KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - 1
Artikel 5 Bedrijf - 2
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Recreatie - Volkstuin
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen - 1
Artikel 13 Wonen - 2
Artikel 14 Leiding - Hoogspanning
Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 16 Leiding - Riool
Artikel 17 Leiding - Water
Artikel 18 Waarde - Archeologie
Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 20 Waarde - Natuur
Artikel 21 Waarde - Rivierzone
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur
2.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees En Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Milieu
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Water
4.4 Flora En Fauna
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Doelstelling Van Het Plan
5.3 Beheer
5.4 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Planopzet
6.1 Feitelijke Planopzet
6.2 Juridische Planopzet
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Handhaving
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Overzicht Onderzoeksrapporten
Bijlage 2 Lijst Met Wijzigingen

Stolwijkersluis

Bestemmingsplan - Gouda

Onherroepelijk op 29-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 plan:

het bestemmingsplanStolwijkersluis van de gemeente Gouda.

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het h oofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 afvalinzamelsysteem:

bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke.

1.7 ambulancepost:

bouwwerk met een voertuigstalling voor ambulances en bijbehorende voorzieningen, zoals kantoorruimtes, een kantine, sanitaire voorzieningen, kleedkamers, opslagruimtes voor onderander zuurstofflessen en medicijnen en een technische ruimte.

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.11 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.12 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen de bestaande woning en/of bijgebouwen.

1.13 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.14 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning:

het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.15 bestaand (in relatie tot bebouwing):

bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.

1.16 bestaand (in relatie tot gebruik):

gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak:

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw:

een zelfstandig gebouw behorende bij en ruimtelijk ondergeschikt aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, met een aan dat hoofdgebouw ondergeschikte functie.

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag, laag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen:

  1. a. een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
  2. b. een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
  3. c. een zolder, waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,5 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.27 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.28 dakkapel

een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak.

1.29 dakopbouw:

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok en/of de dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.

1.30 dakvlak:

een hellend vlak in een dak.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.33 extensief recreatief medegebruik:

niet bedrijfsmatig recreatief gebruik dat in de openlucht plaatsvindt en geschiedt tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, zoals het gebruik als informeel zwemwater, picknicken en wandelen.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 geluidsgevoelig object

een woning, alsmede een gebouw als zodanig bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.36 geluidszoneringsplichtinge inrichting

inrichtingen genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categoriën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.38 horecabedrijf:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

In dit plan worden de volgende categorieën van horecabedrijven onderscheiden:

horeca, categorie I:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca). In het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt; hieronder worden in ieder geval begrepen lunchrooms, konditoreien, koffie- en theehuizen en ijssalons.

horeca, categorie II:

  1. a. een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (maaltijdverstrekkers). De nadruk ligt op de dag- en (vroege) avondfunctie (keuken open van ca. 17:00 tot 22:00 uur). Hieronder worden in ieder geval begrepen: restaurants, bistro's en crêperies.
  2. b. een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide (kleine) etenswaren (spijsverstrekkers). Hieronder worden in ieder geval begrepen: snackbars, cafetaria's, fastfoodketens, grillrooms, automatieken en snelbuffetten.

horeca, categorie III:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse (drankverstrekkers). De nadruk ligt vooral op de avond en nacht. Hieronder worden in ieder geval begrepen: cafés, bars en brasseriën.

horeca, categorie IV:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Hieronder worden in ieder geval begrepen: discotheken, bardancings, zaalverhuurlocaties en partycentra.

horeca, categorie V:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf al dan niet gecombineerd met een café en/of restaurant. Hieronder worden in ieder geval begrepen: hotels, pensions en overige logiesverstrekkers.

1.39 kantoor:

een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.

1.40 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.41 maatschappelijke voorzieningen:

overheids-, medische, educatieve, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening, kinderdagverblijven, kinderopvang en zorg.

1.42 milieucategorie:

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.43 natuurwetenschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.44 onderkomen:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.45 ontspanning en vermaak:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning. Hieronder worden in ieder geval begrepen podiumkunsten, bioscopen, musea, toeristische attracties, muziek- en dansscholen, oefenruimten, creativiteitscentra, casino's en feestzalenverhuur.

1.46 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil.

1.47 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 recreatie:

het uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfs- en dagrecreatie en/of

jacht- c.q. passantenhaven.

1.50 seksautomatenhal:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.51 seksbioscoop/-theather:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

1.52 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  1. a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  2. b. een seksbioscoop of sekstheater;
  3. c. een seksautomatenhal;
  4. d. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar. Onder een seksinrichting wordt niet verstaan een escortbedrijf of een sekswinkel.

1.53 sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen hoofdzakelijk (minimaal 70% van de vloeroppervlakte) goederen van erotisch-pornografische aard worden verkocht of verhuurd.

1.54 straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:

  1. a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  2. b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  3. c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  4. d. afvalinzamelsystemen.

1.55 studentenhuisvestiging:

een, al dan niet onafhankelijke, woonruimte ten behoeve van de huisvestiging van studenten.

1.56 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel waarin de voordeur is gesitueerd.

1.57 voorgevelrooilijn:

de aan de zijde van de bestemming 'Verkeer' gelegen bouwgrens, met dien verstande dat op hoeksituaties sprake kan zijn van twee of drie voorgevelrooilijnen.

1.58 Wet geluidhinder:

wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, laatstelijk gewijzigd op 5 juli 2006 (Stb. 2006, 37).

1.59 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.60 woonschip:

schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens:

vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.

2.2 brutovloeroppervlakte:

de oppervlakte gemeten op vloerniveau, langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.3 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, vlaggenmasten, bewassingsinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de grondoppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk:

buitenwerks en boven peil.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de verkoopvloeroppervlakte:

binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.

2.11 de hoogte van een woonschip:

wordt gemeten in meters vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp of opbouw, masten, schoorsteen en dergelijke niet meegerekend, afgerond op 5 cm.

2.12 de diepgang van een woonschip:

wordt verticaal gemeten tussen het diepst stekend scheepsdeel van het woonschip en de waterspiegel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. weidebouw en veeteelt, met uitzondering van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en kassen;
  2. b. extensief recreatief medegebruik;
  3. c. groenvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  4. d. water;
  5. e. bruggen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': een fietstunnel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal': uitsluitend een paardenstal.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen tot 1,5 m.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2 voor het realiseren van een pensionstalling met bijbehorende voorzieningen, waaronder een paardenbak en lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pensionstalling', met dien verstande dat:

  1. a. sprake dient te zijn van een landschappelijke inpassing van de pensionstalling;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 6 m bedraagt;
  3. c. wordt voldaan aan de milieuregelgeving;
  4. d. geen onevenredige verkeer- en parkeeroverlast ontstaat;

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming ter plaats van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" te wijzigen ten behoeve van de realisatie van een volkstuinencomplex, met dien verstande dat:

  1. a. de te realiseren bebouwing aansluit bij de bebouwing binnen de bestemming 'Recreatie -Volkstuin';
  2. b. overeenstemming is bereikt over het kostenverhaal;
  3. c. instemming is verkregen van de wegbeheerder van de Gouderakse Tiendweg;
  4. d. bij realisatie voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn;
  5. e. er geen overnachting zal plaatsvinden.

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' uitsluitend een hulpdepot ten behoeve van opslag, ;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' een tankstation zonder LPG, met sbi-code 473 uit milieucategorie 2 ;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' een rioolwaterzuiveringsinstallatie, met sbi-code 3700 uit milieucategorie 4.1 ;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambulancepost' een ambulancepost ;
  5. e. bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 voor zover deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten:
  6. f. aan de functies onder a tot en met e gebonden kantoren;
  7. g. aan de functies onder a tot en met e gebonden parkeervoorzieningen;
  8. h. erven, groenvoorzieningen en water;
  9. i. nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. j. de volgende bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten:
    1. 1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
    2. 2. prostitutie/seksinrichtingen;
    3. 3. risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
    4. 4. detailhandel;
    5. 5. horecabedrijven;
    6. 6. zelfstandige kantoren;

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  2. b. de maximale oppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoering 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de maatvoering 'maximale goothoogte (m)'is aangegeven;
  4. d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de maatvoering 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  5. e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
  6. f. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
  7. g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen af te wijken van het bepaalde in lid 4.2 onder e ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 3 m.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid:

  1. a. 4.1 onder a ten behoeve van het toestaan van bedrijfsactiviteiten met milieucategorie 3.1;
  2. b. 4.1 onder a ten behoeve van het toestaan van bedrijfsactiviteiten die niet genoemd zijn in milieucategorie 1 of 2;

indien de betreffende bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de toegelaten milieucategorieën.

Artikel 5 Bedrijf - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. een nutsbedrijf ten behoeve van de levering van electriciteit, met sbi-code 35 uit milieucategorie 4.2 voor zover deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf';
  2. b. aan de functies onder a gebonden kantoren;
  3. c. aan de functies onder a gebonden parkeervoorzieningen;
  4. d. erven, groenvoorzieningen en water;
  5. e. nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. f. de volgende bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten:
    1. 1. risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
    2. 2. zelfstandige kantoren.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  2. b. de maximale oppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoering 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  3. c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven middels de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  4. d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
  5. e. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
  6. f. de bouwhoogte van masten ten behoeve van de electriciteitsvoorziening niet meer mag bedragen dan 20 m;
  7. g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen en water;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'pad': een voetpad;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. paden/wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. straatmeubilair;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. kunstwerken, waaronder bruggen, dammen en duikers.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de hoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 10 m;
  2. b. de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': een woning;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'sluis': een sluis met bijbehorende voorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een toegangsweg voor wandelaars en fietsers;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen en water;
  6. f. duikers;
  7. g. parkeervoorzieningen;
  8. h. voet- en fietspaden;
  9. i. paden/wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;
  10. j. straatmeubilair;
  11. k. nutsvoorzieningen;
  12. l. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of waterkering.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitende bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. bebouwing uitsluitend mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat ter plaatste van de aanduiding 'bijgebouwen' bijgebouwen zijn toegestaan waarvan de gezamenlijke grondoppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m2;
  2. b. de goothoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij ter plaatse van de maatvoering 'maximale goothoogte (m)' anders is aangegeven;
  3. c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij ter plaatse van de maatvoering 'maximale bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  4. d. de maximale oppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoering 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  5. e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
  6. f. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
  7. g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 8 Recreatie - Volkstuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een volkstuinencomplex met ten hoogste één clubhuis;
  2. b. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen;
  3. c. erven, groenvoorzieningen en water.

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. de maximale oppervlakte aan bebouwing niet meer mag bedragen dan 10% van het bestemmingsvlak, waarbij de oppervlakte van:
    1. 1. een tuinhuis niet meer mag bedragen dan 16 m²;
    2. 2. een clubhuis niet meer mag bedragen dan 120 m²;
    3. 3. overige bouwwerken, zoals kassen, niet meer mag bedragen dan 7,5 m²;
  2. b. de onderlinge afstand van gebouwen niet minder mag bedragen dan 6 m;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4 m;
  4. d. de bouwhoogte van een tuinhuis niet meer mag bedragen dan 2,8 m;
  5. e. de bouwhoogte van kassen niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  6. f. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
  7. g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6 m.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. paden/wegen ten behoeve van het bestemmingsverkeer.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. pleinen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen en water;
  7. g. straatmeubilair;
  8. h. kunstwerken, waaronder bruggen, dammen en duikers;
  9. i. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. de hoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 10 m;
  2. b. de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. recreatief medegebruik;
  3. c. duikers;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of waterkering;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'sluis': een sluis met bijbehorende voorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'brug': een brug;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'steiger': een steiger of vlonder;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een toegangsweg voor wandelaars en fietsers;
  10. j. woonschepenligplaats ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': met dien verstande dat de gronden uitsluitend zijn bestemd voor de ligplaatsen van woonschepen waarbij per ligplaats maximaal één woonschip is toegestaan.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Een woonschip dient te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 11.2.2.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning, na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder g., ten behoeve van het bouwen van bruggen, daar waar daaraan behoefte bestaat ter bewerkstelliging van een aanmerkelijke verbetering van de bereikbaarheid van delen van het plangebied.

Artikel 12 Wonen - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis': een aan de woning gebonden bedrijf, met dien verstande dat de bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die op het perceel woonachtig is;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'studentenhuisvesting': woningen in de vorm van studentenhuisvesting;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': de opslag van caravans;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': een bed & breakfast;
  7. g. tuinen en erven;
  8. h. aan de functie onder a tot en met f gebonden parkeervoorzieningen;
  9. i. groenvoorzieningen en water.

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken;
  2. b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
  3. c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 10 m, tenzij binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
  4. d. de maximale oppervlakte aan bebouwing 100% bedraagt, tenzij met de maatvoering 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven;
  5. e. bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning mogen worden gebouwd mits:
    1. 1. de gronden buiten het bouwvlak voor tenminste 50% onbebouwd blijven en;
    2. 2. de goothoogte van aanbouwen, bijgebouwen of uitbreidingen van de woning niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en;
    3. 3. de hoogte van aanbouwen, bijgebouwen of uitbreidingen woonruimte niet meer bedraagt dan 3,5 m en;
    4. 4. de diepte van aanbouwen, uitbreidingen van de woning en aangebouwde bijgebouwen niet meer bedraagt dan 3 m, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevelbouwgrens en;
    5. 5. het gezamenlijk grondoppervlak aan aanbouwen, bijgebouwen en uitbreidingen van de woning bij vrijstaande of halfvrijstaande woningen niet meer bedraagt dan 55 m2 en;
    6. 6. het gezamenlijk grondoppervlak aan aanbouwen, bijgebouwen en uitbreidingen van de woning bij aaneengesloten woningen niet meer bedraagt dan 30 m2;
    7. 7. voor zover de bestaande maatvoering van aanbouwen, bijgebouwen of uitbreidingen woonruimte afwijkt van het bepaalde in dit lid, mag deze bebouwing worden gehandhaafd waarbij de bestaande maatvoering als maximale maatvoering geldt;
  6. f. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m;
  7. g. de hoogte van een pergola niet meer mag bedragen dan 2,50 m;
  8. h. de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' is bebouwing uitgesloten.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen af te wijken van het bepaalde in lid:

  1. a. 12.2 onder e. voor bouwen van erfbebouwing tot een grondoppervlakte van 100 m2 mits de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy);
  2. b. 12.2 onder e. voor het bouwen van een kap op een bijgebouw waarbij de hoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan 6 m en de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy).

12.4 Specifieke gebruiksregels

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen af te wijken van het bepaalde in lid 12.4.1 onder b voor het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  3. c. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
  4. d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  5. e. de bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die op het perceel woonachtig is;
  6. f. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel plaatsvindt;
  7. g. er geen vergunningsplicht is voor de activiteit milieu.

Artikel 13 Wonen - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang': een kinderdagverblijf;
  3. c. tuinen en erven;
  4. d. aan de functie onder a. en b. gebonden parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen en water.

13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. binnen het bestemmingsvlak één vrijstaande woning is toegestaan, tenzij ter plaatse van de maatvoering 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  2. b. in geval van herbouw van een woning mag de situering niet zodanig worden gewijzigd dat deze negatieve gevolgen heeft voor nabij gelegen agrarische bedrijven;
  3. c. de inhoud van een woning niet meer dan 700 m3 mag bedragen;
  4. d. voor zover de inhoud van de onder c. bedoelde woning ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan reeds meer bedroeg, geldt de bestaande inhoud als maximum;
  5. e. de goothoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij ter plaatse van de maatvoering 'maximale goothoogte (m)' anders is aangegeven;
  6. f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij ter plaatse van de maatvoering 'maximale bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  7. g. de afstand van bebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m bedraagt;
  8. h. de maximale oppervlakte van een kinderdagverblijf niet meer mag bedragen dan 75 m2;
  9. i. bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning mogen worden gebouwd mits:
    1. 1. de gronden buiten het bouwvlak voor tenminste 50% onbebouwd blijven en;
    2. 2. de goothoogte van aanbouwen, bijgebouwen of uitbreidingen van de woning niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en;
    3. 3. de hoogte van aanbouwen, bijgebouwen of uitbreidingen woonruimte niet meer bedraagt dan 3,5 m en;
    4. 4. de diepte van aanbouwen, uitbreidingen van de woning en aangebouwde bijgebouwen niet meer bedraagt dan 3 m, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevelbouwgrens en;
    5. 5. het gezamenlijk grondoppervlak aan aanbouwen, bijgebouwen en uitbreidingen van de woning bij vrijstaande of halfvrijstaande woningen niet meer bedraagt dan 55 m2 en;
    6. 6. het gezamenlijk grondoppervlak aan aanbouwen, bijgebouwen en uitbreidingen van de woning bij aaneengesloten woningen niet meer bedraagt dan 30 m2;
    7. 7. voor zover de bestaande maatvoering van aanbouwen, bijgebouwen of uitbreidingen woonruimte afwijkt van het bepaalde in dit lid, mag deze bebouwing worden gehandhaafd waarbij de bestaande maatvoering als maximale maatvoering geldt;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' kan worden afgeweken van de onder h opgenomen regels, met dien verstande dat de oppervlakte van de nieuw op te richten bijgebouwen maximaal 50% mag bedragen van de oppervlakte van de voormalige agrarische bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 200 m²;
  11. k. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m;
  12. l. de hoogte van een pergola niet meer mag bedragen dan 2,50 m;
  13. m. de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen af te wijken van het bepaalde in lid:

  1. a. 13.2 onder h. voor bouwen van erfbebouwing tot een grondoppervlakte van 100 m2 mits de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy);
  2. b. 13.2 onder h. voor het bouwen van een kap op een bijgebouw waarbij de hoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan 6 m en de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy).

13.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijgebouwen als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten is toegestaan, mits:
    1. 1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor beroepsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
    2. 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    3. 3. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
    4. 4. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
    5. 5. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
    6. 6. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten, geen detailhandel plaatsvindt.
  2. b. Het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijgebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten is niet toegestaan.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen af te wijken van het bepaalde in lid 13.4 onder b. voor het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  3. c. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
  4. d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  5. e. de bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die op het perceel woonachtig is;
  6. f. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel plaatsvindt;
  7. g. er geen vergunningsplicht is voor de activiteit milieu.

Artikel 14 Leiding - Hoogspanning

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 14.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 14.1, mits:

  1. a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
  2. b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  1. a. er zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming toegestaan met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 35 m.
  2. b. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken, ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn uitsluitend toelaatbaar, indien de belangen in verband met de betrokken leiding hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Riool

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 16.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 16.1, mits:

  1. a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
  2. b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Leiding - Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 17.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 17.1, mits:

  1. a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
  2. b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

Indien een omgevingsvergunning activiteit archeologie (archeologievergunning) conform de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen uitsluitend geschieden, nadat de omgevingsvergunning activiteit archeologie door het bevoegd gezag is verleend.

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

19.2 Bouwregels

Indien een omgevingsvergunning conform de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen op de in lid 19.1 bedoelde gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen uitsluitend geschieden nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning conform genoemde Verordening heeft verleend.

Artikel 20 Waarde - Natuur

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van kleinschalige natuur- en landschapselementen;
  3. c. wandel,-fiets en ruiterpaden;
  4. d. (voorzieningen ten behoeve van) waterhuishouding alsmede herstel, ontwikkeling en instandhouding van water en waterpartijen;
  5. e. extensieve dagrecreatie.

met bijbehorende voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Op de in lid 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. de hoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 5 m;
  2. b. de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 2 m.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 20.1, mits:

  1. a. de in artikel 20.1 genoemde belangen dit toelaten.

Artikel 21 Waarde - Rivierzone

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Rivierzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud en ontwikkeling van de aan de rivier gebonden landschappelijke waarden in de vorm van:
    1. 1. de identiteit van de rivier als samenhangend gebied met bijzondere kwaliteiten;
    2. 2. de landschappelijke herkenbaarheid van de zoetwatergetijderivier;
    3. 3. de visueel-ruimtelijke belevingswaarde (beeldkwaliteit) van de rivier vanaf het water en de dijken;
    4. 4. het realiseren van een met de zoetwatergetijderivier samenhangende inrichting van oevers;
  2. b. gebruik ten behoeve van de bescherming van de oevers.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels voor de bouw bouwwerken, waaronder damwanden, mits:

  1. a. de landschapswaarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het bevoegd gezag alvorens bij omgevingsvergunning af te wijken schriftelijk advies inwint bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de onbebouwde gronden binnen 3 m vanaf de bestemmingsgrens met de bestemming 'Water' te gebruiken voor opslag en stort van goederen.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

22.2 Bouwregels

Op de in lid 22.1 bedoelde gronden mogen:

  1. a. uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
  2. b. geen andere bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 22.2 onder b ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  1. a. de waterstaatsbelangen dit toelaten;
  2. b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 8 m overschrijden.

24.2 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings-, lift- en bewassingsinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings-, lift- en bewassingsinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

24.3 Onderkeldering

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

Een verboden gebruik is in ieder geval het gebruik:

  1. a. van onbebouwde gronden voor:
    1. 1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
    2. 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    3. 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met:

    1. 1. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
    2. 2. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
    3. 3. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
  1. b. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, detailhandel of horeca, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 Geluidzone - industrie

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Geluidzone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij:

  1. a. het aantal woningen niet toeneemt;
  2. b. een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachtneming van die hogere waarde.

26.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  1. a. een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van gebouwen, hoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanduidingen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  2. b. voor het bouwen van andere bouwwerken zoals vlaggenmasten, artistieke kunstwerken, antennes e.d. tot een hoogte van 15 m mits belangen van derden niet in onevenredige mate worden aangetast;
  3. c. voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 0,8 m, indien het betreft erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  4. d. voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het betreft hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame en kelderingangen, kelderkoekoeken en dergelijke.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

28.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. een afwijking ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 15 m bedraagt;
  2. b. nieuwbouw of herbouw van woningen of andere hoofdgebouwen waarbij het bouwvlak met maximaal 10 m mag worden verschoven mits de bestaande stedenbouwkundige hoofdstructuur niet wordt aangetast.

28.2 Wijziging bestemming 'Groen' en 'Verkeer - Verblijf'

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de bestemmingen Groen en Verkeer - Verblijf te wijzigen in de bestemmingen Wonen en Tuin, mits:

  1. c. de wijziging verband houdt met de verkoop van openbare gronden;
  2. d. de bestemmingen direct grenzen aan een bestaande bestemming 'Wonen' en 'Tuin';
  3. e. hierdoor de bouw van een nieuwe woning niet mogelijk wordt gemaakt.

28.3 Procedureregels bij wijzigingen

Voor zover toepassing wordt gegeven aan de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden van Burgemeester en wethouders, dienen de procedureregels in acht te worden genomen zoals opgenomen in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

29.2 Afwijken

Bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen in afwijking van lid 29.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 29.1 met maximaal 10%.

29.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 29.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

29.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

29.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 29.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

29.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 29.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

29.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 29.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplanStolwijkersluis'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Gouda moet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) alle bestemmingsplannen voor 1 juli 2013 actualiseren. Hiervoor is de gemeente het project actualiseren en digitaliseren van bestemmingsplannen gestart. Conform de hierbij horende planning dient de actualisatie van Stolwijkersluis plaats te vinden in de periode 2010 - 2012.

De bestemmingsplannen die momenteel gelden voor het plangebied Stolwijkersluis zijn meer dan 10 jaar oud, de meest recente stamt uit 1980. Wel is recent (11-11-2009) door provinciale staten het inpassingsplan Zuidwestelijke Randweg N207 vastgesteld, waarmee voor een deel van het gebied een actueel ruimtelijk kader van toepassing is. Het plangebied van dit inpassingsplan maakt geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan.

Verder is voor een deel van het plangebied een projectbesluit genomen, teneinde de fietsverbinding onder de Zuidwestelijke Randweg N207 (ZWR) mogelijk te maken. Dit projectbesluit is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd.

Tot slot maakt dit bestemmingsplan nog enkele omwikkelingen mogelijk, waaronder de realisatie van het Veenweidepark. Dit wordt een park met het behoud van het veenweidelandschap met daarin natuurontwikkeling en extensieve recreatieve mogelijkheden. In hoofdstuk 5 wordt een beschrijving gegeven van de diverse ontwikkelingen.

1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van Gouda op en rondom de Gouderaksedijk, Goudseweg, Zuider IJsseldijk en de N228. Het gebied is ingeklemd door de zuidelijke IJsseloever in het noorden, het Industrieterrein de Hollandsche IJssel in het westen en de gemeentegrens met de gemeente Ouderkerk in het zuiden en de gemeentegrens van de gemeente Vlist in het oosten. Enkele delen van het plangebied behoorden in het verleden tot andere gemeentes.

In onderstaande figuur is de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Het gebied van het inpassingsplan ZWR maakt evenwel geen onderdeel uit van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0001.jpg"

Figuur 1: Globale begrenzing van het plangebied (rood), minus de ZWR (blauw) (bron: Google Maps)

Totdat het onderhavige bestemmingsplan van kracht wordt, gelden binnen het plangebied de volgende bestemmingsplannen:

nr. naam bestemmingsplan naam gemeente vastgesteld
1 Uitbreidingsplan in onderdelen gemeente Gouderak 19 november 1951
2 Uitbreidingsplan inonderdelen gemeente Stolwijk 14 april 1954
3 Plan Stolwijkersluis gemeente Haastrecht 6 augustus 1958
4 IJsseldijk gemeente Gouderak 17 augustus 1962
5 Gouderaksedijk gemeente Gouda 30 november 1970
6 Zuider IJsseldijk gemeente Gouda 8 januari 1973
7 A.W.Z.I. Gouda gemeente Gouderak 17 april 1980
8 Middelblok gemeente Gouda 2 februari 1978
9 Landelijk gebied gemeente Gouderak 2 februari 1978
10 Landelijk gebied 1976 gemeente Haastrecht april 1976

1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken

Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan is opgebouwd conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) en de binnen de gemeente Gouda gehanteerde standaard. In hoofdstuk 1 wordt een beknopte inleiding gegeven op het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 is een gebiedsbeschrijving van het plangebied opgenomen. Hoofdstuk 3 schetst de voor het bestemmingsplan relevante beleidskader. In hoofdstuk 4 is van alle deelaspecten een beschrijving gegeven. Hoofdstuk 5 bestaat uit een uitgebreide beschrijving van het plan en de gemaakte keuzes. De juridische planopzet is in hoofdstuk 6 opgenomen. Het laatste hoofdstuk vormt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

In de navolgende paragrafen wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van het plangebied en de actuele ruimtelijke en functionele hoofdstructuur.

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Voor deze paragraaf is gebruik gemaakt van het onderzoek 'Archeologisch onderzoek bij de aanleg van riolering aan de Gouderaksedijk te Gouda'. (M. van Dasselaar, 2006). Bij dit onderzoek werd voor het eerst op Gouds grondgebied romeinse resten aangetroffen.

De vroegste bewoning in de Krimpenerwaard, waarbinnen het onderzoeksgebied gelegen is, heeft zeer waarschijnlijk slechts direct langs de grote rivieren en veenriviertjes plaatsgevonden. De Hollandsche IJssel is omstreeks het einde van de Romeinse tijd ontstaan, vermoedelijk door een doorbraak van de oevers van de voormalige Rijntak 'de Linschoten' bij Montfoort, waarna het water van de Rijn een weg zocht naar de Maasmond. Het enige fysieke bewijs dat in de Romeinse tijd gebruik werd gemaakt van het veengebied langs de benedenloop van de IJssel, werd gevonden in Capelle aan den IJssel. Hier werd in 1999 een dam met resten van drie duikers en bijbehorende palenschermen uit de Romeinse tijd opgegraven. Ten opzichte van de belangrijkste Romeinse structuur, de limes aan de Oude Rijn, bevindt Gouda bevindt zich zuidelijker, in een veengebied waarvan wordt aangenomen dat het nauwelijks bewoond werd.

Ook in de vroege Middeleeuwen was Midden Holland een vrijwel onbewoond gebied tussen de bewoningskernen in de Rijnmond, Maasmond en het Kromme Rijngebied (zie afbeelding 3b). Helemaal 'leeg' zal het gebied toch ook niet zijn geweest. In het jaar 944 wordt het gebied voor het eerst genoemd in een oorkonde, waarin koning Otto I de Utrechtse kapittels Dom en Oudmunster goederen schenkt in de pago Lacke et Isla, ofwel de 'gouw Lek en IJssel'. Zowel langs de bovenloop als de benedenloop van de IJssel zijn later nog goederen van deze twee kapittels aanwezig, zodat de gouw Lek en IJssel zich uitstrekte over de volle lengte van de rivieren de Lek en de IJssel.

Onder leiding van de bisschoppen van Utrecht en de graven van Holland werd het Hollands-Utrechtse veengebied, waarvan de Krimpenerwaard deel uitmaakt, van de 10e tot de 13e eeuw ontgonnen. Hierbij werd het veen ontwaterd door middel van sloten, die het water op de rivieren loosden. Om het ontwaterde gebied tegen water van buitenaf te beschermen werden zij- en achterkades opgeworpen. De standaardlengte van zo'n ontginning bedroeg meestal 1250 meter. De breedte van de percelen van de ontginninghoeven lag tussen de 95 en 115 meter. Vaak werd een maat van 30 roeden aangehouden, dat is 112 meter. De eerste bewoners van deze zogenaamde Cope-ontginningen woonden in houten boerderijen op de koppen van de kavels. In dit geval lag de bewoning dus vermoedelijk aan de Hollandsche IJssel. In een latere fase kwamen de boerderijen veelal op terpjes te liggen.

Vanaf de 16e eeuw verschijnen de eerste kaarten van het gebied waarop de bebouwing langs de Hollandsche IJssel staat getekend. Op de kaart van Van Deventer uit ca. 1562 is langs deze dijk een relatief regelmatig bebouwingslint te zien, met boerderijen die zowel binnen- als buitendijks liggen.

Een belangrijk element in de Gouderaksedijk is de Stolwijkersluis. De vroegst bekende sluis stamt uit 1370, toen de bewoners van Stolwijk toestemming kregen om op de Hollandsche IJssel af te wateren. De huidige sluis is in 1800 aangelegd in het kader van de geplande vervening, welke uiteindelijk geen doorgang vond.

Stolwijkersluis ontleent zijn naam aan deze sluis die zorgde dat de polder via de Goudse Vliet kon afwateren op de Hollandsche IJssel of andersom water kon inlaten. Dat gebeurde via de uitwateringsgeul De Wijk. Het is een bekend fenomeen dat juist dit soort plekken aanleiding geven voor het ontstaan van bewoning en handel. Deze uitwateringsluis is in 1924 definitief dichtgemaakt.

Stolwijkersluis heeft zich onder invloed van Gouda ontwikkeld tot een knooppunt, waar het verkeer samenkwam dat uit de Krimpenerwaard naar de stad wilde. Gouda was een belangrijke handelsstad, waar veel markten werden gehouden. Boeren uit de regio, ook uit de Krimpenerwaard, brachten hier hun handelswaar en gaven hun geld uit. Om op tijd op de markt te zijn, werd vaak al de dag ervoor gereisd en een overnachtingsplek in Stolwijkersluis gezocht. Dat lag vroeger buiten de poorten van de stad aan de overzijde van de Haastrechtse Brug. Tot 1883 was dit de enige uitgang van de waard over de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0002.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0003.jpg"

Figuur 2: De oude Haastrechtse brug. Al in 1471 was hier een oververbinding

Doordat Stolwijkersluis zo ging functioneren als een belangrijk verkeersknooppunt, ontstond er een concentratie van herbergen. Een groot deel van de historie van het gebied is bewaard gebleven en resulteert in diverse Rijks- en Gemeentelijke monumenten. In paragraaf 4.5 worden deze nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0004.jpg"

Figuur 3: Bondscafé Christensen

2.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur

2.2.1 Algemeen

Het plangebied is gelegen ten zuiden van de stad in een zeer karakteristiek gebied. Het plangebied kan worden opgesplitst in twee karakteristieke landschappen. Ten eerste worden Gouda en omgeving gekenmerkt door een duidelijke ontginningslandschap. Ook het plangebied valt binnen een ontginningslandschap. Dit is herkenbaar aan de oude bebouwing aan de dijken, met daarachter de lange (laag gelegen) linten waar het vee kan grazen. Op deze locatie wordt in de toekomst het Veenweidepark gerealiseerd.

Het tweede karakteristieke landschap is gelegen aan en om de Hollandsche IJssel. De woningen en bedrijven hier hebben een band met de rivier, wat resulteert in een duidelijke verschijningsvorm. Zo zijn de woningen op een hoog punt gesitueerd om wateroverlast te voorkomen en hebben deze veelal uitzicht over de Hollandsche IJssel. In sommige gevallen is tevens een steiger gebouwd aan het water.

2.2.2 Ontsluiting

Autoverkeer

Het plangebied heeft een belangrijke functie voor de ontsluiting van Gouda. Vanaf de rotonde kan naar het noorden de stad worden bereikt. Door de natuurlijke barrière van de IJssel vormt na vele jaren deze locatie nog altijd de overgang tussen stad en land. Vanaf de rotonde naar het zuiden kan richting Bergambacht en verder worden gereden. De overige aftakkingen gaan parallel aan de IJssel in zowel oostelijke als westelijke richting nabij gelegen kernen.

De Schoonhovenseweg en Provincialeweg West hebben een duidelijke stroomfunctie. De maximale snelheid op deze wegen is daarom 80 km/h. Parallel aan de wegen is een vrij liggend fietspad gelegen. Op onderstaande figuren is van beide wegen een foto opgenomen. De overige wegen in het plangebied kenmerken zich als een gebiedsontsluitingsweg of erftoegangsweg. Auto's en fietsers maken hier gebruik van dezelfde wegvlakken en de maximum snelheid is 50 km/h.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0005.jpg"

Figuur 4: Provincialeweg West (links) en Schoonhovenseweg (rechts), beide stroomwegen.

Openbaar vervoer

Op de Schoonhovenseweg is tegenover het tankstation een bushalte gelegen. Vanuit deze halte rijden vijf routes van en naar Gouda.

Buslijn Van Naar
106 Gouda Station NS Nieuwgein Stadscentrum
180 Gouda Station NS Utrecht Jaarbeursplein
193 Gouda Station NS Rotterdam Metro Capelsebrug
196 Gouda Station NS Rotterdam Metro Capelsebrug
197 Gouda Station NS Schoonhoven Thiendenland

Tabel 1: Busroutes via Schoonhovenseweg te Gouda

Langzaam verkeer

Met uitzondering van de Gouderaksedijk zijn bij alle doorgaande wegen maatregelen getroffen voor een veilig gebruik door het langzaam verkeer. Parallel aan de wegen is een fietspad aanwezig. Bij de Goudseweg en Zuider IJsseldijk wordt geen onderscheid gemaakt in weggebruikers, maar dit zijn wegen enkel voor bestemmingsverkeer.

2.2.3 Groen

Naast de aanwezige infrastructuur en bebouwing bestaat het plangebied voornamelijk uit groen. Deze groene gebieden betreffen groenstroken rondom de wegen, weilanden en een groot aantal volkstuinen. De weilanden worden gekenmerkt door het duidelijke ontginningslandschap dat in Gouda en omgeving nog resteert.

2.3 Functionele Structuur

2.3.1 Bedrijvigheid

In het kader van het bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd waarmee de huidige situatie in beeld is gebracht. Uit deze inventarisatie blijkt dat binnen het plangebied 8 bedrijfslocaties aanwezig zijn. In paragraaf 4.7 is uitgebreid beschreven welke bedrijven aanwezig zijn en wat de gevolgen voor het bestemmingsplan hiervan zijn. Tevens is er voor het bestemmingsplan invloed vanuit bedrijven (direct) buiten het plangebied.

2.3.2 Wonen

Het plangebied is gelegen aan enkele oude bebouwingslinten. Enkele woningen in het westelijk deel van het plangebied, met name aan de Gouderaksedijk, bestaan uit voormalige agrarische bedrijven. Enkele van deze woningen zijn aangewezen als Rijks- of gemeentelijke monument (zie paragraaf 3.3.2)

Het oostelijke deel van het plangebied aan de IJssel wordt gekenmerkt door moderne woningen, met uitzicht over de Hollandsche IJssel. In onderstaande figuur zijn enkele van deze woningen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0006.jpg"

Figuur : Woningen aan de zuider IJsseldijk, in het oostelijk deel van het plangebied

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid uiteengezet. Daarbij wordt chronologisch ingegaan op de belangrijkste beleidsnota's op achtereenvolgens Europees en Rijksbeleid, provinciaal beleid en beleid van de gemeenten Gouda.

3.1 Europees En Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte (2006)

In de Nota Ruimte staan de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Het gaat daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Het is een strategische Planologische kernbeslissing op hoofdlijnen, waarbij de Ruimtelijke Hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol speelt. De Nota Ruimte geldt nu als structuurvisie volgens de huidige Wet ruimtelijke ordening. De nota stelt 'Ruimte voor ontwikkeling' centraal en gaat uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Deze nota ondersteunt de gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren. 'Ruimte voor ontwikkeling' betekent dat het rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Voor heel Nederland wordt een beperkt aantal generieke regels gehanteerd onder de noemer 'basiskwaliteit': dat zorgt voor een heldere ondergrens op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, milieu, verstedelijking, groen en water. Een aantal ruimtelijke structuren en netwerken dat in belangrijke mate ruimtelijk structurerend is voor Nederland als geheel, vormt samen de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur.

Een belangrijk onderdeel van de hoofdstructuur is het Groene Hart. Die bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van de waarden, plassen en venen in het Groene Hart dragen in belangrijke mate bij aan de kwaliteit van de Randstad als geheel. De andere functies in het Groene Hart, met zijn gevarieerde economische productiestructuur, vragen ook om ontwikkelingsruimte. Het is op veel plekken echter goed mogelijk de 'groen/blauwe' en 'rode' vraag naar ontwikkelingsruimte op een verantwoorde manier met elkaar te combineren. Uitgangspunt voor de ontwikkeling van het Groene Hart als geheel is de invulling en uitwerking van een kwaliteitszonering. Dit houdt in dat verschillende zones elk met eigen richting en snelheid ontwikkeld kunnen worden. Lopende strategische projecten zoals De Venen, de Krimpenerwaard (veenweidegebied) en de Hollandsche IJssel (kwaliteitszonering) worden versneld aangepakt.

In de Nota Ruimte is de Krimpenerwaard (als onderdeel van het Nationaal Landschap Groene Hart) aangewezen tot kerngebied van de Ecologische Hoofdstructuur. Ruimtelijke ingrepen in (de omgeving van) de EHS zijn niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen redelijke alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Voor ingrepen die aantoonbaar aan de criteria voldoen geldt het vereiste dat de schade zoveel mogelijk moet worden beperkt door mitigerende maatregelen en dat resterende schade dient te worden gecompenseerd.

In onderhavig bestemmingsplan is het Veenweideparkopgenomen als agrarisch gebied met de dubbelbestemming natuur, waarin extensief recreatief medegebruik mogelijk is.

3.1.2 Ontwerp structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De ontwerp-structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp-SVIR) heeft van 3 augustus 2011 tot en met 14 september 2011 ter inzage gelegen. Deze structuurvisie zal in de toekomst de Nota Ruimte vervangen.

De ontwerp-structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De ambities spelen voornamelijk in op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Hoofdlijn in de structuurvisie vormt de decentralisatie. Het Rijk geeft ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, om zelf beslissingen te nemen en om ruimte te geven aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling.

Concrete nationale belangen zullen worden beschermd door opname in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het ontwerp-Barro zijn onder meer rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, buisleidingen, primaire waterkeringen, erfgoederen, kustfundamenten en diverse concrete nationale ruimtelijke projecten zoals het Project Mainportontwikkeling Rotterdam aangewezen als nationaal belang. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien vigerende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkintreding van het besluit zijn aangepast. Het (ontwerp-)Barro heeft geen consequenties voor onderhavig bestemmingsplan.

3.1.3 Kaderrichtlijn Water

Door de Europese Kaderrichtlijn Water heeft Nederland een resultaatverplichting voor het bereiken de gewenste waterkwaliteit en ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde waterlichamen, zijn hiertoe bindende doelen opgesteld. De maatregelen om de doelen te bereiken worden uitgewerkt in de stroomgebiedprocessen. Voor de overige wateren geldt het stand-still principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen.

In onderhavig bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen waarin is beschreven wat de gevolgen voor de waterhuishouding zijn en hoe water is vastgelegd in dit bestemmingsplan. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit de Kaderrichtlijn Water.

3.1.4 Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden.

Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.

Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden. Dit was in de voorgaande periode ook al een gebruikelijke praktijk.

3.1.5 Monumentenwet

De Monumentenwet uit 1988 maakt het mogelijk rijksmonumenten aan te wijzen, regelt de vergunningen van rijksmonumenten, het uitvoeren van archeologisch onderzoek, de vergunningsbevoegdheid en de opgravingsbevoegdheid. Ook is hierin de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geregeld.

In het plangebied bevinden zich drie rijksmonumenten. Dit zijn:

  • de Stolwijkersluis;
  • de Waaiersluis;
  • de Haastrechtse molen, Provincialeweg West 64.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0007.jpg"

Figuur 6: Rijksmonumenten de Haastrechtsemolen en de Waaiersluis

De monumenten hebben in de verbeelding de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie gekregen. Bescherming vindt plaats via de monumentenwet en de monumentenverordening.

3.1.6 Nota Belvedère

In 1999 verscheen op rijksniveau de Nota Belvedère en werd Gouda aangewezen als Belvedèrestad grenzend aan het Belvedèregebied Krimpenerwaard. Doel van de nota is dat cultuurhistorie sterker richtinggevend moet zijn bij de inrichting van de ruimte. Cultuurhistorie moet gezien worden als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats moet krijgen in de ruimtelijke planvorming. Op provinciaal en gemeentelijk niveau dient dit beleid nader uitgewerkt te worden.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'

Op 2 juli 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld. De kern van de visie is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Dat wil zij bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid voor de gehele provincie tot 2020 met een doorkijk naar 2040. De visie tot 2020 wordt bepaald door het al bestaande ruimtelijk beleid met de lange termijnambities te verweven. De hoofdopgaven zijn:

  • Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • Duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
  • Divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • Stad en land verbonden.

De laatste drie hoofdopgaven geven richting aan de ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland. Hierin staan het evenwicht en de samenhang tussen het stedelijk netwerk en het landelijk gebied centraal. De provinciale belangen bepalen de ruimtelijke koers van Zuid-Holland tot 2020. Vanuit de hoofdopgave Stad en Land verbonden, gaat de visie uit van een versterking van de samenhang tussen stad en land. Op die manier wil de provincie de leefbaarheid en aantrekkelijkheid vergroten van het stedelijk gebied en het landelijk gebied binnen de stedelijke invloedssfeer.

Hoofddoel van een samenhangend landschappelijk netwerk is het verbeteren van de relatie stad-land in fysieke en economische zin. Daartoe behoort het verbeteren van de kwaliteit en het vergroten van de toegankelijkheid hiervan. Het landschappelijk netwerk bestaat uit zes provinciale landschappen, binnenstedelijke parkgebieden en groenstructuren en natuur- en recreatiegebieden, evenals groenblauwe verbindingen tussen die elementen. Zuid-Holland heeft de volgende zes provinciale landschappen benoemd:

  • Midden-Delfland;
  • Land van Wijk Wouden;
  • Duin, Horst en Weide;
  • Hollands Plassengebied;
  • Bentwoud-Rottemeren;
  • IJsselmonde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0008.jpg"

Figuur 7: Uitsnede van de Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'

In de structuurvisie is het plangebied aangewezen als 'Veenweidelandschap', 'top gebied cultureelerfgoed' en 'bedrijventerrein'. Voor deze gebieden zijn regels opgenomen.

Veenweidelandschap

De veenweiden zijn kenmerkend voor Zuid-Holland. Ze bestaan al duizend jaar en zijn ontstaan op basis van menselijke ingrepen in de veenondergrond en de waterhuishouding. Karakteristiek zijn de verschillende (regelmatige) verkavelingspatronen met smalle kavels en veel sloten met hoog waterpeil en de aanwezigheid van kades, lintdorpen, oude dorpskernen, kronkelende veenriviertjes, openheid, grasland, vee, (weide) vogels, en hier en daar rietlanden en moeras. Het zijn internationaal de best bewaarde cultuurlandschappen die zijn ingericht voor de landbouw.

Topgebieden cultureel erfgoed

In de provincie zijn 16 gebieden benoemd als topgebied cultureel erfgoed. Het gaat om gebieden of structuren met een gave cultuurhistorische samenhang, met betrekking tot archeologie, landschapshistorie en nederzettingen. Dit betreft bijvoorbeeld gebiedsspecifieke ontginningspatronen, bebouwingslinten en afzonderlijke bouwwerken als molens en historische boerderijen. De bescherming in topgebieden richt zich op de continuïteit van het karakter, door behoud en versterking van de structuur. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, binnen randvoorwaarden vanuit cultuurhistorie. Voor de topgebieden zijn regioprofielen cultuurhistorie opgesteld, die concreet de cultuurhistorische waarden beschrijven en kwalitatieve richtlijnen bevatten voor ruimtelijke ontwikkeling en de omgang met deze waarden.

Bedrijventerrein

Aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie bedrijvigheid, waaronder begrepen productie, transport en distributie, veilingen, nutsvoorzieningen evenals hieraan verbonden kantoorfuncties.

In onderhavig bestemmingsplan zijn de eisen vanuit de structuurvisie opgenomen. De wijze van bestemmen zorgt voor een behoud van de landschappelijke waarden en maakt de versterking hiervan mogelijk. Dit wordt uitgewerkt in het toekomstige Veenweidepark.

3.2.2 Verordening Ruimte

De provincie Zuid-Holland heeft de Verordening Ruimte opgesteld welke op 2 juli 2010 is vastgesteld door Provinciale Staten. In deze verordening zijn regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Het gaat daarbij vooral om het integrale ruimtelijke beleid dat is opgenomen in de provinciale structuurvisie en het bijbehorende uitvoeringsplan. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving, bijvoorbeeld het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder en de Natuurbeschermingswet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0009.jpg"

Figuur 8: Overzicht van aanwijzing van het plangebied in de Verordening ruimte

In de Verordening ruimte heeft het plangebied vier aanduidingen gekregen. Van deze aanduidingen zijn in bovenstaande figuur uitsneden opgenomen. Op kaart 1 is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) weergegeven. In nieuwe bestemmingsplannen dienen deze gebieden in stand te worden gehouden en voorkomen te worden dat de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant kunnen worden beperkt. Kaart 2 geeft bedrijventerreinen weer. Deze gebieden moeten in nieuwe ruimtelijke plannen worden opgenomen. Voor het plangebied is de rioolwaterzuiveringsinstallatie en het gebied tussen de rotonde en de Hollandsche IJssel.

De derde kaart geeft de aanwezige waterkeringen aan. Voor het bestemmingsplan is contact geweest met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard waarbij de meest actuele watergangen en waterkeringen zijn opgevraagd en verwerkt in onderhavig plan. Tot slot geeft kaart 4 de aanwezige molenbiotopen weer. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met deze aanwezige molenbiotopen voor de garantie van vrije windvang en zicht op de molen. In het bestemmingsplan zijn de regels vanuit de Verordening ruimte opgenomen, waarmee aan de verordening wordt voldaan.

3.2.3 Beleidsplan Groen, water en milieu 2006-2010 (2008)

Begin 2008 heeft de provincie Zuid-Holland het Beleidsplan groen, water en milieu 2006-2010 vastgesteld. Het is de opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006. Met het nieuwe beleidsplan streeft de provincie Zuid-Holland naar een duurzame ontwikkeling en een gezond, groen en veilig Zuid-Holland. Centraal in het plan staat de problemen rondom luchtverontreiniging, geluidhinder en slechte waterkwaliteit. De provincie ontwikkelt het groenbeleid in Zuid-Holland vanuit drie uitgangspunten. Ten eerste gaat ze uit van de kernopgaven uit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland: zorgen voor een goede woonomgeving, water en groen ontwikkelen, en duurzaam verbinden. Ten tweede pakt de provincie de groenopgave op aan de hand van de lagenbenadering. En ten derde kiest de provincie bewust voor een integrale en gebiedsgerichte aanpak als gebieden worden ontwikkeld. Inzake het waterbeleid, wil de provincie de gevolgen opvangen van de klimaatverandering, zoals meer neerslag en hogere waterstanden. Het milieubeleid, staat in het teken van duurzame ontwikkeling, bescherming van mens en natuur, gebieds- en ontwikkelingsgericht, integraal en innovatief en lokaal maatwerk.

In het bestemmingsplan is aandacht besteed aan de eisen omtrent luchtkwaliteit, geluidshinder en waterkwaliteit. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit het beleidsplan groen, water en milieu 2006 - 2010.

3.2.4 Natuurbeheerplan 2011 Zuid-Holland

Het Natuurbeheerplan 2011 vormt een belangrijk instrument voor de realisering van het Rijks- en Provinciaal natuur- en landschapsbeleid. Het plan geeft specifiek uitvoering aan de realisatie van de EHS. In het kader van de EHS worden nieuwe natuurgebieden begrensd en wordt de kwaliteit van de bestaande natuurgebieden en het agrarisch natuur- en landschapsbeheer door het aangeven van natuurdoelen verbeterd.

Het plan maakt duidelijk wat de kaders zijn op grond waarvan subsidie kan worden aangevraagd voor natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer, particulier beheer en landschapsonderhoud. Per gebied is de begrenzing aangegeven van het natuurgebied of het beheergebied, de natuurdoelen en de subsidiabele beheertypen.

Voor het plangebied gelden de beheertypen Rivier, Weidevogelgebied en Kruiden- en faunarijk grasland. Dit laatste beheertype geldt voor het beoogde Veenweidpark Stolwijkersluis. In het natuurbeheerplan is opgenomen aan welke eisen het beheer dient te voldoen.

3.2.5 Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur uit 2007 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging.

Het plangebied kenmerkt zich in hoge mate vanwege haar landschappelijke waarden. Het maakt onderdeel uit van de Krimpenerwaard welke is aangemerkt als belvedère-gebied en topgebied cultureel erfgoed. Ook ligt de molenbiotoop van de Haastrechtse Molen en molen 't Slot in het plangebied.

De Nota Cultuurhistorie en de Provinciale Hoofdstructuur geven voor het plangebied verschillende waardevolle gebieden aan. Dit zijn:

Historisch-landschappelijke lijn:

  • Gouderaksedijk: waarde: redelijk hoog;
  • Zuider IJsseldijk: waarde: redelijk hoog;
  • Goudseweg/Stolwijkervaart: waarde: zeer hoog;
  • Schoonhovenseweg: waarde: redelijk hoog.

Historisch-landschappelijk vlak:

  • Polder/veenweidegebied: waarde: hoog;
  • Hollandsche IJssel: waarde: hoog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0010.jpg"

Figuur 9: kaart waardevolle gebieden

3.2.6 Archeologische Monumenten Kaart

De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven. Bij het ontwikkelen van plannen is het van belang de AMK en de IKAW te gebruiken. De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over aanlegvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf nader beleid ontwikkeld.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Gouda 2005-2030 (2005)

De gemeente Gouda heeft de structuurvisie 2005-2030 opgesteld om een kader te geven waar toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Dit is bedoeld als antwoord op de plannen die in de komende 20 jaar voorzien in sterke verstedelijking (15.000 tot 30.000 woningen) aan de westzijde van Gouda. In de visie wordt antwoord gegeven op drie vragen:

  • wat zal de positie van de stad binnen de regio en de Randstad zijn, met name na de toekomstige verstedelijking?
  • waar moet Gouda op inzetten? hoe kan de positieverandering van de stad ten gunste van Gouda en de regio worden aangewend?
  • hoe kan dit kader worden gebruikt om lopende projecten binnen de stad op hun samenhang te bezien en nieuwe strategische projecten te formuleren?

Als gevolg van stedelijke ontwikkelingen in de stad en de Zuidplaspolder, zal de functie als regionale verzorgingskern binnen het groene hart afzwakken en Gouda steeds meer onderdeel worden van de Zuidvleugel van de Randstad. Hierdoor komt het voorzieningenapparaat in Gouda onder druk te staan. In de komende decennia zal Gouda zich ook meer moeten afstemmen op de regionale ontwikkelingen, wat dus zal betekenen dat er een verschuiving in het voorzieningsaanbod plaatsvindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0011.jpg"

Figuur 10: Uitsnede Ruimtelijke Structuurvisie Gouda 2005-2030

Gouda wil onder andere investeren in de relatie met het omliggende landschap. Dit landschap vormt een belangrijk deel van de Goudse identiteit. Plekken die in Gouda hoog worden gewaardeerd zijn bovendien veelal plekken waar het onderliggende landschap nog herkenbaar is of een duidelijke rol heeft gespeeld bij het ontstaan. Middels voorliggend plan wordt de relatie met het omliggend landschap. Hiermee ontstaan mogelijkheden voor het beter benutten van het groen rondom de stad. Op de uitsnede van de Ruimtelijke Structuurvisie Gouda 2005-2030 is binnen het plangebied de aanduiding P+R opgenomen. Deze aanduiding gaf een mogelijk eindhalte van de RijnGouwelijn aan wanneer deze zou worden doorgetrokken vanaf het station door de binnenstad. Omdat de RGL in de huidige opzet een eindhalte krijgt op het centraal station van Gouda, krijgt deze aanduiding in de structuurvisie geen invulling in dit bestemmingsplan.

3.3.2 Nota Cultuurhistorie (2004)

De Nota Cultuurhistorie behandelt het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud). Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van haar bestaande kwaliteiten (belvedèrebeleid). Samen met de bestemmingsplannen vormt de nota het cultuurhistorisch beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven.

In de Nota Cultuurhistorie is het beleid vastgelegd dat voor locaties waar zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, een cultuurhistorische analyse wordt opgesteld. De gebieden waar dit van toepassing is, zijn vastgelegd op de kaart "cultuurhistorische analyse" (de zogenaamde gelevlekkenkaart). Met de analyse worden alle belangrijke waarden in kaart gebracht zodat daarmee, bij de uitvoering van het plan, zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden.

In dit kader dient ieder bestemmingsplan een cultuurhistorische paragraaf te bevatten. Dat wil zeggen dat aangegeven wordt welke waarden zich waar bevinden en hoe daarmee omgegaan wordt. Bovendien dient bij elke grootschalige ontwikkeling een Cultuurhistorische Analyse (CHA) te worden uitgevoerd. Dat betekent dat vooraf de cultuurhistoristische waarden in kaart worden gebracht, zodat deze betrokken kunnen worden in het planproces als inspiratiebron dan wel als ruimtelijke randvoorwaarden. In aanvulling hierop zijn in de nota gebieden aangewezen waar bij afwijking van het bestemmingsplan een CHA is voorgeschreven. Voor het overgrote deel van het plangebied Stolwijkersluis is een CHA voorgeschreven bij grootschalige ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0012.jpg"

Figuur 11: kaart cultuurhistorische analyses

Monumentenverordening

Om bij wijziging te kunnen toetsen of de waardevolle elementen van een beschermd monument zoveel mogelijk behouden blijven, is voor elke wijziging van een beschermd monument een vergunning nodig van burgemeester en wethouders. Dit geldt voor het gehele pand, inclusief interieur, bijgebouwen, tuininrichting, bomen etc. Jonge Bouwkunst betreft gebouwen en stedenbouwkundige structuren die tot stand gekomen zijn in de periode 1850-1940 en die qua verschijningsvorm bepalend zijn in het stedenbouwkundig of architectonisch beeld. De cultuurhistorische waarden hiervan hebben betrekking op het uitwendige van het betreffende object. Daarom is in de monumentenverordening bepaald dat voor (sloop of verbouw van) Jonge Bouwkunst een lichte monumentenvergunning vereist. Er geldt dus geen inwendige bescherming.

Bedoeld is om ingrepen die de verschijningsvorm ernstig kunnen aantasten (zoals dakkapellen, grote uitbouwen, plaatsen kunststof kozijnen) zorgvuldig te kunnen toetsen.

In het plangebied bevinden zich verschillende gemeentelijke monumenten. De belangrijkste zijn:

  • Gouderaksedijk 3, 5, 7, 9, 11, 19, 21, 23, 25, 27, 29, 55, 77, 105, 115 en 133;
  • Goudseweg 2 en 8;
  • Zuider IJsseldijk 4 en 6;
  • Gouderakse Tiendweg 30.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0013.jpg"

Figuur 12: Gemeentelijke monumenten aan de Gouderaksedijk 19, 21, 23, 25, 27 en 29

Wijziging van monumenten

De monumenten hebben in de verbeelding de aanduiding Waarde – Cultuurhistorie gekregen. Bescherming vindt plaats via de monumentenwet en de monumentenverordening.Het wijzigen van beschermde monumenten is in principe mogelijk. Om te voorkomen dat waardevolle elementen verloren gaan, is voor een wijzigingsplan een vergunning nodig van burgemeester en wethouders. Dit geldt voor het gehele pand, inclusief interieur, bijgebouwen tuininrichting, bomen etc.

Jongere Bouwkunst en Stedenbouw

Jongere Bouwkunst en Stedenbouw betreft gebouwen en stedenbouwkundige structuren die tot stand kwamen in de periode 1850-1940 en die qua verschijningsvorm bepalend zijn in het stedenbouwkundig of architectonisch beeld. De cultuurhistorische waarden hiervan hebben hoofdzakelijk betrekking op het uitwendige van het betreffende object. Daarom geldt voor deze categorie geen inwendige bescherming. Bedoeld is om ingrepen die de verschijningsvorm ernstig kunnen aantasten (zoals dakkapellen, grote uitbouwen, plaatsen kunststof kozijnen) zorgvuldig te kunnen toetsen.

In het plangebied bevinden zich een potentieel gemeentelijk monument van jongere bouwkunst. Dit is de Zuider IJsseldijk 8.

Naoorlogse architectuur en stedenbouw

Naar aanleiding van de Nota Cultuurhistorie (2004) is in 2005 een inventarisatie gemaakt van de naoorlogse architectuur en stedenbouw (1945-1965). In 2007 verscheen de Waardering Gouda naoorlogse architectuur en stedenbouw als logisch vervolg hierop.

  • In de Inventarisatie wordt een uitvoerige beschrijving en analyse gegeven van de wijken en buurten in Gouda, evenals een lijst van gebouwen. De teksten zijn gebaseerd op historisch onderzoek, interviews met betrokkenen en een schouw. Op lokaal niveau geeft de inventarisatie een goed overzicht van de omvangrijke naoorlogse bouwproductie in Gouda. Uit de inventarisatie blijkt dat Gouda in de periode 1940-1965 ruimtelijk een grote groei doormaakte.
  • De Waardering is behulpzaam bij het bepalen van de toekomstige omgang met de gebouwen en gebieden uit deze periode. De inventarisatie en waardering zijn complementair aan elkaar. In deze waardering is bijvoorbeeld niet opnieuw de historische context genoemd.

Voor het plangebied Stolwijkersluis bevinden zich op grond van genoemde inventarisatie geen zaken die op grond van de inventarisatie bijzondere aandacht behoeven.

Vertaling in het bestemmingsplan

De monumenten hebben in de verbeelding de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie gekregen. Bescherming vindt plaats via de monumentenwet en de monumentenverordening.

Naast de directe bescherming van de momenten is tevens een bescherming voor de zicht- en windvang voor molens opgenomen. Binnen het plangebied is de Haastrechtsemolen gelegen. Net ten noorden van het plangebied is de molen 't Slot gelegen, waarvan de zicht- en windvang ook in onderhavig bestemmingsplan is opgenomen.

3.3.3 Gemeentelijke archeologische basiskaart (2003)

In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden. In het beleid is opgenomen in welke situaties vrijstelling geldt van deze verplichting:

  1. 1. Omvang
  • op een hoogwaardige locatie met bijzondere waarde (archeologisch monument): geen vrijstelling;
  • op een hoogwaardige locatie: vrijstelling voor projecten kleiner dan 50 m2;
  • in een zone met een hoge verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 100 m2;
  • in een zone met een lage verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 10.000 m2.
  1. 2. Diepte

Alle onderzoeken in Gouda tonen aan dat de gemiddelde dikte van de verstoorde bovenlaag in Gouda meer dan 50 cm bedraagt. Zolang werkzaamheden niet dieper dan 50 cm onder maaiveld worden uitgevoerd, is er geen archeologisch onderzoek of een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist. Hiermee wordt afgeweken van de provinciale norm van 30 cm onder maaiveld.

Op sommige plaatsten is bekend dat de archeologische waarden zich op grotere diepte bevinden, bijvoorbeeld onder recente ophogingspakketten. Hier geldt een dieptevrijstelling van 2 meter. Pas bij diepere graafwerkzaamheden is onderzoek of een omgevingsvergunning noodzakelijk

Archeologievriendelijk bouwen:

Bovenstaande verplichtingen en vrijstellingen gelden in situaties waar behoud in situ van de archeologische waarden geen optie is. Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ wel actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.

Verbeelding:

De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de nieuwe ABK, zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde worden niet op de verbeelding opgenomen Hiervoor is ook geen archeologievergunning noodzakelijk. Alleen bij zeer grote projecten (groter dan 10.000 m2) is een booronderzoek noodzakelijk, ter controle van de lage verwachting.

Het beleid is vastgelegd in de Nota Cultuurhistorie. Bescherming vindt plaats via de Verordening inzake monumenten en archeologie.

Vertaling in het bestemmingsplan

Op de verbeelding is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Bescherming vindt plaats via de monumentenverordening en de archeologievergunning.

3.3.4 Welstandsnota (2004, 2008)

In de gemeentelijke Welstandsnota 2004, update 2008 staan beoordelingskaders en toetsingscriteria waaraan bouwplannen op architectonische kwaliteit worden getoetst aan het welstandsbeleid als gereedschap voor de ruimtelijke kwaliteit. Veelal hebben deze eisen betrekking op vormgeving, kleurgebruik, materiaalgebruik, volume en de relatie van de bebouwing met de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0014.jpg"

Figuur 13: Welstandsbeleid

Voor het plangebied Stolwijkersluis is het volgende welstandsbeleid relevant:

  • Welstandsluw - woongebieden (nr. 18);
  • Reguliere welstand - woongebieden (nr. 24);
  • Reguliere welstand - bedrijfsterreinen (nr. 26).

Aanvullend hierop geldt langs de Hollandsche IJssel het Beeldkwaliteitsplan 'Hollandsche IJssel' als beoordelingskader.

3.3.5 Mobiliteitsplan Gouda 2007-2020 (2007)

Het mobiliteitsplan is door de gemeenteraad in april 2007 vastgesteld. Met het mobiliteitsplan beschikt de gemeente Gouda over een samenhangend verkeer- en vervoersbeleid. Het plan is een kapstok voor de verschillende deelnota's verkeer en vervoer, zoals voor fietsen en parkeren en de wijkverkeersplannen. In en rond Gouda zijn verschillende grote projecten gaande, zoals Spoorzone en Goudse Poort. Ook regionaal staat een aantal ruimtelijke ontwikkelingen gepland, vooral aan de westzijde van de stad. Deze veranderingen gaan gepaard met een grote toename van verkeer naar en binnen de stad. Om het huidige en nieuwe verkeer in goede banen te leiden heeft de gemeente Gouda een mobiliteitsplan opgesteld. Dit plan geeft in hoofdlijnen aan op welke wijze de gemeente de Goudse verkeerssituatie de komende vijftien jaar wil verbeteren en beheren. De omvang van de autogroei is dusdanig groot, dat de bereikbaarheid van Gouda vanuit de Zuidplaspolder maar ook vanuit de rest van de regio, onvoldoende dreigt te worden. Om dit tegen te gaan en om de kwaliteit van de leefbaarheid en verkeersveiligheid te waarborgen, zijn ingrijpende maatregelen nodig.

Het Mobiliteitsplan is een uitwerking op het gebied van verkeer en vervoer van de Ruimtelijke Structuurvisie. Tevens is het Mobiliteitsplan een gemeentelijke doorvertaling van het verkeer- en vervoerbeleid op landelijk en provinciaal niveau. Om de ambities uit de Ruimtelijke Structuurvisie waar te maken, komen in het mobiliteitsplan verschillende manieren van vervoer aan bod met als doel om mensen te verleiden tot verantwoord mobiliteitsgedrag. Door het stimuleren van onder andere de fiets en het openbaar vervoer wil de gemeente overbelasting van de infrastructuur voorkomen waardoor ruimte blijft bestaan voor belangrijk economisch verkeer. Deze doelstelling is in het plan verder uitgewerkt in een aantal strategische keuzes. Ook is aangegeven wat nodig is om het autogebruik tot 2020 op verantwoorde wijze te verwerken en welke maatregelen verder onderzocht moeten worden. In verband daarmee wordt in het Mobiliteitsplan uitgegaan van realisering van de N207 – Zuidwestelijke Randweg. Deze loopt door het plangebied van onderhavig bestemmingsplan, maar maakt hier geen onderdeel van uit.

3.3.6 Waterplan

In 2002/2003 stelden de gemeente Gouda en meerdere hoogheemraadschappen het eerste Waterplan voor Gouda vast. In 2008 hebben gemeente Gouda en het hoogheemraadschap van Rijnland de uitvoering van dat Waterplan geëvalueerd. Deze evaluatie heeft geleidt tot een actualisatie van het Waterplan.

In deze actualisatie spelen de gemeente Gouda en de hoogheemraadschappen van Rijnland en van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) in op actuele beleidsontwikkelingen in het (stedelijk) waterbeheer. De actualisatie geeft een beeld van de opgaven met een overzicht van de acties, die nodig zijn om de visie te realiseren. Belangrijke elementen van de visie zijn het houden van droge voeten, gezond water met een goede kwaliteit voor mens en natuur, en water om naar te kijken en van te genieten.

In de actualisatie worden de gezamenlijke ambities vastgelegd en wordt de gezamenlijke onderzoeksagenda vastgesteld. Concrete afspraken over de te nemen maatregelen, inclusief de financiering daarvan, worden gemaakt in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Het geactualiseerde Waterplan is op 25 mei 2011 door de gemeenteraad van Gouda vastgesteld en op 1 juni 2011 door het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland.

Toelichting op hoofdlijnen van het geactualiseerde Waterplan Gouda

In Gouda bestaat een kwetsbaar evenwicht tussen te natte en te droge omstandigheden. Enerzijds mag bij een regenbui geen wateroverlast ontstaan en anderzijds moet het waterpeil juist hoog genoeg zijn om houten funderingen te conserveren en om extra daling van de bodem te voorkomen. Dit uit zich in een relatief geringe drooglegging en weinig mogelijkheden voor peilfluctuaties.

Voor de kans op overstroming gelden sinds 2009 provinciale normen. Deze normen vormden geen uitgangspunt in het Goudse Waterplan van 2003. Uitgangspunt voor Gouda is dat woningen droog moeten blijven. Om aan een norm van maximaal 1 keer per 100 jaar wateroverlast te voldoen, moeten vele wegen uit de hoofdinfrastructuur van Gouda eerder worden opgehoogd dan nu geraamd. Vanwege de grote financiële gevolgen wil Gouda met instemming van Rijnland afwijken van de provinciale normen. Uitgangspunt is dan wel dat we accepteren, dat wegen soms onder water staan. Gemeente en Rijnland gaan hierover in gesprek met de provincie Zuid Holland.

Voor de lange termijn maken de klimatologische ontwikkelingen duidelijk dat water een belangrijk onderwerp blijft en dat het noodzakelijk is om daarover goed af te stemmen tussen gemeente en hoogheemraadschap.

Een goede waterkwaliteit is belangrijk.

Een goede waterkwaliteit schept mogelijkheden voor een grote verscheidenheid aan planten en dieren. Deze verscheidenheid geeft de inwoners van Gouda langs het water een plek om tot rust te komen en te genieten van alles wat in en langs het water groeit en bloeit. Een natuurlijke inrichting van de watergang en haar oevers brengt de natuur dichtbij de inwoners van Gouda. Een goede waterkwaliteit, ontwikkeling van flora en fauna in en rond het water komen alleen tot stand door samenwerking tussen betrokken partijen.

Water is en blijft een belangrijke belevingswaarde in Gouda.

Van belang bij beleving van water zijn zichtbaarheid, schoon water, cultuurhistorische waarden en bekendheid met het watersysteem en haar geschiedenis. In Gouda is er enthousiasme bij inwoners voor het waterrijke karakter van de stad maar er blijkt nog veel onbekend over het watersysteem en het beheer van water in de woonomgeving van mensen. Tevens bestaat de wens om het water schoner en aantrekkelijker te maken voor inwoners en bezoekers van de stad. Gouda en Rijnland ontplooien daarom activiteiten op het gebied van voorlichting en educatie. Tevens wordt uitgesproken welke voorstellen vanuit het project Hollandse Waterstad in het waterplan als actiepunten worden opgenomen.

Onderhoud en beheer vragen om afstemming tussen betrokken organisaties.

Het onderhoud van het watersysteem binnen Gouda is verdeeld onder twee instanties. De waterschappen onderhouden de primaire wateren. De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud van de overige wateren en heeft dit onderhoud uitbesteed aan Cyclus. Het overgrote deel van de klachten van burgers over waterbeheer gaat over onderhoud, in het bijzonder zwerfvuil. Gouda en Rijnland nemen deze klachten ter harte; de samenwerking tussen beide wordt geïntensiveerd, waarbij ook Cyclus wordt betrokken.

De actualisatie biedt opnieuw een basis om de komende jaren keuzes te maken voor investeringen, beheer en onderhoud op het gebied van waterbeheer.

Zowel Gouda als Rijnland staan de komende jaren voor forse bezuinigingen om hun begrotingen sluitend te houden. Dat betekent scherpere keuzes maken wat wel of niet wordt aangepakt en afstemming met elkaar wat betreft werkzaamheden om zoveel mogelijk efficiency te behalen. Het geactualiseerde Waterplan Gouda vormt een goede basis voor het maken van deze keuze.

3.3.7 Groenstructuurplan Gouda 2007-2015 (2007)

Het beleid van de gemeente Gouda is om de openbare ruimte in de stad schoon, heel en bruikbaar te houden. Het openbaar groen is één van de factoren die de kwaliteit van de openbare ruimte bepalen. In het Groenstructuurplan 2007-2015, vastgesteld op 30 mei 2007, zijn keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld ten aanzien van het openbaar groen. Het groenstructuurplan gaat met name in op de stedelijke groenstructuur. Maar om de samenhang met het oorspronkelijke omringende landschap te behouden, dringen elementen van het oorspronkelijke veen- en rivierenlandschap (veenlinten en oude dijkdoorbraken) zo diep mogelijk de stad in. Het groenstructuurplan streeft ernaar om de stadsparken aan de rand van Gouda robuuste groene overgangsgebieden te laten zijn tussen de stad en het buitengebied; veelal veenweidegebied. Het Veenweidepark wordt mogelijk gemaakt in onderhavig bestemmingsplan.

3.3.8 Gouda fietst beter door! 2007 - 2015

In de nota wordt ingezet op de verbetering van fietsverbindingen, fietsparkeren en de communicatie en gedragsbeïnvloeding binnen het fietsverkeer. Een relatief hoog aandeel fietsverplaatsingen draagt bij aan de bereikbaarheid van stedelijke voorzieningen en aan de kwaliteit van de leefomgeving. Goed fietsbeleid versterkt dit.

Het landelijke verkeersbeleid legt de verantwoordelijkheid voor het stimuleren van het fietsgebruik vooral bij de gemeenten neer. Nieuw Gouds fietsbeleid moet de fietser dus weer steviger op de kaart zetten. De fietsroutes binnen het plangebied vallen in een overgangsgebied tussen de hoofd fietsroutes en verdelende fietsroutes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0015.jpg"

Figuur 14: Uitsnede uit Gouda fietst beter door!

Voor de realisatie van fietspaden binnen de gemeente Gouda zijn kwaliteitseisen gesteld waaraan dient te worden voldaan.

  • samenhang: de fietsinfrastructuur vormt een samenhangend geheel en sluit aan op alle herkomsten en bestemmingen van fietsers;
  • directheid: de fietsinfrastructuur biedt de fietser steeds een zo direct mogelijke route (omrijden blijft dus tot een minimum beperkt);
  • veiligheid: de fietsinfrastructuur waarborgt de verkeersveiligheid van fietsers en overige weggebruikers;
  • aantrekkelijkheid: de fietsinfrastructuur is zodanig vormgegeven en in de omgeving ingepast dat fietsen aantrekkelijk is;
  • comfort: de fietsinfrastructuur maakt een vlotte en comfortabele doorstroming van het fietsverkeer mogelijk.

In onderhavig bestemmingsplan worden fietspaden binnen de bestemming 'verkeer' mogelijk gemaakt. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt in kwaliteitseisen van een fietspad. Daarnaast is in 2010 een projectbesluitprocedure doorlopen waarmee een fietsverbinding onder de toekomstige ZWR wordt mogelijk gemaakt. Dit projectbesluit wordt (voor het deel binnen het plangebied) tevens mogelijk gemaakt in onderhavig bestemmingsplan. Een fietspad wordt algemeen binnen de regels toegestaan, de tunnel voor deze fietsverbinding wordt met een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt.

3.3.9 Project Hollandsche IJssel

In het project Hollandsche IJssel werken sinds 1988 13 overheden met elkaar om te komen tot een verbetering van de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van de Hollandsche IJssel. Dit heeft onder andere geleid tot een Beeldkwaliteitsplan Hollandsche IJssel (1998) en het voorbeeldbestemmingsplan Hollandsche IJssel (2001).

Beeldkwaliteitplan Hollandsche IJssel (1998)

Het Beeldkwaliteitplan Hollandsche IJssel is bedoeld om te dienen als uitgangspunt bij het opstellen van randvoorwaarden voor inrichtingen, bouwplannen en verkavelingsplannen. In het plan wordt beschreven welke zaken het Hollandsche IJssel-gebied identiteit en charme geven en worden aanbevelingen gedaan om ervoor te zorgen dat deze kenmerken behouden, versterkt of op een bijzondere manier ontwikkeld worden.

Het beeldkwaliteitsplan wordt gebruikt als kader bij de welstandstoetsing van plannen langs de Hollandsche IJssel.

Voorbeeldbestemmingsplan Hollandsche IJsseloevers (2001)

In 2001 heeft de Stuurgroep Hollandsche IJssel het voorbeeldbestemmingsplan Hollandsche IJsseloevers vastgesteld. Hierin zijn voorbeelden opgenomen voor regelingen betreffende de vormgeving van de oever. In onderhavig bestemmingsplan zijn deze regelingen gebruikt als voorbeeld en vertaald in een dubbelbestemming 'Waarde – Rivierzone' met als doel de ruimtelijke kwaliteit van de IJsseloever te beschermen en te versterken.

3.3.10 Gebiedsvisie Hollandsche IJssel 2020 (2008)

In 2008 heeft Gouda de Gebiedsvisie Hollandsche IJssel Gouda vastgesteld. Hierin is aangegeven hoe de relatie tussen de stad Gouda, de Hollandsche IJssel en de Krimpenerwaard verbeterd zou kunnen worden. In de gebiedsvisie staan de richtlijnen en de gewenste ontwikkelingen voor de komende tien jaar. De visie heeft betrekking op de rivier, de zellingen, de oevers, de dijken en het binnendijkse gebied. Met de gebiedsvisie kan de gemeente ideeën over de Hollandsche IJssel actief inbrengen bij plannen van andere overheden, bouwplannen en andere initiatieven die langs de Hollandsche IJssel worden ontwikkeld, toetsen en het overzicht en de samenhang van projecten langs de Hollandsche IJssel bewaken.

Voor het plangebied is een drietal aspecten van toepassing:

  • herstellen Stolwijkersluis en bevorderen van kleine waterrecreatie;
  • ontwikkelen landschapspark Krimpenerwaard (Veenweidepark);
  • behouden en ontwikkelen oversteek Hollandsche IJssel.

Daarnaast wordt in de Gebiedsvisie een grote kans gezien voor een duurzame gebiedsontwikkeling binnen het plangebied. Deze gebiedsontwikkeling is de ruimtelijke versterking van het contrast tussen de tegenpolen 'stad' en 'ommeland'. Daartoe is het van belang dat de identiteit van beide tegenpolen duidelijk herkenbaar is, onder meer bij de stadsentrees. Als kans wordt daarom gesignaleerd een versterking van de waardevolle identiteit en uitstraling van de Krimpenerwaard als karakteristiek veenweidegebied, met daarin het bijzondere buurtschap Stolwijkersluis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0016.jpg"

Figuur 15: Uitsnede Gebiedsvisie Hollandsche IJssel 2020

Voor onderhavig bestemmingsplan is de realisatie van het Veenweidepark mogelijk gemaakt. De oversteek van de Hollandsche IJssel bij de Waaiersluis is expliciet aangegeven met een aanduiding.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen is een aantal gebiedsonderzoeken uitgevoerd. In dit hoofdstuk zijn de voor het bestemmingsplan relevante sectorale gebiedsaspecten in beeld gebracht, waarbij per aspect een korte inleiding is geschreven, gevolgd door een conclusie welke naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek getrokken kan worden. Ingegaan wordt op de aspecten bodem, geluidshinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid en waterhuishouding. Daarnaast is ingegaan op gevolgen voor het bestemmingsplan vanuit de aspecten ecologie en bedrijven en milieuzonering.

De rapportages die ten grondslag liggen aan de onderstaande beschrijvingen zijn als losse bijlagen bij het bestemmingsplan in te zien.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

4.1.2 Geluid

4.1.3 Luchtkwaliteit

4.2 Externe Veiligheid

4.2.1 Wettelijk kader

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen.

Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door:

  1. 1. de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS), het laatst gewijzigd op 1 januari 2010 en binnenkort te vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev);
  2. 2. de circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (1984), die binnenkort vervangen zal worden door het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Daarnaast is, voor zover van toepassing, gebruik gemaakt van gegevens uit het Basisnet Weg (definitief ontwerp 2009) en het Basisnet Water (definitief ontwerp 2008) waarin veiligheidsafstanden worden aangegeven op basis van uitgevoerde tellingen en waarbij rekening is gehouden met een te verwachten groeiscenario tot 2020. Een vergelijkbaar Basisnet spoor is nog in ontwikkeling.

Plaatsgebonden risico (PR)

Als 'harde' afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld. De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord. Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.

Bij het verantwoorden van het GR moeten de volgende aspecten worden betrokken en gemotiveerd:

  • Het aantal personen binnen het invloedsgebied;
  • De hoogte van het GR en een eventuele toename daarvan;
  • De mogelijkheden tot risicovermindering aan de risicobron;
  • De alternatieven voor het ruimtelijk plan;
  • De mogelijkheden om de omvang van een ramp of zwaar ongeval te beperken;
  • De mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied.

In verband hiermee moet de (regionale) brandweer in de gelegenheid worden gesteld om advies uit te brengen over het GR en de mogelijkheden tot voorbereiding van de bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.

4.2.2 Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Stolwijkersluis is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn. Mogelijke risicobronnen zijn inrichtingen, waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor-, vaar-)wegen en buisleidingen. Voor dit onderzoek is de 'Visie Externe Veiligheid 2009-2013' van de gemeente Gouda gebruikt.

Inrichtingen

Ten noordwesten van het plangebied ligt op ongeveer 90 meter (kortste afstand) de inrichting Croda (voorheen Uniqema), waar gevaarlijke stoffen worden verwerkt en opgeslagen. De risicocontour PR 10-6 van deze inrichting ligt bijna geheel binnen de terreingrens van de inrichting. Een deel van de PR 10-6 contour ligt over de Hollandsche IJssel, maar reikt niet tot de overkant. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmeringen voor het plangebied.

Het invloedsgebied, waarbinnen het groepsrisico moet worden verantwoord overlapt wel met het plangebied. Op dit moment is Croda nog bezig met een aanvraag voor een revisievergunning in het kader van de Wet milieubeheer (bevoegd gezag; Provincie Zuid-Holland). De verwachting van de provincie is dat de afstanden uit de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi) de bovengrens zullen vormen voor wat betreft de omvang van het invloedsgebied, zijnde 300 meter. Uit de laatste risicoanalyse (QRA) blijkt dat het groepsrisico een factor 10 onder de oriëntatiewaarde blijft. Aangezien het bestemmingsplan Stolwijkersluis overwegend conserverend is zal er geen sprake zijn van een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied. Ook extensieve recreatie in het veenweidepark zal slechts een geringe toename van het aantal personen tot gevolg hebben. Het groepsrisico door het plan Stolwijkersluis zal daarom niet toenemen.

Op ongeveer 470 meter ten noordwesten van het plangebied is de ammoniak koelinstallatie van het bedrijf Compaxo gelegen. De risicocontour PR 10-6 van deze inrichting ligt op 35 meter, met een te verwaarlozen invloedsgebied. Deze ammoniak koelinstallatie vormt dus geen belemmering voor het plangebied.

Transport over de weg

Ten noorden van het plangebied en in het plangebied ligt de provinciale weg N207 (Schielandse Hoge Zeedijk, Nieuwe Veerstal, Goejanverwelledijk, Schoonhovenseweg). Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van tellingen transporten gevaarlijke stoffen in 2008 zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend. Hieruit blijkt dat deze weg geen PR 10-6contour heeft. Het groepsrisico ligt voor een gedeelte van deze weg lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Ter hoogte van het verkeersplein Stolwijkersluis ligt het groepsrisico tussen de 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde.

Met de aanleg van de zuidwestelijke randweg wordt de N207 omgeleid buiten de bebouwde kom van Gouda en vervalt de functie van de N207 tussen Sluiseiland (met uitzondering van transporten ten behoeve Croda) en de nieuwe aansluiting van de N207 op de Schoonhovenseweg. De ingebruikname van de randweg is voorzien uiterlijk maart 2013.

De aanleg van de ZWR is dus een verbetering voor wat betreft externe veiligheid in het plangebied. Ter hoogte van het verkeersplein Stolwijkersluis zal er vrijwel geen sprake meer zijn van een groepsrisico (nu tussen 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde).

Transport over het spoor

De kortste afstand van het plangebied tot de spoorlijn Rotterdam-Utrecht is ongeveer 900 meter. Over deze spoorlijn vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6 contour ligt op maximaal 12 meter uit het spoor (vanuit het midden van het spoor gemeten). In de Visie Externe Veiligheid Gouda 2009-2013 is aangegeven dat voor een plan op deze afstand van het spoor (meer dan 200 meter) alleen het toxisch scenario een rol speelt. Gezien de afstand van de planlocatie tot het spoor en de aard van de beoogde

ontwikkeling zal er geen significante toename van het groepsrisico plaatsvinden.

Transport over het water

Aan de noordkant van het plangebied is de rivier de Hollandsche IJssel gelegen. Het gedeelte van de Hollandsche IJssel ter hoogte van het plangebied is niet opgenomen in het definitief ontwerp Basisnet Water. Dit betekent dat er hoogstens brandbare vloeistoffen worden vervoerd in bunkerschepen tot 300 ton. Voor de ruimtelijke ordening zijn er derhalve geen beperkingen wat betreft externe veiligheid.

Transport per buisleiding

Binnen of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen die in het kader van externe veiligheid relevant zijn voor het plangebied.

Advies

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen (vaar-)wegen, of buisleidingen gelegen die in het kader van externe veiligheid een beperking vormen voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied. Relevante risicobronnen zijn de spoorlijn Rotterdam – Utrecht, gelegen op ongeveer 900 meter ten noorden van het plangebied en het bedrijf Croda gelegen aan de overzijde van de Hollandsche IJssel.

Voor zowel het spoor als Croda is blootstelling aan een toxisch gas het maatgevend scenario. In het kader van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico wordt verwezen naar paragraaf 6.2 van de 'Visie Externe Veiligheid 2009-2010' van de gemeente Gouda. De enige maatregel die hierin is opgenomen voor eventuele ontwikkelingen in het plangebied betreft het voorzien van een afsluitbare luchtbehandelinginstallatie bij nieuwe gebouwen, zodat toxisch gas na afsluiting niet naar binnen kan worden gezogen.

4.2.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid heeft geen consequenties voor het bestemmingsplan.

4.3 Water

4.3.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een medesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) strekt zich uit tussen Rotterdam, Schoonhoven en Zoetermeer. Binnen dit gebied zorgt het HHSK voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, het waterpeil en de waterkeringen. Daarnaast beheert het HHSK een aantal wegen in de Krimpenerwaard.

Voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, voert het HHSK zijn taak uit door onder andere het afvalwater van huishoudens en bedrijven te zuiveren. Andere activiteiten zijn het baggeren van watergangen en het zodanig inrichten van watergangen dat dit ten goede komt aan de waterkwaliteit. Tevens zorgt het HHSK voor het waterpeil in de sloten en plassen in het beheersgebied. Met het systeem van watergangen, boezems, stuwen, gemalen en inlaten wordt het water afgevoerd in natte perioden en aangevoerd in droge perioden. Het te hanteren waterpeil wordt zoveel mogelijk aangepast aan het gebruik van de grond. Zo is bijvoorbeeld in een stadsomgeving een ander waterpeil nodig, dan in een agrarische omgeving.

Ten oosten van de Hollandsche IJssel (in de Krimpenerwaard) wordt het water direct vanuit de polder naar de rivier gepompt. Het beheersgebied van HHSK ligt beneden NAP. Zonder waterkeringen zou dit gebied dus onder water staan. Onder andere door middel van de Keur zorgt het HHSK ervoor dat de waterkeringen in het beheersgebied op hoogte zijn en stabiel blijven. In het Waterbeheerplan 2010 - 2015 zijn de hoofdlijnen van het beleid van het HHSK met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard beschreven. De kern van het plan wordt gevormd door zeventig doelen voor de planperiode. Het plan bevat ook uitgangspunten voor initiatieven van derden.

Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het hoofdvaarwegennet in Nederland en ook voor de Hollandsche IJssel. Van toepassing zijn onder ander de Kaderrichtlijn Water en het Binnenvaartpolitiereglement. De Waaiersluis in het plangebied wordt beheerd door Rijkswaterstaat. De Waaiersluis voorziet tevens in een oversteek voor voetgangers over de Hollandsche IJssel.

Watertoets

In het kader van de watertoets dient overleg plaats te vinden met de waterbeheerders. Dit zijn het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en Rijkswaterstaat. In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het projectbesluit van de fietsverbinding ter beoordeling aan het hoogheemraadschap voorgelegd en heeft deze daarin positief geadviseerd. Voor onderhavig bestemmingsplan is overleg gevoerd met beide waterbeheerders. De resultaten van dit overleg zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

4.3.2 Toekomstige situatie

Waterberging

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de realisatie van het Veenweidepark. Het overige deel van het plangebied heeft een conserverend karakter en maakt derhalve geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het percentage verhard oppervlak neemt niet toe, waardoor geen compenserende maatregelen nodig zijn. De ontwikkeling van het Veenweidepark maakt geen nieuwe verhardingen mogelijk. In paragraaf 5.4 wordt het beoogde Veenweidepark nader toegelicht.

In 2010 is een projectbesluit opgesteld voor de realisatie van een fietspad en een onderdoorgang hiervan onder de ZWR. In het kader van dit projectbesluit is een watertoets doorlopen waarbij het hoogheemraadschap advies heeft gegeven. Bij de ontwikkeling van de fietsverbinding en -tunnel wordt het verhard oppervlak gecompenseerd in het overschot wat nog resteert van de aanleg van de ZWR. Daarnaast wordt een extra sloot gegraven waarmee ruimschoots compensatiewater aanwezig is. Dit projectbesluit is opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Vergunningen

Voor het plangebied is de Keur van het hoogheemraadschap van toepassing. Voor het graven en dempen van watergangen en eventuele overige werkzaamheden aan en langs watergangen dient een watervergunning te worden aangevraagd.

Dit is met name van belang voor de te graven aansluitpunten van het fietspad op de tunnel en de fietstunnel zelf. De afstemming met het hoogheemraadschap over de fietstunnel met aansluitpunten heeft evenwel reeds plaatsgevonden in het kader van het inpassingsplan N207/ZWR.

Voor het wateraspect van het projectbesluit is tevens van belang dat de hoofdwatergang langs de geplande N207/ZWR ter hoogte van de fietstunnel wordt omgeleid. Hiervoor wordt aan beide zijden van de N207/ZWR een brug in het fietspad aangelegd. Voor deze bruggen en de te vergraven hoofdwatergangen wordt te zijner tijd een vergunning aangevraagd.

Waterkering

In het plangebied komt één waterkering voor, deze loopt over de Gouderaksedijk en Provincialeweg West. Deze waterkering beschermd het achterland van de Krimpenerwaard tegen het hoge water van de Hollandsche IJssel en is in beheer bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) en het dagelijks onderhoud is een taak van de gemeente. Voor deze waterkering is in het bestemmingsplan een juridisch-planologische bescherming opgenomen. Op deze gronden kunnen uitsluitend bouwweren worden opgericht indien de belangen van de waterkering dit gedogen en de beheerder van de waterkeringswerken is gehoord. Hierbij wordt verwezen naar het beleid van het hoogheemraadschap.

Waterkwaliteit

Het onderhavige plan heeft geen nadelige invloed op de waterkwaliteit van het gebied.

4.3.3 Conclusie

Met onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gerealiseerd (het Veenweidepark kent geen bouwmogelijkheden). Er vindt derhalve geen toename van het verhard oppervlak plaats en hoeft daarom geen extra oppervlaktewater te worden aangelegd. Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het HHSK, het Hoogheemraadschap van Rijnland en aan Rijkswaterstaat voor een wateradvies.

Op 11 mei 2011 is een reactie ontvangen van het Hoogheemraadschap van Rijnland, op 17 mei 2011 van het HHSK en op 19 mei 2011 van de VROM-inspectie. In de drie reacties zijn enkele aandachtspunten opgenomen, welke in voorliggend bestemmingsplan zijn verwerkt. De waterbeheerders hebben, na verwerking van de aandachtspunten, geen bezwaar tegen de uitvoering van het bestemmingsplan. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavig plan en hiermee is invulling gegeven aan de watertoets.

4.4 Flora En Fauna

4.4.1 Wettelijk kader

Flora- en Faunawet

Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet (FF-wet) van kracht geworden. De FF-wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten beschermde natuurgebieden. De beschermde plantensoorten mogen niet vernietigd of beschadigd worden. De beschermde diersoorten mogen niet gedood, verwond of opzettelijk verontrust worden. Daarnaast mogen hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen niet beschadigd, vernield, uitgehaald, weggenomen of verstoord worden en ook mogen hun eieren niet vernietigd of vernield worden. Als dit wel gebeurt tijdens het uitvoeren van nieuwbouwplannen en het door aanpassing van de plannen niet te voorkomen is, zal in een aantal gevallen een ontheffing aangevraagd moeten worden en dienen mitigerende en compenserende maatregelen getroffen te worden. In bepaalde situaties kan met een goedgekeurde gedragscode gewerkt worden. Een onderzoek naar de aanwezige flora en fauna is dan ook altijd noodzakelijk voor het uitvoeren van ruimtelijke inrichtings- of ontwikkelingsmaatregelen.

Daarnaast geldt voor alle planten- en diersoorten de zorgplicht uit artikel 2 van de Flora en faunawet. Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.

Natuurbeschermingswet 1998

De bescherming van Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet). Deze gebieden worden Natura 2000 gebieden genoemd. Tevens regelt het de bescherming van beschermde Natuurmonumenten.

4.4.2 Onderzoek

Bij een nieuw bestemmingsplan dient verkend te worden of er eventuele gevolgen zijn voor beschermde natuurwaarden. Onderzocht moet worden of:

  • overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora en faunawet (FF-wet, maar ook Provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot biotopen van Rode Lijst soorten);
  • mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing NB-wet);
  • wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden aangetast worden (toepassen afwegingskader SGR).

Voor het plangebied Stolwijkersluis is een quickscan uitgevoerd om bestaande natuurwaarden globaal in beeld te brengen. Hierbij is met name gebruik gemaakt van onderzoek dat reeds is uitgevoerd in en rond het plangebied. Indien van toepassing wordt aangegeven of aanvullend veldonderzoek noodzakelijk is.

Voor deze quickscan is gebruik gemaakt van de reeds bestaande informatie uit de rapportage 'Bepaling compensatieopgave natuur N207 Zuidwestelijke Randweg Gouda', uitgevoerd door Bureau Waardenburg bv te Culemborg in 2007. Daarnaast is gekeken naar bestaande gegevens via het Natuurloket. Het Natuurloket geeft weer of in de betreffende uurhokken tijdens eerdere inventarisaties beschermde planten- en diersoorten aangetroffen zijn. Deze gegevens dienen slechts als globale indicatie.

Naast het raadplegen van het Natuurloket zijn diverse internetsites, relevante artikelen en verspreidingskaarten (o.a. RAVON) geraadpleegd, waaruit opgemaakt kan worden of bepaalde soorten al dan niet in de omgeving van het plangebied voorkomen.

Resultaten

Gebiedsgericht beleid/EHS

Uit de bureaustudie blijkt dat het plangebied tegen EHS-gebieden aan ligt, te weten de Polder Veerstalblok en Het Beijersche. Een deel van dit laatst genoemde EHS-gebied ligt ook binnen de begrenzing van het plangebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is Broekvelden-Vettenbroek & Polder Stein. Eventuele werkzaamheden binnen het plangebied hebben geen invloed op dit Natura 2000 gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0019.jpg"

Figuur 18: EHS in en rondom het plangebied (bron: Verordening Ruimte, provincie Zuid-Holland)

Flora

Naast de algemeen voorkomende plantensoorten, zoals onder andere Engels gaaigras, Scherpe boterbloem en Akkerdistel, komen er in en rond het plangebied vele beschermde plantensoorten voor, waaronder Valse kamille, Tongvaren, Spaanse ruiter, Grote kaardenbol, Aardaker, Waterdrieblad en Kleine maagdenpalm. In het plangebied Stolwijkersluis zijn met name Gewone dotterbloem, Zwanenbloem, Krabbenscheer en Elzenmos te verwachten.

Gewone dotterbloem en Zwanenbloem zijn algemeen beschermde soorten van tabel 1 van de Flora en faunawet. Krabbenscheer komt voor op de Rode lijst en heeft de status 'gevoelig'.

Fauna

Vogels

Het plangebied is zeer aantrekkelijk voor verschillende weidevogelsoorten, waaronder Grutto, Kievit, Scholekster en Tureluur. Ook Slobeend, Bergeend en Krakeend komen voor binnen het plangebied. Deze vogelsoorten komen hier ook tot broeden. Daarnaast werden er in het rond het plangebied ook andere vogelsoorten aangetroffen, zoals Spotvogel, Kleine karekiet en Huismus. In de wintermaanden is de polder Veerstalblok belangrijk voor overwinterende vogels, waaronder Smient, Meerkoet en Kokmeeuw. Omdat er verscheidende weilanden in de winter onder water staan trekken deze ook verschillende vogels aan, waaronder Grutto, Tureluur, Kemphaan, Bonte strandloper, Zomertaling en Wintertaling.

Alle vogels zijn beschermd in het kader van de Flora- en faunawet. Soorten die voorkomen op de Rode lijst, zijn Grutto (status 'gevoelig'), Spotvogel (status 'gevoelig'), Huismus (status 'gevoelig'), Tureluur (status 'gevoelig'), Kemphaan (status 'ernstig bedreigd'), Zomertaling (status 'kwetsbaar') en Wintertaling (status 'kwetsbaar').

Van een aantal vogelsoorten zoals de Huismus, zijn de nesten jaarrond beschermd. Binnen het plangebied is niet bekend of er nesten aanwezig zijn van vogels die jaarrond beschermd zijn. Het is echter niet geheel uit te sluiten.

Zoogdieren

Het is bekend dat met name algemeen beschermde zoogdieren (FF-wet tabel 1) gebruik maken van het plangebied, waaronder Haas, Mol, Huispitsmuis, Veldmuis, Aardmuis, Bosmuis, Bosspitsmuis, Bunzing, Wezel en Hermelijn. Het is mogelijk dat de streng beschermde Waterspitsmuis (FF-wet tabel 3) voorkomt in het plangebied. In en rond het plangebied komen verschillende streng beschermde vleermuissoorten voor, zoals Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Meervleermuis (FF-wet tabel 3, Habitatrichtlijn bijlage IV). Van de Meervleermuis is bekend dat deze in het westen van Gouda een belangrijke kolonieplaats heeft en de Hollandsche IJssel gebruikt als migratieroute. Binnen het plangebied komen verschillende soorten bebouwing voor, waaronder woonhuizen, schuren en bedrijfspanden. Deze gebouwen kunnen een geschikte rust- en verblijfplaats bieden voor de verschillende vleermuizen.

Amfibieën

De verwachting is dat de Groene- en Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander voorkomen binnen het plangebied. Uit de bureaustudie blijkt dat de Rugstreeppad (FF-wet tabel 3, Habitatrichtlijn bijlage IV, Rode lijst status 'gevoelig') voorkomt in en rond het plangebied. De soort is in 2003 waargenomen ten oosten van de waterzuivering. De verwachting is dat de Rugstreeppad dus gebruik maakt van het plangebied als voortplantings- en overwinteringsgebied.

Vissen

Uit de bureaustudie blijkt dat de Kleine modderkruiper (FF-wet tabel 2) en de Bittervoorn (FF-wet tabel 3 en Rode lijst status Kwetsbaar) voorkomen. Tijdens het onderzoek van Bureau Waardenburg zijn ook Paling, Vetje en Kroeskarper aangetroffen. Vetje en Kroeskarper zijn soorten van de Rode lijst met de status 'kwetsbaar'.

Reptielen

Het is bekend dat in een deel van de Krimpenerwaard de Ringslang (FF-wet tabel 3, Rode lijst status 'kwetsbaar') voorkomt. Een belangrijk deel van het verspreidingsgebied ligt langs de Hollandsche IJssel.

Ongewervelden

Uit bureauonderzoek blijkt dat de streng beschermde libellensoort Groene glazenmaker voorkomt binnen het plangebied. De Groene glazenmaker is voor de voortplanting afhankelijk van Krabbenscheer, waar deze soort zijn eieren op afzet. Daarnaast is bekend dat in enkele sloten de waterslak Platte schijfhoren (Ff-wet tabel 3, Habitatrichtlijn bijlage IV) voorkomt.

4.4.3 Conclusie

Het plangebied ligt tegen EHS-gebieden aan. Een deel van Het Beijersche ligt zelfs binnen de begrenzing van het plangebied. Eventuele werkzaamheden binnen het plangebied hebben geen invloed op het Natura 2000 gebied Broekvelden-Vettenbroek en Polder Stein.

Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft en er geen strijdigheden met de Flora- en Faunawet zijn te verwachten vormt ecologie geen belemmering voor het plan.

4.5 Bedrijven En Milieuzonering

4.5.1 Wettelijk kader

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten. De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:

  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven;
  • In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven. Deze beoordeling is met name gebaseerd op de Wet Milieubeheer en bijbehorende AMvB's. Daarnaast zal moeten worden meegewogen of ter plaatse van de nieuwe milieugevoelige functies bij eventuele vestiging van een nieuw bedrijf op het bestaande bedrijfsperceel een probleemsituatie ontstaat. Deze afweging vindt met name plaats op basis van Bedrijven en Milieuzonering.
  • Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies;
  • In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd. In het geval de bestemmingswijziging wordt gerealiseerd ten bate van de vestiging van een specifiek bedrijf, kunnen de omstandigheden van dit bedrijf worden meegewogen. In elk geval dient tenminste aan de Wet milieubeheer te worden voldaan.
  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen;
  • In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd. De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

4.5.2 Onderzoek

Met behulp van het inrichtingenbestand van de Milieudienst is geïnventariseerd welke bedrijven in het plangebied zijn gevestigd. Voor deze bedrijven zijn voor zover mogelijk de milieuzones bepaald op basis van Bedrijven en Milieuzonering en gegevens uit milieuvergunningen en AMvB's. Vervolgens is geïnventariseerd waar mogelijk hindersituaties optreden.

Binnen het plangebied

In onderstaande tabel zijn de bestaande bedrijven in het plangebied weergegeven.

Locatie Naam Bedrijfsactiviteiten SBI Cat. Richtafstand (m)
Gouderakse Tiendweg 20 V.T.V. Groenakker volkstuinen met kantine - 1 10
Gouderaksedijk 125 Hoogheemraadschap van Rijnland Rioolwaterzuiverings-inrichting 3700 4.1 200
Provincialeweg West 64 HH Schieland en Krimpenerwaard Poldergemaal (molen) 3700 2 30
Provincialeweg West 70 TenneT Schakel- en trafostation 35 4.2 300
Schoonhovenseweg 2 Esso Selfservice J.J. Hoekstra Tankstation zonder LPG 473 2 30
Zuider IJsseldijk 8 Bouwbedrijf B. Lubbers Timmerbedrijf 41 2 30
Zuider IJsseldijk 46 Promen Holding B.V. Sociale werkvoorziening 32991 2 30

Tabel 3 Bedrijfslocaties in het plangebied

De rioolwaterzuiveringsinrichting van het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt later in dit hoofdstuk behandeld. Het schakel- en trafostation van TenneT heeft een hoge richtafstand vanwege geluid. Ander milieuaspecten zijn bij dit bedrijf planologisch niet relevant. De overige bedrijven uit de tabel geven geen aanleiding voor een nadere beschouwing.

De regionale ambulancedienst zal worden gevestigd op de locatie Zuider IJsseldijk 46 (Promen). Zie ook paragraaf 5.4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0020.jpg"

Figuur 19: Geurzones van bedrijven in de nabijheid van het plangebied

Buiten het plangebied

Uit de inventarisatie van bedrijven buiten het plangebied is gebleken dat de bedrijven Croda en Koudasfalt op een gezoneerd industrieterrein zijn gelegen. Voor het aspect geluid wordt derhalve verwezen naar hoofdstuk 3. Geluid afkomstig van andere bedrijven buiten het plangebied is in dit kader niet relevant. Ook mogelijke stofhinder of gevaar van bedrijven buiten het plangebied is niet gebleken. Daarentegen zijn er een aantal bedrijven die geurhinder binnen het plangebied kunnen veroorzaken. Van deze bedrijven ligt alleen de rioolwaterzuiveringsinrichting van het Hoogheemraadschap van Rijnland in het plangebied. De ander bedrijven liggen daar net buiten.

In figuur 15 zijn de geurzones van de relevant bedrijven weergegeven. Deze geurzones zijn indicatief en kunnen niet worden overgenomen op een bestemmingsplankaart. De vergunde geurzones (voor zover aanwezig) van deze bedrijven hebben geen gevolgen voor het conserverend bestemmingsplan. Wanneer er binnen het plangebied op termijn de mogelijkheid wordt onderzocht om woningen te ontwikkelen, kan deze figuur als eerste indicatie gebruikt worden. De nummers in de figuur verwijzen naar de bedrijven die hieronder worden behandeld.

4.5.3 Conclusie

De bestaande bedrijven in en buiten het plangebied hebben in het algemeen geen invloed op het conserverende bestemmingsplan. De concentratie aan geurhinderlijke bedrijven aan de westkant van het plangebied duidt erop dat ter plaatse een hoge geurbelasting aanwezig is. Het beperkte aantal bij de Milieudienst geregistreerde stankklachten wijst niet op een overbelaste situatie.

Uit het onderzoek is gebleken dat er overwegend categorie 1 en 2 bedrijven bevinden in het plangebied. Er zijn 2 bedrijven met categorie 3.1 of hoger in het plangebied aanwezig, waarmee rekening moet worden gehouden wanneer binnen de milieuzones van deze bedrijven planologische ontwikkelingen zullen gaan plaatsvinden. Ten noorden van het plangebied zijn ook bedrijven gelegen waarmee rekening moet worden gehouden. Voor deze bedrijven is een dubbelbestemming 'geluidzone - industrie' opgenomen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Stolwijkersluis is grotendeels conserverend van karakter. Alleen de aanleg van de fietstunnel conform het projectbesluit en de realisatie van het Veenweidepark vormen een ontwikkeling in het bestemmingsplan. In de hierna volgende tekst worden beide ontwikkelingen beschreven. De juridische vertaling van het plan wordt in hoofdstuk 6 uiteengezet.

5.2 Doelstelling Van Het Plan

Het bestemmingsplan Stolwijkersluis heeft als hoofddoel de bestaande planologische situatie te bestemmen en hiervoor een actuele, digitaal raadpleegbare regeling te treffen.

Als algemene doelstelling voor het plangebied geldt dat zoveel mogelijk moet worden aangesloten op de vigerende bestemmingsplanregeling, de bestaande situatie en het geformuleerde beleid. Met het bestemmingsplan wordt ook de ontwikkeling van het Veenweidepark mogelijk gemaakt.

5.3 Beheer

5.3.1 Ruimtelijke structuur

Zoals beschreven in hoofdstuk 2 kan het plangebied worden opgesplitst in twee karakteristieke landschappen. Het gebied ten zuiden van de Gouderaksedijk en de Provincialeweg West (N228) en het gebied ten noorden van deze wegen. Het zuidelijke gebied valt binnen een ontginningslandschap. Dit is herkenbaar aan de oude bebouwing aan de dijken, met daarachter de lange (laag gelegen) linten waar het vee kan grazen. Op deze locatie wordt in de toekomst het Veenweidepark gerealiseerd.

Het tweede karakteristieke landschap is gelegen in het noordelijke gebied, aan en om de Hollandsche IJssel. De woningen en bedrijven hier hebben een band met de rivier, wat resulteert in een duidelijke verschijningsvorm. Zo zijn de woningen op een hoog punt gesitueerd om wateroverlast te voorkomen en hebben deze veelal uitzicht op de Hollandsche IJssel.

5.3.2 Functionele structuur

Wonen

In onderhavig bestemmingsplan is onderscheid gemaakt in twee verschillende vormen van wonen. De basis van beide woongebieden is hetzelfde, namelijk een bouwvlak achter de voorgevelrooilijn waar in mag worden gebouwd. Het deel van het perceel vóór de voorgevelrooilijn heeft een 'Tuin' bestemming. Hiermee wordt voorkomen dat woningen dichterbij de weg kunnen worden gebouwd dan in de huidige situatie. In de paragraaf over de erfbebouwingsregeling is dit onderscheid in woonvormen ook gemaakt.

Bedrijvigheid

In het plangebied zijn de bedrijven direct bestemd, waarbij een verschil is tussen de toegestane bedrijven. In het bestemmingsplan is onderscheid gemaakt tussen de vestiging van wel en niet-geluidsgezoneerde bedrijven.

Recreatie

Het plangebied kent tot nog toe één recreatiegebied, namelijk het volkstuinencomplex aan de Gouderakse Tiendweg. Dit complex was in het voorheen geldende bestemmingsplan niet mogelijk, waardoor voor de nieuwvestiging hiervan is een vrijstelling doorlopen. De aanleg van het Veenweidepark zal de recreatieve mogelijkheden van het gebied vergroten.

Maatschappelijk

De Haastrechtse molen en de Waaiersluis zijn bijzondere voorzieningen in het gebied en hebben de bestemming Maatschappelijk gekregen. Binnen het plangebied zijn nabij de Stolwijkersluis gronden gelegen welke in eigendom zijn van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Deze gronden hebben een (indirecte) waarde in de instandhouding van de waterhuishouding in het peilgebied. Door deze gronden een maatschappelijke bestemming te geven waarin alle voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering mogelijk zijn kan het hoogheemraadschap hier in de toekomst een passende invulling aan geven, zonder dat het bestemmingsplan dit in de weg staat.

5.3.3 Verkeersstructuur

Binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan zijn de volgende wegen gelegen:

  • Provincialeweg West (N228);
  • Gouderaksedijk;
  • Schoonhovenseweg (N207);
  • Goudseweg;
  • Zuider IJsseldijk.

Al deze wegen hebben dezelfde bestemming 'Verkeer' gekregen. De genoemde wijze van bestemmen betekent geen wijziging van de bestaande verkeersstructuur. Tussen de rotonde en de Hollandsche IJssel wordt een extra aansluiting ten behoeve van de nieuwe ambulancepost in het plan opgenomen. Verder worden geen ontwikkelingen in het plan mogelijk gemaakt binnen de bestaande verkeersstructuur. De Zuidwestelijke Randweg is reeds mogelijk gemaakt door het provinciale inpassingsplan.

5.3.4 Groenstructuur

De openbare gebieden met een groen karakter zijn opgenomen binnen de bestemming 'Groen'. Verder geldt voor grote delen van het gebied de bestemming 'Agrarisch'. Ook deze bestemming draagt bij aan het in stand houden van het groene karakter van het gebied. Het beoogde Veenweidepark is aangegeven met de bestemming 'Waarde-Natuur'.

5.3.5 Cultuurhistorie

Cultuurhistorie

In het plangebied is een aantal Rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig. Deze monumenten worden beschermd door middel van het voorliggende bestemmingsplan. Voor deze monumenten is een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' opgenomen waarin wordt verwezen naar de gemeentelijke monumentenverordening.

Molenbiotoop

In het plangebied is één molen gelegen, de Haastrechtse molen. Daarnaast is in het plangebied eveneens de molenbiotoop gelegen van de molen 't Slot welke buiten het plan is gelegen. Ter bescherming van de windvang en zicht op de molen is hiervoor een 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. Op het perceel ten zuiden en ten westen van de Haastrechtse molen is een nadere regel opgenomen om te voorkomen dat daar hogere beplanting kan worden geplaatst waardoor het zicht op de molen van de Provincialeweg West wordt geborgd.

Archeologie

Gouda heeft een eigen archeologische waardenkaart. Hierop wordt een deel van het plangebied aangeduid met drie verschillende waarden, namelijk Lage verwachting, Hoge verwachting vanaf 2,0 m - mv, Hoge verwachting vanaf 0,5 m - mv en Hoogwaardige locatie.

Voor het bestemmingsplan heeft dit tot gevolg dat de gebieden met een hoge verwachting en de hoogwaardige locatie Veerstal de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' hebben gekregen. Indien op deze gronden een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend, dient de aanvrager te beschikken over een archeologievergunning voor de bodemverstorende activiteiten.

5.3.6 Vertaling van de welstandsnota

In de welstandsnota is aangegeven dat de regeling in het bestemmingsplan moet aansluiten op de regelingen in de welstandsnota. Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. In de regels is aangesloten bij de standaard van de gemeente Gouda en de bestaande situatie.

5.3.7 Regeling erfbebouwing

Binnen de in de gemeente vigerende bestemmingsplannen zijn verschillende regelingen opgenomen. Op basis hiervan is een (algemene) regeling geformuleerd die ook in dit bestemmingsplan is overgenomen:

  • de standaardregeling voor de diepte is nu vaak 2,5 m; dit wordt verruimd tot 3 m (gemeten uit de achtergevelbouwgrens);
  • voor de goothoogte wordt de hoogte van de eerste bouwlaag aangehouden; de nokhoogte is maximaal 3,5 m;
  • de maximale oppervlakte bedraagt 30 m2 voor aaneengesloten woningen, 55 m2 voor vrijstaande en/of halfvrijstaande woningen of eindwoningen van een blok;
  • zoals hiervoor beschreven wordt aan de voorzijde de bestemming 'Tuin' opgenomen; deze gronden dienen onbebouwd te blijven;
  • voor erkers is een standaardbepaling opgenomen.

In het plangebied is in de huidige situatie op verschillende locaties voormalige agrarische bebouwing (VAB) gelegen. VAB locaties hebben veelal een grotere woning en meerdere bijgebouwen dan toegestaan binnen de Wonen - 1, de bestemming die normaliter voor woningen binnen de gemeente Gouda wordt gebruikt. In onderhavig bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nieuwe situatie. De regeling voor VAB (zoals opgenomen binnen de bestemming Wonen - 2) zorgt voor een ruimere bouw mogelijkheid, waarmee strijdige situatie worden voorkomen. Deze regeling stelt dat nieuw op te richten bijgebouwen maximaal 50% van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken mag bedragen, met een maximum van 200 m².

5.4 Ontwikkelingen

Het plangebied is de afgelopen decennia van karakter veranderd en de agrarische bedrijvigheid is grotendeels verdwenen. De vigerende bestemmingsplannen zijn hierdoor sterk verouderd. Hieronder wordt beschreven hoe wordt omgegaan met de ontwikkelingen in het gebied waarbij is afgeweken van de vigerende bestemmingsplannen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen reeds vergunde ontwikkelingen, ontwikkelingen waarvoor de procedure nog loopt en ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.

5.4.1 Reeds vergunde ontwikkelingen

In het plan zijn in het verleden gevolgde vrijstellingsprocedures opgenomen, zodat er een actuele planologische regeling ontstaat.

Geluidszone Tennet

Een bijzonder geval vormt de geluidszone voor TenneT. In het gebied geldt sinds de jaren '90 van rechtswege een geluidszone voor het Trafostation van TenneT aan de Zuider IJsseldijk. Deze geluidszone dient in dit bestemmingsplan te worden opgenomen. In overleg met TenneT, provincie en milieudienst is een geluidscontour opgesteld en opgenomen in het voorontwerp (zie voor de ligging van de zone paragraaf 4.1.2). Tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan wordt een ontwerphogerewaardebesluit ter inzage gelegd voor twee woningen aan de Provincialeweg West, de nummers 72 en 74.

Projectbesluit fietsverbinding ZWR (2010)

Ten zuiden van Gouda wordt de nieuwe rondweg ZWR aangelegd. Hiervoor is door de provincie in 2009 een inpassingsplan vastgesteld. De gronden hiervan maken geen deel uit van dit bestemmingsplan. In het inpassingsplan is ook een langzaamverkeerstunnel mogelijk gemaakt onder de ZWR door. De uiteinden van deze tunnel liggen echter buiten het plangebied van het inpassingsplan. Om de aanleg van de tunnel voor deze gronden mogelijk te maken is in 2010 een projectbesluitprocedure gevoerd. Op 2 november 2010 is een projectbesluit vastgesteld dat de aanleg van een fietstunnel mogelijk maakt. Middels dit projectbesluit kan een noord-zuid verbinding worden gerealiseerd voor langzaam verkeer tussen de Gouderaksedijk en de Gouderakse Tiendweg onder de ZWR door. Voor de fietstunnel is op 6 januari 2011 een bouwvergunning verleend. Het projectbesluit is opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

De uitvoering van werkzaamheden voor de tunnel is door de provincie gelijktijdig gepland met de aanleg van de ZWR in dit gebied. De fietsverbinding sluit waarschijnlijk ter hoogte van de Gouderaksedijk 75/77 aan op de bestaande infrastructuur. Hier wordt ter ontsluiting van de agrarische percelen op de Gouderaksedijk een landbouw-ontsluitingsweg aangelegd.

De ligging van de fietsverbinding richting de ZWR is vooralsnog niet bekend, maar naar verwachting wordt deze zo direct mogelijk naar de fietstunnel gesitueerd. Een en ander is nog afhankelijk op welke wijze de fietsverbinding onderdeel uit gaat maken van het te ontwikkelen Veenweidepark. Het verloop en de aansluiting met de Gouderakse Tiendweg wordt naar verwachting ook zo direct (en recht) mogelijk gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0021.jpg"

Figuur 20: Globaal tracé fietspad

Regionale Ambulancedienst (RAD)

De Regionale Ambulancedienst (RAD) wordt gevestigd in een deel van het pand van Promen, Zuider IJsseldijk 46. In het bestemmingsplan is deze vestiging opgenomen, evenals de ontsluiting van de RAD op de Schoonhovenseweg bij de Haastrechtse brug. De ontsluiting is bestemd voor spoedritten, zodat geluidsoverlast voor de bestaande woningen wordt voorkomen. Op 31 maart 2011 is de gebruiksontheffing voor de vestiging van de RAD verleend, welke op 18 mei 2011 onherroepelijk is geworden. De omgevingsvergunning voor de uitrit is op 27 juni 2011 verleend en vanaf 9 augustus 2011 onherroepelijk.

7 woningen Zuider IJsseldijk

In 2008 is een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO (oud) gestart voor de realisatie van 7 woningen aan de Zuider IJsseldijk. De initiatiefnemer is de provincie Zuid-Holland, de eigenaar van de gronden. De voortgang hiervan is opgehouden onder andere vanwege de sanering van de grond. Inmiddels is de procedure van de vrijstelling volledig doorlopen en verleend. Het in het kader van deze ontwikkeling beoogde wandelpad tussen de woningen door vanaf de Zuider IJsseldijk naar de oever van de Hollandsche IJssel is in de verbeelding opgenomen.

5.4.2 In het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen

Goudseweg 12

De eigenaar van de Goudseweg 12 heeft een bouwinitiatief ingediend. De initiatiefnemer wil op deze plek de aanwezige, maar niet meer bedrijfsmatig gebruikte bedrijfsbebouwing slopen en een woning met bed en breakfast realiseren. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is er geen sprake van een extra woning, wel schuift het bouwvlak van de woning naar achteren ten opzichte van de weg. In vergelijking met de aanwezige bebouwing neemt het bebouwd oppervlak af en komt deze verder van de watergang af. Het plan is stedenbouwkundig getoetst, ook in relatie met de naastgelegen monumentale boerderij en de daar aanwezige erfbebouwing. Het verdwijnen van de bestaande bedrijfsbebouwing verbetert de ruimtelijke kwaliteit van de locatie. De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK) heeft geen probleem met het verschuiven van het bebouwingsvlak mits de dakoppervlakken gehandhaafd worden en de volumes passen in de vormgeving van het straatbeeld en de kwaliteit van de omgeving. Ook past het initiatief binnen het Goudse beleid. Het bouwinitiatief is daarom opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0022.jpg"

Figuur 21: Goudseweg 12, bestaand (te slopen bedrijfsbebouwing rood omkaderd) en nieuw

Wijzigingsbevoegdheid Tiendweg

Voor een perceel aan de Tiendweg, kadastraal bekend onder gemeente Gouda sectie L, nummer 196, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de realisatie van een volkstuinencomplex. Reeds enige tijd is de eigenaar en tevens initiatiefnemer van dit perceel in overleg met de gemeente wat betreft de realisatie van dit volkstuinencomplex. Van gemeentezijde bestaat op zich geen bezwaar tegen het realiseren van een volkstuincomplex op dit perceel, zolang de inrichting, bebouwing en gebruik aansluiten op het naastgelegen volkstuincomplex. Tot op heden is tussen initiatiefnemer en gemeente geen overeenstemming bereikt over de inrichting van het perceel en het kostenverhaal. Om de realisatie van het volkstuinencomplex in de toekomst mogelijk te maken is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Goudseweg 64

Op deze locatie is momenteel een kantoor gevestigd. De uiterlijke verschijningsvorm is echter die van een woning. Het pand komt op korte termijn leeg te staan en het is op dit moment onzeker of het gebruik als kantoor in de toekomst zal blijven. Van de eigenaar van het pand is het verzoek ontvangen om toekomstig gebruik als woning mogelijk te maken, wanneer het niet langer mogelijk is om het pand als kantoor te verhuren. Tegen deze gebruikswijziging is vanuit het gemeentelijk ruimtelijk beleid geen bezwaar. Voor de woning is een hogere waarde voor geluid vastgesteld,. Wanneer het pand in gebruik wordt genomen als woning blijft deze bestemming ook gelden; het is dus binnen de regeling van het bestemmingsplan niet mogelijk dit later weer terug te veranderen in een solitaire kantoorvestiging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0023.jpg"

Figuur 21: De situatie aan de Goudseweg 64

Gouderakse Tiendweg 99

Aan de Gouderakse Tiendeweg nummer 99 is (op grondgebied van de gemeente Ouderkerk) een agrarisch bedrijf gevestigd. Het gaat om een melkveehouderij en paardenhouderij met pensionstalling. De eigenaar hiervan heeft een zienswijze ingediend naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan. Indiener is eigenaar van 7 percelen ten noorden van de Gouderakse Tiendweg, Zes hiervan heeft hij in 2011 verworven. In zijn zienswijze maakt indiener bezwaar tegen het vervallen van de Agrarisch bouwmogelijkheden op de genoemde percelen. Na overleg blijkt dat het met name gaat om drie percelen waarop door hem toekomstige bebouwing gewenst is. Op deze percelen wil hij in de toekomst de pensionstalling kunnen uitbreiden.

Omdat een pensionstalling niet onder de nu geldende Agrarische bestemming valt is er wel sprake van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarvan de wenselijkheid dient te worden beoordeeld. Een pensionstalling is een functie die past in de stadsrand en bijdraagt aan het recreatief gebruik van het gebied en daarmee aan de levensvatbaarheid van het platteland op de langere termijn, Uit overleg met de provincie blijkt dat op de betreffende percelen geen natuur/Veenweidepark meer zal worden gerealiseerd en dat de provincie geen bezwaar heeft tegen het voorgenomen gebruik.

Naar aanleiding van het bovenstaande zijn voor de drie percelen de Agrarische bouwmoglijkheden die al bestonden vertaald naar het onderhavige bestemmingsplan. Voor het realiseren van de pensionstalling is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen onder de bestemming Agrarisch. Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid kan het voornemen worden getoetst aan aspecten als de gevolgen voor het milieu, de landschappelijke inpassing en het tegengaan van verkeer en parkeeroverlast.

Veenweidepark Stolwijkersluis

De gemeente Gouda wil in Stolwijkersluis een Veenweidepark realiseren. Dit Veenweidepark borduurt voort op wensen die al eerder waren opgenomen in het 'Masterplan Stolwijkersluis (2006)' . Belangrijk onderdelen hiervan waren het herstellen en weer doorvaarbaar maken van de Stolwijker schutsluis en het behouden en ontwikkelen van het daar achtergelegen veenweidelandschap. De restauratie van de sluis, een rijksmonument, is inmiddels in uitvoering.

Het Veenweidepark is geprojecteerd in het gebied dat gelegen is tussen de Gouderaksedijk en de Gouderakse Tiendweg binnen de gemeente Gouda. Inmiddels zijn alle percelen die nodig zijn voor de realisatie van het Veenweidepark in eigendom bij de provincie, of er zijn vaste afspraken gemaakt over het gebruik voor het Veenweidepark. Het gebied zal de functie krijgen als entree vanuit Gouda naar het natuur- en agrarisch gebied in de Krimpenerwaard. Daarmee sluit de inrichting aan op de doelstelling van het Veenweidepact Krimpenerwaard. De provincie Zuid-Holland heeft het Veenweidepark in de provinciale Verordening ruimte begrenst als EHS en dit is als zodanig opgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2012. Ook in onderhavig bestemmingsplan wordt het Veenweidepark mogelijk gemaakt om de natuurlijke waarden te behouden en versterken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1200BPstolwijkersl-DF01_0024.jpg"

Figuur 23: Zoekgebied Veenweidepark

De exacte begrenzing en inrichting van het gebied is nog niet bekend. In het Natuurbeheerplan 2012 van de provincie is aangegeven dat het natuurdoeltype voor het Veenweidepark 'kruiden- en faunarijk grasland' is. Kruiden- en faunarijk grasland omvat allerlei graslandvegetaties zoals kamgrasvegetaties of de meer algemene witbolgraslanden. Diverse soorten ruigte en struweel kunnen in dit grasland voorkomen. Het grasland wordt meestal extensief beweid of gehooid en niet of slechts licht bemest. Kruiden- en faunarijk grasland wordt bij een goede kwaliteit gekenmerkt door variatie in structuur (ruigte en plaatselijk struweel, hogere en lage vegetatie) en een kruidenrijke graslandbegroeiing die rijk is aan kleine fauna. Gradiënten binnen (grond)waterpeil en voedselrijkdom zorgen voor diverse vegetatietypen. Deze graslanden zijn van belang voor vlinders en andere insecten, vogels en kleine zoogdieren.

Naast dit natuurdoeltype zal het gebied ook mogelijkheden bieden voor extensieve recreatie zoals wandelen en picknicken. Het Veenweidepark kan een startpunt worden voor kanotochten en wandelingen verder de Krimpenerwaard in. Via de fietsvoetgangerstunnels onder de Zuidwestelijke randweg door kunnen fietsers en wandelaars de Gouderakse Tiendweg bereiken. Deze verbinding voor langzaam verkeer is reeds eerder met een projectbesluit planologisch mogelijk gemaakt. Het gebied zal ontsloten worden voor langzaam verkeer door een afrit vanaf de Gouderaksedijk tussen de huisnummers 75 en 77, welke tevens zal dienen als ontsluiting voor enkele particuliere agrarische percelen. Het opstellen van het inrichtingsplan is eind 2011 gestart.

De afspraak is gemaakt dat de omgeving nauw bij deze planvorming betrokken zal worden. Na inrichting wordt het gebied in eigendom overgedragen aan de stichting het Zuid-Hollands Landschap. Het beheer van het Veenweidepark zal gebeuren door de stichting Het Zuid Hollands landschap, die daarvoor budget van de provincie ontvangt. Tussen provincie, gemeente en de stichting Zuid-Hollands Landschap wordt een convenant gesloten, waarin afspraken staan over de voorbereiding, de uitvoering en het beheer van het Veenweidepark Gouda.

De begrenzing van de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur' is aangepast aan de laatst bekende situatie. Percelen waarvan bekend is dat zij in particuliere handen zullen blijven en niet zullen worden ingericht als natuur, hebben deze dubbelbestemming niet gekregen. De provincie heeft aangegeven dat het Natuurbeheerplan ook op dit punt wordt aangepast.

Tussen de Gouderaksedijke nummer 75 en 77 is op de verbeelding aangegeven, waar de ontsluiting zal komen voor zowel het Veenweidepark als voor de noordoostelijk gelegen particuliere agrarische percelen die als gevolg van de ZWR niet meer van de zuidkant zijn te bereiken.

Hoofdstuk 6 Planopzet

6.1 Feitelijke Planopzet

6.1.1 Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2008. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2008.

De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

6.1.2 Methodiek

In het bestemmingsplan hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.

6.2 Juridische Planopzet

6.2.1 Regels

Conform bovengenoemde landelijke standaard zijn de regels ondergebracht in vier hoofdstukken. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden:

  • Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hierin worden de gebruikte begrippen en de wijze van meten uiteengezet, teneinde een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en de verbeelding te waarborgen.
  • Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hier worden voor alle voorkomende bestemmingen en de bijbehorende regels uiteengezet.
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierin staan de algemeen geldende regels, in aanvulling op de bestemmingsregels, welke voor meerdere of alle bestemmingen van toepassing zijn. Tevens zijn hier de meeste wijzigingsregels opgenomen.
  • Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels. Hierin is het overgangsrecht geregeld alsmede de citeertitel en het vaststellingsdictum.

6.2.2 Bestemmingen

De regels volgen een éénduidige opbouw, conform SVBP2008. De regels voor de bestemmingen zijn in de regel als volgt opgebouwd en bevatten tenminste:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels.

In de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke functies binnen de bestemming zijn toegelaten, en of gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en/of andere werken zijn toegelaten.

De bouwregels bevatten regels voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Het betreft meestal regels inzake de situering en inzake de (maximale) bouwhoogte. Bij sommige bestemmingen wordt onderscheid gemaakt tussen (soorten) gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Daarnaast komen in sommige bestemmingen één of meer van de volgende onderdelen voor:

  • Afwijken van de bouwregels
  • Afwijken van de gebruiksregels
  • Specifieke gebruiksregels
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Met de bevoegdheid tot het afwijken van de bouwregels kan, zij het beperkt en mits gemotiveerd, worden afgeweken van de bestemmingsregels, bijvoorbeeld voor kleine overschrijdingen van het bouwvlak of voor de realisering van een wat hogere erfafscheiding.

Met de bevoegdheid tot het afwijken van de gebruiksregels kan, zij het beperkt en mits gemotiveerd, worden afgeweken van de gebruiksregels. Bijvoorbeeld voor het toestaan van bedrijven met een hogere milieucategorie dan normaal toegestaan.

Door middel van specifieke gebruiksregels wordt geregeld welke specifieke vormen van gebruik, al dan niet binnen een aanduiding, zijn toegestaan dan wel uitgesloten of beperkt.

Sommige bestemmingen kennen een regeling voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dit houdt in dat binnen die bestemmingen bepaalde bouwwerken of andere werken niet mogen worden uitgevoerd zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders. Het kan hierbij enerzijds gaan om de bescherming van bijzondere waarden of belangen, zoals natuurwaarden, archeologische waarden, waterschapsbelangen e.d. Anderzijds kan door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een goede ruimtelijke inpassing van (gevoelige en/of kwetsbare) functies binnen milieu- en veiligheidszones worden gewaarborgd.

6.2.3 Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening dient in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht te worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan binnen de wettelijke planperiode van 10 jaar.

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend, waardoor hier geen exploitatieplan voor nodig is. Voor enkele particuliere ontwikkelingen die in het plan worden gefaciliteerd zijn of worden kostenverhaalovereenkomsten gesloten met de initiatiefnemer. Hiermee bestaat voor dit bestemmingsplan geen verplichting om een exploitatieplan vast te stellen, aangezien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is en het bepalen van een fasering en/of het vastleggen van locatie-eisen niet noodzakelijk is.

7.2 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De gemeenteraad heeft op 1 november 2005 een handhavingsnota vastgesteld.

Handhaving kan plaats vinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Deze vorm van handhaving valt onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.

Daarnaast wordt onderscheiden de preventieve handhaving. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch zekere betekenis toegekend.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De gemeente Gouda streeft naar draagvlak bij belanghebbenden en maatschappelijke organisaties voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Daarom hecht de gemeente als bevoegd gezag veel belang aan de dialoog over dit bestemmingsplan. Dit hoofdstuk over de maatschappelijke uitvoerbaarheid gaat nader in op de afweging van belangen van derden bij het opstellen van het bestemmingsplan en de onderliggende documenten, de maatschappelijke dialoog, de resultaten van de inspraak op grond van de gemeentelijke inspraakverordening (Algemene inspraak- en participatieverordening Gouda, 31 januari 2007) en het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Bro.

7.3.1 Inspraakprocedure

Ingevolge de inspraakverordening is het voorontwerp bestemmingsplan Stolwijkersluis voor de inwoners van de gemeente Gouda en voor de in de gemeente belanghebbende natuurlijke- en rechtspersonen ter inzage gelegd van 31 maart 2011 tot en met 11 mei 2011. Gedurende deze periode konden inspraakreacties ten aanzien van het voorontwerp bestemmingsplan naar voren worden gebracht. Daarnaast is een informatieavond georganiseerd en gesproken met het wijkteam Buurtschap Stolwijkersluis.

In de bij het ontwerpbestemmingsplan horende Notitie inspraak en overleg is een samenvattend overzicht van reacties opgenomen, die gedurende de periode van terinzagelegging zijn ingebracht, alsmede de beantwoording daarvan door burgemeester en wethouders van Gouda.

7.3.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) hebben de overlegpartners de mogelijkheid gehad om te reageren op het voorontwerp bestemmingsplan Stolwijkersluis. Van de volgende instanties is een reactie ontvangen:

  • Hoogheemraadschap van Rijnland;
  • Provincie Zuid-Holland;
  • Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpernerwaard;
  • VROM-inspectie;
  • TenneT.

Van de eerste vier instanties is een inhoudelijke reactie ontvangen. TenneT heeft aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben op het voorontwerp bestemmingsplan. In de Notitie inspraak en overleg is een samenvattend overzicht van reacties opgenomen, die gedurende de periode van terinzagelegging zijn ingebracht, alsmede de beantwoording daarvan door burgemeester en wethouders van Gouda.

7.3.3 Zienswijzenprocedure

In het kader van de zienswijzenprocedure is het ontwerpbestemmingsplan met de bijbehorende stukken voor een periode van zes weken ter inzage gelegd op het gemeentehuis en raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl. Deze terinzagelegging is van tevoren aangekondigd in de lokale krant en in de Staatscourant. Daarnaast is het voornemen elektronisch gepubliceerd door middel van plaatsing op de gemeentelijke website. Gedurende de periode van tervisielegging bestond voor een ieder de mogelijkheid om zienswijzen omtrent het ontwerp bestemmingsplan naar voren te brengen. In bijlage 2 van deze toelichting is de zienswijzennotitie opgenomen, met de beantwoording van de zienswijzen.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Overzicht Onderzoeksrapporten

  • Milieukundig advies bestemmingsplan Stolwijkersluis', Milieudienst Midden-Holland, december 2011

Bijlage 2 Lijst Met Wijzigingen

In deze bijlage zijn de wijzigingen in het vastgestelde bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan beschreven. Enerzijds betreffen het wijzigingen naar aanleiding van de ingediende zienswijzen. Anderzijds betreffen het ambtshalve wijzigingen. Deze lijst gaat in op de wijzigingen in de toelichting, de regels en de verbeelding.

Wijzigingen in ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:

  • Het perceel aan de Provincialeweg West 74 heeft deels een bestemming 'Agrarisch' gekregen, in reactie op de ontvangen zienswijze;
  • voor het perceel aan de Provincialeweg West 72 zijn de bouwaanduidingen aangepast, in reactie op de ontvangen zienswijze;
  • aan de Gouderakse Tiendweg zijn drie bouwblokken opgenomen, in reactie op de ontvangen zienswijze. Op deze drie percelen is eveneens de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pensionstalling' opgenomen. Binnen deze aanduiding is een pensionstalling toegestaan, mits wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden;
  • aan de Gouderaksedijk is tussen de nummers 75 en 77 de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Dit ten behoeve van de ontsluiting van het Veenweidepark;
  • Bij Gouderaksedijk 107, 109, 111 en 113 is de aanduiding 'Voormalige agrarisch bedrijf (VAB)' verwijderd, in reactie op de (verlate) inspraakreactie
  • In artikel 3 is in reactie op een zienswijze een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van afscheidingen tot een hoogte van 1,5 m;
  • In artikel 3 is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het realiseren van een pensionstalling, in reactie op een zienswijze;
  • in Artikel 6 is toevoegd onder h. 'kunstwerken, waaronder bruggen, dammen en duikers';
  • artikel 9.3 is komen te vervallen;
  • in Artikel 10.1 is toegevoegd onder h. 'kunstwerken, waaronder bruggen, dammen en duikers';
  • in Artikel 11.4 zijn de laatste twee woorden 'voor voetgangers en fietsverkeer' verwijderd;
  • in Artikel 13 is toegevoegd dat de afstand van bebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m moet bedragen;
  • in Artikel 13.2 is toegevoegd onder g. 'alle gebouwen';
  • Artikel 27 onder d. is aangevuld met 'en dergelijke', zodat de opsomming niet limitatief is;
  • Artikel 28 (algemene wijzigingsregels) is toegevoegd;
  • In de toelichting is de beschrijving van de ontwikkelingen (paragraaf 5.4) geactualiseerd en een beschrijving van de zienswijzenprocedure (subparagraaf 7.3.3).