Noord
Bestemmingsplan - Gouda
Onherroepelijk op 22-04-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4 afvalinzamelsysteem
geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
1.5 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.7 automatenhal
een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het bieden van gelegenheid voor het spelen met gokkasten en spelletjesautomaten;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage
de oppervlakte van de bebouwing binnen een bebouwingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
1.10 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.11 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning
het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.12 bestaand (in relatie tot bebouwing)
bebouwing, legaal aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
1.13 bestaand (in relatie tot gebruik)
gebruik dat legaal bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0513.0400BPNoord-VA02 met de bijbehorende regels, en de plankaart,
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw
een zelfstandig gebouw behorende bij en ruimtelijk ondergeschikt aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, met een aan dat hoofdgebouw ondergeschikte functie;
1.18 bijzondere woonvormen
met woningen vergelijkbare huisvesting, zoals gezinsvervangende tehuizen, wooneenheden, al dan niet met gemeenschappelijke voorzieningen;
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag, laag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond, hieronder wordt niet begrepen:
- een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
- een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
- een zolder waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag;
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 dakkapel
een beperkte doorbreking van het dakvlak door een uit de helling van het dakvlak stekend dakvenster met zijwanden, met dien verstande dat:
- a. aan de voorzijde van de woning het dakvlak slechts beperkt wordt doorbroken onder voorwaarde dat de breedte minder dan 50% van de betreffende gevelbreedte en de hoogte minder dan 60% van de feitelijke kaphoogte bedraagt.
- b. aan de achterzijde van de woning het dakvlak slechts beperkt wordt doorbroken onder voorwaarde dat de breedte minder dan 70% van de betreffende gevelbreedte en de hoogte minder dan 60% van de feitelijke kaphoogte bedraagt;
1.27 dakopbouw
een doorbreking van het dakvlak die groter is dan binnen de definitie van dakkapel is toegestaan;
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen;
1.30 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 geluidsgevoelig object
een woning alsmede een gebouw als zodanig bedoeld in artikel 1, van de Wet geluidhinder;
1.33 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.34 horecabedrijf
een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie; in dit plan worden de volgende horecabedrijven onderscheiden:
horeca, categorie I:
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca). In het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt; daaronder worden in ieder geval begrepen lunchrooms, konditoreien, koffie- en theehuizen en ijssalons;
horeca, categorie II:
- een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (maaltijdverstrekkers). De nadruk ligt op de dag- en (vroege) avondfunctie (keuken open van ca. 17:00 tot 22:00). Hieronder worden in ieder geval begrepen: restaurants, bistro's en crêperieën.
- een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide (kleine) etenswaren (spijsverstrekkers). Hieronder worden in ieder geval begrepen: snackbars, cafetaria's, fastfoodketens, grillrooms, automatieken, snelbuffetten. Als de spijsverstrekkers in uitgaansgebieden liggen en een nachtfunctie hebben kunnen deze bedrijven overlast veroorzaken voor omwonenden.
horeca, categorie III:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse (drankverstrekkers). De nadruk ligt vooral op de avond en nacht. Hieronder worden in ieder geval begrepen: cafés, bars en brasserieën e.d.;
horeca, categorie V:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Hieronder worden in ieder geval begrepen: discotheken, bardancings, zaalverhuurlocaties en partycentra;
horeca, categorie VI:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf al dan niet gecombineerd met een café en/of restaurant. Daaronder worden begrepen: hotels, pensions en overige logiesverstrekkers.
1.35 kantoor
een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;
1.36 maatschappelijke voorzieningen
overheids-, medische, educatieve, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening, kinderdagverblijven, kinderopvang en zorg;
1.37 manege
bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;
1.38 milieucategorie
een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
1.39 onderkomen
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
1.40 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;
1.41 plan
het bestemmingsplan "Noord" van de gemeente Gouda;
1.42 plankaart
de analoge verbeelding van het plan, met nummer NL.IMRO.0513.0400BPNoord-VA02;
1.43 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.44 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.45 recreatie
het uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfs- en dagrecreatie en/of jacht- c.q. passantenhaven;
1.46 seksautomatenhal
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
1.47 seksbioscoop/-theater
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
1.48 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub;
al dan niet in combinatie met elkaar. Onder een seksinrichting wordt niet verstaan een escortbedrijf of een sekswinkel.
1.49 sekswinkel
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen hoofdzakelijk (minimaal 70% van de vloeroppervlakte) goederen van erotisch-pornografische aard worden verkocht of verhuurd;
1.50 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
- a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
- c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- d. afvalinzamelsystemen;
1.51 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.52 voorgevelrooilijn
de aan de zijde van de bestemming 'verkeer' of 'verkeer en verblijf' gelegen bouwgrens (zie ook de begripsomschrijving bouwgrens) met dien verstande dan op hoeksituaties sprake kan zijn van twee of drie voorgevelrooilijnen;
1.53 wet geluidhinder
wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, laatstelijk gewijzigd op 5 juli 2006 (Stb. 2006, 37);
1.54 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij het meten van de goothoogte wordt de goothoogte van dakkapellen als bedoeld in artikel 1.26 buiten beschouwing gelaten.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens:
wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens;
2.6 de brutovloeroppervlakte:
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld;
2.7 de grondoppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk:
wordt gemeten buitenwerks en boven peil;
2.8 de verkoopvloeroppervlakte:
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. weidebouw, veeteelt en tuinbouw met uitzondering van niet-grondgebonden bedrijven;
- b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "wonen";
- c. een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding "tuincentrum";
- d. een manege, ter plaatse van de aanduiding "manege";
- e. groenvoorzieningen en voet- of fietspaden;
- f. behoud en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde;
- g. water.
3.2 Bouwregels
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door het bij algehele bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf, wijzigen van de bestemming in de bestemming "Wonen" en "Groen".
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten milieucategorie 1 en 2 met uitzondering van:
- geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- detailhandel;
- horecabedrijven;
- zelfstandige kantoren; - b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "wonen";
- c. een verkooppunt motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";
- d. bedrijfsgebonden kantoren;
- e. bedrijfsgebonden parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen en water;
- g. een mast voor mobiele communicatie, ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangstinstallatie"
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
- b. ter plaatse van de aanduiding "wonen" ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd;
- c. de gezamenlijke inhoud van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 650 m³;
- d. het maximale bebouwingspercentage binnen een bouwvlak 100% mag bedragen, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- e. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- f. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor de naar een openbare weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m; - h. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
- i. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
- j. de bouwhoogte van de zend-/ontvangstinstallatie niet meer dan 40 m mag bedragen.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde lid 4.2 onder g ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 2 m.
4.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bepaalde in lid 4.1 om
- bedrijfsactiviteiten toe te staan met milieucategorie 3.1;
- bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet genoemd zijn in milieucategorie 1 of 2;
indien de betreffende bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Cultuur en ontspanning" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het al dan niet bedrijfsmatig verrichten van activiteiten, gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning, een en ander met uitzondering van seksinrichtingen en zelfstandige horecabedrijven;
- b. aan de functie onder a gebonden kantoren;
- c. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen;
- d. erven, groenvoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
- b. het maximale bebouwingspercentage binnen een bouwvlak 100% mag bedragen, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor de naar de openbare weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m; - f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 6.2 onder a ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale hoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- b. het bepaalde in lid 6.2 onder e ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 2 m.
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondlaag van gebouwen:
- detailhandel; - b. op de verdiepingen van gebouwen:
- wonen; - c. aan de functie onder a gebonden kantoren;
- d. aan de functie onder a en b gebonden parkeervoorzieningen;
- e. erven, groenvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
- b. het maximale bebouwingspercentage binnen een bouwvlak 100% mag bedragen, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m; - f. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
- g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
7.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 7.2 onder a ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale hoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- b. het bepaalde in lid 7.2 onder e ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 2 m.
Artikel 8 Dienstverlening
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Dienstverlening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondlaag van gebouwen:
- dienstverlening; - b. op de verdiepingen van gebouwen:
- wonen; - c. aan de functie onder a gebonden kantoren;
- d. aan de functie onder a en b gebonden parkeervoorzieningen;
- e. erven, groenvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
- b. het maximale bebouwingspercentage binnen een bouwvlak 100% mag bedragen, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m; - f. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
- g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
8.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 8.2 onder a ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale hoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- b. het bepaalde in lid 8.2 onder e ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 2 m.
Artikel 9 Gemengd
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondlaag van gebouwen:
- detailhandel en dienstverlening;
- kantoren;
- maatschappelijke- alsmede daaraan gelijk te stellen voorzieningen met een publieksgericht karakter;
- horecabedrijven van categorie I en II, één en ander zoals bedoeld in artikel 1, lid 1.34;
- toegangsportalen, bergingen en garageboxen van op de verdiepingen gelegen woningen; - b. op de verdiepingen van gebouwen:
- wonen; - c. parkeervoorzieningen;
- d. erven, groenvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
- b. het maximale bebouwingspercentage binnen een bouwvlak 100% mag bedragen, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m; - f. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
9.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 9.2 onder a ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale hoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- b. het bepaalde in lid 9.2 onder e ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 2 m.
9.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 9.1 onder a ten behoeve van horeca van categorie III, onder de voorwaarden dat:
- a. bij de ontheffing wordt aangetoond dat er geen onevenredige verstoring in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat en dat de ontwikkeling waarvoor ontheffing wordt verleend past binnen het op dat moment geldende horecabeleid;
- b. de activiteiten uitsluitend plaatsvinden op de begane grond;
- c. er geen bezwaren vanuit milieukwaliteit, in het bijzonder geluidhinder bestaan tegen de ontheffing;
- d. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- e. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- f. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende aanduidingen en bouwregels;
- g. wordt voldaan aan de eisen voor brandveiligheid, openbare veiligheid en sociale veiligheid.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en water;
- b. voet- en fietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. straatmeubilair;
- e. nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondlaag van gebouwen:
- horecabedrijven van categorie I en II, één en ander zoals bedoeld in artikel 1, lid 1.34; - b. op de verdiepingen van gebouwen:
- wonen, met dien verstande dat, ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten" wonen op de verdieping niet is toegestaan; - c. erven, parkeer- en groenvoorzieningen en water.
11.2 Bouwregels
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
- b. het maximale bebouwingspercentage binnen een bouwvlak 100% mag bedragen, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor de naar de weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m; - f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
11.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 11.2 onder a ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale hoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- b. het bepaalde in lid 11.2 onder e ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 2 m.
11.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.1onder a ten behoeve van horeca van categorie III, onder de voorwaarden dat:
- a. bij de ontheffing wordt aangetoond dat er geen onevenredige verstoring in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat en dat de ontwikkeling waarvoor ontheffing wordt verleend past binnen het op dat moment geldende horecabeleid;
- b. de activiteiten uitsluitend plaatsvinden op de begane grond;
- c. er geen bezwaren vanuit milieukwaliteit, in het bijzonder geluidhinder bestaan tegen de ontheffing;
- d. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- e. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- f. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende aanduidingen en bouwregels;
- g. wordt voldaan aan de eisen voor brandveiligheid, openbare veiligheid en sociale veiligheid.
Artikel 12 Kantoor
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "wonen";
- c. bedrijfsgebonden parkeervoorzieningen;
- d. erven, groenvoorzieningen en water.
12.2 Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
- b. ter plaatse van de aanduiding "wonen" ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd;
- c. de gezamenlijke inhoud van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 650 m³;
- d. het maximale bebouwingspercentage binnen een bouwvlak 100% mag bedragen, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- e. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- f. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor de naar de openbare weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m; - h. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
12.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 12.2 onder a ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale hoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- b. het bepaalde in lid 12.2 onder g ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 2 m.
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. zorggerelateerd wonen, medische dienstverlening en overige zorgvoorzieningen, publiekgerichte dienstverlening en horecabedrijven van categorie II, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1.34, ter plaatse van de aanduiding "zorginstelling";
- c. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "wonen";
- d. aan de functie als bedoeld onder a en b gebonden parkeervoorzieningen;
- e. tuinen en erven;
- f. wegen en paden;
- g. groenvoorzieningen en water;
- h. straatmeubilair;
- i. nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in sublid 13.2.1 onder a ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale hoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- b. het bepaalde in sublid 13.2.1 onder g ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 2 m.
Artikel 14 Recreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfs- of dagrecreatie;
- b. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen;
- c. erven, groenvoorzieningen en water.
14.2 Bouwregels
Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen mogen worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 350 m²;
- b. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
- c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 m;
- d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor de naar de openbare weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m; - e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
14.3 Ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 15.2 onder a ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale bouwhoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- b. het bepaalde in lid 15.2 onder e ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 2 m.
Artikel 15 Recreatie - Scouting
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie - Scouting" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. scoutingterrein met ten hoogste één clubhuis;
- b. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen;
- c. erven, groenvoorzieningen en water.
15.2 Bouwregels
Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken;
- b. het maximale bebouwingspercentage binnen een bouwvlak 100% mag bedragen, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij op de kaart binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- d. de hoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij, op de kaart binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- e. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor de naar de openbare weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m; - f. de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
Artikel 16 Recreatie - Volkstuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie - Volkstuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuincomplex met ten hoogste één clubhuis;
- b. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen;
- c. erven, groenvoorzieningen en water.
16.2 Bouwregels
Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. de maximale oppervlakte aan bebouwing niet meer mag bedragen dan 10% van het bestemmingsvlak, waarbij de oppervlakte van:
- 1. een volkstuinhuis niet meer mag bedragen dan 20 m²;
- 2. van clubhuis niet meer mag bedragen dan 120 m²;
- 3. overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 10 m²;
- b. de onderlinge afstand van gebouwen niet minder mag bedragen dan 6 m;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
- d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 m;
- e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
- f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6 m.
Artikel 17 Sport
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
- b. aan de functie onder a gebonden kantoren en horecafuncties, tot een oppervlakte van maximaal 200 m²;
- c. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen;
- d. erven, groenvoorzieningen en water.
17.2 Bouwregels
Op de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
- b. het maximale bebouwingspercentage binnen een bouwvlak 100% mag bedragen, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
- e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor de naar de openbare weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m; - f. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 20 m;
- g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6 m.
17.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 17.2 onder a ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale hoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- b. het bepaalde in lid 17.2 onder e ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 2 m.
Artikel 18 Tuin
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
Artikel 19 Verkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. pleinen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen en water;
- g. straatmeubilair;
- h. nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
Artikel 20 Verkeer - Verblijf
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Verblijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een verblijfsfunctie;
- b. pleinen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen en water;
- g. een parkeergarage met een hoogte van maximaal 10 m, ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage";
- h. straatmeubilair;
- i. nutsvoorzieningen.
20.2 Bouwregels
Artikel 21 Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. recreatief medegebruik;
- c. bruggen, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding "brug";
- d. duikers;
- e. groenvoorzieningen;
21.2 Bouwregels
Op de in lid 21.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
- b. over de gehele lengte van de Breevaart de vrije doorvaartbreedte ten minste 27 m dient te bedragen, gemeten vanuit de oostelijke oever.
Artikel 22 Wonen
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. tuinen en erven;
- c. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen;
- d. medische dienstverlening en overige zorgvoorzieningen, publiekgerichte dienstverlening en horecabedrijven van categorie II zoals bedoeld in artikel 1, lid 1.34, ter plaatse van de aanduiding "zorginstelling";
- e. een autoreparatiebedrijf, uitsluitend op de begane grondlaag van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autoreparatiebedrijf";
- f. detailhandel, uitsluitend op de begane grondlaag van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
- g. dienstverlening, uitsluitend op de begane grondlaag van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";
- h. maatschappelijke dienstverlening, uitsluitend op de begane grondlaag van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
- i. horecabedrijven van categorie I en II zoals bedoeld in artikel 1, lid 1.34, uitsluitend op de begane grondlaag van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "horeca";
- j. kantoren, uitsluitend op de begane grondlaag van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
- k. een halfondergrondse parkeerkelder, ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage";
- l. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding "garage";
- m. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang", zijn de gronden bovendien bestemd voor wegen en fiets- en voetpaden, en
- n. groenvoorzieningen en water.
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de goothoogte van bijgebouwen ten opzichte van de aangrenzende percelen, waarbij de maximaal toegestane goothoogte met 1 m kan worden verlaagd indien dit ter voorkoming van onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy) noodzakelijk wordt geacht.
22.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in sublid 22.2.1 onder e voor bouwen van erfbebouwing tot een grondoppervlakte van 100 m² mits de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy);
- b. het bepaalde in sublid 22.2.1 onder e voor het bouwen van een kap op een bijgebouw waarbij de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan 6 m en de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy);
- c. het bepaalde in sublid 22.2.1 onder e voor het bouwen van uitbreidingen van de woning en aangebouwde bijgebouwen tot een diepte van meer dan 3 m gemeten uit de achtergevelbouwgrens.
22.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt niet verstaan het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijgebouwen als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, mits:
- d. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
- e. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- f. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
- g. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
- h. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
- i. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten, geen detailhandel plaatsvindt.
22.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 22.1 voor het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, mits:
- a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- c. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
- d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
- e. de bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die op het perceel woonachtig is;
- f. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel plaatsvindt;
- g. er geen vergunningplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer plaatsvinden.
22.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd een aanduiding als bedoeld in lid 22.1 onder f tot en met k te schrappen indien de bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd.
Artikel 23 Leiding - Gas
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
23.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 23.2.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de aangegeven onderliggende bestemmingen, op voorwaarde, dat:
- a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
- b. alvorens de ontheffing te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
23.4 Aanlegvergunningen
Artikel 24 Leiding - Hoogspanning
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
24.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 24.2.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de aangegeven onderliggende bestemmingen, op voorwaarde, dat:
- a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
- b. alvorens de ontheffing te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
24.4 Aanlegvergunningen
Artikel 25 Leiding - Water
25.1 Bestemmingsomschrijving
25.2 Bouwregels
25.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 25.2.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de aangegeven onderliggende bestemmingen, op voorwaarde, dat:
- a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
- b. alvorens de ontheffing te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
25.4 Aanlegvergunningen
Artikel 26 Waarde - Archeologie
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor bescherming van archeologische waarden.
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering
27.1 Bestemmingsomschrijving
27.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Uitsluiting Aanvullende Werking Van De Bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. parkeergelegenheden.
Artikel 30 Algemene Bouwregels
30.1 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen
Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 8 m overschrijden.
30.2 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
30.3 Onderkeldering
Artikel 31 Algemene Gebruiksregels
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval het gebruik:
- a. van onbebouwde gronden:
- 1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met
- het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
- de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
- het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
- b. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels.
Artikel 32 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- a. een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van gebouwen, hoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanduidingen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- b. voor het bouwen van andere bouwwerken zoals vlaggenmasten, artistieke kunstwerken, antennes e.d. tot een hoogte van 15 m mits belangen van derden niet in onevenredige mate worden aangetast;
- c. voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 0,8 m, indien het betreft erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- d. voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het betreft hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame en kelderingangen en kelderkoekoeken.
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
33.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. een afwijking ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, grens maatvoering en overige aanduidingen in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven, niet meer dan 15 m bedraagt;
- b. nieuwbouw of herbouw van woningen of andere hoofdgebouwen waarbij het bouwvlak met maximaal 10 m mag worden verschoven mits de bestaande stedenbouwkundige hoofdstructuur niet wordt aangetast.
33.2 Wijziging bestemming "Groen" en "Verkeer - Verblijf"
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat de de bestemmingen "Groen" en "Verkeer - Verblijf" worden gewijzigd naar de bestemmingen "Wonen" en "Tuin", mits:
- a. de wijziging verband houdt met de verkoop van openbare gronden;
- b. de bestemmingen direct grenzen aan een bestaande woon- en tuinbestemming, en
- c. door wijziging geen nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt.
33.3 wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisering van een nieuw schoolgebouw ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1". Bij de wijziging dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:
- a. het gebouw wordt met verspringende bouwhoogtes vormgegeven;
- b. de maximale bouwhoogte bedraagt 18 m;
- c. binnen of nabij het wijzigingsgebied wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de functies in het wijzigingsgebied;
- d. de oppervlakte groen en water die bestond op het moment van vaststelling van het plan mag niet worden verminderd;
- e. de ontsluiting voor autoverkeer vindt plaats vanaf de Willem de Zwijgersingel;
- f. de ontsluiting voor langzaamverkeer vindt plaats vanaf de Thorbeckelaan en vanaf de Willem de Zwijgersingel.
33.4 wro-zone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de bestemming te wijzigingen ten behoeve van de realisering van één woning ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 2".
Bij de wijziging dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:
- a. de maximale goothoogte bedraagt 6 m;
- b. de maximale bouwhoogte bedraagt 11 m;
- c. binnen het wijzigingsgebied wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de functies in het wijzigingsgebied;
- d. de ontsluiting voor autoverkeer vindt plaats vanaf de Wethouder Venteweg;
- e. de bestaande ontsluiting voor langzaamverkeer (Molenpad) dient te worden gehandhaafd.
33.5 wro-zone - wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de bestemming te wijzigingen ten behoeve van de realisering van één woning ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3".
Bij de wijziging dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:
- a. de monumentale waarde van het pand mag niet onevenredig worden aangetast;
- b. de maximale goothoogte bedraagt 6 m;
- c. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m.
33.6 wro-zone - wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisering van een kinderopvangvoorziening ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 4". Bij de wijziging dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:
- a. het brutovloeroppervlak van een voorziening voor kinderopvang als onderdeel van een multifunctioneel gebouw mag ten hoogste 700 m² bedragen;
- b. van deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien wordt aangetoond dat het plan voor een multifunctionele sportaccomodatie:
- 1. financieel uitvoerbaar is;
- 2. voorziet in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeerbepaling in de bouwverordening;
- 3. beschikt over een adequate ontsluiting;
- 4. voldoet aan milieu-eisen.
Artikel 34 Procedureregels
34.1 Procedureregels bij ontheffingen
Voor zover toepassing wordt gegeven aan de in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen:
- a. het voornemen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- c. in de bekendmaking wordt vermeld dat belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze omtrent het voornemen bij burgemeester en wethouders kenbaar kunnen maken gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. indien omtrent het voornemen zienswijzen zijn kenbaar gemaakt wordt het besluit nader met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders delen aan hen, die hun zienswijze hebben kenbaar gemaakt de beslissing met redenen omkleed daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
35.1 Overgangsrecht bouwwerken
35.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 36 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Noord".
Alsdus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Gouda, gehouden op 27 januari 2010.
griffier, voorzitter,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Er zijn drie hoofdredenen om voor Gouda Noord een nieuw bestemmingsplan op te stellen. De eerste is dat ter plaatse van het plangebied in de huidige situatie meerdere bestemmingsplannen gelden. Het onderhavige bestemmingsplan vervangt deze meervoudige planologische regeling en voorziet in één helder juridisch planologisch kader voor het gehele plangebied.
De tweede reden is dat de meeste ter plaatse van het plangebied vigerende bestemmingsplannen ouder zijn dan 10 jaar. Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) van kracht.
De Wro bevat onder meer de volgende elementen:
- Een verplichting om één of meer bestemmingsplannen vast te stellen voor het gehele gemeentelijke grondgebied.
- Bevordering van de actualiteit van bestemmingsplannen.
- Vereenvoudiging en verkorting van de procedure om bestemmingsplannen aan te passen of deze na 10 jaar weer te verlengen.
Na 10 jaar kan men kiezen tussen een nieuw bestemmingsplan of voor een verlenging met 10 jaar. Deze verplichting is gesanctioneerd.
De derde belangrijke reden is dat in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen digitaal raadpleegbaar dienen te zijn.
1.2 Plangebied
Afbeelding: plangrenzen
Het plangebied bestaat uit de wijk Noord. Daartoe worden gerekend de buurt Ouwe Gouwe, Achterwillens en het Goudse Hout. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 220 hectare. Het plangebied wordt globaal begrensd door de spoorlijn en de grenzen van de bestemmingsplannen 'Goverwelle' en 'Goverwelle, 1e herziening' aan de zuidzijde, de gemeentegrens van Reeuwijk aan de noordoostzijde, de Omloopwetering aan de noordwestzijde en een lijn 50 meter ten oosten van de Ridder van Catsweg, de Bleulandweg en de Ronsseweg aan de westzijde.
1.3 Doel
De doelstellingen van dit bestemmingsplan zijn een uitvloeisel van de volgende doelstellingen in het plan van aanpak voor het stelselmatig actualiseren van bestemmingsplannen:
- binnen de termijn 2004-2011 moet er een actueel en digitaal bestemmingsplannen-bestand voor het gehele grondgebied van de gemeente zijn;
- de actualisering en digitalisering wordt systematisch en structureel aangepakt;
- door monitoring ontstaat meer inzicht in het bestemmingsplannenbestand;
- in het kader van dit plan van aanpak is een Handboek Digitale Bestemmingsplannen opgesteld. Daarvoor wordt als uitgangspunt het model handboek van DURP gebruikt (juni 2006). Daarmee past voorliggend bestemmingsplan in de Digitale Leest en de IMRO-gecodeerde bestemmingsplankaart.
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
In het plangebied vigeren de volgende bestemmingsregelingen (de nummering verwijst naar de indeling van de bestemmingsplangebieden).
nr. | naam bestemmingsplan | raad (B&W) | GS |
316 | Bestemmingsplan 'Groene Hart Ziekenhuis' | 1-12-2003 | 6-4-2004 |
509 | Bestemmingsplan 'Wethouder Venteweg', 1e herziening | 24-2-1992 | 29-9-1992 |
512 | Bestemmingsplan 'Ouwe Gouwe' | 25-5-1998 | 12-1-1999 |
512A | Bestemmingsplan 'Ouwe Gouwe', eerste wijziging (Savelberg e.o.) | 3-8-1999 | 5-10-1999 |
512B | Bestemmingsplan 'Ouwe Gouwe', 2e wijziging (Groen van Prinsterersingel) | 13-11-2001 | nvt |
512C | Bestemmingsplan 'Ouwe Gouwe', 3e wijziging (Gravin Jacobastraat) | 2-10-2001 | nvt |
512D | Bestemmingsplan 'Ouwe Gouwe', 4e wijziging (erf Vossenburchkade 112) | 6-7-2004 | nvt |
513 | Bestemmingsplan 'Wethouder Venteweg' | 24-3-1986 | 4-11-1986 |
514 | Bestemmingsplan 'Achterwillenseweg' (globaal) | 16-12-1985 | 28-10-1986 |
514A | Bestemmingsplan 'Achterwillenseweg', 1e uitwerking (Woongebied) | 12-11-1991 | 18-2-1992 |
514B | Bestemmingsplan 'Achterwillenseweg', 1e wijziging (Achterwillens-noordoost) | 14-11-1995 | 23-1-1996 |
515 | Bestemmingsplan 'Breevaartbrug' | 17-12-1990 | 30-7-1991 |
516 | Bestemmingsplan 'Achterwillenseweg', 1e herziening (Busbaan/Ommeslag) | 20-3-1989 | 11-7-1989 |
703 | Bestemmingsplan 'Goverwelle' | 26-3-1990 | 20-11-1990 |
704 | Bestemmingsplan 'Goverwelle', 1e herziening | 30-6-1997 | 3-2-1998 |
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
In de tweede helft van de negentiende eeuw wordt een - zij het aarzelend - begin gemaakt met de uitbreiding van de stad Gouda buiten de singels. De eerste grote stadsuitbreidingen dateren van na 1901. Door de vestiging van nieuwe bedrijven en uitbreiding van de bestaande bedrijven ontstaat een grote behoefte aan arbeiderswoningen. Zo worden onder meer de wijken Korte Akkeren aan de westzijde en Kort-Haarlem aan de oostzijde van de stad gebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog wordt Gouda allereerst in noordelijke richting verder uitgebreid (de wijk Noord). Later volgen Oosterwei in het oosten, Bloemendaal in het noordwesten, Plaswijck in het noordoosten en Goverwelle ten oosten van Oosterwei. De latere stadsuitbreidingen hebben naast de opvang van de eigen en regionale behoefte in de jaren '70 en '80 in de praktijk ook een overloopfunctie gehad voor met name een plaats als Den Haag.
Afbeelding: historische structuren en elementen in Gouda
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de wijk Noord (met de buurten Ouwe Gouwe en Achterwillens) en de Goudse Hout. De ontginningsgeschiedenis van het gebied begint vanaf de elfde en twaalfde eeuw. Van die tijd dateert de kenmerkende strokenverkaveling die in de Goudse Hout nog bestaat, maar ook in de structuur van genoemde wijken nog goed afleesbaar is.
Het grootste deel van Ouwe Gouwe is gebouwd vanaf 1955. De verkavelingsrichting in deze buurt volgt de oude slotenstructuur. Door zijn duidelijke begrenzingen is de wijk Ouwe Gouwe als een eenheid te beschouwen. De grenzen zijn alle relatief oude structuurlijnen, die in het ontstaan van het de wijk een bepalende rol hebben gespeeld. Vanouds zijn dat de Breevaart, de Ridder van Catsweg en de Omloopkade- en wetering. De Omloopkade- en wetering en de Breevaart waren in vroeger tijden van belang voor het turfvervoer naar de stad.
De bebouwing van het meest zuidelijke deel van de wijk Ouwe Gouwe, de noordelijke strook aan de Ridder van Catsweg en de bebouwing tussen Burgvlietkade en Bodegraafsestraatweg dateren van voor de oorlog.
Het gebied tussen de spoorlijn en de Graaf Florisweg is vanaf het einde van de negentiende eeuw opgevuld geraakt met een veelheid aan functies.
Het buurtbeeld van Achterwillens is divers. Een aantal straten heeft vooroorlogse, veelal vrijstaande bebouwing, terwijl het zuiden van de buurt vooral bestaat uit flats en het noorden uit rijwoningen. De randen van het woongebied worden gevormd door bestaande poldersloten en polderkavels. De verkaveling van het woongebied bestaat in hoofdzaak uit een daaraan evenwijdig noord-zuid gericht patroon van openbare ruimten en eengezinswoningen met voor- en achtertuinen. Loodrecht hierop zijn in oost-west richting enkele paden en woonstraten gesitueerd. Karakteristiek in het gebied is de oude structuur van de Achterwillenseweg met de hier langs gelegen bebouwing. Polder De Willens, waaraan deze weg zijn naam ontleent, werd tijdens de ontginning door twee evenwijdig lopende weteringen in drie delen gesplitst: Voor, Midden- en Achterwillens. De Achterwillenseweg is de weg langs de noordelijkste van deze weteringen.
De Goudse Hout tenslotte grenst direct aan het verveningslandschap van de Reeuwijkse plassen. De Hout vormt de overgang tussen stad en platteland door middel van een half open landschap van afwisselend gras- en ruigte percelen. Het oude verkavelingspatroon is tot dusver behouden gebleven. De Goudse Hout biedt goede mogelijkheden voor verschillende vormen van intensieve recreatie en vormen van route gebonden recreatie. Het gebied wordt vooral bezocht door recreanten uit de onmiddellijke omgeving welke dicht bij huis rust en natuur zoeken.
2.2 Bestaande Situatie
De woonwijk Noord telt circa 5.400 inwoners. De helft van de woningen in deze wijk is gebouwd in de eerste vijftien jaar na de Tweede Wereldoorlog. Een kwart van de bebouwing dateert van voor de Tweede Wereldoorlog. Meer dan de helft van alle woningen behoort tot het type eengezinswoning. Het merendeel is particulier eigendom.
De belangrijkste verkeersaders in het plangebied zijn de Goudse Houtsingel, de Graaf Florisweg/ Zwarteweg en de Bodegraafsestraatweg/ Thorbeckelaan/ Van Hogendorpplein/ Statensingel.
De wijk Noord behelst de buurten Ouwe Gouwe, Achterwillens en het agrarische veenweidegebied in de stadsrandzone (Goudse Hout).
Ouwe Gouwe
In de buurt Ouwe Gouwe zijn de meergezinswoningen verspreid door de buurt gerealiseerd. In de buurt zijn diverse voorzieningen aanwezig zoals een ziekenhuis, scholen, winkels, sportvelden en een kazerne. De scholen zijn grotendeels geconcentreerd in een strip tussen de Willem de Zwijgersingel en de Thorbeckelaan. De sportvelden met bijbehorende bebouwing zijn gelegen in het noordoosten van de buurt. De winkelvoorzieningen zijn voornamelijk geconcentreerd in twee gebieden: aan het Van Hogendorpplein en de Willem en Marialaan.
Achterwillens
In deze buurt zijn de meergezinswoningen vooral gesitueerd in het zuiden en aan de Dijkgraafslag. In deze buurten zijn minder voorzieningen aanwezig dan in Ouwe Gouwe. De voorzieningen zijn geconcentreerd aan het Drieweghof. Langs de noordoostzijde van gebied ligt de doorgaande weg de Goudse Houtsingel.
Goudse Hout
Het Goudse Hout ligt in het oosten van het plangebied en is een recreatiegebied. In dit gebied is veel water aanwezig. Verder is er een volkstuinencomplex, een wielerparcours, een manege, twee tuinbouwbedrijven en de 'Heemtuin'.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid uiteengezet. Daarbij wordt per beleidsthema ingegaan op achtereenvolgens het rijks-, provinciale, regionale en/of gemeentelijke beleid.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 rijksbeleid
Nota Ruimte (2006)
Het nationaal ruimtelijk beleid is neergelegd in de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruimtelijk Beleid, kortweg de Nota Ruimte genoemd. Deze nota vervangt de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX). De Nota Ruimte die ook een uitvoeringsagenda heeft, moet een terugkeer naar het uitgangspunt van de ruimtelijke ordening betekenen. Het is een strategische PKB op hoofdlijnen met een duidelijk onderscheid naar wat des Rijks en wat voor anderen is. De Nota is gericht op ontwikkeling in plaats van ordening (ontwikkelingsplanologie), waarbij de internationale concurrentiepositie bepalend is. Onderscheid wordt gemaakt tussen ontwikkelingen van nationaal belang (de ruimtelijke hoofdstructuur) waar het rijk (mee) aan zet is, en de basisgebieden waar het rijk basisregels stelt en de invulling overlaat aan provincie en gemeente. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening van het vorige kabinet zijn dat de Nota Ruimte decentraal gericht is en dat bij de verstedelijking meer wordt uitgegaan van opvang van de eigen groei; de rode contouren zijn dan ook losgelaten. De lagenbenadering uit de Vijfde Nota - met een grote rol voor het water(beheer) - keert (wel) terug in de Nota Ruimte. Het Groene Hart, met uitzondering van enkele randen, is als één van de nationale landschappen aangewezen en maakt als zodanig deel uit van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur.
3.2.2 provinciaal beleid
Streekplan
Het streekplan Zuid-Holland Oost, dat door provinciale staten is vastgesteld op 12 november 2003, vervangt het oude streekplan volledig. De planperiode loopt tot 2015. Op de streekplankaart is het plangebied aangegeven als “Stads- en dorpsgebied”. Deze aanduiding is gegeven aan alle bestaande stedelijke gebieden. Gouda is op de strategiekaart aangewezen als “Bovenregionale knoop”. De nadruk in het beleid ligt op intensiveren, multifunctioneel ruimtegebruik en functiemenging in het bestaand stedelijke gebied.
Er wordt ruimte geboden aan het opvangen van water ter voorkoming van wateroverlast en aan het opslaan van water dat in tijden van watertekort gebruikt zal worden. Het nieuwe waterbeleid van de provincie gaat uit van:
- anticiperen in plaats van reageren;
- niet afwentelen maar vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden, zuiveren;
- meer ruimte reserveren voor water naast het toepassen van technische maatregelen;
- meervoudig ruimtegebruik/functiecombinaties toepassen;
- water wordt meer sturend voor de ruimtelijke inrichting.
3.2.3 gemeentelijk beleid
Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005-2030
De gemeente Gouda heeft de structuurvisie 2005-2030 opgesteld om een kader te geven waar toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Dit is bedoeld als antwoord op de plannen die in de komende 20 jaar voorzien in sterke verstedelijking (15.000 tot 30.000 woningen) aan de westzijde van Gouda.
In de visie wordt antwoord gegeven op drie vragen:
- 1. wat zal de positie van de stad binnen de regio en de Randstad zijn, met name na de toekomstige verstedelijking?
- 2. waar moet Gouda op inzetten? hoe kan de positieverandering van de stad ten gunste van Gouda en de regio worden aangewend?
- 3. hoe kan dit kader worden gebruikt om lopende projecten binnen de stad op hun samenhang te bezien en nieuwe strategische projecten te formuleren?
Als gevolg van stedelijke ontwikkelingen in de stad en de Zuidplaspolder, zal de functie als regionale verzorgingskern binnen het groene hart afzwakken en zal Gouda steeds meer onderdeel worden van de Zuidvleugel van de randstad. Hierdoor komt het voorzieningenapparaat in Gouda onder druk te staan. In de komende decennia zal Gouda zich ook meer moeten afstemmen op de regionale ontwikkelingen, wat dus zal betekenen dat er een verschuiving in het voorzieningsaanbod plaatsvindt.
Gouda stelt voor 2030 een aantal uitgangspunten:
- de binnenstad vitaal houden;
- versterken van de regiofunctie: voorzieningen in Gouda moeten aansluiten op de behoefte van toekomstige Zuidplasbewoners;
- verbeteren van de ontsluiting en de bereikbaarheid, zowel het autoverkeer als het openbaar vervoer;
- realiseren van voldoende, gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus: het woningaanbod is op het moment te eenzijdig en er is vooral vraag naar woningen voor starters en lagere inkomens;
- ontwikkelen van stedelijke knooppunten, om beter aan te sluiten bij de randstad;
- voldoende werkgelegenheid/economisch perspectief;
- benutten van de groene omgeving;
- realiseren van een duurzaam watersysteem;
- versterken van het leefklimaat in de wijken;
- optimaliseren van de milieukwaliteit.
De vraag naar woningen ligt op dit moment vooral bij centrumstedelijk en groenstedelijk wonen. In de Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005-2030 is voor het plangebied een aantal ontwikkelingen weergegeven. Aan de Graaf Florisweg zijn twee locaties aangegeven voor het ontwikkelen van nieuwe centrum-stedelijke woonmilieus (50 woningen per hectare). Het Goudse Hout is aangeduid als 'ontwikkelen/kwaliteitsslag landschapsparken'.
Afbeelding: fragment plankaart 2020 Structuurvisie Gouda
Welstandsnota
In de gemeentelijke Welstandsnota (28 juni 2004) staan beoordelingskaders en toetsingscriteria waaraan bouwplannen op architectonische kwaliteit worden getoetst aan het welstandsbeleid als gereedschap voor de ruimtelijke kwaliteit. Veelal hebben deze eisen betrekking op vormgeving, kleurgebruik en materiaalgebruik. Dergelijke eisen mogen in een bestemmingsplan niet geregeld worden; ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening mogen bestemmingsplannen alleen voorschriften bevatten die betrekking hebben op de omvang van de op te richten bebouwing. Voor een deel hebben welstandscriteria ook betrekking op de massa en het volume van bebouwing. Aangezien het bestemmingsplan hier ook eisen stelt, is het van belang beide regelingen op elkaar af te stemmen.
Hieronder is per gebied beschreven welke eisen de welstandsnota stelt en op welke wijze dit vertaald dient te worden in het bestemmingsplan. Welstandseisen ten aanzien van kleurgebruik, materiaalgebruik en vormgeving zijn buiten beschouwing gelaten.
Voor Noord is het volgende welstandsbeleid relevant:
- 1. het reguliere welstandsbeleid voor woongebieden;
- 2. bijzonder welstandsbeleid voor het gebied Graaf Florisweg
- 3. welstandsluw beleid voor het volkstuinencomplex Goudse Hout.
ad. 1 Regulier welstandsbeleid voor de woongebieden
Doel van het reguliere welstandsbeleid is om gebruikers en eigenaren grote vrijheid te geven om in deze gebieden te bouwen en verbouwen, waarbij het beleid zich beperkt tot het voorkomen en vermijden van erg storende en ontsierende ingrepen. Deze hebben namelijk een negatieve uitstraling op de omgeving. Het woongenot van omwonenden, maar ook de waarde van hun vastgoed dient daartegen beschermd te worden. De maatregelen die hiervoor getroffen zijn, concentreren zich op het publiek domein, omdat daar de mogelijk negatieve uitstraling op de omgeving het sterkst uitwerkt.
ad 2. Bijzonder welstandsbeleid voor het deelgebied Graaf Florisweg
De Graaf Florisweg is een van oorsprong Middeleeuwse weg waar van oudsher boerderijen langs stonden. Het is een laan met een aangenaam profiel en voorzien van laanbeplanting. In de 19e eeuw zijn de boerderijen grotendeels door woonbebouwing vervangen. Aan deze weg staan heel veel verschillende huizen, blokken en complexen. De belangrijkste bouwstijlen/-periodes zijn:
1650-1920, Karakteristieke boerderijen
1850-1900, Rijtjeshuizen eind 19e eeuw
1900-1930, Woningbouwcomplexen begin 20e eeuw
1910-1940, Expressionisme – Amsterdamse School
1925-1940, Jaren '30 – Haagse School
1925-1955, Traditionalisme – Delftse School
Deze bouwstijlen/-periodes zijn beschreven in de Welstandsnota.
Het bijzondere karakter van het deelgebied, Graaf Florisweg, wordt beschermd en waar mogelijk versterkt. Dat gebeurt op drie manieren:
- Op vrije kavels komen vrije opgaven, waarbij aan het niveau van de architectuur hoge eisen worden gesteld vanwege de prominente ligging. De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst aan hoge kwaliteitseisen.
- Wanneer het gewenste niveau niet wordt bereikt, kan worden teruggevallen op de hier veel voorkomende stijlperiode 'Jaren '30 – Haagse School'. Bij seriematige bouw wordt eenzelfde lijn gevolgd.
- Voor de stijlperiode 'Rijtjeshuizen eind 19e eeuw' is er een mogelijkheid tot vergroting met behoud van het uiterlijk, zijnde de voorgevel.
ad. 3. Welstandsluw beleid voor het volkstuinencomplex Goudse Hout.
Het volkstuinencomplex in het oosten van het plangebied is aangegeven als welstandsluw. Sommige gebieden zijn naar hun aard of ligging van minder grote invloed op het beeld van de stad. Soms kan binnen het bestemmingsplan voldoende worden geregeld om tot een aanvaardbare kwaliteit te komen door de plaatsing van de bebouwing op de kavel. Soms is het gebruik puur functioneel en niet esthetisch bedoeld. Tenslotte zijn sommige bouwwerken en terreinen niet of nauwelijks zichtbaar, of zouden dat, gelet op de aard van de bedrijvigheid, het uiterlijk en de invloed daarvan op de omgeving, moeten worden. Voor dergelijke gebieden geldt een welstandsluw beleid. Dit houdt in dat er geen andere eisen worden gesteld dan een bescheiden en verantwoord kleur- en materiaalgebruik.
Nota Hoogbouw
De gemeente Gouda geeft in deze nota haar visie op hoogbouw. In de nota zijn randvoorwaarden geformuleerd die bestaande kwaliteiten waarborgen en een toetsingskader bieden voor nieuwe plannen. Vanuit verschillende perspectieven en schaalniveaus (regio, stad en wijk) geeft de nota Hoogbouw op basis van stedenbouwkundige argumenten en een eerste maatschappelijke notie een samenhangend beeld van de mogelijkheden voor hoogbouw in Gouda. Op zoneringskaarten geeft de nota aan waar hoogbouw binnen Gouda denkbaar is. In de zones waar hoogbouw denkbaar is, geeft de nota de maximale bouwhoogte aan. De randvoorwaarden waaraan hoogbouw moet voldoen, zijn omschreven in de vorm van algemene aandachtspunten, omdat iedere plek zijn eigen specifieke kenmerken heeft.
Ter plaatse van het plangebied ligt één zone voor hoogbouw. In de noordwestelijke punt mag hoogbouw gerealiseerd worden. Het gebied wordt in het noorden en westen begrensd door de Omloopwetering, in het zuiden door de Slotemaker de Bruinestraat, de Heemskerkstraat en de Wibautstraat en in oosten door de Bodegraafsestraatweg.
3.3 Woonbeleid
3.3.1 rijksbeleid
Nota Wonen
In de Nota 'Mensen, Wensen, Wonen' heeft het toenmalige kabinet zijn visie op het wonen in de 21e eeuw neergelegd. Onder het motto 'Mensen, Wensen, Wonen' stelt de nota de burger centraal in het woonbeleid. Dat is nodig, want uit onderzoek is gebleken dat de woonwensen van de burger nog onvoldoende worden bediend. De kernthema's van de Nota 'Mensen, Wensen, Wonen' zijn:
- meer zeggenschap voor burgers over woning en woonomgeving;
- kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
- maatwerk in wonen voor mensen die zorg nodig hebben;
- kwaliteit van wonen in steden vergroten;
- meer ruimte voor 'groene' woonwensen.
Visie op de Woningmarkt
In de Visie op de Woningmarkt (2006) focust het kabinet op drie elementen bouwen en nog eens bouwen, vergroten van de kwaliteit en leefbaarheid van het wonen en het dichten van het gat tussen huur- en koopwoningmarkten. Iedereen moet de vrije keuze krijgen tussen huur en koop.
Actieplan Woningproductie
Het huidige kabinet zet met haar Actieplan Woningproductie (2007) in op ruim 80.000 nieuwe woningen per jaar erbij. Woningproductie acht zij van groot belang voor een goede werking van de woningmarkt. De bouw van gewenste woningen leidt tot doorstroming en biedt kansen voor burgers die nu geen voor hen geschikte en betaalbare woning kunnen vinden, zoals starters op de woningmarkt, lagere inkomensgroepen en ouderen. Daarnaast is woningproductie van belang voor de wijkaanpak en het stedenbeleid. Door te bouwen oor de vraag en door variatie in het type woning en de prijsklasse kan in buurten en wijken segregatie worden tegengegaan
3.3.2 provinciaal beleid
Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014
In de Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014 met de titel 'Samenhang en Samenspel' stelt de provincie Zuid-Holland het streven centraal dat alle bevolkingsgroepen kunnen beschikken over passende woningen. De komende tien jaar moeten er ongeveer 214.000 woningen in Zuid-Holland gebouwd worden, 159.000 woningen om de opgelopen tekorten in de voorraad in te lopen en 55.000 woningen ter vervanging van te slopen woningen. De nieuwbouwproductie moet de komende jaren flink omhoog. Een van de ambities is om minimaal 50% van de behoefte (nieuwe en vervanging) aan woningen door verdichting of inbreiding te bewerkstelligen. De overige behoefte dient op nieuwe uitleggebieden (bijvoorbeeld Zuidplaspolder) te worden gerealiseerd. De provincie maakt afspraken met de regio’s over de regionale woningbouwproductie.
Van de gehele woningbouwproductie moet circa 30% sociale woningbouw zijn. Bij een effectief geregeld doorstromingsbeleid mag dit teruglopen naar 25%. De provincie gaat daarbij uit van de bestaande regionale definities voor sociale woningbouw: in Midden-Holland gaat het om goedkope, betaalbare en bereikbare huurwoningen en goedkope koopwoningen.
De belangrijkste prioriteit ligt bij het bouwen voor ouderen en starters op de woningmarkt. Jaarlijks moeten er zo’n 6.000 zogeheten nultredenwoningen gebouwd worden. Verder moeten woonzorgconcepten zoals die in het Pact van Savelberg te vinden zijn, in verschillende regio’s toepassing vinden.
Stedelijke woonmilieus moeten meer gedifferentieerd worden. Bij sloop van sociale woningvoorraad kan in de buurt meer gebouwd worden voor midden en hoge inkomensgroepen.
In het Zuidvleugeldocument is uitgesproken dat, bij een uitbouw van de kenniseconomie, het wonen van mensen in leidinggevende posities in het bedrijfsleven, de maatschappelijke organisaties en het wetenschappelijke onderzoek een belangrijke randvoorwaarde is. Er is een aantoonbaar tekort aan extreem stedelijke en landelijke luxe woonmilieus voor deze vermogende woningvragers. afgesproken is om jaarlijks 1.500 woningen in het dure landelijke segment toe te voegen.
3.3.3 regionaal beleid
Regionale kadernotitie wonen
Het regionale kader voor het woonbeleid zoals verwoord in het ‘Regionaal Volkshuisvestingsplan Midden-Holland 1997-2005’ (1999) kent een looptijd tot 2006. De gemeenten in de regio Midden-Holland hebben nu met elkaar afgesproken om in 2006 een regionale kadernotitie wonen op te stellen. Daarnaast zullen de vijf Zuidplas gemeenten, waaronder Gouda, gezamenlijk een subregionale woonvisie vervaardigen voor hun woongebied.
Woonvisie Zuidplas
De gemeenteraden van de Zuidplas gemeenten Gouda, Waddinxveen, Nieuwerkerk aan den IJssel, Zevenhuizen-Moerkapelle en Moordrecht (de Z5-gemeenten) hebben bij de vaststelling van het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplaspolder (ISP) hun colleges van burgemeesters en wethouders opgedragen een woonvisie op te stellen. Deze woonvisie moet de woningbehoefte in kwantitatieve en kwalitatieve zin voor de Zuidplaspolder nader onderbouwen. In het ISP is een woningbouwprogramma van 15.000-30.000 woningen voor de periode 2010-2030 opgenomen. De Woonvisie richt zich op het wonen in de Z5-gemeenten tot het jaar 2020. De Woonvisie Zuidplas dient als het subregionale kader voor het wonen binnen de Z5-gemeenten en is daarmee richtinggevend voor (toekomstige) actualisatie van lokale woonvisies. Verder levert de Woonvisie levert input voor de bestemmingsplannen en gebiedsprogramma’s in de Zuidplaspolder. De woningproductie in de Zuidplas is per deelgebied uitgewerkt in de Woonvisie. Het gaat in de periode 2010-2020 om een startprogramma van 7.000 woningen verdeeld over zes deelgebieden. Voor Gouda gaat het dan in het bijzonder om 950 woningen in de Gouweknoop, die vooralsnog op Moordrechts grondgebied liggen.
De Woonvisie is een woonvisie op hoofdlijnen en bevat zeven kernstrategieën rond de kwantitatieve en kwalitatieve opgaven. Centrale uitgangspunten zijn:
- 1. De bestaande (harde en zachte) woningbouwplannen binnen de bebouwingscontouren van de Z5-gemeenten en de Stadsregio Rotterdam zijn een gegeven.
- 2. De woningen en woonmilieus die in de Zuidplas komen, zijn in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin een aanvulling op deze plannen.
Verder wordt verondersteld dat de overige gemeenten in Midden-Holland zelf in hun woningbehoefte kunnen voorzien.
Wonen, welzijn en zorg
In het Pact van Savelberg (2004) zijn prestatieafspraken over wonen, welzijn en zorg vastgelegd voor het levensloopbestendig maken van de regio Midden-Holland in de komende tien jaar. Het Pact van Savelberg is ondertekend door onder andere de dertien regiogemeenten, zorgvragers en zorgaanbieders, de zorgverzekeraars, het Regionaal Zorgberaad Midden-Holland en de provincie Zuid-Holland. Het streven is om in de regio een helder en compleet woon-, zorg- en welzijnsaanbod voor ouderen en mensen met een zorgbehoefte en/ of functiebeperking te creëren en te ondersteunen opdat inwoners hun leven lang kunnen blijven wonen in de voor hen vertrouwde omgeving. De niet geringe opgave is om te komen tot 9.000 woonruimten voor ouderen en mensen met een zorgbehoefte binnen zogeheten woonzorgzones. In 2015 dient iedere gemeente in Midden-Holland minimaal één zogenoemde woonzorgzone te hebben. Zo’n denkbeeldige zone omvat clusters van zorgwoningen, aangepaste woningen en woningen voor mensen zonder zorgbehoefte waarbij er 24-uurs zorg en zorg op afroep wordt aangeboden vanuit een zogenaamd zorgwelzijnskruispunt. Buiten de woonzorgzone wordt zorg op afspraak geregeld. Inwoners kunnen een beroep doen op voorzieningen die zorgverzwaring voorkomen en die het welbevinden bevorderen.
3.3.4 gemeentelijk beleid
Woonvisie Gouda
De "woonvisie Gouda, centrum in de Deltametropool", vastgesteld door de gemeenteraad op 20 oktober 2003, vormt het kader voor het woonbeleid in Gouda. De hoofdopgave van het Goudse woonbeleid is het zo adequaat mogelijk benutten en uitbreiden van de woningvoorraad, die de historie Gouda heeft opgeleverd, met het oog op een toekomst waarin Gouda zich ontwikkelt als een van de centra in de Deltametropool. De nadruk in het woonbeleid ligt bij het op gang brengen van de doorstroming om te komen tot een efficiënter gebruik van de woningvoorraad. Het toevoegen van woningen is prioriteit één. Binnenstedelijke locaties worden voortvarend ter hand genomen en de ontwikkeling van Westergouwe is cruciaal om de doorstroming in grote aantallen op gang te brengen. De grootste opgave in de bestaande woningvoorraad is de herstructurering van de voorraad in de wijkontwikkelingsgebieden Korte Akkeren en Gouda Oost. Hierbij staat het doorbreken van de eenzijdig samengestelde goedkope woningvoorraad en de transformatie van buitencentrumstedelijke woonmilieus naar meer centrumstedelijke of groenstedelijke woonmilieus voorop.
De visie bevat een woningbouwscenario voor de middellange termijn waaronder het plangebied. Dit indicatieve woningbouwscenario dient als richtlijn voor de afspraken over woningbouwprogramma's op locaties.
Met het oog op de vergrijzing dient een aanzienlijk deel van het nieuwbouwprogramma bestemd te zijn voor ouderen. Door de extramuralisering in de zorgsector zijn er ook voldoende woonzorgcombinaties voor zorgbehoevende mensen nodig. Dit betekent een verdubbeling van het aantal woonzorgcombinaties van 'geclusterd wonen', 'beschut wonen' en 'woonzorgcomplexen'. Er zijn op dit gebied zowel inspanningen vereist in de bestaande wijken, als in Westergouwe.
De herhuisvesting binnen de wijkontwikkeling en de woonzorgvernieuwing vraagt om voldoende herhuisvestingmogelijkheden.
Woonkwaliteit is met het oog op de toekomstwaarde van (nieuwe) woningen van groot belang. Investeringsvoornemens in woningen zal de gemeente positief tegemoet treden. Aangezien kwaliteitsverbetering veelal gepaard gaat met de wens tot aan-, op-, of bijbouwen zullen vrijstellingenbevoegdheden in bestemmingsplannen bij bouwaanvragen voor uitbreidingen van woonruimte ruimhartig doch met respect voor belangen van omwonenden worden toegepast. Bij het vaststellen of herzien van bestemmingsplannen zullen ruime mogelijkheden worden vastgelegd. Verder vraagt dit om toekomstgericht bouwen, dat wil zeggen levensloopbestendig, duurzaam, veilig, en ruim gedimensioneerd. Wonen en werken moeten meer verweven worden. Toekomstgericht betekent niet alleen de richtlijnen van Woonkeur, Politiekeurmerk en Veilig Wonen en Intentieverklaring Duurzaam Bouwen, Renoveren en Beheren toepassen, maar ook vooral brede perceelmaten, ruime kamers en hogere verdiepingshoogten. In Westergouwe maar waar mogelijk ook elders, worden projectgewijze standaarduitbreidings- en aanpassingsmogelijkheden toegepast.
3.4 Wonen, Welzijn En Zorg
De gemeente Gouda heeft in 2004 met 21 organisaties afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat in 2015 iedere Goudse wijk levensloopbestendig is. Inmiddels hebben acht nieuwe partijen op het gebied van maatschappelijke opvang zich ook aangesloten bij het convenant Levensloopbestendig Gouda.
Een levensloopbestendige wijk is een (buiten)gewone wijk waar het voor iedereen aantrekkelijk wonen is vanwege een breed en divers aanbod van voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg. De wijk is zo ingericht dat ouderen en mensen met een lichamelijke, verstandelijke, psychische of maatschappelijke functiebeperking er zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven wonen, ook als daarbij de behoefte aan zorg en ondersteuning steeds groter wordt. Woonvoorzieningen worden in deze wijken gecombineerd met een aanbod van welzijn en zorg.
In 2015 moet in elke Goudse wijk, het volgende aanbod aanwezig zijn:
- één zorgkruispunt met eventueel één of meerdere zorgsteunpunten als (uitval)basis voor zorgverlening;
- één of meerdere activiteitencentra waarin welzijnsactiviteiten en diensten worden georganiseerd of van waaruit deze activiteiten en diensten dichtbij huis te halen zijn;
- 24-uurs zorg, zorg op afroep en zorg op afspraak - zowel planbare als onplanbare;
- een front office met verbinding naar coördinatiepunten;
- per 10.000 inwoners in één of meerdere zones van 200 meter rond het zorgkruispunt en de eventuele zorgsteunpunten: 58 onzelfstandige woonruimten met intramurale 24-uurs zorg en toezicht, 45 geclusterde onzelfstandige woonruimten met 24-uurs zorg en toezicht in 2 á 3 clusters, 50 beschutte (on)zelfstandige woonruimten met extramurale 24-uurs zorg bij 2 á 3 aanleunpunten, 120 zelfstandige levensloopbestendige woonruimten voorzien van domotica in 1 á 3 woonzorgcomplexen met complexgebonden thuiszorg en 130 zelfstandige levensloopbestendige en/of aangepaste woonruimten met individueel permanente thuiszorg.
De Visie op Levensloopbestendig Gouda (2004) geeft aan dat de wijk Noord als enige beschikt over een bestaand verzorgingshuis dat als centraal gelegen zorgkruispunt kan dienen. In de visie is aanbevolen om het centraal gelegen verzorgingshuis 'Savelberg' als zorgkruispunt aan te wijzen. Iedere wijk beschikt verder over één of meer activiteitencentra in de vorm van een welzijnscentrum. Alleen in de wijk Noord ligt het welzijnscentrum in het gebied rond een verzorgingshuis. In de gebieden rond bestaande verpleeghuizen en verzorgingshuizen liggen op het eerste zicht voldoende gelijkvloerse woningen. Slechts een deel van deze woningen is naar verwachting (in potentie) aanpasbaar, aangepast of levensloopbestendig.
Het gebied rond het toekomstige zorgcentrum Savelberg is als woonzorgzone Noord aangewezen binnen het convenant Levensloopbestendig Gouda. Het gebied rond wooncomplex Driesprong is als potentiële woonzorgzone Achterwillens aangewezen.
3.5 Cultuurhistorisch Beleid (Archeologie En Monumenten)
3.5.1 rijksbeleid
Wet op de archeologische monumentenzorg / Verdrag van Malta
Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aan genomen in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden.
Het belangrijkste doel is de bescherming van de archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Het is verplicht om bij nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden. Dit was in de voorgaande periode ook al een gebruikelijke praktijk.
De wet maakt het bestemmingsplan bij uitstek geschikt als instrument voor de archeologische monumentenzorg, bijvoorbeeld door aanwijzen van attentiegebieden en het opnemen van aanlegvergunningen.
Rijksmonumenten
De panden aan de Graaf Florisweg met de huisnummers 62-64 en 126a zijn aangewezen als rijksmonument. Voor deze monumenten geldt dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan bestaande maatvoering van bebouwing niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 dan wel de gemeentelijke monumentenverordening een vergunning hebben verleend. In het verleden werden monumenten ook op de plankaart weergegeven, echter sinds de invoering van de SVBP in juli 2008 is dit echter niet meer mogelijk .
Nota Belvedere
in 1999 verscheen op rijksniveau de Nota Belvedere en werd Gouda aangewezen als Belvederestad grenzend aan het Belverderegebied Krimpenerwaard. Doel van de nota is cultuurhistorisch sterker richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van de ruimte. De cultuurhistorie moet gezien worden als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats moet krijgen in de ruimtelijke planvorming. Dit beleid heeft met name op gemeentelijk niveau nadere uitwerking gekregen (zie paragraaf 3.5.3).
Belvedere is een initiatief van vier ministeries: VROM, OCW, LNV en V&W. Het streven is cultuurhistorie meer te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Met deze nota bepleiten de ministeries voor een respectvolle omgang met cultuurhistorische waarden binnen ruimtelijke ontwikkelingen. Dit door te zoeken naar wederzijds profijt. De strategie hierbij is die van 'behoud door ontwikkeling'. In deze ontwikkelingsgerichte strategie vormt de cultuurhistorie uitgangspunt voor ruimtelijke planvormingsprocessen. Met als doel: verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultuurhistorisch erfgoed.
3.5.2 provinciaal beleid
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland uit 2003 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging. Aan de Breevaart en de Graaf Florisweg is een speciale waarde toegekend op het landschappelijk, nederzettings- en archeologisch vlak.
De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven. Bij het ontwikkelen van plannen is het van belang de AMK en de IKAW te gebruiken. De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over aanlegvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf beleid ontwikkeld.
Archeologische attentiegebieden
Provinciale Staten kunnen voor zover bestemmingsplannen uit het oogpunt van de archeologische monumentenzorg onvoldoende bescherming bieden, volgens de wet gebieden aanwijzen als archeologische attentiegebieden die archeologisch waardevol zijn of een hoge verwachting hebben.
3.5.3 gemeentelijk beleid
Nota Cultuurhistorie
De Nota Cultuurhistorie behandelt het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud). Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van haar bestaande kwaliteiten. Samen met het bestemmingsplan vormt de nota het cultuurhistorisch beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven.
In de nota is als beleid geformuleerd dat voor locaties waar zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, een cultuurhistorische analyse wordt opgesteld. Door de analyse worden alle belangrijke waarden in kaart gebracht zodat daarmee, bij de uitvoering van het plan, zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden.
In dit kader dient ieder bestemmingsplan een cultuurhistorische paragraaf te bevatten. Dat wil zeggen dat aangegeven wordt welke waarden zich waar bevinden en hoe daarmee omgegaan wordt (aanlegvergunning, vrijstellingen, bouwvergunning e.d.).
Bovendien dient bij elke grootschalige ontwikkeling een Cultuurhistorische Analyse (CHA) te worden uitgevoerd. Dat wil zeggen dat vooraf de cultuurhistoristische waarden in kaart worden gebracht zodat deze betrokken kunnen worden in het planproces als inspiratiebron dan wel als ruimtelijke randvoorwaarden. In aanvulling hierop zijn in de nota gebieden aangewezen waar bij toepassing van vrijstellingen (afwijking van het bestemmingsplan via projectbesluit cf. nieuwe Wro) een CHA is voorgeschreven.
De gebieden waarvoor deze aanpak van toepassing is, zijn aangegeven op de zogenaamde 'gele vlekkenkaart' uit de Nota Cultuurhistorie (zie onderstaande afbeelding).
Afbeelding: uitsnede gele vlekkenkaart
In de Nota Cultuurhistorie is de Breevaart aangegeven als historisch-landschappelijke lijn met een hoge waarde en de Graaf Florisweg als kern, lint, respectievelijk verspreide bebouwing met een redelijk hoge waarde, omdat de structuur intact is. Dit zijn gebieden waar CHA is voorgeschreven.
Na de inventarisatie van de Commissie Cultuurhistorie bestaat er op dit moment een goed inzicht in welke vooroorlogse gebieden in Gouda waardevol zijn qua structuur en waar zich veel waardevolle objecten in of boven de grond bevinden.
Gemeentelijke monumenten
In het plangebied zijn 18 gemeentelijke monumenten aangewezen:
- Achterwillenseweg 5;
- Graaf Florisweg 4, 26, 30, 50-52, 54-56, 75-75a, 77, 109 en 113;
- Steijnkade 29-30-31, 32-33-34-35 en 36;
- Warmoezenierskade 1, 10 en 14;
- Wethouder Venteweg 44 en 70.
De sluis "Reeuwijks verlaat" (met molenstomp) aan de Burgvlietkade 103, is voorgedragen als gemeentelijk monument.
In het gehele plangebied staan verschillende waardevolle panden die niet genomineerd of aangewezen zijn als gemeentelijk monument. Deze panden staan met name aan de Bodegraafsestraatweg, Burgvlietkade, Graaf Florisweg, Gravin Beatrixstraat en de Gravin Jacobastraat. Op dit moment is er beleid in voorbereiding die panden met een dergelijke status dient te beschermen.
Monumentenverordening
Om bij wijziging te kunnen toetsen of de waardevolle elementen van een beschermd monument zoveel mogelijk behouden blijven, is voor elke wijziging van een beschermd monument een vergunning nodig van burgemeester en wethouders. Dit geldt voor het gehele pand, inclusief interieur, bijgebouwen tuininrichting, bomen etc.
Jonge Bouwkunst betreft gebouwen en stedenbouwkundige structuren die tot stand gekomen zijn in de periode 1850-1940 en die qua verschijningsvorm bepalend zijn in het stedenbouwkundig of architectonisch beeld. De cultuurhistorische waarden hiervan hebben betrekking op het uitwendige van het betreffende object. Daarom is in de monumentenverordening bepaald dat voor (sloop of verbouw van) Jonge Bouwkunst een lichte monumentenvergunning is vereist. Er geldt dus geen inwendige bescherming. Bedoeld is om ingrepen die de verschijningsvorm ernstig kunnen aantasten (zoals dakkapellen, grote uitbouwen, plaatsen kunststof kozijnen) zorgvuldig te kunnen toetsen.
Naoorlogse architectuur en stedenbouw
Naar aanleiding van de Nota Cultuurhistorie (2004) is in 2005 een inventarisatie gemaakt van de naoorlogse architectuur en stedenbouw (1945-1965). In 2007 verscheen de Waardering Gouda naoorlogse architectuur en stedenbouw als logisch vervolg hierop.
- In de Inventarisatie wordt een uitvoerige beschrijving en analyse gegeven van de wijken en buurten in Gouda, evenals een lijst van gebouwen. De teksten zijn gebaseerd op historisch onderzoek, interviews met betrokkenen en een schouw. Op lokaal niveau geeft de inventarisatie een goed overzicht van de omvangrijke naoorlogse bouwproductie in Gouda. Uit de inventarisatie blijkt dat Gouda in de periode 1940-1965 ruimtelijk een grote groei doormaakte.
- De Waardering is behulpzaam bij het bepalen van de toekomstige omgang met de gebouwen en gebieden uit deze periode. De inventarisatie en waardering zijn complementair aan elkaar. In deze waardering is bijvoorbeeld niet opnieuw de historische context genoemd.
Kracht van de naoorlogse wijken:
De Naoorlogse wijken, zoals Ouwe Gouwe in het plangebied Noord, laten een duidelijke breuk zien met het bouwen in de periode voor WO II. Materiaalschaarste en vernieuwing staan centraal. De wijken werden als één geheel ontworpen en gebouwd. De wijkstructuur is basis voor de samenhang. Zichtlijnen en referentiepunten op strategische punten, zoals scholen en kerken maken de naoorlogse wijk begrijpelijk en overzichtelijk. Op structuurniveau zien we een sterke samenhang tussen de verschillende schaalniveaus en helderheid van ontwerp (ruime opzet). De naoorlogse wijk is zeer herkenbaar en herinneringen -omdat een grote groep mensen er is opgegroeid-, identiteit en gevoel van geborgenheid spelen een belangrijke rol in de beleving ervan.
Integrale wijkaanpak:
In het kader van de stedelijke vernieuwing staat binnen de wijkaanpak een gebiedsgerichte benadering centraal. Dit komt in principe overeen met de wijze waarop deze wijken tot stand zijn gekomen. Hoewel dit alles vanzelfsprekend lijkt, dreigt echter een aantal waardevolle zaken in het gedrang te komen. Kerken en scholen verliezen hun oorspronkelijke functie, woningbouwcomplexen worden ingrijpend aangepast en structuren herzien. Feit is dat de naoorlogse wijken moeten worden aangepast aan de eisen/wensen van deze tijd. Daarom is het van belang de herkenbaarheid en de opmerkelijke karakteristieken vast te houden door deze te benoemen en op waarde te schatten. Alleen dan kan er rekening mee worden gehouden en er ook recht aan worden gedaan. Dat past ook in het licht van het belvedere-denken (“behoud door ontwikkeling”), dat met de Nota Cultuurhistorie uitgangspunt van het beleid is geworden.
Inspiratiebron bij planvorming en duidelijkheid vooraf:
Voor Gouda geldt dat een belangrijk deel van de stad is gebouwd in de periode na 1945. De Inventarisatie en de Waardering samen geven een vollediger beeld over de ontwikkeling van de stad en kunnen de (cultuurhistorische) waarden als inspiratie dienen voor nieuwe ontwikkelingen. Een nog op te stellen beleidslijn op dit vlak sluit aan bij een transparant, planmatig en integraal ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Daarmee kan de gewenste duidelijkheid vooraf worden gegeven aan ontwikkelaars
Ensembles, structuren en objecten in Noord:
Eerder genoemde Waardering geeft een overzicht van de waardevolle objecten, structuren en ensembles uit de naoorlogse periode in Gouda. Uit de waardering blijkt welke naoorlogse gebouwen en gebieden in cultuurhistorisch opzicht het meest waardevol zijn. Meer nog dan bij de Jongere Bouwkunst wordt bij de naoorlogse architectuur en stedenbouw een gebiedsgerichte benadering voorgestaan.
Voor Gouda Noord verdienen de volgende zaken bijzondere aandacht:
1. | als ensembles | ||
A. | buurten: | ||
a. | Ouwe Gouwe zuid | ||
b. | Ouwe Gouwe noord | ||
c. | Achterwillens | ||
B. | woonblok: | ||
d. | Samuel Munckerstraat | ||
e. | Regoutstraat | ||
C. | voorzieningen: | ||
f. | Thorbeckeveld | ||
2. | als structuren: | ||
g. | Albert Plesmanplein | ||
3. | als objecten: | ||
A. | kerken: | ||
h. | Aalberseplein 3, St. Josefkerk | ||
i. | Bleulandweg 1, Ger.Gem.Synodaal Verband | ||
j. | Van Hoogendorpplein 2, Pauluskerk | ||
B. | scholen: | ||
k. | Aalberseplein 6, ABC-school | ||
l. | Juliana van Stolbergstraat 2 | ||
m. | Tristanstraat 18 | ||
C. | openbare gebouwen: | ||
n. | Ruys de Beerenbroecklaan 2, Leger des Heils | ||
o. | Willem de Zwijgersingel 116, gymzaal | ||
D. | woongebouwen: | ||
p. | Oranje Nassaulaan 39-62 ca. | ||
q. | Regoutstraat 1-23 ca. | ||
E. | vrijstaande woningen: | ||
r. | Achterwillenseweg 112 |
Bovenstaande lijst met (zeer) waardevolle zaken bevestigt de indruk dat het plangebied Noord een belangrijke representant is voor de naoorlogse stedenbouw en architectuur. Voor een aantal zijn anno 2007 reeds sloop- of ingrijpende wijzigingsplannen in voorbereiding.
Gemeentelijke archeologische basiskaart
In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in april 2003 de gemeentelijke archeologische basiskaart vastgesteld (ABK). Doelstelling van deze nota is het behoud van het archeologisch erfgoed.
In de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden kunnen worden aangetroffen. De ABK bevat regels hoe met deze archeologische waarde om te gaan zoals:
- aanwijzing tot gemeentelijk archeologisch monument;
- een archeologievergunning voor bodemverstorende activiteiten in waardevolle gebieden;
- een onderzoekplicht voor overige gebieden.
Afbeelding: uitsnede archeologische basiskaart
In Noord is een aantal gebieden aanwezig met een middelhoge verwachting, te weten:
- Een afzetting die loopt van de Bodegraafsestraatweg tot de Karnemelksloot, en de kreekrug die de Wethouder Venteweg kruist (nr 8).
- Een afzetting bij de Achterwillenseweg (nr 9).
- Een oude achterkade aan de Graaf Florisweg (nr 24).
- Een oude achterkade aan de Achterwillenseweg (nr 25).
De overige gronden in Noord hebben een lage verwachting.
Binnen de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde bestaan op basis van geologische, historische en andere gegevens aanwijzingen dat archeologische waarden aanwezig zijn. Als er ontwikkelingen plaatsvinden binnen deze gebieden, is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek noodzakelijk om eventueel aanwezige archeologische waarden nader te onderzoeken.
3.6 Verkeersbeleid
3.6.1 rijksbeleid
Nota Mobiliteit
De Nota Mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan dat doelen en kaders voor het verkeers- en vervoersbeleid voor de middellange termijn (tot 2010) en lange termijn (tot 2020) beschrijft. De Nota Mobiliteit bevat maatregelen voor een sterke economie, een veilige samenleving, een goed leefmilieu en een aantrekkelijk Nederland. De samenhang tussen ruimte, verkeer en vervoer en economie wordt op ieder niveau (gemeentelijk, regionaal, nationaal en Europees) vergroot. De Nota Mobiliteit werkt deze uitgangspunten nader uit. Een aantal van deze uitgangspunten is:
- Sterkere economie door de bereikbaarheid te verbeteren.
- Groei van verkeer en vervoer mogelijk maken.
- Betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid van deur tot deur.
- Meer publiek-private samenwerking.
- Op de korte termijn onderhoudsachterstanden inhalen.
- Een start maken met een eerlijker vorm van betalen voor mobiliteit.
- Openbaar vervoer: een gerichte, ambitieuze en integrale benadering.
- Ruimte voor betrouwbaar, veilig en duurzaam goederenvervoer.
- De veiligheid permanent verbeteren.
- Kwaliteit leefomgeving verbeteren.
3.6.2 gemeentelijk beleid
Mobiliteitsplan
De komende jaren gaat er veel veranderen in en rond Gouda. Er zijn verschillende grote projecten gaande, zoals Spoorzone en Goudse Poort. Ook regionaal staat een aantal ruimtelijke ontwikkelingen gepland, vooral aan de westzijde van de stad. Deze veranderingen gaan gepaard met een grote toename van verkeer naar en binnen de stad. Om het huidige en nieuwe verkeer in goede banen te leiden, is een visie op verkeer en vervoer noodzakelijk. De gemeente Gouda heeft daarom een mobiliteitsvisie opgesteld. Deze geeft in hoofdlijnen aan welk wegennet de gemeente nastreeft om de verkeerssituatie de komende vijftien jaar onder controle te houden.
De omvang van de autogroei is dusdanig groot, dat de bereikbaarheid van Gouda vanuit de Zuidplaspolder maar ook vanuit de rest van de regio, onvoldoende dreigt te worden. Om dit tegen te gaan en om de kwaliteit van de leefbaarheid en verkeersveiligheid te waarborgen, zijn ingrijpende maatregelen nodig.
In de mobiliteitsvisie komen verschillende manieren van vervoer aan bod met als doel om mensen te verleiden tot verantwoord mobiliteitsgedrag. Door het stimuleren van onder andere de fiets en het openbaar vervoer wil de gemeente overbelasting van de infrastructuur voorkomen waardoor ruimte blijft bestaan voor belangrijk economisch verkeer. Deze doelstelling is in de visie verder uitgewerkt in een aantal strategische keuzes. Ook is aangegeven wat nodig is om het autogebruik tot 2020 op verantwoorde wijze te verwerken en welke maatregelen verder onderzocht moeten worden.
Met de mobiliteitsvisie beschikt de gemeente Gouda over samenhangend verkeer- en vervoersbeleid. De visie is een kapstok voor de verschillende deelnota's verkeer en vervoer, zoals voor fietsen en parkeren en de wijkverkeersplannen. Bij de uitwerking van de mobiliteitsvisie in de wijken worden bewoners en wijkteams betrokken.
Afbeelding: ontsluitingsstructuur Gouda (bron: ruimtelijke structuurvisie Gouda)
Parkeerbeleidsplan
In het Parkeerbeleidsplan (december 2004) wordt de verkeersproblematiek in Gouda beschreven en wordt aangegeven welke maatregelen kunnen leiden tot een verbetering. Door de sterke groei van het autoverkeer is de vraag naar parkeerplaatsen de afgelopen jaren fors gestegen.
Het parkeerbeleid kent drie centrale beleidsuitgangspunten:
- voorzien in de parkeerbehoefte nu en in de toekomst;
- de gemeente reguleert bestaande en stimuleert nieuw aan te leggen parkeervoorzieningen en reguleert het gebruik (tariefheffing, belanghebbenden);
- alle kosten die aan het parkeren zijn toe te rekenen worden in rekening gebracht bij de gebruiker.
Randvoorwaarden daarbij zijn:
- kostendekkende tarieven zodat het voor investeerders interessant wordt te investeren in parkeervoorzieningen;
- de gemeente draagt zorg voor de exploitatie van parkeerfaciliteiten in het openbaar gebied;
- parkeren op eigen terrein (uitgangspunt is dat zowel in de bestaande situatie als in nieuwbouwsituaties de parkeerruimte op eigen terrein wordt benut);
- uitbreiding van parkeervoorzieningen mag niet leiden tot meer verhard oppervlak ten koste van openbaar groen (dus gestapelde parkeervoorzieningen).
Op wijkniveau is bepaald dat voor bewoners voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn. Dit komt neer op één veilige parkeerplek per huishouden in de omgeving van de woning bij voorkeur op eigen terrein en een tweede plek op acceptabele loopafstand in een veilige omgeving. Bezoekers kunnen eventueel op grotere afstand van de woning parkeren. Wanneer het bij woningen in de binnenstad niet mogelijk is om een parkeerplek op eigen terrein te realiseren, dan zullen deze worden aangemerkt als woning voor “autoloos wonen”.
3.7 Milieubeleid
3.7.1 rijksbeleid
Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4)
Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) bevat de strategische beleidslijnen voor de lange termijn (2030). Het zet in op systeeminnovaties, transities en beleidsvernieuwingen om oplossingen te vinden voor de milieuproblemen die zich de komende decennia zullen blijven voordoen. De ambities voor het oplossen van de hardnekkige milieuproblemen zijn hoog. Zo is het doel dat de milieukwaliteit uiteindelijk zodanig is dat circa 95% van de natuur in Nederland duurzaam wordt beschermd. Daarnaast mogen er op termijn geen milieugerelateerde gezondheidseffecten meer zijn. Om deze vergaande beleidsambities te kunnen realiseren, zullen de emissies van met name NOx, VOS, ammoniak en fijn stof in Nederland met 70-90% moeten worden gereduceerd ten opzichte van 1990. Het NMP4 verwacht daarbij veel van technologische oplossingen (doorbraaktechnologieën). Met de huidige, bekende technologieën zijn dergelijke reductiepercentages in 2030 nauwelijks voorstelbaar. Om de effecten van klimaatverandering het hoofd te kunnen bieden zal de CO2-emissie in West-Europa de komende decennia met 30-50% moeten afnemen, uitgaande van op termijn gelijke CO2-emissies per hoofd van de bevolking op mondiale schaal.
De voornaamste invoeringsproblemen liggen op het politieke, sociale en institutionele vlak. Het NMP4 bevat ook nieuwe korte-termijn doelstellingen (2010) voor verzuring en geluidhinder. Deze zijn minder vergaand dan de oorspronkelijke NMP3-doelen voor 2010. Realisatie van de 2010-doelen uit het NMP3 in 2020 is voor de emissie van SO2 voorstelbaar, maar lijkt voor de emissie van VOS problematisch. Het doel voor de NOx-emissie is met de nu voorstelbare technieken in 2020 niet realiseerbaar. Dit geldt ook voor de emissie van ammoniak.
Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Op het gebied van externe veiligheid is het huidige beleid voor transport van gevaarlijke stoffen afkomstig uit de 'Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' dat 4 augustus 2004 in de Staatscourant is gepubliceerd. De 'Circulaire' bevat normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en kent een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen/besluiten dient de 'Circulaire' in acht te worden genomen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is sinds 27 oktober 2004 van kracht. Het besluit verplicht gemeenten risicovolle situaties van inrichtingen ten opzichte van kwetsbare bestemmingen binnen 3 jaar te saneren als het plaatsgebonden risico hoger is dan 10-6 voor 2010. Voor wat betreft het groepsrisico is de verantwoordingsplicht wettelijk geregeld. Krachtens het Bevi moeten alle besluiten in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet Ruimtelijke Ordening integrale aspecten van externe veiligheid afwegen.
Wet Luchtkwaliteit
Deze wet is onderdeel van de Wet milieubeheer. Het hoofdstuk 'Luchtkwaliteitseisen' van deze wet is op 15 november 2007 in werking getreden. In deze wet zijn grenswaarden opgenomen die bindend zijn voor de overheid. In de wet wordt aangegeven dat bij uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van een bepaalde luchtverontreinigde stof de betreffende grenswaarden in acht moeten worden genomen.
Het gaat daarbij onder meer om de bevoegdheid aangaande het vaststellen en herzien van een bestemmingsplan alsmede de goedkeuring ervan door GS. Omdat grenswaarden bindend zijn, stellen ze beperkingen aan activiteiten waardoor overschrijding van de grenswaarden voor de buitenluchtkwaliteit geldt. De grenswaarden moeten derhalve worden betrokken bij de ruimtelijke planvorming (luchtparagraaf in bestemmingsplan).
3.7.2 gemeentelijk beleid
Beleidsplan Milieu en water, plan van aanpak leefomgevingkwaliteit
Dit beleidsplan is in voorbereiding. Het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland (ISMH) brengt per gebieds(type) in kaart wat de actuele milieusituatie is voor ten minste de aspecten bodem, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Het is bedoeling deze milieusituatie af te zetten tegen het wettelijke minimumniveau (wettelijk verplichte grenswaarden), het gewenste niveau en het optimale niveau.
Doel is een gebiedsgerichte benadering door te voeren waarbij het milieu betrokken wordt in de ruimtelijke planvorming zodat de leefbaarheid, duurzaamheid, kwaliteit en uitvoerbaarheid van het plan aanzienlijk vergroot kunnen worden.
Om deze doelstellingen te bereiken is een plan van aanpak opgesteld (september 2005), dat in het kader van de regionale doorwerking van het beleidsplan milieu en water 2005-2006 wordt uitgewerkt in een concrete gebiedsgerichte aanpak. Waar mogelijk is deze aanpak al betrokken bij het opstellen van dit bestemmingsplan, zie hoofdstuk 4.
3.8 Groenbeleid
Groenstructuurplan 2007-2015
Het beleid van de gemeente Gouda is om de openbare ruimte in de stad schoon, heel en bruikbaar te houden. Het openbaar groen is één van de factoren die de kwaliteit van de openbare ruimte bepalen. In het Groenstructuurplan 2007-2015 zijn keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld ten aanzien van het openbaar groen.
In het groenstructuurplan is onderscheid gemaakt in gebiedstypen. Binnen de wijk Noord komt het gebiedstype 'woonwijken' voor.
In de woonwijken komt een grote variatie voor aan groentypen. Beleid voor het groen in de woonwijken is een mix van groen als gebruiksfunctie en als esthetische functie, herkenbaarheid van de wijk, trapveldjes en speelplaatsen. De ecologische functie van groen in woonwijken is beperkt. Groen met een natuurlijk karakter komt vooral voor aan de buitenranden van wijken of in bredere groenzones.
Afbeelding: groenstructuur Gouda (bron: Groenstructuurplan 2007-2015)
Kwaliteitsplan Openbare ruimte
Een schonere en veiligere stad, daar moet het kwaliteitsplan openbare ruimte voor gaan zorgen. In dit plan staan de eisen waaraan plantsoenen, pleinen, speeltuinen en openbaar groen moeten voldoen. Het kwaliteitsplan bestaat uit drie delen:
- A. Stedelijk kader:
In het Stedelijke kader staat uitgelegd hoe bepaald wordt wat 'kwaliteit' is, en welke uitgangspunten daarbij gebruikt worden. Ook staat samengevat aan welke kwaliteit de openbare ruimte moet voldoen, zowel de inrichting als het beheer. - B. Leidraad inrichting openbare ruimte:
Hierin staan regels en richtlijnen voor de inrichting van de openbare ruimte. Daarbij gaat het om vragen als hoe d het trottoir moet zijn en welke boomsoorten moeten worden toegepast. De leidraad wordt vanaf nu gebruikt bij alle nieuwe plannen en projecten. - C. Beheerkwaliteitplan:
In dit deel wordt met foto's geïllustreerd wat de kwaliteit van het onderhoud in de stad kan zijn. Van bijvoorbeeld banken, prullenbakken, bloemperken en andere onderdelen van bestrating en groen per onderdeel zijn vijf situaties te zien: van een minimum onderhoudsniveau tot de hoogste kwaliteitsklasse.
3.9 Water
3.9.1 rijksbeleid
Vierde Nota waterhuishouding
Met het uitkomen van Waterkader (de Vierde Nota waterhuishouding) in 1998 en de Nota Ruimte heeft het stedelijk waterbeheer de afgelopen jaren een extra impuls gekregen. Belangrijke onderwerpen die in deze nota’s naar voren worden gebracht, zijn:
- water als sturend element voor de ruimtelijke ordening: anticiperen in plaats van reageren om zo flexibel mogelijk in te spelen op bodemdaling;
- zeespiegelstijging en klimaatverandering;
- het inrichten van watersystemen volgens de principes:
- 1. niet afwentelen (bestuurlijk, financieel en geografisch en op elk schaalniveau);
- 2. drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren;
- 3. meer ruimte naast techniek.
- meervoudig ruimtegebruik door koppelingen te leggen met andere functies zoals natuur, stadsvernieuwing en recreatie.
3.9.2 provinciaal beleid
Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010
In dit beleidsplan wordt het provinciaal beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Het plan bestaat zoals de titel aangeeft uit een groen-, water- en milieudeel en een visie. Het beleidsplan geeft de kaders en doelstellingen voor de periode 2006-2010 en geeft een doorkijk tot 2020, en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). Het Waterdeel beschrijft het kader voor het regionaal waterbeheer en vormt, samen met de andere delen, het toetsingskader voor de waterbeheersplannen van de waterschappen. De Beleidsnota Water (in november 2005 vastgesteld door Provinciale Staten) vormt het uitgangspunt voor het Waterdeel. De provincie tracht het waterbeleid te sturen middels een filosofie. Centraal binnen deze filosofie staat het maken van afspraken en het stellen van kaders tussen de waterschappen de gemeenten en de waterschappen. In navolging van het in de Nota Ruimte geïntroduceerde ontwikkelingsplanologie streeft de provincie tevens naar het stellen van strategische kaders die voorwaarden stellen en condities scheppen voor de invulling en uitvoering van waterbeleid.
In het plan wordt beschreven wat de rol van de provincie is in het waterbeleid. Aan de hand van drie thema's, waterveiligheid, waterbeheersing en waterkwaliteit, schets de provincie het voorgenomen en bestaande beleid alsmede de taken van de provincie en haar partners.
Specifiek voor beleid aangaande stedelijk waterbeheer hebben provincie en gemeenten afgesproken dat gemeenten stedelijk waterplannen opstellen die als instrument dienen voor de ruimtelijke ordening.
Waterbeheerplan Rijnland
Op 1 maart 2006 heeft het algemeen bestuur van Rijnland een nieuw waterbeheerplan, “Waterwerk Rijnland 2006-2009” vastgesteld. In dit plan geeft Rijnland aan wat zijn ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De ambities en maatregelen richten zich op het waarborgen van de veiligheid, het verder verbeteren van het beheer en de inrichting van het waterhuishoudkundig systeem én het verbeteren van de waterkwaliteit. De verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. De maatregelen in “Waterwerk Rijnland 2006-2009” bereiden het beheergebied de komende jaren voor op deze ontwikkelingen.
Keur
Het waterschap heeft een vergunningstelsel, Rijnlands Keur genaamd voor werkzaamheden onder, boven of nabij oppervlaktewater of een waterkering. In de keur wordt ook het onderhoud van watergangen en keringen geregeld. Het gaat hier bijvoorbeeld om:
- 3. Alle werken in of nabij regionale keringen (boezem- en polderkaden) en primaire keringen (zoals de zeewering, de dijk langs de Hollandsche IJssel of de landscheiding tussen het hoogheemraadschap van Rijnland en Delfland): te denken valt aan alle graafwerkzaamheden, het bouwen of veranderen van werken, maar ook regels met betrekking tot beweiding met vee en beplanting.
- 4. Alle werken in of nabij boezem en polderwateren; te denken valt aan steigers, dempen, graven, bruggen, duikers, kabels en leidingen, maar ook het vrijhouden van onderhoudstroken langs watergangen (o.a. bomen en schuttingen).
De waterkeringen waar het om gaat zijn aangeven op de bij dit bestemmingsplan behorende plankaart als waterstaats- of waterkeringdoeleinden. Voor werkzaamheden in deze zone moet dus contact opgenomen worden met de waterbeheerder (Hoogheemraadschap van Rijnland)
Voor de boezem- en polderwateren gaat het om werkzaamheden in het water tot een afstand van 2 tot 5 m vanaf de waterkant. De meeste boezem en polderwateren in het plangebied zijn als waterdoeleinden bestemd op de plankaart (hoofdstelsel). Ook hier geldt dat voor werkzaamheden contact opgenomen moet worden met de waterbeheerder
3.9.3 gemeentelijk beleid
Waterplan Gouda
Het beleid ten aanzien van water is vastgelegd in het "Waterplan Gouda" van mei 2003. Gouda ligt midden in het Groene Hart, een waterrijk veengebied. De stad Gouda en het water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Historisch gezien heeft Gouda haar ontstaan en ontwikkeling voor een groot deel aan het water te danken. Waterbeheer is van oudsher cruciaal voor de leefbaarheid van Gouda. Niet alleen om de veiligheid tegen overstroming en de afvoer van afvalwater te garanderen, maar ook om gezond en aantrekkelijk water in de woon-, werk- en leefomgeving te hebben.
Doel van het waterplan Gouda
Water is in Gouda een gezichtsbepalend element. De afgelopen jaren wordt meer en meer vormgegeven aan het integraal waterbeheer in Gouda. Om de samenhang en de afstemming met de waterbeheerders verder te verbeteren, is in het waterplan een overkoepelende visie geschreven. In het waterplan speelt de gemeente Gouda samen met de waterbeheerders in op actuele beleidsontwikkelingen in het (stedelijk) waterbeheer. Het waterplan geeft niet alleen een gezamenlijke visie, maar ook een uitvoeringsprogramma van maatregelen die nodig zijn om de visie te realiseren. Belangrijke elementen van de visie zijn het houden van droge voeten, gezond water met een goede kwaliteit voor mens en natuur en water om naar te kijken en van te genieten. Daarnaast vraagt waterbeheer in de stad om een goede communicatie met de bewoners.
Integraal waterbeheer
Integraal waterbeheer is een sleutelbegrip in het waterplan. Integraal waterbeheer blijft de aanpak voor 'een veilig en bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen' (Vierde Nota Waterhuishouding). Centraal in het waterplan staan de volgende drie kenmerken van integraal stedelijk waterbeheer:
- 1. Samenhang binnen het waterbeheer
Het watersysteem is een samenhangend systeem van riolering (afvalwater), oppervlaktewater (zowel kwaliteit als kwantiteit), grondwater en natuur. Het is nodig om met deze samenhang rekening te houden, omdat ingrijpen in één onderdeel van dit systeem effecten kan hebben op de andere delen. - 2. Samenhang met andere functies
Open water in de stad wordt meer en meer gewaardeerd; het is een wezenlijk onderdeel van de dagelijkse woon-, werk- en leefomgeving. Het is van belang water mede als sturend principe te hanteren bij de toekenning van functies en bij de inrichting en het beheer van het stedelijk gebied. - 3. Samenwerking en samenspraak
De waterhuishouding raakt vele belangen: wonen, recreatie, natuur en toerisme. Een optimale samenwerking tussen gemeente en waterbeheerders in samenspraak met buurgemeenten en verschillende maatschappelijke groeperingen is nodig om de diverse functies van het water te versterken. Daarnaast moeten intenties, ambities en doelstellingen afgestemd worden op die van andere beleidsterreinen, zoals milieu, ruimtelijke ordening, wonen en verkeer. In paragraaf 5.6 (waterparagraaf) is beschreven hoe het beleid uit het gemeentelijk waterplan is vertaald in dit bestemmingsplan.
3.10 Sport En Recreatie
Sportnota Gouda
In deze nota wordt nader invulling gegeven aan de strategische beleidsuitgangspunten voor het Goudse sportbeleid. Het sportbeleid van de gemeente Gouda sluit aan op de nota 'Tijd voor sport' van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de nota 'Sport scoort' van de provincie Zuid-Holland. De centrale doelstellingen van het Goudse beleid zijn:
- het ondersteunen van krachtige, vitale sportverenigingen die voorbereid zijn op de toekomst;
- het faciliteren, stimuleren en zichtbaar maken van sportprestaties;
- het bevorderen van een toegankelijk en breed aanbod aan sport en bewegingsactiviteiten, sociale samenhang en gezondheid;
- het realiseren van voorzieningen.
Nota sportaccommodatiebeleid (in voorbereiding)
In dit te ontwikkelen beleid wordt de basis gelegd voor een langetermijnvisie op basis van de huidige knelpunten in vraag en aanbod. Per basisvoorziening wordt vanuit de huidige knelpunten een richting aangegeven. Deze wordt vervolgens aangevuld met effecten van de genoemde maatschappelijke ontwikkelingen.
Recreatie
Er is geen algemeen recreatiebeleid binnen de gemeente Gouda. Recreatie is echter veelal verbonden met andere functies. In de Ruimtelijke structuurvisie wordt gesteld dat de grote groengebieden in en aan de rand van de stad naast een rol als schakel tussen stad en landschap tevens een cruciale rol spelen als stedelijke recreatiegebieden.
De Goudse Hout kan in de huidige situatie reeds worden gezien als een stedelijk recreatiegebied. In de Ruimtelijke structuurvisie wordt echter wel voorzien in een kwaliteitsverbetering van het gebied. Deze verbetering dient met name te worden gemaakt in de gebruiksmogelijkheden van het gebied. Een van de sleutelprojecten van de Ruimtelijke structuurvisie is dan ook het verbeteren van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en recreatieve gebruiksmogelijkheden van de groengebieden rondom Gouda. Voor de Goudse Hout is een gebiedsvisie en een inrichtingsplan opgesteld (2001). De vertaling van deze twee documenten naar concrete voorstellen is in op dit moment in voorbereiding. Tevens is er een gebiedsplan in voorbereiding. Dit plan wordt opgesteld door de beheerder van het recreatiegebied.
3.11 Economisch Beleid
Detailhandelsnota
Binnen de gemeente is een nieuwe detailhandelsnota in voorbereiding. Deze nota moet het geldende, niet meer actuele, detailhandelsbeleid voor de gemeente vervangen. In de nota wordt voor de wijk Noord ingegaan op een kleine buurtconcentratie aan de Willem en Marialaan. Dit centrum biedt een volwaardig pakket aan dagelijkse speciaalzaken, heeft een nette pui en een eenduidige uitstraling. Het centrum is gevestigd langs een zijde van de Willem en Marialaan, met een aaneengesloten winkelfront. Wat betreft de kernkwaliteiten zit het voor dit buurtcentrum wel goed. Het centrum heeft geen supermarkt. De Willem en Marialaan kennen eenrichtingsverkeer en parkeren voor de deur. Deze plekken zijn snel vol. De klant kan dan uitwijken naar de overkant van het centrum. Het centrum moet het vooral van het speciaalzakenaanbod hebben, blijven inzetten op klantvriendelijkheid, de service, goede producten, bezorgen van boodschappen en de sterke betrokkenheid bij de wijk.
Naast de bovengenoemde buurtwinkelconcentratie bevinden zich nog twee buurtwinkelcentra namelijk: Van Hogendorpplein/Thorbeckelaan en het Driewegplein.
3.12 Horeca
Op 2 april 2008 is de horecanota 2008 - 2017 'Eten, drinken en overnachten in Gouda' vastgesteld. Met de horecanota is gevolg gegeven aan de wens om meer duidelijkheid te geven voor ondernemers, bezoekers en bewoners over de ontwikkelingsmogelijkheden en -gebieden van de horeca. Met de horecanota is de input gegeven voor het opstellen van de regeling van de horeca in bestemmingsplannen, waarin in ruimtelijke zin ontwikkelingsmogelijkheden en beleidsuitgangspunten inzichtelijk worden gemaakt. Tevens biedt het een toetsingskader (beleidsregels) voor diverse initiatieven. De horecanota richt zich met name op de binnenstad, maar ook voor de overige gebieden worden beleidsuitspraken gedaan. De hoofddoelstelling voor de horeca is in de horecanota als volgt geformuleerd: "Gouda wil meer inzetten op de economische en maatschappelijke potentie van horeca, zonder de balans met de leefbaarheid en het woonklimaat van de binnenstad uit het oog te verliezen."
Daarnaast zijn de volgende subdoelen geformuleerd:
- verhogen van de bestedingen en verlengen van de verblijfsduur in de horeca en andere vrijetijdssectoren (detailhandel, toerisme, cultuur en vermaak);
- ruimte bieden voor realisatie van een aantrekkelijk horeca-aanbod dat aansluit bij de wensen van consumenten;
- ruimte bieden voor dynamiek in de horecasector met voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor ondernemers;
- versterken van de werkgelegenheid in de horeca en gerelateerde vrijetijdssectoren.
Gouda kiest voor de inzet van verschillende instrumenten om sturing te geven aan de gewenste horecaontwikkeling. Het bestemmingsplan is het belangrijkste instrument voor de regulering van de horeca. In het bestemmingsplan wordt vastgelegd waar de vestiging van horeca is toegestaan en waar niet. Tevens kunnen in het bestemmingsplan regels worden opgenomen over het aantal en het soort horeca-inrichtingen dat in een bepaald gebied is toegestaan. De primaire afweging voor het vestigen van horeca vindt dus plaats in het bestemmingsplan. De exploitatievergunning op basis van de APV is daarbij volgend en richt zich uitsluitend op de openbare orde en veiligheid. Bij het beoordelen van de exploitatievergunning wordt weliswaar rekening gehouden met het woon- en leefklimaat, maar ook op dat onderdeel is het bestemmingsplan het belangrijkste toetsingskader.
De wijze van bestemmen in de geldende bestemmingsplannen houdt kort gezegd in dat alle horecabedrijven specifiek zijn aangegeven (hetzij via een aanduiding binnen de bestemming, hetzij via een specifieke bestemming) en dat nieuwvestiging elders in principe niet is toegestaan.
In de nieuw op te stellen bestemmingsplannen komt er ruimte voor nieuwe initiatieven. Dit kan door:
- meer ontheffingsmogelijkheden op te nemen binnen de bestemming horeca, waarbij gebruik wordt gemaakt van de horecacategorieën. Daarbij kunnen onder bepaalde voorwaarden andere horecacategorieën toegestaan worden om daarmee functiewisselingen, die passen binnen de horecanota, mogelijk te maken;
- bieden van ontwikkelingsmogelijkheden door ontheffingsmogelijkheden binnen andere (gemengde) bestemmingen op te nemen, waarbij onder bepaalde voorwaarden een verruiming van de horecacategorieën wordt toegestaan;
- wijzigingsbevoegdheden opnemen binnen andere bestemmingen voor horecacategorieën die passen binnen het horecabeleid, waarmee het aantal horecabedrijven kan toenemen.
3.13 Prostitutie
Het beleid ten aanzien van prostitutie is neergelegd in het facetbestemmingsplan "Prostitutie", vastgesteld door de gemeenteraad in maart 2001. Dit beleid is nog steeds actueel en geldt ook voor het plangebied.
Momenteel zijn er in Gouda drie seksinrichtingen aanwezig. Geen van deze inrichtingen is gesitueerd in de wijk Noord. In het onderhavige plan is een regeling opgenomen die voor heel Noord de vestiging van seksinrichtingen verbiedt.
Hoofdstuk 4 Richtlijnen En Randvoorwaarden
4.1 Inleiding
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.
De in de volgende paragrafen vermelde informatie is gebaseerd op het milieukundig onderzoek van de Milieudienst Midden-Holland (rapport van juni 2008, met kenmerk 070601.2eef). De milieukundige rapportage is als bijlage 3 aan het bestemmingsplan bijgevoegd.
4.2 Wegverkeerslawaai
Beleidskader
Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen tenzij de weg binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. De te beschouwen wegen hebben een zone: een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden.
De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend in de zone een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk.
Bij de berekening voor de geluidzonering wordt gekeken naar de verkeersintensiteit, het type verkeer en de gesteldheid van de weg. Het geluidsniveau mag op de gevel niet meer bedragen dan 48 dB. De gemeente kan, volgens de beleidsregels Hogere Waarden regio Midden-Holland, hogere waarden vaststellen tot maximaal 63 dB.
Geluidsbelasting
Op onderstaande afbeelding is de geluidbelasting van het plangebied weergegeven.
Afbeelding: geluidcontour peiljaar 2020
Uit bovenstaande afbeelding is af te leiden dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer (inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) voor situatie 2020 voor een groot deel van het plangebied lager dan (of maximaal gelijk aan) de voorkeursgrenswaarde van 48 dB is. Dit geldt ook voor de situatie 2007.
Ontwikkelingen welke plaatsvinden buiten de 48 dB geluidcontour (geluidbelasting dus < 48 dB)zijn zondermeer mogelijk. Indien nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden binnen voornoemde geluidcontour zal een nader akoestisch onderzoek plaats dienen te vinden naar de verwachte geluidbelasting ter hoogte van een eventuele ontwikkellocatie en zal indien noodzakelijk een hogere waarde (of waarden bij meerdere wegen) procedure moeten worden doorlopen.
4.3 Spoorweglawaai
Deze spoorwegen hebben een zone waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden. Volgens artikel 4.9 en 4.10 van het Bgh bedraagt met ingang van 1 januari 2007 voor nieuwe woningen de voorkeursgrenswaarde 55 dB en de maximale hogere waarde 68 dB.
Geluidsbelasting
De zone van de spoorlijn (traject 590) ter hoogte van het plangebied bedraagt 600 meter. Het bestemmingsplangebied valt binnen deze zone. De geluidsbelasting ten gevolge van het railverkeer voor het jaar 2010-2015 is op de onderstaande afbeelding weergegeven. Langs het gehele traject binnen het bestemmingsplangebied zijn geluidschermen langs de spoorlijn aanwezig welke in de berekeningen zijn mede beschouwd.
Afbeelding : geluidcontour peiljaar 2010/2015
Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat binnen meer dan 50% van het plangebied voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB voor railverkeerslawaai. De berekende 55 dB contour is voor zowel peiljaar 2004 als 2010/2015 op circa 450 m afstand van het spoor gelegen. Binnen deze geluidcontour, oftewel binnen een afstand van 450 m tot het spoor, wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden.
Indien binnen voornoemd gebied (geluidbelasting > 55 dB) geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd dient een nader akoestisch onderzoek plaats te vinden naar de optredende geluidbelasting op de gevels ten gevolge van het railverkeer. Tevens moet een hogere waarde te worden aangevraagd.
De berekende 68 dB-contour (maximale ontheffingswaarde) is op circa 20 m afstand van het spoor gelegen. Indien op zeer korte afstand vanaf het spoor geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd dient rekening te worden gehouden met de mogelijke noodzaak van toepassing van dove gevels.
4.4 Luchtkwaliteit
Beleidskader
De kwaliteit van de buitenlucht moet voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn gesteld in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). De normen zijn gebaseerd op de Europese Richtlijn luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit wordt getoetst aan de hand van grenswaarden voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Omdat stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn, is dit onderzoek gericht op deze twee stoffen. Waar grenswaarden voor andere stoffen mogelijk overschreden worden wordt hier apart aandacht aan besteed.
In 2010 moet aan de grenswaarden (jaargemiddelde en uurgemiddelde concentratie) voor NO2 en in 2005 aan de grenswaarden voor PM10 (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde) worden voldaan.
Situatie
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat langs de beschouwde wegen voldaan wordt aan de grenswaarden voor PM10. In 2010 treedt volgens berekening met het CAR II rekenmodel overschrijding op van de grenswaarde van NO2 ter hoogte van de Spoorstraat. Echter uit meer gedetailleerde berekeningen met het Geostacksrekenmodel blijkt dat ter hoogte van de beschouwde locaties wel voldaan kan worden aan de grenswaarde voor NO2 in 2010.
De vaststelling van het bestemmingsplan stuit niet op bezwaren wat betreft luchtkwaliteit. Indien specifieke ontwikkelingen in het bestemmingsplangebied plaats zullen vinden, dient een luchtonderzoek voor die ontwikkelingen uitgevoerd te worden.
4.5 Bedrijvigheid
Beleidskader
Middels de Wet milieubeheer wordt hinder en schadelijke effecten in woonsituaties zoveel mogelijk voorkomen. In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan kunnen bedrijven ingedeeld worden in een viertal categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies.
- Categorie 1: grootste afstand 0 en 10 meter;
- Categorie 2: grootste afstand 30 meter;
- Categorie 3: grootste afstand van 50 tot 100 meter;
- Categorie 4: grootste afstand van 200 tot 300 meter.
Met behulp van het inrichtingenbestand van de Milieudienst is geïnventariseerd welke bedrijven zich in het bestemmingsplangebied bevinden. Tevens is geïnventariseerd welke bedrijven zich buiten het bestemmingsplangebied bevinden met een milieuzone die reikt tot binnen het bestemmingsplangebied. Voor het bepalen van de milieuzones is uitgegaan van de afstandnormen op basis van de VNG-richtlijn. De milieuzones zijn een aandachtspunt wanneer toekomstige ontwikkelingsplannen in het bestemmingsplangebied moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan.
Situatie
Gezien de aanwezige functies binnen het bestemmingsplan is de aanwezigheid van categorie 1- en 2-bedrijven volgens de VNG-publicatie passend. Derhalve worden alleen de bij de Milieudienst bekende bedrijven met categorie 3 of hoger weergegeven.
In de onderstaande tabel zijn de relevante bedrijven in (de omgeving van) het plangebied weergegeven.
lokatie | naam | bedrijfsaard | SBI-code | Categorie | Min. afstand |
Platteweg 33 | Jachtwerf Rick Homan | Jachthaven | 9262 G | 3.1 | 50 m |
Platteweg 47 | Jachtwerf Le Ri Jo | Jachthaven | 9262 G | 3.1 | 50 m |
tabel : Bedrijven in de omgeving van het bestemmingsplangebied
Er zijn geen bedrijven in het plangebied, die ruimtelijk een knelpunt vormen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen in het Goudse Hout, dient rekening te worden gehouden met een afstand van 50 meter van de jachtwerven aan de Platteweg 33 en 47 net over de gemeentegrens in Reeuwijk.
4.6 Externe Veiligheid
Beleidskader
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:
- het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers.
- het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg calamiteiten met gevaarlijke stoffen.
Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR:
- rond inrichtingen waarin opslag / verwerking gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Risico's verbonden aan het transport gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen.
In het Besluit EV Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.
Situatie
Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en door buisleidingen en met betrekking tot risicorelevante bedrijven gelden geen beperkingen voor het bestemmingsplangebied.
Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoort geldt een invloedsgebied van 200 meter. Naar aanleiding van de realisatiecijfers van 2006 van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor is onder begeleiding van de Milieudienst nieuw onderzoek naar het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de PR 10-6 contour geen belemmering vormt voor het plan Noord.
Het berekende groepsrisico ligt zowel in de huidige als de toekomstige situatie (2020) boven de oriënterende waarde. Ook al betreft het een bestemmingsplan met een conserverend karakter, toch moet voor dit bestemmingsplan het GR worden verantwoord. Er wordt in de loop van 2009 een verantwoording van het GR opgesteld voor de gehele gemeente Gouda in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. Voor dit bestemmingsplan kan verwezen worden naar deze verantwoording.
4.7 Leidingen
In het plangebied lopen een aantal leidingen, te weten:
- gasleiding;
- drietal watertransportleidingen. De grootte en het type van deze waterleidingen is ø 500 mm staal en tweemaal ø 700 mm staal. De laatstgenoemde waterleidingen lopen vanaf het zuiveringsstation Rodenhuis naar Gouda en voorzien daarmee de gemeente van drinkwater;
- ondergrondse hoogspanningsverbinding (150 kV) met het daarbij behorende oliedrukstation.
Ter weerszijden van deze leidingen mogen al dan niet bebouwing worden gerealiseerd als wordt voldaan aan de eisen die de leidingbeheerder stelt.
4.8 Bodem
Beleidskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient een bodemonderzoek te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van een bepaalde bestemming(wijziging). In de praktijk wordt begonnen met een BIS-toets die eventueel uitgebreid kan worden met achtereenvolgens een historisch onderzoek conform de NVN 5725 en een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 dan wel een daarvan afgeleid grofmaziger onderzoek dat is toegesneden op het stadium van planvorming.
Het uit te voeren bodemonderzoek kan ook worden gebruikt (samenloop) of is noodzakelijk ten behoeve van andere (wettelijke) kaders:
- Woningwet: Op basis van artikel 8 van de Woningwet dient te worden voorkomen dat er wordt gebouwd op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van gebruikers. Dit wordt voorkomen met het uitvoeren van bodemonderzoek.
- Wet milieubeheer: nulsituatie voor te realiseren bedrijfsbestemmingen.
- Grondtransactie: aan- en verkoop van terreinen.
De gemeente Gouda beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan. Dit betekent dat grondverzet conform de regels van de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet in principe mogelijk is.
Situatie
Op onderstaande afbeelding is de bekende bodemsituatie van het plangebied weergegeven:
Afbeelding: bodemkaart
Indien binnen het gebied ontwikkelingen plaatsvinden dient een historisch onderzoek te worden uitgevoerd volgens de NVN 5725. Aansluitend kan de uitvoering van een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Voor het toepassen van grond van buiten het plangebied wordt verwezen naar de toepassingswaarden zoals deze zijn af te leiden van www.milieudienstmiddenholland.nl/bkk.
Binnen het plangebied bevindt zich een aantal locaties die bij toekomstige ontwikkelingen extra aandacht op het gebied van bodem behoeven. Op een aantal locaties dient op basis van de voormalige bedrijfsactiviteiten, de (voormalige) aanwezigheid van tanks, gedempte sloten en/of de resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken een vervolgonderzoek uitgevoerd te worden. Indien sprake is van concrete plannen kan de Milieudienst toelichting en advies geven waar en hoe de bodem het best onderzocht dient te worden.
De gemeente Gouda beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en over bijbehorend grondstromenbeleid. Het plangebied ligt in meerdere zones (zone 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en zone toemaakdekken op Hollandveen).
4.9 Leefomgevingskwaliteit En Duurzaamheid
Kader
Kwaliteit van de leefomgeving is een breed begrip. Een goede leefkwaliteit houdt in dat bewoners, ondernemers en gebruikers van de openbare ruimte hun leefomgeving als herkenbaar, prettig, schoon en aantrekkelijk ervaren, zodat ze er graag wonen, werken en verblijven.
De kwaliteit van de leefomgeving wordt bepaald door onder meer de veiligheid op straat, overlast, de staat van woningen, nabijheid van winkels en horeca, mogelijkheden voor sport- en recreatie en participatie van bewoners in buurtactiviteiten. Van een woonwijk met gemengde functies, zoals Goverwelle, wordt verwacht dat het goed bereikbaar is, levendig, schoon, aantrekkelijk en (sociaal) veilig is. Daarnaast moet het een gebied zijn waar men graag verblijft.
Een milieuvisie draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Hoe gebruikers hun leefomgeving beoordelen hangt mede af van de aanpak van de vervuiling van de bodem, lucht en water, veiligheidsrisico's van bedrijvigheid, geluidoverlast, windgevoeligheid, schaduwwerking en afvalinzameling. Daarnaast gaat het ook om de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit, de kwaliteit van de natuur en het landschap.
Voorgaande houdt in dat een optimale leefomgevingkwaliteit zeker niet bereikt zal worden door bij de invulling van een gebied direct de grenswaarden voor de milieuonderdelen geluid, lucht, bodem en dergelijke als ontwerpuitgangspunt te gebruiken. Een betere dan wel acceptabele leefomgevingkwaliteit wordt juist bereikt door primair de streefwaarden voor de diverse milieuaspecten als uitgangspunt te hanteren. Voorgaande zal uiteraard niet voor elk gebied mogelijk zijn. Voor sommige gebieden kan dit betekenen dat genoegen wordt genomen met de minimaal vereiste kwaliteit, voor andere gebieden zoals woongebieden wordt de lat hoger gelegd; daar moet het bijvoorbeeld veel stiller zijn.
Situatie
Om in het plangebied een prettige leef- en verblijfsomgeving te creëren zal er aandacht besteed moeten worden aan de combinatie van verschillende functies. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen de milieu-invloeden van buitenaf en de milieu-invloeden door de combinatie van functies binnen het plangebied.
Om een duurzaam en kwalitatief leefbaar plangebied te realiseren zijn in het onderstaande een aantal principes en aandachtspunten gegeven. Met onderstaande punten moet tenminste rekening gehouden worden bij herstructurering en nieuwe ontwikkelingslocaties binnen het bestemmingsplangebied. Bij voorkeur dient voor de ontwikkeling en realisatie een milieuvisie voor het bestemmingsplangebied te worden opgesteld:
- In bepaalde delen van het gebied zijn hogere geluidsniveaus acceptabel. Een geluidbelasting hoger dan 53 dB ter hoogte van woningen moet in principe vermeden worden. Is dit niet mogelijk dan dient compensatie voor de woningen gerealiseerd te worden door woningen te bouwen rondom geluidsluwe binnenhoven, het realiseren van geluidsluwe gevels en buitenruimten.
- Koeling en airco's zijn vaak grote bronnen van geluidsoverlast. Voor de winkelcentra is het daarom aan te raden om koeling en luchtverversing centraal te regelen. Winkels, kantoren en andere voorzieningen worden hierbij verplicht aan te sluiten op het centrale systeem. Voorgaande heeft ook voordelen voor het reduceren van het energiegebruik.
Vermijdt zo veel mogelijk de realisatie van verkeersdrempels. Deze geven veel geluidoverlast en extra luchtverontreiniging. Verkeersdrempels zijn primair bedoeld voor de verbetering van de verkeersveiligheid. Er zijn echter legio andere maatregelen die eenzelfde veiligheidseffect hebben maar minder milieuverontreinigend zijn. Voorbeelden hiervan zijn versmallingen, optische wegdekdrempels- en versmallingen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Het bestemmingsplan Noord is een overwegend conserverend plan. Binnen het plangebied zijn er voor enkele locaties plannen voor ontwikkeling. Deze ontwikkelingen zijn opgenomen in het bestemmingsplan in paragraaf 5.4. De juridische vertaling van het plan in regels wordt in hoofdstuk 6 uiteengezet.
5.2 Doelstellingen
Als algemene doelstelling voor het plangebied geldt dat zoveel mogelijk moet worden aangesloten op de vigerende bestemmingsplanregeling, de bestaande situatie en het geformuleerde beleid.
5.3 Beheer
5.3.1 ruimtelijke structuur
Voor de hoofdbebouwingsstructuur zijn als regel de vigerende bestemmingsregelingen als uitgangspunt genomen.
Op basis van de structuurvisie kan met betrekking tot de leefkwaliteit worden geconcludeerd dat de bestaande ruimtelijke kwaliteit beschermd moet worden door:
- bestaande groengebieden en speelplekken te behouden;
- waar mogelijk ruimte te bieden voor versterking van het leefklimaat;
- ruimte te bieden voor gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus;
- voldoende uitbreidingsmogelijkheden te bieden voor bestaande woningen en ontwikkelingslocaties.
Het plan is zo opgezet dat waar mogelijk ruimte is geboden om de ruimtelijke structuur in het plangebied te versterken (veel ruimte voor groen en water). Waar mogelijk is ruimte geboden voor uitbreiding van de woning door het respecteren van bestaande uitbreidingsruimte en ruime mogelijkheden voor uit- en aanbouwen.
5.3.2 functionele structuur
In Gouda is de doelstelling het realiseren van voldoende, gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus. Dit betekent dat voldoende ruimte gecreëerd moet worden voor de uitbreiding en aanpassing van bestaande woningen en waar mogelijk voor ontwikkelingslocaties.
In het plangebied is de woonfunctie uitgangspunt. Bestaande niet-woonfuncties mogen worden gehandhaafd, maar moeten specifiek worden bestemd. Functiewisselingen zijn daarbij mogelijk, mits er geen extra hinder ontstaat voor de woonomgeving. Zo mag bijvoorbeeld een bedrijfsfunctie omgezet worden naar een andere gelijkwaardige of minder milieuhinderlijke bedrijfsfunctie en mag een school ook een gezondheidscentrum worden. Ook de aard van de functie kan een rol spelen, bijvoorbeeld als de betreffende functie een grote ruimtelijke invloed op de omgeving heeft. Als leidraad daarbij heeft gediend de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering: activiteiten met een hindercategorie 1 of 2 worden als passend binnen de woonomgeving aangemerkt. Functies met een hogere categorie krijgen een afzonderlijke bestemmingsregeling (met een zogeheten maatbestemming). Deze functies mogen worden gehandhaafd, maar niet verder worden uitgebreid.
Daarnaast wordt er binnen het plan ruimte geboden voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis. Als de niet woonfunctie valt onder de regeling voor beroepen en bedrijven aan huis, krijgt het pand de bestemming Wonen. Bepalend is daarbij of in het pand sprake is van overwegend een woonfunctie.
Meergezinswoningen met op de eerste bouwlaag overwegend niet woonfuncties, hebben de bestemming Wonen gekregen met de specifieke aanduiding 'bijzondere bestemming toegestaan'. dit is bijvoorbeeld het geval op de hoek van de Bodegraafsestraatweg en de Burgemeester van Reenensingel.
Panden waarvan de functie niet wonen is, hebben een bestemming gekregen die past bij de betreffende functie. Daarbij kan gedacht worden aan Detailhandel, Kantoor, Maatschappelijk, Horeca of Bedrijf. Als binnen de bestemmingen Bedrijf, Maatschappelijk of Kantoor wel een woning is toegestaan, is dat middels een aanduiding aangegeven. Concentraties van dergelijke functies, zoals aan het Van Hogendorpplein, aan de Willem en Marialaan en aan het Drieweghof, hebben de bestemming Gemengd gekregen. Binnen de bestemming Gemengd mag op de verdiepingen gewoond worden.
Voor het sportcomplex nabij de Breevaart is gekozen voor de bestemming Sport. Door bouwvlakken op de kaart zijn de bebouwingsmogelijkheden bepaald (op basis van de bestaande situatie).
Het Goudse Hout in het oosten van het plangebied heeft grotendeels de bestemming Recreatie gekregen.
5.3.3 verkeersstructuur
Het verbeteren van de ontsluiting en de bereikbaarheid, zowel het autoverkeer als het openbaar vervoer is uitgangspunt. De huidige hoofdverkeerstructuur is uitgangspunt voor het bestemmingsplan. Dit betekent dat de Goudse Houtsingel, de Graaf Florisweg/ Zwarteweg en de Bodegraafsestraatweg/ Thorbeckelaan/ Van Hogendorpplein/ Statensingel de bestemming Verkeersdoeleinden krijgen. Overige wegen worden bestemd als Verkeer en Verblijf om zo het ruimtelijke karakter van een buurt aan te geven.
Relevante uitgangspunten zijn:
- geen openbaar groen opofferen voor parkeren;
- de gemeente draagt zorg voor de exploitatie van parkeerfaciliteiten in het openbaar gebied;
- parkeren op eigen terrein (uitgangspunt is dat zowel in de bestaande situatie als in nieuwbouwsituaties de parkeerruimte op eigen terrein wordt benut);
- uitbreiding van parkeervoorzieningen mag niet leiden tot meer verhard oppervlak ten koste van openbaar groen (dus gestapelde parkeervoorzieningen);
- uitgewerkt op wijkniveau is bepaald dat voor bewoners voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn. Daarbij wordt uitgegaan van één veilige parkeerplek per huishouden in de omgeving van de woning, bij voorkeur op eigen terrein, en een tweede plek op acceptabele loopafstand in een veilige omgeving. Bezoekers kunnen eventueel op grotere afstand van de woning parkeren.
- de parkeernormen zijn opgenomen in het parkeerbeleidsplan. Deze normering is gekoppeld aan de bouwverordening zodat het bestemmingsplan op dit punt geen bijzondere regeling behoeft te bevatten. Wel is geregeld dat de bouwverordening op dit punt van toepassing blijft. Daarnaast is het parkeren bestemd waar dit nodig is. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
- 1. het bestemmingsplan dient aan te geven waar stedenbouwkundig geen parkeerplaatsen mogen komen en waar juist wel (onderscheid bestemming "Groen" geen parkeerplaatsen toegestaan en de bestemming "Verkeer" wel parkeerplaatsen toegestaan);
- 2. bestaande parkeerruimte op eigen terrein moet in stand worden gehouden (het bestemmingsplan kan echter alleen toelaten, niet afdwingen);
- 3. bij concrete, grotere bouwplannen moet onderzoek plaatsvinden naar locaties voor geconcentreerde betaalde parkeervoorzieningen.
5.3.4 groenstructuur
De bestaande groengebieden in de wijk worden zoveel mogelijk behouden. Daarom hebben deze gebieden, zoals rondom de hoogbouw in Achterwillens, tussen de Willem de Zwijgersingel en de Thorbeckelaan en langs de Goudse Houtsingel de bestemming Groen gekregen. Waar versterking of uitbreiding gewenst is, maakt de onderliggende bestemming dit mogelijk. Snippergroen heeft de bestemming "Wonen/Tuin" gekregen.
5.3.5 cultuurhistorie
Monumentenzorg
De aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten worden niet op de plankaart aangeduid. In de gemeentelijke Verordening Monumenten en Archeologie worden zaken omtrent monumenten inhoudelijk afdoende geregeld. In het bestemmingsplan is om deze reden geen aanvullende regeling opgenomen en zijn de monumenten ook niet weergegeven op de plankaart.
Archeologie
Vier gebieden in Noord zijn aangewezen als gebied met een middelhoge verwachting. Deze gebieden liggen tussen de Bodegraafsestraatweg en de Karnemelksloot, bij de Achterwillenseweg, aan de Graaf Florisweg, aan de Achterwillenseweg en de kreekrug die de Wethouder Venteweg kruist.
Als er ontwikkelingen plaatsvinden binnen deze gebieden, dient een archeologisch vooronderzoek te worden verricht. Dit vooronderzoek kan bestaan uit een archeologisch bureauonderzoek of een inventariserend veldonderzoek afhankelijk van de archeologische waarde van het gebied.
Voor het bestemmingsplan heeft dit tot gevolg dat de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde op de kaart de dubbelbestemming "Waarde-archeologie" hebben gekregen.
5.3.6 vertaling van de welstandsnota in het bestemmingsplan
In de welstandsnota is aangegeven dat de regeling in het bestemmingsplan moet aansluiten op de regelingen in de welstandsnota. Dit heeft geleid tot de volgende uitgangspunten voor de voorschriften van dit bestemmingsplan:
- voldoende bouwmogelijkheden voor bewoners (vigerende bestemmingsplanruimte is uitgangspunt);
- voor uitbreidingen geldt dat tenminste de situaties als bedoeld in de sneltoetscriteria zijn toegelaten;
- ter bescherming van het bestaande beeld wordt voor de maatvoering van de hoofdbebouwing uitgegaan van de bestaande situatie (inclusief dakkapellen);
- voor erfbebouwing zal een gelijke regeling gelden als in de reguliere woongebieden (schotelantennes e.d. worden via het welstandsbeleid geregeld);
- bij herenhuizen van rond 1900 (kenmerken: vrijstaand, twee of drie bouwlagen) is de bestaande maatvoering uitgangspunt. Via wijziging is nieuwbouw mogelijk, mits aansluiting wordt gezocht bij de omschreven kenmerken, de nieuwbouw past binnen het karakteristieke straatbeeld en de belangen van de buren niet worden aangetast. Erkers, dakkapellen en dakopbouwen zijn onder voorwaarden toegestaan. In het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de algemene regeling voor woongebieden waarbij de aanvullende eisen via het welstandsbeleid worden afgedwongen.
- bij eind 19e eeuwse rijtjeshuizen (kenmerken: bouwhoogte 1 laag met mansardekap of plat, geplaatst in aaneengesloten bouwblokken zonder hoekoplossingen) zijn erkers, dakkapellen en dakoptrekkingen niet toegestaan wanneer ze zichtbaar zijn vanaf de straat. Dakopbouwen en geveloptrekkingen zijn onder voorwaarden toegestaan. In het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de algemene regeling voor woongebieden waarbij de aanvullende eisen via het welstandsbeleid worden afgedwongen.
- bij woningen in de 30er jarenstijl (20e eeuw, kenmerken: in het algemeen twee lagen met kap geplaatst in gesloten bouwblokken zonder dichte hoekoplossingen) dienen bouwplannen te voldoen aan de essentiële kernmerken van de jaren 30 (20e eeuw) bouwstijl zoals geformuleerd in de welstandsnota. In het bestemmingsplan wordt voor de bouwblokken en de maatvoering aangesloten bij de bestaande maatvoering. Door de algemene wijzigingsbevoegdheid is nieuwbouw mogelijk mits dit passend is in het karakteristieke straatbeeld en er geen aantasting van de belangen van buren plaatsvindt. Erkers en dakkapellen zijn onder voorwaarden toegestaan. Dakopbouwen en -optrekking zijn niet toegestaan. Aangesloten wordt bij de algemene regeling voor woongebieden waarbij de aanvullende eisen via het welstandsbeleid worden afgedwongen.
5.3.7 regeling erfbebouwing
Binnen de in de gemeente vigerende bestemmingsplannen zijn verschillende regelingen opgenomen voor erfbebouwing. Op basis hiervan is een (algemene) regeling geformuleerd voor dit bestemmingsplan:
- de standaardregeling voor de diepte is nu vaak 2,5 meter; dit wordt verruimd tot 3 meter (gemeten uit de zij- en achtergevel);
- voor de goothoogte wordt de hoogte van de eerste bouwlaag aangehouden; de nokhoogte is maximaal 3,5 meter;
- de maximale oppervlakte bedraagt 30 m2 voor aaneengesloten woningen, 55 m2 voor vrijstaande en/of halfvrijstaande woningen of eindwoningen van een blok;
- aan de voorzijde van de woning wordt de bestemming Tuin opgenomen; deze gronden dienen onbebouwd te blijven;
- voor erkers is de standaardbepaling opgenomen.
De bestemming Tuin wordt waar nodig de "hoek om" getekend, daarmee verdwijnt voor een deel de ruime regeling uit de vigerende bestemmingsplannen die bij kopwoningen bebouwing toelaat. Voor bebouwing in voortuinen van woningen (bijvoorbeeld bergingen) is gekozen voor een bouwblok met een hoogteaanduiding dan wel, bij bebouwing van beperkte omvang, voor een bestemming Woondoeleinden, buiten het bouwblok.
Toevoegingen worden beoordeeld door de welstandscommissie. Het voorgaande neemt niet weg dat de in het bestemmingsplan geboden bouwmogelijkheden afgestemd moeten worden op de mogelijkheden en onmogelijkheden van het monumentenbeleid en welstandsbeleid. Het juiste evenwicht moet worden gevonden tussen voldoende gebruiksmogelijkheden enerzijds en bescherming van het bestaande anderzijds. Voor dit bestemmingsplan is de bestaande bebouwing qua maatvoering uitgangspunt. Kleine uitbreidingen zijn mogelijk (met in voorkomende gevallen de verplichting voor een monumenten- of archeologievergunning) waarbij toetsing kan plaatsvinden door de welstandscommissie en monumentencommissie. Voor grotere uitbreidingen is een nadere afweging vereist.
5.4 Ontwikkelingen
Hoewel het plangebied over het algemeen een lage ruimtelijke dynamiek kent is er toch sprake van een beperkt aantal ruimtelijke ontwikkelingen. Vier hiervan zijn direct in de plankaart opgenomen: de geplande nieuwbouw aan de Bleulandweg, een horecavoorziening in het Goudse Hout, de woningbouw aan de Wethouder Venteweg (nr. 97 & 121) en de nieuwbouw op het sportcomplex aan de Groen van Prinsterenlaan.
Daarnaast zijn er enkele locaties waarvoor wel plannen worden ontwikkeld. Deze plannen zijn echter op dit moment nog niet ver genoeg uitgekristalliseerd om op te nemen. Hieronder wordt verder ingegaan op de ontwikkelingslocaties.
Bleulandweg
Op de locatie aan de Bleulandweg wordt een particuliere zorginstelling gerealiseerd. De zorginstelling omvat circa 1.200 m2 gezondheidszorg, circa 500 m2 restaurant en 84 woningen. Er worden tevens 54 koopwoningen gerealiseerd en circa 700 m2 aan commerciële ruimten. Alle niet-woonfuncties zijn op de begane grond gesitueerd. De woningen zijn verdeeld over alle bouwlagen.
De toekomstige bebouwing bestaat uit vier blokken bovenop een half verdiepte parkeergarage van één laag. De bouwblokken variëren in hoogte namelijk vier, vijf, zes en elf bouwlagen. De bouwblokken zijn op de begane grond met elkaar verbonden.
De ontwikkeling van de locatie wordt middels een aparte planologische procedure mogelijk gemaakt. In het kader van deze vrijstellingsprocedure is in de Ruimtelijke onderbouwing Bleulandweg, Gouda, de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling aangetoond.
Goudse Hout
In het Goudse Hout wordt een bouwplan ontwikkeld voor horeca. Het betreft een horecapaviljoen dat gericht is op bezoekers van de Goudse Hout. Het betreft een gebouw met een kruisvormige footprint en een goot- en nokhoogte van 6 en 11 meter. Het huidige parkeerterrein zal worden uitgebreid naar het oosten en zal ruimte geven aan totaal 304 auto's. De toename aan verharding zal worden gecompenseerd door ten zuidoosten van het voorgenomen paviljoen nieuw water te creëren.
De plannen passen binnen de uit te werken bestemming "Recreatiedoeleinden" van het vigerende bestemmingsplan "Achterwillenseweg, eerste herziening".
In het onderhavige bestemmingsplan is de ontwikkeling mogelijk gemaakt door de gronden ter plaatse van het voorgenomen horecapaviljoen ten behoeve van horecadoeleinden te bestemmen.
Ook de uitbreiding van het parkeerterrein zal positief worden bestemd.
Wethouder Venteweg 97, 121 en 224
Aan de Wethouder Venteweg zijn ter plaatse van de huisnummers 97 en 121 vrijstellingsprocedures doorlopen voor het realiseren van woningbouw op voormalige bedrijfslocaties. De betreffende bouwplannen zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.
Verder wordt de mogelijkheid geboden voor nieuwbouw van de woonboerderij aan de Wethouder Venteweg 224 (Stichting De Ark). Na sloop van het huidige gebouw zal op dezelfde locatie een iets groter gebouw worden gerealiseerd.
Graaf Florisweg 64
Voor het voormalige schoolgebouw, dat is aangewezen als Rijksmonument, wordt gezocht naar een nieuwe functie. Omdat hierover nog onvoldoende helderheid bestaat, blijft het pand in dit bestemmingsplan bestemd voor Maatschappelijke doeleinden. Het is echter niet ondenkbaar dat deze bestemming op termijn zal moeten worden herzien.
Sint Jozeflocatie
Deze locatie maakt in de huidige situatie deel uit van het Groene Hart ziekenhuis. Na 2011 zal deze locatie niet meer als zodanig worden gebruikt. Naar verwachting zal de locatie worden bestemd voor de functie wonen. Ook daarover is echter nog te weinig duidelijk om geregeld te kunnen worden in dit bestemmingsplan.
Schoollocatie Willem de Zwijgersingel
De bestaande schoolgebouwen aan de Willem de Zwijgersingel zullen op termijn door de Calvijnschool worden verlaten. Op deze locatie is in het Integraal Huisvestingsplan onderwijs nieuwbouw gedacht ten behoeve van de Goudse Scholengemeenschap. Er bestaat nog geen volledige duidelijkheid over de precieze vormgeving en invulling van de nieuwbouw. Daarom is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Op de verbeelding is het gebied aangegeven waarbinnen burgemeester en wethouders de bestemming kunnen wijzigen. De uitgangspunten en randvoorwaarden waaronder deze wijziging kan plaatsvinden zijn in de planregels opgenomen.
Huidige parkeerterrein aan de Vossenburchtkade
De mogelijkheid wordt geboden om op de locatie van het huidige parkeerterrein aan de Vossenburchtkade een nieuwe parkeergarage te realiseren. De maximale hoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen.
Zendmast bij het sportcomplex Bodegraafseweg 52
Vanwege de sloop van het verzorgingstehuis Savelberg aan de Willem de Zwijgersingel 118 hebben burgemeester en wethouders destijds vergunning verleend voor een periode van drie jaar voor een mast voor mobiele communicatie op het perceel Bodegraafsestraatweg 52. Na het gereedkomen van het nieuwe verzorgingstehuis Savelberg is geen toestemming verkregen voor terugplaatsing van de mast voor mobiele communicatie.
Aangezien alternatieve locaties voor een dergelijk mast ontbreken en de locatie aan de Bodegraafsestraatweg 52 bij uitstek geschikt is voor permanente plaatsing, wordt deze communicatievoorziening opgenomen in het bestemmingsplan Noord.
Multifunctionele sportaccommodatie op het sportcomplex aan de Bodegraafsestraatweg 52.
Op het bestaande sportcomplex aan de Bodegraafsestraatweg 52 is een bouwinitiatief opgesteld dat voorziet in een multifunctionele sportaccommodatie, bestaande uit nieuwbouw van de kleedaccommodatie en kantine en een tribune tezamen met een voorziening voor kinderopvang met een brutovloeroppervlak van circa 700 m.
De (financiële) uitvoerbaarheid van deze multifunctionele sportaccommodatie is nog niet aangetoond. De nieuwe bebouwing ten behoeve van de kleedruimten, de kantine en de tribune is al wel mogelijk. Voor de realisatie van de kinderopvang is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Van deze wijzigingsbevoegdheid zal pas gebruik worden gemaakt nadat overeenstemming is bereikt tussen de gemeente en Olympia over de nadere voorwaarden.
Wethouder Venteweg 177
Op het perceel Wethouder Venteweg 177 wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van een nieuwe woning. De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK) heeft in mei 2009 in principe ingestemd met de massa en de positionering daarvan.
Op de verbeelding is het gebied aangegeven waarbinnen burgemeester en wethouders de bestemming kunnen wijzigen. De randvoorwaarden waaronder deze wijziging kan plaatsvinden zijn in de planregels opgenomen.
Warmoezierskade 1
In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om de bedrijfbestemming van het bestaande bedrijfspand aan de Warmoezierskade 1 te wijzigen in een woonbestemming. Hierdoor wordt het mogelijk om het monumentale bedrijfspand te verbouwen tot één woning.
Tegen het wijzigen van de bestemming bestaan in principe geen bezwaren mits uit milieukundig onderzoek naar geluid (weg en railverkeer), lucht en bodem blijkt dat daartegen geen bezwaren bestaan.
5.5 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De gemeenteraad heeft op 1 november 2005 een handhavingsnota vastgesteld.
Handhaving kan plaats vinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Deze vorm van handhaving valt onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.
Daarnaast wordt onderscheiden de preventieve handhaving. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch zeker betekenis toegekend. Daarnaast zijn in het plan instrumenten opgenomen waarmee kan worden getoetst. Genoemd wordt de mogelijkheid vrijstellingen te verlenen en wijzigingsbevoegdheden toe te passen. Zodoende wordt een toetsing mogelijk gemaakt voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
5.6 Water
5.6.1 beschrijving watersysteem en knelpunten
Het plangebied valt geheel binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, dat gevestigd is in Leiden. Het deel van het plangebied dat gelegen is ten westen van de Breevaart, maakt onderdeel uit van het watersysteem van de polder Bloemendaal. Deze polder heeft een oppervlakte van 1.116 ha. Circa 60% van deze polder is bebouwd en hoort bij het stedelijk gebied van Gouda. De grens tussen stedelijk gebied en landelijk gebied ligt buiten het plangebied, op de rijksweg 12. In het stedelijke gebied wordt een polderpeil van NAP – 2,20 m gehandhaafd. De afwatering van het stedelijke gebied vindt plaats via een automatische klepstuw bij de Winterdijk onder de rijksweg 12. Hier stort het wateroverschot uit het stedelijke gebied over op het landelijke gebied. In situaties met extreme neerslag kunnen twee klepstuwen onder de rijksweg bij de Bloemendaalseweg ook worden gestreken voor extra afvoer. Voor het stedelijke gebied wordt bij droogte water ingelaten vanuit de Breevaart bij het Jan van Renesseplein. Dit water is indirect afkomstig uit de Hollandsche IJssel.
Binnen het plangebied zijn geen primaire waterkeringen aanwezig. Aan weerszijden van de Breevaart lopen boezemkades. Deze secundaire waterkeringen hebben een regionale status.
De huidige waterkwaliteit wordt negatief beïnvloed door te kleine en te lange duikers. Tevens is de doorstroming niet overal mogelijk door het ontbreken van duikerverbindingen. De riolering bestaat uit een gemengd stelsel. Sinds 2006 wordt in het kader van de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan gewerkt aan de aanleg van een verbeterd gescheiden stelsel, waarbij maximaal wordt afgekoppeld.
Het oostelijk deel van het plangebied behoort tot de polder Willens. Dit gebied is vervolgens weer onder verdeeld in twee peilvakken. Het peilvak waarin de woonwijk Achterwillens is gelegen en het peilvak de Goudse Hout.
In het peilvak met de bebouwing van Achterwillens wordt een polderpeil gehandhaafd van NAP – 1.95 m. De afwatering van dit gebied vindt plaats via het poldergemaal Willens dat buiten het plangebied staat bij de hoek Zwarteweg/ Karnemelksloot. Bij droogte wordt hier ook water ingelaten vanuit de Breevaart.
Het peilgebied De Goudse Hout bevat het natuur- en recreatiegebied de Goudse Hout. In dit gebied wordt een lager waterpeil gehandhaafd dan in het stedelijk gebied, namelijk een zomerpeil van NAP – 2,05 m en een winterpeil van NAP - 2,15 meter. De afwatering van dit gebied vindt plaats naar de Reeuwijkse plassen via een klepstuw bij de Korte Kampen aan de noordzijde van het plangebied. Water inlaten gebeurd via een inlaat nabij het Gloriantplantsoen.
De woonwijk Achterwillens is gescheiden gerioleerd, het buurtje ten zuiden van de Achterwillenseweg is gemengd gerioleerd.
5.6.2 doelstellingen en maatregelen
De visie op integraal stedelijk waterbeheer in Gouda is uitgewerkt aan de hand van vier sporen. Dit laat onverkort dat het waterbeheer in zijn integraliteit en samenhang van kracht blijft. De sporen zijn afgeleid uit (landelijke) beleidsontwikkelingen, kansen en knelpunten:
a. droge voeten: voorkomen van wateroverlast;
b. gezond water: verbeteren van de waterkwaliteit;
c. sprekend water: realiseren hoogwaardige woon-, werk- en leefomgeving;
d. werken aan water: aanpassen en afstemmen van onderhoud en beheer.
ad a. droge voeten: voorkomen van wateroverlast
Vanwege de zettingsgevoeligheid en geringe drooglegging is voldoende waterberging in het stedelijke gebied een vereiste. In het stedelijke waterplan is aangegeven dat het wateroppervlak in Gouda moet worden verruimd. Door in de toekomst meer verhard oppervlak af te koppelen van de riolering, zal de aanvoer van hemelwater op het oppervlaktewater toenemen. Daarnaast is de verwachting dat de neerslagintensiteit de komende eeuw zal toenemen. Daarom is in deze wijken meer ruimte voor water gewenst. Voor de doorstroming van het water is een goed duikersysteem een vereiste. Vanwege de bevordering van de kwaliteit van het water mogen de duikers niet te lang zijn. Duikers met een geringe diameter zijn hindernissen in een goede vismigratie en beperken daarmee de mogelijkheden tot het realiseren van een betere waterecologie. In het waterplan is aangegeven dat gewerkt gaat worden aan het opheffen van deze barrières. Verder zijn duikers met een geringe diameter knelpunten in de waterafvoer. Het opheffen van deze knelpunten is gewenst.
ad b. gezond water: verbeteren van de waterkwaliteit
Een goede waterkwaliteit schept mogelijkheden voor een grote verscheidenheid aan planten en dieren. Een natuurlijke inrichting van de watergang en haar oevers brengt de natuur dichtbij de inwoners van Gouda. Daarnaast wordt gestreefd naar het opheffen van diffuse verontreinigingsbronnen, zoals nalevering vanuit de waterbodem. In geïsoleerd, stilstaand voedselrijk stadswater kunnen zich problemen met zuurstofloosheid voordoen. Stilstaand water is te voorkomen door zoveel mogelijk watergangen met elkaar in verbinding te stellen. Ook voor planten en dieren zijn doorgaande verbindingen van water en oever van belang. voor de bevordering van een evenwichtige waterecologie en indirect het verbeteren van de waterkwaliteit is het aanleggen van natuurvriendelijke oevers een uitgangspunt. Waar mogelijk dienen natuurvriendelijke oevers te worden gerealiseerd. Harde oeverbescherming in de vorm van beschoeiing dient te worden tegengegaan.
ad c. sprekend water: realiseren hoogwaardige woon-, werk- en leefomgeving;
Gouda ligt midden in het open veen- en polderlandschap van het Groene Hart. Gezien het natte karakter speelt water een grote rol in Gouda. Water is een belangrijk element bij het realiseren van een hoogwaardige woon-, werk- en leefomgeving. Om de beleving van het water te vergroten, is een duidelijk herkenbare structuur gewenst. Daarom streeft het waterplan naar:
- voldoende oppervlak van het water;
- openbare toegankelijkheid van minimaal één oever;
- goed zicht op het water en de verbindingen ertussen.
d. werken aan water: aanpassen en afstemmen van onderhoud en beheer.
Verschillende instanties zijn in Gouda verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van delen van het watersysteem. Het streven is het beheer en onderhoud van water en oever goed op elkaar af te stemmen, zodat duidelijk is wie wat doet. Een natuurvriendelijk beheer van de natte en droge oevers is het streven.
5.6.3 vertaling in het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Noord is een conserverend plan. Het plan beoogt dan ook geen concrete maatregelen of projecten in relatie tot het waterplan Gouda. Niettemin is het van belang dat het bestemmingsplan hiervoor geen belemmeringen opwerpt. Belangrijkste doelstelling van het bestemmingsplan ten aanzien van water is het waar mogelijk ruimte bieden voor maatregelen die nodig zijn om het gewenste watersysteem te realiseren. Concreet betekent dit dat de volgende regelingen zijn opgenomen:
- ruimte voor vergroting van het wateroppervlak en ruimte om watergangen met elkaar te verbinden en de waterstructuur te verbeteren. In het plan is dit nader uitgewerkt door binnen alle openbare bestemmingen de aanleg van nieuw water toe te staan;
- ruimte voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers, het bestemmingsplan werpt hiervoor geen belemmeringen op;
- ruimte voor onderhoud en beheer van de watergangen. In het bestemmingsplan hebben de watergangen de bestemming water gekregen. Kleine stukjes water zijn opgenomen in bestemming groen: de bestemming groen mag namelijk tevens ingericht worden als water(berging);
- de waterkeringszones langs Breevaart zijn opgenomen op de plankaart.
5.6.4 overleg waterbeheerder
In het kader van het overleg van het Besluit ruimtelijke ordening is dit plan toezonden aan het Hoogheemraadschap Rijnland. Zij hebben een positief advies afgegeven.
5.7 Ecologie
Binnen het plangebied ligt het natuur- en recreatiegebied de Goudse Hout. Het gebied is niet aangewezen als gebied zoals bepaald door de vogelrichtlijnen, habitatgebieden of als toekomstig Natura 2000-gebied. De polder ten oosten van de Goudse Hout is wel aangewezen als vogelrichtlijnen- en habitatgebied.
In opdracht van de gemeente Gouda is door Watersnip Advies een inventarisatie gedaan naar de aanwezig natuurwaarden in het gebied. De Goudse Hout is een veengebied dat onderdeel uitmaakt van de polder De Willens. De eerste ontginningen van deze polder zijn van voor 1100. Het gebied beslaat circa 83 hectare en vormt de overgang tussen de stad Gouda, het Reeuwijkse plassengebied en het platteland van de polder Stein. De oude verkaveling volgens het slagenpatroon is grotendeels behouden gebleven in dit natuur- en recreatiegebied. Kenmerkend voor het gebied is het mozaïekpatroon van graslanden, bospercelen en petgatachtige waterpartijen.
De Goudse Hout wordt voornamelijk bezocht door recreanten uit de nabije omgeving. Er lopen door het gehele gebied diverse wandel- en fietspaden. Het zuidwesten van het gebied is ingericht als heemtuin.
Over het algemeen geldt dat het water in de Goudse Hout, met uitzondering van het water in de heemtuin, van matige ecologische kwaliteit is.
De oostzijde van het gebied heeft de meeste ecologische potenties. Het gebied wordt extensief gebruikt en ligt het verst van de inlaat van water uit andere gebieden. Als gevolg van een baggerstand in het gehele gebied zijn de sloten ondiep en is er weinig onderwatervegetatie. Tot een aantal jaren geleden waren verschillende sloten gevuld met Krabbescheer. Momenteel is deze soort in slechts één sloot aanwezig.
De slootoevers in de Goudse Hout zijn over het algemeen eentonig en weinig soortenrijk. Met uitzondering van de heemtuin zijn een aantal voor dit gebied kenmerkende soorten niet tot nauwelijks aanwezig.
De oevers van de petgatachtige plassen die onderdeel uitmaken van de hoofdwatergang naar de Reeuwijkse plassen zijn eveneens weinig soortenrijk.
De graslanden worden gedomineerd door de plantensoorten wijtbol, veldzuring en boterbloem. De bospercelen zijn eenzijdig van aard. In de Goudse Hout is weinig dood hout aanwezig. In het gebied zijn enkele paren broedende visdiefjes geïnventariseerd. Ook zijn de soorten kievit en scholekster broedend aangetroffen.
De Goudse Hout maakt deel uit van het leefgebied van de ringslang. Het aantal ringslangen in het gebied is relatief klein. Deze soort komt voor op de Rode lijst en geniet bescherming door de Flora en faunawet.
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.
6.2 Planmethodiek
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is uitgegaan van een gedetailleerde opzet van het plan. Dat wil zeggen dat op de kaart voor ieder perceel de bouwmogelijkheden zijn aangegeven: per perceel is door een bouwvlak aangegeven waar de hoofdbebouwing (het belangrijkste gebouw op een perceel zoals een woning, winkel, bedrijf e.d.) gebouwd mag worden. Per bouwvlak is vervolgens bepaald welke goot- en nokhoogte de hoofdbebouwing mag hebben. Deze regeling geldt voor alle bestemmingen in het plangebied.
Naast hoofdbebouwing kent het plan ook mogelijkheden voor bijgebouwen en/of uitbreiding van woonruimte. Hoofdregel daarbij is dat bij woningen buiten het bouwvlak - afhankelijk van het type woningen - 30 m² of 55 m² aan bijgebouwen en uitbreidingen mag worden gebouwd mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Het gedeelte voor de woning mag niet bebouwd worden. Op de kaart zijn deze gronden aangegeven met de bestemming "Tuin".
In een aantal buurten zijn de woningen op de huidige omvang (qua oppervlakte en goot- en nokhoogte) bestemd. Indien voor deze woningen een aanvraag om bouwvergunning voor een dakkapel of een dakopbouw wordt ingediend, kan een dergelijke vergunning uitsluitend na een vrijstelling (van de maximale goothoogte) worden verleend. In het kader van de beoordeling van het vrijstellingsverzoek kan worden beoordeeld of de dakkapel het beoogde stedenbouwkundige beeld in de straat of de wijk niet te veel aantast. Voor een aantal andere bestemmingen geldt een soortgelijke opzet van een regeling voor bebouwing buiten bouwvlakken. Afhankelijk van de omvang van de bestaande bebouwing en de ruimte buiten de bouwvlakken is al dan niet een dergelijke regeling opgenomen.
Naast de bebouwingsmogelijkheden, is in het plan ook het toegestane gebruik van de gronden bepaald. Ieder perceel heeft daartoe een bestemming gekregen zoals wonen, detailhandel, horeca of water. In de regels is per bestemming bepaald welke gebruiksmogelijkheden op een perceel gelden.
In een aantal gevallen zijn per perceel bijzondere gebruiksmogelijkheden bepaald door een aanduiding op de kaart. Bijvoorbeeld binnen de bestemming "Wonen" komt de functie aanduiding "detailhandel" voor. Dat wil zeggen dat in het pand, naast wonen, op de begane grond ook de functie is toegestaan die aan het perceel volgens de regels is gegeven.
Ten slotte is in de regels bij het plan nog een aantal flexibiliteitbepalingen (ontheffings- en specifieke gebruiksregels) opgenomen die burgemeester en wethouders de mogelijkheid bieden om bij de uitvoering van het plan af te wijken van de algemene bestemmingsregeling. Bijvoorbeeld voor extra bebouwingsmogelijkheden of een functiewisseling op het perceel. Bij toepassing van de flexibiliteitsbepalingen moeten burgemeester en wethouders steeds afwegen of gebruikmaking van deze bevoegdheid niet leidt tot de aantasting van belangen van derden.
6.3 Digitale Uitwisseling
Bij het opstellen van de plankaart en regels is uitgegaan van het handboek voor het opstellen van bestemmingsplannen zoals dat door de gemeente Gouda is opgesteld. Basis voor dit handboek is de door het ministerie van VROM ontwikkelde DURP-standaarden. Dat wil zeggen dat een vaste indeling van kaart en regels is aangehouden en dat de plankaart getekend is conform de SVBP 2008, waardoor deze geschikt is voor digitale toepassingen en uitwisseling met andere instanties.
6.4 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 1 inleidende regels
In deze paragraaf is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de voorschriften. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten" opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 bestemmingsregels
In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. De toekenning van bestemmingen aan een bepaald perceel is gebaseerd op de inventarisatielijst. Uitgangspunt daarbij is geweest om tenminste de bestaande situatie te bestemmen. Waar dat vanuit stedenbouwkundig oogpunt mogelijk is, is een ruimere regeling opgenomen. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de gemeentelijke woonvisie waar de wenselijkheid is uitgesproken ruime mogelijkheden te bieden voor de uitbreiding van bestaande bebouwing.
De niet-woonfuncties binnen het plangebied zijn specifiek bestemd. De buurtwinkelcentra hebben de bestemming "Gemengd" gekregen.
Binnen de bestemmingen "Detailhandel", "Horeca", "Gemengd" en "Dienstverlening" wordt wonen op de verdieping met recht toegestaan. Binnen de bestemmingen "Agrarisch", "Maatschappelijk", "Bedrijf" en "Kantoor" wordt met de functie aanduiding "wonen" aangegeven waar een bedrijfswoning is toegestaan.
De functie van het openbare gebied zoals wegen, water en groenstroken is door afzonderlijke bestemmingen geregeld. De toekenning van deze bestemmingen is gebaseerd op het uitgangspunt dat openbaar gebied met een belangrijke functie voor de wijk (structureel groen en water) beschermd dient te worden door een specifieke bestemming. Herinrichting van deze gronden tot bijvoorbeeld parkeren of met gebouwen is dan ook uitgesloten. Bij wegen is een onderscheid gemaakt naar 30 km/u wegen (verblijfsgebied) en overige wegen met een stroomfunctie. Kleinschalige groenelementen, zoals bermen, groenstroken en dergelijke, zijn ondergebracht in de verkeersbestemmingen. Binnen de bestemming groen en de verkeersbestemming is de aanleg van speelvoorzieningen mogelijk.
De dubbelbestemming "Leiding" is op de plankaart over de andere bestemmingen heen gelegd. Deze dubbelbestemming regelt een bijzonder belang dat eerst afgewogen dient te worden alvorens de onderliggende bestemming mag worden toegepast. Er gelden hier dus twee bestemmingen, waarbij de dubbelbestemming voor gaat op de onderliggende bestemming.
Concreet betekent dit voor de bestemming "Leiding" dat het belang van de leiding die in de grond aanwezig is, primair wordt gesteld. Binnen deze bestemming mag pas gebouwd worden als voldaan wordt aan de eisen die de leidingbeheerder stelt.
Het onderwerp cultuurhistorie is in het plan uitsluitend als signaalfunctie opgenomen. Op de kaart zijn plaatsen waar een redelijke tot hoge kans op archeologische sporen in de grond aanwezig is, aangegeven met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Voor deze gronden geldt de monumentenverordening.
Hoofdstuk 3 algemene regels
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
- Antidubbeltelbepaling
Het artikel "Antidubbeltelbepaling" bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. - Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
In dit artikel is bepaald dat de bouwverordening buiten toepassing blijft met uitzondering van de met name genoemde bepalingen. Hiermee kan bijvoorbeeld worden bereikt dat bij het stellen van parkeernormen en dergelijke de bouwverordening kan worden toegepast. - Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders. - Algemene gebruiksregels
Deze gebruiksregel regelt het verbod om gronden te bebouwen of te gebruiken in strijd met de bestemming. - Algemene ontheffingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de ontheffingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene ontheffingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. - Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de wijzigingsbevoegdheden uit de bestemmingen nog een aantal algemene vrijstellingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een ontheffing geregeld kunnen worden. - Procedureregels
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan een in dit plan opgenomen ontheffingen.
Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels
In de overgangsbepalingen is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotbepaling is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan heeft in de eerste plaats met name tot doel om de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente.
Nieuwe ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is voor een groot deel consoliderend van aard. Het plan voorziet, naast de gebruikelijke (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande functies, slechts in beperkte mate in nieuwe ontwikkelingen. Het betreft in alle gevallen particuliere initiatieven waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.
Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de ontheffing of wijziging nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.
Geen exploitatieplan
Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten er in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheid vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheid een exploitatieplan op te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Algemeen
Naast de periodieke wettelijk voorgeschreven herziening van een bestemmingsplan, is het ook uit een oogpunt van doelmatig beheer van het plangebied gewenst de vigerende regeling te herzien. Bij de voorbereiding van de herziening is gelet op de gewenste stedenbouwkundige en ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied en de daarin aanwezige functies. Bij de ontwikkeling van het plan is tevens gelet op het perspectief en de betekenis die functies (kunnen) hebben. Op basis van de bekend zijnde gegevens wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.
8.2 Overleg
In het kader van het overleg van het Besluit ruimtelijke ordening is overleg gevoerd met de daarvoor in aanmerking komende instanties, koepelorganisaties en nutsbedrijven die bij de uitoefening van hun activiteiten direct dan wel indirect met de bestemmingsregeling voor het plangebied te maken hebben.
De volgende instanties hebben schriftelijk een reactie gegeven:
- Provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit, afdeling Ruimte en Wonen.
- Inspectie VROM.
- Commissie Cultuurhistorie.
- Gemeente Reeuwijk.
- Oasen.
- Wijkteam Bloemendaal.
- Hoogheemraadschap Rijnland.
- Brandweer Gouda.
- Kamer van Koophandel Rotterdam.
- Ministerie van Defensie, dienst Vastgoed Defensie.
- N.V. Nederlandse Gasunie.
- Tennet TSO B.V.
De reacties en de gemeentelijke beantwoording zijn weergegeven in de "commentaarnota" (zie bijlage 2). Daar waar nodig is het ontwerp bestemmingsplan aangepast.
8.3 Inspraak
In het kader van de inspraak heeft het voorontwerp 'bestemmingsplan Noord vanaf 21 februari 2008 tot en met 3 april 2008 voor een ieder op het gemeentehuis van de gemeente Gouda ter inzage gelegen. In deze periode is door de volgende personen een (gezamenlijke) schriftelijke inspraakreactie ingediend:
- J.F.P.Geul en G.T.M, van Groening, Olympiadeplein 115 te Gouda
- Roei- en zeilvereniging "Gouda", Notaris d'Aumerielaan 35 te Reeuwijk
Op 6 maart 2008 heeft een informatieavond voor bewoners en overige belanghebbende plaatsgevonden. Het voorontwerp bestemmingsplan is destijds uitvoerig toegelicht. De inspraakreacties hebben deels tot aanpassingen van het bestemmingsplan geleid (zie commentaarnota in bijlage 2).
8.4 Resultaten Terinzagelegging Van Het Ontwerp-bestemmingsplan
Het ontwerp van het bestemmingsplan Noord, tezamen met de daarbij behorende bijlagen, heeft op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro), juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de periode van 25 juni 2009 tot en met 5 augustus 2009. De terinzagelegging heeft plaatsgevonden in de Stadswinkel aan het Buytenerf. Gedurende de periode van terinzagelegging kon eenieder zienswijzen indienen tegen het ontwerpbestemmingsplan.
De terinzagelegging is aangekondigd door middel van een publicatie in de Goudse Post en de Staatscourant. De kennisgeving (publicatietekst) artikel 3.8 Wro en het ontwerpbestemmingsplan Noord is op www.gouda.nl geplaatst. Voorts is deze kennisgeving per mail verzonden aan de Vrom-inspectie, regio Zuid-West, de provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap van Rijnland en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en anderen.
Overzicht ontvangen schriftelijke zienswijzen en ontvankelijkheid
In totaal zijn acht schriftelijke zienswijzen ingekomen. De reclamanten worden in de “Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Noord” benoemd. Van de zienswijzen zijn zes ontvangen binnen de termijn van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en konden in behandeling worden genomen.
De inhoud van de zienswijzen gaven aanleiding om het ontwerp-bestemmingsplan op een aantal punten aan te passen. Verwezen wordt naar onderdeel “4 Beantwoording zienswijzen” van de nota van beantwoording zienswijzen, zoals deze is opgenomen bij het vaststellingsbesluit.
Twee zienswijzen waren ruim buiten de termijn van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan ingediend en konden niet als zienswijze in behandeling worden genomen.
Niettemin gaven de zienswijzen aanleiding geven om het ontwerpbestemmingsplan ambtshalve gewijzigd vast te stellen. Verwezen wordt naar het onderdeel "5. Ambtshalve wijzigingen" van de nota van beantwoording zienswijzen, zoals deze is opgenomen bij het vaststellingsbesluit.
Mondelinge zienswijzen
Van de mogelijkheid om mondelinge zienswijzen in te dienen is geen gebruik gemaakt.
Besluit tot vaststelling
Het bestemmingsplan Noord is op 27 januari door de gemeenteraad van Gouda gewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit en de beoordeling van de zienswijzen wordt verwezen naar de tekst van het vaststellingsbesluit.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v3; d.d. 2007)
AFSTANDEN IN METERS | INDICES | |||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | |
Tabel 1: Bedrijven | ||||||||||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||||
014 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||||
014 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
014 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
014 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
014 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
0142 | KI-stations | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
05 | VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN | |||||||||
0501.2 | Binnenvisserijbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
0502 | Vis- en schaaldierkwekerijen | |||||||||
0502 | - visteeltbedrijven | 50 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
15 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||||
151 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||||
151 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 50 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
151 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 30 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
151 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
151 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
152 | Visverwerkingsbedrijven: | |||||||||
152 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | |||
1531 | Aardappelprodukten fabrieken: | |||||||||
1531 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
1551 | Zuivelprodukten fabrieken: | |||||||||
1552 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||||
1581 | - v.c. < 2500 kg meel/week | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1584 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||||
1584 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1584 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1585 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 3.1 | 2 | |||
1592 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |||||||||
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
17 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||||
173 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||
181 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
183 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 3.1 | 1 | B | L | |
19 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | |||||||||
192 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 2 | |||
193 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||
2010.2 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||||
2010.2 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 0 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
21 | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||||
2112 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||||
2112 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 1 | ||
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | B | ||
2223 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
2223 | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
2224 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 2 | 2 | B | ||
2225 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
24 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||||
2442 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||||
2442 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | B | L |
2442 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
2466 | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 3 | B | |
25 | VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | |||||||||
2512 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||||
2512 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | |||
252 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||||
252 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
26 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||||
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
262, 263 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||
262, 263 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | L | ||
267 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||||
267 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
28 | VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||||||||
281 | Constructiewerkplaatsen: | |||||||||
281 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
284 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
2852 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
287 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
31 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | |||||||||
316 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | |||||||||
321 t/m 323 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | B | ||
3210 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
35 | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | |||||||||
351 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||||
351 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 | 1 | B | ||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
364 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
365 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
3661.1 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
3661.2 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
40 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||
40 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
40 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
40 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||
40 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
40 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
40 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||
40 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
41 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||||||||
41 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |||||||||
41 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
41 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||
41 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
45 | BOUWNIJVERHEID | |||||||||
45 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
45 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
45 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
5020.4 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
5020.4 | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 | R | 3.1 | 1 | B | L |
5020.5 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | |||
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
5121 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | ||
5122 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5124 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 3.1 | 2 | |||
5125, 5131 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
5132, 5133 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 10 | 0 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
5134 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5135 | Grth in tabaksprodukten | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5138, 5139 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
514 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
5151.1 | Grth in vaste brandstoffen: | |||||||||
5151.1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
5153 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||
5153 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
5153 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
5153.4 | zand en grind: | |||||||||
5153.4 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||
5154 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 0 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
5154 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
5155.2 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
5157 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
5157.2/3 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
5162 | Grth in machines en apparaten: | |||||||||
5162 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
517 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5261 | Postorderbedrijven | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||||
5552 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
60 | VERVOER OVER LAND | |||||||||
6022 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
6024 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
63 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||||
6312 | Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen | 30 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
6321 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | L | ||
64 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||||
641 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
642 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
642 | zendinstallaties: | |||||||||
642 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
642 | - GSM en UMTS-steunzenders | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
712 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
713 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
72 | Switchhouses | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
73 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||||
731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
74 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||||
747 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | |||
85 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||||||||
853 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
90 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||||
9001 | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
9002.1 | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
9002.1 | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | B | |
9002.2 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||||
9002.2 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | L | ||
9002.2 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | B | L |
92 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||
921, 922 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
9262 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
93 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||
9301.1 | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
9301.1 | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | L | ||
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 2 | 2 | B | L |
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9301.3 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9305 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
Tabel 2: Opslagen en installaties | ||||||||||
0 | OPSLAGEN | |||||||||
1 | butaan, propaan, LPG (in tanks): | |||||||||
1 | - bovengronds, < 2 m3 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
1 | - bovengronds, 2 - 8 m3 | - | - | - | 50 | R | 3.1 | - | ||
1 | - ondergronds, < 80 m3 | - | - | - | 50 | R | 3.1 | - | ||
2 | niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld | - | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
3 | brandbare vloeistoffen (in tanks): | - | ||||||||
3 | - ondergronds, K1/K2/K3-klasse | 10 | - | - | 10 | 1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 m3 | 10 | - | - | 50 | R | 3.1 | - | B | |
3 | - bovengronds, K3-klasse: < 10 m3 | 10 | - | - | 10 | 2 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: 10 - 1000 m3 | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | B | ||
4 | Overige gevaarlijke stoffen in tanks: | |||||||||
4 | - bovengronds < 10 m3 en onder drempelwaarde BRZO | 10 | - | - | 10 | 1 | - | |||
4 | - overige opslagen onder drempelwaarde BRZO | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
5 | Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen: | |||||||||
5 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau | - | - | - | 30 | R | 2 | - | ||
6 | ontplofbare stoffen en munitie: | |||||||||
6 | - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
6 | - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
8 | kunstmest, niet explosief | - | 50 | - | 30 | 3.1 | - | |||
11 | INSTALLATIES | |||||||||
13 | laadschoppen, shovels, bulldozers | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
14 | laboratoria: | |||||||||
14 | - chemisch / biochemisch | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
14 | - medisch en hoger onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
15 | luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
16 | keukeninrichtingen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
17 | koelinstallaties freon ca. 300 kW | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
18 | koelinstallaties ammoniak < 400 kg | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
19 | koelinstallaties ammoniak > 400 kg | 0 | 0 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
20 | total energy installaties (gasmotoren) ca. 100 kW | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
22 | noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
23 | verfspuitinstallaties en moffel- en emailleerovens | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | L | ||
24 | vorkheftrucks met verbrandingsmotor | 10 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
25 | vorkheftrucks, elektrisch | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
26 | transformatoren < 1 MVA | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
28 | vatenspoelinstallaties | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
29 | hydrofoorinstallaties | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
31 | stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: | |||||||||
32 | - gas, < 2,5 MW | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - gas, 2,5 - 75 MW | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
32 | - olie, < 2,5 MW | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - olie, 2,5 - 75 MW | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
32 | stoomwerktuigen | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
33 | luchtcompressoren | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
34 | liftinstallaties | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | motorbrandstofpompen zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B |
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 1993. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:
- 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
- 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
- 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
- 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
- 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
6. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheid
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing
Bijlage 1 Inventarisatie Natuurwaarden Goudse Hout
HUIDIGE NATUURWAARDEN PER SOORTGROEP |
Algemeen |
Het Goudse Hout is een gebied met intensieve recreatieve voorzieningen, open water, beplanting en een 'veenweide' gedeelte met graslandvegetaties en sloten in een opstrekkende verkaveling. Het gebied heeft een duidelijke, natuurlijke zonering. De natuurwaarden zijn het hoogst in het oostelijke deel en worden bepaald door de grasland-, oever- en watervegetaties. Het westelijke deel heeft een intensiever recreatief gebruik en relatief minder natuurwaarden. |
Planten |
- Bloemrijke hooilanden Door een duurzaam gevoerd verschralingsbeheer is op de oostelijke graslanden een voorzichtige ontwikkeling naar bloemrijk grasland waarneembaar. Het startpunt waren de raaigrasweides, behorend bij het voormalige agrarische beheer. De graslanden bevinden zich nu in het 'dominant-stadium': de dominantie van raaigras is doorbroken, met name door het optreden van gestreepte witbol. Soorten als zuring, witbol, zwenkgras en echte koekoeksbloem nemen in aantal toe. De uitgangssituatie is in het Goudse Hout minder gunstig dan in het Reeuwijkse Hout. Het gebied heeft potenties voor fraaie bloemrijke graslanden, maar ontwikkeling is een zaak van lange adem. - Krabbescheer, water- en oevervegetaties In het gebied zijn vegetaties van Krabbescheer aanwezig, vergezeld van kikkerbeet en pijlkruid. De bijbehorende soort (Groene glazenmaker) komt hierop voor. De sloten bevatten tevens waardevolle vegetaties van ondergedoken waterplanten, zoals stijve waterranonkel en kranswieren. De aanwezigheid van deze soorten indiceert een goede waterkwaliteit: helder, matig voedselrijk water met voldoende ijzer. Daarnaast is langs veel oevers in het oostelijk deel van het gebied een gevarieerde oevervegetatie aanwezig van zwanebloem, egelskop, dotterbloem, gele lis, wilgeroosje en lisdodde. |
Zoogdieren |
Waarnemingen zijn bekend van foeragerende vleermuizen: dwergvleermuis en laatvlieger. E zijn geen waarnemingen bekend van vaste rust- en kraamplaatsen. |
Vogels |
Het Goudse Hout biedt broedgelegenheid voor veel algemene broedvogels: vink, pimpelmees, koolmees, matkop, heggemus, rietzanger, fitis, tjiftjaf, wilde eend, meerkoet, etc. De ouder wordende beplanting is inmiddels geschikt geworden voor bossoorten als specht, gaai, bosuil en sperwer. Op 2 lokaties wordt de IJsvogel regelmatig aangetroffen en is waarschijnlijk sprake van een broedgeval. Naast broedvogels is het Goudse Hout aantrekkelijk voor wintergasten door de grote hoeveelheid elzen en berken (foerageersoorten voor sijzen, barmsijzen, verschillende vinkachtigen, pestvogels). De plas is in het winterhalfjaar rust- en foerageergebied voor eenden en andere watervogels die uitwijken van de plassen (bejaging). Snippen en rallen foerageren in de drogere slootjes. |
Reptielen |
De Ringslang wordt waargenomen, maar aanwezigheid van een populatie is onwaarschijnlijk. |
Amfibieën |
De meer algemene soorten amfibieën (bruine kikker, de verschillende soorten groene kikker, gewone pad, kleine watersalamander) zijn in het gebied goed vertegenwoordigd. Er zijn geen waarnemingen bekend van minder algemene soorten als heikikker, rugstreeppad of kamsalamander. |
Dagvlinders |
In het Goudse Hout worden verschillende vlinderroutes gelopen. In bijna alle gevallen zijn het landelijk algemeen voorkomende soorten. Citroenvlinder, Groot koolwitje, Atalanta, Klein geaderd witje, Gehakkelde aurelia, Klein koolwitje, Kleine vos, Landkaartje, Dagpauwoog, Boomblauwtje, Distelvlinder, Argusvlinder, Kleine vuurvlinder, Dikkopje, Oranjetipje. |
Libellen |
In het Goudse Hout worden verschillende libellenroutes gelopen. De volgende soorten worden waargenomen: Groene glazenmaker, Gewone oeverlibel, Viervlek, Grote roodoogjuffer, Lantaarntje, Variabele waterjuffer, Vroege glazenmaker, Bruinrode heidelibel, Kleine roodoogjuffer, Grote keizerlibel, Steenrode heidelibel, Houtpantserjuffer, Blauwe glazenmaker, Bruine glazenmaker, Paardenbijter, Watersnuffel, Grote groene sabelsprinkhaan. |
SPECIFIEKE KANSEN EN BEDREIGINGEN VOOR HET GOUDSE HOUT |
Graslandvegetaties |
Door een meer gericht beheer te voeren met enkele aanvullende maatregelen, zijn er kansen om de graslanden sneller door te ontwikkelen vanuit de witbol-fase naar een bloemrijk grasland, zoals er plaatselijk al voorbeelden in het Reeuwijkse Hout zijn aan te treffen. Denk hierbij aan het volgende: - de juiste maaitijden aanhouden: dominantie van witbol doorbreken door op een moment te maaien waarbij je de soort het meest uitput; - verdichting voorkomen door inzet van licht materieel; - specifieker beheer voor de greppels. Voorkomen dat er 's winters waterlenzen in blijven staan; - plaatselijk plaggen. |
Krabbescheer, water- en oevervegetaties |
De watervegetaties, waaronder Krabbescheer, nemen in kwaliteit af. Oorzaken zijn verbaggering en een slechte waterkwaliteit. - Verbaggering Door het achterwege blijven van baggeren, bevat het water op termijn teveel sulfide (te voedselrijk) en wordt het te ondiep (geen kolom meer om in te zakken). Door een gericht baggerbeheer zoals beschreven in de factsheet Reeuwijkse Hout is herstel van deze vegetaties haalbaar. - Waterkwaliteit Verbeteren van de waterkwaliteit door indien mogelijk staken van het inlaten van gebiedsvreemd rivierwater en vasthouden van regenwater of anders her verlengen van de aanvoerweg, kan positieve gevolgen hebben voor zowel het Woudaapje, libellen als onderwater-, drijfblad- en oevervegetaties. |
Dagvlinders |
De structuur van het gebied en de aanwezige biotopen (oevers, graslanden, struweel, opgaande beplanting) bieden kansen voor een voor vlinders geschikt leefgebied. Met maatregelen zoals gefaseerd maaibeheer, bosrandbeheer, ruigteontwikkeling, ontwikkeling natuurlijke oevervegetaties etc. zijn er kansen om het aantal soorten en de aantallen per soort te vergroten. |
Libellen |
Zie ook watervegetaties. Bedreiging door verbaggering, waardoor Krabbescheer minder wordt met een direct gevolg voor de Groene glazenmaker, maar ook de waterkwaliteit als geheel minder wordt met gevolgen voor alle libellen. Kansen dus door te baggeren en de waterkwaliteit verder te verbeteren door staken van het inlaten van gebiedsvreemd rivierwater, vasthouden van regenwater. Verder door de variatie langs de oever nog verder te vergroten. |
Waterkwaliteit |
Verbeteren waterkwaliteit door indien mogelijk staken van het inlaten van gebiedsvreemd rivierwater en vasthouden van regenwater of anders her verlengen van de aanvoerweg, kan positieve gevolgen hebben. |
Bron: Groenservice Zuid-Holland