KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Laad- En Losplaats
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Natuur
Artikel 9 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 11 Recreatie - Volkstuin
Artikel 12 Sport - Golfbaan
Artikel 13 Sport - Motorcrossterrein
Artikel 14 Sport - Sportveld
Artikel 15 Tuin
Artikel 16 Verkeer
Artikel 17 Verkeer - Railverkeer
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Wonen - Uit Te Werken
Artikel 21 Leiding - Water
Artikel 22 Waarde - Archeologie
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 24 Waarde - Rivierzone
Artikel 25 Waterstaat - Vaarweg
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Artikel 28 Algemene Bouwregels
Artikel 29 Algemene Gebruiksregels
Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
Artikel 34 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Milieu
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Waterhuishouding
4.4 Archeologie
4.5 Cultuurhistorie
4.6 Flora En Fauna
4.7 Landschapswaarden
4.8 Verkeer En Infrastructuur
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Uitgangspunten En Doelstellingen Van Het Plan
5.2 Ruimtelijke Hoofdopzet
5.3 Planaspecten
Hoofdstuk 6 Planopzet
6.1 Feitelijke Planopzet
6.2 Juridische Planopzet
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Handhaving
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Bodeminformatiekaart
Bijlage 2 Geluidcontouren Wegverkeer
Bijlage 3 Geluidcontouren Railverkeer
Bijlage 4 Kaart Waterrijk Polderpark Oostpolder

Oostpolder

Bestemmingsplan - Gemeente Gouda

Vastgesteld op 16-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Oostpolder van de gemeente Gouda;

1.2 bestemmingsplan:

(aanpassing als gevolg van uitspraak RvS 201211305/1/R4) de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02 met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afvalinzamelsysteem:

bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf (of gebruik) dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 arbeidsmigranten:

buitenlandse werknemers die niet permanent in Nederland woonachtig zijn en, die rechtmatig in Nederland verblijven en werkzaam zijn;

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.11 automatenhal:

een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het bieden van gelegenheid voor het spelen met gokkasten en spelletjesautomaten;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bedrijfsactiviteiten:

bedrijfsmatige activiteiten gericht op de productie, distributie, verwerking en opslag van goederen;

1.14 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.15 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning:

het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.16 bestaand (in relatie tot bebouwing):

bebouwing aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het (ontwerp) bestemmingsplan;

1.17 bestaand (in relatie tot gebruik):

gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijgebouw:

een zelfstandig gebouw behorende bij en ruimtelijk ondergeschikt aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, met een aan dat hoofdgebouw ondergeschikte functie;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen:

  1. a. een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven peil is gelegen;
  2. b. een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
  3. c. een zolder waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,5 meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag;

1.24 bouwmarkt:

een geheel of gedeeltelijk overdekte detailhandelsvoorziening met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.30 cultuurtechnische werken:

werken gericht op het in cultuur brengen en houden van gronden, zoals ploegen, spitten, egaliseren, eggen, inzaaien, aanplanten, verticuteren, bezanden, snoeien, maaien gazons, onderhoud van bermen;

1.31 dakkapel:

een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;

1.32 dakopbouw:

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok en/of de dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;

1.33 dakvlak:

een hellend vlak in een dak;

1.34 detaillhandel in volumineuze goederen:

detailhandelbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling zoals detailhandel in auto's, caravans, boten, keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen en woninginrichtingen;

1.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.36 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen;

1.37 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.38 extensieve dagrecreatie:

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan worden beleefd, zoals wandelen, fietsen of paardrijden, waarbij relatief weinig recreanten aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid;

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 groothandel:

bedrijfsactiviteiten gericht op het verhandelen van goederen (distributie en opslag van goederen) aan bedrijfsmatige afnemers;

1.41 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.42 horecabedrijf:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie; in dit plan worden de volgende horecabedrijven onderscheiden:

horeca, categorie I:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca). In het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt; daaronder worden in ieder geval begrepen lunchrooms, konditoreien, koffie- en theehuizen en ijssalons;

horeca, categorie II:

  • een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (maaltijdverstrekkers). De nadruk ligt op de dag- en (vroege) avondfunctie (keuken open van ca. 17:00 tot 22:00). Hieronder worden in ieder geval begrepen: restaurants, bistro's en crêperies.
  • een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide (kleine) etenswaren (spijsverstrekkers). Hieronder worden in ieder geval begrepen: snackbars, cafetaria's, fastfoodketens, grillrooms, automatieken, snelbuffetten.

horeca, categorie III:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse (drankverstrekkers). De nadruk ligt vooral op de avond en nacht. Hieronder worden in ieder geval begrepen: cafés, bars en brasseriën;

horeca, categorie IV:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Hieronder worden in ieder geval begrepen: discotheken, bardancings, zaalverhuurlocaties en partycentra;

horeca, categorie V:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf al dan niet gecombineerd met een café en/of restaurant. Hieronder worden in ieder geval begrepen: hotels, pensions en overige logiesverstrekkers;

1.43 intensief veehouderijbedrijf:

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.44 kantoor:

een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

1.45 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.46 logies:

het bedrijfsmatig aanbieden van (nacht-)verblijf, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;

1.47 loonwerk:

het bedrijfsmatig aanbieden van diensten gericht op cultuurtechnische werken, meststoffendistributie of andere werkzaamheden in de agrarische sector met behulp van gespecialiseerde (landbouw-)machines;

1.48 manege:

een voorziening gericht op de paardensport, waaronder het lesgeven in paardrijden, het houden van trainingen en houden van wedstrijden;

1.49 milieucategorie:

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij deze voorschriften opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;

1.50 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, voorkomende in dat gebied;

1.51 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;

1.52 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.53 ondergeschikte agrarische nevenactiviteiten:

niet-agrarische functies die passen bij de agrarische bedrijfsvoering en ondergeschikt zijn aan het agrarische bedrijf, zoals een bed&breakfast, ponyverblijf, kamperen bij de boer, loonwerk en verkoop aan passanten van zelf geteelde of voortgebrachte producten zoals ijs, fruit vlees en kaas;

1.54 onderkomen:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.55 paardenhouderij/-fokkerij:

een bedrijf gericht op het voortbrengen, fokken en/of houden van paarden en pony's, met de daarbij behorende stallen, dekinrichtingen en rijbakken, waaronder een pensionstalling;

1.56 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;

1.57 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.58 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden voor extensieve dagrecreatie, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.59 seksautomatenhal:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.60 seksbioscoop/-theater:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;

1.61 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  1. a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  2. b. een seksbioscoop of sekstheater;
  3. c. een seksautomatenhal;
  4. d. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar. Onder een seksinrichting wordt niet verstaan een escortbedrijf of een sekswinkel;

1.62 sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen hoofdzakelijk (minimaal 70% van de vloeroppervlakte) goederen van erotisch-pornografische aard worden verkocht of verhuurd;

1.63 straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:

  1. a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  2. b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  3. c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  4. d. afvalinzamelsystemen;

1.64 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel waarin de voordeur is gesitueerd;

1.65 voorgevelrooilijn:

de aan de zijde van de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijf' gelegen bouwgrens, met dien verstande dat op hoeksituaties sprake kan zijn van twee of drie voorgevelrooilijnen;

1.66 weidebouw:

het exploiteren van grasland, al dan niet in het kader van agrarische bedrijfsvoering;

1.67 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Basisregel

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 Aanvullende regel

Bij het meten van de goothoogte wordt de goothoogte van dakkapellen als bedoeld in lid 1.31 buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. weidebouw en veeteelt, met uitzondering van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. paardenhouderijen/-fokkerijen;
  3. c. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. d. ondergeschikte agrarische nevenactiviteiten;
  5. e. parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. per bestemmingsvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf mag worden gevestigd;
  2. b. per aanduiding ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd;
  3. c. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  4. d. de afstand van gebouwen tot de waterkant niet minder mag bedragen dan 3 meter;
  5. e. het bouwvlak (per bestemmingsvlak) ten hoogste voor 40% mag worden bebouwd, tenzij anders is aangeduid;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' de maximale oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  7. g. de gezamenlijke inhoud van de agrarische bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 650 m³;
  8. h. de goothoogte van de agrarische bedrijfswoning en de agrarische bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  9. i. de bouwhoogte van de agrarische bedrijfswoning en de agrarische bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 9 meter;
  10. j. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de agrarische bedrijfswoning horende bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  11. k. de goothoogte van de bij de agrarische bedrijfswoning horende bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  12. l. de bouwhoogte van de bij de agrarische bedrijfswoning horende bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 meter;
  13. m. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    1. 1. 1 meter op de gronden voor de voorgevelrooilijn;
    2. 2. 2 meter voor het overige;
  14. n. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  15. o. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. weidebouw en veeteelt, met uitzondering van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. behoud en versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;
  3. c. recreatief medegebruik;
  4. d. groenvoorzieningen en voet-, fiets- of ruiterpaden;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. als gebouwen uitsluitend schuilgelegenheden voor vee zijn toegestaan, mits:
    1. 1. hoogstens één schuilgelegenheid per bouwperceel wordt opgericht;
    2. 2. de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer bedraagt dan 20 m²;
    3. 3. de bouwhoogte van een schuilgelegenheid niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. b. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen;
  3. c. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 4.1 (en voor het bouwen eventueel ook van lid 4.2 sub b) rijvoorzieningen voor paarden (paardenbakken) toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er is onvoldoende gelegenheid om de rijvoorziening te realiseren op de erven aan de rand van de polder (de gronden met de bestemming 'Agrarisch' of 'Wonen');
  2. b. de rijvoorziening wordt gerealiseerd aan de randen van de polder (zo mogelijk direct grenzend aan de gronden met de bestemming 'Agrarisch' of 'Wonen');
  3. c. de plaatsing en hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt afgestemd op de landschappelijke waarden;
  4. d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie', indien door beëindiging van agrarische bedrijfsvoering agrarisch gebruik van de gronden niet langer uitvoerbaar is.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1, 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels, met uitzondering van:
    1. 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    2. 2. detailhandel;
    3. 3. horeca;
    4. 4. zelfstandige kantoren;
  2. b. bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen in bijlage 1 van deze regels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  3. c. bouwmarkt en detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  4. d. seksinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
  5. e. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  6. f. bedrijfsgebonden kantoren;

en uitsluitend:

  1. g. ter plaatse van de aanduiding 'garage' voor de handel en reparatie van motorvoertuigen;
  2. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' voor bedrijfsactiviteiten enkel in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;

en verder voor:

  1. i. aan de functies onder a. tot en met h. gebonden parkeervoorzieningen;
  2. j. erven, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  2. b. per aanduiding ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd;
  3. c. per bouwperceel maximaal 70% van de gronden mag worden bebouwd, tenzij anders is aangeduid;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' de maximale oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  5. e. de afstand tussen bouwwerken en een bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 1,5 meter;
  6. f. de (goot- en) bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 14 meter, tenzij anders is aangeduid;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  9. i. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    1. 1. 1 meter op de gronden voor de voorgevelrooilijn;
    2. 2. 2 meter voor het overige;
  10. j. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer bedragen 6 meter;
  11. k. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  12. l. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.2 sub i onder 1 ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor de voorgevelrooilijn tot 2 meter, indien dit geen onevenredige gevolgen heeft voor het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden zijn geen bedrijfsactiviteiten toegestaan, betreffende

  • risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • inrichtingen zoals bedoeld in D van Bijlage I behorende bij het Besluit omgevingsrecht;
  • een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1 voor andere bedrijfsactiviteiten dan genoemd in bijlage 1 van deze regels, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. afwijken kan voor een bedrijfsactiviteit in een hogere milieucategorie dan in lid 5.1 genoemd of voor een bedrijfsactiviteit die niet is genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met bedrijfsactiviteiten als genoemd in lid 5.1;
  2. b. afwijken kan niet voor de in lid 5.4 genoemde bedrijfsactiviteiten.

Artikel 6 Bedrijf - Laad- En Losplaats

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Laad- en losplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. laad- en losactiviteiten;
  2. b. aan de functie onder a. gebonden parkeervoorzieningen;
  3. c. erven, groenvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. het bestemmingsvlak ten hoogste voor 10% mag worden bebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  3. c. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 15 meter;
  4. d. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen en water;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. een gemaal inclusief bedrijfswoning en bijbehorende erven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal'.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuur in de vorm van (moeras-)bos en water;
  2. b. het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke waarden;
  3. c. recreatief medegebruik in de vorm van verblijfsrecreatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  2. b. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  4. d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  5. e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  6. f. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

Artikel 9 Recreatie - Dagrecreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. extensieve dagrecreatie;
  2. b. weiden en graslanden;
  3. c. behoud en versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;
  4. d. voet-, fiets- of ruiterpaden en trimbanen;
  5. e. steigers en vlonders;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.2 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen maximaal 2 meter mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken maximaal 6 meter mag bedragen;
  3. c. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfsrecreatie;
  2. b. het bieden van logies voor arbeidsmigranten;
  3. c. aan de functie onder a. en b. gebonden parkeervoorzieningen;
  4. d. erven, groenvoorzieningen en water.

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  2. b. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  4. d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    1. 1. 1 meter op de gronden voor de voorgevelrooilijn;
    2. 2. 2 meter voor het overige;
  5. e. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer bedragen 6 meter;
  6. f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  7. g. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik als bedoeld in lid 10.1 sub b is slechts toelaatbaar, voor zover minimaal 10 m² verblijfsruimte per persoon wordt geboden.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' te wijzigen door het schrappen van lid 10.1 sub b indien het betreffende gebruik is of wordt beëindigd en dit gebruik niet langer gewenst is.

Artikel 11 Recreatie - Volkstuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen;
  2. b. erftoegangswegen en -paden;
  3. c. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende gebouwen.

11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. per volkstuin maximaal 10% van de gronden mag worden bebouwd, maar nooit meer dan:
    1. 1. één tuinhuisje, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m²;
    2. 2. één hobbykas, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;
  2. b. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 meter;
  4. d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  5. e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 4,5 meter;
  6. f. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

Artikel 12 Sport - Golfbaan

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van golfactiviteiten;
  2. b. aan de functie onder a. gebonden kantoren;
  3. c. aan de functie onder a. gebonden horecavoorzieningen;
  4. d. aan de functie onder a. gebonden parkeervoorzieningen;
  5. e. één bedrijfswoning;
  6. f. erven, groenvoorzieningen en water.

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  2. b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 650 m²;
  3. c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 9 meter;
  4. d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  5. e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 15 meter;
  6. f. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

Artikel 13 Sport - Motorcrossterrein

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Motorcrossterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van motorcrossactiviteiten;
  2. b. aan de functie onder a. gebonden kantoren;
  3. c. aan de functie onder a. gebonden parkeervoorzieningen;
  4. d. erven, groenvoorzieningen en water.

13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  2. b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 300 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  4. d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  5. e. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  6. f. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  7. g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  8. h. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

Artikel 14 Sport - Sportveld

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Sportveld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvelden;
  2. b. aan de functie onder a. gebonden voorzieningen, zoals kantoren, kleedruimten, opslagruimten, horeca, tribunes;
  3. c. aan de functie onder a. gebonden parkeervoorzieningen;
  4. d. erven, groenvoorzieningen en water.

14.2 Bouwregels

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  3. c. de bouwhoogte van palen en (licht-)masten mag niet meer bedragen dan 20 meter;
  4. d. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  6. f. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 14.2 sub a ten behoeve van het bouwen van gebouwen buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 125 m² met een maximale bouwhoogte van 10 meter, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het landschaps- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt.

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. parkeervoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. pleinen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen en water;
  7. g. straatmeubilair;
  8. h. nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'brug' de gronden onder de brug/het viaduct tevens zijn bestemd voor de aangrenzende bestemmingen.

16.2 Bouwregels

Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 10 meter;
  2. b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  3. c. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

Artikel 17 Verkeer - Railverkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen;
  2. b. groenvoorzieningen en water;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'brug' de gronden onder de spoorbrug/het viaduct tevens zijn bestemd voor de aangrenzende bestemmingen.

17.2 Bouwregels

Op de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter;
  2. b. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. recreatief medegebruik;
  3. c. scheepvaartverkeer;
  4. d. bruggen en duikers voor kruisingen met wegverkeer;
  5. e. bermen en taluds.

18.2 Bouwregels

Op de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd;
  2. b. de breedte van bruggen niet meer mag bedragen dan 6 meter, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'brug', waar de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 meter.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. tuinen en erven;
  3. c. (aanpassing als gevolg van uitspraak RvS 201211305/1/R4) tevens voor het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hobbymatig houden van landbouwhuisdieren';
  4. d. aan de functie onder a. gebonden parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen en water.

19.2 Bouwregels

Op de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken (één per bouwvlak);
  2. b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  3. c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  4. d. bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning mogen worden gebouwd mits:
    1. 1. de gronden buiten het bouwvlak voor ten minste 50% onbebouwd blijven;
    2. 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
    4. 4. de diepte van uitbreidingen van de woning en aanbouwen niet meer bedraagt dan 3 meter, gemeten uit de achter- en of zijgevelbouwgrens;
    5. 5. het gezamenlijk grondoppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning bij vrijstaande of halfvrijstaande woningen niet meer bedraagt dan 100 m², met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' dit grondoppervlak niet meer bedraagt dan 275 m²;
    6. 6. het gezamenlijk grondoppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning bij aaneengesloten woningen niet meer bedraagt dan 30 m²;
    7. 7. voor zover de bestaande maatvoering van bijgebouwen, aanbouwen of uitbreidingen van de woning afwijkt van het bepaalde in dit lid, geldt de bestaande maatvoering als maximaal toelaatbaar;
  5. e. dakkapellen zijn toegestaan met dien verstande dat:
    1. 1. de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot aan de goot van de dakkapel niet meer mag bedragen dan 1,50 meter;
    2. 2. de breedte van de dakkapel niet meer mag bedragen dan 60% van de woningbreedte tot een maximum van 3,50 meter;
    3. 3. de dakkapel meer dan 0,50 meter en minder dan 1 meter boven de goot van het hoofdgebouw dient te worden geplaatst;
    4. 4. de zijkanten van de dakkapel meer dan 0,50 meter van de zijkanten van de bouwmuren af liggen;
    5. 5. de onderlinge afstand tussen twee dakkapellen geplaatst in hetzelfde dakvlak ten minste 0,50 meter bedraagt;
  6. f. dakopbouwen niet zijn toegestaan, met uitzondering van de reeds bestaande dakopbouwen, waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte gelden als ten hoogste toelaatbaar;
  7. g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    1. 1. 1 meter op de gronden voor de voorgevelrooilijn;
    2. 2. 2 meter voor het overige;
  8. h. de bouwhoogte van een pergola niet meer bedragen dan 2,50 meter;
  9. i. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  10. j. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  11. k. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2:

  1. a. onder d ten behoeve van het bouwen van uitbreidingen van de woningen en aanbouwen met een diepte van meer dan 3 meter, mits de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy);
  2. b. onder d ten behoeve van het bouwen van een kap op een bijgebouw waarbij de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan 6 meter en de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy);
  3. c. onder f ten behoeve van het bouwen van een dakopbouw, mits:
    1. 1. de gevel niet wordt doorgetrokken;
    2. 2. de dakopbouw aan de straatzijde niet uit het dakvlak steekt.

19.4 Specifieke gebruiksregels

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.4.1 ten behoeve van het medegebruik van woningen en/of bijgebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de bruto vloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  3. c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
  4. d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  5. e. de bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten;
  7. g. geen vergunningsplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer plaatsvinden.

Artikel 20 Wonen - Uit Te Werken

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. tuinen en erven;
  3. c. aan de functie onder a. gebonden parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen (inclusief voet- en fietspaden en speelvoorzieningen) en water.

20.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn verplicht de bestemming uit te werken, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. er wordt uitvoering gegeven aan artikel 76 en 77 van de Wet geluidhinder;
  2. b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 3;
  3. c. in het uitwerkingsplan worden de regels van lid 19.2 tot en met lid 19.5 op gelijkluidende wijze opgenomen.

20.3 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd tot het moment dat het plan voor de betreffende gronden is uitgewerkt in de zin van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en het desbetreffende uitwerkingsplan in werking is getreden.

Artikel 21 Leiding - Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoofdwatertransportleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

21.2 Bouwregels

Op de in lid 21.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 21.2 een omgevingsvergunning verlenen voor de bouw van bouwwerken ten dienste van deze en de andere aangegeven bestemmingen, op voorwaarde dat:

  1. a. wordt voldaan aan het bepaalde in lid 26.3, voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor 'Waterstaat - Waterkering';
  2. b. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
  3. c. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Leiding - Water' in zijn geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien de hoofdwatertransportleiding buiten gebruik is genomen.

Artikel 22 Waarde - Archeologie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Indien een 'omgevingsvergunning activiteit archeologie' (archeologievergunning) conform de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen uitsluitend geschieden, nadat de 'omgevingsvergunning activiteit archeologie' door burgemeester en wethouders is verleend.

Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

23.2 Bouwregels

Indien een omgevingsvergunning conform de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen op de in lid 23.1 bedoelde gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen uitsluitend geschieden, nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning conform genoemde Verordening heeft verleend.

Artikel 24 Waarde - Rivierzone

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Rivierzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud en ontwikkeling van de aan de rivier gebonden landschappelijke waarden in de vorm van:
    1. 1. de identiteit van de rivier als samenhangend gebied met bijzondere kwaliteiten;
    2. 2. de landschappelijke herkenbaarheid van de zoetwatergetijderivier;
    3. 3. de visueel-ruimtelijke belevingswaarde (beeldkwaliteit) van de rivier vanaf het water en de dijken;
    4. 4. het realiseren van een met de zoetwatergetijderivier samenhangende inrichting van oevers;
  2. b. gebruik ten behoeve van de bescherming van de oevers.

24.2 Bouwregels

Op de in lid 24.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 24.1, mits:

  1. a. wordt voldaan aan het bepaalde in lid 25.3, voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor 'Waterstaat - Vaarweg';
  2. b. wordt voldaan aan het bepaalde in lid 26.3voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor 'Waterstaat - Waterkering';
  3. c. de landschapswaarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
  4. d. het bevoegd gezag alvorens bij omgevingsvergunning af te wijken schriftelijk advies inwint bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden kunnen worden nageleefd.

Artikel 25 Waterstaat - Vaarweg

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Vaarweg' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

  1. a. het doelmatig functioneren van de rivier als vaarweg;
  2. b. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;
  3. c. de afvoer en berging van water, sediment en ijs.

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 25.1, mits:

  1. a. wordt voldaan aan het bepaalde in lid 26.3, voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor 'Waterstaat - Waterkering';
  2. b. de waterstaatsbelangen dit toelaten;
  3. c. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de vaarweg alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 26.1, mits:

  1. a. de waterstaatsbelangen dit toelaten;
  2. b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene Bouwregels

28.1 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 8 meter overschrijden.

28.2 Dakopbouwen ten behoeve van bewassings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van bewassings- luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

28.3 Onderkeldering

Artikel 29 Algemene Gebruiksregels

Een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is in ieder geval het gebruik:

  1. a. van onbebouwde gronden voor:
    1. 1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
    2. 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    3. 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met:

  • het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  • de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
  • het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
  1. b. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, detailhandel of horeca, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels;
  2. c. voor permanente bewoning van voor verblijfsrecreatie bestemde gronden;
  3. d. als manege van voor agrarische of woondoeleinden bestemde gronden;
  4. e. van gronden voor ondergeschikte agrarische nevenactiviteiten zonder het gebruik van deze gronden voor agrarische bedrijfsvoering.

Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' behoren de gronden overeenkomstig artikel 53 van de Wet geluidhinder tot de bestaande zone, waarbuiten de geluidsbelasting de 50 dB(A) niet te boven mag gaan, behorende bij de industrieterreinen 'Kromme Gouwe' en 'Middelblok'. Binnen deze zone gelden voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen overeenkomstig artikel 53 lid 2 van de Wet geluidhinder de op 1 januari 2007 geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen, dan wel de naderhand krachtens artikel 55 of 56 van de Wet geluidhinder vastgestelde waarden.

Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in deze regels een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van:

  1. a. een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte van gebouwen, bouwhoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot bouwperceelgrenzen en overige aanduidingen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  2. b. het bouwen van andere bouwwerken zoals vlaggenmasten, artistieke kunstwerken, antennes e.d. tot een hoogte van 15 meter, mits belangen van derden niet in onevenredige mate worden aangetast;
  3. c. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 0,8 meter, indien het erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken betreft;
  4. d. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 meter, indien het hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame en kelderingangen en kelderkoekoeken betreft.

Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op een afwijking ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen in dit plan in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen in dit plan is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 33.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 33.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 33.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 33.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 33.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Oostpolder.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Planherziening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten eens in de tien jaar een bestemmingsplan vast te stellen, waarmee de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden worden vastgelegd. Bij de invoering van de Wro in 2008 waren veel Goudse bestemmingsplannen verouderd. Daarom werkt de gemeente aan het actualiseren en digitaliseren van bestemmingsplannen. Voor de Oostpolder geldt een bestemmingsplan uit 1991, dat in 1999 gedeeltelijk is herzien. Ook voor dit gebied is dus een actuele planologische regeling gewenst.

Het ruimtelijk beleid voor de Oostpolder ziet toe op behoud van het open en groene karakter, maar wel op basis van een versterkte recreatieve functie in plaats van uitsluitend een agrarische functie. Door de bouw van de toekomstige woonwijk Westergouwe komt de Oostpolder tussen de woonbebouwing van Gouda in te liggen. De Oostpolder zelf wordt niet bebouwd. De polder behoort zo beschouwd niet meer tot het agrarisch gebied buiten de stad, maar is als recreatief en groen gebied onderdeel van de stad. Het gebied gaat dan een meer recreatieve functie vervullen in plaats van uitsluitend een agrarische functie. Om de recreatieve waarde van de Oostpolder daadwerkelijk te versterken wordt het Waterrijk Polderpark Oostpolder aangelegd.

Om snel te kunnen starten met de uitvoering van het Waterrijk Polderpark Oostpolder is in mei 2011 een projectbesluit genomen. Op basis van het projectbesluit kunnen de werkzaamheden worden uitgevoerd. Nu wordt oor de hele Oostpolder, inclusief het bedrijventerrein Gouwestroom, het recreatiepark Résidence Elzenhof en de golfbaan IJsselweide een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Het bestemmingsplan Oostpolder ziet in hoofdzaak toe op de handhaving van de huidige functies en bebouwing in het plangebied. Dit bestemmingsplan kan dan ook gekarakteriseerd worden als een conserverend bestemmingsplan en voorziet het plangebied van een actueel juridisch-planologisch kader.

Aanpassing als gevolg van uitspraak Raad van State

Tegen het op 10 oktober 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Oostpolder" heeft de eigenaar van het perceel Tweede Moordrechtse Tiendeweg 13 (kadastraal bekend F3117) beroep ingesteld. Het beroep zag onder andere op het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (201211305/1/R4) d.d. 26 juni 2013 is het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. In dit voorliggende bestemmingsplan wordt voorzien in een nieuw besluit ter reparatie van de regeling voor het perceel F3117. Om de feitelijk aanwezige activiteiten van een toereikende bestemmingsregeling te voorzien, is hiervoor op het perceel een specifieke aanduiding opgenomen voor het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren. In de planregels is hieraan een aantal voorwaarden gekoppeld. Voor een nadere toelichting op de inhoudelijke overwegingen, wordt verwezen naar paragraaf 4.1.7 ('Aanpassing als gevolg van uitspraak Raad van State') van deze toelichting.

1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied

Het plangebied is gelegen in het westen van de gemeente Gouda, aan de overzijde van het Gouwekanaal tot aan de Ringvaart van de Zuidplaspolder. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de spoorlijnen van Gouda naar Rotterdam/Den Haag/Leiden. In het westen wordt het plangebied begrensd door de Ringvaart en in het oosten en zuidoosten door het Gouwekanaal en de Hollandsche IJssel. Het terrein van de Julianasluis valt buiten het plangebied. De gemeentegrens bij de golfbaan vormt de grens in het zuidwesten. Zie figuur 1.1 voor de precieze begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging en begrenzing plangebied.

In het plangebied vigeren de volgende bestemmingsregelingen (de nummering verwijst naar de gemeentelijke indeling van bestemmingsplangebieden). Het bestemmingsplan Westergouwe wordt enkel vervangen voor wat betreft de Ringvaart van de Zuidplaspolder.

nr. raad (B&W) GS KB/RvS
902 22-04-1991 26-11-1991 28-05-1993
903 04-11-1999 20-06-2000 12-09-2001
904 23-04-2008 02-06-2009 29-06-2011

In de afgelopen jaren zijn diverse vrijstellingen verleend van het bestemmingsplan. Hiermee is de bouw van onder andere Résidence Elzenhof en diverse woningen langs de Tweede Moordrechtse Tiendeweg mogelijk gemaakt. Ook voor de realisatie van het sportpark is een vrijstelling van het bestemmingsplan verleend. Voor de gronden ten zuiden van het sportpark is een tijdelijke ontheffing verleend voor het tijdelijk inrichten als ontwateringsplaats (slibdepot). Voorafgaand aan de vaststelling van dit bestemmingsplan is een projectbesluit genomen ten behoeve van de herinrichting van een gedeelte van het plangebied tot Waterrijk Polderpark Oostpolder.

1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan is een digitaal bestand in gml-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd (zie ook paragraaf 6.1 Feitelijke planopzet). Om het plan te kunnen raadplegen zijn in feite drie onderdelen van belang:

  • een digitale en analoge verbeelding van de geometrisch bepaalde planobjecten (plankaart);
  • de juridisch bindende regels van het bestemmingsplan (planregels);
  • een bijbehorende toelichting (plantoelichting).

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een gebiedsbeschrijving van de Oostpolder, waarin de ontstaansgeschiedenis en de ruimtelijke structuur uiteen worden gezet. Ook volgt een overzicht van de aanwezige functies. In hoofdstuk 3 staat het beleidskader beschreven, dat sturend is voor keuzes in het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft tal van randvoorwaarden op het gebied van onder andere luchtkwaliteit, externe veiligheid, water, ecologie en archeologie. Het volgende hoofdstuk is een beschrijving van het bestemmingsplan. De uitgangspunten en doelstellingen staan beschreven in paragraaf 5.1. Verderop wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste ontwikkeling in het plangebied: het Waterrijk Polderpark Oostpolder. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de juridische regels van het bestemmingsplan. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 aandacht geschonken aan de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een gebiedsbeschrijving van de Oostpolder gegeven. Voor een goed inzicht in de ruimtelijke structuur wordt eerst een overzicht gegeven van de ontstaansgeschiedenis van de polder. Daarna wordt de ruimtelijke structuur en functionele inrichting toegelicht.

2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur

Het landschap in de omgeving van Gouda bestond voor de komst van de mens uit een uitgestrekt moerasgebied, doorsneden door de Hollandsche IJssel. In de late middeleeuwen werden de uitgestrekte veengronden ontgonnen. De Oostpolder in Schieland is een verzamelnaam voor verschillende middeleeuwse ontginningen: de voormalige polders Broek, Land van Thuil, Broekhuizen, Zuid-Waddinxveen en Moordrecht. Deze polders vielen binnen het hoogheemraadschap Schieland, gesticht in 1273. In 1863 werden deze polders samengevoegd tot de nieuwe Oostpolder. Zie figuur 2.1 voor de situatie aan het begin van de twintigste eeuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0002.png"

Figuur 2.1: Uitsnede historische kaart.

Broek en Land van Thuil

In de polder Broek, gelegen ten zuiden van de spoorlijn, zijn de oorspronkelijke kavelsloten nog goed zichtbaar in het huidige landschap. In dat gebied bevond zich het Goudse Bos. In 1377 werd dat bos gekapt en als landbouwgrond verkocht of verhuurd. Alle nieuwe percelen waren even groot, ongeveer 750 meter lang en 68 meter breed. Maar één perceel had een andere vorm: een driehoek. Het is nog steeds herkenbaar als het perceel tussen 't Weegje en de spoorlijn. Aan de oostkant van de polder Broek was al in 1340 de Waddinxveense wetering gegraven. De wetering liep evenwijdig aan de Gouwe en kwam uit in de Hollandsche IJssel. Tegenwoordig staat de wetering bekend als de Alpher Wetering. De wetering diende als ontginningsbasis waaraan boerderijen lagen (westkant). Deze ontginningsbasis was nodig voor de afwatering van het gebied.

Broekhuizen

De polder Broekhuizen werd vanaf de noordelijke IJsseloever ten westen van Gouda ontgonnen. De percelen hadden een lengte van circa 1.350 meter tot de huidige Tweede Moordrechtse Tiendeweg. Die fungeerde als achterkade. In eerste instantie lagen de boerderijen dus langs de Hollandsche IJssel. Maar in de loop van de tijd zijn ze verplaatst naar de achterkade. In de tijd van de ontginning van Broekhuizen lagen ten noorden van deze polder nog delen van het Goudse Bos.

't Weegje

Wanneer 't Weegje is ontgonnen is niet geheel duidelijk. Wel is bekend dat dit gebied een aparte ontginning was, want de kavelrichting verschilt duidelijk van de omliggende polders. Waarschijnlijk vond de ontginning plaats in de dertiende of veertiende eeuw. Als gevolg van vervening en het uitbaggeren van turf ontstonden aan het begin van de negentiende eeuw plassen in het Weegje. De gewonnen turf werd gebruikt in de Goudse pottenbakkerijen.

Zuidplaspolder

In 1828 werd begonnen met het graven van de ringvaart en de aanleg van een dijk rond de in 1816 drooggemalen Zuidplaspolder. Hierbij werd het westelijke gedeelte van Broek afgesneden. Het droogmalen van de polder duurde tot 1839. Het resultaat was een hoogteverschil van drie tot vier meter tussen de drooggemalen Zuidplaspolder en de Oostpolder in Schieland. Dit verschil is nog steeds duidelijk zichtbaar. De Zuidplaspolder is de laagst gelegen polder van Nederland. Na het aanleggen van de ringvaart werd in de wetering tussen de polders Broek en Broekhuizen een schutsluis aangelegd. De restanten van deze schutsluis zijn nog aanwezig. Ten noorden van deze wetering ligt de huidige Tweede Moordrechtse Tiendeweg.

Gouwekanaal

Voor de scheepvaart was de overgang van de Hollandsche IJssel in de Gouwe een steeds groter knelpunt in de binnenvaartroute tussen Rotterdam en Amsterdam. Sinds het einde van de negentiende eeuw bestonden daarom al plannen voor een nieuwe verbinding tussen de twee rivieren. Pas in 1922 werd het besluit genomen om het Gouwekanaal aan te leggen. Hierdoor werd de Moordrechtse Tiendeweg verdeeld in een Eerste en een Tweede Moordrechtse Tiendeweg. Door de aanleg van het kanaal werd ook de Oostpolder gesplitst in een noordwestelijk en een zuidoostelijk deel. In het zuidoostelijke deel zijn de wijken Kromme Gouwe en Korte Akkeren aangelegd. Het noordwestelijke deel is de huidige Oostpolder. Door de aanleg van het kanaal verdween een groot gedeelte van het Land van Thuil en werd de Alpher Wetering verlegd.

Gemaal en schutsluis

Aan de Broekweg bevindt zich een elektrisch gemaal dat dateert uit 1933. Het slaat het water van de polder uit op de Gouwe. Tot het begin van de twintigste eeuw werd de bemaling gedaan door poldermolens. Aan de Eerste Moordrechtse Tiendeweg staat nog de romp van de Mallemolen. De andere poldermolen, de Moordsche Wip, lag in het noorden van Oostpolder en is in 1907 gesloopt vanwege de aanleg van de spoorbrug over de Gouwe. Vlakbij het gemaal bevindt zich een niet meer functionerende en vervallen schutsluis met twee vaste bruggen (zie figuur 2.2). Deze bruggen zijn tussen 1928 en 1933 gebouwd, ten tijde van de aanleg van het Gouwekanaal. De sluis maakte scheepvaartverkeer mogelijk tussen de Oostpolder met een lager waterpeil en het Gouwekanaal met een hogere waterstand. Het scheepvaartverkeer dat gebruik kon maken van deze schutsluis was relatief kleinschalig en moest een eventuele mast neer kunnen laten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0003.jpg"

Figuur 2.2: Oude draaibrug en schutsluis.

Ruimtelijke structuur

De Oostpolder kent een heldere ruimtelijke structuur. De Broekweg en de Alpher Wetering vormden de ontginningsbasis van de polder Broek en is daarmee te beschouwen als de ruggengraat van het gebied. De zuidelijke helft werd ontgonnen vanaf de Hollandsche IJssel. Deze ontginningsrichting is echter nauwelijks meer te herkennen in het plangebied. De nog zichtbare ontginningsrichting loopt van noordwest naar zuidoost. Haaks daarop zijn de watergangen gegraven om het gebied te ontwateren. De poldersloten liggen in de richting zuidwest naar noordoost. De meeste sloten liggen op gelijke afstand van elkaar.

De ringvaart van de Zuidplaspolder volgt min of meer beide ontginningsrichtingen. Hierdoor deze lijn een soort hoek, waardoor het plangebied de vorm van een boemerang heeft. Het hoekpunt van de Ringvaart ligt dichtbij het Gouwekanaal, waardoor de polder op dit punt erg smal is. Zowel naar het noorden toe als naar het zuiden toe lopen de Ringvaart en de Hollandsche IJssel c.q. Gouwekanaal weer uit elkaar. De polder wordt vanaf dit punt bij de Julianasluis naar het noordwesten en zuidwesten toe dan ook breder. Zie figuur 2.3 voor een luchtfoto van de Oostpolder. De kenmerkende kavelstructuur is in het deel ten noorden van de Tweede Moordrechtse Tiendeweg duidelijk te herkennen. Ten zuiden daarvan is dit door de aanwezigheid van het bedrijventerrein Gouwestroom en de golfbaan IJsselweide minder goed zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0004.png"

Figuur 2.3: Luchtfoto plangebied.

2.2 Functionele Structuur

Het plangebied heeft diverse functies, waarvan agrarisch, sport en recreatie de voornaamste zijn. Vanwege de ligging van het bedrijventerrein Gouwestroom is werken geconcentreerd in het midden van het plangebied.

Agrarisch en natuur

Het noordelijk deel van de Oostpolder (het gebied tussen de spoorlijn, de Alpher Wetering, de Tweede Moordrechtse Tiendeweg en de Ringvaart) is hoofdzakelijk in gebruik als agrarisch gebied. Het betreft een weidegebied in gebruik door enkele melkveehouderijen en een paardenhouderij aan de Broekweg en de Tweede Moordrechtse Tiendeweg. Het betreft een open landschap van veenweiden met brede poldersloten. Dit gebied heeft daardoor belangrijke natuur- en landschapswaarden. Op één perceel is aan de kant van de Ringvaart een bosje aanwezig. Voor het overige komt opgaande beplanting en bebouwing slechts aan de randen van dit gedeelte van de polder voor. Wilde begroeiing komt voor in de bermstroken van de spoorlijnen en langs de Stoofkade. Verder zijn diverse bermstroken en kleine percelen ingericht als extensief beheerd grasland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0005.png"

Figuur 2.4: Weidegebied in de Oostpolder.

Sport en recreatie

In het noorden van het plangebied ligt langs de Stoofkade een motorcrossterrein. Dit terrein is gemiddeld ruim zes uur per week in gebruik voor trainingen of wedstrijden. Verder naar het zuiden ligt achter de woningen aan de Tweede Moordrechtse Tiendeweg het nieuwe terrein van sportvereniging Donk. Het terrein beschikt over drie sportvelden, een tribune en een clubgebouw met kleedruimten en een kantine. Verder zuidelijk langs de Sluisdijk is de golfbaan IJsselweide gelegen. Deze negen holes golfbaan beschikt verder over onder andere een open en overdekte driving-range en een 18 holes puttinggreen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0006.png"

Figuur 2.5: Golfbaan en sportvelden.

In het noorden van het plangebied aan de Stoofkade is op de locatie van de vroegere camping onlangs het recreatiepark Résidence Elzenhof gerealiseerd. Op dit recreatiepark staan 44 vakantiewoningen, alle in de directe nabijheid van het water gelegen. De vakantiewoningen, niet bedoeld voor permanente bewoning, kunnen gekocht of gehuurd worden. De vakantiewoningen worden op dit moment gebruikt als verblijfplaats voor arbeidsmigranten. Langs de Ringvaart zijn bij de Kanaaldijk en Sluisdijk enkele volkstuinen gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0007.png"

Figuur 2.6: Recreatiewoningen en volkstuinen.

Wonen

Langs de Tweede Moordrechtse Tiendeweg en langs de Broekweg zijn van oudsher (agrarische) woningen aanwezig. Aan een deel van de Tweede Moordrechtse Tiendeweg zijn recentelijk een aantal vrijstaande woningen bijgebouwd op een terrein waar glastuinbouw aanwezig was. Ook aan de Stoofkade bij het recreatiepark zijn twee woningen gebouwd. Verder staan langs de Sluisdijk nog zeven woningen en staan er nog twee woningen in het noordwesten van het plangebied, bij de spoorbrug over de Ringvaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0008.png"

Figuur 2.7: Woningen in het plangebied.

Bedrijvigheid

Op een aantal locaties in het plangebied worden bedrijfsactiviteiten uitgeoefend. Het gaat hier om de productie, opslag, bewerking of distributie van goederen. De grootste locatie betreft het bedrijventerrein Gouwestroom. Dit bedrijventerrein is ontwikkeld in de jaren '90 en heeft een omvang van ongeveer 25 hectare. Het is een bedrijventerrein met diverse bedrijfsactiviteiten, variërend van handels- en transportondernemingen tot autobedrijven en metaalbewerkende bedrijven. De zwaardere bedrijvigheid komt voor in de zuidoosthoek aan de Marconistraat.

Buiten het bedrijventerrein komen op nog een drietal andere locaties bedrijfsactiviteiten voor. Bij de Julianasluis ligt aan de Nieuwe Broekweg een werkplaats en opslagterrein van de provincie Zuid-Holland. Langs de Sluisdijk is een laad- en loswal gelegen, waar grondstoffen kunnen worden overgeladen. Ten slotte is langs de Broekweg een autobedrijf gevestigd op een voormalig agrarisch perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0009.png"

Figuur 2.8: Het bedrijventerrein Gouwestroom.

Overige functies

In het plangebied komt nog een aantal andere functies voor. Ten eerste is aan het begin van de Broekweg een gemaal aanwezig voor de bemaling van de Oostpolder. Het gemaal spuit op het Gouwekanaal. Ten tweede komt er één detailhandelsfunctie voor, te weten een bouwmarkt op het bedrijventerrein Gouwestroom. Ten slotte is op het bedrijventerrein nog een seksinrichting gevestigd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het ruimtelijk beleid dat relevant is voor de Oostpolder en de toekomstige functie en inrichting van het gebied bepaalt. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op het nota's en beleidsstukken van het Rijk, de provincie en de gemeente.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen m.b.t. (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.

Daarnaast wordt (boven-)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's met concentraties van topsectoren (waaronder Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.

Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Gouda maakt onderdeel uit van de MIRT-regio Zuidvleugel, die een groot deel van de provincie Zuid-Holland beslaat. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:

  • het verbeteren van de economische kernregio's in dit gebied door met name het vergroten van de bereikbaarheid en het faciliteren van de woningbouwopgave;
  • het vernieuwen en versterken van mainport Rotterdam
  • het versterken van primaire waterkeringen;
  • samenwerking met decentrale overheden in het kader van waterprogramma's;
  • versterken van infrastructuur van buisleidingen en hoogspanningslijnen;
  • het tot stand brengen en beschermen van natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt geregeld met een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de beleidsuitgangspunten in de diverse planologische kernbeslissingen (pkb) in principe alleen bindend voor het Rijk. In de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid staat een overzicht van de nationale ruimtelijke belangen in de vigerende pkb’s. Ook is aangegeven waarvoor de bevoegdheid voor het stellen van regels per AMvB wordt ingezet.

De inwerkingtreding van de AMvB vindt gefaseerd plaats. Zowel in 2009 als medio 2011 is een ontwerpbesluit gepubliceerd. De onderdelen uit 2009 met de nationale belangen uit onder meer de Nota Ruimte zijn inmiddels vastgesteld. De regels zijn bedoeld om op lokaal niveau in bestemmingsplannen te worden verwerkt. Het betreft een beperkt aantal van de beslissingen van wezenlijk belang (en evt. concrete beleidsbeslissingen) uit de Nota Ruimte, alsmede uit de PKB Ruimte voor de Rivier, de PKB Derde Nota Waddenzee, de PKB Structuurschema Militaire Terreinen (SMT2) en de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).

Deze belangen maken nog steeds deel uit van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Medio 2012 wordt het Barro aangevuld. De inhoud van deze artikelen is gebaseerd op de nieuwe onderwerpen van het ruimtelijke beleid, die door het Rijk in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn vastgesteld. Het betreft onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

Nota Belvedère

In 1999 verscheen op rijksniveau de Nota Belvedère en werd Gouda aangewezen als Belvedèrestad, grenzend aan het Belvedèregebied Krimpenerwaard. Doel van de nota is dat cultuurhistorie sterker richtinggevend moet zijn bij de inrichting van de ruimte. De cultuurhistorie moet gezien worden als een ruimtelijke kwaliteit, die een volwaardige plaats moet krijgen in de ruimtelijke planvorming. Op provinciaal en gemeentelijk niveau dient dit beleid nader uitgewerkt te worden. Dit is gebeurd met de Cultuurhistorische hoofdstructuur Zuid-Holland en de Nota Cultuurhistorie Gouda.

Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz) in werking getreden. Deze wet, gebaseerd op het Verdrag van Malta/Valletta, regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden in Nederland. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.

Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.

3.2 Provinciaal Beleid

Provinciale structuurvisie Zuid-Holland (Visie op Zuid-Holland: ontwikkelen met schaarse ruimte)

De provincie heeft in juli 2010 een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland vastgesteld. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. Samen met inwoners en betrokken partijen wil de provincie het toekomstbeeld van Zuid-Holland gaan invullen.

De belangrijkste aanleiding voor het maken van een provinciale structuurvisie is de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die juli 2008 in werking trad. In deze Wro staat dat provincies, net als gemeenten en regio's, een structuurvisie voor hun grondgebied moeten maken. De vier huidige streekplannen worden daarom vervangen door één provinciale structuurvisie: 'Visie op Zuid-Holland'.

De sturingslijn is zo veel mogelijk vrijheden te laten bij lokale (en regionale) overheden en enkel die zaken provinciaal (centraal) op te pakken die moeten. De kern van Visie op Zuid-Holland is een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk realiseren. Hierin is het goed wonen, werken en leven voor de inwoners. Deze toekomstige ruimtelijke inrichting versterkt de economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor natuur en water zijn kenmerkend voor de provincie. Een brede landbouw is drager van het landschap.

In de landelijke gebieden in de stedelijke invloedssfeer wil de provincie een samenhangend stelsel van landschappen, natuur- en recreatiegebieden en groenblauwe verbindingen realiseren, onder de naam landschappelijk netwerk Zuid-Holland. De provincie zet voor de Oostpolder in op recreatie en een agrarisch landschap met verbrede landbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0010.jpg"

Figuur 3.1: Uitsnede functiekaart Visie op Zuid-Holland

Op de functiekaart (zie figuur 3.1) is de Oostpolder ten noorden van het bedrijventerrein Gouwestroom aangewezen als 'stedelijk groen'. Dit is tevens aangeduid als belangrijk weidevogelgebied. Het bedrijventerrein Gouwestroom is aangewezen als 'bedrijventerrein', buiten de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer. Het resterende deel is aangewezen als recreatiegebied.

Verordening Ruimte Zuid-Holland

De Verordening Ruimte Zuid-Holland is één van de instrumenten van de provincie om het beleid uit de structuurvisie te kunnen uitvoeren. In de verordening zijn regels opgenomen waaraan gemeentelijke bestemmingsplannen en projectbesluiten dienen te voldoen. De provincie heeft geconstateerd dat doorwerking en borging voor een aantal belangen het beste via een ruimtelijke verordening kan plaatsvinden. Het gaat met name om zaken die generiek van aard zijn (voor alle gemeenten van toepassing) en in eerste instantie een werend of beperkend karakter hebben. In de artikelsgewijze toelichting bij de verordening is bij de bepalingen een korte duiding en verantwoording gegeven van de provinciale belangen. Bij de inwerkingtreding zijn de 'Regels voor Ruimte' komen te vervallen.

Eerste herziening provinciale structuurvisie en verordening Ruimte

Begin 2011 is de eerste herziening van de structuurvisie en de verordening ruimte vastgesteld. Voor een aantal onderwerpen was bij de vaststelling structuurvisie nog geen passende oplossing gevonden. Daarnaast is een aantal moties aangenomen. Met de eerste herziening worden deze zaken opgenomen in de structuurvisie en de verordening. Het gaat onder meer om een aantal landgoedbiotopen en landgoederenzones. Ook worden de kaarten met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur, de transformatiegebieden en glastuinbouwgebieden aangepast.

Actualisering 2011 provinciale structuurvisie en verordening Ruimte

Eind 2011 heeft onder de naam 'Actualisering 2011 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte' een volgende herziening ter inzage gelegen. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid blijven ongewijzigd. De belangrijkste wijzigingen gaan over de volgende onderwerpen:

  • verbeterde Kwaliteitskaart (effectiever sturen op kwaliteit);
  • kantorenbouw (beperking aantal nieuwe kantorenlocaties);
  • woningbouw (inspelen op ontwikkelingen woningmarkt);
  • glastuinbouw (nieuwe locaties in Binnenmaas en Nieuwkoop, glas-voor-glasregeling, SER-ladder);
  • bodemenergie (efficiënt gebruik ondergrond);
  • gemeentelijke verzoeken (beperkte aanpassing bebouwingscontouren en functies).

Daarnaast zijn er technische correcties doorgevoerd voor de volgende onderwerpen:

  • compensatiebeginsel natuur, recreatie en landschap
  • ecologische Hoofdstructuur en landgoedbiotoop
  • regionale waterkeringen in Rijnland en Rivierenland.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland uit 2003 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging.

De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven.

De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.

Recreatiebeleid

In en rond de steden van Zuid-Holland is er een tekort aan natuur- en recreatiegebieden. De provincie wil inwoners ruimte bieden om te recreëren op korte afstand van waar zij wonen.

Recreatieve groengebieden zijn gebieden die volledig zijn opengesteld en vrij en gratis toegankelijk. In deze gebieden kan men onder andere fietsen, wandelen en varen. Een recreatief netwerk van fiets- en wandelpaden en vaarwegen verbinden deze groene 'GIOS'-gebieden (groen in en om de stad) met de PEHS en het Vitale Platteland, waar men ook 'extensief' kan recreëren.

De provincie streeft ernaar wandelpaden, fietspaden, waterrecreatie, transferia, (inter)nationale topattracties, lokale bezienswaardigheden en recreatieondernemingen onder te brengen in een samenhangende structuur.

Actieprogramma Ruimte voor Economie 2007-2011

Provinciale Staten hebben in februari 2009 het Actieprogramma Ruimte voor Economie 2007-2011 vastgesteld. Hierin geeft de provincie aan hoe zij de komende jaren de (ruimtelijke) opgave voor economie aanpakt. Dit doet zij samen met haar partners. Door het scheppen van randvoorwaarden komen zij tot voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte. Ruimte voor bedrijven, maar ook voor glastuinbouwcomplexen, kantoren, detailhandel en voorzieningen voor vrije tijd. Er wordt ingezet op zowel het tegengaan van veroudering van bestaande werklocaties als een zorgvuldige ontwikkeling van nieuwe werklocaties. Hierbij staan zeven aandachtsgebieden centraal, waaronder herstructurering en ruimtewinst, beeldbepalende clusters en prioritaire projecten, regionale samenwerking en HMC-bedrijven (hoge milieucategorie).

3.3 Gemeentelijk Beleid

Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005-2030

De gemeente Gouda heeft de structuurvisie 2005-2030 opgesteld om een kader te geven waar toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Dit is bedoeld als antwoord op de plannen die in de komende twintig jaar voorzien in sterke verstedelijking (15.000 tot 30.000 woningen) aan de westzijde van Gouda. In de visie wordt antwoord gegeven op drie vragen:

  1. 1. wat zal de positie van de stad binnen de regio en de Randstad zijn, met name na de toekomstige verstedelijking?
  2. 2. waar moet Gouda op inzetten? hoe kan de positieverandering van de stad ten gunste van Gouda en de regio worden aangewend?
  3. 3. hoe kan dit kader worden gebruikt om lopende projecten binnen de stad op hun samenhang te bezien en nieuwe strategische projecten te formuleren?

Als gevolg van stedelijke ontwikkelingen in de stad en de Zuidplaspolder zal de functie als regionale verzorgingskern binnen het Groene Hart afzwakken en Gouda steeds meer onderdeel worden van de Zuidvleugel van de Randstad. Hierdoor komt het voorzieningenapparaat in Gouda onder druk te staan. In de komende decennia zal Gouda zich ook meer moeten afstemmen op de regionale ontwikkelingen, wat dus zal betekenen dat er een verschuiving in het voorzieningenaanbod plaatsvindt.

Gouda stelt voor 2030 een aantal uitgangspunten:

  • de binnenstad vitaal houden;
  • versterken van de regiofunctie, voorzieningen in Gouda moeten aansluiten op de behoefte van toekomstige Zuidplasbewoners;
  • verbeteren van de ontsluiting en de bereikbaarheid, zowel voor het autoverkeer als het openbaar vervoer;
  • realiseren van voldoende, gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus, het woningaanbod is op het moment te eenzijdig en er is vooral vraag naar woningen voor starters en lagere inkomens;
  • ontwikkelen van stedelijke knooppunten, om beter aan te sluiten bij de Randstad;
  • voldoende werkgelegenheid/economisch perspectief;
  • versterken van het leefklimaat in de wijken;
  • optimaliseren van de milieukwaliteit;
  • verbeteren aansluiting landschap (noordrand van de stad);
  • investeren in stedelijk groen (Groenhovenpark);
  • ontwikkelen onderwijscluster en onderdoorgang spoor bij de Dreef.

In de Ruimtelijke Structuurvisie Gouda is opgenomen dat de Oostpolder geleidelijk wordt getransformeerd tot een waterrijk landschapspark (zie figuur 3.2). Een groene long aan de westzijde van de stad, met mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie. De insteek is dat de ontwikkeling als grootschalig recreatiegebied wordt vormgegeven op basis van de unieke landschappelijke kwaliteiten. Er is ruimte voor een beperkt aantal duidelijk ingekaderde stadsrecreatieve voorzieningen. Deze moeten passen bij de groene kwaliteiten van de Oostpolder en bij de Gouweknoop. Daarnaast is het een zoeklocatie voor een aantal sportvoorzieningen. Er is geen ruimte voor woningbouw in de Oostpolder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0011.png"

Figuur 3.2: Visiekaart Structuurvisie Gouda 2030

Vanwege de enorme groei van het autoverkeer tot en met 2020 is bovendien een aanvulling op de huidige infrastructuur noodzakelijk. Daarom wordt in de Ruimtelijke Structuurvisie ingezet op de aanleg van een westelijke stadsentree, inclusief fietsverbindingen, zodat de westkant van Gouda goed bereikbaar wordt. Deze weg is een belangrijke schakel in de verbinding tussen de nieuwe westelijk gelegen stadsdelen en de binnenstad van Gouda. De westelijke stadsentree moet vanaf de Gouweknoop door de Oostpolder over de Gouwe naar de Nieuwe Gouwe O.Z gaan lopen.

Nota Cultuurhistorie

De Nota Cultuurhistorie behandelt het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud). Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda, waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van haar bestaande kwaliteiten. Samen met het bestemmingsplan vormt de nota het cultuurhistorisch beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven.

In de nota is als beleid geformuleerd dat voor locaties waar zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, een cultuurhistorische analyse dient te worden opgesteld. Door de analyse worden alle belangrijke waarden in kaart gebracht zodat daarmee, bij de uitvoering van het plan, zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden. In dit kader dient ieder bestemmingsplan een cultuurhistorische paragraaf te bevatten. Dat wil zeggen dat aangegeven wordt welke waarden zich waar bevinden en hoe daarmee omgegaan wordt (aanlegvergunning, vrijstellingen, bouwvergunning e.d.).

Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011)

In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een 'omgevingsvergunning activiteit archeologie' vereist bij bodemverstorende werkzaamheden. In het beleid is opgenomen in welke situaties vrijstelling geldt van deze verplichting:

1. Omvang

  • op een hoogwaardige locatie met bijzondere waarde (archeologisch monument): geen vrijstelling;
  • op een hoogwaardige locatie: vrijstelling voor projecten kleiner dan 50 m²;
  • in een zone met een hoge verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 100 m²;
  • in een zone met een lage verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 10.000 m².

2. Diepte

Alle onderzoeken in Gouda tonen aan dat de gemiddelde dikte van de verstoorde bovenlaag in Gouda meer dan 50 cm bedraagt. Zolang werkzaamheden niet dieper dan 50 cm -mv worden uitgevoerd, is er geen archeologisch onderzoek of een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist. Hiermee wordt afgeweken van de provinciale norm van 30 cm -mv.

Op sommige plaatsen is bekend dat de archeologische waarden zich op grotere diepte bevinden, bijvoorbeeld onder recente ophogingspakketten. Hier geldt een dieptevrijstelling van 2 meter, pas bij diepere graafwerkzaamheden is onderzoek of een vergunning noodzakelijk.

Archeologievriendelijk bouwen

Bovenstaande verplichtingen en vrijstellingen gelden in situaties waar behoud in situ van de archeologische waarden geen optie is. Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ wel actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.

Bestemmingsplan

De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de nieuwe ABK, worden opgenomen in bestemmingsplannen. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde worden niet in het bestemmingsplan opgenomen; hiervoor is ook geen omgevingsvergunning activiteit archeologie noodzakelijk. Alleen bij zeer grote projecten (groter dan 10.000 m²) is een booronderzoek noodzakelijk, ter controle van de lage verwachting.

Het beleid is vastgelegd in de Nota Cultuurhistorie. Bescherming vindt plaats via de Verordening inzake monumenten en archeologie.

Groenstructuurplan 2007-2015

Het beleid van de gemeente Gouda is om de openbare ruimte in de stad schoon, heel en bruikbaar te houden. Het openbaar groen is één van de factoren die de kwaliteit van de openbare ruimte bepalen. In het Groenstructuurplan 2007-2015, vastgesteld op 30 mei 2007, zijn keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld ten aanzien van het openbaar groen. Met betrekking tot de herinrichting van de Oostpolder, dat in het structuurplan overigens niet expliciet wordt beschreven, geldt in hoofdzaak het beleid voor de stadsrandparken in Gouda. Binnen dit beleid wordt gestreefd naar een duidelijke gebruiksfunctie voor recreatie, waarbij het natuurlijke karakter de boventoon voert.

Beleidsplan Milieu en water, plan van aanpak leefomgevingkwaliteit

Het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland (ISMH) heeft per gebied(stype) in kaart gebracht wat de actuele milieusituatie is voor tenminste de aspecten bodem, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Het is de bedoeling deze milieusituatie af te zetten tegen het wettelijke minimumniveau (wettelijk verplichte grenswaarden), het gewenste niveau en het optimale niveau.

Doel is een gebiedsgerichte benadering door te voeren waarbij het milieu betrokken wordt in de ruimtelijke planvorming zodat de leefbaarheid, duurzaamheid, kwaliteit en uitvoerbaarheid van het plan aanzienlijk vergroot kunnen worden. Om deze doelstellingen te bereiken is in juni 2007 de Regionale handreiking Milieukwaliteiten gepubliceerd en vastgesteld door de Bestuurscommissie Milieudienst. Deze handreiking biedt de gemeenten praktische handvatten en een kader om de eigen gewenste milieukwaliteiten vast te stellen.

Mobiliteitsplan Gouda 2007-2020

Het mobiliteitsplan is door de gemeenteraad in april 2007 vastgesteld. Met het mobiliteitsplan beschikt de gemeente Gouda over een samenhangend verkeer- en vervoersbeleid. Het plan is een kapstok voor de verschillende deelnota’s verkeer en vervoer, zoals voor fietsen en parkeren en de wijkverkeersplannen. In en rond Gouda zijn verschillende grote projecten gaande, zoals Spoorzone en Goudse Poort. Ook regionaal staat een aantal ruimtelijke ontwikkelingen gepland, vooral aan de westzijde van de stad. Deze veranderingen gaan gepaard met een grote toename van verkeer naar en binnen de stad. Om het huidige en nieuwe verkeer in goede banen te leiden heeft de gemeente Gouda een mobiliteitsplan opgesteld. Dit plan geeft in hoofdlijnen aan op welke wijze de gemeente de Goudse verkeerssituatie de komende vijftien jaar wil verbeteren en beheren. De omvang van de autogroei is dusdanig groot, dat de bereikbaarheid van Gouda vanuit de Zuidplaspolder, maar ook vanuit de rest van de regio onvoldoende dreigt te worden. Om dit tegen te gaan en om de kwaliteit van de leefbaarheid en verkeersveiligheid te waarborgen, zijn ingrijpende maatregelen nodig.

Het Mobiliteitsplan is een uitwerking op het gebied van verkeer en vervoer van de gemeentelijke Ruimtelijke Structuurvisie. Tevens is het Mobiliteitsplan een gemeentelijke doorvertaling van het verkeer- en vervoerbeleid op landelijk en provinciaal niveau. Om de ambities uit de Ruimtelijke Structuurvisie waar te maken, komen in het mobiliteitsplan verschillende manieren van vervoer aan bod met als doel om mensen te verleiden tot verantwoord mobiliteitsgedrag. Door het stimuleren van onder andere de fiets en het openbaar vervoer wil de gemeente overbelasting van de infrastructuur voorkomen, waardoor ruimte blijft bestaan voor belangrijk economisch verkeer. Deze doelstelling is in het plan verder uitgewerkt in een aantal strategische keuzes. Ook is aangegeven wat nodig is om het autogebruik tot 2020 op verantwoorde wijze te verwerken en welke maatregelen verder onderzocht moeten worden. In of via de Oostpolder zijn nieuwe fietsroutes voorzien tussen Westergouwe en de binnenstad. Tevens wordt ingezet op een nieuwe route voor autoverkeer direct ten zuiden van de spoorlijn (westelijke stadsentree), maar naar de haalbaarheid moet nog nader onderzoek worden gedaan.

Sportbeleid

In juni 2005 is het Optima Forma veranderingsvoorstel nr. 21 Verzelfstandiging Sport aangenomen door de gemeenteraad. Daarmee heeft de gemeenteraad ingestemd met een aantal strategische uitgangspunten voor het Goudse sportbeleid. In de nota sportief Gouda, die tot stand is gekomen in overleg en afstemming met sportorganisaties, individuele sporters, teamsporters, Vereniging van Goudse Sportorganisaties (VGSO), etc., wordt een nadere invulling gegeven aan de strategische uitgangspunten.

Het hoofddoel van de gemeente Gouda is het stimuleren en ondersteunen van de sport. Om dit te kunnen bereiken zijn de volgende subdoelen gesteld:

  • ondersteunen van krachtige, vitale sportverenigingen die voorbereid zijn op de toekomst;
  • faciliteren, stimuleren en zichtbaar maken van sportprestaties;
  • bevorderen van en toegankelijk en breed aanbod aan sport en bewegingsactiviteiten,
  • sociale samenhang en gezondheid;
  • realiseren van voorzieningen.

Project Hollandsche IJssel

In het project Hollandsche IJssel werken sinds 1988 13 overheden met elkaar om te komen tot een verbetering van de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van de Hollandsche IJssel. Dit heeft onder andere geleid tot een Beeldkwaliteitsplan Hollandsche IJssel (1998) en het voorbeeldbestemmingsplan Hollandsche IJssel (2001).

Beeldkwaliteitplan Hollandsche IJssel (1998)

Het Beeldkwaliteitplan Hollandsche IJssel is bedoeld om te dienen als uitgangspunt bij het opstellen van randvoorwaarden voor inrichtingen, bouwplannen en verkavelingsplannen. In het plan wordt beschreven welke zaken het Hollandsche IJssel-gebied identiteit en charme geven en worden aanbevelingen gedaan om ervoor te zorgen dat deze kenmerken behouden, versterkt of op een bijzondere manier ontwikkeld worden. Het beeldkwaliteitsplan wordt gebruikt als kader bij de welstandstoetsing van plannen langs de Hollandsche IJssel.

Voorbeeldbestemmingsplan Hollandsche IJsseloevers (2001)

In 2001 heeft de Stuurgroep Hollandsche IJssel het voorbeeldbestemmingsplan Hollandsche IJsseloevers vastgesteld. Hierin zijn voorbeelden opgenomen voor regelingen betreffende de vormgeving van de oever. In onderhavig bestemmingsplan zijn deze regelingen gebruikt als voorbeeld en vertaald in een dubbelbestemming ‘Waarde - Rivierzone’ met als doel de ruimtelijke kwaliteit van de IJsseloever te beschermen en te versterken.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Wettelijk kader

De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functie of de (financiële) haalbaarheid van een bestemming. Daarom is inzicht in de (milieuhygiënische) kwaliteit van de bodem van belang. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld of sanering aan de orde is. Het is wettelijk geregeld (Wro en gemeentelijke bouwverordening) dat de realisatie van een bestemming pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere eventuele nieuwe bouwactiviteit of nieuwe bestemming de bodemkwaliteit in beeld te worden gebracht.

Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Gouda beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorend grondstromenbeleid. Uitgangspunt is dat grondverzet niet mag leiden tot verslechtering van de bodemkwaliteit ter plaatse. Alle grondverzet dient te worden gemeld bij de Milieudienst Midden-Holland.

Bodemsituatie plangebied

Met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) is in 2006 en in 2011 een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de bodem in het plangebied. In het kader van de aanleg van het Waterrijk Polderpark Oostpolder is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd (Tauw, Historisch onderzoek Oostpolder te Gouda, 31 augustus 2010). Daarna is nog een aanvullend onderzoek gedaan (Tauw, Bodemonderzoek Oostpolder te Gouda, 18 januari 2011). Het beoogde grondgebruik betreft de bestaande agrarische weilanden en de nieuwe recreatieve zones met kleinschalige recreatieve voorzieningen. Alle bij de Milieudienst bekende informatie ten aanzien van de volgende onderwerpen is bij het onderzoek betrokken:

  • voormalige bedrijven (Bio-b);
  • huidige bedrijven;
  • tanks;
  • dempingen (Bio-s);
  • Wbb-locaties;
  • bodemonderzoeken;
  • BSB-deelname (Bodemsanering op in gebruik zijnde bedrijfsterreinen);
  • toepassing grond (grondwerken);
  • bodemkwaliteitskaart en grondstromenbeleid.

Bijlage 1 toont een bodeminformatiekaart. Uit de uitgevoerde BIS-toets blijken de in het plangebied en directe omgeving voorkomende tanks, voormalige bedrijven, gedempte sloten, BSB-locaties of grondtoepassingen, die bekend zijn bij de Milieudienst.

Huidige bedrijven

Uit de BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied en directe omgeving diverse bedrijven zijn gevestigd (langs de Nieuwe Broekweg en Tweede Moordrechtse Tiendeweg). De huidige bedrijven vallen onder een melding Activiteitenbesluit of Wm-vergunning, waarmee voorwaarden ten aanzien van voorkoming van bodemverontreiniging zijn vastgelegd. De gronden ter plaatse van het bedrijventerrein Gouwestroom zijn bij de aanleg van het bedrijventerrein opgehoogd met een laag schoon zand. De locatie is daarom onverdacht voor het voorkomen van bodemverontreinigingen. Eventuele verontreinigingen die samenhangen met de bedrijfsactiviteiten, zullen in het kader van controles op milieuregelgeving tijdig opgemerkt worden.

Wbb-locaties

Binnen het plangebied en directe omgeving zijn enkele gevallen van ernstige bodemverontreinigingen (Wbb-locatie) bekend. Een geval van ernstige bodemverontreiniging betreft een voormalige slootdemping, die inmiddels onder de BUS-systematiek is gesaneerd. Een ander geval van voormalige bodemverontreiniging betreft een terrein ter hoogte van Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 4. Deze locatie is gesaneerd en uit het recente bodemonderzoek (2011) blijkt dat er geen verontreinigingen zijn aangetroffen. Ter hoogte van het recreatiepark Elzenhof heeft voor de bouw van de recreatiewoningen een bodemsanering plaatsgevonden. Verder zijn er geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend.

Bodemonderzoeken

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen of overlappend met het plangebied en directe omgeving op meerdere locaties bodemonderzoeken (inclusief monitoring) zijn uitgevoerd. Van een tweetal locaties is aangegeven dat een nader bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden. Bij de meeste onderzochte locaties is dit niet het geval en is de bodemsituatie voldoende in beeld gebracht. Uit het historisch bodemonderzoek is gebleken dat aanvullend onderzoek op één locatie (Broekweg 7) niet noodzakelijk is, omdat uit het eerdere onderzoek niet is gebleken dat de sloot en de landbodem verontreinigd zijn. Ook ter plaatse van Sluisdijk 15 is nog nader onderzocht verricht, waarbij geen verhoogde concentraties zijn aangetroffen.

Gedempte sloten

In de Oostpolder zijn diverse sloten gedempt. In de diverse uitgevoerde bodemonderzoeken binnen het gebied zijn eveneens slootdempingen aangetroffen. Er is een geval bekend van een sloot, die is gedempt met plastic en met lege tot balen geperste zakken. Uit de nader uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat deze sloot inmiddels is gesaneerd.

Grondverzet

De gemeente Gouda beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en over bijbehorend grondstromenbeleid. Het plangebied ligt grotendeels in een ongezoneerde zone, waarvoor te weinig bodeminformatie beschikbaar is. Tevens is recentelijk ter plaatse van Sportvereniging Donk een separate bodemkwaliteitskaart (10373.07.MD.B.EvG, d.d. dec 2007) vastgesteld. Daarnaast zijn sommige bewoonde gedeelten gelegen in zone 2: 1800-1900.

Grondverzet naar / van Bkk SV Donk zone Ongezoneerde zone Zone 2
Bkk Donk zone Vrij* grond moet gekeurd en schoon zijn Vrij*
Ongezoneerde zone Kwaliteit grond moet voldoen aan zone Donk Grond moet gekeurd en schoon zijn** Kwaliteit grond moet voldoen aan zone 2
Zone 2 Nee Grond moet gekeurd en schoon zijn Vrij*

* Deze grond kan, indien afkomstig van een onverdachte locatie, vrij worden hergebruikt binnen dezelfde zone.

** In een straal van 100 meter kan binnen de ongezoneerde zone wel grond zonder keuring worden hergebruikt.

Grondverzet dient altijd te worden gemeld bij de Milieudienst. De Milieudienst kan dan tevens als grondstromenmakelaar optreden, zodat grondverzet zo (kosten)efficiënt mogelijk kan plaatsvinden.

Resultaat

De gronden van het noordelijk deel van de Oostpolder hebben een agrarische functie en op grond van historische informatie is de bodem onverdacht voor het voorkomen van bodemverontreiniging. Wel kan de bodem verontreinigd zijn geraakt door het op de kant leggen van verontreinigd slib of door overbemesting. De bodemkwaliteit staat de uitvoering van de plannen voor het Waterrijk Polderpark Oostpolder niet in de weg. Ook zijn er voor de gronden van de kleinschalige bouwontwikkelingen geen aanwijzigen voor bodemverontreiniging. De kwaliteit van de bodem is verder geschikt voor het bestaande grondgebruik in de rest van het plangebied. Er is voldoende informatie beschikbaar, op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat er geen bodemhygiënische redenen zijn, die een beletsel of beperking vormen ten aanzien van het beoogde gebruik van de gronden binnen het plangebied.

4.1.2 Geluid

Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Er hoeft niet getoetst te worden als zowel de weg als de woning reeds aanwezig zijn.

Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven, 30 km/uur gebieden. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen.

Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen.

In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied. Voor buitenstedelijk gelegen woningen geldt een maximale ontheffingswaarde van 53 dB.

Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting.

De gevels van geluidgevoelige bestemmingen kunnen ook worden uitgevoerd als een blinde of dove gevel (conform artikel 1b lid 5 van de Wgh). Hiermee vervalt de verplichting om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, waarbij een kanttekening wordt geplaatst dat de geluidwering van deze gevels ten minste gelijk dient te zijn aan de hoogte van de geluidbelasting minus de maximale binnenwaarde.

Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt:

  • 2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan, of hoger is dan 70 km/uur;
  • 5 dB voor overige wegen.

Overigens mag de aftrek niet worden toegepast voor het bepalen van de in het Bouwbesluit omschreven vereiste geluidwering.

Algemene situatie plangebied wegverkeerslawaai

Het plangebied kent zowel buitenstedelijke wegen met een zonebreedte van 250 meter als binnenstedelijke wegen met een zone van 200 meter. In augustus 2006 is een Milieukundig Basisonderzoek verricht, waarin de geluidsbelasting is bepaald ten gevolge van het verkeer op de wegen in en om het plangebied. De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van de in het gebied liggende wegen is conform de Standaard Rekenmethode II van bijlage III van het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder. De berekeningen zijn uitgevoerd met Geonoise versie 5.31. Zie "Geluidscontouren wegverkeer" voor een kaart met de geluidsbelastingen in het gebied ten gevolge van het wegverkeer.

Broekweg 5

De bestemming van het perceel Broekweg 5 wordt gewijzigd van 'woon- en agrarische doeleinden met bijhorende erven' naar 'Wonen'. Op basis van het vigerende bestemmingsplan is binnen het bouwvlak een agrarische bedrijfswoning toegelaten. Op dezelfde locatie komt nu een reguliere woning, dus zonder bijbehorend agrarisch bedrijf. Voor de Wet geluidhinder is er geen onderscheid tussen bedrijfswoning en reguliere woning; het blijft een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe bestemd is. Een toetsing aan de voorkeursgrenswaarde kan dus achterwege blijven. Overigens blijkt uit de kaart met geluidbelastingen dat ter plaatse van de woning de geluidbelasting lager is dan 48 dB.

Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 12

De nog te bouwen woning ligt in de geluidzone van de Nieuwe Broekweg en de Tweede Moordrechtse Tiendeweg. Uit de kaart met geluidbelastingen blijkt dat ter plaatse van de woning de geluidbelasting lager is dan 48 dB.

Tweede Moordrechtse Tiendeweg ten noordoosten van 13 en ten noordoosten van 11

De geluidbelasting ligt hier tussen de 53 en 58 dB. In de huidige situatie is de maximaal toelaatbare geluidbelasting voor deze drie woningen 53 dB, omdat het gaat om geprojecteerde woningen (reeds toegelaten, maar nog geen omgevingsvergunning verleend) in buitenstedelijk gebied. Mede gezien de bouw van Westergouwe behoort een wijziging van de grens van de bebouwde kom tot de mogelijkheden. In dat geval wordt de maximaal toelaatbare geluidbelasting 58 dB (voor binnenstedelijk gebied). Dit betekent dat de drie woningen op termijn gebouwd kunnen worden, mits te zijner tijd een onderzoek wordt uitgevoerd gericht op maatregelen ter reductie van de geluidbelasting en hogere waarden worden vastgesteld.

Conclusie wegverkeerslawaai

De berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer blijkt ter hoogte van de Oostpolder in een zone rond de Provincialeweg hoger te liggen dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Rond de Broekweg is de geluidbelasting lager dan 48 dB en op het bedrijventerrein Gouwestroom veelal hoger dan 48 dB. Op het bedrijventerrein is geen sprake van geluidsgevoelige bestemmingen in het kader van de Wet geluidhinder.

Er worden geen nieuwe wegen aangelegd of bestaande wegen gereconstrueerd. Wel wordt de bouw van enkele nieuwe woningen voorzien. Voor de woning Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 12 wordt voldaan aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder. Voor de andere drie woningen aan de Tweede Moordrechtse Tiendeweg wordt in dit bestemmingsplan een uit te werken bestemming opgenomen. De woningen mogen niet gebouwd worden, voordat een uitwerkingsplan in werking is getreden. Bij het opstellen van dit uitwerkingsplan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moeten hogere geluidswaarden worden vastgesteld.

Railverkeerslawaai

Wettelijk kader railverkeerslawaai

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 4.1 van het Besluit Geluidhinder (Bgh) iedere spoorlijn in beschouwing te worden genomen ter bepaling van de geluidsbelasting. Deze spoorwegen hebben een geluidzone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen voor geluidgevoelige bestemmingen de geluidsbelasting middels een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden. Met ingang van 1 januari 2007 zijn de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen met 2 dB verlaagd van 57 dB naar 55 dB wat betreft de voorkeursgrenswaarde en van 70 dB naar 68 dB wat betreft de maximale ontheffingswaarde. Deze waarden staan in artikel 4.9 en 4.10 Bgh. Er worden hier geen grenswaarden voor geprojecteerde woningen genoemd.

Situatie plangebied railverkeerslawaai

De zone van de spoorlijn (traject 599) ter hoogte van het plangebied bedraagt 700 meter. Het gebied valt binnen de geluidzone, waarbinnen bij ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen de geluidsbelasting middels een akoestisch onderzoek plaats dient te vinden. De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van de naast het gebied liggende spoorlijn is conform de Standaard Rekenmethode II van bijlage IV van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Dit conform artikelen 110d, 110e, 110f, eerste en tweede lid, 110g en artikel 110h van de Wet geluidhinder. De berekeningen zijn uitgevoerd met Geonoise versie 5.31. De berekening van de geluidsbelasting ten gevolge van het railverkeer is gebaseerd op de prognose 2010-2015. Hierbij zijn berekend de 55 dB-, 58 dB-, 63 dB- en 68 dB-contouren op een hoogte van 5 meter. Zie Geluidscontouren wegverkeer" voor een kaart met geluidsbelastingen ten gevolge van het railverkeer.

De geluidsbelasting ten gevolge van railverkeer ter hoogte van Oostpolder is relatief hoog. Vanaf het bedrijventerrein Gouwestroom wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. In het open poldergebied is het railverkeer goed hoorbaar. Binnen de invloedzone van het traject in het plangebied worden geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten geprojecteerd. Er wordt dus voldaan aan de bepalingen van het Besluit geluidhinder.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt overwogen dat de reeds toegelaten, nog te bouwen woningen een stedenbouwkundige invulling van een bestaand bebouwingslint zijn. De geluidbelasting ten gevolge van de spoorlijn is ongeveer 57 dB. Gezien het beperkte aantal woningen zijn eventuele bron- of overdrachtsmaatregelen niet haalbaar. Te zijner tijd worden voor drie woningen in het kader van het wegverkeerslawaai nog maatregelen onderzocht ter beperking van de geluidbelasting. Hierbij worden ook bouwkundige maatregelen aan de woning onderzocht om te zorgen dat het binnenniveau conform het Bouwbesluit op 33 dB komt.

Conclusie railverkeerslawaai

De geluidbelasting ten gevolge van het railverkeer vormt geen belemmering voor de reeds toegelaten, nog te bouwen woningen in het plangebied.

Industrielawaai

Wettelijk kader industrielawaai

Een industrieterrein volgens de Wet geluidhinder is een terrein waar zich bedrijven kunnen vestigen die genoemd worden in artikel 40 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer (de zogenaamde grote lawaaimakers). Op grond van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder is rondom deze terreinen een zone vastgesteld, waarbuiten de etmaalwaarde van het gemiddelde geluidsniveau ten gevolge van alle bedrijven op dat terrein niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). De zone is een planologisch aandachtsgebied, waarbinnen regels van kracht zijn, die aan zowel industriële activiteiten als aan woningbouw beperkingen opleggen. In het kader van het bestemmingsplan dient gekeken te worden of de geluidsbelasting van dit industrieterrein van invloed is op de woningen binnen het plangebied. Indien de geluidsbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt, kan de gemeente een hogere waarde vaststellen. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 55 dB(A).

Situatie plangebied industrielawaai

Het bedrijventerrein Gouwestroom is niet gezoneerd, ter plaatse zijn geen lawaaiveroorzakende bedrijven aanwezig of toegestaan. Op het industrieterrein Kromme Gouwe ten oosten van het Gouwekanaal is dit wel het geval. Het plangebied valt voor ongeveer een kwart binnen de zonegrens van het industrieterrein Kromme Gouwe. Ook het bedrijventerrein Middelblok ten zuiden van de Hollandsche IJssel betreft een gezoneerd industrieterrein volgens de Wet geluidhinder. De geluidzone van Middelblok ligt voor een klein gedeelte over het plangebied (bij de golfbaan).

Conclusie industrielawaai

De geluidzones van het bedrijventerrein Kromme Gouwe en het bedrijventerrein Middelblok worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Binnen deze geluidzones worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gepland. Er wordt zodoende voldaan aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder. Indien in de toekomst geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone worden geprojecteerd, dient nader onderzoek te worden gedaan naar de geluidsbelasting ten gevolge van Kromme Gouwe en Middelblok en dienen eventueel hogere waarden te worden vastgesteld.

4.1.3 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen staat in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit wettelijke stelsel is van kracht sinds november 2007 en wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' genoemd. In algemene zin kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen van maximumconcentraties voor een aantal componenten. In Nederland kunnen twee componenten problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Het betreft hierbij NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof). NO2 wordt voornamelijk beïnvloed door het wagenpark (verkeersbewegingen). PM10 wordt beïnvloed door grote industriële bronnen (met name uit het buitenland), diffuse bronnen zoals het totale wagenpark, natuurlijke bronnen en in mindere mate door lokale industriële bronnen. Overschrijdingen van de grenswaarden van de overige componenten uit de Wet luchtkwaliteit worden niet of nauwelijks verwacht. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient onderzocht te worden of voldaan wordt aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit.

Grenswaarden luchtkwaliteit
NO2 (µg/m3) PM10 (µg m3) NO2 (µg /m3) PM10 (µg /m3)
Jaargemiddelde Jaargemiddelde Uurgemiddelde grenswaarde 24-uurs gemiddelde grenswaarde
40 40 200* 50*
-------- -------- * mag 18 keer per jaar worden overschreden * mag 35 keer per jaar worden overschreden

Figuur 4.1: Grenswaarden luchtkwaliteit.

In figuur 4.1 zijn de normen uit de Wet luchtkwaliteit vermeld. Voor Gouda (zone Midden) zijn deze normen voor NO2 sinds de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van toepassing per 1 januari 2015. Tot die tijd geldt een jaargemiddelde concentratie van 60 µg/m³ en een 24-uursgemiddelde van 300 µg/m³. Van de grenswaarden voor PM10 geldt een derogatie tot 11 juli 2011. Tot die tijd geldt een jaargemiddelde concentratie van 48 µg/m³ en een 24-uursgemiddelde van 75 µg/m³.

Naast de 'Wet luchtkwaliteit' is ook de 'Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007' van kracht (verder: Rbl 2007). In deze Regeling zijn onder meer regels vastgelegd over de manier waarop luchtkwaliteitsonderzoeken dienen te worden uitgevoerd. Daarnaast is in de Rbl 2007 een correctie opgenomen voor zwevende deeltjes, die zich van nature in de lucht bevinden en niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens, de zeezoutcorrectie. Dit betekent voor de toetsing dat de jaargemiddelde PM10-concentratie en het aantal overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde grenswaarde gecorrigeerd mogen worden voor de bijdrage van natuurlijke bronnen. Voor de gemeente Gouda bedraagt deze correctie voor zwevende deeltjes 5 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie. Daarnaast mag het aantal berekende overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde grenswaarde met 6 dagen worden verlaagd.

Situatie plangebied

In 2007 is een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit vanwege de nieuwe inrichting van de Oostpolder. De sportvelden zijn ook in dit onderzoek meegenomen. Voor het luchtonderzoek is de ontwikkeling van de sportvelden de grootste ingreep; de stijging als gevolg van het aantal vervoersbewegingen is immers het gevolg van de ingebruikname van de sportvelden. De voor de luchtkwaliteit relevante verkeerswegen zijn de provinciale weg (N207) en de Nieuwe Broekweg. Van deze wegen is de bijdrage aan de luchtkwaliteit bepaald aan de rand van de weg. De drie sportvelden, het clubhuis en de parkeerplaats worden ontsloten via de Nieuwe Broekweg en de provinciale weg (N207). Uit gegevens van de gemeente Gouda blijkt dat de ingebruikname van de sportvelden leidt tot een toename van de verkeersintensiteit van maximaal 255 motorvoertuigbewegingen. Dit verkeer rijdt via de Nieuwe Broekweg alwaar het zich splitst op de N207 (50% richting A12 en 50% richting Rotterdamseweg).

De berekeningen voor de luchtkwaliteit zijn uitgevoerd met het rekenprogramma CAR II, versie 6.0. Met dit programma zijn berekeningen voor de (toen) huidige situatie (2007) en de (toen) toekomstige jaren 2010 en 2020 uitgevoerd. Voor deze verkeersintensiteiten is een jaarlijks groeipercentage van 1,5 % gehanteerd die gebaseerd is op de verkeerstellingen van de gemeente Gouda (2003 en 2006). De luchtkwaliteit is direct naast de weg bepaald en de aftrek van zeezout is in de rekenresultaten reeds toegepast.

De jaargemiddelde concentratie NO2 van de Provincialeweg N207 daalt in de jaren 2007, 2010 en 2020. In 2007 is de jaargemiddelde concentratie nog 31,6 µg/m³ en in 2010 en 2020 zijn dit respectievelijk 28,4 en 22,3 µg/m³. Voor PM10 neemt het aantal overschrijdingen (24-uursgemiddelde) over deze jaren ook af. Was er in 2007 nog sprake van 24 overschrijdingen, in 2010 loopt dit terug tot 14 en 2020 zal volgens de berekeningen 8 24-uursgemiddelde overschrijdingen hebben.

Voor wat betreft de Nieuwe Broekweg is de jaargemiddelde concentratie in 2007 NO2 28,7 µg/m³ . Ook in 2010 en 2020 loopt dit terug naar 26,4 µg/m³ in 2010 en 20,0 µg/m³ in 2020. Voor PM10 neemt het aantal overschrijdingen van 24-uursgemiddelden in de jaren 2007, 2010 en 2020 af. Zijn er nog 21 24-uursgemiddelde overschrijdingen in 2007, in 2010 is dit gedaald naar 13. In 2020 is het aantal 24-uursgemiddelde overschrijdingen nog maar 7 als gevolg van het verkeer op de Nieuwe Broekweg.

De jaargemiddelde concentratie voor de Kanaaldijk is in 2007 voor NO2 30,8 µg/m³. Ook in 2010 en 2020 loopt dit terug naar 27,8 µg/m³ in 2010 en 21,0 µg/m³ in 2020. Voor PM10 neemt het aantal overschrijdingen van de 24-uursgemiddelden in de jaren 2007, 2010 en 2020 af. In 2007 wordt het 24-uursgemiddelde 23 keer overschreden, in 2010 is dit gedaald naar 14. In 2020 is het aantal 24-uursgemiddelde overschrijdingen nog maar 8 als gevolg van het verkeer op de Kanaaldijk.

De berekende concentraties liggen ruim beneden de grenswaarden. De extra verkeersintensiteiten als gevolg van het polderpark en de kleinschalige ontwikkelingen bedragen naar schatting ongeveer 750 motorvoertuigen per etmaal. Sinds het uitvoeren van het onderzoek zijn de emissiefactoren gedaald. Op grond van bovenstaande uitgangspunten kan de conclusie worden getrokken dat de uitvoering van de plannen geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen teweeg brengt.

Conclusie

Uit bovenstaande gegevens kan geconcludeerd worden dat in de Oostpolder sprake is van een voor stedelijk gebied goede luchtkwaliteit. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de wegen rond het plangebied voldaan wordt aan de grenswaarden voor NO2 en PM10. De grenswaarde voor de 24-uursgemiddelden voor PM10 wordt in geen van de onderzochte jaren met meer dan de toegestane 35 maal overschreden.

4.1.4 Bedrijvigheid

Diverse vormen van bedrijvigheid of andersoortige functies kunnen hinder opleveren voor woningen of andere hindergevoelige bestemmingen als scholen of verzorgingshuizen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom gewenst hindersituaties zo veel mogelijk te voorkomen door hinderveroorzakende functies ruimtelijk te scheiden van hindergevoelige functies. Niet alle vormen van bedrijvigheid veroorzaken een zelfde mate van hinder. Op basis van hinderfactoren als geluid, stof, gevaar en geur heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009)' een indeling gemaakt in zes categorieën van hinderveroorzakende activiteiten. Per categorie wordt geadviseerd om een bepaalde afstand aan te houden tot woongebieden om daar een rustig woon- en leefklimaat te waarborgen. Milieucategorie 1 veroorzaakt op korte afstand weinig hinder, milieucategorie 6 veel.

Bedrijventerrein Gouwestroom

Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Gouwestroom is rekening gehouden met de potentiële hinder van de bedrijfsactiviteiten voor de omgeving. Op het gehele terrein zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met categorie 3.2. Voor deze bedrijfsactiviteiten wordt een afstand van 100 meter aangehouden tot een rustige woonwijk. Op een gedeelte van het terrein zijn bedrijven tot en met categorie 4.1 toegestaan. Voor deze bedrijven wordt een afstand van 200 meter aangehouden. In dit bestemmingsplan wordt dezelfde indeling aangehouden. Op het gehele terrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan en enkel op het deel langs de Nieuwe Broekweg zijn bedrijven tot en met categorie 4.1 toegestaan. Bij de besluitvorming over de bouw van Westergouwe is rekening gehouden met deze indeling op het bedrijventerrein Gouwestroom. Het is niet gewenst de mogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten in de hogere milieucategorieën te vergroten, omdat dit het woon- en leefklimaat in Westergouwe nadelig zou beïnvloeden.

Motorcrossterrein

Een motorcrossterrein kan aanzienlijke hinder opleveren voor de directe omgeving. Daarom is het gebruik van het terrein aan strikte regels gebonden. Voor de activiteiten op het motorcrossterrein is een milieuvergunning afgegeven. In de milieuvergunning staan de tijden waarop het terrein gebruikt mag worden. Het terrein mag worden opengesteld voor trainingen op woensdagen van 16.30 uur tot 19.30 uur en op zaterdagen tussen 13.00 uur en 16.00 uur. Tijdens trainingen mogen niet meer dan 20 motorrijders tegelijkertijd gebruik maken van het circuit. Voor wedstrijden mag het terrein op zaterdagen geopend zijn tussen 11.00 uur en 17.55 uur en op Tweede Paasdag tussen 12.00 uur en 19.00 uur. Tijdens de wedstrijden mogen niet meer dan 30 motorrijders tegelijkertijd gebruik maken van het circuit. De geluidsbelasting van de omliggende woningen is incidenteel zo hoog, dat hiervoor in de milieuvergunning maatwerkvoorschriften zijn opgenomen. In de milieuvergunning is per tijdvak opgenomen hoe hoog de geluidbelasting mag zijn.

De specifieke regels in de milieuvergunning reguleren het gebruik en daarmee de geluidhinder voor de omgeving. Doordat de motorcrossactiviteiten gebonden zijn aan deze gebruiksregels uit de milieuvergunning, wordt het bestaande motorcrossterrein niet ontoelaatbaar geacht op de locatie aan de rand van de Oostpolder.

Sportpark Donk

Een veldsportcomplex valt in categorie 3.1 van de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. Dit betekent dat geadviseerd wordt een afstand van 50 meter aan te houden tussen een veldsportcomplex en woningen in een rustige woonwijk. In de Oostpolder bedraagt de afstand tussen de grens van de bestemming Sport en de omliggende woningen ongeveer 150 meter of meer. De kortste afstand is ruim 80 meter (tot de woning aan de Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 10. Gezien de afstanden van het sportpark tot de omliggende woningen vallen geen bijzondere hindersituaties te verwachten. Het sportterrein leidt niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen.

Autogarage Voltaweg

De autogarage aan de Voltaweg ligt in de strook tussen de Tweede Moordrechtse Tiendeweg en de Voltaweg. De afstand van dit bedrijfsperceel tot omliggende woningen is relatief kort. Daarom worden hier enkel bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 toegestaan. Slechts de oostelijke zijde van het perceel mag worden bebouwd.

4.1.5 Geurhinder

De voormalige boerderij Johannahoeve (Broekweg 5) krijgt een woonbestemming. In verband met de ligging nabij agrarische bedrijven is nagegaan of er sprake is van een mogelijk knelpunt voor wat betreft geurhinder. De agrarische bedrijven vallen onder de werking van het Besluit Landbouw milieubeheer. Op grond van dit besluit dient er minimaal 50 meter tussen een woning en de agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig te zijn. De afstand tussen de nieuwe woning op Broekweg 5 en het agrarisch bouwvlak is ruim 70 meter (Broekweg 5a) en ruim 80 meter (Broekweg 3). Deze afstand is groter dan de afstand uit het besluit Landbouw. Een goed woon- en leefklimaat voor de woning aan Broekweg 5 is daarmee gewaarborgd. Ook worden de gebruiksmogelijkheden van de agrarische bedrijven niet beperkt.

4.1.6 Lichthinder

Ten behoeve van de realisatie van het sportpark in de Oostpolder is onderzocht wat de gevolgen zijn van de sportveldverlichting op de omgeving. Dit onderzoek is in augustus 2006 uitgevoerd door de milieudienst. Daarin is aangegeven dat de omgeving van de sportvelden in beleidsmatig opzicht behoort tot 'gebieden met een lage omgevingshelderheid' (de zogenoemde E2-gebieden). Dit houdt in dat er grenswaarden ten aanzien van de verlichtings- en lichtsterkte zijn vastgesteld, namelijk:

  • de verlichtingssterkte (Ev) op de gevel van een woning mag maximaal 5 lux bedragen;
  • lichtsterkte I (cd) van elk armatuur heeft een grenswaarde van 7500 cd.

Deze randvoorwaarden zijn in het uiteindelijke bouw- en inrichtingsplan van het sportpark verwerkt. Ook voor de twee extra sportvelden zijn deze randvoorwaarden van toepassing. Hiermee wordt hinder van lichtuitstraling naar de omgeving beperkt.

4.1.7 Aanpassing als gevolg van uitspraak Raad van State

Zoals in de Inleiding van deze toelichting uiteen is gezet, is in dit plan naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (201211305/1/R4 d.d. 26 juni 2013) een aanpassing verricht. Omdat de aanpassing betrekking heeft op het houden van landbouwhuisdieren is advies gevraagd aan de Omgevingsdienst Midden Holland. De inhoud van het advies is hieronder opgenomen en heeft geleid tot aanpassing van artikel 19 (Wonen) van de regels.

Beroepsprocedure

Tegen het op 10 oktober 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Oostpolder" heeft de eigenaar van het perceel Tweede Moordrechtse Tiendeweg 13 (kadastraal bekend F3117) beroep ingesteld. Het beroep zag er onder andere op dat reclamant zich niet kon verenigen met de bestemming "Wonen" op het betreffende perceel. Reclamant wenste de bestemming "Agrarisch" toegekend te zien, aangezien op het perceel al generaties lang een agrarisch bedrijf gevestigd is en er genoeg landbouwgrond aanwezig is voor de uitoefening van een kleinschalig agrarisch bedrijf. De gemeenteraad stelde zich op het standpunt dat de op het perceel verrichte activiteiten - het houden van enkele schapen - die waren toegestaan op grond van de in het voorgaande bestemmingsplan opgenomen bestemming "Woon- en bedrijfsdoeleinden met bijbehorende erven" konden worden voortgezet op grond van de toegekende bestemming "Wonen".

In de uitspraak van de Afdeling is het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. De Afdeling heeft in artikel 19, lid 19.1 en lid 19.4 van de planregels geen bevestiging gezien van het standpunt van de gemeenteraad dat de op het perceel verrichte activiteiten zouden zijn toegestaan binnen de bestemming "Wonen". De Afdeling heeft dan ook aanleiding gezien voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het besluit van de gemeenteraad, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" op het perceel met het kadastrale nummer F3117, is vernietigd.

De Afdeling heeft de raad van de gemeente Gouda voorts opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de uitspraak - met inachtname van hetgeen daarin is overwogen - een nieuw besluit te nemen voor het vernietigde plandeel en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

Inhoudelijke overwegingen

Het perceel heeft de inrichting van een oud agrarisch bedrijf. Het is mogelijk hier dieren te houden. Het is bij de Omgevingsdienst Midden-Holland niet bekend dat hier dieren gehouden worden. Dat betekent dat er in het verleden geen vergunningaanvraag of melding ingediend is voor het houden van landbouwhuisdieren. Indien deze wel gehouden zijn (of worden) op het perceel, dan heeft dit (of vindt dit) op kleinschalige wijze plaats(gevonden). De activiteit viel (valt) niet onder de Wet milieubeheer.

De Wet milieubeheer (Wm) heeft betrekking op inrichtingen. Voor de vraag of het houden van dieren als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer kan worden beschouwd, is het criterium "bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was" (Wm art 1.1, lid 1) van belang. Het blijkt dat de rechter in beroepszaken allerlei aspecten mee laat wegen bij de vraag of er sprake is van een bedrijfsmatige activiteit. Daaronder horen de continuïteit, winstoogmerk en de omgeving van de activiteit, de hinder die ze veroorzaakt, de omvang van de dierstapel, de omgeving en huisvesting waarin de dieren worden gehouden, het gebruik van de dieren, de perceelsgrootte en commerciële activiteiten. De mate waarin de rechter de verschillende factoren laat meewegen is sterk afhankelijk van de omgevings- en individuele kenmerken van de activiteit.

De gemeente acht het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren, zoals dat in het verleden gebeurde en nu nog steeds gebeurt (dus niet vallend onder de Wet milieubeheer), op deze locatie ruimtelijk aanvaardbaar, gezien de inrichting en ligging van het perceel. Op basis van de uitspraak van de Raad van State dient dit gebruik specifiek in de juridische regeling van het plan te worden verankerd. Hiertoe is op het perceel op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hobbymatig houden van landbouwhuisdieren' opgenomen. In de regels is hierbij bepaald dat het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren hier - naast de woonfunctie - tevens is toegestaan, maar daarbij zijn wel diverse voorwaarden gesteld:

  1. a. het gebruik van het perceel in overwegende mate op woondoeleinden gericht dient te zijn, en
  2. b. het houden van landbouwhuisdieren nauwelijks of geen marktoriëntatie mag hebben, en
  3. c. een kleinschalige mestopvangvoorziening (maximaal 3 m3) is toegestaan op minimaal een afstand van 50 meter van woningen van derden, en
  4. d. het houden van de dieren niet mag vallen onder een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer.

Op deze manier wordt geregeld dat het houden van de dieren ook daadwerkelijk op hobbymatige wijze gebeurt.

4.2 Externe Veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen. Ook risico's veroorzaakt door windturbines (afvallen rotorbladen) en dalend en stijgend vliegverkeer bij vliegvelden, wordt gerekend tot de externe veiligheidsrisico's.

Dit risico wordt uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico kan met behulp van een diagram worden weergegeven.

Bevi

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. De norm voor het plaatsgebonden risico is vastgesteld op 10-6 per jaar. Voor kwetsbare objecten, zoals woningen en scholen, is dit een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen en sporthallen, is dit een richtwaarde.

Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en geeft ook aan hoe deze veiligheidseisen doorwerken in plannen voor de ruimtelijke ordening. Op grond van het besluit wordt in een ministeriële regeling voor een aantal bedrijfssectoren (LPG-tankstations, opslag van gevaarlijke stoffen (PGS 15) en ammoniakkoelinstallaties) vaste veiligheidsafstanden vastgelegd. Voor de overige bedrijven wordt de veiligheidsafstand met een risicoberekening bepaald. Bij het maken van een bestemmingsplan moeten gemeenten hiermee rekening houden.

Het Bevi bevat geen norm voor het groepsrisico; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico in het gebied rondom een risicovolle inrichting. Er is een oriëntatiewaarde bepaald, die aangeeft wanneer de kans dat bij een ongeval 10, 100 of 1000 doden vallen, voldoende klein is. Dit geeft houvast bij de beoordeling bij welke bevolkingsdichtheid in de omgeving van een risicobedrijf er nog sprake is van een voldoende veilige situatie. De gemeente dient verantwoording af te leggen met betrekking tot het groepsrisico. Het bevoegd gezag motiveert - kort gezegd - in ieder geval:

  • het aantal personen in het invloedsgebied;
  • het groepsrisico;
  • de mogelijkheden tot risicovermindering;
  • de alternatieven;
  • de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
  • de mogelijkheid tot zelfredzaamheid.

Naast de verantwoording van het groepsrisico moet advies worden gevraagd aan de regionale brandweer over het groepsrisico en de mogelijke gevolgen van het bestemmingsplan voor de mogelijkheden van rampbestrijding en de zelfredzaamheid van de bevolking binnen het invloedsgebied van het bedrijf.

Situatie plangebied

Onderzocht is of in (de omgeving van) het plangebied relevante situaties worden aangetroffen in het kader van de externe veiligheid. Het plangebied bevindt zich nabij een drietal vervoersmodaliteiten waarover vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden: de weg, het spoor en het water. In de directe omgeving bevinden zich geen buisleidingen waar gevaarlijke stoffen door vervoerd worden. Verder zijn verspreid in de omgeving enkele bovengrondse propaantanks aanwezig. De potentiële risicobronnen zijn zodoende:

  • de provinciale weg N207;
  • het spoor Gouda - Rotterdam/Den Haag (traject 67);
  • het Gouwekanaal en de Hollandsche IJssel;
  • de bovengrondse propaantanks.

Transport over de weg: de provinciale weg N207

Ten zuidwesten van het plangebied ligt de provinciale weg N207. Eind 2008 zijn er tellingen uitgevoerd van het aantal transporten van gevaarlijke stoffen over de provinciale wegen in Zuid-Holland. Met deze tellingen zijn berekeningen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico uitgevoerd. Hieruit blijkt dat geen sprake is van een 10-6-risicocontour buiten de provinciale weg N207. Binnen het vastgestelde invloedsgebied van 200 meter vanaf de N207 kunnen nog drie nieuwe woningen worden gebouwd. Het groepsrisico is lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De drie extra woningen zorgen slechts voor een zeer beperkte toename van het groepsrisico. Gezien het beperkte aantal woningen zijn maatregelen ter beperking van het groepsrisico niet aan de orde.

Een gedeelte van het polderpark is binnen het invloedsgebied van het groepsrisico gelegen. Aangezien dit extensieve dagrecreatie betreft, gaat het niet om grote aantallen personen die gedurende langere tijd op een locatie verblijven. Het groepsrisico zal daarom niet significant toenemen. Daarbij kan in het geval van een calamiteit op de N207 verwacht worden dat sprake is van een voldoende zelfredzaamheid van wandelaars, omdat zij zich in noordelijke richting uit de calamiteitenzone kunnen verplaatsen.

Transport over het spoor: traject 67

Ten noorden van het plangebied is de spoorlijn Gouda - Rotterdam/Den Haag gelegen. In 2008 zijn risicoberekeningen uitgevoerd (Adviesgroep AVIV, externe veiligheid spoortransport gevaarlijke stoffen te Gouda). Ter hoogte van de Oostpolder ligt de 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico op 12 meter vanuit het midden van de spoorbundel. Het invloedsgebied van het groepsrisico reikt tot enkele honderden meters vanaf het spoor. Het groepsrisico ligt tussen de 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde. De nieuwe woningen liggen buiten het invloedsgebied.

Het polderpark is binnen het invloedsgebied van het groepsrisico gelegen. Aangezien dit extensieve dagrecreatie betreft, gaat het niet om grote aantallen personen die gedurende langere tijd op een locatie verblijven. Het groepsrisico zal daarom niet significant toenemen. Daarbij kan in het geval van een calamiteit op de spoorlijn verwacht worden dat sprake is van een voldoende zelfredzaamheid van wandelaars, omdat zij zich in zuidelijke richting uit de calamiteitenzone kunnen verplaatsen.

Transport over water: het Gouwekanaal en de Hollandsche IJssel

Ten noordoosten van het plangebied is het Gouwekanaal gelegen en ten zuidoosten de Hollandsche IJssel. In het Basisnet water zijn deze waterwegen opgenomen als groene vaarweg. Voor groene vaarwegen geldt dat er geen beperkingen zijn voor de ruimtelijke ordening voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Er is geen sprake van een 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico.

Een gedeelte van het polderpark ligt binnen het invloedsgebied van het groepsrisico. Aangezien dit extensieve dagrecreatie betreft, gaat het niet om grote aantallen personen die gedurende langere tijd op een locatie verblijven. Het groepsrisico zal daarom niet significant toenemen. Daarbij kan in het geval van een calamiteit op het kanaal verwacht worden dat sprake is van een voldoende zelfredzaamheid van wandelaars, omdat zij zich in westelijke richting uit de calamiteitenzone kunnen verplaatsen.

Risicovolle inrichtingen: propaantanks

Verspreid in en om het plangebied zijn enkele bovengrondse propaantanks aanwezig. Op onder meer het erf van Broekweg 1, Stoofkade 7, 't Weegje 4 en Provincialeweg 30 staat een propaantank met een inhoud van maximaal 3 m³. Op 10 meter rond deze kleinere tanks geldt een 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico. Op het terrein van de golfbaan is een tank aanwezig met een inhoud van maximaal 5 m³. De 10-6-contour ligt op 20 meter afstand van de tank. Op het terrein van Résidence Elzenhof (Stoofkade 9) is een propaantank aanwezig met een inhoud van maximaal 9 m³. De 10-6-risicocontour ligt rond deze tank ligt op 25 meter.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe kwetsbare objecten binnen deze contouren mogelijk. Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat er sprake is van extensieve dagrecreatie, wat inhoudt dat er geen grote aantallen personen gedurende langere tijd op een locatie verblijven.

Conclusie

Het bestemmingsplan geeft een extensieve recreatieve bestemming aan een deel van de Oostpolder. Dit betekent dat er in de toekomstige situatie geen grote aantallen mensen gedurende lange tijd op één locatie verblijven. De herinrichting van de Oostpolder wordt niet belemmerd vanwege de externe-veiligheidssituatie. Het biedt zelfs een kans om de bluswatervoorzieningen nabij het spoor te verbeteren. De reeds toegelaten, nog te bouwen woningen nopen niet tot maatregelen ter beperking van het groepsrisico. Op het bedrijventerrein Gouwestroom komen geen risicovolle inrichtingen voor. Deze worden hier ook niet toegelaten.

4.3 Waterhuishouding

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

4.3.1 Beleid

Water speelt in Nederland een grote rol. Daarom is het een belangrijk beleidsthema. Hieronder staat een overzicht van de belangrijkste beleidsuitgangspunten op het gebied van water.

Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Naast alle plannen om Nederland in de toekomst veilig en leefbaar te houden, is de uitvoering van maatregelen nu al in volle gang. Bijvoorbeeld de projecten Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken zijn in uitvoering en moeten in 2015 gereed zijn. Ook worden langs de kust de zogenoemde zwakke schakels aangepakt en vindt versterking plaats door zandsuppleties.

Beleidslijn Grote Rivieren

In juli 2006 is de Beleidslijn grote rivieren vastgesteld. Deze Beleidslijn geldt voor alle grote rivieren in Nederland. Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor overheden om te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening.

De Beleidslijn grote rivieren heeft als doelstelling:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden;
  • ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Het afwegingskader in deze beleidslijn is bedoeld om te kunnen beoordelen of activiteiten kunnen plaatsvinden in het rivierbed, en zo ja, onder welke voorwaarden. De beleidslijn zelf is geen instrument om actief rivierverruiming uit te voeren. Daarvoor bestaan andere kaders en procedures. Wel biedt het afwegingskader mogelijkheden voor initiatieven om binnen de gestelde voorwaarden rivierverruimende maatregelen uit te voeren.

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015

In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • waarborgen waterveiligheid;
  • zorgen voor mooi en schoon water;
  • ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema's én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit leidt tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. Naast de visie heeft de provincie een Actieprogramma Water opgesteld.

In het Actieprogramma Water staat concreet wat de provincie doet om de beoogde resultaten in 2015 te kunnen behalen. Het gaat vooral om uitwerken van nieuwe beleidskaders, bewaken van de voortgang en regie op gebiedsprojecten. De daadwerkelijke uitvoering van projecten wordt verzorgd door de waterschappen. De provincie beschrijft wat er de komende jaren moet gebeuren. De waterschappen bepalen voor hun eigen karakteristieke beheersgebied hoe zij dat doen.

Waterbeheerplan 2010-2015

Het hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard heeft eind 2009 een integraal waterbeheerplan vastgesteld voor de periode tot en met 2015. Het Waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het hoogheemraadschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. Waterveiligheid gaat om het voorkomen van overstroming, het beperken van de gevolgen van overstroming en het bestrijden van calamiteiten en rampen. Hiertoe worden de waterkeringen getoetst aan de veiligheidsnormen. Het hoogheemraadschap heeft de ambitie om waar mogelijk kansen te benutten om het watersysteem optimaal in te richten en het systeem doelmatig en efficiënt te beheren. Het gegevensbeheer en de kennis wordt hiervoor op orde gebracht. Het watersysteem wordt in overeenstemming gebracht met de normen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water. In het Waterbeheerplan is vastgelegd hoe het Waterschap de komende jaren de vinger aan de pols houdt en de programmabegroting kan bijsturen. Ten slotte is inzicht gegeven in de omvang van de benodigde investeringen in de planperiode.

Waterplan Gouda

In 2002/2003 stelden de gemeente Gouda en meerdere hoogheemraadschappen het eerste Waterplan voor Gouda vast. In 2008 hebben gemeente Gouda en het hoogheemraadschap van Rijnland de uitvoering van dat Waterplan geëvalueerd. Deze evaluatie heeft geleidt tot een actualisatie van het Waterplan.

In deze actualisatie spelen de gemeente Gouda en de hoogheemraadschappen van Rijnland en van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) in op actuele beleidsontwikkelingen in het (stedelijk) waterbeheer. De actualisatie geeft een beeld van de opgaven met een overzicht van de acties, die nodig zijn om de visie te realiseren. Belangrijke elementen van de visie zijn het houden van droge voeten, gezond water met een goede kwaliteit voor mens en natuur, en water om naar te kijken en van te genieten.

In de actualisatie worden de gezamenlijke ambities vastgelegd en wordt de gezamenlijke onderzoeksagenda vastgesteld. Concrete afspraken over de te nemen maatregelen, inclusief de financiering daarvan, worden gemaakt in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Het geactualiseerde Waterplan is op 25 mei 2011 door de gemeenteraad van Gouda vastgesteld.

Toelichting op hoofdlijnen van het geactualiseerde Waterplan Gouda

In Gouda bestaat een kwetsbaar evenwicht tussen te natte en te droge omstandigheden. Enerzijds mag bij een regenbui geen wateroverlast ontstaan en anderzijds moet het waterpeil juist hoog genoeg zijn om houten funderingen te conserveren en om extra daling van de bodem te voorkomen. Dit uit zich in een relatief geringe drooglegging en weinig mogelijkheden voor peilfluctuaties.

Voor de kans op overstroming gelden sinds 2009 provinciale normen. Deze normen vormden geen uitgangspunt in het Goudse Waterplan van 2003. Uitgangspunt voor Gouda is dat woningen droog moeten blijven. Om aan een norm van maximaal 1 keer per 100 jaar wateroverlast te voldoen, moeten vele wegen uit de hoofdinfrastructuur van Gouda eerder worden opgehoogd dan nu geraamd. Vanwege de grote financiële gevolgen wil Gouda in gesprek gaan met de provincie over mogelijke afwijken van deze provinciale normen. Uitgangspunt is dan wel dat we accepteren, dat wegen soms onder water staan. Voor de lange termijn maken de klimatologische ontwikkelingen duidelijk dat water een belangrijk onderwerp blijft en dat het noodzakelijk is om daarover goed af te stemmen tussen gemeente en hoogheemraadschap.

Een goede waterkwaliteit is belangrijk

Een goede waterkwaliteit schept mogelijkheden voor een grote verscheidenheid aan planten en dieren. Deze verscheidenheid geeft de inwoners van Gouda langs het water een plek om tot rust te komen en te genieten van alles wat in en langs het water groeit en bloeit. Een natuurlijke inrichting van de watergang en haar oevers brengt de natuur dichtbij de inwoners van Gouda. Een goede waterkwaliteit, ontwikkeling van flora en fauna in en rond het water komen alleen tot stand door samenwerking tussen betrokken partijen.

Water is en blijft een belangrijke belevingswaarde in Gouda

Van belang bij beleving van water zijn zichtbaarheid, schoon water, cultuurhistorische waarden en bekendheid met het watersysteem en haar geschiedenis. In Gouda is er enthousiasme bij inwoners voor het waterrijke karakter van de stad, maar er blijkt nog veel onbekend over het watersysteem en het beheer van water in de woonomgeving van mensen. Tevens bestaat de wens om het water schoner en aantrekkelijker te maken voor inwoners en bezoekers van de stad. Gouda en de waterbeheerders ontplooien daarom activiteiten op het gebied van voorlichting en educatie.

Onderhoud en beheer vragen om afstemming tussen betrokken organisaties

Het onderhoud van het watersysteem binnen Gouda is verdeeld onder twee instanties. De waterschappen onderhouden de primaire wateren. De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud van de overige wateren en heeft dit onderhoud uitbesteed aan Cyclus. Het overgrote deel van de klachten van burgers over waterbeheer gaat over onderhoud, in het bijzonder zwerfvuil. Gouda en de waterbeheerders nemen deze klachten ter harte; de samenwerking tussen beide wordt geïntensiveerd, waarbij ook Cyclus wordt betrokken.

De actualisatie biedt opnieuw een basis om de komende jaren keuzes te maken voor investeringen, beheer en onderhoud op het gebied van waterbeheer. Zowel Gouda als de waterbeheerders staan de komende jaren voor forse bezuinigingen om hun begrotingen sluitend te houden. Dat betekent scherpere keuzes maken wat wel of niet wordt aangepakt en afstemming met elkaar wat betreft werkzaamheden om zoveel mogelijk efficiency te behalen. Het geactualiseerde Waterplan Gouda vormt een goede basis voor het maken van deze keuzes.

4.3.2 Kenmerken huidig watersysteem

De Oostpolder is in beheer bij het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De Oostpolder te Gouda vormt de meest oostelijke polder van het hoogheemraadschap. Omdat dit gebied nimmer is ontveend, ligt het maaiveld circa 4 meter hoger dan de westelijker gelegen Zuidplaspolder. De polder heeft een eigen watersysteem met bemaling op de Gouwe. Uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • in het plangebied komen verschillende peilgebieden voor. De praktijkwaterpeilen variëren van NAP -2,90 m aan de westzijde van het plangebied oplopend tot NAP -2,50 m aan de noordoostzijde;
  • het midden van de agrarische percelen ligt over het algemeen lager dan de randen. Deze holle percelenstructuur is het gevolg van het uitzakken van grondwaterstanden daar waar de voeding vanuit de sloten minder is met als gevolg versterkte maaivelddaling;
  • dit is ook de reden dat smalle percelen overwegend hoger liggen dan brede kavels.

De Oostpolder bestaat uit drie polders; deze kennen allen hun eigen watersysteem en waterpeil. Uit onderstaand schema wordt duidelijk dat peilvak 1 de geringste ontwateringsdiepte heeft. Drogere omstandigheden heersen in de relatief lagere peilvakken. De drooglegging in het gebied is afhankelijk van het heersende peil 0,30 tot 0,45 m. Het middelste peilvak heeft in feite de grootste drooglegging. Uit de boringen kan verder worden afgeleid dat de grondwaterstand in zeer droge perioden kan uitzakken tot circa NAP -3,0 meter (circa 0,5 meter -mv).

Peilbuis Gemiddeld maaiveld (NAP) Filter

(m -mv)
Hoogte peilbuis
(NAP)
Grondwaterstand
(NAP)
Slootpeil
(NAP)
Slootpeil volgens peilbesluit
(NAP)
Gemid-
delde droog-
legging
(m)
1 -2.40 1-2 -2.45 -2.47 -2.61 -2.70 0.30
2 -2.35 1-2 -2.45 -2.63 -2.82 -2.80 0.45
3 -2.50 1-2 -2.55 -2.91 -2.97 -2.90 0.40

In het gebied komt nauwelijks kwel voor; wel enig lekwater vanuit de Gouwe aan de noordkant van de Oostpolder. Het onderhoud van het water ligt bij de (aangrenzende) eigenaar. Het onderhoud van de Ringvaart en de kade langs de Ringvaart ligt bij het hoogheemraadschap. Dit geldt ook voor de Alpher Wetering. Ten behoeve van het onderhoud is rondom de watergang een onderhoudsstrook van 5 meter breed aanwezig. Door middel van de regels in de Keur wordt de toegankelijkheid van de onderhoudsstrook gewaarborgd.

Waterkeringen

In het plangebied komen diverse waterkeringen voor. Dit betreft zowel een primaire waterkering als regionale waterkeringen. De primaire waterkering betreft de dijk langs de Hollandsche IJssel. Dit is een primaire waterkering categorie C, met een door het Rijk bepaalde veiligheidsnorm (overschrijdingskans 1 per 2000 jaar). De waterkeringen langs de Hollandsche IJssel bevinden zich achter de stormvloedkering bij Krimpen aan den IJssel. De regionale waterkeringen in het plangebied betreffen de Boezemkaden langs de Gouwe/Gouwekanaal en de Ringvaart van de Zuidplaspolder. De waterkering langs de Ringvaart kent een onderhoudsstrook. Voor de boezemkaden heeft de provincie normen vastgesteld in de vorm van schadeklassen.

Riolering

De woningen langs de Broekweg, de Stoofkade en de Tweede Moordrechtse Tiendeweg zijn door middel van een drukriool gerioleerd. Het bedrijventerrein is voorzien van een verbeterd gescheiden rioolstelsel.

Hoofdwatertransportleiding

Door het plangebied loopt een hoofdwatertransportleiding van het drinkwaterbedrijf. Deze leiding (HPE450) loopt ten zuiden van de brug over de Ringvaart, kruist de Provincialeweg en gaat vervolgens langs de werkplaats van de provincie richting Sluiseiland. Tevens wordt een nieuwe hoofdwatertransportleiding aangelegd richting de Krimpenerwaard. Gezien het grote belang van deze waterleidingen voor de drinkwatervoorziening dient de bereikbaarheid van deze leidingen te allen tijde gegarandeerd te worden.

Hollandsche IJssel

Rijkswaterstaat is de beheerder van de Hollandsche IJssel. Rijkswaterstaat ziet toe op een vlotte en veilige doorstroming van scheepvaartverkeer en draagt zorg voor het waarborgen van het functioneren van de vaarweg nu en in de toekomst. Ook waarborgt Rijkswaterstaat dat de rivier en het rivierbed voldoende waterbergend vermogen heeft en dat het water goed kan doorstromen richting zee. De Hollandsche IJssel en de buitendijkse gebieden vallen onder het 'bergend regime' uit de Beleidslijn Grote Rivieren. Dat betekent dat het gebied bij hoog water onder kan lopen. Het betekent ook dat nieuwe bouwwerken of uitbreidingen van bestaande bouwwerken slechts onder strikte voorwaarden kan worden toegestaan.

4.3.3 Kenmerken beoogd watersysteem

Optimaliseren watersysteem

De aanleg van het Waterrijk Polderpark Oostpolder biedt kansen om het watersysteem te optimaliseren en robuuster in te richten. Dit kan onder andere door het aanleggen van nieuwe waterverbindingen en het verminderen van het aantal peilgebieden.

De bestaande waterstructuur in de Oostpolder blijft voor het overgrote deel in stand. De bestaande watergangen worden aangevuld door op sommige plekken nieuw water toe te voegen. In de teen van de kade langs de Ringvaart wordt een nieuwe verbindingssloot aangelegd. Dit komt de waterstructuur ten goede en is tevens noodzakelijk in verband met de scheiding van vee en bezoekers (met honden). Daarnaast wordt op diverse plekken nieuw water toegevoegd.

Een andere verbetering van het watersysteem is het verminderen van het aantal peilvakken. Er worden studies verricht naar aanpassingen van het aantal peilgebieden. Het vaststellen van peilbesluiten is een bevoegdheid van het hoogheemraadschap. Hierbij zal een goede afweging gemaakt worden tussen de verschillende belangen. Het gaat dan zowel om belangen van bewoners als de belangen van andere gebruikers (natuur, recreatie, landbouw). Ook de effecten van een eventuele peilwijziging op de bodemgesteldheid (inklinking) worden hierbij afgewogen.

Natte onderdelen Polderpark

In het natte gedeelte komen geleidelijke en diverse overgangen van water naar land. Dit is gunstig voor verschillende planten en kan bijdragen aan de ontwikkeling van een goede waterkwaliteit en ecologie. Er is goede ervaring opgedaan met het verwijderen van de toplaag in de Krimpenerwaard. Ook in de Oostpolder kan dit bij de herontwikkeling van agrarisch gebied tot natuur worden toegepast. Mogelijk dient een hydrologische scheiding (dammen en/of stuwen) te worden opgenomen in verband met het verschil in waterkwaliteit tussen natuurfunctie en agrarische functie. In de bestaande sloten komen waar nodig dammen met duikers om het verweiden van vee tussen de percelen mogelijk te houden.

Het hoogheemraadschap wordt betrokken bij de voorbereiding van de definitieve ontwerpen van de nieuwe slootkanten en paden op en nabij de boezemkade langs de Ringvaart. Het is van belang dat de waterkering langs de Ringvaart goed bereikbaar is voor onderhoudsmateriaal. De stabiliteit van waterkering langs de Ringvaart dient in stand te worden gehouden. Ook bij de andere watergangen dient aandacht te zijn voor het onderhoud. De eigenaren van de aangrenzende gronden moeten de watergangen blijven kunnen onderhouden.

Fietspad Sluisdijk

Door de aanleg van het fietspad nabij de Sluisdijk neemt de verharding in het gebied toe, waardoor hemelwater niet in de bodem kan infiltreren en afstroomt. Conform het beleid van het hoogheemraadschap wordt deze toename aan verharding gecompenseerd. De compensatie dient minimaal 13% van de totale oppervlakte aan toename van verharding te zijn. Met een compensatie van 167 m² wordt aan deze eis voldaan. De watergang aan de westzijde van het fietspad wordt aangepast om het fietspad te realiseren. De watergang wordt aan de kant van de weg voorzien van beschoeiing. Ten zuiden van de N207 wordt extra water aangelegd ter compensatie van de toename van de verharding.

4.4 Archeologie

Volgens de ABK geldt voor een groot deel van de Oostpolder een lage archeologische verwachting. Voor een zone langs de Tweede Moordrechtse Tiendeweg en de Broekweg is een hoge archeologische verwachting van toepassing (zie 4.2). Voor een deel langs de Ringvaart (rond de golfbaan) geldt ook een hoge archeologische verwachtingswaarde, maar enkel op een diepte groter dan twee meter onder het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0012.jpg"

Figuur 4.2: Uitsnede ABK Gouda (geel is lage verwachting; bruin en grijs gearceerd is hoge verwachting).

Het zuidelijke deel heeft een lage verwachting. In het aangrenzende gebied Westergouwe is reeds een aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd. Uit één van die onderzoeken is gebleken dat de huidige Tweede Moordrechtse Tiendeweg daar niet meer op dezelfde plek ligt als de vroegere weg. Voor de Oostpolder lijkt dat niet het geval te zijn. Langs de Tiendeweg worden sporen van oude bebouwing verwacht, daterend tussen 1200 en 1800.

In de afgelopen jaren zijn diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd. Ten behoeve van de aanleg van het sportpark van Donk heeft Synthegra Archeologie B.V. een karterend Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd (Karterend Booronderzoek van Synthegra van 8 mei 2006). Binnen het onderzoeksgebied voor de plaatsing van SV DONK is in een eerder stadium een bureauonderzoek gedaan (Van Dasselaar 2005) en een analyse van het AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland) uitgevoerd (van Zijverden 2005). Tevens is in verband met de aanleg van het Waterrijk Polderpark een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek met boringen uitgevoerd (Archeomedia, Archeologisch onderzoek Waterrijk Polderpark te Gouda, februari 2011). Verspreid over het plangebied zijn 183 boringen uitgevoerd. Uit de boringen zijn de volgende bevindingen verkregen:

  • het zuidelijk deel van de polder bestaat uit Hollandveen met daarbovenop een laag toemaakdek van zand en stadsafval (30 tot 50 cm);
  • in het noordelijk deel van de polder loopt van oost naar west een kleirugje, dat nu gedetailleerd in kaart is gebracht;
  • in het noordelijk deel van de polder is plaatselijk een dikker toemaakdek aanwezig (>75 cm), waarin een grote hoeveelheid zeventiende tot negentiende-eeuwse oppervlaktevondsten zijn aangetroffen;
  • afgezien van de oppervlaktevondsten in het toemaakdek en niet-behoudenswaardige resten (twintigste-eeuws plateelafval), zijn er geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats.

Deze bevindingen komen overeen met de resultaten uit het eerdere onderzoek in het kader van de aanleg van het sportpark. Ook toen is enkel een aantal verspreide vondsten gedaan in het toemaakdek. Er was geen indicatie voor een archeologische vindplaats. De vondsten zijn naar alle waarschijnlijkheid van elders afkomstig en zijn binnen het plangebied terecht gekomen.

Resultaat

Delen van het plangebied hebben een hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem. Deze gebieden worden conform het archeologisch beleid van de gemeente opgenomen in het bestemmingsplan. Voor de aanleg van het polderpark is voor een gedeelte van het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Op basis van deze booronderzoeken is de verwachting uitgesproken dat ter plaatse van de onderzoeksgebieden geen waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.

4.5 Cultuurhistorie

De hedendaagse Oostpolder bestaat uit drie voormalige polderontginningen. Deze polders, polder Broek, polder Broekhuizen en Land van Thuil zijn tussen 1100 en 1377 ontgonnen en in 1863 samengevoegd tot de huidige Oostpolder. Door Bureau Lantschap is een cultuurhistorische analyse van de Oostpolder opgesteld (17 mei 2006). Een hoge waarde is toegekend aan de kenmerkende verkaveling in langgerekte, strookvormige percelen (strokenverkaveling), de brede sloten en de openheid van de bovenlandpolders, maar ook aan de Ringvaart en ringdijk van de Zuidplaspolder en het duidelijke hoogteverschil tussen deze jonge droogmakerij en het bovenland. Aan deze voor het lokale cultuurlandschap kenmerkende structuren en elementen is de ontginningsgeschiedenis nog duidelijk af te lezen. Daarnaast zijn enkele historische gebouwen hoog gewaardeerd: de historische boerderij Waterrijk met monumentale status, vanwege haar kenmerkendheid voor het polderlandschap en de gaafheid en de schutsluis uit de periode 1928-33 bij het Gouwekanaal, omdat het samen met het gemaal, de bruggen en andere betonnen infrastructurele werken een cultuurhistorisch waardevol ensemble vormt. Dit ensemble is een belangrijke herinnering aan de aanleg van het Gouwekanaal en de impact ervan op de polders. Daarbinnen heeft met name de schutsluis een hoge waarde, omdat dergelijke schutsluizen met twee kolken zeldzaam zijn in kleine bovenlandpolders.

Gemeentelijke monumenten in het plangebied zijn boerderij Waterrijk (Tweede Moordrechtse Tiendeweg 2) en de woningen aan Sluisdijk 1-7 (zie figuur 4.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0013.jpg"

Figuur 4.3: Dijkwoningen Sluisdijk 1-7.

Verder zijn in december 2011 als gemeentelijk monument aangewezen:

  1. a. het gemaal met woning (Broekweg 2-4) (zie figuur 4.4),
  2. b. het nabijgelegen ensemble met schutsluis en betonnen bruggen (zie figuur 4.5) en
  3. c. het boerderij-ensemble Broekweg 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0014.jpg"

Figuur 4.4: Gemaal Oostpolder in Schieland met dienstwoning.

De plannen voor de herinrichting van de Oostpolder zijn geënt op de cultuurhistorische waarde van het plangebied. Dit komt onder meer tot uitdrukking in het behoud van de strokenverkaveling, de brede sloten en de openheid van de polders. Ook cultuurhistorische elementen als de oude sluis en de draaibrug worden benut. Landhoofden waarvan de bijbehorende bruggen verdwenen zijn, blijven liggen. Dit soort elementen geven een impuls aan de recreatieve mogelijkheden in het gebied (zie paragraaf Planaspecten").

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0015.jpg"

Figuur 4.5: Brede sluiskolk met de brug langs het Gouwekanaal (links) en de smalle schutkolk (rechts).

4.6 Flora En Fauna

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet.

Soortenbescherming

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kunnen vrijstellingen en ontheffingen worden verleend van de verbodsbepalingen. Het toetsingskader voor deze vrijstellingen is geregeld in een Algemene Maatregel van Bestuur, de AMvB artikel 75.

Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is vrijstelling mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel ontheffing worden verleend na een uitgebreide toetsing.

Gebiedsbescherming

Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.

Situatie plangebied

Ten behoeve van de ontwikkeling van het Waterrijk Polderpark heeft Grontmij, in opdracht van de gemeente in het eerste en tweede kwartaal van 2006 een natuuronderzoek uitgevoerd. In 2010 is aanvullend onderzoek uitgevoerd om te bepalen welke soorten voor (kunnen) komen in de Oostpolder. Binnen de Oostpolder zijn diverse beschermde planten (Dotterbloem en Zwanenbloem) en een Rode Lijstsoort (Krabbenscheer) aangetroffen. Daarnaast waren er dotterbloemhooilanden aanwezig in het zuidoostelijke deelgebied en het middengebied. Dit zijn botanisch hooggewaardeerde plantengemeenschappen. Het lijkt erop dat deze bij de aanleg van het sportpark Donk verdwenen zijn, net als de krabbenscheervegetatie. Het gebied is daarnaast van belang als leefgebied voor weidevogels (waaronder de Rode Lijstsoorten Tureluur, Watersnip en Grutto) en watervogels (Slobeend en Zomertaling) en als leefgebied voor de beschermde vissoorten Bittervoorn (tevens Rode Lijst) en Kleine modderkruiper en de Rode Lijstsoorten Vetje en Kroeskarper. Het wordt verwacht dat diverse algemeen beschermde zoogdiersoorten voorkomen in de Oostpolder. Het voorkomen van de streng beschermde Waterspitsmuis langs de noordrand van het plangebied is aangetoond. De polder vormt ook geschikt leefgebied voor algemeen beschermde amfibieën. De streng beschermde Rugstreeppad komt niet voor. Tijdens het veldbezoek in 2010 is wel de streng beschermde ringslang aangetroffen. De streng beschermde libelle Groene Glazenmaker is in het verleden één keer waargenomen, maar zijn waardplant Krabbenscheer komt niet voor in het plangebied. Daarom mag aangenomen worden dat de Groene Glazenmaker zich niet voortplant in het plangebied. Of de streng beschermde Platte Schijfhoren (een zoetwaterslak) voorkomt, is nog in onderzoek.

In de Oostpolder zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. De geplande ingrepen vallen buiten de invloedssfeer van Natura2000-gebieden (voormalige Habitat- en Vogelrichtlijngebieden), ecologische hoofdstructuur of andere beschermde gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied is 'Broekvelden-Vettenbroek & Polder Stein' dat zich op ongeveer vijf kilometer ten oosten van het plangebied bevindt. Over deze afstand is elke verstoring in het plangebied reeds opgegaan in de achtergrondverstoring, te meer omdat het plangebied van deze gebieden gescheiden wordt door de bebouwing van Gouda. Het dichtstbijzijnde EHS-gebied is de 'Verbindingszone bij Vijfde Tocht' en bevindt zich op circa 1,5 kilometer van het plangebied, daarvan gescheiden door de N456 en een polder.

Hierbuiten kent de provincie Zuid-Holland een compensatiebeginsel voor natuur en landschap. Een van de aspecten waarvoor het compensatiebeginsel geldt, zijn de biotopen van zogenoemde rode lijstsoorten en gebieden buiten de EHS met (zeer) hoge natuurwaarden. In het plangebied komen verschillende rode lijstsoorten voor. Voor de Oostpolder is het compensatiebeginsel dan ook van toepassing; in elk geval voor weidevogels is dit zeer relevant.

Ontheffing

Voor de streng beschermde inheemse diersoorten moet in het kader van de Flora- en Faunawet (eventueel) een ontheffing worden aangevraagd. Hiertoe wordt eerst onderzocht of de specifieke ingrepen die samenhangen met de ontwikkeling van het Waterrijk Polderpark effect hebben op de beschermde diersoorten. Een ontheffingsaanvraag voor de Kleine modderkruiper zal door de dienst regelingen van het ministerie van EL&I worden beoordeeld aan de hand van de zogenaamde lichte toets. De lichte toets kent het enkelvoudige criterium 'de ingreep mag de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar brengen'. De ontheffingsaanvraag voor de Bittervoorn zal worden getoetst aan de zogenaamde uitgebreide toets. Dit houdt in dat behalve het bovengenoemde criterium aan het criterium 'er zijn geen alternatieven voor de ingreep mogelijk' en het criterium 'er wordt zorgvuldig gehandeld' zal worden getoetst.

In het voorjaar en de zomer van 2011 is een nadere inventarisatie naar het voorkomen van de beschermde soorten uitgevoerd. Daar waar mogelijk conflicten optreden tussen natuurlijke en recreatieve belangen, wordt door middel van het treffen van mitigerende maatregelen de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen behouden. De te treffen maatregelen worden afgestemd op de specifieke eisen die de soorten aan hun leefgebied stellen. De nieuwe recreatieve functie wordt gecombineerd met de natuurlijke waarden in het gebied. Deze waarden staan de uitvoerbaarheid van de recreatieve functie niet in de weg. Op basis van deze kennis kan gesteld worden dat de herinrichting van een deel van de Oostpolder niet leidt tot een onwettige aantasting van het leefgebied van beschermde soorten.

Indien buiten het broedseizoen van vogels wordt gewerkt, worden voor deze soortgroep geen verbodsbepalingen overtreden. Het voorkomen van verstoring van broedvogels en vernietigen van nesten kan ook voorkomen worden door voor het broedseizoen te beginnen met werken en voor aanvang van de werkzaamheden het gebied ongeschikt te maken voor broedvogels. Voor vogels hoeft dan ook geen ontheffing aangevraagd te worden. Voor de overige aanwezige beschermde soorten, waaronder algemeen voorkomende amfibieën, planten en zoogdieren geldt een vrijstelling binnen de Flora- en faunawet voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Mitigerende maatregelen en zorgvuldig handelen

Om toepassing te geven aan het provinciale compensatiebeginsel in verband met weidevogels en om overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet ten aanzien van vogels te voorkomen, worden diverse mitigerende maatregelen getroffen. Zo dient buiten het broedseizoen gewerkt te worden. Verder kan verstoring van broedvogels en vernietigen van nesten ook voorkomen worden door voor het broedseizoen te beginnen met werken en voor aanvang van de werkzaamheden het gebied ongeschikt te maken voor broedvogels. De werkzaamheden worden echter gestart na afloop van het broedseizoen (najaar 2011). Op percelen waar weidevogels (met name grutto) broeden, zullen geen grondwerkzaamheden plaatsvinden. Afhankelijk van de definitieve resultaten van de nog lopende weidevogelinventarisatie zullen, na het openstellen van het gebied, enkele wandel- en/of fietspaden gedurende het broedseizoen worden afgesloten. Hierbij wordt een verstoringsafstand van 200 meter gehanteerd. Voor het behoud van weidevogels is het verhogen van het waterpeil en het continueren van het agrarisch beheer cruciaal. Wel is extensivering en uitgesteld maaibeheer noodzakelijk.

Voor onderstaande mitigerende maatregelen wordt de noodzakelijke zorgvuldigheid gewaarborgd en effecten op de Bittervoorn en Kleine modderkruiper geminimaliseerd:

  • Sloten niet dempen gedurende het voortplantingsseizoen (april tot juni) en winterrust (watertemperatuur beneden 10 °C, grofweg tussen november en februari).
  • Kort voor het dempen van sloten een rooster door het water trekken om de vissen te verjagen richting wateren die niet worden vergraven. Daarna afdammen en de waterstand tot op enkele centimeters verlagen. Vervolgens de modderlaag controleren op de aanwezigheid van kleine modderkruiper en zoetwatermosselen. Indien deze worden aangetroffen, dan overzetten naar geschikt water in de directe omgeving.
  • Mitigerende maatregelen uitvoeren onder leiding van een ter zake deskundige op het gebied van visecologie.

Compenserende maatregelen en natuurvriendelijke inrichting

In het kader van de ontwikkeling van het Waterrijk Polderpark krijgen natuur en recreatie een belangrijkere functie. Dit biedt kansen voor verbetering van de natuurwaarden van het gebied. Door het treffen van diverse maatregelen kunnen negatieve effecten van specifieke ingrepen, zoals de aanleg van paden, worden gecompenseerd. Zo zullen de te dempen sloten binnen de Oostpolder worden gecompenseerd door nieuwe sloten te graven en/of bestaande sloten te verbreden. Uitgangspunt is behoud van het huidige oppervlak aan water. Specifieke eisen aan de inrichting zijn: voldoende waterdiepte (circa 1 m) en natuurvriendelijke oevers. De nieuwe sloten dienen te zijn gerealiseerd, voordat sloten worden gedempt.

Daarnaast kan de soortenrijkdom van de graslandpercelen worden verhoogd en het areaal dotterbloemhooilanden worden hersteld. Van belang is dat het waterpeil in de sloten voldoende hoog blijft, zodat de dotterbloemhooilanden niet verdrogen. Verder past hierin een extensief maaibeheer en eventueel extensieve beweiding. De bestaande en potentiële dotterbloemhooilanden dienen niet bemest te worden.

Diverse percelen in het plangebied krijgen een doelstelling mee om een grote soortenrijkdom van de vegetatie te realiseren. Het is mogelijk hier waardevolle plantengemeenschappen te behouden en te ontwikkelen. Op diverse plaatsen wordt de slootkant flauwer gemaakt, waardoor een gradiënt ontstaat die goed is voor een rijker plantenleven. Door de verbetering van de waterkwaliteit kunnen soorten als krabbenscheer en daarmee groene glazenmaker terugkeren. De nagestreefde natuurdoelen zijn goed te combineren met het agrarisch gebruik in het polderpark. De gemeente stimuleert de aanleg van natuurvriendelijke oevers bij de agrarische percelen. De natuurvriendelijke inrichting heeft ook een toegevoegde waarde voor de recreatieve functie in het gebied.

Voor het verstoren van weidevogels door toenemende recreatie wordt gecompenseerd. Het waterpeil in de polder gaat omhoog (20 cm), de in te richten percelen waar thans geen weidevogels broeden, worden geschikt gemaakt en krijgen een optimaal weidevogelbeheer. Ook predatie door vos wordt voorkomen middels aanleg van een brede watergang rondom het plangebied.

Het Waterrijk Polderpark vormt een aanvulling op 't Weegje. Wat betreft natuurwaarden en diversiteit kunnen beide gebieden elkaar versterken. Voor kleine zoogdieren wordt een verbinding aangelegd in de vorm van een stobbenwal onder de spoorbrug. Dit is een rij uitgegraven boomwortels op het maaiveld. Door de beschutting die de stobbenwal biedt, kan migratie tussen beide gebieden optreden. Natte verbindingen tussen 't Weegje en de Oostpolder zijn er al. Met ingrepen aan de oevers kunnen deze verbindingen eventueel nog verbeterd worden.

4.7 Landschapswaarden

De kenmerken van het landschap in de Oostpolder worden hoog gewaardeerd, vanwege de ontstaansgeschiedenis en de ligging ten opzichte van Gouda (zie paragraaf "Ontstaansgeschiedenis en ruimte". De ligging in de nabijheid van de stad en belangrijke infrastructuur maakt het gebied ook kwetsbaar. Een duidelijke visie op de polder is voor het behoud van het landschap dan ook essentieel. De gemeente kiest in de Oostpolder niet voor bebouwing, maar voor behoud van het groen (zie paragraaf "Gemeentelijk beleid". De landbouw vormt van oudsher de drager van het dit landschap. Door ontwikkelingen in de agrarische sector en veranderingen in en om de Oostpolder biedt de landbouw steeds minder waarborgen voor het behoud van de landschapswaarden, terwijl de extensieve veeteelt ook een van de gewaardeerde kenmerken is van het landschap. Er zijn daarom aanvullende functies als recreatie en natuur nodig om het groene karakter in de Oostpolder veilig te stellen. De plannen voor de herinrichting van de Oostpolder ten behoeve van natuur en recreatie zijn nadrukkelijk ook bedoeld om de landschapswaarden te behouden. Er wordt daarom ingezet op behoud van agrarische activiteiten, behoud van het kenmerkende sloten patroon aangevuld met natuurvriendelijke oevers en behoud van openheid van het landschap (zie paragraaf "Reeds toegelaten".

4.8 Verkeer En Infrastructuur

Kader

Voor een goede ruimtelijke ordening is een goede verkeersafwikkeling en een veilige verkeersontsluiting van alle modaliteiten van belang. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen. De resultaten van het onderzoek in verband met de aanleg van het Waterrijk Polderpark Oostpolder staan beschreven in het rapport 'Recreatiegebied Oostpolder Gouda, verkeerskundige toets' (Royal Haskoning, december 2010).

Huidige situatie

In de huidige situatie wordt de Oostpolder voor gemotoriseerd verkeer ontsloten via de Nieuwe Broekweg. Deze vertakt als het ware in de Tweede Moordrechtse Tiendeweg, de Broekweg en de Stoofkade. Dit betreft allemaal wegen met een enkele rijbaan zonder gemarkeerde rijstroken. Op de Nieuwe Broekweg geldt een maximumsnelheid van 60 km/u. De wegen dienen ter ontsluiting van de bewoners in het gebied, de gebruikers van de sportvelden van sportvereniging Donk, gebruikers van de motorcross en recreanten van recreatiepark Résidence Elzenhof. De Nieuwe Broekweg wordt in de huidige situatie als onveilig ervaren, omdat fietsers en voetgangers de rijbaan moeten delen met het gemotoriseerde verkeer. Parkeren vindt veelal plaats op eigen terrein. Bij de sportvelden is een parkeerterrein aangelegd.

Het bedrijventerrein Gouwestroom wordt aan twee kanten ontsloten, via de Nieuwe Broekweg op de provinciale weg N207 en direct op de N207. Deze provinciale weg ligt voor een klein deel binnen het plangebied. Het betreft de brug over de Ringvaart en de weg ten westen van het sluizencomplex. Golfbaan IJsselweide wordt ontsloten via de Sluisdijk. Deze weg vormt de verbinding met Moordrecht. Langs de provinciale weg en de Sluisdijk zijn vrijliggende fietspaden aanwezig. Bij de Julianasluis is een bushalte aanwezig, waar lijn 190 tussen Gouda en Rotterdam via Moordrecht halteert.

Toekomstige situatie

In het kader van de aanleg van de Zuidwestelijke Randweg wordt het profiel van de provinciale weg N207 nabij de Julianasluis gewijzigd. Tevens wordt een nieuw fietspad aangelegd bij de Sluisdijk (zie paragraaf "Nieuw". Verder verandert door de herinrichting van het noordelijk deel van de Oostpolder tot Waterrijk Polderpark de verkeerssituatie in de omgeving. Een van de belangrijkste onderdelen uit het inrichtingsplan is de verbeterde toegankelijkheid voor fietsers en voetgangers. Er komen diverse nieuwe voet- en fietspaden in het gebied. Het aantal fietsers en voetgangers op de bestaande wegen zal daardoor naar verwachting toenemen. Om de veiligheidssituatie op de Nieuwe Broekweg te bevorderen, worden rode fietsstroken aangebracht. Er wordt nog onderzocht of plateaus bij de kruispunten of een vrijliggend fietspad tot de mogelijkheden behoort. Naast meer voetgangers en fietsers wordt ook een toename in het aantal motorvoertuigen verwacht. Een deel van de bezoekers van het polderpark zal met de auto komen.

Inschatting verkeersgeneratie en parkeerbehoefte

Om een indruk te krijgen van de verwachte verkeersstromen en parkeerbehoefte na de aanleg van het Waterrijk Polderpark wordt een aantal aannames gedaan over onder andere de bezoekersaantallen en de vervoersmodaliteiten. Op basis van een systematiek van het Rijk over recreatiegebieden wordt het verwachte aantal bezoekers op gemiddeld 20 per hectare geschat. Voor het Waterrijk Polderpark Oostpolder van 44 hectare komt dat uit op gemiddeld 880 bezoekers per dag. Op basis van kengetallen van het CROW wordt de volgende verdeling over modaliteiten gehanteerd: 43% auto; 41% fiets en 16% te voet. Gemiddeld zijn er twee personen in de auto aanwezig en recreanten verblijven gemiddeld twee uur in het recreatiegebied. Op basis van een gelijkmatige verdeling over de dag kan men uitgaan van 88 benodigde parkeerplaatsen voor de auto en 168 stallingen voor de fiets. Op een maatgevende zaterdag worden ruim 700 verkeersbewegingen per auto verwacht en ongeveer 1.350 per fiets.

Nieuwe parkeervoorzieningen

Om bezoekers die met de auto naar het Polderpark komen de mogelijkheid te bieden hun auto te parkeren, wordt in de eerste plaats gedacht aan het parkeerterrein bij het sportterrein. Deze komt namelijk voor dubbelgebruik in aanmerking. Het parkeerterrein wordt hiertoe uitgebreid, zodat op de zaterdagen voldoende capaciteit beschikbaar is. Bij de parkeerplaats komt de 'entree' naar het recreatiepark, zodat de parkeerplaats bij het sportterrein een logische keuze is om te parkeren. Voor de fietser worden bij de diverse toegangspunten tot het Polderpark enkele kleinschalige fietsenstallingen geplaatst. Bezoekers kunnen dan op de fiets naar het gebied toe komen en te voet een rondje door het polderpark maken.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Uitgangspunten En Doelstellingen Van Het Plan

Met het bestemmingsplan 'Oostpolder' wordt voor de bebouwing en het gebruik een actueel juridisch-planologisch kader vastgesteld. De nu geldende beleidskaders en de nieuwste wet- en regelgeving krijgen zo hun doorwerking in het bestemmingsplan. Hiermee wordt niet alleen invulling gegeven aan de wettelijk plicht om eens in de tien jaar het bestemmingsplan te herzien, maar geeft de gemeente Gouda ook uitvoering aan haar eigen ruimtelijk beleid.

Voor het overgrote deel zijn de bouw- en gebruiksregels gebaseerd op de bestaande functies en bebouwing in het gebied. Voor een ander deel geldt dat de bestemmingen zijn toegekend op basis van nieuwe functies en/of bebouwing. Het merendeel van deze ruimtelijke ontwikkelingen is reeds toegestaan op basis van eerder genomen besluiten, zoals het projectbesluit Waterrijk Polderpark Oostpolder, een vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud) of het vigerende bestemmingsplan. Een enkel planonderdeel wordt met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Met het nieuwe bestemmingsplan Oostpolder wordt het vergroten van de recreatieve functie gestimuleerd. Tevens wordt het behoud van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden nagestreefd door ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Ook wordt gestreefd naar het behoud van de agrarische bedrijvigheid door de agrarische gebruiksmogelijkheden te verbreden.

5.2 Ruimtelijke Hoofdopzet

De ruimtelijke hoofdopzet van het plangebied blijft ongewijzigd. De bestaande ruimtelijke structuur (zie paragraaf 2.1) is de hoofdopzet van dit bestemmingsplan. Ook bij de herinrichting in het kader van het polderpark wordt de ruimtelijke hoofdopzet van de polder in stand gehouden.

Ook functioneel gezien wordt voor een groot deel aangesloten bij het huidige gebruik in het plangebied. De meest in het oog springende functiewijziging is uiteraard dat delen van de Oostpolder een recreatieve bestemming krijgen in het kader van het Waterrijk Polderpark Oostpolder. Daarnaast is er sprake van een aantal kleinschalige functiewijzigingen. Dit wordt in de volgende paragraaf nader toegelicht.

5.3 Planaspecten

In deze paragraaf worden de ruimtelijke ontwikkelingen nader toegelicht. In paragraaf 5.3.1 wordt ingegaan op de reeds toegelaten ontwikkelingen. De meest in het oogspringende is het Waterrijk Polderpark Oostpolder. Daarnaast gaat het om enkele nieuwe woningen. Paragraaf 5.3.2 noemt die planonderdelen, die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

5.3.1 Reeds toegelaten

Waterrijk Polderpark Oostpolder

Om de Oostpolder geschikt te maken voor dagrecreatie wordt een deel van de polder opnieuw ingericht. De afgelopen jaren is gewerkt aan inrichtingsplannen voor het Waterrijk Polderpark Oostpolder. Uit de naam blijkt de essentie van het inrichtingsplan. Voorop staat dat de bestaande landschapskwaliteit gehandhaafd blijft en dat de nieuwe recreatieve voorzieningen kleinschalig van karakter zijn. Door de fysieke toegankelijkheid van de polder te vergroten worden de bestaande landschapskwaliteiten beter bereikbaar voor recreanten uit de omgeving. Voor het gebruik ten behoeve van extensieve dagrecreatie is op 24 mei 2011 een projectbesluit genomen. Zie figuur 5.1 en Bijlage 4 voor de kaart behorende bij het projectbesluit.

Uitgangspunten

De belangrijkste kaders voor de nieuwe inrichting van de Oostpolder zijn dat:

  • de Oostpolder primair geschikt is voor rustige recreatieve activiteiten die gericht zijn op beleving van de natuur;
  • aansluiting gezocht moet worden bij de karakteristieke kenmerken van de polder;
  • de bereikbaarheid van de Oostpolder per voet en fiets boven de bereikbaarheid per auto gaan.

Juist omdat de bestaande landschapskwaliteiten hoog gewaardeerd worden, is ervoor gekozen het karakter van de Oostpolder zo veel mogelijk in stand te houden. De Oostpolder wordt dan ook een 'waterrijk polderpark', waarvan de kernkwaliteiten bestaan uit:

  • kleinschalige recreatieve voorzieningen voor extensieve recreatie;
  • rust en openheid van het landschap met het bijzondere slotenpatroon;
  • beleving van het agrarische karakter en natuurbeleving;
  • goede toegankelijkheid en aansluiting op regionale paden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0016.jpg"

Figuur 5.1: Kaart Waterrijk Polderpark Oostpolder (ontwerp mei 2011).

Visie

Door de grote ruimtelijke veranderingen op regionaal niveau verandert de positie en context van de Oostpolder. Nu behoort de polder nog tot het agrarisch buitengebied, terwijl de polder straks in het stedelijk gebied komt te liggen. Door de bouw van Westergouwe, de Gouweknoop en de nieuwe woon- en werkgebieden in de Zuidplaspolder wordt de Oostpolder een open en groene zone in de stad. De agrarische mogelijkheden nemen hierdoor af en het gebied wordt in theorie aantrekkelijker als locatie voor stedelijke functies. Maar in de Oostpolder zullen de groene kwaliteiten van het buitengebied behouden blijven. De Oostpolder wordt geschikt voor omwonenden om in de directe omgeving te kunnen recreëren en het landschap te kunnen beleven. De Oostpolder wordt een groene enclave in Gouda, die de vraag naar extensieve recreatie kan opvangen.

De visie op de Oostpolder is gericht op actief behoud van bestaande landschappelijke waarden. Het gaat dan om de lange weidepercelen, een landgebruik gebaseerd op veeteelt, de donkerte en openheid, het waterrijke karakter en de royale doorzichten. De belangrijkste spelers hierbij zijn de agrarische grondgebruikers en de bewoners van het bebouwingslint. Er wordt naar gestreefd de beeldkwaliteit van het polderpark zo hoog mogelijk te houden en te krijgen. Voor het welslagen van een aantrekkelijk polderpark is de inzet en medewerking van de bewoners van de Oostpolder onmisbaar.

De Oostpolder kan pas een recreatieve functie voor Gouda vervullen als het gebied ook toegankelijk is van buitenaf. Daarom wordt vooral ingezet op de ontsluiting van de Oostpolder. Dit betekent dat de Oostpolder direct toegankelijk moet zijn voor wandelaars vanuit Westergouwe, dat het polderpark wordt aangesloten op regionale fietsverbindingen en dat er diverse verschillende routes voor fietsers en wandelaars door het polderpark moeten komen. Hierbij wordt rekening gehouden met de agrarische bedrijfsvoering en de veiligheid van bewoners en gebruikers.

In de visie voor de Oostpolder is er ruimte voor kleinschalige recreatieve voorzieningen. Hierbij kan gedacht worden aan diverse uitzichtpunten, bankjes, vlonders en picknickplekken. Maar ook aan recreatieve paden, diverse parkeergelegenheden voor fietsen en routepaaltjes en informatieborden. Aandachtspunten voor dit soort voorzieningen zijn de bestendigheid tegen vandalisme en de mogelijkheden voor het beheer.

Verder passen diverse agrarische nevenactiviteiten in de visie op het Waterrijk Polderpark Oostpolder. De Oostpolder wordt een geschikte locatie voor verbrede landbouw. Activiteiten die de natuurwaarde van het gebied versterken dragen bij aan de beleving van het gebied en de recreatieve waarde van de polder. Recreatieve activiteiten bij de boer worden gestimuleerd, omdat die de agrarische bedrijfsvoering kunnen versterken. Deze verbrede landbouw is onmisbaar voor het behoud van de bestaande landschapskwaliteiten.

Elementen inrichtingsplan / definitief ontwerp

Op basis van de visie zijn diverse elementen voor de ontwikkeling van het Waterrijk Polderpark nader uitgewerkt. Het polderpark bestaat in grote lijnen uit vier delen. In alle delen komt het open weidegebied tot uitdrukking. In het zuiden komt het sportpark, met daaromheen natuurlijk beheerd grasland met diverse paden. In het noorden komt een natter gedeelte, waar natuurvriendelijke oevers en natte weiden het beeld bepalen. In het centrale deel blijft het weideland agrarisch beheerd. Langs het Gouwekanaal komt een recreatieve weide. Concrete nieuwe elementen bestaan uit nieuwe voet- en fietsverbindingen, nieuwe watergangen, picknickvoorzieningen, informatiepanelen et cetera. Maar ook nieuwe natuurlijke onderdelen zoals natuurvriendelijke oevers, bomenrijen en bloemrijke graslanden. Een verbinding tussen de Broekweg en de Tweede Moordrechtse Tiendeweg bij nummer 2 maakt niet langer deel uit van de plannen voor het polderpark.

Woningen

Ten opzichte van de huidige feitelijke situatie, kunnen er nog enkele nieuwe woningen bij komen; de meeste langs de Tweede Moordrechtse Tiendeweg.

Broekweg 5 (Johannahoeve)

De boerderij Johannahoeve aan de Broekweg 5 is niet langer in gebruik voor agrarische doeleinden. De gemeente heeft de boerderij en de bijbehorende gronden aangekocht in het kader van de aanleg van het Waterrijk Polderpark. De boerderij is cultuurhistorisch waardevol en wordt binnenkort aangewezen als gemeentelijk monument. Behoud van het pand is dus gewenst. Aanvankelijk was het idee om de boerderij een horecafunctie te geven voor passerende wandelaars en fietsers, maar dit is geen haalbare kaart gebleken. De boerderij is daarom als woonperceel uitgegeven. Voor het gebruik als woning (zonder agrarisch bedrijf) is in het najaar van 2011 een omgevingsvergunning verleend, waarbij is afgeweken van het vigerende bestemmingsplan.

Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 12

Op een terrein langs de Tweede Moordrechtse Tiendeweg stonden voorheen kassen. Door middel van een eerder verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud) is woningbouw op deze locatie toegelaten. Met de vrijstelling zijn acht nieuwe woningen toegestaan. Zeven daarvan zijn inmiddels gereed of in aanbouw. Eén woning (nummer 12) is nog niet gebouwd. Er is geen reden om deze woning niet langer toe te laten. Het nieuwe bestemmingsplan biedt daarom conform de eerder verleende vrijstelling wel de mogelijkheid tot het bouwen van deze woning.

Tweede Moordrechtse Tiendeweg ten noordoosten van nummer 13 en ten noordoosten van nummer 11

Aan de oneven zijde van de Tweede Moordrechtse Tiendeweg zijn twee percelen nog onbebouwd. Het vigerende bestemmingsplan geeft aan beide percelen een woonfunctie. Op het perceel ten noordoosten van nummer 11 kan één woning worden gebouwd. Op het andere perceel kunnen twee woningen worden gebouwd. De gemeente ziet geen stedenbouwkundige en planologische redenen om deze bouwmogelijkheden niet te continueren. Deze komen daarom terug in het nieuwe bestemmingsplan. Milieutechnisch geldt er wel een beperkende randvoorwaarde voor wat betreft de geluidbelasting (zie paragraaf 4.1.2).

Sportvelden

In aansluiting op de bestaande sportvelden van sportvereniging Donk kunnen in de komende planperiode nog twee sportvelden worden aangelegd. Bij het verlenen van de vrijstelling voor de aanleg van sportpark Donk was reeds rekening gehouden met de mogelijkheid om eventueel extra sportvelden aan te leggen. De gemeente wil kunnen voorzien in de behoefte aan sportvelden, mogelijk in verband met uitplaatsing van sportvelden elders in de gemeente. Het is slim om aan te sluiten bij bestaande sportvelden, zodat gezamenlijk gebruik kan worden gemaakt van gemeenschappelijke voorzieningen van het sportpark. Uitbreiding van een bestaand sportpark verdient de voorkeur boven het zoeken naar een nieuwe locatie. De twee extra sportvelden zijn op de beoogde locatie ruimtelijk goed inpasbaar.

5.3.2 Nieuw

Toevoegen 'logies voor arbeidsmigranten' aan recreatiepark Elzenhof

Op het recreatiepark Elzenhof verblijven Oost-Europese arbeidsmigranten. In het kader van dit bestemmingsplan is beschouwd of deze situatie positief kan worden bestemd. Momenteel is er onvoldoende vraag naar de recreatieverblijven en leegstand van het park zou kunnen leiden tot verloedering of andere vormen van ongewenst gebruik. Tegelijk is er in Nederland en ook de regio Midden-Holland een toenemende behoefte aan huisvesting voor arbeidsmigranten. Tegen het tijdelijk verblijf van de arbeidsmigranten in de vorm van logies zijn ook geen bezwaren vanuit milieuregelgeving. De vakantiehuisjes voldoen met betrekking tot (brand-)veiligheid. Al met al zijn er geen doorslaggevende redenen om het huidige logies van arbeidsmigranten op het recreatiepark te verbieden, zodat deze gebruiksmogelijkheid is toegevoegd aan de geldende bestemming 'Verblijfsrecreatie' voor het park.

Fietspad Sluiseiland

Zowel vanuit de provincie als de gemeente wordt ingezet op het stimuleren van het gebruik van de fiets. Om dit te realiseren worden onder andere fietsverbindingen verbeterd en aangelegd. In het kader van de verbetering van het fietspad tussen Gouda en Nieuwerkerk aan den IJssel (fietsverbinding F263) wordt ter hoogte van de Sluisdijk een nieuw fietspad aangelegd. Deze fietsverbinding gaat onder het viaduct van de N207 door (zie figuur 5.2). Hiermee kan deze weg ongelijkvloers worden gekruist en ontstaat een snelle en veilige verbinding voor fietsers. Het nieuwe fietspad kan gemakkelijk ingepast worden in de bestaande groenvoorzieningen langs de dijk. Wel wordt de ligging van de watergang iets aangepast en wordt het oppervlak aan water iets vergroot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02_0017.jpg"

Figuur 5.2: Nieuwe fietsverbinding van de Sluisdijk naar de Nieuwe Broekweg.

Hoofdstuk 6 Planopzet

6.1 Feitelijke Planopzet

Het bestemmingsplan is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. In een bestemmingsplan wordt door middel van bestemmingen en aanvullende aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden.

Het bestemmingsplan is een digitaal bestand in gml-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd. Technisch gezien is een bestemmingsplan zodoende een verzameling objecten (zoals bestemmingsvlakken), waaraan informatie (zoals ligging en naam) is gekoppeld. Om het plan te kunnen raadplegen zijn in feite drie onderdelen van belang:

  • een digitale en analoge verbeelding van de geometrisch bepaalde planopbjecten (plankaart);
  • de juridisch bindende regels van het bestemmingsplan (planregels);
  • een bijbehorende toelichting (plantoelichting).

Het bestemmingsplan kan geraadpleegd worden door middel van computersoftware; in ieder geval via de internetpagina www.ruimtelijkeplannen.nl. Met de software kunnen verschillende kaarten van het bestemmingsplan opgeroepen worden door het aan- of uitvinken van planobjecten. Door interactie met het kaartbeeld worden de regels van de betreffende bestemmingen weergegeven. Ook kan de toelichting worden opgeroepen.

Om de vergelijkbaarheid te bevorderen bestaat er een landelijke standaard voor de verbeelding en opbouw van bestemmingsplannen (SVBP2008). De toepassing van de SVBP2008 is verplicht. Hiermee wordt geborgd dat alle bestemmingsplannen overeenkomen voor wat betreft kleurgebruik, naamgeving, opbouw gebruik van arceringen en dergelijke.

6.2 Juridische Planopzet

Het bestemmingsplan kent een aantal algemene regels die op het gehele plangebied van toepassing zijn en een aantal specifieke regels voor de afzonderlijke bestemmingen. De planregels zijn daarom verdeeld in vier hoofdstukken, te weten de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels. Deze paragraaf geeft een artikelsgewijze toelichting op de planregels.

Bij het bepalen van de bestemmingsomschrijvingen en de formulering van de bouw- en gebruiksregels is uitgegaan van de standaardregeling van de gemeente Gouda. Door hiervan gebruik te maken, wordt een grotere mate van uniformiteit van bestemmingsplannen binnen de gemeente Gouda gewaarborgd. Dit vergroot de bruikbaarheid en toepassing van de bestemmingsplannen, zowel voor burgers en bedrijven als de bouwplantoetsers van de gemeente.

Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch' is toegekend aan de erven van de agrarische bedrijven in het plangebied. Dit betreft de delen van de percelen die bebouwd mogen worden en aan de rand van de polder gelegen zijn. Naast extensieve veeteelt zijn ook andere agrarisch aanverwante functies toegestaan. In de eerste plaats paardenhouderijen en -fokkerijen (waaronder pensionstalling), maar ook ondergeschikte agrarische nevenactiviteiten als bijvoorbeeld kamperen bij de boer, ijsverkoop voor passerende recreanten of de mogelijkheid tot paardrijden of bekijken van dieren. Ook het medegebruik als loonbedrijf voor andere agrarische bedrijven of voor het werk in de groenvoorziening behoort tot de mogelijkheden. Deze vorm van 'verbrede' landbouw vergroot de levensvatbaarheid van de agrarische bedrijven, die belangrijk zijn voor het behoud van het karakter van de Oostpolder.

Per bestemmingsvlak is één agrarisch bedrijf toegestaan. Bedrijfswoningen zijn slechts toegestaan op de daarvoor nader aangeduide gronden en wel één per aanduidingsvlak. Per bestemmingsvlak mag de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedragen dan 40% van de oppervlakte van het bouwvlak. De locatie van de agrarische bebouwing is niet nader bepaald. Er is wel een maximum opgenomen voor de omvang van bedrijfswoningen. De goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 9 meter. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter, met uitzondering van erfafscheidingen.

Agrarisch met waarden

Deze bestemming is toegekend aan de agrarische percelen waar geen gebouwen zijn toegestaan. Dit betreft de open weilanden in het plangebied, waar vanwege de landschappelijke waarde de agrarische functie in stand blijft. Naast de agrarische functie zijn de gronden mede bestemd voor extensieve dagrecreatie. Een wandelpad door het boerenweiland behoort hiermee tot de mogelijkheden.

De gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' moeten vanwege de landschappelijke waarden zo veel mogelijk vrij blijven van bebouwing. Voor enige flexibiliteit is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om aan de randen van de polder rijvoorzieningen voor paarden te kunnen realiseren. Van deze mogelijkheid kan gebruik worden gemaakt als de paardenbak niet op de erven aan de rand van de polder gerealiseerd kan worden. De behoefte aan paardenbakken wordt hiermee zo veel mogelijk naar de randen van de Oostpolder gestuurd. Het open landschap in het hart van de polder kan zo worden behouden.

Indien in de toekomst de agrarische functie door gewijzigde economische omstandigheden niet langer uitvoerbaar is, dan is het wenselijk dat deze gebieden voor extensieve dagrecreatie in gebruik genomen kunnen worden. Op die manier kan de gemeente zo goed mogelijk waarborgen dat de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in stand worden gehouden. Daarom zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen in 'Recreatie - Dagrecreatie'. De gronden kunnen dan in aansluiting op het polderpark op een zelfde wijze in gebruik genomen worden voor extensieve dagrecreatie.

Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan de bedrijfspercelen van het bedrijventerrein Gouwestroom, de werkplaats van de provincie Zuid-Holland. Hier zijn diverse bedrijfsactiviteiten (productie, bewerking, distributie en opslag van goederen) toegestaan. De toegelaten bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in een Staat van Bedrijfsactiviteiten. In principe zijn bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' langs de Nieuwe Broekweg zijn ook bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.1 toegestaan. Het garagebedrijf aan de Broekweg is specifiek bestemd. Voor het perceel Voltaweg 28 is opgenomen dat slechts bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 zijn toegestaan. Naast de bedrijfsfuncties zijn ook de andere op het bedrijventerrein voorkomende functies (bouwmarkt en seksinrichting) toegelaten op de daaraan toegekende locatie.

De gebouwen moeten binnen de aangeven bouwvlakken worden gebouwd. Hiermee wordt het onbebouwde voorerf op het bedrijventerrein Gouwestroom gehandhaafd, alsmede de doorzichten richting de Zuidplaspolder. De bedrijfspercelen op Gouwestroom mogen voor 70% bebouwd worden. De gebouwen mogen niet hoger worden dan 14 meter. Voor het autobedrijf aan de Voltaweg, de werkplaats van de provincie Zuid-Holland en het garagebedrijf zijn specifieke bouwregels opgenomen, toegespitst op de bestaande situatie.

Bedrijf - Laad- en losplaats

Deze bestemming is toegekend aan de laad- en losplaats aan de Voorhaven. Het terrein mag voor 10% worden bebouwd met gebouwen, die niet hoger mogen zijn dan 5 meter. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals de silo's en overslagconstructies hebben een maximale bouwhoogte van 15 meter.

Groen

De bestemming 'Groen' wordt toegekend aan diverse bermstroken naast wegen, waterlopen en de spoorlijn. Dit geldt ook voor bepaalde stukken die in het huidige bestemmingsplan nog een agrarische bestemming hebben, maar door de ligging en geringe omvang niet als zodanig gebruikt (kunnen) worden. Ook het gemaalgebouw en de bijbehorende gronden hebben deze bestemming, met de nadere aanduiding 'gemaal'. De gronden met de bestemming 'Groen' hebben voornamelijk een groene inrichting. Tevens zijn paden, waterlopen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen toegelaten. Voor het terrein van het gemaal zijn specifieke bouwregels opgenomen. Het hoofdgebouw, inclusief de bedrijfswoning, dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd. De maximale goothoogte is 4 meter en de maximale bouwhoogte 9 meter. Op de andere gronden met de bestemming 'Groen' mogen geen gebouwen worden gebouwd. Andere bouwwerken mogen niet hoger zijn dan 5 meter.

Natuur

Deze bestemming wordt toegekend aan het bosperceel langs de Ringvaart. Het bestaande zomerhuis is toegelaten.

Recreatie - Dagrecreatie

De delen van de Oostpolder die in het kader van het Waterrijk Polderpark Oostpolder een recreatieve functie krijgen, wordt de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' toegekend. De inrichting van dit gebied bestaat uit natuurlijk beheerde graslanden, al dan niet met een nat karakter. Het bestaande slotenpatroon blijft behouden, maar de oevers krijgen een natuurvriendelijker inrichting. Het gebied met de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' is openbaar toegankelijk. In het gebied zijn fiets- en wandelpaden toegestaan.

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter. Het gaat bijvoorbeeld om informatieborden, trimtoestellen bij het trimrondje en kunstobjecten bij de gerestaureerde sluis.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

Deze bestemming wordt toegekend aan het terrein van Résidence Elzenhof. De gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatie. Het bieden van logies aan arbeidsmigranten wordt ook toegestaan. Bijzondere voorwaarde is dat minimaal 10 m² verblijfsruimte beschikbaar moet zijn. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de bestaande vakantiewoningen. Gebouwen dienen binnen de opgenomen bouwvlakken te worden gebouwd. De rest van het terrein blijft vrij van gebouwen. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter.

Recreatie - Volkstuin

De gronden langs de Ringvaart ten zuiden van de Kanaaldijk hebben de bestemming 'Recreatie - Volkstuin'. Er zijn beperkte bouwmogelijkheden toegestaan, ten behoeve van de opslag van materiaal of kasjes.

Sport - Golfbaan

De bestemming 'Sport - Golfbaan' is toegekend aan het golfbaancomplex IJsselweide. De hoofdbebouwing moet binnen het opgenomen bouwvlak worden gebouwd. Daarnaast mag het gezamenlijk oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan 650 m². De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter.

Sport - Motorcrossterrein

Deze bestemming is toegekend aan het motorcrossterrein aan de Stoofkade. Bebouwing is slechts toegestaan binnen het bouwvlak, nabij de toegang van het terrein. De gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan 300 m². De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.

Sport - Sportveld

De bestemming 'Sport - Sportveld' is toegekend aan de gronden van SV Donk. Hier zijn sportvelden en bijbehorende voorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken. De hoofdbebouwing heeft een maximale bouwhoogte van 6 meter, voor de tribune langs het sportveld geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een extra tribune of andere bijgebouwen buiten het bouwvlak. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten, ballenvangers en andere palen mag niet meer bedragen dan 20 meter.

Tuin

Het deel van het woonperceel voor de voorgevel richting de openbare ruimte dient vrij te blijven van bebouwing. Deze gronden hebben daarom de bestemming 'Tuin'. In gevallen waar geen of nauwelijks ruimte vrij blijft voor bijgebouwen heeft een ander gedeelte van het woonperceel deze bestemming. Onder voorwaarden is het wel mogelijk om een erker aan de voorgevel te bouwen.

Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is van toepassing op de wegen in het plangebied. De gronden zijn bestemd voor wegen, pleinen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen et cetera. Voor lichtmasten wordt een maximale bouwhoogte van 10 meter gehanteerd. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 5 meter.

Verkeer - Railverkeer

De bestemming 'Verkeer - Railverkeer' is toegekend aan de spoorlijnen met bijbehorende bermstroken. Gebouwen zijn niet toegestaan. De hoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 15 meter.

Water

Deze bestemming is toegekend aan de verbindende watergangen (het Gouwekanaal, de Ringvaart van de Zuidplaspolder de Hollandsche IJssel en de Alpher Wetering). De bestemming is ook toegekend aan enkele andere watergangen in het gebied die een ruimtelijke scheiding aanbrengen. Ten slotte hebben ook de sloten in de ontginningsrichting van het veenweidelandschap de bestemming 'Water'. In verband met de hoge waarde die wordt toegekend aan de strokenverkaveling en de brede sloten is het van belang dat deze gronden uit oppervlaktewater bestaan. Alle gronden met deze bestemming zijn bestemd voor open water, inclusief het gebruik voor scheepvaartverkeer. Waterhuishoudkundige voorzieningen als stuwen en kleine bruggen voor aangrenzende bestemmingen zijn ook toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een grotere brug toegestaan.

Wonen

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan alle woningen in het plangebied, inclusief de bijbehorende achter- en zijtuinen. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. In principe hebben de bouwvlakken een gelijke omvang van 12 bij 15 meter. Indien de grootte van het perceel dit niet toelaat, is de omvang van het bouwvlak afgestemd op de grootte van het perceel en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Ook de afmetingen van de bestaande bebouwing kan aanleiding hebben gegeven om te kiezen voor een afwijkende omvang van een bouwvlak. De goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter.

Buiten het bouwvlak zijn er ruime mogelijkheden voor het bouwen van bijgebouwen en aanbouwen. Het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 100 m², mits ten minste de helft van het perceel buiten het bouwvlak onbebouwd blijft. Voor twee grote percelen waar wegens een voormalige agrarische bestemming relatief veel bijgebouwen aanwezig zijn, geldt een maximum van 275 m². De bouwhoogte van bijgebouwen is beperkt tot 3,5 meter.

Wonen - Uit te werken

In verband met de akoestische situatie kunnen op de percelen aan de Tweede Moordrechtse Tiendeweg ten noordoosten van nummer 13 en ten noordoosten van nummer 11 niet direct woningen worden gebouwd. Voor deze gronden wordt daarom een uit te werken bestemming opgenomen. Er kan pas worden gebouwd, nadat een uitwerkingsplan in werking is getreden. De bestemming 'Wonen - Uit tewerken' is globaler dan de andere bestemmingen uit dit plan. Het uitwerkingsplan geeft te zijner tijd de details.

Leiding - Water

Ter bescherming van de hoofdwatertransportleidingen is de dubbelbestemming 'Leiding - Water' opgenomen. Werken en werkzaamheden mogen hier pas uitgevoerd worden, nadat het drinkwaterbedrijf advies heeft uitgebracht en de belangen van de drinkwaterleiding voldoende zijn veiliggesteld.

Waarde - Archeologie

De vlakken met een hoge archeologische verwachtingswaarde op grond van de archeologische beleidskaart hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gekregen. Voor deze gronden geldt dat slechts mag worden gebouwd, als een 'omgevingsvergunning activiteit archeologie' is verkregen op grond van de Verordening inzake monumenten en archeologie.

Waarde - Cultuurhistorie

De percelen van de gemeentelijke monumenten hebben tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Op deze gronden mag slechts worden gebouwd, als een Verordening inzake monumenten en archeologie is verleend (indien noodzakelijk).

Waarde - Rivierzone

Deze bestemming is toegekend aan een zone langs de Hollandsche IJssel, ten westen van de laad- en losplaats. Ter behoud en ontwikkeling van de aan de rivier gebonden landschappelijke waarden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, slechts onder voorwaarden worden gebouwd.

Waterstaat - Vaarweg

De Hollandsche IJssel en de buitendijkse gronden hebben tevens de bestemming 'Waterstaat -Vaarweg'. De bouw van bouwwerken in de rivier of op de buitendijkse oevers is aan voorwaarden gebonden. De beheerder van de vaarweg moet om advies worden gevraagd of het doelmatig functioneren als vaarweg en als watervoerend gebied niet in gevaar komt.

Waterstaat - Waterkering

De bestemming is toegekend aan de beschermingszones van de waterkeringen in het plangebied. Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen is slechts toegestaan, als de waterstaatsbelangen dit toelaten.

Anti-dubbeltelregel

Deze standaardregels voorkomt dat dezelfde gronden onbedoeld twee maal worden betrokken bij het bepalen van de bouwmogelijkheden.

Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels worden bouwregels genoemd die in het gehele plangebied van toepassing zijn. Het gaat om antennes, dakopbouwen en regels ten aanzien van onderkeldering.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel worden enkele vormen van grondgebruik genoemd die specifiek zijn uitgesloten. Hiertegen kan dan ook handhavend worden opgetreden.

Algemene aanduidingsregels

Dit artikel verwijst naar de geluidzone rond industrieterrein Kromme Gouwe en het industrieterrein Middelblok.

Algemene afwijkingsregels

Ter vergroting van de flexibiliteit wordt in dit artikel een aantal situaties genoemd, waarvoor burgemeester en wethouders bevoegd zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels in het bestemmingsplan. Het gaat om kleine overschrijdingen van goot- en bouwhoogten en bouwgrenzen.

Algemene wijzigingsregels

Dit artikel geeft algemene regels over kleine wijzigingen in bestemmingsgrenzen.

Overgangsrecht

Dit betreft een aantal standaardbepalingen over strijdige situaties na inwerkingtreding van het plan.

Slotregel

Dit artikel bepaalt de naam van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voor het overgrote deel ziet dit bestemmingsplan toe op bestaande functies en bebouwing in het plangebied. Voor die onderdelen die nog gerealiseerd gaan worden, geldt voor het grootste deel dat dit mogelijk is gemaakt met eerdere besluiten. Het polderpark kan worden aangelegd op grond van het projectbesluit 'Waterrijk Polderpark Oostpolder'. De extra sportvelden kunnen worden aangelegd op grond van de vrijstelling ex artikel 19 WRO voor de vestiging van sv Donk in de Oostpolder. De woning Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 12 kan worden gebouwd op grond van de verleende vrijstelling (ook art. 19 WRO) voor woningbouw aan de Tweede Moordrechtse Tiendeweg.

Het gebruik van het perceel Broekweg 5 (Johannahoeve) voor wonen zonder agrarische bedrijfsvoering is met een buitenplanse afwijkingsmogelijkheid toegestaan. De gronden zijn in eigendom van de gemeente. De verkoop van de gronden dekken de noodzakelijke kosten.

De bouwmogelijkheid naast Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 11 en naast nummer 13 wordt in dit bestemmingsplan gecontinueerd. Voor zowel deze kavels als de kavel Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 12 geldt dat zonder bijzondere bijkomende kosten een nieuwe woning kan worden gebouwd. De verkoop van de woningen kan de noodzakelijke kosten dekken.

Er is geen reden om aan te nemen dat de woningen niet verkocht worden. Er is geen dusdanig lage behoefte aan woningen dat het uitgesloten is dat de woningen in de komende planperiode van tien jaar niet worden gebouwd. Al met al zijn deze bestemmingen dan ook economisch uitvoerbaar.

Het fietspad langs de Sluisdijk komt voor rekening van de provincie Zuid-Holland. Gedeputeerde Staten hebben hiervoor budget beschikbaar gesteld. De aanleg van het fietspad heeft geen financiële consequenties voor de gemeente Gouda.

Exploitatieplanplicht

In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat voor bestemmingsplannen waarin een bouwplan is opgenomen, de gemeenteraad in beginsel gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt. Hiermee kunnen de kosten van de grondexploitatie worden verhaald. De verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan geldt niet voor bouwmogelijkheden die reeds opgenomen waren in een voorheen geldend bestemmingsplan. Dit is bepaald in artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening. Bij dit bestemmingsplan is dit van toepassing op de bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen op de percelen Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 10 en naast nummer 11 en 13.

Wat precies onder een bouwplan moet worden verstaan, staat genoemd in artikel 6.2.1 Bro. Het gaat om:

  • de bouw van één of meer woningen;
  • de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² brutovloeroppervlakte of met één of meer woningen;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² brutovloeroppervlakte bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² brutovloeroppervlakte.

De aanleg van het fietspad bij de Sluisdijk betreft geen bouwplan in de zin van de grondexploitatiewet.

Het tweede lid van artikel 6.12 Wro bepaalt dat de gemeenteraad ook kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is. De gemeente is eigenaar van het perceel Broekweg 5. Dat betekent dat de kosten kunnen worden gedekt door de uitgifteprijs van de grond. Het verhaal van de kosten is voor de ontwikkeling Broekweg 5 daarom anderszins verzekerd.

Op grond van het bovenstaande besluit de gemeente dan ook geen exploitaitieplan vast te stellen.

Planschade

In dit bestemmingsplan zijn de economische gebruiksmogelijkheden van een aantal gronden beperkter in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan. Het kan niet uitgesloten worden dat iemand in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt. Mogelijk verzoekt iemand om een tegemoetkoming in deze schade (afdeling 6.1 Wet ruimtelijke ordening). De planschade die voortvloeit uit dit plan komt voor risico en rekening van de gemeente.

7.2 Handhaving

De doelstellingen van het ruimtelijk beleid zoals verwoord in het bestemmingsplan kunnen slechts worden verwezenlijkt, indien de regels van het bestemmingplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar regels na te leven er vervolgens voor zorg te dragen dat anderen deze regels naleven. Hiertoe zullen regelmatig controles uitgevoerd moeten worden.

Bij de ontwikkeling van nieuwe bestemmingsplannen wordt tegenwoordig speciaal aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de regels. Zo ook bij dit bestemmingsplan. Bepalingen waarvan op voorhand bekend is dat de controle op de naleving een probleem vormt, zijn vermeden. Tevens zijn vage formuleringen geweerd ter voorkoming van verschillende interpretaties. Duidelijke en inzichtelijke formulieren geven zowel de ambtenaren belast met handhaving als de burgers houvast. Wanneer het gebruik van een multi-interpretabel begrip niet kan worden voorkomen, is in de begripsomschrijving duidelijk gemaakt welke interpretatie of definitie in dit bestemmingsplan gehanteerd wordt.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 2 februari tot en met 14 maart 2012. Tijdens deze termijn is een zestal zienswijzen (zowel schriftelijk als mondeling) binnengekomen. De zienswijzen worden in een aparte nota behandeld en hebben geleid tot enkele aanpassingen in het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Bodeminformatiekaart

Bijlage 1 Bodeminformatiekaart

Bijlage 2 Geluidcontouren Wegverkeer

Bijlage 2 Geluidcontouren wegverkeer

Bijlage 3 Geluidcontouren Railverkeer

Bijlage 3 Geluidcontouren railverkeer

Bijlage 4 Kaart Waterrijk Polderpark Oostpolder

Bijlage 4 Kaart Waterrijk Polderpark Oostpolder