Transvaal
Bestemmingsplan - 's-Gravenhage
Vastgesteld op 11-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Transvaal van de gemeente 's-Gravenhage.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0156ETransvaal-70OH met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.4 aanbouw:
een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aan-huis-gebonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.
1.8 aan-huis-gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.
1.9 ambacht/ambachtelijk bedrijf:
het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
1.10 archeologische waarde:
de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.
1.11 archeologisch monument:
terrein dat van algemeen belang is wegens alle daar voor tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
1.12 automatenhal:
een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.
1.13 baliefunctie:
een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingsgrens:
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.16 bebouwingspercentage:
een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.
1.17 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van prostitutie-inrichtingen.
1.18 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.19 belwinkel:
een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of medegebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.
1.20 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.21 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte.
1.22 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.
1.28 bouwmarkt:
detailhandelsvestigingen waar bouwmaterialen en aanverwante zaken, alsmede materialen welke voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn, te koop worden aangeboden. Onder bouwmaterialen wordt niet verstaan materialen welke uitsluitend dienen voor versiering, aankleding, inrichting en gebruik van bouwwerken.
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 bruto-vloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.
1.33 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.34 consumentverzorgende dienstverlening:
persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.
1.35 culturele voorzieningen:
voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars.
1.36 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):
de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.
1.37 dak:
iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.
1.38 dakopbouw:
een bouwlaag, welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning en daarvan deel uitmaakt.
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan.
1.40 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen, machinerieën ten behoeve van bedrijven en landbouwwerktuigen en machines.
1.41 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.
1.42 drugsdealpand:
een gebouw, geheel of gedeeltelijk gebruikt om daarin of van daaruit drugs, zijnde middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, te verhandelen.
1.43 eerste bouwlaag:
de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.
1.44 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.45 escortbedrijf:
een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.
1.46 garagebedrijf:
een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.
1.47 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.48 geluidbelasting vanwege een industrieterrein:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.49 geluidbelasting vanwege het wegverkeer:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.50 geluidbelasting vanwege een spoorweg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.51 geluidgevoelige functies:
functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.52 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.53 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.54 grens verschillende hoogten:
een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;
1.55 groenvoorziening:
groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.
1.56 grondoppervlakte van bebouwing:
de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.
1.57 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.58 hennepkwekerij:
gronden en bouwwerken geheel of gedeeltelijk gebruikt om daarin op een bedrijfsmatige of daarmee vergelijkbare wijze hennepplanten te kweken en/of te verwerken ten behoeve van het (doen) produceren van marihuana dan wel andere geestverruimende middelen.
1.59 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.60 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.61 hoofdverkeerswegen:
rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.
1.62 horeca-inrichting:
een inrichting, in zijn algemeenheid gericht op de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Binnen deze definitie worden de volgende categorieën in horeca-inrichtingen onderscheiden:
categorie I:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen minder dan 30 punten zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk, althans voor een substantieel gedeelte, gericht zijn op het winkelend publiek en waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met overwegend alcoholvrije dranken. De openingstijden liggen maximaal tussen 07.00 uur en 19.00 uur en één avond per week tot maximaal 22.00 uur.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen ijssalons, broodjeszaken, croissanteries, lunchrooms, patisserieën en konditoreien;
categorie II:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 30 punten of meer, doch minder dan 40 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met de verstrekking van alcoholvrije en/of alcoholhoudende dranken. De bezoekersfrequentie omvat met name ook de avonduren.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen restaurants, petit-restaurants, restauraties, crèperieën, pannenkoekenhuizen, poffertjeszaken, cafetaria's/snackbars, shoarmazaken, coffeeshops, koffiehuizen, theehuizen en poolcentra;
categorie III:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 40 punten of meer, doch minder dan 50 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren. Daarnaast vallen binnen deze categorie ook bepaalde lichtere vormen van horeca die door een van de standaard afwijkende wijze van exploitatie een grotere invloed op de omgeving hebben.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen café's, eetcafé's, afhaalwinkels/maaltijdbezorging, ontmoetingscentra, alsmede broodjeszaken, cafetaria's/snackbars en ijssalons, met openingstijden tot in de nachtelijke uren;
categorie IV:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 50 punten of meer zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen waarvan de bedrijfsvoering is gericht op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met het geven van gelegenheid tot het dansen op mechanische en/of levende muziek. Ook inrichtingen, waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen, in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende dranken en/of al dan niet ter plaatse bereide etenswaren behoren tot deze categorie.
Deze bedrijven hebben in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie in de avond- en nachtelijke uren. Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen ondermeer discotheken en bedrijven gericht op zalenexploitatie.
1.63 hotel en/of pension:
elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.
1.64 inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken:
inrichtingen zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en zoals deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van het plan luidt.
1.65 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:
installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.
1.66 internetcafé/-gelegenheid:
een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).
1.67 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.68 kantoor:
een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.
1.69 kap of kapverdieping:
een ruimte in een gebouw, die door tenminste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.70 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.
1.71 kiosk:
een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, van beperkte omvang welke voor horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.
1.72 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.
1.73 laag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.74 luifel
afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.
1.75 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.76 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.77 ontheffingsbesluit:
het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden, behorende bij dit bestemmingsplan.
1.78 overbouwing/onderdoorgang:
een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.79 overkragende bebouwing
bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.
1.80 paddoshop:
een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddestoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.
1.81 parkeervoorziening:
voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.
1.82 paviljoen:
houten gebouw of overdekte stellage in parken of op feestterreinen of stranden waar daghoreca, muziekoptredens of toneeluitvoeringen plaatsvinden.
1.83 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
- b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.84 perifere detailhandel
detailhandel in volumineuze goederen, detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, productiegebonden detailhandel, alsmede tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de omvang en aard van de te verhandelen artikelen niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden.
1.85 plangrens:
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.
1.86 plankaart:
de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Transvaal.
1.87 plint:
het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.
1.88 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.89 prostitutie-inrichting:
een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.90 recreatie-inrichting:
een inrichting, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het houden van bijeenkomsten van recreatieve aard of de uitoefening van recreatieve activiteiten, al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, alsmede inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn voor het gebruik door anderen dan de eigenaar of houder. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.
1.91 recreatieve waarde:
de aan een groengebied toe te kennen waarde voor het gebruik van het groen en de voorzieningen in vrije tijd voor ontspanning.
1.92 rijstrook:
een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.
1.93 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.94 seksclub:
een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.
1.95 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting en een seksclub.
1.96 sekswinkel:
een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.
1.97 sportvoorziening:
een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.
1.98 staat van bedrijfsactiviteiten:
de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan.
1.99 staat van horeca-inrichtingen:
de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan.
1.100 stedelijke groene hoofdstructuur:
de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of Europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.
1.101 straat met doorgaande rijbaan:
doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.
1.102 terrein:
een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.
1.103 verblijfs-/woonstraten:
rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.
1.104 verkoopvloeroppervlak (vvo):
de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.
1.105 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.106 weg:
alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.107 welzijnsvoorzieningen:
voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang); onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.
1.108 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.
1.109 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.
1.110 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
1.111 woon-/werkeenheid
een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis worden uitgeoefend.
1.112 zakelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten, die bestaan uit het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken en reisbureaus.
1.113 zelfstandige huisvesting:
van zelfstandige huisvesting is sprake indien de woning of woonwagen beschikt over een eigen toegang en bewoond kan worden zonder dat de bewoner(s) afhankelijk zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning of woonwagen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:
de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.
2.2 bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
2.3 bouwdiepte:
vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
2.4 (bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 hoogte van een windturbine:
vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 inhoud van gebouwen:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
2.9 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).
2.10 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van bedrijven met daarbij behorende ondergeschikte educatieve functies; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen ten behoeve van de naastgelegen bestemmingen Gemengd-3 en Wonen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede kantoren zoals nader omschreven in het derde lid.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage.
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die behoren tot de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage.
- c. inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid van de Wet geluidhinder en inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen zijn niet toegestaan.
- d. binnen een bestemmingsvlak zijn uitsluitend niet zelfstandige kantoren toegestaan.
- e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn.
- f. ter plaatse van de aanduiding 's' zijn op de verdiepingen tevens sportvoorzieningen toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'k' zijn op de verdiepingen tevens zelfstandige kantoren toegestaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'atl' zijn op de verdiepingen tevens ateliers toegestaan;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'vm' zijn uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen toegestaan, met uitzondering van LPG;
- j. ter plaatse van de onder i genoemde aanduiding 'vm' is tevens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in lid 3.3 onder a ten behoeve van bedrijven in de milieucategorieën 3.1 en 3.2, onder de voorwaarden dat:
- 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft; en
- 2. uit onafhankelijke onderzoek blijkt dat de bedrijven qua aard en omvang gelijk te stellen zijn met bedrijven uit milieucategorie 1 of 2; en
- 3. het perceel voor 100% bebouwd wordt of voorafgaand aan de ingebruikname van de bedrijfspanden binnen of direct grenzend aan de aanduiding 'geluidswal/scherm' ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal/scherm' op de plankaart een geluidsscherm met een hoogte van minimaal 8 meter en maximaal 9,5 meter wordt geplaatst;
- 4. van het gestelde onder 3 mag worden afgeweken indien de bedrijfsbebouwing met de achtergevel (de rug) naar de woonbebouwing toe geplaatst wordt, er sprake is van aaneengesloten bebouwing en er zich in de achtergevel van de bedrijfsbebouwing geen te openen delen bevinden.
- b. Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in lid 3.3 onder b ten behoeve van bedrijven in de milieucategorieën 4.1 en 4.2, onder de voorwaarde dat:
- 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
- 2. uit onafhankelijke onderzoek blijkt dat de bedrijven qua aard en omvang gelijk te stellen zijn met bedrijven uit milieucategorie 3.2 of lager.
Artikel 4 Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor een markt; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede gebouwde voorzieningen ten behoeve van horeca in de categorieën 1 t/m 3 van de staat van horeca-inrichtingen en een ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' op de plankaart.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijf;
- b. dienstverlening;
- c. groen;
- d. kantoor;
- e. maatschappelijk;
- f. sport;
- g. wonen;
- h. horeca;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag is bevoegd in verband met de bezonning en om reden van de stedenbouwkundige inpasbaarheid nadere regels te stellen ten aanzien van de situering en de opbouw van het volume van de dakopbouw.
Ten aanzien van deze aspecten is de hiernavolgende uitwerking van toepassing:
- a. Ten aanzien van de bezonning:
- 1. de situering van de extra bouwlaag dient zodanig te zijn, dat de (het) perce(e)l(en) aan de overzijde van de straat gelegen, blijkens een daartoe door de aanvrager ingediend onderzoek, geen onevenredige schaduwhinder ondervind(t)(en). Er is sprake van een onevenredige schaduwhinder, indien als gevolg van de plaatsing van de extra bouwlaag tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 19 februari - 21 oktober bij een zonhoogte van meer dan 10° niet zijn gewaarborgd;
- 2. aan de achterzijde van het gebouw, waarop de extra bouwlaag zal worden geplaatst, dient de situering van de extra bouwlaag zodanig te zijn, dat de aangrenzende percelen en/of aan de achterzijde gelegen percelen en de daarbij behorende tuinen als gevolg van de extra bouwlaag geen onevenredige schaduwhinder ondervinden, waarbij het hiervoor onder 1 inzake de bezonning beschreven criterium alsmede de bij de aanvrager neergelegde onderzoeksverplichting onverkort van toepassing zijn.
- b. Ten aanzien van de stedenbouwkundige inpassing:
- 1. De in dit kader te stellen regels zien toe op de waarborging van het behoud van het aanwezige stedenbouwkundige ensemble. Hiervan zal sprake zijn indien aanwezige straatwanden (vrijwel) identiek zijn en daardoor een collectieve stedenbouwkundige samenhang vertonen. De nadere regels kunnen gesteld worden ten opzichte van de situering en/of opbouw van het bouwvolume. Eveneens zullen daartoe strekkende nadere regels gesteld kunnen worden ter waarborging van de identieke situering en opbouw van het bouwvolume binnen het desbetreffende gebouw waarop de extra bouwlaag geplaatst zal worden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van:
- a. lid 5.2.1, onder a ten behoeve van het realiseren van uitbreidingen van een gebouw en/of vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw binnen en buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak, waarbij geldt dat:
- 1. het gehele bijbehorende erf mag worden bebouwd;
- 2. de hoogte van de uitbouw en/of het aangebouwd bijgebouw niet meer mag bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
- 3. van een vrijstaand bijgebouw:
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,70 m.;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m.
5.5 Specifieke gebruiksregels
- a. De onder lid 5.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging als opgenomen in de bijlagen;
- b. het onder lid a gestelde is niet van toepassing op de gronden gelegen aan de Loosduinse Kade en aan de Paul Krugerlaan. Op die gronden zijn bedrijven toegestaan in de categorieën A, B en C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging als opgenomen in de bijlagen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'h' op de plankaart is horeca toegestaan in de categorieën I en II van de staat van horeca-inrichtingen;
- d. De onder lid 5.1 genoemde functies bedrijf, dienstverlening, kantoor, maatschappelijk, horeca en sport zijn alleen toegestaan op de begane grondlaag van de hoofdgebouwen;
- e. het gestelde onder lid d geldt niet:
- 1. voor de bestemmingsvlakken direct grenzend aan de bestemming bedrijf (ter plaatse van het bedrijventerrein Uittenhagestraat), alwaar de onder lid d genoemde functies zijn toegestaan tot een hoogte van 12 meter;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'm', alwaar het hele pand in gebruik genomen mag worden ten behoeve van de functie maatschappelijk.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in:
- a. lid 5.5 onder a, opdat niet in de staat van bedrijfsactiviteiten voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;
- b. lid 5.5 onder a ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie C uit de staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie en:
- 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
- 2. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.
- c. lid 5.5 onder c ten behoeve van een horeca-inrichting als bedoeld in categorie III van de staat van horeca-inrichtingen;
Artikel 6 Gemengd - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. groen;
- d. kantoor;
- e. langs de Kempstraat en aan het Hoflandplein: maatschappelijk;
- f. wonen;
- g. horeca;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag is bevoegd in verband met de bezonning en om reden van de stedenbouwkundige inpasbaarheid nadere regels te stellen ten aanzien van de situering en de opbouw van het volume van de dakopbouw.
Ten aanzien van deze aspecten is de hiernavolgende uitwerking van toepassing:
- a. Ten aanzien van de bezonning:
- 1. de situering van de extra bouwlaag dient zodanig te zijn, dat de (het) perce(e)l(en) aan de overzijde van de straat gelegen, blijkens een daartoe door de aanvrager ingediend onderzoek, geen onevenredige schaduwhinder ondervind(t)(en). Er is sprake van een onevenredige schaduwhinder, indien als gevolg van de plaatsing van de extra bouwlaag tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 19 februari - 21 oktober bij een zonhoogte van meer dan 10° niet zijn gewaarborgd;
- 2. aan de achterzijde van het gebouw, waarop de extra bouwlaag zal worden geplaatst, dient de situering van de extra bouwlaag zodanig te zijn, dat de aangrenzende percelen en/of aan de achterzijde gelegen percelen en de daarbij behorende tuinen als gevolg van de extra bouwlaag geen onevenredige schaduwhinder ondervinden, waarbij het hiervoor onder 1 inzake de bezonning beschreven criterium alsmede de bij de aanvrager neergelegde onderzoeksverplichting onverkort van toepassing zijn.
- b. Ten aanzien van de stedenbouwkundige inpassing:
- 1. De in dit kader te stellen regels zien toe op de waarborging van het behoud van het aanwezige stedenbouwkundige ensemble. Hiervan zal sprake zijn indien aanwezige straatwanden (vrijwel) identiek zijn en daardoor een collectieve stedenbouwkundige samenhang vertonen. De nadere regels kunnen gesteld worden ten opzichte van de situering en/of opbouw van het bouwvolume. Eveneens zullen daartoe strekkende nadere regels gesteld kunnen worden ter waarborging van de identieke situering en opbouw van het bouwvolume binnen het desbetreffende gebouw waarop de extra bouwlaag geplaatst zal worden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van:
- a. lid 6.2.1, onder a ten behoeve van het realiseren van uitbreidingen van een gebouw en/of vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw binnen en buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak, waarbij geldt dat:
- 1. het gehele bijbehorende erf mag worden bebouwd;
- 2. de hoogte van de uitbouw en/of het aangebouwd bijgebouw niet meer mag bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
- 3. van een vrijstaand bijgebouw:
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,70 m.;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m.
6.5 Specifieke gebruiksregels
- a. De onder lid 6.1 genoemde horeca is uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'horeca';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'h' op de plankaart is horeca toegestaan in de categorieën I en II van de staat van horeca-inrichtingen;
- c. De onder lid 6.1 genoemde functies detailhandel, dienstverlening, kantoor, maatschappelijk en horeca zijn alleen toegestaan op de begane grondlaag van de hoofdgebouwen.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in lid 6.5 onder b:
- a. ten behoeve van een horeca-inrichting als bedoeld in categorie III van de staat van horeca-inrichtingen voor maximaal 6 horeca-inrichtingen gelegen aan de Paul Krugerlaan en het Paul Krugerplein;
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan de bestemming Gemengd-2 ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsgebied' wijzigen in de bestemming horeca met dien verstande dat het binnen de bestemming horeca slechts is toegestaan een hotel te vestigen met bijbehorende voorzieningen, waarbij de bouwregels (bouwhoogte en bouwvlak) aangeduid op de plankaart in acht genomen dienen te worden.
6.8 Specifieke gebruiksregels
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 6.7 van dit artikel dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in artikel 22.1.
Artikel 7 Gemengd - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de onderste twee bouwlagen: bedrijf;
- b. daarboven: wonen
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van:
- a. lid 7.2.1, onder a ten behoeve van het realiseren van uitbreidingen van een gebouw en/of vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw binnen en buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak, waarbij geldt dat:
- 1. het gehele bijbehorende erf mag worden bebouwd;
- 2. de hoogte van de uitbouw en/of het aangebouwd bijgebouw niet meer mag bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
- 3. van een vrijstaand bijgebouw:
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,70 m.;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m.
7.4 Specifieke gebruiksregels
- a. de onder lid 7.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën A en B uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging als opgenomen in de bijlagen;
- b. de onder lid 7.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de onderste 2 bouwlagen van de gebouwen;
- c. de onder lid 7.1 genoemde woningen zijn niet toegestaan in de onderste 2 bouwlagen van de gebouwen;
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in lid 7.4:
- a. onder a, opdat niet in de staat van bedrijfsactiviteiten voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voorzover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;
- b. onder a ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie C uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, voorzover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie en:
- 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
- 2. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.
- c. onder c ten behoeve van het realiseren van woningen in de tweede bouwlaag van de gebouwen.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grasvelden, gazons, plantvakken, plantsoenen, bermen en andere groenvoorzieningen;
- b. stadsboerderij;
- c. recreatie;
- d. speelvoorzieningen;
- e. water
één en ander met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
- a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;
- b. De goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangeduid;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van de aanleg van wegen en parkeervoorzieningen.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheek;
- b. gezondheidszorg;
- c. jeugd-/kinder-/buitenschoolseopvang;
- d. onderwijs, waaronder ook begrepen peuterspeelzalen;
- e. openbare dienstverlening;
- f. religie;
- g. verenigingsleven;
- h. zorgboerderij;
- i. zorg en welzijnsinstelling
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'w' zijn tevens woningen toegestaan.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsgebied' wijzigen in de bestemming Gemengd-1, met inachtneming van de bestemmingsomschrijving, bouw- en gebruiksregels en ontheffingen genoemd in Artikel 5, met uitzondering van het gestelde in lid 5.5 onder d.
9.5 Specifieke procedureregels
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 9.4 van dit artikel dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in artikel 22.1.
Artikel 10 Sport
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportveld;
- b. sportzaal/-hal/-centrum;
- c. tennisbaan;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad;
- b. openbaar vervoerstroken;
- c. parkeerplaatsen;
- d. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
- e. voet- en fietspaden,
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, ten dienste van de bestemming toegestaan.
Artikel 12 Verkeer - Straat
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. openbaar vervoersbanen;
- c. fiets- en voetspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. op de gronden zijn gebouwen toegestaan ten behoeve van het stallen van (brom)fietsen en scootmobielen met een maximale hoogte van 2 meter en een maximale oppervlakte van 6 m2;
- b. op de gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders,
wegaanduiding, bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies en seinpalen ten dienste van de bestemming toegestaan; - c. ter plaatse van de aanduiding op de plankaart is een kiosk toegestaan.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsstraat
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in lid 13.2 onder b ten behoeve van het plaatsen van terrassen met de bijbehorende bouwwerken op gronden gelegen naast een pand met de aanduiding 'h' op de plankaart.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, aan-huis-gebonden bedrijven, aan-huis-gebonden beroepen, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag is bevoegd in verband met de bezonning en om reden van de
stedenbouwkundige inpasbaarheid nadere regels te stellen ten aanzien van de situering en de opbouw
van het volume van de dakopbouw.
Ten aanzien van deze aspecten is de hiernavolgende uitwerking van toepassing:
- a. Ten aanzien van de bezonning:
- 1. de situering van de extra bouwlaag dient zodanig te zijn, dat de (het) perce(e)l(en) aan de overzijde van de straat gelegen, blijkens een daartoe door de aanvrager ingediend onderzoek, geen onevenredige schaduwhinder ondervind(t)(en). Er is sprake van een onevenredige schaduwhinder, indien als gevolg van de plaatsing van de extra bouwlaag tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 19 februari - 21 oktober bij een zonhoogte van meer dan 10° niet zijn gewaarborgd;
- 2. aan de achterzijde van het gebouw, waarop de extra bouwlaag zal worden geplaatst, dient de situering van de extra bouwlaag zodanig te zijn, dat de aangrenzende percelen en/of aan de achterzijde gelegen percelen en de daarbij behorende tuinen als gevolg van de extra bouwlaag geen onevenredige schaduwhinder ondervinden, waarbij het hiervoor onder 1 inzake de bezonning beschreven criterium alsmede de bij de aanvrager neergelegde onderzoeksverplichting onverkort van toepassing zijn.
- b. Ten aanzien van de stedenbouwkundige inpassing:
- 1. De in dit kader te stellen regels zien toe op de waarborging van het behoud van het aanwezige stedenbouwkundige ensemble. Hiervan zal sprake zijn indien aanwezige straatwanden (vrijwel) identiek zijn en daardoor een collectieve stedenbouwkundige samenhang vertonen. De nadere regels kunnen gesteld worden ten opzichte van de situering en/of opbouw van het bouwvolume. Eveneens zullen daartoe strekkende nadere regels gesteld kunnen worden ter waarborging van de identieke situering en opbouw van het bouwvolume binnen het desbetreffende woonblok waarop de extra bouwlaag geplaatst zal worden.
14.4 Specifieke gebruiksregels
- a. ter plaatse van de betreffende aanduiding op de plankaart is het toegestaan de begane grond en de bijbehorende erven te gebruiken ten behoeve van de functie(s) zoals vermeld in de daartoe strekkende aanduiding;
- b. indien op de plankaart de afwijkende functie horeca wordt aangeduid, zijn (op de begane grond) horecabedrijven in de categorieën I en II van de Staat van Horecainrichtingen, zoals opgenomen in de bijlagen bij deze regels, toegestaan.
- c. in afwijking van het gestelde onder a is het ter plaatse van de combinatie van de aanduidingen 'bedrijf' (b) en 'cultuur en ontspanning' (co) toegestaan het hele pand te gebruiken ten behoeve van de functies bedrijf en cultuur en ontspanning.
Artikel 15 Leiding - Gas
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een leiding ten behoeve van het transport van gas;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Gas' als bedoeld in lid 15.1 gelden de volgende regels:
- a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten toegestaan;
- b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 15.2 onder b onder de voorwaarde dat:
- 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
- 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, de hieronder te noemen werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het roeren, ontginnen, verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van de grond, of het scheuren van grasland;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 4. het aanleggen van drainage;
- 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
- 6. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
- 7. het aanleggen van dijken of andere taluds, dan wel het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
- 8. het aanleggen van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behalve indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
- 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 10. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
- 11. het permanent opslaan van goederen.
- b. De onder a. genoemde verboden gelden niet voor werken en werkzaamheden indien:
- 1. deze noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de leiding en de belemmeringenstrook;
- 2. deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het bestemmingsplan is bestemd;
- 3. deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
- c. De onder a. genoemde bouwwerken of werken zijn slechts toelaatbaar indien:
- 1. deze geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
- 3. deze geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
Artikel 16 Leiding - Riool
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een leiding ten behoeve van het riool;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Riool' als bedoeld in lid 16.1 gelden de volgende regels:
- a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
- b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 16.2 onder b onder de voorwaarde dat:
- 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
- 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
- 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
- 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
- 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
- 8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
- b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
- 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
- c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
- 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
Artikel 17 Waarde - Archeologie
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in lid 17.1 gelden de volgende regels:
- a. ten dienste van de primaire bestemming zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
- b. in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de onderliggende bestemming(en) is het, ter plaatse van de samenvallende bestemming 'Waarde - Archeologie', niet toegestaan om ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde op te richten met een grondroering met een diepte van meer dan 0,50 m, die een oppervlakte van meer dan 50 m2 omvatten
- c. het onder b genoemde verbod is niet van toepassing op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
17.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige waarden aanwezig zijn.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in lid 17.2 onder b onder de voorwaarden dat:
- a. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waarde(n);
- b. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het bevoegd gezag op het terrein van de archeologie;
- c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden op of in de voor 'Waarde-archeologie' bestemde gronden die een diepte van meer dan 50 cm overschrijden dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het betreft de volgende werken en werkzaamheden:
- 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- 2. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
- b. Het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
- 2. worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingcunetten;
- 3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- c. De aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid a dient bij het indienen van de aanvraag een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
- d. Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorschriften worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene Bouwregels
- a. Het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald.
- b. Het verbod als bedoeld onder a geldt niet ingeval van stoepen, stoeptreden, funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen e.d.; evenmin geldt bedoeld verbod ingeval van gevel- of kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt.
- c. Het is toegestaan om installaties voor mobiele telecommunicatie te plaatsen op gebouwen, die niet als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of niet zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht.
- d. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn, voor zover er geen sprake is van een kantoor- of bedrijfsbestemming, verboden op alle niet onder c genoemde gebouwen.
- e. Bij de tot het plan behorende geometrische bepaalde vlakken, waarbij een tot de aangewezen bestemming behorend bouwvlak is aangegeven, mag er binnen het betreffende bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd.
- f. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit plan zijn bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 15 m2 toegestaan.
- g. Ten behoeve van de bestemmingen, waarbij binnen een van dit plan deel uitmakend geometrisch bepaalde vlak een bouwperceel met een bouwvlak is opgenomen, zijn bouwwerken ten behoeve van de inzameling van afval toegestaan.
- h. Bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
- 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
- 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen.
- i. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken welke onderdeel uitmaken van dit plan is straatmeubilair toegestaan;
- j. Een ruimte voor het parkeren van een auto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- 1. indien de afmetingen van een parkeerruimte voor een personenauto ten minste 1.80 m bij 5.00 m en ten hoogste 3.25 m bij 6.00 m bedraagt, uitgaande van langsparkeren en ten minste 2.40 m bij 5.00 m in geval van haaks parkeren;
- 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan trottoir grenst, ten minste 3.50 m bij 5.00 m bedraagt.
- a. Bij het realiseren van bestemmingen volgens dit bestemmingsplan dienen de Wet geluidhinder, het Haags ontheffingenbeleid en de voor dit bestemmingsplan afgegeven beschikking hogere grenswaarden Wgh in acht te worden genomen.
- b. Het bevoegd gezag kan binnen het invloedsgebied van de gasleiding met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:
- 3. vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
- 4. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte;
- 5. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
- 6. vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
- a. Behoudens het bepaalde in artikel 23 is het verboden de zich binnen de bij de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan.
- b. Het bepaalde onder a ten aanzien van het gebruik van gronden heeft geen betrekking op bouwen.
- c. Het verbod, bedoeld onder a omvat in ieder geval:
de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden en voorts geldt bedoeld verbod voor het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een prostitutie-inrichting of een seksclub, tenzij in de regels van dit plan anders is bepaald. - d. Voor de toepassing van deze regels ten aanzien van horeca-inrichtingen wordt uitgegaan van de in artikel 1 opgenomen definitie van horeca-inrichting en de daarin aangegeven categorie-indeling, gebaseerd op de staat van horeca-inrichtingen, opgenomen als bijlage bij deze regels.
- e. Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven in de staat van horeca-inrichtingen, wordt voor de puntentoedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de bedrijfssoort met de hoogste puntentoedeling.
- f. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
- g. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het stallen op parkeren van fietsen en bromfietsen en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
21.1 Afwijken van de algemene bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in de artikelen 19 onder a, d en e, en 20 onder d en e ten behoeve van:
- a. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voor zover betrekking hebbende op erkers, balkons, galerijen, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken;
- b. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen door gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen ingeval de overschrijding meer bedraagt dan op grond van de algemene bouwregels is toegestaan;
- c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
- d. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn voor een meer verantwoorde ruimtelijke of technische plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein tot een maximum van 3 m;
- e. glas-, papier- en kledingcontainers, al dan niet beneden peil gelegen;
- f. kunst- en reclameobjecten;
- g. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
- h. een horeca-inrichting waarbij uit nadere toetsing aan de in de staat van horeca-inrichtingen opgenomen criteria blijkt dat de betreffende inrichting qua puntentoebedeling afwijkt van de in die staat aangenomen score en de daarbij behorende categorie-indeling met dien verstande dat:
- 1. voordat ontheffing wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca;
- 2. de desbetreffende horeca-inrichting door het verlenen van de ontheffing geacht wordt te behoren tot de met de puntentoebedeling corrresponderende categorie.
21.2 Afwijken van de algemene gebruiksregels
Het bevoegd gezag verleent een afwijking van het bepaalde in artikel 20 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
21.3 Afwijken van de overige regels
Het bevoegd gezag kan voorts een afwijking verlenen van het bepaalde in de regels ten behoeve van:
- a. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 3 m bedraagt;
- b. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
- c. een elektronische sirene ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
- d. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
- e. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, bouwhoogten, perceelgrensafstanden, en bebouwde oppervlakten met maximaal 15%;
- f. het in geringe mate, doch niet meer dan 3 m afwijken van het profiel van een straat, alsmede van de vorm van bouwvlakken en van door hoogtegrenzen omkaderde vlakken, voor zover dat wenselijk is voor de goede uitvoering van het plan;
- g. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, welke niet voldoen aan het gestelde in artikel 19 onder f met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 30 m2;
- h. het verhogen van de maximum bouwhoogte, dan wel het toegestane aantal bouwlagen met 3,5 m, respectievelijk een extra bouwlaag, ingeval de stedenbouwkundige situatie een meer intensieve bebouwing toelaat.
- i. een bed and breakfast of pension voorziening als onderdeel van de woonfunctie, met dien verstande dat de bepalingen die gelden voor een aan huis gebonden bedrijf hierop alsdan van overeenkomstige toepassing zijn.
21.4 Voorwaarde
De in dit artikel opgenomen afwijkingen worden niet verleend indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.
Artikel 22 Algemene Procedureregels
22.1 Algemene wijzigings- en uitwerkingsregels
- a. Het ontwerp van het plan tot wijziging en/of uitwerking ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage.
- b. Het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging tevoren bekend in een nieuwsblad dat in de gemeente wordt uitgegeven en voorts op de gebruikelijke wijze.
- c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij het bevoegd gezag zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp.
- d. Het bevoegd gezag beslist binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigings- en/of uitwerkingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk, als bedoeld onder a, met maximaal 10%.
- c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Transvaal.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
In de "Nota bestemmingsplannen, in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020", die op 14 december 2006 door de Gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd dat met het oog op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening de komende jaren een actualisering plaatsvindt van een groot aantal vigerende bestemmingsplannen. Transvaal is in de nota opgenomen als prioriteit II. Dit zijn plannen die onder de vigeur van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand zijn gekomen en waarvoor in principe een adequaat juridisch-planologisch kader geldt.
Het vigerende bestemmingsplan Transvaal stamt uit 1984. Doordat sindsdien vele ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en er ingrijpende veranderingen worden voorbereid, is dit bestemmingsplan verouderd. Het voorliggende nieuwe bestemmingsplan moet inspelen op de reeds gerealiseerde veranderingen en moet een ingrijpende verbetering van Transvaal mogelijk maken. De maatregelen die nodig zijn voor een ingrijpende verbetering zijn neergelegd in het "Wijkplan Transvaal" dat in februari 2004 door de Gemeenteraad is vastgesteld. Inmiddels is het wijkplan in uitvoering en gedeeltelijk gerealiseerd.
1.2 Ligging Plangebied
Transvaal ligt in het stadsdeel Centrum tussen het centrum van Den Haag en het Zuiderpark. Het wordt begrensd door de wijken Schilderswijk, Groente- en Fruitmarkt, Rustenburg-Oostbroek en het Regentessekwartier. Het bestemmingsplangebied behelst de gehele wijk Transvaal en een klein gedeelte van de wijk Groente- en Fruitmarkt. De grenzen van het plangebied worden gevormd door de Loosduinsekade, de Monstersestraat, de De Heemstraat, de Groenteweg, de Marktweg (inclusief de bebouwing en achtererven) en de De La Reyweg.
1.3 Doel
Het doel van het bestemmingsplan is onder andere de ontwikkelingen zoals voorgesteld in het wijkplan, mogelijk te maken. Tevens dient een helder kader te worden geboden voor particuliere ontwikkelingsmogelijkheden en is een duidelijk beleidsdocument noodzakelijk om, daar waar noodzakelijk, handhavend/beschermend op te kunnen treden.
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4.1 bestemmingsplannen
Voor het plangebied zijn momenteel het bestemmingsplan "Transvaal 1984" met partiële herzieningen en het Uitbreidingsplan "Rustenburg-Oostbroek" vigerend.
Het plangebied wordt aan vijf zijden begrensd door een vijftal vigerende bestemmingsplannen:
- Schilderswijk-West (Stadsvernieuwingsplan);
- Fruitweg e.o.;
- Rustenburg-Oostbroek;
- Regentesse-Valkenboskwartier-zuid;
- Loosduinseweg.
Het plangebied heeft geen status in het kader van het beschermd stads- en dorpsgezicht of beschermd natuurgebied.
1.4.2 leefverordening
Dit plan vervangt, voor wat betreft het plangebied, het beleid in de Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a., welke per 1 april 2009 is komen te vervallen. Het gaat concreet om recreatie-inrichtingen, sekswinkels, seksinrichtingen, garagebedrijven, paddoshops, belwinkels, hennepkwekerijen en drugsdealpanden.
1.4.3 Parapluherziening Detailhandel vuurwerk
In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Binnen het plangebied bevinden zich bedrijven waarbij verkoop of opslag van consumentenvuurwerk plaatsvindt.
1.4.4 Parapluherziening seksinrichtingen
Een groot deel van het grondgebied van de gemeente Den Haag is beschermd tegen ongebreidelde vestiging van seksinrichtingen (prostitutiebedrijven, seksclubs en escortbedrijven) door een tweetal Leefmilieuverordeningen: Oude Centrum en Stationsbuurt (1992) en Recreatie-inrichtingen c.a. (1994). Beide verordeningen werden in 1999 aangepast. De regeling in de leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is hierna geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen. Omdat deze parapluherziening uitging van een bestaande situatie ter plaatse - anders dan de Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk die uitgaat van een situatie (en een maximumaantal bedrijven) voor heel het grondgebied van de gemeente Den Haag - is het beleid in dit bestemmingsplan geïntegreerd en door dit plan vervangen voor wat betreft het plangebied.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
De wijk Transvaal is grotendeels ontstaan in de periode tussen de vorige eeuwwisseling en de Tweede Wereldoorlog. Het oudste gedeelte (ten noorden van de Scheepersstraat) is door een particuliere maatschappij ontwikkeld en in exploitatie genomen nog vóór de Woningwet van 1901. Deze maatschappij had zelf het stratenplan ontworpen, dat vervolgens door de gemeente is aanvaard. Later heeft de gemeente de op particuliere grond gelegen straten in het gebied in eigendom overgenomen. Deze oorspronkelijke bebouwing van Transvaal-noord bestaat uit benedenwoningen en dubbele bovenwoningen.
In Transvaal-zuid hebben de woningen (dankzij de Woningwet) allemaal een eigen entree. Dus alledrie de woonlagen hebben, aan de straat of aan een portiek, een eigen voordeur.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog is begonnen met woningbouw in het gebied ten zuiden van de Scheepersstraat. Hier werd de bouw in handen gegeven van diverse woningbouwverenigingen.
In de jaren '80 en '90 van de vorige eeuw heeft in Transvaal op grote schaal stadsvernieuwing plaatsgevonden. De particuliere woningen in Transvaal-Noord zijn massaal aangekocht en ingrijpend gerenoveerd door de gemeente of gesloopt en door woningbouwcorporaties vervangen door nieuwbouwappartementen in de sociale sector. Later zijn ook de gerenoveerde woningen overgegaan naar de corporaties. Recent zijn enkele complexen oorspronkelijke woningwetwoningen in Transvaal Zuid gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Hier is in belangrijke mate sprake van vervanging door grondgebonden woningen in de koopsector.
Als onderdeel van de stadsvernieuwingsoperatie in de jaren '80 is een rangeerterrein van de NS aan de Monstersestraat omgezet in een bedrijventerrein met bedrijven tot en met milieucategorie 3, met een vrijstellingsmogelijkheid voor de categorieën 4 en 5. Dit bedrijventerrein in de Uitenhagestraat is aangelegd om ondernemers op te vangen die vanwege de stadsvernieuwing uit de Schilderswijk en Transvaal moesten vertrekken.
2.2 Bestaande Situatie
2.2.1 Hoofdstructuur
De hoofdstructuur van de wijk wordt gevormd door de belangrijke verkeerswegen op de grenzen van het rechthoekige plangebied. Een tweetal haakse doorsnijdingen (Steijnlaan en Kempstraat) verdeelt de wijk in een noordelijk, een zuidelijk en een middengedeelte. Daarnaast zijn ook een drietal diagonale wegen (Schalk Burgerstraat, Paul Krugerlaan en Scheepers-straat) bepalend voor de structuur van de wijk.
De structuur van Transvaal is op een logische manier ingebed in het 'stedelijk weefsel' van dit gedeelte van de stad en is kenmerkend voor de periode waarin ze is ontstaan, volgens een helder patroon met gesloten bouwblokken met (vaak afwisselend) 12 en 16 meter brede straten. De oorspronkelijke woonbebouwing is vrijwel geheel in drie lagen uitgevoerd. Dit creëert een intieme sfeer. De straten zijn recht en volgen merendeels de rechthoekige vorm van de wijk. Ze worden afgewisseld door diagonalen.
De structuur van het bedrijventerrein is afwijkend van de rest van Transvaal. Hier is in de jaren '80 gekozen voor een structuur die niet op een gebruikelijke manier is aangehaakt op de omliggende bebouwings- en infrastructuur.
Het bedrijventerrein in de Uitenhagestraat is zodanig opgezet dat het zich zoveel mogelijk afkeert van de omliggende woonbuurten, zodat zo min mogelijk overlastsituaties ontstaan en de functies elkaar zo min mogelijk beperken.
De wegenstructuur van de wijk is grotendeels ongewijzigd gebleven. Ten noorden van de Kempstraat tussen de Hertzogstraat en de Beijerstraat wordt de oude wegenstructuur doorbroken door een haaks op de bestaande blokken aanleggen van een groene laan. Sloop van deze blokken heeft inmiddels plaatsgevonden.
2.2.2 Bebouwing
De stedenbouwkundige structuur van Transvaal is in de afgelopen eeuw nauwelijks veranderd. In Transvaal-noord zijn in jaren '80 van de vorige eeuw veel beneden-bovenwoningen gerenoveerd en omgezet in woningen met een trappenhuisontsluiting. Ook zijn er veel woningen gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Deze nieuwbouw bestaat meestal uit vier lagen. De woningwet-woningen in Transvaal-midden en zuid zijn wel opgeknapt, maar er is structureel niets aan veranderd. Het zijn nog steeds zeer kleine woningen die nauwelijks meer voldoen aan huidige eisen van wooncomfort.
In het zuidelijk deel van Transvaal, ten zuiden van de Kempstraat, heeft inmiddels sloop en nieuwbouw van 291 woningen plaatsgevonden. In Transvaal midden, tussen de Kempstraat en de Steijnlaan zijn een aantal woonblokken gesloopt. Hier worden 570 woningen vervangen of gerenoveerd. Voor Transvaal-Noord zijn de plannen nog in ontwikkeling.
Het huidige woonmilieu van Transvaal is Centrum stedelijk, hetgeen zich kenmerkt door een dynamische woonomgeving met een gemengde bevolking. Het onderstaande cijferoverzicht is gebaseerd op het databestand Den Haag in Cijfers met peiljaar 2007 (behalve de cijfers over inkomens, deze hebben peiljaar 2004).
De woningvoorraad bestaat uit 5.825 woningen (peildatum 1-1-2008) waarvan 26 % eigenaar-bewoner is, 15% verhuurd wordt door particuliere verhuurders en 53% verhuurd wordt door een toegelaten instelling. Het aantal meergezinswoningen is 5.354 (95%).
Het aantal inwoners in Transvaal is 14.070, waarvan 11 % van Nederlandse afkomst. De groep niet-Nederlandse bewoners (89%) is gemêleerd, waarbij de belangrijkste etnische groepen als volgt zijn verdeeld: Surinamers (24%), Marokkanen (14%), Turken (30%). De gemiddelde woningbezetting is 2,33. Voor geheel Den Haag ligt dit op 2. Transvaal wijkt dus af van het stadsgemiddelde. Bijna de helft van het aantal huishoudens bestaat uit eenpersoonshuishoudens (45%). Ongeveer een kwart bestaat uit samenwonenden met kinderen (24%). De groepen samenwonenden zonder kinderen en eenoudergezinnen zijn kleiner met respectievelijk 19% en 13%.
De meeste bewoners van Transvaal zijn tussen de 20 en de 64 jaar (62%). Ouderen (65 jaar en ouder) zijn er weinig (8%), maar jongeren relatief veel (31%).
Het percentage huishoudens met een laag inkomen is zeer hoog met 71 %, het percentage met een midden inkomen is 25% en slecht 4% van de huishoudens heeft een hoog inkomen (CBS/RIO 2004).
Kortom, de buurt is gemengd op basis van etnische afkomst, leeftijd en gezinssamenstelling. De eigendomsverhoudingen van woningen, de inkomenspositie van de huishoudens en het type woningen geven wel een eenzijdig beeld.
Er zijn dus in Transvaal momenteel ca 5.825 woningen in een dichtheid van ca. 90 won./ha. De architectonische kenmerken verschillen enigszins naar gelang de ouderdom van de buurt. In Transvaal-Noord staat de oudste bebouwing met overwegende kenmerken van de "Overgangsarchitectuur". Overgangsarchitectuur is een niet zeer stijlvaste bouwvorm van rond de vorige eeuwwisseling. De belangrijkste kenmerken zijn de versieringen (ornamenten), de verticale raamopbouw en het feit dat de panden, afzonderlijk of in kleine bouwseries, in een straatwand zijn geplaatst. Dit laatste in tegenstelling tot de Amsterdamse en Nieuwe Haagse school, waar woningbouw in vrij homogene blokken is gerealiseerd. Beide stijlen kennen een expressieve baksteenarchitectuur. Met name de Nieuwe Haagse School komt veel voor in Transvaal-zuid. Enkele kenmerken zijn: plastische gevels (vaak met erkers), opvallende horizontale lateien en dorpels, in het oog springende overstekende dakranden. In de corporatiecomplexen van rond de jaren '20 van de vorige eeuw en in Transvaal-Midden zien we invloeden van de Haagse en Amsterdamse school.
In de jaren '80 en '90 van de vorige eeuw is met name in Transvaal-Noord en Transvaal-Midden veel vervangen door nieuwbouw. In de jaren '80 werd qua architectuur, bebouwingstypologie en bouwhoogte nauwelijks rekening gehouden met de oorspronkelijke bebouwing. In de jaren '90 ging het besef leven dat een zekere afstemming in bebouwing waardevol is. De nieuwbouw uit die tijd past dan ook beter in het beeld van de wijk.
De bebouwing van het bedrijventerrein wordt gevormd door bedrijfsgebouwen in één of twee - vaak hoge- bouwlagen. Het spreekt voor zich dat deze bebouwing sterk afwijkt van de rest van Transvaal.
2.2.3 Groen en openbare ruimte
In het oorspronkelijke plan was weinig open ruimte. Het Kaapseplein was de enige openbare groenvoorziening van formaat. In de jaren '80 is een aantal groene pleintjes aangelegd en is een begin gemaakt met de aanleg van een groot wijkpark. Tijdens de stadsvernieuwing van de jaren '80 is door de sloop van enkele honderden woningen, ruimte gekomen voor de aanleg van enige groenvoorzieningen in Transvaal-noord en de eerste fase van het wijkpark in Transvaal-midden. Tot het wijk- en buurtgroen behoren verder het historische groene Hobbemaplein, de plantsoenen en het buurtpark Joubertplantsoen. De pleintjes Kaapseplein, Joubertplantsoen en Spionkopstraat zijn mede sportief ingericht.
In Transvaal bevinden zich twee gebieden die door hun specifieke gebruiksfunctie beperkt openbaar toegankelijk zijn. Het gaat om stadsboerderij "De Woelige Stal" aan de Delftselaan en de sportvelden van het sportcomplex aan de De La Reyweg. Semi- openbare (sportieve) speelvoorzieningen kunnen overigens ook liggen op schoolspeelplaatsen en bij buurthuizen (buurthuis Boerenplein).
In Transvaal zijn verschillende soorten bomen en boomstructuren terug te vinden. De bomen aan de De La Reyweg, de Loosduinskade en de Hoefkade maken deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.
2.2.4 Verkeer en parkeren
Autoverkeer
Vanuit Transvaal is per auto de Haagse CentrumRing te bereiken via de Loosduinsekade/Loosduinseweg en via het Veluweplein en Rijswijk is de rijksweg A4 goed bereikbaar. Transvaal wordt begrensd en ontsloten door de Loosduinsekade, de Monstersestraat/De Heemstraat, de Hoefkade en de De La Reyweg. De Loosduinsekade/Loosduinseweg behoort tot het stedelijke hoofdwegennet, de De La Reyweg, Hoefkade, Hobbemaplein en Monstersestraat/De Heemstraat zijn gebiedsontsluitingswegen. Verder hebben de Paul Krugerlaan/Delftselaan, de Steijnlaan (tussen De La Reyweg en Paul Krugerplein) en Kempstraat een belangrijke ontsluitende functie voor de wijk en zijn routes voor openbaar vervoer. De overige straten zijn woonstraten zonder een belangrijke verkeersfunctie. Veel straten zijn nog ingericht als woonerf. Bij herinrichting worden deze straten weer voorzien van een meer traditioneel profiel met een 30 km regime.
Openbaar vervoer
Vanuit Transvaal zijn goede openbaar vervoer verbindingen met de NS-stations Den Haag Hollands Spoor en Den Haag Centraal. Binnen de wijk lopen een aantal openbaar vervoer lijnen. Langs de rand van Transvaal, via de Loosduinsekade, rijden RandstadRail lijn 4 en tramlijn 2. Tramlijnen 6, 11 en 12 rijden langs en door de wijk en zijn tevens belangrijk voor de ontsluiting van de Haagse Markt.
RandstadRail lijn 4 is een hoogwaardige regionale openbaar vervoerverbinding tussen Den Haag -Uithof en Zoetermeer - Javalaan via de binnenstad en station Den Haag Centraal. Voor het noordelijke deel van Transvaal heeft deze lijn een belangrijke functie richting binnenstad en verder. Tramlijn 2 volgt in het centrumgebied hetzelfde tracé, maar verbindt Kraayenstein via Transvaal en station Den Haag Centraal met Leidschendam Noord.
Tramlijn 11 loopt langs de wijk (via de De Heemstraat en de Monstersestraat) en verzorgt de verbinding van de wijk met het NS-station Hollands Spoor en Scheveningen. De lijn krijgt in de toekomst een belangrijke regionale functie. In het "Verkeersplan" zijn plannen opgenomen om de lijn door te trekken naar het bedrijventerrein de Binckhorst (in het oosten van Den Haag) en Delft. Lijn 6 rijdt door de wijk via het Hobbemaplein, de Paul Krugerlaan en de Steynlaan en geeft verbinding met Den Haag Zuid-West en via het NS-station Den Haag Centraal met Leidschendam. Lijn 12 is een ontsluitende lijn en rijdt via het lijn 11-tracé en de Paul Krugerlaan. De lijn geeft verbinding met het NS-station Den Haag Hollands Spoor en de wijk Duindorp.Buslijn 25 is eveneens een belangrijke openbaar vervoerlijn, met name voor de ontsluiting van de Haagse Markt. De bus rijdt door de wijk via de Kempstraat en verbindt de wijk met Den Haag Zuid-West en de binnenstad. Ook lopen langs de wijk nog een aantal buslijnen, lijn 130 via de Hoefkade richting binnenstad of Rijswijk en lijn 26 via de De La Reyweg richting Kijkduin of Voorburg.
Fiets
De hoofdroutes voor autoverkeer langs de wijk zijn ook hoofdroutes voor de fiets: de Loosduinsekade/Loosduinseweg, De La Reyweg, Hoefkade en De Heemstraat/Monstersestraat. Langs deze wegen zijn nagenoeg overal fietsvoorzieningen aanwezig.
Binnen Transvaal lopen een aantal hoofdroutes voor de fiets, zoals benoemd in het Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010. De Steijnlaan, Schalk Burgerstraat en Kempstraat zijn nieuwe hoofdroutes. Langs deze straten zijn op dit moment geen fietsvoorzieningen.
Parkeren
Transvaal is een zeer dichtbebouwde wijk met relatief weinig openbare ruimte. Het autobezit neemt sterk toe nadat het jarenlang relatief laag is geweest. Tevens zorgt de Haagse Markt op marktdagen voor een grote parkeerdruk en druk op het wegennet binnen de wijk. Met name in de Kempstraat en de De Heemstraat, waar de in- en uitgang van de parkeergarage is gesitueerd, leidt dit vaak tot congestie. In Transvaal is er een grote parkeerdruk. In heel Transvaal geldt van ma. t/m zo. van 18.00 uur - 24.00 uur een vergunningsregeling. Daarnaast is binnen het invloedsgebied van de Haagse Markt (grofweg begrensd door de Steijnlaan, De Heemstraat/Monstersestraat, Hoefkade, Schalk Burgerstraat en Scheepersstraat) een aanvullende regeling die geldt op maandag, woensdag, vrijdag en zaterdag tussen 09.00 uur en 18.00 uur.
Tijdens de stadsvernieuwingsoperaties in de jaren '80 en '90 van de vorige eeuw zijn een aantal parkeergarages aangelegd. Daarvan is die onder de Markt, met 500 plaatsen, de grootste. Bij de herontwikkeling van delen van Transvaal zullen veel parkeerplaatsen (veelal in de vorm van gebouwde voorzieningen) moeten worden toegevoegd om aan de groeiende behoefte tegemoet te komen.
2.2.5 Sport en recreatie
Het sportveld aan de De La Reyweg/Beijersstraat was jarenlang de enige sportruimte en uitsluitend geschikt voor kleine balsport (korfbal). De daar gevestigde korfbalvereniging is al jarenlang verdwenen. De bij het terrein behorende sportopstallen zijn, op de beheerderswoning na, al geruime tijd gesloopt en ruimtelijk in het bouwplan van het wijk-en buurtcentrum "de Loods" betrokken. Het terrein vervult uitsluitend de functie van schoolsportterrein en wordt incidenteel door de buurt gebruikt.
Er is tevens een sporthal in Transvaal (Majubastraat/Colensostraat). De gymnastieklokalen zijn voor het nevengebruik voor de buurtsportactiviteiten van toegevoegde waarde.
2.2.6 Voorzieningen
In Transvaal zijn talrijke voorzieningen voorhanden. Er zijn drie club- en buurthuizen, Bario, de Loods en Boerenplein.
Een opvang voor dak- en thuislozen is gevestigd aan de De La Reyweg (Kesslerstichting). Voorzieningen voor ouderen zijn, voor wat betreft wonen en medische verzorging, voor een belangrijk deel geconcentreerd rond Zorgcentrum Transvaal, een verzorgingshuis aan de Beijersstraat.
Op een aantal plaatsen in de wijk zijn in winkel- of bedrijfspandjes gebedshuizen gevestigd. Aan de Scheepersstraat is enkele jaren geleden ten behoeve van Surinaamse moslims één van de grootste moskeeën van Nederland gebouwd.
Verder is aan het Hobbemaplein een bibliotheek gevestigd. In de voormalige Julianakerk is inmiddels een wijkcentrum gevestigd ten behoeve van informatie en activiteiten. Er is ook een centrum voor vrouwen en kinderen gevestigd in de Kockstraat.
Onderwijs
In de wijk zijn zes basisscholen gevestigd. Scholen voor regulier voortgezet onderwijs zijn er niet. Door uitbreidingswensen, veranderende omstandigheden, wijzigende onderwijseisen en deels door spreidingstechnische overwegingen is de behoefte aan schoolgebouwen in beweging.
In Transvaal bevinden zich de volgende scholen; per school is aangegeven welke voornemens er zijn ten aanzien van huisvesting:
Overzicht voorscholen
Naam school | Peuterspeelzaal | Voorschool |
Onze Wereld | Het Speelhuis, Beyersstraat 72A | Ja |
Comeniusschool | Tweety, Viljoenstraat 8 | Ja |
Paul Krugerschool | De Woelwatertjes, Fischerstraat 133 | Ja |
Springbok | Thusanong, Mandelaplein 1 | Ja |
De La Reyschool | Hamertje Tik, Beyersstraat 105 | Ja |
Yunus Emre | De SimSim, Vaalrivierstraat 301 | Ja |
Basisonderwijs
- 1. Islamitische basisschool Yunus Emre, Mandelaplein 2.
- 2. Openbare basisschool De Springbok, Pretoriusstraat 123, met dislocatie in de Wolmaransstraat 100.
- 3. Openbare basisschool De la Reyschool, De la Reyweg 212.
- 4. Protestants Christelijke basisschool Comenius, thans gehuisvest in de Kempstraat 126. Nieuwbouw wordt gerealiseerd aan de Colensostraat 6. Planning start bouw is zomer 2010. De school heeft een nevenvestiging in de Viljoenstraat 8, die na gereed komen van de nieuwbouw zal worden verlaten. De bestemming van dit gebouw wordt nader bezien.
- 5. Protestants Christelijke basisschool Paul Krugerschool, Fisherstraat 133.
- 6. Rooms Katholieke basisschool Onze Wereld, Brandtstraat 87, met nevenvestiging Brandtstraat 80.
(Voortgezet) speciaal onderwijs
- 1. Protestants Christelijke school voor speciaal en voortgezet onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen, Dr. C.E. van Koetsveldschool, Vrijstaathof 50, zal in de loop van 2010 verhuizen naar een nieuwbouwlocatie in stadsdeel Escamp. Het huidige gebouw zal worden benut voor ander onderwijs.
- 2. Aan de Scheepersstraat 160 is medio 2006 een vestiging van de J.C. Pleysierschool opgeleverd. Dit is een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen (vso-zmok).
Voortgezet onderwijs (praktijkonderwijs)
Openbare Praktijkschool De Einder, Spionkopstraat 9, (inclusief het naastgelegen gerestaureerde "Badhuis"). Deze school blijft vooralsnog gevestigd op de huidige locatie.
2.2.7 Bedrijven, detailhandel en werkgelegenheid
Transvaal is, op het bedrijventerrein Uitenhagestraat na, een wijk waarin de woonfunctie veruit dominant is. In de Kempstraat en Paul Krugerlaan wordt de woonfunctie gecombineerd met economische activiteiten: de begane grond wordt hoofdzakelijk ingenomen door winkels (levensmiddelen, gebruiksartikelen, kleding en sieraden) en bedrijven (meestal dienstverlening). Het merendeel van de ondernemers in deze straat is allochtoon (Surinaams, Turks of Marokkaans), hetgeen een nieuwe identiteit en aantrekkingskracht geeft aan de straat.
Verder zijn door heel Transvaal nog een aantal winkels en bedrijven verspreid. Totaal zijn er in Transvaal ruim 514 bedrijven gevestigd, waar ca. 1136 mensen werken (Werkgelegenheidsregister, 2008). 93 procent van de bedrijven in Transvaal is niet groter dan 5 personen, waarmee de bedrijvigheid in Transvaal kleinschalig is te noemen.
De Haagse Markt aan de Herman Costerstraat is ook een belangrijke concentratie van economische activiteiten. Gedurende vier dagen per week staan er ca. 540 kramen. Er wordt voornamelijk gehandeld in dagelijkse goederen zoals vis, groente en fruit, kleding, bloemen en planten en tweedehands goederen.
2.2.8 Archeologie en monumenten
In de noordelijke strook van Transvaal, grenzend aan de Loosduinseweg en naar het zuiden doorlopend tot aan de Steijnlaan, zijn sporen uit de historische periode te verwachten. Het gaat daarbij om minstens twee verschillende woonstedes. De belangrijkste is ongetwijfeld het kasteel Westerbeek geweest, dat voor zover bekend gebouwd is in 1430 en in de late 18de eeuw is afgebroken. De resten daarvan moeten gezocht worden langs de De La Reyweg, ter hoogte van de Bothastraat en de Christiaan de Wetstraat. Aan het eind van de 19de eeuw is zelfs enig archeologisch onderzoek naar Westerbeek verricht; het bleek dat de funderingen op ca. 1,6 meter onder maaiveld nog aanwezig waren.
Het tweede belangrijke gebouw is de Engelenburg geweest, gelegen aan de oostzijde van het huidige Joubertplantsoen. Ook hier gaat het om een waarschijnlijk middeleeuwse boerderij die later tot een buiten uitgroeide. Bij de aanleg van de wijk aan het eind van de 19de eeuw werd dit fraaie pand gesloopt. De kans op de aanwezigheid van relevante resten van dit bouwwerk in de grond wordt nog steeds als reëel gezien.
Van een derde hoeve, de Haagwoning, gelegen langs de huidige De La Reyweg en op de hoek van de Steijnlaan, is waarschijnlijk heel weinig bewaard gebleven.
Het voormalig Badhuis aan de Spionkopstraat is aangewezen als rijksmonument. Daarnaast bevat Transvaal 10 gemeentelijke monumenten:
- Julianakerk uit 1926 (architect G. van Hoogevest), Kempstraat 124;
- Reclame-muurschildering (maker onbekend), Wesselstraat;
- Portierswoning uit 1924 (ontwerp dienst S&V), Beijersstraat 115;
- Burgerschool uit 1917 (architect A.A. Schadee), de la Reyweg 210-212;
- Comeniusschool uit 1921 (architect K.M. Kuijk), Kempstraat 126/Paardenbergstraat 3;
- Schoolgebouw uit 1904, (ontwerp Dienst Gemeentwerken), Pretoriusstraat 123-125;
- Rusthuis voor ouden van dagen uit 1914 (gebouwd in opdracht van de Diaconie der Gereformeerde Gemeente te 's-Gravenhage), Scheepersstraat 54/Hertzogstraat 50a;
- Ambachtschool uit 1932 (gebouwd in opdracht van de 'Vereeniging tot Oprichting en Instandhouding van Christelijke Nijverheidsscholen'), Veluweplein 1/Schalk Burgerstraat 425/De La Reyweg 628;
- Prinses Julianaschool uit 1922 (in opdracht van de Vereeniging voor Christelijjk Voorbereidend Lager Onderwijs in Transvaalkwartier), Viljoenstraat 8;
- School uit 1923-1924, (opdracht van Woningstichting Patrimonium), Vrijstaathof 50/Schalk Burgerstraat 383.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijk beleid op meerdere niveaus nader toegelicht. Aan de orde komt de relatie van het plangebied met het streekplan "Zuid-Holland West" en de relatie met het regionale structuurplan van het stadsgewest Haaglanden. Voorts wordt ingegaan op het voor Transvaal opgestelde Wijkplan en het beleid van de gemeente Den Haag op andere gebieden, zoals archeologie, voor zover dat voor onderhavig bestemmingsplan relevant is.
3.1 Ruimtelijk Beleid
3.1.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Door deze nota tracht het kabinet bij te dragen aan een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en de borging van de veiligheid. Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Om een eenzijdige samenstelling van de bevolking te voorkomen, stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod.
Om de trek van midden- en hogere inkomens uit de stad te voorkomen zijn volgens de Nota Ruimte meer hoogstedelijke woonmilieus nodig. Tegelijk blijft stedelijke vernieuwing en herstructurering dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten. Nieuwe bebouwing ten behoeve van de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten dient grotendeels geconcentreerd tot stand te komen in bestaand bebouwd gebied. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Het realiseren van woningen en diverse stedelijke voorzieningen in een bestaand stedelijk gebied past in dit streven.
Krachtwijken
De wijk Transvaal is opgenomen in de lijst van Krachtwijken. Binnen deze wijken wordt primair ingezet op vijf speerpunten: wonen, werken, leren, integreren en veiligheid. Transvaal is één van de 40 wijken waarvoor financiën beschikbaar zijn gesteld om de wijk op te waarderen. De gemeente Den Haag en de corporaties Staedion en Haag Wonen hebben samen een pakket van maatregelen samengesteld ter verbetering van wonen, werken en verblijven in Transvaal. Vanuit het Krachtwijkenbeleid zal worden geïnvesteerd in de openbare ruimte, infrastructuur, wijkeconomie en sociale voorzieningen. Bewoners en ondernemers uit de wijk zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van het pakket van maatregelen.
3.1.2 Provinciaal beleid
Provinciale Structuurvisie
De Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" zijn op 2 juli 2010 vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
- duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
- divers en samenhangend stedelijk netwerk
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
- stad en land verbonden
Ook de instrumenten die de provincie inzet, komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent met de Functiekaart en Kwaliteitskaart. Zij ontwikkelt programma's en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.'
Verordening Ruimte
In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De provinciale ruimtelijke verordening voorziet hierin. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. Onderhavig bestemmingsplan is in overeenstemming met de provinciale verordening.
3.1.3 Regionaal beleid
Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP)
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.
In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het stadsgewest en de betrokken gemeenten.
Voor dit bestemmingsplan zijn 3 prioriteiten van de tien van toepassing:
Dragende projecten voor een concurrerende Zuidvleugel:
- anticiperen op de veranderingen in het klimaat en verkleinen van de bijdrage van Haaglanden aan klimaatveranderingen;
- herstructurering en intensiever gebruik van stedelijke wijken en;
- herstructurering en intensiever gebruik van bedrijventerreinen.
3.1.4 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Den Haag 2020
Op 17 november 2005 heeft de Gemeenteraad de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld. Dit is een richtinggevend beleidsdocument waarin een toekomstvisie op de ruimtelijke structuur en ontwikkeling van de stad tot 2020 wordt aangegeven.
De ambitie van Den Haag is: Wéreldstad aan Zee, een uitdagende stad in een sterke regio. De Wéreldstad aan Zee heeft vier troeven: het is een multiculturele stad, een internationale stad, een stad aan zee en een monumentale residentie. De strategie is om deze troeven uit te bouwen en te versterken. Dat wil de gemeente Den Haag doen door samen met partners in de stad en de regio een kwaliteitsprong te maken in de ruimte voor wonen, werken en leven in Den Haag, in de bereikbaarheid en in de leefbaarheid en het groene karakter. Binnen de stad richt de gemeente de aandacht op vijf kansenzones. Een van de kansenzones is de lijn 11 zone. Transvaal is als ontwikkelingsgebied aangewezen waarbij het multiculturele karakter van de wijk versterkt kan worden. Het programma in hoofdlijnen is het toevoegen van woningen door benutten van randen van het tramtrace voor woningbouw en het transformeren van het bedrijventerrein Uitenhagestraat tot gemengd woon-en werkgebied. De Uitenhagestraat zal ruimte wordt een mix van stedelijke bedrijvigheid. Het multiculturele karakter van de detailhandel en ontspanning wordt verder uitgewerkt (bijvoorbeeld door opwaardering van de Haagse Markt). Verder wordt de infrastructuur rondom de lijn 11-zone opgewaardeerd en zal de ruimtelijke kwaliteit verbeterd worden door onder andere het toevoegen van openbaar groen en water.
Het Masterplan lijn 11 is december 2009 vastgesteld. De gewenste ontwikkelingen uit het masterplan zijn echter onvoldoende uitgewerkt om opgenomen te worden in het bestemmingsplan Transvaal. Alleen een deel van de herstructurering van het bedrijventerrein bij de Uitenhagestraat wordt door dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Daarnaast is de herontwikkeling van het terrein van de Haagse Markt kleinschalig en kan daarom ook omeegenomen worden. De herontwikkeling van de koppen van de Haagse Markt, het multicultureel vrijetijdscomplex en een deel van het bedrijventerrein Uittenhagestraat langs de Monsterse straat worden niet in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
De Structuurvisie kent een verdere groeiambitie van het aantal inwoners tot 505.000, waarbij in 2012 nader wordt bezien of en hoeverre een doorgroei naar 515.000 inwoners mogelijk en wenselijk is.
Op grond van de Structuurvisie dient langs doorgaande wegen en groen bebouwing in vijf lagen mogelijk te worden gemaakt. In dit bestemmingsplan zijn de De La Reyweg en de Loosduinsekade doorgaande wegen. Gedeeltelijk is de bestaande bebouwing hierlangs al vijf lagen. Waar dit niet het geval is, wordt in dit bestemmingsplan bebouwing in vijf lagen toegestaan.
Wijkplan
Het gemeentelijk beleid voor Transvaal is grotendeels vastgelegd in het Wijkplan dat op 12 februari 2004 door de Gemeenteraad is vastgesteld. In het stedenbouwkundig plan, behorend bij het Wijkplan Transvaal, staat uitvoerig omschreven wat de ruimtewensen voor Transvaal zijn. Hieronder wordt het wijkplan verkort weergegeven.
Stedenbouwkundig en architectonisch beeld: Algemeen kan worden gesteld dat de huidige stedenbouwkundige structuur voldoet. In dit bestemmingsplan wordt die structuur dan ook nauwelijks veranderd. Alleen rond de Kempstraat is een gewijzigd stratenpatroon opgenomen. Dit was mogelijk doordat hier aansluitend meerdere locaties werden gesloopt. Dit maakte een ruimere opzet mogelijk.
Voor nieuwe architectuur en stedenbouw is de oorspronkelijke bebouwing als referentiekader gekozen. Dit met het oog op het zo veel mogelijk terugbrengen van architectonische en stedenbouwkundige eenheid in de wijk. Daarmee blijft de wijk ook herkenbaar als onderdeel in de ontstaansgeschiedenis van de stad.
Tengevolge van de herstructurering van Transvaal zal het aantal woningen met ca. 1000 afnemen. Er worden veel kleine appartementen gesloopt om plaats te maken voor ruime, veelal eengezinswoningen. In de aangrenzende Lijn 11-zone (de zone langs tramlijn 11) zal worden gepoogd woningen toe te voegen om dit verlies enigszins te compenseren.
3.2 Wonen
3.2.1 Haagse Woonvisie 2020
De Haagse Structuurvisie streeft naar groei van het inwoneraantal van de stad als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen en voor een goede economische sociale en culturele ontwikkeling: hiervoor zal het aantal woningen moeten groeien.
In de woonvisie Den Haag 2009-2020 is de groeiambitie vastgesteld op 20.000 tot 25.000 woningen. De woonvisie biedt ook de kaders voor deze groei. De kern van de woonvisie is: Als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen. De stad moet daarom in een breed scala aan type woonwensen kunnen voorzien. Dit vereist gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken. Hoewel differentiatie van woonmilieus en woonsferen het uitgangspunt is, moet dit binnen een stedelijk kader gebeuren. Daarom dient er gekozen te worden voor woonvormen die passen bij een stedelijke omgeving. De nieuwbouw zal daarom grotendeels plaatsvinden door appartementen en stadswoningen en tussenvormen daarvan.
Kansen voor groei en verdichting liggen veelal in de zogenaamde transformatiemilieus, waar verouderde bedrijventerreinen worden omgezet in gemengde woonwerkgebieden. Aan de stadsranden vindt eveneens uitbreiding plaats door transformaties in de overgangszones van stad naar platteland.
Sturend voor de transformatie en uitbreiding van woonmilieus is het beleid om selectieve migratie uit de stad van midden- en hogere inkomens om te buigen, om deze groepen aan de stad te binden en zo mogelijk van elders aan te trekken. Bij de herstructurering van de goedkope sociale voorraad in bestaande gebieden wordt getracht een woonmilieu te bieden dat inspeelt op woonwensen van bepaalde groepen midden- en hogere inkomens mede om segregatie, concentratie van kansarme bewoners en cumulatie van achterstandssituaties tegen te gaan. Een goed 'schoon, heel en veilig' leef- en woonklimaat is een belangrijke voorwaarde voor alle stedelijke woongebieden. Daarnaast moeten voldoende, goede en betaalbare woningen voor de lage inkomensgroepen blijven bestaan.
3.2.2 Beleid voor het plangebied
Met betrekking tot het wonen in Transvaal wordt met de realisering van het wijkplan een richting ingeslagen die op kleinere schaal al in de jaren '90 is ingezet. Deze richting behelst een sloop-nieuwbouwprogramma dat gericht is op differentiatie van de woningvoorraad. Van het overgrote aandeel kleine corporatiewoningen zal een deel worden gesloopt en vervangen door ruime grondgebonden woningen en (in minderheid) appartementen. Deze herstructurering heeft tot doel nieuwe woonmilieus te ontwikkelen die als stedelijke variant de concurrentie met de Vinex-wijken aankunnen. Ook wordt met deze ruimtelijke maatregelen gepoogd om een differentiatie van de bevolkingssamenstelling te bewerkstelligen.
Transvaal valt binnen de Haagse Woonvisie onder het woongebied binnenstadsrand veen. Dit maakt deel uit van het centrumstedelijk woonmilieu. Voor Transvaal is de strategie vanuit de Woonvisie transformeren. Het is een gebied dat een zwakke woningmarktpositie heeft onder andere ten gevolge van de eenzijdige woningvoorraad.
Gemeente en corporaties hebben reeds ingezet op een ingrijpende herstructurering met als doel het vergroten van de diversiteit aan woningtypen, in combinatie met verdunning (waar noodzakelijk) en verdichting (waar mogelijk).
Een kansrijk gebied is de tramlijn 11 zone tussen Transvaal en Schilderswijk. Deze ontwikkelingszone is dan ook één van de kansenzones van de Structuurvisie: Transvaal Plus. De ontwikkelingsopgave is speciaal vanwege de sociaaleconomische doelstellingen die eraan ten grondslag liggen. Er wordt ingezet op een beeldbepalend winkel- en voorzieningencluster van bovenregionale betekenis, te ontwikkelen vanuit de multiculturele achtergrond van de wijk. Waarbij de ruimtelijke kwaliteit van de Haagse markt wordt opgewaardeerd. Wat het woningbouwprogramma betreft wordt gedacht aan centrumstedelijke dichtheden in het midden en hogere segment. Zodat ook een wooncarrière binnen Transvaal beter mogelijk wordt. In het, in december 2009, vastgestelde Masterplan Lijn 11 zijn bovenstaande ontwikkelingen opgenomen.
In Transvaal is het algemene splitsingsbeleid van toepassing op particuliere woningen.
3.3 Archeologie En Monumenten
3.3.1 Archeologie
Transvaal is voor het overgrote deel gebouwd in een gebied dat wordt gekenmerkt door een onder natte omstandigheden ontwikkelde bodem. Het is een strandvlakte die in de loop van eeuwen met veen is dichtgegroeid en op sommige plaatsen vanuit het zuiden tijdens overstromingen in de 4de en 3de eeuw v. Chr. met klei is overdekt.
Alleen de meest noordelijke strook, grenzend aan de Loosduinse weg en naar het zuiden doorlopend tot aan de Steijnlaan, is gelegen op de zuidelijke flank van een strandwal. Een strandwal is een zandrug die destijds wat hoger in het landschap gelegen was.
De kans op archeologische waarden in het door veen en klei gedomineerde deel is niet groot. Verwacht wordt dat het zowel in de vroege prehistorische perioden als daarna tot en met de middeleeuwen te nat was om bewoning aantrekkelijk te maken. Tot ver in de 19de eeuw, tot aan de bouw van de wijk Transvaal, bleef het gebied, als onderdeel van de Zusterpolder, in gebruik als weiland en was het doorsneden door sloten om de waterhuishouding zoveel mogelijk onder controle te kunnen houden.
Voor de noordelijke strook luidt het verhaal iets anders. Strandwallen waren al in prehistorische tijden voor menselijke bewoning geschikt. In Den Haag zijn daar intussen vele voorbeelden van te geven. De kans dat in dit gebied ooit mensen gewoond en gewerkt hebben is daarom aanwezig. Echter, de kans dat daarvan nog sporen aanwezig zijn is erg klein. De betreffende strandwal is al vanaf de 18de eeuw stelselmatig afgezand. Het op die manier gewonnen zand werd met boten via de in die eeuw aangelegde Loosduinse vaart afgevoerd. Sprake is dus van een substantiële verlaging van het oppervlak in de strook langs de Loosduinseweg en dat betekent dat de archeologische verwachting voor wat betreft de pre- en vroeghistorische periode laag is geworden.
Daarentegen zijn wel sporen uit de historische periode in de betreffende strook te verwachten. Het gaat daarbij om minstens twee verschillende woonstedes. De belangrijkste is ongetwijfeld het kasteel Westerbeek geweest, dat voor zover bekend gebouwd is in 1430 en in de late 18de eeuw is afgebroken. De resten daarvan moeten gezocht worden langs de De La Reyweg, ter hoogte van de Bothastraat en de Christiaan de Wetstraat. Aan het eind van de 19de eeuw is zelfs enig archeologisch onderzoek naar Westerbeek verricht; het bleek dat de funderingen op ca. 1,6 meter onder maaiveld nog aanwezig waren.
Het tweede belangrijke gebouw is de Engelenburg geweest, gelegen aan de oostzijde van het huidige Joubertplantsoen. Ook hier gaat het om een waarschijnlijk middeleeuwse boerderij die later tot een buiten uitgroeide. Bij de aanleg van de wijk aan het eind van de 19de eeuw werd dit fraaie pand gesloopt. De kans op de aanwezigheid van relevante resten van dit bouwwerk in de grond wordt nog steeds als reëel gezien.
Van een derde hoeve, de Haagwoning, gelegen langs de huidige De La Reyweg en op de hoek van de Steijnlaan, is waarschijnlijk heel weinig bewaard gebleven.
Bovenstaande geeft aan dat maar twee locatie binnen het bestemmingsplan van archeologisch belang zijn: een blok bij de Bothastraat/Christiaan de Wetstraat (kasteel Westerbeek) en het Joubertplantsoen (de Engelenburg). Voor deze locaties geldt een dubbelbestemming; ze staan op de plankaart vermeld als "waarde Archeologie II" (afbeelding 1). Een aanlegvergunningenstelsel is daarvoor van kracht.
afbeelding 1: Archeologische verwachting Transvaal
De gemeente Den Haag draagt sinds 1982 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het archeologie beleid van de gemeente is er op gericht:
te zorgen voor het behoud van zoveel mogelijk archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;
een archeologisch depot te onderhouden waar alle in Den Haag aangetroffen archeologische voorwerpen op een veilige en systematische manier kunnen worden bewaard;
te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek middels tentoonstellingen, publicaties, presentaties etc. onder de aandacht worden gebracht van de Haagse burger.
Voor het uitvoeren van het archeologisch beleid, voor het ontwikkelen van nieuw beleid dienaangaande en voor het nemen van beslissingen aangaande beheer en behoud van archeologische waarden hebben Burgemeester en wethouders de Afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer gemandateerd.
Een nieuwe beleidsnota zal zijn geënt op de herziening van de Monumentenwet 1988, middels de inwerkingtreding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Deze wet is op 1 september 2007 in werking getreden. Deze wetswijziging kent enkele nieuwe elementen.
Een nieuw element is de bepaling dat "de verstoorder betaalt": initiatiefnemers van projecten die schade aan archeologische waarden zullen veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek. Daarnaast legt deze wet ook de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden.
In het kader van deze inwerkingtreding wordt momenteel ook een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart opgesteld. Deze zal een plaats krijgen in het gemeentelijke beleid en wordt naar verwachting opgenomen in de gemeentelijke Monumentenverordening.
De Haagse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar zeer ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. Indien in een in voorbereiding zijnde bestemmingsplan gebieden met archeologische waarden en/of verwachtingen aanwezig zijn dan staan deze gebieden aangegeven op de plankaart binnen de aanduiding " grens archeologisch waardevol gebied". Voor werkzaamheden die daar de grond roeren, geen bouwwerken zijnde, is een aanlegvergunning noodzakelijk, zoals aangegeven in de regels van het bestemmingsplan. Dat geldt eveneens voor roeren van grond in het kader van een bouwvergunning. Bij bouwvergunningvrije bouwwerken, waarbij de grond geroerd wordt, geldt de verplichting van het hebben van een aanlegvergunning.
Initiatiefnemers dienen bij de aanvraag van bovengenoemde aanlegvergunning of bouwvergunning een rapport te overleggen. Daarin moet de daadwerkelijke archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord zijn vastgesteld.
Het vaststellen van de daadwerkelijke archeologische waarde vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Voor zover deze stappen gevolgd moeten worden, dienen deze in dat rapport opgenomen te worden met vermelding van de resultaten. Teneinde onnodige procedures te vermijden wordt initiatienemer verzocht vooraf contact op te nemen met de Afdeling Archeologie van de gemeente.
Uitvoering van archeologisch (voor)onderzoek is in Nederland voorbehouden aan daarvoor vergunninghoudende bedrijven of instanties.
3.3.2 monumenten
Transvaal kent 11 monumenten: één rijksmonument (het voormalig Badhuis aan de Spionkopstraat) en 10 gemeentelijke monumenten (zie pag. 14 van deze toelichting voor een opsomming).
Het 'Badhuis' en de 'Julianakerk' zijn, in nauwe samenwerking met Monumentenzorg, gerestaureerd en geschikt gemaakt voor een andere functie. Daarbij gaan een aantal monumentale kwaliteiten (met name betreffende het interieur) verloren. Het is echter de enige manier om de gebouwen voor sloop te behoeden.
Het voormalig badhuis is verbouwd tot school en kinderopvang, de Julianakerk is verbouwd tot een maatschappelijke voorziening met een aantal uiteenlopende wijkgerichte functies.
3.4 Verkeersbeleid
3.4.1 Verkeer algemeen
Het algemene verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroomroutes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken, en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Tussen het verkeers- en vervoersbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.
3.4.2 Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend.
Voor het grotendeels aangrenzend aan het plangebied gelegen tramtrace van lijn 11 zijn plannen voor herstructurering waarbij de tramlijn in het midden van de Heemstraat/ Monsterseweg komt te liggen. Er wordt echter niet afgeweken van het huidige trace door de Heemstraat/Monstersestraat.
3.4.3 Autoverkeer
De gemeente tracht het gemotoriseerde verkeer zoveel mogelijk te concentreren op een stelsel van hoofdroutes met voldoende capaciteit. Dit is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken en draagt bij aan de verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is ook van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers.
3.4.4 Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen en werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.
Binnen Transvaal lopen een aantal hoofdroutes voor de fiets, zoals benoemd in het Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010. De Steijnlaan, Schalk Burgerstraat en Kempstraat zijn nieuwe hoofdroutes. Langs deze straten zijn op dit moment geen fietsvoorzieningen.Het beleid is erop gericht hier vrijliggende fietspaden te realiseren.
3.4.5 Parkeren
Het parkeren en stallen van auto's is een belangrijke sleutel in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate voorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor attractiepunten die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het beperken van het autogebruik en het streven naar een leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen.
Het parkeerbeleid is er op gericht om via een stelsel van parkeernormen, voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw te creëren. Zo mogelijk wordt in voorkomende gevallen tegelijkertijd getracht bestaande parkeerproblemen aan te pakken. Dit gebeurt veelal in combinatie met flankerend beleid zoals de inrichting van de weg en beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen.
Uitgangspunt is dat de benodigde parkeerplaatsen in een (bouw)plan ook daadwerkelijk op eigen terrein worden gerealiseerd. Het parkeeraspect wordt bij de beoordeling van de aanvraag van een bouwvergunning getoetst en beoordeeld aan de hand van de door de gemeenteraad vastgestelde parkeernormen. De wijze van toetsen en de normen zijn onderdeel van de gemeentelijke bouwverordening.
De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer. In voorkomende gevallen kan bij individuele bedrijven of instellingen indien daar aanleiding toe bestaat, onder zekere voorwaarden, maatwerk worden geleverd. Veelal vormt dan een specifiek bedrijfsvervoerplan de basis voor nadere afspraken over het parkeren met de initiatiefnemer van het betreffende plan.
3.5 Milieubeleid
3.5.1 Milieubeleidsplan Den Haag
Om de Haagse milieuvereisten en ambities ten uitvoering te brengen, is vroegtijdige samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu van groot belang. In het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 is het gebiedsgericht milieubeleid geïntroduceerd en er zijn streefbeelden per gebiedstype opgenomen. Dit is nader uitgewerkt in de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid die de gemeenteraad in september 2005 heeft vastgesteld.
Het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 is in februari 2006 opgevolgd door de nota 'Tien voor milieu; contouren voor milieubeleid 2006 - 2010'. In deze Contourennota zijn Haagse ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu en bodem. Als tiende thema is sturing op milieudoelen opgenomen.
De Contourennota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame wereldstad aan zee. Bovendien legt de Contourennota verbanden met andere Haagse kaders, zoals de Structuurvisie 2020 en de Maatschappelijke visie 2020. De milieuambities in de Contourennota zijn opgesteld in het volle besef dat stedelijke ontwikkeling van groot belang is voor de positie van Den Haag in de regio en Europa. De Contourennota benadrukt dat dit gepaard moet gaan met fundamentele keuzes in de afweging tussen economische, ruimtelijke, sociale, gezondheidskundige en milieubelangen. Het gebiedsgericht milieubeleid is hét instrument om de milieubelangen in te brengen in de dynamiek van ruimtelijke ontwikkeling.
3.5.2 Gebiedsgericht milieubeleid Den Haag
In het milieubeleidsplan is gekozen voor een uitwerking van een gebiedsgerichte benadering om milieubeleid beter te laten aansluiten bij de dynamiek van de ruimtelijke ontwikkelingen in de stad. Centraal in het gebiedsgerichte milieubeleid staat het vaststellen van milieuambities voor verschillende gebieden in onze gemeente. Niet elk gebied heeft dezelfde kwaliteiten en dezelfde kansen om kwaliteiten te verbeteren. Door milieuambities af te stemmen op functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied kunnen de kwaliteiten van dat gebied beschermd of verbeterd worden (zie paragraaaf 4.1.6).
3.6 Duurzaam Bouwen
Initiatiefnemers voor bouwen en beheren in het plangebied moeten zich houden aan gemeentelijk beleid. De meest relevante en recente besluiten zijn de volgende.
- "Duurzaam Bouwen: Den Haag op weg naar een acht!" (2007), waarin is vastgelegd dat nieuwbouw (inclusief uitbreidingen) en renovatie van gebouwen minimaal moet voldoen aan een GPR Gebouw-score die op dat moment geldt; dit getal is nu 7 voor elk thema en de verwachting is dat dit in 2010 wordt bijgesteld naar een 8.
- Convenant Haaglanden over duurzame toepassing van hout: er kan slechts gebouwd worden met FSC-gecertificeerd hout.
- Structuurvisie "Wereldstad aan zee" (2008), waarin is vastgelegd dat Den Haag ernaar streeft een CO2-neutrale stad te zijn in 2040. De consequentie hiervan is dat nieuwe woningen en andere gebouwen vanaf heden CO2-neutraal moeten worden gerealiseerd, om te beginnen voor het gebouwgebonden energiegebruik. Dit is een verdergaande prestatie dan in landelijke convenanten. Voor de GPR Gebouw-score voor het thema Energie wordt dan ook een 10 vereist. Gebouwen die de gemeente zelf in het plangebied realiseert moeten met ingang van 2010 geheel CO2-neutraal zijn. De genoemde gebouwgebonden ambities kunnen worden gerealiseerd door een vrij te bepalen combinatie van energiezuinige bouw en installaties, uitwisseling van reststromen en toepassing van duurzame energiebronnen. In het stedelijk gebied van Den Haag komen vooral zonne-energie en een warmte/koudesysteem met een bodemwisselaar in aanmerking, alsmede aansluiting op warmtenetten van stadsverwarming of Geothermie. Deze technieken vereisen ruimtelijke voorwaarden als zongerichte oriëntatie van daken en andere gevels, het jaarrond realiseren van goede bezonning, geschiktheid en beschikbaarheid van bodembronnen en warmtenetten, en bij voorkeur geclusterde bouwvormen. De uitvoeringsplannen bij gemeentelijk beleid voor duurzaamheid, klimaat en energie zullen over de mogelijkheden meer duidelijkheid geven. Inkoop van groene energie en compensatie van CO2-uitstoot zijn acceptabel als overgangsmaatregelen. Vergroening van gebouwen en buitenruimte kan een goede bijdrage leveren aan het temperen van en omgaan met klimaatveranderingen; denk hierbij aan vegetatiedaken en bouwvormen met ruime terrassen en balkons.
- Duurzaamheidkader "ontwikkeling en herstructurering van bedrijventerreinen" (juni 2008). Hierin staan ambities benoemd ten behoeve van de bedrijventerreinenstrategie. Naast de GGMB ambities staan er ambities voor het ruimtegebruik en de ruimtelijke kwaliteit en suggesties voor duurzaam ondernemen en bouwen.
- Gemeentelijk beleid voor de energiezuinigheid van en een gezond binnenmilieu in scholen, waarvoor DSO en OCW diverse regelingen en advisering aanbieden. De doelstellingen gelden nadrukkelijk ook voor bestaande scholen in het plangebied.
- Gehandicaptenbeleid en Richtlijn Aanpasbaar Bouwen (2009), beide te beschouwen in het kader van "Internationale Stad van Vrede en Recht". Ontwikkelingen van woningen, andere gebouwen en buitenruimte dienen in Den Haag te voldoen aan extra eisen van bereikbaarheid, toegankelijkheid en veiligheid. Gebouwen met een bezoekfunctie zullen worden opgenomen op de (groeiende) website www.toegankelijkheid.nl, zodat inzichtelijk is in hoeverre de gastvrijheid wordt gewaarborgd voor mensen met handicaps aan bewegingsapparaat en zintuigen.
Voor een deel van genoemde maatregelen bieden Rijk en gemeente subsidieregelingen aan. Een voorbeeld daarvan is de subsidie voor groene daken. Deze binden fijnstof, water en C02. Bovendien koelen groene daken in de zomer en isoleren tegen koude in de winter.
3.7 Groenbeleid
3.7.1 Groen kleurt de stad
"Groen kleurt de stad', beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015
In de nota "Groen kleurt de stad", Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven.
Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:
1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker.
2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
1. ruimte voor groen in en om de stad;
2. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
3. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
4. samen het groen beheren.
Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de
Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de "Structuurvisie 2020" in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.
In de nota zijn met betrekking tot de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur".
afbeelding Stedelijke Groene Hoofdstructuur
In het plangebied maken de De La Reyweg, de Loosduinsekade en Hoefkade deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Zij zijn opgenomen als bomenrijen uit de bomenstructuur. Zij leveren een belangrijke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van de stad en functioneren als schakels voor natuur tussen groengebieden. De Loosduinsekade maakt onderdeel uit van de ambitie boomstructuur waarbij op een aantal locaties de boomstructuur wordt vesterkt.
3.7.2 Nota Ecologische Verbindingszones
Op 15 januari 2009 heeft de Gemeenteraad de nota Ecologische Verbindingszones in Den Haag vastgesteld. Deze nota geeft een tussenbalans op het stedelijke ecologische beleid voor de periode 2008-2015. Onder andere vanwege de nota 'Groen kleurt de stad '2005, de Structuurvisie Den Haag 2020 en het door de raad beschikbaar stellen van extra middelen zijn er een aantal locaties aan de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur toegevoegd en is een uitvoeringsprogramma vastgesteld voor inrichting en beheer en het oplossen van knelpunten. Naast de in de vorige paragraaf genoemde bomenrijen bevinden zich in Transvaal geen ecologische verbindingszones.
3.7.3 Flora- en Faunawet
De op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. Zij legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt zij een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten.
De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.
Bij nieuwbouwprojecten dient een flora-en faunaonderzoek te worden gedaan. Nagegaan moet worden of de bouw en de benodigde werkzaamheden de habitat van zeldzame soorten verstoren. Dit geldt ook voor sloop- en renovatie. Daarbij zijn de volgende aandachtpunt van belang: In de eerste plaats kan bij de sloop of renovatie van gebouwen verstoring van soorten als vleermuizen en vogels die in gebouwen broeden (gierzwaluwen, huismussen) worden voorkomen door rekening te houden met de periode waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd, dat wil zeggen bij voorkeur slopen in de periode half september tot half november en van tevoren controleren op verblijfplaatsen van deze soorten; In de tweede plaats moet bij sloop of renovatie van kades rekening worden gehouden met beschermde muurplanten.
3.7.4 Bomenverordening
Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegegven danwel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.
3.7.5 Toekomstig groen in Transvaal
Het groen in Transvaal krijgt vanuit de ambities uit het beleidsplan voor het Haagse Groen de volgende groenstructuur versterkende impulsen:
- Het aanwezige groen wordt beter afgestemd op het gebruik, bijvoorbeeld het Wijkpark Transvaal en de herinrichting van de middenberm van de De La Reyweg;
- De inrichting van het groen wordt beter afgestemd op de toegankelijkheid en beleving. Er wordt een groene promenade aangelegd tussen het centrum van de wijk, nabij de Julianakerk en de sportvoorziening Beyersveld. De promenade wordt ingericht als een verblijfsgebied met een route voor langzaam verkeer.
3.8 Waterbeleid
Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de regels. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt.
3.8.1 Beleidskader
Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken op verschillende niveaus van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.
EU Kaderrichtlijn Water
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De Europese Kaderrichtlijn water beoogt de bescherming van aquatische ecosystemen en het duurzaam gebruik van water. Het beleid van WB21 en KRW zijn de twee pijlers van het integrale waterbeleid en zijn in 2003 gebundeld in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), waaraan rijk, provincies, waterschappen en gemeenten zich hebben geconformeerd. Doelstelling is om in 2015 de waterhuishouding op orde te hebben en richting 2050 op orde te houden. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid.
Nationaal
De Vierde Nota Waterhuishouding geeft aan dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om de veerkracht van watersystemen te vergroten dient waterconservering en waterbuffering te worden bevorderd. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden.
Vanuit het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) worden voor zowel waterkwantiteit als waterkwaliteit twee drietrapsstrategieën gehanteerd, om afwenteling op gebieden benedenstrooms te voorkomen. Deze strategieën zijn voor waterkwantiteit: vasthouden, bergen, afvoeren en voor waterkwaliteit: schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Provinciaal
In aansluiting op het nationale beleid, richt ook de provincie Zuid-Holland met haar Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004 (2000) zich op duurzaam stedelijk waterbeheer. Aandachtspunten hierbij zijn:
de relatie tussen stedelijk water en water in het omliggende gebied;
- vergroting van het waterbergend vermogen in stedelijk gebied, met name in de stadsranden;
- verbetering van de waterkwaliteit;
- vergroten van de belevingswaarde van water;
- kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.
Verder heeft de Provincie Zuid-Holland met de Zuid-Hollandse waterschappen een gezamenlijke visie over het waterbeheer in de toekomst opgesteld. Deze visie met de benaming 'Bruisend Water' behandelt een aantal thema's waarop geanticipeerd dient te worden bij beslissingen op het gebied van de ruimtelijke inrichting.
Delfland
De komende jaren ligt het accent op het realiseren van de opgestelde plannen en het intensiveren van de uitvoering ervan. De thema's waarbinnen dit plaatsvindt zijn: veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid, bruikbaarheid, aanleggen en beheren, overleggen, samenwerken, reguleren en toezicht houden. Het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water vragen om daadkrachtige uitvoering van een groot aantal maatregelen. Goede samenwerking en overleg met gemeenten ten aanzien van de watertoets van ruimtelijke plannen is een belangrijk streven.
Delfland streeft naar water als sturend beginsel in de ruimtelijke ordening. Delfland hecht veel waarde aan een robuust watersysteem en verlangt daarom een waterbergend vermogen van 325 m³ per ha voor stedelijk gebied. Ten aanzien van de waterkwaliteit in de boezemwateren streeft Delfland naar concentraties die voldoen aan de MTR-waarden van de Vierde Nota waterhuishouding.
Watertoets
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft in 2004 de 'Handreiking Watertoets 2004' opgesteld. Hiermee wordt inzicht gegeven in de manier waarop het Hoogheemraadschap procedureel en inhoudelijk om wil gaan met de watertoets.
Voor dempen en graven van watergangen en werkzaamheden aan of langs watergangen is de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing en is voor de werken een vergunning op basis van de Keur vereist. Ditzelfde geldt ook voor werken in de zeewering, de boezem- en de polderkaden. Ook voor lozingen op het oppervlaktewater is op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo) een vergunning vereist.
Het ABC-Delfland is een studieprogramma van waaruit een maatregelenpakket wordt samengesteld voor het waterhuishoudkundig systeem van Delfland. Uiteindelijk doel is het realiseren van een duurzaam watersysteem, ook in bestaand stedelijk gebied.
Waterplan en Waterbergingsvisie Den Haag
Verder is voor de gemeente Den Haag van kracht het 'Waterplan Den Haag'. Het Waterplan is een gezamenlijk beleidsplan van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland. In het plan is een visie beschreven voor het samenhangend beheer van de riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater in Den Haag voor de middellange termijn.
In 2003 besloten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland om samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld te brengen en maatregelen af te spreken om het bergingstekort voor de verschillende delen van de stad op te lossen . De afspraak om te komen tot een Waterbergingsvisie is als deelproject opgenomen in het Waterplan Den Haag.
De Waterbergingsvisie Den Haag bestaat uit acht deelgebiedrapportages en een Samenvatting. In de Samenvatting staan de afspraken over de concrete uitvoering en financiering van de maatregelen, die nodig zijn om het bergingstekort in de deelgebieden op te lossen.
Zodra alle maatregelen zijn uitgevoerd, zijn er bij toekomstige plannen in de stad geen problemen meer met waterberging. Maatregelen voor het verbeteren van de waterkwaliteit blijven nog wel noodzakelijk. De Waterbergingsvisie geeft behalve oplossingen voor de bergingstekorten, ook inspirerende voorbeelden voor het bergen van extra water, die tevens een bijdrage kunnen leveren aan de waterkwaliteit.
Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen zullen Den Haag en Delfland in onderling overleg water meenemen in de planvorming en op een creatieve manier inpassen in het stedelijk gebied. De Waterbergingsvisie hoopt hiermee een bijdrage te leveren aan het realiseren èn behouden van een robuust en duurzaam watersysteem in Den Haag.
Vergunningverlening
Activiteiten en maatregelen kunnen van invloed zijn op het waterstaatkundig systeem. Voor veel van deze activiteiten en maatregelen is een vergunning van Delfland vereist. Dit is gebaseerd op grond van de Algemene Keur van Delfland en de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (WVO).
De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.
3.8.2 Planbeschrijving
Bij het opstellen van de watertoets is het belangrijk dat wordt vastgesteld of het beleid met betrekking tot de onderwerpen waterkwantiteit, waterkwaliteit, veiligheid/waterkeringen en ecologie hier van toepassing zijn. Als het beleid van een specifiek onderdeel niet van toepassing is, dan dient dit bij het betreffende onderdeel te worden vermeld.
Waterkwantiteit
Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, dat ligt in het boezemgebied van Delfland. Het vastgestelde waterpeil in het boezemgebied is NAP -0,42 m met een maximaal toelaatbare peilstijging van 40 cm.
Samen met het Hoogheemraadschap is een Watervisie opgesteld, waarin met name gekeken wordt naar het waterbergingsvraagstuk en de eventuele oplossingsrichtingen. Op basis van de Watervisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt.
Transvaal maakt onderdeel van het boezemgebied en daarom zijn in de Watervisie Den Haag geen extra bergingseisen geformuleerd voor het plangebied als onderdeel van de wateropgave.
In Transvaal is geen geschikte ruimte beschikbaar voor het toevoegen van oppervlaktewater. Aan de hand van een ontwerp voor regenwaterriolering is geconcludeerd dat de aanleg hiervan door de afwezigheid van oppervlaktewater zeer kostbaar is.
Waterkwaliteit: Afvalwater & riolering
Er is in het plangebied een gemengd rioolstelsel aanwezig. Dit stelsel voldoet ruim aan de eisen van de zogenaamde basisinspanning voor de riolering. Daarnaast worden maatregelen geformuleerd en uitgevoerd als onderdeel van het waterkwaliteitspoor, deze zijn buiten het plangebied voorzien.
Veiligheid/Waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern- of beschermingszone van de zeewering. Daarom is het betreffende beleid voor gebieden in de kern- of beschermingszone hier niet van toepassing. Verder ligt het plangebied niet nabij een waterkering.
Watersysteemkwaliteit & ecologie
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur en er zijn geen natuurvriendelijke oevers aanwezig, noch gepland.
3.9 Sport- En Recreatiebeleid
3.9.1 Rijksbeleid
Het motto van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is: "Zorg voor mensen in een gezonde samenleving". Sport bevordert de gezondheid, zorgt voor sociale contacten en draagt bij aan de zelfontplooiing. De 'sportieve missie' van het ministerie van VWS is het mogelijk maken dat iedereen op een verantwoorde manier kan sporten en bewegen. Door middel van subsidiemogelijkheden tracht het rijk sport- en bewegingsachterstanden weg te nemen.
3.9.2 Gemeentelijk beleid
De doelstelling van het gemeentelijke Sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat. Dit met het oogmerk dat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig en intensief sporten, op een prettige verantwoorde manier en bij voorkeur in georganiseerd verband. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:
. voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
. een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
. herkenbare topsport te faciliteren;
. maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
. sportverenigingen te ondersteunen;
. kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.
In Transvaal zijn sportaccommodaties tientallen jaren geleden gerealiseerd en vanaf die tijd in stand gehouden en onderhouden, zo ook de (wijkoverstijgende) sporthal Transvaal en het sportterrein Beijersveld. Uitgangspunt bij de herinrichting van dit terrein is dat de sport(ieve) voorzieningen in de woonomgeving worden behouden. Voor zwembaden, sportscholen, fitnesscentra e.d. is Transvaal aangewezen op stedelijke/wijk sportaccommodaties buiten het plangebied.
3.10 Beleidskader Onderwijs
3.10.1 Onderwijs
Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente, in samenwerking met de schoolbesturen, voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het primair, speciaal en voortgezet onderwijs over de stad en zijn de scholen - op termijn - zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest. Voor het stadsdeel Centrum is in 2001 een Integraal Huisvestingsplan vastgesteld: de uitvoering van dit plan is in volle gang. In verband hiermee zijn er wijzigingen in de huisvestingssituatie van verschillende scholen in het plangebied (zie ook paragraaf 2.2.6).
3.10.2 Peuterspeelzaalwerk
De gemeente streeft er naar om alle basisscholen samen te laten werken met een gesubsidieerde peuterspeelzaal zodat ze allen uiteindelijk voorschool worden. Een voorschool bestaat uit een peuterspeelzaal en een Gemeentelijk Onderwijs Achterstanden (GOA)-basisschool die dezelfde Voor- en Vroegschoolse Educatie programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk, dat de peuterspeelzaal gehuisvest is in of in de nabije omgeving van de samenwerkende basisschool.
In het plangebied liggen 6 GOA-basisscholen die samen met een in de school of in de nabijheid van de school gevestigde peuterspeelzaal deelnemen aan de Haagse Voorschool.
3.11 Economisch Beleid
3.11.1 Detailhandel
De detailhandel in Transvaal is voornamelijk geconcentreerd in het wijkwinkelcentrum Paul Krugerlaan, het buurtwinkelcentrum Kempstraat/Hobbemaplein en in het buurtsteunpunt Hoflandplein. Daarnaast is aan de Herman Costerstraat de Haagse Markt gevestigd, met ca. 540 kramen één van de grootste dagmarkten van Nederland.
Het totale aanbod in Transvaal bestaat uit ongeveer 150 winkels met in totaal ca. 15.000 m² verkoopvloeroppervlak. De nadruk in het aanbod ligt sterk op de dagelijkse sector. Ruim 40% van het verkoopvloeroppervlak behoort daartoe, terwijl in het hele stadsdeel Centrum buiten de binnenstad slechts 35% tot die sector behoort. In de niet-dagelijkse sector is het aanbod redelijk gedifferentieerd en kleinschalig. De gemiddelde winkel in Transvaal is klein, 103 m² (gemiddeld in Den Haag 166 m² en in de binnenstad 186 m²). Alleen de Karwei-bouwmarkt aan de Uitenhagestraat springt er, met een oppervlakte van meer dan 2.000 m² vvo, uit.
Het Haagse beleid voor detailhandel gaat uit van concentreren van de detailhandel in concentratiegebieden, welke per wijk worden bezien.
Concentratie van detailhandel heeft een groot aantal voordelen, zoals:
- grotere aantrekkingskracht op de consument, door breder en dieper aanbod;
- betere economische basis voor ondernemers door grotere reikwijdte en synergie;
- bevordering herkenbaarheid en onderscheidend vermogen;
- meer combinatiebezoek;
- minder overlap tussen winkelgebieden;
- betere sturingsmogelijkheden;
- lokt investeringen uit doordat hiermee een zekere schaarste van locaties wordt gecreëerd, die zeer levensvatbaar zijn.
In Transvaal zijn naast de Haagse Markt drie concentratiegebieden voor detailhandel aan te wijzen: Paul Krugerlaan, Kempstraat/Hobbemaplein en Hoflandplein. Verder liggen verspreid over de wijk diverse kleinschalige, wijkgerichte detailhandelsbedrijven. Ondanks dat het beleid bij voorkeur is gericht op concentratie, is voor Transvaal op kleine schaal verspreiding mogelijk. Dit gezien de "broedplaatsfunctie" voor startende, wijkgerichte ondernemers. Deze kleine winkels zijn gesitueerd op de hoeken van de bebouwingsblokken langs dedoorgaande wegen. Het gaat om solitaire en kleine panden.
3.11.2 Horeca
In het plangebied komen ongeveer 40 horecabedrijven voor. Een groot gedeelte van deze bedrijven ligt, net als de detailhandel, aan de Paul Krugerlaan en de Kempstraat. Aan de Paul Krugerlaan waren begin 2003 zo'n 15 horecabedrijven gevestigd. In de omgeving Kempstraat/Hobbemaplein zaten ongeveer 10 horecavestigingen. Verder komen verspreid over het plangebied kleine horecabedrijven voor. Het betreft vrijwel uitsluitend kleinschalige en winkelondersteunende horeca.
Toekomstvisie Horeca 2010-2015
Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 vastgesteld. Den Haag als internationale stad van vrede en recht, Den Haag als stad waar het goed wonen en goed vertoeven is. Het gaat in deze visie niet alleen om het vastleggen van een nieuwe horecastructuur. De toekomstvisie geeft ook de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties)? Hoe ziet een kansengericht, duidelijk/strikt maar werkbaar handhavingskader eruit? Horeca is een zeer dynamische sector, dus hoe zorgt Den Haag voor flexibiliteit zodat Den Haag ook over een paar jaar in kan spelen op nieuwe ontwikkelingen?
Voor het opstellen van bestemmingsplannen is vooral het gebiedsgerichte beleid (in samenhang met het instrumentarium) uit de toekomstvisie Horeca van belang. In de winkelgebieden die zijn opgenomen in de Detailhandelsnota is horeca van belang om een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau te bieden en de beleving van het winkelgebied te vergroten. Per gebied mag echter de verhouding winkels/horeca niet hoger liggen dan 70/30%. In de winkelgebieden Paul Krugerlaan en de Kempstraat wordt in het bestemmingsplan enige ruimte geboden voor uitbreiding van hoercagelegenheden. Met name aan het Paul Krugerplein en het nieuwe plein aan de Kempstraat worden nieuwe horecavestigingen mogelijk gemaakt.
3.11.3 Bedrijvigheid
In het plangebied komt relatief gezien veel verspreide bedrijvigheid voor gevestigd in praktijk-, kantoor- en bedrijfsruimte (o.a. werkplaatsen en loodsen). Dit komt met name door de aanwezigheid van het binnenstedelijk bedrijventerrein de Uitenhagestraat. Ook in het woongebied komt verspreid de nodige praktijk-, kantoor- en bedrijfsruimte voor (rond de 120).
Vanuit de Functiemengingstrategie (DSO/ Beleid/ E&V 2005) wordt ingezet op behoud en versterking van kleinschalige bedrijvigheid in woonwijken. Dit betekent dat bedrijvigheid met een oppervlakte van minder dan 100m2 zich moet kunnen vestigen in de woonstraten in de buurt. Bedrijvigheid met een oppervlakte groter dan 100m2 maar kleiner dan 500m2 dient zich te vestigen langs de doorgaande wegen (o.a. De La Reyweg, Hoefkade, Marktweg en het gedeelte Paul Krugerlaan dat buiten het detailhandelsconcentratiegebied valt).
Overigens geldt dat voor bedrijvigheid met een oppervlakte groter dan 500m2 geen plaats is in het woongebied van Transvaal. Dit soort bedrijvigheid dient gevestigd te worden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie.
Bedrijventerreinenstrategie
In de nota Bedrijventerreinen Strategie 2005 -2020 en Update bedrijventerreinenstrategie Den Haag2005-2020 (rv 19, 2007) wordt aangegeven hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur te versterken voor de periode tot 2020. Tevens zijn in de nota voorstellen opgenomen over het toekomstperspectief van enkele afzonderlijke bedrijventerreinen. Overwegingen van behoud van werkgelegenheid in de stad en versterken van de ruimtelijk-economische structuur liggen daaraan ten grondslag. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers die gebonden zijn aan een binnenstedelijke locatie in de stad te faciliteren.
3.11.4 Detailhandel aan de Paul Krugerlaan
Uit het "Plan van Aanpak Paul Krugerlaan 2003-2007" (vastgesteld door het college d.d. 9 maart 2004), blijkt dat het een belangrijke ambitie is om de detailhandelsrol in een bepaald gedeelte van de Paul Krugerlaan (ten westen van de kruispunten met de Christiaan de Wet- en Pretoriusstraat) te stimuleren. Bovendien is het een ambitie om het verzorgingsgebied van de laan uit te breiden van de wijk naar de stad. De Paul Krugerlaan moet dé multiculturele winkelstraat van Den Haag worden, met aantrekkingskracht voor toeristen.
De Paul Krugerlaan is te lang om in z'n geheel als concentratiegebied te bestempelen. Daarvoor is het benodigde draagvlak niet aanwezig. In het voor detailhandel aangewezen gebied zijn nu reeds de meeste winkels gevestigd en dit is ook in het verleden stimuleringsgebied geweest. De overige voordelen van concentratie voor de Paul Krugerlaan in dit gebied liggen in de herkenbaarheid en de hiermee samenhangende aantrekkingskracht. Door concentratie wordt tevens leegstand voorkomen en zijn de loopafstanden niet te groot.
Om de hoeveelheid ruimte voor detailhandel en daarmee de duurzaamheid van de laan als detailhandelsgebied op peil te houden, is omzetting van de begane grond in een woning niet mogelijk en zijn slechts bedrijvigheid en horeca toegestaan die ondersteunend zijn voor, of passen in het winkelgebied. In het dit deel van de Paul Krugerlaan zijn dan ook geen (nieuwe) maatschappelijke functies toegestaan op de begane grond.
3.11.5 Bedrijvigheid aan de Paul Krugerlaan
Er dient onderscheid gemaakt te worden in bedrijvigheid met publieksfunctie (dienstverlening) en bedrijvigheid zonder publieksfunctie. In het gedeelte van de Paul Krugerlaan dat bestemd is als detailhandelsconcentratiegebied is alleen dienstverlening (o.a.kapper of reisbureau) toegestaan. In het gedeelte van de Paul Krugerlaan dat niet valt in het detailhandelsconcentratiegebied zijn ook bedrijven toegestaan.
3.11.6 Horeca aan de Paul Krugerlaan
Ook bij de horeca kan onderscheid worden gemaakt tussen horeca die zich richt op het winkelend publiek (lichte horeca, categorie 1) en overige horeca.
Deze categorie-1-horeca is toegestaan in het winkelconcentratiegebied. Voor de overige horeca (waarin cafés en restaurants zijn begrepen, categorie 2 en 3) zijn op de Paul Krugerlaan/plein plekken aangewezen waar ze zich het beste kunnen vestigen.
De Paul Krugerlaan en het plein zijn naast het economisch centrum ook een belangrijke ontmoetingsplaats in Transvaal. Horeca op het Paul Krugerplein biedt mogelijkheden om deze ontmoetingsfunctie te versterken. Met name aan de noordzijde van het plein is al horeca gevestigd en deze zijde heeft vanwege fysieke omstandigheden (aard van de bebouwing en oriëntatie op de zon) de meeste potentie.
Daarnaast wordt op beide koppen van de Paul Krugerlaan de mogelijkheid tot vestiging van een categorie 3- horecagelegenheid gegeven. Dit vanwege het 'naar buiten toe' versterken van de aantrekkelijkheid en het imago van de Paul Krugerlaan als winkel- en bedrijvenstraat.
Uitbreiding van avond- en nachthoreca ligt in Transvaal niet binnen de mogelijkheden. Uitbreiding van daghoreca wel, voor zover dit ondersteunend is aan het heersende aanbod (bv winkel- of kantorenaanbod). Daarbij wordt nadrukkelijk naar het balans tussen deze functies gekeken waarbij horeca een ondergeschikte rol moet hebben.
3.11.7 Bedrijventerrein Uitenhagestraat
In de nota 'Bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005-2010' is de Uitenhagestraat aangegeven als een werkterrein. Dit is een puur functioneel terrein met verschillende soorten bedrijven waardoor het een gemengde uitstraling heeft. Voor het werkterrein Uitenhagestraat geldt een herstructureringsopgave waarbij het bedrijventerrein gerevitaliseerd en geherprofileerd wordt. In de update van de Bedrijventerreinenstrategie Den Haag (maart 2007) wordt het behoud van het bedrijventerrein vooropgesteld waarbij een kleine transformatie plaatsvindt aan de kop met woningen.
3.12 Beleid Ten Aanzien Van Maatschappelijke Voorzieningen
In het kader van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening en voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor de bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een 'gezonde' leefomgeving voor de burgers te bewerkstelligen.
Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.
Naast bovenstaande algemene voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin, maar vooral mensen die moeite hebben om zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen krijgen, in de vorm van een opvang.
In onderhavig plangebied zijn meerdere maatschappelijke voorzieningen geprojecteerd. Eén hiervan is de totstandkoming van een wijksteunpunt/frontoffice i.o. Het zwaartepunt van het aanbod zal liggen op het verstrekken van zorg waarbij het verzorgingshuis een belangrijke rol vervult. Er wordt naar gestreefd om op termijn ook een wijksteunpunt in de Julianakerk te realiseren.
De vestiging van eerstelijnszorg wordt voorzien in de plint van het nieuwe zorgcentrum (back-office). Er wordt naar gestreefd om de ontwikkeling van het Beijersveld zoveel mogelijk aan te laten sluiten op het nieuwe zorgcentrum.
3.12.1 Welzijn
De doelstelling van het gemeentelijk welzijnswerk is als volgt: welzijn stelt individuen in staat maatschappelijk op eigen benen te leren staan en optimale ontplooiingskansen te verwerven in een leefbare en ongedeelde stad, actief met andere bewoners op buurt en wijkniveau. De mogelijkheid om welzijnswerk te realiseren en aan te bieden dichtbij de mensen die ondersteuning behoeven is een essentieel onderdeel van het gemeentelijk welzijnbeleid. Het welzijnsbeleid bestrijkt het brede terrein van individuele ondersteuning tot recreatieve activiteiten, van het tegengaan van maatschappelijke tweedeling tot de sociale inrichting van de woon- en leefomgeving en richt zich op alle Hagenaars: zij die ondersteuning behoeven en zij die deze ondersteuning bieden. De activiteiten van het welzijnswerk zijn gericht op preventie en participatie: ontmoeting en recreatie, creativiteit, cultuur en peuterspeelzaalwerk. De integratie van verschillende bevolkingsgroepen (autochtoon en allochtoon, jong en oud, zelfredzame en kwetsbare groepen) is hierbij een belangrijke doelstelling. Voorts biedt het welzijnswerk activiteiten die mensen helpen (moeilijke) situaties op te lossen door gerichte interventies, zoals algemeen maatschappelijk werk, eenzaamheidsbestrijding bij ouderen en activiteiten gericht op het voorkomen van overlast veroorzaakt door jongeren.
In Transvaal is een relatief groot aantal voorzieningen op het gebied van welzijn gerealiseerd of in ontwikkeling. Met het gereedkomen van de Julianakerk en het afstoten daarna van het huidige wijk- en dienstencentrum in de Scheepersstraat als welzijnsvoorziening wordt voor deze wijk een eigentijdse voorziening gerealiseerd.
3.12.2 Kinderopvang
In het gebied is een aantal kindercentra aanwezig, waarin door verschillende organisaties zowel dagopvang als buitenschoolse opvang wordt aangeboden. Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang niet onder de verantwoording/regierol van de gemeente valt denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden.
3.13 Welstandsbeleid
Het welstandsbeleid dat de gemeente voert voor Transvaal is neergelegd in de Welstandsnota Den Haag. Ondanks dat in Transvaal veel nieuwe ontwikkelingen zullen plaatsvinden is de wijk in welstandsopzicht een beheergebied. Toetsing vindt plaats aan de hand van de kenmerken van zogenaamde 'karaktergebieden'. Transvaal maakt deel uit van twee karaktergebieden:
- het noordelijk gedeelte van de wijk behoort bij de 'niet planmatige negentiende-eeuwse
stadsuitbreidingen';
- het zuidelijk gedeelte is een 'planmatige uitbreiding 1920-1940'.
Hoofdstuk 4 Wet- En Regelgeving
In onderhavig hoofdstuk worden omgevingsfactoren weergegeven die een rol vervullen bij het herinrichten van het gebied. Hierbij moet vooral worden gedacht aan geluid afkomstig van wegen en industrie en luchtkwaliteit in en om het plangebied.
4.1 Milieu
4.1.1 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:
- woningen
- onderwijsgebouwen m.u.v. gymnastieklokalen;
- ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- medisch centra;
- poliklinieken;
- medische kleuterdagverblijven;
- terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
- woonwagenstandplaatsen.
De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:
Wegverkeers- en spoorweglawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.
De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:
- een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige structuur of functie;
- een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.
In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Met lawaai van railverkeer hoeft geenrekening te worden gehouden.
Reconstructie van wegen
Binnen het plangebied zullen de komende jaren naar verwachting geen straten ingrijpend gereconstrueerd worden.
Industrielawaai
Het bedrijventerrein aan de Uitenhagestraat bevat geen zonering volgens de Wet geluidhinder. Bedrijven met een hoge geluidsbelasting zijn hier niet toegestaan.
Procedure hogere waarden
Wanneer de voorkeursgrenswaarden worden overschreden is, parallel aan de bestemmingsplanprocedure, een procedure ontheffing hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder noodzakelijk. De hogere waarde procedure moet zijn afgerond alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.
In het kader van het bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport Bestemmingsplan Transvaal, Den Haag - Onderzoek wegverkeerslawaai (rapportnummer R809109aaAo - WolfDikken Adviseurs).
In het plangebied zijn voor de in onderstaande tabel opgenomen adressen hogere waarden aangevraagd. Dit zijn tevens alle ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt.
Tabel 1: Adressen aanvraag hogere waarde Transvaal
Voor het gebied is gelijktijdig met dit bestemmingsplan een besluit ontheffing hogere waarden ter inzage gelegd.
Dove gevel
Op twee plaatsen binnen het plangebied worden ook de maximale ontheffingswaardes genoemd in de Wet geluidhinder overschreden. Het betreft een bouwblok met de bestemming Gemengd I langs de Loosduinsekade tussen de Uitenhagestraat en de Engelenburgstraat en het zorgcentrum met de bestemming Maatschappelijk op de hoek Natalstraat/Beijersstraat voor wat betreft de 4e bouwlaag. In de regels is opgenomen dat op deze twee locaties de bebouwing voorzien moet worden van een dove gevel. Voor het zorgcentrum wordt echter nog onderzocht of het wel kan worden vodaan aan de maximale ontheffingswaarde indien de De la Reyweg voorzien wordt van ander asfalt.
4.1.2 Luchtkwaliteit
Per 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit van kracht geworden. In het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen' (luchtkwaliteitseisen) is aangegeven dat vanaf die datum projecten doorgang kunnen vinden als ten gevolge van de planontwikkeling de luchtkwaliteit niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde (40 µg/m³) verslechtert (NIBM).
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' (luchtkwaliteitseisen) is aangegeven dat de invloed van een project met 3000 woningen en twee ontsluitingswegen binnen de 3% grens valt en dus voldoet aan het begrip NIBM. Een project met minder dan 200.000 m2 kantoren valt ook binnen die grens.
Het bestemmingsplan Transvaal maakt slechts een beperkt aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk (netto minder dan 300 nieuwe woningen en ongeveer 30.000 m2 bedrijven). Deze zijn bovendien aan verschillende ontsluitingswegen gelegen (De la Reyweg, Monstersestraat, Loosduinsekade). Kantoren en bedrijven genereren niet dezelfde hoeveelheid verkeer maar uit bovenstaande gegevens blijkt dat er een zeer ruime marge bestaat ten opzichte van wat maximaal mogelijk is om nog Niet in betekenden mate te zijn. Er kan daarom worden geconcludeerd dat de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt dermate beperkt zijn dat sprake is van NIBM. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer vormen geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
4.1.3 Bodem
Algemeen
Met betrekking tot de bodemgesteldheid binnen het plangebied kan het volgende worden opgemerkt. In Transvaal was vroeger in de Monstersestraat een rangeerterrein van de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij gevestigd. Dit terrein is inmiddels in gebruik als bedrijventerrein. In het kader van de stadsvernieuwing zijn bedrijven uit de wijk hier naartoe verplaatst.
Binnen het plangebied zijn zeer veel bedrijven met bodembedreigende activiteiten gevestigd (geweest). Het gaat hierbij onder andere om chemische wasserijen, garagebedrijven, benzinestations, metaal- en houtbewerkingbedrijven, smederijen, drukkerijen, etc. De bedrijven zijn nu voornamelijk gesitueerd aan de zijde van de Monstersestraat.
Met betrekking tot de hele wijk kan worden opgemerkt dat tijdens het bouwrijp maken gebruik is gemaakt van verontreinigd materiaal zoals puin, sintels en koolas. Het gehele plangebied moet daarom voor bodemverontreiniging worden gezien als een verdachte locatie.
In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied zijn in het verleden al veel bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichtingen en/of bouwplannen. Op een aantal locaties is de bodem (grond en grondwater) verontreinigd met minerale olie, vluchtige aromaten en oplosmiddelen ten gevolge van lekkages en morsingen bij de bedrijfsvoering. Van deze locaties is reeds een deel gesaneerd, bij andere is de sanering in uitvoering en op een beperkt aantal locaties is nog onvoldoende onderzoek uitgevoerd. Ten aanzien van de gesaneerde locaties wordt opgemerkt dat veelal nog nazorg noodzakelijk is in verband met achtergebleven restverontreinigingen.
De in het plangebied aanwezige sterk verontreinigde ophooglaag is tijdens herinrichting- en stadsvernieuwingsactiviteiten eind jaren '80 begin jaren '90 voor een groot deel gesaneerd. Op de heringerichte gebieden en op de nieuwbouwlocaties heeft een functionele sanering plaatsgevonden. Dat wil zeggen dat de verontreiniging is geïsoleerd onder de bebouwing en verharding en dat in tuinen een leeflaag van 1 meter dik is aangebracht.
Uit de bodemkwaliteitskaart gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd is met koper en kwik.
Op nog niet alle verdachte deellocaties in het plangebied heeft bodemonderzoek plaatsgevonden. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel moeten worden gesaneerd. Naast het feit dat nog niet overal bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen of herinrichtingsplannen ontstaan zullen de bodemonderzoeken moeten worden geactualiseerd.
Toekomstige herontwikkelingslocaties en bodemkwaliteit
Voor de herontwikkeling ter plaatse van de Joubertstraat, Joubertplantsoen, Cronjestraat, Bothastraat, Smitstraat en Chr. de Wethstraat wordt opgemerkt dat op een deel van deze percelen bodemonderzoek is uitgevoerd. De bodemonderzoeken zijn uitgevoerd in de jaren 1980-1990. Een bodemonderzoek verjaart na vijf jaar, dus zijn de voornoemde onderzoeken verouderd. Actualisatie van deze onderzoeken, plus aanvullend bodemonderzoek op de nog niet onderzochte percelen is noodzakelijk.
Voor de deelplannen aan de Kockstraat, Reitzstraat en Steijnlaan is op zeer beperkte schaal bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoeken voor de locaties die wel zijn onderzocht (in de periode 1980-1990) zijn verouderd en moeten worden geactualiseerd. Ter plaatse van de Steijnlaan 25-35 is een ernstige bodemverontreiniging aanwezig (beschikking EU121-046 d.d. 13 juli 1995). Deze verontreiniging is inmiddels gesaneerd.
Op de locaties tussen de Oranjerivierstraat-Johannesburgstraat-Kempstraat, tussen Schalk Burgerstraat-Hertzogstraat-Kritzingerstraat-Brandtstraat-Beijerstraat en tussen Kritzingerstaat en Vaalrivierstraat zijn nog geen bodemonderzoeken uitgevoerd.
In 2003 zijn verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd op de herontwikkelingslocatie tussen de Kempstraat-Schalk Burgerstraat-Hoefkade-De la Reyweg en ter plaatse van de Bloemfonteinstraat, Fisherstraat-Wolmaransstraat. Uit deze onderzoeken blijkt dat de grond licht tot plaatselijk sterk verontreinigd is met zware metalen PAK. Een nog uit te voeren nader bodemonderzoek zal meer duidelijkheid moeten geven over de ernst en de omvang van de aangetroffen verontreinigingen.
4.1.4 Externe veiligheid
Binnen 200 meter van de plangrenzen is geen route vervoer gevaarlijke stoffen. In de nabijheid van het plangebied zijn geen spoor- of waterwegen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd kunnen worden.
Aan het Kaapseplein is een tankstation gevestigd, maar hier wordt geen lpg opgeslagen of verkocht. In Transvaal zijn geen bedrijven gevestigd waarop het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen van toepassing is.
Gasleiding
Binnen het plangebied is een aardgastransportleiding van de Gasunie gesitueerd. De aardgastransportleiding W-519 heeft een diameter van 12" en een werkdruk van 40 bar.
De Circulaire 'zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' van 26 november 1984 (hierna circulaire) is van toepassing op nieuwe situaties. Onder nieuwe situaties wordt de aanleg van een nieuw buisleidingtraject of een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling verstaan. Voor het bestemmingsplan Transvaal geldt dat alleen de ontwikkeling op de 'Kop van de Uitenhagestraat' getoetst moet worden aan de circulaire, aangezien het voor de rest gaat om bestaande bebouwing en een bestaande aardgastransportleiding.
Voor deze aardgastransportleiding gelden volgens de circulaire, voor bijzondere objecten categorie I, de beoordelingsafstanden volgens tabel 1. Tot bijzondere objecten categorie I behoren onder andere grote kantoren, scholen en woningen. De 'Kop van de Uitenhagestraat' wordt daarmee aangemerkt als bijzonder object categorie I.
Tabel 2: Beoordelingsafstanden Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen
objecten categorie I | |
Zakelijk recht zone | 4 m |
Bebouwingsafstand | 14 m |
Toetsingsafstand | 30 m |
De 'Kop van de Uitenhagestaat' ligt binnen de toetsingsafstand van de aardgastransportleiding W-509-06-KR-019 t/m 024.
Planologische, economische en technische belangen laten echter een kortere afstand toe. Dit is de zogenaamde bebouwingsafstand, gemeten vanaf het hart van de aardgastransportleiding tot de gevel van de dichtstbijzijnde kwetsbare bestemmingen (zie tabel 1). In de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan. De 'Kop van de Uitenhagestraat' bevindt zich buiten de bebouwingsafstand.
Planologische en economische belangen
Vanwege de bestaande planologische structuur is het niet mogelijk om de 'Kop van de Uitenhagestraat' buiten de toetsingsafstand van de aardgastransportleiding te projecteren.
Het Rijksbeleid acht stedelijke vernieuwing en herstructurering dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten. Het provinciaal beleid ziet de bebouwde kom als een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen en het regionaal beleid wenst dat de ruimte in bebouwd gebied intensiever gebruikt moet worden door dubbel grondgebruik, functiemenging en verdichting van wonen en werken. Het beleid in de Structuurvisie wenst een intensievere bebouwing in dit deel van het plangebied.
Plaatsgebonden risico
Naast de beoordeling aan de hand van de circulaire is toetsing op grond van het nieuwe beleid noodzakelijk. In de brief van de Minister van VROM van 10 oktober 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 26018, nr. 6) wordt verslag gedaan van het consequentieonderzoek van het voorgenomen beleid. Hiervoor is in overleg met het RIVM een rekenmethodiek vastgesteld. Uit deze brief blijkt duidelijk dat het ministerie van VROM achter de nieuwe rekenmethodiek staat en dat er geen discussie is over deze rekenmethodiek. Deze rekenmethodiek wordt door de Gasunie gebruikt bij het berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De uitkomsten staan het bouwen van de 'Kop van de Uitenhagestraat' op de geprojecteerde locatie niet in de weg.
Groepsrisico
Het beoordelen van het groepsrisico heeft plaatsgevonden overeenkomstig de memorandum van de Gasunie "Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3" van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07.0138. Op grond van dit memorandum geldt voor de aardgastransportleiding W-509 een inventarisatie-afstand van 140 m. Deze afstand komt overeen met het invloedsgebied (1%-letaliteitscontour). Het plangebied Transvaal ligt gedeeltelijk binnen deze inventarisatie-afstand en de 'Kop van de Uitenhagestraat' in zijn geheel.
Uit het memorandum van 12 mei 2009 blijkt dat het groepsrisico, op basis van de kilometer aardgastransportleiding met het hoogste groepsrisico, de oriëntatiewaarde van het groepsrisico overschrijdt met een factor 10,34. Het groepsrisico van deze kilometer neemt echter (vrijwel) niet toe vanwege de ontwikkeling op de 'Kop van de Uitenhagestraat'. Het groepsrisico op basis van de kilometer aardgastransportleiding ter hoogte van de Uitenhagestraat overschrijdt in de huidige situatie de oriëntatiewaarde met een factor 1,44 (zie ook figuur 1). De ontwikkeling op de 'Kop van de Uitenhagestraat' zorgt voor een toename van het groepsrisico tot 1,86 keer de oriëntatiewaarde.
Verantwoordingsplicht
In oktober 2006 heeft de Staatssecretaris van VROM de Tweede kamer geïnformeerd over zijn voornemen om ten aanzien van aardgastransportleidingen een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico te regelen (brief EV/2006.263883).
Maatregelen aan de aardgastransportleiding
Er zijn verschillende maatregelen mogelijk die het groepsrisico beperken. Gezien de mogelijkheden om maatregelen in een bestemmingsplan op te nemen (en juridisch te borgen) en de praktische en financiële consequenties van deze maatregelen, lijkt de maatregel 'strikte begeleiding van grondwerkzaamheden' voor het bestemmingsplan Transvaal de meest voor de hand liggende optie. Deze maatregel kan redelijk eenvoudig worden uitgevoerd door bepalingen (in de vorm van een aanlegvergunningstelsel) in het bestemmingsplan op te nemen. Daarnaast zullen in bestuurlijk overleg tussen de gemeente, de provincie en de Gasunie duidelijke afspraken worden gemaakt over deze striktere begeleiding door de Gasunie. De kosten van deze maatregel zijn voor de gemeente Den Haag beperkt. Door het opnemen van deze maatregel kan worden uitgegaan van een reductiefactor van 2,5. Hierdoor zal het groepsrisico voor de hoogste kilometer bestemmingsplan Transvaal dalen naar 4,2 in de toekomstige situatie en voor de Kop van de Uitenhagestraat naar 0,74 in de toekomstige situatie.”
De tweede alinea onder het kopje 'Maatregelen in de nabije toekomst' zal worden vervangen door de volgende tekst: “In het kader van het bestemmingsplan Transvaal acht de gemeente het nu niet mogelijk deze ingrijpende maatregel te realiseren. Er zal echter op korte termijn bestuurlijk overleg opgestart gaan worden tussen de gemeente, de provincie en de Gasunie met als doel het bestaande externe veiligheidsknelpunt ter plaatse van de Haagse markt op te lossen.
Alternatieve ontwikkelmogelijkheden
Binnenstedelijke vernieuwing en herstructurering wordt door het Rijksbeleid als dringend nodig gezien om de leefbaarheid te vergroten. De wijk Transvaal behoort in het Streekplan Zuid-Holland West tot bestaand stedelijk gebied met een verstedelijkingsopgave tot 2015.
Ter uitvoering van het Rijksbeleid geeft de Structuurvisie Den Haag op gemeentelijk niveau de ambitie aan een kwaliteitsprong te maken in de ruimte voor wonen, werken en leven en wenst een intensievere bebouwing voor dit plangebied.
De Structuurvisie bestempelt de Lijn 11-zone tussen Transvaal en Schilderswijk als kansrijke ontwikkelingszone: Transvaal Plus. De Lijn 11-zone biedt de mogelijkheid om grootstedelijke voorzieningen op een gestructureerde manier in een stedelijke woonwijk te integreren en is dus van wezenlijk belang voor de economie en de cultuur van de wijk.
De Loosduinsekade en de Lijn 11 zone zijn de ruimtelijke dragers op stadsniveau. De Lijn 11 zone is op stadsniveau een belangrijke verbinding tussen Scheveningen-Haven en Station HS met tussenstops op belangrijke knooppunten in de stad, waaronder desbetreffende locatie.
De Loosduinsekade is een stedelijke centrumweg, die de dwarsverbinding is, van en naar het centrum. Op dit knooppunt is stedenbouwkundig een oriëntatiepunt gewenst, wat in de vorm van de woontoren wordt voorgesteld. Daarnaast is Transvaal op een gunstige plek in Den Haag gelegen, tussen het centrum en het Zuiderpark. Ruimtelijk gezien gaat de wijk op in het homogene stedelijk weefsel van Den Haag, wat samenhang geeft in de stad. Door de vele bebouwing en dezelfde straatprofielen kun je je echter slecht oriënteren. De woontoren, op de hoek van het plangebied, wordt ook hierin het oriëntatiepunt voor Transvaal en is voor de stad van grote betekenis. In het Stedenbouwkundig plan 'Transvaal' wordt door de gemeente en de ontwikkelende partijen het verbeteren van het imago van de wijk als doel gesteld. Door herontwikkeling van het Bedrijventerrein kan dit gebied verbeterd worden met een toevoeging van woningen. Voor versterking van de Lijn 11 zone zijn er ingrepen op lokaal niveau nodig en de woontoren op de Uitenhagestraat maakt hier deel van uit en speelt dus een belangrijke rol in de stad.Tevens is vanuit bezonning deze hoek de meest aangewezen plek in Transvaal voor een hoogbouwaccent. De strategie vanuit de Haagse Woonvisie voor Transvaal is transformatie. Gemeente en corporaties hebben in Transvaal reeds ingezet op een ingrijpende herstructurering met als doel het vergroten van de diversiteit aan woningtypen, in combinatie met verdunning (waar noodzakelijk) en verdichting (waar mogelijk). Qua woonprogramma wordt gedacht aan centrumstedelijke dichtheden in het midden en hogere segment, zodat een wooncarièrre in Transvaal mogelijk wordt gemaakt. Tengevolge van de herstructurering, waarin veel kleine woningen plaats maken voor ruime woningen, zal het aantal met ca.1000 woningen afnemen. Dit woningverlies zal zo veel mogelijk gecompenseerd moeten worden en de randen van de Lijn 11 zone is een aangewezen plek hiervoor. Gezien de binnenstedelijke verdichtingsopgave, de uitwerking van de Structuurvisie Den Haag in het Masterplan (Lijn 11, Transvaal en Regentesse-zuid) en de afspraken tussen de gemeente en de corporaties over de herstructurering binnen Transvaal is het op planologische - en economische gronden van essentieel belang de woontoren aan de kop van de Uitenhagestraat te realiseren.
Maatregelen in de nabije toekomst
Het afdekken van de aardgastransportleiding met betonplaten en lint is een constructieve maatregel die de kans op graafschade aan de aardgastransportleiding sterk reduceert. De combinatie van het aanbrengen van een lint met betonplaten boven de aardgastransportleiding levert een risicoreductie op met een factor 30. Deze maatregel kan echter niet zo maar uitgevoerd worden. Als voor afdekken wordt gekozen, moet de leiding over een grotere afstand met betonplaten worden afgedekt. Daarnaast moet de aardgastransportleiding worden gescheiden van de overige kabels en leidingen in de grond, aangezien onderhoud hieraan na afdekking niet mogelijk is. Dit betekent dat voor de andere leidingen ruimte gereserveerd moet worden. De kosten die aan deze maatregel zijn verbonden, zijn hoog.
In het kader van het bestemmingsplan Transvaal acht de gemeente het nu niet mogelijk deze ingrijpende maatregel te realiseren. In de toekomst zullen er in het kader van het Masterplan 'Lijn 11 zone' verschillende ontwikkelingen plaatsvinden, waardoor de inrichting van het gehele gebied wordt gewijzigd. De gemeente wil in het kader van die ontwikkelingen kijken of dan afdekken met betonplaten en lint gerealiseerd kan worden.
Overige maatregelen en waarborging
Vooruitlopend op bestuurlijke afspraken voor de toekomst waar in de vorige paragraaf over werd gesproken, zet de gemeente Den Haag verder in op de volgende maatregelen om de externe veiligheidssituatie in de huidige situatie te optimaliseren:
- het, conform wettelijk voorschrift, hebben van een gemeentelijk rampenplan.
- het ontwikkelen van een specifiek gemeentebreed beleidskader externe veiligheid
- het opstellen van een calamiteitenplan voor de Haagse Markt (zowel voor de huidige als voor de toekomstige situatie) in overleg met de hulpdiensten, de HTM en de marktmeester.
- de brandweer zal een advies uitbrengen over de toekomstige inrichting van de Haagse Markt teneinde het ontwerp te optimaliseren op het gebied van veiligheid en zelfredzaamheid.
Rampenbestrijding
De bereikbaarheid van de hogedruk aardgastransportleiding binnen het bestemmingsplan Transvaal is voldoende. Een incident bij de aardgastransportleiding kan vanaf twee kanten worden bereikt over een hoofdtransportroute die geschikt is voor brandweervoertuigen. Daarnaast ligt de brandweerkazerne relatief dicht bij de wijk Transvaal, waardoor de hogedruk aardgastransportleiding in een groot aantal gevallen binnen de streefnorm van 6 minuten bereikt kan worden. Dit geldt overeenkomstig voor de 'Kop van de Uitenhagestraat". In de wijk Transvaal zijn brandkranen aanwezig die gebruikt kunnen worden voor de primaire bluswatervoorziening. De beschikbaarheid van secundaire bluswatervoorzieningen (zoals open water) is in Transvaal beperkt. Voor Transvaal kan hiervoor gebruik worden gemaakt van het Verversingskanaal. Voor grote delen van de wijk moet voor deze aanvullende bluswatervoorziening gebruik worden gemaakt van een grootwatertransport. De afstand van de 'Kop van de Uitenhagestraat' tot aan de secundaire bluswatervoorziening is beperkt. Over de bluswatervoorzieningen in Transvaal heeft overleg plaats gevonden met de brandweer en de brandweer heeft aangegeven dat deze voldoen aan de eisen.
Zelfredzaamheid
De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn afhankelijk van de locatie van de breuk van de hogedruk aardgastransportleiding. Voor personen die bij een incident aan de aardgastransportleiding zich binnen de 100% letaliteitscontour bevinden, helpen maatregelen voor zelfredzaamheid niet.
Mensen die zich buiten de 100% letaliteitscontour bevinden, moeten zo goed mogelijk beschermd worden tegen de warmtestraling. De 'Kop van de Uitenhagestraat' bevindt zich binnen de 100% letaliteitscontour. Maatregelen aan het gebouw hebben daardoor beperkte meerwaarde. De nadruk zal moeten liggen op het zo snel mogelijk ontruimen van de mensen uit het gebouw. Daarbij moeten de vluchtwegen van de risicobron af worden gesitueerd en voldoende bestand zijn tegen hittestraling. Voor de 'Kop van de Uijtenhagenstraat' zijn daarom maatregelen gericht op het beperken van de kans op een incident het meest wenselijk (bijv. het afdekken van de aardgastransportleiding met betonplaten).
De nieuwbouw op de 'Kop van de Uitenhagestraat' heeft een uitgang die van de bron af is gericht. Om vluchten van de bron af te faciliteren zijn in de regels van het bestemmingsplan nadere eisen opgenomen ten aanzien van vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken, de inrichting van terreinen/openbare ruimte, het bebouwd oppervlak van gebouwen en het vloeroppervlak van gebouwen. In het kader van de zelfredzaamheid gaat extra aandacht uit naar de Haagse Markt, aangezien hier vrijwel dagelijks een groot aantal personen aanwezig is. Om de zelfredzaamheid op de Haagse Markt te vergroten zal de gemeente in 2011 een calamiteitenplan opstellen. Dit calamiteitenplan wordt opgesteld in overleg met de hulpdiensten, de HTM en de marktmeester.
Advies brandweer
Uit de circulaire RNVGS en het ontwerp-besluit externe veiligheid buisleidingen volgt dat de regionale brandweer om advies moet worden gevraagd bij een verantwoording van het groepsrisico. In dit kader is de veiligheidssregio Haaglanden in staat gesteld een advies uit te brengen over de het groepsrisico, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Op 15 juni 2009 heeft de Hulpverleningsregio Haaglanden een advies uitgebracht. Het advies is als bijlage bijgevoegd
In het advies wordt aangegeven dat de Hulpverleningsregio Haaglanden negatief adviseert over het bestemmingsplan Transvaal, tenzij minimaal de volgende maatregelen worden getroffen:
- 1. geen (tijdelijk) bebouwing binnen 4 meter van de aardgastransportleiding.
- 2. De geplande ontwikkeling wonen ('Kop van de Uijtehagenstraat') op grotere afstand van van de aardgastransportleiding situeren, tenzij een maatregel wordt getroffen die de kans op een incident met een factor 10 terugbrengt.
- 3. Bij nieuwbouw of verbouw voldoende vluchtwegen in afkerende gevel of tuin van de aardgastransportleiding af.
- 4. geen grondwerkzaamheden uitvoeren zonder dat beheerder van de aardgastransportleiding op de hoogte is.
- 5. Risico- en crisiscommunicatie naar bedrijven en omwonenden
- 6. Voldoende bluswater
- 7. voldoende bereikbaarheid hulpdiensten
- 8. Beheerder van de Haagse Markt dient bekend te zijn met de aanwezigheid van de aardgastransportleiding en hoe te handelen bij een incident hiermee.
- 9. De HTM dient bekent te zijn met de aanwezigheid van de aardgastransportleiding en hoe te handelen bij een incident.
- 10. Bij de ontwikkeling van Lijn 11 worden maatregelen getroffen waardoor het GR aanzienlijk wordt verlaagd.
Beoordeling maatregelen
- 1. Het bestemmingsplan staat geen bebouwing binnen 5 meter van de aardgastransportleiding toe.
- 2. De ontwikkelingen worden niet op een grotere afstand van de aardgastransportleiding gesitueerd. In plaats daarvan neemt de gemeente maatregelen om het risico met een factor 2,5 te reduceren en in de toekomst voor het gehele bestemmingsplan Transvaal onder de oriëntatiewaarde te brengen.
- 3. In de regels van het bestemmingsplan is een nadere eisenregeling opgenomen op basis waarvan burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen op het gebied van externe veiligheid.
- 4. In het bestemmingsplan Transvaal is een aanlegvergunningplicht voor grondwerkzaamheden bij de aardgastransportleiding opgenomen. Het aanlegvergunningstelsel in combinatie met een strikte begeleiding leidt tot een risicoreductie met een factor 2,5.
- 5. Bewoners en personeel van bedrijven kunnen de wegwijzer 'Wat te doen bij een noodsituatie' raadplegen op internet. Op dit moment is nieuw beleid op het gebied van externe veiligheid in voorbereiding. Een gestructureerde en gerichte risicocommunicatie wordt nader uitgewerkt.
- 6. In de gemeentelijke verordeningen is vastgelegd wat voldoende is en hoe dit in het kader van bestemmingsplan Transvaal wordt toegepast.
- 7. De bereikbaarheid van de aardgastransportleiding voldoet aan de eisen die door de brandweer zijn gesteld.
- 8. Om de zelfredzaamheid op de markt te vergroten zal de gemeente in 2011 een calamiteitenplan opstellen in overleg met de hulpdiensten, de marktmeester en de HTM.
- 9. zie onder 8.
- 10. Er gaat bestuurlijk overleg plaats vinden tussen de gemeente, de provincie en de Gasunie teneinde ook het bestaande knelpunt ter plaatse van de Haagse Markt op te lossen.”
4.1.5 Milieuzonering
Het bedrijventerrein aan de Uitenhagestraat is een voormalig rangeerterrein dat in jaren '80 van de vorige eeuw als bedrijventerrein is ontwikkeld om de ondernemers op te vangen die vanwege de stadsvernieuwing uit de Schilderswijk en Transvaal moesten vertrekken. Bij de herontwikkeling van het bedrijventerrein die nu plaats vindt wordt de bestaande bedrijfsbebouwing voor een deel gesloopt en wordt nieuwe bedrijfsbebouwing teruggeplaatst. In het masterplan Lijn 11-zone uit de Structuurvisie Den Haag wordt voor het bedrijventerrein aan de Uitenhagestraat ingezet op een gemengd woon- en werkgebied. Het doel is een mix van stedelijke bedrijvigheid. Verder is onder andere in Transvaal de vraag naar kleine bedrijfs-en kantoorruimte groot. De lokale gebondenheid van ondernemers is groot. Van belang is dat het bedrijventerrein ook werk- en stageplaatsen gaat bieden voor bewoners in de naastgelegen wijken. De belangrijkste reden om dit bedrijventerrein te behouden is om de bewoners uit de directe omgeving werkgelegenheid en een plek voor hun bedrijfje te kunnen bieden. De Uitenhagestraat biedt verder ook op het niveau van de stad ruimte aan bedrijven die niet meer passen in woonwijken maar toch stadgebonden zijn.
Het betreft derhalve bestaand stedelijk gebied met een bestaand binnenstedelijk bedrijventerrein. Dit bedrijventerrein wordt aan twee zijden - aan de Engelenburgstraat en aan de Steijnlaan - omsloten door op zeer korte afstand aanwezige woonbebouwing in 3 tot 4 lagen. Aan de noordzijde langs de Loosduinsekade zijn boven een plint met gemengde doeleinden woningen gepland. De herontwikkeling van het terrein heeft niet tot doel om de bedrijvigheid te verplaatsen. Integendeel, beoogd wordt om het bestaande woon-werkmilieu in Transvaal inclusief de ook nu aanwezige milieuhinderlijke bedrijvigheid te handhaven en verder te faciliteren.
Gebiedstypering
Volgens het vigerende bestemmingsplan zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3 toegelaten. Voor bedrijven uit milieucategorie 4 kan binnenplanse vrijstelling worden verleend (onder de nieuwe Wro ontheffing genoemd) . Dit kan zelfs voor bedrijven uit milieucategorie 5, na goedkeuring door Gedeputeerde Staten. Voor bedrijven grenzend aan woningen gelden overigens een stap lagere categorieën dan bovengenoemde.
Bovengenoemd toelatingsregime is in het kader van de herontwikkeling en het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan herijkt. Basis hiervoor is de systematiek voor milieuzonering als opgenomen in de VNG-uitgave bedrijven en milieuzonering (versie 2009).
De VNG-uitgave onderscheidt rustige woonwijken en gemengd gebied. De bestaande woningen aan de Engelenburgstraat, die met de achterzijde uitkijken over het bedrijventerrein, liggen in een woonomgeving die op zichzelf beschouwd getypeerd kan worden als een rustige woonwijk. Echter deze typering doet geen recht aan het gegeven, dat de woningen al van het begin af aan op zeer korte afstand van het bedrijventerrein zijn gelegen. Het karakter van de omgeving wordt bepaald door deze combinatie woningen en bedrijventerrein. Gelet hierop is het verdedigbaar om de bestaande woonomgeving te beschouwen als gemengd gebied in de zin van de VNG-uitgave en daarom de in die uitgave gehanteerde richtafstanden met één afstandstap te verlagen.
De nieuwe woningen aan de Loosduinsekade worden gerealiseerd in een gebied dat naar zijn aard al te beschouwen is als gemengd gebied. Ook de bestaande woningen aan de overzijde van Monstersestraat kunnen worden beschouwd als gemengd gebied, door de ligging direct aan deze drukke verkeersweg.
Resumerend kan als basis uitgegaan worden van de richtafstanden voor gemengd gebied. Milieucategorie 3 wordt in de huidige VNG-uitgave onderscheiden in categorie 3.1 (richtafstand tot gemengd gebied is 30 meter) en categorie 3.2 (richtafstand 50 meter).
Een tweede belangrijk aspect voor de milieucategorisering op dit bedrijventerrein is de ontsluiting. De ontsluiting van alle bedrijven op het bedrijventerrein is naar binnen gericht op de Uitenhagestraat. Deze toegangsweg heeft een ontsluiting aan de Loosduinsekade en tussen de bedrijvenstrook door op de Monsterseweg. Dit betekent dat bijna alle bedrijven worden ontsloten aan de van de woonbebouwing afgekeerde zijde, hetgeen betekent dat een belangrijke bron van milieuhinder zich bij de omringende woonbebouwing niet voordoet. Alleen de bedrijven aan de doodlopende straatjes Uitenhagestraat hebben hun ontsluiting aan de achterzijde van de woningen Engelenburgstraat.
Vanaf de achterzijde van de woningen aan de Loosduinsekade, Joubertplantsoen, Engelenburgstraat en Steijnlaan is een zone van 30 meter op d eplankaart opgenomen waarbinnen bedrijven gevestigd kunnen worden met maximaal categorie 2. Buiten deze 30 meter zijn bedrijven met een maximum tot categorie 3.2 toegestaan
In de regels van dit bestemmingsplan is een ontheffing opgenomen voor bedrijven in de milieucategorien 3.1 en 3.2 in de 30 meter zone vanaf de woningen onder de voorwaarden dat voorafgaand aan de ingebruikname van de bedrijfspanden ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal/scherm' op de plankaart een geluidsscherm wordt geplaatst. Als er voorafgaand aan de ingebruikname van de bedrijfspanden geen geluidsscherm wordt gebouwd, is bebouwing slechts toegestaan indien het bedrijfsperceel voor 100 % bebouwd word. Het mogen geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreffen en uit onafhankelijke onderzoek moet blijken dat de bedrijven qua aard en omvang gelijk te stellen zijn met bedrijven uit milieucategorie 1 of 2.
Buiten de 30 meter-zone is een ontheffing opgenomen ten behoeve van bedrijven in de milieucategorieën 4.1 en 4.2, onder de voorwaarded dat het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft en uit onafhankelijke onderzoek blijkt dat de bedrijven qua aard en omvang gelijk te stellen zijn met bedrijven uit milieucategorie 3.2 of lager.
In de regels is verder opgenomen dat er geen bedrijven zijn toegestaan met een hoge geluidsbelasting of met verhoogde risico's als beschreven in het besluit Externe Veiligheid.
Met bovenstaande maatregelen in het bestemmingsplan wordt voldaan aan het voorkómen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten nabij de woningen.
4.1.6 Duurzaam milieubeleid
Algemeen milieubeleid
Om de Haagse milieuvereisten en ambities ten uitvoering te brengen, is vroegtijdige samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu van groot belang. In het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 is het gebiedsgericht milieubeleid geïntroduceerd en er zijn streefbeelden per gebiedstype opgenomen. Dit is nader uitgewerkt in de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid die de gemeenteraad in september 2005 heeft vastgesteld.
Het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 is in februari 2006 opgevolgd door de nota 'Tien voor milieu; contouren voor milieubeleid 2006 - 2010'. In deze Contourennota zijn Haagse ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu en bodem. Als tiende thema is sturing op milieudoelen opgenomen.
De Contourennota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame wereldstad aan zee. Bovendien legt de Contourennota verbanden met andere Haagse kaders, zoals de Structuurvisie 2020 en de Maatschappelijke visie 2020. De milieuambities in de Contourennota zijn opgesteld in het volle besef dat stedelijke ontwikkeling van groot belang is voor de positie van Den Haag in de regio en Europa. De Contourennota benadrukt dat dit gepaard moet gaan met fundamentele keuzes in de afweging tussen economische, ruimtelijke, sociale, gezondheidskundige en milieubelangen. Het gebiedsgericht milieubeleid is hét instrument om de milieubelangen in te brengen in de dynamiek van ruimtelijke ontwikkeling.
Gebiedsgericht milieubeleid
Gebieden hebben verschillende kenmerken. Niet elk gebied heeft dezelfde kwaliteiten en dezelfde kansen om kwaliteiten te verbeteren. Het gebiedsgerichte milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied, waardoor de kwaliteiten van dat gebied beter beschermd of verbeterd kunnen worden.
Op basis van het gebiedsgerichte milieubeleid is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van een zelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengd wonen, gemengd werken, infrastructuur en tot slot groene hoofdstructuur en water. Transvaal behoort tot het gebiedstype Wonen.
De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van het ambitieniveau per milieuthema: bodem, lucht, water, externe veiligheid, mobiliteit, natuur, geluid, afval en klimaat. Per thema zijn drie oplopende ambitieniveaus geformuleerd.
Milieu Basis: de milieuambitie voor een thema die aansluit bij de bestaande wet- en regelgeving.
Milieu Extra.: de milieuambitie voor een thema die een stuk verder gaat dan het wettelijk minimum.
Milieu Maximaal: is de maximaal praktisch haalbare milieuambitie voor een thema.
Voor Transvaal gelden de milieuambities voor het wonen
Bodem Extra
Externe Veiligheid Maximaal
Geluid Maximaal
Lucht Maximaal
Mobiliteit Extra
Schoon Extra
Water Ambities per poldereenheid
Natuur Extra
Klimaat Klimaat
Bij het realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen in Transvaal zijn de bovenstaande milieuambities richtinggevend.
Duurzaamheidparagraaf De duurzaamheidparagraaf is van toepassing op alle raadsvoorstellen en collegebesluiten op het gebied van ruimtelijke ordening, openbare ruimte, water en riolering, verkeer, groen en recreatie, bouwen en wonen. De duurzaamheidparagraaf is gekoppeld aan het gebiedsgerichte milieubeleid. In deze duurzaamheidparagraaf is aangegeven wat het ambitieniveau bij de onderscheiden milieuthema's is voor Transvaal en welke maatregelen zullen worden genomen om de verschillende ambities zo goed mogelijk te bereiken. | |||
1. Gebiedstype Voor Transvaal is het gebiedstype 'Wonen' van toepassing. De gebiedstypering wordt bepaald door de nieuwe voorgestane functie. Transvaal staat prominent op de lijst van prioritaire wijken voor stedelijke herstructurering. Het wijkplan Transvaal (2004) biedt een samenhangend pakket aan maatregelen om de concentratie van kansarmoede te doorbreken en om hogere inkomens aan de stad te binden. Bij de planontwikkeling wordt rekening gehouden met de realisering van deze ambities om tot een duurzame wijk te komen. Er worden 3.000 appartementen gesloopt. Hiervoor in de plaats worden 1.600 woningen teruggebouwd (70% eengezinswoningen en 30% appartementen). | |||
2. Milieuambities | |||
Thema | Welke ambitie is vastgesteld? | Wordt de ambitie in het plan gerealiseerd? | Toelichting |
Bodem: | Extra | ja | In het plangebied Transvaal is de bodem plaatselijk sterk verontreinigd. Een deel van de verontreinigingen is al gesaneerd, een ander deel moet nog worden gesaneerd of de sanering is in uitvoering. Alle verontreinigingen in het plangebied zijn of zullen functiegericht gesameerd worden door middel van ontgraving, onttrekking van grondwater of in-situ sanering. Deze functiegerichte sanering past bij de diffuse verontreinigingssituatie in het gebied. Gegeven deze situatie zijn verdergaande saneringsmaatregelen niet effectief. |
Externe veiligheid: | maximaal | nee | Binnen 200 meter van de plangrenzen ligt geen transportroute voor gevaarlijke stoffen. Ook is er binnen het plangebied geen tankstation waar LPG wordt aangeboden, aanwezig. Binnen het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd waarop het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van toepassing is. Langs de grens van het plangebied ligt een 40 bar gasleiding. De gewijzigde bestemmingen op de hoek van de Loosduinseweg/Monstersestraat (toevoegen van woningen in 24 lagen), vallen binnen de toetsingsafstand van 30 meter. De risico's kunnen beperkt worden door de vluchtwegen van de bebouwing van de gasleiding af te situeren. |
Geluid: | maximaal | nee | Transvaal is grotendeels een 30 km-gebied met op een aantal plekken buurtontsluitingswegen richting drukke gebieden als de Haagse Markt, Bedrijventerrein Uitenhagestraat en de Paul Krugerlaan. De 30 kilometerzones in de gebieden achter de buurtontsluitingswegen blijven gehandhaafd en de buurtontsluitingswegen blijven in takt. Hiermee blijven de stillere gebieden binnen het plangebied gehandhaafd. De straten met een te hoge geluidsbelasting zijn: Paul Krugerlaan, Steijnlaan (gedeeltelijk), Scheepersstraat (gedeeltelijk), Brandstraat (gedeeltelijk), Kempstraat, Kaapstraat, Kaapseplein, Hoefkade en De La Reyweg. De Loosduinsekade is een stedelijke hoofdweg. Dit zijn de doorgaande wegen langs en door het plangebied. Intensiteitsvermindering of snelheidsvermindering ter beperking van geluidsoverlast zijn voor deze straten vanwege de gewenste doorstroming van het verkeer niet aan de orde. Over het algemeen is op de buurtontsluitingswegen reeds asfalt aanwezig. Op een aantal locaties waar binnen het plangebied nieuwbouw wordt gerealiseerd, worden de voorkeursgrenswaarden overschreden. Hiervoor zal, parallel aan de bestemmingsplanprocedure, een procedure ontheffing hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder gevolgd worden. Op twee plaatsen binnen het plangebied worden ook de maximale ontheffingswaardes genoemd in de Wet geluidhinder overschreden. Het betreft een bouwblok met de bestemming Gemengd I langs de Loosduinsekade tussen de Uitenhagestraat en de Engelenburgstraat en het zorgcentrum met de bestemming Maatschappelijk op de hoek Natalstraat/Beijersstraat voor wat betreft de 4e bouwlaag. In de regels is opgenomen dat op deze twee locaties de bebouwing voorzien moet worden van een dove gevel. Voor het zorgcentrum wordt echter nog onderzocht of het wel kan worden vodaan aan de maximale ontheffingswaarde indien de De la Reyweg voorzien wordt van ander asfalt. De bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein Uitenhagestraat zijn naar het centrum van het terrein gericht. In de nieuwbouwsituatie zal aandacht worden besteed aan het beperken van geluidsoverlast, zodat de situatie niet zal verslechteren. |
Lucht: | maximaal | nee | Het bestemmingsplan Transvaal maakt slechts een beperkt aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk (netto minder dan 300 nieuwe woningen en ongeveer 30.000 m2 bedrijven). Deze zijn bovendien aan verschillende ontsluitingswegen gelegen (De la Reyweg, Monstersestraat, Loosduinsekade). Kantoren en bedrijven genereren niet dezelfde hoeveelheid verkeer maar uit bovenstaande gegevens blijkt dat er een zeer ruime marge bestaat ten opzichte van wat maximaal mogelijk is om nog Niet in betekenden mate te zijn. Er kan daarom worden geconcludeerd dat de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt dermate beperkt zijn dat sprake is van NIBM. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer vormen daarom geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Er wordt onderzoek gedaan naar de extra fietspaden in de wijk. Waar mogelijk zullen deze extra fietspaden worden gerealiseerd. Op deze wijze wordt het fietsgebruik gestimuleerd. Transvaal is goed bereikbaar per Openbaar Vervoer en kent vele Openbaar Vervoersvoorzieningen. De vervangende nieuwbouw is duurzamer en energiezuiniger dan de te slopen voorraad. Dit levert een lagere CO2 en een lagere NOx uitstoot op. Door toevoeging van groen in de Openbare Ruimte wordt meer fijnstof gebonden. |
Mobiliteit: | extra | ja | Het parkeren moet voldoen aan de parkeernorm van de gemeente. In de nieuwbouw worden duurzame parkeeroplossing gerealiseerd, met zoveel mogelijk parkeren op eigen terrein. Er wordt aandacht besteed aan de stalling van fietsen in zowel de openbare ruimte als bij de nieuwbouw. Waar mogelijk worden deze voorzieningen uitgebreid. In Transvaal wordt betaald parkeren met vergunningregeling (belanghebbenden parkeren) ingevoerd. De verwachting is dat dan ook de onbenutte parkeercapaciteit (leegstaande garages) zal worden benut. De verkeersveiligheid wordt op een hoger niveau gebracht. Dit geldt zeker voor het langzaam verkeer. Het verbreden van een deel van de Kempstraat, de aanleg van vrij liggende fietsstroken en de entree via het nieuw aan te leggen Kempplein dragen daartoe bij. Er zal onderzoek worden gedaan naar extra fietspaden in de wijk (o.a. Kempstraat richting Haagse Markt). Transvaal is goed bereikbaar per Openbaar Vervoer. |
Schoon: | extra | ja | Als beeldkwaliteit wordt Residentiekwaliteit aangehouden |
Water: | Boezemgebied: water dat siert | nee | Samen met het Hoogheemraadschap is een Watervisie opgesteld, waarin met name gekeken wordt naar het waterbergingsvraagstuk en de eventuele oplossingsrichtingen. Op basis van de Watervisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland die de waterberging regelt. Uit de Watervisie blijkt dat voor het Boezemgebied de waterkwantiteit voldoende onder controle kan worden gehouden met maatregelen anders dan het toevoegen van oppervlaktewater. De realisatie van gescheiden waterafvoer is niet kosteneffectief. Bij nieuwbouw wordt het rioleringssysteem tot aan de aansluiting op het gemeentelijk rioleringssysteem zodanig aangelegd dat aansluiting op een gescheiden stelsel in de toekomst altijd mogelijk is. Door uitbreiding van het groen in de wijk wordt het percentage verhard oppervlak minder. Hierdoor kan meer hemelwater rechtstreeks in de grond infiltreren. |
Natuur: | extra | ja | Transvaal is een zeer stenige wijk met weinig openbaar groen. Daarom worden de volgende groene voorzieningen gerealiseerd: sloop van 400 woningen ten behoeve van een wijkpark van 3 hectare aan te leggen in 2 fasen (inmiddels gerealiseerd); herinrichting van de bestaande sportvoorzieningen Beijersveld en Spionkopveld; aanleggen van een groene promenade tussen het centrum van de wijk, nabij de Julianakerk en de sportvoorziening Beyersveld; de promenade wordt ingericht als een verblijfsgebied met een route voor langzaam verkeer; het toevoegen van een groene ruimte met het karakter van een Engelse square tussen de Viljoenstraat en de Delagoastraat; het planten van meer bomen in de wijk. Het groen veraangenaamt niet alleen het aanzicht van de wijk maar zorgt ook voor een verlaging van het percentage verhard oppervlak. Hierdoor kan er meer hemelwater rechtstreeks in de grond infiltreren. Het rioolstelsel wordt ontlast en krijgt minder te maken met piekmomenten waarop vuil water moet worden geloosd. |
Klimaat: | maximaal | gedeeltelijk | De vervangende nieuwbouw wordt duurzamer dan de te slopen voorraad. In Transvaal midden (fase 2 en 3) wordt warmte/koude opslag toegepast in de nieuwbouw. De mogelijkheden voor toepassen van zonne-energie en groene daken worden nog bestudeerd. |
3. Maatregelen Zie toelichting onder punt 2. | |||
4. Indien niet voor elk thema het vastgestelde ambitieniveau gerealiseerd kon worden: hoe is getracht om toch zo dicht mogelijk bij het ambitieniveau te komen? Bij de totstandkoming en uitvoering van het wijkplan Transvaal is gebruik gemaakt van de methode ROMBO (Ruimtelijke Ordening en Milieu Beleid Ontwerp). ROMBO is een procesinstrument met als belangrijkste kenmerken dat het probleemoplossend werkt, draagvlak creëert, en de kennis van duurzaam bouwen toegankelijk en communiceerbaar maakt. ROMBO tracht een brug te slaan tussen algemeen verwoord beleid over milieuaspecten in ruimtelijke ordening naar de uitvoering in structuur- wijk- en bestemmingsplannen én bouwprojecten. Senter Novem heeft namens VROM in het kader van de 56 prioriteitswijken-aanpak de gemeente Den Haag ondersteund bij de ROMBO voor Transvaal. Tijdens de Rombosessies is aandacht besteed aan Energie besparing, Duurzame energie, Verkeer, Kringloop water, (bouw)materiaal, Afval, Gezondheid groen, Stadsklimaat, Comfort, Veiligheid. De resultaten maken deel uit van het wijkplan Transvaal en zijn opgenomen in deze duurzaamheidsparagraaf. |
Naast de ambities voor wonen uit het gebiedsgericht milieubeleid gelden voor de Uitenhagestraat ook de ambities ten behoeve van bedrijventerreinenstrategie (Duurzaamsheidskader ontwikkeling en herstructurering van bedrijventerreinen (juni 2008). Hieronder is een overzicht gegeven, welke ambities voor de Uitenhagestraat, met als bedrijventerreintype "werkterrein", gelden:
Thema | Ambitie | Wordt ambitie gerealiseerd | Toelichting | |
Ruimtegebruik | Extra | FSI (Floor Space Index) is minimaal 1 Minimaal 2 collectieve voorzieningen aanwezig | ja | Het is de ambitie om in het projectgebied Uitenhagestraat instructielokalen te maken. Deze voorzieningen kunnen door diverse bedrijven in het gebied gebruikt worden voor (praktijk)onderwijs aan leerlingen/werknemers. |
Ruimtelijke kwaliteit | Basis | Beeldkwaliteit algemeen: Laag Kwaliteitsniveau openbare ruimte: Residentie kwaliteit GWW: toepassing FSC-hout. Duurzaam materiaalgebruik Beeldkwaliteitsplan: Beschrijft openbare ruimte en afscheiding openbaar en private ruimte, houdt rekening met de omgeving van het bedrijventerrein Parkeren: Parkeren op eigen terrein, parkeren op maaiveld Beheer openbare ruimte: Beheer door gemeente Veiligheid openbare ruimte: zorg voor overzichtelijkheid en voldoende licht in stedenbouwkundig ontwerp. | ja | Het bedrijventerrein Uitenhagestraat heeft op dit moment een zeer matige uitstraling. Doelstelling is om dit te verbeteren. Wel zal bedrijvigheid de hoofdfunctie van het gebied blijven. Hierbij past voor zowel de bebouwing als de openbare ruimte een basis-kwaliteitsniveau |
Duurzaam ondernemen en bouwen | In het "Duurzaamsheidskader ontwikkeling en herstructurering van bedrijventerreinen" (juni 2008) worden verschillende suggesties aangedragen. | ja | De gemeente Den Haag heeft een "adviseur duurzaamheid". Bij de verdere planontwikkeling kan deze adviseur op maat gesneden advies geven tot op bouwplanniveau. Bij de herontwikkeling van de Uitenhagestraat wordt onder andere onderzoek gedaan naar gebruik van duurzame energie. |
4.2 Kabels En Leidingen En Straalpaden
Door het plangebied lopen meerdere kabels en leidingen. Niet alle kabels en leidingen zijn van zodanige omvang dat ze relevant zijn om op de kaart en in de regels te worden opgenomen. Conform de nota planbeoordeling van de Provincie Zuid-Holland moeten uitsluitend de kabels en leidingen waarvoor een bijzondere bescherming noodzakelijk is in het bestemmingsplan worden opgenomen. In het gebied komen de volgende leidingen voor:
- Persleiding van gewapend beton met een doorsnede van 1400 mm (De La Reyweg);
- Koelwaterpersleiding van gewapend beton met een doorsnede van 800 mm (De La Reyweg);
- Gastransportleiding (Herman Costerstraat);
- Gasleiding 1 bar (Paardenbergstraat, Boerenstraat en Loosduinsekade);
- Electriciteitskabels 25 kV (De La Reyweg, Brandtstraat, Steijnlaan en Engelenburgstraat);
- Watertransportleiding (De La Reyweg).
Alleen de eerste drie genoemde leidingen moeten op grond van de Nota Planbeoordeling van de Provincie Zuid-Holland worden bestemd. De overige leidingen hoeven niet te worden bestemd en hoeven derhalve niet op de bestemmingsplankaart en in de regels worden opgenomen. Voor de betreffende leidingen is daarom ook geen aanlegvergunning aan de orde.
4.3 Windhinder En Schaduwwerking
4.3.1 Bezonning en schaduwwerking
Bij het mogelijk maken van nieuwbouw, dakopbouwen of extra bouwlagen moet bekeken worden welke bezonning en schaduweffect dit heeft op omliggende en/of naastgelegen objecten. De schaduwhinder dient te worden beperkt tot de door de Gemeenteraad vastgestelde richtlijnen (minimaal 2 uur mogelijke bezonning op 21 februari / 19 oktober).
4.3.2 Windhinder
Het bureau DHV heeft onderzoek gedaan naar mogelijke windhinder in het bestemmingsplangebied. Dit onderzoek is samengevat het rapport "Windhinderonderzoek Haagse Markt en Uitenhagestraat" (registratienummer Me.Z0904.01.R01, versie 1). De conclusie van het rapport luidt dat ter plaatse geen windhinderonderzoek nodig is omdat voldaan werd aan de landelijke normen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Transvaal heeft in grote lijnen een goede stedenbouwkundige structuur die op een logische manier is ingebed in het stedelijk weefsel van dit gedeelte van Den Haag. Deze structuur is dan ook de basis voor het stedenbouwkundig plan behorend bij het Wijkplan Transvaal. Hierin wordt voorgesteld om 3000 oude woningwetwoningen te slopen en te vervangen door ca. 1600 nieuwe koop- en huurwoningen.
De essentie van het nieuwe stedenbouwkundig plan bestaat uit:
- Het zonodig, versterken van de stedenbouwkundige hoofdstructuur. Als er een aantal aaneensluitende blokken worden gesloopt kan de stedenbouwkundige structuur enigszins worden aangepast. Met name rond de Kempstraat worden hiertoe voorstellen gedaan;
- Het verbeteren van het woonklimaat door het creëren van nieuwe woonmilieus met een gedifferentieerde woningvoorraad;
- Het toevoegen van en het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte;
- Het verbeteren van de verkeers- en parkeersituatie;
- Toegangen tot de wijk herkenbaar maken door toevoegen en het verbeteren van de pleinen aan de randen van de wijk;
- Het versterken van de groenstructuur.
Het voorliggende bestemmingsplan is voor een aanzienlijk deel gebaseerd op de huidige situatie, aangevuld met de maatregelen die in het (stedenbouwkundig deel van het) Wijkplan Transvaal zijn opgenomen.
5.1.1 Ontstaansgeschiedenis
Het stedenbouwkundig plan is gemaakt in het kader van het Wijkplan Transvaal. Het Wijkplan is een integraal ontwikkelingsplan voor de wijk Transvaal, waarin het sociale, het economische en het ruimtelijke aspect op een gelijkwaardige manier aan de orde komen. Het Wijkplan is in samenwerking tussen de betrokken woningbouwcorporaties, de gemeente en bewoners/ ondernemers tot stand gekomen. Het stedenbouwkundig plan is, als onderdeel van het Wijkplan, in een aantal sessies met bewoners besproken.
5.1.2 Doelstelling
De doelstelling van het wijkplan is tweeërlei: het plan wil bepaalde (te handhaven) delen van de wijk beschermen tegen sloop of functiewijziging. Daarnaast biedt het plan de mogelijkheid om bepaalde in het kader van het Wijkplan voorgenomen sloop/nieuwbouwplannen te realiseren.
Enerzijds worden bepaalde bouwblokken gesloopt en vervolgens op ongeveer dezelfde plek vervangen door nieuwbouw. Anderzijds is er het gebied rondom de Kempstraat dat in zijn geheel zal worden gesloopt. Dit gebied is nu woongebied met hier en daar een winkel, bedrijf of groenvoorziening. Bovendien zijn de Julianakerk en de Comeniusschool erin gelegen. De functies van het binnen dit vlak gelegen gebied blijven in grote lijnen ongewijzigd, maar de stedenbouwkundige situatie zal in de toekomst veranderen, zoals dat in het Wijkplan is weergegeven. De Julianakerk krijgt een sociaal-maatschappelijke functie voor de wijk. De toekomst van het naastgelegen schoolgebouw (Comeniusschool) is enigszins onzeker. De Comeniusschool heeft te kennen gegeven naar een andere plek te willen verhuizen. Het gebouw kan een onderwijsfunctie behouden, maar ook andere functies zijn mogelijk.
Daarnaast bestaat de wens om in het noorden van het bedrijventerrein aan de Uitenhagestraat woningen toe te voegen. Het gebied blijft een bedrijventerrein en het aantal vierkante meters bedrijfsruimte zal niet afnemen. Aan de Loosduinsekade zullen woningen worden toegevoegd. Gedacht wordt aan drie tot zes woonlagen op een bedrijvenplint met op de hoek van de Monstersestraat een hoge woontoren.
5.2 Ontwikkeling
5.2.1 Extra bouwlagen
In de regels van het bestemmingsplan is in artikel 6, 7 en 14 de mogelijkheid opgenomen om m.b.t. daarvoor aangewezen bouwblokken c.q. percelen een extra bouwlaag aan te brengen. De maximaal toegelaten oppervlakte van deze bouwlaag is uitgedrukt in een percentage van het dakvlak. Dit percentage is opgenomen in een tabel. Om aan de architect ontwerp-ruimte te bieden is in de regel een maximale gemiddelde hoogte opgenomen.
De regel behelst ook een z.g. nadere eisenregeling. Indien een aanvraag m.b.t. een extra bouwlaag daartoe aanleiding geeft kunnen nadere eisen worden gesteld (lid 2). Deze nadere eisen kunnen alleen worden gesteld ten aanzien van de situering en de opbouw van het bouwvolume.
De hieraan ten grondslag liggende redenen worden ingegeven door het aspect bezonning en dat van de stedenbouwkundige inpasbaarheid.
De welstandscommissie toetst of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van criteria, die zijn opgenomen in de Haagse welstandsnota, onderdeel "Extra bouwlagen".
Ter illustratie van de reikwijdte van de regel en de ontwerpmogelijkheden, die in principe binnen die regeling qua afmeting toegelaten zijn, zijn enige schetsjes opgenomen.
De betrekkelijk smalle straat- en blokprofielen in Transvaal laten stedenbouwkundig niet altijd een extra laag toe. Een volledige opbouw in de voor- of achtergevelrooilijn is eigenlijk alleen mogelijk bij brede profielen. In Transvaal gaat het dan om de randen van de wijk: de Loosduinsekade, de De Heemstraat, de Hoefkade en de De La Reyweg. Verder zijn de belangrijkere (brede) straten en de straten aan een grote open ruimte hiervoor geschikt: de Kempstraat, de Kaapstraat, de Schalk Burgerstraat, de Scheepersstraat en de bebouwing aan Beijersveld en Wijkpark.
Bij de overige particuliere bebouwing is een dakopbouw mogelijk binnen de contouren van een 'kapverdieping' (in deze context: een verdieping met aan voor- en achterzijde een hellend dakvlak van 40 graden).
5.2.2 Ontwikkeling Uitenhagestraat
Het bedrijventerrein aan de Uitenhagestraat functioneert goed en er is behoefte aan dit soort binnenstedelijke bedrijvenlocaties. Uitgangspunt is daarom dat deze bedrijfslocatie blijft gehandhaafd. Gezien de strategische ligging van het gebied (op de kruising van twee Randstadrail-lijnen en een belangrijke toegangsweg naar het centrum) moet worden geconstateerd dat de potenties nog niet voldoende worden benut. Ook moet worden geconstateerd dat er momenteel problemen zijn op het gebied van leefbaarheid en beheer. Het is daarom wenselijk enige handvatten te bieden ten behoeve van de herontwikkeling om daarmee ook de leefbaarheid van het gebied te verbeteren. Op 31 januari 2006 is het projectdocument vernieuwing Bedrijventerrein Uitenhagestraat (RIS 135126) vastgesteld. In dit projectdocument zijn maatregelen opgenomen die het functioneren van het bedrijventerrein zullen verbeteren.
Een gedeelte van de doodlopende straatjes is reeds gesloopt en wordt vervangen door nieuwe bedrijfsbebouwing met een maximale hoogte van tien meter. De bebouwing blijft minimaal 8 meter uit de achtergevelrooilijn van de Engelenburgstraat.
Langs de Loosduinsekade komt een plint van 10 meter hoog voor bedrijfsruimte met daarboven woningen in drie tot zes lagen. Op de hoek van de Monstersestraat en de Loosduinsekade wordt een landmark gerealiseerd in de vorm van een woontoren van ca. 20 lagen bovenop de plint. De Loosduinsekade en de lijn 11-zone zijn ruimtelijke dragers op stadsniveau. Tramlijn 11 is een belangrijke verbinding tussen Station HS en Scheveningen-Haven. De Loosduinsekade is een invalsweg van en naar het centrum. Het kruispunt van deze lijnen vraagt om een meer stedelijke invulling. Daarnaast kan de wandwerking van de Loosduinseweg- en kade worden voortgezet. De woningbouw op de kop van de Uitenhagestraat dient tevens als compensatie van het woningverlies als gevolg van de herstructurering van Transvaal.
De plint met de bedrijfsruimte aan de Loosduinsekade en de Monstersestraat kan variëren in hoogte tussen 8 en 12 meter. De woningen die daarboven worden gerealiseerd moeten voorzien in eigen parkeerruimte. In totaal wordt uitgegaan van 136 woningen, genoemd in het projectdocument 2006 en worden niet meer woningen gerealiseerd dan in het raadsvoorstel Uitenhagestraat is opgenomen.
Door de herstructurering in Transvaal zijn veel woningen verloren gaan. Het is daarom wenselijk om op deze locatie woningen ter compensatie toe te voegen.
De leefbaarheid (en daarmee bedrijfspotentie) kan worden verbeterd door de wegenstructuur op het terrein en aansluitend op de wijk en de centrumring te wijzigen. De Uitenhagestraat wordt ter plaatse van de centrale parkeervoorziening rechtdoor getrokken naar de Loosduinsekade. Op termijn is aantakking op een doorgetrokken Steijnlaan wenselijk.
Deze verlenging kan een profiel krijgen dat in essentie overeenkomt met dat van het aansluitende gedeelte van de Steijnlaan. Het is wenselijk dat de bebouwing de rooilijn van de bebouwing aan de Steijnlaan zal volgen. Het nieuwe appartementengebouw aan de Steijnlaan dient de rooilijn van de naastgelegen bebouwing aan de Steijnlaan te volgen.
5.2.3 Herontwikkeling omgeving Kempstraat
Vanwege de slechte bouwkundige staat van de bebouwing rond het oostelijk deel van de Kempstraat, is besloten dit deel van Transvaal geheel te slopen en opnieuw in te richten. Door een dergelijke grootschalige concentratie van slooplocaties is er ruimte voor een nieuwe stedenbouwkundige opzet. De Kempstraat blijft de as van dit gebied. Deze straat wordt (aan de noordzijde) enigszins verbreed zodat fietsstroken kunnen worden aangelegd. Ter plaatse van de kruising met de De La Reyweg zal een plein worden gerealiseerd, omdat deze belangrijke entree momenteel niet de daarvoor wenselijke uitstraling heeft. Het plein zou een ruime en uitnodigende toegang tot de wijk moeten worden. Op de begane grond van de bebouwing rond het plein en aan de Kempstraat kan zakelijke dienstverlening worden gevestigd. Op de hoeken met de De La Reyweg kan ook detailhandel (met bovenwijks karakter) worden gesitueerd.
Ten zuiden van de Kempstraat zullen de vier woonblokjes tussen de De La Reyweg en Kritzingerstraat worden vervangen door drie diepere blokken. Hierdoor is de bouw van ruime woningen mogelijk, naast een goede privé- en openbare ruimte. In de aldus ontstane woonstraten worden eengezinswoningen in drie lagen gebouwd, in de meeste gevallen voorzien van een voortuintje. Aan de Kempstraat kan in vier lagen worden gebouwd. Ten noorden van de Kempstraat wordt de nieuwe stedenbouwkundige opzet vooral gekenmerkt door een brede groene verbinding tussen het Beijersveld en het centrum van de wijk (Julianakerk e.o.). Aan deze groene laan zullen eengezinswoningen in vier lagen worden gerealiseerd. In de straten tussen deze laan en de Scheepersstraat en tussen de laan en de Kempstraat worden eengezinswoningen in drie lagen gebouwd, ook hier in de meeste gevallen met een voortuintje.
Aan het Kempplein en een nieuwe ontwikkeling van een wijkzorgcentrum Transvaal gelegen aan het Beijersveld, kunnen hoogteaccenten in de vorm van zeslaagse bebouwing worden gerealiseerd.
5.2.4 Herontwikkeling Haagse Markt
De Haagse Markt ligt in de lijn 11 zone tussen de Schilderswijk en Transvaal. Met ruim 500 kramen en een oppervlakte van 23.000 m2 behoort deze markt, die vier dagen per week geopend is, tot de grootste van Europa. De markt kent vele sterke kanten, maar oogt versleten en is daarom toe aan een forse opwaardering. Een deel van de herontwikkeling van de Haagse markt ligt in het bestemmingsplan Transvaal. Dit betreft het bestaande marktterrein.
Een herindeling van het marktterrein houdt in het realiseren van rechte looppaden, een nieuwe indeling en opstelling van de verkoopplaatsen, waarbij de gesloten kanten van de verkoopunits niet voor het publiek zichtbaar zijn, en een centraal pleintje met voorzieningen als een marktkantoor, zitgelegenheid, horeca en andere. Het centrale pleintje wordt gecombineerd met de beoogde voetgangersverbinding met de Schilderswijk. Tevens is het realiseren van een (gedeeltelijke) overkapping van het marktterrein gewenst. De consument moet wel een relatie met het buitenklimaat behouden. De Haagse Markt moet transparant/toegankelijker/opener worden naar de omgeving.
In het Masterplan lijn 11 is verder opgenomen dat kopgebouwen worden gesloopt en vervangen door hogere bebouwing ten behoeve van wonen op de verdiepingen en voorzieningen in de plint. Zij maken echter geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
De herinrichting van het Hobbemaplein die beschreven staat in het Masterplan is noodzakelijk om een optimale verkeersafwikkeling van het wegverkeer te realiseren, vooral op marktdagen. Hierdoor ontstaat er mogelijk ruimte voor het kopgebouw die dan kan worden ingericht als voetgangers- en entreezone naar de Haagse Markt. Op deze plek zou tevens een ondergrondse fietsenstalling kunnen worden gerealiseerd.
In de toekomst zal de ondergrondse parkeergarage uitgebreid worden en zal de oversteek naar de Schilderswijk verbeterd worden door verlegging van de tramlijn naar het midden van de straat.
5.3 Uitvoering
Met de vaststelling van het "Wijkplan" en "Stedenbouwkundig plan Transvaal" in februari 2004 door de gemeenteraad is voor deze wijk een nieuwe fase ingegaan. Deze fase staat in het teken van vernieuwing en daarmee vooral van verandering op sociaal, economisch en fysiek terrein. Het opnieuw structuur brengen in de wijk is nu al zichtbaar. Er wordt veel gesloopt en gebouwd. De eerste nieuwbouwprojecten zijn inmiddels opgeleverd. Vanwege de omvang van de vernieuwing wordt het woningprogramma in een periode van 10 jaar uitgevoerd en in vier fasen verdeeld.
De komende 10 jaar wordt er ongeveer een half miljard euro in de wijk geïnvesteerd. Het wijkplan omvat allerlei maatregelen om de wijk te verbeteren. Er komen nieuwe woningen, straten en pleinen worden gerenoveerd, de Haagse Markt krijgt een opknapbeurt, de Paul Krugerlaan en het bedrijventerrein Uitenhagestraat worden gerevitaliseerd en geherprofileerd en er wordt geïnvesteerd in onderwijs, cultuur, welzijn en leefbaarheid.
Voor het herstructureringsplan Transvaal is een grond- en vastgoedexploitatie opgesteld met een tekort van € 66 miljoen. Met Staedion heeft de gemeente in april 2004 overeenstemming bereikt over de kostenverdeling van het tekort, te weten:
- a. € 34 miljoen Staedion/HaagWonen;
- b. € 32 miljoen Gemeente Den Haag.
De dekking voor de Gemeente komt uit het MPSV en ISV II.
Fase | Complex | Corporatie | Aantal Adressen | Actiegebied |
1-A | Natalstraat e.o. | Staedion | 94 | 01-03-2002 |
1-B | Wesselstraat e.o. | Staedion | 206 | 01-11-2003 |
1-C | Fisherstraat e.o. | Staedion | 223 | 31-03-2003 |
1-D | Viljoenstraat e.o. | Staedion | 119 | 30-09-2003 |
TOTAAL | 642 | |||
Nieuwbouw gereed 2006 - 2007 |
Fase | Complex | Corporatie | Aantal Adressen | Actiegebied |
2-A | Pieterburgstraat e.o. | Staedion | 292 | 19-11-2004 |
2-B | Paardenbergstraat e.o. | Haagwonen | 142 | 01-04-2005 |
TOTAAL | 434 | |||
Nieuwbouw gereed 2008 - 2009 |
Fase | Complex | Corporatie | Aantal Adressen | Actiegebied |
3-A | Johannesburgstraat e.o. | Staedion | 199 | 01-02-2006 |
3-B | Schalk Burgerstraat e.o. | Haagwonen | 408 | 01-02-2007 |
TOTAAL | 607 | |||
Nieuwbouw gereed 2009 - 2011 |
Fase | Complex | Corporatie | Aantal Adressen | Actiegebied |
4-A | Reitzstraat e.o. | Staedion | 185 | planning september 2010 |
4-B | Bothastraat e.o. | Staedion | 136 | planning september 2011 |
4-C | Smitstraat e.o. | Staedion | 225 | planning maart 2013 |
4-D | Kockstraat e.o. | Staedion | 264 | planning juli 2014 |
TOTAAL | 812 | |||
Nieuwbouw gereed 2014-2018 |
De bouw van de woningen genoemd in Fase 1 is inmiddels afgerond. Fase 3 en 4 worden in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De bouwprojecten van Fase 4 zijn nog onvoldoende uitwerkt om te kunnen worden opgenomen.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale plankaart, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2000.
De regels zijn als volgt ingedeeld:
- a. Inleidende regels: de inleidende regels (artikel 1 Begrippen en artikel 2 Wijze van meten ) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
- b. Bestemmingsregels: de bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 17) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
- c. Algemene regels: de algemene regels (artikel 18 tot en met 22) bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels.
- d. Overgangs- en slotregels: het overgangsrecht is opgenomen in artikel 23 de slotregel in artikel 24.
6.2 Inleidende Regels
Om duidelijkheid te bewerkstelligen wordt in artikel 1 een definitie gegeven van verscheidene begrippen die in de regels worden gebruikt. In artikel 2 is de "Wijze van meten" opgenomen. In dit artikel wordt aangegeven hoe afstanden en bijvoorbeeld oppervlakten moeten worden gemeten.
6.3 Bestemmingsregels
De inhoud van een artikel is onderverdeeld in:
- 1. Bestemmingsomschrijving: hierin is omschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan.
- 2. Bouwregels: deze bepaling geeft de maximale bebouwingsmogelijkheden van een bestemming weer. Het gaat hier onder andere om de situering van een gebouw of bouwwerk op het perceel en de maximale bouwhoogte.
- 3. Afwijking: deze bepaling is niet in alle artikelen opgenomen. In een enkele situatie is de mogelijkheid van het bouwen van bouwwerken afhankelijk van nadere afwegingen en zeker niet in elke situatie wenselijk.
Hieronder wordt inhoudelijk kort ingegaan op de verschillende regels.
Artikel 3 Bedrijf
Op het bedrijventerrein aan de Uitenhagestraat na, zijn er in het bestemmingsplan weinig bedrijven. Voor zover onderhavige bestemming is opgenomen is dit globaal geformuleerd. In de bijlagen is een staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen waarin de mogelijke bedrijfssoorten zijn weergegeven die mogelijk kunnen worden gevestigd binnen de betreffende bestemming. Met een functieaanduiding op de plankaart is binnen de bedrijvenbestemmingen aangegeven welke categorie bedrijven maximaal is toegestaan. Binnen 30 meter van gevoeleige functies zoals wonen is maximaal categorie 2 toegestaan met een mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een afwijking te verlenen tot maximaal categorie 3.2. Op een afstand van meer dan 30 meter van gevoelige functies zijn bedrijven tot en met categorie 3.3 toegestaan met een mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een afwijking te verlenen tot maximaal categorie 4.2.
Artikel 4 Detailhandel
De Haagse Markt is een vaste voorziening. Op niet-marktdagen wordt het terrein niet gebruikt voor andere doeleinden. Het terrein is daarom bestemd ten behoeve van detailhandel. Enkele kramen staan er zelfs permanent, reden om die dan ook als zodanig te bestemmen.
Artikel 5 Gemengd - 1
De bestemming Gemengd-1 is toegekend aan alle gemengde gebieden die buiten de detailhandelsconcentratiegebieden zijn gelegen. Binnen deze bestemming wordt detailhandel dan ook niet toegestaan. Binnen deze bestemming worden op de begane grond de functies bedrijf, dienstverlening, kantoor, maatschappelijk, sport en wonen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'h' is tevens horeca toegestaan. Op de verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'm'.
Artikel 6 Gemengd - 2
De detailhandelsconcentratiegebieden binnen het plangebied hebben de bestemming Gemengd-2 gekregen. Het is de bedoeling dat binnen deze gebieden een concentratie van detailhandel en dienstverlening plaats zal vinden op de begane grondlagen. Naast detailhandel en dienstverlening is ook plaats voor maatschappelijke woon- en/of kantoorfuncties op de begane grond en ter plaatse van de aanduiding 'h' tevens horeca. Op de verdiepingen zijn uitsluitend woningen toegestaan.
Artikel 7 Gemengd - 3
De bestemming Gemengd-3 geldt voor de gronden gelegen op het bedrijventerrein Uitenhagestraat langs de Loosduinse Kade. Binnen deze bestemming worden de functies bedrijf en wonen toegestaan met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde. Op de onderste twee lagen van de bebouwing is alleen de functie bedrijf toegestaan. Daarboven zijn alleen woningen toegestaan.
Artikel 8 Groen
De in het plangebied aanwezige bermen, plantsoenen en andere groenvoorzieningen, zoals het wijkpark, zijn bestemd als "Groen". Groen sluit in dit geval geen asfalt uit, bijvoorbeeld ten behoeve van fiets- of voetgangerspaden. Binnen deze bestemming is een gebouw ten behoeve van de stadsboerderij en een beheergebouw ten behoeve van het park toegestaan. Verder is het uitsluitend toegestaan straatmeubilair te realiseren. Dit is een vrij ruim begrip. Het kan variëren van bankjes tot stoplichten, van afvalvoorzieningen tot kinderspeeltoestellen.
Artikel 9 Maatschappelijk
De in het bestemmingsplangebied aanwezige scholen, medische, sociale, culturele, religieuze en welzijnsvoorzieningen zijn in het bestemmingsplan bestemd als maatschappelijk. Voor deze brede benaming is gekozen, zodat bij beëindiging van een functie het gebouw/terrein ook kan worden gebruikt ten behoeve van een andere genoemde voorziening.
Artikel 10 Sport
De op de kaart voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen, met de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken en open terreinen.
Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg
De doorgaande wegen binnen het plangebied hebben de bestemming verkeersdoeleinden - Hoofdverkeersweg gekregen. Het betreft de Loosduinse kade, de De la Reyweg en de Hoefkade. De betreffende gronden zijn bestemd voor wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad, openbaar vervoerstroken, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, bus- en trambanen met bijbehorende gebouwen, andere bouwwerken en voorzieningen.
Artikel 12 Verkeer - Straat
Wegen met de bestemming "Verkeer-straat" dienen vooral voor de ontsluiting van wijken en buurten en het inter-wijkverkeer. Het aandeel doorgaand verkeer is lager dan bij hoofdverkeerswegen, net als de intensiteiten. De toegestane maximum snelheid is 50 km per uur, in een enkel geval 30 km/uur. Wegen binnen deze bestemming kunnen ook een rol spelen in de afwikkeling van het openbaar vervoer, al dan niet in de vorm van vrijliggende tram- of busbanen, of zijn onderdeel van de routes voor de brandweer en andere hulpdiensten. Dit laatste stelt bijzondere eisen aan de (her)inrichting van de weg. Voor fietsers zijn bij voorkeur vrijliggende voorzieningen in het profiel opgenomen, naast voetpaden voor de voetgangers. Parkeren direct langs de weg is mogelijk en in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van direct aanliggende bestemmingen zijn niet uitgesloten.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsstraat
Wegen met de bestemming "Verkeer-verblijfsstraat" zijn bestemd voor de afwikkeling van lokaal, gebiedsgebonden verkeer en dienen voor de ontsluiting van buurten en de direct aangelegen bestemmingen. Deze wegen zijn niet bedoeld voor het doorgaande verkeer over grotere afstanden.
De intensiteiten en de snelheden van het verkeer (maximaal 30 km/uur) zijn laag. Vrijliggende openbaar vervoersvoorzieningen zijn niet uitgesloten, maar maken slechts bij uitzondering deel uit van het profiel. Fietsers maken gebruik van de normale rijweg; fietspaden komen slechts voor indien ze ook onderdeel zijn van langere, doorgaande routes. Voetpaden en parkeervoorzieningen maken deel uit van het wegprofiel.
Artikel 14 Wonen
De bestemming is opgenomen ten behoeve van de woningen in het gebied. Er is gekozen om de maximaal toegestane bouwhoogten in meters weer te geven. Zowel bestaande woningen als de te slopen en nieuw te bouwen woningen hebben dezelfde bestemming gekregen. Op de kaart is een bouwblok aangegeven dat overeenkomt met de bestaande diepte van de woningen, dan wel overeenkomt met de maximaal toegestane diepte. Daarnaast is nog een erfbebouwingsregeling opgenomen. Deze geldt uiteraard uitsluitend voor de begane grondlaag.
Met betrekking tot deze bestemming kan voorts worden opgemerkt dat er op verscheidene locaties afwijkende functies zijn toegestaan. Deze zijn toegestaan omdat het de bestaande toestand betreft. Het is niet wenselijk dat deze afwijkingsmogelijkheden worden uitgebreid naar andere panden of de verdiepingen van de woningen. Als de betreffende functie wordt gestaakt kan dezelfde functie terugkomen, dan wel kan het gebouw als woning in gebruik worden genomen.
Artikel 15 Leiding - Gas
De op de kaart als zodanig aangewezen gronden zijn primair bestemd voor een gasleiding.
Secundair zijn deze gronden bestemd voor "Detailhandel" en "Verkeer-Straat" zoals bedoeld in de artikelen 4 en 12 van de regels.
Artikel 16 Leiding - Riool
De op de kaart als zodanig aangewezen gronden zijn primair bestemd voor een rioolwaterpersleiding. Secundair zijn deze gronden bestemd voor "Verkeer-Straat" zoals bedoeld in artikel 12 van de regels.
Artikel 17 Waarde - Archeologie
De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
6.4 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene bouwregels
De algemene bouwregels hebben betrekking op alle in het plangebied gelegen bestemmingen, voor zover daarbinnen bebouwing is toegelaten. Het gaat daarbij onder meer om regels ten behoeve van nutsvoorzieningen, kleine uitstekende delen van bouwwerken, het plaatsen van installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie en de minimale omvang van parkeerplaatsen.
Artikel 20 Algemene gebruiksregels
De gebruiksregels bevatten in de eerste plaats een algemeen verbod om gronden en bouwwerken anders dan overeenkomstig de gegeven bestemming te regelen. De gebruiksregels gaan verder in op het gebruik van een woning voor een aan huis gebonden bedrijf en/of beroep, zodat de werkfuncties kleinschalig van aard en omvang blijven en ze niet leiden tot onevenredige (milieu)hinder voor de omgeving.
Artikel 21 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor geringe afwijkingen in de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is een afwijking mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor afval, glas et cetera. Ten slotte is een afwijking mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.
Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemeen gebruiksverbod: Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemeen gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de ontheffing niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Artikel 22 Algemene procedureregels
De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij gebruik willen maken van de wijzigingsbevoegdheden die in de regels voorkomen.
6.5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Het overgangsrecht heeft als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Artikel 24 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Transvaal'
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
De gemeenteraad heeft op 12 februari 2004 het wijkplan Transvaal vastgesteld. Met het wijkplan wordt invulling gegeven aan het in 2000 door de gemeenteraad vastgestelde Startbesluit. In het Startbesluit staan de uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd die de basis vormen voor het wijkplan Transvaal. Onderdeel van het wijkplan is het stedenbouwkundig plan. Hierin worden de ruimtelijke en functionele kaders geschetst voor de ontwikkelingen in Transvaal.
In totaal worden in Transvaal 3.040 woningen gesloopt en vervangen door 1.660 nieuwbouw woningen. Van deze woningen zal circa 30% in de sociale huursector worden gerealiseerd en 70% in de (middel)dure koopsector. Om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren zal een belangrijk deel van de parkeerbehoefte van de nieuwbouw op de kavels (op of onder de grond) moeten worden opgelost. Een deel van deze sloop-nieuwbouwplannen is vooruitlopend op het wijkplan Transvaal gerealiseerd of in uitvoering. Voor de resterende herstructureringsopgave (circa 2.400 woningen slopen en vervangen door 1.200 nieuwbouwwoningen en de herinrichting van ruim 100.000 m² is een exploitatie opgesteld. Uit deze exploitatie blijkt dat het totale tekort € 66 mln (contante waarde per 1/1/2002) bedraagt. In april 2004 heeft de gemeente overeenstemming bereikt met Staedion over de kostenverdeling van dit tekort. Staedion en Haagwonen nemen 34 miljoen voor hun rekening, de gemeente Den Haag 32 miljoen.
7.2 Exploitatieplan
Artikel 6.12 van de Wro schrijft de gemeenteraad voor een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In afwijking hiervan kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid van de Wro, een projectbesluit of besluit als bedoeld in artikel 3.40, eerste lid (Wro) besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is, indien het niet noodzakelijk is de fasering of het tijdvak te bepalen als bedoeld in art. 6.13, eerste lid onder c, 4 en indien het niet noodzakelijk is om eisen, regels of een uitwerking van regels te stellen als bedoeld in art. 6.13, tweede lid onder b, c of d. Dat anderszins verzekerd is bij Transvaal het geval, omdat:
- a. het gronden betreffen in eigendom van de gemeente, in erfpacht uitgegeven. In dat geval zijn de kosten gedekt vanuit de gronduitgifte in erfpacht of herziening van bestaande erfpachtscanons;
- b. het gronden betreffen die via gemeentelijke gronduitgifte worden uitgegeven;
- c. het gronden betreffen waarvoor een anterieure overeenkomst is gesloten.
In die gevallen waar de gemeente niet beschikt over de grond of waarvoor geen anterieure overeenkomst is afgesloten, wordt gebruikt gemaakt van wijzigingsbevoegdheden. Op het moment dat van die bevoegdheden gebruik wordt gemaakt, zal de economische uitvoerbaarheid van dat onderdeel nader worden bekeken. Het betreft hier overigens maar enkele situaties.
7.3 Handhaving
Bij de opzet van het bestemmingsplan is enerzijds uitgegaan van de herstructureringsplannen, zoals die zijn opgenomen in het "Wijkplan Transvaal", anderzijds is de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. De herstructureringsplannen die reeds zijn uitgevoerd zijn rechtstreeks op de kaart opgenomen en positief bestemd. Dit geldt ook voor de plannen die op korte termijn worden gerealiseerd. De plannen waarvoor de financiën nog niet volledig zijn (fase 4 b t/m d), kunnen worden gerealiseerd binnen de in dit plan opgenomen bestemmingen.
Met betrekking tot de bestaande situatie die geen onderdeel uitmaakt van de herstructurering is beleid in het bestemmingsplan opgenomen. Veelal is dat beleid overeenkomstig de huidige situatie. Er zijn echter uitzonderingen. Bijvoorbeeld aan de Paul Krugerlaan is het de duidelijke wens van de gemeente om horeca, detailhandel en bedrijven, c.q. zakelijke dienstverlening op bepaalde locaties te concentreren. De Paul Krugerlaan is een businesscase binnen de krachtwijkenaanpak. Voor de handhaving die onderdeel uitmaakt van de opwaardering van deze straat is geld vrijgemaakt.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Resultaten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerp is in het kader van het overleg ex artikel 10 BRO op 2 februari 2009 gezonden aan de volgende instanties en personen:
- 1. Provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit
- 2. Politie Haaglanden
- 3. Brandweer Den Haag, Afdeling Risicobeheersing
- 4. VROM Inspectie Regio Zuid-West
- 5. Rijkswaterstaat, Dienst Zuid Holland
- 6. Duinwaterbedrijf Zuid-Holland
- 7. Hoogheemraadschap van Delfland, Sector Beleid en Onderzoek
- 8. HTM Infra
- 9. Connexxion
- 10. Fietsersbond enfb
- 11. Kamer van Koophandel Haaglanden
- 12. Koninklijke Horeca Nederland
- 13. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
- 14. Haags Monumentenplatform
- 15. Stedin B.V.
- 16. Tennet BV
- 17. NV Nederlandse Gasunie
- 18. Stichting BOOG
- 19. Stichting Bewonersorganisatie Transvaal
- 20. Stichting Bewonersorganisatie Transvaal-Zuid
- 21. Staedion Vastgoed
- 22. Woonstichting Haag Wonen
- 23. Vestia Den Haag Zuid-Oost
- 24. Welzijnsorganisatie Zebra
- 25. Stichting Haagse Mart Promotion
- 26. Winkeliersvereniging Paul Krugerlaan
De onder nummer 16 genoemde instantie heeft laten weten dat er geen eigendommen van het bedrijf in het plangebied aanwezig zijn.
Van de onder nummers 4, 10, 11, 17 en 19 genoemde instanties zijn de hieronder vermelde reacties ontvangen. Het advies van de instantie genoemd onder nummer 3 is verwerkt in hoofdstuk 4.1 van de toelichting onder de paragraaf met betrekking tot externe veiligheid. De overige instanties hebben niet gereageerd.
4. VROM Inspectie Regio Zuid-West
"Op uw verzoek om advies ex artikel 3.1.1 van het besluit ruimtelijke ordening (bro) over het voorontwerpbestemmingsplan "Transvaal", ontvangen op 4 februari 2009, bericht ik u het volgende.
Het Kabinet heeft op basis van de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangegeven het wenselijk te vinden dat de regionale rijksdiensten zoveel mogelijk samenwerken. Besloten is dat de inspecteur van de VROM-Inspectie Zuid-West de reactie op voorontwerpbestemmingsplannen/ voorontwerpprojectbesluiten van alle belanghebbende regionale rijksdiensten zal coördineren en zoveel mogelijk in één rijksreactie zal verwoorden.
Het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan geeft aanleiding tot het maken van de volgende opmerking(en). De onderwerpen waarop het plan is beoordeeld zijn gebaseerd op de nationale belangen zoals verwoord in de Realisatieparagraaf Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid (TK 2007-2008, 31500 nr. 1).
Nationaal belang (09) Borging van milieukwaliteit en externe veiligheid
Geluid
In de toelichting op het bestemmingsplan wordt inzicht gegeven in de geluidbelasting op diverse lokaties in het plangebied waar vervangende nieuwbouw wordt gepleegd. Deze informatie is afkomstig uit een rapport van 10 augustus 2004. Niet duidelijk is of de verkeerssituatie en intensiteiten in de tussentijd veranderd zijn. Indien deze significant afwijken van de situatie in 2004, beveel ik u aan het geluidonderzoek te actualiseren. Naast dat het onderzoek verouderd is, gaat de toelichting in paragraaf 4.2.1. nog uit van procedures en geluidwaarden van de oude Wet Geluidhinder. Zoals blijkt uit de duurzaamheidsparagraaf bent u wel op de hoogte van de geluidwaarden en procedures zoals VROM-Inspectie geregeld in de per 1-1-2007 aangepaste Wet geluidhinder. Het verdient aanbeveling de gehele toelichting op het bestemmingsplan hierop te actualiseren.
Op basis van het onderzoek uit 2004 concludeert u dat voor diverse lokaties hogere geluidwaarden vastgesteld dienen te worden. Verder blijkt uit de gegevens van het rapport dat op de lokaties in Kempstraat, langs De la Reyweg en aan de Kenmerk Loosduinseweg/-kade sprake is van gevelbelastingen die hoger liggen dan de maximale ontheffingswaarde (inclusief aftrek) van 63 dB.
De duurzaamheidsparagraaf geeft nogmaals deze straten aan met een te hoge geluidbelasting. Hierbij meldt u dat vanwege verkeerskundige en stedenbouw kundige redenen geluidbeperkende maatregelen aan de bron op deze lokaties niet (meer) mogelijk zijn. Om die reden geeft u aan, dat geluidoverlast beperkende maatregelen in de nieuwbouw aan de gevel moeten worden gerealiseerd en dat voor de nieuw te bouwen woningen geen ontheffingen worden verleend op de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting aan de gevel van 48 dB.
Op basis hiervan constateer ik dat u voornemens bent om in strijd met de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen te realiseren op lokaties waarde maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt overschreden, zonder dat daarvoor de benodigde hogere waarden worden vastgesteld.
Ik wijs u er op, dat artikel 83 van de Wet geluidhinder voor vervanging van bestaande woningen in stedelijk gebied het mogelijk is om hogere waarden te verlenen tot 68 dB, mits geen ingrijpende wijziging plaatsvindt van de stedenbouwkundige structuur en geen wezenlijke toename plaatsvindt van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplan voor ten hoogste 100 woningen. De resultaten van het geluldonderzoek uit 2004 geven aan dat bij de nog te realiseren nieuwbouwprojecten de gevelbelasting nog binnen de 68 dB blijft.
Ik adviseer u om voor alle op basis van dit bestemmingsplan nog te realiseren woningbouwprojecten waarbij de gevelbelasting hoger is dan 48 dB alsnog de hogere waardeprocedure in gang te zetten. Voor de volledigheid attendeer ik u op de verplichting, dat u tegelijkertijd met het ter inzage leggen van het ontwerp bestemmingsplan ook het ontwerpbesluit ter vaststelling van hogere geluidwaarden ter inzage dient te leggen.
Externe veiligheid
In paragraaf 4.2.4 geeft u aan dat aan de grens van het plangebied een 12" gasleiding aanwezig is met een druk van 40 bar. U geeft verder de bebouwings- en toetsingsafstand aan. In deze paragraaf geeft u niet aan of er zich (kwetsbare) bebouwing binnen deze afstanden bevinden. Hierdoor wordt niet duidelijk of er zich mogelijke saneringssituaties voor doen. Verderop in de duurzaamheidsparagraaf geeft u aan dat binnen de toetsingsafstand 24 nieuwe woningen op de hoek van de Loosduinseweg gerealiseerd zullen worden.
Momenteel wordt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (AMvB Buisleidingen) opgesteld. Naar verwachting treedt de AMvB Buisleidingen in 2010 in werking. Met de inwerkingtreding wordt onder meer de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleldingen" (VROM, 1984) ingetrokken. De AMvB Buisleidingen VROM-Inspectie gaat uit van de systematiek zoals die in het Besluit externe veiligheid inrichtingen Directie uitvoering (Bevi) wordt toegepast. Dit betekent dat dan voor het plaatsgebonden risico (PR) de 10-6 contour berekend dient te worden. Tevens zal dan het groepsrisico (GR) bij het ruimtelijk besluit betrokken dienen te worden. Daarnaast voorziet het voorgenomen beleid in het aangeven van een zogenaamde belemmeringenstrook van ten minste 5 meter aan weerszijden van een buisleiding. Op deze strook is dan, overeenkomstig het nieuwe beleid, een aanlegvergunningstelsel van toepassing. Binnen de belemmeringenstrook is geen bebouwing toegestaan, behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders. Dit bouwverbod is nodig voor het onderhoud van de buisleiding. Een ontheffing kan worden verleend, voor zover de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegepast. Na inwerkingtreding van de AMvB Buisleidingen zullen, binnen de in de AMvB Buisleidingen aangegeven termijn, bovengenoemde aspecten In het bestemmingsplan opgenomen moeten worden.
Om inzicht te krijgen in potentieel gevaarlijke bestaande situaties en ter voorkoming van toekomstige saneringssituaties adviseer ik u om ook op basis van de systematiek van de toekomstige AMvB Buisleidingen inzicht te geven in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor deze berekeningen kunt u zich wenden tot de Gasunie. Met name in situaties waarbij voor transport van gas gebruik wordt gemaakt van oude/verouderde gasleidingen is de kans aanwezig dat de (oude) aan te houden afstanden van de circulaire uit 1984 alleen onvoldoende zijn om een voldoende veilige situatie te garanderen. Gezien de leeftijd van de wijk en de ligging van de leiding (nabij een voormalige gasfabriek) lijkt de kans op verouderde leidingen hier groot.
Ik vertrouw er op dat u de opmerkingen op een adequate wijze zal verwerken in voornoemd bestemmingsplan.
Een afschrift van deze brief heb Ik gezonden aan het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland."
Reactie:
Geluid: Ten tijde van de terinzagelegging van het voorontwerp-bestemmingsplan was het nieuwe geluidsonderzoek nog niet gereed. Inmiddels is dat wel het geval en dit geluidsonderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd. De conclusies uit het geluidsonderzoek staan vermeld in de toelichting. Op enkele locaties wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden en daarvoor zal een ontheffingprocedure in het kader van de Wet geluidhinder opgestart worden. De concept-ontheffing zal gelijktijdig met het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage worden gelegd.
Externe veiligheid: Inmiddels is in de paragraaf externe veiligheid in hoofdstuk 4.1 van de toelichting inzicht gegeven in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. DHV is gevraagd een verantwoording van het groepsrisico te schrijven. Deze verantwoording is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
10. Fietsersbond ENFB
"De Fietsersbond heeft kennis genomen van het Voorontwerp Bestemmingsplan Transvaal.
Onze aandacht gaat uit naar de verbeteringen die u in de toekomst voor het fietsverkeer in Transvaal op het oog hebt,
Hierbij onze reactie:
1. Op bladzijde 5 staat vermeld dat de Steijnlaan, de Schalk Burgerstraat en de Kempstraat nieuwe hoofdroutes voor de fiets zijn. Dat het beleid erop gericht is hier vrijliggende fietspaden te realiseren klinkt ons als muziek in de fietsoren. Wij vragen ons echter af hoe hard dit gegeven is.
Er liggen dan wel - zo staat in de tekst - nagenoeg overal fietsvoorzieningen langs de hoofdroutes voor autoverkeer langs de wijk, maar deze zijn vrijwel overal van lage kwaliteit (of een slecht wegdek, of een te smalle (beneden de norm) fietsstrook naast langsgeparkeerde auto's). Daarnaast rijden de fietsers in de uitlaatgassen en herrie van het vaak chaotische autoverkeer. Dat is niet gezond en niet veilig!
2. Op bladzijde 12 is het fijn om te lezen dat het fietsverkeer vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer bijzondere aandacht krijgt. U denkt deze vervoerwijze te stimuleren door een fijnmazig netwerk aan te bieden. Maar hoe ziet dit fijnmazig netwerk eruit? U noemt veilige fietsstroken. Fietsstroken zijn helemaal niet zo veilig. In Den Haag zijn/worden fietsstroken aangelegd die bij lange niet voldoen aan de (breedte)norm. Daarnaast zijn fietsstroken sowieso onveilig als ze direct gelegen zijn naast langsgeparkeerde auto's in een 50 km/u-straat. Het handboek ASW-2004 ontraadt om die reden fietsstroken in zo'n straat aan te leggen.
3. Eveneens op bladzijde 12 lezen wij dat er de nodige aandacht zal zijn voor het stallen van de fiets. 'De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte'. Dat klinkt goed, eindelijk ruimte voor de fiets. Het voorontwerp noemt allerlei plaatsen waar ruimte voor de gestalde fiets moet zijn, maar de plaats waar de meeste fietsers nu al naar toe gaan, de Haagse Markt, wordt niet genoemd. Juist daar is ruimte nodig voor losgestalde fietsen!
Bij elkaar staat er wel heel weinig in over de rijdende en de gestalde fiets. De Fietsersbond begrijpt wel dat een en ander verder uitgewerkt gaat worden in de toekomst, maar juist in een wijk als Transvaal moet de fiets heel veel meer onder de aandacht gebracht worden en een prominente plaats krijgen in dit voorontwerp. Er liggen op dit gebied heel veel (culturele) barrières en de uitdaging is nu juist om die zoveel mogelijk te slechten. Dit komt de leefbaarheid van de wijk alleen maarten goede
De Fietsersbond wenst u succes met uw goede voornemens."
Reactie:
In het bestemmingsplan Transvaal worden geen concrete voorstellen gedaan voor herinrichting van de openbare ruimte op de in punt 1 genoemde straten. Er wordt uitsluitend vermeld dat bij een eventuele herinrichting rekening moet worden gehouden met het feit dat de straten onderdeel uitmaken van het hoofdroutenet Fiets en dus kwalitatief goede fietsvoorzieningen moeten krijgen. Bij de bestaande fietsvoorzieningen in Transvaal wordt niet ingegaan op de staat van onderhoud en/of de algemene kwaliteit van een fietsvoorziening. In een bestemmingsplan is hier ook geen aanleiding voor. De wens van de Fietsersbond om fietsroutes niet langs auto infrastructuur te maken is bij de gemeente bekend, maar is niet in overeenstemming met het Haagse fietsbeleid.
In de algemene teksten op pagina 12 van het bestemmingsplan (punt 2 van de inspraakreactie) staat beschreven dat het gemeentelijk beleid er mede op gericht is het fietsverkeer in de stad te stimuleren. Hiertoe wordt een fijnmazig netwerk van fietsroutes aangewezen en waar nodig verbeterd en/of aangelegd, waaronder de genoemde routes in Transvaal. Het hier genoemde fijnmazige netwerk is het hoofdroutenet voor de fiets. De wens is om op al deze hoofdroutes goede fietsvoorzieningen te hebben. Dit zijn bij voorkeur vrijliggende fietspaden, maar ook fietsstroken zijn mogelijk. In veel gevallen is het in de bestaande stad vanwege ruimtegebrek niet mogelijk vrijliggende fietspaden aan te leggen. De aanleg van fietsstroken is dan een goede en veilige oplossing.
De opsomming van plekken waar ruimte voor de gestalde fiets moet zijn is een algemene opsomming en niet specifiek gericht op Transvaal. De Haagse Markt kan in de opsomming bijvoorbeeld vallen onder de noemer "winkelgebieden". Ten slotte is het bestemmingsplan niet de plek om (beleids)uitspraken te doen over het opheffen van culturele barrières met betrekking tot de fiets. Een bestemmingsplan is bedoeld om het gebruik van alle gronden binnen de bestemmingsplangrenzen vast te leggen.
11. Kamer van Koophandel Den Haag
"Graag maken wij gebruik van de mogelijkheid om in het kader van artikel 3.1 .1. van het Bro te reageren op het voorontwerp-bestemmingsplan Transvaal 2009.
De Haagse Markt
Transvaal, een wijk waarin de komende jaren fors geïnvesteerd moet worden om het verblijfs- en werkklimaat op het gewenste niveau te krijgen. De wijk wordt merendeels bevolkt door huishoudens met een laag inkomen. Het toevoegen van woningen die aantrekkelijk zijn voor het middensegment is ook voor ons een belangrijk aandachtspunt in de aanpak van de wijk. Een ander punt van aandacht is de Haagse Markt aan de Herman Costerstraat. De uitstraling van deze markt is zeer matig te noemen, wat een negatief effect op de omgeving heeft. In goed overleg met de marktkooplieden zal het terrein een ware metamorfose moeten ondergaan om zo een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van de wijk. Het verwijderen van de opslagcontainers zal hierbij onvermijdelijk zijn. Wij gaan ervan uit dat bij de aanpak het optimaal kunnen functioneren van de markt centraal zal staan. Om de gebruikers een goed alternatief te bieden zal in de directe omgeving van de markt eenvoudige opslagruimte moeten worden gecreëerd. Gezien de geringe hinder is dergelijke ruimte goed te combineren met woonbebouwing. Wat ons verbaast is dat de koppen van de markt buiten het bestemmingsplan zijn gehouden, terwijl zich daar toch voor de markt belangrijke functies bevinden. Wij horen graag wat hiervoor de reden is.
Werkruimte in de woonwijk
U geeft aan dat in de wijk ruim 380 bedrijven zijn gevestigd (Swingh 2004 (?)). In het handelsregister van onze Kamer waren echter in december 2008 ruim 1500 ondernemingen, exclusief detailhandel, ingeschreven. Veel van deze ondernemingen worden vanuit het woonadres gedreven. Om deze bedrijvigheid te faciliteren en een eventuele groei van het bedrijf in de wijk te accommoderen zal een goed aanbod van eenvoudige, betaalbare bedrijfsruimte in de wijk gerealiseerd moeten worden die qua uitstraling en maatvoering voorziet in de behoefte van de doelgroep, zoals kleine ambachtelijke bedrijfjes in categorie A en B. Steeds weer zien wij dat showroomachtige ruimtes in plinten worden ontwikkeld die voornamelijk geschikt zijn voor zakelijke dienstverlening en detailhandel. Voor de doelgroep zouden in de woonwijk tevens kleinschalige bedrijfslocaties moeten worden ingepast zonder menging met wonen, maar met bijvoorbeeld kleine flexibele kantoorunits, en adequate laad/losmogelijkheden.
Bedrijventerrein Uitenhagestraat
In de wijk ligt het bedrijventerreintje Uitenhagestraat. Dit terrein is ontwikkeld om ondernemers op te vangen die als gevolg van de omvangrijke stadsvernieuwingsoperatie in de jaren 80 van de vorige eeuw moesten verdwijnen uit de Schilderswijk en Transvaal. Het terrein heeft de typering werkterrein en is bedoeld voor bedrijven in milieucategorie 3 (of 4/5 met vrijstelling). Om overlastsituaties tot een minimum te beperken is de inrichting van het terrein naar binnen gekeerd c.q. afgekeerd van de omliggende woonbuurten. Het terrein functioneert goed en voorziet in een duidelijke behoefte aan dit soort terreintjes. Met de transformatie van de Binckhorst, Laakhaven en Petroleumhaven is de Uitenhagestraat het laatste binnenstedelijke terrein in Den Haag. Alle reden dus hier zuinig op te zijn. In het onlangs vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) is dan ook vastgelegd dat het terrein zijn functie als bedrijventerrein met de segmentering werkterrein blijft behouden, zij het met de nodige herontwikkeling om zo een betere uitstraling en efficiënter gebruik van ruimte te bewerkstelligen. Dit mag echter niet ten koste gaan van het karakter/de typering van het terrein als werkterrein. Om (geluids)hinder ook in de toekomst zo beperkt mogelijk te houden zal bij een herinrichting de naar binnen gekeerde opzet gehandhaafd moeten worden.
Wij begrijpen niet goed waarom u aangeeft dat het wenselijk is op deze locatie het verlies aan woningen door herstructurering te compenseren en u aan de koppen - Loosduinsekade en Steijnlaan - het terrein een woonbestemming wilt geven. Op het terrein langs de Loosduinsekade wilt u zowel een 7-laags woongebouw als een woontoren van maar liefst 25 lagen neerzetten, met in de plint mogelijkheden voor o.a. detailhandel, kantoor, dienstverlening, horeca en bedrijven. Wonen op een bedrijventerrein is evenwel in strijd met zowel provinciaal beleid (Uitvoeringsprogramma Ruimte voor Economie 2008 - 2011 waarin als Provinciaal Belang is opgenomen dat woonfuncties niet worden toegelaten op een bedrijventerrein) als de Haaglandse bedrijventerreinenstrategie die deel uitmaakt van het RSP. Op grond van deze strategie (Afsprakenkader/punt 5) zijn op bedrijventerreinen slechts bedrijven als bedoeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten voor Bedrijventerreinen, in casu bijlage 3, van de VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering toegestaan. Andere functies, zoals horeca en leisure zijn slechts toelaatbaar als deze een toegevoegde waarde voor de op het terrein gevestigde bedrijven hebben én als extra laag worden toegevoegd aan de bedrijfsruimte. Op een enkele uitzondering na (zie PDV/GDV beleid Haaglanden) is detailhandel op een bedrijventerrein evenmin toegestaan. De reden hiervoor moge duidelijk zijn: in Zuid-Holland is een flink tekort aan (binnenstedelijk) bedrijventerrein; daarenboven zal het toevoegen van woningen tot een onacceptabele beperking van de bedrijfsactiviteiten leiden. U heeft zich kennelijk zelf ook gerealiseerd dat de bij een werkterrein horende bedrijvigheid zich niet goed laat mengen met wonen op het bedrijventerrein, en (daarom) de toelaatbare milieucategorieën teruggebracht van milieucategorie 3 (categorie 4 met vrijstelling) tot categorie 1 en 2. Milieucategorieën die passen bij een eersteklas bedrijvenpark of functiemenging op kavelniveau in woonwijken. Opvallend vinden wij het verder dat slechts een beperkt deel van het bedrijventerrein is opgenomen in het voorontwerp. De strook langs de tramlijn en de gehele Karwei locatie vallen buiten het plangebied. Dit, terwijl zoals boven aangegeven, in het RSP is vastgelegd dat het gehele terrein zijn functie van bedrijventerrein zal behouden. Wij zien dan ook geen enkele reden deze locaties buiten het voorontwerp te houden nu ook deze de bestemming B/Bedrijf zullen moeten hebben. Onder 'Specifieke gebruiksregels' geeft u aan dat de bedrijven op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid moeten hebben. De huidige situatie is zo, dat deels wordt geparkeerd op het binnenterrein aan de openbare weg. Gezien de grote parkeerdruk in de wijk en het karakter van het terrein zullen deze parkeermogelijkheden gehandhaafd moeten blijven. Tenslotte missen wij de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor Bedrijventerreinen bij het voorontwerp.
Wij gaan ervan uit dat u bovenstaande opmerkingen zult verwerken in het ontwerpbestemmingplan en u dit in overeenstemming brengt met vigeren procinciaal en Haaglanden be!eid.
Uiteraard zijn wij graag bereid onze reactie nader toe te lichten.
Reactie:
De Haagse Markt:
De koppen van de markt zijn buiten dit bestemmingsplan gelaten, omdat de ontwikkelingen momenteel nog niet concreet genoeg zijn om ze al te kunnen verwerken in een bestemmingsplan. Dat geldt ook voor de overige ontwikkelingen in het kader van het masterplan Lijn 11-zone. Op het moment dat deze ontwikkelingen concreet genoeg zijn, zal daarvoor een apart bestemmingsplan opgesteld worden.
Werkruimte in de woonwijk:
In de toelichting van het bestemmingsplan worden de aantallen bedrijven aangepast. In de beschrijving van de huidige situatie zal het getal van 1500 ondernemingen worden genoemd dat ingeschreven staat bij de kamer van Koophandel.
Bij het maken van het bestemmingsplan is flexibel omgegaan met de bestemming van de bestaande bedrijfspanden in Transvaal. De bestaande niet woonfuncties in de woonblokken zijn met aanduidingen opgenomen op de bestemmingsplankaart.
Om de bedrijvigheid in Transvaal ruimte te bieden is er ook voor gekozen geen uitplaatsings- of concentratiebeleid voor bedrijven/detailhandel in de wijk toe te passen. Zoals in de toelichting is beschreven heeft uitplaatsing wel in de jaren '80 van de vorige eeuw plaatsgevonden waarvoor toen het bedrijventerrein Uitenhagestraat is ontwikkeld.
Verder is de functiemengingstrategie opgenomen in het bestemmingsplan voor behoud en versterking van kleinschalige bedrijvigheid in woonwijken (toelichting voorontwerp pagina 21). Bedrijvigheid met een oppervlakte kleiner dan 100m2 wordt passend geacht in woonstraten. Bedrijvigheid tussen de 100 m2 en 500 m2 moeten zich kunnen vestigen aan de doorgaande wegen. Boven de 500m2 is vestiging op een bedrijventerrein of kantoorlocatie gewenst.
Bij de herontwikkeling op het bedrijventerrein Uittenhagestraat zijn verhuurbare bedrijfsunits gepland om aan de vraag naar kleinschalige bedrijfsunits in Transvaal te voldoen. Een bestemmingsplan geeft aan waar en in welke massa gebouwd mag worden. De bedrijfsgrootte kan bij nieuwbouw echter niet worden vastgelegd.
Bedrijventerrein Uittenhagestraat:
Naar aanleiding van de inspraakreactie van de Kamer van Koophandel is DHV (hdr. Rein Bruinsma) om advies gevraagd om te bezien of het mogelijk was om toch (gedeeltelijk) bij recht bedrijven in categorie 3 toe te staan op het bedrijventerrein Uittenhagestraat. Het advies van DHV is als bijlage bij de toelichting gevoegd. Naar aanleiding van het advies zijn we uitgegaan van een kortere afstand tussen de woonbebouwing en de bedrijvigheid in categorie 3, te weten 30 meter, terwijl normaal gesproken wordt uitgegaan van minimaal 50 meter. Zoals uit het advies blijkt kan het gebied rondom het Uittenhageterrein echter beschouwd worden als een gemengd gebied en niet als een rustige woonwijk en volgens de VNG-lijst bedrijven en miliezonering kan in een dergelijke situatie worden uitgegaan van kortere afstanden tot aan de woonbebouwing. Het is niet mogelijk om bij recht op het hele bedrijventerrein bedrijven in categorie 3 toe te staan, omdat de woonbebouwing direct aan het bedrijventerrein grenst. In de regels is echter een ontheffing opgenomen voor de gebieden waar maximaal bedrijven in categorie 2 zijn toegestaan, zodat zich toch, onder bepaalde voorwaarden, op het gehele bedrijventerrein bedrijven in categorie 3 kunnen vestigen.
17. N.V. Nederlandse Gasunie
"Naar aanleiding van uw brief van 2 februari jongstleden, waarmee u ons bovengenoemd voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro deed toekomen, delen wij u mee dat het plan ons aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Zoals op de plankaart is weergegeven ligt in het gebied waarop dit plan betrekking heeft, een 12 inch 40 bar regionale aardgastransportleiding van ons bedrijf.
Voor de betreffende leiding is aan een strook grond van 2 meter ter weerszijde van de leiding de dubbelbestemming "Leiding-gas" toegekend waarbinnen het oprichten van bebouwing en het uitvoeren van een aantal werkzaamheden niet zonder meer zijn toegestaan.
Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor goederen en personen in de directe omgeving van een regionale aardgasleiding, dient deze belemmering echter te gelden binnen een zone van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.
Wij verzoeken u hierbij, conform de bouwregels in artikel 14 lid 2, de medebestemmingsstrook aan te passen aan een strookbreedte van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.
Strikt genomen komt de voor "Leiding-gas" gebruikte arcering niet overeen met hetgeen in de legenda staat. Ter verduidelijking vragen wij u dit met elkaar in overeenstemming te brengen.
Zoals in hoofdstuk 4.2.4 "Externe Veiligheid" staat verwoord, gaat men voor wat betreft de veiligheidsafstanden die horen bij aardgastransportleidingen nu nog uit van de vigerende circulaire "Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen" uit 1984. Door het ministerie van VROM wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe zonering-regeling, ter vervanging van de thans vigerende circulaire. De in de circulaire opgenomen deterministische afstanden worden in de nieuwe regeling vervangen door een risicobeleid. Hierin zal met name het (PR) plaatsgebonden- en (GR) groepsrisico een prominente rol gaan spelen.
Wanneer we uitgaan van het nieuwe EV-beleid komen we tot de volgende afstanden.
Leidingnr. | Diam. | Ontwerpdruk in bar | Belemmerde strook | 1% Letaliteits-grens * | 100% Letali-teitsgrens * |
W-509-06 | 12" | 40 | 4 meter | 140 meter | 70 meter |
Toelichting 1% letaliteitsgrens (9,8 kW/m2-contour):
De 1% is de uiterste grens waarbinnen beïnvloeding van het GR mogelijk is. Dit kan door een toename van bebouwing inclusief bewoning, maar ook door bijvoorbeeld een wijziging van een bestaande bestemming in een nieuwe waardoor meer bemensing mogelijk is. Bijv. een oud pakhuis wordt omgebouwd tot een appartementencomplex, dus toename bewoning.
Toelichting 100% letaliteitgrens (3 kW/m2-contour):
Binnen de 100% afstand is de invloed van de leiding zodanig groot dat binnen deze afstand geen overleving mogelijk is. Toename van bebouwing en bewoning binnen deze afstand draagt zeer sterk bij aan een verhoging van het GR.
Wij verzoeken u binnen hoofdstuk 4.2.4. "Externe Veiligheid" ook aandacht te besteden aan het op handen zijnde nieuwe externe veiligheidsbeleid.
In artikel 14 "Dubbelbestemming Leiding" wordt bij lid 14.2 "Bouwregels" onder a bepaald dat binnen een strook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de gasleiding naast meet- en regelkasten ook hoogspanningsmasten zijn toegestaan.
Tegen deze bepaling maken wij ernstig bezwaar. De medebestemmingsstrook, ook wel belemmerdezone genoemd, heeft als doel: het waarborgen van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding. Tevens dient deze strook obstakelvrij te blijven om ten alle tijden in geval van een calamiteit of bij reparatie werkzaamheden de leiding vrij te kunnen graven. Een betonnen fundatie van een hoogspanningsmast vormt in deze een grote belemmering. Daarnaast gelden er ten aanzien van hoogspanningsmasten beperkingen omtrent de minimale afstand van een ondergrondse leiding tot aan de fundatiepoot. Het bedrijf TenneT TSO BV bijvoorbeeld hanteert zelf een minimale afstand van 25 meter uit het hart van de leiding tot aan de fundatiepoot van de hoogspanningsmast.
Gelet op het voornoemde verzoeken wij u de bouw van een hoogspanningsmast binnen de belemmerdestrook van de onderhavige aardgastransportleiding niet zondermeer mogelijk te maken.
Binnen lid 4 van dit zelfde artikel wordt bepaald dat binnen de op de kaart als zodanig aangewezen gronden het uitvoeren van een aantal werkzaamheden zonder vergunning niet uitgevoerd mogen worden. Naar onze mening zijn echter de thans opgenomen bepalingen onvoldoende ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding.
Wij verzoeken u daarom lid 14.4 zodanig uit te breiden dat de werkzaamheden 'het indrijven van voorwerpen in de bodem', uitgevoerd binnen een zone van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding, behoudens vrijstelling niet zijn toegestaan.
Reactie:
Hoofdstuk 4.2.4 is aangepast en er is uitgebreid onderzoek gedaan naar de bedoelde leiding. De verantwoording die is opgesteld door DHV is opgenomen als bijlage bij de toelichting. De opmerkingen van de Gasunie met betrekking tot de regels zijn verwerkt in het betreffende artikel.
19. Bewoners Organisatie Transvaal
Beste Geer,
Ik heb het bestemmingsplan gelezen. Het is heel droogstof. Vernieuwd vond ik het niet. In het plan komen zaken voor die gelden voor heel Den Haag als bindend. Daarnaast is er uiteraard ook oog voor de situatie in Transvaal met steeds verwijzing naar het wijkplan. Voor een aantal zaken is uitleg noodzakelijk van een specialistische persoon.
Het nieuwe bestemmingsplan in op:
- Actualisering van het bestaande
- Gerealiseerde veranderingen
- Nieuwe ingrijpende verbetering mogelijk maken
Doel bestemmingsplan:
- Ontwikkelingen in het wijkplan mogelijk maken
- Wordt heldere kader geboden voor particuliere ontwikkelingsmogelijkheden
- Creëren van een duidelijke beleidsnota
Pagina 2: 4 alinea regel 9 staat Monstersestraat .... bedrijventerrein met bedrijven tot en met milieucategorie 3: Wat houdt deze 3 in
Ter informatie
Verkeersbeleid: Lijn 11 krijgt in de toekomst een belangrijke regionale functie. In het verkeersplan zijn plannen opgenomen om de lijn door te trekken naar het bedrijven terrein Binckhorstlaan.
Aandachtspunt: groen
Meer groen in de straten. Wordt daarbij niet verteld hoe dat gerealiseerd gaat worden
Het bestemmingsplan Transvaal 2009 staat o.a. sterk in relatie tot het wijkplan
Aandachtspunt:
In het plangebied Transvaal is de bodem plaatselijk sterk verontreinig. Er is intussen al een aantal jaren een begin gemaakt met sanering. Waar liggen deze gebieden.
In het bestemingplan bij luchtkwaliteit zijn er allerlei grenswaarden opgesomd. Voor een leek, vanuitgaand dat de meeste bewoners dit zijn, rijst de vraag wie dit gaat controleren.
Reactie:
Milieucategorie:
Bedrijven worden ingedeeld in verschillende milieucategorieën op basis van de overlast die zij veroorzaken voor de omgeving. Bedrijven in milieucategorieën 1 en 2 veroorzaken over het algemeen weinig overlast en kunnen veelal in (de directe nabijheid van) een woonomgeving gevestigd worden. Bedrijven in milieucategorieën 3 en hoger veroorzaken meer overlast en dienen gescheiden en op enige afstand van woningen en andere gevoelige functies gerealiseerd te worden. In de lijst Bedrijven en milieuzonering van de VNG staat aangegeven welke bedrijven binnen welke milieucategorie vallen en wat de maximale afstand is die aangehouden moet worden tot aan woningen en andere gevoelige functies.
Lijn 11:
Het is nog niet zeker dat lijn 11 wordt doorgetrokken naar de Binckhorst. Het is wellicht in plannen meegenomen als wenselijke ontwikkeling, maar concrete plannen zijn er nog niet en ook zijn er (nog) geen financiële middelen gereserveerd om deze verbinding aan te kunnen leggen.
Groen:
In de toelichting van een bestemmingsplan wordt het voor het bestemmingsplan relevante gemeentelijk beleid beschreven. Niet al het genoemde beleid wordt ook daadwerkelijk in het bestemmingsplan geregeld.
In een bestemmingsplan worden grote of belangrijke groene zones zoals parken en de groengebieden uit de stedelijke groenstructuur vastgelegd. Groen in de openbare ruimte, zoals kleinere plantsoenen, straatbomen en groene bermen, wordt niet apart geduid en valt vrijwel altijd onder een verkeersbestemming. In een bestemmingsplan wordt niet geregeld hoe groen in woonstraten gerealiseerd wordt. In de beschreven nota 'Groen kleurt de stad, beleidsplan voor het Haagse Groen 2005-2015' worden omschreven dat de toegankelijkheid, het gebruik en de beleving van groen meer aandacht moeten krijgen. Aangegeven is dat in de gemeentelijke programmabegroting voor kwaliteitsverbetering en herinrichting van wijk- en buurtgroen structureel geld is vastgelegd en dat incidenteel geld vrijgemaakt wordt voor projecten waarbij herinrichting van de openbare ruimte plaatsvindt. Bij herinrichten van straten wordt ook gekeken naar mogelijkheden voor toevoeging van groen in woonstraten.
Bodemverontreiniging:
In paragraaf 4.1.3 van hoofdstuk 4 'Milieu' staat beschreven hoe is en wordt omgegaan met vervuilde locaties binnen Transvaal. Zoals aangegeven zijn nog niet alle locaties onderzocht en zijn in sommige gevallen de onderzoeken verouderd. Op het moment dat herontwikkeling plaats gaat vinden, zal echter in het kader van de bouwvergunning bodemonderzoek gedaan moeten worden en moet aangetoond worden dat de grond geschikt is voor de gewenste nieuwe functie(s).
Luchtkwaliteit:
Door de afdeling Geluid en Lucht van de Dienst Stadsbeheer is de luchtkwaliteit ter plaatse onderzocht met gebruikmaking van de laatste landelijke rekenmodellen. Uit het onderzoek is gebleken dat voldaan wordt aan de wettelijke grenswaarden op het gebied van luchtkwaliteit.
Inspraak
Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 19 februari tot en met 1 april 2009. Op 5 maart 2009 is inloopmiddag georganiseerd. Er is één schriftelijke reacties ontvangen.
Reactie Ekelmans & Meijer Advocaten namens Polocafé B.V.
Namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Polocafé B.V., gevestigd te Den Haag, breng ik hierbij zienswijzen naar voren gericht tegen het voorontwerpbestemmingsplan Transvaal 2009, dat van 19 februari tot en met 1 april 2009 ter inzage ligt.
Reclamante is eigenaar van het café genaamd Polocafé aan de Schalk Burgerstraat in Den Haag. Voor dit café is een exploitatievergunning verleend met openingstijden op vrijdag van 07.00 uur tot 22.00 uur en alle andere dagen van 07.00 uur tot 19.00 uur. Omdat voor de inwerkingtreding van het huidige bestemmingsplan de vorige eigenaar van dit café avondopeningstijden had (zaterdag en zondag van 07.00 uur tot 01.30 uur en alle andere dagen van 07.00 uur tot 01.00 uur) en omdat een café met dagopeningstijden niet rendabel is te exploiteren, probeert reclamante al enige tijd ruimere openingstijden aan te vragen.
Op 4 februari 2004 is de aanvraag voor ruimere openingstijden deels buiten behandeling gelaten, omdat geen ontheffing van de Leefmilieuverordening recreatie- inrichtingen e.a. is verleend en deels geweigerd, omdat ruimere openingstijden het woon- en leefklimaat nadelig zouden beïnvloeden.
Reclamante is voornemens om binnenkort een nieuwe aanvraag voor ruimere openingstijden in te dienen, maar niet alvorens zij haar verzoek eerst aan de Toetsingscominissie Horeca heeft voorgelegd. Na 31 maart 2009 hoeft geen ontheffing van de Leefmilieuverordening meer verkregen te worden, omdat de verordening is komen te vervallen. Voorts is reclamant van oordeel dat de weigeringsgrond uit artikel 2:28C APV van Den Haag niet aan de ruimere openingstijden in de weg staat, aangezien het woon- en leefklimaat hierdoor niet extra belast wordt. In de directe omgeving van het café van reclamante bevinden zich immers diverse horeca-inrichtingen met avondopeningstijden. Voor één van deze inrichtingen geldt dat deze openingstijden recent vergund zijn.
Daarenboven gelden er voor het café van reclamante geen planologische belemmeringen. Het huidige bestemmingsplan Transvaal 1984 staat op de onderhavige locatie op de begane grond horeca toe. De bepaling is opgenomen in artikel 4 onder sub m4 van de planregels. Ten aanzien van de functie horeca is geen categorie-indeling opgenomen en zijn geen nadere eisen omtrent openingstijden opgenomen. Dit betekent dat op grond van het bestemmingsplan avondopeningstijden voor het café van reclamante zijn toegestaan.
In het ontwerpbestemmingsplan Transvaal 2009 is in artikel 13.6 van de planregels opgenomen dat horeca op de begane grond is toegestaan. In dit voorschrift is ook opgenomen dat ter plaatse alleen horecacategorie I en II wordt toegelaten en wordt verwezen naar de Staat van Horeca-inrichtingen. Uit de Staat van Horeca-inrichtingen blijkt dat op grond van de daarin opgenomen tabel met toetsingscriteria een café met avondopeningstijden zoveel punten toegekend krijgt dat het onder categorie III komt te vallen. De ontheffingsmogelijkheid uit artikel 18.1 onder sub h van de planregels biedt een mogelijkheid voor het café van reclamante, maar dat dient per geval bekeken te worden.
Aangezien het huidige bestemmingsplan geen beperkingen omtrent openingstijden heeft, is reclamante derhalve van oordeel dat door de horecavoorschriften in het ontwerpbestemmingsplan Transvaal 2009 de exploitatiemogelijkheden van haar café te veel worden beperkt.
Reclamante verzoekt uw College het vorenstaande bij de besluitvorming te betrekken. Voorts verzoekt reclamante u in de gelegenheid te worden gesteld omtrent het bovenstaande te worden gehoord."
Reactie
Het bestemmingsplan staat binnen de bestemming Gemengd bij recht op bepaalde locaties die zijn aangeduid op de plankaart horeca in de categorieën I en II toe. Horeca in categorie III wordt niet bij recht toegestaan, omdat niet alle horeca binnen deze categorie wenselijk wordt geacht in een woonomgeving. Door het opnemen van een ontheffing kan per geval bekeken worden of een horecavestiging in categorie III kan worden toegelaten.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging
SBI-code | Omschrijving | Cat. | |
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | ||
014 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | ||
014 | - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² | B | |
014 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B | |
0142 | KI-stations | B | |
15 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||
151 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||
151 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B | |
1552 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B | |
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week | B | |
1584 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||
1584 | - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B | |
1584 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B | |
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | B | |
17 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | B | |
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B | |
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||
181 | Vervaardiging kleding van leer | B | |
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | B | |
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B | |
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
221 | Uitgeverijen (kantoren) | A | |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B | |
2223 | Grafische afwerking | A | |
2223 | Binderijen | B | |
2224 | Grafische reproduktie en zetten | B | |
2225 | Overige grafische aktiviteiten | B | |
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A | |
24 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | ||
2442 | Farmaceutische produktenfabrieken: | ||
2442 | - verbandmiddelenfabrieken | B | |
26 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | B | |
262, 263 | Aardewerkfabrieken: | ||
262, 263 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B | |
267 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||
267 | - indien p.o. < 2.000 m² | B | |
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B | |
28 | VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACHINES en TRANSPORTMIDDELEN) | ||
281 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B | |
284 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B | |
2852 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B | |
287 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B | |
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken | B | |
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | B | |
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A | |
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B | |
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | B | |
3661.1 | Sociale werkvoorziening | B | |
40 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||
40 | - < 10 MVA | B | |
40 | Gasdistributiebedrijven: | ||
40 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | A | |
40 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B | |
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||
40 | - blokverwarming | B | |
41 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | ||
41 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||
41 | - < 1 MW | B | |
45 | BOUWNIJVERHEID | ||
45 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 | B | |
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B | |
5020.4 | Autobeklederijen | A | |
5020.5 | Autowasserijen | B | |
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B | |
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | A | |
5134 | Grth in dranken | C | |
5135 | Grth in tabaksprodukten | C | |
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | C | |
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | C | |
514 | Grth in overige consumentenartikelen | C | |
5148.7 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||
5148.7 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B | |
5153 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||
5153 | - algemeen | C | |
5153 | - indien b.o. < 2000 m2 | B | |
5153.4 | zand en grind: | ||
5153.4 | - indien b.o. < 200 m² | B | |
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||
5154 | - algemeen | C | |
5154 | - indien b.o. <2.000 m² | B | |
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | C | |
5162 | Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid | C | |
517 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | C | |
52 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||
52 | Detailhandel voor zover n.e.g. | A | |
5211/2,5246/9 | Supermarkten, warenhuizen | B | |
5222, 5223 | Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken | A | |
5224 | Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel | A | |
5231, 5232 | Apotheken en drogisterijen | A | |
5249 | Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt | A | |
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | |
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||
5511, 5512 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | A | |
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | A | |
554 | Café's, bars | A | |
554 | Discotheken, muziekcafé's | B | |
5551 | Kantines | A | |
5552 | Cateringbedrijven | B | |
60 | VERVOER OVER LAND | ||
6022 | Taxibedrijven | B | |
6024 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | |
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B | |
61, 62 | VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | ||
61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | A | |
63 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||
6321 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | C | |
6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | A | |
633 | Reisorganisaties | A | |
634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | A | |
64 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||
641 | Post- en koeriersdiensten | C | |
642 | Telecommunicatiebedrijven | A | |
642 | zendinstallaties: | ||
642 | - FM en TV | B | |
642 | - GSM en UMTS-steunzenders | B | |
65, 66, 67 | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | ||
65, 66, 67 | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | B | |
70 | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | ||
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | A | |
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | B | |
712 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | C | |
713 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | |
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | C | |
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A | |
72 | Switchhouses | B | |
73 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |
74 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | A | |
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | |
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | A | |
75 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | ||
75 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | A | |
7525 | Brandweerkazernes | C | |
80 | ONDERWIJS | ||
801, 802 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | B | |
803, 804 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | B | |
85 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | ||
8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | A | |
8514, 8515 | Consultatiebureaus | A | |
853 | Verpleeghuizen | B | |
853 | Kinderopvang | B | |
9001 | rioolgemalen | B | |
91 | DIVERSE ORGANISATIES | ||
9111 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | A | |
9131 | Kerkgebouwen e.d. | B | |
9133.1 | Buurt- en clubhuizen | B | |
92 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||
9213 | Bioscopen | C | |
9232 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | C | |
9234 | Muziek- en balletscholen | B | |
9234.1 | Dansscholen | B | |
9251, 9252 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | A | |
9261.1 | Zwembaden: overdekt | C | |
9261.2 | Sporthallen | B | |
9261.2 | Bowlingcentra | B | |
9262 | Schietinrichtingen: | ||
9262 | - binnenbanen: boogbanen | A | |
9262 | Sportscholen, gymnastiekzalen | B | |
9271 | Casino's | C | |
9272.1 | Amusementshallen | B | |
93 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | B | |
9301.3 | Wasserettes, wassalons | A | |
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | A | |
9303 | Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra | A | |
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | B | |
9305 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | A |
Bijlage 3 Staat Van Horecainrichtingen
Inleiding
Deze bijlage schetst eerst kort de achtergrond van de staat van horeca-inrichtingen in dit plan en gaat daarna in op de regeling zelf.
Het belang van horeca-inrichtingen moet in een bestemmingsplan worden afgewogen tegen het belangen van bijvoorbeeld wonen en werken. Bij de opstelling van een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen zijn niet alle factoren die verschillende vormen van horeca onderscheiden op voorhand ruimtelijk relevant. Hoewel de jurisprudentie niet een duidelijke lijn trekt, biedt zij toch voldoende aanknopingspunten voor een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen die in een bestemmingsplan kan worden opgenomen. De regeling voorziet in een aantal definities van horeca-inrichtingen en in de opzet van een beoordelingssysteem waarin aan de hand van een aantal beoordelingscriteria bepaald kan worden tot welke categorie een bepaalde horeca-inrichting gerekend moet worden. De betreffende criteria zijn vooral gericht op de beoordeling of een concreet horecabedrijf in functioneel opzicht en uit een oogpunt van het leefmilieu in een bepaalde mate verstorend kan werken. De mate van verstoring (of de afwezigheid ervan) is bepalend voor de indeling in een bepaalde categorie, waarbij categorie I staat voor de lichtste vormen van horeca en categorie IV voor de zwaarste vormen.
Criteria
Uit de Kroonjurisprudentie volgt dat het aanbeveling verdient om aan de hand van ruimtelijk relevante criteria onderscheid te maken naar aard en omvang van horecabedrijven, hetgeen uit de toelichting of anderszins zou moeten blijken (KB 13-9-1999, nr. 7412, BR 1993, p.972). Voorts blijkt dat het belangrijk is de gemaakte keuzes in het bestemmingsplan zo volledig mogelijk te onderbouwen.
- a. Sluitingstijden. Een te zwaar accent op de sluitingstijd van een horecabedrijf vindt de Kroon niet acceptabel (KB 20-5-1992, nr. 4381, BR 1992, p.695). Wel werd de relatie met winkelsluitingstijden als criterium voor winkelgebonden horeca acceptabel geacht (Wnd.Vz.Afd. rechtspraak Raad van State 7-9-1987, BR 1988, p.432).
- b. Overlast. Alleen overlast als motivering van het onderscheid wordt niet geaccepteerd (KB 14-6-1989, nr. 98.014433, BR 1989, p.830), wel mag overlast als één van de uitgangspunten voor het te maken onderscheid dienen (KB 25-6-1993, nr. 5301, BR 1993, p.711).
- c. Alcohol. Naar het oordeel van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (23-3-1993, nr. S03.93.0297) heeft het al dan niet verstrekken van alcohol geen ruimtelijke relevantie. In het KB van 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, nr. 395, werd door de Kroon dit criterium echter wel aanvaard.
- d. Geluidhinder. Onder andere bij laatstgenoemde uitspraak oordeelde de Kroon dat voor het weren van geluidhinder andere instrumenten dan het bestemmingsplan bestaan.
- e. Kwantitatief. Beperkingen in kwantitatieve zin, zoals beperking van de oppervlakte en/of het aantal, worden aanvaardbaar geacht. Dit zijn echt ruimtelijk relevante criteria (KB 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, p.395; KB 30-1-1989, nr. 2365, BR 1989, p.449; KB 7-12-1986, nr. 15, BR 1986, p.429 en KB 11-1-1990, nr. 90.00342, AB 1990, nr. 285).
Naast de aanknopingspunten in de jurisprudentie, biedt de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' enige criteria voor een voldoende duidelijk en relevant onderscheid tussen de diverse horeca-inrichtingen. De meest voorkomende horecafuncties zijn met betrekking tot verkeer geïndexeerd op een 'potentieel aanzienlijke emissie of hinder'. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autoverkeer ten behoeve van goederen en personen van en naar de inrichting. 'Deze index kan een hulpmiddel zijn bij de planning van de ontsluiting en de parkeervoorzieningen, en kan in dat licht een indicator zijn voor de mogelijke hinder in de omgeving', aldus de toelichting in de brochure. Ook de jurisprudentie gaat uit van verkeer als criterium voor het onderscheid in horecafuncties, in de zin van verkeersaantrekkende werking maar ook parkeerdruk.
Afsterfregeling
In de jurisprudentie is een afsterfregeling geaccepteerd (KB 2-10-1989, nr. 23944, BR 1990, p.202 en KB 14-6-1989, nr. 89.014438, AB 1990, nr. 1). Een afsterfregeling houdt in principe in dat indien een horecafunctie in een pand wordt beëindigd, daarin niet opnieuw een horecafunctie terug mag komen.
Definities
- 1. Afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Een inrichting, gericht op de bedrijfsmatige verkoop van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden, anders dan voor gebruik ter plaatse, die door de kopers ter plaatse worden afgehaald, dan wel door de verkoper bij de koper thuis worden bezorgd. Een traiteur wordt met een afhaalwinkel/maaltijdbezorging gelijkgesteld.
- 2. Broodjeszaak. Een inrichting, gericht op de verkoop, veelal voor gebruik ter plaatse van al dan niet ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie tussen 7.00 uur en 19.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waarbij de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte die als zitruimte fungeert minimaal 40% is. Een croissanterie, lunchroom, patisserie en konditorei worden met een broodjeszaak gelijkgesteld.
- 3. Café. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, aan de gebruiker verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, eventueel in combinatie met het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van alcoholische dranken. Een dansvloer van minder dan 10 m² is toegestaan. Een bar, pub, taverne, grand café en eetcafé worden met een café gelijkgesteld.
- 4. Cafetaria/snackbar. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, verkopen aan de gebruiker van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken. Een shoarmazaak wordt met een cafetaria gelijkgesteld.
- 5. Koffiehuis. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse aan de gebruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken. Een theehuis, coffeeshop (geen verkoop van drugs) en poolcentrum worden met een koffiehuis gelijkgesteld. (Bij deze definitie wordt opgemerkt dat met name de term coffeeshop in de praktijk ook veel wordt gebezigd als aanduiding voor inrichtingen waar softdrugs worden verkocht. Daarom is in de definitie tot uitdrukking gebracht dat daaronder niet begrepen zijn de inrichtingen waar softdrugs verkrijgbaar zijn.
- 6. Discotheek. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m² en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
- 7. Hotel. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies, waarvan de exploitatie al dan niet geschiedt in combinatie met andere vormen van horeca, zoals café, restaurant, zalenexploitatie en/of discotheek.
- 8. IJssalon. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, aan de gebruiker verstrekken van al dan niet ter plaatse bereid consumptie-ijs met toebehoren, al dan niet in combinatie met het verstrekken van niet-alcoholische dranken.
- 9. Ontmoetingscentrum. Een inrichting, gericht op het bieden van gelegenheid tot het leggen van contacten tussen personen, welke daartoe veelal in clubverband of anderszins georganiseerd zijn. Een studentensociëteit wordt met een ontmoetingscentrum gelijkgesteld.
- 10. Restaurant. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren; de bezoekersfrequentie is in het algemeen gespreid tussen 17.00 uur en 24.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt, de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte dat als zitruimte fungeert minimaal 70% is. Een petit-restaurant, restauratie, crêperie, pannenkoekenhuis en poffertjeszaak worden met een restaurant gelijkgesteld.
- 11. Zalenexploitatie. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen.
Noot: als handleiding bij het te maken onderscheid in de diverse horeca-inrichtingen zijn enkele beleidsnotities en criteria vastgesteld. De noodzaak daartoe werd onder meer gevormd door pogingen van aanvragers om de regelgeving te omzeilen. Het betreft de beleidsnotitie Toetsing LMV/APV bij aanvragen Verenigingen en Stichtingen; via toetsing aan deze notitie worden horeca-activiteiten zoveel mogelijk onderscheiden van welzijnsactiviteiten en wordt voorkomen dat onder een welzijnsvlag een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, in strijd met de van toepassing zijnde regelgeving. Voorts zijn er restaurantcriteria en criteria voor daghoreca opgesteld. Via de eerste wordt getoetst of sprake is van een restaurant of van een andere horecagelegenheid waar voedsel wordt verstrekt. in de tweede zijn criteria en voorwaarden gegeven, waaronder zogenaamde 'dag-horecazaken' alcoholhoudende dranken mogen verstrekken. De betreffende notitie en criteria zijn bijgevoegd.
Toetsingscriteria horeca-inrichtingen
Voor een indeling van horeca-inrichtingen in categorieën, moeten de diverse vormen van horecabedrijven worden getoetst/beoordeeld op hun functioneren, zulks in relatie tot de verschillende omgevingstypen waar dergelijke bedrijven voorkomen. Hoewel regelingen die met name waren gebaseerd op criteria als openingstijden, overlast of schenken van alcohol, doorstonden in het verleden niet toets der kritiek. Deze criteria kunnen wel een rol spelen bij de beoordeling van de mate waarin horeca-inrichtingen invloed hebben op hun omgeving en of deze horeca-inrichtingen zich met hun omgeving verdragen. Een ruimtelijke relevante vraag, nu functies die in strijd zijn met de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling in een bestemmingsplan worden verboden c.q. niet mogelijk gemaakt. Gelet op de jurisprudentie en de ervaring van de gemeente Den Haag met beleid ten aanzien van horeca-inrichtingen neergelegd in leefmilieuverordeningen, de APV en andere regelgeving, zijn de volgende toetsingscriteria opgesteld:
1. | aard van de aangeboden producten | punten | |
a. | niet alcoholische dranken en/of ijs | 3 | |
b. | niet ter plaatse bereide kleine etenswaren | 5 | |
c. | wel ter plaatse bereide etenswaren | 8 | |
d. | alcoholische dranken en/of alcoholische dranken afzonderlijk verkrijgbaar | 15 | |
2. | bezoekersfrequentie | ||
a. | parallel aan openingstijden winkels (tussen 7.00 uur en 19.00 uur en 1x per week tot 22.00 uur) | 5 | |
b. | overdag en/of 's-avonds, niet na 01.00 uur | 15 | |
c. | 's avonds en na 01.00 uur | 20 | |
3. | plaats waar het publiek zich ophoudt | ||
a. | binnen de inrichting | 5 | |
b. | mede buiten en in de directe omgeving van de inrichting | 10 | |
c. | voornamelijk buiten de inrichting | 20 | |
4. | verkeersaantrekkende werking | ||
a. | geen eigenstandig verkeer | 0 | |
b. | wel eigenstandig verkeer | 5 | |
c. | wel eigenstandig verkeer van zowel bezoekers als bezorgers | 10 | |
5. | dansgelegenheid | ||
a. | dansvloer van < 10 m² | 5 | |
b. | dansvloer van > 10 m² | 10 |
Staat van horeca-inrichtingen
Toepassing van de toetsingscriteria leidt tot de volgende staat van horeca-inrichtingen.
Soort horecabedrijf | criteria | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | totaal | categorie | |||||||||
1. | afhaalwinkel/maaltijdbezorging | 8 | 15 | 10 | 10 | 0 | 43 | III | |||||||||
2. | broodjeszaak | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 5 | 5 | 10 | 0 | 0 | 20 | I | |||||||||
b. | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | ||||||||||
c. | 5 | 20 | 10 | 5 | 0 | 40 | III | ||||||||||
3. | café | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 15 | 5 | 10 | 0 | 0 | 30 | II | |||||||||
b. | 15 | 15 | 5 | 5 | 0 | 40 | III | ||||||||||
c. | 15 | 20 | 5 | 5 | 0 | 45 | III | ||||||||||
met dansvloer < 10 m²: + 5 punten | |||||||||||||||||
met dansvloer > 10 m²: + 10 punten | |||||||||||||||||
4. | cafetaria/snackbar | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 5 | 5 | 10 | 5 | 0 | 25 | I | |||||||||
b. | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | ||||||||||
c. | 5 | 20 | 10 | 5 | 0 | 45 | III | ||||||||||
5. | koffiehuis | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | |||||||||
6. | discotheek | 15 | 20 | 10 | 5 | 10 | 60 | IV | |||||||||
7. | hotel | 0 | 15 | 5 | 5 | 0 | 25 | I | |||||||||
met café en/of restaurant: | 15 | 15 | 5 | 5 | 0 | 40 | III | ||||||||||
met zalenexploitatie: | 15 | 15 | 5 | 5 | 10 | 50 | IV | ||||||||||
met discotheek: | 15 | 20 | 10 | 5 | 10 | 60 | IV | ||||||||||
8. | ijssalon | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 3 | 5 | 20 | 0 | 0 | 28 | I | |||||||||
b. | 3 | 15 | 20 | 5 | 0 | 43 | III | ||||||||||
c. | 3 | 20 | 20 | 5 | 0 | 48 | III | ||||||||||
9. | ontmoetingscentrum | 15 | 15 | 5 | 5 | 5 | 45 | III | |||||||||
10. | restaurant | 8 | 15 | 5 | 5 | 0 | 33 | III | |||||||||
11. | zalenexploitatie | 15 | 15 | 5 | 5 | 10 | 50 | IV |
Categorie-indeling
< 30 punten: categorie I
30 < 40 punten: categorie II
40 < 50 punten: categorie III
50 punten en meer: categorie IV
Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven, wordt voor de puntentoebedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de zwaarste bedrijfssoort.
Toelichting op de beoordeling
Bij de beoordeling en de daarmee samenhangende toedeling van punten is voor elk criterium slechts op één onderdeel getoetst. Indien meerdere deelcriteria van toepassing zijn, zijn punten toebedeeld op basis van het onderdeel met de meeste punten. In de definitie van de diverse horeca-inrichtingen is aangegeven welke activiteiten gelijkgesteld worden met de in de staat van horeca-inrichtingen genoemde horecabedrijven.
- a. Openingstijden. Bij het toekennen van de punten is ervan uitgegaan dat men in het algemeen weinig overlast ondervindt van inrichtingen waarvan de sluitingstijden ongeveer gelijklopen met de openingstijden van winkels. Uitgangspunt daarbij is een openingstijd van 07.00 tot 19.00 uur en één keer per week tot uiterlijk 22.00 uur. Deze inrichtingen krijgen in de staat bij het tweede criterium 'bezoekersfrequentie' 5 punten toebedeeld. Late openingstijden daarentegen zijn zwaar gewaardeerd: voor openingstijden na 01.00 uur worden 20 punten toegekend. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze bedrijven in het algemeen een forse uitstraling hebben naar de (woon)omgeving. Met name discotheken kenmerken zich door een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie in de late avonduren en 's nachts. De invloed van een dergelijke inrichting op de omgeving doet zich daarom meer voelen.
- b. Alcohol Het afzonderlijk verkrijgbaar zijn van alcoholische drank en/of de nadruk in de bedrijfsvoering op de verstrekking van alcoholische drank (zoals bij cafés) is eveneens zwaar gewaardeerd met 10 punten. Niet alleen door het komen en gaan van de bezoekers heeft een dergelijke inrichting invloed op zijn omgeving maar ook door de combinatie van alcoholgebruik en het regelmatig daarmee samenhangende uitbundige gedrag van bezoekers. Horeca-inrichtingen waar alcoholische dranken uitsluitend of in hoofdzaak met ter plaatse bereide etenswaren te verkrijgen zijn (zoals restaurants), hebben een minder zware waardering gekregen vanuit de ervaring dat in deze bedrijven veel minder alcoholische dranken worden genuttigd dan in bedrijven die in hun bedrijfsvoering vooral gericht zijn op de verkoop van alcoholische dranken. Dit heeft in de invloed op de omgeving een positief effect. Bij een aantal inrichtingen komt het nogal eens voor dat met name kleine etenswaren en ijsproducten buiten de inrichting worden genuttigd. Bovendien trekken dit soort inrichtingen ook regelmatig publiek aan dat buiten de inrichting rondhangt. Vooral in de late avonduren en 's nachts vindt bezoek plaats na bezoek aan bijvoorbeeld een bioscoop, na cafébezoek of na bezoek aan een andere gelegenheid waar alcoholhoudende dranken worden geschonken. Afhankelijk van de mate waarin het publiek zich buiten de inrichting ophoudt, heeft dit een negatieve invloed op de omgeving.
- c. Verkeersaantrekkende werking. De verkeersaantrekkende werking doet zich met name voor bij inrichtingen als een afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Uitgangspunt is dat horeca die alleen overdag open is niet eigenstandig verkeer veroorzaakt. Met andere woorden, de bezoekers van zulke inrichtingen bevinden zich al in de omgeving, bijvoorbeeld voor winkelbezoek. Als naast bezoekers tevens sprake is van bezorgers, dan zijn daarvoor extra punten toebedeeld.
- d. Omvang dansvloer. Conform het bovenstaande beleid, zoals vastgelegd in onder andere de Nota Horeca Binnenstad, is onderscheid gemaakt in de omvang van een dansgelegenheid op basis van de oppervlakte van de dansvloer. Het onderscheid ligt bij een oppervlakte van meer of minder dan 10 m².
Bijlage 4 Voorbeelden Van Extra Bouwlagen
Extra dakopbouwen voorbeelden
Bijlage 5 Parkeernormen
binnenstad .pp/won | stadsvernieuwing.pp/won | overig gebied .pp/won | |||||
woningen | |||||||
3 of meer kamers | 0,7 | 0,8 | 1,0 | ||||
3 of meer kamers, vrije sector | 1,0-2,0 | 1,0-2,0 | 1,0-2,0 | ||||
2 kamers | 0,6 | 0,6 | 0,7 | ||||
1 kamer | 0,4 | 0,4 | 0,5 | ||||
studenten- en jongerenhuisvesting | 0,25 | 0,25 | 0,25 | ||||
zelfstandige seniorenwoningen | 0,7 | 0,8 | 1,0 | ||||
bejaardenwoningen | |||||||
aanleun/zorgwoningen | 0,3 | 0,3 | 0,3 | ||||
hofjeswoningen | 0,2 | 0,2 | 0,2 | ||||
serviceflat met 1 of 2 kamers | 0,5 | 0,5 | 0,5 | ||||
serviceflat met 3 kamers | 0,65 | 0,65 | 0,65 | ||||
binnenstad 1 pp/. m² bvo | schil 1 pp/. m² bvo | overig gebied 1 pp/. m² bvo | |||||
onderwijs | |||||||
basisonderwijs | personeel | 2.000 | 1.000 | 400 | |||
bezoek | - | - | - | ||||
voortgezet onderwijs | personeel | 1.250 | 625 | 250 | |||
bezoek | - | - | - | ||||
MBO, HBO en WO | personeel | 200 | 95 | 40 | |||
bezoek | - | - | - | ||||
medisch | |||||||
verpleegtehuis | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 225 | 225 | 110 | ||||
medisch centrum | personeel | 350 | 175 | 70 | |||
bezoek | 35 | 35 | 35 | ||||
arts(praktijk) | personeel en bezoek | 35 | 35 | 35 | |||
cultuur en welzijn | |||||||
gebedshuis | personeel | 4.000 | 2.000 | 800 | |||
bezoek | 30 | 30 | 30 | ||||
theater/congrescentrum | personeel | 2.000 | 1.000 | 400 | |||
bezoek | 50 | 50 | 25 | ||||
bioscoop | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 50 | 50 | 25 | ||||
wijkcentrum | personeel | 1.500 | 750 | 300 | |||
bezoek | 100 | 100 | 50 | ||||
kinderdagverblijf | personeel en bezoek | 200 | 200 | 100 | |||
sportschool | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 45 | 45 | 45 | ||||
sporthal | personeel | 5.000 | 2.500 | 1.000 | |||
bezoek | 90 | 90 | 45 | ||||
bedrijven, detailhandel, dienstverlening | |||||||
winkel | personeel | 500 | 250 | 100 | |||
bezoek | 75 | 75 | 75 | ||||
supermarkt (> 1.000 m²) | personeel | 500 | 250 | 100 | |||
bezoek | 40 | 40 | 40 | ||||
bedrijf | personeel | 400 | 200 | 80 | |||
bezoek | 500 | 500 | 500 | ||||
groothandel | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 2.000 | 2.000 | 2.000 | ||||
showroom | personeel | 1.500 | 750 | 300 | |||
bezoek | 400 | 200 | 100 | ||||
magazijn | personeel en bezoek | 400 | 400 | 400 | |||
kantoren | |||||||
kantoor | personeel | 250 | 125 | 50 | |||
bezoek | 500 | 500 | 500 | ||||
baliefuncties | personeel | 400 | 200 | 80 | |||
bezoek | 50 | 50 | 50 | ||||
horeca | |||||||
hotel | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 1 per 2 kamers | 1 per 2 kamers | 1 per 2 kamers | ||||
restaurant | personeel | 500 | 250 | 100 | |||
bezoek | 100 | 50 | 25 | ||||
cafetaria | personeel | 400 | 200 | 80 | |||
bezoek | 60 | 30 | 15 | ||||
fietsenstalling | 1 plaats per 3 medewerkers | 1 plaats per 3 medewerkers | 1 plaats per 3 medewerkers | ||||
tarieven (prijspeil 1 januari 1996) | |||||||
tarief storting in: | |||||||
parkeerfonds | € 13.273 | € 13.273 | € 7.260 | ||||
bereikbaarheidsfonds | € 6.625 | € 6.625 | € 3.630 |
Bijlage 6 Nummers Dakopbouwen Transvaal
straat | huisnr | % |
Beijersstraat | 74 - 142 | 67 |
Bloemfonteinstraat | 7 - 109 | 43 |
Boerenstraat | 30 - 54 | 79 |
Boerenstraat | 77 - 87 | 67 |
Boerenstraat | 74 - 98 | 78 |
Brandtstraat | 91 - 177 | 68 |
Colensostraat | 1 - 57 | 62 |
Fisherstraat | 94 - 192 | 64 |
Herman Costerstraat | 256 - 294 | 72 |
Herman Costerstraat | 327 - 411 | 67 |
Hoefkade / Kaapseplein | 1420 - 1588 / 64 - 76 | 83 |
Hoefkade / Kaapseplein | 1228 - 1418 / 79 | 78 |
Hoefkade / Kaapseplein | 929 - 987 / 43 57 | 69 |
Hoefkade / Schalk Burgerstraat | 995 - 1087 / 400 - 424 | 69 |
Kaapseplein | 40 - 165 | 60 |
Kaapseplein / Hoefkade | 125 - 167 / 907 - 925 | 72 |
Kaapstraat | 4 - 108 | 67 |
Kaapstraat | 1 - 59 | 66 |
Kaapstraat | 61 - 93 | 67 |
Kaapstraat | 95 - 133 | 70 |
Kaapstraat / Viljoenstraat | 135 - 159 / 2 - 6 | 68 |
Kempstraat | 77 - 135 | 66 |
Kempstraat | 20 - 44 | 78 |
Kempstraat / Bloemfonteinstraat / Kaapstraat | 108 - 122b - 2 | 86 |
Kempstraat / Fisherstraat | 46 - 76 / 125 | 64 |
Majubastraat / Tafelbergstraat | 39 - 83 / 7 - 11 | 57 |
Marktweg | 155 - 177 | 56 |
Marktweg | 309 - 337 | 63 |
Marktweg | 147a - 151 | 70 |
Paul Krugerlaan | 120 -158 | 53 |
Schalk Burgerstraat | 69 - 151 | 48 |
Schalk Burgerstraat | 54 - 120 | 63 |
Schalk Burgerstraat | 250 - 308 | 65 |
Schalk Burgerstraat | 310 - 398 | 67 |
Schalk Burgerstraat / Boerenstraat | 122c -170 / 91 - 95 | 71 |
Schalk Burgerstraat / Boerenstraat | 172 - 196 / 100 - 106 | 68 |
Schalk Burgerstraat / Viljoenstraat | 198 - 222 / 47 - 83 | 72 |
Scheepersstraat | 165 - 167 | 80 |
Scheepersstraat | 29 - 59 | 60 |
Scheepersstraat | 94 - 120 | 81 |
Scheepersstraat / Brandtstraat / Beijersstraat | 126 - 154 / 81 -85 / 64- 68d | 58 |
Scheepersstraat / Hertzogstraat / Kritzingerstraat | 66 - 92 / 57 - 67 / 64 - 74 | 57 |
Spionkopstraat | 19 - 47 | 65 |
Spionkopstraat | 2 - 50 | 78 |
Spionkopstraat | 52 - 140 | 78 |
Springfonteinstraat | 4 - 14 | 73 |
Springfonteinstraat | 16 - 50 | 68 |
Springfonteinstraat | 52 - 62 | 74 |
Springfonteinstraat | 3 - 37 | 70 |
Steijnlaan | 121 - 247 | 68 |
Steijnlaan - Cilliersstraat | 122 - 154 / 1 - 39 | 66 |
Tafelbergstraat | 2 - 36 | 68 |
Viljoenstraat | 3 - 45 | 68 |
Viljoenstraat | 10 - 44 | 53 |
Wesselsstraat | 42 - 56 | 71 |
Wolmaranstraat | 1 - 75 | 61 |
Wolmaranstraat | 309 - 383 | 59 |
Bijlage 1 Geluidsrapport
Bijlage 2 Aanvulling Geluidsrapport
Bijlage 2 aanvulling geluidsrapport
Bijlage 3 Beschikking Hogere Waarden
Bijlage 3 Beschikking hogere waarden
Bijlage 4 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 4 verantwoording groepsrisico
Bijlage 5 Memo Advies Milieuzonering Uittenhagestraat
Bijlage 5 Memo advies milieuzonering Uittenhagestraat