindt zich het LPG tankstation 'BP Autorette Buitenhof'. Opbasis van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) geldt voor LPG-tankstations een invloedsgebied van 150 m rondom de LPG-installaties. Het plangebied valt hier buiten. Het LPG tankstation 'BP Autorette Buitenhof' is derhalve niet relevant vanuit het oogpunt van externe veiligheid voor het plangebied.
Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In en om het plangebied bevinden zich geen risicorelevante buisleidingen met een invloed op het plangebied.
Spoorlijn Den-Haag – Rotterdam
Op ongeveer 1500 m van het plangebied is de spoorlijn Den-Haag – Rotterdam gelegen. Op basis van de Regeling Basisnet vindt over deze spoorlijn geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Derhalve is deze risicobron vanuit het oogpunt van externe veiligheid niet relevant voor het plangebied.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg:
Rijksweg A13
Op meer dan 3000 m van het plangebied bevindt zich de rijksweg A13. Op basis van Regeling Basisnet vindt hierover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg valt onder het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Het invloedsgebied van de A13 wordt bepaald door het vervoer van zeer brandbare gassen en bedraagt 320 m. Het plangebied bevindt zich hier buiten. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A13 is daarom niet relevant vanuit het oogpunt van externe veiligheid voor het plangebied.
N470
Het plangebied ligt op ongeveer 1000 m van de provinciale weg N470. Uit gegevens van de Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS) blijkt dat over de N470 gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg valt onder het Bevt. Het invloedsgebied van de N470 wordt bepaald door het vervoer van toxische vloeistoffen en bedraagt 880 m. Het plangebied bevindt zich hier buiten. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N470 is derhalve niet relevant vanuit het oogpunt van externe veiligheid voor het plangebied.
Rijksweg A4
Op meer dan 1200 m ten westen van het plangebied bevindt zich de rijksweg A4. Op basis van Regeling Basisnet vindt hierover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg valt onder het Bevt. Het invloedsgebied van de A4 wordt bepaald door het vervoer van zeer brandbare gassen en bedraagt 355 m. Het plangebied bevindt zich hier buiten. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A4 is daarom niet relevant vanuit het oogpunt van externe veiligheid voor het plangebied.
4.6.4 Conclusie
Voor het plangebied zijn geen risicobronnen relevant vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Dit betekent dat het bestemmingsplan voldoet aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.
4.7 Kabels En Leidingen
Er is een zogenoemde klic-melding gedaan. Onder de gronden waar de woningen zijn gepland liggen enkel middenspanningskabels van Stedin. Deze kabels worden omgeleid. Binnen het plangebied liggen verder geen planologisch relevante kabels en leidingen. Voor het aspect kabels en leidingen zijn dan ook geen knelpunten te verwachten.
4.8 Water
4.8.1 Bestaande situatie
Het plangebied ligt in het stedelijk gebied van de Lage Abtwoudse Polder. Het gebied wordt momenteel gebruikt als tijdelijke moestuin. Voorheen was het gebied deels bebouwd.
Het plangebied grenst ten noorden aan een polderwatergang. Dit is tevens de scheiding tussen de Hoge en Lage Abtwoudse Polder. De watergang valt onder de Hoge Abtwoudse Polder. In het plangebied zelf is geen oppervlakte water aanwezig. De polderscheiding heeft geen waterkerende of beschermende functie. De scheiding wordt niet op de verbeelding weergegeven.
Het plangebied ligt in een peilgebied met een waterpeil wat is vastgesteld op 2.70 - NAP. Het plangebied en omgeving is gescheiden gerioleerd. De riolering wordt naar het zuiden afgevoerd.
De ontwateringsdiepte volgens meetpunten van het meetnetwerk van Delft in de directe omgeving is gemiddeld rond de 70 cm. Maar de gemiddeld laagste ontwateringsdiepte ligt tussen de 30 cm en 50 cm.
Er is geen wateroverlast bekend in het plangebied.
Het plangebied grenst aan een watergang. De aanleg van natuurvriendelijke oevers is mogelijk binnen de bestemming Groen.
4.8.2 Gewenste ontwikkeling
Waterkwantiteit
In het huidige bestemmingsplan is een bebouwingsoppervlak van 1647 m2 toegestaan. In dit bestemmingsplan wordt een bebouwingsoppervlak van 1894 m2 mogelijk gemaakt.
Het bebouwingsoppervlak neemt daarmee toe met 247 m2. Het gebied ligt op het hoogste punt van de Lage Abtwoudse Polder. Door een toename aan verharding en afstroom van hemelwater kan in de lager gelegen delen van deze polder overlast ontstaan.
Via de watersleutel van het Hoogheemraadschap van Delfland is de compensatieplicht voor de toename aan verharding bepaald op 19 m3 waterberging. Deze bergingsopgave zal in overleg met gemeente Delft en Hoogheemraadschap van Delfland worden ingevuld in de vorm van alternatieve vasthoudmaatregelen of bergingsmogelijkheden op locatie zoals een krattensysteem of aquaflow op het terrein.
Waterkwaliteit en ecologie
Er zijn geen watergangen in het plangebied aanwezig. Indien de wateropgave wordt ingevuld door uitbreiding van de watergang is dit mogelijk in de bestemming groen. Waar mogelijk wordt gestreefd om natuurvriendelijke oevers aan te leggen. In de regels wordt opgenomen dat natuurvriendelijke oevers in de bestemming groen mogelijk zijn.
Het gebruik van uitlogende materialen die in contact komen met het hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden zodat dit niet in het oppervlaktewater komt.
Waterzuivering en afvalwater
Nieuwe riolering in het plangebied dient gescheiden te worden aangelegd en kan worden aangesloten op het gescheiden gemeentelijk rioolstelsel. Het afvalwater dient te worden afgevoerd naar de AWZI.
Indien voor de wateropgave wordt gekozen voor een berging, dient het hemelwater van de bebouwing in het het plangebied aangesloten te worden op deze berging. De afvoer van deze berging kan worden aangesloten op het hemelwaterriool of worden afgevoerd naar de polderwatergang ten noorden van het plangebied. Dit dient in overeenstemming met het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Delft te worden uitgevoerd.
Grondwater
De ontwateringsdiepte is volgens het grondwatermeetnetwerk beperkt. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een grondwaterstijging van 20 cm tot 50 cm als gevolg van de geplande afbouw van de grondwateronttrekking Delft Noord. Er dient bij de ontwikkeling rekening gehouden te worden met hoge grondwaterstanden.
Watertoets
Het Hoogheermraaschap van Delfland hanteert een Handreiking watertoets voor gemeenten. De handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid van Delfland en sluit aan op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Crisis- en herstelwet en de Waterwet. De toets berust op twee uitgangspunten:
1. standstillbeginsel - negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op het watersysteem worden voorkomen;
2. verbetering - in ruimtelijke ontwikkelingen worden de kansen die zich voordoen om bestaande knelpunten in het watersysteem te helpen oplossen, benut.
In het kader van de watertoets is het bestemmingsplan op 4 juli 2016 besproken met het Hoogheemraadschap van Delfland en akkoord bevonden.
4.8.3 Conclusie:
Het aspect water vormt geen belemmering voor het plan.
4.9 Flora & Fauna
4.9.1 Bestaande situatie
Het plangebied betreft een braakliggend terrein dat deels in gebruik is als tijdelijke moestuin. Het overige deel bestaat voornamelijk uit kruidenrijk grasland. De noordzijde grenzend aan de watergang en de noordwestzijde maken deel uit van een bosplantsoen.
De watergang ten noorden, net buiten het plangebied, maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone.
4.9.2 Gewenste ontwikkeling
In het kader van het bestemmingsplan is een natuurtoets Flora- en faunawet uitgevoerd (zie bijlage 3) om te bepalen of het aspect ecologie de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Geïnventariseerd is welke beschermde soorten er binnen het plangebied voorkomen of aanwezig kunnen zijn en of beschermde natuurgebieden in de omgeving van het plangebied liggen. Ook is getoetst of het bestemmingsplan in strijd is met de natuurwetgeving.
Planten
In het onderzoek is gesteld dat binnne het plangebied geen beschermde plantensoorten aanwezig zijn of verwacht worden. Tijdens het uitvoeren van het vleermuisonderzoek zijn ook geen beschermde plantensoorten waargenomen.
Vogels
De houtige vegetatie aan de randen van het plangebied functioneert als leefgebied en broedbiotoop voor verschillende algemene broedvogels. Het plangebied is onderdeel van het foerageergebied (niet essentieel) van de huismus. De nieuwbouwontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op broedvogels en huismus, mits de in de natuurtoets beschreven voorzorgsmaatregelen ten aanzien van broedende vogels worden nageleefd.
Vleermuizen
Het plangebied fungeert als foerageergebied voor vier vleermuissoorten: de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de laatvlieger en de rosse vleermuis. In de natuurtoets wordt aangenomen dat het geen essentieel foerageergebied betreft. Van de gewone dwergvleermuis is een zomerverblijfplaats in de kopse gevel van een woning aan het Brittenpad vastgesteld en twee paarverblijfplaatsen in de kopse gevels van een woning aan het Brittenpad en een woning aan de Leharlaan.
De voorgenomen ingreep heeft bij uitvoering van de beschreven mitigerende maatregelen geen effect op de lokaal aanwezige populatie van de gewone dwergvleermuis.
Overige soorten
Het plangebied heeft een functie als leefgebied voor egel en algemene amfibieën. De beoogde ontwikkeling leidt tot negatieve effecten op egel en algemene amfibieën. Voor deze soorten geldt echter een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen. Wel blijft de zorgplicht van kracht. De te treffen maatregelen worden beschreven in de natuurtoets.
4.9.3 Conclusie
Het plangebied en de direct aangrenzende omgeving hebben voor vier verschillende vleermuissoorten, huismus, algemene broedvogels, egel en algemene amfibieën een functie. Wanneer de voorgeschreven maatregelen worden nageleefd zijn negatieve effecten en daarmee een overtreding van de Flora- en faunawet niet aan de orde.
4.10 Bodem
4.10.1 Inleiding
In het kader van de herontwikkeling van het plangebied tot een woonwijk zijn onderzoeken gedaan naar de geschiktheid van de bodemkwaliteit voor de bestemming Wonen en of op basis van onderhavige rapportages een omgevingsvergunning aangevraagd kan worden.
4.10.2 Beleid & onderzoek
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid van het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet aan de hand van bodemonderzoek worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van humane, ecologische of verspreidingsrisico's (saneringsnoodzaak) dienen deze te worden weggenomen. De locatie is geschikt voor de beoogde functie als blijkt dat er voor die functie geen risico's meer aanwezig zijn (functiegericht saneren). De bodemkwaliteit mag in geen geval verslechteren. De vigerende wetgeving (Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit), het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk bodembeleid moeten in acht worden genomen.
In het plangebied zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd:
- Asbestonderzoek NEN 5707, Chopinlaan 13-255 in Delft, kenmerk NC12230200/01 opgesteld op 1 maart 2012 door RPS B.V (zie bijlage 3);
- Verkennend bodemonderzoek 'project die buytenweye' Chopinlaan ongenummerd in Delft, projectnummer 1507196A00-R16-135, opgesteld op 16 februari 2016 door RPS B.V. (zie bijlage 4);
Uit de bodemonderzoeken blijkt dat er geen sprake is van gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Er is grond opgebracht vanuit de Harnaschpolder. In deze grond waren stukjes asbest aanwezig. Het terrein is tijdelijk als moestuin gebruikt. De aanwezigheid van asbeststukjes was maatschappelijk ongewenst. Daarom zijn de stukjes door middel van handpicking verwijderd. Uit het verkennend bodemonderzoek uit 2016 blijkt dat de grond slechts licht verhoogde concentraties van de geanalyseerde parameters bevat (zware metalen, polychloorbifenylen, som drins en minerale olie). De aangetoonde concentraties vormen geen belemmering voor de functies wonen met tuin of openbaar groen.
4.10.3 Gewenste ontwikkeling
In het plangebied worden woningen met tuin, infrastructuur en openbaar groen gerealiseerd. In het bestemmingsplan worden andere functies voorzien (van maatschappelijk naar wonen). De bodemkwaliteit dient bij voorkeur te voldoen aan de lokale maximale waarden in combinatie met de bodemfunctie die voor het betreffende gebied zijn vastgesteld. Bij grondverzet dient er bij voorkeur te worden gewerkt met een gesloten grondbalans. Alle vrijkomende grond dient zoveel mogelijk binnen het gebied te worden hergebruikt op basis van de Nota bodembeheer. Hierdoor wordt het gebruik van grondstoffen en vervoersbewegingen tot een minimum beperkt.
4.10.4 Conclusie
Met het bestemmingsplan worden andere functies voorzien (van maatschappelijk naar wonen). De kwaliteit van de aanwezige bodem is geschikt voor de realisatie van de functie wonen die met het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt.
4.11 Milieuzonering Bedrijven
4.11.1 Inleiding
Bij een bestemmingsplan moet een afweging gemaakt worden tussen de belangen van bedrijven en bewoners. Die belangen kunnen tegenstrijdig zijn. Bedrijven hebben (milieu)ruimte nodig om te kunnen functioneren. Bewoners hebben belang bij het voorkomen van hinder. Voor de afweging tussen deze belangen is milieuzonering een hulpmiddel. Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering staat de vraag centraal welke afstand aanvaardbaar is tussen (nieuwe dan wel bestaande) bedrijven en (nieuwe dan wel bestaande) woningen.
4.11.2 Beoordeling
Het plan maakt de ontwikkeling van 20 nieuwe woningen mogelijk op een locatie die nu onbebouwd is. Beoordeeld moet worden of deze nieuwe woningen worden gesitueerd binnen de invloedssfeer van bedrijven en instellingen in de omgeving, conform de richtafstanden zoals genoemd in de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. Hierbij wordt bij voorbaat opgemerkt dat het plangebied niet is gelegen binnen een geurhindercontour of geluidszone industrielawaai vanwege een (groot) bedrijventerrein.
Onderzoek is gedaan naar in hoeverre het wooncomplex binnen de invloedssfeer van nabij gelegen bedrijven en instellingen ligt.
4.11.3 Gewenste ontwikkeling
Het plangebied bevindt zich niet binnen hinderafstanden van bedrijven in de omgeving. Ten oosten van het plangebied ligt de bestemming Maatschappelijk (bruin). Deze gronden zijn bestemd voor o.a. maatschappelijke voorzieningen uit categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfstypen, alsmede voor ondersteunende horeca uit categorie 1 en 2 van deze lijst en voor bijbehorende voorzieningen. Bij categorie 2 hoort een richtafstand van 30 m. Aan die afstand wordt voldaan, behalve aan de zijde van de Chopinlaan, ter plaatse van de toegangsweg tussen de bestaande bebouwing van de Buytenweye en het nieuwe wooncomplex. Hier bedraagt de afstand circa 15 m. Aangezien ter plaatse van dit deel van de bestemming de woonfunctie overheerst én omdat er tussen beide complexen een openbare weg wordt gesitueerd, is het corrigeren van de richtafstand met één afstandstap aanvaardbaar. Aangezien de richtafstand na correctie 10 m bedraagt wordt aan deze richtafstand voldaan.
Ten zuiden van het plangebied is een bestemming Bedrijf aanwezig (paars). Deze gronden zijn bestemd voor o.a. bedrijven uit categorie 1 van de Lijst van bedrijfstypen, met bijbehorende voorzieningen alsmede voor overige detailhandel met een bvo van maximaal 125 m². De aan te houden richtafstand bedraagt 10 m voor zowel de bedrijfstypen als voor detailhandel. Aan die afstand wordt ruimschoots voldaan.
Bedrijven en andere voorzieningen ten oosten en ten noorden van het plangebied, waaronder het Reinier de Graaf Gasthuis liggen op voldoende afstand om aan de betreffende richtafstanden te voldoen.
Afbeelding 11: Uitsnede van de plankaart van het vigerende bestemmingsplan
4.11.4 Conclusie
Voor de nieuw te realiseren woningen wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. Ter plaatse van de woningen is dan ook geen milieuhinder te verwachten.
4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Daarmee is uitvoering gegeven aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 15 oktober 2009 (Commissie tegen Nederland, zaak C-255/08). Door deze wijziging zijn de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. indicatief geworden. Bij activiteiten die op lijst D genoemd worden maar onder de drempelwaarde blijven is er een nieuwe verplichting: de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' of 'vergewissingsplicht'. Het feit dat de activiteit onder de drempelwaarde blijft is een indicatie dat er waarschijnlijk geen aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn. Of dat daadwerkelijk zo is, moet in het kader van het bestemmingsplan worden onderzocht.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- a. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
- b. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordelingsprocedure worden doorlopen of er kan direct worden gekozen een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.
Als belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet kunnen worden uitgesloten bestaat het resultaat van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling uit het volgen van een plan-m.e.r.-procedure. Als belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu wel kunnen worden uitgesloten moet die conclusie door het bevoegd gezag worden opgenomen in de tekst van het uiteindelijke besluit in de moederprocedure (in dit geval de toelichting bij het bestemmingsplan).
De vormvrije-m.e.r.-beoordeling voor het bestemmingsplan is uitgevoerd door RoyalHaskoning DHV (RHDHV). De beoordeling ('Chopinlaan ('Buytenweye'), vormvrije mer-beoordeling') is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd.
Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en locatie van het plan die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Geconcludeerd wordt dat er geen noodzaak is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor de onderhavige ontwikkeling.
4.13 Archeologie
4.13.1 Bestaande situatie
De ondergrond van het bestemmingsplangebied bestaat uit veen (Hollandveen Laagpakket), waarop zich vanaf 300 v.Chr. kleiafzettingen (de geul- en dekafzettingen van de Gantel Laag) hebben gevormd. Gedurende de Romeinse tijd en de Middeleeuwen werden de geulafzettingen intensief bewoond. In de gebieden tussen deze nederzettingen, op de dekfazettingen, werden uitgebreide verkavelingssystemen uitgezet. Binnen het plangebied komen enkel dekafzettingen voor. Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat er binnen het plangebied ook in historische tijden geen sprake was van bewoning of de aanwezigheid van andere gebouwen zoals molens of bruggen.
Binnen het plangebied heeft geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Er is geen sprake van de aanwezigheid van bekende archeologische vindplaatsen of terreinen met een archeologische waarde. Zoals reeds boven beschreven is het onwaarschijnlijk dat het plangebied in het verleden bewoond was. Er is dan ook geen sprake van een verwachting voor de aanwezigheid van archeologische bewoningssporen.
Mogelijk bevinden zich binnen het plangebied resten van verkavelingssystemen uit de Romeinse tijd, Late Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd. Dergelijke resten kenmerken zich echter door een lage dichtheid en hoge ruimtelijke spreiding. Indien dergelijke resten daadwerkelijk aanwezig zijn, is de geplande ruimtelijke ontwikkeling te kleinschalig om hieraan noemenswaardige schade toe te brengen. Vanwege de aard van de resten is de oppervlakte van het plangebied bovendien te klein om eventueel archeologisch onderzoek zinvol te laten zijn.
4.13.2 Wet- en regelgeving en beleid
Conform de Erfgoedwet beschermt de gemeente Delft het archeologisch erfgoed middels het bestemmingsplan. Bekende en verwachte archeologisch waardevolle gebieden krijgen een archeologische (mede)bestemming. Binnen deze zones dienen bodemverstorende ingrepen zoveel mogelijk te worden beperkt. Bodemverstorende werkzaamheden die de aan de bestemmingszones gekoppelde vrijstellingsgrenzen overschrijden, worden gebonden aan het vergunningenstelsel. Zodoende kan het belang van het archeologisch erfgoed worden meegewogen bij het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning. Dit kan ertoe leiden dat er eisen worden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden, of dat de voorgenomen in greep alleen na archeologisch onderzoek wordt toegestaan.
4.13.3 Gewenste ontwikkeling
Binnen het bestemmingsplangebied is geen sprake van een archeologische verwachting voor bewoningssporen. Mogelijk bevinden zich in het gebied resten van verkavelingssystemen. Indien dat het geval is, is de geplande ontwikkeling echter te kleinschalig om hier noemenswaardige schade aan toe te brengen. Het gebied is eveneens te klein om hier zinvol archeologisch onderzoek naar te kunnen doen. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Er hoeft geen nader archeologisch onderzoek plaats te vinden en binnen het bestemmingsplangebied hoeft geen medebestemming 'Waarde – Archeologie' te worden toegekend.
4.13.4 Conclusie
Binnen het bestemmingsplangebied hoeft geen archeologische medebestemming te worden opgenomen. Wel blijft te allen tijde de algemene meldingsplicht bij het aantreffen van oudheden van toepassing. Op basis van de Monumentenwet 1988 (artikel 53) moet een persoon die, anders dan bij het doen van archeologisch onderzoek, iets vindt waarvan hij/zij weet of moet vermoeden dat het een (on)roerend monument betreft dit binnen drie dagen melden bij de minister van OCW. In de praktijk betekent dit dat toevalsvondsten zo snel mogelijk gemeld moeten worden aan de gemeentelijk archeoloog van Delft. Indien er geen melding wordt gedaan van het aantreffen van oudheden is er sprake van een strafbaar feit.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Systematiek Bestemmingen
5.1.1 Systematiek bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader waarbinnen de in dit plangebied beoogde nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.
Als planvorm is gekozen voor een plan met directe bouwmogelijkheden. De juridische regeling is zo opgesteld, dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden.
5.1.2 Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In de begrippen is 'bevoegd gezag' opgenomen (als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht). Als hoofdregel geldt dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is, tenzij een ander orgaan is aangewezen, zoals gedeputeerde staten van de provincie indien het een project van provinciaal belang betreft of een minister voor projecten van nationaal belang.
Wijze van meten
Het artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten moeten worden.
Op grond van de meetvoorschriften wordt de bouwhoogte berekend vanaf het peil. In de begripsbepalingen is vastgelegd dat het peil Normaal Amsterdams Peil (NAP) is. Bij dit bestemmingsplan is van NAP uitgegaan omdat de hoogte van maaiveld in het plangebied sterk varieert.
5.1.3 Bestemmingsregels
Bestemmingen
Wonen
De bestemming 'Wonen' is opgenomen voor de gronden waarbinnen de geplande woningen zijn voorzien. Op de verbeelding is het gebied met deze bestemming aangegeven. Op de verbeelding is de maximum bouwhoogte van 10 m aangegeven. In de planregels is in artikel 5 vastgelegd dat de maximale bouwhoogte niet mag worden overschreden. Verder is in de regels bepaald dat maximaal 20 woningen zijn toegestaan. Door het opnemen van een ruimer bouwvlak is het mogelijk om de woningen niet direct in de voorgevelrooilijn te plaatsen. Hierdoor biedt deze bestemming flexibiliteit voor mogelijke aanpassingen in de verkaveling, zonder dat dit ten koste van de rechtszekerheid.
Groen
Zowel de noordelijke als de westelijke groenstrook is bestemd voor 'Groen'. De bestemming 'Groen' is opgenomen om de groene elementen te beschermen in het gebied.
Tuin
De voortuinen aan de Chopinlaan hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. In de planregels is opgenomen dat binnen deze bestemming niet geparkeerd mag worden. Binnen deze bestemming zijn fietsenstallingen toegestaan en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' heeft betrekking op de verkeersruimte in het gebied, inclusief de parkeerplaatsen die voor de nieuwe ontwikkeling aangelegd moeten worden.
5.1.4 Algemene regels
Antidubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn ingeval (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaars zijn.
Parkeren
In de algemene bouwregels is opgenomen dat gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd indien voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen. In de planregels is vastgelegd dat bij de invulling van het begrip ‘voldoende parkeergelegenheid’ getoetst dient te worden aan de in de nota 'Nota parkeernormen' opgenomen beleidsregels. Verder is vastgelegd dat indien de beleidsregels tijdens de planperiode worden gewijzigd van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels moet worden uitgegaan. Met deze regeling is aangesloten bij artikel 3.1.2, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en de uitleg die daaraan door de Afdeling bestuursrechtspraak is gegeven (ABRvS 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2837).
Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. Aangegeeven is welk gebruik in ieder geval verboden is en welk gebruik hieronder niet wordt verstaan.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ingeval van geringe afwijkingen van de bouwregels.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen en een wijzigingsbevoegdheid waarmee een bovengrondse fietsenstalling mogelijk kan worden gemaakt.
Voorrangsregeling
In dit artikel is een prioritering aangegeven van de (dubbel)bestemmingen indien er op gronden sprake is van meerdere (dubbel)bestemmingen en de daarbij gepaard gaande belangen.
5.1.5 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Dit artikel bevat de overgangsregels met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden. In afwijking van de bouwregels blijven enige bouwmogelijkheden bestaan voor die gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet of Wabo. Bestaande afwijkingen mogen in principe niet worden vergroot.
Het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat het in werking treedt, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht is echter niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorgaande plan. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan, indien de afwijking hierdoor in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.
Slotregel
Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.
Hoofdstuk 6 Handhaving
Toezicht en handhaving kan door betrokkenen als onprettig worden ervaren. De gemeente doet dit omdat we in een veilige, gezonde, aantrekkelijke en duurzame omgeving willen wonen, werken en leven. Soms kan het gedrag van individuele burgers of bedrijven dit streven bedreigen en een risico opleveren voor de leefomgeving. Deze risico's wil de gemeente beheersbaar houden. Er is echter altijd een grens aan de middelen die de gemeente daarvan kan en wil inzetten.
De rode draad in het gemeentelijke beleid is dat de inschatting van de risico's voor de gebruikers en voor de leefomgeving doorslaggevend is voor de prioriteiten die gesteld worden bij het stimuleren en/of afdwingen van het naleefgedrag. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan onderwerpen en gevallen waarin de risico's van niet-naleving het grootst zijn. De concrete doelstellingen en speerpunten worden elk jaar vastgesteld in een jaarplan.
De gemeente heeft verschillende instrumenten om het naleefgedrag te beïnvloeden en zo nodig naleving af te dwingen. Het begint met heldere regels waar draagvlak voor is en die bekend zijn bij degenen die door de regels worden geraakt. Daarnaast wordt er risicogestuurd toezicht gehouden. Indien toezichtactiviteiten leiden tot de constatering van een illegale situatie, bijvoorbeeld omdat de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd, dan wordt beslist of en in hoeverre en met toepassing van welke sanctiemiddelen de gemeente zich zal inspannen om de overtreder te dwingen deze illegale situatie op te heffen.
De kaders hiervoor zijn vastgelegd in de (regionale) handhavingsstrategie. Uitgangspunt daarbij is de 'beginselplicht tot handhaving'. Gelet op de beperkte beschikbare capaciteit is het echter niet mogelijk - en ook wenselijk - om tegen alle overtredingen handhavend op te treden. Afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding, het gedrag van de overtreder en de overige omstandigheden van het geval zal een passende reactie en aanpak worden bepaald. Dat kan onder meer zijn een legalisatietraject, afzien van handhaving, waarschuwing of het toepassen van een bestuursrechtelijk sanctiemiddel.
Bij zeer ernstige overtredingen kan ook sprake zijn van een strafrechtelijk traject. Strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van en gebeurt door het Openbaar Ministerie.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke En Financiële Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak En Overleg
7.1.1 Inspraak
Voor het bestemmingsplan zal de wettelijke procedure conform de Wet ruimtelijke ordening worden gevolgd. Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan door een ieder een zienswijze naar voren worden gebracht. De zienswijzen zullen worden samengevat en beantwoord in de nota zienswijzen. Naar aanleiding van de eventuele zienswijzen en ambtshalve aanpassingen kunnen aanpassingen aan het plan worden voorgesteld. Het plan zal vervolgens ter vaststelling aan de gemeenteraad worden aangeboden.
7.1.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerp bestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners:
- 1. Rijkswaterstaat
- 2. Ministerie van Economische Zaken & Landbouw
- 3. Gemeente Midden-Delfland
- 4. Provincie Zuid-Holland;
- 5. Centraal Overlegorgaan;
- 6. KPN;
- 7. Tennet Zuid-Holland;
- 8. Stedin;
- 9. Gasunie;
- 10. Evides;
- 11. Woonbron
- 12. Pipeline Control;
- 13. Veiligheidsregio Haaglanden;
- 14. Hoogheemraadschap van Delfland.
De volgende partijen hebben meegedeeld geen opmerkingen op het concept ontwerp bestemmingsplan te hebben:
- Rijkswaterstaat;
- Provincie Zuid-Holland.
Van de volgende instanties is een reactie ontvangen op het concept ontwerp bestemmingsplan:
- Hoogheemraadschap Midden-Delfland;
- Veiligheidsregio Haaglanden;
- KPN.
De overige vooroverlegpartners hebben niet gereageerd op het concept ontwerp bestemmingsplan.
De ingekomen overlegreacties zijn hieronder samengevat en beantwoord.
1. Hoogheemraadschap Midden-Delfland
1.1 Samenvatting
Zoals u in de toelichting beschrijft, maakt het plan een toename aan verharding mogelijk, waarvoor compenserende watermaatregelen moeten worden getroffen. U geeft echter onvoldoende aan, welk type maatregel u neemt. Wij verzoeken u daarom in overleg met ons te bepalen, welk type maatregel getroffen wordt en de afspraken hierover te borgen in het ontwerpbestemmingsplan.
Antwoord
In overleg met het Hoogheemraadschap wordt de bergingsopgave van ongeveer 19 m3 ingevuld in de vorm van alternatieve vasthoudmaatregelen of bergingsmogelijkheden op locatie zoals een krattensysteem of aquaflow op het terrein. .
Conclusie
In de paragrafen 3.4.5.2 en 4.8.2 van deze plantoelichting is gewezen op de te treffen maatregel.
2. Veiligheidsregio Haaglanden
2.1 Samenvatting
In de notitie ‘Advisering EV – Veiligheidsregio Haaglanden - invulling van de adviesrol bij ruimtelijke plannen’, versie 1.0 van 20 januari 2015 (zie bijlage) is de werkwijze beschreven van de VRH voor de ontwikkelingen die in het kader van externe veiligheid door de VRH van een specifiek advies worden voorzien. Deze notitie is afgestemd met de gemeenten.
De ontwikkeling waar het adviesverzoek betrekking op heeft valt niet onder één van de categorieën ontwikkelingen uit de notitie. In het kader van externe veiligheid zullen de ontwikkelingen niet zorgen voor een significante toe- of afname van het huidige risico. Op basis daarvan is besloten om op de ontwikkelingen geen specifieke adviezen omtrent externe veiligheid uit te brengen, in verband met de aanwezigheid van de rijksweg A13 op ongeveer 3300 m ten oosten van het plangebied. Voor de afweging over de eventueel te treffen maatregelen kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen zoals deze voor het transport van giftige vloeistoffen en giftige gassen zijn opgenomen in de notitie.
Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen nodig zijn. Bij de toetsing op brandveiligheid dient er tevens aandacht besteed te worden aan de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen.
Antwoord
De brandveiligheid is een van de toetsingsgronden waar een aanvraag omgevingsvergunning aan getoetst dient te worden. In die fase zal een toetsing van het plan aan de brandveiligheid gedaan worden.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
3. KPN
3.1 Samenvatting
Het aandachtspunt gaat over de bestaande KPN bekabeling langs de Chopinlaan als ook de aansluiting naar het verzorgingstehuis Buyteweye. Het is daarom wel wenselijk met de bestaande infrastructuur rekening te houden tijdens de bouw.
Verder is het wenselijk dan de nieuwbouw aangemeld wordt bij www.mijnaansluiting.nl door de bouwer/ontwikkelaar want dan kan er een opdracht opgestart worden om nieuwe infrastructuur aan te leggen voor de nieuwbouw.
Antwoord
Deze reactie wordt ter kennisgeving aangenomen en is ook gecommuniceerd met de ontwikkelaar.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
7.2 Financiele Uitvoerbaarheid
7.2.1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening voorziet in een verplichting tot het verhaal van gemeentelijke kosten. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag via een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd dient te worden. Maar ook kan het gemeentelijke kostenverhaal geregeld worden via een zogenoemde anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer/ontwikkelaar als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.
7.2.2 Wat zit er in het plan?
De bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt vallen onder "de bouw van een of meer woningen" in de zin van artikel 6.2.1 onder a Bro. Voor het plan bestaat daarom in beginsel een verplichting tot kostenverhaal. Een exploitatieplan is echter niet noodzakelijk omdat de kosten 'anderszins verzekerd' zijn. Het kostenverhaal is verzekerd door de anterieure overeenkomst tussen de gemeente Delft en WALC.
Bijlage 1 Nota Parkeernormen
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst van bedrijfstypen
Bijlage 1 Bezonningsstudie
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Natuurtoets Flora En Faunawet
Bijlage 3 Natuurtoets Flora en Faunawet
Bijlage 4 Asbestonderzoek
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek