Westeinde
Bestemmingsplan - 's-Gravenhage
Onherroepelijk op 24-11-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Westeinde e.o. van de gemeente 's-Gravenhage.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0082EWesteinde-70OH met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw:
een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.
1.7 aan-huis-gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.
1.8 ambacht/ambachtelijk bedrijf:
het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
1.9 archeologische waarde:
de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten.
1.10 baliefunctie:
een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingsgrens:
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.13 bebouwingspercentage:
een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.
1.14 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van prostitutie-inrichtingen.
1.15 belwinkel:
een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.
1.16 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.17 beschermd stadsgezicht:
een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet, dan wel een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de gemeenteraad van Den Haag is aangewezen als beschermd stadsgebied.
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 brutovloeroppervlakte (bvo):
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 culturele voorzieningen:
voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen.
1.30 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):
de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de historische bebouwing, alsmede de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.
1.31 dak:
iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32 dakopbouw:
een bouwlaag, welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning en daarvan deel uitmaakt.
1.33 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, behoudens het bepaalde in de regels van het bestemmingsplan 'Parapluherziening detailhandel vuurwerk'.
1.34 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen, machinerieën ten behoeve van bedrijven en landbouwwerktuigen en machines.
1.35 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.
1.36 drugsdealpand:
een gebouw, geheel of gedeeltelijk gebruikt om daarin of van daaruit drugs, zijnde middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, te verhandelen.
1.37 eerste bouwlaag:
de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.
1.38 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.39 escortbedrijf:
een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.
1.40 extensief dagrecreatief gebruik:
een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats of een naar aard daarmee gelijk te stellen gebruik.
1.41 garagebedrijf:
een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.43 geluidbelasting vanwege een industrieterrein:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.44 geluidbelasting vanwege het wegverkeer:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.45 geluidbelasting vanwege een spoorweg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.46 geluidgevoelige functies:
functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.47 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.48 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.49 groenvoorziening:
groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.
1.50 grondoppervlakte van bebouwing:
de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.
1.51 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.52 hennepkwekerij:
gronden en bouwwerken geheel of gedeeltelijk gebruikt om daarin op een bedrijfsmatige of daarmee vergelijkbare wijze hennepplanten te kweken en/of te verwerken ten behoeve van het (doen) produceren van marihuana dan wel andere geestverruimende middelen.
1.53 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.54 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.55 hoofdverkeerswegen:
rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.
1.56 horeca-inrichting:
een inrichting, in zijn algemeenheid gericht op de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Binnen deze definitie worden de volgende categorieën in horeca-inrichtingen onderscheiden:
categorie I:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen minder dan 30 punten zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk, althans voor een substantieel gedeelte, gericht zijn op het winkelend publiek en waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met overwegend alcoholvrije dranken. De openingstijden liggen maximaal tussen 07.00 uur en 19.00 uur en één avond per week tot maximaal 22.00 uur.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen ijssalons, broodjeszaken, croissanteries, lunchrooms, patisserieën en konditoreien;
categorie II:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 30 punten of meer, doch minder dan 40 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met de verstrekking van alcoholvrije en/of alcoholhoudende dranken. De bezoekersfrequentie omvat met name ook de avonduren.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen restaurants, petit-restaurants, restauraties, crèperieën, pannenkoekenhuizen, poffertjeszaken, cafetaria's/snackbars, shoarmazaken, coffeeshops, koffiehuizen, theehuizen en poolcentra;
categorie III:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 40 punten of meer, doch minder dan 50 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren. Daarnaast vallen binnen deze categorie ook bepaalde lichtere vormen van horeca die door een van de standaard afwijkende wijze van exploitatie een grotere invloed op de omgeving hebben.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen café's, eetcafé's, afhaalwinkels/maaltijdbezorging, ontmoetingscentra, alsmede broodjeszaken, cafetaria's/snackbars en ijssalons, met openingstijden tot in de nachtelijke uren;
categorie IV:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 50 punten of meer zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen waarvan de bedrijfsvoering is gericht op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met het geven van gelegenheid tot het dansen op mechanische en/of levende muziek. Ook inrichtingen, waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen, in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende dranken en/of al dan niet ter plaatse bereide etenswaren behoren tot deze categorie.
Deze bedrijven hebben in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie in de avond- en nachtelijke uren. Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen ondermeer discotheken en bedrijven gericht op zalenexploitatie.
1.57 hotel en/of pension:
elk gebouw danwel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.
1.58 inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken:
inrichtingen zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder en zoals deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van het plan luidt.
1.59 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:
installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.
1.60 internetcafé/-gelegenheid:
een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).
1.61 kamerverhuurbedrijf:
een samenstel van verblijfsruimten, geheel of overwegend bestemd of gebruikt om daarin aan andere dan aan de rechthebbende en de personen, behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid aan vijf of meer personen te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.
1.62 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, danwel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.63 kantoor:
een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.
1.64 kap of kapverdieping:
een ruimte in een gebouw, die door tenminste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.65 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.
1.66 kiosk:
een gebouw van beperkte omvang welke voor consumptie- en/of detailhandelsdoeleinden mag worden gebruikt.
1.67 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.
1.68 laag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.69 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.70 luifel
afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.
1.71 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.72 natuurwetenschappelijke waarde:
botanische, faunistische en morfologische waarden.
1.73 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.74 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.75 ontheffingsbesluit:
het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden, behorende bij dit bestemmingsplan.
1.76 overbouwing/onderdoorgang:
een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.77 paddoshop:
een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddestoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.
1.78 parkeervoorziening:
voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.
1.79 paviljoen:
houten gebouw of overdekte stellage in parken of op feestterreinen of stranden waar daghoreca, muziekoptredens of toneeluitvoeringen plaatsvinden.
1.80 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
- b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.81 pergola
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.
1.82 perifere detailhandel
detailhandel in volumineuze goederen, detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, productiegebonden detailhandel, alsmede tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de omvang en aard van de te verhandelen artikelen niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden.
1.83 plangrens:
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.
1.84 plankaart:
de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Westeinde e.o..
1.85 pleziervaartuig:
een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.
1.86 plint:
het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.
1.87 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.88 prostitutie-inrichting:
een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.89 recreatie:
een inrichting, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het houden van bijeenkomsten van recreatieve, culturele aard en/of voor tentoonstellingen en/of filmvertoningen, toneel of daarmee verwante voorstellingen en/of voor het bieden van amusement en/of voor het dansen en/of voor het beoefenen van sport c.q. muziek, al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, alsmede inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn voor het gebruik door anderen dan de eigenaar of houder. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.
1.90 recreatieve waarde:
de aan een groengebied toe te kennen waarde voor het gebruik van het groen en de voorzieningen in vrije tijd voor ontspanning.
1.91 rijstrook:
een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.
1.92 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.93 seksclub:
een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.
1.94 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting en een seksclub.
1.95 sekswinkel:
een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.
1.96 sportvoorziening:
een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.
1.97 staat van bedrijfsactiviteiten:
de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan.
1.98 staat van horeca-inrichtingen:
de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan.
1.99 stedelijke groene hoofdstructuur:
de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of Europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.
1.100 straat met doorgaande rijbaan:
doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.
1.101 terrein:
een zichtbaar begrensd stuk grond.
1.102 verblijfs-/woonstraten:
rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.
1.103 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.104 waterkering:
natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.
1.105 waterstaatkundige werken:
werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.
1.106 weg:
alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.107 welzijnsvoorzieningen:
voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder zijn begrepen kindercentra (kinderopvang en naschoolse opvang); onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.
1.108 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.
1.109 woonboot:
een boot/vaartuig, die/dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt of tot woning is bestemd.
1.110 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.
1.111 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
1.112 woon-/werkeenheid
een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis worden uitgeoefend.
1.113 zakelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten, die bestaan uit het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken en reisbureaus.
1.114 zelfstandige huisvesting:
van zelfstandige huisvesting is sprake indien de woning of woonwagen beschikt over een eigen toegang en bewoond kan worden zonder dat de bewoner(s) afhankelijk zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning of woonwagen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:
de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.
2.2 bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
2.3 bouwdiepte:
vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
2.4 (bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van gebouwen:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).
2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ambachtelijke) bedrijven;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. laad- en losplaatsen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de onder lid 3.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën A en B uit de Staat van bedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' is een nutsbedrijf ten behoeve van elektriciteitsvoorziening toegestaan, in afwijking van het gestelde in lid 3.1;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is op de beganegrondlaag een garagebedrijf toegestaan, in afwijking van het gestelde in lid 3.1 en met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de omvang van het garagebedrijf mag niet worden vergroot ten opzichte van de omvang die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
het gebruik als garagebedrijf mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming of in een gebruik voor bedrijfsactiviteiten die behoren tot categorie A uit de Staatvan bedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan; ;
- 1. indien toepassing is gegeven aan het gestelde onder 2 mag het gebruik voor een garagebedrijf niet opnieuw aanvangen.
3.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
lid 3.3 onder a voor bedrijven die niet voorkomen als behorende tot categorie A en B uit de Staat vanbedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan, voor zover deze bedrijven naar hun aard, omvang en invloed op het milieu gelijk gesteld kunnen worden met bedrijven die wel voorkomen als behorende tot de categorieën A en B uit voornoemde staat.
Artikel 4 Gemengd-1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ambachtelijke) bedrijven;
- b. detailhandel;
- c. dienstverlening;
- d. kantoor;
- e. horeca;
- f. welzijnsvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. laad- en losplaatsen;
- i. (toegangs)wegen en paden;
- j. tuinen en erven;
- k. wonen;
één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. lid 4.2.1, onder c, voor borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke, tot een hoogte van 1,5 m.
- b. lid 4.2.1, onder e, voor de hoogte van bijgebouw tot 6 m.
- c. lid 4.2.1, onder f, voor een bebouwingspercentage van een erf van een bouwperceel tot 100, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de hoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m;
- 2. de bebouwing op het erf van het bouwperceel mag uitsluitend ten behoeve van (ambachtelijke) bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren en welzijnsvoorzieningen in het hoofdgebouw worden gebruikt.
- d. lid 4.2.2, onder a, voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de in lid 4.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot categorie A uit de Staat van bedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan;
de in lid 4.1 genoemde horeca is uitsluitend toegestaan in de categorieën I en II van de Staat vanhoreca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- e. wonen is toegestaan op de beganegrondlaag en op de verdiepingen;
- f. (ambachtelijke) bedrijven, detailhandel, kantoor, dienstverlening, horeca en welzijnsvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op de beganegrondlaag.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
lid 4.4, onder a, voor bedrijven die niet voorkomen als behorende tot categorie A uit de Staat vanbedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan, voor zover deze bedrijven naar hun aard, omvang en invloed op het milieu gelijk gesteld kunnen worden met bedrijven die wel voorkomen als behorende tot categorie A uit voornoemde staat.
lid 4.4, onder b, voor horeca in categorie III van de Staat van horeca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan, nadat zij advies hebben ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca.
- g. lid 4.4, onder d voor (ambachtelijke) bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca en welzijnsvoorzieningen op de verdiepingen.
4.6 Specifieke procedureregels
Bij de toepassing van een ontheffing als opgenomen in de leden 4.3 en 4.5 dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in lid 26.1.1.
Artikel 5 Gemengd-2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. laad- en losplaatsen;
- e. (toegangs)wegen en paden;
- f. tuinen en erven;
- g. wonen;
één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. lid 5.2.1, onder c, voor borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke, tot een hoogte van 1,5 m.
- b. lid 5.2.1, onder e, voor de hoogte van bijgebouw tot 6 m.
- c. lid 5.2.2, onder a, voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' is op de beganegrondlaag een (ambachtelijke) bedrijf toegestaan, in afwijking van het gestelde in lid 5.1 en uitsluitend indien deze behoort tot categorie A uit de Staat van bedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan;
ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is op de beganegrondlaag horeca toegestaan, in afwijking van het gestelde in lid 5.1 en uitsluitend in de categorieën I en II uit de Staat van horeca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- d. wonen is toegestaan op de beganegrondlaag en op de verdiepingen;
- e. detailhandel en dienstverlening zijn uitsluitend toegestaan op de beganegrondlaag.
5.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
lid 5.1 voor de vestiging van horeca in de categorieën I tot en met II van de Staat vanhoreca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan kantoren of welzijnsvoorzieningen, met dien verstande dat horeca, kantoren en maatschappelijke voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan op de beganegrondlaag.
lid 5.1 in samenhang met lid 5.4 onder a voor horeca in categorie III van de Staat vanhoreca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan, nadat zij advies hebben ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca.
5.6 Specifieke procedureregels
Bij de toepassing van een ontheffing als opgenomen in de leden 5.3 en 5.5 dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in lid 26.1.1.
Artikel 6 Gemengd-3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a.
detailhandel; - b.
dienstverlening; - c.
kantoren; - d.
welzijnsvoorzieningen; - e.
parkeervoorzieningen; - f.
laad- en losplaatsen; - g.
(toegangs)wegen en paden; - h.
tuinen en erven; - i.
wonen;
één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a.
lid 6.2.1, onder c, voor borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetischeoverwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke, tot een hoogte van1,5 m. - b.
lid 6.2.1, onder e, voor de hoogte van bijgebouw tot 6 m. - c.
lid 6.2.1, onder f, voor een bebouwingspercentage van een erf van een bouwperceel tot 100, metinachtneming van de volgende regels:- 1.
de hoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de beganegrondlaag van hethoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m; - 2.
de bebouwing op het erf van het bouwperceel mag uitsluitend ten behoeve van (ambachtelijke)bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren en welzijnsvoorzieningen in hethoofdgebouw worden gebruikt;
- 1.
- d.
lid 6.2.2, onder a, voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a.
wonen en kantoren zijn toegestaan op de beganegrondlaag en op de verdiepingen. - b.
detailhandel, dienstverlening en welzijnsvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op debeganegrondlaag. - c.
ter plaatse van de aanduiding '-detailhandel' is detailhandel niet toegestaan in afwijking van hetgestelde in lid 6.1.
6.5 Specifieke procedureregels
Bij de toepassing van een ontheffing als opgenomen in lid 6.3 dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in lid 26.1.1.
- 1. Uitspraak Raad van State d.d. 24-11-2010, nr. 200907549/1/R1: beroep gegrond verklaard. Het bestemmingsplan is door deze uitspraak onherroepelijk geworden m.u.v. de plandelen waaraan de dubbelbestemming "Waarde-Cultuurhistorie" is toegekend
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. park;
- b. plantsoen;
- c. bomen, planten, boom- en plantvakken;
- d. gazons en grasvelden;
- e. volkstuinen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. paden;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water en overige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoor;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. (toegangs)wegen en paden;
- d. tuinen en erven;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. lid 8.2.1 onder c, voor borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke, tot een hoogte van 1,5 m.
8.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. lid 8.1 voor de vestiging van een welzijnsvoorziening, mits deze naar haar aard en verschijningsvorm met een kantoor kan worden gelijkgesteld.
8.5 Specifieke procedureregels
Bij de toepassing van een ontheffing als opgenomen in de leden 8.3 en 8.4 dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in lid 26.1.1.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. welzijnsvoorzieningen;
- b. overheidsvoorzieningen;
- c. levenbeschouwlijke voorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. (toegangs)wegen en paden;
- f. tuinen en erven;
- g. speelvoorzieningen;
- h. onderdoorgangen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. lid 9.2.1, onder a voor het bouwen van aanbouwen en/of bijgebouwen buiten het bouwvlak tot een bebouwingspercentage van 100%, met dien verstande dat de hoogte van de aanbouwen en/of bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3,5 m en de situering van de aanbouwen en/of bijgebouwen niet mag leiden tot verkeersonveilige situaties.
- b. lid 9.2.1 onder c, voor borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke, tot een hoogte van 1,5 m.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- a. ter plaatse van de aanduiding "wonen" mogen de gronden gebruikt worden voor wonen.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen Wonen en Gemengd-4, met inachtneming van de volgende regels:
- a. het deel Noordwal 117-326, begrensd door de denkbeeldig doorgetrokken grens van het bouwperceel kadastraal bekend sectie C nummer 6227, kan worden gewijzigd in de bestemming Gemengd-4.
- b. het deel Bakkersstraat t.p.v. 57a, begrensd door de denkbeeldig doorgetrokken grens van het bouwperceel kadastraal bekend sectie C nummer 6227, kan worden gewijzigd in de bestemming Wonen.
- c. de delen als bedoeld onder a en b moeten in onderlinge samenhang tot ontwikkeling worden gebracht, waarbij de onderlinge begrenzing ten gunste van het deel Noordwal 117-326 met 1 m mag worden overschreden en de ontwikkeling van het deel Noordwal 117-326 moet voorzien in de parkeerbehoefte van het deel Bakkersstraat 57a.
- d. parkeervoorzieningen mogen alleen vanaf de Noordwal bereikbaar zijn en mogen niet bovengronds worden gebouwd als ze in de voorgevelrooilijn liggen.
- e. na wijziging zijn de voor Gemengd-4 aangewezen gronden bestemd voor woningen, welzijnsvoorzieningen, ateliers, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, (toegangs)wegen en paden, tuinen en erven, met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen.
- f. het brutovloeroppervlak voor welzijnsvoorzieningen en ateliers als bedoeld onder e moet tenminste respectievelijk 1.000 m2 en 200 m² bedragen.
- g. de bebouwing ten behoeve van Gemengd-4 moet worden georiënteerd op de Noordwal en moet worden gebouwd in een blok evenwijdig aan deze straat.
- h. de hoogte van de bebouwing ten behoeve van Gemengd-4 mag niet meer bedragen dan 16 m en moet in 4/5 deel van de voorgevelrooilijn tenminste 9 m bedragen.
- i. als de bebouwing ten behoeve van Gemengd-4 losstaand van de bestaande bebouwing aan weerszijden van het deel Noordwal 117-326 wordt gebouwd, moet de ruimte tussen deze en de bestaande bebouwing tenminste 4 m bedragen.
- j. als de bebouwing ten behoeve van Gemengd-4 (GD-4) aansluit op de bestaande bebouwing aan weerszijden van het deel Noordwal 117-326, moet in hoogte een goede overgang worden gerealiseerd.
- k. na wijziging zijn de voor Wonen aangewezen gronden bestemd voor wonen en is het bepaalde in artikel 19 overeenkomstig van toepassing.
- l. de bebouwing ten behoeve van Wonen moet worden georiënteerd op de Bakkersstraat.
- m. de hoogte van de bebouwing ten behoeve van Wonen mag niet meer dan 9 m bedragen en moet in de voorgevelrooilijn tenminste 6 m bedragen.
- n. de horizontale diepte de bebouwing ten behoeve van Wonen mag niet meer dan 12 m bedragen.
- o. de horizontale diepte van het erf tussen de achtergevelrooilijn van de bebouwing ten behoeve van Wonen en de bouwperceelgrens aan de achterzijde van de bebouwing moet tenminste 8 m bedragen.
- p. het bouwplan moet in stedenbouwkundig opzicht passen in de omgeving, gelet op de situering.
- q. de cultuurhistorische waarden van een beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 21 mogen niet onevenredig worden geschaad.
9.6 Specifieke procedureregels
Bij de toepassing van een ontheffing als opgenomen in lid 9.3 of bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in lid 9.5 dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in artikel 26.1.1 respectievelijk 26.2.
Artikel 10 Maatschappelijk - Gezondheidszorg
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Gezondheidszorg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. zorgvoorzieningen;
- b. welzijnsvoorzieningen;
- c. apotheek;
- d. kinderopvang;
- e. dienstverlening;
- f. horeca;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. laad- en losplaatsen;
- i. (toegangs)wegen en paden;
- j. tuinen en erven;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. onder zorgvoorzieningen worden in elk geval begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria;
de in lid 10.1 genoemde horeca is uitsluitend toegestaan in categorie I uit de Staat vanhoreca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- b. horeca en dienstverlening zijn uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan en ten dienste van het ziekenhuis.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Maatschappelijk - Gezondheidszorg ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen voor de bouw van gebouwen ten behoeve van het ziekenhuis, welzijnsvoorzieningen en parkeervoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:
- a.
de hoogte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 5 bouwlagen. - b.
de brutovloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 10.000 m². - c.
in afwijking van het gestelde in artikel 23 onder e in samenhang met artikel 25.1 onder d mogenondergronds in twee bouwlagen maximaal 500 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. - d.
het bouwplan moet in stedenbouwkundig opzicht passen in de omgeving, gelet op de situering. - e.
de cultuurhistorische waarden van een beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 21 mogen nietonevenredig worden geschaad.
10.5 Specifieke procedureregels
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in lid 10.4 dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in artikel 26.2.
- 2. Uitspraak Raad van State d.d. 24-11-2010, nr. 200907549/1/R1: beroep gegrond verklaard. Het bestemmingsplan is door deze uitspraak onherroepelijk geworden m.u.v. de plandelen waaraan de dubbelbestemming "Waarde-Cultuurhistorie" is toegekend
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bevordering, ontwikkeling, behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende natuurlijke waarden;
- b. paden;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen.
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden, groen, water en overige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Verkeer - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. hoofdverkeerswegen;
- b. bus- en trambanen;
- c. bruggen;
- d. parkeerplaatsen;
- e. voet- en fietspaden;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'brug' is onder de brug het bepaalde in artikel 18 overeenkomstig van toepassing.
- b. op de bomen en boomvakken langs de Westsingelgracht is het bepaalde in artikel 11overeenkomstig van toepassing.
Artikel 14 Verkeer - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. straten met doorgaande rijstroken;
- b. bus- en trambanen;
- c. woonerven;
- d. bruggen;
- e. parkeerplaatsen;
- f. voet- en fietspaden
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. op de gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, ten dienste van de bestemming toegestaan.
- b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een brug toegestaan.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' is onder de brug het bepaalde in artikel 18 overeenkomstig van toepassing.
Artikel 15 Verkeer - 3
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfs- en woonstraten;
- b. voet- en fietspaden;
- c. bruggen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. terrassen ten behoeve van een aangrenzende horeca;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water en overige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. lid 15.1 voor de bouw van één kiosk, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de hoogte van een kiosk mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
- 2. de brutovloeroppervlakte van een kiosk mag niet meer bedragen dan 20 m²;
- 3. de situering van een kiosk niet mag leiden tot verkeersonveilige situaties.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'brug' is onder de brug het bepaalde in artikel 18 overeenkomstig van toepassing.
15.5 Specifieke procedureregels
Bij de toepassing van een ontheffing als opgenomen in lid 15.3 dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in lid 26.1.1.
Artikel 16 Verkeer - 4
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. voet- en fietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water en overige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Verkeer - 5
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. parkeervoorzieningen;
- b. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
- c. horeca;
- d. detailhandel;
- e. dienstverlening;
- f. laad- en losplaatsen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de in lid 17.1 genoemde horeca is uitsluitend toegestaan in de categorieën I en II uit de Staat vanhoreca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- b. horeca en detailhandel zijn uitsluitend toegestaan op de beganegrondlaag van de parkeergarage aan de Torenstraat;
- c. dienstverlening is uitsluitend toegestaan in het deel van het bestemmingsvlak aan de Torenstaat dat als zodanig in gebruik was op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
17.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
lid 17.3, onder a, voor horeca in categorie III uit de Staat van horeca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan, nadat zij advies hebben ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca.
17.5 Specifieke procedureregels
Bij de toepassing van een ontheffing als opgenomen in lid 17.4 dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in lid 26.1.1.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en -gangen;
- b. waterberging en -huishouding;
- c. extensief dagrecreatief gebruik;
- d. aanlegplaatsen;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen en overige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. (toegangs)wegen en paden;
- d. tuinen en erven;
één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. lid 19.2.1 onder c, voor borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke, tot een hoogte van 1,5 m.
- b. lid 19.2.1, onder e, voor de hoogte van bijgebouw tot 6 m.
- c. lid 19.2.2, onder a, voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.4 Nadere eisen
Nadere eisen met betrekking tot vijf bouwlagen langs doorgaande wegen:
- a. Burgemeester en wethouders zijn, indien een bouwaanvraag daartoe aanleiding geeft, bevoegd in verband met de inpasbaarheid in de aanwezige stedenbouwkundige context nadere eisen te stellen ten aanzien van de geleding en situering van initiatieven voor het realiseren van vijf bouwlagen langs doorgaande wegen.
19.5 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' is op de beganegrondlaag een (ambachtelijke) bedrijf toegestaan, in afwijking van het gestelde in lid 19.1 en uitsluitend indien deze behoort tot categorie A uit de Staat van bedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is op de beganegrondlaag detailhandel toegestaan, in afwijking van het gestelde in lid 19.1.
- c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' is op de beganegrondlaag dienstverlening toegestaan, in afwijking van het gestelde in lid 19.1.
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is op de beganegrondlaag horeca toegestaan in afwijking van het gestelde in lid 19.1 en uitsluitend in de categorieën I tot en met II van de Staat vanhoreca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is op de beganegrondlaag een kantoor toegestaan, in afwijking van het gestelde in lid 19.1.
- f. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' is op de beganegrondlaag een welzijnsvoorziening toegestaan, in afwijking van het gestelde in lid 19.1.
- g. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' zijn op de beganegrondlaag en op de verdiepingen atelier, fotostudio en soortgelijke activiteiten toegestaan.
- h. het gebruik als bedoeld onder a tot en met g mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming.
- i. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is op de beganegrondlaag een garagebedrijf toegestaan, in afwijking van het gestelde in lid 19.1 en met inachtneming van de volgende regels:
- het garagebedrijf mag uitsluitend bedrijfsactiviteiten ontplooien in de categorie A van de Staat van bedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- de omvang van het garagebedrijf mag niet worden vergroot ten opzichte van de omvang die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
- het garagebedrijf is uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan
- het gebruik als garagebedrijf mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming of in een gebruik voor bedrijfsactiviteiten die behoren tot categorie A uit de Staat van bedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- indien toepassing is gegeven aan het gestelde onder 4 mag het gebruik voor een garagebedrijf niet opnieuw aanvangen.
- 1. het brutovloeroppervlak van een vestiging van horeca mag niet meer bedragen dan 120 m2.
- 2. het brutovloeroppervlak van een vestiging van een (ambachtelijk) bedrijf, detailhandel, dienstverlening, kantoor of welzijnsvoorziening mag nier meer bedragen dan 150 m2.
19.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. lid 19.1 in samenhang met lid 19.5 onder a voor horeca in categorie III van de Staat vanhoreca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan, nadat zij advies hebben ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca.
- b. lid 19.5 onder a voor bedrijven die niet voorkomen als behorende tot categorie A en B uit de Staatvan bedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan, voor zover deze bedrijven naar hun aard, omvang en invloed op het milieu gelijk gesteld kunnen worden met bedrijven die wel voorkomen als behorende tot de categoriën A en B uit voornoemde staat.
19.7 Specifieke procedureregels
Bij de toepassing van een ontheffing als opgenomen in de leden 19.3 en 19.6 dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in lid 26.1.1.
Artikel 20 Waarde - Archeologie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
20.2 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
- 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
- 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
- 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
- 8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.
- b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. indien en voor zover de werken en werkzaamheden als genoemd onder a noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 2. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
- c. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarde(n) als bedoeld in lid 20.1 of als deze door het stellen van voorwaarden bij het verlenen van een aanlegvergunning kunnen worden veiliggesteld ;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische waarden als bedoeld in lid 20.1;
- 3. geen neveneffecten teweegbrengen die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van een beschermd stadsgezicht, zoals voor wat betreft het Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrumbeschreven in de toelichting op het aanwijzingsbesluit als opgenomen in bijlagen bij de regels van dit plan en de Historisch-ruimtelijke waarderingskaart behorende bij het aanwijzingsbesluit als opgenomen in de bijlagen bij de regels van dit plan en zoals voor wat betreft het Gemeentelijk beschermdstadsgezicht Zeeheldenkwartier beschreven in de toelichting op het aanwijzingsbesluit als opgenomen in de bijlagen bij de regels van dit plan.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gelden de volgende regels:
- a.
het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld inlid 21.1, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren; - b.
het gestelde onder a geldt niet voor bouwplannen die (mede) ten doel hebben het herstel van deoorspronkelijke waarden van de betreffende bouwwerken. - c.
het gestelde onder a heeft, bij strijdigheid daarmee, voorrang op de bouwregels van de anderevoorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 21.1 en in artikel 23. - d.
het gestelde onder a geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredigeaantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken en nadathierover advies is ingewonnen van de commissie als bedoeld in artikel 1 lid 9 van deMonumentenverordening Den Haag.
21.3 Aanlegvergunning
- a.
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of inafwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de buitenkant vangevels en muren die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn te pleisteren, te verven of op soortgelijkewijze te behandelen. - b.
De onder a genoemde verboden gelden niet:- 1.
indien en voor zover de werken en werkzaamheden als genoemd onder a noodzakelijk zijn inverband het normale beheer of onderhoud van de gronden; - 2.
ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing vanwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reedsbestaan of in uitvoering zijn genomen; - 3.
ten aanzien van werken en werkzaamheden die van zeer ondergeschikte betekenis zijn.
- 1.
- c.
De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechtstoelaatbaar, indien en voor zover deze:- 1.
geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarde(n) alsbedoeld in lid 21.1 of als deze door het stellen van voorwaarden bij het verlenen van eenaanlegvergunning kunnen worden veiliggesteld; - 2.
hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het terrein van decultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 21.1; - 3.
geen neveneffecten teweegbrengen die de doelmatigheid van de bestemming van de grondenelders in het plangebied ingrijpend verstoren.
- 1.
- 3. Uitspraak Raad van State d.d. 24-11-2010, nr. 200907549/1/R1: beroep gegrond verklaard. Het bestemmingsplan is door deze uitspraak onherroepelijk geworden m.u.v. de plandelen waaraan de dubbelbestemming "Waarde-Cultuurhistorie" is toegekend
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Bouwregels
- a. Bij het realiseren van bestemmingen volgens dit bestemmingsplan dienen de Wet geluidhinder (Wgh) en de voor dit bestemmingsplan afgegeven ontheffing(en) hogere grenswaarden Wgh in acht te worden genomen.
- b. Het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van bebouwings- of bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald.
- c. Het verbod als bedoeld onder a geldt niet ingeval van stoepen, stoeptreden, funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen e.d.; evenmin geldt bedoeld verbod ingeval van gevel- of kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt.
- d. Het is toegestaan om installaties voor mobiele telecommunicatie te plaatsen op gebouwen die niet als gemeentelijk, provinciaal of rijksmonument zijn aangewezen en/of niet zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht.
- e. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn, voor zover er geen sprake is van een kantoor- of bedrijfsbestemming, verboden op alle niet onder c genoemde gebouwen.
- f. Het bouwen beneden peil mag uitsluitend plaatsvinden binnen een bouwvlak, met dien verstande dat gebouwen beneden peil uit niet meer dan één bouwlaag mogen bestaan, tenzij in de regels anders is bepaald.
- g. Het bouwen van nutsvoorzieningen is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale brutovloeroppervlakte tot 15 m² .
- h. Het bouwen van bouwwerken ten behoeve de inzameling van afval is toegestaan binnen bestemmingsvlakken waarbinnen een bouwvlak is aangeduid.
- i. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die op, over, onder of bij een weg of railweg dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
- 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
- 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen.
- j. Het bouwen van straatmeubilair is toegestaan.
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
- a. Behoudens het bepaalde in artikel 27 is het verboden de zich binnen de bij de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan.
- b. Het gestelde onder a ten aanzien van het gebruik van gronden heeft geen betrekking op bouwen.
- c. Het gestelde onder a omvat in ieder geval de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden en voorts geldt bedoeld verbod voor het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een prostitutie-inrichting of een seksclub en een garagebedrijf, tenzij in de regels van dit plan anders is bepaald.
Voor de toepassing van deze regels ten aanzien van horeca-inrichtingen wordt uitgegaan van de in lid 1.56 opgenomen definitie van horeca-inrichting en de daarin aangegeven categorie-indeling, gebaseerd op de Staat van horeca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- d. Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven in de staat van horeca-inrichtingen, wordt voor de puntentoedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de bedrijfssoort met de hoogste puntentoedeling.
- e. In of bij een woning is een praktijkruimte toegestaan ten behoeve van de uitoefening van een aan- huis-gebonden bedrijf en/of beroep als bedoeld in lid 1.108, onder de volgende voorwaarden:
- 1. de activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn;
- 2. de activiteiten mogen visueel en naar hun aard geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- 3. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- 4. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;
- 5. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de oppervlakte van de praktijkruimte maximaal 30% van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.
Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in Parkeernormen van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het stallen op parkeren van fietsen en bromfietsen en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in 3 van de regels in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Artikel 25 Algemene Ontheffingsregels
25.1 Ontheffing algemene bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. afwijkingen van maten, afmetingen en/of percentages minder dan 10%.
- b. artikel 23 onder b voor geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn voor een meer verantwoorde ruimtelijke of technische plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein tot een maximum van 3 m;
- c. artikel 23 onder c voor erkers, balkons, galerijen, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken;
- d. artikel 23 onder e voor de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk, provinciaal of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
- e. artikel 23 onder f voor beneden peil gelegen ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
- f. artikel 23 onder g voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximale brutovloeroppervlakte tot 30 m²;
- g. glas-, papier- en kledingcontainers, al dan niet beneden peil gelegen;
- h. kunst- en reclameobjecten.
25.2 Ontheffing algemene gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 24 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- b. Burgemeester en wethouder zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van artikel 24 onder d en e ten behoeve van een horeca-inrichting waarbij uit nadere toetsing aan de in de staat van horeca-inrichtingen opgenomen criteria blijkt dat de betreffende inrichting qua puntentoedeling afwijkt van de in die staat aangenomen score en de daarbij behorende categorie-indeling met dien verstande dat:
- 1. voordat ontheffing wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca;
- 2. de desbetreffende horeca-inrichting door het verlenen van de ontheffing geacht wordt te behoren tot de met de puntentoedeling corresponderende categorie.
- c. Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het gestelde in lid 25.4, bevoegd ontheffing te verlenen van artikel 24 onder g en h:
- 1. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
- 2. indien het voldoen aan het bepaalde in artikel 24 onder g en h door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden - voor wat betreft de toepassing van het bepaalde in artikel 24 onder g - in elk geval wordt gerekend:
- een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
- een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van een of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
- een bestemming van het gebouw als parkeergarage dan wel garagebedrijf.
25.3 Ontheffing overige regels
Burgemeester en wethouders kunnen voorts ontheffing verlenen van het gestelde in overige regels voor:
- a. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer bedraagt dan 3 m ;
- b. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
- c. een elektronische sirene ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
- e. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, bouwhoogten, perceelgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met maximaal 10%;
- f. het in geringe mate, doch niet meer dan 3 m afwijken van het profiel van een straat, alsmede van de vorm van bouwvlakken en van door hoogtegrenzen omkaderde vlakken, voor zover dat wenselijk is voor de goede uitvoering van het plan.
25.4 Voorwaarde
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend ontheffing indien:
- a. de cultuurhistorische waarden van een beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 21 niet onevenredig worden geschaad;
- b. de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende opstallen niet onevenredig worden geschaad;
- c. een bouwplan in stedenbouwkundig opzicht past in de omgeving, gelet op de situering, kapvorm en hoogtedifferentiatie;
- d. op andere gronden dan die waarop de aanvraag betrekking heeft niet een situatie ontstaat die in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.
Artikel 26 Algemene Procedureregels
26.1 Algemene procedureregels voor ontheffingen
26.2 Algemene wijzigings- en uitwerkingsregels
Op de voorbereiding van een wijziging als bedoeld in lid 9.5 en lid 10.4 is de volgende procedure van toepassing:
- a. het ontwerp van het plan tot wijziging ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een nieuwsblad dat in de gemeente wordt uitgegeven en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp;
- d. indien zienswijzen kenbaar zijn gemaakt, wordt de beslissing van burgemeester en wethouders met redenen omkleed en aan reclamanten schriftelijk medegedeeld;
- e. burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk, als bedoeld onder a, met maximaal 10%.
- c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
- e. Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Westeinde e.o..
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging
Cat. | ||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |
014 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |
014 | - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² | B |
014 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B |
0142 | KI-stations | B |
15 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |
151 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |
151 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B |
1552 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B |
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week | B |
1584 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |
1584 | - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B |
1584 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B |
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | B |
17 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | B |
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B |
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |
181 | Vervaardiging kleding van leer | B |
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | B |
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B |
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |
221 | Uitgeverijen (kantoren) | A |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B |
2223 | Grafische afwerking | A |
2223 | Binderijen | B |
2224 | Grafische reproduktie en zetten | B |
2225 | Overige grafische aktiviteiten | B |
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A |
24 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |
2442 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |
2442 | - verbandmiddelenfabrieken | B |
26 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | B |
262, 263 | Aardewerkfabrieken: | |
262, 263 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B |
267 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |
267 | - indien p.o. < 2.000 m² | B |
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B |
28 | VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACHINES en TRANSPORTMIDDELEN) | |
281 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B |
284 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B |
2852 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B |
287 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B |
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken | B |
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | B |
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A |
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B |
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | B |
3661.1 | Sociale werkvoorziening | B |
40 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |
40 | - < 10 MVA | B |
40 | Gasdistributiebedrijven: | |
40 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | A |
40 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B |
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |
40 | - blokverwarming | B |
41 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |
41 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |
41 | - < 1 MW | B |
45 | BOUWNIJVERHEID | |
45 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 | B |
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B |
5020.4 | Autobeklederijen | A |
5020.5 | Autowasserijen | B |
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B |
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | A |
5134 | Grth in dranken | C |
5135 | Grth in tabaksprodukten | C |
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | C |
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | C |
514 | Grth in overige consumentenartikelen | C |
5148.7 | Grth in vuurwerk en munitie: | |
5148.7 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B |
5153 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |
5153 | - algemeen | C |
5153 | - indien b.o. < 2000 m2 | B |
5153.4 | zand en grind: | |
5153.4 | - indien b.o. < 200 m² | B |
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |
5154 | - algemeen | C |
5154 | - indien b.o. <2.000 m² | B |
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | C |
5162 | Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid | C |
517 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | C |
52 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |
52 | Detailhandel voor zover n.e.g. | A |
5211/2,5246/9 | Supermarkten, warenhuizen | B |
5222, 5223 | Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken | A |
5224 | Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel | A |
5231, 5232 | Apotheken en drogisterijen | A |
5249 | Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt | A |
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A |
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |
5511, 5512 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | A |
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | A |
554 | Café's, bars | A |
554 | Discotheken, muziekcafé's | B |
5551 | Kantines | A |
5552 | Cateringbedrijven | B |
60 | VERVOER OVER LAND | |
6022 | Taxibedrijven | B |
6024 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C |
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B |
61, 62 | VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | |
61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | A |
63 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |
6321 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | C |
6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | A |
633 | Reisorganisaties | A |
634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | A |
64 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |
641 | Post- en koeriersdiensten | C |
642 | Telecommunicatiebedrijven | A |
642 | zendinstallaties: | |
642 | - FM en TV | B |
642 | - GSM en UMTS-steunzenders | B |
65, 66, 67 | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | |
65, 66, 67 | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | B |
70 | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | |
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | A |
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |
711 | Personenautoverhuurbedrijven | B |
712 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | C |
713 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C |
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | C |
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A |
72 | Switchhouses | B |
73 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A |
74 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | A |
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C |
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | A |
75 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |
75 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | A |
7525 | Brandweerkazernes | C |
80 | ONDERWIJS | |
801, 802 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | B |
803, 804 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | B |
85 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |
8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | A |
8514, 8515 | Consultatiebureaus | A |
853 | Verpleeghuizen | B |
853 | Kinderopvang | B |
9001 | rioolgemalen | B |
91 | DIVERSE ORGANISATIES | |
9111 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | A |
9131 | Kerkgebouwen e.d. | B |
9133.1 | Buurt- en clubhuizen | B |
92 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |
9213 | Bioscopen | C |
9232 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | C |
9234 | Muziek- en balletscholen | B |
9234.1 | Dansscholen | B |
9251, 9252 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | A |
9261.1 | Zwembaden: overdekt | C |
9261.2 | Sporthallen | B |
9261.2 | Bowlingcentra | B |
9262 | Schietinrichtingen: | |
9262 | - binnenbanen: boogbanen | A |
9262 | Sportscholen, gymnastiekzalen | B |
9271 | Casino's | C |
9272.1 | Amusementshallen | B |
93 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | B |
9301.3 | Wasserettes, wassalons | A |
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | A |
9303 | Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra | A |
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | B |
9305 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | A |
Bijlage 2 Staat Van Horeca-inrichtingen
Inleiding
Deze bijlage schetst eerst kort de achtergrond van de staat van horeca-inrichtingen in dit plan en gaat daarna in op de regeling zelf.
Het belang van horeca-inrichtingen moet in een bestemmingsplan worden afgewogen tegen het belangen van bijvoorbeeld wonen en werken. Bij de opstelling van een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen zijn niet alle factoren die verschillende vormen van horeca onderscheiden op voorhand ruimtelijk relevant. Hoewel de jurisprudentie niet een duidelijke lijn trekt, biedt zij toch voldoende aanknopingspunten voor een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen die in een bestemmingsplan kan worden opgenomen. De regeling voorziet in een aantal definities van horeca-inrichtingen en in de opzet van een beoordelingssysteem waarin aan de hand van een aantal beoordelingscriteria bepaald kan worden tot welke categorie een bepaalde horeca-inrichting gerekend moet worden. De betreffende criteria zijn vooral gericht op de beoordeling of een concreet horecabedrijf in functioneel opzicht en uit een oogpunt van het leefmilieu in een bepaalde mate verstorend kan werken. De mate van verstoring (of de afwezigheid ervan) is bepalend voor de indeling in een bepaalde categorie, waarbij categorie I staat voor de lichtste vormen van horeca en categorie IV voor de zwaarste vormen.
Criteria
Uit de Kroonjurisprudentie volgt dat het aanbeveling verdient om aan de hand van ruimtelijk relevante criteria onderscheid te maken naar aard en omvang van horecabedrijven, hetgeen uit de toelichting of anderszins zou moeten blijken (KB 13-9-1999, nr. 7412, BR 1993, p.972). Voorts blijkt dat het belangrijk is de gemaakte keuzes in het bestemmingsplan zo volledig mogelijk te onderbouwen.
- a. Sluitingstijden. Een te zwaar accent op de sluitingstijd van een horecabedrijf vindt de Kroon niet acceptabel (KB 20-5-1992, nr. 4381, BR 1992, p.695). Wel werd de relatie met winkelsluitingstijden als criterium voor winkelgebonden horeca acceptabel geacht (Wnd.Vz.Afd. rechtspraak Raad van State 7-9-1987, BR 1988, p.432).
- b. Overlast. Alleen overlast als motivering van het onderscheid wordt niet geaccepteerd (KB 14-6-1989, nr. 98.014433, BR 1989, p.830), wel mag overlast als één van de uitgangspunten voor het te maken onderscheid dienen (KB 25-6-1993, nr. 5301, BR 1993, p.711).
- c. Alcohol. Naar het oordeel van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (23-3-1993, nr. S03.93.0297) heeft het al dan niet verstrekken van alcohol geen ruimtelijke relevantie. In het KB van 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, nr. 395, werd door de Kroon dit criterium echter wel aanvaard.
- d. Geluidhinder. Onder andere bij laatstgenoemde uitspraak oordeelde de Kroon dat voor het weren van geluidhinder andere instrumenten dan het bestemmingsplan bestaan.
- e. Kwantitatief. Beperkingen in kwantitatieve zin, zoals beperking van de oppervlakte en/of het aantal, worden aanvaardbaar geacht. Dit zijn echt ruimtelijk relevante criteria (KB 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, p.395; KB 30-1-1989, nr. 2365, BR 1989, p.449; KB 7-12-1986, nr. 15, BR 1986, p.429 en KB 11-1-1990, nr. 90.00342, AB 1990, nr. 285).
Naast de aanknopingspunten in de jurisprudentie, biedt de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' enige criteria voor een voldoende duidelijk en relevant onderscheid tussen de diverse horeca-inrichtingen. De meest voorkomende horecafuncties zijn met betrekking tot verkeer geïndexeerd op een 'potentieel aanzienlijke emissie of hinder'. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autoverkeer ten behoeve van goederen en personen van en naar de inrichting. 'Deze index kan een hulpmiddel zijn bij de planning van de ontsluiting en de parkeervoorzieningen, en kan in dat licht een indicator zijn voor de mogelijke hinder in de omgeving', aldus de toelichting in de brochure. Ook de jurisprudentie gaat uit van verkeer als criterium voor het onderscheid in horecafuncties, in de zin van verkeersaantrekkende werking maar ook parkeerdruk.
Afsterfregeling
In de jurisprudentie is een afsterfregeling geaccepteerd (KB 2-10-1989, nr. 23944, BR 1990, p.202 en KB 14-6-1989, nr. 89.014438, AB 1990, nr. 1). Een afsterfregeling houdt in principe in dat indien een horecafunctie in een pand wordt beëindigd, daarin niet opnieuw een horecafunctie terug mag komen.
Definities
- 1. Afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Een inrichting, gericht op de bedrijfsmatige verkoop van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden, anders dan voor gebruik ter plaatse, die door de kopers ter plaatse worden afgehaald, dan wel door de verkoper bij de koper thuis worden bezorgd. Een traiteur wordt met een afhaalwinkel/maaltijdbezorging gelijkgesteld.
- 2. Broodjeszaak. Een inrichting, gericht op de verkoop, veelal voor gebruik ter plaatse van al dan niet ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie tussen 7.00 uur en 19.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waarbij de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte die als zitruimte fungeert minimaal 40% is. Een croissanterie, lunchroom, patisserie en konditorei worden met een broodjeszaak gelijkgesteld.
- 3. Café. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, aan de gebruiker verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, eventueel in combinatie met het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van alcoholische dranken. Een dansvloer van minder dan 10 m² is toegestaan. Een bar, pub, taverne, grand café en eetcafé worden met een café gelijkgesteld.
- 4. Cafetaria/snackbar. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, verkopen aan de gebruiker van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken. Een shoarmazaak wordt met een cafetaria gelijkgesteld.
- 5. Koffiehuis. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse aan de gebruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken. Een theehuis, coffeeshop (geen verkoop van drugs) en poolcentrum worden met een koffiehuis gelijkgesteld. (Bij deze definitie wordt opgemerkt dat met name de term coffeeshop in de praktijk ook veel wordt gebezigd als aanduiding voor inrichtingen waar softdrugs worden verkocht. Daarom is in de definitie tot uitdrukking gebracht dat daaronder niet begrepen zijn de inrichtingen waar softdrugs verkrijgbaar zijn.
- 6. Discotheek. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m² en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
- 7. Hotel. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies, waarvan de exploitatie al dan niet geschiedt in combinatie met andere vormen van horeca, zoals café, restaurant, zalenexploitatie en/of discotheek.
- 8. IJssalon. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, aan de gebruiker verstrekken van al dan niet ter plaatse bereid consumptie-ijs met toebehoren, al dan niet in combinatie met het verstrekken van niet-alcoholische dranken.
- 9. Ontmoetingscentrum. Een inrichting, gericht op het bieden van gelegenheid tot het leggen van contacten tussen personen, welke daartoe veelal in clubverband of anderszins georganiseerd zijn. Een studentensociëteit wordt met een ontmoetingscentrum gelijkgesteld.
- 10. Restaurant. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren; de bezoekersfrequentie is in het algemeen gespreid tussen 17.00 uur en 24.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt, de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte dat als zitruimte fungeert minimaal 70% is. Een petit-restaurant, restauratie, crêperie, pannenkoekenhuis en poffertjeszaak worden met een restaurant gelijkgesteld.
- 11. Zalenexploitatie. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen.
Noot: als handleiding bij het te maken onderscheid in de diverse horeca-inrichtingen zijn enkele beleidsnotities en criteria vastgesteld. De noodzaak daartoe werd onder meer gevormd door pogingen van aanvragers om de regelgeving te omzeilen. Het betreft de beleidsnotitie Toetsing LMV/APV bij aanvragen Verenigingen en Stichtingen; via toetsing aan deze notitie worden horeca-activiteiten zoveel mogelijk onderscheiden van welzijnsactiviteiten en wordt voorkomen dat onder een welzijnsvlag een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, in strijd met de van toepassing zijnde regelgeving. Voorts zijn er restaurantcriteria en criteria voor daghoreca opgesteld. Via de eerste wordt getoetst of sprake is van een restaurant of van een andere horecagelegenheid waar voedsel wordt verstrekt. in de tweede zijn criteria en voorwaarden gegeven, waaronder zogenaamde 'dag-horecazaken' alcoholhoudende dranken mogen verstrekken. De betreffende notitie en criteria zijn bijgevoegd.
Toetsingscriteria horeca-inrichtingen
Voor een indeling van horeca-inrichtingen in categorieën, moeten de diverse vormen van horecabedrijven worden getoetst/beoordeeld op hun functioneren, zulks in relatie tot de verschillende omgevingstypen waar dergelijke bedrijven voorkomen. Hoewel regelingen die met name waren gebaseerd op criteria als openingstijden, overlast of schenken van alcohol, doorstonden in het verleden niet toets der kritiek. Deze criteria kunnen wel een rol spelen bij de beoordeling van de mate waarin horeca-inrichtingen invloed hebben op hun omgeving en of deze horeca-inrichtingen zich met hun omgeving verdragen. Een ruimtelijke relevante vraag, nu functies die in strijd zijn met de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling in een bestemmingsplan worden verboden c.q. niet mogelijk gemaakt. Gelet op de jurisprudentie en de ervaring van de gemeente Den Haag met beleid ten aanzien van horeca-inrichtingen neergelegd in leefmilieuverordeningen, de APV en andere regelgeving, zijn de volgende toetsingscriteria opgesteld:
1. | aard van de aangeboden producten | punten |
a. | niet alcoholische dranken en/of ijs | 3 |
b. | niet ter plaatse bereide kleine etenswaren | 5 |
c. | wel ter plaatse bereide etenswaren | 8 |
d. | alcoholische dranken en/of alcoholische dranken afzonderlijk verkrijgbaar | 15 |
2. | bezoekersfrequentie | |
a. | parallel aan openingstijden winkels (tussen 7.00 uur en 19.00 uur en 1x per week tot 22.00 uur) | 5 |
b. | overdag en/of 's-avonds, niet na 01.00 uur | 15 |
c. | 's avonds en na 01.00 uur | 20 |
3. | plaats waar het publiek zich ophoudt | |
a. | binnen de inrichting | 5 |
b. | mede buiten en in de directe omgeving van de inrichting | 10 |
c. | voornamelijk buiten de inrichting | 20 |
4. | verkeersaantrekkende werking | |
a. | geen eigenstandig verkeer | 0 |
b. | wel eigenstandig verkeer | 5 |
c. | wel eigenstandig verkeer van zowel bezoekers als bezorgers | 10 |
5. | dansgelegenheid | |
a. | dansvloer van < 10 m² | 5 |
b. | dansvloer van > 10 m² | 10 |
Staat van horeca-inrichtingen
Toepassing van de toetsingscriteria leidt tot de volgende staat van horeca-inrichtingen.
Soort horecabedrijf | criteria | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | totaal | categorie | |
1. | afhaalwinkel/maaltijdbezorging | 8 | 15 | 10 | 10 | 0 | 43 | III | |
2. | broodjeszaak | ||||||||
openingstijden: | a. | 5 | 5 | 10 | 0 | 0 | 20 | I | |
b. | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | ||
c. | 5 | 20 | 10 | 5 | 0 | 40 | III | ||
3. | café | ||||||||
openingstijden: | a. | 15 | 5 | 10 | 0 | 0 | 30 | II | |
b. | 15 | 15 | 5 | 5 | 0 | 40 | III | ||
c. | 15 | 20 | 5 | 5 | 0 | 45 | III | ||
met dansvloer < 10 m²: + 5 punten | |||||||||
met dansvloer > 10 m²: + 10 punten | |||||||||
4. | cafetaria/snackbar | ||||||||
openingstijden: | a. | 5 | 5 | 10 | 5 | 0 | 25 | I | |
b. | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | ||
c. | 5 | 20 | 10 | 5 | 0 | 45 | III | ||
5. | koffiehuis | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | |
6. | discotheek | 15 | 20 | 10 | 5 | 10 | 60 | IV | |
7. | hotel | 0 | 15 | 5 | 5 | 0 | 25 | I | |
met café en/of restaurant: | 15 | 15 | 5 | 5 | 0 | 40 | III | ||
met zalenexploitatie: | 15 | 15 | 5 | 5 | 10 | 50 | IV | ||
met discotheek: | 15 | 20 | 10 | 5 | 10 | 60 | IV | ||
8. | ijssalon | ||||||||
openingstijden: | a. | 3 | 5 | 20 | 0 | 0 | 28 | I | |
b. | 3 | 15 | 20 | 5 | 0 | 43 | III | ||
c. | 3 | 20 | 20 | 5 | 0 | 48 | III | ||
9. | ontmoetingscentrum | 15 | 15 | 5 | 5 | 5 | 45 | III | |
10. | restaurant | 8 | 15 | 5 | 5 | 0 | 33 | III | |
11. | zalenexploitatie | 15 | 15 | 5 | 5 | 10 | 50 | IV |
Categorie-indeling
< 30 punten: categorie I
30 < 40 punten: categorie II
40 < 50 punten: categorie III
50 punten en meer: categorie IV
Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven, wordt voor de puntentoebedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de zwaarste bedrijfssoort.
Toelichting op de beoordeling
Bij de beoordeling en de daarmee samenhangende toedeling van punten is voor elk criterium slechts op één onderdeel getoetst. Indien meerdere deelcriteria van toepassing zijn, zijn punten toebedeeld op basis van het onderdeel met de meeste punten. In de definitie van de diverse horeca-inrichtingen is aangegeven welke activiteiten gelijkgesteld worden met de in de staat van horeca-inrichtingen genoemde horecabedrijven.
- a. Openingstijden. Bij het toekennen van de punten is ervan uitgegaan dat men in het algemeen weinig overlast ondervindt van inrichtingen waarvan de sluitingstijden ongeveer gelijklopen met de openingstijden van winkels. Uitgangspunt daarbij is een openingstijd van 07.00 tot 19.00 uur en één keer per week tot uiterlijk 22.00 uur. Deze inrichtingen krijgen in de staat bij het tweede criterium 'bezoekersfrequentie' 5 punten toebedeeld. Late openingstijden daarentegen zijn zwaar gewaardeerd: voor openingstijden na 01.00 uur worden 20 punten toegekend. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze bedrijven in het algemeen een forse uitstraling hebben naar de (woon)omgeving. Met name discotheken kenmerken zich door een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie in de late avonduren en 's nachts. De invloed van een dergelijke inrichting op de omgeving doet zich daarom meer voelen.
- b. Alcohol Het afzonderlijk verkrijgbaar zijn van alcoholische drank en/of de nadruk in de bedrijfsvoering op de verstrekking van alcoholische drank (zoals bij cafés) is eveneens zwaar gewaardeerd met 10 punten. Niet alleen door het komen en gaan van de bezoekers heeft een dergelijke inrichting invloed op zijn omgeving maar ook door de combinatie van alcoholgebruik en het regelmatig daarmee samenhangende uitbundige gedrag van bezoekers. Horeca-inrichtingen waar alcoholische dranken uitsluitend of in hoofdzaak met ter plaatse bereide etenswaren te verkrijgen zijn (zoals restaurants), hebben een minder zware waardering gekregen vanuit de ervaring dat in deze bedrijven veel minder alcoholische dranken worden genuttigd dan in bedrijven die in hun bedrijfsvoering vooral gericht zijn op de verkoop van alcoholische dranken. Dit heeft in de invloed op de omgeving een positief effect. Bij een aantal inrichtingen komt het nogal eens voor dat met name kleine etenswaren en ijsproducten buiten de inrichting worden genuttigd. Bovendien trekken dit soort inrichtingen ook regelmatig publiek aan dat buiten de inrichting rondhangt. Vooral in de late avonduren en 's nachts vindt bezoek plaats na bezoek aan bijvoorbeeld een bioscoop, na cafébezoek of na bezoek aan een andere gelegenheid waar alcoholhoudende dranken worden geschonken. Afhankelijk van de mate waarin het publiek zich buiten de inrichting ophoudt, heeft dit een negatieve invloed op de omgeving.
- c. Verkeersaantrekkende werking. De verkeersaantrekkende werking doet zich met name voor bij inrichtingen als een afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Uitgangspunt is dat horeca die alleen overdag open is niet eigenstandig verkeer veroorzaakt. Met andere woorden, de bezoekers van zulke inrichtingen bevinden zich al in de omgeving, bijvoorbeeld voor winkelbezoek. Als naast bezoekers tevens sprake is van bezorgers, dan zijn daarvoor extra punten toebedeeld.
- d. Omvang dansvloer. Conform het bovenstaande beleid, zoals vastgelegd in onder andere de Nota Horeca Binnenstad, is onderscheid gemaakt in de omvang van een dansgelegenheid op basis van de oppervlakte van de dansvloer. Het onderscheid ligt bij een oppervlakte van meer of minder dan 10 m².
Bijlage 3 Parkeernormen
binnenstad …pp/won | stadsvernieuwing…pp/won | overig gebied …pp/won | ||
woningen | ||||
3 of meer kamers | 0,7 | 0,8 | 1,0 | |
3 of meer kamers, vrije sector | 1,0-2,0 | 1,0-2,0 | 1,0-2,0 | |
2 kamers | 0,6 | 0,6 | 0,7 | |
1 kamer | 0,4 | 0,4 | 0,5 | |
studenten- en jongerenhuisvesting | 0,25 | 0,25 | 0,25 | |
zelfstandige seniorenwoningen | 0,7 | 0,8 | 1,0 | |
bejaardenwoningen | ||||
aanleun/zorgwoningen | 0,3 | 0,3 | 0,3 | |
hofjeswoningen | 0,2 | 0,2 | 0,2 | |
serviceflat met 1 of 2 kamers | 0,5 | 0,5 | 0,5 | |
serviceflat met 3 kamers | 0,65 | 0,65 | 0,65 | |
binnenstad 1 pp/… m² bvo | schil 1 pp/… m² bvo | overig gebied 1 pp/… m² bvo | ||
onderwijs | ||||
basisonderwijs | personeel | 2.000 | 1.000 | 400 |
bezoek | - | - | - | |
voortgezet onderwijs | personeel | 1.250 | 625 | 250 |
bezoek | - | - | - | |
MBO, HBO en WO | personeel | 200 | 95 | 40 |
bezoek | - | - | - | |
medisch | ||||
verpleegtehuis | personeel | 1.000 | 500 | 200 |
bezoek | 225 | 225 | 110 | |
medisch centrum | personeel | 350 | 175 | 70 |
bezoek | 35 | 35 | 35 | |
arts(praktijk) | personeel en bezoek | 35 | 35 | 35 |
cultuur en welzijn | ||||
gebedshuis | personeel | 4.000 | 2.000 | 800 |
bezoek | 30 | 30 | 30 | |
theater/congrescentrum | personeel | 2.000 | 1.000 | 400 |
bezoek | 50 | 50 | 25 | |
bioscoop | personeel | 1.000 | 500 | 200 |
bezoek | 50 | 50 | 25 | |
wijkcentrum | personeel | 1.500 | 750 | 300 |
bezoek | 100 | 100 | 50 | |
kinderdagverblijf | personeel en bezoek | 200 | 200 | 100 |
sportschool | personeel | 1.000 | 500 | 200 |
bezoek | 45 | 45 | 45 | |
sporthal | personeel | 5.000 | 2.500 | 1.000 |
bezoek | 90 | 90 | 45 | |
bedrijven, detailhandel, dienstverlening | ||||
winkel | personeel | 500 | 250 | 100 |
bezoek | 75 | 75 | 75 | |
supermarkt (> 1.000 m²) | personeel | 500 | 250 | 100 |
bezoek | 40 | 40 | 40 | |
bedrijf | personeel | 400 | 200 | 80 |
bezoek | 500 | 500 | 500 | |
groothandel | personeel | 1.000 | 500 | 200 |
bezoek | 2.000 | 2.000 | 2.000 | |
showroom | personeel | 1.500 | 750 | 300 |
bezoek | 400 | 200 | 100 | |
magazijn | personeel en bezoek | 400 | 400 | 400 |
kantoren | ||||
kantoor | personeel | 250 | 125 | 50 |
bezoek | 500 | 500 | 500 | |
baliefuncties | personeel | 400 | 200 | 80 |
bezoek | 50 | 50 | 50 | |
horeca | ||||
hotel | personeel | 1.000 | 500 | 200 |
bezoek | 1 per 2 kamers | 1 per 2 kamers | 1 per 2 kamers | |
restaurant | personeel | 500 | 250 | 100 |
bezoek | 100 | 50 | 25 | |
cafetaria | personeel | 400 | 200 | 80 |
bezoek | 60 | 30 | 15 | |
fietsenstalling | 1 plaats per 3 medew. | 1 plaats per 3 medew. | 1 plaats per 3 medew | |
tarieven (prijspeil 1 januari 1996) | ||||
tarief storting in: | ||||
parkeerfonds | € 13.273 | € 13.273 | € 7.260 | |
bereikbaarheidsfonds | € 6.625 | € 6.625 | € 3.630 |
Bijlage 4 Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum
Inleiding
In het hierna volgende zal nader worden ingegaan op aard en gewicht van die belangen voor het beschermde gebied als geheel zowel als voor de samenstellende delen. De 'nadere typering van te beschermen waarde' is een letterlijke weergave van paragraaf 5 uit de toelichting op de aanwijzing van het centrum van Den Haag tot rijksbeschermd stadsgezicht.
Nadere typering te beschermen waarden
In het gehele beschermde gebied is de historisch-ruimtelijke structuur dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten en waterlopen, in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse van belang. Zoals uit de ter verduidelijking toegevoegde historisch- ruimtelijke waarderingskaart moge blijken, is het aanwijzingsbelang in grote delen van het beschermde gebied hiertoe beperkt: een aantal stadsvernieuwingsgebieden in het Spuikwartier en een deel van het per traditie aan voortdurende veranderingen onderhevig citygebied. […]
In het overige deel van het beschermde stadsgezicht, in het bijzonder de reeds eerder als zodanig aangewezen gebieden, is het historisch karakter in nog ruimere mate bewaard gebleven. Daar zijn bovendien de profilering en inrichting van de openbare ruimte, de verkavelings- en bebouwingsstructuur en in het algemeen ook de vormgeving van de bebouwing van betekenis. Kenmerkend voor de ruimtelijke opbouw en daarmee het stedelijke karakter zijn de aan alle zijden gesloten bouwblokken waarin de bebouwing ononderbroken direct aan de straat staat en waarbinnen erven en tuinen liggen besloten, duidelijk afgeschermd van de openbare ruimte. Waar plaatselijke bebouwing ontbreekt vormen tuinmuren, veelal voorzien van poorten of hekwerken de scheiding met de openbare ruimte. Bij de grotere bouwblokken worden de binnenterreinen meestal ontsloten door smalle steegjes of poorten in gesloten randbebouwing waarachter niet zelden een intiem hofje of een kerk- of schoolgebouw schuilgaat. In een enkel geval wordt de gevelwand onderbroken door een voorhof, zoals bij het Oude Hof en enkele voorname patriciërshuizen [in het plangebied bijvoorbeeld het huidige Amicitia]. Tussen een aantal langgerekte maar minder diepe bouwblokken lopen uitgesproken achterstraten waaraan allerlei bijgebouwen (koetshuizen) en erfscheidingen van de bebouwing aan de hoofdstraat zijn gesitueerd. […]
De bouwblokken zijn in het algemeen ongeveer haaks op de openbare ruimte verkaveld behalve daar waar sterke krommingen en schuine straathoeken dat verhinderen. De verdere verkaveling van de binnenterreinen is daarvan afgeleid. Vooral in het Spuikwartier en in het Kortenbos werden die binnenterreinen in de 19de eeuw volgebouwd met hofjes van eenvoudige arbeiderswoningen waarvan er nog enkele resteren. De oudere liefdadigheidshofjes zijn daarentegen overwegend met de toegangszijde aan de straat gesitueerd van waaruit een monumentale poort toegang geeft tot een stemmige binnenhof, in het plangebied bijvoorbeeld het Hofje van Nieuwkoop en 't Hooftshofje. In de verkaveling doen zich deels al van oudsher, deels door latere verkaveling grote verschillen voor in breedte, diepte en omvang in het algemeen. Hoewel een duidelijk verkavelingsystematiek zich moeilijk laat ontdekken, lijkt het geheel herleidbaar tot een basisbreedte van vijf à zes meter voor het gewone woonhuisperceel. Bij de vele patriciërshuizen en bijzondere gebouwen in Den Haag bedraagt de perceelbreedte veelal een meervoud daarvan. Het meest fijnmazig is verkaveling in de oudste delen van de burgernederzetting rond de Grote of Sint Jacobskerk, het Spuikwartier en de Denneweg, het ruimst in het hofkwartier, het Willemspark en de zone Prinsegracht – Grote Marktstraat.
De verkavelingsverschillen weerspiegelen zich navenant in het bebouwingsbeeld dat plaatselijk grote schaalvariaties vertoont maar anderzijds ook een betrekkelijk homogene hoofdindeling. In meerderheid telt de bebouwing twee à drie bouwlagen van onderling verschillende hoogte onder een betrekkelijk lage kap. In veel gevallen komt daarbij de derde en gewoonlijk laagste verdieping alleen aan de straatzijde voor. De statige panden in het hofkwartier en in het plangebied aan de Prinsegracht en incidenteel in de rest van de binnenstad hebben bovendien vaak een souterrain en plaatselijk komen 19de-eeuwse panden voor met een lage parterre en daarboven twee hogere verdiepingen. Tot de 20ste eeuw werd in Den Haag in niet meer dan vier lagen gebouwd, zowel in het centrum als in de stadsuitbreidingen. […] Overigens varieert de bebouwingshoogte in het algemeen meer door de per pand vaak verschillende verdiepingshoogte dan door het aantal verdiepingen zodat het geen uitzondering is dat een pand van twee bouwlagen even hoog of zelfs hoger is dan een belendend pand van drie lagen. Bebouwing in minder dan twee lagen komt aan de openbare straten slechts sporadisch voor, op besloten binnenterreinen echter des te meer. In beide gevallen betreft het meestal hofjes, al dan niet van liefdadigheid, en in een aantal achterstraten bijgebouwen van uiteenlopende aard.
Daar het bebouwingsbeeld sterk wordt gedomineerd door 18de- en 19de-eeuwse lijstgevels manifesteert de variërende bouwhoogte zich meer in de pandsgewijs verspringende gootlijsten dan in de hoogte van de kappen die daar deels achter schuilgaan en in het gevelbeeld een tamelijk ondergeschikte rol spelen. Het is voornamelijk aan grotere (bredere) openbare ruimten en op straathoeken dat de kappen van de gebouwen een beduidende rol spelen in het ruimtelijk beeld. In het algemeen hebben de smallere panden een met pannen gedekt schilddak met de nok haaks op de straat, de bredere een dwarskap evenwijdig aan de straat of een omlopend of afgeplat schilddak. De hofjes en andere vormen van laagbouw hebben meestal een langgerekt schild- of zadeldak. De dakhelling bedraagt zelden meer dan 45 graden. […]
De voorgevels zijn overwegend symmetrisch ingedeeld in drie of vijf (soms zeven) traveeën met verticaal geplaatste openingen. Bij de eenvoudiger woon- en winkelpanden overheerst de driedeling, bij de voornamere huizen een indeling in vijf of meer traveeën, veelal geleed door pilasters of lisenen en geaccentueerd door een geprononceerde ingangspartij in het midden. De vele bijzondere gebouwen en complexen hebben dikwijls een afwijkende gevelindeling maar daarbij is meestal sprake van een zekere verticale geleding. De gevels zijn overwegend in baksteen opgetrokken, afwisselend in schoon metselwerk en pleisterwerk of combinaties van beide. Kroonlijsten, kozijnen, deuren, ramen en eventuele balkons zijn in hout uitgevoerd en geschilderd. […]
Het karakter van de openbare ruimte is sterk beïnvloed door de grootstedelijke ontwikkeling van Den Haag sedert het midden van de 19de eeuw. Daardoor wordt het dwarsprofiel van de hoofdstraten gedomineerd door de verkeersfunctie en vooral door het openbaar vervoer, in het plangebied de Jan Hendrikstraat en de Torenstraat. In de meeste straten is de indeling van het dwarsprofiel dan ook niet van bijzonder belang. Voor zover daar nog sprake van is, is de historische waarde gelegen in de nog tamelijk strakke belijning van de in het profiel aanwezige gebruikszones en in het verband tussen die indeling en de verdere ruimtelijke inrichting. In sommige straten is alleen de driedeling trottoir – rijweg – trottoir nog aanwezig waarbij de rijweg is geasfalteerd en verder opgedeeld in tramlijnen, busbanen, rijstroken en parkeerstroken. In andere, en vooral de bredere, resteert langs de voorgevelrooilijnen vaak nog een particuliere stoepenzone, gekenmerkt door per perceel verschillende vormgeving en geaccentueerd door natuurstenen trappartijen, stoeppalen en ijzeren hekwerken en kettingen. Voor zover de rijbanen niet zijn geasfalteerd bestaat het gebruikelijke bestratingsmateriaal uit gebakken klinkers, hier en daar afgewisseld door natuurstenen kasseien. Van belang zijn vooral de dwarsprofielen over de grachten en hun belendende kaden, die de omtrek van de binnenstad markeren. De grachten en hun belendende kaden in het plangebied – de Noordwal, de kade Bij de Westermolens en de Lijnbaan – vallen echter buiten het beschermd stadsgezicht Centrum. Wel speelt in het dwarsprofiel van een aantal gedempte grachten – in het plangebied de Prinsegracht – de boombeplanting een belangrijke rol.
Bijlage 5 Historisch-ruimtelijke Waarderingskaart
Bijlage 6 Gemeentelijk Beschermd Stadsgezicht Zeeheldenkwartier
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het bestemmingsplan Westeinde en omgeving van de gemeente Den Haag is het juridisch-planologisch bindend kader voor het toelaatbaar gebruik van de gronden in het gebied in en rondom het Westeinde en de buurt Kortenbos.
1.1.1 Verouderde bestemmingsplannen
In de nota 'Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' die op 14 december 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vermeld dat de komende jaren een actualisering plaatsvindt voor een groot aantal verouderde bestemmingsplannen. In Westeinde en omgeving gelden verouderde plannen die uitgaan van verouderd ruimtelijk beleid en die geen adequate juridisch-planologische regeling treffen waarmee de gemeente de aanwezige kwaliteiten goed kan handhaven. In de nota kent de gemeenteraad aan een nieuw bestemmingsplan voor Westeinde en omgeving de hoogste prioriteit toe (prioriteit 1), omdat voor de buurt Kortenbos een oude verordening geldt die dateert van voor de inwerkingtreding van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en omdat een deel van het plangebied behoort tot een beschermd stadsgezicht.
1.1.2 'Witte vlekken'
Ook telt het plangebied een aantal 'witte vlekken'. 'Witte vlekken' zijn delen van het grondgebied van de gemeente Den Haag waar geen bestemmingsplan geldt en alleen de gemeentelijke bouwverordening van toepassing is. Met het oog op de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening besloot de gemeenteraad van Den Haag op 14 december 2006 dat voor deze 'witte vlekken' een voorbereidingsbesluit moest worden genomen en dat de beschermende werking van dit besluit door een bestemmingsplan moest worden overgenomen. Dit voorbereidingsbesluit is op 29 maart 2007 door de gemeenteraad genomen. Met dit plan krijgen ook de 'witte vlekken' een adequate juridisch-planologische regeling waarmee de gemeente de aanwezige kwaliteiten goed kan handhaven.
1.1.3 Wet ruimtelijke ordening
Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van hetgepresenteerd bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Met de vaststelling van het bestemmingsplan Westeinde en omgeving wordt aan deze verplichting voldaan.
1.2 Doel
Naast algemene doelstellingen ten aanzien van beheer en ontwikkeling van het plangebied zijn er twee concrete doelen van het nieuwe bestemmingsplan Westeinde en omgeving aan te wijzen: het beschermd stadsgezicht van het centrum van Den Haag en de implementatie van de Structuurvisie Den Haag 2020 'Wéreldstad aan Zee'.
1.2.1 Beheer en ontwikkeling
Bestemmingsplan Westeinde en omgeving is in de eerste plaats vooral een beheerbestemmingsplan. Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur wil de gemeente Den Haag met de vaststelling van het nieuwe plan de bebouwing en functies vastleggen, in stand houden en handhaven. De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privé-gebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur.
In de tweede plaats maakt het plan – passend binnen de ruimtelijke structuur van het plangebied – nieuwe ontwikkelingen mogelijk: de bouw van woningen aan de Korte Lombardstraat en Lange Lombardstraat, aan de Noordwal en de Bakkerstraat en de uitbreiding van MCH Westeinde.
In het kader van beheer en ontwikkeling is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen het behoud van de ruimtelijke structuur – de beeldkwaliteit, bebouwing en functies in het plangebied – enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van bewoners en gebruikers anderzijds.
1.2.2 Beschermd stadsgezicht Centrum 's-Gravenhage
Een deel van het plangebied is op 5 juli 1971 door de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht (het voorste deel van Westeinde met een aangrenzend deel van de Torenstraat en de Jan Hendrikstraat); op 4 juli 1994 is door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu een groter deel van het plangebied als rijksbeschermd stadsgezicht aangewezen. Ter bescherming van het aangewezen stadsgezicht stelt de gemeenteraad ingevolge artikel 36 lid 1 van de Monumentenwet een bestemmingsplan vast. Doel van de aanwijzing is om de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. Dit bestemmingsplan voorziet in de bescherming van de belangen waarop de aanwijzing doelt.
Een klein van het plangebied (de Noordwestsingelgracht en de Noordwal tot de voorgevel van de bebouwing) is onderdeel van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Zeeheldenkwartier, aangewezen door de gemeenteraad van Den Haag op 14 februari 2002 (RIS 91356) en 5 oktober 2004 (RIS 120560). Ook de belangen die in dit deel van het plangebied met de aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht zijn gemoeid, worden in dit bestemmingsplan beschermd.
1.2.3 Structuurvisie Den Haag 2020
Op 17 november 2005 stelde de gemeenteraad de Structuurvisie Den Haag 2020 'Wéreldstad aan Zee' vast. In de actualisering van bestemmingsplannen conform de nota 'Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' staat het beleid in de structuurvisie centraal. Zo moet langs de doorgaande wegen en langs de stedelijke groene hoofdstructuur worden uitgegaan van tenminste vijf bouwlagen.
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied beslaat een deel van het centrum van de gemeente Den Haag (zie figuur 1). Het is aan de noordzijde begrensd door de Noordwal, aan de oostgrens door de Torenstraat en de Jan Hendrikstraat, aan de zuidzijde door de Prinsegracht en aan de westzijde door de Lijnbaan en de Noordwest Buitensingel. Het water van de singelgrachten is in het plan opgenomen.
Figuur 1: Ligging plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
In onderhavig plangebied gelden de volgende uitbreidingsplannen en bestemmingsplannen (zie figuur 2):
Naam | Raadsbesluit | Besluit GS |
Verordening Kortenbos | 23 oktober 1961 | 1 maart 1962 |
Bestemmingsplan Lijnbaan | 21 oktober 1968 | 7 januari 1970 |
Bestemmingsplan Spuimarkt e.o. | 4 november 2004 | 14 juni 2005 |
Bestemmingsplan Het Oude Centrum | 26 juni 2003 | 3 februari 2004 |
Tabel 1: geldende bestemmingsplannen
Figuur 2: Vigerende plannen
1.4.1 Verordening Kortenbos
De Verordening Kortenbos en het bijbehorend stedenbouwkundig Plan Kortenbos voorzagen in sanering en reconstructie van het gebied tussen de Noordwal, de Torenstraat, het Westeinde en de Noordwest Buitensingel. De buurt vertoonde een chaotisch beeld van een ongeordende bebouwing van bedrijven en bedrijfjes, pakhuizen, schoolgebouwen, verouderde deels aan hofjes gelegen woningen, braakliggende terreintjes en hier en daar een min of meer incidenteel tot stand gekomen blok betere, in de jaren dertig gebouwde woningen. Van enige groenvoorziening was geen sprake, terwijl de te smalle straten een behoorlijke toetreding van licht en lucht tot de woning op de vele binnenplaatsen belemmerden en het verkeer niet behoorlijk konden verwerken. Alleen de randbebouwing langs de Torenstraat en het Westeinde vormde een overwegend gaaf geheel en werd in het Plan Kortenbos zoveel mogelijk gehandhaafd. Het stedenbouwkundig plan werd ter plaatse van de Vleerstraat of de Breedstraat doorsneden door een deel van de binnenringweg om het stadscentrum. De binnenringweg maakte deel uit van een verkeersnota waarin een schema van toekomstige hoofdverkeerswegen voor Den Haag was opgenomen. Een tweede verkeersweg uit het schema liep door het hart van het plan en verbond de binnenringweg met de hoek Westeinde-Lijnbaan. Bij de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan bedroeg het aantal woningen in de buurt 1.510, in het plan was nog ruimte voor 270 tot 556 woningen. Het plan bood voorts ruimte voor kantoren, scholen en winkels die door sanering hier en elders in de stad moesten verdwijnen. Omdat beide wegen niet zijn gerealiseerd, hebben veel van de daarvoor bestemde gronden hun oorspronkelijke functie behouden. In de jaren zeventig en tachtig is door een vrijstellingsprocedure stadvernieuwing gerealiseerd – de Z.H.B.-hoven – daar waar het stedenbouwkundig plan nog uitging van een bedrijfsterrein en waar al lange tijd de Zuid-Hollandse Bierbrouwerij was gevestigd.
1.4.2 Bestemmingsplan Lijnbaan
Bestemmingsplan Lijnbaan is de vigerende planologische regeling voor het gebied gelegen tussen de Lijnbaan, het Westeinde, de oostelijk grens van de toen geprojecteerde binnenringweg en de Prinsegracht. Een groot deel van het plangebied werd gesloopt en herontwikkeld in het kader van stadsvernieuwing. Centraal daarin stond de nieuwbouw van het toenmalig Ziekenhuis van den Heiligen Joannes de Deo op de gronden tussen de Warmoezierstraat en de Blekerslaan, het huidig MCH Westeinde. Het oude ziekenhuiscomplex aan het Westeinde voldeed niet langer aan de eisen van die tijd: het was moeilijk exploitabel en als gevolg van zijn ligging aan nauwe straten slecht bereikbaar en de parkeergelegenheid op eigen terrein was onvoldoende. Het plan hield rekening met de sloop van het bestaande complex om er te zijner tijd gebouwen voor huisvesting en opleiding van verplegend personeel op te richten. Dit plan is niet ten uitvoer gebracht: in het complex huizen nu ateliers. Een ander belangrijk element van het plan betrof een deel van de binnenringweg om het stadscentrum. Bij het Westeinde zou dit deel aansluiten bij het deeltracé dat al in het Plan Kortenbos was geprojecteerd. Ook dit plan is niet ten uitvoer gebracht.
1.4.3 Bestemmingsplan Spuimarkt e.o.
Naar aanleiding van het Masterplan Spuimarkt stelde de gemeenteraad in 2004 bestemmingsplan Spuimarkt e.o. vast. In het plan zijn de tramtunnel en het Souterrain onder de Kalvermarkt, de Grote Marktstraat en de Prinsegracht gelegaliseerd. In het plan zijn ook de bordessen van de bebouwing aan de Prinsegracht opgenomen terwijl deze horen bij de bebouwing aan de Prinsegracht die in het voorliggende plan is geregeld. De grens van dit plan is nu om de bordessen getrokken zodat op de bebouwing aan de Prinsegracht één juridisch-planologische regeling van toepassing is.
1.4.4 Bestemmingsplan Oude Centrum e.o.
Ook in het bestemmingsplan Oude Centrum e.o. zijn enige bordessen meegenomen die horen bij de bebouwing aan de Prinsegracht die in het voorliggende plan is geregeld. De grens van dit plan is ook hieromheen getrokken.
1.4.5 Leefmilieuverordening en parapluherzieningen
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een leefmilieuverordening en een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:
- a. Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. (LMV-Reca). De LMV-Reca is gebaseerd op de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing. Hoewel de LMV een sterk planologisch karakter heeft, legt ze in tegenstelling tot een bestemmingsplan geen functies vast maar geeft ze uitsluitend verbodsbepalingen voor bepaalde functies. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing ingetrokken. In het overgangsrecht is aangegeven dat de termijn waarvoor een leefmilieuverordening geldt, niet kan worden verlengd. Dit betekent dat de LMV-Reca tot 30 maart 2009 blijft gelden. Eerder bepaalde de Raad van State (ABRS 26 juli 2006, 200607407/1) dat een leefmilieuverordening 'komt te vervallen indien voor dat gebied een nieuw bestemmingsplan in werking treedt. Wanneer […] slechts een deel van het gebied waarvoor de leefmilieuverordening van kracht is een bestemmingsplan in werking treedt, vervalt de werking van de leefmilieuverordening in zoverre.' De wijze waarop dit bestemmingsplan (het beleid van) de LMV-Reca vervangt, is uiteengezet in de beschrijving van de algemene gebruiksregels in paragraaf 6.4.
- b. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. In het plangebied zijn geen vuurwerkbedrijven gevestigd. Dit bestemmingsplan vervangt de parapluherziening.
- c. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen. Ook de wijze waarop dit bestemmingsplan het beleid in deze parapluherziening vervangt, is uiteengezet in de beschrijving van de algemene gebruiksregels in paragraaf 6.4.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Het plangebied ligt voor het grootste deel op een strandwal die al vanaf de vroege prehistorie is bewoond. Door opgravingen is bekend dat in elk geval in de Late IJzertijd (200 voor Christus - 0) ter plekke velden in cultuur waren gebracht. Het gebied Kortenbos – voorheen Kortenbosch – was vroeger een klein ('kort') overblijfsel van de uitgestrekte bossen die tot in de middeleeuwen de kuststreek bedekten. Het terrein van Kortenbos was heuvelachtig en onregelmatig begroeid. Het Westeinde was vanaf de middeleeuwen de weg die het dorp Die Haghe verbond met Loosduinen. Het Westeinde en de straat die Kortenbosch werd genoemd en die destijds schuin op het Westeinde toeliep, liepen door duingebied en volgden de contouren van het landschap waardoor het huidig grillig verloop van beide straten is ontstaan.
Den Haag heeft stadsrechten noch de daarbij horende verdedigingswerken gekregen. Pas tussen 1613 en 1619 werden de nog bestaande singelgrachten aangelegd. De omgrenzing werd zo ruim gekozen dat omvangrijke gebieden daarbinnen tot na het midden van de 19de eeuw onbebouwd zijn gebleven. Het stadsbestuur heeft betrekkelijk weinig invloed uitgeoefend op de ruimtelijke ontwikkelingen. Tot de weinige initiatieven behoort de aanleg van de Prinsegracht naar Amsterdams voorbeeld. In vergelijking met andere delen van Den Haag rondom het Hof heeft de Prinsegracht zich echter nooit tot een woonplek van de rijken ontwikkeld. Aan het eind van de Prinsegracht werd in 1661 het Hofje van Nieuwkoop gebouwd.
Het Westeinde kende naar verwachting vanaf de 14de eeuw aan weerszijden enige bebouwing. Dat de bebouwing beperkt was, kan worden afgeleid uit de bouw van het Sint Agnietenklooster in het midden van de 15de eeuw vlakbij het begin van de straat, ter hoogte van Amicitia: een kloosterorde gaf de voorkeur aan een rustige omgeving. In 1482 zag nog een klooster, dat van Sinte Barbara, het levenslicht in een blok dat door het Westeinde en de huidige Assendelftstraat werd omlijnd en waar nu de Gemeentelijke Kredietbank resideert. In diezelfde periode kwamen langs het Westeinde andere grote bouwwerken tot stand. De kaart van Blaeu uit 1650 toont in het plangebied bebouwing langs het Westeinde, de Vleerstraat, de Assendelftstraat en het gebied ten oosten hiervan. De Prinsegracht is bebouwd tot aan de Gedempte Gracht en rondom de Varkensmarkt Als men deze kaart vergelijkt met de kaart van Reding uit 1838, dan blijken de verschillen nog gering. Omvangrijke gebieden als het Kortenbos zijn nog onbebouwd.
Een bijzondere plek in het anders kleinschalige stedelijke weefsel is het zogeheten 'Spaanse Hof' met de daarachter gelegen rooms-katholieke kerk. Hier kocht en vernieuwde in 1677 het Spaanse gezantschap het 16de-eeuwse 'Huis van Assendelft' dat door Gerrit van Assendelft in het derde kwart van de 15de eeuw was gebouwd. In de tuin van dit hof werd een zeer ruime kapel voor de gezant gebouwd. Bijzonder was dat hier de Haagse katholieken hun godsdienst in vrijheid konden beleven. Na overdracht aan de Jezuïeten in 1838 werd de huidige monumentale kerk in waterschapsstijl gebouwd, thans de oudste katholieke kerk van Den Haag: de neoclassicistische kerk Theresia van Avila.
Tot in de 17de eeuw bleef de bebouwing rond het Westeinde geconcentreerd, vooral tot aan de Assendelftstraat. Ook langs de Geest en het Slijkeinde was een gesloten reeks van bebouwing. Bezuiden het Westeinde bleef de bebouwing lange tijd spaarzaam. Alleen de straat die nu Jan Hendrikstraat heet, lijkt enige bebouwing te hebben gehad. Pas na de aanleg van de Prinsegracht in het midden van de 17de eeuw kwam dat deel van de wijk enigszins tot bloei:
Iets voor die tijd – rond 1620 – kwam de grachtengordel gereed die de stad in militaire zin bescherming bood. Langs dit water – vooral aan de westrand van het plangebied – werden molens gebouwd om de waterhuishouding in de gracht op orde te kunnen houden. De brug die het Westeinde met de weg naar Loosduinen verbond werd door twee molens geflankeerd en ten noorden ervan stonden nog eens twee molens. De molen op de hoek van de Noordwal en het tegenwoordige Bij de Westermolens werd nog op kaarten uit het eind van de 19de eeuw afgebeeld.
Het gebied dat nu Kortenbos wordt genoemd – ten noorden van het Westeinde – kwam in de tweede helft van de 17de eeuw langzaamd tot ontwikkeling. Het deel ten oosten van de huidige Breedstraat raakte tot aan de Noordwal volgebouwd. Veel van Kortenbos bleef echter tot lang in de 18de eeuw braakliggend gebied. Daarom kon daar in 1716 een nieuw kerkhof worden aangelegd: het Noorderkerkhof. Dit was nodig omdat de grond rond de Grote Kerk niet meer volstond. Het kerkhof lag tussen de huidige Bakkersstraat en de Noordwal. Rond 1830 raakte dit kerkhof in onbruik. Ook het Kortenbos zelf raakte in de 18de eeuw aan weerszijden bebouwd. De straat verdween bij de stadsvernieuwing in de jaren '70 en '80 in zijn geheel.
Figuur 3: Den Haag in 1833
Tot 1850 bleef de groei van Den Haag beperkt tot het gebied binnen de singels. Vanaf 1877 echter werd het Kortenbos een drukbevolkte wijk waar lange rijen sombere huisjes de fleurige moestuinen van weleer vervingen. In het gebied tussen het Westeinde en de Prinsegracht en aan het Westeinde zelf vestigden zich veel stedelijke voorzieningen: een tuchthuis, de lommerd – nu: de Gemeentelijke Kredietbank – het Koninklijk Conservatorium, het armenhuis aan de Blekerslaan, het stedelijk gymnasium, het burgerweeshuis – nu: Amicitia – en het Ziekenhuis van den Heiligen Joannes de Deo – later: Westeinde Ziekenhuis en nu: MCH Westeinde. Aan het Slijkeinde en de Vleerstraat stond een krankzinnigengesticht.
In de 20 de eeuw veranderde het gebied aanzienlijk, enerzijds als gevolg van de vaststelling van de Woningwet in 1901 en de inwerkingtreding van de Haagse bouwverordening in 1906, anderzijds door een drastische wijziging van de ruimtelijke en verkeerskundige structuur van Den Haag rond 1900. De Prinsegracht – aanvoerroute vanaf het Westland naar de groentemarkt op de Grote Markt – werd gedempt, de groentemarkt werd verplaatst naar de Noordwal. Kortenbos raakte omringd door markten: de groentemarkt op de Noordwal, de dagelijkse markt op de gedempte Prinsegracht, de Grote Markt en de vismarkt nabij het stadhuis. De kop van het Westeinde was de plaats van de tram uit het Westland. Het drukke verkeer vanuit het Westland over het Westeinde werd verplaatst naar de Prinsegracht. Na de doorbraak van de Grote Marktstraat en Kalvermarkt verdween het verkeer uit het Westeinde naar de nieuwe doorgaande route. In de jaren '20 en '30 vindt de eerste sanering plaats: de krotten aan de Oude Boomgaardstraat worden vervangen door degelijke particuliere appartementen en ook de bebouwing aan het Slijkeinde, de Vleerstraat en de Zuilingstraat stammen uit deze saneringsperiode van voor de Tweede Wereldoorlog. De gemeente kocht veel terreinen op en gaf de bouwrijpe grond in erfpacht uit. Het Westeinde Ziekenhuis ruimde de hofjes langs de Lange Nieuwstraat op en bouwde daar - inmiddels weer gesloopte - nieuwe ziekenhuisvoorzieningen.
Figuur 4: Lijnbaan voor de verbreding | Figuur 5: Lijnbaan na de verbreding |
Na de Tweede Wereldoorlog werden in het structuurplan voor Den Haag in Kortenbos flinke maatregelen voorgesteld. De introductie van een nieuwe stedenbouwkundige hoofdstructuur met nieuwe wegen en hoge bebouwing moest het gebied nieuw elan geven. Het resultaat van deze sanering was de Verordening Kortenbos (1961), een plan met een geheel andere ruimtelijke structuur met veel ruimte voor het autoverkeer en veel open blokverkavelingen en onder meer de flatgebouwen aan de Sirtemastraat en het appartementencomplex aan de Bij de Westermolens. Toen in de jaren '70 de terreinen van de Zuid-Hollandse Bierbrouwerij ter beschikking kwamen, kwam – ten behoeve van de stadsvernieuwing– een relatief groot gebied beschikbaar waar op relatief korte termijn een groot aantal nieuwe woningen kon worden gebouwd: de Z.H.B-hoven. Aan de andere kant van het Westeinde wilde het Westeinde Ziekenhuis uitbreiden en hier voorzag het bestemmingsplan Lijnbaan (1968) in een rigoureuze herstructurering (paragraaf 1.3).
In de eerste helft van de jaren '80 werd voor het gebied Westeinde en omgeving een groot aantal maatregelen voorgesteld: de discussie ten aanzien van de dwarswegen werd beslecht; de stadsvernieuwingsplannen voor de Breedstraat en omgeving en 't 4kant op de kop van het Westeinde werden vastgesteld; er werden herinrichtingsplannen voor de straten uitgevoerd; het buurtpark werd ontworpen; de buurtontsluitingsstructuur werd vastgesteld; een groot aantal woningbouwlocaties voor de naaste toekomst werd aangegeven. Tenslotte werd voor de toekomstige ontwikkelingen voor het Westeinde Ziekenhuis een maximale uitbreidingsvariant geschetst.
2.2 Bebouwingsstructuur
2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur en verbindingen
De ruimtelijke hoofdstructuur van het plangebied wordt bepaald door de historische patronen: de Noordwal (ligging aan de singelgracht), het Westeinde (de oude verbinding tussen Monster en Leiden) en de Prinsegracht. Door het gebied loopt een buurtontsluitingsweg gevormd door de Sirtemastraat – Zuilingstraat – Breedstraat – Vleerstraat – Assendelftstraat. Langs de wijk liggen de openbaarvervoersverbindingen via de Lijnbaan en de Prinsegracht en door de Jan Hendrikstraat en de Torenstraat. Door de historische structuur is het gebied Westeinde en omgeving slechts op een klein aantal punten op het overig stedelijke weefsel aangesloten: de brug Lijnbaan-Loosduinseweg, de brug bij het Koningin Emmaplein, de overgang bij de Torenstraat en de Jan Hendrikstraat richting het stadscentrum en de Lange Lombardstraat die bij de Prinsegracht overgaat in de Brouwersgracht.
2.2.2 Bebouwingsbeeld en stedenbouwkundige en architectonische kenmerken
Het plangebied kent een gevarieerd bebouwingsbeeld en een breed scala aan stedenbouwkundige en architectonische kenmerken. In de beschrijving van het beschermd stadsgezicht worden de algemene stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het deel van het plangebied in het beschermd stadsgezicht beschreven (zie paragraaf 2.2.3).
De bebouwing buiten het beschermd stadsgezicht contrasteert sterk met de historische bebouwing daarbinnen. Een gebogen straatverloop en panden van hoge maar ook middelmatige kwaliteit, variërend van twee bouwlagen met kap tot drie lagen zonder en met kap en in een wisselende gevelbreedte, geven aan het Westeinde een welhaast 19e-eeuwse sfeer. Vooral de hoogbouw van het MCH Westeinde steekt daar sterk tegen af. De appartementengebouwen rondom het buurtpark aan de Sirtemastraat en aan de kop van het Westeinde hebben een verschillende architectuur, typerend voor de bouwperiode: galerijflats uit de jaren '60, het appartementencomplex aan de kade Bij de Westermolens uit de jaren '70 en het appartementencomplex 't 4kant uit de jaren '80. De lagere bebouwing aan de Breedstraat en de latere bebouwing op een aantal verspreid liggende locaties in deze omgeving sluiten beter aan op de historische bebouwing in dit deel van het gebied.
2.2.3 Beschermd stadsgezicht
Een deel van het plangebied is op 5 juli 1971 door de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht (het voorste deel van Westeinde met een aangrenzend deel van de Torenstraat en de Jan Hendrikstraat); op 4 juli 1994 is door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu een groter deel van het plangebied als rijksbeschermd stadsgezicht aangewezen. Sinds de voltooiing van de omgrachting in het begin van de 17e eeuw is de ruimtelijke structuur van de Haagse binnenstad overwegend stabiel gebleven, ondanks veel veranderingen in gebruik en vormgeving van de bebouwing en de open ruimte. De ontstaansgeschiedenis van Den Haag is nog volop waarneembaar en herkenbaar in het huidige stadscentrum dat zich vooral door de grotendeels intact gebleven omgrachting als afzonderlijke ruimtelijke eenheid manifesteert.
De samenhang in het bebouwingsbeeld in het deel van het plangebied dat onderdeel van het beschermd stadsgezicht is, schuilt met name in een overeenkomstige verticale opbouw van plint, bouwlagen, kroonlijst en meestal een kap. Deze kap is bij de smallere panden een kap met de nok haaks op de (hoofd)straat en met een wolfseind. Bij de bredere panden, onder andere aan de Prinsegracht, overheerst een schilddak of een dubbele kap met een schild aan de voorzijde. Vaak gaan de kappen schuil achter een geprononceerde kroonlijst. Enkele huizen uit de late 19e eeuw en het begin van de 20eeeuw hebben een topgevel of een gevel met meerdere toppen. Hoekpanden kennen een voorgevel aan de hoofdstraat en een eenvoudig vormgegeven zijgevel.
Karakteristiek is verder dat bouwhoogte van de verschillende verdiepingen naar boven toe afneemt en aanbouwen lager zijn dan het hoofdgebouw. De vorm van de vensteropeningen is verticaal. Hoofdzakelijk aan het Westeinde zijn nog veel panden met een historische winkelpui. Rijke panden aan de Prinsengracht hebben veelal een stoep en een souterrain met beletage.
Ondanks deze gemeenschappelijke karakteristieken is sprake van een pluriform gevelbeeld: diversiteit aan bouwstijlen en veelal individuele bebouwing in plaats van seriebouw. Ook is sprake van een sterke samenhang in de verkaveling (perceelbreedte en bouwhoogte) per straat of per gebied. Deze is doorgaans breder en hoger in het voor de rijken ontwikkelde deel van de Prinsegracht en smaller en lager in het ambachtelijk deel, ook wel 'het dorp'. Typerend daarbij is dat de bouwhoogten onderling vaak net verschillen. Verspreid komt bijzondere bebouwing in de wijk voor, onder meer voormalige kloosters zoals het GBK en Amicitia, hofjes en kerken. Langs de verkeersdoorbraken van de vorige eeuw, in het plangebied de Jan Hendrikstraat en de Torenstraat, heeft schaalvergroting plaatsgevonden.
2.2.4 Monumenten
Het plangebied telt een groot bouwwerken die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument zijn ingeschreven. In het oog springen het voormalige Spaanse Hof, de neoclassicistische kerk Theresia van Avila, het voormalig korenhuis (nu een cultureel centrum), de drie Stoepen, van Stockum en de liefdadigheidshofjes: het Hofje van Nieuwkoop en 't Hooftshofje, de Torengarage. Deze parkeergarage aan de Torenstraat is een rijksmonument en geniet veel bekendheid als een bijzondere architectonische prestatie. In het garagegebouw kunnen de auto's via een ovaalvormige hellingbaan de vijf hellende bouwlagen bereiken. De parkeerplaatsen liggen aan beide zijden van de hellingbaan en waren oorspronkelijk berekend op zo'n 400 auto's. Architect Jan Greve ontwierp de garage in 1929 in een expressionistisch getinte, zakelijke stijl.
Rijksmonumenten | |
Assendelftstraat 2 / Westeinde 36 | Prinsegracht 69 |
Assendelftstraat 14 | Prinsegracht 71 |
Assendelftstraat 49 | Prinsegracht 73 |
Assendelftstraat 53 tot en met 89 | Prinsegracht 79 tot en met 93 |
Geest / Pastoorswarande / Torenstraat 144 | Prinsegracht 269 tot en met 271 |
Korte Beestenmarkt 4 | Prinsegracht 273 tot en met 283 |
Korte Beestenmarkt 5 tot en met 5b | Prinsegracht 285 tot en met 297 |
Laan 259 / Westeinde 12a | Warmoezierstraat 44 tot en met 206 |
Noordwal-Veenkade (brug) | Westeinde 12 en 14 ('Spaanse Hof') |
Prinsegracht 1, 1a en 3 | Westeinde 16 |
Prinsegracht 5 | Westeinde 17 en 19 |
Prinsegracht 15 | Westeinde 18 |
Prinsegracht 19 | Westeinde 20 |
Prinsegracht 21 | Westeinde 21 en 21a |
Prinsegracht 23 | Westeinde 22 en 22a |
Prinsegracht 27 / Varkenmarkt | Westeinde 23 |
Prinsegracht 31 | Westeinde 24 en 24a |
Prinsegracht 33 | Westeinde 25 |
Prinsegracht 39 | Westeinde 26 en 26a |
Prinsegracht 41 en 41a | Westeinde 27 en 29 |
Prinsegracht 43 | Westeinde 28 |
Prinsegracht 49 tot en met 53 | Westeinde 31 en 31a |
Prinsegracht 57 | Westeinde 33 en 33a tot en met 33g |
Prinsegracht 59 en 59a | Westeinde 37a tot en met 37f |
Prinsegracht 61 | Westeinde 39 tot en met 39e |
Prinsegracht 63 | Westeinde 40 |
Prinsegracht 65 | Westeinde 41 |
Prinsegracht 67 tot en met 67b | Westeinde 42 |
Tabel 2: rijksmonumenten Westeinde en omgeving, oktober 2006
Naast de rijksmonumenten heeft de gemeenteraad van Den Haag een aantal gemeentelijke monumenten aangewezen waaronder het nutsgebouw aan de Zuilingstraat en een groot aantal panden aan het Westeinde.
Gemeentelijke monumenten | |
Assendelftstraat 11 en 11a | Westeinde 66 en 66a |
Korte Beestenmarkt 1 / Laan 26a | Westeinde 73 en 73a |
Korte Beestenmarkt 2 / Laan 26 | Westeinde 125 en 125a |
Korte Beestenmarkt 2a tot en met 2b | Westeinde 127 en 127a |
Korte Lombardstraat 1 en 1a | Westeinde 129 en 129a |
Laan 28 tot en met 28a | Westeinde 131 en 131a |
Laan 257 (v/h 31) | Westeinde 133 en 133a |
Vleerstraat 4 | Westeinde 135 |
Westeinde 8a, 8b en 10 | Westeinde 137 |
Westeinde 30 en 30a | Westeinde 153b, 153c en 155 |
Westeinde 32 en 32a | Westeinde 199 en 199a |
Westeinde 62 en 62a | Westeinde 201 en 201a |
Westeinde 64 | Zuilingstraat 110 |
Tabel 3: gemeentelijke monumenten Westeinde en omgeving, oktober 2006
2.2.5 Archeologie
Het gehele plangebied, uitgezonderd daar waar nieuwbouw de bodem tot grotere diepte heeft verstoord, kan archeologische waarden bevatten. Gegeven de ondergrond is overal pre- en vroeghistorische bewoning mogelijk geweest. Tot nu toe is één vindplaats bekend: opgravingen bij Amicitia brachten een akkerpercelering uit de ijzertijd aan het licht. Met meerdere vindplaatsen moet rekening worden gehouden.
Met betrekking tot latere periodes hebben vooral het Westeinde en het gedeelte ten oosten van de as Assendelftstraat – Breedstraat een hoge potentie. In dat deel zijn drie locaties van meer dan gemiddeld belang: het kloosterterrein van het Sint Agnietenklooster, het kloosterterrein van Sint Barbara en de locatie waar het stenen huis van de heer Van Assendelft stond. Opgravingen ter plekke van het Sint Agnietenklooster brachten onder meer resten van de kloosterkapel en het kerkhofje aan het licht.
2.2.6 Verkeer en infrastructuur
Het plangebied wordt aan drie zijden omsloten door hoofdverkeerswegen die het gebied ontsluiten: de Centrumring (Lijnbaan, Noordwest Buitensingel), de Parkeerroute (Torenstraat, Jan Hendrikstraat) en de verbindingsroute tussen beide (Prinsegracht). In het noordwesten is het gebied begrensd door de Noordwal en de Veenkade. De overige wegen zijn verblijfs- en woonstraten die de buurt intern ontsluiten.
Het plangebied wordt aan de randen goed ontsloten door openbaar vervoer. RandstadRail rijdt door het Souterrain – de tramtunnel – en over de Prinsegracht, de Lijnbaan en de Noordwest Buitensingel (lijn 3) en de Loosduinseweg en -kade (lijn 4). Tramlijn 2 rijdt ook via het Souterrain, Prinsegracht, Lijnbaan en Loosduinseweg en -kade. Tramlijn 6 rijdt via het Souterrain en de Prinsegracht maar buigt af naar de Brouwersgracht. Tramlijn 17 rijdt via het Kerkplein, de Riviervismarkt en de Torenstraat. De streekbuslijnen 25 en 130 rijden een route via het Buitenom en de Prinsegracht en hebben een eindpunt op de Prinsegracht nabij de Jan Hendrikstraat.
De route Lijnbaan-Prinsegracht maakt deel uit van het hoofdroutenetwerk voor de fiets. De routes via de Noordwal, Bij de Westermolens en het Westeinde zijn secundaire fietsroutes.
Het plangebied telt volgens een telling in november 2004 1.264 parkeerplaatsen op straat waarvan een aantal parkeerplaatsen gereserveerd is voor gehandicapten, artsen, taxi's en laden en lossen. Een groot aantal maatschappelijke voorzieningen en veel appartementencomplexen heeft eigen (gebouwde) parkeervoorzieningen, met naar schatting ruim 2.000 plaatsen. Voor de parkeerplaatsen op straat geldt een betaaldparkerenregime: bewoners en bedrijven kunnen een parkeervergunning aanvragen. De parkeerdruk in dit gebied is hoog. In de eerste plaats wijken binnenstadbezoekers tijdens het betaaldparkerenregime in de binnenstad uit naar omliggende wijken, met name in de avonden en in het weekeinde. In de tweede plaats is de woningdichtheid hoog en is de behoefte aan parkeerplaatsen voor bewoners groot, zodat ook 's nachts de parkeerdruk hoog is.
2.2.7 Water- en groenstructuur
Op het oude Kortenbos ligt nu het buurtpark Kortenbosch. Dit buurtpark is in intensief overleg met de buurtbewoners eind jaren '80 aangelegd en is in gemeentelijk beheer. Het park omvat tevens schooltuintjes en een klein amateurtuincomplex. Van oost naar west leidt een voet- en fietspad door het park. Het park sluit in het westen van het plangebied aan op het groen aan de kade Bij de Westermolens. Hier begeleidt een voet- en fietspad de historische bomenlijn die deel uitmaakt van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.
Het water in het plangebied is beperkt tot de singelgrachten. De watergangen langs de Lijnbaan, de Noordwest-Buitensingel en de Noordwal zijn onderdeel van de historische grachtengordel van de Haagse binnenstad. Via de Noordwest-Buitensingel staat het water in verbinding met het verversingskanaal richting Scheveningen en via een gemaal naar zee. Richting het zuiden monden de singelgrachten uiteindelijk uit in de Trekvliet. Het water heeft een sierende en recreatieve functie.
2.3 Functionele Structuur
2.3.1 Wonen
Het centrumstedelijk gebied kenmerkt zich door een dynamische woonomgeving en een heterogene bevolkingssamenstelling. Dit laatste geldt zeker voor Kortenbos, niet alleen voor wat betreft etnische afkomst maar ook voor wat betreft de samenstelling van huishoudens, leeftijd en de verhouding huur/koop: de voorraad van in totaal 3885 woningen is gevarieerd. In tabel 5 zijn op basis van het gemeentelijk databestand Den Haag in Cijfers een aantal kenmerken van de woningvoorraad in het plangebied op een rij gezet. De woningvoorraad in Kortenbos is voor een binnenstedelijk gebied relatief recent: er vond in de jaren '70 en jaren '80 veel nieuwbouw plaats in het kader van de stadsvernieuwing. In deze periode werden veel flatwoningen gebouwd, bijvoorbeeld aan de Sirtemastraat. Meer dan de helft van de woningvoorraad in Kortenbos bestaat uit flatwoningen; de bebouwing in het woongebied is dan ook overwegend drie tot vier bouwlagen hoog met langs de Sirtemastraat bouwhoogten tot 15 lagen. In het deel met de gemengde functie vindt wonen vooral in appartementen en bovenwoningen plaats, de beganegrondlaag is in gebruik als atelier, werkplaats, winkel of kantoortje.
kenmerk | aantal plangebied | percentage plangebied | percentage Den Haag |
woningtype | |||
benedenwoning | 60 | 1,5 | 5,7 |
bovenwoning | 556 | 14,3 | 9,6 |
maisonnettewoning | 333 | 8,6 | 3,1 |
flatwoning | 2.193 | 56,4 | 39,5 |
portiekwoning | 301 | 7,7 | 19,3 |
hoek- / tussenwoning | 258 | 6,6 | 23,0 |
vrijstaand / twee-onder-een-kap | 0 | 0,0 | 1,7 |
onvrije woning | 118 | 3,0 | 2,5 |
overige woningen | 66 | 1,7 | 0,7 |
totaal | 3885 | 100,0 | 100,0 |
bouwjaar | |||
voor 1916 | 849 | 21,9 | 14,0 |
1916 – 1930 | 294 | 7,6 | 18,1 |
1931 – 1944 | 325 | 8,4 | 11,5 |
1945 – 1959 | 10 | 0,3 | 15,2 |
1960 – 1970 | 6 | 0,2 | 8,0 |
1971 – 1980 | 775 | 19,9 | 6,2 |
1981 – 1990 | 1053 | 27,1 | 9,4 |
1991 – 2000 | 449 | 11,6 | 11,4 |
2001 en later | 123 | 3,2 | 6,2 |
totaal | 3385 | 100,0 | 100,0 |
huur/koop | |||
eigenaar-bewoner | 1.191 | 30,7 | 43,0 |
particuliere verhuur | 1.086 | 28,0 | 18,0 |
verhuur woningcorporatie | 1.434 | 36,3 | 35,2 |
onbekend | 196 | 5,0 | 3,8 |
totaal | 3907 | 100,0 | 100,0 |
Tabel 4: kenmerken woningvoorraad Westeinde en omgeving, 2005 (gegevens op basis van de database Den Haag in cijfers voor het gebied buurt Kortenbos)
Westeinde en omgeving telde in 2006 in totaal 6.792 inwoners. Hiervan was circa 57% van Nederlandse afkomst. 10% van de inwoners is afkomstig uit overige geïndustrialiseerde landen, de overige inwoners komen voornamelijk uit Turkije, Marokko en Suriname. Omdat in het gebied een relatief groot aantal alleenstaanden woont – meer dan 60% van de huishoudens is een eenpersoonshuishouden – is de gemiddelde woningbezetting relatief laag: 1,72; voor heel Den Haag is dit 2,06. Daarom – het gebied heeft een grote aantrekkingskracht op jonge alleenstaanden aan het begin van hun wooncarrière – is het aandeel jeugdigen en ouderen relatief klein en is de middengroep (20 tot en met 64 jaar) relatief oververtegenwoordigd. Om dezelfde reden is ook het aantal huishoudens in de lagere inkomensgroepen relatief hoog. Voor het overige stemt de samenstelling van de huishoudens overeen met het beeld gemeentebreed.
kenmerk | aantal plangebied | percentage plangebied | percentage Den Haag |
etniciteit | |||
Nederlands | 3.880 | 57,1 | 54,1 |
Turks | 222 | 3,3 | 6,9 |
Marokkaans | 389 | 5,7 | 5,2 |
Surinaams | 417 | 6,1 | 9,6 |
Antilliaans en Arubaans | 173 | 2,5 | 2,3 |
Zuid-Europees | 185 | 2,7 | 1,6 |
overig geïndustrialiseerd | 691 | 10,2 | 9,1 |
overig niet-geïndustrialiseerd | 835 | 12,3 | 11,0 |
totaal | 6792 | 100,0 | 100,0 |
samenstelling huishoudens | |||
gemiddelde woningbezetting | 1,72 | 2,06 | |
eenpersoonshuishoudens | 2.524 | 60,6 | 47,1 |
samenwonend zonder kinderen | 927 | 22,3 | 24,1 |
samenwonend met kinderen | 422 | 10,1 | 20,4 |
eenoudergezinnen | 290 | 7,0 | 8,4 |
leeftijdsopbouw | |||
0 tot en met 19 jaar | 1.112 | 16,4 | 23,1 |
20 tot en met 64 jaar | 5.011 | 73,8 | 63,4 |
65 jaar en ouder | 669 | 9,8 | 13,5 |
totaal | 6792 | 100,0 | 100,0 |
inkomensverdeling | |||
laag inkomen | 2.040 | 55,9 | 50,0 |
middeninkomen | 1.100 | 30,1 | 34,1 |
hoog inkomen | 510 | 14,0 | 16,0 |
Tabel 5: kenmerken bevolkingssamenstelling Westeinde en omgeving in 2006 (Gegevens op basis van de database Den Haag in cijfers voor het gebied buurt Kortenbos)
2.3.2 Bedrijven en kantoren
Verspreid door het plangebied is kleinschalige bedrijvigheid gevestigd: werkplaatsen, kleinschalige bedrijfsruimten en opslagunits: aan de Blekerslaan, de Pastoorswarande en de Noordwal solitair, elders in het plangebied en met name aan het Westeinde gemengd met andere functies als wonen en detailhandel.
Het plangebied biedt ook ruimte aan kantoren, vooral in statige kantoorpanden. In totaal gaat het om zo'n 60 kantoorpanden, voornamelijk aan het Westeinde, aan de Torenstraat en aan de Prinsegracht. De meeste ervan zijn klein van omvang en hebben een brutovloeroppervlakte van minder dan 500 m² bvo. Alleen aan het Westeinde en aan de Prinsegracht liggen panden met een brutovloeroppervlakte tussen 500 en 2.000 m² bvo.
2.3.3 Detailhandel en horeca
Detailhandel en horeca concentreren zich rond het Westeinde. Er liggen in het plangebied drie horecagelegenheden: twee aan het Westeinde en één in de Torenstraat. Verspreid door het plangebied liggen ongeveer 65 winkelpanden, ook sterk geconcentreerd aan het Westeinde, in de Torenstraat en in de Jan Hendrikstraat. Deze straten zijn aanloopstraten naar het stadscentrum maar ze zijn door een lage dichtheid geen onderdeel van het kernwinkelgebied.
2.3.4 Onderwijs, cultuur en welzijn
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk schetst het beleidskader dat op het plangebied van toepassing is. Eerst is relevant beleid kort samengevat, daarna is het beleid toegepast op het plangebied.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Nota Ruimte
In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020 met een doorkijk naar de periode 2020-2030. De belangrijkste beleidslijn voor de bestaande woonwijken in Den Haag is 'de optimale benutting van het bestaand bebouwd gebied'. De revitaliserings- en herstructurerings- en transformatieopgave moet in beleid en uitvoering krachtig ter hand worden genomen. Gemeenten (in samenwerking met marktpartijen) zijn verantwoordelijk voor planvorming en uitvoering. Het rijk stimuleert wijken in het algemeen en herstructurering en transformatie van verouderde wijken in het bijzonder.
3.2.2 Streekplan Zuid-Holland West
Het Streekplan Zuid-Holland West (2003) ondersteunt de ontwikkeling van de Randstad tot groene Deltametropool. Op de kaart van het streekplan is het plangebied aangeduid als stads- en dorpsgebied. Het gaat bij een stads- of dorpsgebied om een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen, waarin ook gebiedsdelen voorkomen met (soms grootschalige) kantoorconcentraties, winkelvoorzieningen, horeca en andere stedelijke voorzieningen.
3.2.3 Regionaal Structuurplan Haaglanden
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van de regio Haaglanden tot 2020, soms 2030. Het vormt het kader voor het regionaal beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en is een toetsingskader voor gemeentelijke plannen (structuurvisies, bestemmingsplannen et cetera).
In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien investeringsprioriteiten werken door in beleid en investeringen van het stadsgewest en de betrokken gemeenten. Voor dit bestemmingsplan zijn drie prioriteiten speciaal van belang:
- anticiperen op de veranderingen in het klimaat en verkleinen van de bijdrage van de regio Haaglanden aan klimaatveranderingen;
- duurzaam ontwikkelen van mobiliteit;
- herstructureren en intensiveren van gebruik van stedelijke wijken.
3.2.4 Structuurvisie Den Haag 2020
De 'Structuurvisie Den Haag 2020' (vaststelling gemeenteraad d.d. 17 november 2005) is de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie. In de visie zijn vijf kansenzones benoemd waar kansen liggen om de 'Wereldstad aan zee' gestalte te geven. In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot zijn recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen.
Kansenzone Centrum
Het plangebied ligt deels in Kansenzone Centrum. Om de stedelijkheid in het centrum te versterken, moet de functie van het centrum als ontmoetingsplaats van verschillende 'werelden' in de stad de komende decennia een extra impuls krijgen. Daarom moeten woongebieden rond het centrum nauwer op het centrum worden betrokken. Vooral rond het Westeinde kunnen wonen, ateliers en werkplaatsen worden gecombineerd tot een gemengd stedelijk milieu. Het gebied is zo een uitloper en uitbreiding van het centrum.
Vijf lagen langs doorgaande wegen
De structuurvisie bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. De doorgaande wegen zijn de regionale en stadsgewestelijke wegen, hoofdverkeerswegen op gemeentelijk niveau en wegen voor doorgaand verkeer door stadsdelen aangevuld met de wegen die onderdeel zijn van het netwerk van de 'lange lijnen' uit de Kadernota Openbare Ruimte en de railgebonden openbaarvervoerverbindingen (zie figuur 7 in paragraaf 3.6.1). Daarnaast is de Stedelijke Groene Hoofdstructuur uit het beleidsplan 'Groen kleurt de stad' (zie afbeelding 8 in paragraaf 3.11.1) leidraad bij de aanwijzing van het groen waarlangs in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen.
De doorgaande wegen en/of groen in het plangebied zijn de Lijnbaan en de kade Bij de Westermolens. De bebouwing langs de Lijnbaan is, met uitzondering van de nieuwbouw van het ziekenhuis, vier lagen hoog en komt voor een extra bouwlaag in aanmerking. Aan de kade Bij de Westermolens, onderdeel van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur, is de hoogte gevarieerd. Een aantal gebouwen is meer dan vijf lagen hoog, andere gebouwen reiken tot vier lagen. Op deze gebouwen waarvan de bouwhoogte vier lagen of minder is, is een extra bouwlaag mogelijk (zie paragraaf 5.2.7).
3.2.5 Kadernota Openbare ruimte
De Kadernota Openbare Ruimte (2004) is voor de gemeente Den Haag het beleidskader voor de inrichting (eenvoud, harmonie en ruimte), het onderhoud (schoon, heel en veilig) en het gebruik (functioneel, veelzijdig en flexibel) van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. Er zijn drie kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:
- Residentie Kwaliteit: standaard- of basiskwaliteit
- Hofstad Kwaliteit: bijzondere kwaliteit
- Maatwerk Kwaliteit: geeft marktpartijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven, in een publiekprivate samenwerking (PPS)
Afhankelijk van de functies in een gebied, de cultuurhistorische waarde en betrokkenheid van de private partijen geldt een bepaalde kwaliteitsstandaard. Voor het plangebied, onderdeel van de binnenstad, is de Hofstad Kwaliteit als standaard gekozen. Het Westeinde is als buurtontsluitingsweg en als aanlooproute naar het centrum van belang: de straat is ingericht met de 'Hofstad Kwaliteit en heringericht met materiaal conform 'De Kern Gezond'.
3.3 Wonen
3.3.1 Haagse Woonvisie 2020
Den Haag moet extra woonkwaliteit en extra woonoppervlak bieden voor een goede economische, sociale en culturele ontwikkeling. Er wordt daarom ingezet op steeds meer gevarieerde en toegespitste woonwensen. Dit vereist gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken. De Haagse Woonvisie 2020 (2004) gaat uit van uitbreiding en transformatie van gebieden in de sfeer van centrum-stedelijk milieu, groen-stedelijk milieu en 'stadsrand modern' ofwel suburbane milieus (Vinex).
Sturend voor de transformatie en uitbreiding van woonmilieus is het beleid om selectieve migratie uit de stad van midden- en hogere inkomens om te buigen, om deze groepen aan de stad te binden en zo mogelijk van elders aan te trekken. Bij de herstructurering van de goedkope sociale woonvoorraad in bestaande gebieden wordt getracht een woonmilieu te bieden dat inspeelt op woonwensen van bepaalde groepen midden- en hogere inkomens mede om segregatie, concentratie van kansarme bewoners en cumulatie van achterstandssituaties tegen te gaan. Een goed 'schoon, heel en veilig' leef- en woonklimaat is een belangrijke voorwaarde voor alle stedelijke woongebieden. Daarnaast moeten voldoende, goede en betaalbare woningen voor de lage inkomensgroepen blijven bestaan.
De Haagse Woonvisie 2020 streeft naar een stabiel inwonertal als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen (500.000 inwoners vanaf 2010 en tot 2020) en daarvoor zijn 30.000 extra woningen nodig, naast de 20.000 woningen die vanwege herstructurering nodig zijn. De Structuurvisie Den Haag 2020 (paragraaf 3.1) scherpt de woonambitie aan en wil ruimte bieden aan doorgroei van de stad naar 505.000, mogelijk 515.000 inwoners in 2020. Ook vanwege de nog iets afnemende woningbezetting (er wonen gemiddeld steeds minder personen in één woning) is het noodzakelijk meer centrumstedelijk te bouwen. Dit betekent een aanzienlijk groter bouwprogramma en een duidelijke keuze voor met name centrumstedelijke milieus. Deze verdichtingsopgave spitst zich toe op de kansenzones waarbij deels sprake zal zijn van functieverandering en -menging en vooral veel appartementen zullen worden gebouwd.
In de kansenzone Centrum waarvan het plangebied deel uitmaakt, wil de gemeente Den Haag het centrumstedelijk woonmilieu versterken en waar mogelijk en wenselijk verdichten. Richtinggevend voor de uitbreiding en versterking van de centrumstedelijke woonmilieus is de Appartementenstrategie van de gemeente Den Haag. Deze strategie speelt in op belangrijke marktontwikkelingen: nieuwbouw is vooral gericht op doelgroepen en leefstijlen die passen binnen een centrumstedelijk woonmilieu. Hoewel de vraag naar goedkope huurappartementen naar verwachting afneemt, wil de gemeente Den Haag het aantal sociale huurappartementen consolideren: in de eerste plaats is de populariteit van zulke woningen in dit woonmilieu onder jongeren – een belangrijke doelgroep – groot, in de tweede plaats wil de gemeente woningzoekenden met lage inkomens binnen de stad voldoende keuzevrijheid bieden. Daartegenover neemt de vraag naar nieuwbouw-appartementen in de koopsector naar verwachting toe, onder meer door een toenemend aantal alleenstaanden ouder dan 40 jaar. Ten slotte is in het plangebied het algemeen splitsingsbeleid voor particuliere woningen van toepassing. Ook hiermee tracht de gemeente Den Haag het centrum van de stad voor starters op de woningmarkt toegankelijk te houden.
3.3.2 Kadebeleid Woon- en bedrijfsboten
Conform het Kadebeleid Woon- en bedrijfsboten (2000) telt Den Haag 17 locaties waar woonboten blijvend zijn afgemeerd. Om het vaak ongereguleerd gebruik van de kade in de gewenste richting te leiden, uitwassen een halt toe te roepen en om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren, is een regeling voor het gebruik van de kades opgesteld. Voor het gebruik is een kadevergunning vereist waarin is opgenomen wat wel en niet mogelijk is. In beginsel is ook een berging en/of een terrasafscheiding mogelijk. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de situatie ter plaatse. Zo zijn gebruik voor opslag en reclame-uitingen alleen toegestaan op die plaatsen die daarvoor zijn aangewezen.
Aan de Veenkade, ter hoogte van de Helmersstraat, is een aantal ligplaatsen voor woonschepen. De woonschepen zelf liggen in het plangebied, de bebouwing op de kade is onderdeel van bestemmingsplan Zeeheldenkwartier dat op het tijdstip van terinzagelegging van dit plan in voorbereiding was. De ligplaatsen verdwijnen op termijn en zullen dus niet als zodanig worden bestemd.
3.3.3 Nota Kamerbewoning
In de Nota Kamerbewoning (2009) is het beleid inzake kamerbewoning opgenomen. Kamerbewoning in de vorm van zelfstandige woonruimte is in de hele stad toegestaan. De vereisten zijn een bouwvergunning en vanaf vijf personen gelden er brandveiligheidseisen in de vorm van een gebruiksvergunning.
Met uitzondering van een aantal kwetsbare gebieden, is alle kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte in de hele stad toegestaan. Kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte tot en met vier personen is vergunningvrij.Vanaf vijf personen zijn de vereisten een onttrekkingsvergunning van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte en er gelden brandveiligheidseisen in de vorm van een gebruiksvergunning
In de kwetsbare gebieden is kamerbewoning in de vorm van zelfstandige woonruimte toegestaan. Kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte is t/m twee personen toegestaan zonder vergunningen. Voor kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte aan meer dan twee personen geldt voorlopig voor een periode van twee jaar een stop. Dit geldt alleen voor de omzetting van zelfstandige woningen naar kamers in de vorm van onzelfstandige woonruimte. Nieuwbouw van woongebouwen, waarin kamers worden geëxploiteerd is onder voorwaarden in de hele stad toegestaan. Westeinde e.o. behoort niet tot de kwetsbare wijken.
3.4 Beschermd Stadsgezicht En Monumenten
3.4.1 Beschermd stadsgezicht
Beschermd stads- en dorpsgezichten (zie paragraaf 2.2.3) zijn 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden', aldus artikel 1 onder f van de Monumentenwet 1988.
Ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 moet de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden: de belangen die worden omschreven in de toelichting van de aanwijzing tot rijksbeschermd stadsgezicht Centrum. Het beschermd stadsgezicht omvat thans in grote lijnen de binnenstad binnen de singelgrachten, met uitzondering van het oostelijk deel van het Spuikwartier en het westelijke deel van het Kortenbosgebied, waar de nog resterende historische waarden een te fragmentarisch en geïsoleerd karakter hebben, en de aansluitende gebieden Koekamp – Malieveld en Willemspark. Met de aanwijzing van dit rijksbeschermd stadsgezicht werden de al eerder beschermde Haagse stadsgezichten in onderlinge relatie gebracht en uitgebreid met een aantal tussenliggende en aangrenzende gebieden waarvan het cultuurhistorische belang in het verleden onvoldoende is gewaardeerd. Binnen het aldus in zijn geheel omgrensde gebied zijn de belangen waarop de bescherming is gericht zeker niet overal gelijk van aard en gewicht. De 'nadere typering van te beschermen waarden' uit deze toelichting is als bijlage Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum bij de regels opgenomen en in de regels is bepaald dat de cultuurhistorische waarden die hierin worden beschreven niet mogen worden aangetast.
Ingevolge artikel 14 van de Monumentenverordening van de gemeente Den Haag moet ook ter bescherming van de cultuurhistorische waarden die samenhangen met de aanwijzing van het Zeeheldenkwartier tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht, een beschermend plan worden opgesteld.
Ten behoeve van de bescherming van beide beschermde stadsgezichten is in artikel 21 van de regels een regeling opgenomen (zie paragraaf 6.3.2). Naast de regels die dit bestemmingsplan stelt, worden bouwwerken in het beschermd stadsgezicht getoetst aan redelijke eisen van welstand. In dit kader hanteert gemeente Den Haag de Welstandsnota.
Om binnen het beschermde stadsgezicht een nadere ordening aan te brengen van het te onderscheiden cultuurhistorische gehalte zijn ordekaarten opgesteld. In de onderstaande figuur is de ordekaart voor het onderhavig deel van het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum opgenomen, met hierop tevens de aanduiding van de beschermde monumenten (zie paragraaf 2.2.4). De ordekaart is gebaseerd op de historisch-ruimtelijke waarderingskaart behorend bij het aanwijzingsbesluit uit 1987 en behelst tevens een verduidelijking en actualisering van deze kaart.
Voor zover het plangebied als beschermd stadsgezicht is aangewezen, bestaat het hoofdzakelijk uit straatwanden van de 2e orde: beeldondersteunende stratenensembles die karakteristiek zijn voor het ontstaan van de wijk. De oorspronkelijke aanleg en het architectuurbeeld zijn hier nog goed bewaard. Bij vervanging van een gebouw in een straatwand van de 2e orde moeten de van de straatzijde en/of het openbare gebied zichtbare gevels en de daken voldoen aan de karakteristieken van het beschermde stadsgezicht. Om de verscheidenheid in goot- en nokhoogte te waarborgen is in het beschermde stadsgezicht de goot- en nokhoogte bij de karakteristieke bebouwing gedetailleerd aangegeven (zie paragraaf 6.3.2).
3.4.2 Monumenten
Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). Bij een wijzing van een monument (zie paragraaf 2.2.4) zijn niet alleen de bouwregels uit onderhavig bestemmingsplan van toepassing maar gelden daarbovenop de bepalingen uit de Monumentenwet 1988 respectievelijk de Monumentenverordening Den Haag.
3.5 Archeologie
Het archeologisch beleid van de gemeente Den Haag is verwoord in de gemeentelijke beleidsnota Archeologie 2000-2005. Na de inwerkingtreding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) stelt de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart op en actualiseert zij haar nota. Uitgangspunt van de Wamz is dat 'de verstoorder betaalt': initiatiefnemers van projecten die mogelijk schade aan archeologische waarden veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek. Veel archeologische waarden in de bodem van Den Haag zijn nog niet of slechts gedeeltelijk bekend. In gebieden waar de waarden niet bekend zijn maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, is sprake van een archeologische verwachting. Aan de hand van de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart van de gemeente Den Haag, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland en lokale waardenkaarten zijn voor het plangebied de grenzen van het archeologisch waardevol gebied bepaald.
Het plangebied kent in zijn geheel een gemiddelde tot hoge verwachting (zie paragraaf 2.2.5). Daarom moet bij ontwikkelingen die met grondverzet gepaard gaan, altijd archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd om de daadwerkelijke archeologische waarde te bepalen en om te beoordelen wat moet worden gedaan om die waarden tot hun recht te laten komen. Het perceel van het Van Assendelfthuis en dat van het klooster van Sint Barbara hebben als Archeologisch Belangrijke Plaats in de gemeentelijke monumentenverordening bijzondere bescherming gekregen. Grondwerkzaamheden zijn hier zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders niet mogelijk.
3.6 Verkeer En Parkeren
Het verkeer- en parkeerbeleid van de gemeente Den Haag is neergelegd in de beleidsnota 'Verkeersplan. Verkeersbeleid tot 2010' en in de meerjaren- en uitvoeringsprogramma's voor de fiets en de verkeersveiligheid. Dit beleid is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroomroutes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Daarnaast zijn er de uitwerkingen op het niveau van stadsdelen, zoals het Verkeerscirculatieplan Centrumgebied.
3.6.1 Autoverkeer
De gemeente Den Haag wil het gemotoriseerd verkeer zoveel mogelijk concentreren op een stelsel van hoofdverkeerswegen met voldoende capaciteit. Dit is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken en het draagt bij aan de verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten. De intensiteit van het verkeer op hoofdverkeerswegen is relatief hoog. De maximumsnelheid is in de meeste gevallen 50 km/h, incidenteel 70 of 100 km/h. De directe ontsluiting van aanliggende bestemmingen via in- en uitrit(ten) wordt evenals het langsparkeren zoveel mogelijk vermeden. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten).
Buurtontsluitingswegen zijn straten met doorgaande rijbanen voor (gemotoriseerd en niet-gemotoriseerd) verkeer die in hoofdzaak dienen voor de ontsluiting van wijken en buurten en het verkeer tussen deze wijken en buurten. Het aandeel doorgaand verkeer en de intensiteit van het verkeer zijn lager dan bij hoofdverkeerswegen. De maximumsnelheid is 50 km/h, in een enkel geval 30 km/h. Net als hoofdverkeerswegen zijn straten onderdeel van de routes voor de brandweer en andere hulpdiensten, wat bijzondere eisen stelt aan de (her)inrichting van de weg. Parkeren direct langs de weg is mogelijk en in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van direct aanliggende bestemmingen zijn niet uitgesloten.
De erfontsluitingswegen zijn verblijfs- en woonstraten die bestaan uit rijbanen voor alle lokaal, gebiedsgebonden verkeer, ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. De intensiteit en de snelheid van het verkeer – maximaal 30 km/h – zijn laag. Fietsers maken gebruik van de rijweg; aparte fietspaden komen slechts voor als ze ook onderdeel zijn van langere, doorgaande routes. Voetpaden en parkeerplaatsen maken deel uit van het wegprofiel.
Figuur 7: doorgaande wegen (in zwart) waarlangs hogere bebouwing in vijf lagen is toegestaan
Verkeerscirculatieplan
Het Verkeerscirculatieplan (VCP) voor het centrumgebied is er onder meer op gericht om doorgaand verkeer uit de binnenstad te weren en de verblijfskwaliteit van de binnenstad voor voetgangers en fietsers te verhogen. De huidige doorgaande verkeerstromen door de binnenstad zorgen namelijk voor veel overlast (geluidhinder, slechte luchtkwaliteit, minder leefbaarheid en onaantrekkelijkheid van de binnenstad). Het VCP gaat uit van een afsluiting van de doorgaande routes via de Lutherse Burgwal/Grote Markt, Spui/Hofweg, het instellen van eenrichtingsverkeer in de Elandstraat (richting Vondelstraat), het autovrij maken van de Veenkade (tussen Toussaintkade en Bilderdijkstraat) en aanvullende circulatiemaatregelen om doorgaande routes voor het autoverkeer door de binnenstad onmogelijk of onaantrekkelijk te maken. Alle delen van de binnenstad blijven bereikbaar voor autoverkeer. De CentrumRing zal door het VCP nog nadrukkelijker een functie krijgen voor de verdeling van het bestemmingsverkeer van en naar de diverse delen van het centrumgebied en als doorgaande route buiten het centrumgebied om. Het plangebied is via de route Prinsegracht – Jan Hendrikstraat – Torenstraat – Vondelstraat – Elandstraat aangesloten op de CentrumRing. Tegelijkertijd vergroot het VCP de aantrekkelijkheid van de fiets dat voor een bezoek aan de binnenstad – samen met het openbaar vervoer – het ideale vervoermiddel is. Omdat het de binnenstad autoluw maakt, maakt het verkeersbeleid in het VCP de binnenstad aantrekkelijker en draagt het zo bij aan het integraal centrumbeleid, gericht op versterking van de economische positie van de binnenstad: enerzijds is de binnenstad beter bereikbaar voor bestemmingsverkeer (bewoners, werknemers, leveranciers), anderzijds biedt de openbare ruimte meer ruimte voor langzaam verkeer en zorgt de herinrichting van wegen en pleinen in de binnenstad voor een aantrekkelijker verblijfsklimaat.
3.6.2 Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. Daarnaast is er aandacht voor het stallen van fietsen bij woningen, werklocaties maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De openbare voorzieningen voor de fiets maken integraal deel uit van de inrichting van de openbare ruimte.
In 2007 is het Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010 vastgesteld. Daarin is het hoofdroutenetwerk opgenomen. Dit netwerk is een basisnetwerk voor veilige, rechtstreekse en comfortabele fietsverbindingen tussen stadsdelen. De route Lijnbaan - Prinsegracht maakt deel uit van dit hoofdroutenetwerk voor de fiets. De routes via de Noordwal, Bij de Westermolens en het Westeinde zijn secundaire fietsroutes. Een van de speerpunten van het fietsbeleid voor de komende jaren is de aanleg van ontbrekende schakels in het hoofdroutenetwerk. Op de Prinsegracht zijn in 2005-2006 vrijliggende fietspaden aangelegd.
3.6.3 Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaarvervoerlijnen moet ervoor zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten op een goede aantrekkelijke en snelle manier worden bediend.
3.6.4 Parkeren
Het parkeerbeleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om via een stelsel van parkeernormen voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw te creëren. Zo mogelijk worden bestaande parkeerproblemen aangepakt, vaak in combinatie met flankerend beleid zoals de (her)inrichting van een weg en met beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen. De parkeerplaatsen die conform de parkeernormen in een (bouw)plan nodig zijn, moeten op eigen terrein worden gerealiseerd. De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer. Onder voorwaarden kan bij individuele bedrijven of instellingen maatwerk worden geleverd waarbij meestal een specifiek bedrijfsvervoerplan de basis vormt voor afspraken over parkeren.
3.7 Economisch Beleid
De nota Impuls Haagse Economie beschrijft de acties die volgens de gemeente Den Haag nodig zijn om de lokale economie in de komende jaren een impuls te geven. Op grond van de uitkomsten van een economische analyse kiest de gemeente Den Haag voor drie ontwikkelingsrichtingen:
- 'Kennis is Kracht'. De gemeente zet sterk in op het uitbreiden van de kennisintensieve sectoren (overheid, zakelijke en financiële instellingen, internationale sector en telecom en multimedia).
- 'Verbeteren van Vestigingsklimaat'. De gemeente zet in op het verbeteren van het gemeentelijk relatiebeheer en dienstverlening, het bevorderen van de veiligheid van ondernemers, het verbeteren van de (inter)nationale en binnenstedelijke bereikbaarheid en het waarborgen van voldoende bedrijfsruimte in stad en regio.
- 'Binden en Boeien' van mensen en bedrijven aan de stad. De gemeente zet in op het versterken van de regie op inhoud en uitvoering van de citymarketing, het aantrekken van meer 'creatieve voorhoede' en prioriteit geven aan vrijetijdseconomie.
3.7.1 Kantoren
In de Kantorenstrategie Haaglanden is voor de periode tot 2010 en de periode 2010-2015 aangegeven op welke locaties kantoren mogen worden ontwikkeld in de regio Haaglanden. In dit plangebied zijn geen nieuwe locaties voor kantoorontwikkeling voorzien.
3.7.2 Bedrijven
De nota Bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005-2020 geeft aan hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur te versterken voor de periode tot 2020. Tevens zijn in de nota voorstellen opgenomen over het toekomstperspectief van enkele afzonderlijke bedrijventerreinen. Overwegingen van behoud van werkgelegenheid in de stad en versterken van de ruimtelijk-economische structuur liggen daaraan ten grondslag. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers die gebonden zijn aan een binnenstedelijke locatie in de stad te faciliteren.
3.7.3 Functiemenging
Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:
- op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende etages.
- op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een werkfunctie hebben.
- op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven en woningen die gevestigd zijn in één gebied (zie bijvoorbeeld het Gemeentelijk Industrieterrein in het Regentessenkwartier).
Bij de vestiging van bedrijfsactiviteiten en de menging van functies moet voldoende afstand in acht worden genomen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies, zodat hinder en gevaar worden voorkomen en bedrijven hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Ten behoeve van het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en bij het inpassen van de woningen en andere gevoelige functies stelde de VNG een lijst samen voor een scala van milieubelastende activiteiten ten opzichte van een 'rustige woonwijk' (VNG, Bedrijven en milieuzonering, juli 2007).
In gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies) zijn milieubelastende activiteiten mogelijk op kortere afstand van woningen dan in gebieden waar bedrijven solitair zijn gevestigd. De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is gebaseerd op de lijst van de VNG die zij specifiek van zulke gebieden samenstelde en is bij de regels van dit plan opgenomen. Deze lijst gaat uit van drie categorieën:
- A. Bij A kunnen bedrijfsactiviteiten aanpandig gevestigd worden: de eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
- B. Bij B kennen de bedrijfsactiviteiten een zodanige milieubelasting dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden;
- C. Bij C geldt hetzelfde als bij B, maar door de verkeersaantrekkende werking moet een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur aanwezig zijn.
3.7.4 Horeca
De gemeente Den Haag wil de horeca meer ruimte geven voor nieuwe initiatieven, nieuwe formules een kans geven en duidelijkheid scheppen voor de bewoners in de stad. Centrale doelstelling van haar Structuurvisie Horeca is de concentratie en de optimalisatie van de horeca waardoor de aantrekkingskracht van Den Haag als uitgaansstad wordt versterkt. Belangrijke uitgangspunten van dit beleid zijn:
- het stimuleren van horecaconcentraties met diversiteit in aanbod;
- een experiment met verruiming van de openingstijden in de uitgaanskernen;
- buiten deze concentraties overgaan tot vermindering van het aantal horecabedrijven.
In de Horeca Structuurvisie is nadrukkelijk gekozen voor de concentratie van nachthoreca in de uitgaanskernen en daaraan gekoppeld vrije openingstijden. Deze vormen van horeca zijn gekoppeld aan het winkelen in de omgeving en de woon- en werkfunctie van de binnenstad. De verspreide, kleinschalige horeca in het plangebied is gekoppeld aan de woon- en werkfunctie van het gebied. De horecagelegenheden worden met functies als wonen, ateliers en werkplaatsen gecombineerd tot een gemengd stedelijk milieu en maken het gebied zo een uitloper en uitbreiding van het centrum.
3.7.5 Detailhandel
Het uitgangspunt van het detailhandelsbeleid van de gemeente Den Haag in de Structuurvisie Detailhandel Haaglanden en in de Detailhandelsnota Den Haag is concentratie van winkels op bestaande locaties. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd in Den Haag. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. Gemeente Den Haag wil de aantrekkingskracht – regionaal en landelijk – van het recreatief winkelen in de Haagse binnenstad en Scheveningen versterken. Met name voor de binnenstad wordt daarbij ingezet op een breder en beter aanbod, waarbij nieuwe en internationale winkelformules de voorkeur genieten. De winkels aan het Westeinde en de zijstraten ervan zijn onderdeel van het gemengd stedelijk milieu en vormen een uitloper c.q. aanloopstraat van het stadscentrum.
3.8 Sport En Recreatie
3.8.1 Sport, recreatie en spelen
De nota Beweegredenen 2000-2005 verwoordt het sportbeleid van de gemeente Den Haag. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:
- voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
- een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
- herkenbare topsport te faciliteren;
- maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
- sportverenigingen te ondersteunen.
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.
In het bouwplan aan de Noordwal / Bakkersstraat is een kleine speel- en sportvoorziening ter grootte van 200 m² opgenomen (zie paragraaf 5.3.2). Hoewel in het plangebied verder niet of nauwelijks ruimte rest om sportvoorzieningen te realiseren, streeft de gemeente Den Haag – met inachtneming van een minimumnorm van 75 m² groen of in elk geval openbare ruimte per woning – naar een openbare sportieve buitenspeelruimte, bijvoorbeeld aan de (autovrije) Varkenmarkt, naast reeds bestaande informele buitenspeelruimtes in het plangebied, bijvoorbeeld het buurtpark Kortenbosch en de playground aan de Sirtemastraat. Ten slotte is ook in het kader van het gemeentelijk sportbeleid de bereikbaarheid en toegankelijkheid van fiets-, wandel- en vaarroutes belangrijk.
3.9 Onderwijs, Cultuur En Welzijn
3.9.1 Onderwijs
Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs (IHP) stemt de gemeente, in samenwerking met de schoolbesturen, voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Voor het stadsdeel Centrum is door de gemeenteraad in 2001 een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs vastgesteld waarmee de schoolbesturen hebben ingestemd. Volgens dit plan volstaat de bestaande huisvesting van de Meester Schabergschool en de Sint Carolusschool (paragraaf 2.3.4) en kan de bestaande situatie worden gehandhaafd. Sinds de vaststelling van het IHP is deze situatie niet gewijzigd en zijn er in beginsel geen (concrete) plannen voor nieuwbouw. Hoewel een IHP een indicatief plan is dat inzicht geeft in de ontwikkeling van het gebouwenbestand op de korte en middellange termijn, kan in de jaren na vaststelling ervan niettemin aanleiding bestaan tot bijstelling of actualisering, eventueel ook voor één of voor beide scholen in het plangebied. De functionaliteit van het gebouw van de Sint Carolusschool is niet optimaal. Nieuwbouw in de toekomst is daarom niet uitgesloten. Eventuele nieuwbouw zal op termijn op de huidige locatie plaatsvinden, zodat de huidige bestemming kan worden gehandhaafd.
3.9.2 Peuterspeelzaalwerk
De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Afgezien van de peuterspeelzalen Carlijn en Peuterheuvel (paragraaf 2.3.4) zijn er in het plangebied geen GOA-basisscholen. Er zijn daarom in de komende jaren geen uitbreidingen van het peuterspeelzaalwerk in het gebied te verwachten.
3.9.3 Cultuur
Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. Daarnaast wordt op tal van plaatsen – in tijdelijke en permanente ateliers, broed- en werkplaatsen – in relatieve luwte kunst geproduceerd en getoond. Zulke plekken zijn met name geconcentreerd in de periferie van de binnenstad.
In de notitie 'Creatieve stad Den Haag' en de notitie 'Broedplaatsen' (september 2005) spreekt het college de intentie uit een aantal jaren expliciet aandacht te schenken aan de creatieve stad en haar broedplaatsen. Eén van de instrumenten is locatiebeleid: het signaleren van kansrijke gebieden met gemengde 'rommelmilieus', de zorg voor voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijk milieu en het scheppen van ruimte voor creatieve milieus in bestemmingsplannen. Het plangebied, in het zuidwestelijk deel van de periferie van de binnenstad, is in de notities aangemerkt als een interessant gebied: een kansrijk gebied met een gemengd 'rommelmilieu'. In Westeinde en omgeving kwamen al veel creatieve initiatieven tot stand (paragraaf 2.3.4): de Spanjaardshof, De Aap et cetera. Het gebied leent zich voor verdere versterking van het creatieve milieu en moet ruimte bieden voor de vestiging van creatieve initiatieven aan en rondom het Westeinde.
3.9.4 Welzijn en zorg
Het gemeentelijk welzijnsbeleid, verwoord in het Welzijnsplan 2005-2006, bestrijkt het brede terrein van individuele ondersteuning tot recreatieve activiteiten, van het tegengaan van maatschappelijke tweedeling tot de sociale inrichting van de woon- en leefomgeving. De activiteiten van het welzijnswerk zijn gericht op preventie en participatie: ontmoeting en recreatie, creativiteit, cultuur en peuterspeelzaalwerk. De integratie van verschillende bevolkingsgroepen (autochtoon en allochtoon, jong en oud, zelfredzame en kwetsbare groepen) is hierbij een belangrijke doelstelling. Voorts biedt het welzijnswerk activiteiten die mensen helpen (moeilijke) situaties op te lossen door gerichte interventies, zoals algemeen maatschappelijk werk, eenzaamheidsbestrijding bij ouderen en activiteiten gericht op het voorkomen van overlast veroorzaakt door jongeren. De Wet Kinderopvang beperkt sinds januari 2005 de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang. Niettemin denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. Zo zijn maatschappelijke voorzieningen en welzijnsvoorzieningen zodanig gedefinieerd dat hierin kinderopvang mogelijk is.
Het rijksbeleid inzake ziekenhuisvoorzieningen is richtinggevend voor de ontwikkelingen van het MCH Westeinde. (Er is geen gemeentelijk beleid inzake de ziekenhuisvoorzieningen in de stad.) Het Medisch Centrum Haaglanden telt twee locaties: het MCH Westeinde in Den Haag en het MCH Antoniushove in Leidschendam. Het MCH is op 1 januari 1998 ontstaan door de fusie van het Westeinde Ziekenhuis en de St. Antoniushove.
Ten behoeve van het goed functioneren van het MCH Westeinde vindt in de planperiode een aantal nieuwe ontwikkelingen op het ziekenhuisterrein plaats. Het gaat om de bouw van ruimte voor een kinderdagverblijf, kinderdagbehandeling en andere behandelruimten ter grootte van in totaal circa 10.000 m²bvo op het binnenterrein, gecombineerd met een ondergrondse parkeergarage en 'vernieuwbouw' aan het Westeinde.
De nieuwbouw vindt ook plaats in het licht van de voorgenomen verhuizing van de GGD, van de Thorbeckelaan naar het Westeinde. In navolging van de huisvesting van het regionale SOA centrum op het terrein van het MCH Westeinde, heeft de GGD voorgesteld ook haar overige functies in het complex van het MCH Westeinde te huisvesten. Deze locatie sluit beter aan bij een belangrijk deel van de primaire klanten van de GGD en de GGD kan op deze locatie functioneren in een zorgomgeving: ze kan terugvallen op expertise van specialisten en medische faciliteiten.
3.9.5 Levensovertuiging
De nota 'Gebedsruimte in Den Haag' (september 2005) van de gemeente Den Haag wees op basis van onderzoek uit dat in de komende vijf tot tien jaar de vraag naar gebedsruimte aanzienlijk toeneemt: voor 25 tot 60 religieuze organisaties moet circa 20.000 m² bvo aan religieuze voorzieningen beschikbaar komen. In het plangebied is al een groot aantal voorzieningen voor verschillende religies gevestigd. Dit plan maakt de vestiging van voorzieningen ten behoeve van levensovertuiging – met inbegrip van daarbij horende culturele en maatschappelijke activiteiten – mogelijk binnen de definitie van maatschappelijke voorzieningen.
3.10 Water
3.10.1 Kaderrichtlijn Water
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De Europese Kaderrichtlijn water beoogt de bescherming van aquatische ecosystemen en het duurzaam gebruik van water. Het beleid van WB21 en KRW zijn de twee pijlers van het integrale waterbeleid en zijn in 2003 gebundeld in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), waaraan rijk, provincies, waterschappen en gemeenten zich hebben geconformeerd. Doelstelling is om in 2015 de waterhuishouding op orde te hebben en richting 2050 op orde te houden. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Een belangrijk element van de Kaderrichtlijn Water is de realisatie van natuurvriendelijke oevers.
3.10.2 Waterbeheersplan 2006-2009
In 2005 heeft het Hoogheemraadschap van Delfland haar waterbeheersplan geactualiseerd: Waterbeheersplan 2006-2009, Realiseren en intensiveren. In dit plan ligt het accent op het realiseren van de opgestelde plannen en het intensiveren van de uitvoering ervan. De thema's waarbinnen dit plaatsvindt zijn: veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid, bruikbaarheid, aanleggen en beheren, overleggen, samenwerken, reguleren en toezicht houden. Het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Kaderrichtlijn Water vragen om daadkrachtige uitvoering van een groot aantal maatregelen. Goede samenwerking en overleg met gemeenten ten aanzien van de watertoets van ruimtelijke plannen is een belangrijk streven.
Delfland streeft naar water als sturend beginsel in de ruimtelijke ordening. Delfland hecht veel waarde aan een robuust watersysteem en verlangt daarom een waterbergend vermogen van 325 m³ per ha voor nieuw in te richten stedelijk gebied. Ten aanzien van de waterkwaliteit in de boezemwateren streeft Delfland naar concentraties die voldoen aan de MTR-waarden van de Vierde Nota waterhuishouding.
3.10.3 Waterplan Den Haag 1998-2012
De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen een plan voor het stedelijk waterbeheer opgesteld: Waterplan Den Haag 1998-2012 (1999). In het plan is het 'integraal waterbeheer' in Den Haag concreet uitgewerkt. Het plan behelst een visie op het samenhangend beheer van riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater in Den Haag op middellange termijn.
Met haar ligging aan zee, duinen, grachten, polders en stadsparken vervult water in de gemeente Den Haag verschillende rollen: de functie van water in het centrum is anders dan die van water langs de duinen of in de Noordpolder en het Wateringse Veld. Oppervlaktewater, bijvoorbeeld grachten en boezemwater, is bepalend het functioneren van het totale watersysteem. Vanwege het karakter van een grote stad als Den Haag en de verschillende rollen die water erin vervult, kiezen het hoogheemraadschap en de gemeente in het Waterplan Den Haag 1998-2012 voor drie verschillende ambitieniveaus voor het stedelijk watersysteem:
- in 'Water dat siert' staat de belevingswaarde centraal. Oppervlaktewater ziet er aantrekkelijk uit, stinkt niet, wateroverlast wordt voorkomen en er is ruimte voor oever- en waterplanten en een aantal diersoorten. Recreatie zoals sportvissen en kanoën is mogelijk. Vooral water in en rond het centrum moet aan deze ambitie voldoen.
- 'Water dat behaagt' staat naast de belevingswaarde duurzamer beheer en een sterkere natuurwaarde voor. Zulke gebieden zijn bijvoorbeeld Benoordenhout en Mariahoeve.
- bij 'Water dat leeft' is sprake van een duurzaam beheer en kan zich natuur ontwikkelen die afhankelijk is van goed water. Vervuiling waaronder die uit riooloverstorten is zo goed als geëlimineerd. In Den Haag gaat het om Haagse Beek, Wateringse Veld en Leidschenveen/Ypenburg.
3.10.4 Waterbergingsvisie Den Haag
Na het Waterplan Den Haag 1998-2012 brachten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld en stelden zij samen de Waterbergingsvisie Den Haag (2003) op, waarin met name gekeken wordt naar het waterbergingsvraagstuk en de eventuele oplossingsrichtingen. Op basis van de Watervisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt.
Uitgangspunt van de Waterbergingsvisie Den Haag is het voorkomen van problemen met waterberging bij nieuwe ontwikkelingen in de stad door uitvoering van de maatregelen voor verbetering van de waterberging die in de visie zijn opgenomen. Maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit blijven bij nieuwe ontwikkelingen nog wel noodzakelijk. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen wegen Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland in onderling overleg water mee in de planvorming en passen zij water op een creatieve manier in het stedelijk gebied in.
3.10.5 Watertoets
Voor elke poldereenheid in Den Haag is aangegeven welk ambitieniveau wordt nagestreefd. Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied, in het boezemgebied. Voor het boezemgebied geldt het ambitieniveau 'water dat siert': het water van de watergangen langs de Lijnbaan, de Noordwest-Buitensingel en de Noordwal moet er aantrekkelijk uitzien, mag niet stinken et cetera. Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland toetsten in het licht van dit ambitieniveau het water in het plangebied op waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen (veiligheid) en ecologie:
- Waterkwantiteit. Het vastgesteld waterpeil in het boezemgebied is NAP -0,42 m met een maximaal toelaatbare peilstijging van 40 cm. Overeenkomstig de Watervisie zijn in dit plan geen maatregelen nodig en hoeft in dit plan geen extra ruimte te worden gereserveerd om maatregelen te kunnen realiseren. Uit de Waterbergingsvisie volgt dat voor het boezemgebied door middel van maatregelen anders dan het toevoegen van oppervlaktewater het thema waterkwantiteit voldoende onder controle zal kunnen worden gehouden.
- Waterkwaliteit. Dit plan heeft geen negatief effect op de waterkwaliteit: het maakt niet rechtstreeks nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Als zich in de toekomst wel nieuwe ontwikkelingen voordoen, moeten deze voldoen aan (de beslisboom in) de 'Leidraad riolering' en moet zo min mogelijk gebruik worden gemaakt van bitumineuze dakbedekking, koper en zink. Verder moet er voldoende capaciteit zijn in het rioolstelsel om het afvoerwater te kunnen ontvangen en te verwerken: nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot extra overstorten vanuit de riolering op het oppervlaktewater. In het deel van Den Haag waarin het plangebied ligt, is geen gescheiden rioolsysteem. Invoering van dit systeem is wel wenselijk. Bij nieuwe ontwikkelingen worden eisen gesteld aan de aanleg van de riolering: bij een aanvraag om bouwvergunning moet in het gebouw een gescheiden rioolsysteem worden aangelegd tot 1 m buiten de rooilijn. Als de gemeente Den Haag te zijner tijd overgaat tot het ontkoppelen van het gemengde rioolsysteem, kan dit op een eenvoudige wijze ter plaatse gebeuren en zijn in het gebouw geen werkzaamheden nodig.
- Waterkeringen (veiligheid). In het plangebied zijn de kade Bij de Westermolens en de Noordwal boezemkades. Deze bestaan uit een kernzone en een beschermingszone. De kernzone moet vrij blijven van bebouwing en de beschermingszone is een zone waar alleen bouwwerken zijn toegestaan die de stabiliteit van de waterkering niet negatief beïnvloeden. Daarnaast is het beleid erop gericht waterkeringen in openbaar gebied groen in te richten en er alleen recreatief medegebruik toe te staan.
- Ecologie. De gemeente Den Haag wil ruimte bieden aan natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszone. In het plangebied zijn de watergangen langs de Lijnbaan, de Noordwest-Buitensingel en de Noordwal aangemerkt als 'water van belang voor de groenstructuur' en zijn deze onderdeel van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Voor deze watergangen is het beleid onder meer gericht op het beschermen van muurvegetaties en moet rekening worden gehouden met beschermde muurplanten.
3.11 Groen
3.11.1 Groen kleurt de stad
De nota Groen kleurt de stad - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:
- het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
- het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
- ruimte voor groen in en om de stad;
- aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
- duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
- samen het groen beheren.
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen, waarin de ambitie neergelegd in de Structuurvisie Den Haag 2020 in het geding is, wordt een heroverweging niet uitgesloten.
De singels langs de Lijnbaan, de Noordwal en de Noordwest-Buitensingel zijn aangemerkt als 'water van belang voor de groenstructuur'. Voor de watergangen is het beleid gericht op:
- verbeteren van de natuurwaarde en de ruimtelijke en de landschappelijke betekenis;
- beschermen van muurvegetaties;
- aanleggen van zachte oevers met een natuurlijke oevervegetatie, rekening houdend met stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.
Ook de bomenrijen langs deze watergangen behoren tot de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Voor de bomenrijen is het beleid gericht op:
- zorgen voor de vitaliteit van de bomen door het waarborgen van de juiste groeiplaatsomstandigheden;
- opstellen van richtlijnen voor het beschermen van bomen, ondergronds en bovengronds, bij festiviteiten en werkzaamheden.
Het buurtpark Kortenbosch tussen de Sirtemastraat en het Westeinde heeft een functie op buurt- en op wijkniveau. In het buurtpark ligt een volkstuinencomplex. Zulke complexen hebben een hoge educatieve waarde en maken een natuurlijke ontwikkeling van flora en fauna mogelijk.
Figuur 8: Stedelijke Groene Hoofdstructuur waarlangs hogere bebouwing in vijf lagen is toegestaan
3.11.2 Stedelijke Ecologische verbindingszones
In de Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones (1999) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zoveel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen.
Op 15 januari 2009 heeft de Gemeenteraad de nota Ecologische verbindingszones in Den Haag vastgesteld. Deze nota geeft een tussenbalans op het stedelijke ecologische beleid voor de periode 2008-2015. Onder andere vanwege de nota 'Groen kleurt de stad '2005, de Structuurvisie Den Haag 2020 en het door de raad beschikbaar stellen van extra middelen zijn er een aantal locaties aan de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur toegevoegd en is een uitvoeringsprogramma vastgesteld voor inrichting en beheer en het oplossen van knelpunten.
Het plangebied maakt geen deel uit van een van de Stedelijke Ecologische Verbindingszones. Wel behoren de watergangen langs de Lijnbaan, de Noordwal en de Noordwest-Buitensingel tot de 'belangrijkste waterlopen'. Voor deze watergangen is het beleid gericht op:
- het in stand houden van de bomen als lijnvormige begroeiing langs oevers;
- het geschikt houden van de kademuren voor muurplanten.
3.11.3 Flora- en Faunawet
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.
Vanwege de aard van het plangebied – een bestaand stedelijk woongebied – wordt verwacht dat streng beschermde soorten vleermuizen en vogels kunnen voorkomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen als gevolg van dit plan moet rekening worden houden met deze beschermde soorten. Voorafgaand aan de ruimtelijke ontwikkeling moet worden onderzocht of beschermde soorten voorkomen, hoe verstoring van deze soorten voorkomen kan worden en of eventueel een ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig is.
3.11.4 Bomenverordening Den Haag 2005
Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen. In het plangebied is een aantal monumentale bomen aanwezig: een plataan op het parkeerterrein van het MCH Westeinde en twee kastanjes in de tuin van wijkcentrum 't Anker.
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Algemeen En Gebiedsgericht Milieubeleid
4.1.1 Tien voor milieu
De nota Tien voor milieu; contouren voor milieubeleid 2006 - 2010 (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze Contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing. De Contourennota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame Wéreldstad aan Zee en legt verbanden met andere Haagse beleidskaders zoals de Structuurvisie Den Haag 2020 (paragraaf 3.2.4).
4.1.2 Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid (2005) dat werd geïntroduceerd in het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 welk plan door bovengenoemde Contourennota is opgevolgd. Het gebiedsgericht milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied waardoor de kwaliteiten van dat gebied verbeterd of beter beschermd kunnen worden.
Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip moeten hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengde gebieden met accent op wonen ('gemengd wonen'), gemengde gebieden met accent op werken ('gemengd werken'), verkeersinfrastructuur en groene hoofdstructuur en water.
Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Gemengd wonen'. Dit gebiedstype kent een beperkte mate van functiemenging. De belangrijkste functie is wonen en de voorzieningen in het gebied staan in beginsel ten dienste van het gebied zelf. Daarnaast zijn er ook bedrijven aanwezig die zich met hun activiteiten op de rest van de stad richten. Het kan dan gaan om geïsoleerde bedrijven, een straat met enkele bedrijven naast elkaar of een kleinschalig bedrijventerrein. Met uitzondering van het MCH Westeinde hebben de bedrijven in het plangebied vanwege het beperkte verzorgingsgebied slechts een geringe verkeersaantrekkende werking en veroorzaken ze weinig overlast voor de omgeving.
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:
- Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
- Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
- Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.
De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Gemengd wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de volgende milieuambities richtinggevend.
Thema | Ambitie gebiedstype Gemengd wonen |
Bodem | Extra |
Externe veiligheid | Maximaal |
Geluid | Extra |
Lucht | Extra |
Mobiliteit | Extra |
Schoon | Extra |
Water | 'Water dat siert' |
Natuur | Extra |
Klimaat | Maximaal |
4.1.3 Duurzaamheidsparagraaf
De duurzaamheidsparagraaf is van toepassing op alle raadsvoorstellen en collegebesluiten op het gebied van ruimtelijke ordening, openbare ruimte, water en riolering, verkeer, groen en recreatie, bouwen en wonen. De duurzaamheids-paragraaf is gekoppeld aan het gebiedsgericht milieubeleid. In deze duurzaamheidsparagraaf is aangegeven wat voor dit gebiedstype het ambitieniveau bij de onderscheiden milieuthema's is en welke maatregelen zullen worden genomen om de verschillende ambities zo goed mogelijk te bereiken. Voor het onderhavig plangebied Westeinde en omgeving zijn (de ambitieniveaus van) het gebiedstype Gemengd wonen van toepassing (paragraaf 3.3.1). Bij de planontwikkeling wordt rekening gehouden met de realisatie van deze ambities.
thema | ambitie | gerealiseerd? | toelichting |
bodem | extra | gedeeltelijk | de sanering van vier vervuilde locaties is inmiddels afgerond, op drie locaties is deze gestart en in geval van twee locaties gaat het om een zogenoemde langlopende sanering: een sanering verspreid over meerdere jaren; zie paragraaf 4.3 |
externe veiligheid | maximaal | n.v.t. | de bestaande wegen in het gebied laten geen transport van gevaarlijke stoffen toe; er is geen extern veiligheidsrisico van aanwezige bedrijven; zie paragraaf 4.4 |
geluid | extra | gedeeltelijk | binnenniveau maximaal 35 dB(A) etmaalwaarde, niveau op de gevel rustig tot stil en geen verruimingsmogelijkheden; geen infrastructurele maatregelen of maatregelen inzake de Wegenverkeerswet in het plangebied; zie paragraaf Geluid |
lucht | maximaal | gedeeltelijk | NO2 :handhaving van bestaande niveau, concentratie lager dan 36 µg/m3 PM10: maximaal 35 x overschrijding 24-uurs gemiddelde en jaargemiddelde lager dan 36 µg/m3 een infrastructurele maatregelen of maatregelen inzake de Wegenverkeerswet in het plangebied; zie paragraaf 4.5 |
mobiliteit | maximaal | ja | alleen bestemmingsverkeer en geen zwaar verkeer; geen parkeren in de openbare ruimte; ontsloten door meerdere vormen van (gebruiksvriendelijk) openbaar vervoer; optimale ruimte en voorzieningen (goede stallingmogelijkheden) voor fietsers en voetgangers; verdichten langzaam verkeer tot buurtniveau en wegnemen barrières en conflicten op langzaamverkeerroutes; geen infrastructurele of maatregelen inzake de Wegenverkeerswet in het plangebied; handhaving bestaand stratenpatroon in het plangebied en gebruik ervan door bestemmingsverkeer. voor zover mogelijk parkeren op eigen terrein; gebruik van bestaande ontsluitingsstructuur door fietsers en voetgangers; zie paragraaf 3.6 |
schoon | extra | nee | geen maatregelen voor het beheer van de openbare ruimte; maatregelen 'Kadernota openbare ruimte' (zie paragraaf 3.2.5); apart ophalen en afvoeren bedrijfsafval; bronnen van huisvuil in beperkte mate aanwezig. |
water | 'water dat siert' | nee | waterkwaliteit goed; ecologische kwaliteit klasse III tot V; geen overstorten op oppervlaktewater; wateropvang in plangebied stimuleren. zie paragraaf 3.10 |
natuur | extra | ja | verbeteren natuurwaarde, ruimtelijke en landschappelijke betekenis van groen langs waterlopen; versterken bomenstructuur; handhaven en beschermen aanwezig bomenbestand langs de grachtengordel; zie paragraaf 3.11 |
klimaat | maximaal | gedeeltelijk | ten aanzien van verkeer 40 tot 60% emissiereductie van CO2 in 2030 ten opzichte van 1990; zie paragraaf 4.2 |
4.2 Duurzaam Bouwen
De gemeente Den Haag streeft naar duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen behelst onder meer de toepassing van technieken die leiden tot CO2-neutrale en gezonde gebouwen en het gebruik van milieuvriendelijke materialen en waterbesparende apparatuur. Met haar beleid gericht op duurzaam bouwen wil de gemeente Den Haag de milieubelasting van bouwen fors verminderen. Dit beleid is complementair aan het gebiedsgericht milieubeleid (paragraaf 4.1.2). Duurzaam bouwen speelt een belangrijke rol bij het ambitieniveau maximaal voor het thema klimaat, binnen het thema water waar het gaat om ontkoppelen van hemelwater en ook bij het ambitieniveau basis voor het thema lucht.
De gemeente en haar partners beschikken samen over een aantal stimuleringsmaatregelen, gericht op het proces en de implementatie van duurzaam bouwen. De gemeente beveelt het concept Lage Temperatuur Verwarming (LTV) aan, waarmee gebouwen CO2-neutraal worden en toepassing van duurzame energiebronnen mogelijk is, zoals aardwarmte (geothermie) of de warmte die door middel van warmtepompen uit bijvoorbeeld (zee)water gehaald kan worden. Op wijkniveau kan de energieprestatie worden uitgedrukt in een Energie Prestatie op Locatie (EPL). Een EPL (Energie Prestatie op Locatie) drukt de energieprestatie van een gebouw of een wijk uit: een CO2-neutrale wijk heeft een EPL van 1,0; de EPC van woongebouwen moet in dat geval onder de 0,6 liggen. In een deel van het plangebied wordt al gebruik gemaakt van Lage Temperatuur Verwarming van bodembronnen en/of van de energiecentrale aan de De Constant Rebecquestraat. Daarmee neemt het rendement van de energiecentrale toe en neemt de uitstoot van NOx af. Verder moet in het plangebied overal duurzame energieproductie (wind, zon) mogelijk zijn en moet de bodem voor energieopslag kunnen worden gebruikt.
Op gebouwniveau kan men het instrument Gemeentelijke Praktijk Richtlijn voor duurzaam bouwen (GPR) of vergelijkbare instrumenten toepassen. Dit bevordert prestatiegericht ontwikkelen en de ontwerpvrijheden blijven maximaal. Het Haags beleid voor duurzaam bouwen is vastgelegd in het raadsbesluit 'Duurzaam bouwen: Den Haag op weg naar een acht!' (2007). Met de GPR kan men op een schaal van 0 tot 10 het duurzaamheidniveau berekenen: alle nieuwbouw in Den Haag moet minimaal een 7 scoren, in 2009 mogelijk minimaal een 8. Een maatregel op het gebied van duurzaam bouwen die in het plangebied kan worden toegepast is de aanleg van groene daken die fijnstof, water en C02 binden. Bovendien koelen zulke daken in de zomer en isoleren ze in de winter.
Tot slot, heel concreet, streeft de gemeente Den Haag naar een zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van bouwmaterialen die vrijkomen door sloop.
4.3 Bodem
Al in het verleden had het plangebied voornamelijk een woonfunctie met veel kleinschalige bedrijfjes in met name het midden- en kleinbedrijf. Op en in de directe omgeving van het plangebied waren veel maar relatief kleine bedrijven met bodembedreigende activiteiten gevestigd. Het ging hierbij om chemische wasserijen, zo'n 25 garagebedrijven, brandstofhandelaren, zo'n 20 benzinestations, bakkerijen en zo'n 15 drukkerijen en ongeveer 35 metaalbewerkingsbedrijven – onder meer blik- en koperslagerijen en circa 10 galvaniseerbedrijven – en verder schildersbedrijven, verfspuiterijen, timmerwerkplaatsen, zo'n 25 smederijen, slachterijen en vetsmelterijen, kuiperijen en handelaren in oud ijzer en lompen. Daarnaast waren enige grootschalige bedrijven in het plangebied gevestigd: broodfabrieken, voedingsmiddelenfabrieken zoals een vis- en conservenfabriek, een frisdrankfabriek, een azijnfabriek en rokerijen en een gasfabriek.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond in het plangebied tot twee meter beneden maaiveldniveau gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en dat deze licht verontreinigd is met cadmium, koper en kwik.
In het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen en nieuwbouw en/of herinrichting. Ook uit deze onderzoeken blijkt dat de grond in het plangebied in zijn geheel licht tot matig verontreinigd is met zware metalen en PAK's. Plaatselijk worden sterk verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK aangetroffen. Verder worden in de grond en het grondwater plaatselijk sterk verhoogde gehalten aan minerale oliën en vluchtige aromaten aangetroffen ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten die er in het verleden plaatsvonden en/of opslag van olie en olieproducten.
In het plangebied zijn negen locaties bekend waar in totaal elf gevallen van ernstige bodemverontreiniging zijn aangetroffen. (Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3grondwater: het bodemvolume.) Het gaat met name om verontreiniging met zware metalen door het gebruik van verontreinigd ophoogmateriaal. Verder is de bodem door het bedrijfsmatig gebruik van de locaties verontreinigd met minerale oliën, PAK's (teerachtige stoffen) en cyanide. Op vier locaties is de sanering inmiddels afgerond, op drie locaties is deze gestart en in geval van twee locaties gaat het om een zogenoemde langlopende sanering: een sanering verspreid over meerdere jaren.
Op veel verdachte deellocaties in het plangebied – de locaties waarop de vele kleinschalige bedrijfjes waren gevestigd – heeft nog geen bodemonderzoek plaatsgevonden. Voor die delen van het plangebied waar nieuwbouw en/of herinrichting plaatsvindt en waarvoor nog geen bodemonderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet de bodem eventueel worden gesaneerd. Voor die delen van het plangebied waarvoor meer dan vijf jaar geleden een bodemonderzoek plaatsvond, moet het bodemonderzoek worden geactualiseerd als zich voor deze locaties een plan voor nieuwbouw en/of herinrichting aandient.
4.4 Externe Veiligheid
Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:
- 1. een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
- 2. een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).
In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6(kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.
Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Onderstaande afwegingen zijn gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).
4.4.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van de weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Het plangebied ligt niet binnen 200 m van de thans geldende Route gevaarlijke stoffen (raadsvoorstel 42, 24 februari 2004, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 maart 2004). Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is daarom niet noodzakelijk.
4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een spoorlijn. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk.
4.4.3 Buisleidingen
Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid van hogedruk aardgastransportleidingen en de toetsingsafstanden volgens de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen, van 26 november 1984. Het plangebeid ligt buiten de toetsingsafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Een nadere risicobeoordeling op grond van deze circulaire is niet noodzakelijk. De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in de Memorandum van de Gasunie “Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3” van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07. Het plangebied ligt buiten de inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding (zie rode stippenlijn op de bijgeleverde risicokaart). Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend/verantwoord.
4.4.4 Inrichtingen
Er zijn geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m vanaf de grens van het plangebied. Op de locatie van de Eon-centrale is een gascompressorstation gevestigd. De veiligheidscontouren liggen ruim buiten het plangebied. In of nabij het plangebied zijn geen aardgasregel- en meetstations aanwezig (zie bijlage). Het meest nabijgelegen aardgasregel- en meetstation bevindt zich op circa 85 m vanaf de plangrens (Noordwal hoek Prinsestraat). Een nader onderzoek naar het groepsrisico als gevolg van stationaire risicobronnen is niet vereist.
4.5 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Gelijktijdig met de wet zijn het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van kracht geworden. Op grond van de Wet milieubeheer moeten bij een procedure in het kader van de ruimtelijke ordening de grenswaarden uit de wet in acht worden genomen of dient aangetoond te worden dat de planontwikkeling niet in betekenende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd dat onder NIBM op dit moment moet worden verstaan dat de luchtkwaliteit ten gevolge van het plan niet meer dan 1% van de grenswaarde verslechtert. Dit komt overeen met een toename van de concentraties met maximaal 0,4 ug/m³.
Voor de ontwikkelingen in dit plan zijn in een luchtkwaliteitsonderzoek de gevolgen voor de luchtkwaliteit in beeld gebracht. Voor genoemde ontwikkelingen is getoetst of op de maatgevende wegen in het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer (titel 5.2) en aan de 1% grens voor de verslechtering. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
Algemeen kan worden gesteld dat, ondanks de ontwikkelingen, de luchtkwaliteit geleidelijk zal verbeteren tussen 2008 en 2018. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat het verkeer steeds schoner wordt.
Zowel voor als na de planontwikkeling voldoet de luchtkwaliteit langs de wegen in de omgeving van het plangebied voor fijn stof voor alle jaren (2008, 2010 en 2018) aan de jaargemiddelde grenswaarden (40 ìg/m3) uit de Wet milieubeheer.
De ontwikkelingen in het plan hebben langs bijna alle wegen een niet in betekenende mate invloed heeft op de concentraties stikstofdioxide. In de Warmoezierstraat is de toename in 2008 en 2010 groter dan de maximaal toegestane bijdrage van 0,4 ìg/m3. Na het van kracht worden van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide op 1 januari 2010 (40 ìg/m3), wordt deze grenswaarde voor zowel de situatie voor als na de planontwikkeling nergens overschreden, dus ook niet langs de Warmoezierstraat.
Ook de berekende concentraties van de overige stoffen (benzo(a)pyreen, koolstofmonoxide, zwaveldioxide en benzeen) zowel op de beoordelingspunten m.b.t. de planontwikkeling als op de overige wegvakken overschrijden de desbetreffende grenswaarden niet.
De ontwikkelingen ten gevolge van dit bestemmingsplan ten opzichte van de autonome ontwikkeling hebben op alle plaatsen een niet in betekenende mate invloed hebben op de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer vormen dan ook geen belemmering voor de ruimtelijke besluitvorming.
4.6 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer. De Wet geluidhinder is met betrekking tot industrielawaai niet van toepassing. In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig en er worden de komende jaren naar verwachting geen straten ingrijpend gereconstrueerd.
In en nabij het plangebied zijn verkeerswegen en geluidsgevoelige functies aanwezig. De regeling met betrekking tot wegverkeerslawaai is uitsluitend van toepassing op zogeheten 'nieuwe situaties'. Van een nieuwe situatie is bijvoorbeeld sprake wanneer een nieuwe geluidgevoelige functie wordt geprojecteerd langs een bestaande weg of wanneer een nieuwe weg wordt geprojecteerd nabij bestaande of nieuwe geluidsgevoelige functies. Voor de nieuwe situaties in het plangebied vond een akoestisch onderzoek plaats. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
In dit onderzoek worden nieuwe situaties in dit plan onderzocht voor zover deze liggen binnen de wettelijke zone van de Bakkerstraat, de Lijnbaan, de Noordwal, de Prinsegracht, de Torenstraat, de Jan Hendrikstraat. de Warmoezierstraat en het Westeinde. Het doel van het akoestisch onderzoek is het berekenen van de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de rooilijnen van de nieuw te realiseren woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Voor de overige wegen gelegen in de nabije omgeving van of in het plangebied geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. In de zin van de Wet geluidhinder zijn dergelijke wegen niet-zoneplichtig en zouden derhalve buiten beschouwing kunnen blijven. Gelet op jurisprudentie is voor de 30 km/uur wegen vanuit het oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening' toch akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daarom zijn de Korte Lombardstraat, de Lange Lombardstraat, de Oude Boomgaardstraat en de Warmoezierstraat (30 km gedeelte) eveneens in het onderzoek betrokken.
Met betrekking tot de zoneplichtige wegen blijkt uit de berekeningsresultaten dat de geluidbelasting ten gevolge van de Noordwal ten hoogste 68 dB bedraagt op de woningen ter hoogte van Noordwal 117-326. De geluidbelasting ten gevolge van het Westeinde bedraagt ten hoogste 57 dB op de uitbreiding van zorgvoorzieningen van MCH Westeinde. De geluidbelasting ten gevolge van de Bakkerstraat bedraagt ten hoogste 62 dB.
Weg | Plan | Hoogste geluidbelasting excl. aftrek (dB) | Aantal woningen/objecten met hogere waarde (zonder maatregelen) |
Lijnbaan | Uitbreiding MCH Westeinde | 36 | - |
Prinsegracht | Uitbreiding MCH Westeinde | 34 | - |
Prinsegracht | Korte Lombardstraat / LangeLombardstraat | 36 | - |
Prinsegracht | Lange Lombardstraat / LageNieuwstraat | 47 | - |
Westeinde | Uitbreiding MCH Westeinde | 57 | 1 zorgvoorziening |
Westeinde | Korte Lombardstraat / LangeLombardstraat | 42 | - |
Bakkersstraat | Noordwal / Bakkerstraat | 62 | 4 woningen |
Noordwal | Noordwal / Bakkerstraat | 68 | 15 woningen |
Torenstraat/Jan Hendrikstraat | Noordwal / Bakkerstraat | 33 | - |
Torenstraat/Jan Hendrikstraat | Korte Lombardstraat / LangeLombardstraat | 32 | - |
Warmoezierstraat 50 km/u | Uitbreiding MCH Westeinde | 36 | - |
dikgedrukt is een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde
Al deze waarden zijn exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh wordt de voorkeursgrenswaarde nog steeds overschreden als gevolg van de geluidbelasting van het Westeinde, de Bakkerstraat en de Noordwal.
4.6.1 Ontheffing hogere grenswaarde en maatregelen
Vanwege de mogelijke vestiging van gezondheidszorggebouwen die worden genoemd in artikel 1.2 Besluit geluidhinder (verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medisch centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven) is de maximaal te ontheffen waarde voor wat betreft de zorgvoorziening aan het Westeinde beperkt tot 53 dB; de maximale ontheffingswaarde van de woningen aan de Noordwal en de Bakkersstraat bedraagt 63 dB. Zowel aan het Westeinde als aan de Noordwal en Bakkersstraat worden maximaal te ontheffen waarden niet overschreden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Burgemeester en wethouders worden verzocht ontheffing te verlenen van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor de volgende ontwikkelingen:
Weg | Plan | Geluidgevoelige objecten | Verzochte hogere waarden in dB tot maximaal (hoogste geluidbelasting incl. aftrek) |
Westeinde | Uitbreiding MCH Westeinde | 1 zorgvoorziening | 52 |
Bakkersstraat | Noordwal / Bakkerstraat | 4 woningen | 57 |
Noordwal | Noordwal / Bakkerstraat | 15 woningen | 63 |
Op 30 juni 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder (WGH2009-03) verleend. Het besluit is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Stille wegdekverharding
Op stille wegdekken produceert het verkeer minder lawaai omdat er minder trillingen worden opgewekt en/of omdat geluid door het wegdek deels wordt geabsorbeerd. Van de mogelijke bronmaatregelen hebben stille wegdekken de grootste potentie. Ten opzichte van standaard DAB 0/16 ('glad asfalt') zijn in de praktijk reducties van 4 tot 6 dB mogelijk. Nadeel van geluidabsorberende wegdekken is dat zij duurder zijn dan de 'traditionele' wegdekverhardingen, zowel in aanleg als in onderhoud. Bovendien hebben dergelijke wegdekken in het algemeen een geringe mechanische sterkte. Het vervangen van de klinkers door fijn asfalt op het Westeinde, de Bakkersstraat en de Noordwal levert een geluidreductie van circa 4 dB op. Gelet op het geringe aantal woningen is deze maatregel voor wat betreft het Westeinde, de Bakkersstraat en de Noordwal relatief duur en ontmoet daarom overwegende bezwaren van financiële aard. Daarbij komt dat wegdek van het Westeinde relatief recent is vernieuwd. Vervanging van klinkerbestrating door asfalt stuit ter plaatse van het Westeinde maar ook de Noordwal op stedenbouwkundige bezwaren vanwege het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum respectievelijk het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Zeeheldenkwartier. De klinkerbestrating is voor beide wegen karakteristiek en cultuurhistorisch waardevol.
Verkeersmaatregelen
Snelheidsverlaging heeft een direct effect op de geluidemissie van wegverkeer. Indien de maximum snelheid van 50 km/uur naar 30 km/uur wordt teruggebracht daalt de maximale geluidbelasting met circa 3 dB. De Noordwal, het Westeinde en de Lijnbaan maken geen deel uit van het hoofdroutenetwerk voor hulpdiensten en openbaar vervoer waarbinnen geen fysieke snelheidsremmers mogelijk zijn. Het toepassen van snelheidsbeperkende maatregelen kan tevens leiden tot bezwaren van vervoerskundige aard.
Overdrachtsmaatregelen
Het aanbrengen van geluidschermen in centrumstedelijk gebied is niet alleen bijzonder duur maar stuit bovenal op ernstige stedenbouwkundige bezwaren. Het is daarenboven fysiek niet mogelijk geluidschermen tussen de bron en geluidgevoelige bestemmingen te plaatsen.
Stedenbouwkundige mogelijkheden
De uitbreiding van het MCH Westeinde betreft direct aan het Westeinde vervangende nieuwbouw; de daadwerkelijke uitbreiding van het aantal m²’s vindt afgeschermd plaats op het huidig binnenterrein. Er is gekozen voor een aansluiting op de bestaande bebouwing aan het Westeinde ten behoeve van een groene open ruimte aan de Lage Nieuwstraat en het nabijgelegen rijksmonument Hofje van Nieuwkoop.
Ontvangermaatregelen:
Het binnenmilieu wordt beschermd door de eisen opgelegd vanuit het Bouwbesluit. De geluidwering van de gevel dient zodanig te zijn dat het resulterende geluidniveau in de woning niet meer bedraagt dan 33 dB. Bij deze berekening wordt de cumulatieve geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer gebruikt. Gelet op de voorgenomen samenstelling van de uitwendige scheidingsconstructie van de nieuw te realiseren bebouwing, dient te worden beoordeeld of met de beoogde (bouw)materialen kan worden voldaan aan de aanvullende eis betreffende het ten hoogst toelaatbare binnenniveau voor de woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen.
In de algemene bouwregels bij dit plan tenslotte is bepaald dat de realisering van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen uitsluitend is toegestaan indien wordt voldaan aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen, waarbij onder meer maatregelen in de vorm van geluidreducerend asfalt dan wel dove gevels moeten worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Het bestemmingsplan Westeinde en omgeving is conserverend van aard. De functies worden in het plan conform de huidige situatie vastgelegd. Daarnaast faciliteert het plangebied een aantal nieuwbouwontwikkelingen. Twee ontwikkelingen zijn rechtstreeks bestemd: Korte Lombardstraat/Lange Lombardstraat (paragraaf 5.3.1) en, onder voorbehoud, Lange Lombardstraat / Lage Nieuwstraat (paragraaf 5.3.4). Twee andere ontwikkelingen zijn mogelijk na een wijziging. Op het terrein van het wijkcentrum 't Anker aan de Noordwal en aan de Bakkerstraat staan twee ruimtelijke ontwikkelingen op stapel, vervat in één wijzigingsbevoegdheid (paragraaf 5.3.2). Op het terrein van het ziekenhuiscomplex spelen een aantal initiatieven voor uitbreiding van de zorgfaciliteiten (paragraaf 5.3.3).
5.2 Ruimtelijk-functionele Ontwikkeling
5.2.1 Westeinde en omgeving
Waar de woonfunctie en het ziekenhuis het plan niet domineren, is het plangebied hoofdzakelijk opgedeeld in drie verschillende bestemmingen voor gemengde doeleinden. De eerste bestemming voor gemengde doeleinden ziet op het Westeinde en haar directe omgeving. Conform het beleid van de Structuurvisie Den Haag 2020 (paragraaf 3.2.4) zijn in de veelal historische bebouwing wonen, ateliers, werkplaatsen, galeries, winkels, kantoortjes et cetera gecombineerd tot een gemengd stedelijk milieu en is het gebied een uitloper en uitbreiding van het centrum. In de notitie 'Creatieve stad Den Haag' en de notitie 'Broedplaatsen' (paragraaf 3.9.3) zijn het Westeinde en haar zijstraten, in het zuidwestelijk deel van de periferie van de binnenstad, aangemerkt als een interessant gebied: een kansrijk gebied met een gemengd en creatief 'rommelmilieu', een broedplaats voor kunstenaars, ambachtelijke bedrijfjes, winkeltjes met heel specifiek assortiment en kleinschalige consumentgebonden dienstverlening te midden van woningen en horeca. Voorbeelden zijn creatieve initiatieven als de Spanjaardshof en De Aap. Met een brede doeleindenomschrijving van de bestemming laat het bestemmingsplan veel ruimte voor vestiging van creatieve initiatieven en wil het dit gemengd creatief 'rommelmilieu' verder versterken: op de begane grond zijn detailhandel, horeca, bedrijven, dienstverlening en welzijnsvoorzieningen toegestaan; wonen is zowel op de beganegrondlaag als op de verdiepingen toegestaan.
Soms, met name in de Assendelftstraat en de Lange Lombardstraat, overheerst de woonfunctie en is een andere functie op de begane grond slechts incidenteel aanwezig. Winkels, kantoortjes en maatschappelijke voorzieningen zijn in dat geval afzonderlijk bestemd, als aanduiding binnen de bestemming Wonen of in een afzonderlijke bestemming, bijvoorbeeld Maatschappelijk, in panden die hier naar aard en omvang geschikt voor zijn. In dit gebied kan het parkeren niet anders dan op de openbare straat plaatsvinden. Gezien de parcelering in opbouw en gezien het gebruik van de panden zijn ondergrondse parkeergarages niet voor de hand liggend maar in dit plan ook niet uitgesloten. De nieuwbouw aan de Lage Nieuwstraat heeft wel een parkeervoorziening op eigen terrein en ook op het binnenterrein tussen de Lage Nieuwstraat en de Prinsegracht wordt parkeren toegestaan. Nieuwbouwontwikkelingen in het gebied (zie paragraaf 5.3.1 en paragraaf 5.3.3) moeten voldoen aan de parkeernormen.
5.2.2 Jan Hendrikstraat en Torenstraat
Langs de Jan Hendrikstraat en de Torenstraat is de bestemming voor gemengde doeleinden gericht op detailhandel: beide straten liggen aan de rand van het kernwinkelapparaat en zijn belangrijke aanlooproutes richting de winkelstraten van de binnenstad. Ander gebruik (horeca, dienstverlening et cetera) is eventueel na ontheffing mogelijk, het beleid is gericht op de vestiging van winkels.
5.2.3 Prinsegracht
De gemengde bestemming staat aan de Prinsegracht vrijwel dezelfde functies toe als aan het Westeinde en haar directe omgeving. Detailhandel en horeca zijn alleen na ontheffing toegestaan. Vanwege het statig karakter van de Prinsegracht zelf en van de hoge herenhuizen erlangs gaat de voorkeur uit naar aansprekende, middelgrote kantoorvestigers en maatschappelijke voorzieningen die in zulke herenhuizen op hun plaats zijn. Te midden van Het Koorenhuis, een grote cultuurvoorziening, en Van Stockum's Veilingen ontstaat zo een gemengd stedelijk milieu, grootschaliger dan aan het Westeinde.
5.2.4 Overig plangebied
Het deel van het plangebied tussen de Noordwal, Bij de Westermolens, achterlangs het Westeinde en achterlangs de Torenstraat heeft hoofdzakelijk een woonfunctie en niet een gemengde, zoals de voorgaande deelgebieden. Het plan is gericht op consolidatie van de bestaande situatie en het bestemt dit gebied grotendeels voor wonen. Een aantal panden, met name de oudere bebouwing aan het Slijkeinde en aan de Breedstraat, kent een afwijkend gebruik op de begane grond. Dit bestaand gebruik mag worden voortgezet om zo de gemêleerde functionele structuur te kunnen handhaven die typerend is voor binnenstedelijke woongebieden.
5.2.5 Ontwikkeling economische functies
In het plangebied is uitbreiding van detailhandel alleen toegelaten in de Torenstraat, de Jan Hendrikstraat en het Westeinde. In het plangebied zijn de geïsoleerde bedrijven en/of straatjes met enkele bedrijven naast elkaar – de Blekerslaan, de Pastoorswarande en de Noordwal – positief bestemd.
5.2.6 Ontwikkeling beschermd stadsgezicht
Het plan is erop gericht de cultuurhistorische waarden van dit deel van het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum (en die van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Zeeheldenkwartier) te waarborgen. Daarom is algemeen bepaald dat behoud van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is, uitgangspunt is.
Nieuwe initiatieven worden getoetst aan de te behouden kwaliteiten, zoals die in beide aanwijzingen tot beschermd stadsgezicht en de daarop gebaseerde karakteristieken worden genoemd. Voor wat betreft de bouwwijze zal aansluiting moeten worden gezocht bij karakteristieke en cultuurhistorische waarden van de bestaande omgeving. Verder moet de bestaande ruimtelijke structuur van ondermeer straten, pleinen en groenvoorzieningen in hun onderlinge samenhang behouden blijven. Vervanging of verandering van deze elementen is slechts toegestaan met behoud en zo nodig verbetering van de cultuurhistorische waarden.
De wijze waarop dit bestemmingsplan beide stadsgezichten juridisch-planologisch beschemrd, is beschreven in paragraaf 6.3.2.
5.2.7 Extra bouwlagen
In het kader van de Structuurvisie Den Haag 2020 maakt het bestemmingsplan mogelijk een extra bouwlaag te realiseren op de vierlaagse bebouwing langs de Lijnbaan en op de bebouwing langs de kade Bij de Westermolens die nog niet minimaal vijf lagen hoog is (zie paragraaf 3.2.4).
In het gebied rondom het Slijkeinde (Oude Boomgaardstraat, Pieter van den Zandestraat en Bakkerstraat) is onderzocht of een extra bouwlaag op de drielaagse bebouwing mogelijk is. Het straatprofiel met een gemiddelde breedte van 9 m, een gemiddelde hoogte van 9,5 m in combinatie met smalle binnenterreinen laat in de meeste gevallen geen extra bouwlaag toe: een extra bouwlaag op deze bebouwing zou de bezonning van omliggende bebouwing te veel belemmeren. In het bestemmingsplan is alleen een extra bouwlaag toegestaan op een aantal panden aan het Slijkeinde; deze is hier bij recht direct toegestaan.
5.3 Nieuwe Ontwikkelingen
5.3.1 Korte Lombardstraat / Lange Lombardstraat
Op de hoek van de Korte Lombardstraat en de Lange Lombardstraat is een drukkerij gevestigd. In dit plan maakt het oude gebouw van de drukkerij plaats voor 22 appartementen, garageboxen en parkeerplaatsen. Het plan maakt de realisatie ervan rechtstreeks mogelijk. Het bouwplan wordt getoetst aan de eisen op het gebied van geluid en lucht (paragraaf 4.5 en 4.6).
5.3.2 Noordwal / Bakkerstraat
Op de locatie van het wijkcentrum 't Anker zijn woningen, een wijkcentrum en parkeerplaats voorzien. Het programma bestaat uit:
- circa 15 appartementen of maisonnettes. De woningen zijn minimaal 80 m² bvo groot met een portiekontsluiting of een galerijontsluiting uitsluitend aan de achterzijde;
- een wijkcentrum en een sportzaal (welzijnsvoorzieningen ter grootte van 1.500 m² bvo) en 200 m² bvo atelierruimte;
- een parkeervoorziening ten behoeve van de woningen (1 tot 1,5 parkeerplaats per woning, afhankelijk van de grootte en de prijsklasse) en de medewerkers van het wijkcentrum (1 parkeerplaats).
Aan de achterzijde van het wijkcentrum 't Anker, aan de zijde van de Bakkerstraat, zijn op het perceel Bakkerstraat 57a circa 4 eengezinswoningen met een achtertuin voorzien. Er zijn 4 tot en met 6 parkeerplaatsen nodig waarvoor in het gebied van de andere deelontwikkeling ruimte moet worden gevonden. Ten behoeve van beide deelontwikkelingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid ziet ook op flexibiliteit ten behoeve van een uitwisselstrook tussen beide deelontwikkelingen die toekomt aan de ontwikkeling die er het meest bij gebaat is.
5.3.3 Uitbreiding MCH Westeinde
Het gebied tussen het Westeinde, de Lange Lombardstraat, de Lage Nieuwstraat en de Lijnbaan is bestemd voor Maatschappelijk-ziekenhuis (Mz) met uitzondering van de bebouwing aan het Westeinde en de woonbebouwing aan de Lage Nieuwstraat.
Er is een grotere nieuwbouwontwikkeling voorzien op het huidige parkeerterrein en ter plaatse van de oudbouw aan het Westeinde. Omdat voor de noodzakelijke en gewenste uitbreiding alleen het programma bekend is, is deze ontwikkeling vervat in een wijzigingsbevoegdheid. Het programma gaat uit van:
- renovatie en gedeeltelijke nieuwbouw aan het Westeinde;
- bijbouwen van behandelruimten (kinderdagbehandeling, kinderdagverblijf en andere behandelruimten ter grootte van circa 10.000 m²bvo);
- realiseren van een ondergrondse parkeergarage met 500 parkeerplaatsen op het binnenterrein waarbij het bestaande parkeerterrein (235 parkeerplaatsen) zal worden ingericht als een groengebied.
De wijzigingsbevoegdheid is gehouden aan een aantal stedenbouwkundige randvoorwaarden, zoals bebouwing tot maximaal 5 bouwlagen en concentratie van de bebouwing aan de zijde van het Westeinde.
Aan de randvoorwaarden is in de eerste plaats zoveel mogelijk voldaan door de afbakening van de wijzigingsbevoegdheid op de plankaart en in de tweede plaats door de regulering van de bevoegdheid in de regels.
5.3.4 Lange Lombardstraat / Lage Nieuwstraat
Het niet bebouwde terrein aan de lange Lombardstraat kan worden bebouwd in aansluiting op de bebouwing op de hoek met de Lage Nieuwstraat. Tussen de nieuw toe te voegen bebouwing en de bebouwing aan de Prinsegracht blijft een deel onbebouwd teneinde het karakter van een half gesloten bouwblok te behouden. De bouwmassa mag in de rooilijn worden gerealiseerd tot een hoogte van 3 bouwlagen. De vierde bouwlaag moet zijn teruggelegen.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Het bestemmingsplan bestaat uit een analoge en digitale plankaart, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1.000.
De regels zijn als volgt ingedeeld:
- Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
- Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 21) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een ontheffingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
- Algemene regels. De algemene regels (artikel 22 tot en met 26) bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene ontheffingsregels en algemene procedureregels.
- Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 27, de slotregel in artikel 28.
6.2 Inleidende Regels
In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid.
6.3 Bestemmingsbepalingen
6.3.1 Bestemmingen
Artikel 3 Bedrijf
Deze bestemming is toegekend aan de verspreide bedrijfsbebouwing in het plangebied. Op drie locaties is kleinschalige bedrijfsruimte bestemd: aan de Blekerslaan, de Pastoorswarande en de Noordwal. De toegestane bedrijvigheid is beperkt tot de categorieën A en B van de Staat van bedrijven bijfunctiemenging die in de bijlagen bij de regels van dit plan is opgenomen. Deze bijlage is onderdeel van de regels en daarom juridisch bindend. Ze regelt onder welke omstandigheden bepaalde bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan:
- a. Bij A kunnen bedrijfsactiviteiten aanpandig gevestigd worden: de eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
- b. Bij B kennen de bedrijfsactiviteiten een zodanige milieubelasting dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden.
- c. Bij C geldt hetzelfde als bij B, maar door de verkeersaantrekkende werking moet een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur aanwezig zijn. Dit is in het plangebied niet aan de orde.
Een groter bedrijfsgebouw is het historisch nutsgebouw aan de Zuilingstraat. Het gebouw is gerealiseerd als onderstation ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening. Het doet nog steeds als zodanig dienst, hoewel tegenwoordig voor een gelijke elektriciteitsvoorziening aanzienlijk minder ruimte nodig is. Het gebouw is een gemeentelijk monument. Kenmerkend zijn de lantaarn en de gesloten gevels rondom. Op de kaart is een nutsvoorziening ten behoeve van elektriciteitsvoorziening aangeduid.
Artikel 4 Gemengd-1
Deze bestemming ziet op de veelal historische bebouwing aan het Westeinde en een deel van de zijstraten ervan. De bestemmingsomschrijving is breed: er zijn op de begane grond (ambachtelijke) bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. In deze en andere gemengde bestemmingen is, in tegenstelling tot artikel 3, de toegestane bedrijvigheid beperkt tot categorie A van de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging. De toegestane horeca-inrichtingen zijn beperkt tot de categorieën I en II van de staat van horeca-inrichtingen, categorie III is onder voorwaarden na ontheffing mogelijk. Wonen is zowel op de beganegrondlaag als op de verdiepingen toegestaan. Het Westeinde is een broedplaats van kunstenaars, ambachtelijke bedrijfjes en winkeltjes met heel specifiek assortiment te midden van woningen en horeca. Ten behoeve van dit 'rommelmilieu' (paragraaf 3.9.3) schept dit plan ruimte voor creatieve bedrijvigheid.
Artikel 5 Gemengd-2
Deze bestemming is toegekend aan de bebouwing aan de Jan Hendrikstraat en de Torenstraat en een deel van de Noordwal. De bestemmingsomschrijving is beperkt tot hoofdzakelijk detailhandel, dienstverlening en wonen. Het Westeinde loopt hier over in de winkelstraten van het centrum. De bebouwingsregeling is dezelfde als in artikel 4, met dien verstande dat het erf bij de hoofdbebouwing volledig mag worden bebouwd. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de vestiging van een horecabedrijf. Zo kan telkens opnieuw worden beoordeeld of zo'n vestiging op zijn plaats is tussen de winkels en woningen op deze plek, aan de rand van het centrum.
Artikel 6 Gemengd-3
De bestemming Gemengd-3 staat dezelfde functies toe als de bestemming Gemengd-1 met uitzondering van (ambachtelijke) bedrijven en detailhandel. De bebouwing aan de Prinsegracht, overwegend statige historische patriciërshuizen, is voor een groot deel in gebruik door advocatenkantoren, makelaarskantoren en maatschappelijke voorzieningen als het Leger des Heils. De bebouwingsregeling is dezelfde als in artikel 4.
Artikel 7 Groen
Deze bestemming heeft betrekking op het buurtpark Kortenbosch midden in het plangebied. De bestemming beoogt het behoud van de (recreatieve) groenfunctie van het gebied. Een deel van het park is in gebruik voor school- en volkstuinen. Ten behoeve van dit amateurtuincomplex is een bouwvlak aangegeven waarbinnen een gemeenschappelijke 'tuinschuur' is gerealiseerd. De bestemming laat de uitbreiding van het amateurtuincomplex toe. Meer kleinschalig buurt- en blokgroen, verspreid in het plangebied, is onderdeel van de bestemming Verkeer - 3.
Artikel 8 Kantoor
Twee bouwpercelen zijn specifiek bestemd voor kantoren en de bijbehorende parkeervoorzieningen: één aan de Jan Hendrikstraat en één verderop aan de Torenstraat. Omdat de panden oorspronkelijk en relatief recent zijn gebouwd ten behoeve van dienstverlening is de bestemming in eerste instantie daartoe beperkt. Burgemeester en wethouders kunnen wel ontheffing verlenen voor de vestiging van een welzijnsvoorziening als die naar haar aard en verschijningsvorm met een kantoor kan worden gelijkgesteld.
Artikel 9 Maatschappelijk
Deze bestemming ziet op een aantal maatschappelijke voorzieningen in het plangebied. Het gaat onder meer om beide basisscholen (de Meester Schabergschool en de Sint Carolusschool), twee peuterspeelzalen (Carlijn en Peuterheuvel), wijkcentrum 't Anker, cultureel centrum Het Koorenhuis, het politiebureau aan de Jan Hendrikstraat en twee kerken: de monumentale Waterschapskerk aan het Westeinde en een modern kerkgebouw aan de Oude Boomgaardstraat. De bestemmingsomschrijving is zo breed mogelijk omwille van de uitwisselbaarheid van functies.
Ten behoeve van de herontwikkeling van wijkcentrum 't Anker aan de Noordwal en de Bakkersstraat (zie paragraaf 5.3.2) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hoewel aan de wijzigingsbevoegdheid relatief gedetailleerde randvoorwaarden zijn gesteld, is het plan nog niet volledig uitgewerkt op het tijdstip waarop het ontwerp van dit plan ter inzage werd gelegd en is er daarom voor gekozen enige flexibiliteit te laten in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid.
Artikel 10 Maatschappelijk - Gezondheidszorg
Deze bestemming ziet op het ziekenhuis Medisch Centrum Haaglanden – locatie Westeinde. Het areaal van het ziekenhuis beslaat een groot deel van het plangebied. Op het terrein staat oudbouw en grootschalige nieuwbouw: de toren van het ziekenhuis is een landmark in de wijde omgeving. Recent is aan de Lijnbaan nieuwbouw gerealiseerd dat door het psychomedisch centrum Parnassia in gebruik is genomen. Ook dit gebouw maakt deel uit van deze bestemming. De bouwregels zijn globaal: op de plankaart zijn de bouwvlakken aangeduid waarbinnen gebouwen mogen worden gerealiseerd tot een hoogte die ook op de plankaart is aangegeven. In de gebouwen is in de eerste plaats een ziekenhuis toegestaan, in de tweede plaats (andere) welzijnsvoorzieningen zoals de GGD. Van alle bijkomende activiteiten worden in het bijzonder genoemd: apotheek, kinderdagverblijf, horeca in de categorie I van de staat van horeca-inrichtingen, dienstverlening en parkeervoorzieningen. Aanvullend is bepaald dat horeca en dienstverlening uitsluitend mogen worden uitgeoefend ondergeschikt aan en ten dienste van het ziekenhuis.
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een ontvangsthal aan de oostzijde van het hoofdgebouw rechtstreeks mogelijk. Verder maakt het plan door middel van een wijzigingsbevoegdheid andere nieuwbouwontwikkelingen mogelijk die op het tijdstip waarop het ontwerp van dit plan ter inzage werd gelegd nog niet waren uitgewerkt: de realisatie van circa 10.000 m² bvo ten behoeve van het ziekenhuis, (andere) welzijnsvoorzieningen en maximaal 500 parkeerplaatsen op de locatie van de oudbouw en de parkeerplaats van het ziekenhuis (zie paragraaf 5.3.3.).
Artikel 11 Natuur
Het groen dat binnen de bestemming Natuur valt is onderdeel van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur en is daarom bijzonder beschermd. Het gaat om het groen langs de Westsingelgracht: een vlek tussen de Lijnbaan en de gracht en de strook langs de kade Bij de Westermolens. (Op de bomen en boomvakken in de bestemming Verkeer - 1 (in concreto: de Lijnbaan) is de bestemming Natuur overeenkomstig van toepassing.) Er zijn hier geen bouwwerken toegestaan en het gebied is dan ook vrijwel uitsluitend bestemd voor bevordering, ontwikkeling, behoud en/of herstel van de natuurlijke waarden die daar voorkomen.
Artikel 12 Tuin
In het plangebied ligt een aantal tuinen dat beschermingswaardig is: het Hofje van Nieuwkoop, 't Hooftshofje, de tuin van het Stadsklooster aan het Westeinde en de tuin van het Spaanse Hof. Er zijn hier geen aanbouwen en bijgebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen niet hoger zijn dan 2 m.
Artikel 13 Verkeer - 1
In het plangebied is alleen de Lijnbaan aangewezen als hoofdverkeersweg. Hoofdverkeerswegen zijn in de begripsbepalingen gedefinieerd als rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen. Naast rijbanen voor gemotoriseerd verkeer zijn bus- en trambanen en voet- en fietspaden, gescheiden van het gemotoriseerd verkeer, toegestaan. Onder de brug van de Lijnbaan over de Westsingelgracht is artikel 18 overeenkomstig van toepassing, op de boomvakken langs de Westsingelgracht artikel 11.
Artikel 14 Verkeer - 2
Deze bestemming ziet op de Jan Hendrikstraat, de Torenstraat en de Noordwal: de buurtontsluitingswegen. Dit zijn straten met doorgaande rijbanen voor (gemotoriseerd en niet-gemotoriseerd) verkeer die in hoofdzaak dienen voor de ontsluiting van wijken en buurten en het verkeer tussen deze wijken en buurten. Onder de bruggen bij het Koningin Emmaplein en bij de Torenstraat / Bilderdijkstraat is artikel 18 ook overeenkomstig van toepassing.
Artikel 15 Verkeer - 3
Met uitzondering van de gebieden waar autoverkeer niet is toegestaan, is de openbare ruimte die niet voor doorgaand verkeer is aangewezen bestemd voor verblijfs- en woonstraten. Verblijfs- en woonstraten bestaan uit rijbanen voor alle lokaal, gebiedsgebonden verkeer, ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. Bij de brug op het Koningin Emmaplein, aan de kade Bij de Westermolens, is een kiosk geplaatst. De kiosk is niet rechtstreeks bestemd of aangeduid, maar valt onder het overgangsrecht. Burgemeester en wethouders mogen ontheffing verlenen voor de bouw van een kiosk, al dan niet elders binnen de bestemming Verkeer - 3. Verder zijn de historische brug die de Noordwal met de Veenkade verbindt en de Zoutkeetbrug die de Prinsegracht met de 's-Gravenzandelaan verbindt, verblijfsstraten. Ook onder deze bruggen is artikel 18 overeenkomstig van toepassing.
Artikel 16 Verkeer - 4
De grotere delen van de openbare ruimte die in principe niet toegankelijk zijn voor autoverkeer, zijn bestemd als verblijfsgebied. Het gaat om aaneengesloten ruimtelijk samenhangende gebieden waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, dat wil zeggen bestemd voor het verblijf van voetgangers (en fietsers). Het gaat om het hofje van de Z.B.H.-hoven, de playground aan de Sirtemastraat en het pleintje aan de Korte Vleerstraat. Omdat de gronden die voor verblijfsgebied zijn bestemd, ook – zij het in beperkte mate – voor parkeerplaatsen mogen worden gebruikt, is op de (toegangs)wegen ernaartoe vanzelfsprekend wel autoverkeer toegestaan. In hoofdzaak zijn de verblijfsgebieden bestemd voor recreatief verblijf, speelvoorzieningen et cetera.
Artikel 17 Verkeer - 5
Deze bestemming ziet op de monumentale parkeergarage aan de Torenstraat: de Torengarage. Aangrenzend aan de garage was kantoorruimte voorzien; deze ruimte is als zodanig nog in gebruik. Onder de garage voorzag het gebouw in ruimte voor een werkplaats en – in de uitbouw aan de Geest – in een showroom. In de showroom is nu een restaurant gevestigd, elders op de beganegrondlaag detailhandel en andere horeca. De bescherming van de monumentale en cultuurhistorische waarden van de Torengarage is gewaarborgd door de aanwijzing als rijksmonument. Op de begane grond van de garage zijn horeca en detailhandel toegestaan, de ruimte voor dienstverlening is beperkt tot de ruimte die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan hiervoor al in gebruik was.
Artikel 18 Water
De Westsingelgracht en de Noordwestsingelgracht zijn in de bestemming Water opgenomen. Deze bestemming is ook van toepassing op het water dat onder de bruggen in de voorgaande bestemmingen stroomt. Gebouwen zijn niet toegestaan; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn alleen toegestaan voor zover ze bij de bestemming horen (kade, kunstwerken en bruggen voor fietsers en voetgangers) maar zijn niet in hoogte begrensd.
Artikel 19 Wonen
Alle gronden in het plangebied waarop uitsluitend wordt gewoond, zijn bestemd voor Wonen. In deze bestemming zijn daarom alle woningtypen vervat die in het plangebied voorkomen. Ruwweg komen voor: flatwoningen en maisonnettewoningen in het westelijk deel van het plangebied; portiekwoningen, hoek- en tussenwoningen in het oostelijk deel en boven- en benedenwoningen in de historische bouw in het zuidelijk deel van het plangebied. De bebouwingsregeling is dezelfde als die voor de verschillende gemengde bestemmingen (artikel 4 tot en met 6).
Het plan staat op bepaalde percelen door middel van een aanduiding (ambachtelijke) bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoor en welzijnsvoorziening toe. Het gaat om gebruik op de begane grond dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan als zodanig bestond. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'atelier' is ook op de verdiepingen bedrijvigheid (atelier, foto(ontwikkel)studio) toegestaan. In tegenstelling tot een garagebedrijf (zie hierna) mag dit afwijkend gebruik worden veranderd in een gebruik als woning waarna het eventueel opnieuw voor het oude gebruik mag worden aangewend.
Garagebedrijven met een vergunning op grond van de LMV-Reca zijn nader aangeduid. AIs een perceel als zodanig is aangeduid, dan mag er uitsluitend, en alleen op de begane grond, een garagebedrijf worden gevoerd. Dit gebruik mag evenals bij andere aanduidingen worden veranderd in een gebruik als woning maar ook in een gebruik voor bedrijfsactiviteiten die behoren tot categorie A uit de Staat vanbedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan. In tegenstelling tot ander afwijkend gebruik mag het gebruik voor een garagebedrijf niet opnieuw aanvangen als het eenmaal is beëindigd.
6.3.2 Dubbelbestemmingen
Artikel 20 Waarde - Archeologie
Op de plankaart zijn de grenzen van het archeologisch waardevol gebied aangeduid (zie paragraaf 2.2.5). Gronden die tegelijk zijn aangewezen voor, bijvoorbeeld, Wonen en Waarde - Archeologie, zijn bestemd voor wonen én het behoud van archeologische waarden. Als men binnen dit gebied de grond wil roeren en men daarbij mogelijk het terrein verstoort, bijvoorbeeld door de aanleg van een fundering, is een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders nodig: een aanlegvergunning. Deze dubbelbestemming stelt voorwaarden aan de verlening ervan.
Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie
De juridisch-planologische bescherming van de beschermde stadsgezichten - het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum en het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Zeeheldenkwartier dat voor een klein deel binnen het plangebied valt (zie paragraaf 2.2.3) - vindt plaats langs twee wegen. In de eerste plaats worden de goot- en nokhoogte bij de karakteristieke bebouwing zo nauwgezet mogelijk per pand aangegeven, om de verscheidenheid in goot- en nokhoogte te waarborgen. Indien tussen aangrenzende panden een hoogteverschil kleiner dan 1 m bestaat, is voor het maximum gekozen; bij grotere hoogteverschillen zijn de goot- en nokhoogte per pand aangeduid.
In de tweede plaats zijn de beschermd stadsgezichten zelf op de plankaart aangeduid. Op de gronden die als zodanig zijn aangeduid is de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie van toepassing. Centraal staat de regel dat slechts mag worden gebouwd met inachtneming van de cultuurhistorische waarden. Deze waarden worden beschreven in bijlagen bij de regels: de toelichting op de aanwijzing van een deel van het plangebied tot Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum en de bijbehorende historisch-ruimtelijke waarderingskaart respectievelijk de toelichting op de aanwijzing van het Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Zeeheldenkwartier. Als de algemene bouwregels of bouwregels in andere bestemmingen een bebouwing toestaan die in strijd is met de cultuurhistorische waarden die een van beide aanwijzingen beschrijven, moeten de cultuurhistorische waarden in acht worden genomen en geven deze de doorslag. Alleen indien de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden onrevenredig worden beperkt én indien in zo'n geval de welstands- en monumentencommssie is geraadpleegd, kan daarop een uitzondering worden gemaakt.
Tenslotte kent de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie een aanlegvergunningplicht: pleisteren, verven en dergelijke van gevels en muren binnen een beschermd stadsgezicht is gebonden aan een aanlegvergunning. Dit mag alleen als het geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden die in de bijlagen worden beschreven.
6.4 Algemene Regels
Artikel 23 Algemene bouwregels
De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. Waar in de bestemmingsregels is bepaald dat gebouwen alleen zijn toegestaan binnen een bouwvlak dat volledig mag worden bebouwd, bepalen de algemene bouwregels in de eerste plaats dat bouwen sowieso alleen binnen een bestemmingsvlak c.q. bouwvlak mag plaatsvinden. Vervolgens worden uitzonderingen gemaakt voor:
- bordessen, bijvoorbeeld aan de Prinsegracht;
- stoepen, ventilatiekanalen en soortgelijke bouwdelen tot 0,20 m;
- gevel- en kroonlijsten en soortgelijke bouwdelen tot 1,20 m, mits deze zich op minimaal 2,40 m of boven een rijstrook op minimaal 4,20 m hoogte bevinden.
Vervolgens is bepaald dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak en dat de ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan. Burgemeester en wethouders kunnen daarvan wel ontheffing verlenen (zie artikel 25). De algemene bouwregels beperken de hoogte van erfafscheidingen aan de voorzijde van gebouwen tot 1 m en sluiten de plaatsing van antennes en dergelijke uit op monumenten en in een beschermd stadsgezicht. Ook hiervan kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.
Verder is in het plangebied de bouw van bouwwerken voor afvalinzameling, verkeersregeling, straatmeubilair en kleine nutsgebouwtjes (tot 3 m hoog en met een maximale brutovloeroppervlakte van 15 m²) algemeen toegestaan. Indien een groter nutsgebouw is vereist, dan voorziet dit plan in een binnenplanse ontheffing tot een bouwhoogte van 5 m en een maximale bruotvloeroppervlakte van 30 m² (zie artikel 25).
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is het algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de voorschriften van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld alsook het gebruik voor prostitutie, als prostitutie-inrichting, seksclub of garagebedrijf: functies die voorheen in de LMV-Reca werden verboden of althans gereguleerd (zie paragraaf 1.4.5). Het algemeen gebruiksverbod is niet van toepassing als in de regels anders is bepaald. Zo is een garagebedrijf (zie artikel 3 en 19) wel toegestaan op de percelen die als zodanig zijn aangeduid.
Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is ook het voeren en/of uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. Een woning is in artikel 1 gedefinieerd als 'een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis'. Voorwaarde is dat de werkfuncties niet leiden tot onevenredige (milieu)hinder voor de omgeving en dat zij kleinschalig van aard en omvang blijven. De woonfunctie moet als primaire functie worden gehandhaafd. In de algemene gebruiksregels is daarom een regeling vervat voor het voeren en/of uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:
- a. De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn. Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.
- b. De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning. Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.
- c. De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen. Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in specifiek woongebied, buiten de gebieden waar in een gemengd milieu, niet passend wordt geacht.
- d. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken. Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.
- e. De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 30% van de bebouwde oppervlakte mag bedragen. Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.
Artikel 25 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van een aantal algemene bouwregels: erkers, balkons en dergelijke; geringe afwijkingen in bestemmingsgrenzen tot 3 m; plaatsen van installaties voor mobiele communicatie op monumenten of in een beschermd stadsgezicht; beneden peil gelegen ruimtes (in één laag) buiten bouwvlakken; nutsgebouwen; glas-, papier- en kledingcontainers; kunst- en reclameobjecten.
Andere ontheffingsbevoegdheden met betrekking tot bouwen hebben burgemeester en wethouders onder meer ten behoeve van speeltoestellen, bouwwerken geen gebouwen zijnde (gedenktekens, geluidwerende voorzieningen en dergelijke), geringe afwijkingen in de maatvoering (tot 10%) en geringe afwijkingen (tot 3 m) van het profiel van de straat en de vorm van bouwvlakken.
Een belangrijk element van dit artikel is de ontheffing van het algemeen gebruiksverbod: burgemeester en wethouders verlenen ontheffing, indien strikte toepassing van deze verbodsregel leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de ontheffing niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen in de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten maar die daarmee wel – naar aard en omvang van de milieuhinder – kunnen worden gelijkgesteld. Een soortgelijke regeling geldt voor horeca-inrichtingen.
Tot slot zijn de randvoorwaarden bepaald waaraan alle ontheffingen moeten voldoen: de ontheffing moet stedenbouwkundig verantwoord zijn, de cultuurhistorische waarden van een beschermd stadsgezicht mogen niet onevenredig worden geschaad, de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van andere gronden dan die waarop de ontheffing betrekking heeft mogen niet evenredig worden geschaad en de ontheffing mag op diezelfde gronden niet leiden tot een situatie die strijdig is met de regels van dit plan.
Artikel 26 Algemene procedureregels
In het eerste lid van dit artikel is de procedure beschreven die burgemeester en wethouders moeten volgen bij verlening van een ontheffing. In het tweede lid is de procedure beschreven die bij een wijziging moet worden gevolgd.
6.5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Het overgangsrecht heeft als doel de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden, dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Artikel 28 Slotregel
De slotregel bevat de formele titel waaronder dit bestemmingsplan kan worden geciteerd ('Regels van het bestemmingsplan Westeinde e.o.) alsmede de vaststellingsregel.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bestemmingsplan Westeinde e.o. is primair een conserverend bestemmingsplan. Voor deze beheergebied is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk omdat op deze gronden geen bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplannen, zoals omschreven in artikel 6.2.1 Bro, zijn voorgenomen.
Bestemmingsplan Westeinde e.o. telt twee wijzigingsgebieden. Voor deze locaties zal op het moment van wijzigen de economische uitvoerbaarheid en eventuele noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan worden bekeken. Op het moment dat burgemeester en wethouders voor zo'n gebied een wijzigingsplan vaststellen, moeten zij tevens een exploitatieplan vaststellen dan wel moeten zij zich van kostenverhaal verzekerd weten.
Voor de ontwikkeling van 22 appartementen met bijbehorende parkeervoorzieningen op de hoek van de Korte en Lange Lombardstraat is op 19 juli 2007 een aanvraag om reguliere bouwvergunning ingediend bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling, directie Bouwen, Toezicht en Dienstverlening.
Omdat deze aanvraag om bouwvergunning voor het van kracht worden van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is ingediend, geldt voor deze ontwikkeling de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
De ontwikkeling is particulier initiatief, wat inhoudt dat er voor de gemeente geen financiële consequenties aan de uitvoering van deze ontwikkeling zijn verbonden. De planontwikkeling is geheel voor rekening en risico van de betreffende particuliere ontwikkelaar. Een verdere uiteenzetting van de financiële aspecten van deze ontwikkeling kan daarom in dit kader achterwege blijven.
Voor de ontwikkeling van 16 appartementen en gemengde functies op de begane grond aan de Lange Lombardstraat wordt een anterieure overeenkomst getekend waarmee het kostenverhaal van deze grondexploitatie verzekerd is.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Besluit Ruimtelijke Ordening
Het voorontwerp-bestemmingsplan is op 18 juli 2008 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening aan de volgende instanties toegezonden:
- 3. Provincie Zuid-Holland
- 4. Politie Haaglanden
- 5. Brandweer Den Haag
- 6. VROM Inspectie Regio Zuid-West
- 7. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
- 8. Hoogheemraadschap van Delfland
- 9. Duinwaterbedrijf Zuid Holland
- 10. HTM Infra
- 11. Het bestuur van de Fietsersbond enfb, Afdeling Den Haag
- 12. Kamer van Koophandel Haaglanden
- 13. Koninklijk Horeca Nederland, Afdeling Den Haag
- 14. Stad en Milieu Haags Milieucentrum
- 15. Haags Monumentenplatform
- 16. Stichting Vrienden van Den Haag
- 17. Stedin B.V.
- 18. Tennet BV
- 19. N.V. Nederlandse Gasunie
- 20. Stichting BOOG
- 21. Het bestuur van de Stichting Werkwinkel Kortenbos
- 22. Het bestuur van de Stichting Het Oude Centrum
- 23. Het bestuur van de Stichting Bewonersorganisatie 'Buurt-Zaam'
- 24. Medisch Centrum Haaglanden
Van de onder 1, 3, 4, 6, 13, 15, 17 en 19 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Van de onder 16 genoemde instantie zijn geen eigendommen van hun bedrijf aanwezig. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.
1. Provincie Zuid-Holland
Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot het geven van de volgende reactie. Het provinciale beoordelingskader is per 1 juli 2008 vormgegeven in interim- beleid, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. Het plan is op een enkel punt niet conform dit beleid.
Geluidhinder
In artikel 1 van de Regels worden op enkele plaatsen verwezen naar inmiddels vervallen regelgeving ex Wet geluidhinder. Verzocht wordt te verwijzen naar de regelgeving van de nieuwe Wet geluidhinder. Verder verzoek ik u het geluidonderzoek en - indien nodig - het besluit over de hogere grenswaarden aan het plan toe te voegen.
Overgangsrecht toepassing artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
Op 26 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten u ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een brief gestuurd waarin nader is ingegaan op de rol van de provincie onder de nieuwe wet. Daarin is ook aangegeven dat u, gelet op het overgangsrecht, voor verzoeken om vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud) die bij u zijn ingediend voor 1 juli 2008 nog gebruik kunt maken van de mogelijkheden voor toepassing van artikel 19 lid 2 WRO (oud) die GS bij hun besluit van 9 oktober 2007 daartoe hebben geboden. Met het oog daarop bericht ik u dat u, indien u over dergelijke verzoeken beschikt, vrijstelling kunt verlenen voor de planonderdelen waarover geen opmerkingen zijn gemaakt, voor zover die onderdelen ook de instemming hebben van de Inspecteur voor de Ruimtelijke Ordening.
Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.
Reactie
De vooroverlegreactie over het overgangsrecht met betrekking tot de toepassing van artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt voor kennisgeving aangenomen. In paragraaf 4.6 is de tekst met betrekking tot de Wet geluidhinder op basis van de meest actuele wet- en regelgeving geactualiseerd. In dezelfde paragraaf worden de resultaten van akoestisch onderzoek beschreven. Het rapport van dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
3. Brandweer Den Haag
Op 21 juli 2008 ontving ik ter advisering van u het voorontwerp-bestemmingsplan Westeinde e.o.. In reactie hierop bericht ik u dat de brandweer Den Haag het ontwerpplan op een aantal veiligheidsrelevanties heeft gescand.
In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn binnen c.q. in de directe nabijheid van het plangebied geen risicobronnen gevonden op het gebied van:
- externe veiligheidsrelevante inrichtingen met betrekking tot kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten;
- intensief meervoudig ruimte gebruik;
- transportroutes gevaarlijke stoffen (inclusief transport door buisleidingen)
- bereikbaarheid/bestrijdbaarheid (bluswatervoorziening)
Het voorontwerp-bestemmingsplan Westeinde e.o. is ook bekeken door de collega's van de Hulpverleningsregio Haaglanden op het gebied van externe veiligheid.
Aangezien het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen en/of externe veiligheidsinrichtingen ontvangt u hierover geen aparte brief.
Gelet op de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid zal er getoetst moeten worden aan het programma van eisen inrichting openbare ruimte (Handboek openbare ruimte).
Reactie
Voor kennisgeving aangenomen
4. VROM Inspectie Regio Zuid-West
Over uw verzoek om advies ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het bestemmingsplan Westeinde e.o. bericht ik u het volgende.
Naar aanleiding van de decentrale sturingsfilosofie van de Nota Ruimte heeft het kabinet besloten om zoveel mogelijk tot één rijksreactie te komen ten aanzien van de beoordeling van ruimtelijke plannen. Besloten is de VROM-Inspectie met betrekking tot de advisering van gemeentelijke plannen een coördinerende rol te laten vervullen. Deze werkwijze houdt in dat de VROM-Inspectie voortaan de reacties van alle betrokken rijksdiensten in één gecoördineerde rijksreactie zal verwoorden. In dat kader meld ik u dat uw verzoek om advies mij aanleiding geeft om de volgende opmerking te maken.
Luchtkwaliteit
Het luchtonderzoek in paragraaf 4.6 is pm gesteld. Ik ga ervan uit dat de resultaten van dit onderzoek zullen worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan en zal dit onderdeel van het plan dan beoordelen.
Indien u over dit advies vragen heeft, kunt u met de VROM-Inspectie contact opnemen. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Reactie
In paragraaf 4.5 is de tekst met betrekking tot luchtkwaliteit op basis van de meest actuele wet- en regelgeving geactualiseerd. In dezelfde paragraaf worden de resultaten van luchtkwaliteitonderzoek beschreven. Het rapport van dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
6. Hoogheemraadschap van Delfland
In het kader van artikel 3.1.1 Bro heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp bestemmingsplan Westeinde e.o. in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland in een reactie kenbaar te maken of met het bestemmingsplan kan worden ingestemd.
Niet instemmen
Wij kunnen niet instemmen met de waterparagraaf. In het plan is onvoldoende invulling gegeven aan het beleid van Delfland zoals vermeld in de handreiking watertoets 2007. Het betreft het thema 'Veiligheid en waterkeringen'. Daarnaast hebben wij nog een opmerking ten aanzien van het thema 'Waterkwaliteiten en ecologie'.
Veiligheid en waterkeringen
In het voorontwerp bestemmingsplan is aangegeven dat Bij de Westermolens en de Noordwal boezemkaden zijn. Op grond van onze legger zijn hier geen boezemkaden aanwezig en hoeven daarom dan ook niet bestemd te worden als waterkering.
Waterkwaliteit en ecologie
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) verplicht alle lidstaten van de Europese Unie maatregelen te nemen die de waterkwaliteit verbeteren. De Kaderrichtlijn schrijft voor dat de stroomgebieden worden ingedeeld in waterlichamen.
Het Laakkanaal is onderdeel van een waterlichaam. Wanneer langs een waterlichaam bouwplannen worden ontwikkeld, moet rekening gehouden worden met de eisen die worden gesteld aan dit waterlichaam. Dit kan mogelijk betekenen dat de aangrenzende percelen een andere bestemming, namelijk water (voor de aanleg van een natuurvriendelijke oever) moet krijgen. Wij verzoeken u de realisatie van een natuurvriendelijk inrichting van de oever op grond van het bestemmingsplan ruimtelijk mogelijk te maken en dit onder de bestemming water als sub-bestemming op te nemen.
In de 'Inspiratiebundel voor de Kaderrichtlijn Water' zijn voor verschillende situatie mogelijke aanpassingen geschetst. Aanpassingen die passen in de nieuwe waterkwaliteitsopgave. Een exemplaar van deze bundel is bij deze brief gevoegd.”
Reactie
De aanduiding en bestemming van de waterkering zijn van de plankaart en uit de regels van het plan verwijderd. Voor zover met het Laakkanaal de Westsingelgracht en de Noordwestsingelgracht worden bedoeld, zijn binnen de bestemming Verkeer -1 en Verkeer-2 groenvoorzieningen toegestaan. De bomen en bomenrijen in Bij de Westermolens en het plantsoen langs de Lijnbaan zijn als Natuur bestemd. In de toelichting is aan de waterparagraaf het beleid uit de EU Kaderrichtlijn Water toegevoegd.
13. Haags Monumentenplatform
Veel gemeenten in Nederland zijn ver achter geraakt met het opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen. Dit heeft geleid tot een gevestigde praktijk van artikel 19 procedures, waarbij nieuwbouwplannen worden ontwikkeld en vergund zonder dat deze nog hun inbedding hebben in een samenhangend bestemmingsplan. Een van de redenen van de Haagse achterstand is dat de status van beschermd stadsgezicht voor een groot aantal wijken nog niet is vastgelegd in adequate beschermende bestemmingsplannen, zoals de Monumentenwet die voorschrijft. Omdat dit een landelijk probleem is, is per 1 juli jl. de Wet op de Ruimtelijke Ordening gewijzigd. Deze wetwijziging is aanleiding voor een nieuwe systematiek, waardoor bestemmingsplannen voor de opstellers eenvoudiger te beheren en aan te passen zijn, maar ook eenvoudiger zijn te raadplegen voor de burgers.
Aanleiding voor deze brief is het nieuwe voorontwerp-bestemmingsplan voor het rijksbeschermd stadsgezicht Westeinde-Kortenbos dat door het College is gefiatteerd en tot 8 oktober aanstaande ter visie ligt. Omdat in de jaren tachtig en negentig veel buurten en wijken in Den Haag tot beschermd stadsgezicht zijn aangewezen, kijkt het Haags Monumentenplatform met intense belangstelling uit naar het moment en de wijze waarop dit in bestemmingsplannen verzilverd gaat worden. In het Haags Monumentenplatform zijn alle particuliere organisaties, met het behoud van de monumentale waarde en de leefbaarheid van Den Haag in hun vaandel, vertegenwoordigd.
Uit opzet en inhoud van het voorontwerp-bestemmingsplan Westeinde e.o. komt een beeld boven dat het Haags Monumentenplatform grote zorgen baart. Deze zorg, die wordt gedeeld door de Wijkvereniging Kortenbos en de Vereniging Bewoond Bewaard, wil het platform gaarne onder uw aandacht brengen. Het doel van een beschermd stadsgezicht (de naam zegt het al) is een waardevol geacht stadsbeeld te beschermen en min of meer te conserveren. De kwintessens van onze zorg is dat het voorontwerp-bestemmingsplan toegesneden lijkt op het ontwikkelen van het gebied; de regels zijn niet toegesneden op bescherming van dit specifieke stadsgezicht en dreigen de bescherming zelfs op termijn teniet te doen. Dat doet in combinatie met de vele aangehaalde beleidsnota's en met de B&W-wijzigingsbevoegdheid het ergste vrezen. Het Haags Monumentenplatform ziet in dit voorontwerp-bestemmingsplan dringende redenen om alarm te slaan. Hieronder wordt de kwintessens van onze zorg uitgewerkt en met voorbeelden gestaafd.
Een adequaat bestemmingsplan voorziet in een karakterisering van het beschermd stadsgezicht zodanig dat ensembles van straten, huizen en binnenterreinen door middel van bouwregels en voorschriften worden beschermd. Het voorontwerp-bestemmingsplan voorziet wel in een historische gebiedsbeschrijving, benoemt echter niet de karakteristieken en bindt deze niet aan concrete bouwregels.
Sterker nog, de plankaart en de bouwregels stimuleren een onvoorstelbare eenvormigheid die dit gebied juist niet kent. Voor grote aaneengesloten huizenreeksen worden één maximale goothoogte en één maximale bouwhoogte voorgeschreven. Dit betekent dat de karakteristiek van schouder aan schouder staande panden van verschillende schaal en status op termijn zou kunnen verdwijnen. Teneinde de karakteristiek van verspringende gevellijsten en empire ramen vast te houden, dienen gevelwanden geïnventariseerd en vastgelegd te worden; dit is niet gebeurd. Voor een kapverdieping of kap wordt een verdieping met tenminste twee schuine dakvlakken voorgeschreven. Dat betekent dat op termijn alle karakteristieke schildkappen dreigen te worden vervangen door 'cake-jes': een schoenendoos met aan voor- en achterzijde een schuin stukje met dakkapel. Dat is een uniform woningtype dat in de 19e eeuwse uitleggebieden van Amsterdam te vinden is, maar niet in dit beschermde stadsgebied. Hier merk je direct dat een kappen-kaart, zoals die bij oude bestemmingsplannen was opgenomen, node wordt gemist om deze karakteristieke schildkappen vast te leggen en in bouwregels te verankeren. Daarnaast blijken de hoogtes van zowel de hoofdbebouwing als bijgebouwen en uitbouwen die op de plankaart zijn aangegeven, in het geheel niet in overeenstemming met de bestaande situatie. In de meeste gevallen betekent dit dat de hoofdbebouwing twee verdiepingen hoger is aangegeven dan nu het geval is. De stedenbouwkundige consequenties hiervan voor straatprofielen en tuinen zijn niet in kaart gebracht, doch laten zich raden.
De bouwregels kennen door middel van vrijstellingen een grote vrijheid toe aan het goeddunken van burgemeester en wethouders. Dit kan betekenen dat de stake-holders in het gebied (bewoners, bedrijven, winkels, eigenaren en overheid) het bestemmingsplan niet gaan gebruiken om onderling vergaande afspraken te maken om het huidige gebruik veilig te stellen en onderhoudsinspanningen en investeringen te stimuleren. Het gebied kan hierdoor afglijden tot een gebied waar mensen kort wonen, ophouden te investeren en waar het specifieke lokale karakter en de specifieke lokale economie op termijn zullen verdwijnen. Juist het buurt-karakter, waar wonen, bedrijvigheid en culturele voorzieningen zo mooi gemengd zijn, verdient krachtige ondersteuning.
Als beleidskader van het voorontwerp-bestemmingsplan is een uitputtende lijst opgenomen van vigerende beleidsnota's op vele terreinen. Veel van deze nota's lijken voor het plangebied van weinig of geen toegevoegde waarde; een poging om deze nota's te extrapoleren naar concreet ruimtelijk beleid in dit gebied ontbreekt veelal. Doordat al deze nota's uitgebreid zijn toegelicht en opgenomen, bestaat het gevaar dat er na vaststelling van het bestemmingsplan altijd een 'vrijstellings-alibi' is te vinden onder verwijzing naar één of meer van deze vele beleidsnota's. De bestemmingsplannen moeten periodiek worden geactualiseerd. Dit betekent dat ook het beleidskader steeds opnieuw tegen het licht moet worden gehouden. Een paragraaf in het concept-bestemmingsplan waarin deze notie wordt vastgelegd, zou een uitstekend handvat vormen om alle betrokken partijen bij de les te houden. Deze kans wordt helaas niet benut.
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze wet vervangt de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Onder deze wet zijn gemeenten verplicht iedere tien jaar voor het gehele gemeentelijke grondgebied één of meerdere bestemmingsplannen vast te stellen. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan wordt ook het beleidskader opnieuw tegen het licht gehouden.
Enige voorbeelden:
De Haagse Woonvisie 2020 uit 2004 wordt karikaturaal neergezet en rechtlijnig vertaald in wat er in deze wijk zou moeten gebeuren. De functiemenging in het gebied is exact bekend, maar een deel ervan wordt op onduidelijke gronden 'wegbestemd'. Een inventarisatie van het aantal huizen en het aantal banen in het gebied ontbreekt. Hoewel het stadsbestuur over alle gegevens beschikt m.b.t. woninggrootte, woningbezetting, etniciteit, autobezit, scholing en inkomen wordt een rampzalig algemeen beeld geschetst, waaruit de aanbeveling rolt dat huizen gesplitst moeten worden en starters louter op appartementen zijn aangewezen. De statistische gegevens die in het bestemmingsplan zijn opgenomen, geven echter eerder aanleiding om de ontwikkelingen in het gebied te consolideren in plaats van om te buigen. Het splitsen van een huis in appartementen is beleid dat juist een verdubbeling van de parkeerbehoefte vraagt. Het gebied kan daarin helemaal niet voorzien. De specifieke kwaliteit van de woningvoorraad in dit gebied -de mooie huizen- en de potenties daarvan voor de markt (eveneens onderdeel van de woonvisie) blijft helaas buiten beeld.
Het parkeren in het gebied is niet gekwantificeerd opgenomen, waardoor het een onzekere factor is geworden in de toekomstige woon- en verblijfskwaliteit van het gebied. Er is toch bij de gemeente exact bekend hoeveel parkeerplaatsen op de openbare straat en in stallingsgarages aanwezig zijn en hoeveel parkeervergunningen er zijn uitgegeven aan bewoners en bedrijven in het gebied én aan bewoners en bedrijven in de Haagse binnenstad die ook hier parkeren. Door een betere inventarisatie van de problemen in het gebied (parkeeroverlast door het parkeerregime, het parkeren op pleintjes die in het bestemmingsplan als autovrije groene ruimte worden geteld, overlast van horecabezoekers enzovoorts) kunnen concrete ruimtelijke maatregelen als oplossingsrichting worden geformuleerd. Dit is helaas niet gebeurd.
Regels voor de luchtkwaliteit mede in relatie tot het oneigenlijke doorgaande verkeer dat de gemeente wil blijven faciliteren op het Westeinde, zijn niet opgenomen.
De Structuurvisie blijkt voor te schrijven dat langs een netwerk van doorgaande wegen in de stad 'tenminste in vijf lagen gebouwd moet worden'. Door deze absolute interpretatie van de kaart en van de bebouwingskarakteristiek van de jaarringen om onze stad ontstaat een hoogst ongewenste vergroving. Zorgvuldiger zou het zijn van gebied tot gebied naar een geëigende nuance te zoeken.
In het recente verleden heeft de gemeente, al dan niet in strijd met de vigerende RO procedures, uitbreiding van MCH Westeinde gefaciliteerd. Al meer dan tien jaar wordt om een masterplan voor dit gebied gevraagd, waarin ook dit voorontwerp-bestemmingsplan niet voorziet. Het voorontwerp-bestemmingsplan kondigt nu al de bouw van 10.000 m extra aan, maar de plankaart geeft niet aan in welk volume dat waar zal gaan landen. De relatie tot het Hofje van Nieuwkoop - volgend jaar 350 jaar oud - lijkt volstrekt veronachtzaamd.
De paragraaf over duurzaam bouwen parafraseert de hoofdlijnen van beleid waar het energiemaatregelen en efficiency bij sloop en nieuwbouw betreft. Duurzaam bouwen in beschermd stadsgezicht begint echter met een Stop-op-Sloop, omdat bijzondere waarden in de buurt duurzaam zijn gebleken en geconsolideerd moeten worden. Hier laat dit voorontwerp-bestemmingsplan een essentiële steek vallen.
Het voorontwerp-bestemmingsplan is niet aangegrepen om het beschermd stadsgezicht te expliciteren naar een welstandskader dat initiatiefnemers aanstuurt en gemeentelijke adviseurs in staat stelt initiatieven te toetsen. Hier wordt de belangrijke kans gemist hierover vooraf expliciet te zijn, zoals de Woningwet en de Welstandsverordening Den Haag dat formuleren. Zoals hierboven aangegeven, dreigen de bouwregels tot een wezensvreemde karakteristiek (uniforme kappen -'cake'jes- in uniforme hoogte) te leiden, gepaard aan een even wezensvreemde differentiatie (woningsplitsing), waardoor de waarde van het beschermd stadsgezicht vanwege de Welstand niet zonder meer geborgd zal zijn.
Tenslotte, een bouwplan aan de Sumatrastraat was aanleiding voor de gemeenteraad een besluit te nemen dat DSO/Monumentenzorg een duidelijker toetsingskader moet leveren voor bouwplannen in Rijksbeschermde Stadsgezichten. Dit heeft onder meer een systematiek van ordekaarten opgeleverd waarin voor diverse gebieden 'pilots' zijn gemaakt. Dit besluit zien we in dit voorontwerp-bestemmingsplan in het geheel niet terug.
Alles overziend lijkt met dit voorontwerp-bestemmingsplan de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht van dit deel van het Haagse centrum en mutatis mutandis alle overige beschermde stadsgezichten in Den Haag zo goed als herroepen. Het Haags Monumentenplatform doet daarom het dringende beroep op u dit voorontwerp- bestemmingsplan af te wijzen.”
Reactie
Het bestemmingsplan is primair niet gericht op ontwikkeling van het gebied maar op beheer, zonder dat sprake is van bevriezing van de bestaande situatie. Binnen de grenzen van het rijks- en gemeentelijk beschermd stadsgezicht zal het bouwen echter moeten plaatsvinden met behoud van de aanwezige cultuur- en architectuurhistorische waarden. Om tegemoet te komen aan de opmerkingen van het Haags Monumentenplatform, de Stichting Werkwinkel Kortenbos en mevrouw M. Bosse en de heer P. Drijver (zie paragraaf 8.2.1) zijn in de eerste plaats de toelichting en de regels die betrekking hebben op de beschermde stadsgezichten gewijzigd. De gebieden binnen het rijks- en gemeentelijk beschermd stadsgezicht zijn primair bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van een beschermd stadsgezicht, zoals voor wat betreft het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum beschreven in de toelichting op het aanwijzingsbesluit en de cultuurhistorische waarderingskaart behorende bij het aanwijzingsbesluit en zoals voor wat betreft het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Zeeheldenkwartier beschreven in de toelichting op het desbetreffend aanwijzingsbesluit. Beide toelichtingen en de cultuurhistorische waardekaart maken deel uit van de regels en zijn daarmee juridisch bindend. De toelichting op het aanwijzingsbesluit van het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum benoemt ook de karakteristiek van de bebouwing, zoals kapvormen en gevelopbouw. Bij bouwinitiatieven moet een bouwplan voldoen aan deze waarden. In de tweede plaats zijn in het rijksbeschermd stadsgezicht de maximale goot- en nokhoogten meer gedifferentieerd en zijn foutieve hoogteaanduidingen verbeterd. Ten slotte zijn cultuurhistorisch waardevolle tuinen bestemd als Tuin. Er geldt voor deze bestemming een beperkte bebouwingsregeling: er zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een hoogte van 2 m.
Voor de wijziging van een beschermd monument is een monumentenvergunning verplicht. Toetsing van een bouwvergunning aan het bovenstaande laat onverlet dat een bouwplan voor een beschermd monument moet worden getoetst aan de beschrijving in de aanwijzing tot beschermd monument. Een aanvraag om bouwvergunning wordt niet alleen aan de regels van het bestemmingsplan getoetst maar ook aan redelijke eisen van welstand, vervat in de Welstandsnota.
Met betrekking tot sloop van gebouwen in een beschermd stadsgezicht moet behalve met dit bestemmingsplan ook rekening worden gehouden met de wetgeving die in hoofdstuk vier van de Monumentenwet 1988 is opgenomen. Artikel 37 van deze wet bepaalt in lid 1 dat het in beschermde stads- of dorpsgezichten verboden is een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders. Voor de bouwwerken die deel uitmaken van een beschermd stadsgezicht is het onwaarschijnlijk dat burgemeester en wethouders een vergunning voor het geheel of gedeeltelijk afbreken van het bouwwerk zullen verlenen. Gezien de wetgeving in de Monumentenwet 1988 is het niet noodzakelijk in dit bestemmingsplan regels omtrent sloop op te nemen.
De ontheffingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders zijn gebonden aan randvoorwaarden (zie artikel 25.4). Een belangrijke voorwaarde is dat de cultuurhistorische waarden van een beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 21 niet onevenredig mogen worden geschaad.
Uit de Haagse Woonvisie 2020 en uit het beleid voor de kansenzone Centrum dat de Structuurvisie Den Haag 2020 uiteenzet vloeit een verdichtingsopgave voort en de uitbreiding en versterking van de centrumstedelijke woonmilieus. Deze krijgen vooral vorm door de bouw van appartementen. Met dit type woningen wil de gemeente belangrijke doelgroepen bedienen. Wat betreft de splitsing van woningen worden in dit plan geen aanbevelingen gedaan maar wordt er verwezen naar het algemene splitsingsbeleid van de gemeente.
Met betrekking tot parkeren in het plangebied wordt opgemerkt dat met dit beheersbestemmingsplan geen parkeerregeling kan worden getroffen. Het plan staan binnen de verschillende verkeersbestemmingen parkeervoorzieningen en -plaatsen toe en sluit deze in de bestemming Groen uit. Waar het plan of een wijzigingsbevoegdheid in het plan, een nieuwe ontwikkeling toestaat is parkeren op eigen terrein voorgeschreven.
Het Westeinde is als verblijfs- en woonstraat bestemd, dat wil zeggen niet voor doorgaand verkeer. Er is ter plaatse sprake van het vastleggen van de bestaande situatie, zodat de Wet milieuhinder hier geen ruimte biedt voor regels ten aanzien van luchtkwaliteit. Wel is met betrekking tot de bijdrage van nieuwe ontwikkelingen aan luchtverontreiniging een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd.
De doorgaande wegen en/of groen in het plangebied, waarlangs de bebouwing tot vijf lagen mag worden opgehoogd, zijn de Lijnbaan en de kade Bij de Westermolens, beiden aan de rand van het plangebied. Hier zijn de meeste gebouwen al vijf lagen of hoger. Drie woongebouwen mogen met een extra bouwlaag worden opgehoogd. Hierom en vanwege de ligging aan de rand van het gebied, langs doorgaande wegen, is geen sprake van (stedenbouwkundige) vergroving.
De uitbreiding van het MCH Westeinde is niet eerder mogelijk dan na wijziging van het bestemmingsplan. De voorbereiding van een wijzigingsplan behelst een procedure die is geregeld in artikel 26.2 en waarin opnieuw een inspraakmogelijkheid bestaat. Bij de bepaling van het wijzigingsgebied is vanuit stedenbouwkundig oogpunt rekening gehouden met de omgeving: er is ruim afstand gehouden van de bebouwing aan de Lage Nieuwstaat en het Hofje van Nieuwkoop. Samen met met de begrenzing van het wijzigingsgebied is het volume van de uitbreiding beperkt door middel van het maximale aantal bouwlagen (5) en een maximale brutovloeroppervlakte (10.000 m²). Daarenboven moeten burgemeester en wethouders bij de wijziging expliciet rekening houden met de stedenbouwkundige inpassing en de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht.
15. Stedin
Naar aanleiding van uw brief met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan “Westeinde” kunnen wij u meedelen dat wij, voor zover dat betrekking heeft op de openbare gas- en elektriciteitsvoorziening, in principe geen bezwaar hebben tegen dit plan.
Indien voor elektriciteit- en/of gasdistributienet bouwkundige voorzieningen, kabels en/of leidingen moeten worden gelegd of verplaatst, zullen de hieronder genoemde voorwaarden gelden.
- 1. De situering van een transformatorstation en/of gasstation dient zodanig te zijn, dat deze zoveel mogelijk langs de openbare weg is geplaatst, zodat te allen tijde vanaf de openbare weg de bereikbaarheid gewaarborgd is voor personeel en materieel.
- 2. Onder gasleidingen wordt verstaan de lage- en hogedrukgasleidingen die samen het gasdistributienet vormen, waarop de gasaansluitleidingen worden aangesloten. Op de gasleidingen zijn van toepassing de NEN 7244 met de normatieve verwijzingen.
- 3. Onder elektriciteitskabels wordt verstaan de middenspanning- en laagspanningskabels en de openbare verlichtingskabels, die samen het elektriciteitsnet vormen. Hierop zijn van toepassing de NEN 1738 en NEN 1739
- 4. De gasleidingen en of elektriciteitskabels dienen te liggen in voor de openbare dienst bestemde grond. De bestemming van deze grond moet zijn: trottoir, fietspad of eventuele groenstrook langs de straten en wegen.
- 5. Bij gasleidingen en/of elektriciteitskabels in een groenstrook mag slechts laagblijvende, ondiep wortelende beplanting worden aangebracht. Bij het projecteren van diepwortelende, tot grote omvang uitgroeiende struiken en bomen, dient minimaal een afstand ten opzichte van gasleidingen en elektriciteitskabels van 1,50 meter in acht worden genomen. Wortelgroei binnen het tracé van gasleidingen en elektriciteitskabels moet te allen tijde worden voorkomen, waar nodig door het aanbrengen van een verticaal scherm.
- 6. De grondsamenstelling van de kabel- en leidingstroken moet zodanig zijn dat de aanwezige kabels en leidingen zonder gevaar van aantasting en beschadiging kunnen worden gelegd en beheerd.
- 7. In een trottoir en/of fietspad moet de gasleiding en/of elektriciteitskabel liggen in een zandbed onder eenvoudig opneembaar doorlatend wegdek. Fundatiemateriaal met een grove korrel en/ of agressieve eigenschappen kan in de kabel- en leidingstrook niet worden toegestaan, evenals PS - platen boven leidingen en kabels.
Wij vertrouwen u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.
Reactie
Voor kennisgeving aangenomen
17. N.V. Nederlandse Gasunie
Naar aanleiding van uw brief van 18 juli jongstleden, waarmee u ons bovengenoemd voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro deed toekomen, delen wij u het volgende mee.
Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het toekomstig externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM voor onze aardgastransportleidingen, zoals dat naar verwachting medio 2009 in werking zal treden middels de AMvB Buisleidingen. De circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen uit 1984” zal dan komen te vervallen. Waarschijnlijk zal genoemde circulaire al medio dit jaar worden opgevolgd door een tijdelijke nieuwe circulaire tot het moment dat voornoemde AMvB in werking is getreden.
Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Reactie
Voor kennisgeving aangenomen
19. Het bestuur van de Stichting Werkwinkel Kortenbos
Graag willen wij ons aansluiten bij de brief van het Haags Monumentenplatform met bezwaren over het concept bestemmingsplan voor het rijksbeschermd stadsgezicht Westeinde-Kortenbos. Ook wij maken ons zorgen met betrekking tot het behoud van dit stadsgezicht.
Het beeld van de wijk wordt sterk bepaald door individuele panden die ook naar ons inzicht met dit plan onvoldoende beschermd worden. Wij vrezen ook dat wanneer er sterk een focus op nieuwbouw voor starters wordt gelegd dit grote problemen gaat opleveren voor de leefbaarheid in de wijk. Een uitbreiding van het aantal huishoudens in de wijk levert direct een vergrotingvan de parkeerdruk op die nu al erg hoog is.
Een element dat ons ook opviel is dat in het voorliggende plan geen ruimte meer is voor het bedrijf Moesman en dat verbaast ons zeer. Het is een van de ambachtelijke bedrijven hier in onze wijk die ook in de recent verschenen publicatie “Kortenbos, een bedrijvige wijk!” een prominente rol vervult. Het is het type bedrijf wat van oudsher hier in de wijk thuis hoort.”
Reactie
Met betrekking tot het behoud van het beschermd stadsgezicht wordt mede verwezen naar de reactie onder 13. Haags Monumentenplatform. Het bestemmingsplan maakt op twee locaties appartementen mogelijk, niet uitsluitend voor starters. Bij nieuwe ontwikkelingen is het gemeentelijk beleid er voorts op gericht parkeren op eigen terrein 'op te lossen', zodat de parkeerdruk in de omgeving niet toeneemt. De nieuwe ontwikkelingen in het plangebied lossen parkeren op eigen terrein op. Het bedrijf Moesman is door middel van een aanduiding 'bedrijf' op de plankaart toegestaan.
8.2 Terinzagelegging Voorontwerp-bestemmingsplan
8.2.1 Inspraakreacties
Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft, ter voldoening aan de gemeentelijke inspraakverordening, ter inzage gelegen van 28 augustus tot en met 8 oktober 2008. Er zijn drie reacties binnengekomen.
Vincentius Vereniging 's-Gravenhage, Westeinde 165, 2512 GX Den Haag
De Vincentiusvereniging Den Haag is o.a. eigenaar van het Stadsklooster aan het Westeinde alhier. In de bijlage is een kadastraal overzicht gevoegd van de betreffende gebouwen. Het voorontwerp bestemmingsplan dat tot en met 8 october ter inzage gelegd is, brengt ons tot de volgende reactie:
Algemeen
In toelichting op het voorontwerp wordt nergens gewag gemaakt van het stadsklooster aan het Westeinde 101. Dit klooster (voorheen het herenhuis Swanesteyn) wordt bewoond door de broeders van Maastricht, voormalig onderwijzers aan diverse LO scholen in Den Haag.
De Vincentiusvereniging 's-Gravenhage indertijd (1850) dit klooster laten bouwen. Naast dit klooster is de Carolusschool gevestigd, waar voornoemde broeders voorheen (gedeeltelijk) het onderwijs voor hun rekening namen. Het klooster bezit ook een tuin die grenst aan de speelplaats van de Carolusschool. Het klooster met bijbehorende gebouwen heeft een religieuze, maatschappelijke en culturele functie. Zo maken een aantal migrantenkerken gebruik van de kapel en de aanpalende ruimte (In de toelichting wordt verwezen naar de nota “gebedsruimte in Den Haag”, waarin gesproken wordt van een toename van de vraag naar gebedsruimte). Maar ook wordt een gedeelte verhuurd aan de stichting MARA, voorheen KASO geheten. Het straatpastoraat heeft hier iedere vrijdag zijn bijeenkomsten. En verschillende ruimtes worden regelmatig verhuurd aan maatschappelijke en culturele instellingen en organisaties. Onder het kopje levensovertuiging staan niets over de broeders van Maastricht die het klooster momenteel huren incl. de Kloostertuin.
Op termijn zullén de broeders van Maastricht het klooster verlaten. De Vincentiusvereniging 's-Gravenhage en de broeders van Maastricht zoeken nu naar wegen om het klooster zoveel mogelijk naar zijn oorspronkelijke opzet te bestemmen. Onder leiding van een stuurgroep worden momenteel plannen ontwikkeld die gevolgen hebben voor het gebruik van de ruimten van het klooster. Voor de korte termijn is er sprake van opknappen van ruimten en op lange termijn van uitbreiding (door nieuwbouw en verbouwing).
Op korte termijn gaat het om aanpassingen en opknappen van (bestaande) ruimten voor de volgende geplande activiteiten:
- sociaal restaurant
- kantoor arbeidsbemiddeling ex-gedetineerden
- verhuur ruimten aan migrantenkerken/sociale en culturele organisaties
- meditatieruimte
Op lange termijn wordt toegewerkt naar een sociaal, cultureel, spiritueel centrum waarin verschillende functies gerealiseerd moeten kunnen worden. Zo wordt er gedacht aan:
- voor hotelaccommodatie
- expositieruimte/ontvangstruimte
- conferentieruimte/congresruimte
- kantoorruimten
- opleidingsfaciliteiten
- meditatieruimten
Voor de lange termijn is daarom nieuwbouw en uitbreiding voorzien.
De eventuele nieuwbouwplannen (inclusief uitbreiding) zijn op te delen in drie stappen, van klein naar groot:
Stap 1. sloop en nieuwbouw 'Puist': de benaming voor het gedeelte van het klooster + aangrenzende grond dat dwars op de Korte Vleerstraat staat.
Stap 2. uitbreiding bebouwing in gebied 'Puist'
Stap 3. grote uitbreiding langs kloostermuur a.d. kant van de 'Puist' (bijvoorbeeld met parkeren op begane grond en nieuwbouw op verdieping (zie bijgevoegde schetsen)
Gewenste aanpassingen bestemmingsplan
- vergroting bouwvlak, zodat er nieuwbouw mogelijk is (na sloop bestaande gebouw). In de toelichting wordt gesteld dat de functionaliteit van de Sint Carolusschool niet geheel optimaal is. Nieuwbouw in de toekomst zou daarom niet uitgesloten zijn. Deze (eventuele) nieuwbouw zou op termijn op de huidige locatie kunnen plaatsvinden, zodat de huidige bestemming zou kunnen worden gehandhaafd. Nieuwbouw van de Carolusschool op de huidige locatie zou de plannen van de Vincentiusvereniging 's Gravenhage (kunnen) doorkruisen.
- mogelijkheid tot uitbreiding bebouwing langs de kloostermuur aan de kant van de puist
- voorzover nodig eventueel de bestemming wijzigen van maatschappelijk naar gemengd
Op de tekening is de kloostertuin gearceerd en bestemd voor maatschappelijke doeleinden. Momenteel wordt onderzocht hoe de kloostertuin met de bijbehorende gebouwen opgeknapt kan worden en beschikbaar kan komen voor de geplande activiteiten (o.a. tuin van geloven). Op termijn wordt bekeken of er een samenwerking mogelijk is met het aangrenzende gemeentegroen, mede ook in verband met verbetering van de toegang tot het complex (om de speelplaats van de school te ontzien).
Reactie
In paragraaf 2.3.4.5 van de toelichting zijn de broeders van Maastricht vermeld. Ten behoeve van vervangende nieuwbouw, op lange termijn, is ervoor gekozen een bebouwingspercentage toe te kennen aan een ruimer bouwvlak dan de huidige bebouwing feitelijk beslaat. De combinatie van een ruim bouwvlak en bebouwingspercentage maakt weliswaar geen uitbreiding van het brutovloeroppervlak mogelijk maar anticipeert op vervangende nieuwbouw op lange termijn en biedt enige flexibiliteit. Vanwege de belangrijke groenfunctie voor het klooster zelf en het naastgelegen park is de kloostertuin als Tuin bestemd en als zodanig beschermd.
Mevrouw M. Bosse en de heer P. Drijver, Assendelftstraat 11, 2512 VS Den Haag
Aanleiding voor deze brief is het nieuwe voorontwerp-bestemmingsplan voor het rijksbeschermd stadsgezicht Westeinde-Kortenbos dat door het College is gefiatteerd en tot 8 oktober aanstaande ter visie ligt. Omdat in de jaren tachtig en negentig veel buurten en wijken in Den Haag tot beschermd stadsgezicht zijn aangewezen, kijken we als bewoners van een gemeentelijk monument in dit gebied met intense belangstelling uit naar het moment en de wijze waarop dit in bestemmingsplannen verzilverd gaat worden.
Voorontwerp Bestemmingsplan 2008
Uit opzet en inhoud van het voorontwerp-bestemmingsplan Westeinde e.o. komt een beeld boven dat ons grote zorgen baart. Deze zorg, die wordt gedeeld door de Wijkvereniging Kortenbos, het Haags Monumenten Platform en de Vereniging Bewoond Bewaard, willen we hier onder uw aandacht brengen. Het doel van een beschermd stadsgezicht (de naam zegt het al) is een waardevol geacht stadsbeeld te beschermen en min of meer te conserveren. De kwintessens van onze zorg is de vaststelling dat dit voorontwerp-bestemmingsplan toegesneden is op het ontwikkelen van het gebied; de regels zijn niet toegesneden op bescherming van dit specifieke stadsgezichten dreigen de bescherming zelfs op termijn teniet te doen.
Het betekent dat de tekst waarmee dit bestemmingsplan op de website en in de toelichting is gepresenteerd onjuist en misleidend is en dat het beschermd stadsgezicht nergens de wettelijk gevraagde bescherming krijgt. Tenslotte zijn er juist géén toetsingskaders voor de beeldkwaliteit opgenomen.
Westeinde Kortenbos: terug naar 1970?
De richting en differentiatie waarin het stadsbestuur onze buurt in dit plan wil ontwikkelen is wezensvreemd eraan: het zou volgens dit plan een buurt voor starters moeten zijn waar eigenaren gestimuleerd worden huizen te splitsen of te slopen of appartementen te bouwen. De toenemende parkeerdruk die dit zal veroorzaken kan in de wijk zeker niet opgenomen worden, zo wordt al in het plan geconstateerd.
Voorts zal het de wijk door deze eenzijdige differentiatie een doorgangshuis maken waar de bewoners een korte wooncarrière hebben en waar de bestaande sociale cohesie verdwijnt. Westeinde Kortenbos is een buurt waar in straten, hofjes en – jawel - appartementgebouwen gemeenschappen zijn waar bewoners en bedrijven elkaar goed kennen.
Omdat de bouwregels in een vastgesteld bestemmingsplan bepalend zijn voor de bouwrechten van initiatiefnemers in het gebied zullen deze bouwregels speculatie en sloop bespoedigen en armelijke hogere appartementen blokken stimuleren. Om de ernst hiervan te doorgronden is wat studie nodig.
In de bijlage is dit geïllustreerd met een voorbeeld. Het had een stukje Westeinde, Vleerstraat, Noordwal of Kalkoenstraat kunnen zijn, maar het zijn panden in de Assendelftstraat. Ongeacht de status (het linker pand is Rijksmonument, kwaliteit (alle uitstekend onderhouden, geen enkele leegstand) en bijdrage aan liet stadsbeeld (rijksbeschermd stadsgezicht is op de plankaart bij het plan een uniforme (!) bouwhoogte aangegeven die tenminste twee verdiepingen hoger is dan de huidige!
Hier is niets beschermd, integendeel. Hier wordt in de bouwregels de worst getoond die de eigenaar van het baasje krijgt wanneer een pand gesloopt wordt. De uniforme goot- en bouwhoogte, de vrijheid om een volledige verdieping met dakschild te maken in plaats van een echte schildkap die hier zo kenmerkend is, de vrijheid om de kroonlijst gewoon maar achterwege te laten of op een uniforme goothoogte te maximaliseren, de vrijheid om de begane grond géén royalere vertrekhoogte te geven dan op de etages, de vrijheid de kappen klein te maken –identiek aan een gewone tussenverdieping– àl deze middelen staan haaks op de noodzaak het stadsgezicht te karakteriseren, te beschermen en waar nodig te extrapoleren naar bouwregels en toetsingskader.
In vroegere beschermende bestemmingsplannen had de Gemeente Den Haag hierover een behoorlijke staat van dienst opgebouwd (gevelwandregelingen Bestemmingsplan Nieuwe Kerk eo, de Kappenkaart Bestemmingsplan Oude Centrum enzovoorts). Niets is hiervan terug te vinden.
Deze verschrijving van ophogingen van hoofdbebouwing (en bijgebouwen in tuinen en op erven) wordt verder nergens worden genoemd, verantwoord of onderbouwd. De konsekwenties zijn niet in beeld gebracht of becijferd, zoals verhoging van de parkeerdruk (1 huis=1 auto; gesplitst in 3 appartementen is het 3 autoos!), de versmalling van de straat- en tuinprofielen van het Rijksbeschermde Gezicht en natuurlijk de verdere druk op binnenterreinen en tuinen om hier te gaan verharden en parkeren zijn een schande. Gaat U zelf eens na op welke wijze het groen in beeld gebracht, gewaardeerd en beschermd is: de monumentale binnentuinen van de Spaanse Hof aan het Westeinde, het Hofje van Nieuwkoop en het Hoofts Hofje, de bomen aan de Varkenmarkt, dc hoge straatbomen aan Korte Vleerstraat en de Zuilingstraat.
Dat deze doos van Pandora door de gemeente is geopend –de bouwregels/bouwrechten in liet bestemmingsplan– kan niet anders betekenen dat 'de markt' de buurt zal laten slopen. En om aan regelgeving, budgetten en markteisen te voldoen zat het daarbij voor initiatiefnemers een illusie zijn om dat 'passend' te doen ook wanneer er wel een toetsingskader voor Monumenten- en Welstandscommissie zou zijn opgenomen.
Puntsgewijs:
In combinatie met de vele in de stukken aangehaalde beleidsnota's en met de B&W-wijzigingsbevoegdheid doet dit het ergste vrezen.
Hieronder wordt onze zorg puntsgewijs uitgewerkt en met voorbeelden gestaafd.
Een adequaat bestemmingsplan voorziet in een karakterisering van liet beschermd stadsgezicht zodanig dat ensembles van straten, huizen en binnenterreinen door middel van bouwregels en voorschriften worden beschermd. Het voorontwerp-bestemmingsplan voorziet wel in een historische gebiedsbeschrijving, benoemt echter niet de karakteristieken en bindt deze niet aan concrete bouwregels en voorschriften.
Sterker nog, de plankaart en de bouwregels zelf stimuleren een onvoorstelbare eenvormigheid die dit gebied juist niet kent. Voor grote aaneengesloten huizenreeksen worden één maximale goothoogte en één maximale bouwhoogte voorgeschreven. Dit betekent dat de karakteristiek van schouder aan schouder staande panden van verschillende schaal en status op termijn zou kunnen verdwijnen. Teneinde de karakteristiek van verspringende gevellijsten en empire ramen vast te houden, dienen gevelwanden geïnventariseerd en vastgelegd te worden; dit is niet gebeurd.
Voor een kapverdieping of kap wordt een verdieping met tenminste twee schuine dakvlakken voorgeschreven. Dat betekent dat op termijn alle karakteristieke schildkappen dreigen te worden vervangen door 'cake-jes': een schoenendoos met aan voor- en achterzijde een schuin stukje met dakkapel. Of een schoenendoos met aan de 2 lange kanten twee schuine stukjes. Dat is een uniform woningtype dat in de 19e eeuwse uitleggebieden van Amsterdam te vinden is, maar niet in dit beschermde stadsgebied. Hier merk je direct dat een kappen-kaart, zoals die bij oude bestemmingsplannen was opgenomen, nodig is om deze karakteristieke schildkappen vast te leggen en in bouwregels te verankeren. Daarnaast blijken de hoogtes van zowel de hoofdbebouwing als bijgebouwen en uitbouwen die op de plankaart zijn aangegeven, in het geheel niet in overeenstemming met de bestaande situatie. In de meeste gevallen betekent dit dat de hoofdbebouwing twee verdiepingen hoger is aangegeven dan nu het geval is. De stedenbouwkundige consequenties hiervan voor straatprofielen en tuinen zijn niet in kaart gebracht, doch laten zich raden. Voor ons eigen adres wordt overigens helemaal geen maximale bouwhoogte voorgeschreven. We zullen ons verzetten tegen hoogbouw op de plek van ons huis!
De bouwregels kennen door middel van vrijstellingen een grote vrijheid toe aan het goeddunken van burgemeester en wethouders. Dit kan betekenen dat de betrokkenen in het gebied (bewoners, bedrijven, winkels, eigenaren en overheid) het bestemmingsplan juist niet gaan gebruiken om onderling vergaande afspraken te maken om het huidige gebruik veilig te stellen en onderhoudsinspanningen en investeringen te stimuleren. Het gebied kan hierdoor afglijden tot een gebied waar mensen kort wonen, ophouden te investeren en waar het specifieke lokale karakter en de specifieke lokale economie op termijn zullen verdwijnen. Juist het buurt-karakter, de sociale cohesie, waar wonen, bedrijvigheid en culturele voorzieningen zo mooi gemengd zijn, verdient krachtige ondersteuning.
Als beleidskader van het voorontwerp-bestemmingsplan is in het bestemmingsplan een waslijst opgenomen van vigerende beleidsnota's op vele terreinen. Veel van deze nota's lijken voor het plangebied van weinig of geen toegevoegde waarde; een poging om deze nota's te extrapoleren naar concreet ruimtelijk beleid in dit gebied ontbreekt veelal. Doordat al deze nota's uitgebreid zijn toegelicht en opgenomen, bestaat het gevaar dat er na vaststelling van het bestemmingsplan altijd wel ergens een 'vrijstellings-alibi' is te vinden onder verwijzing naar één of meer van deze vele beleidsnota's. Er is geen enkele noodzaak dit te willen doen. Wettelijk moeten immers de bestemmingsplannen elke 5 jaar worden geactualiseerd. Dit betekent dat ook het beleidskader steeds opnieuw tegen het licht kan worden gehouden binnen precies geformuleerde, op het gebied betrekking hebbende kaders.
Enige voorbeelden:
De Haagse Woonvisie 2020 uit 2004 wordt karikaturaal neergezet en rechtlijnig vertaald in wat er in deze wijk zou moeten gebeuren. Statistische vergelijking levert daarbij een beeld dat de buurt het op de kaart eigenlijk heel goed doet: banen, menging migranten, culturele voorzieningen, menging inkomensgroepen) eigen woningbezit, vrije sector huur en corporatiebezit. Nergens wordt ook geconstateerd wáár het aan schort -alleen dat het bestuur als een Zonnekoning een andere bedoeling heeft met de buurt... Een weinig duurzame wispelturigheid. De functiemenging in het gebied is exact bekend, maar een deel ervan (ambachtelijke bedrijvigheid bijvoorbeeld) wordt op onduidelijke gronden 'wegbestemd'.
Een inventarisatie van het aantal huizen en het aantal banen in het gebied ontbreekt, essentiëel om het gebied een eigen economisch profiel te geven. De statistische gegevens die wel in het bestemmingsplan zijn opgenomen, geven echter alle aanleiding om de ontwikkelingen in het gebied te consolideren in plaats van om te buigen. Hoewel het stadsbestuur over alle gegevens beschikt m.b.t. woninggrootte, woningbezetting, ethniciteit, autobezit, scholing en inkomen wordt een rampzalig oppervlakkig algemeen beeld geschetst, waaruit de aanbeveling rolt dat huizen gesplitst moeten worden en starters louter op appartementen zijn aangewezen. Hier wordt wel de aanbodsmarkt van de grote ontwikkelaars gevolgd maar niet de vraagmarkt van de makelaars waar starters het liefst in een huis of hofjeswoning zouden willen wonen.
De specifieke kwaliteit van de woningvoorraad in dit gebied –de mooie huizen– en de potenties daarvan voor de markt (eveneens onderdeel van de Woonvisie, en evenzeer van de nota Randstad 2040) blijft volledig buiten beeld.
Het parkeren in het gebied is niet gekwantificeerd opgenomen, waardoor het een onzekere factor is geworden in de toekomstige woon- en verblijfskwaliteit van het gebied. Er is toch bij de gemeente exact bekend hoeveel parkeerplaatsen op de openbare straat en in stallingsgarages aanwezig zijn en hoeveel parkeervergunningen er zijn uitgegeven aan bewoners en bedrijven in het gebied én aan bewoners en bedrijven in de Haagse binnenstad die ook hier parkeren. Op dit moment absorbeert Westeinde Kortenbos een groot deel van de parkeerbehoefte in de Haagse binnenstad. Door de parkeervergunningen aan bewoners en bedrijven voor dit gebied uit te geven, door gratis parkeren in avonduren, op koopavonden en koopzondagen te faciliteren en door het goedkoopste parkeerterrein van Den Haag, namelijk het MC Westeinde terrein. Door een betere inventarisatie van de problemen in het gebied (parkeeroverlast door het parkeerregime, het parkeren op pleintjes die in het bestemmingsplan als autovrije groene ruimte worden geteld, overlast van horecabezoekers enzovoorts) kunnen concrete ruimtelijke maatregelen als oplossingsrichting worden geformuleerd. Dit is helaas niet gebeurd; van de evaluatie van het parkeren die in 2003 is aangekondigd is nooit meer iets gehoord.
Regels voor de luchtkwaliteit mede in relatie tot het oneigenlijke doorgaande verkeer dat de gemeente (aangewezen tot 30 km gebied) wil blijven faciliteren op het Westeinde, zijn niet opgenomen.
De Structuurvisie blijkt voor te schrijven dat langs een netwerk van doorgaande wegen in de stad 'tenminste in vijf lagen gebouwd moet worden' - Door deze absolute interpretatie van de kaart en van de bebouwingskarakteristiek van de jaarringen om onze stad ontstaat een hoogst ongewenste vergroving. Zorgvuldiger zou liet zijn van gebied tot gebied naar een geëigende nuance te zoeken. Structuurvisie, Woonvisie en Randstad 2040 constateren dat de moderne mens in eerste instantie op zoek is naar wijken met een hoge autheticiteit: het Westeinde Kortenbos voldoet daar als beschermd stadsgezicht volledig aan en heeft op basis daarvan een reeële marktwaarde. Het zou in het verlengde van de nota Randstad 2040 reeel zijn dit gebied van wezensvreemde ingrepen te vrijwaren.
In het recente verleden heeft de gemeente, al dan niet in strijd met de vigerende RO procedures, uitbreiding van MCH Westeinde gefaciliteerd. Al meer dan tien jaar wordt om een Masterplan voor dit gebied gevraagd, waarin ook dit voorontwerp-bestemmingsplan niet voorziet. Het voorontwerp-bestemmingsplan kondigt nu al de bouw van 10.000 m extra aan, maar de plankaart geeft niet aan in welk volume dat waar zal gaan landen. De relatie tot het Hofje van Nieuwkoop -volgend jaar 350 jaar oud- lijkt volstrekt veronachtzaamd. Het is onaanvaardbaar dat zelfs in een bestemmingsplan dat maar 5 jaar geldt dit niet opgenomen kan worden.
De paragraaf over duurzaam bouwen parafraseert de hoofdlijnen van beleid waar het energiemaatregelen en efficiency bij sloop en nieuwbouw betreft. Duurzaam bouwen in beschermd stadsgezicht begint echter met een Stop-op-Sloop, omdat bijzondere waarden in de buurt duurzaam zijn gebleken en geconsolideerd moeten worden. Hier laat dit voorontwerp-bestemmingsplan voor een gemeente met gidsrol op dit gebied een essentiële steek vallen.
Het voorontwerp is niet aangegrepen om het beschermd stadsgezicht te expliciteren naar een welstandskader dat initiatiefnemers aanstuurt en gemeente adviseurs instaat stelt initiatieven te toetsen. Hier wordt de belangrijke kans gemist hierover vooraf expliciet te zijn, zoals de Woningwet en de Welstandsverordening Den Haag dat formuleren. Zoals hierboven aangegeven, dreigen de bouwregels tot een wezensvreemde karakteristiek (uniforme kappen -'cake'jes- in uniforme hoogte) te leiden, gepaard aan een even wezensvreemde differentiatie (woningsplitsing), waardoor de waarde van het beschermd stadsgezicht vanwege de Welstand niet zonder meer geborgd zal zijn.
Slot
Met vele eigenaren, bewoners en bedrijven in Westeinde Kortenbos en de Assendelftstraat is jarenlang een inspanning geleverd om gezamelijk inhoud tegeven aan een beschermd stadsgezicht. In 2000 hebben we de gemeenteraad een brochure aangeboden over het wel en wee in de Assendelfstraat; de herinrichting van de straat een paar jaar later met de prachtige klassieke haagse Iantaarnpalen was het resultaat. We zijn weer 5 jaar verder en veel huizen zijn in die tijd verder aangepakt.
Bij een bouwplan aan de Sumatrastraat was aanleiding voor de gemeenteraad een besluit te nemen dat DSO/Monumentenzorg een duidelijker toetsingskader moet leveren voor bouwplannen in Rijksbeschermde Stadsgezichten. Dit heeft onder meer een systematiek van ordekaarten opgeleverd waarin voor diverse gebieden 'pilots' zijn gemaakt. Dit besluit zien we in dit voorontwerp-bestemmingsplan in het geheel niet terug en we hadden verwacht dat tenminste Westeinde, Assendelftstraat, Laan en Varkenmarkt hierin opgenomen zouden worden.
Alles overziend lijkt met dit voorontwerpbestemmingsplan de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht van dit deel van het Haagse centrum en mutatis mutandis alle overige beschermde stadsgezichten in Den Haag zo goed als herroepen. We doen daarom het dringende beroep op u dit voorontwerp-bestemmingsplan af te wijzen
Reactie
Zie reactie onder 13. Haags Monumentenplatform
De heer R. Bullhorst, Noordeinde 41, 2514 GC Den Haag
Als gemachtigde van Frema BV, Prinsegracht 55 te (2512 EX) Den Haag, eigenaar van bovengenoemd perceel, verzoek ik u de bestemming te wijzigen naar gemengde doeleinden van de begane grond en wonen voor drie verdiepingen, een en ander volgens bijgevoegde tekeningen met tekeningnummer BW 0.1 en bladnummers 0.0.1 situatie en 0.0.2 fotoblad.
Reactie
Het niet bebouwde terrein aan de Lange Lombardstraat kan worden bebouwd in aansluiting op de bebouwing op de hoek met de Lage Nieuwstraat. Tussen de nieuw toe te voegen bebouwing en de bebouwing aan de Prinsegracht blijft een deel onbebouwd teneinde het karakter van een half gesloten bouwblok te behouden. De bouwmassa mag in de rooilijn worden gerealiseerd tot een hoogte van 3 bouwlagen. De vierde bouwlaag moet zijn teruggelegen. Qua functies wordt ingezet op woningen op de verdiepingen en een gemengde functie op de begane grond. Hierbij gelden de voorwaarden dat:
- a. wordt voldaan aan de eisen die de Wet Geluidhinder stelt. Met de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan is het niet langer mogelijk een verzoek hogere grenswaarden aan te vragen.
- b. een anterieure overeenkomst wordt gesloten vóór de vaststelling van het bestemmingsplan. In Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeente verplicht is voor een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan een exploitatieplan vast te stellen (art. 6.12 lid 1 Wro). In afwijking hiervan kan de gemeenteraad besluiten geen epxloitatieplan vast te stellen, indien:
- 1. het kostenverhaal anderszins verzekerd is;
- 2. het bepalen van een fasering niet noodzakelijk is;
- 3. het stellen van locatieeisen niet noodzakelijk is.
Middels het sluiten van een anterieure overeenkomst is het mogelijk om 'het kostenverhaal anderzins te verzekeren'. Op deze wijze wordt voldaan aan de verplichting tot kostenverhaal die de Wro stelt en kan het bouwplan in dit bestemmingsplan worden opgenomen. Indien geen anterieure overeenkomst gesloten wordt, is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen. Het opstellen van een dergelijk plan is niet meer mogelijk binnen de termijn die rest voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Het bouwplan zal dan alleen via een projectbesluit (als bepaald in artikel 3.10 Wro) kunnen worden ontwikkeld. Een projectbesluit dient binnen een jaar nadat het projectbesluit onherroepelijk is geworden, gevolgd te worden door het terinzageleggen van een ontwerp bestemmingsplan overeenkomstig het projectbesluit. Een andere mogelijkheid om het bouwplan te ontwikkelen, is het opstellen van een bestemmingsplan voor de in het bouwplan begrepen gronden.
8.2.2 Inloopavond
Op 16 september 2008 werd van 18.00 tot 20.00 in het Stadhuis (Spui 70) een inloopavond georganiseerd. Er is één belangstellende verschenen. De heer Bisoen woonachtig aan de Lijnbaan te Den Haag werd geïnformeerd over de bestemmingsregeling van het appartementencomplex op de hoek Lijnbaan-Prinsegracht: het complex is conform de bestaande situatie bestemd; bovenop deze vierlaagse bebouwing is in het kader van de Structuurvisie Den Haag 2020 een extra bouwlaag mogelijk.