Boerhaavekwartier
Bestemmingsplan - Gemeente Gouda
Vastgesteld op 22-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Boerhaavekwartier' met identificatienummer NL.IMRO.0513.1703BPBoerhaave-VG01 van de gemeente Gouda.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage
de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
1.9 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.10 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één of meerdere personen van wie de huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein daar noodzakelijk is.
1.11 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning
het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.12 bestaand (in relatie tot bebouwing)
bebouwing aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het (ontwerp) bestemmingsplan.
1.13 bestaand (in relatie tot gebruik)
gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.17 bijzondere woonvormen
met woningen vergelijkbare huisvesting, zoals vormen van begeleid wonen en gezinsvervangende tehuizen en wooneenheden, al dan niet met gemeenschappelijke voorzieningen.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag, laag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen:
- a. een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
- b. een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
- c. een zolder, waarvan de oppervlakte, voor zover de bouwhoogte groter is dan 1,5 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.25 dakopbouw
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok en/of de goot van het dak waardoor de bouwhoogte van het gebouw toeneemt.
1.26 dakvlak
een hellend vlak in een dak.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen.
1.29 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.30 garagebox
een afzonderlijke, niet tot een bepaalde woning behorende, stalling van motorvoertuigen.
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 geluidsgevoelig object
een woning, alsmede een gebouw als zodanig bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.33 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.34 horecabedrijf
een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
In dit plan worden de volgende categorieën van horecabedrijven onderscheiden:
horeca, categorie I:
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca). In het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt; hieronder worden in ieder geval begrepen lunchrooms, konditoreien, koffie- en theehuizen en ijssalons.
horeca, categorie II:
- a. een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (maaltijdverstrekkers). De nadruk ligt op de dag- en (vroege) avondfunctie (keuken open van ca. 17:00 tot 22:00 uur). Hieronder worden in ieder geval begrepen: restaurants, bistro's en crêperies.
- b. een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide (kleine) etenswaren (spijsverstrekkers). Hieronder worden in ieder geval begrepen: snackbars, cafetaria's, fastfoodketens, grillrooms, automatieken en snelbuffetten.
horeca, categorie III:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse (drankverstrekkers). De nadruk ligt vooral op de avond en nacht. Hieronder worden in ieder geval begrepen: cafés, bars en brasserieën.
horeca, categorie IV:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Hieronder worden in ieder geval begrepen: discotheken, bardancings, zaalverhuurlocaties en partycentra.
horeca, categorie V:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf al dan niet gecombineerd met een café en/of restaurant. Hieronder worden in ieder geval begrepen: hotels, pensions en overige logiesverstrekkers.
1.35 kantoor
een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.
1.36 kwetsbaar object
- a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen, of
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.37 maatschappelijke voorzieningen
overheids-, medische, educatieve, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening, kinderdagverblijven, kinderopvang en zorg.
1.38 milieucategorie
een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
1.39 nok
een snijpunt van twee of meer dakvlakken, zijnde de hoogste lijn van het dak.
1.40 overkapping
een bouwwerk met een gesloten dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.
1.41 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in, op of boven het water wordt gebouwd: het waterpeil;
- d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
1.42 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.43 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.44 recreatie
het uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfs- en dagrecreatie en/of jacht- c.q. passantenhaven.
1.45 seksautomatenhal
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.
1.46 seksbioscoop/-theater
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.
1.47 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub;
al dan niet in combinatie met elkaar. Onder een seksinrichting wordt niet verstaan een escortbedrijf of een sekswinkel.
1.48 sekswinkel
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen hoofdzakelijk (minimaal 70% van de vloeroppervlakte) goederen van erotisch-pornografische aard worden verkocht of verhuurd.
1.49 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
- a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
- c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- d. afvalinzamelsystemen.
1.50 voldoende parkeerplaatsen
voldaan wordt aan de parkeernormen als bedoeld in artikel 2.5.30 van de bouwverordening die als bijlage 7a bij de Bouwverordening zijn neergelegd en op 1 april 2012 in werking is getreden. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
1.51 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel waarin de voordeur is gesitueerd.
1.52 voorgevelrooilijn
de aan de zijde van de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' gelegen bouwgrens, met dien verstande dat op hoeksituaties sprake kan zijn van twee of drie voorgevelrooilijnen.
1.53 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.54 zeer kwetsbaar gebouw
gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen mensen met een beperkte zelfredzaamheid zoals:
- a. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- b. onderwijsgebouwen voor minderjarigen;
- c. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- d. asielzoekerscentra;
- e. justitiële inrichtingen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, vlaggenmasten, bewassings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de brutovloeroppervlakte
de oppervlakte gemeten op vloerniveau, langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel
2.6 de grondoppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk
buitenwerks en boven peil.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoor;
- b. dienstverlening;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. aan de functies a, b en c gebonden parkeervoorzieningen;
- e. erven, groenvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage' de maximale oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
- c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
- d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- 1. 1 m op de gronden voor de voorgevelrooilijn;
- 2. 2 m voor het overige;
- e. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
- f. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
- g. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
- a. 3.2 onder a ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale bouwhoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- b. 3.2 onder d ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor de voorgevelrooilijn tot 2 m indien dit geen onevenredige gevolgen heeft voor het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Stijdig gebruik
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval het gebruik van een gebouw met een geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, wanneer het gebouw niet beschikt over een geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte conform de 'Beleidsregel Hogere waarden Regio MiddenHolland' van 16 april 2012.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en water;
- b. voet- en fietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
- b. Ten behoeve van water is het mogelijk bijbehorende bouwwerken zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken te bouwen.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. gestapelde woningen, al dan niet in de vorm van studentenhuisvesting, met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 6.500 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen (w)';
- c. een autorijschool, uitsluitend op de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1;
- d. een horecabedrijf uit categorie II a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2;
- e. aan de functies onder a, b en c gebonden parkeervoorzieningen;
- f. een gebouwde parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage (pg)';
- g. erven, groenvoorzieningen en water;
- h. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage' de maximale oppervlakte aan bebouwing niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
- c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' mag het aantal bouwlagen niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
- e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- 1. 1 m op de gronden voor de voorgevelrooilijn;
- 2. 2 m voor het overige
- f. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
- g. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m
- h. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
- a. 5.2 onder a ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale bouwhoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- b. 5.2 onder e ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor de voorgevelrooilijn tot 2 m indien dit geen onevenredige gevolgen heeft voor het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. pleinen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen en water;
- g. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 10 m;
- b. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m;
- c. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een verblijfsfunctie;
- b. pleinen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen en water;
- g. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 10 m;
- b. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 5 m;
- c. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. recreatief medegebruik;
- c. groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. kantoren en bedrijven, uitsluitend op de eerste en tweede bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1';
- c. een revalidatiecentrum, uitsluitend op de eerste en tweede bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2';
- d. aan de functies onder a, b en c gebonden parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
- b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Waarde - Archeologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
Indien een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie (archeologievergunning) als bedoeld in de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen op de in lid 10.1 bedoelde gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming uitsluitend geschieden nadat burgemeester en wethouders omgevingsvergunning hebben verleend.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
12.1 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen
Vlaggenmasten, antennemasten, schoorstenen en dergelijke, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 8 m overschrijden.
12.2 Dakopbouwen ten behoeve van bewassings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van bewassings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen installaties zijn toegestaan, mits deze niet hoger zijn dan 3,5 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
12.3 Onderkeldering
12.4 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
12.5 Centrale vergrendeling afzuiging
Een bouwplan dat de vestiging van 'zeer kwetsbare groepen' mogelijk maakt, dient voorzien te zijn van een centrale afgrendeling van het circulatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen of specifieke bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten.
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 Verboden gebruik
Een verboden gebruik is in ieder geval het gebruik:
- a. van onbebouwde gronden voor:
- 1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met:
- het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
- de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
- het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
- b. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, horeca of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels.
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 Parkeergarage
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage met bijbehorende voorzieningen toegestaan.
14.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- a. een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte van gebouwen, bouwhoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanduidingen, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- b. het bouwen van andere bouwwerken, zoals vlaggenmasten, artistieke kunstwerken, antennes e.d. tot een bouwhoogte van 15 m, mits belangen van derden niet in onevenredige mate worden aangetast;
- c. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 0,8 m, indien het erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken betreft;
- d. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het hijsinrichtingen, laadbruggen, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame en kelderingangen of kelderkoekoeken betreft.
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
16.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. een afwijking ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 15 m bedraagt;
16.2 Wijziging bestemming 'Groen' en 'Verkeer - Verblijf'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', mits:
- a. de wijziging verband houdt met de verkoop van openbare gronden;
- b. de bestemmingen direct grenzen aan een bestaande bestemming 'Wonen' of 'Tuin';
- c. hierdoor de bouw van een nieuwe woning niet mogelijk wordt gemaakt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Boerhaavekwartier'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
Het huidige bestemmingsplan 'Boerhaavekwartier' is bijna 10 jaar oud, en daarmee bijna verouderd volgens de wet (vastgesteld 11 juli 2007). In de periode sinds de vaststelling hebben zich planologische wijzigingen voorgedaan die in het nieuwe bestemmingsplan een plek dienen te krijgen. Het onderhavige bestemmingsplan dient de volgende doelen:
- Het plan in overeenstemming brengen met de actuele situatie, door ontwikkelingen uit de periode sinds 2007 op te nemen;
- Het vertalen van nieuw gemeentelijk beleid;
- Het bestemmingsplan is online en interactief raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en voldoet aan de nieuwste standaarden.
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
Het plangebied is gesitueerd ten noorden van het station van Gouda en wordt begrensd door:
- aan de zuidzijde, de Burgemeester Jamessingel;
- aan de westzijde, de Dreef;
- aan de oostzijde, de Ronsseweg;
- aan de noordzijde, de Bleulandweg, inclusief de parkeergarage bij het Groene Hart Ziekenhuis ten noorden van de Bleulandweg.
afbeelding 1.1: grens plangebied
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
Voorliggend bestemmingsplan Boerhaavekwartier bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding) regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan is opgebouwd conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) en de binnen de gemeente Gouda gehanteerde standaard. Hoofdstuk 1 tot en met 4 gaan in op de huidige situatie, het relevante beleid en de gebiedsaspecten. Vanaf hoofdstuk 5 tot en met hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de voorgenomen ontwikkelingen en op welke wijze deze in het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.1.1 Gouda algemeen
Gouda is ontstaan op de plaats waar de rivier de Gouwe uitmondde in de Hollandsche IJssel. De Gouwe is van oorsprong een rivier die zorgde voor de afvoer van water uit het veengebied tussen de Hollandsche IJssel en de Oude Rijn. De huidige loop van de Hollandsche IJssel is in de Romeinse tijd gevormd, over de Gouwe is minder bekend. Ten tijde van het ontstaan van de stad Gouda zal de Gouwe ongeveer zijn huidige loop door de stad al hebben gehad. De Haven is niet de oorspronkelijke Gouwemond, maar een kunstmatige verbinding naast de oude Gouweloop (langs de huidige Spieringstraat).
De ondergrond van Gouda bestaat uit een dik veenpakket, plaatselijk meer dan 10 meter dik. Over het veenpakket is door de rivieren een kleilaag afgezet, naar het noorden wordt deze laag steeds dunner. Vanaf ongeveer 1200 is er, met name in de binnenstad, regelmatig opgehoogd, waardoor een bewoningspakket met een dikte van (plaatselijk) 4 meter is ontstaan.
In 1272 kreeg Gouda stadsrechten. De stad groeide daarna binnen ongeveer 100 jaar uit naar de omvang van de huidige binnenstad (gebied binnen de singels). Deze grootte behield het lange tijd, totdat in de tweede helft van de negentiende eeuw een begin werd gemaakt met de uitbreiding van de stad buiten de singels.
Vanaf de veertiende eeuw begon men met de grootschalige winning van turf als brandstof voor stedelingen en bedrijven. Hierdoor ontstonden plassen die later ten dele weer werden drooggelegd. In de tweede helft van de negentiende eeuw wordt een begin gemaakt met de uitbreiding van de stad Gouda buiten de singels.
De eerste grote stadsuitbreidingen dateren van na 1901. Door de vestiging van nieuwe bedrijven en uitbreiding van de bestaande bedrijven ontstaat een grote behoefte aan arbeiderswoningen.
Na de Tweede Wereldoorlog wordt Gouda zowel in zuidwestelijke richting als noordelijke richting verder uitgebreid (onder andere de buurten Korte Akkeren-Nieuw en Ouwe Gouwe). Daarna volgen de buurten Vreewijk en Oosterwei in het oosten. Eind jaren zestig start in het noordwesten de bouw van de wijk Bloemendaal en in het oosten de Sportbuurt. In de jaren zeventig en tachtig volgen in het noorden de wijk Plaswijck en in het noordoosten de Slagenbuurt. In de jaren negentig wordt ten oosten van Sportbuurt tenslotte de wijk Goverwelle gebouwd.
Sinds de afronding van Goverwelle ontbreekt het de stad aan uitbreidingsmogelijkheden. Met de start van de bouw van Westergouwe in 2015 komt hierin verandering.
De grote stadsuitbreidingen uit de jaren zeventig, tachtig en negentig hadden deels tot doel om het woningtekort voor plaatsen als Den Haag en de regio Midden-Holland op te vangen. De uitbreiding in de polders vragen grote investeringen. Door de drassige veenbodem zijn de kosten van de infrastructuur aanzienlijk hoger dan elders in het land. Daartegenover hebben de laatste stadsuitbreidingen wel gezorgd voor een nieuwe sociaal-economische bloei.
2.1.2 Gebiedsspecifiek Boerhaavekwartier
Het bestemmingsplan omvat de buurt Boerhaavekwartier, gelegen tussen de Bleulandweg in het noorden en de Burgemeester Jamessingel in het zuiden. Boerhaavekwartier wordt gekenmerkt door grootschalige bebouwing waarin diverse functies zijn gehuisvest zoals scholen, (para-)medische voorzieningen, een verzorgingshuis en woningen.
Tot eind jaren '50 was het plangebied hoofdzakelijk in gebruik als weiland (zie onderstaande uitsneden van de topografische kaarten, bron www.topotijdreis.nl). Op de topografische kaarten van 1850 en 1875 is binnen het bestemmingsplangebied geen bebouwing ingetekend. Ook aan de westzijde van de Ridder van Catsweg is er dan nog geen bebouwing. Tegen het einde van de negentiende eeuw en aan het begin van de 20e eeuw wordt de huidige Ridder van Catsweg met meer stedelijke bebouwing gevuld. Tot aan de jaren '50 is het plangebied nog onbebouwd. Nadat de Burgemeester Jamessingel parallel aan het spoor is aangelegd komt in de jaren '60 van de twintigste eeuw de ontwikkeling van het plangebied en de directe omgeving goed op gang. De Bleulandweg en de Ronseweg worden aangelegd. Ten noorden van het plangebied worden het Bleulandziekenhuis (genoemd naar de Goudse stadsarts Jan Bleuland) en vier galerijflats gebouwd. In het plangebied zijn op de topografische kaart van 1969 enkele schoolgebouwen te zien, o.a. het Wellantcollege aan de Ronsseweg en het Driestar College, die zich uit Zeeland in Gouda vestigde. Op de topografische kaart van 1969 is het nog niet te zien, maar eind jaren '60 zijn ook de flats gebouwd langs de Burgemeester Jamessingel.
Na de aanleg van de woonwijk Bloemendaal ten noorden van het plangebied in de jaren '70 en de bebouwing in het oostelijk deel van het plangebied in de jaren '80 is het gebied grotendeels ongewijzigd gebleven. Totdat in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw een grote vernieuwing plaatsvindt langs de Ronsseweg met de Ronssetoren, Ronsseburcht, Ronsseveste en het Ronssehof.
afbeelding 2.1: historische opbouw en ontwikkeling van het plangebied
2.2 Het Plangebied
2.2.1 Kenmerken en ruimtelijke opbouw
Binnen het stedelijk verband van Gouda bezit het Boerhaavekwartier enkele bijzondere kenmerken, zoals:
- het gebied ligt op loopafstand van het centrum en nabij het station;
- in het gebied bevinden zich uiteenlopende functies;
- het gebied functioneert mede dankzij de veelheid aan functies als belangrijke schakel tussen enerzijds het centrum en station en anderzijds de woonwijk Bloemendaal en het Groene Hart Ziekenhuis;
- in historisch opzicht is het gebied de overgang van de historische binnenstad naar het landschap en in de huidige situatie de naoorlogse stedelijke uitbreidingen;
- door de schakelfunctie kent het gebied omvangrijke verkeersstromen, met name voor langzaam verkeer;
- de multifunctionele opbouw van het plangebied weerspiegelt zich ook in de stedenbouwkundige structuur van geclusterde complexen en vrijstaande bebouwing in de openbare ruimte;
- de watergangen naar de periferie van het plangebied, de centrale as en de bijzondere opbouw verlenen het gebied een bepaalde zelfstandigheid en het vormt een bepaalde stedenbouwkundige eenheid.
Zoals beschreven, kent het gebied vooral grootschalige bebouwing met een verscheidenheid aan functies. De functies zijn op hoofdlijnen onder te verdelen in vier clusters:
- Zorgcluster; deze beslaat het verzorgingscomplex Ronssehof.
- Wooncluster; deze bestaat hoofdzakelijk uit de appartementen langs de Burgemeester Jamessingel en de Ronsseweg.
- Onderwijscluster; deze bevat o.a. het Driestar College, de J. Calvijnschool en het Wellantcollege.
- Kantorencluster; deze concentreert zich vooral langs de Bleulandweg.
Afbeelding 2.2: clusters in het plangebied
2.2.2 Functionele opbouw
Bebouwing
De functionele verscheidenheid laat zich uitdrukken in de bebouwingstypologie. Deze varieert van kleinschalige kantoorgebouwen tot grote school en zorgcomplexen. Het gebied heeft een half open karakter waarbij een aantal gebouwen een bepaalde vorm van clustering kent. Voor het overige staan de gebouwen solistisch op de kavel. Op de kavel is naast veel parkeren ook relatief veel groen aanwezig. De bouwhoogten variëren van 2 tot 8 bouwlagen.
Langs de Burgemeester Jamessingel zijn drie flatgebouwen gesitueerd met daartussen doorgangen voor langzaam verkeer. De bebouwing is hoofdzakelijk gebouwd met een lichte kleur baksteen (geel en rood). De uitbreiding van het Driestar College en de nieuwbouw van het woonzorgcentrum bij Ronsseveld zijn in een fellere roodoranje steen gebouwd. De kwaliteit van de gebouwen is over het algemeen goed.
afbeelding 2.3: foto's Ronssehof
Ontsluiting en parkeren
Het hele plangebied wordt ontsloten vanaf de Bleulandweg. De enige uitzondering hierop is de uitbreiding van het Driestar College op de hoek van de Burgemeester Jamessingel en de Dreef.
Via drie toegangswegen vanaf de Bleulandweg, allen met de naam Ronsseweg, wordt het gebied verder voor het autoverkeer ontsloten. De meest westelijke toegangsweg ligt op gronden die in eigendom zijn van het Driestar College en alleen voor bestemmingsverkeer toegankelijk. De ruimte tussen de bebouwing heet het Ronsseplein.
Opvallend in het gebied zijn de grote langzaam-verkeersstromen. Vanaf het station bewegen de fietsers en voetgangers zich tussen de woonflats langs de Burgemeester Jamessingel richting de scholen, kantoren en het Groen Hart Ziekenhuis. Deze smalle doorgang is de snelste verbinding van het station richting het noorden. Langs de Burgemeester Jamessingel loopt aan beide zijden een fietspad. Door het hele gebied lopen éénzijdig of tweezijdig trottoirs langs de wegen. Alleen bij het Ronsseplein is sprake van een erf-achtige inrichting.
Groen en water
Het gebied kent een sterke water- en groenstructuur. Langs de Burgemeester Jamessingel en vervolgens langs de Ridder van Catsweg loopt een hoofdwatergang. Ter hoogte van de Dreef maakt deze watergang een verspringing het gebied in. Aan deze verspringing zit langs de Dreef een doodlopende watergang die tot aan de parkeerplaats aan de Bleulandweg doorloopt. Kenmerkend zijn de flauwe taluds met groene inrichting.
Parallel aan de Bleulandweg loopt in het plangebied een waterloop die bij de Ronsseweg afbuigt tot langs de Bleulandweg. Via duikers kruist deze watergang de Ronsseweg en gaat uiteindelijk over in de hoofdwatergang langs de Ridder van Catsweg.
De taluds van de watergangen zijn over het algemeen groen. De inrichting van de oevers in het openbaar gebied zijn deels met harde beschoeiingen vormgegeven. Op privé-gebied varieert de inrichting van de oever van het onderdeel van een tuin, tot een kade in verband met efficiënt grondgebruik tot een natuurvriendelijke oever.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Uitgangspunten En Doelstellingen Van Het Plan
Het huidige bestemmingsplan 'Boerhaavekwartier' is bijna 10 jaar oud, en daarmee bijna verouderd volgens de wet (vastgesteld 11 juli 2007). In de periode sinds de vaststelling hebben zich planologische wijzigingen voorgedaan die in het nieuwe bestemmingsplan een plek dienen te krijgen. Het onderhavige bestemmingsplan dient de volgende doelen:
- Het plan in overeenstemming brengen met de actuele situatie, door ontwikkelingen uit de periode sinds 2007 op te nemen;
- Het vertalen van nieuw gemeentelijk beleid;
Het bestemmingsplan zal overwegend een conserverend karakter hebben. Als algemene doelstelling voor het plangebied geldt dat zoveel mogelijk moet worden aangesloten op de vigerende bestemmingsplanregelingen, de bestaande situatie en het geformuleerde beleid.
In de actualisatie van het bestemmingsplan worden de verleende vergunningen, ontheffingen en postzegelbestemmingsplannen sinds 2007 meegenomen. Ook spelen er actuele ontwikkelingen in het plangebied. Wanneer deze ontwikkelingen concreet genoeg zijn, neemt het bestemmingsplan de planologische mogelijkheden hiervoor op. Een overzicht is beschreven in paragraaf 3.2.
afbeelding 3.1: uitsnede bestemmingsplan Boerhaavekwartier (2007)
3.2 Ontwikkelingen In Het Plangebied
Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Boerhaavekwartier in 2007 hebben zich verschillende ontwikkelingen voorgedaan. Er is een bestemmingsplan opgesteld voor de locatie Driestar Educatief (2011) en er zijn enkele omgevingsvergunningen verleend in afwijking van het bestemmingsplan. Al deze ontwikkelingen hebben een eigen planologische procedure doorlopen en zijn gerealiseerd. Deze vallen onder actualisatie. Met de actualisatie worden ze geconsolideerd in het bestemmingsplan voor Boerhaavekwartier.
Daarnaast is er één nieuwe ontwikkeling, namelijk de uitbreiding van het Driestar College. Deze uitbreiding is niet mogelijk in het geldende bestemmingsplan en zal met dit nieuwe bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Zie par. 3.2.2 voor een toelichting.
3.2.1 Vergunde en gerealiseerde ontwikkelingen
Bestemmingsplan Driestar Educatief
Het nieuwe postzegelbestemmingsplan voor Driestar Educatief is vastgesteld op 25 mei 2011. Met dit bestemmingsplan is de nieuwbouw van het christelijk kenniscentrum mogelijk gemaakt. De onderwijs- en studentenfaciliteiten zijn uitgebreid en er is een studentenwoontoren gerealiseerd. De bouw- en gebruiksmogelijkheden worden overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
afbeelding 3.2: bestemmingsplan Driestar Educatief
Omgevingsvergunningen in afwijking van vigerend bestemmingsplan
Sinds 2007 zijn enkele vergunningen verleend in afwijking van het bestemmingsplan. De volgende vergunningen worden in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen:
- Bleulandweg 10 (Groene Hart Ziekenhuis), 25 maart 2010 – tijdelijke vergunning voor een parkeergarage in afwijking van het bestemmingsplan;
- Ronsseveld Z3, 26 september 2012, vergunning voor revalidatiecentrum in afwijking van het bestemmingsplan;
- Ronsseweg 410 (zorgcentrum Ronssehof), 3 mei 2013 – vergunning voor à la carte restaurant in de ontmoetingsruimte, in afwijking van het bestemmingsplan;
- Burgemeester Jamessingel 2c, unit 0.07 (campusflat), 13 december 2013 – vestiging van een autorijschool op de begane grond, in afwijking van het bestemmingsplan;
3.2.2 Nieuwe ontwikkeling
Uitbreiding Driestar College - aanpassingen Alfa en Gammagebouw
Het Driestar College heeft plannen om het schoolcomplex aan het Ronsseplein 1 te verbouwen en renoveren. Voor twee gebouwen is aanpassing van het huidige bouwvlak nodig. Het gaat om (1) het Alfagebouw en (2) het Gammagebouw (zie onderstaande afbeelding).
afbeelding 3.3: locaties Alfagebouw en Gammagebouw (bron: Ruimtelijke en milieutechnische motivering Ronsseplein 1 Gouda, Mees ruimte & milieu, jan. 2017)
Bij het Alfagebouw wordt een gedeelte gesloopt (350 m2) en komen twee sportzalen terug. Hiertoe wordt ter plaatse van de voormalige zuidwestpoot van het Alfagebouw een nieuwe aanbouw gerealiseerd van 750 m2. Het gebruik is toegestaan, maar de bebouwing komt buiten het bouwvlak van het vigerende bestemmingsplan. Met het nieuwe bestemmingsplan wordt het bouwvlak aangepast.
afbeelding 3.4: huidige en nieuwe situatie Alfagebouw (bron: Ruimtelijke en milieutechnische motivering Ronsseplein 1 Gouda, Mees ruimte & milieu, jan. 2017)
Bij het Gammagebouw wordt een gedeelte gesloopt en wordt aan de zuidzijde van het gebouw een aanbouw van drie bouwlagen gerealiseerd. Ook wordt de entree aangepast. De uitbreiding is ten behoeve van het huisvesten van de onderwijsclusters die uit het Epsilon gebouw komen.
In onderstaande afbeelding 3.5 is te zien welk gedeelte van het Gammagebouw wordt gedemonteerd (met rood aangeven). In het blauw is tevens de nieuwe aanbouw weergegeven.
afbeelding 3.5: huidige en nieuwe situatie Gammagebouw (bron: Ruimtelijke en milieutechnische motivering Ronsseplein 1 Gouda, Mees ruimte & milieu, jan. 2017)
Ten behoeve van de aanpassingen van de Alfa en Gammagebouwen is een ruimtelijke motivatie opgesteld, waarin de ontwikkelingen in detail zijn beschreven. Deze rapportage is opgenomen in bijlage Bijlage 1.
Verbreding bestemming voor de kantoorpanden aan de Bleulandweg en Ronsseweg
Voor de kantoorpanden aan de Bleulandweg en Ronsseweg is een functieverbreding opgenomen in het bestemmingsplan (zie afbeelding 3.6). De voorheen geldende kantoorbestemming is gewijzigd in een gemengde bestemming waarin ook maatschappelijke functies zijn toegestaan.
Op termijn is voor dit gebied een functieverandering naar wonen een reële mogelijkheid. Eventuele woningbouwplannen dienen te voldoen aan de (gemeentelijke) ruimtelijke en programmatische kaders die op dat moment gelden. Ook is van belang dat het gebied een hoge geluidbelasting kent en er akoestisch onderzoek nodig zal zijn. Aangezien er op dit moment geen concrete bouwplannen of initiatieven zijn ingediend, wordt een woonfunctie niet bij recht toegestaan. Hiervoor zal in de toekomst een ruimtelijke procedure gevoerd moeten worden.
afbeelding 3.6: kantoorpanden waar de gemengde bestemming is opgenomen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Door het Rijk is op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De ambities spelen voornamelijk in op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Hoofdlijn in de structuurvisie vormt de decentralisatie. Het Rijk geeft ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, om zelf beslissingen te nemen en om ruimte te geven aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling.
Het beleid dat in de SVIR is geformuleerd, is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd in regelgeving. In het Barro zijn de nationale belangen vastgelegd die doorwerking moeten krijgen bij lagere overheden.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Met het bestemmingsplan Boerhaavekwartier zijn geen nationale belangen in het geding. Het plangebied heeft geen directe relatie met één van de thema’s of bepalingen uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Voor het plan zijn ten aanzien van dit beleidsonderdeel geen knelpunten te verwachten.
4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening / Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder schrijft niet voor wanneer en waar wel of niet gebouwd mag worden, maar vraagt om een goede afweging van belangen zodat onder andere voorkomen wordt dat er voor leegstand wordt gebouwd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Volgens het bepaalde in artikel 3.1.6 lid 2 Bro dient voor het toepassen van de ladder sprake te zijn van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Een 'stedelijke ontwikkeling' is in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder i Bro gedefinieerd als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Het bestemmingsplan Boerhaavekwartier betreft een actualisatie van de bestaande situatie en neemt bestaande ontwikkelingen mee die al zijn vergund. Het bestemmingsplan maakt geen stedelijke ontwikkeling mogelijk zoals gedefinieerd in het Bro. Ook de uitbreiding van het Driestar College die in het bestemmingsplan wordt meegenomen, betreft geen stedelijke ontwikkeling aangezien het gaat om een zeer beperkte afwijking van het bouwvlak, gelegen in het bestaand stedelijk gebied. Hierdoor is de ladder niet van toepassing voor het bestemmingsplan.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Provinciale Structuurvisie: Visie Ruimte en mobiliteit en Provinciale Verordening ruimte
Het strategisch ruimtelijk beleid van de provincie Zuid-Holland is vastgelegd in de Visie ruimte en mobiliteit (VRM). Provinciale Staten stelden op 9 juli 2014 de VRM vast. Tegelijk zijn ook het programma Mobiliteit en het programma Ruimte vastgesteld. De VRM bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk-relevante, operationele beleid is opgenomen in het programma Ruimte.
De VRM is eind 2016 geactualiseerd en op 12 januari 2017 in werking getreden.
In de VRM zijn vier thema's te onderscheiden:
- Beter benutten en opwaarderen
- Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)
- Versterken ruimtelijke kwaliteit
- Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
Samenhang tussen visie, programma's en verordening
De Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid is opgenomen in programma's. Deze zijn preciezer en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. Het Programma Ruimte bevat al het ruimtelijk relevante operationele beleid en het Programma Mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met daaronder allerlei uitwerkingen. Mede door het verschil in uitvoering en detailniveau, zijn de programma's voor ruimte en mobiliteit apart gehouden.
Tot slot bevat het beleid een herziene ruimtelijke regelgeving, die is uitgewerkt in de Verordening ruimte 2014 (PRV). De Verordening stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het plangebied ligt in het 'bebouwd gebied' en is onderdeel van het 'stedelijk centrumgebied'. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Binnen de stedelijke agglomeratie stuurt de provincie op sterke en complementaire centra en ontwikkelingslocaties bij knooppunten. Nieuwe investeringen in gebiedsontwikkeling, mobiliteit en infrastructuur worden zo veel mogelijk geconcentreerd. Daarvoor komen locaties in aanmerking binnen de stedelijke agglomeratie, waar het infrastructuurnetwerk nog onbenutte capaciteit heeft en waar door de stedelijke dynamiek kansen liggen voor de versterking van de agglomeratiekracht en complementariteit in de regio.
De verordening stelt regels voor bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In artikel 1.1 van de verordening wordt onder stedelijke ontwikkeling verstaan een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. En onder ruimtelijke ontwikkeling wordt verstaan 'nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van bebouwing of grond'.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In de verordening zijn geen artikelen die van invloed zijn op het bestemmingsplan.
4.2.2 Bedrijventerreinen en kantorenlocaties
Het provinciale beleid is gericht op het scheppen van randvoorwaarden om te komen tot voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte voor bedrijven en kantoren. Daarnaast vraagt de toegenomen maatschappelijke druk ten aanzien van het volbouwen en de verrommeling van Nederland om meer bovenregionale regie op (beeld)kwaliteit. Waar mogelijk zetten provincie en partners in op het boeken van ruimtewinst bij herstructurering en aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. De belangrijkste focus is het krijgen en behouden van kwaliteit op bedrijventerreinen. Ook leegstand krijgt in dit kader specifieke aandacht en uitwerking. Aandachtspunt is verder de mate waarin herstructurering van bedrijventerreinen een gunstig effect heeft op de economische ontwikkeling, waaronder werkgelegenheid, in een gebied.
De provincie heeft de randvoorwaarden omtrent kantorenlocaties aangescherpt. Nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot kantoren zijn slechts nog op 13 knooppunten mogelijk.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in een nieuwe kantoren of bedrijvenlocaties.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005 - 2030
De gemeente Gouda heeft een structuurvisie 2005-2030 opgesteld om een kader te geven waar toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. De structuurvisie is opgesteld om richting te geven aan de plannen die in de komende periode in Gouda zijn voorzien.
Als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de Zuidplaspolder, zal de functie van Gouda als regionale verzorgingskern binnen het Groene Hart afzwakken en zal de stad steeds meer onderdeel worden van de Zuidvleugel van de Randstad. Binnen deze veranderende regionale positie en context, heeft de gemeente specifieke opgaven en utigangspunten benoemd.
De opgaven die de gemeente heeft gesteld, zijn:
- de binnenstad vitaal houden
- versterken van de regiofunctie
- verbeteren van de ontsluiting en de bereikbaarheid
- realiseren van voldoende gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus
- ontwikkelen van stedelijke knooppunten
- voldoende werkgelegenheid/economisch perspectief
- benutten van de groene omgeving
- versterken van het leefklimaat in de wijken
- optimaliseren van de milieukwaliteit
De opgaven hebben geleid tot een aantal uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Gouda. Deze uitgangspunten leggen de basis voor de plankaart 2020 en een visiekaart 2030. De uitgangspunten zijn opgebouwd in een viertal stappen:
- 1. investeren in de bestaande stad;
- 2. ontwikkelen van stedelijke knooppunten;
- 3. (voor)investeren in infrastructuur;
- 4. brug naar de Zuidplas.
Bij elke stap zijn uitgangspunten ofwel ambities geformuleerd voor de toekomst.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Boerhaavekwartier is conserverend van aard en voorziet niet in nieuwe grootschalige ontwikkelingen. Relevant is dat het gebied een belangrijke functie vervult binnen Gouda vanwege de onderwijs- en (woon)zorgvoorzieningen. Het is van belang voor de bestaande stad dat deze voorzieningen in Boerhaavekwartier kunnen blijven functionerenen en waar nodig ruimte krijgen voor uitbreiding.
afbeelding 4.1: uitsnede visiekaart Ruimtelijke Structuurvisie Gouda 2005-2030
4.3.2 Mobiliteit
Mobiliteitsplan 2017-2026
In het Mobiliteitsplan Gouda 2017-2026 'Stad in Beweging' (vastgesteld 2017) heeft de gemeente haar visie op de mobiliteit in de gemeente verwoord. In het Mobiliteitsplan is ingegaan op de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van alle vormen van vervoer. De compacte structuur met de historische binnenstad geven Gouda haar charme en kwaliteiten. Anderzijds betekent het dat grote ingrepen om het gemotoriseerde verkeer anders af te wikkelen nauwelijks mogelijk zijn. Dat levert zelfs beperkingen op voor het fietsverkeer. Gouda moet het doen met de begrenzingen die deze stad oplegt. De gemeente streeft naar een goede verdeling tussen de (verkeers)ruimte voor het langzame en het gemotoriseerde verkeer. Het verbeteren van de verkeersveiligheid is daarbij een belangrijke opgave, net als het voorkomen van verkeersoverlast.
In onderstaande figuur is het wensbeeld van het wegennet opgenomen. Te zien is dat in en rond het Boerhaavekwartier diverse hoofdwegen (stadsstraten en stadswegen) liggen, die moeten zorgen voor een goede bereikbaarheid van Gouda.
afbeelding 4.2: wegennet (Mobiliteitsplan Gouda 2017-2026)
De uitdaging zit er in om te voorkomen dat het wegennet volstroomt en hierdoor de bereikbaarheid afneemt. Daarom zal elke ontwikkeling die verkeersgeneratie met zich meebrengt zorgvuldig getoetst worden.
In het mobiliteitsplan 2017-2026 is een herziening van de parkeernormen aangekondigd, teneinde deze te actualiseren en meer maatwerk en flexibiliteit te bieden. Het is dus mogelijk dat binnen de looptijd van dit bestemmingsplan het gemeentelijk beleid inzake het aspect ‘parkeren’ wijzigt. In dat geval geldt de nieuwe beleidsregel en dient getoetst te worden aan de inhoud van de dan geldende parkeernormen.
Bij het zoeken en vinden van oplossingen voor parkeervraagstukken hanteert het mobiliteitsplan de volgende principes:
- eerst benutten (onder andere private parkeerplaatsen, meer deelauto's), verdelen (parkeerregulering) en beprijzen (differentiëren en betalen naar gebruik);
- daarna pas bouwen (als dat past binnen een structureel sluitende parkeerexploitatie en meerwaarde biedt voor de kwaliteit van de openbare ruimte);
- zorgen voor een (door de jaren heen) structureel sluitende gemeentelijke parkeerexploitatie;
- zorgen voor nieuwe parkeervoorzieningen die moeten bijdragen aan het verbeteren van de woonomgeving (minder overlast maar ook meer ruimte voor andere functies) en aan het versterken van het historische stadsbeeld in de binnenstad.
Fietsplan - Gouda fietst beter door 2007-2015
Het fietsplan 'Gouda fietst beter door' beschrijft vanuit de doelstellingen de beleidskaders van andere overheden en de huidige situatie met knelpunten, die de bouwstenen zijn voor het nieuwe beleid. Vervolgens wordt aangegeven welke acties ondernomen worden op de genoemde knelpunten in de vorm van:
- Maatregelen netwerk en routes;
- Maatregelen fietsparkeren;
- Maatregelen communicatie, gedragsbeïnvloeding en innovatie.
Parkeerbeleidsplan
In het Parkeerbeleidsplan (december 2004) wordt de verkeersproblematiek in Gouda beschreven en wordt aangegeven welke maatregelen kunnen leiden tot een verbetering. Het parkeerbeleid kent drie centrale beleidsuitgangspunten:
- voorzien in de parkeerbehoefte nu en in de toekomst;
- de gemeente reguleert bestaande en stimuleert nieuw aan te leggen parkeervoorzieningen en reguleert het gebruik (tariefheffing, belanghebbenden);
- alle kosten die aan het parkeren zijn toe te rekenen worden in rekening gebracht bij de gebruiker.
Parkeernormen en bouwverordening
Parkeergelegenheid bij of in gebouwen is geregeld in de Bouwverordening van Gouda. De verordening regelt dat indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte moet worden aangebracht ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Dit is ook mogelijk op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort. Burgemeester en wethouders kunnen nog wel ontheffing verlenen voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte kan worden voorzien. Bij ontwikkelingen mogen volgens de verordening alleen parkeer- of stallingsruimten worden voorzien indien het fysiek onmogelijk of uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst is om op eigen terrein hierin te voorzien. In dergelijke gevallen is een compensatiebijdrage verschuldigd.
Aan artikel 3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening is een onderdeel toegevoegd waardoor 'wet-interpreterende’ regels in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen. In een bestemmingsplan kan een regeling voor het parkeren worden opgenomen, zonder dat parkeernormen direct concreet vast zijn gelegd.
Bij het bepalen van het feit wanneer sprake is van ‘voldoende parkeergelegenheid’ dient de gemeentelijke parkeernorm, zoals neergelegd in bijlage 7a bij de Bouwverordening te worden gehanteerd. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan hier gemotiveerd door het bevoegd gezag vanaf geweken worden.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. De bestaande wegenstructuur en de bestaande parkeerplaatsen, gebouwd en in de openbare ruimte blijven gehandhaafd. Er worden geen ontwikkelingen met recht mogelijk gemaakt die leiden tot een toename in de parkeerbehoefte. In de regels is in artikel 12.4 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen opgenomen dat bij het bouwen op grond van de ter plaatse geldende bestemmingen moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid in het plangebied en/of de directe omgeving.
Vanuit het aspect mobiliteit is geen beperking voor het bestemmingsplan.
4.3.3 Woonvisie Gouda 2015-2020
De kracht van Gouda: aangenaam stedelijk wonen voor iedereen (9 december 2015) vormt het kader voor het woonbeleid in Gouda. De woningmarkt is continue aan verandering onderhevig. Gouda wil een aangename woonstad voor iedereen, nu en in de toekomst, zijn door haar unieke woonkwaliteit -stedelijk en betaalbaar wonen rondom een historisch en levendig stadshart met een centrale ligging in de Randstad en de natuur binnen handbereik - te koesteren en waar mogelijk te versterken. In de nieuwe woonvisie staan vijf thema's centraal:
- 1. Woon- en leefkwaliteit in Gouda: wijken met toekomstwaarde;
- 2. Kwaliteit bestaande woningen: duurzaam-energetisch, veilig en levensloopgeschikt;
- 3. Wonen voor iedereen: betaalbaar, beschikbaar en toegankelijk;
- 4. Optimale voorraad: versnelling en vraagsturing woningproductie;
- 5. Wonen met zorg: een thuis voor kwetsbare groepen.
Per thema zijn de ambities en doelen benoemd en is beschreven hoe de gemeente deze wil bereiken.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en neemt bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan over. De betekenis van de woonvisie voor het bestemmingsplan is dan ook beperkt.
4.3.4 Economische Visie Gouda 2005-2010 “Aantrekkelijk ondernemen - Veelzijdige werkgelegenheid”
De gemeente streeft naar een sterke, gedifferentieerde economische structuur en een divers aanbod aan betaalde en onbetaalde werkgelegenheid binnen de gemeentegrenzen. De ambitie is dat Gouda gaat functioneren als de werkgelegenheidsmotor voor Midden-Holland. Dit kan bereikt worden wanneer Gouda haar positie als veelzijdige werkstad versterkt, door beter gebruik te maken van haar strategische ligging aan belangrijke wegen, waterwegen en spoorwegverbindingen. Daarnaast moet Gouda bestaande bedrijven koesteren en de groei van deze bedrijven helpen bevorderen.
De ambities hebben alles te maken met werkgelegenheid en ondernemersklimaat. Meer werkgelegenheid en een beter ondernemersklimaat zijn daarom de hoofddoelen van het economisch beleid voor de periode tot 2010. Dit heeft zich vertaalt in de volgende beleidskeuzes:
- 1. Groeikansen benutten in de clusters kantoorhoudende diensten, vrijetijdsbesteding en zorg & welzijn, om een veelzijdige werkgelegenheidstoename tot stand te brengen;
- 2. Vitaliteit van de bestaande bedrijven behouden, voor stabiliteit en doorgroei van de werkgelegenheid;
- 3. Verbeteren van de aantrekkelijkheid van het ondernemersklimaat (i.e. randvoorwaarden om goed te kunnen ondernemen), dit trekt nieuwe bedrijvigheid aan en laat bestaande bedrijven groeien.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en neemt bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan over. De betekenis van de economische visie voor het bestemmingsplan is dan ook beperkt.
4.3.5 Nota Hoogbouw
De gemeente Gouda geeft in deze nota haar visie op hoogbouw. De nota is vastgesteld in 2005. In de nota zijn randvoorwaarden geformuleerd die bestaande kwaliteiten waarborgen en een toetsingskader bieden voor nieuwe plannen. Vanuit verschillende perspectieven en schaalniveaus (regio, stad en wijk) geeft de nota Hoogbouw op basis van stedenbouwkundige argumenten en een eerste maatschappelijke notie, een samenhangend beeld van de mogelijkheden voor hoogbouw in Gouda. Op de zoneringskaarten geeft de nota aan waar hoogbouw binnen Gouda denkbaar is. In de zones waar dat van toepassing is, worden maximale bouwhoogtes gegeven. Omdat iedere plek zijn eigen specifieke kenmerken heeft, zijn de randvoorwaarden waaraan de hoogbouw dient te voldoen, omschreven in de vorm van algemene aandachtspunten.
De functie van de nota Hoogbouw als toetsingsinstrument zal met name tot uitdrukking komen in die gevallen waar er voor de gemeente de mogelijkheid en ruimte is om te sturen in de ruimtelijke ontwikkeling van een plek of gebied. Hiervan is sprake als de gemeente eigenaar is van de grond of als medewerking aan een initiatief wordt verleend buiten de kaders van het geldende bestemmingsplan in de vorm van een vrijstelling of een herziening van het bestemmingsplan. In die gevallen geeft de gemeente via maatwerk randvoorwaarden aan waarbinnen een ontwikkeling tot stand mag komen. Als vanuit het programma en de stedenbouwkundige inpassing van dat programma in de wijk hoogbouw tot de mogelijkheden behoort, dan geeft de nota Hoogbouw daarvoor de bijzondere randvoorwaarden ten aanzien van de bouwhoogte en de bijbehorende condities voor de inpassing op het maaiveld.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en neemt bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan over. De betekenis van de Nota hoogbouw voor het bestemmingsplan is dan ook beperkt.
4.3.6 Groenbeleid en Bomenverordening
Structuurvisie Groen 2018
Het doel van de Structuurvisie Groen is vergroten van de leefbaarheid door een toename van openbaar groen; het doel vanuit klimaatadaptatie is het bevorderen van maatregelen om de capaciteit van waterberging te vergroten, en wateroverlast en hittestress te verminderen.
Gouda vindt het daarom belangrijk dat er in het algemeen voldoende groen in de stad beschikbaar is. Uitgangspunt is dat bouwende partijen het aanwezige openbaar groen behouden en ook nieuw openbaar groen aanleggen.
Om het stellen van randvoorwaarden bij planontwikkelingen mogelijk te maken, is een basis nodig in de vorm van een structuurvisie, die tevens in beleidsregels is uitgewerkt. Wanneer er een omgevingsvisie voor Gouda komt, zullen de beleidsregels daar onderdeel van uit gaan maken.
Volgens de beleidsregels moet bij een planontwikkeling eerst gezocht worden naar ruimte om 15% openbaar groen te creëren. Als dat niet (geheel) mogelijk blijkt, zijn er compenserende maatregelen mogelijk. Als die ook niet haalbaar blijken, is een financiële afkoop van de groenopgave mogelijk.
Bomenverordening
De kapvergunning maakt onderdeel uit van de omgevingsvergunning (Wabo). Gekozen is voor een beperkt kapverbod voor houtopstand buiten de openbare ruimte ofwel de ‘private houtopstand’. Bomen in privaat eigendom met een doorsnede van minder dan 30 cm (uitgezonderd aangewezen monumentale bomen) zijn kapvergunningsvrij. Dit beperkte verbod geeft invulling aan de wens de hoeveelheid regels en bureaucratie te verminderen en de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en samenleving te versterken.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Het bestaande structurele groen is als zodanig bestemd. In het plangebied zijn diverse bomen aanwezig. Er worden in het kader van het bestemmingsplan geen bomen gekapt.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Archeologie
5.1.1 Kader
Erfgoedwet (2017)
De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een ruimtelijk plan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van regels in het plan ten aanzien van de afgifte van bouw- en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze regels kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (2017)
De provincie Zuid Holland beschikt over de cultuurhistorische kaart - ook aangeduid als Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze kaart kent drie verschillende thema's: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging. De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven. De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.
Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011)
De gemeente Gouda heeft in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden. In het beleid is opgenomen in welke situaties vrijstelling geldt van deze verplichting.
1. Omvang
- op een hoogwaardige locatie met bijzonder waarde (archeologisch monument): geen vrijstelling;
- op een hoogwaardige locatie: vrijstelling voor projecten kleiner dan 50 m2;
- in een zone met een hoge verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 100 m2;
- in een zone met een lage verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 10.000 m2.
2. Diepte
Alle onderzoeken in Gouda tonen aan dat de gemiddelde dikte van de verstoorde bovenlaag in Gouda meer dan 50 cm bedraagt. Zolang werkzaamheden niet dieper dan 50 cm -mv worden uitgevoerd, is er geen archeologisch onderzoek of een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist. Hiermee wordt afgeweken van de provinciale norm van 30 cm -mv.
Op sommige plaatsten is bekend dat de archeologische waarden zich op grotere diepte bevinden, bijvoorbeeld onder recente ophogingspakketten. Hier geldt een dieptevrijstelling van 2 meter, pas bij diepere graafwerkzaamheden is onderzoek of een vergunning noodzakelijk
Archeologievriendelijk bouwen
Bovenstaande verplichtingen en vrijstellingen gelden in situaties waar behoud in situ van de archeologische waarden geen optie is. Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ wel actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.
5.1.2 Planbeschrijving en conclusie
5.2 Cultuurhistorie
5.2.1 Kader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten aanwezige cultuurhistorische waarden meegewogen worden in de besluitvorming. Vanaf 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd bij het maken van een bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken hiervan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn.
De provinciale Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) geeft de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht op provinciaal niveau aan. De nieuwe kaart is sinds januari 2017 van kracht. De kaarten van de CHS zijn geraadpleegd voor het bestemmingsplan.
In de gemeentelijke Nota Cultuurhistorie is het beleid vastgelegd dat ieder bestemmingsplan een cultuurhistorische paragraaf dient te bevatten. Dat wil zeggen dat aangegeven wordt welke waarden zich waar bevinden en hoe daarmee omgegaan wordt (aanlegvergunning, vrijstellingen, omgevingsvergunning e.d.). Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
In de nieuwe gemeentelijke Erfgoedverordening 2017 zijn de lokale regels en procedures voor het beheer en behoud van ons gemeentelijk erfgoed vastgelegd.
5.2.2 Betekenis voor het plan
De provinciale CHS kaart geeft geen waarden aan in het plangebied. Er zijn in het plangebied geen rijks- of gemeentelijke monumenten of cultuurhistorische elementen of gebieden aanwezig die bescherming behoeven. Ook maakt het plangebied geen onderdeel uit van het beschermd stadsgezicht. Er zijn zodoende geen regelingen in het bestemmingsplan opgenomen ter bescherming van cultuurhistorie.
5.3 Milieu
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.
Dit milieukundige randvoorwaarden richten zich op de volgende milieuaspecten:
- 5.3.1 Bodem
- 5.3.2 Luchtkwaliteit
- 5.3.3 Geluid
- 5.3.4 Bedrijven en Milieuzonering
- 5.3.5 Flora en fauna
- 5.3.6 Externe veiligheid
- 5.3.7 Duurzaamheid
De in de volgende paragrafen vermelde informatie is gebaseerd op het milieukundig advies van de Omgevingsdienst Midden-Holland, 5 januari 2017, kenmerk 2016209991.
5.3.1 Bodem
5.3.2 Luchtkwaliteit
5.3.3 Geluid
5.3.4 Bedrijven en milieuzonering
5.3.5 Flora en fauna
5.3.6 Externe veiligheid
5.3.7 Duurzaamheid
5.4 Milieu Effect Rapportage
5.4.1 Wet- en regelgeving
Voor plannen en activiteiten, die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, kan het noodzakelijk zijn dat een milieueffectrapport (MER) wordt opgesteld. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Er kunnen meerdere aanleidingen zijn om een MER op te stellen:
- Op grond van het Besluit m.e.r. Dat is het geval:
- als het plan activiteiten mogelijk maakt die worden genoemd in de bijlage onder C (C-lijst) van het Besluit m.e.r.
- als het plan genoemd is in kolom 3 in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r., bij activiteiten die voldoen aan kolom 2 (drempelwaarden).
- als het plan activiteiten mogelijk maakt die worden genoemd in de bijlage onder D (D-lijst) van het Besluit m.e.r. als gevolg waarvan belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet uit te sluiten zijn (dit blijkt uit een m.e.r.-beoordeling)
- Als voor het plan een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming moet worden opgesteld. De Wet milieubeheer bepaalt dat dan ook een plan-MER moet worden opgesteld.
5.4.2 Onderzoek en resultaten
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er is daarmee geen sprake van oprichtingen, uitbreidingen of wijzigingen die in Besluit m.e.r. genoemd zijn. Daarbij is geen passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming nodig.
5.4.3 Onderzoek en resultaten uitbreiding Driestar College
Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r.-beoordelingsplichtig wanneer de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. Omdat er geen 2.000 of meer woningen worden gerealiseerd, is er geen m.e.r.-beoordeling nodig.
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
In de vormvrije m.e.r. dient de volgende inhoud zijn vermeld:
- 1. Kenmerken van de projecten.
- 2. Plaats van de projecten.
- 3. Kenmerken van het potentiële effect.
1. Kenmerken van de projecten
Het project behelst de realisatie van een tweetal aanbouwen ter plaatse van het Alfa- en Gammagebouw als onderdeel van het renovatietraject van de scholengemeenschap het Driestar College.
2. Plaats van de projecten
De projectlocatie is gelegen nabij de spoorlijnen naar Rotterdam, Den haag en Utrecht. Een heel klein deel van de projectlocatie valt in een gebied met een hoge archeologische verwachting dieper dan 2 meter beneden maaiveld. Tot slot is het gebied niet gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland of in (de nabijheid van) Natura 2000-gebieden.
3. Kenmerken van het potentiële effect
Door de manier waarop het project wordt uitgevoerd blijven eventueel aanwezige archeologische waarden behouden. De verkeersgeneratie neemt nauwelijks toe opzichte van de huidige situatie, waardoor ten aanzien van luchtkwaliteit en Natura 2000-gebieden geen belemmeringen optreden. Vanwege de beperkte bouwkundige ingrepen zijn geen nadelige gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten in het gebied verwacht.
5.4.4 Conclusie
Voor dit bestemmingsplan hoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld.
5.5 Waterhuishouding
5.5.1 Algemeen
Voor alle ruimtelijke plannen is de uitvoering van een watertoets wettelijk verplicht. Het doel van de watertoets is om waterbelangen vroegtijdig en evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Met het oog op de watertoets is een waterparagraaf opgesteld, waarin de voor dit plan relevante waterhuishoudkundige aspecten zijn beschreven. Deze waterparagraaf is hieronder opgenomen.
5.5.2 Relevant beleid
De afweging van de diverse waterbelangen is geborgd in diverse plannen, wetten en beleidsdocumenten. De belangrijkste plannen en wetten op Rijksniveau en Europees niveau zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet, het Nationaal Waterplan en de Wet gemeentelijke watertaken. Op provinciaal niveau zijn dit het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland, de Verordening Ruimte en het Actieprogramma Water. Voorts is relevant het beleid en de Keur van het hoogheemraadschap. Op gemeentelijk niveau staan relevante regels in gemeentelijk Riolerings plan (GRP) en het geactualiseerde Waterplan Gouda.
Gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan is niet nader ingegaan op al deze beleidsdocumenten.
5.5.3 Planbeschrijving en conclusie
Het bestaande open water binnen het plangebied wordt gehandhaafd en krijgt de bestemming Water. Het bestemmingsplan is conserverend van aard (actualisatie) en maakt niet meer verharding mogelijk dan al is toegestaan.
Binnen het plangebied zijn geen primaire of regionale waterkeringen, kernzones van een waterkering, afvalwatertransportleidingen of grondwaterbeschermingsgebieden gelegen.
De enige ontwikkeling die plaatsvindt is de uitbreiding van het Driestar College. Deze ontwikkeling betreft de aanpassing van bestaande bebouwing en heeft geen gevolgen voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit of beschermde gebieden. Deze ontwikkeling levert geen wijziging op voor de waterhuishoudkundige situatie. Wel leiden de uitbouwen tot een groter waterverbruik waardoor een grotere belasting op het riool kan ontstaan. Bij de aansluiting op het riool is hier extra aandacht aan besteed.
5.5.4 Watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap van Rijnland. Het hoogheemraadschap van Rijnland is het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlakte- water en (ondiep) grondwater. In het proces van ruimtelijke planvorming heeft het hoogheemraadschap een adviserende rol.
Het hoogheemraadschap maakt gebruikt van de Digitale watertoets via www.dewatertoets.nl. Uit de digitale watertoets komt naar voren dat de normale procedure van toepassing is. In het kader van het vooroverleg artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening wordt het bestemmingsplan aan het hoogheemraadschap voorgelegd voor advies. De reactie wordt in deze paragraaf verwerkt.
5.5.5 Conclusie
Vanuit waterstaatkundig perspectief is er geen beperking voor het bestemmingsplan. Er zijn geen gevolgen voor de waterhuishouding.
5.6 Niet Gesprongen Explosieven
Voor bepaalde gebieden geldt een hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van niet-gesprongen explosieven. Bij het ontwikkelen van een plan moet hier rekening worden gehouden. Wanneer in een vroeg stadium onderzoek wordt verricht naar het al dan niet voorkomen van NGE's kunnen passende maatregelen worden getroffen.
In het plangebied zijn twee soorten gebieden aangeduid, te weten 'verdacht gebeid voor afwerpmunitie' en 'verdacht gebied voor luchtgrondrakketten', zie afbeelding 5.7.
Afbeelding 5.7: uitsnede kaart risicogebieden NGE (bron: gis.gouda.nl/gisviewer)
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en neemt bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan over. Bij een aanvraag voor omgevingsvergunning voor bouwen dient rekening te worden gehouden met de risicogebieden voor NGE en kan mogelijk onderzoek nodig zijn. Voor het bestemmingsplan heeft dit geen gevolgen.
Hoofdstuk 6 Planopzet
In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van het bestemmingsplan Boerhaavekwartier. In de voorgaande hoofdstukken is het beleid beschreven en zijn de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied toegelicht. De regels zijn een juridische vertaling van de gemaakte keuzes voor dit plangebied. Het bestemmingsplan Boerhaavekwartier is conserverend van aard en dus een vertaling van de huidige situatie. De huidige situatie en het vigerende bestemmingsplan zijn vertaald in de regels.
6.1 Feitelijke Planopzet
algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2012. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012. De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
methodiek
Het bestemmingsplan is conserverend. De huidige situatie is het uitgangspunt en het vigerende bestemmingsplan vormt de onderlegger. Deze is vertaald in een nieuwe verbeelding en regels waarin de huidige situatie is bestemd, specifieke ontwikkelingen, worden gestuurd en de mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan grotendeels blijven bestaan. Voor de opzet van het bestemmingsplan is het Handboek Digitale Bestemmingsplannen van de Gemeente Gouda aangehouden. Zowel de verbeelding, de regels als de toelichting zijn opgezet aan de hand van dit handboek. Voor de regels is daarnaast gebruik gemaakt van de Standaardregeling van de gemeente.
In het bestemmingsplan hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.
6.2 Juridische Planopzet
Alle functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
bestemmingsvlakken
In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.
aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in enkele verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
bestemmingsregelingen
De regels bestaan uit verschillende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Die bestaan uit omschrijvingen van enkele in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten, bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 behelst de bestemmingsregels, die hierna uitgebreid aan de orde komen. Hoofdstuk 3 bevat de anti-dubbeltelbepaling, voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, en algemene bouw- en afwijkingsbevoegdheden. De antidubbeltelbepaling voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 behelst het overgangsrecht. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het bestemmingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.1, lid 1c) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
6.3 Toelichting Op De Regels
6.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In deze paragraaf is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten" opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
6.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Artikel 4 Groen
De grotere groenvoorzieningen zijn bestemd tot Groen. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, fiets- en voetpaden en waterpartijen mogelijk. Herinrichting van deze gronden tot bijvoorbeeld parkeren of met gebouwen is uitgesloten. Kleinschalige groenelementen, zoals bermen, groenstroken en dergelijke, zijn ondergebracht in de verkeersbestemmingen.
Artikel 3 Gemengd
In het midden van het plangebied heeft een aantal kantoorgebouwen de bestemming Gemengd. Hier zijn kantoren, praktijkruimtes, kleine bedrijven, educatieve voorzieningen en maatschappelijke functies toegestaan.
Als gebruik in strijd met de gemengde bestemming geldt in ieder geval het gebruik van een gebouw met een geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, wanneer het gebouw niet beschikt over een geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte conform de 'Beleidsregel Hogere waarden Regio MiddenHolland' van 16 april 2012.
Artikel 5 Maatschappelijk
Voor verschillende panden en percelen is de bestemming Maatschappelijk opgenomen. Binnen deze bestemming zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen integraal toegestaan, zoals overheidsgebouwen, cultuur- en onderwijsvoorzieningen, opvoeding, gezondheidszorg, sociaal-cultureel werk en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening.
Artikel 6 Verkeer
Voor de drukke doorgaande wegen is de bestemming Verkeer opgenomen. Binnen deze bestemming worden doorgaande wegen mogelijk gemaakt met ten hoogste 2x1 rijstroken, inclusief de bijbehorende fiets- en voetpaden en bermen. Bij wegen die een toetsingszone hebben op grond van de Wet geluidhinder (dus wegen met een snelheidsregime vanaf 50 km/h) moet, ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening, worden vastgelegd in de bestemming dat het aantal rijstroken niet mag toenemen of significant mag veranderen. Anders zou er namelijk sprake kunnen zijn van een zogenaamde reconstructiesituatie op grond van de Wet geluidhinder, die onderzoeksplichtig is.
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Bij alle overige wegen en het resterende openbare gebied wordt door middel van de bestemming Verkeer- Verblijfsgebied het verblijfskarakter benadrukt. Binnen deze bestemming zijn met name verhardingen voor het auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeren toegestaan. Tevens vallen groen, water en speellocaties binnen deze bestemming.
Artikel 8 Water
Het bestaande water in het plangebied is als zodanig bestemd.
Artikel 9 Wonen
De flats aan de Burgemeester Jamessingel en de woonblokken op het terrein Ronsseveld hebben de bestemming woondoeleinden. In de bestaande flats aan de Burgemeester Jamessingel is een onderdoorgang voor langzaam verkeer mogelijk gemaakt. In de woontorens aan de oostzijde van Ronsseveld zijn op de begane grond en op de eerste verdieping (resp. eerste en tweede bouwlaag) commerciële functies mogelijk.
Artikel 10 Waarde - Archeologie
De gebieden met een hoge archeologische verwachting (groen en oranje), zoals beschreven in paragraaf 5.1 Archeologie zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden hebben een dubbelbestemming, 'Waarde - Archeologie' gekregen. Indien een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie (archeologievergunning) als bedoeld in de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen op deze gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming uitsluitend geschieden nadat burgemeester en wethouders omgevingsvergunning hebben verleend.
6.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Het artikel "Antidubbeltelbepaling" bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot.
Artikel 12 Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwbepalingen geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Deze bepaling regelt het verbod om gronden te bebouwen of te gebruiken in strijd met de bestemming.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
Ter plaatse van de parkeergarage bij het Groene Hartziekenhuis is op de verbeelding de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' aangegeven. Langs de spoorlijn is op de verbeelding een zone aangeduid als 'veiligheidzone - vervoer gevaarlijke stoffen' aangegeven. Binnen beide zones zijn nieuwe "kwetsbare" objecten uitsluitend toegestaan mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de diverse bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtjes) in het openbare gebied.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een ontheffing geregeld kunnen worden. Bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmingsgrens.
6.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In de overgangsbepalingen is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotbepaling is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het is noodzakelijk om in bestemmingsplannen aan te geven in hoeverre de voorgestane plannen en bestemmingen financieel uitvoerbaar zijn en wie de risicodragende partij is. Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Er wordt geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro mogelijk gemaakt. Een exploitatieplan (of verhaal van kosten op andere wijze) is dan ook niet vereist.
7.2 Handhaving
De doelstellingen van het ruimtelijk beleid zoals verwoord in het bestemmingsplan kunnen slechts worden verwezenlijkt, indien de regels van het bestemmingplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar regels na te leven en er vervolgens voor zorg te dragen dat anderen deze regels naleven. Hiertoe zullen regelmatig controles uitgevoerd moeten worden. In het plan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de regels. Bepalingen waarvan op voorhand bekend is dat de controle op de naleving een probleem vormt zijn vermeden. Tevens zijn vage formuleringen geweerd ter voorkoming van verschillende interpretaties. Duidelijke en inzichtelijke formulieren geven zowel de ambtenaren belast met handhaving als de burgers houvast. Wanneer het gebruik van een multi-interpretabel begrip niet kan worden voorkomen, is in de begripsomschrijving duidelijk gemaakt welke interpretatie of definitie in dit bestemmingsplan gehanteerd wordt.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Het genoemde overleg zal plaatsvinden aan de hand van het voorontwerp bestemmingsplan. De eventuele inspraakreacties en zienswijzen zullen in dit hoofdstuk verwoord worden.
7.3.1 Gespreksavond belanghebbenden
De gemeente Gouda heeft op 22 maart 2017 een bijeenkomst gehouden met bewoners en belanghebbenden over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Boerhaavekwartier. Er is toegelicth dat het bestemmingsplan weer actueel wordt gemaakt en dat er geen grote ontwikkelingen in worden mogelijk gemaakt. De aanwezigen hebben gezamenlijk een analyse van het gebied opgesteld. Met de analyse is input verzameld voor het bestemmingsplan. Voor zover dit nieuwe voorstellen zijn, onderzoekt de gemeente of het wenselijk en haalbaar is om dit in het nieuwe bestemmingsplan op te nemen. In het verloop van het proces wordt het ontwerp bestemmingsplan formeel ter inzage gelegd. Daarmee krijgt iedereen de kans om het bestemmingsplan in te zien, en te reageren door middel van een officiële zienswijze.
7.3.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
De gemeente heeft met diverse partijen (zoals de provincie, het hoogheemraadschap) het wettelijk verplichte vooroverleg gevoerd. De resultaten hiervan zijn beschreven in Bijlage 2 bij de toelichting.
7.3.3 Zienswijzenprocedure
Na het verwerken van de eventuele inspraak- en overlegreacties wordt het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dat wordt, zoals de wet voorschrijft, gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd waarbij zienswijzen kunnen worden ingediend. Van de zienswijzenprocedure wordt te zijner tijd in deze paragraaf verslag gedaan. Na de zienswijzenprocedure wordt het bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. De raad kan het plan gewijzigd of ongewijzigd vaststellen. Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van Gedeputeerde Staten.Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 1 Ruimtelijke En Milieutechnische Motivering Ronsseplein 1
Bijlage 1 Ruimtelijke en milieutechnische motivering Ronsseplein 1
Bijlage 2 Nota Overleg
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek