Laakwijk - Schipperskwartier
Bestemmingsplan - 's-Gravenhage
Vastgesteld op 09-07-2009 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier van de gemeente Den Haag.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0157FLaakwijk-50VA met de bijbehorende regels en bijlagen bij de regels.
1.3 aanbouw:
een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.
1.7 aan-huis-gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.
1.8 achtergevel
de van de weg afgelegen zijde van de oorspronkelijke plattegrond van een gebouw.
1.9 ambacht/ambachtelijk bedrijf:
het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
1.10 archeologische waarde:
de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.
1.11 baliefunctie:
een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingsgrens:
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.14 bebouwingspercentage:
een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van prostitutie-inrichtingen.
1.16 beganegrondlaag
de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt of bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.
1.17 belwinkel:
een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of medegebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.
1.18 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 brutovloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.
1.30 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):
de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.
1.31 dak:
iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32 dakopbouw:
een bouwlaag, welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning en daarvan deel uitmaakt.
1.33 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk.
1.34 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen, machinerieën ten behoeve van bedrijven en landbouwwerktuigen en machines.
1.35 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.
1.36 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.37 erker:
een uitbouw van de gevel van het hoofdgebouw
1.38 escortbedrijf
een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.
1.39 etage/verdieping
een boven de beganegrondlaag gelegen bouwlaag van een gebouw
1.40 extra bouwlaag
een bouwlaag welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning en daarvan deel uitmaakt.
1.41 garagebedrijf:
een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.43 geluidbelasting vanwege een industrieterrein:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.44 geluidbelasting vanwege het wegverkeer:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.45 geluidbelasting vanwege een spoorweg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.46 geluidgevoelige functies:
functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.47 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.48 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.49 gemeentelijk beschermd stadsgezicht:
een gebied, zoals op de plankaart aangegeven, dat bij besluit van de gemeenteraad van Den Haag is aangewezen als beschermd stadsgebied.
1.50 groenvoorziening:
groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.
1.51 grondoppervlakte van bebouwing:
de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.
1.52 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.53 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.54 hoofdverkeerswegen:
rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.
1.55 horeca-inrichting:
een inrichting, in zijn algemeenheid gericht op de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Binnen deze definitie worden de volgende categorieën in horeca-inrichtingen onderscheiden:
categorie I:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van horeca-inrichtingen minder dan 30 punten zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk, althans voor een substantieel gedeelte, gericht zijn op het winkelend publiek en waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met overwegend alcoholvrije dranken. De openingstijden liggen maximaal tussen 07.00 uur en 19.00 uur en één avond per week tot maximaal 22.00 uur.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen ijssalons, broodjeszaken, croissanteries, lunchrooms, patisserieën en konditoreien;
categorie II:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van horeca-inrichtingen 30 punten of meer, doch minder dan 40 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met de verstrekking van alcoholvrije en/of alcoholhoudende dranken. De bezoekersfrequentie omvat met name ook de avonduren.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen restaurants, petit-restaurants, restauraties, crèperieën, pannenkoekenhuizen, poffertjeszaken, cafetaria's/snackbars, shoarmazaken, coffeeshops, koffiehuizen, theehuizen en poolcentra;
categorie III:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van horeca-inrichtingen 40 punten of meer, doch minder dan 50 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren. Daarnaast vallen binnen deze categorie ook bepaalde lichtere vormen van horeca die door een van de standaard afwijkende wijze van exploitatie een grotere invloed op de omgeving hebben.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen café's, eetcafé's, afhaalwinkels/maaltijdbezorging, ontmoetingscentra, alsmede broodjeszaken, cafetaria's/snackbars en ijssalons, met openingstijden tot in de nachtelijke uren;
categorie IV:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van horeca-inrichtingen 50 punten of meer zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen waarvan de bedrijfsvoering is gericht op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met het geven van gelegenheid tot het dansen op mechanische en/of levende muziek. Ook inrichtingen, waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen, in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende dranken en/of al dan niet ter plaatse bereide etenswaren behoren tot deze categorie.
Deze bedrijven hebben in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie in de avond- en nachtelijke uren. Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen ondermeer discotheken en bedrijven gericht op zalenexploitatie.
1.56 hotel en/of pension:
elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.
1.57 inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken:
inrichtingen zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder en zoals deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van het plan luidt.
1.58 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:
installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.
1.59 internetcafé/-gelegenheid:
een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).
1.60 kantoor:
een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.
1.61 kap of kapverdieping:
een ruimte in een gebouw, die door tenminste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.62 kiosk:
een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, van beperkte omvang welke voor consumptie- en/of detailhandelsdoeleinden mag worden gebruikt.
1.63 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.
1.64 laag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.65 luifel
afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.
1.66 maatschappelijke voorziening
een educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke of welzijnsvoorziening, een voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie of een voorziening ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van zo'n voorziening; onder een maatschappelijke voorziening wordt mede begrepen een dans-, muziek- of sportschool
1.67 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.68 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.69 ontheffingsbesluit:
het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden, behorende bij dit bestemmingsplan.
1.70 onderdoorgang
een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.71 parkeervoorziening:
voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.
1.72 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
- b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.73 plangrens:
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.
1.74 plankaart:
de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier.
1.75 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.76 prostitutie-inrichting:
een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.77 recreatie:
een inrichting, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het houden van bijeenkomsten van recreatieve, culturele aard en/of voor tentoonstellingen en/of filmvertoningen, toneel of daarmee verwante voorstellingen en/of voor het bieden van amusement en/of voor het dansen en/of voor het beoefenen van sport c.q. muziek, al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, alsmede inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn voor het gebruik door anderen dan de eigenaar of houder. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.
1.78 rijstrook:
een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.
1.79 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.80 seksclub:
een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.
1.81 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting en een seksclub.
1.82 sekswinkel:
een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.
1.83 sportvoorziening:
een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook naschoolse opvang en kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.
1.84 staat van bedrijfsactiviteiten:
de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan.
1.85 staat van horeca-inrichtingen:
de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan.
1.86 straat met doorgaande rijbaan:
doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.
1.87 terrein:
een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.
1.88 verblijfs-/woonstraten:
rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.
1.89 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde van de oorspronkelijke plattegrond van een gebouw
1.90 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.91 waterkering:
natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.
1.92 waterstaatkundige werken:
werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.
1.93 weg:
alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.94 welzijnsvoorzieningen:
voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder zijn begrepen kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang) en peuterspeelzalen; onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.
1.95 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis, met dien verstande dat kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige huisvesting woonruimte is toegestaan tot en met twee personen.
1.96 woonboot:
een boot/vaartuig, die/dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt of tot woning is bestemd.
1.97 zelfstandige huisvesting:
van zelfstandige huisvesting is sprake indien de woning of woonwagen beschikt over een eigen toegang en bewoond kan worden zonder dat de bewoner(s) afhankelijk zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning of woonwagen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:
de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.
2.2 bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
2.3 bouwdiepte:
vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
2.4 (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van gebouwen:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).
2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven;
- b. garagebedrijven;
- c. benzine- en/of servicestations;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen en laad- en losplaatsen, wegen, groen en overige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
- a. niet meer dan 50% van de brutovloeroppervlakte mag worden gebruikt voor kantoorruimte ten behoeve van de garagebedrijven en benzine- en/of servicestations als bedoeld in lid 3.1;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is uitsluitend een garagebedrijf toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' is uitsluitend een nutsbedrijf toegestaan;
als een bestemmingsvlak niet is aangeduid als bedoeld onder b, c, en e zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan in de categorieën A, B en C van de Staat van bedrijfsactiviteiten bijfunctiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, en inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag het aantal parkeerplaatsen dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan niet worden verminderd.
3.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.3 onder e voor een bedrijfsactiviteit die niet in de categorieën A, B en C van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan is opgenomen maar die naar haar aard en omvang van de milieuhinder vergelijkbaar is met een bedrijfsactiviteit in de categorieën A, B en C.
3.5 Specifieke procedureregels
Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld in lid 3.4 is de procedure als bedoeld in lid 30.1 van toepassing.
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dierenweide;
- b. volkstuinen;
- c. grasvelden, gazons en speel- en ligweide;
- d. bomen en planten, boomvakken en plantenvakken;
- e. speeltoestellen;
- f. voet- en fietspaden;
- g. parkeerplaatsen;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m, met uitzondering van speeltoestellen waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m en lichtmasten en kunstobjecten waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten naar hun aard en omvang bij de bestemming passen.
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen en laad- en losplaatsen, wegen, groen en overige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag het aantal parkeerplaatsen dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan niet worden verminderd.
Artikel 6 Gemengd-1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. bedrijven;
- c. dienstverlening;
- d. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen, tuinen en erven, paden, groen, water en overige voorzieningen
6.2 Bouwregels
6.3 Ontheffing van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2.1 onder d voor het bouwen van dakkapellen op een naar de weg of openbaar groen gekeerd dakvlak, mits de dakkapel:
- 1. niet onevenredig afbreuk doet aan het gemeentelijk beschermd stadsgezicht als bedoeld in lid 23.1, gelet op:
- het bestaande beeld van dakkapellen en dakvlakken op blokniveau;
- de maatverhoudingen;
- de positie op het dakvlak;
- 2. niet wordt gebouwd op een kapverdieping die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan nog niet was gerealiseerd.
- 1. niet onevenredig afbreuk doet aan het gemeentelijk beschermd stadsgezicht als bedoeld in lid 23.1, gelet op:
6.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. wonen is niet toegestaan op de beganegrondlaag en in het bestemmingsvlak aan de Neherkade tot 6 m boven peil;
bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de categorieën A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten bijfunctiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, en inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
- b. bedrijven en dienstverlening zijn uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan en in het bestemmingsvlak aan de Neherkade tot 6 m boven peil.
- c. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel in volumineuze goederen’ is op de beganegrondlaag detailhandel in volumineuze goederen toegestaa
- d. ter plaatse van de aanduiding ‘onderwijs’ zijn onderwijsvoorzieningen toegestaan.
6.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.4 onder b voor een bedrijfsactiviteit die niet in de categorieën A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan is opgenomen maar die naar haar aard en omvang van de milieuhinder vergelijkbaar is met een bedrijfsactiviteit in de categorieën A en B.
6.6 Specifieke procedureregels
Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld in de leden 6.3 en 6.5 is de procedure als bedoeld in lid 30.1 van toepassing.
Artikel 7 Gemengd-2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. welzijnsvoorzieningen;
- c. onderwijsvoorzieningen inclusief buitenschoolse opvang;
- d. een kinderboerderij;
- e. speeltoestellen;
- f. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, paden, groen, water en overige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
- a. een kinderboerderij is uitsluitend toegestaan op de beganegrondlaag en in het bestemmingsvlak aan de Stuwstraat;
- b. wonen is niet toegestaan op de beganegrondlaag met uitzondering van het woongebouw aan het Slachthuisplein;
- c. welzijnsvoorzieningen en onderwijsvoorzieningen inclusief buitenschoolse opvang zijn uitsluitend toegestaan op de beganegrondlaag en de eerste etage;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag het aantal parkeerplaatsen dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan niet worden verminderd.
Artikel 8 Gemengd-3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. detailhandel;
- c. detailhandel in volumineuze goederen;
- d. dienstverlening (geen overheid);
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen, tuinen en erven, paden, groen, water en overige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Ontheffing van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van lid 8.2.1 onder d voor het bouwen van dakkapellen op een naar de weg of openbaar groen gekeerd dakvlak, mits de dakkapel:
- 1. niet onevenredig afbreuk doet aan het gemeentelijk beschermd stadsgezicht als bedoeld in lid 23.1, gelet op:
- het bestaande beeld van dakkapellen en dakvlakken op blokniveau;
- de maatverhoudingen;
- de positie op het dakvlak;
- 2. niet wordt gebouwd op een kapverdieping die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan nog niet was gerealiseerd.
- 1. niet onevenredig afbreuk doet aan het gemeentelijk beschermd stadsgezicht als bedoeld in lid 23.1, gelet op:
- b. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van lid 8.2.1 onder f voor een bebouwingspercentage van een erf bij een hoofdgebouw tot 100%.
8.4 Specifiek gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
- a. wonen is niet toegestaan op de beganegrondlaag;
- b. detailhandel, detailhandel in volumineuze goederen, dienstverlening (geen overheid) zijn uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan;
8.5 Specifieke procedureregels
Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld in lid 8.3 is de procedure als bedoeld in lid 30.1 van toepassing.
Artikel 9 Gemengd-4
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. ambachtelijke bedrijven;
- c. dienstverlening;
- d. welzijnsvoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen, tuinen en erven, paden, groen, water en overige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Ontheffing van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van lid 9.2.1 onder d voor het bouwen van dakkapellen op een naar de weg of openbaar groen gekeerd dakvlak, mits de dakkapel:
- 1. niet onevenredig afbreuk doet aan het gemeentelijk beschermd stadsgezicht als bedoeld in lid 23.1, gelet op:
- het bestaande beeld van dakkapellen en dakvlakken op blokniveau;
- de maatverhoudingen;
- de positie op het dakvlak;
- 2. niet wordt gebouwd op een kapverdieping die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan nog niet was gerealiseerd;
- 1. niet onevenredig afbreuk doet aan het gemeentelijk beschermd stadsgezicht als bedoeld in lid 23.1, gelet op:
- b. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van het lid 9.2.1 onder e voor een bebouwingspercentage van een erf bij een hoofdgebouw tot 100%.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
- a. ambachtelijke bedrijven en dienstverlening zijn uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan;
- b. de brutovloeroppervlakte van een vestiging van een ambachtelijk bedrijf of dienstverlening mag niet meer bedragen dan 150 m²;
ambachtelijke bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten bijfunctiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, en inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
9.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 9.4 onder c voor een bedrijfsactiviteit die niet in categorieën A van de Staat vanbedrijfsactiviteiten bij functiemenging is opgenomen maar die naar haar aard en omvang van de milieuhinder vergelijkbaar is met een bedrijfsactiviteit in categorie A.
9.6 Specifieke procedureregels
Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld in de leden 9.3 en 9.5 is de procedure als bedoeld in lid 30.1 van toepassing.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. park;
- b. plantsoen;
- c. grasvelden, gazons en speel- en ligweide;
- d. bomen en planten, boomvakken en plantenvakken;
- e. speeltoestellen;
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. oevers, duikers en bruggen
- h. (ontsluitings)wegen;
- i. voet- en fietspaden;
- j. parkeerplaatsen;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m, met uitzondering van speeltoestellen waarvan de hoogte niet mag bedragen dan 3 m en lichtmasten en kunstobjecten waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten naar hun aard en omvang bij de bestemming passen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
- a. de groenzones langs de Laak en de Broeksloot zijn primair bestemd voor waterberging;
- b. de bestaande doorgaande fietsroute langs de Laak moet worden gehandhaafd.
Artikel 11 Kantoor
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen, laad- en losplaatsen, tuinen en erven, wegen en paden, groen en overige voorzieningen
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag het aantal parkeerplaatsen dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan niet worden verminderd.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. speeltoestellen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen, laad- en losplaatsen, tuinen en erven, wegen en paden, groen en overige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is een woning toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is op de beganegrondlaag horeca toegestaan tot en met categorie II van de Staat van horeca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is op de beganegrondlaag detailhandel toegestaan.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportterreinen;
- b. sportvoorzieningen;
- c. speeltoestellen;
- d. parkeerplaatsen;
- e. waterberging;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen, tuinen en erven, wegen en paden, groen, water en overige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van het lid 13.2.1 onder a voor het realiseren van gebouwen buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, met dien verstande dat:
- a. de uitbreiding aansluitend op de bestaande bebouwing moet worden gerealiseerd;
- b. de grondoppervlakte van de uitbreiding tot 100% van de oppervlakte van de bestaande, aansluitende bouwvlakken mag bedragen;
- c. de hoogte van de uitbreiding niet meer mag bedragen dan de hoogst toegestane hoogte van de bestaande, aansluitende bouwvlakken;
- d. dat de bevoegdheid niet van toepassing is op de sporthal aan de Paets van Troostwijkstraat.
13.4 Specifieke procedureregels
Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld in lid 13.3 is de procedure als bedoeld in lid 30.1 van toepassing.
Artikel 14 Tuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. paden;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. de oppervlakte van overkappingen en luifels mag niet meer bedragen dan 1 m²;
- b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet bedragen dan 1 m.
Artikel 15 Verkeer - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. hoofdverkeerswegen;
- b. openbaarvervoerstroken en -banen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. duikers;
- e. bruggen;
- f. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Verkeer - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. straten met doorgaande rijbanen;
- b. openbaarvervoerstroken en -banen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. duikers;
- e. bruggen;
- f. speeltoestellen;
- g. woonboten;
- h. kiosken;
- i. horeca;
- j. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
- a. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van woonboten als bedoeld onder b, kiosken als bedoeld onder c en horeca als bedoeld onder d.
- b. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van woonboten gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van woonboten zijn uitsluitend toegestaan direct aangrenzend aan de aanduiding 'woonschepenligplaats' op de plankaart binnen de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 18;
- 2. slechts het kadedeel dat maximaal de lengte heeft van de bijbehorende woonboot en niet meer dan 3 m ligt vanaf de bestemmingsgrens met de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 18, mag worden bebouwd;
- 3. er mag ten behoeve van een aanliggende woonboot niet meer dan één berging worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m²;
- de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 m;
- 4. op de grens van het kadedeel als bedoeld onder 2 mag een erfafscheiding worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
- 5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten naar hun aard en omvang bij de bestemming passen.
- c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van kiosken gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- 2. een bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- 3. de hoogte van een kiosk mag niet meer bedragen dan 3 m.
- d. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van horeca gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- 2. een bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- 3. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
- e. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan ten behoeve van kiosken en horeca.
- f. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
- 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten naar hun aard en omvang bij de bestemming passen.
16.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van lid 16.2 onder c voor het toestaan van een kiosk, met dien verstande dat de bouwregels in lid 16.2onder c overeenkomstig van toepassing zijn.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' in een bouwvlak op de plankaart is horeca toegestaan tot en met categorie III van de Staat van horeca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - kiosk' in een bouwvlak op de plankaart is een kiosk toegestaan;
- h. de bestaande doorgaande fietsroute langs de Laak moet worden gehandhaafd.
16.5 Specifieke procedureregels
Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld in lid 16.3 is de procedure als bedoeld in lid 30.1 van toepassing.
Artikel 17 Verkeer - 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. voet- en fietspaden;
- c. grasvelden, gazons;
- d. plantvakken, bomen en beplanting;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. speeltoestellen;
- g. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten naar hun aard en omvang bij de bestemming passen.
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' op de plankaart moet de bestaande overkapping in stand worden gehouden.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van het Slachthuisplein zijn evenementen zoals markten toegestaan;
- b. in een bestemmingsvlak met de aanduiding 'parkeerterrein' mag het aantal parkeerplaatsen dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan niet worden verminderd;
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterwegen;
- b. waterlopen en waterpartijen met hun betekenis voor waterberging en waterhuishouding;
- c. vaarverkeer;
- d. bruggen;
- e. woonboten;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen en overige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten naar hun aard en omvang bij de bestemming passen.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
- a. uitsluitend ter plaatse de aanduiding 'woonschepenligplaats' op de plankaart is het gebruik als ligplaats voor woonboten toegestaan;
- b. bruggen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van langzaam verkeer.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, paden, groen, water en overige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in verband met de bezonning en om reden van de stedenbouwkundige inpasbaarheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de opbouw van het volume van de extra bouwlaag als bedoeld in 19.2.1 onder d. Ten aanzien van deze aspecten is de hiernavolgende uitwerking van toepassing:
- a. ten aanzien van bezonning:
- 1. De situering van de extra bouwlaag dient zodanig te zijn, dat de (het) perce(e)l(en) aan de overzijde van de straat gelegen, blijkens een daartoe door de aanvrager ingesteld onderzoek, geen onevenredige schaduwhinder ondervind(t)(en). Er is sprake van een onevenredige schaduwhinder, indien als gevolg van de plaatsing van de extra bouwlaag tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 19 februari-21 oktober bij een zonhoogte van meer dan 10° niet zijn gewaarborgd.
- 2. Aan de achterzijde van het gebouw, waarop de extra bouwlaag zal worden geplaatst, dient de situering van de extra bouwlaag zodanig te zijn, dat de aangrenzende percelen en/of aan de achterzijde gelegen percelen en de daarbij behorende tuinen als gevolg van de extra bouwlaag geen onevenredige schaduwhinder ondervinden. Het hiervoor onder a inzake de bezonning beschreven criterium alsmede de bij de aanvrager neergelegde onderzoeksverplichting zijn daarbij onverkort van toepassing.
- b. ten aanzien van de stedenbouwkundige inpasbaarheid:
- 1. De in dit kader te stellen eisen zien toe op de waarborging van het behoud van het aanwezige stedenbouwkundig ensemble. Hiervan zal sprake zijn indien aanwezige straatwanden (vrijwel) identiek zijn en daardoor een collectieve stedenbouwkundige samenhang vertonen. De nadere eisen kunnen gesteld worden ten opzichte van de situering en/of opbouw van het bouwvolume. Eveneens zullen daartoe strekkende nadere eisen gesteld kunnen worden ter waarborging van de identieke situering en opbouw van het bouwvolume binnen het desbetreffende woonblok waarop de extra bouwlaag geplaatst zal worden.
19.4 Ontheffing van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van lid 19.2.1 onder e voor het bouwen van dakkapellen op een naar de weg of openbaar groen gekeerd dakvlak, mits de dakkapel:
- 1. niet onevenredig afbreuk doet aan het gemeentelijk beschermd stadsgezicht als bedoeld in lid 23.1, gelet op:
- het bestaande beeld van dakkapellen en dakvlakken op blokniveau;
- de maatverhoudingen;
- de positie op het dakvlak;
- 2. niet wordt gebouwd op een kapverdieping die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan nog niet was gerealiseerd.
- 1. niet onevenredig afbreuk doet aan het gemeentelijk beschermd stadsgezicht als bedoeld in lid 23.1, gelet op:
- b. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van lid 19.2.1 onder i voor een horizontale diepte van een aanbouw, gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw, tot 3,5 m.
19.5 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag het aantal parkeerplaatsen dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan niet worden verminderd.
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn tot een hoogte van 9 m kantoren toegestaan.
19.6 Specifieke procedureregels
Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld in lid 19.4 is de procedure als bedoeld in lid 30.1 van toepassing.
Artikel 20 Leiding - Hoogspanning
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een strook van 3 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de ondergrondse hoogspanningsleiding zijn bouwwerken toegestaan;
- b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn voor zover deze met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' samenvallen geen bouwwerken toegestaan.
20.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 20.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, onverminderd het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 20.1, voor zover het doelmatig en veilig functioneren van de leiding dit gedoogt en nadat hieromtrent schriftelijk advies is ingewonnen van de leidingbeheerder.
20.4 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding-Hoogspanning' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
- 2. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het verrichten van graafwerkzaamheden;
- 4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 5. het indrijven van voorwerpen in de grond.
- b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
- 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
- c. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
20.5 Specifieke procedureregels
Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld in lid 20.3 is de procedure als bedoeld in lid 30.1 van toepassing.
Artikel 21 Leiding-riool
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwaterpersleiding.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een strook van 5 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de rioolwaterpersleiding zijn bouwwerken toegestaan;
- b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn voor zover deze met de bestemming 'Leiding-Riool' samenvallen geen bouwwerken toegestaan.
21.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 21.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, onverminderd het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 21.1, voor zover het doelmatig en veilig functioneren van de leiding dit gedoogt en nadat hieromtrent schriftelijk advies is ingewonnen van de leidingbeheerder.
21.4 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding-Water' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
- 2. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het verrichten van graafwerkzaamheden;
- 4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 5. het indrijven van voorwerpen in de grond.
- b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
- 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
- c. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
21.5 Specifieke procedureregels
Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld in lid 21.3 is de procedure als bedoeld in lid 30.1 van toepassing.
Artikel 22 Waarde - Archeologie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
22.2 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het wijzigen van het huidige maaiveldniveau door middel van verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
- 2. het uitvoeren van grondwerken, dieper dan 0,5 m ten behoeve van het bouwen en voor het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 3. het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
- b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing voor zover de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
- 1. hetzij noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer of onderhoud van gronden;
- 2. hetzij ten dienste staan van de instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen dan wel geacht moeten worden te bestaan of in uitvoering te zijn genomen.
- c. Alvorens burgemeester en wethouder besluiten over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld onder a:
- 1. doen zij een inventariserend archeologisch vooronderzoek;
- 2. winnen zij, als het onderzoek onder a archeologische waarden aantoont, advies in van de provincie Zuid-Holland en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten over de wijze waarop met deze waarden moet worden omgegaan;
- 3. doen zij, als het onderzoek onder a archeologische waarden aantoont en de voorgenomen werken en/of werkzaamheden daaraan schade kunnen berokkenen, een archeologisch opgravingsonderzoek.
- d. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover de belangen die samenhangen met de aanwijzing van de gronden voor het behoud van archeologische waarden dit gedogen of als deze belangen door het stellen van voorwaarden bij het verlenen van een aanlegvergunning kunnen worden veiliggesteld.
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier, zoals beschreven in de toelichting op het aanwijzingsbesluit opgenomen in de bijlagen bij de regels van dit plan als Gemeentelijk beschermdstadsgezicht Laakkwartier .
23.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gelden de volgende regels:
- a. het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 23.1, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren;
- b. het gestelde onder a geldt niet voor bouwplannen die (mede) ten doel hebben het herstel van de oorspronkelijke waarden van de betreffende bouwwerken;
- c. het gestelde onder a heeft, bij strijdigheid daarmee, voorrang op de algemene bouwregels als bedoeld in artikel 26 en de bouwregels van de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 23.1;
- d. het gestelde onder a geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken en nadat hierover advies is ingewonnen van de commissie als bedoeld in artikel 1 lid 9 van de Monumentenverordening Den Haag.
23.3 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de buitenkant van gevels en muren die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn te pleisteren, te verven of op soortgelijke wijze te behandelen.
- b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. indien en voor zover de werken en werkzaamheden als genoemd onder a noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 2. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
- 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die van zeer ondergeschikte betekenis zijn.
- c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarde(n) als bedoeld in lid 23.1 of als deze door het stellen van voorwaarden bij het verlenen van een aanlegvergunning kunnen worden veiliggesteld;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het terrein van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 23.1;
- 3. geen neveneffecten teweegbrengen die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering
24.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de waterkering zijn bouwwerken toegestaan;
- b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn voor zover deze met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' samenvallen geen bouwwerken toegestaan.
24.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 24.2 onder b, met inmits:
- a. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
- b. hieromtrent een keurvergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
- c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
24.4 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op of in de op de voor 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
- 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
- 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
- 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
- 8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
- b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
- 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
- c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. een afbreuk doen aan behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen;
- 2. hieromtrent een keurvergunning is verleend, dan wel vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
- 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
24.5 Specifieke procedureregels
Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld in lid 24.3 is de procedure als bedoeld in lid 30.1 van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
- a. De realisering van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen, waarbij onder meer maatregelen in de vorm van geluidreducerend asfalt dan wel dove gevels moeten worden uitgevoerd.
- b. Het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de op de plankaart aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald.
- c. Het verbod als bedoeld in onder b geldt niet voor stoepen, stoeptreden, funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer dan 0,2 m bedraagt.
- d. Het verbod als bedoeld in onder b geldt niet voor gevel- of kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,2 m bedraagt en zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt.
- e. Het is toegestaan om installaties voor mobiele telecommunicatie te plaatsen op gebouwen, die niet als gemeentelijk, provinciaal of rijksmonument zijn aangewezen en/of niet zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht.
- f. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn, voor zover er geen sprake is van een kantoor- of bedrijfsbestemming, verboden op alle niet onder e genoemde gebouwen.
- g. Indien in de regels een bebouwingspercentage of een bouwvlak is aangegeven, mag er daarbinnen in één bouwlaag beneden peil worden gebouwd.
- h. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van een hoofdgebouw of het denkbeeldig verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m.
- i. Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- 2. de brutovloeroppervlakte niet meer dan 15 m² mag bedragen.
- j. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
- 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
- 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen.
- k. Voorts zijn, ten behoeve van de bestemmingen in dit plan, toegestaan:
- 1. bouwwerken ten behoeve van de inzameling van afval;
- 2. straatmeubilair.
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
- a. Behoudens het bepaalde in lid 31.2 is het verboden de in dit plan begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan.
- b. Het bepaalde onder a ten aanzien van het gebruik van gronden heeft geen betrekking op bouwen.
- c. Het verbod als bedoeld onder a omvat in ieder geval de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden en voorts geldt bedoeld verbod voor het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een prostitutie-inrichting of een seksclub, een kamerverhuurbedrijf en een garagebedrijf, tenzij in de regels van dit plan anders is bepaald.
- d. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op bestaand afwijkend gebruik dat op de plankaart binnen de bestemmingen Gemengd-3, Gemengd-4 en Wonen is aangeduid als:
- 1. ambachtelijk bedrijf;
- 2. dienstverlening;
- 3. detailhandel;
- 4. horeca;
- 5. kantoor;
- 6. maatschappelijke voorziening.
Het verbod als bedoeld onder a in samenhang met c is niet van toepassing op bestaand afwijkend gebruik dat in de Lijst van LMV-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan, is vermeld als:
- 1. kamerverhuurbedrijf;
- 2. seksinrichting;
- 3. garagebedrijf.
Het verbod als bedoeld onder a in samenhang met lid 1.33 is niet van toepassing op bestaand afwijkend gebruik dat in de Lijst van detailhandel in vuurwerk in de bijlagen bij de regels van dit plan is vermeld als detailhandel in vuurwerk met de daarbij behorende opslag conform de lijst;
- e. Voor het afwijkend gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld onder d, e en f, gelden de volgende regels:
- 1. de omvang van het afwijkend gebruik mag niet worden vergroot ten opzichte van de omvang die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
- 2. met uitzondering van afwijkend gebruik voor een kamerverhuurbedrijf of een seksinrichting is het afwijkend gebruik uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan;
- 3. het afwijkend gebruik mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming;
- 4. het afwijkend gebruik voor detailhandel, horeca, kantoor of maatschappelijke voorziening en detailhandel in vuurwerk binnen de bestemming Wonen mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming of in een gebruik voor ambachtelijk bedrijf of dienstverlening;
- 5. het afwijkend gebruik mag niet worden hervat indien het na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde onder 3 of 4;
- 6. onverminderd het bepaalde onder 1 mag de brutovloeroppervlakte van een vestiging van een ambachtelijk bedrijf, dienstverlening, detailhandel of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 150 m²;
- 7. onverminderd het bepaalde onder 1 mag de brutovloeroppervlakte van een horeca-inrichting niet meer bedragen dan 120 m²;
onverminderd het bepaalde onder 1 mag in een vestiging van detailhandel in vuurwerk tegelijkertijd niet meer dan 1.000 kg vuurwerk aanwezig zijn, tenzij in de Lijst van detailhandel in vuurwerk in de bijlagen bij de regels van dit plan anders is bepaald;
horeca als bedoeld onder d is toegestaan tot en met categorie II van de Staat vanhoreca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan;
ambachtelijke bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in categorie A van de Staat vanbedrijfsactiviteiten bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, en inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
- f. In of bij een woning is kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige huisvesting woonruimte tot en met twee personen en de uitoefening van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan onder de volgende voorwaarden
- 1. de activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn;
- 2. de activiteiten mogen naar hun aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- 3. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- 4. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;
- 5. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 30% van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.
Voor de toepassing van deze regels ten aanzien van horeca-inrichtingen wordt uitgegaan van de definitie van horeca-inrichting als bedoeld in lid 1.55 en de daarin aangegeven categorie-indeling, gebaseerd op de Staat van horeca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan.
Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven in de Staat van horeca-inrichtingen, wordt voor de puntentoedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de bedrijfssoort met de hoogste puntentoedeling.
Artikel 28 Algemene Ontheffingsregels
28.1 Ontheffing van algemene bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 26 ten behoeve van:
- a. afwijkingen van maten, afmetingen en/of percentages minder dan 10%;
- b. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voor zover betrekking hebbende op erkers, balkons, galerijen, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken;
- c. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen door gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen ingeval de overschrijding meer bedraagt dan op grond van de algemene bouwregels is toegestaan;
- d. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
- e. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, die van belang zijn voor een meer verantwoorde ruimtelijke of technische plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein tot een maximum van 3 m;
- f. glas-, papier- en kledingcontainers, al dan niet beneden peil gelegen;
- g. kunst- en reclameobjecten;
- h. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk, provinciaal of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast.
28.2 Ontheffing van algemene gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van artikel 27 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van artikel 27 onder g voor een bedrijfsactiviteit die niet in categorieën A van de Staat vanbedrijfsactiviteiten bij functiemenging is opgenomen maar die naar haar aard en omvang van de milieuhinder vergelijkbaar is met een bedrijfsactiviteit in de categorie A.
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 27 onder i en j ten behoeve van een horeca-inrichting waarbij uit nadere toetsing aan de in de Staat van horeca-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan opgenomen criteria blijkt dat de betreffende inrichting qua puntentoebedeling afwijkt van de in die staat aangenomen score en de daarbij behorende categorie-indeling met dien verstande dat:
- 1. voordat ontheffing wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca;
- 2. de desbetreffende horeca-inrichting door het verlenen van de ontheffing geacht wordt te behoren tot de met de puntentoebedeling corresponderende categorie.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 binnen de bestemmingen Gemengd-3, Gemengd-4 en Wonen ontheffing verlenen verlenen van het verbod als bedoeld in artikel 27 onder c ten behoeve van de vestiging en exploitatie van een seksinrichting, met dien verstande dat:
- 1. bij nieuwvestiging het betreft een verplaatsing van een bestaande seksinrichting naar een qua omgeving ten opzichte van de bestaande locatie beter geschikte locatie;
- 2. bij uitbreiding van een bestaande seksinrichting dit noodzakelijk is vanwege aanpassing van de bedrijfsvoering door wettelijke eisen, dan wel het betreft concentratie van activiteiten van meerdere locaties in de gemeente Den Haag op één locatie. Bij concentratie mag de brutovloeroppervlakte worden uitgebreid met het aantal vierkante meters dat elders is of zal worden opgeheven;
na ontheffing het adres waarop de seksinrichting wordt gevestigd en geëxploiteerd dezelfde status toekomt als de adressen in de Lijst van LMV-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan en als bedoeld in artikel 27 onder e.
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3 binnen de bestemming Gemengd-1 ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in artikel 27 onder c ten behoeve van de vestiging en exploitatie van garagebedrijf, met dien verstande dat na ontheffing het adres waarop het garagebedrijf wordt gevestigd en geëxploiteerd dezelfde status toekomt als de adressen in de Lijst van LMV-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan en als bedoeld in artikel 27 onder e.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3, binnen de bestemming Gemengd-3 en, voor zover aangeduid als detailhandel als bedoeld in artikel 27 onder d en volgens daarvoor geldende gebruiksregels, binnen de bestemming Gemengd-4 en Wonen, onteffing verlenen van het verbod als bedoeld in artikel 27 onder f voor detailhandel in vuurwerk met de daarbij behorende opslag, met dien verstande dat:
- 1. de opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 kg;
- 2. het totaal aantal vestigingen in Den Haag met een toegestane opslag van 1.000 kg niet meer mag bedragen dan 68 en het totaal aantal vestigingen in het plangebied niet meer mag bedragen dan 6, met inbegrip van de vestiging met een toegestane afwijking van de maximale toegestane opslag in kg;
- 3. voordat ontheffing wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de regionale brandweer;
- 4. na ontheffing het adres waarop detailhandel in vuurwerk met de daarbij behorende opslag wordt gevestigd dezelfde status toekomt als de adressen in de Lijst van detailhandel in vuurwerk in de bijlagen bij de regels van dit plan en als bedoeld in artikel 27 onder f.
28.3 Voorwaarde
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend ontheffing indien:
- a. er geen afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarde(n) als bedoeld in lid 23.1;
- b. de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende opstallen niet onevenredig worden geschaad;
- c. een bouwplan in stedenbouwkundig opzicht past in de omgeving, mede gelet op de situering, kapvorm en hoogtedifferentiatie;
- d. op andere gronden dan die waarop de aanvraag betrekking heeft niet een situatie ontstaat die in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.
28.4 Specifieke procedureregels
Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld in dit artikel is de procedure als bedoeld in lid 30.1van toepassing.
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het aanpassen van de grens tussen twee bestemmingen, met dien verstande dat de afwijking ten opzichte van de op de plankaart aangegeven begrenzing niet meer mag bedragen dan 5 m.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het aanpassen van de grens tussen de bestemmingen Verkeer - 1, Verkeer - 2 en een andere bestemming ten behoeve van het uitvoeren van verkeerskundige werken, met dien verstande dat de afwijking ten opzichte van de op de plankaart aangegeven begrenzing niet meer mag bedragen dan 10 m.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het aanpassen van de grens tussen de bestemmingen Groen, Verkeer - 1, Verkeer - 2 en Water ten behoeve van het realiseren van ecologische zones, met dien verstande dat de afwijking ten opzichte van de op de plankaart aangegeven begrenzing niet meer mag bedragen dan 15 m.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het realiseren van een welzijnsvoorziening, met dien verstande dat:
- 1. de welzijnsvoorziening hoofdzakelijk moet zijn gericht op de buurt of wijk waarin ze wordt gerealiseerd;
- 2. de behoefte aan een welzijnsvoorziening moet zijn aangetoond;
- 3. het gebruik van aangrenzende percelen niet onevenredig mag worden geschaad;
- 4. de welzijnsvoorziening geen onevenredige toename van de verkeers- en parkeerdruk in de omgeving mag veroorzaken;
- 5. binnen de welzijnsvoorziening ten dienste van de voorziening ondergeschikte detailhandel en horeca is toegestaan.
- e. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het op de plankaart aanbrengen of van de plankaart verwijderen van een aanduiding als bedoeld in artikel 27 onder d met dien verstande dat
- 1. een aanduiding als bedoeld in artikel 27 onder d van de plankaart mag worden verwijderd, indien het desbetreffende afwijkend gebruik na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 27 onder g onder 3 of 4;
- 2. een aanduiding als bedoeld in artikel 27 onder d op de plankaart mag worden aangebracht of van de plankaart mag worden verwijderd, om de plankaart aan te passen aan de feitelijke situatie, voor zover deze daarvan afwijkt op het moment van inwerktreding van het plan en niet strijdig is met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de Lijst van LMV-inrichtingen in de bijlagen bij de regels van dit plan te wijzigen met inachtneming van de verleende ontheffingen als bedoeld in lid 28.2 onder c en d en met dien verstande dat:
- 1. een adres mag worden verwijderd, indien de betreffende functie na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken;
- 2. een adres mag worden opgenomen of verwijderd, om de lijst aan te passen aan de feitelijke situatie, voor zover deze daarvan afwijkt op het moment van inwerktreding van het plan en niet strijdig is met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de Lijst van detailhandel in vuurwerk in de bijlagen bij de regels van dit plan te wijzigen, met dien verstande dat:
- 1. een adres mag worden verwijderd, indien de betreffende functie na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken;
- 2. een adres mag worden opgenomen of verwijderd, om de lijst aan te passen aan de feitelijke situatie, voor zover deze daarvan afwijkt op het moment van inwerktreding van het plan en niet strijdig is met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- 3. een adres mag worden opgenomen, met inachtneming van de volgende regels:
- in het plangebied mag het totaal aantal vestigingen van detailhandel in vuurwerk niet meer bedragen dan 6;
- in een vestiging van detailhandel in vuurwerk mag tegelijkertijd niet meer dan 1.000 kg vuurwerk aanwezig zijn;
- de vestiging van detailhandel in vuurwerk is alleen op de beganegrondlaag toegestaan;
- de vestiging van detailhandel in vuurwerk is alleen toegestaan binnen de bestemming Gemengd-3.
- f. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van de 'wro-zone wijzigingsgebied' tussen de Rijswijkseweg, Neherkade en Laakweg voor de bouw van woningen, bedrijven, verblijfs- en woonstraten, parkeervoorzieningen, één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, paden, groen, water en overige voorzieningen en met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende opstallen niet onevenredig worden geschaad
- 2. situering van de bebouwing moet in stedenbouwkundig opzicht passen in de omgeving;
- 3. de rooilijn aan de Neherkade moet liggen in het verlengde van de rooilijn van de bebouwing op de kop van Neherkade en de Rijswijkseweg;
- 4. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m;
- 5. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 300;
- 6. het aantal m² bvo bedrijfsruimte mag niet meer bedragen dan 2.800;
- 7. de parkeervoorzieningen moeten binnen het wijzigingsgebied worden gerealiseerd conform de volgende normen:
- per studentenwoning 0,25 parkeerplaats
- per eenkamerwoning 0,5 parkeerplaats;
- per tweekamerwoning 0,7 parkeerplaats;
- per woning met drie of meer kamers 1,0 parkeerplaats;
- per vrijesectorwoning 1,0 tot 2,0 parkeerplaatsen;
- 8. in afwijking van het bepaalde onder 7 zijn ten behoeve van de bedrijfsruimte parkeerplaatsen buiten het bouwvlak aan de zijde van de Neherkade toegestaan;
- 9. in het wijzigingsgebied moeten de Laakweg en de Neherkade door middel van een verblijfs- en woonstraat verbonden blijven.
- g. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van de 'wro-zone wijzigingsgebied' aan de Capadosestraat en de Aarnout Drostlaan ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, speeltoestellen, woningen, het herstel van de oorspronkelijke zichtlijn tussen de Janssoniusstraat en de Laakkade en de herinrichting van het gebied, één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verblijfsgebied, tuinen en erven, voet- en fietspaden, groen, water en parkeervoorzieningen en met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende opstallen niet onevenredig worden geschaad;
- 2. de situering van de bebouwing moet in stedenbouwkundig opzicht passen in de omgeving;
- 3. de bebouwing mag geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarde(n) als bedoeld in lid 23.1;
- 4. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 20;
- 5. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m, met uitzondering van speeltoestellen waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m en lichtmasten, luifels, overkappingen en kunstobjecten waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
de parkeervoorzieningen moeten binnen het wijzigingsgebied worden gerealiseerd conform de Parkeernormen in de bijlagen bij de regels van dit plan, met dien verstande dat voor de woningen en de maatschappelijke voorzieningen de parkeernomen onder 'overig gebied' gelden.
- h. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van de 'wro-zone wijzigingsgebied' aan de Ketelstraat en de Stuwstraat voor de bouw van woningen en welzijnsvoorzieningen, één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verblijfsgebied, tuinen en erven, voet- en fietspaden, groen, water en parkeervoorzieningen en met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende opstallen niet onevenredig worden geschaad;
- 2. de situering van de bebouwing moet in stedenbouwkundig opzicht passen in de omgeving;
- 3. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 27;
- 4. het brutovloeroppervlakte voor welzijnsvoorzieningen mag niet meer bedrage dan 1.100 m²;
- 5. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan 4;
de parkeervoorzieningen moeten binnen het wijzigingsgebied worden gerealiseerd conform de Parkeernormen in de bijlagen bij de regels van dit plan, met dien verstande dat voor de woningen de parkeernomen onder 'stadsvernieuwingsgebied' en voor de welzijnsvoorzieningen de parkeernormen onder 'overig gebied' gelden.
- 1. in afwijking van het bepaalde onder 6 mogen de parkeervoorzieningen voor welzijnsvoorzieningen buiten het wijzigingsgebied en op openbaar terrein worden gerealiseerd.
- i. Op de voorbereiding van een wijziging als bedoeld in dit artikel is de procedure als bedoeld in lid 30.2 van toepassing.
Artikel 30 Algemene Procedureregels
30.1 Algemene procedureregels voor ontheffingen
- a. Het ontwerp voor een ontheffing als bedoeld in dit plan ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een nieuwsblad dat in de gemeente wordt uitgegeven en voorts op de gebruikelijke wijze.
- c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp.
- d. Indien zienswijzen kenbaar zijn gemaakt, wordt de beslissing van burgemeester en wethouders met redenen omkleed en aan reclamanten schriftelijk medegedeeld.
30.2 Algemene procedureregels voor wijzingen en/of uitwerkingen
- a. Het ontwerp van het plan tot wijziging en/of uitwerking ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een nieuwsblad dat in de gemeente wordt uitgegeven en voorts op de gebruikelijke wijze.
- c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp.
- d. Indien zienswijzen kenbaar zijn gemaakt, wordt de beslissing van burgemeester en wethouders met redenen omkleed en aan reclamanten schriftelijk medegedeeld.
- e. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigings- en/of uitwerkingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
- e. Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
- f. Op de voorbereiding van een ontheffing als bedoeld onder e is de procedure als bedoeld in lid 30.1van toepassing.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Nieuw Bestemmingsplan
Er zijn verschillende aanleidingen te benoemen om een nieuw bestemmingsplan voor het bestaand stedelijk gebied van Laakwijk en het Schipperskwartier op te stellen. In het hierna volgende worden deze toegelicht.
- a. Binnen de gemeentegrenzen van Den Haag ligt een aantal 'witte vlekken': delen van het grondgebied waar geen bestemmingsplan maar alleen de gemeentelijke bouwverordening geldt. Met het oog op de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening besloot de gemeenteraad van Den Haag op 14 december 2006 dat voor alle 'witte vlekken' binnen de gemeentegrenzen een voorbereidingsbesluit moest worden genomen en dat binnen de werkingssfeer van dat besluit de beschermende werking ervan door die van een bestemmingsplan moet worden overgenomen. In dit voorbereidingsbesluit van 29 maart 2007 zijn voor wat betreft het plangebied de volgende 'witte vlekken' opgenomen:
- 1. het Schipperskwartier;
- 2. het gebied Neherkade-Laakkade;
- 3. het gebied globaal gelegen tussen de Laakkade, Rijswijkseweg, Jan van der Heijdenstraat, Drebbelstraat en de Lamarckstraat;
- 4. een gebied aan de Laakweg nabij de Rijswijkseweg.
- b. In de tweede plaats voldoet de gemeente Den Haag met het opstellen van het bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier aan eisen van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Artikel 3.1 van de nieuwe wet bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden […] binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2).
- a. Het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier maakt deel uit van het plangebied. Ingevolge artikel 14 van de Monumentenverordening van Den Haag moeten de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier voldoet de gemeente aan deze verplichting.
- b. Tenslotte faciliteert het bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier een aantal nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, hoewel het plan primair een conserverend bestemmingsplan is. Het gaat om nieuwbouw in de gebieden Zuigerstraat/Noordpolderkade (paragraaf 5.2), Neherkade/Slachthuislaan (paragraaf 5.3) en Cylinderstraat/Noordpolderkade (paragraaf 5.4) en drie wijzigingsgebieden: Capadosestraat/Aarnout Drostlaan (paragraaf 5.5), Neherkade/Gemaalstraat (paragraaf 5.6) en Ketelstraat/Stuwstraat (paragraaf 5.7).
1.2 Ligging Plangebied
1.2.1 Begrenzing plangebied
Het plangebied is gelegen in het zuidoosten van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het plangebied is als volgt:
- a. aan de noordzijde: de Laakhaven, de Rijswijkseweg en het spoorwegtracé tussen Delft en Den Haag;
- b. aan de oostzijde: de Trekvliet;
- c. aan de zuidzijde: de grens met gemeente Rijswijk (de Broeksloot);
- d. aan de westzijde: de Van Zeggelenlaan.
1.2.2 Deelgebieden
Vanwege de omvang van het plangebied worden binnen dit plan vier deelgebieden onderscheiden:
- a. Laakkwartier-Centraal: het deelgebied tussen de Laakkade, de Rijswijkseweg en de Van Zeggelenlaan;
- b. Laakkwartier-Noord: het deelgebied tussen de Laakweg, de Rijswijkseweg en de Trekvliet;
- c. Schipperskwartier: het deelgebied tussen de Neherkade, de Rijswijkseweg en de Trekvliet;
- d. Laakoever: het deelgebied tussen de Neherkade, de Rijswijkseweg en de Laakkade en het gebied tussen Neherkade, de Rijswijkseweg, Laakweg en de Trekvliet.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.3.1 Geldende bestemmingsplannen
Tot het van kracht worden van het bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier blijven de volgende uitbreidingsplannen en bestemmingsplannen van kracht:
- a. Uitbreidingsplan 's-Gravenhage 1911('plan Berlage') en wijzigingen;
- b. Bestemmingsplan Laakkwartier-Noord 1983 – dat bij besluit van 11 december 1990 is gelijkgesteld aan een Stadsvernieuwingsplan – en 1e partiële herziening 1997 (Draaistraat);
- c. Bestemmingsplan Rijswijkseweg – 1e Laakdwarsweg;
- d. Bestemmingsplan Koppen Rijswijkseweg 1998.
1.3.2 Leefmilieuverordening en parapluherzieningen
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een leefmilieuverordening en een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:
- a. Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. (LMV-Reca). De LMV-Reca is gebaseerd op de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing. Hoewel de LMV een sterk planologisch karakter heeft, legt ze in tegenstelling tot een bestemmingsplan geen functies vast maar geeft ze uitsluitend verbodsbepalingen voor bepaalde functies. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing ingetrokken. In het overgangsrecht is aangegeven dat de termijn waarvoor een leefmilieuverordening geldt, niet kan worden verlengd. Dit betekent dat de LMV-Reca tot 30 maart 2009 blijft gelden. Eerder bepaalde de Raad van State (ABRS 26 juli 2006, 200607407/1) dat een leefmilieuverordening 'komt te vervallen indien voor dat gebied een nieuw bestemmingsplan in werking treedt. Wanneer […] slechts een deel van het gebied waarvoor de leefmilieuverordening van kracht is een bestemmingsplan in werking treedt, vervalt de werking van de leefmilieuverordening in zoverre.'
- b. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
- c. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 zijn de ontstaangeschiedenis en de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van Laakwijk en het Schipperskwartier beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het vigerend beleidskader, hoofdstuk 4 op het milieubeleid en het milieuonderzoek dat voor de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is verricht. In hoofdstuk 5 worden de nieuwe ontwikkelingen beschreven. De juridische aspecten van het plan staan in hoofdstuk 6 centraal: de opzet van de regels. In hoofdstuk 7 worden de economische uitvoerbaarheid en het kostenverhaal verantwoord conform de eisen ex afdeling 6.4 Wro. Hoofdstuk 8 geeft tenslotte de vooroverleg- en inspraakreacties op het voorontwerpbestemmingsplan weer alsook de beantwoording ervan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Laakkwartier ligt in de voormalige Noordpolder. De noordoostelijke begrenzing van deze polder, de Haagse Trekvliet, was van oudsher een belangrijke zuidelijke waterverbinding richting Delft en Rotterdam. Dwars door de Noordpolder, min of meer parallel aan de Trekvliet liep de 'wech tusschen die Haghe ende Hornbregge bij Rijswic'. Deze reeds in de 17e eeuw bestrate landweg werd in 1907 verbreed en ging toen officieel Rijswijkseweg heten, een benaming die overigens al lang voor die tijd in gebruik was. Tot aan de aanleg van de Utrechtsebaan in de jaren '70 van de vorige eeuw was dit de belangrijkste zuidelijke invalsweg over land naar Den Haag.
De polder werd bemalen door twee molens: de Broekslootmolen en de Laakmolen. De Laakmolen uit 1699, op de plaats waar het riviertje de Laak in de Haagse Trekvliet uitmondt, is het oudste bouwwerk in het plangebied. Van groot belang voor de ontwikkeling van het Laakkwartier was ook de aanleg van de spoorverbinding Den Haag-Rotterdam tussen 1843 en 1847. De loop van het spoorwegtracé was bepalend voor de westelijke begrenzing van de wijk.
Aanvankelijk behoorde de Noordpolder geheel tot het grondgebied van Rijswijk. De grens tussen Den Haag en Rijswijk lag bij de Hoefkade. In 1844 vond een eerste grenswijziging plaats, waarbij het gebied tot aan de Laak bij Den Haag werd getrokken. In 1900 werd de grens voor een tweede maal verlegd, nu tot aan de Broeksloot.
Het Laakkwartier is opgezet als woonwijk voor arbeiders, lagere ambtenaren en kleine middenstanders. De aanleg en bebouwing is in de periode 1907-1940 tot stand gekomen en wel in drie hoofdfasen: de aanleg van Molenwijk (nu: Laakkwartier-Noord), Spoorwijk (dat buiten het plangebied valt) en Laakkwartier (het centrale deel).
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur en bebouwingsbeeld
Laakkwartier-Noord
Het Uitbreidingsplan uit 1903 van ingenieur I.A. Lindo bevatte de eerste stedenbouwkundige plannen voor het Laakkwartier in zijn geheel. Het plan geeft niet meer aan dan de hoofdontsluitingen in de diagonale patronen die voor Lindo kenmerkend zijn. In Laakkwartier-Noord toont de strook tussen de Pasteurstraat en de Noordpolderkade een meer gedetailleerde invulling. Particulieren hadden voor dit gebied onder de naam 'Bouwplan Laakkwartier' al een bouwplan ingediend. De aanleg ervan, aan weerszijden van de Wenckebachstraat, kwam in 1907 grotendeels tot stand en het gebied behoort nu dan ook tot het oudste deel van het Laakkwartier. De hoofdopzet bestaat uit een recht stratenpatroon, gebaseerd op de oude polderverkaveling, binnen de aanzetten van de diagonale hoofdontsluitingen van de Van Musschenbroekstraat en de Jan van der Heijdenstraat die in 1928 werden verlengd. Op de kruisingen van de Deimanstraat met de Ingenhouszstraat en de Eliasstraat zijn door afgeschuinde hoekoplossingen twee pleintjes gerealiseerd. Voor de verdere ontwikkeling van Laakkwartier-Noord was het Uitbreidingsplan uit 1908 van H.P. Berlage ('plan Berlage') een belangrijk uitgangspunt. De eerste fase ervan betrof de Molenwijk die door de stadsvernieuwing uit de jaren '80 van de vorige eeuw geheel is verdwenen. Een tweede belangrijke fase betrof Spoorwijk dat buiten dit bestemmingsplan valt.
Laakkwartier-Centraal
Het centrale deel van Laakwijk – Laakkwartier-Centraal – is als laatste onderdeel van de wijk gerealiseerd. Hier is voornamelijk voor de lagere middenstand gebouwd. Door veranderende stedenbouwkundige opvattingen die te maken hadden met de bouw van scholen en de beoefening van sport, werd het Uitbreidingsplan van Berlage als verouderd ervaren. In dit plan ontbraken de waardevolle groenstructuren, de sportvelden en de groenassen zoals die voor dit deel van de wijk in 1922 in het door de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting opgestelde nieuwe stratenplan wel zijn opgenomen en nog steeds aanwezig zijn. Dit plan is vanaf 1928 grotendeels conform de opzet uit 1922 uitgevoerd. De opzet van dit deelplan geeft ten opzichte van het plan van Berlage een veel strakker patroon met haaks op elkaar gesitueerde straten te zien. De hoofdstructuur wordt, evenals bij het plan Berlage, gevormd door de centrale as van de Goeverneurlaan, die uitmondt in de gevorkte vertakking van de Van Musschenbroekstraat en de Jan van der Heijdenstraat. Deze beide straten sluiten met een lichte knik aan op de uit 1907 daterende aanleg. Op de kruising van de Goeverneurlaan met de haaks hierop gelegen hoofdassen van De Genestetlaan en de Oudemansstraat zijn grote pleinen aangelegd (het Jonckbloetplein en het Lorentzplein). In het plan is rekening gehouden met de opzet van een drietal ruime sportterreinen en twee schoolcomplexen. Een van het lineaire patroon afwijkend beeld geeft de aanleg tussen de Van Musschenbroekstraat en de Laakkade te zien. Het gewenste stedenbouwkundige concept van uniformiteit van de bouwblokken is in Laakkwartier-Centraal maar ten dele gerealiseerd. In tegenstelling tot Spoorwijk waar de gemeente zelf bouwde en zodoende dit doel optimaal kon nastreven, werd hier door een groot aantal woningbouwcorporaties en particuliere bouwondernemers gebouwd, ieder met hun eigen architect. Toch is er sprake van een homogeen stadsbeeld. Een grote eenheid bezit de bebouwing langs de belangrijke assen van de Goeverneurlaan en de De Genestetlaan met stedenbouwkundige accenten aan het Jonckbloetplein en het Lorentzplein. De gemeente wist deze eenheid te bereiken door grond in erfpacht uit te geven onder het regime van een bouwverordening of met de verplichting volgens een door de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting of door bekwame particuliere architecten ontworpen voorgevelschema te bouwen. De gevels van de Goeverneurlaan en het Lorentzplein zijn door gemeentearchitect A. Pet ontworpen.
Sinds de totstandkoming van de bebouwing in dit deelgebied zijn de vernieuwingen beperkt gebleven tot een aantal in schaal, ritmiek en/of materiaalgebruik afwijkende incidenten, zoals de nieuwbouw aan de Ferrandweg. Laakkwartier-Centraal wordt nu gekenmerkt door aaneengesloten gevelwanden in de rooilijn, in baksteenarchitectuur. In veel straten zijn de woningen door een voortuin van de openbare weg gescheiden. De bouwblokken zijn veelal aan de korte zijde of aan het einde van de lange zijde geopend voor een betere licht- en luchttoetreding op de binnenerven. Er is een afwisseling in de opbouw: twee, drie of vier bouwlagen en zowel platte daken als daken met kappen en pannen komen voor. Langs de hoofdassen zijn vooral de hogere gebouwen (portiekwoningen, drie en vier bouwlagen) gesitueerd en langs de binnenstraten voornamelijk lagere gebouwen (beneden- en bovenwoningen, eengezinswoningen, twee lagen met kap), vaak in combinatie met voortuintjes en gemetselde tuinmuurtjes. Ook telt het deelgebied een aantal openbare gebouwen, scholen en kerken. Opvallend is dat bij het ontwerp van de latere bebouwing – vanaf circa 1920 – op bescheiden wijze aansluiting is gezocht bij de stijl van de Amsterdamse School en de Nieuwe Haagse School. De lange aanbouwen over meerdere bouwlagen die vaak tegen de achtergevels van de woningen uit de periode vóór 1920 zijn gebouwd, ontbreken bij huizen uit de periode daarna. Dit was een direct gevolg van een bouwverordening uit 1920 waarin onder meer werd bepaald dat uitbouwen niet meer dan drie meter buiten de achtergevel mochten uitsteken.
Schipperskwartier
Het Schipperskwartier ligt in de periferie van het centrum van Den Haag. Het wordt daarvan gescheiden door het NS-station Den Haag Hollands Spoor en de Stationsbuurt. Naar huidige maatstaven zou het bij uitstek een A-locatie zijn, geschikt voor de bouw van kantoren vanwege de ligging nabij een knooppunt van openbaar vervoer en het stadshart. Daarvoor werd in de geest van de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw niet gekozen. De economische vooruitzichten waren ongunstig, nieuwbouw van kantoren, winkels en particuliere woningbouw stokte. Het Schipperskwartier is, met uitsluitend woningwetbouw, gesaneerd. De bedrijvigheid in de buurt, waarmee het doorgaans slecht ging, verdween daarbij nagenoeg. Aan de Rijswijkseweg komt nu nog enige detailhandel en horeca voor. Verder zijn aan de Goudriaankade nog enkele bedrijven gehuisvest. De wijk is gebouwd in een zeer hoge dichtheid: bijna 100 woningen per hectare. Dit resulteert in een maximaal beslag op de openbare ruimte voor het parkeren van auto's. Slechts incidenteel is in de woonverkaveling ruimte gevonden voor spelen en groen. Hoewel de straten nagenoeg alle zijn voorzien van laanbeplanting, komt deze door de overheersing van de gebouwde omgeving onvoldoende tot zijn recht.
Laakoever
Het deelgebied Laakoever ligt globaal tussen de Laakhaven (Neherkade) en het riviertje de Laak. In dit gebied hebben de afgelopen decennia de nodige ontwikkelingen plaatsgevonden die inmiddels grotendeels zijn afgerond. Het deelgebied is te verdelen in vier segmenten.
- a. Tussen de Rijswijkseweg en de Trekvliet ligt een segment met wat oudere bedrijvigheid. In een voormalig bedrijfscomplex zijn een supermarkt en een bouwmarkt gevestigd. Aan de Rijswijkseweg is recent een complex met (winkel)voorzieningen en woningen gerealiseerd.
- b. Het tweede segment betreft woningbouw uit de jaren '80 en '90. Het betreft hier uitsluitend hoogbouw in een hoge dichtheid. Op enkele plaatsen komt op de begane grond bedrijvigheid voor, zoals een handel in sanitair en een bandencentrum. Op de kop van de Rijswijkseweg is een benzinestation gevestigd.
- c. Het derde segment staat bekend als het Slachthuisterrein. Recent is op dit voormalig slachthuisterrein een woongebied gerealiseerd, bestaande uit zowel hoog- als laagbouw. Binnen dit gebied komen ook enkele niet-woonfuncties voor, zoals het stadsdeelkantoor, een school, een postkantoor en een restaurant. Het parkeren vindt grotendeels ondergronds plaats, waardoor de meeste openbare ruimte autovrij is. Aan de Neherkade staat de imposante 'Lamel' van architect A. Rossi. Dit langwerpige woongebouw dat tot 17 bouwlagen hoog is, vormt een harde scheidingswand tussen enerzijds de Laakhaven en anderzijds het Slachthuisterrein en daarachter het Laakkwartier-Centraal. Op de begane grond van de Lamel zijn bedrijven gehuisvest waaronder autoservicebedrijven. Aan de Slachthuislaan zelf is een autodealer gevestigd.
- d. De bebouwing in het gebied rond de Stieltjesstraat – het vierde segment – dateert uit de jaren '70 van de vorige eeuw. Hier staat voornamelijk woonbebouwing in de vorm van enkele torenflats, met daartussen wat laag- en middelhoogbouw. De laagbouw aan de Neherkade is in gebruik als bedrijfs- en kantoorruimte. Ter plaatse zijn onder meer enkele (semi-)overheidsdiensten gevestigd. Het gevelaanzicht aan de Neherkade is recent gemoderniseerd. Aan deze zijde bevinden zich de entrees van de bedrijven. De aan- en afvoer van goederen vindt aan de achterzijde plaats via de Stieltjesstraat. Aan de Neherkade staan verder een rioolgemaal van het Hoogheemraadschap van Delfland en een benzinestation. Op de hoek van de Slachthuislaan en de Laakweg ligt een politiebureau.
2.2.2 Verkeer en infrastructuur
Autoverkeer
Binnen het plangebied lopen twee routes die (mede) belangrijk zijn voor de ontsluiting op stedelijk niveau en voor de ontsluiting van het stadsdeel Laak: de Rijswijkseweg (radiale ontsluiting) en de Neherkade (tangentiële ontsluiting). Laakkwartier-Centraal kent een sterk hiërarchische wegenstructuur. De hoofdverkeerswegen worden onderscheiden in twee niveaus. De hoofdassen (1e niveau) zijn de Goeverneurlaan, de De Genestetlaan en de 'vork' Van Musschenbroekstraat – Jan van der Heijdenstraat: de doorgaande wegen in het plangebied. Assen van het 2e niveau zijn de Oudemansstraat en de Van Zeggelenlaan. Binnen deze hoofdassenstructuur bevinden zich de straten van lagere niveaus.
Langzaam verkeer
Het langzaam verkeer maakt in principe gebruik van dezelfde routes als het gemotoriseerd verkeer. De drukste wegen hebben aparte fietsstroken. Voetgangers kunnen bovendien gebruikmaken van diverse paden door de groene zones en de (openbare) verblijfsruimte tussen en rond gebouwen.
Openbaar vervoer
De wijk is voorzien van een goed openbaarvervoernet voor zowel bus als tram. Alle lijnen lopen min of meer via de NS-stations en het centrum:
- a. tramlijn 1: Scheveningen Noorderstrand – Delft Tanthof, via de Oudemansstraat, de Jan van der Heijdenstraat en de Rijswijkseweg;
- b. tramlijn 10: Voorburg Station – Statenkwartier, via de Oudemansstraat, de Laakkade en de Rijswijkseweg;
- c. tramlijn 15: Centraal Station – Nootdorp Centrum, via de Rijswijkseweg;
- d. tramlijn 16: Centrum Station – Moerwijk, via de Oudemansstraat en de Goeverneurlaan;
- e. tramlijn 17: Statenkwartier – Wateringse Veld, via de Oudemansstraat, de Goeverneurlaan en de De Genestetlaan;
- f. buslijn 18: Clingendael – Rijswijk De Schilp, via de Slachthuislaan, de De Genestetlaan en de Jan van Beersstraat;
- g. buslijn 26: Voorburg Station – Kijkduin, via de Neherkade, Laakhavens en de Rijswijkseweg;
- h. buslijn N2: Centraal Station – Leidschendam, een nachtbus in de weekeinden via de Rijswijkseweg, de Van Musschenbroekstraat, de Goeverneurlaan en de De Genestetlaan;
- i. buslijn N4: Centraal Station – Rijswijk, een nachtbus in de weekeinden via de Slachthuis-laan, de De Genestetlaan en de Jan van Beersstraat;
- j. buslijn N5: Centraal Station – Leidschenveen-Ypenburg, een nachtbus in de weekeinden via de Rijswijkseweg;
- k. buslijn 54: Zoetermeer – Den Haag Centraal Station, een regionale buslijn via de Rijswijkseweg en de Neherkade;
- l. buslijn 134: Naaldwijk – Den Haag Centraal Station, een regionale buslijn via de Neherkade, de Laakhaven en de Rijswijkseweg.
2.2.3 Water- en groenstructuur
De woongebieden hebben over het algemeen een hoogstedelijk, stenig karakter. Niettemin is ook hier een aantal belangrijke, structuurbepalende groenelementen aanwezig. Zo is er een aantal lanen met tussen de rijbanen een breed plantsoen. Verder komen her en der kleinere plantsoenen en groenstroken voor. In een groot aantal straten zijn bomen(rijen) aanwezig. Sommige straten hebben ondanks het ontbreken van openbaar groen toch een groene uitstraling door beplanting in particuliere voortuinen. In de jaren '80 zijn in het kader van de stadsvernieuwing twee buurtparken aangelegd: in Laakkwartier-Noord en in Laakkwartier-Centraal langs de Deimanstraat.
De groenstroken in Laakwijk, met name die binnen de woongebieden, hebben veelal, ondanks het oorspronkelijk fraaie ontwerp, weinig sierwaarde. Hiervoor is een aantal oorzaken aan te wijzen: achterstallig onderhoud, onjuiste beplantingskeuze en/of oneigenlijk gebruik van groenvoorzieningen. Onder dat laatste moet vooral worden verstaan een inrichting (als kijkgroen) die niet meer aansluit bij de huidige behoefte (gebruiks- en speelgroen). Een ander knelpunt wordt gevormd door de parkeerruimte die in Laakwijk in onvoldoende mate aanwezig is, als gevolg waarvan groenstroken voor parkeren worden gebruikt. Dit komt met name door de smalle dwarsprofielen van de openbare ruimte.
2.3 Functionele Structuur
2.3.1 Wonen
Laakkwartier-Noord
Laakkwartier-Noord is in de jaren '70 van de vorige eeuw grootscheeps vernieuwd en verbeterd. Alle oude huurwoningen tussen de Noordpolderkade en de Ketelstraat zijn vervangen door nieuwbouw van portiekflats. Langs de randen van de wijk is de vooroorlogse particuliere woningvoorraad grotendeels gehandhaafd en met inzet van particuliere woningverbetering opgeknapt. Ongeveer de helft van de 2.400 woningen in de wijk is gebouwd in de stadsvernieuwingsjaren. De woonomgeving is eveneens ingrijpend verbeterd, met name door de aanleg van een buurtpark. De stadsvernieuwing betekende een verbetering van de kwaliteit van woningen en woonomgeving in Laakkwartier-Noord. Er is daarbij niet in zulke hoge dichtheden gebouwd als bijvoorbeeld in het Schipperskwartier. Aan het eind van de jaren '80 werd de stadsvernieuwing afgesloten. Bij de stadsvernieuwing is tot de laatste fase consequent uitgegaan van het 'bouwen voor de buurt'. Alle nieuwe woningen waren bestemd voor de laagste inkomensgroepen en werden dus in de sociale huursector gebouwd. Hetzelfde geldt feitelijk voor de woningen in de particuliere sector. De eenzijdige bevolkingssamenstelling is dus ook na de stadsvernieuwing blijven bestaan.
Laakkwartier-Centraal
In tegenstelling tot Laakkwartier-Noord onderging de woningvoorraad in Laakkwartier-Centraal weinig veranderingen. Grootschalige vernieuwingen en/of ingrijpende functieveranderingen deden zich in dit deelgebied niet voor. Een belangrijke structurele verandering is de afbraak, in 1990 en 1991, van twee blokken portiekwoningen omsloten door de Deimanstraat, de Eliasstraat, de Drebbelstraat en de Ingenhouszstraat ten behoeve van een buurtparkje.
Schipperskwartier
In het Schipperskwartier bevinden zich overwegend gestapelde appartementen. Het aandeel grondgebonden eengezinswoningen bedraagt nog geen 10%. De woningvoorraad van het Schipperskwartier – het deel dat binnen dit plan valt – omvat in totaal circa 550 woningen. Van de oorspronkelijke bebouwing uit de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw is na de stadsvernieuwing bijna niets meer terug te vinden.
2.3.2 Bedrijven en kantoren
In het plangebied is in beperkte mate bedrijvigheid aanwezig. Er zijn geen bedrijventerreinen. Wel is een concentratie van bedrijven – gemengd met andere voorzieningen – aanwezig langs de Neherkade. Er komt – voor een woongebied – een relatief groot aantal incidenteel verspreide bedrijven voor, met name in Laakkwartier-Centraal en langs de Rijswijkseweg. Opvallend is het grote aandeel autogerelateerde bedrijven, zoals garages en bandencentra. Ten slotte staat in het noordelijk deel van het plangebied een bedrijfsverzamelgebouw voor kantoren: de Laakpoort.
2.3.3 Detailhandel en horeca
Het zwaartepunt van de detailhandel in Laakwijk bevindt zich rond de Goeverneurlaan, met name ter plaatse van het Lorentzplein en het Jonckbloetplein. Daarnaast ligt langs de Rijswijkseweg een aantal winkels. Even buiten het plangebied ligt het winkelcentrum aan het Goeverneurplein dat stadsdeel Laak bedient. Ook buiten het plangebied, ten noorden van het plangebied en aan de overzijde van de Laakhaven, ligt Megastores, een grootschalige detailhandels-vestiging gericht op Den Haag en omgeving. Solitair in het plangebied ligt tussen de Neherkade, de Rijswijkseweg en de Laakweg een grote supermarkt. Buiten deze detailhandelconcentraties is incidenteel detailhandel aanwezig waarbij het gaat om een aantal winkels 'op de hoek van de straat': een overblijfsel van een winkelstructuur die vroeger meer manifest aanwezig was. Veel van deze voormalige winkelpanden hebben inmiddels een andere functie. Voor een deel zijn ze volledig als woning in gebruik. Voor de horeca in het gebied geldt feitelijk hetzelfde als voor de detailhandel.
2.3.4 Onderwijs, cultuur en welzijn
De onderwijsvoorzieningen zijn grotendeels geconcentreerd in Laakkwartier-Centraal, in een tweetal clusters aan de Capadosestraat en aan de Linnaeusstraat. In de overige delen van het plangebied is ook een aantal scholen aanwezig maar hier is geen sprake van clustering. Soms zijn nabij de onderwijsvoorzieningen sport- en speelvoorzieningen gelegen. Centraal in het plangebied, aan de Jan van Beersstraat, ligt een sportcomplex dat in gebruik is door voetbalvereniging HVV Laakkwartier. De overige maatschappelijke voorzieningen, zoals kerken, wijkcentra, buurthuizen, peuterspeelzalen, kindercentra et cetera komen verspreid in het plangebied voor. In een aantal situaties zijn ze in de nabijheid van scholen of andere voorzieningen te vinden. Met uitzondering van een verpleeg- en verzorgingshuis in Laakkwartier-Noord zijn in het plangebied geen grootschalige medische voorzieningen aanwezig. Tenslotte kent Laakwijk diverse kleinschalige medische voorzieningen, verspreid in het plangebied.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Ruimtelijk Beleid
3.1.1 Nota Ruimte
Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020 met een doorkijk naar de periode 2020-2030. Door deze nota tracht het kabinet bij te dragen aan een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en de borging van de veiligheid.
Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water.
Om een eenzijdige samenstelling van de bevolking te voorkomen, stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Om de trek van midden- en hogere inkomens uit de stad te voorkomen zijn volgens de Nota Ruimte meer hoogstedelijke woonmilieus nodig en blijven stedelijke vernieuwing en herstructurering dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten.
Nieuwe bebouwing moeten ten behoeve van de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten zoveel mogelijk worden geconcentreerd in bestaand bebouwd gebied. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt.
3.1.2 Streekplan Zuid-Holland West
Op 19 februari 2003 hebben de Provinciale Staten van Zuid-Holland het Streekplan Zuid-Holland West vastgesteld. Het heeft een planhorizon tot 2015. Het ondersteunt de ontwikkeling van de Randstad tot groene Deltametropool. Op de kaart van het streekplan is het gebied aangeduid als stads- en dorpsgebied. Het gaat daarbij om een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen, waarin ook gebiedsdelen voorkomen met - soms grootschalige - kantoorconcentraties, winkelvoorzieningen, horeca en andere stedelijke voorzieningen.
3.1.3 Regionaal Structuurplan Haaglanden
p 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld. Het RSP geldt als referentiekader voor bestemmingsplannen van de gemeenten in het stadsgewest Haaglanden, voor zover daarbij regionale belangen in het geding zijn. In het RSP worden ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt.
3.1.4 Structuurvisie Den Haag 2020
Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.
De structuurvisie gaat uit van een ontwikkeling naar 515.000 inwoners en 260.000 arbeidsplaatsen in 2020. Daarvoor is een extra toevoeging van 37.000 woningen nodig bovenop de in uitvoering zijnde plannen voor de Vinexlocaties, de Westlandse Zoom en de herstructureringswijken. In die extra toevoeging ligt de nadruk op appartementen in bestaand bebouwd gebied. De toename van ruim 40.000 arbeidsplaatsen vindt overwegend plaats in de diensteneconomie.
De Wéreldstad aan Zee krijgt vorm door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan). In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen.
Het Centrum, één van de kansenzones, is bij uitstek het gebied waar verschillende facetten van veelzijdig Den Haag zichtbaar zijn. De binnenstad is het kloppend historisch hart van de stad. Het is omgeven door andere centrumdelen: het moderne hoogbouwgebied van Den Haag Nieuw Centrum en het Beatrixkwartier, China Town in de omgeving van de Wagenstraat, het winkelgebied, het cultuurcluster aan het Spuiplein en het regeringscentrum. Samen vormen deze gebieden hét centrum van de Haagse regio. In de komende jaren wordt de centrumfunctie verder uitgebouwd door toevoeging van wonen, voorzieningen en werkgelegenheid. De skyline van het centrum blijft in verandering. Om de stedelijkheid van het centrum te versterken, krijgt de functie van het centrum als ontmoetingsplaats van verschillende 'werelden' in de stad een extra impuls. De woongebieden rond het centrum worden nauwer bij het centrum betrokken. Ook zal het centrum een ruimer gebied gaan bestrijken, door 'een sprong over het spoor' te maken naar de Binckhorst en de Laakhavens. De barrièrewerking van grootschalige infrastructuur maakt het nodig om te investeren in het aaneensmeden van de deelgebieden van het centrum. De Binckhorst en Laakhavens grenzen direct aan het Laakkwartier, het plangebied. Op termijn kunnen ontwikkelingen in de Binckhorst en Laakhavens invloed hebben op met name het Schipperskwartier en Laakkwartier Noord.
3.1.5 Structuurvisie Den Haag 2020: vijf lagen langs doorgaande wegen
De structuurvisie bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. De doorgaande wegen zijn de regionale en stadsgewestelijke wegen, hoofdverkeerswegen op gemeentelijk niveau en wegen voor doorgaand verkeer door stadsdelen aangevuld met de wegen die onderdeel zijn van het netwerk van de 'lange lijnen' uit de Kadernota Openbare Ruimte en de railgebonden openbaarvervoerverbindingen.
In het plangebied gaat het om de Rijswijkseweg, de De Genestetlaan en de Neherkade (doorgaande wegen) en de Laakoever en de Trekvliet (onderdeel van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur). De bestaande woningen langs deze doorgaande en groen mogen in het kader van de Structuurvisie Den Haag 202 worden uitgebreid tot 5 bouwlagen:
- a. de bebouwing langs de Neherkade is overal ruim hoger dan vijf lagen. De Lamel meet zo'n 13 tot 17 bouwlagen, de woongebouwen op het langgerekte kantoorgebouw aan de Neherkade zijn 15 bouwlagen hoog;
- b. de bebouwing langs de Trekvliet (aan de Trekweg en de Bontekoekade) is tot en met vijf lagen toegestaan.
- c. Hoewel de Laakoever en Rijswijkseweg in het beschermd stadsgezicht liggen en daarin beeldondersteunende straatensembles vormen, leent de bebouwing zich er niettemin voor bouwen in vijf lagen. Daar waar de bebouwing aan de Rijswijkseweg nog niet in minimaal vijf lagen is opgericht, is uitbreiding van de woonblokken tot vijf lagen mogelijk. Voor de woongebouwen aan de Laakoever is een verhoging met een kapverdieping toegestaan (met een maximale goothoogte van 13 m en een maximale bouwhoogte van 16 m).
- d. Samen met de Goeverneurlaan (geen doorgaande weg) vormt de De Genestetlaan het fraaiste straatensemble: de 'cultuurhistorische kapstok' waar de rest van de wijk aan hangt. Zowel stedenbouwkundig (een belangrijk breed assenkruis waarbij de bebouwing van de Goeverneurlaan hoger is dan die van de De Genestetlaan) als architectonisch (de meest verzorgde gevelarchitectuur) vormen deze straten het hoogtepunt van de wijk, waar de rest zich aan spiegelt. De bebouwing aan weerszijden van De Genestetlaan bestaat uit drie lagen met een kap of vier lagen zonder kap maar is gelegen in het gemeentelijk beschermd stadsgezicht: de bebouwing langs de belangrijke assen van de Goeverneurlaan en de De Genestetlaan – met kenmerkende stedenbouwkundige accenten aan het Jonckbloetplein en het Lorentzplein – vertoont een grote eenheid en heeft in de bestaande situatie bijzondere stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit. Het belang om langs De Genestetlaan twee bouwlagen of een extra bouwlaag mogelijk te maken weegt niet op tegen het belang van de bijzondere architectuur en stedenbouw en de cultuurhistorische waarde ervan zoals die door de gemeenteraad bij besluit van 14 februari 2002 is vastgelegd bij de aanwijzing van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht.
3.1.6 Wijkplan Laakkwartier-Centraal
Het beleid in het Wijkplan Laakkwartier-Centraal is gericht op het handhaven van Laakkwartier-Centraal als woongebied voor zowel huishoudens met een inkomen tot modaal als voor huishoudens met een wat hoger inkomen. Daarbij moet particuliere investeerders worden gewaarborgd dat de wijk ook in de toekomst beide groepen huisvest. De bestaande kwaliteiten van de wijk moeten beter worden benut: achterstallig onderhoud moet worden weggewerkt en de inrichting van de openbare ruimte moet worden verbeterd. Speerpunten hierbij zijn het verminderen van de parkeeroverlast, het creëren van speelplekken, het verbeteren van de groenkwaliteit en het verbeteren van de leefbaarheid door een actieve opstelling van de gemeente. Aan de Capadosestraat/Aarnout Drostlaan voorziet het plan in een wijzigingsbevoegdheid die na de sloop van een gymzaal een nieuw groengebied mogelijk maakt (zie paragraaf 5.5).
3.1.7 Uitvoeringsplan Laakkwartier-Noord
In 1999 is een wijkvisie opgesteld waarin vier scenario's voor de wijk werden geformuleerd. Het ambitieniveau voor Laakkwartier-Noord is nogmaals overwogen. Belangrijk hierbij waren de plannen van de corporaties voor het woningbezit in de wijk. Deze heroverweging – Uitvoeringsplan Laakkwartier-Noord – leidde ertoe dat herstructurering van grote delen van de wijk voorlopig niet aan de orde is. Het uitvoeringsplan bevat een aantal maatregelen ten aanzien van woningverbetering en nieuwbouw. In dit plan is in Laakkwartier-Noord een nieuw bouwplan opgenomen: aan de Zuigerstraat/Noordpolderkade is na sloop van 134 portiekwoningen nieuwbouw mogelijk van 50 eengezinswoningen en 36 zorgeenheden (zie paragraaf 5.2). Ook een tweede ontwikkeling is in dit deelgebied mogelijk: de bouw van 10 woningen en 16 appartementen aan de Cylinderstraat/Noordpolderkade (zie paragraaf 5.4). Tenslotte is na wijziging de bouw van 27 woningen en een kindercentrum of andere welzijnsvoorzieningen mogelijk ter plaatse van de school aan de Ketelstraat (zie paragraaf 5.7).
3.1.8 Wijkplan Schipperskwartier
De belangrijkste maatregelen die zijn voorgesteld in het Wijkplan Schipperskwartier zijn de verkoop van huurwoningen, het invoeren van parkeren voor vergunningshouders – belangbebbendenparkeren – en het opvoeren van het voorzieningenniveau.
3.2 Openbare Ruimte
De Kadernota Openbare Ruimte (2004) is voor de gemeente Den Haag het beleidskader voor de inrichting (eenvoud, harmonie en ruimte), het onderhoud (schoon, heel en veilig) en het gebruik (functioneel, veelzijdig en flexibel) van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. Er zijn drie kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:
- a. Residentie Kwaliteit is de standaard- of basiskwaliteit;
- b. Hofstad Kwaliteit is een bijzondere kwaliteit;
- c. Maatwerk Kwaliteit geeft marktpartijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven; Publiekprivate Samenwerking (PPS).
Afhankelijk van de functies in een gebied, de cultuurhistorische waarde en de betrokkenheid van de private partijen hanteert de gemeente een bepaalde kwaliteitsstandaard. Voor het plangebied is de Residentie Kwaliteit de standaard. De Residentie Kwaliteit geldt in beginsel als standaard voor de wijze van inrichting en onderhoud van de openbare ruimte in alle woon- en werkgebieden. Hiermee creëert Den Haag in de hele stad een herkenbare en duurzame ruimtelijke kwaliteit die op peil wordt gehouden met een sterk geïntensiveerd onderhoud. De ontwerpen kenmerken zich door dienstbaarheid (vorm volgt functie), ingetogenheid en tijdloosheid (geen trendy design). Het groen in buurten en wijken krijgt extra aandacht, evenals de zorgvuldige toepassing van beeldende kunst. Aanplant en onderhoud van straatbomen gebeurt op basis van het Stedelijk Beheerplan Straatboombeplanting 1997-2006 en bij de fysieke inrichting volgens de Residentie Kwaliteit gelden richtlijnen die in handboeken zijn vastgelegd. Het Wijkplan Laakkwartier doet voorstellen om de openbare ruimte in het plangebied in clusters aan te pakken. Een bijzonder detail is de terugkeer van de lantaarnpaal ontworpen door Berlage.
3.3 Beschermd Stadsgezicht En Monumenten
3.3.1 Gemeentelijk beschermd stadsgezicht
Op 14 februari 2002 is Laakkwartier-Centraal als gemeentelijk beschermd stadsgezicht aangewezen (zie paragraaf 2.2.1). Een primair doel van dit bestemmingsplan is behoud van de ruimtelijke structuur en de aanwezige functiekarakteristiek van dit beschermd stadsgezicht. Dit komt in dit bestemmingsplan met name tot uitdrukking in:
bouwregels voor het gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Hierbij wordt verwezen naar de cultuurhistorische waarden en de uitwendige architectonische vormgeving die in de bijlagen bij de regels worden beschreven, bijlage 6 Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier;
- d. de bestemming van de aanwezige (hoofd)bebouwing;
- e. de bestemming van de tuinen aan de voorgevel van percelen die in het beschermd stadsgezicht liggen;
- f. de regeling ten aanzien van een extra kapverdieping voor de bestaande woningen;
- g. een aanlegvergunningstelsel voor een aantal werken en werkzaamheden, zoals het schilderen en pleisteren van gevels.
Nieuwe initiatieven worden getoetst aan de te behouden kwaliteiten die in (de toelichting op) de aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht worden genoemd. Deze toelichting is bijlage 6 Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier bij de regels van dit plan opgenomen.
De notitie 'Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten' van de gemeente Den Haag geeft aan hoe met het oog op nieuwe ontwikkelingen in een gemeentelijk beschermd stadsgezicht met de cultuurhistorische waarden moeten worden omgegaan. Om binnen het beschermde stadsgezicht een nadere ordening aan te brengen van het te onderscheiden cultuurhistorische gehalte zijn ordekaarten opgesteld. Deze ordening is onderdeel van de welstandstoets bij (individuele) bouwplannen in het beschermd stadsgezicht:
- a. straatwand van de 1e orde: (delen van de) straatensembles van de eerste orde bezitten alle een hoge ensemblewaarde en vormen als het ware de dragers van het beschermde stadsgezicht. hoogwaardige straatensembles met een oorspronkelijke uitvoering, detaillering en kwaliteit die de dragers van het beschermd stadsgezicht zijn met de meest geslaagde architectuur, de fraaiste groenaanleg en belangrijke zichtassen;
- b. straatwand van de 2e orde: beeldondersteunende straatensembles met de vormkarakteristiek en kwaliteit van het beschermde stadsgezicht. Hier is behoud van de bestaande kwaliteit en vormkarakteristiek van het beschermde stadsgezicht uitgangspunt. De oorspronkelijke aanleg en het architectuurbeeld zijn hier nog goed bewaard;
- c. straatwand van de 3e orde: straatwanden met een sterk gewijzigde stedenbouwkundige opzet en architectuur die niet meer aansluit op het oorspronkelijk stedelijk weefsel. Dit zijn meestal ingrepen uit een latere periode.
De ordening is ook richtinggevend voor de uitbreidingsmogelijkheden van woningen in Laakkwartier-Centraal: vijf lagen langs doorgaande wegen in het kader van de Structuurvisie Den Haag 2020 (paragraaf 3.1.5), een extra kapverdieping op hoofdgebouwen (paragraaf 6.1.2) maar ook andere uitbreidingsmogelijkheden bij woningen op het erf (paragraaf 6.1.1).
3.3.2 Monumentale gebouwen
Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). Het plangebied telt drie gebouwen die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument zijn ingeschreven. (Er zijn in het plangebied geen gemeentelijk monumenten die zijn aangewezen ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening van de gemeente Den Haag.)
adres | nummer | omschrijving | |
Goudriaankade 90 | 459726 | Vrijstaand havenkantoor uit 1900, gebouwd in overgangsarchitectuur in opdracht van de gemeente Den Haag naar ontwerp van architect A.A. Schadee. Het diende voor het innen van haven- en liggelden van de schepen die het in 1898-1901 gegraven eerste gedeelte van de Laakhaven aandeden. | |
Trekweg 102 | 18073 | Laakmolen. De poldermolen ligt aan de Haagvliet op de hoek van de Laakkade en de Trekweg. De Laakmolen, een 8-kante grondzeiler, dateert van 1699 en is gebouwd op de fundamenten van een vroegere molen. De molen heette vroeger ook wel Galgemolen. In 1982 werd de molen door brand zwaar beschadigd. Toen in 1985 de restauratie bijna was afgerond, vond opnieuw een brand plaats. | |
Rijswijkseweg 340 en 342 | 477286 | Vrijstaand gebouw uit 1923-1925, gebouwd naar rationalistisch ontwerp van architect K.P.C. de Bazel, als Haagsch Tehuis voor Ongehuwden (HTO) in het kader van de Woningwet in opdracht van het Departement 's-Gravenhage van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. De Bazel is tijdens de bouw in 1923 overleden waarna de voltooiing is geschied onder leiding van de architecten A. Broese van Groenou en S. de Clerq. Oorspronkelijk bezat het gebouw 450 vertrekken en was het uitgerust met collectieve voorzieningen waaronder een restaurant en een badinrichting. In 1982 is het gerenoveerd en verbouwd tot 100 appartementen en 78 kamers. |
3.4 Archeologie
Veel archeologische waarden in de bodem van Den Haag zijn nog niet of slechts gedeeltelijk bekend. In gebieden waar de waarden niet bekend zijn maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, is sprake van een archeologische verwachting. Aan de hand van de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart van de gemeente Den Haag, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland en lokale waardenkaarten zijn voor het plangebied de grenzen van het archeologisch waardevol gebied bepaald.
Laakwijk is voor het overgrote deel gebouwd in een gebied dat wordt gekenmerkt door een bodem die zich onder natte omstandigheden heeft gevormd. Verschillende overstromingsperioden zijn hiervoor verantwoordelijk. Op een aantal plaatsen komt klei voor die in de periode 3000-2000 v.Chr. is afgezet. Deze kleilaag is overal overgroeid met veen, een teken dat het lange tijd een nat gebied is gebleven. Overstromingen in de periode 400-300 v.Chr. zorgden voor een extra pakket klei dat het veen weer bedekte. Tussen de verschillende veen- en kleigebieden is ook een tweetal smalle en vrij lage zandruggen te vinden dat niet of nauwelijks met klei of veen is overdekt. Beide zandruggen lopen – globaal bezien – in de lengterichting van het plangebied. De noordelijke zandrug ligt ongeveer ter hoogte van de Isingstraat en de Ingenhouszstraat. De zuidelijke zandrug ligt ongeveer ter hoogte van de Linnaeusstraat.
Door deze geologische omstandigheden was het gebied in het verleden altijd vrij drassig. Sinds de dertiende eeuw maakt het gebied deel uit van de Noordpolder. Echter, ook deze inpoldering kon niet voor permanent droge voeten zorgen. Dat blijkt uit het feit dat de verbindingsweg tussen Den Haag en Delft die door de polder liep (de latere Rijswijkseweg) tot in de veertiende eeuw een groot gedeelte van het jaar onbruikbaar was omdat deze onder water stond. De drassige omstandigheden zijn er de oorzaak van dat de Noordpolder pas vrij recent is bebouwd en bewoond. Tot ver in de negentiende eeuw is het gebied een open polder gebleven, met alleen enkele windmolens aan de rand van de polder ten behoeve van de waterbeheersing. Het betreft hier de Laakmolen aan de Trekvliet, ter plaatse van de huidige molen, en de Broekslootmolen langs de Trekweg, ter hoogte van de Ketelstraat. Gezien de recente bewoningsgeschiedenis is voor het grootste deel van het plangebied de archeologische verwachting laag. Behalve de molens zijn voor wat betreft de middeleeuwen en later geen waarden bekend maar de aanwezigheid ervan mag niet worden uitgesloten. De kans op archeologische waarden is het grootst ter plaatse van de hiervoor genoemde zandruggen. Deze zandruggen vormden reeds in de prehistorie maar ook daarna geliefde vestigingsplaatsen. Zo is het buiten het plangebied gelegen kasteel De Binckhorst gebouwd op de noordelijke zandrug die in onderhavig plangebied ongeveer ter hoogte van de Isingstraat en de Ingenhouszstraat ligt.
3.5 Verkeer En Parkeren
3.5.1 Verkeersplan, verkeersbeleid tot 2010
Op 27 juni 2002 heeft de gemeenteraad van Den Haag het 'Verkeersplan, verkeersbeleid tot 2010 vastgesteld. Het behelst het gemeentelijk verkeer- en parkeerbeleid in deze periode. Het is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten van goede doorstroomroutes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid.
3.5.2 Autoverkeer: 'concentratie op een stelsel van hoofdverkeerswegen'
Gemeente Den Haag wil in het Verkeersplan het gemotoriseerd verkeer zoveel mogelijk concentreren op een stelsel van hoofdverkeerswegen met voldoende capaciteit. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken. Het is van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers.
Het plan hanteert een rangorde in haar wegenstructuur (zie paragraaf 2.2.2):
- a. De intensiteit van het verkeer op hoofdverkeerswegen is relatief hoog. De maximumsnelheid is in de meeste gevallen 50 km/h, incidenteel 70 of 100 km/h. De directe ontsluiting van aanliggende bestemmingen via in- en uitritten wordt evenals het langsparkeren zoveel mogelijk vermeden. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten).
- b. Buurtontsluitingswegen zijn straten met doorgaande rijbanen voor (gemotoriseerd en niet-gemotoriseerd) verkeer die in hoofdzaak dienen voor de ontsluiting van wijken en buurten en het verkeer tussen deze wijken en buurten. Het aandeel doorgaand verkeer en de intensiteit van het verkeer zijn lager dan bij hoofdverkeerswegen. De maximumsnelheid is 50 km/h, in een enkel geval 30 km/h. Net als hoofdverkeerswegen zijn straten onderdeel van de routes voor de brandweer en andere hulpdiensten, wat bijzondere eisen stelt aan de (her)inrichting van de weg. Parkeren direct langs de weg is mogelijk en in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van direct aanliggende bestemmingen zijn niet uitgesloten.
- c. De erfontsluitingswegen zijn verblijfs- en woonstraten die bestaan uit rijbanen voor alle lokaal, gebiedsgebonden verkeer, ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. De intensiteit en de snelheid van het verkeer – maximaal 30 km/h – zijn laag. Fietsers maken gebruik van de rijweg; aparte fietspaden komen slechts voor als ze ook onderdeel zijn van langere, doorgaande routes. Voetpaden en parkeerplaatsen maken deel uit van het wegprofiel
- d. Verblijfsgebied is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.
Met de verkeersplannen voor Den Haag Zuidwest en het stadsdeel Laak moet vooral de kwaliteit van de woongebieden verbeteren. Dat kan onder meer door de uitvoering van het programma van 30 km/h-maatregelen en de ontwikkeling van stadsleefgebieden. Het beleid om het verkeer te concentreren op hoofdwegen wordt krachtig doorgezet. Laakkwartier-Centraal, Laakkwartier-Noord en Spoorwijk worden met de aanpassing van de Neherkade en de aanleg van het Trekvliettracé van het doorgaande verkeer verlost. De bestaande hoofdwegen in dit gebied (Goeverneurlaan, Rijswijkseweg) worden minder druk en kunnen ook verder aangepast worden:
- a. Verbetering Neherkade. De as Erasmusweg-Neherkade vormt een nieuwe doorgaande stedelijke hoofdroute. Door toevoeging van deze route kan het verkeer verder worden geconcentreerd op de Centrumring, buiten de binnenstad om. Via de Neherkade kan het verkeer vanuit de 19e-eeuwse gordel afstromen naar het geplande Trekvliettracé en de Utrechtsebaan. Belangrijke onderdelen van dit integrale project, voor zover van belang voor het plangebied, zijn de verbetering van de doorstroming op de Neherkade en de verbetering van de fietsroute in de Laakzone, parallel aan de Neherkade.
- b. Realisatie Trekvliettracé. De aanleg van het Trekvliettracé is noodzakelijk voor een goede ontsluiting van de Centrale Zone en de toegankelijkheid van de Binckhorst en de Laakhavens. Door de aanleg wordt tevens het doorgaande verkeer op de Rijswijkseweg minder intensief. Een belangrijk onderdeel van dit integrale project voor het plangebied is de realisatie van een goede doorkoppeling naar de Neherkade, als onderdeel van de Centrumring.
3.5.3 Fietsverkeer: 'stelsel van (hoofd)fietsroutes'
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. De openbare voorzieningen voor de fiets (stallingen et cetera) maken integraal deel uit van de inrichting van de openbare ruimte.
In het Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010 is een herkenbaar stelsel van (hoofd)fietsroutes vastgelegd. De (hoofd)fietsroutes sluiten buiten de wijk aan op fietsroutes richting belangrijke bestemmingen in Den Haag. Met het oog op verkeersveiligheid en sociale veiligheid is in dit plan het behoud van een belangrijke doorgaande fietsroute (van noord naar zuid) door een aanduiding op de plankaart gewaarborgd.
3.5.4 Openbaar vervoer: 'stelsel van verbindende en ontsluitende OV-lijnen'
Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaarvervoerlijnen moet ervoor zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten op een goede aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Paragraaf 2.2.2 noemt alle openbaarvervoerlijnen die het plangebied ontsluiten en met de rest van Den Haag verbinden.
3.5.5 Parkeren: 'stellen van parkeereisen'
Het parkeren en stallen van auto's is een belangrijke sleutel in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. De gemeente stelt parkeereisen om de schaarse (openbare) parkeergelegenheid in de stad zo goed mogelijk te verdelen, om het autogebruik zoveel mogelijk te beperken en ten slotte om een leefbare (woon)omgeving te bevorderen. Via een stelsel van parkeernormen wil de gemeente voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw te creëren, naast uitnutting van bestaande parkeercapaciteit en bestaande bewonersgarages. Zo mogelijk worden bestaande parkeerproblemen aangepakt, vaak in combinatie met flankerend beleid zoals de (her)inrichting van een weg en met beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen.
De gemeente Den Haag wil in het plangebied meer parkeerplaatsen realiseren. Hierom – en ten behoeve van de opwaardering van de woonomgeving – worden straten opnieuw ingericht. Groen blijft daarbij onaangeroerd, omdat dit de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de wijk negatief zou beïnvloeden. In het plan is met dit beleid rekening gehouden door:
- a. een ruime bestemmingen voor verkeersdoeleinden waarin in elk geval parkeerplaatsen tot de doeleinden behoren;
- b. de aanduiding van belangrijke parkeergebieden (op maaiveldniveau dan wel in een parkeergarage of op een parkeerdek) waar het aantal parkeerplaatsen niet mag worden verminderd;
- c. het achterwege laten van gedetailleerde (weg)profielen.
De parkeerplaatsen die conform de parkeernormen in een (bouw)plan nodig zijn, moeten op eigen terrein worden gerealiseerd. De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer.
3.6 Wonen
3.6.1 Haagse Woonvisie 2020
Op 12 februari 2004 werd door de gemeenteraad van Den Haag de Haagse Woonvisie 2020 vastgesteld. In deze nota wordt het gemeentelijk woonbeleid uiteengezettot aan 2020. De Haag Woonvisie 2020 stelt dat Den Haag extra woonkwaliteit en extra woonoppervlakte moet bieden in het belang van een goede economische, sociale en culturele ontwikkeling. De woonvisie zet daarom in op steeds meer gevarieerde en toegespitste woonwensen. Er moet ruimte zijn voor variatie en verscheidenheid: gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken.
De woonvisie gaat uit van uitbreiding en transformatie van gebieden met een centrumstedelijk woonmilieu, groenstedelijk woonmilieu of een suburbaan woonmilieu: 'stadsrand modern'. Sturend voor de uitbreiding en transformatie van woonmilieus is het beleid om selectieve migratie uit de stad van midden- en hogere inkomens om te buigen, om deze groepen aan de stad te binden en zo mogelijk van elders aan te trekken. Bij de herstructurering van de goedkope sociale voorraad in bestaande gebieden wordt getracht een woonmilieu te bieden dat inspeelt op woonwensen van bepaalde groepen midden- en hogere inkomens mede om segregatie, concentratie van kansarme bewoners en cumulatie van achterstandssituaties tegen te gaan. Een goed 'schoon, heel en veilig' leef- en woonklimaat is een belangrijke voorwaarde voor alle stedelijke woongebieden. Daarnaast moeten voldoende, goede en betaalbare woningen voor de lage inkomensgroepen blijven bestaan.
De Haagse Woonvisie streeft naar een stabiel inwonertal als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen: 500.000 inwoners vanaf 2010 en tot 2020. Daarvoor zijn 30.000 extra woningen nodig, naast de 20.000 woningen die vanwege herstructurering nodig zijn. De Structuurvisie Den Haag 2020 scherpt de woonambitie aan en wil ruimte bieden aan doorgroei van de stad naar 505.000, mogelijk 515.000 inwoners in 2020. Vanwege de nog iets afnemende woningbezetting (er wonen gemiddeld steeds minder personen in één woning) is het noodzakelijk meer centrumstedelijk te bouwen. Dit betekent een aanzienlijk groter bouwprogramma en een duidelijke keuze voor met name centrumstedelijke milieus. Deze verdichtingsopgave spitst zich toe op de kansenzones, waarbij voor een deel deels sprake is van functieverandering en functiemenging en waarbij vooral veel appartementen zullen worden gebouwd.
Het plangebied is in de Haagse Woonvisie onderdeel van het woongebied 'Gordel 1920-1940 op het veen' met het daarbij behorende woonmilieu 'stedelijk vooroorlogs gestapeld'. De strategie vanuit de Woonvisie luidt 'versterken door middel van verbouwen/aanpassen en verdunnen'. Het plangebied heeft het moeilijk op de woningmarkt: het aanbod zal de vraag gaan overtreffen. Niet zozeer omdat de gestapelde appartementen bouwtechnisch niet in orde zijn maar vooral omdat ze veelal te klein zijn. Samenvoeging van appartementen kan hiervoor een oplossing bieden. De verdunning kan elders worden gecompenseerd door verdichting. Het Laakkwartier heeft diverse (nog te creëren) woonsferen. Rond de Laakhaven liggen kansen voor het creëren van een nieuw woonmilieu met als kernwoorden: mening, wonen-werken, ateliers, experiment en creativiteit. Richting Rijswijk kan een meer ontspannen stedelijk woonmilieu ontstaan met als kernwoorden: rustig wonen en innovatieve woningtypen als horizontaal of verticaal gekoppelde etagewoningen, penthouses, stadsvilla's, drive-inwoningen.
De ontwikkelingen die ten aanzien van het plangebied in de Haagse Woonvisie zijn uitgezet, sluiten aan op de ontwikkelingen in de kansenzone Centrum – in het bijzonder in de Moerwijkknoop. Het nieuwe centrumdeel dat hier wordt ontwikkeld, heeft een scharnierfunctie tussen het centrum, Laakhavens, stadsdeel Laak, de Schilderswijk en Den Haag Zuidwest. Hier wordt een bijzonder binnenstedelijk milieu aan het water gecreëerd dat goed bereikbaar moet zijn, met een hoge dichtheid aan woningen en een mix van wonen, werken en voorzieningen. Het plangebied grenst aan dit ontwikkelingsgebied, zal met de ontwikkelingen in dit gebied te maken krijgen en zal er in de toekomst van profiteren. Bovendien grenst het plangebied aan een ander ontwikkelingsgebied van de kansenzone Centrum: Binckhorst. Ook dit werkgebied zal de komende jaren worden getransformeerd tot een woonwerkgebied met een hoogwaardig centrumstedelijk karakter. In de uitwerking van het masterplan krijgen delen van de Binckhorst mogelijk één of meerdere identiteiten, gezien de vele verschillende omgevingscondities zoals 'aan het water', 'aan het groen', 'aan het spoor' et cetera. Deze deelgebieden kunnen ook verschillende woningdichtheden krijgen, hoewel het programma nieuwbouwwoningen voornamelijk een diversiteit aan appartementen zal kennen. De ontwikkelingen in beide ontwikkelingsgebieden bieden kansen voor Laakkwartier: de ontwikkelingen stralen positief uit op het plangebied dat ertussenin ligt. De uitstralingseffecten worden versterkt als in het plangebied zelf (het beheer van) de openbare ruimte wordt aangepakt om zo de positie op de woningmarkt te verbeteren.
3.6.2 Kadebeleid woon- en bedrijfsboten
Conform het Kadebeleid Woon- en bedrijfsboten (2000) telt Den Haag 17 locaties waar woonboten blijvend zijn afgemeerd. Om het vaak ongereguleerd gebruik van de kade in de gewenste richting te leiden, uitwassen een halt toe te roepen en om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren is een regeling voor het gebruik van de kades opgesteld. Voor het gebruik is een kadevergunning vereist waarin is opgenomen wat wel en niet mogelijk is. In beginsel is ook een berging en/of een terrasafscheiding mogelijk. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de situatie ter plaatse. Zo zijn gebruik voor opslag en reclame-uitingen alleen toegestaan op die plaatsen die daarvoor zijn aangewezen. Het plangebied telt twee locaties waar woonboten zijn afgemeerd: de Goudriaankade en de Bontekoekade. Het bestemmingsplan regelt de bebouwingsmogelijkheden op de kade.
3.6.3 Nota Kamerbewoning
n de Nota Kamerbewoning (2009) is het beleid inzake kamerbewoning opgenomen. Kamerbewoning in de vorm van zelfstandige woonruimte is in de hele stad toegestaan. De vereisten zijn een bouwvergunning en vanaf vijf personen gelden er brandveiligheidseisen in de vorm van een gebruiksvergunning.
Met uitzondering van een aantal kwetsbare gebieden is alle kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte in de hele stad toegestaan. Kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte tot en met vier personen is vergunningvrij. Vanaf vijf personen is een onttrekkingsvergunning, van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte, vereist en er gelden brandveiligheidseisen in de vorm van een gebruiksvergunning.
In de kwetsbare gebieden is kamerbewoning in de vorm van zelfstandige woonruimte toegestaan. Kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte is tot en met twee personen toegestaan zonder vergunning. Voor kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte aan meer dan twee personen geldt voorlopig voor een periode van twee jaar een stop. Dit geldt alleen voor de omzetting van zelfstandige woningen naar kamers in de vorm van onzelfstandige woonruimte. Nieuwbouw van woongebouwen waarin kamers worden geëxploiteerd is onder voorwaarden in de hele stad toegestaan. Laakwijk-Schipperskwartier behoort tot de kwetsbare gebieden.
3.7 Economie
3.7.1 Impuls Haagse economie
Op 20 januari 2005 werd door de gemeenteraad de nota 'Impuls Haagse economie' vastgesteld. De nota presenteert het economisch beleidskader voor de periode van 2005-2010 beschrijft de acties die volgens de gemeente nodig zijn om de lokale economie in de komende jaren een impuls te geven. Het economisch beleidskader heeft geleid tot drie ontwikkelingsrichtingen waarlangs de gemeente Den Haag het economisch beleid wil vormgeven:
- a. het verbeteren van het vestigingsklimaat voor het midden- en kleinbedrijf;
- b. kennis is kracht (gericht op uitbreiding van de kennisintensieve sector);
- c. binden en boeien (gericht op behoud en uitbreiding van het inwonertal).
3.7.2 Functiemenging
De gemeente Den Haag wil in haar Functiemengingstrategie zoveel mogelijk functies mengen. Kantoorruimte, praktijkruimte en bedrijfsruimte kleiner dan ± 100 m² kan langs de woonstraten in de wijk een plaats krijgen en tot ± 500 m² langs de doorgaande wegen. Gemeente Den Haag stimuleert de ontwikkeling van combinatiegebouwen van woningen met kleinschalige kantoor- en praktijkruimte. Bij combinatiegebouwen moet in elk geval aandacht zijn voor de stedenbouwkundige kwaliteit, de ontsluiting, het parkeren en het laden en lossen. Tenslotte zet de gemeente in op herbestemming van kantoor- en bedrijfsruimte die structureel leegstaat op 'verkeerde' niet marktconforme locaties: locaties in de wijk waar conform bovenstaande uitgangspunten geen omvangrijke werkruimten thuishoren.
3.7.3 Kantoren
Op 21 februari 2007 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden een nieuwe kantorenstrategie vastgesteld. De strategie is erop gericht vraag naar en aanbod van ruimte voor kantoorbehoevende ondernemingen en instellingen de komende decennia met elkaar in evenwicht te houden, op onderscheiden kwaliteitsniveaus en per deelperiode. Op de bijbehorende locatiekaart is aan grenzend aan het plangebied de kantorenlocatie bij het NS-station Den Haag HS aangegeven. De werkgelegenheid in het plangebied concentreert zich vooral langs de hoofdroutes Neherkade en Rijswijkseweg. De kantoren in Laakwijk-Schipperskwartier worden in paragraaf 2.3.2 genoemd.
3.7.4 Bedrijven
Bij de vestiging van bedrijfsactiviteiten en de menging van functies (ze paragraaf 2.3.2) moet voldoende afstand in acht worden genomen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies, zodat hinder en gevaar worden voorkomen en bedrijven hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Ten behoeve van het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en bij het inpassen van de woningen en andere gevoelige functies heeft op 16 april 2007 de Vereniging van Nederlands Gemeenten in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het ministerie van Economische Zaken het boek 'Bedrijven en milieuzonering' uitgegeven: het 'Groene Boekje'. In de jurisprudentie wordt gebruikmaking (van de eerdere edities) van dit boek algemeen geaccepteerd.
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. Het Groene Boekje is een hulpmiddel om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen concreet voor een locatie in te vullen. Door het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen worden hinder en gevaar voor woningen al in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperkt en wordt tegelijk daarmee aan bedrijven voldoende zekerheid geboden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
De richtafstandenlijst biedt voor een scala aan typen bedrijvigheid de richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geur, stof, geluid en gevaar. Daarnaast zijn indices voor verkeeraantrekkende werking, bodem, lucht en visueel opgenomen in de lijst. De richtafstanden en andere kenmerken gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf binnen het betreffende type bedrijvigheid.
De algemene richtafstandenlijst vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met een afstandstap worden verminderd. Deze Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is als bijlage 1 bij de regels van dit plan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies), mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Er is in de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst die uitgaat van de categorieën 1 tot en met 6:
- a. Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
- b. Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
- c. Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
- a. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- b. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- c. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
- d. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
3.7.5 Horeca
Op 14 september 2000 heeft de gemeenteraad de 'Structuurvisie Horeca Den Haag' vastgesteld. De voornaamste doelstelling van het hierin geformuleerde beleid is een duidelijke kwaliteitsverbetering van de Haagse horeca en daarmee een optimale aansluiting op de wensen van de consument. Uitgangspunten van de Structuurvisie Horeca zijn:
- a. het stimuleren van horecaconcentraties met diversiteit in aanbod;
- b. een experiment met verruiming van de openingstijden in de uitgaanskernen;
- c. buiten deze concentraties overgaan tot vermindering van het aantal horecabedrijven.
De Staat van horeca-inrichtingen deelt horecabedrijven in vier verschillende categorieën, waarbij categorie I de lichtste vorm van verkoop is (bijvoorbeeld een ijssalon) en waarbij categorie IV geldt als de zwaarste vorm (bijvoorbeeld een discotheek). In de Staat van horeca-inrichtingen wordt nader ingegaan op een aantal definities van te onderscheiden horeca-inrichtingen en de opzet van een beoordelingssysteem. Aan de hand van een aantal beoordelingscriteria kan worden bepaald tot welke categorie een bepaalde horeca-inrichting moet worden gerekend. Dit plan handhaaft de bestaande horecavestigingen maar voorkomt de uitbreiding ervan. De huidige horeca-inrichtingen zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. Waar horeca met wonen is gemengd, zijn de toegestane horeca-inrichtingen beperkt tot categorie III. Meestal gaat het om een café of een snackbar. (Dans-, muziek- en sportscholen worden onder maatschappelijke doeleinden geschaard.) De huidige bezettingsgraad is maatgevend. De regeling in dit plan staat de uitwisseling van horecavestigingen toe maar niet de uitbreiding van hun aantal.
3.7.6 Detailhandel
Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006-2011 vastgesteld. De nota beoogt de winkelfunctie van de Haagse binnenstad te versterken. De consument moet meer keuze en kwaliteit worden geboden. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt. Dat heeft een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie. In dat kader geeft de nota een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in de structuurvisie is aangegeven.
Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. Zij geeft de ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locatie is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. De vestiging van nieuwe winkels wordt aan dit beleid getoetst.
Het detailhandelsbeleid in het plangebied is een mix van het concentratiebeleid conform het 'Plan van Aanpak winkelstructuur Goeverneurlaan' en het beleid om economische functies langs de invalswegen zoals de Neherkade en de Rijswijkseweg te handhaven. Deze mix in beleid leidt tot een aantal locaties waar detailhandel onbeperkt is toegestaan. Het plan beoogt een winkelconcentratie aan het Lorentzplein met een uitloop aan de Jan van der Heijdenstraat en het Goeverneurplein tot en met de kruising met de Van Zeggelenlaan. Daarnaast wordt ook de winkelconcentratie aan (het zuidelijk deel van) de Rijswijkseweg gehandhaafd. Naast deze locaties komen er in Laakwijk-Schipperskwartier nog veel verspreide winkels voor. Uiteraard mag het huidige gebruik worden voortgezet maar een functiewijziging is wenselijk en relatief eenvoudig mogelijk, zeker nu het plan voorziet in een ruime bestemming van deze panden. Op die plaatsen waar de woonfunctie overheerst en een enkel winkelpand voorkomt wordt ingezet op afbouw van de detailhandelfunctie. Het pand mag naast wonen ook voor andere doeleinden worden gebruikt: als ambachtelijk bedrijf of als dienstverlenend bedrijf. In elk geval moet leegstand zoveel mogelijk worden voorkomen.
3.8 Onderwijs, Cultuur En Welzijn
Hoewel het plan uitgaat van de bestaande situatie, zijn maatschappelijke voorzieningen en welzijnsvoorzieningen zodanig ruim geformuleerd dat uitwisseling van verschillende (maatschappelijke en welzijns)functies eenvoudig mogelijk is. De breder gedefinieerde maatschappelijke voorzieningen komen voor in zelfstandige bestemmingen van maatschappelijke doeleinden en als onderdeel in andere bestemmingen. Als welzijnsvoorzieningen – planmatig – in de plint van een woongebouw zijn gevestigd, is het gebouw bestemd voor gemengde doeleinden, dat wil zeggen wonen en welzijnsvoorzieningen en onderwijsvoorzieningen. Voor de vestiging van maatschappelijke functies is een specifieke wijzigingsbevoegdheid opgenomen die zonodig nog kan leiden tot uitbreiding van het aantal maatschappelijke functies. Van deze bevoegdheden kan gebruik worden gemaakt indien in een buurt of wijk een duidelijke behoefte is ontstaan aan bijvoorbeeld een buurthuis of een huisartsenpraktijk.
3.8.1 Onderwijs
Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente, in samenwerking met de schoolbesturen, voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen.
De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. De 9 GOA-basisscholen in het plangebied vormen samen met een peuterspeelzaal reeds een voorschool. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting van de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.
3.8.2 Cultuur
Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. Daarnaast wordt op tal van plaatsen – in tijdelijke en permanente ateliers, broed- en werkplaatsen – in relatieve luwte kunst geproduceerd en getoond. Zulke plekken zijn met name geconcentreerd in de periferie van de binnenstad. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om in de stad ruimte te scheppen voor (startende) ondernemers in de kunstsector.
3.8.3 Welzijn en zorg
Volgens het Welzijnsplan 2005-2006 stelt welzijn individuen in staat maatschappelijk op eigen benen te leren staan en optimale ontplooiingskansen te verwerven in een leefbare en ongedeelde stad, actief met andere bewoners op buurt- en wijkniveau. Het welzijnsbeleid bestrijkt het brede terrein van individuele ondersteuning tot recreatieve activiteiten, van het tegengaan van maatschappelijke tweedeling tot de sociale inrichting van de woon- en leefomgeving.
Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in juni 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. In principe wordt het aanbod van kindercentra in de stad en dus ook in het plangebied bepaald door de marktwerking. De buitenschoolse opvang valt niet onder verantwoordelijkheid of regierol van de gemeente. Door kinderopvang in daarvoor in aanmerking komende bestemmingen uitdrukkelijk mogelijk te maken ondersteunt de gemeente de realisatiemogelijkheden van kinderopvang.
3.8.4 Levensovertuiging
Uit onderzoek naar de behoefte aan gebedsruimten en naar de mogelijkheden die bestaande bestemmingsregelingen bieden, bleek voor de komende 5 tot 10 jaar een behoefte aan circa 20.000 m2voor bijeenkomstruimte. In haar vergadering van 10 november 2005 heeft de raadscommissie Stedelijke ontwikkeling, Wonen en Binnenstad naar aanleiding van de 'Nota gebedsruimte in Den Haag' een aantal maatregelen aangegeven om in te spelen op de behoefte van 20.000 m² gebedsruimte voor 2010. Het plangebied telt een relatief veel kerken en moskeeën die ook als maatschappelijke voorzieningen zijn bestemd.
3.8.5 Sport en recreatie
Op 9 november 2000 stelde de gemeenteraad van Den Haag de Nota Beweegredenen 2000-2005 vast waarin het sportbeleid van de gemeente is verwoord. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:
- a. voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
- b. een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
- c. herkenbare topsport te faciliteren;
- d. maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen en sportverenigingen te ondersteunen.
De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water. In het dichtbebouwde centrum van Den Haag treft men, met uitzondering van buitensportaccommodaties die door sportverenigingen worden gehuurd, een divers en ruim aantal sportvoorzieningen en openbare sportieve voorzieningen aan. Wel zijn er in sommige delen van het plangebied relatief weinig openbare sportieve voorzieningen. Omdat er geen ruimte is voor de realisatie van sportieve voorzieningen en sportvoorzieningen streeft de gemeente naar meer sportieve speelruimte zodra ruimte binnen het plangebied beschikbaar komt. Dit, met inachtneming van de minimumnorm van 75 m² groen en openbare ruimte per woning.
De sportvoorzieningen in het Schipperskwartier zijn beperkt tot het buurthuis Vliethage voor kleinschalige activiteiten en een openbare voetbalkooi aan de Bontekoekade, de enige openbare sportieve uitlaatklep in dit gebied dat door de drukke Rijswijkseweg, het spoor en het brede water wordt ingesloten. In het dichtbebouwde Laakwijk heeft de sportinfrastructuur vooral betekenis op het sportterrein van de HVV Laakkwartier en in de gemeentelijke sporthal LiPa. De sportterreinen van LiPa aan de Paets van Troostwijkstraat en het sportterrein aan de Ketelweg hebben een belangrijke functie voor de schoolsport, naschoolse sport en de wijksport; de sportterreinen van Lipa zijn er zelfs specifiek voor ingericht.
In dit gebied ligt nog een sportterrein dat is omsloten door sloten en door de schoolgebouwen aan de Capadosestraat, de Withuysstraat en de Bresterstraat. (Vroeger lag aan de Laakkade ook een schoolgebouw maar daar zijn inmiddels huizen gebouwd.) Dit sportterrein Withuysstraat heeft voor de scholen rondom en de directe omgeving een belangrijke functie. Het gebruik van dit sportterrein zal toenemen door de aanleg van een Cruyff Court (een modern trapveldje voor jongeren, midden in de wijk) en door verbetering van de accommodatie. Onder voorwaarden van openstelling is dan in samenwerking met de Krajicek Foundation naschools en (semi)openbaar gebruik mogelijk.
3.8.6 Spelen
Op 9 november 2000 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Nota Samen Spelen vastgesteld. Bij nieuwe woningbouwlocaties dient de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot uitgeefbaar gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatieruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius. Die verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:
leeftijdscategorie | aantal kinderen per speelplek | actieradius | speeloppervlakte | ||
0 tot 6 jaar | 50 tot 75 kinderen | 100 meter | 200 m² | ||
7 tot 12 jaar | 75 tot 100 kinderen | 400 meter | 500 m² | ||
13 tot 18 jaar | 100 tot 125 kinderen | 1.000 meter | = 750 m² |
3.9 Water
3.9.1 Kaderrichtlijn Water
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De Europese Kaderrichtlijn water beoogt de bescherming van aquatische ecosystemen en het duurzaam gebruik van water. Het beleid van WB21 en KRW zijn de twee pijlers van het integrale waterbeleid en zijn in 2003 gebundeld in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), waaraan rijk, provincies, waterschappen en gemeenten zich hebben geconformeerd. Doelstelling is om in 2015 de waterhuishouding op orde te hebben en richting 2050 op orde te houden. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Een belangrijk element van de Kaderrichtlijn Water is de realisatie van natuurvriendelijke oevers.
3.9.2 Waterbeheersplan 2006-2009
In 2005 heeft het Hoogheemraadschap van Delfland haar waterbeheersplan geactualiseerd: Waterbeheersplan 2006-2009, Realiseren en intensiveren. In dit plan ligt het accent op het realiseren van de opgestelde plannen en het intensiveren van de uitvoering ervan. De thema's waarbinnen dit plaatsvindt zijn: veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid, bruikbaarheid, aanleggen en beheren, overleggen, samenwerken, reguleren en toezicht houden. Het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Kaderrichtlijn Water vragen om daadkrachtige uitvoering van een groot aantal maatregelen. Goede samenwerking en overleg met gemeenten ten aanzien van de watertoets van ruimtelijke plannen is een belangrijk streven.
Delfland streeft naar water als sturend beginsel in de ruimtelijke ordening. Delfland hecht veel waarde aan een robuust watersysteem en verlangt daarom een waterbergend vermogen van 325 m³ per ha voor nieuw in te richten stedelijk gebied. Ten aanzien van de waterkwaliteit in de boezemwateren streeft Delfland naar concentraties die voldoen aan de MTR-waarden van de Vierde Nota waterhuishouding.
3.9.3 Waterplan Den Haag 1998-2012
De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen een plan voor het stedelijk waterbeheer opgesteld: Waterplan Den Haag 1998-2012 (1999). In het plan is het 'integraal waterbeheer' in Den Haag concreet uitgewerkt. Het plan behelst een visie op het samenhangend beheer van riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater in Den Haag op middellange termijn.
3.9.4 Waterbergingsvisie Den Haag
Na het Waterplan brachten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld en spraken zij maatregelen af om het waterbergingstekort in de verschillende delen van de stad op te lossen: Waterbergingsvisie Den Haag (2003). Uitgangspunt van de Waterbergingsvisie Den Haag is het voorkomen van problemen met waterberging bij nieuwe ontwikkelingen in de stad door uitvoering van de maatregelen voor verbetering van de waterberging die in de visie zijn opgenomen. Maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit blijven bij nieuwe ontwikkelingen nog wel noodzakelijk. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen wegen Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland in onderling overleg water mee in de planvorming en passen zij water op een creatieve manier in het stedelijk gebied in.
Met haar ligging aan zee, duinen, grachten, polders en stadsparken vervult water in de gemeente Den Haag verschillende rollen: de functie van water in het centrum is anders dan die van water langs de duinen of in de Noordpolder en het Wateringse Veld. Oppervlaktewater, bijvoorbeeld grachten en boezemwater, is bepalend voor het functioneren van het totale watersysteem. Vanwege het karakter van een grote stad als Den Haag en de verschillende rollen die water erin vervult, kiezen het hoogheemraadschap en de gemeente in het Waterplan Den Haag 1998-2012 voor drie verschillende ambitieniveaus voor het stedelijk watersysteem:
- a. in 'Water dat siert' staat de belevingswaarde centraal. Oppervlaktewater ziet er aantrekkelijk uit, stinkt niet, wateroverlast wordt voorkomen en er is ruimte voor oever- en waterplanten en een aantal diersoorten. Recreatie zoals sportvissen en kanoën is mogelijk. Vooral water in en rond het centrum moet aan deze ambitie voldoen.
- b. 'Water dat behaagt' staat naast de belevingswaarde duurzamer beheer en een sterkere natuurwaarde voor. Zulke gebieden zijn bijvoorbeeld Benoordenhout en Mariahoeve.
- c. bij 'Water dat leeft' is sprake van een duurzaam beheer en kan zich natuur ontwikkelen die afhankelijk is van goed water. Vervuiling waaronder die uit riooloverstorten is zo goed als geëlimineerd. In Den Haag gaat het om Haagse Beek, Wateringse Veld en Leidschenveen/Ypenburg.
3.9.5 Watertoets
Voor elke poldereenheid in Den Haag is aangegeven welk ambitieniveau wordt nagestreefd. De deelgebieden Laakkwartier-Centraal, Laakkwartier-Noord en Laakoever behoren tot de waterstaatkundige eenheid Noordpolder. Met uitzondering van de Laakoever en het riviertje de Laak liggen in het Haagse deel van de Noordpolder geen grote groengebieden en waterpartijen, in het Rijswijkse deel daarentegen wel (de Voordes) maar dit oppervlaktewater staat niet in een directe verbinding met het oppervlaktewater in de gemeente Den Haag. Het water in de Noordpolder wordt ingelaten vanuit de boezem. Het deelgebied Schipperskwartier ligt in het boezemgebied. In het boezemgebied zijn de Hofvijver en de grachten de belangrijkste watergangen. Ze worden gevoed door water uit het (agrarisch) achterland.
Zowel voor de deelgebieden Laakkwartier-Centraal, Laakkwartier-Noord en Laakoever als voor het deelgebied Schipperskwartier geldt het ambitieniveau 'water dat siert': de belevingswaarde van water staat centraal. Oppervlaktewater ziet er aantrekkelijk uit, stinkt niet, wateroverlast wordt voorkomen en er is ruimte voor oever- en waterplanten en een aantal diersoorten. Recreatie zoals sportvissen en kanoën is mogelijk. Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland toetsten in het licht van dit ambitieniveau het water in het plangebied op waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen (veiligheid) en ecologie:
kenmerk | deelgebied Noordpolder | deelgebied Boezemgebied | |
waterkwaliteit | Het fosfaatgehalte bedraagt 0,9 tot 1,0 mgP/l. Het stikstofgehalte is groter dan 2,2 mgN/l. Door de grote waterinlaat vanuit de boezem is het doorzicht 0,3 tot 0,4 m. Er zijn klachten over stankoverlast. er wordt veel welvaartsvuil in de watergangen aangetroffen. | Het fosfaatgehalte bedraagt circa 0,8 mgP/l. Het stikstofgehalte is hoger dan 3,3 mgN/l. Het doorzicht is 0,3 m. Het water wordt snel rondgepompt, omdat het boezemwater door Eneco als koelwater wordt gebruikt. Tevens treedt hierdoor een thermische verontreiniging op. het effect van deze thermische verontreiniging op het water is onbekend. In het boezemsysteem komen blauwalgen voor. | |
natuur | In het Haagse deel gaat het om de Laakoever en het riviertje de Laak. In het Rijswijkse deel liggen grote groengebieden die een belangrijke schakel vormen in de stedelijke ecologische hoofdstructuur. | Ecologisch behoort het merendeel van het water in het Boezemgebied tot het laagste niveau. Waardevolle elementen zijn onder andere enkele (gracht)muurvegetaties alsmede de Laakhaven. | |
oevers | De oeverinrichting is over het algemeen functioneel. De inrichting bestaat grotendeels uit steenglooiingen. Voor de oeverbescherming zijn milieuvriendelijke materialen toegepast. | De oevers zijn functioneel ingericht met veelal kademuren en steenglooiingen. | |
waterbodem | De sliblaag op de waterbodem is licht tot zwaar verontreinigd (klasse 2 tot 4). De sliblaag is dikker dan 0,2 m. | De sliblaag op de waterbodem is voornamelijk sterk verontreinigd (klasse 4), lokaal matig verontreinigd (klasse 3). De dikte van de sliblaag varieert en is niet nauwkeurig bekend. | |
riolering | Het bemalingsgebied Laakwijk voldoet aan de basisinspanning rioleringsbeleid (CIW 2001, WRW 2002). | In het boezemgebied liggen drie bemalingsgebieden van de riolering: Centrum, Stationsbuurt en Morsestraat. Het bemalingsgebied Stationsbuurt voldoet aan de basisinspanning. In de andere gebieden is de vuiluitworp tot tweemaal groter dan toegestaan volgens de basisinspanning. | |
waterbeheer | Het water in het plangebied wordt ingelaten vanuit de boezem. Daarbij worden verschillende oppervlaktewaterpeilen gehanteerd. Er treden geen peilfluctuaties gedurende het seizoen op. | Het boezemwatersysteem is er vooral op gericht het water uit het achterliggende poldergebied af te voeren. Dit leidt tot hoge stroomsnelheden in het boezemwater. Door de grote capaciteit van het afvoergemaal in relatie tot de geringe capaciteit van het boezemstelsel treeds een groot verhang in de grachten op. | |
grondwater | Voor het plangebied zijn geen gevallen van overlast bekend. | In het Schipperskwartier zijn geen gevallen van overlast bekend. | |
lozingen | Er zijn, buiten de overstorten van de riolering, geen puntlozingen in het plangebied bekend. | Op enkele plaatsen vinden puntlozingen op het oppervlaktewater plaats. |
Verbeteringsmogelijkheden in deelgebied Noordpolder
In het studieprogramma ABC-Delfland is het Polderplan Noordpolder opgesteld. Voor de Noordpolder geldt een algemene waterbergingsnorm van 325 m³ per hectare, dat wil zeggen dat tenminste 15% van de oppervlakte van de polder, zijnde de laagst gelegen gebieden, niet mogen worden bebouwd. Om het oppervlaktewater in de Noordpolder op peil te houden, moet water uit de boezem worden ingelaten. De verwachting is dat de waterkwaliteit in de Noordpolder als gevolg van de verbetering van de boezemwaterkwaliteit verbetert naar een fosfaatgehalte van 0,6 mgP/l. Maatregelen om de waterkwaliteit verder te verbeteren, zoals vasthouden van gebiedseigen water, afkoppelen van verhard oppervlak en aanleg van (grootschalige) helofytenfilters, zijn te ingrijpend van omvang.
In het programma Watrerkader Haaglanden wsordt de Noordpolder samen met vijf andere Haaglandenplders aangewezen als proeftuin voor innovatieve waterbergingsoplossingen. In het rapport 'Innovatief waterpersbergingsperspectief Noordpolder. Verkenning van de mogelijkheden' worden mogelijkheden getoond voor zowel traditionele als innovatieve vormen van waterberging. Met de aanleg van open water kan aan tweederde van de wateropgave worden voldaan. De hiervoor benodigde ruimte kan worden gevonden in binnen de herstructureringswijk Moerwijk en in een verbreding van de Broeksloot. Een gesignaleerde innovatieve kans is onder meer de realisatie van ondergrondse waterberging in sportparken.
Verbeteringsmogelijkheden in deelgebied Boezemgebied
Door de verwachte verbetering van de kwaliteit van het boezemwater daalt het fosfaatgehalte in het Boezemgebied naar 0,4 mgP/l. Er zijn echter weinig mogelijkheden om de waterkwaliteit verder te verbeteren. Door de centrumfunctie zijn er veel diffuse bronnen, zoals afspoeling van wegen en trambanen. Het gemengde rioolstelsel wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van veel overstorten. Aangezien het peil van het boezemwater weinig fluctuaties toestaat (onder andere in verband met de afvoerfunctie, scheepvaart, woonboten en de drempelhoogte van de riooloverstorten) zijn er in het boezemgebied weinig of geen mogelijkheden voor het instellen van een variabel oppervlaktewaterpeil om gebiedseigen water vast te houden.
Waterkering
Laakwijk ligt grotendeels in de Noordpolder, alleen het Schipperskwartier ligt in het boezemgebied. De grens tussen polder en boezem wordt gevormd door de Laakhaven en de Trekvliet. Op deze grens ligt de waterkering. Deze is zichtbaar als kade langs de Neherkade en als walkant langs de Trekweg. Om de stabiliteit van de boezemkade te garanderen is in het plan een beschermingszone opgenomen met een breedte van 15 meter. Ingrepen binnen deze zone, waaronder de realiseren van bouwwerken en de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, moeten plaatsvinden in overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland.
Vertaling watertoets in bestemmingsplan
De watertoets is als volgt in het bestemmingsplan vertaald:
- bestemming van belangrijke waterlopen (de Laak, de Trekvliet, de Broeksloot et cetera)
- planologische bescherming van waterkeringen en duikers en/of concrete aanwijzing van nieuwe duikers en/of waterverbindingen;
- handhaving van grote onbebouwde oppervlakten (oevers, sportvelden, parken);
- opname beleidsvoornemen tot nemen van compenserende maatregelen bij verharding van substantiële oppervlakten;
- de bepaling dat de glooiende natuurvriendelijke oevers langs de Laak en de Broeksloot en de sportvelden mede bestemd zijn voor (tijdelijke) waterberging.
3.10 Groen
3.10.1 Groen kleurt de stad
De nota Groen kleurt de stad – beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 – (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:
- a. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
- b. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
- a. ruimte voor groen in en om de stad;
- b. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
- c. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
- d. samen het groen beheren.
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.
De Laakzone, de groenstroken langs de Broeksloot en de Trekvliet en de aanwezige boombeplanting in de Neherkade maken deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Dit groen krijgt vanuit de ambities genoemd in het beleidsplan voor het Haagse groen de volgende groenstructuurversterkende impulsen:
- a. bomenstructuur als verbindingsschakel;
- b. duurzame instandhouding.
De groenstructuur langs de Trekvliet (Trekweg) maakt tevens deel uit van één van de acht 'ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur' in de stad, namelijk de 'Groenblauwe verbindingen tussen stad en Groene Hart'. Ambities in deze zone zijn vooral gericht op het realiseren en verbeteren van recreatieve verbindingen tussen de woon- en werkomgeving van de stad en het Groene Hart van Zuid-Holland. De groenstructuren zijn in het plan expliciet voor groendoeleinden in de bestemming Groen bestemd. De bestemming Verkeer - 3 rust op enkele (semi)openbare verblijfsruimten die door hun functie en inrichting niet passen bij de bestemmingen Groen, Wonen of de andere bestemmingen voor verkeersdoeleinden.
3.10.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones
In de Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones (1999) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zoveel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen.
Een deel van het plangebied maakt deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. De groenstrook tussen Laakkade en Laakweg is onderdeel van de Laakzone, een van de negen ecologische verbindingszones in de stad. Voor de ecologische verbindingszone is een herinrichtingsplan opgesteld. De belangrijkste kenmerken zijn de aansluiting bij het stedenbouwkundig beeld aan de zijde van de Laakkade – door een overwegend traditionele inrichting – en de invulling van de groenstrook langs de Laakweg gericht op natuurontwikkeling. De uitvoering hiervan werd in 2004 afgerond.
3.10.3 Flora- en Faunawet
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene ontheffing, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.
Vanwege de aard van het plangebied – een bestaand stedelijk woongebied – wordt verwacht dat streng beschermde soorten vleermuizen en vogels kunnen voorkomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen als gevolg van dit plan moet rekening worden houden met deze beschermde soorten. Voorafgaand aan de ruimtelijke ontwikkeling moet worden onderzocht of beschermde soorten voorkomen, hoe verstoring van deze soorten voorkomen kan worden en of eventueel een ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig is.
3.10.4 Bomenverordening Den Haag 2005
Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen. In de Vliegwielstraat staan vijf monumentale bomen (vleugelnoten).
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Inleiding
4.1.1 Tien voor milieu
Op 2 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Den Haag de nota 'Tien voor milieu; Contourennota voor milieubeleid 2006-2010' vastgesteld. De nota is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010.
In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing. De nota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame wereldstad aan zee. Het gebiedsgericht milieubeleid is daarbij hét instrument om de milieubelangen in te brengen in de dynamiek van de ruimtelijke ontwikkeling.
4.1.2 Handreiking Gebiedsgericht Milieubeleid
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid (2005) dat werd geïntroduceerd in het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 welk plan door bovengenoemde contourennota is opgevolgd. Het gebiedsgericht milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied waardoor de kwaliteiten van dat gebied verbeterd of beter beschermd kunnen worden.
Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedspecifieke kenmerken en mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip moeten hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengde gebieden met accent op wonen ('gemengd wonen'), gemengde gebieden met accent op werken ('gemengd werken'), verkeersinfrastructuur en groene hoofdstructuur en water.
Laakkwartier-Centraal en Laakkwartier-Noord behoren tot het gebiedstype Wonen: de hoofdfunctie is wonen al dan niet in verschillende vormen (hoogbouw, laagbouw, ruim opgezet of juist dicht op elkaar); het gaat om een min of meer monofunctioneel gebied met voorzieningen ten bate van het gebied zelf. Schipperskwartier en Laakoever behoren tot het gebiedstype Gemengd wonen: de belangrijkste functie is wonen en de voorzieningen in het gebied staan in beginsel ten dienste van het gebied zelf. Daarnaast zijn er bedrijven aanwezig die zich met hun activiteiten op de rest van de stad richten.
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:
- a. Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
- b. Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
- c. Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.
De ambities die voor het gebiedstypen Wonen en Gemengd Wonen van belang zijn, worden in paragraaf 4.1.3 genoemd. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de hieronder genoemde milieuambities richtinggevend:
Thema | Ambitie Gebiedstype Wonen | Ambitie Gebiedstype Gemengd Wonen | |
Bodem | Extra | Extra | |
Externe veiligheid | Maximaal | Maximaal | |
Geluid | Maximaal | Extra | |
Lucht | Maximaal | Extra | |
Mobiliteit | Extra | Extra | |
Schoon | Extra | Extra | |
Water | 'Water dat siert' | 'Water dat siert' | |
Natuur | Extra | Basis | |
Klimaat | Maximaal | Maximaal |
4.1.3 Duurzaamheidsparagraaf
De duurzaamheidsparagraaf is van toepassing op alle Haagse raadsvoorstellen en collegebesluiten op het gebied van ruimtelijke ordening, openbare ruimte, water en riolering, verkeer, groen en recreatie, bouwen en wonen. De duurzaamheidsparagraaf is gekoppeld aan het Gebiedsgericht Milieubeleid. In deze duurzaamheidsparagraaf is aangegeven wat voor dit gebiedstype het ambitieniveau bij de onderscheiden milieuthema's is en welke maatregelen zullen worden genomen om de verschillende ambities zo goed mogelijk te bereiken. Voor Laakwijk-Schipperskwartier zijn (de ambitieniveaus van) het gebiedstype Wonen en Gemengd Wonen van toepassing (paragraaf 4.1.2). Bij de planontwikkeling wordt rekening gehouden met de realisatie van deze ambities. Bij de vraag of ambities worden gerealiseerd en welke maatregelen worden genomen, wordt bekeken in hoeverre dit beheerbestemmingsplan aan de ambities tegemoet kan komen. Maatregelen in het kader van dit bestemmingsplan zijn cursief geschreven.
Laakkwartier-Noord en Laakkwartier-Centrum (Gebiedstype Wonen)
Thema | Ambitie | Gerealiseerd? | Maatregelen | ||
Bodem | Extra | Ja | Sanering vindt plaats op één niveau hoger dan noodzakelijk; Bij herontwikkeling worden te treffen maatregelen afgewogen tegen de beoogde functie. Zie paragraaf 4.3 | ||
Externe veiligheid | Maximaal | Ja. Er is in de bestaande situatie noch ten aanzien van de vier ontwikkelingen in dit deel van het plangebied een persoongebonden of groepsrisico. | Zie paragraaf 4.4 | ||
Geluid | Maximaal | Gedeeltelijk. De algemene beschrijving gaat uit van een 'rustige tot stille' situatie. Met uitzondering van een geringe overschrijding bij het bouwplan Capadosestraat voldoet het plan aan de wettelijke eisen. Wel is er een relatief hoge geluidbelasting langs de onder meer de Cylinderstraat en de Noordpolderkade. | Op termijn wegdek wijzigen van klinkers naar geluidsarme klinkers. Beperking van autoverkeer door de wijk door 'knippen in wegen', tegengaan van sluipverkeer, doodlopende woonwegen. Benoemen verblijfsgebieden. Zie paragraaf 4.6 | ||
Lucht | Maximaal | Ja. De ontwikkelingen hebben ten opzichte van de autonome ontwikkeling op de meeste plaatsen een minimale invloed op de luchtkwaliteit ter plekke. | Beperking uitstoot per voertuig, roetfilters, venstertijden voor zwaar verkeer. Zie paragraaf 4.5 | ||
Mobiliteit | Extra | Ja | Bescherming doorgaande fietsroute langs de Laak. Parkeren op eigen terrein in nieuwe ontwikkelingen. Handhaven bestaande parkeercapaciteit. Zie paragraaf 3.5 | ||
Schoon | Extra | Ja | Plaatsen van afvalbakken, voldoende ruimte voor veegwagens, veegbeleid, communicatie. Zie paragraaf 3.2 | ||
Water | 'Water dat siert' | Ja | Waterberging onder sportvelden; Standaard natuurvriendelijke oevers, primair geschikt voor waterberging. Zie paragraaf 3.9 | ||
Natuur | Extra | Ja | Groen als functie opgenomen in het bestemmingsplan. Recreatief groen als Cultuur en ontspannning bestemd. Groen en water is meestal als medebestemming mogelijk. Zie paragraaf 3.10 | ||
Klimaat | Maximaal | Ja | Zie paragraaf 4.2 |
Schipperskwartier en Laakoever (Gebiedstype Gemengd wonen)
Thema | Ambitie | Gerealiseerd? | Maatregelen | ||
Bodem | Extra | Ja | Sanering vindt plaats op één niveau hoger dan noodzakelijk; Bij herontwikkeling worden te treffen maatregelen afgewogen tegen de beoogde functie. Zie paragraaf 4.3 | ||
Externe veiligheid | Maximaal | Nee. Bij de ontwikkeling van het bouwplan Neherkade / Slachthuislaan wordt de oriënterende waarde van het groepsrisico vanwege het LPG-tankstation aan de Neherkade overschreden. | Hittewerende coating voor LPG-tankauto's conform Convenant LPG-autogas. Gunstige vluchtroutes uit de bebouwing. Zie paragraaf 4.4 | ||
Geluid | Extra | Gedeeltelijk. De algemene beschrijving gaat uit van een 'rumoerige tot stille' situatie. | Realisatie d'ove gevel' bij het bouwplan Neherkade / Slachthuislaan. Geluidreducerend asfalt bij het bouwplan Neherkade / Gemaalstraat. Zie paragraaf 4.6 | ||
Lucht | Extra | Gedeeltelijk. Er is een kleine overschrijding van de grenswaarde voor stikstofdioxide aan de Neherkade maar deze blijft binnen de wettelijke normen. | Beperking uitstoot per voertuig, roetfilters, venstertijden voor zwaar verkeer. Zie paragraaf 4.5 | ||
Mobiliteit | Extra | Ja | Bescherming doorgaande fietsroute langs de Laak. Parkeren op eigen terrein in nieuwe ontwikkelingen. Handhaven bestaande parkeercapaciteit. Zie paragraaf 3.5 | ||
Schoon | Extra | Ja | Plaatsen van afvalbakken, voldoende ruimte voor veegwagens, veegbeleid, communicatie. Zie paragraaf 3.2 | ||
Water | 'Water dat siert' | Ja | Waterberging onder sportvelden; Standaard natuurvriendelijke oevers, primair geschikt voor waterberging. Zie paragraaf 3.9 | ||
Natuur | Basis | Ja | Groen als functie opgenomen in het bestemmingsplan. Recreatief groen als Cultuur en ontspannning bestemd. Groen en water is meestal als medebestemming mogelijk. Zie paragraaf 3.10 | ||
Klimaat | Maximaal | Ja | Zie paragraaf 4.2 |
4.2 Duurzaam Bouwen
De gemeente Den Haag streeft naar duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen speelt een belangrijke rol bij het ambitieniveau maximaal voor het thema klimaat, binnen het thema water waar het gaat om ontkoppelen van hemelwater en ook het ambitieniveau basis voor het thema lucht. Het behelst onder meer de toepassing van technieken die leiden tot CO2-neutrale en gezonde gebouwen en het gebruik van milieuvriendelijke materialen en waterbesparende apparatuur.
De gemeente en haar partners beschikken samen over een aantal stimuleringsmaatregelen, gericht op het proces en de implementatie van duurzaam bouwen. De gemeente beveelt het concept Lage Temperatuur Verwarming (LTV) aan, waarmee gebouwen CO2-neutraal worden en toepassing van duurzame energiebronnen mogelijk is, zoals aardwarmte (geothermie) of de warmte die door middel van warmtepompen uit bijvoorbeeld (zee)water gehaald kan worden.
Een EPL (Energie Prestatie op Locatie) drukt de energieprestatie van een gebouw of een wijk uit: een CO2-neutrale wijk heeft een EPL van 1,0; de EPC van woongebouwen moet in dat geval onder de 0,6 liggen. Op gebiedsniveau kan men werken met een duurzaamheidsindex: Duurzaam Bouwen Prestatie op Locatie (DPL), ook bij aanbestedingen zodat marktwerking kan bijdragen aan duurzaam bouwen. Op gebouwniveau kan men het instrument Gemeentelijke Praktijk Richtlijn voor duurzaam bouwen (GPR) of vergelijkbare instrumenten toepassen. Dit bevordert prestatiegericht ontwikkelen en de ontwerpvrijheden blijven maximaal. Tot slot, heel concreet, streeft de gemeente naar een zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van bouwmaterialen die vrijkomen door sloop.
4.3 Bodem
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling danwel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden voor stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
- a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
- b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
- c. het treffen van de beheersmaatregelen.
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak. Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.
Gelet op de het conserverend karakter van het bestemmingsplan vindt in het kader van dit plan geen bodemonderzoek plaats. Bodemonderzoek zal eerst worden uitgevoerd in geval van (substantiële) uitbreiding van bestaande gebouwen dan wel bij bouwplannen voor nieuwbouw die al dan niet met dit bestemmingsplan in overeenstemming zijn.
4.4 Externe Veiligheid
Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag adviseerde op 26 augustus 2008 over externe veiligheid in het plangebied.
4.4.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied ligt niet binnen 200 m van de snelweg of andere delen van de Route gevaarlijke stoffen. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is daarom niet noodzakelijk.
4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
Een deel van het plangebied (Schipperskwartier) ligt binnen 200 m vanaf de spoorlijn Delft-Leiden. Op basis van de Risicoatlas Spoor is er op baanvak 67 tussen Delft en Leiden sprake van het transport van 50 wagons per jaar met stoffen behorende tot categorie B2: giftige gassen, zoals ammoniak per jaar. Wat betreft het spoorvervoer is alleen het transport van ammoniak relevant. De contour voor het plaatsgebonden risico, zowel PR 10-6, 10-7 als 10-8, is kleiner dan 10 m, gerekend van het hart van het spoor. De risicoatlas stelt ook cijfers beschikbaar voor het groepsrisico. Den Haag wordt echter niet nader beschouwd: het groepsrisico is er verwaarloosbaar.
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich het station Hollands Spoor. Blijkens de inventarisatie van ProRail behoren de stations in Den Haag niet tot de spoorweg-knooppunten met een verhoogd risico waarvoor afzonderlijke faalscenario's (bijvoorbeeld botsing goederentreinen) in beschouwing dienen te worden genomen.
Aangezien binnen 200 m van de spoorlijn geen nieuwe bestemmingen zijn voorzien, is nader onderzoek niet noodzakelijk.
4.4.3 Buisleidingen
In de omgeving van het plangebied (Binckhorst) is een hogedrukaardgas-transportleiding van de Gasunie gesitueerd (W536-01). Deze leiding heeft een diameter van 20” en een werkdruk van 40 bar. De leiding loopt grofweg via de Binckhorstlaan, de Mercuriusweg en de achtergevel van de bebouwing aan de Meteoorstraat.
Voor deze leidingen geldt voor bijzondere objecten categorie I een toetsingsafstand van 50 m, overeenkomstig de Circulaire zonering langs hogedrukaardgas-transportleidingen van 26 november 1984. De kortste afstand tussen de buisleiding en de plangrens bedraagt circa 100 m (ter hoogte van de Laakhaven). Aan de toetsingsafstand wordt ruimschoots voldaan.
Het beoordelen van het groepsrisico heeft plaatsgevonden overeenkomstig de Memorandum van de Gasunie 'Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3' van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07.0138 (hierna Memorandum). Op grond van deze Memorandum geldt voor deze leiding een inventarisatieafstand van 220 m.
De noordoostkant van het plangebied bestaat uit oppervlaktewater: de Trekvliet en de ingang van de Laakhavens. De kortste afstand tussen het bebouwde gedeelte van het plangebied en de aardgastransportleiding bedraagt circa 200 m. Hierdoor bevindt zich nauwelijks bebouwing binnen de inventarisatieafstand.
Op grond van de vernieuwde uitgangspunten uit de richtlijn van het Centrum Externe Veiligheid 'Veiligheidsafstanden voor hogedrukaardgasleidingen' van 1 juni 2007, is gebleken dat de bijdrage van het groepsrisico buiten de 35 kW/m2 contour uiterst gering is. In tabel 2 van de Memorandum zijn de 35 kW/m2 contouren voor de verschillende diameters en drukcombinaties weergegeven. Voor de onderhavige aardgastransportleiding ligt deze contour op 100 m. Met andere woorden, (beperkt) kwetsbare bestemmingen, gelegen buiten de 35 kW/m2 contour, dragen niet bij aan het groepsrisico.
Aangezien de plangrens op 100 m of meer van de aardgastransportleiding is gesitueerd, de bebouwingsgrens op 200 m van de buisleiding ligt en de geprojecteerde bestemmingen op meer dan 220 m zijn voorzien is een nader onderzoek naar het groepsrisico niet noodzakelijk.
4.4.4 Inrichtingen
Op de hoek Neherkade / Slachthuislaan bevindt zich een LPG-tankstation (Neherkade 2980) dat geen deel uitmaakt van het plangebied. De vigerende milieuvergunning voor dit LPG-tankstation is verleend op 21 december 1993. Volgens de aanvraag om milieuvergunning is sprake van een jaarlijkse doorzet van 700 m3. De aanvraag wordt, volgens de considerans, geacht deel uit te maken van de milieuvergunning. In 2002 is het ondergrondse reservoir met een inhoud van 20 m3 vervangen door een LPG-reservoir met een inhoud van 40 m3. Blijkens de bescheiden behorende bij de verklaring acceptatiemelding van 13 mei 2002 is sprake van een doorzet van 630 m3 per jaar. Door de keuze voor een grotere tank neemt het aantal verladingen af tot circa 20 per jaar. Hierdoor is de kans op een calamiteit afgenomen. De inrichting voldoet aan de veiligheidscontouren volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna Regeling).
Volgens de 'Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 2007' van het Kennisinstituut voor Mobiliteit (KiM) van Rijkswaterstaat, neemt het vervoer van LPG over de weg tot 2040 niet toe. Een belangrijke oorzaak is de sterke toename van het aandeel dieselpersonenauto's in het Nederlandse wagenpark. De verscherpte klimaatdoelstellingen dragen ook bij aan de transitie naar andere brandstoffen en aandrijftechnieken. Aardgas wordt een belangrijke brandstof voor het autoverkeer. In Den Haag is één aardgastankstation (CNG) in bedrijf en worden in de loop van 2009 vier nieuwe tankstations geopend. Dit is het gevolg van Haags stimuleringsbeleid. Over enkele jaren zijn ook aardgastankstations voor vrachtverkeer (LNG) voorzien. Als gevolg van deze ontwikkelingen is er geen toenemende vraag naar LPG. Het aantal LPG-tankstations in Nederland is de afgelopen jaren afgenomen als gevolg van het laatste saneringsprogramma van het Rijk (in het kader van de uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen). Door het verminderde aanbod wordt LPG een minder aantrekkelijke brandstof. Ondertussen werkt de automobielindustrie verder aan de ontwikkeling van elektrische en waterstof aangedreven auto's.
Tegenover het LPG-tankstation zijn 31 studentenwoningen en circa 440 m2 bedrijfsruimte geprojecteerd (zie paragraaf 5.3). Studentenwoningen worden als kwetsbare bestemmingen beschouwd. Hiervoor geldt volgens tabel 1 van de Regeling een aan te houden veiligheidscontour van 45 m tussen de gevel van de woningen en het vulpunt en 25 m tussen de gevel en het ondergrondse LPG-reservoir (jaarlijkse doorzet LPG < 1.000 m3). De kortste afstand tussen de gevel van de geprojecteerde woningen en het LPG-vulpunt annex ondergrondse LPG-reservoir bedraagt circa 60 m respectievelijk 90 m. Aan de veiligheidscontouren volgens de Regeling wordt ook na de realisatie van de geprojecteerde kwetsbare objecten voldaan.
Uit veldonderzoek van de gemeente Den Haag is gebleken dat niet wordt voldaan aan de afstand van 25 m die op grond van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) vereist is tussen het LPG-reservoir en de meest nabijgelegen kwetsbare bestemming: een bestaand woongebouw aan de Stieltjesstraat. De tank ligt op 23,6 m vanaf het trappenhuis van dit gebouw en 24,4 m vanaf de gevels van de appartementen. Het LPG-tankstation voldoet daarmee niet aan de plaatsgebonden risicocontouren volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
De ondergrondse tank moet uiterlijk op 1 januari 2010 zijn verplaatst zodat alsnog aan de veiligheidscontouren wordt voldaan. Gemeente Den Haag gaat voor deze datum de milieuvergunning voor het LPG-tankstation wijzigen, zodanig dat wordt voldaan aan de eisen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in het bijzonder de plaatsgebonden risicocon-touren volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). In de milieuvergunning worden voorschriften opgenomen met betrekking tot de ligging van het LPG-reservoir. (Het LPG-vulpunt voldoet wel aan de veiligheidscontouren.)
Berekening en verantwoording groepsrisico
De geprojecteerde studentenwoningen liggen wel binnen de 150 m contour waarvoor het beoordelen van groepsrisico vereist is. Deze beoordeling heeft plaatsgevonden op basis van de richtlijn 'QRA berekening LPG-tankstations' van 20 december 2007, opgesteld door het Centrum Externe Veiligheid van het RIVM. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
Het groepsrisico kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde. In het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moet het groepsrisico worden verantwoord. Bij de verantwoording zijn de verplichte onderdelen van artikel 13 lid 1 Bevi als uitgangspunt gebruikt.
De personendichtheid in het invloedsgebied van het LPG-tankstation neemt toe. Er is bij de inventarisatie van het aantal personen onderscheid gemaakt tussen dag (7:00-19:00 uur), avond (19:00 tot 23:00 uur) en nacht (23:00 tot 7:00 uur). Verder is voor woningen aangenomen dat overdag op werkdagen 50% van de bewoners aanwezig is en anders 100% en is voor bedrijven aangenomen dat alleen personen aanwezig zijn op werkdagen overdag. Twee ontwikkelingen leiden binnen 150 m rond het LPG-tankstation tot een toename van de personendichtheid:
- a. Neherkade/Slachthuislaan waarbij is aangenomen dat in elke studenteneenheid 1 student is gehuisvest en dat in de bedrijfsruimte op werkdagen overdag 19 personen aanwezig zijn;
- b. buiten het plangebied maar binnen 150 m van het LPG-tankstation zijn aan het Calandplein 128 woningen en 2.000 m² gepland waarbij is aangenomen dat per woning gemiddeld 2,4 personen zijn gehuisvest en in de bedrijfsruimte op werkdagen overdag 27 personen aanwezig zijn.
Het groepsrisico is berekend voor een doorzet van 1000 m³/jr voor de huidige en de gewenste toekomstige situatie. Er is verder onderscheid gemaakt tussen bevoorrading op werkdagen overdag en 's avonds.
In de huidige situatie is het groepsrisico even groot bij bevoorrading overdag als bij bevoorrading 's avonds. Het groepsrisico is groter dan de oriëntatiewaarde. In de toekomstige situatie is het groepsrisico bij bevoorrading overdag kleiner dan bij bevoorrading 's avonds maar het groepsrisico is altijd groter dan de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt toe ten opzichte van de huidige situatie. Als de tankauto is voorzien van een hittewerende coating dan neemt het groepsrisico aanzienlijk af, maar blijft zowel in de huidige als in de toekomstige situatie hoger dan de oriëntatiewaarde.
In de figuren in het onderzoeksrapport is het groepsrisico voor en na de ontwikkelingen binnen de 150 m-contour weergegeven met behulp van Fn-curves.
Op 22 juni 2005 sloten het ministerie van VROM en de LPG-sector in Nederland het Convenant LPG-autogas. Hierin kwamen partijen overeen dat de LPG-sector de externe-veiligheidsknelpunten in Nederland zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk doch uiterlijk 1 januari 2010 oplost door onder meer het aanbrengen van een hittewerende coating op LPG-autogastankauto's. Dit in aanmerking genomen blijft het groepsrisico zowel in de huidige als in de toekomstige situatie hoger dan de oriëntatiewaarde.
In het onderzoek is een berekening van het groepsrisico uitgevoerd voor een tank met een inhoud van 20 in plaats van de bestaande tank van 40 m³. Voor bevoorrading met een tankauto zonder hittewerende coating is er nauwelijks verschil te zien tussen beide tanks. Als een tankauto met hittewerende coating is uitgerust, is het verschil echter beter te zien. In geval van een kleinere tank én hittewerende coating op tankauto's blijft het groepsrisico in de toekomstige situatie weliswaar groter dan de oriëntatiewaarde maar neemt de mate van overschrijding aanzienlijk af.
Een belangrijk aspect ten aanzien van zelfredzaamheid is de mogelijkheid om van de brandhaard af te vluchten. Bij de uitvoering van het bouwplan is aan de initiatiefnemer de inspanningsverplichting opgelegd om in het definitieve ontwerp de ingang van de studenteneenheden zodanig te situeren (aan de Tak van Poortvlietstraat) dat bewoners van de brandhaard af kunnen vluchten. Een extra vluchtweg, aan de Neherkade, kan worden gedeeld met de bestaande bebouwing, dat wil zeggen op de grootst mogelijk afstand van het vulpunt.
Hulpverleningsregio Haaglanden heeft naar aanleiding van het onderzoeksrapport advies uitgebracht. Het advies is als bijlage bij deze toelichting opgenomen. De regionale brandweer verwacht dat ingeval van een warme BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Exploision) zoveel slachtoffers vallen dat de hulpdiensten onvoldoende middelen tot hun beschikking hebben om snel afdoende hulp te bieden. In de directe omgeving van het LPG-tankstation staat al een aantal bestaande flatgebouwen op korte afstand van het LPG-tankstation. Voor deze gebouwen geldt dat wegens instortingsgevaar de bewoners het gebouw ingeval van een BLEVE moeilijk kunnen verlaten en hulpdiensten het gebouw niet veilig kunnen betreden. Vanwege het grote beheersbaarheidsprobleem stelt de brandweer voor de verkoop van LPG op deze locatie te beëindigen. Indien hiervoor niet wordt gekozen dan zijn aanvullende maatregelen aan de bron en preparatieve voorzieningen noodzakelijk om de risico´s (met name van een BLEVE) te verlagen. Ongeacht zulke maatregelen ziet de regionale brandweer zich vooralsnog genoodzaakt negatief te adviseren over het plan. De meest effectieve maatregelen zijn volgens de brandweer:
- a. verlaging van de doorzet van LPG (naar 500 m³);
- b. een kleiner ondergronds reservoir. Bij het vervangen van de bestaande tank van 40 m³ door een tank van 20 m³ kan ze tevens naar een minder gevoelige locatie worden verschoven;
- c. goed onderhoud van de LPG-installatie, juiste werkprocedure en instructie aan het personeel van het LPG-tankstation.
Provincie Zuid-Holland schrijft bij de verantwoording van het groepsrisico de CHAMP-methodiek voor:
- Communicatie- of informatieplicht. Over de aanwezige risico’s zowel in de huidige situatie als in de toekomstige geplande situatie moet door het bevoegd gezag worden gecommuniceerd met de omgeving. Bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier, met daarin een beschrijving van de bedrijfactiviteiten, het risicogebied et cetera, is voorbereid met inachtneming van de vereisten van de gemeentelijke inspraakverordening en de Wet ruimtelijke ordening. Het voorontwerpbestemmingsplan lag ter inzage van 17 juni tot en met 28 juli 2008, het ontwerpbestemmingsplan lag van 13 maart tot en met 23 april 2009 ter inzage.
- Horizonplicht. Binnen de planhorizon worden bronmaatregelen genomen. Nog voor 1 januari 2010 leidt wijziging van de milieuvergunning voor het LPG-tankstation tot verplaatsing van het LPG-reservoir. Het ligt in de rede bij de verplaatsing van het LPG-reservoir in het kader van de plaatsgebonden risicocontour deze tank te verkleinen, gelet op de vereiste manoeuvreerruimte op het terrein, en/of de maximale doorzet te beperken tot 500 m³ per jaar. Voor dezelfde datum wordt op LPG-autogastankauto’s een hittewerende coating aangebracht conform het Convenant LPG-autogas tussen het ministerie van VROM en de LPG-sector. Binnen de planhorizon neemt volgens de ‘Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 2007’ van het Kennisinstituut voor Mobiliteit (KiM) van Rijkswaterstaat het vervoer van LPG over de weg niet toe.
- Anticipatieplicht. De anticipatieplicht heeft betrekking op maatregelen die een effect van een mogelijk incident beperkt houden. Bij het ontwerp van de geprojecteerde studentenwoningen is aan de initiatiefnemer de inspanningsverplichting opgelegd om de ingang en de vluchtwegen van de studentenwoningen zodanig te situeren (aan de Tak van Poortvlietstraat) dat bewoners van de brandhaard af kunnen vluchten en daarmee voldoende zelfredzaam zijn.
- Motivatieplicht. Als het LPG-reservoir is verplaatst en verkleind en hittewerend coating op de LPG-autogastankauto’s is aangebracht, is het groepsrisico slechts in geringe mate groter dan de oriëntatiewaarde. Gelet op de verdichtings- en woningbouwopgave van de gemeente Den Haag is ervoor gekozen studentenwoningen op de hoek van de Neherkade en de Slachthuislaan te realiseren.
- Preparatieplicht. Een rampenbestrijdingsplan ligt buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan. Wel is de regionale brandweer betrokken bij de voorbereiding van het plan.
4.5 Lucht
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden (Stb. 414, 2007 en Stb. 434, 2007). De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Gelijktijdig met de wet zijn het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de bijbehorende regeling krachtens artikel 4 van voornoemd besluit in werking getreden. Daarmee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Alle projecten in uitvoering, waarvoor nog geen (ontwerp)besluit is genomen voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet, moeten worden getoetst aan de Wet milieubeheer. Indien een (ontwerp)besluit is genomen voor een project of een bestemmingsplan ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van de wet dan is het Besluit luchtkwaliteit 2005 van toepassing. Voor het voorliggende plan is nog geen (ontwerp)besluit vastgesteld. Hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer is daarmee onverkort van toepassing.
Op grond van de Wet milieubeheer moet bij een procedure in het kader van de ruimtelijke ordening de grenswaarden uit de wet in acht worden genomen of dient aangetoond te worden dat de planontwikkeling niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, waarbij het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) aangeeft dat de tijdelijke grens van 1% (0,4 g/m³) niet overschreden mag worden. Aan het onderzoek ligt dit bestemmingsplan ten grondslag. Binnen het plangebied vinden op zes locaties nieuwe ontwikkelingen plaats (zie paragraaf 5.2 tot en met 5.7). Voor de ontwikkeling van deze locaties zijn de mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit onderzocht. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
Algemeen kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit geleidelijk zal verbeteren tussen 2008 en 2018, dit heeft onder meer te maken met het feit dat het verkeer steeds schoner wordt. De ontwikkelingen in het plangebied Laakwijk-Schipperskwartier hebben ten opzichte van de autonome ontwikkeling op de meeste plaatsen een minimale invloed op de luchtkwaliteit ter plekke.
Zowel in de autonome situatie als met planontwikkeling voldoet het bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier voor fijn stof voor alle jaren (2008, 2010 en 2018) aan de grenswaarden uit de Wet Milieubeheer. De concentratie toename met maximaal 0,1 ug/m³ na de planontwikkeling is kleiner dan de maximaal toegestane bijdrage van 0,4 ug/m³, wat het plan 'niet in betekende mate' maakt.
Na het van kracht worden van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide op 1 januari 2010, wordt deze grenswaarde overschreden op de Neherkade tussen Rijswijkseweg en Trekweg en op de Neherkade tussen Rijswijkseweg en Slachthuisstraat in 2010 en 2018. De concentratie toename ten gevolge van planontwikkeling is met 0,1 ug/m³ kleiner dan de maximaal toegestane bijdrage van 0,4 ug/m³. Op alle andere beoordelingsplaatsen wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer (titel 5.2). Het aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide is in alle situaties en alle beoordelingsjaren 0.
De toegestane grenswaarden van de overige luchtverontreinigingcomponenten (koolstofmonoxide, zwaveldioxide, benzo(a)pyreen en benzeen) worden niet overschreden, ongeacht het beoordelingsjaar.
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarden uit de Wet milieubeheer (titel 5.2) worden overschreden op enkele beoordelingsplaatsen. Het project draagt echter 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit op deze locaties. Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de ruimtelijke besluitvorming.
4.6 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer.
4.6.1 Industrie
In het plangebied is op een aantal locaties bedrijvigheid aanwezig. Daarnaast ligt in de omgeving van het plangebied bedrijventerrein Binckhorst en de bedrijven die rond de Laakhaven resteren. De regeling met betrekking tot het industrielawaai is ten aanzien van dit plan uitsluitend van toepassing in geval van zogeheten 'nieuwe situaties'. Van een nieuwe situatie is bijvoorbeeld sprake wanneer een nieuwe geluidgevoelige functie wordt geprojecteerd binnen een wettelijk bepaalde zone rond een industrieterrein dan wel wanneer nieuwe bedrijvigheid wordt geprojecteerd nabij bestaande of nieuwe geluidsgevoelige functies. Daarvan is in dit plan geen sprake.
4.6.2 Spoorwegen
In het plangebied zelf zijn geen spoorverbindingen aanwezig. In de omgeving van het plangebied liggen wel enkele bestaande spoorwegen. Voor dit plan zijn alleen de volgende twee situaties vermeldenswaardig:
- a. het plandeel Schipperskwartier grenst aan de noordzijde direct aan het spoortraject tussen de NS-stations Centraal en Laan van NOI en het NS-station Hollands Spoor. Op grond van het Besluit geluidhinder spoorwegen geldt ter plaatse een geluidszone met een breedte van 300 m, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. Het Schipperskwartier valt voor circa ¾ deel binnen deze zone, ongeveer tot en met de Leeuwenhoekstraat. Binnen deze zone worden echter geen nieuwe geluidgevoelige functies en/of bebouwing geprojecteerd dan wel uitbreiding daarvan voorzien. Ook wordt niet voorzien in wijziging van de spoorweg.
- b. Dezelfde zone geldt voor het spoorwegtracé tussen de NS-stations Hollands Spoor en Moerwijk. Een klein deel van het deelgebied Laakoever valt binnen deze zone. Het betreft hier een deel van de Neherkade met achterliggende bebouwing. Ook in dit gebied zijn geen nieuwe geluidgevoelige functies en/of bebouwing dan wel wijziging van de spoorweg voorzien.
4.6.3 Weg- en tramverkeer
In en nabij het plangebied zijn verkeerswegen en geluidsgevoelige functies aanwezig. De regeling met betrekking tot wegverkeerslawaai is uitsluitend van toepassing op zogeheten 'nieuwe situaties'. Van een nieuwe situatie is bijvoorbeeld sprake wanneer een nieuwe geluidgevoelige functie wordt geprojecteerd langs een bestaande weg of wanneer een nieuwe weg wordt geprojecteerd nabij bestaande of nieuwe geluidsgevoelige functies. Voor de nieuwe situaties in het plangebied vond een akoestisch onderzoek plaats. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
In dit onderzoek worden de woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen uit dit plan onderzocht, daar deze nieuwbouw gelegen is binnen de wettelijke zone van de Calandstraat, de Genestetlaan, de Gouverneurlaan, de Neherkade, de Mercuriusweg, de Slachthuislaan en de Rijswijkseweg Het doel van het akoestisch onderzoek is het berekenen van de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de rooilijnen van de nieuw te realiseren woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Voor de overige wegen gelegen in de nabije omgeving van of in het plangebied geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. In de zin van de Wet geluidhinder zijn dergelijke wegen niet-zoneplichtig en zouden derhalve buiten beschouwing kunnen blijven. Gelet op jurisprudentie is voor de 30 km/uur wegen vanuit het oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening' toch akoestisch onderzoek uitgevoerd. Derhalve zijn de Arnout Drostlaan, de Bresterstraat, de Capadosestraat, de Cylinderstraat, de Drijfriemstraat, de Gemaalstraat, de Ketelstraat, de Laakkade, de Laakweg, de Noordpolderkade, de Tak van Poortvlietstraat, de Wenckebachstraat, de Withuysstraat en de Zuigerstraat eveneens in het onderzoek betrokken.
Met betrekking tot de zoneplichtige wegen blijkt uit de berekeningsresultaten dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer niet in alle gevallen aan de maximaal te ontheffen grenswaarde van 63 dB voldoet:
Weg | Plan | Hoogste geluidbelasting excl. aftrek (dB) | Maximale ontheffingswaarde incl. aftrek (dB) | ||
Calandstraat | Capadosestraat/Aarnout Drostlaan | 45 | 63 | ||
Calandstraat | Neherkade/Slachthuislaan | 61 | 63 | ||
Genestetlaan | Capadosestraat/Aarnout Drostlaan | 49 | 63 | ||
Genestetlaan | Neherkade/Slachthuislaan | 43 | 63 | ||
Gouverneurlaan | Capadosestraat/Aarnout Drostlaan | 54 | 63 | ||
Neherkade/Mercuriusweg | Capadosestraat/Aarnout Drostlaan | 47 | 63 | ||
Neherkade/Mercuriusweg | Neherkade/Slachthuislaan | 72 | 63 | ||
Neherkade/Mercuriusweg | Neherkade/Gemaalstraat | 69 | 63 | ||
Rijswijkseweg | Zuigerstraat/Noordpolderkade | 48 | 63 | ||
Rijswijkseweg | Cylinderstraat/Noordpolderkade | 51 | 63 | ||
Rijswijkseweg | Neherkade/Gemaalstraat | 59 | 63 | ||
Rijswijkseweg | Ketelstraat/Stuwstraat | 38 | 63 | ||
Slachthuislaan | Capadosestraat/Aarnout Drostlaan | 50 | 63 | ||
Slachthuislaan | Neherkade/Slachthuislaan | 68 | 63 |
dikgedrukt is een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, dikgedrukt en cursief is een overschrijding van de maximaal te ontheffen waarde.
Dit betekent dat na aftrek van ex artikel 110g Wgh (5 dB) de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden wordt door de geluidbelasting van de Calandstraat, de Gouverneurlaan, de Neherkade/Mercuriusweg, de Slachthuislaan en de Rijswijkseweg. De geluidbelasting van de Neherkade en de Mercuriusweg overschrijdt ook de maximaal te ontheffen grenswaarde van 63 dB, geluidreducerende maatregelen zijn hier noodzakelijk (zie paragraaf 4.6.4).
Dit geldt ook voor de de niet-gezoneerde wegen waar de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden (de Cylinderstraat, de Laakweg, de Noordpolderkade, de Tak van Poortvlietstraat, de Wenckebachstraat en de Zuigerstraat). Voor alle niet-zoneplichtige wegen geldt dat toetsing aan de normering van de Wet geluidhinder formeel niet kan plaatsvinden. Vanuit het oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening' kan wel door de gemeente worden overwogen de relatief hoge geluidbelasting langs de Cylinderstraat, de Laakweg, de Noordpolderkade, de Tak van Poortvlietstraat, de Wenckebachstraat en de Zuigerstraat te beperken.
Het binnenmilieu wordt beschermd door de eisen opgelegd vanuit het Bouwbesluit. De geluidwering van de gevel dient zodanig te zijn dat het resulterende geluidniveau in de woning niet meer bedraagt dan 33 dB. Bij deze berekening wordt de cumulatieve geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer gebruikt. Gelet op de voorgenomen samenstelling van de uitwendige scheidingsconstructie van de nieuw te realiseren bebouwing, dient te worden beoordeeld of met de beoogde (bouw)materialen kan worden voldaan aan de aanvullende eis betreffende het ten hoogst toelaatbare binnenniveau voor de woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen.
4.6.4 Ontheffing hogere grenswaarde en maatregelen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting; de maximale ontheffingswaarde bedraagt 63 dB. In geval van het plan aan de Neherkade/Slachthuislaan wordt de maximale ontheffingswaarde overschreden. Daarom vindt realisatie van de 31 studenteneenheden en 440 m² bedrijfsruimte plaats met een 'dove gevel' rondom: aan de Neherkade, de Slachthuislaan en de Tak van Poortvlietstraat. Voor zover de maximale ontheffingswaarde bij een ontwikkeling niet wordt overschreden, worden burgemeester en wethouders verzocht ontheffing te verlenen van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor de volgende ontwikkelingen:
Weg | Plan | Geluidgevoelige objecten | Verzochte hogere waarden in dB tot maximaal (hoogste geluidbelasting incl. aftrek) | ||
Goeverneurlaan | Capadosestraat/AarnoutDrostlaan | 20 woningen | 49 | ||
Neherkade/Mercuriusweg | Neherkade/Gemaalstraat | 300 woningen | 63 | ||
Rijswijkseweg | Neherkade/Gemaalstraat | 300 woningen | 54 |
Het aanvragen van de ontheffing hogere grenswaarden voor het plan Neherkade/Gemaalstraat wordt niet doorgezet.
Stille wegdekverharding
Op stille wegdekken produceert het verkeer minder lawaai omdat er minder trillingen worden opgewekt en/of omdat geluid door het wegdek deels wordt geabsorbeerd. Van de mogelijke bronmaatregelen hebben stille wegdekken de grootste potentie. Ten opzichte van standaard DAB 0/16 ('glad asfalt') zijn in de praktijk reducties van 4 tot 6 dB mogelijk. Nadeel van geluidabsorberende wegdekken is dat zij duurder zijn dan de 'traditionele' wegdekverhardingen, zowel in aanleg als in onderhoud. Bovendien hebben dergelijke wegdekken in het algemeen een geringe mechanische sterkte. Het vervangen van asfalt door een geluidreducerend asfalt, bijvoorbeeld dunne deklagen, op de Neherkade en de Mercuriusweg levert een geluidreductie van circa 5 dB op. De hoogste geluidbelasting ten gevolge van deze twee straten wordt dan 62 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De maximaal te ontheffen grenswaarde van 63 dB wordt dan niet meer overschreden. Ten gevolge van de geluidbelasting van een aantal van de overige wegen wordt wel de voorkeursgrenswaarde van 48dB overschreden, maar niet de maximaal te ontheffen grenswaarde van 63 dB.
Het vervangen van asfalt door een geluidreducerend asfalt ter plaatse van de Goeverneurlaan is gelet op de geringe overschrijding (49 dB) relatief duur en ontmoet daarom overwegende bezwaren van financiële aard. De Neherkade/Mercuriusweg wordt op termijn gereconstrueerd. Er zijn hiervoor inmiddels middelen gereserveerd maar over de besteding ervan, al dan niet aan geluidsreducerend asfalt, is vooralsnog geen besluit genomen.
Verkeersmaatregelen
Snelheidsverlaging heeft een direct effect op de geluidemissie van wegverkeer. Indien de maximum snelheid van 50 km/uur naar 30 km/uur wordt teruggebracht daalt de maximale geluidbelasting met circa 3 dB. Op hoofdroutes voor hulpdiensten en openbaar vervoer mogen geen snelheidsbeperkende maatregelen worden toegepast: de Neherkade en de Mercuriusweg zijn opgenomen op de hoofdroutekaart van Den Haag voor hulpdiensten en openbaar vervoer; er zijn daar geen fysieke snelheidsremmers mogelijk. Het toepassen van snelheidsbeperkende maatregelen kan tevens leiden tot bezwaren van vervoerskundige aard.
Overdrachtsmaatregelen
Het aanbrengen van geluidschermen in woonwijken, in stedelijk gebied is niet alleen bijzonder duur maar stuit bovenal op ernstige stedenbouwkundige bezwaren. Het is daarenboven fysiek niet mogelijk geluidschermen tussen de bron en geluidgevoelige bestemmingen te plaatsen.
Stedenbouwkundige mogelijkheden
In de wijzigingsregels voor de ontwikkeling aan de Neherkade/Gemaalstraat is bepaald dat de rooilijn aan de Neherkade moet liggen in het verlengde van de rooilijn van de bebouwing op de kop van Neherkade en de Rijswijkseweg. Hiermee wordt met het oog op beperking van de geluidhinder de bebouwing op een grotere afstand van de Neherkade en de Mercuriusweg gerealiseerd. Er wordt ontheffing aangevraagd tot de maximale ontheffingswaarde van 63 dB (zie tabel). De gemeten geluidbelasting bedraagt echter 64 dB na aftrek ex artikel 110g Wgh. Bij gelegenheid van het wijzigingsplan en het definitief bouwplan moet blijken of teruglegging van de rooilijn voldoende soelaas biedt of anderszins maatregelen moeten worden getroffen om aan de ontheffingswaarde te voldoen. Zo stelt de toelichting op het bestemmingsplan dat de locatie een duidelijke geluidsluwe zijde en een geluidsdrukke kant kent waarmee in de indeling van de bebouwing, in het bijzonder de woningplattegrond, rekening moet worden gehouden.
Ontvangermaatregelen
Het binnenmilieu wordt beschermd door de eisen opgelegd vanuit het Bouwbesluit. De geluidwering van de gevel dient zodanig te zijn dat het resulterende geluidniveau in de woning niet meer bedraagt dan 33 dB. Bij deze berekening wordt de cumulatieve geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer gebruikt. Gelet op de voorgenomen samenstelling van de uitwendige scheidingsconstructie van de nieuw te realiseren bebouwing, dient te worden beoordeeld of met de beoogde (bouw)materialen kan worden voldaan aan de aanvullende eis betreffende het ten hoogst toelaatbare binnenniveau voor de woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen.
In de algemene bouwregels bij dit plan tenslotte is bepaald dat de realisering van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen uitsluitend is toegestaan indien wordt voldaan aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen, waarbij onder meer maatregelen in de vorm van geluidreducerend asfalt dan wel dove gevels moeten worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de concrete ontwikkelingen die het plan al dan niet door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk maakt. Ten behoeve van deze ontwikkelingen zijn een akoestisch onderzoek en een luchtkwaliteitonderzoek verricht. De resultaten ervan worden beschreven in paragraaf 4.5 respectievelijk 4.6. In hoofdstuk 7 is de economische uitvoerbaarheid verantwoord van de ontwikkelingen die dit plan anders dan door een wijzigingsbevoegdheid mogelijk maakt.
5.2 Zuigerstraat/noordpolderkade
Ter plaatse van 134 portiekwoningen aan de Zuigerstraat, de Wenckebachstraat en de Noordpolderkade wil woningcorporatie Staedion 50 eengezinswoningen en 36 zorgeenheden bouwen. Het plan maakt deze ontwikkeling rechtstreeks mogelijk.
5.3 Neherkade/slachthuislaan
Deze ontwikkeling ziet op een kavel van circa 700 m² op de hoek van de Neherkade en de Slachthuislaan en maakt deel uit van het stedenbouwkundig plan Slachthuisterrein dat met uitzondering van deze kavel tussen 1989 en 1997 is gerealiseerd. In het verlengde van de Lamel, parallel aan de Neherkade, was op de kavel bedrijfsruimte in 3 bouwlagen voorzien. Nadat de realisatie van dit deel tweemaal strandde, ontstond in 2004 opnieuw belangstelling voor dit deel van het plan: met behoud van de oorspronkelijke stedenbouwkundige uitgangspunten ziet het deelplan nu op de bouw van 31 studenteneenheden en 440 m² bvo bedrijfsruimte. Het plan maakt deze ontwikkeling rechtstreeks mogelijk. Omdat ze nabij het LPG-tankstation aan de Neherkade plaatsvindt, binnen de groepsrisicocontour van 150 m rond het vulpunt, is een nader onderzoek naar de externe-veiligheidssituatie ter plaatse ingesteld (zie paragraaf 4.4.4). Omdat de oriëntatiewaarde van het groeprisico wordt overschreden worden aanvullende maatregelen genomen en aangedragen: hittewerende coating op LPG-tankstations, mogelijke vervanging en verplaatsing van de bestaande tank van 40 m³ door een tank van 20 m³ en een inspanningsverplichting om de ingang van de studenteneenheden zodanig te situeren dat bewoners van de brandhaard af kunnen vluchten.
5.4 Cylinderstraat/noordpolderkade
Recent is aan de Noordpolderkade een oud schoolgebouw vervangen door nieuwbouw. Aansluitend daarop is aan de Cylinderstraat en op de kop van de Noordpolderkade de bouw van circa 26 woningen mogelijk: 10 eengezinswoningen aan de Cylinderstraat en een appartementencomplex met circa 16 woningen. Het parkeren is geprojecteerd op eigen terrein, tussen de woningen en de school. De stedenbouwkundige randvoorwaarden gaan uit van een gesloten wand in 4 bouwlagen langs de Noordpolderkade en, aansluitend op de bestaande woningbouw, langs de Cylinderstraat bebouwing in 3 lagen.
5.5 Capadosestraat/aarnout Drostlaan
Het eerste wijzigingsgebied heeft betrekking op de onderwijsvoorzieningen aan de Capadosestraat en de Aarnout Drostlaan. Het plan is erop gericht de oorspronkelijke zichtlijn tussen de Janssoniusstraat en de Laakkade te herstellen: na de sloop van een gymzaal staat de wijzigingsbevoegdheid tuinen, erven, groenvoorzieningen en verblijfsgebied toe. De zichtlijn maakte deel uit van het stratenplan dat vanaf 1928 werd uitgevoerd, grotendeels conform de opzet uit 1922 die was geënt op het uitbreidingsplan van Berlage en waarin de waardevolle groenstructuren, de sportvelden en de groenassen later waren opgenomen. De tweede fase van de ontwikkeling ziet op de ontwikkeling van bouw van maximaal 20 woningen en/of maatschappelijke voorzieningen, in samenhang met de overige bebouwing rondom de sportvelden.
De onderwijsvoorzieningen aan de Capadosestraat, de Withuysstraat en de Bresterstraat maken geen deel uit van het wijzigingsgebied. Deze gebouwen maken op termijn plaats voor vervangende nieuwbouw met eenzelfde programma. Voor de vereiste flexibiliteit zijn de gebouwen niet met een bouwvlak aangeduid maar met een bebouwingspercentage.
5.6 Neherkade/gemaalstraat
Achtergrond
Het tweede wijzigingsgebied heeft betrekking op een locatie van 1,2 hectare, begrensd door de Neherkade, de Trekvliet, de Laakweg en de Rijswijkseweg. Op de locatie staat een bedrijfshal die sinds de jaren '70 in gebruik is als supermarkt. Het winkelend publiek parkeert er op het dak. De oudbouw tussen de supermarkt en de Gemaalstraat is recent gesloopt ten behoeve van de verdere planontwikkeling. Tussen de Gemaalstraat en de Trekvliet is in de jaren '80 een drukkerij vervangen door twee gebouwen: een kantoor en een laboratorium waarin de Keuringsdienst van Waren was gevestigd maar dat nu leeg staat. Op de kop van de locatie aan de Rijswijkseweg is in 2004 een appartementencomplex op een plint met voorzieningen gerealiseerd. Aansluitend onderging de supermarkt een facelift.
De strook tussen de Neherkade en de Laakweg vormde een overgangszone tussen het industriegebied Laakhavens en het woongebied Laakkwartier. Vanaf begin jaren '70 vond er herstructurering plaats. Hierbij lag het accent op wonen, met langs de Neherkade bedrijfsruimten in combinatie met wonen. Achtereenvolgens is de Stieltjesstraat e.o., het Hagemeijerterrein, de Lage Huisjes en het Slachthuisterrein herontwikkeld. Het plan van architect Aldo Rossi met de indrukwekkende Lamel is hierin het 'letterlijke' hoogtepunt. De eerste plannen voor de locatie Neherkade-Gemaalstraat dateren uit 1991. Uitgangspunt was een gesloten bouwblok waarmee de stedelijke wand langs de Neherkade zou worden voltooid.
Als inleiding naar de woonwijk Laakkwartier ligt de locatie in een zone die de overgang vormt van de drukke steenachtige Neherkade naar de rustige groene ruimte van het riviertje de Laak. Dit karakterverschil is in reeds gerealiseerde plannen uitgewerkt. Waar op het Slachthuisterrein de Lamel is gebouwd, een 450 meter lang woongebouw met een hoogte tot 55 meter, staan langs de Laak op hetzelfde terrein eengezinswoningen in twee lagen plus kap. Zo ontstaat langs de Neherkade een gesloten stedelijke wand met op de begane grond bedrijfsruimten in aansluiting op de Laakhaven, terwijl langs de Laak de verkaveling open is, kleinschaliger en met wonen op de begane grond.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
De verkaveling van de locatie Neherkade-Gemaalstraat speelt hierop in. Aan de Neherkade is ze opgebouwd uit een gesloten wand met woningbouw op een plint met bedrijven en/of commerciële doeleinden. Aan de Laakweg is de verkaveling open door uit te gaan van naar voren geschoven gebouwen. De plint ligt iets naar achteren waardoor ruimte ontstaat voor extra groen. Langs de Laakweg wordt op de begane grond gewoond. Het laden en lossen vindt plaats aan de Neherkade. Door het terugleggen van de rooilijn ontstaat hier ruimte voor een ventweg. Het parkeren moet op eigen terrein worden opgelost, in een kelder onder het gebouw of op de verdieping boven de commerciële ruimten. Deze parkeergarage wordt via (de ventweg langs) de Neherkade ontsloten.
Geluid
Voor de bouw van 300 woningen aan de Neherkade/Gemaalstraat wordt de maximale ontheffingswaarde overschreden. Daarom vindt realisatie van 300 woningen aan de Neherkade/Gemaalstraat plaats met een dove gevel aan de Neherkade/Mercuriusweg.
Bouwmassa en bouwhoogte
Ten aanzien van de bouwmassa is, op basis van eisen op het gebied van geluidhinder, een gesloten wand aan de Neherkade als uitgangspunt genomen. Vervolgens is op grond van de hoogte van de eerste fase aan de Rijswijkseweg de basishoogte op 28 meter bepaald. Een hogere wand heeft gelet op de diepte van de kavel een te dominante uitstraling richting het Laakkwartier. Omdat niettemin een groter programma nodig is, is gekozen voor een gesloten wand op basishoogte maar met hoogteaccenten. De verhoging met accenten is langs de gehele Neherkade bescheiden van aard. Uitgaande van bijvoorbeeld het concept van de Lamel, betekent dit accenten tot 40 meter hoog. Deze hoogte komt overeen met de hoogte van flats in de Stieltjesstraat aan het begin van de Neherkade.
Voor een sterker hoogteaccent is de betekenis van de locatie en de ligging ervan in de stad, de hoogtestructuur van de bestaande stad en de bereikbaarheid van belang. De herstructurering van Laakhavens tot een hoogstedelijk gebied met hoogtes tot 70 meter nadert de laatste fase. Dit geldt ook voor de overgangszone tussen de Neherkade en de Laak, met hoogtes tot 50 meter, waarvan deze ontwikkelingslocatie deel uitmaakt. Het Laakkwartier behoort tot de plint van de stad met hoogtes tot 20 meter. De transformatie van de Binckhorst sluit op deze driedeling aan. Het Masterplan Binckhorst gaat uit van een 'hoog'stedelijk milieu richting centrum, een 'laag'stedelijk milieu richting Voorburg en een overgangszone in de vorm van een stadspark. De nieuwbouw op de locatie Neherkade-Gemaalstraat ligt op de kop van dit park en wint zo met de toekomstige transformatie van de Binckhorst aan betekenis. Hoewel niet direct passend in het stedenbouwkundig concept voor de Neherkade (een lange wand met accenten in een symmetrische opbouw) is een hoogteaccent gerechtvaardigd, gelet op de relatie met 1) Binckhorst en 2) Laakkwartier en Schipperskwartier en ook gelet op het kantoorgebouw en het appartementencomplex die aan weerszijden blijven staan. Voor voldoende volume zijn bovenop de basishoogte van 30 meter met accenten tot 40 meter twee accenten tot 50 meter toegevoegd.
Programma
Het stedenbouwkundig plan voor de locatie gaat uit van één gebouw dat bestaat uit 1) ruimte voor bedrijven tot een hoogte van 6 meter en 2) woningen vanaf 6 meter en langs de Laakweg ook op de begane grond. Binnen het bestemmingsvlak en de toegestane hoogte is ruimte voor 2.400 tot 2.800 m² bvo bedrijfsruimte en 200 tot 300 woningen.
Bij de invulling van de locatie moeten de parkeernormen van de gemeente Den Haag worden aangehouden. Voor bedrijfsruimte geldt een norm van 1:200, dat wil zeggen in totaal 12 tot 14 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen kunnen op straatniveau, aan de ventweg langs de Neherkade, worden ingericht. Uitgaande van maximaal 300 woningen en de geldende parkeernormen voor woningen (zijn in totaal 210 parkeerplaatsen noodzakelijk. Deze parkeerplaatsen worden in een of twee lagen tussen de bedrijfsruimte en de woningen ingericht. (Uitgaande van minimaal 200 woningen is één parkeerlaag voldoende.)
type woning | parkeernorm (in aantal pp) |
eenkamerwoning | 0,5 |
tweekamerwoning | 0,7 |
woning met drie of meer kamers | 1,0 |
vrijesectorwoning | 1,0 – 2,0 |
studenten- en jongeren eenheid | 0,25 |
zorg- en/of serviceappartement | 0,5 |
Verkeersontsluiting
In de bestaande situatie wordt het parkeerdek van de supermarkt vanaf de Neherkade ontsloten: deze verkeerscirculatie wordt gehandhaafd. Bij vertrek komt men via de Gemaalstraat en de Laakweg op de Rijswijkseweg richting Neherkade en het centrum. Beide wegen (de Gemaalstraat en de Laakweg) zijn eenrichtingswegen en het is niet mogelijk vanaf de Laakweg op de Rijswijkseweg linksaf te slaan. In de nieuwe situatie wordt de rooilijn langs de Neherkade verplaatst zodat ruimte ontstaat voor een ventweg. De Gemaalstraat kan vervolgens ten behoeve van de ontsluiting van de parkeergarage worden ingericht voor verkeer in twee richtingen, dat wil zeggen richting Neherkade en richting Laakweg en Rijswijkseweg.
5.7 Ketelstraat/stuwstraat
Het derde wijzigingsgebied heeft betrekking op het voormalig schoolgebouw aan de Ketelstraat. In aansluiting op de naastgelegen bebouwing en op nieuwbouw die in de nabijheid reeds is gerealiseerd staat de wijzigingsregels bebouwing in 4 bouwlagen toe. Daarin zijn een kindercentrum en andere welzijnsvoorzieningen ter grootte van 1.100 m² en 27 appartementen voorzien. Het onbebouwd terrein (circa 500 m²) zal als parkeerterrein en door het kindercentrum als speelterrein worden gebruikt. Gelet op de ligging in de stad mogen de parkeerplaatsen voor de niet-woonfuncties, i.c. het kindercentrum of andere welzijnsvoorzieningen, in openbaar gebied worden gerealiseerd, ook omdat zo halen en brengen van kinderen beter kan plaatsvinden.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Het bestemmingsplan bestaat uit een kaart, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, getekend op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2.500.
De regels zijn als volgt ingedeeld:
- a. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
- b. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 24) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een ontheffingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
- c. Algemene regels. De algemene regels (artikel 25tot en met 30) bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene ontheffingsregels en algemene procedureregels.
- d. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 31, de slotregel in artikel 32.
6.1.1 Aanbouwen- en bijgebouwenregeling
Voor de grondgebonden uitbreiding van woningen en woongebouwen gaat dit plan uit van een 'voor- en achterkantbenadering'. Dit principe volgt in grote lijnen de voor- en achterkantbenadering van de Woningwet en het bijbehorende Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblbl). De essentie van deze benadering is dat ingrepen aan de voorzijde kunnen leiden tot (ernstige) aantasting van het straatbeeld terwijl ingrepen aan de achterzijde veel minder 'verstoringsgevoelig' zijn.
In de bouwregels van dit plan komt de voor- en achterkantbenadering tot uitdrukking in de opname van meer beperkende regels voor het bouwen in voortuinen en juist wat soepeler regels voor het bouwen op achtererven. Uiteraard is het bouwen op voor- en achtererven aan regels gebonden om nadelige gevolgen voor omliggende percelen (denk aan bezonning, daglichttoetreding) en voor de beeldkwaliteit te beperken. De voor- en achterkantbenadering is uitgewerkt in de volgende planopzet, waarbij een bouwperceel als het ware wordt opgeknipt in verschillende delen, elk met hun eigen bebouwingsmogelijkheden:
- a. Het bouwvlak is bestemd voor het hoofdgebouw. Situering en grootte zijn gebaseerd op de oorspronkelijke plattegrond van de woning. In principe zijn binnen dit vlak ook bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, maar in werkelijkheid is ieder vlak reeds geheel bebouwd.
- b. Het erf ligt aan de achterzijde van de woning. Dit erf mag gedeeltelijk worden bebouwd met aanbouwen en bijgebouwen. Een achtererf dat grenst aan een straat mag volledig worden bebouwd. Het gaat hier om openhoekaansluitingen met een karakteristieke tuinmuur die in de loop der jaren op veel plaatsen is vervangen door een aanbouw in een laag.
- c. Het deel van het erf met de bestemming Tuin waarbinnen geen aanbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan.
De plattegrond van de hoofdgebouwen (de bouwvlakken op de plankaart) vallen samen met de oorspronkelijk plattegrond van de woningen. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Daarbuiten is aan de achtergevel (de van de weg afgelegen zijde van de oorspronkelijk plattegrond van de woning) een aanbouw toegestaan met een horizontale diepte van niet meer dan 3 m (met ontheffing 3,5 m) en met een maximumhoogte gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bestaande woning. Ook van vrijstaande bijgebouwen is de maximumhoogte beperkt tot de hoogte van de eerste bouwlaag van de bestaande woning (plus 0,25 cm voor het dak).
Tezamen mogen de aanbouwen en bijgebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het erf beslaan, tenzij sprake is van een hiervoor genoemde openhoekaansluiting. Gaat het om Gemengd-3 of Gemengd-4 dan kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor het voor 100% bebouwen van een erf. Als deze bebouwingsmogelijkheden zijn benut dan wel reeds zijn overschreden, mag niet meer worden bijgebouwd. Wel is volledige vervanging van de bebouwing toegestaan.
6.1.2 Extra kapverdieping platte daken in gemeentelijk beschermd stadsgezicht
Bij recht is in het gemeentelijk beschermd stadsgezicht op een groot aantal platte daken een extra kapverdieping toegestaan ter uitbreiding van de bestaande woningen. In afwijking van de bestaande situatie (platte daken met één bouwhoogte) is op de plankaart een goothoogte en een nokhoogte aangeduid.
De overweging of een kapverdieping is toegestaan, vond plaats aan de hand van vier criteria:
- a. de (historisch-)stedenbouwkundige structuur. Een extra kapverdieping is niet toegestaan in straatwanden van de 1e orde. Deze vormen een te grote aantasting van het beschermd stadsgezicht;
- b. de huidige massaopbouw 4-laagse bebouwing en bebouwing met een kap zijn zowel stedenbouwkundig als architectonisch niet geschikt voor (nog) een extra kapverdieping;
- c. de kwetsbaarheid van de bebouwing. In de straten die deel uitmaken van de stedenbouwkundige hoofdstructuur en waar de invloed van een extra kapverdieping op de beeldkwaliteit van de openbare ruimte hoog is (grote kwetsbaarheid) zijn geen extra kapverdiepingen toegestaan;
- d. Bezonning. Als gevolg van de bezonningsnorm voor de gemeente Den Haag zijn op een aantal plaatsen in het beschermd stadsgezicht geen extra kapverdiepingen mogelijk in verband met de schaduwwerking en de lichttoetreding.
Afbeelding 5 toont waar binnen het gemeentelijk beschermd stadsgezicht aan de hand van de vier opeenvolgende criteria een extra kapverdieping niet is toegestaan; afbeelding 6 toont waar zo'n extra kapverdieping wel is toegestaan.
6.1.3 Extra bouwlagen buiten gemeentelijk beschermd stadsgezicht
Buiten het gemeentelijk beschermd stadsgezicht is op vier dakvlakken een extra bouwlaag toegestaan bovenop de maximale goot- en nokhoogte die op de plankaart zijn aangeduid (aan de Broekslootkade, de Ketelstraat, de Boerhaavestraat en de Swammerdamstraat), conform de bouwregels van artikel 19 Wonen. De maximaal toegelaten oppervlakte van deze bouwlaag is uitgedrukt in een percentage van het dakvlak.
Om aan de architect ontwerpruimte te bieden is in de regel een maximale gemiddelde hoogte opgenomen. De regel behelst ook een zogenoemde nadere-eisenregeling. Indien een aanvraag met betrekking tot een extra bouwlaag daartoe aanleiding geeft kunnen nadere eisen worden gesteld. Deze nadere eisen kunnen alleen worden gesteld ten aanzien van de situering en de opbouw van het bouwvolume. De hieraan ten grondslag liggende redenen worden ingegeven door het aspect bezonning en dat van de stedenbouwkundige inpasbaarheid. De welstandscommissie toetst of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van criteria, die zijn opgenomen in de Haagse welstandsnota, onderdeel 'Extra bouwlagen'.
6.1.4 Dakkapellen
Dakkapellen aan de voorzijde van woningen zijn in het plangebied niet toegestaan. (Opzij of aan de achterzijde van woningen is de bouw van dakkapellen vergunningsvrij.) Burgemeester en wethouders kunnen echter voor de bouw van een dakkapel aan de voorzijde van een woning ontheffing verlenen, mits zo'n dakkapel niet onevenredig afbreuk doet aan het gemeentelijk beschermd stadsgezicht en niet op een nieuwe extra kapverdieping binnen dat gemeentelijk beschermd stadsgezicht wordt gebouwd.
6.2 Inleidende Regels
In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid.
6.3 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Deze bestemming is toegekend aan de zelfstandige bedrijfslocaties in het plangebied:
- a. twee garagebedrijven, aan de Laakweg en aan de Slachthuislaan. Het garagebedrijf aan de Laakweg beschikt over een parkeerdek waarop het bestaande aantal parkeerplaatsen niet mag worden verminderd.
- b. een benzine- en servicestation;
- c. twee nutsbedrijven: de waterzuiveringsinstallatie aan de Neherkade en de nutsvoorziening aan de Bragastraat, de enige twee meer omvangrijke voorzieningen van openbaar nut in het plangebied. Als ze niet bouwvergunningvrij zijn toegestaan, zijn meer kleinschalige voorzieningen van openbaar nut (na een binnenplanse ontheffing) algemeen toegestaan. De regeling hiervoor is vervat in de algemene ontheffingsregels.
Als een bestemmingsvlak voor Bedrijf niet nader is aangeduid zijn er bedrijfsactiviteiten toegestaan in de categorieën A, B en C van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging. Het gaat om activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met 1) een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden en 2) een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zodat ze op een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur zijn aangewezen (zie paragraaf 3.7.4). De bedrijven is in de bestemming Bedrijfvoldoen aan beide criteria.
Artikel 4 Cultuur en ontspanning
Deze bestemming is toegekend aan het buurtpark dat in de jaren '80 in het kader van de stadsvernieuwing in deelgebied Laakkwartier-Noord werd aangelegd. Omdat in dit buurtpark een dierenweide en volkstuinen liggen, is deze groenstructuur specifiek als Cultuur en ontspanning bestemd. De kinderboerderij zelf is als Gemengd-2 bestemd, omdat erboven woningen zijn gelegen.
Artikel 5 Detailhandel
De supermarkt aan de Neherkade is positief bestemd. In paragraaf 5.6 is het stedenbouwkundig plan beschreven dat voor deze locatie en het naastgelegen bedrijfsperceel in ontwikkeling is. Het gebied is vooruitlopend op deze ontwikkeling aangeduid als 'wro-zone wijzigingsgebied'. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn stedenbouwkundige en programmatische uitgangspunten gehecht.
Artikel 6 Gemengd-1
Naast de enkele grotere bedrijfslocaties langs de Neherkade (zie artikel 3) komt in het plangebied vooral kleinschalige, verspreide bedrijvigheid in woongebied voor. Deze is of 1) in een bestemming voor gemengde doeleinden opgenomen waarna deze functie sowieso mag worden voortgezet of 2) op de plankaart met een aanduiding aangegeven: de Algemene gebruiksregels regelen dit bestaand afwijkend gebruik.
In gebouwen met de bestemming Gemengd-1 is in de eerste plaats (op de verdiepingen) wonen toegestaan al dan niet in combinatie met een bedrijf of een beroep aan huis. In de tweede plaats mogen op de begane grond bedrijven en dienstverlening worden gevestigd. Vaak is de bedrijfsruimte in gebruik als garagebedrijf. In dat geval is het adres waarop het garagebedrijf is gevestigd opgenomen op de Lijstvan LMV-inrichtingen in de bijlagen bij de regels. Dienstverlening onderscheidt zich van kantoren omdat het direct op de consument is gericht, bijvoorbeeld zorgkantoren, kopieerservicebedrijven, kapsalons et cetera (maar niet: belwinkels, kamerverhuurbedrijven, seksinrichtingen en garagebedrijven).
De bedrijfsruimte is bouwkundig afgescheiden van de woningen ontworpen en gebouwd. Hierom zijn er bedrijfsactiviteiten toegestaan in de categorieën A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten bijfunctiemenging. Dit, in tegenstelling tot de bestemming Gemengd-4 en de bedrijven die in de Algemenegebruiksregels als afwijkend gebruik zijn toegestaan. Het gaat om activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden (zie paragraaf 3.7.4).
Artikel 7 Gemengd-2
Ook in gebouwen met de bestemming Gemengd-2 is (op de verdieping) wonen toegestaan al dan niet in combinatie met een bedrijf of een beroep aan huis. Deze bestemming is echter toegekend aan een aantal woongebouwen waarin op de begane grond (en in een enkel geval op de eerste verdieping) welzijnsvoorzieningen en onderwijsvoorzieningen (inclusief buitenschoolse opvang) voorkomen, zoals een school of een bibliotheek. In tegenstelling tot maatschappelijke voorzieningen in een afzonderlijk gebouw, zijn de maatschappelijke voorzieningen die (planmatig) in de plint van woongebouwen zijn gevestigd, beperkt tot welzijnsvoorzieningen en onderwijsvoorzieningen. Niet toegestaan zijn voorzieningen die de bovengelegen woonfunctie teveel belasten, bijvoorbeeld kerken en ziekenhuizen.
Artikel 8 Gemengd-3
De bestemming Gemengd-3 heeft betrekking op woningen waarin op de begane grond detailhandel (in volumineuze goederen) of dienstverlening (geen overheid) is gevestigd: aan het Lorentzplein met een uitloop aan de Jan van der Heijdenstraat, aan het Goeverneurplein en aan (het zuidelijk deel van) de Rijswijkseweg. Op de begane grond is wonen niet toegestaan, met uitzondering van entrees, bergruimtes, trappen et cetera. Soms is op de begane grond wel horeca of een bedrijf toegestaan maar alleen daar waar dit op de plankaart specifiek is aangeduid. De regeling van dit bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is vervat in de algemene gebruiksregels.
Artikel 9 Gemengd-4
De bestemming Gemengd-4 heeft betrekking op woningen waarin op de begane grond ambachtelijke bedrijven of dienstverlening zijn gevestigd: (de oneven nummers van) Rijswijkseweg, het Jonckbloetplein, delen van de Goeverneurlaan en een deel van het Pasteurplein. In deze bestemming is, anders dan bij Gemengd-1 en Gemengd-2, wonen op de begane grond wel toegestaan. Als op de begane grond een winkel, café of restaurant is gevestigd, dan is dat als bestaand afwijkend gebruik (detailhandel respectievelijk horeca) op de plankaart aangeduid. De regeling van dit bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is vervat in de algemene gebruiksregels.
Er zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan in de categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten bijfunctiemenging: (zie paragraaf 3.7.4): activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd; de eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Artikel 10 Groen
De belangrijkste groengebieden in het plangebied zijn bestemd als Groen. Het gaat om de waardevolle groenstructuren en groenassen die voor het deelgebied Laakkwartier-Centraal in jaren '20 in het stratenplan werden opgenomen, de groenstructuren rond watergangen als de Laak en de Broeksloot en het buurtpark dat in de jaren '80 in het kader van de stadsvernieuwing in Laakkwartier-Centraal langs de Deimanstraat werd aangelegd. Het beleid is gericht op handhaving en waar mogelijk verbetering van de oorspronkelijke groenstructuur. De bestemming Groen is niet van toepassing op buurt- en blokgroen zoals kleine perkjes in woonerven en bomen in de straat. Deze groenvoorzieningen vallen onder de verschillende bestemmingen voor verkeersdoeleinden. Belangrijk is tenslotte de bestaande (doorgaande) fietsroute langs de Laak ter waarborging van de verkeersveiligheid en sociale veiligheid; het behoud ervan is in deze bestemming en in de bestemming Verkeer - 2 vastgelegd.
Artikel 11 Kantoor
Deze bestemming is toegekend aan het kantoorverzamelgebouw De Laakpoort aan de Rijswijkseweg nabij het NS-station Den Haag Hollands Spoor, een kantoorgebouw aan de Neherkade, een relatief klein monumentaal kantoor op de hoek van de Goudriaankade en Bontekoekade en een kantoorgebouw nabij de Trekvlietbrug. De parkeergarage aan het spoor bij de Rijswijkseweg maakt deel uit van het bestemmingsvlak van De Laakpoort.
Artikel 12 Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk is breed opgezet zodat alle soorten maatschappelijke voorzieningen zich kunnen vestigen in de gebouwen die hiervoor zijn bestemd: buurt- en wijkcentra en andere welzijnsvoorzieningen, overheidsvoorzieningen als een stadsdeelkantoor en een politiebureau, kerken en moskeeën, scholen, peuterspeelzalen en kinderopvang. Ook de historische molen aan de Laak en het verpleeg- en verzorgingshuis Wenckebach met de aanleunwoningen die daarbij horen zijn als Maatschappelijk bestemd. De ene maatschappelijke voorziening is uitwisselbaar met een andere maatschappelijke voorziening. Zo kan een school gebruikmaken van de ruimte die een buurtcentrum achterlaat. Anders dan bij Gemengd-2 ziet deze bestemming op maatschappelijke voorzieningen die zelfstandig, zonder bovengelegen woningen, zijn gevestigd.
Artikel 13 Sport
Sport ziet op alle gebouwde en ongebouwde sportvoorzieningen in het plangebied. Het gaat in de eerste plaats om de sportvelden, in de tweede plaats om een sporthal, de kleedruimte, clubruimte aangrenzend aan de sportvelden. Anders dan in andere bestemmingen mogen de lichtmasten als bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15 m hoog zijn en zijn keerconstructies voor speelballen tot een hoogte van 7 m toegestaan. De bestemmingsregeling staat toe dat de gebouwen, met uitzondering van de sporthal aan de Paets van Troostwijkstraat, na een ontheffing buiten het bouwvlak worden vergroot met dien verstande dat de grondoppervlakte van de uitbreiding hooguit een verdubbeling van de bestaande, aansluitende bouwvlakken mag bedragen.
In het licht van de afspraken tussen de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de sportvelden mede bestemd voor waterberging.
Artikel 14 Tuin
De gronden die als Tuin zijn bestemd, liggen veelal aan de voorzijde van de woningen en (bij hoekwoningen) aan de zijkant. Dit erf grenst aan de openbare weg. Gelet op de waardevolle stedenbouwkundige structuren (gemeentelijk beschermd stadsgezicht) dan wel de bestaande bebouwingsdichtheid mogen hier geen aanbouwen en bijgebouwen worden gebouwd.
Artikel 15 Verkeer - 1
Deze bestemming is toegekend aan de hoofdverkeerswegen in het plangebied: de Neherkade, De Genestetlaan en de Rijswijkseweg (de doorgaande wegen in het plangebied) en ook de Goeverneurlaan, de Van Musschenbroekstraat, de Jan van der Heijdenstraat en de Oudemansstraat. Een hoofdverkeersweg bestaat uit rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes, in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen, uit bus- en trambanen en voet- en fietspaden. De twee grote verkeersbruggen in het plangebied (de Laakbrug en de Trekvlietbrug) maken delen uit van hoofdverkeerswegen en zijn als brug aangeduid. Onder de brug is het bepaalde in artikel 18 van toepassing.
Artikel 16 Verkeer - 2
Alle wegen die niet als hoofdverkeersweg zijn bestemd, zijn straten en zijn als zodanig bestemd. Een straat heeft doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten. Deze bestemming staat aan de Wenckebachstraat, ter plaatse van een bouwvlak met de aanduiding 'horeca', een horecavestiging toe (tot en met categorie III van de Staat vanhoreca-inrichtingen). Verder staat de bestemming aan de Slachthuislaan, aan het Jonckbloetplein en het Lorentzplein, ter plaatse van de aanduiding 'speciale vorm van horeca - kiosk', een kiosk toe. Na een ontheffing kunnen bestaande kiosken worden verplaatst of uitgebreid of kunnen burgemeester en wethouders nieuwe kiosken toestaan. Aan de Goudriaankade en de Bontekoekade liggen woonboten. De ligplaatsen van de woonboten worden geregeld in de bestemming Water, de bijgebouwenregeling is onderdeel van de bestemming Verkeer - 2: over dat deel van de kade waarlang een woonboot ligt en tot 3 m vanaf de waterkant mag ten behoeve van die woonboot een gebouwtje van niet meer dan 6 m² groot en 2,5 m hoog worden gebouwd; op de grens van dat kadedeel is een erfafscheiding van niet meer dan 1 m toegestaan.
Artikel 17 Verkeer - 3
Deze bestemming is toegekend aan de openbare en semi-openbare verblijfsruimten in het plangebied. Openbaar verblijfsgebied is bijvoorbeeld de Schoeplaan en het gebied rondom het sportveld tussen de Ketelstraat en de Broekpolderkade. Semi-openbaar verblijfsgebied zijn de binnenterreinen van de hoogbouw in het deelgebied Laakoever zoals het Slachthuisplein, de Thijssestraat en de Stieltjesstraat maar ook de binnenplaatsen van woongebouwen aan de Noordpolderkade. Een verblijfsgebied is in principe niet voor autoverkeer toegankelijk met uitzondering van die gebieden die als parkeervoorziening (parkeren op maaiveld, parkeergarage of parkeerdek) fungeren. Vooral aan de Laakoever zijn bestemmingsvlakken voor 'parkeren' aangeduid: hier mag het aantal parkeerplaatsen niet verminderen.
Aan de Thijssestraat is een deel van het bestemmingsvlak aangeduid voor een 'overkapping'. Het gaat om een historische overkapping - een overblijfsel aan het oude slachthuis - die in stand moet worden gehouden.
Artikel 18 Water
Alle oppervlaktewater in het plangebied is als Water bestemd. Het gaat onder meer de Trekvliet en het deel van de Laakhaven voor de Laakbrug, het riviertje de Laak, de Broeksloot en de watergangen die de Broeksloot aansluiten op de Laak. Centraal staat het behoud van de huidige structuur en de handhaving en verbetering van de waterhuishouding. Aan de Goudriaankade en de Bontekoekade zijn woonboten toegestaan.
Artikel 19 Wonen
De bestemming Wonen (W) ziet op zowel eengezinswoningen als meergezinswoningen. Centraal in de bestemmingsregeling staat het bouwvlak dat gelijk is aan de oorspronkelijke plattegrond van de woning, dat wil zeggen zonder aanbouwen die later zijn gebouwd. Een hoofdgebouw is uitsluitend binnen dat bouwvlak toegestaan. Buiten dat bouwvlak zijn aanbouwen en bijgebouwen toegestaan, met uitzondering van dat deel van het erf dat voor Tuin is bestemd. Het gaat om tuinen die sterk bepalend zijn voor de stedenbouwkundige karakteristiek van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier en die daarom niet mogen worden bebouwd en zoveel mogelijk groen moeten blijven, hoewel dit laatste rechtens niet afdwingbaar is. Verder worden nog delen van erven onderscheiden die tot 100% mogen worden bebouwd: het gaat om hoekpercelen op de koppen van bouwblokken (zie paragraaf 6.1.1).
Enkele binnenterreinen van appartementengebouwen zijn als onbebouwbaar erf aangewezen door middel van de aanduiding 'bijgebouwen uigesloten': er mogen hier niet alleen geen bijgebouwen worden gebouwd maar ook geen aanbouwen. Vanwege van leefbaarheid voor de omwonenden is het gewenst een binnenterrein zo open mogelijk te houden. Ook is een aantal erven bij meergezinswoningen bestemd als Verkeer - 3. Deze bestemming benadrukt het semi-openbaar karakter van deze gebieden. Binnen deze bestemming zijn de bebouwingsmogelijkheden beperkt en gericht op het behoud van de openheid van deze gebieden.
Artikel 20 Leiding - Hoogspanning
In het plangebied bevinden zich gedeelten van ondergrondse 150 kV-verbindingen die bij Tennet in beheer zijn. Het gaat om de kabelgedeelten ten noorden van en parallel aan de Laak tussen de Trekvliet en het Hildebrandplein. De dubbelstemming Leiding - Hoogspanning beschermt deze hoogspanningsverbindingen, binnen een strook van 3 m aan weerszijden van de leidingen, door een bebouwingsregeling en een aanlegvergunningstelsel. Er zijn binnen de strook in beginsel alleen gebouwen ten behoeve van de hoogspanningsverbinding toegestaan (transformatorhuisjes et cetera) maar na ontheffing zijn voor onderliggende bestemmingen andere gebouwen toegestaan, zolang deze de werking van de hoogspanningsverbinding niet belemmeren. Binnen de strook mogen sommige werken en werkzaamheden niet worden verricht zonder (aanleg)vergunning van burgemeester en wethouders: het aanbrengen van oppervlakteverharding, het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging, het verrichten van graafwerkzaamheden, het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het indrijven van voorwerpen in de grond.
Artikel 21 Leiding-Riool
De dubbelstemming Leiding-Riool heeft betrekking op een strook van 5 m aan weerszijden van de rioolwaterpersleiding in beheer bij het Hoogheemraadschap van Delfland. De leiding loopt vanaf de kruising Neherkade/Slachthuislaan onder de Stieltjesstraat opnieuw richting de Neherkade. De bebouwingsregeling en het aanlegvergunningstelsel is dezelfde als voor de bestemming Leiding -Hoogspanning.
Artikel 22 Waarde - Archeologie
Op de plankaart zijn de grenzen van het archeologisch waardevol gebied aangeduid (zie paragraaf 3.4). Gronden die tegelijkertijd zijn aangewezen voor, bijvoorbeeld, Wonen en Waarde - Archeologie, zijn bestemd voor wonen én het behoud van archeologische waarden. Als men binnen dit gebied in de grond wil roeren en men daarbij mogelijk het terrein verstoort, bijvoorbeeld door de aanleg van een fundering, is een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders nodig: een aanlegvergunning. Deze dubbelbestemming stelt voorwaarden aan de verlening ervan.
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie
In het gebied met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie mag slechts worden gebouwd als de cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier niet worden aangetast (zie paragraaf 3.3.1). Bij strijdigheid met andere bouwregels hebben deze regels voorrang. Leidend bij de beoordeling ervan is de beschrijving van het bebouwingsbeeld, de typering en de waardering van het stadsgezicht in de toelichting op het aanwijzingsbesluit. Deze beschrijving is als bijlage 6 Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier bij de regels van dit plan opgenomen.
Het pleisteren, verven of op soortgelijke wijze behandelen van de buitenkant van gevels en muren die vanaf de openbare weg zichtbaar is aanlegvergunning-verplichting. Deze werken en/of werkzaamheden zijn alleen toegestaan als ze (de cultuurhistorische waarden en de uitwendige architectonische vormgeving van) het gemeentelijk beschermd stadsgezicht niet in onevenredige mate aantasten.
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden die door het Hoogheemraadschap van Delfland voor waterkering zijn aangewezen. Het belang van de waterkering gaat op deze gronden voor op de andere bestemmingen die aan dezelfde gronden zijn toegekend: Groen, Verkeer - 1 en Verkeer - 2. Ander gebruik en andere bebouwing binnen de zone, anders dan ten behoeve van de waterkering, zijn slechts mogelijk als de belangen van de waterkering zich er niet tegen verzetten en als vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland of als zij hiervoor een keurvergunning heeft verleend.
6.4 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene bouwregels
De algemene bouwregels zijn bouwregels die gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn tot 0,2 m wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot 1,2 m ook toegestaan, met uitzondering van naar de weg toegekeerde bebouwingsgrenzen in het gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Ontheffingen van deze algemeen bouwregels worden geregeld in de algemeen ontheffingsregels, in artikel 28.
Artikel 27 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als seksinrichting, kamerverhuurbedrijf of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.
In verschillende bestemmingen, in het bijzonder Gemengd-1, Gemengd-3, Gemengd-4 en Wonen, komt gebruik voor dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan en dat strijdig is met de doeleinden die de desbetreffende bestemming toestaat. Het gaat in de eerste plaats om regulier afwijkend gebruik: gebruik dat vaak ook als bestemming in het plangebied voorkomt (detailhandel, ambachtelijke bedrijven et cetera). Als een ambachtelijk bedrijf is aangeduid, zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan in de categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten bijfunctiemenging (zie paragraaf 3.7.4); als horeca is aangeduid is uitsluitend horeca tot en met categorie II van de Staat van horeca-inrichtingen toegestaan. In de tweede plaats gaat het om gebruik door bedrijven die voorheen in de Leefmilieuverordening van de gemeente Den Haag werden gereguleerd: kamerverhuurbedrijven, seksinrichtingen en garagebedrijven. Ten slotte betreft het detailhandel in vuurwerk: gebruik dat voorheen in de Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk werd geregeld (zie paragraaf 1.3.2).
Het algemeen gebruiksverbod is niet van toepassing op dit bestaand afwijkend gebruik als dit voor wat betreft de eerste groep op de plankaart als zodanig is aangeduid, voor wat betreft de tweede groep op de Lijst van LMV-inrichtingen (bijlage 3) is opgenomen en voor wat betreft de derde groep op de Lijst vandetailhandel in vuurwerk (bijlage 4) is opgenomen. De lijst van LMV-inrichtingen bestaat uit kamerverhuurbedrijven, garagebedrijven en seksinrichtingen. Andere LMV-inrichtingen (paddoshops, drugsdealpanden, hennepkwekerijen, coffeeshops en bel- en sekswinkels) zijn bij het Wetboek van Strafrecht verboden danwel worden door middel van beleidsregels geregeld.
Vervolgens is bepaald wat ten aanzien van dit bestaand afwijkend gebruik is toegestaan, onder meer dat de omvang van dit gebruik niet mag niet worden vergroot, dat het mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming maar dat het afwijkend gebruik voor detailhandel, horeca, kantoor of maatschappelijke voorziening binnen de bestemming Wonen mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming of in een gebruik voor ambachtelijk bedrijf of dienstverlening;
Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is expliciet ook onzelfstandige kamerbewoning door maximaal twee personen en het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor dit gebruik:
- a. De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn. Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.
- b. De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.
- c. De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen. Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.
- d. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken. Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.
- e. De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 30% van de bebouwde oppervlakte mag bedragen. Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.
Ontheffingen van deze algemene gebruiksregels, ook de ontheffing voor het meest doelmatige gebruik, worden geregeld in lid 28.2 van de algemeen ontheffingsregels.
Artikel 28 Algemene ontheffingsregels
De algemene ontheffingsregels hebben in de eerste plaats betrekking op ontheffing van de algemene bouwregels: het bouwen van beneden peil gelegen ruimtes in één bouwlaag, voor zover gelegen buiten het bouwvlak en het plaatsen van installaties voor mobiele telecommunicatie op andere gebouwen. Verder is ontheffing mogelijk voor geringe afwijkingen van maten en bestemmings- en bebouwingsgrenzen en kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen.
In de tweede plaats hebben de algemene ontheffingsregels betrekking op ontheffing van de algemene gebruiksregels. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing wanneer strikte toepassing van het algemeen gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Als daarvoor ontheffing wordt verleend, moet het andere gebruik wel aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de ontheffing niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Verder kunnen burgemeester en wethouders onder voorwaarden van het algemeen gebruiksverbod ontheffing verlenen:
- a. voor een seksinrichting ook binnen de bestemmingen Gemengd-3, Gemengd-4 en Wonen;
- b. voor een garagebedrijf binnen de bestemming Gemengd-1;
voor een horeca-inrichting waarbij uit een nadere toetsing aan de in de Staat van horeca-inrichtingenopgenomen criteria blijkt dat de betreffende inrichting qua puntentoebedeling afwijkt van de in die staat aangenomen score.
Artikel 29 Algemene wijzigingsregels
Er kan worden onderscheiden in wijzigingsbevoegdheden die voor heel het plangebied gelden en wijzigingsbevoegdheden voor een bepaald deelgebied. De volgende wijzigingsregels zijn van toepassing op heel het plangebied
- a. de grens tussen twee bestemmingen mag binnen een marge van 5 m worden gewijzigd;
- b. de grens tussen de bestemmingen Verkeer - 1, Verkeer - 2 en een andere bestemming ten behoeve van de uitvoering van verkeerskundige werken mag binnen een 10 m worden gewijzigd;
- c. de grens tussen de bestemmingen Groen, Verkeer - 1, Verkeer - 2 en Water mag voor het realiseren van ecologische zones binnen een marge van 15 m wijzigen;
- d. ook ten behoeve van de vestiging van een welzijnsvoorziening kunnen burgemeester en wethouders onder voorwaarden een wijzigingsplan opstellen.
- e. burgemeester en wethouders hebben een wijzigingsbevoegdheid om een aanduiding van de kaart of een adres van de lijst te verwijderen als het afwijkend gebruik ter plaatse is beëindigd of als sprake is van bestaand afwijkend gebruik dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestond maar dat abusievelijk niet is opgenomen.
In het plangebied zijn drie deelgebieden aangewezen waarvoor burgemeester en wethouders een wijzigingsplan kunnen opstellen en die op de plankaart zijn aangeduid als 'wro-zone wijzigingsgebied':
- a. Het eerste wijzigingsgebied heeft betrekking op de ontwikkeling van circa 20 eengezinswoningen aan de Capadosestraat en de Aarnout Drostlaan en het herstel van de oorspronkelijke zichtlijn tussen de Janssoniusstraat en de Laakkade (zie paragraaf 5.5);
- b. Ter plaatse van de bestemming Detailhandel en een deel van het aangrenzend gebied is na wijziging de ontwikkeling van circa 300 woningen en 2.800 m² bedrijfsruimte mogelijk (zie paragraaf 5.6);
- c. Het derde wijzigingsgebied betreft een voormalig schoolgebouw aan Ketelstraat waar na wijziging een kindercentrum en andere welzijnsvoorzieningen en 27 appartementen mogen worden gerealiseerd (zie paragraaf 5.7).
Artikel 30 Algemene procedureregels
De algemene procedureregels regelen de procedure die burgemeester en wethouders moeten volgen als zij ontheffing willen verlenen (lid 30.1) of als zij een wijzigingsplan willen vaststellen (lid 30.2).
6.5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Artikel 32 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier'.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier is primair een conserverend bestemmingsplan. Voor deze beheergebied is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk omdat op deze gronden geen bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplannen, zoals omschreven in artikel 6.2.1 Bro, zijn voorgenomen.
Bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier telt drie wijzigingsgebieden. Voor deze locaties zal op het moment van wijzigen de economische uitvoerbaarheid en eventuele noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan worden bekeken. Op het moment dat burgemeester en wethouders voor zo'n gebied een wijzigingsplan vaststellen, moeten zij tevens een exploitatieplan vaststellen dan wel moeten zij zich van kostenverhaal verzekerd weten.
Op drie locaties maakt het plan rechtstreeks een nieuwe ontwikkeling mogelijk: Zuigerstraat / Noordpolderkade (zie paragraaf 5.2), Neherkade / Slachthuislaan (paragraaf 5.3) en Noordpolderkade / Cylinderstraat (paragraaf 5.4). De Wro verplicht de gemeenteraad voor deze gronden een exploitatieplan vast te stellen, tenzij (art. 6.12 lid 2 Wro):
- a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5° niet noodzakelijk is, en
- c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Bij alle drie bovengenoemde locaties wordt voldaan aan deze voorwaarden. Met betrekking tot het kostenverhaal is de gemeente als grondeigenaar verzekerd van kostenverhaal door middel van gronduitgifte. Ook het stellen van aanvullende eisen ten aanzien van fasering en uitwerking is hier niet aan de orde.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Vooroverleg Artikel 10 Bro
8.1.1 Geraadpleegde instanties
Het voorontwerpbestemmingsplan is op 9 juni 2008 in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985 aan de volgende instanties toegezonden:
- 1. Provincie Zuid-Holland
- 2. Politie Haaglanden
- 3. Brandweer Den Haag, Afdeling Risicobeheersing
- 4. VROM Inspectie Regio Zuid-West
- 5. Duinwaterbedrijf Zuid Holland
- 6. Hoogheemraadschap van Delfland
- 7. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
- 8. HTM Infra
- 9. Het bestuur van de Fietsersbond enfb, Afdeling Den Haag
- 10. Koninklijke Horeca Nederland, Afdeling Den Haag
- 11. Kamer van Koophandel Haaglanden
- 12. Stichting BOOG
- 13. Tennet BV
- 14. Stad en Milieu Haags Milieucentrum
- 15. Haags Monumentenplatform
- 16. ENECO Netbeheer B.V.
- 17. Winkeliersvereniging Jonckbloetplein e.o.
- 18. Bedrijvenvereniging Laakhaven en Binckhorst
- 19. Winkeliersvereniging Lorentz
- 20. Bedrijvenvereniging Binckhorst Laakhaven Fruitweg
- 21. Bedrijvenvereniging Musiad
- 22. Bewonersorganisatie Schipperskwartier
- 23. Bewonersorganisatie Laakkwartier-Noord
- 24. Stichting Wijkberaad Laakkwartier-Centraal (Lipa)
- 25. Bewonersplatform Spoorwijk
- 26. Wijkberaad Laakhavens
- 27. Burgemeester en wethouders van Rijswijk
Van de onder 1, 3, 4, 6, 11 en 13 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.
8.1.2 Behandeling ingekomen reacties
1. Provincie Zuid-Holland
De bescherming van archeologische waarden dient nog in de voorschriften te worden opgenomen. Er dient aandacht te worden besteed aan de bestaande molenbiotoop (zowel in de toelichting als in de voorschriften en op de plankaart) conform provinciaal beleid.
Reactie
De dubbelbestemming Waarde-Archeologie is aan de regels en de plankaart toegevoegd. Bij de voorbereiding van bestemmingsplan Laakkwartier-Noord, vastgesteld op 26 september 1983 en gedeeltelijk goedgekeurd op 23 april 1985, constateerden gemeente Den Haag en provincie Zuid-Holland dat de molenbiotoop rond de Laakmolen feitelijk niet meer bestond. Hoogbouw in de jaren daarvoor heeft ertoe geleid dat de windvang, althans vanuit het plangebied, sowieso niet meer kon worden verzekerd door middel van een molenbeschermingszone (een molenbiotoop).
3. Hulpverleningsregio Haaglanden (Brandweer Den Haag)
De Brandweer kan, in verband met ontbrekende informatie, nog geen advies geven. Om de volgende informatie is (stand van zaken 11-08-2008) verzocht:
- a. Is de doorzet van het LPG-tankstation aan de Neherkade 2980 ook in de milieuvergunning vastgelegd?
- b. Waar ligt het vulpunt van het LPG-tankstation? Indien mogelijk dit op een kaart aangeven, waarbij ook de nabij gelegen bestemmingen staan vermeld.
- c. Wat is de afstand van het dichtstbijzijnde object tot het vulpunt? En wat is de afstand van het dichtstbijzijnde kwetsbare object (bijvoorbeeld een woning of een groot kantoor)?
- d. Wordt de personendichtheid verhoogd binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation/-vulpunt? Zo ja, kunt u een schatting maken van de bestaande en nieuwe personendichtheid?
Daarnaast is door de Brandweer gereageerd in het kader van de terinzagelegging van het voorbereidingsbesluit specifieke aspecten. Voor Laakwijk-Schipperskwartier is de volgende opmerking van belang: Bij de verder uitwerking van plannen rondom dit plangebied (i.c. Laakwijk-Schipperskwartier) zal rekening gehouden moeten worden met het LPG-station op de Neherkade. Dit kan ruimtelijke beperkingen opleveren in verband met het plaatsgebonden en groepsrisico.
Reactie
Dienst Stadsbeheer (DSB) van de gemeente Den Haag heeft de externe veiligheid in het plangebied onderzocht. Het advies van DSB is opgesteld op basis van de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied en is integraal in paragraaf 4.4 in de toelichting opgenomen. Het advies heeft betrekking op het vervoer gevaarlijke stoffen over de weg, het vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor, buisleidingen en inrichtingen. Met betrekking tot inrichtingen (waaronder het LPG-station) is naar het groepsrisico ten gevolge van het LPG-tankstation aan de Neherkade een nader onderzoek verricht. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze toelichting opgenomen; de resultaten en de verantwoording van het groepsrisico worden beschreven in paragraaf 4.4.4.
4. VROM Inspectie Regio Zuid-West
VROM Inspectie Regio Zuid-West heeft de volgende opmerkingen:
- a. Luchtkwaliteit. Paragraaf 4.6 lijkt nog gebaseerd te zijn op oude wetgeving voor luchtkwaliteit (Besluit Luchtkwaliteit 2005). Op pagina 38 is weliswaar sprake van het Besluit Luchtkwaliteit 2007, maar in november 2007 is een wet in werking getreden, geen besluit. Op pagina 40 wordt wel weer gesproken over het Blk 2005. Verzocht wordt de tekst aan te passen aan de nieuwe wet Luchtkwaliteitseisen.
- b. Externe veiligheid. Uit paragraaf 4.4 blijkt dat in het plangebied een LPG-verkooppunt ligt. De doorzet is minder dan 500 m³. Onduidelijk blijft of de doorzet daadwerkelijk is begrensd in de milieuvergunning. Is dit niet het geval, dan moet worden uitgegaan van 1.500 m³ en de daarbij behorende afstanden. Het verzoek is dit in het ontwerp-bestemmingsplan nader toe te lichten.
Reactie
Paragraaf 4.5 met betrekking tot luchtkwaliteit is integraal herzien aan de hand van het rapport van het luchtkwaliteitsonderzoek. Paragraaf met betrekking tot externe veiligheid is integraal herzien aan de hand van het advies van de Dienst Stadsbeheer (DSB) van de gemeente Den Haag en het nader onderzoek naar het groepsrisico ten geovlge van het LPG-tankstation aan de Neherkade; zie reactie onder 3. De doorzet van LPG is in de milieuvergunning begrensd op 700 m³.
6. Hoogheemraadschap van Delfland
Het Hoogheemraadschap van Delfland kan niet instemmen met het voorontwerp-bestemmingsplan. In het plan is onvoldoende invulling gegeven aan het beleid van Delfland zoals vermeld in de Handreiking Watertoets 2007. Het betreft de thema's waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, afvalwater en riolering en bestemmingslegging.
- a. Waterkwantiteit. In de Noordpolder is een studie uitgevoerd naar het watersysteem. Uit deze studie is naar voren gekomen dat in de Noordpolder een waterbergingsopgave is van 50.350 m³. Daarnaast is het nodig een nieuw gemaal te bouwen. Om de realisatie hiervan mogelijk te maken is ruimtelijke reservering nodig. Op grond van het bestemmingsplan moet dit ook mogelijk zijn. Wij verzoeken u dit in het bestemmingsplan en de voorschriften mogelijk te maken.
Op dit moment heeft nog geen studie plaatsgevonden naar de locatie voor het nieuw te plaatsen gemaal. Het gemaal zal tussen de Laak en de Laakhaven gerealiseerd worden. Het realiseren van dit gemaal dient ruimtelijk mogelijk te zijn. Wij verzoeken u in het bestemmingsplan de mogelijkheid op te nemen om zo de bouw van een nieuw gemaal ook ruimtelijk mogelijk te maken.
Voor de Noordpolder is in de waterbergingsvisie Den Haag, naast het realiseren van 1,5 ha oppervlaktewater in Moerwijk-Zuid en een bijdrage van 6.480 m3 waterberging door het reeds aanwezige flauwer talud langs de Laakkade, aangegeven dat ook ruimte moet worden gezocht voor alternatieve vormen van waterberging. Gedacht is onder andere aan het multifunctionele ruimtegebruik van de sportvelden. Deze alternatieve waterbergingen moeten ook ruimtelijk worden vastgelegd. Dit kan door de sportvelden primair te bestemmen als waterberging.
- b. Waterkwaliteit en ecologie. De zorg voor de waterkwaliteit is één van de kerntaken van Delfland. Als waterschap zet Delfland zich daar nu en in de toekomst voor in. In samenwerking met gemeenten en organisaties op het gebied van landbouw, recreatie, natuur en milieu werkt Delfland aan oplossingen om de waterkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt sinds kort ook in Europees verband. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) verplicht alle lidstaten van de Europese Unie maatregelen te nemen die de waterkwaliteit verbeteren. De Kaderrichtlijn schrijft voor dat de stroomgebieden worden ingedeeld in waterlichamen. Dit zijn onder andere wateren van aanzienlijke omvang, zoals (een deel van) een rivier, kanaal of een meer.
Aan de waterlichamen worden verschillende eisen gesteld. Eén van de eisen is dat in 20% van het oppervlaktewater van het waterlichaam planten aanwezig moeten zijn. De Trekvliet en Laakhaven zijn onderdeel van een waterlichaam. Wanneer in de watergangen door deze plantenbedekking niet meer aan het minimale doorstroomprofiel kan worden voldaan, moet een deel van de droge oever gebruikt worden voor de realisering van deze 20% planten. Wij verzoeken u de realisatie van een natuurvriendelijk inrichten van de oever op grond van het bestemmingsplan ruimtelijk mogelijk te maken.
- c. Afvalwater en riolering. Binnen het plangebied ligt een rioolwatertransportleiding van Delfland in de ondergrond. Deze leidingen zijn niet op de plankaart weergegeven. De ligging van de afvalwatertransportleiding is aangegeven in een bijlage. Wij verzoeken u een strook van 5 m ter weerszijden van de leiding als zodanig te bestemmen.
- d. Bestemmingslegging. Een aantal waterstaatkundige gebouwen en kunstwerken is niet op plankaart weergegeven en niet als zodanig bestemd. Het betreft het poldergemaal Laakmolen en het regenwaterbekken aan de Neherkade. Daarnaast is het vanuit waterkwaliteitsoogpunt niet wenselijk ligplaats te nemen ter plaatse van het lozingspunt van het regenwaterbekken aan de Neherkade. Wij verzoeken u binnen 5 m ter weerszijden van dit punt geen ligplaats te laten nemen. Daarnaast verzoeken wij u de hierboven genoemde waterstaatkundige gebouwen en kunstwerken op te nemen in het bestemmingsplan.
Reactie
Ten behoeve van toekomstige maatregelen op het gebied van waterberging zijn in de bestemming Groende groenzones langs de Laak en de Broeksloot primair bestemd voor waterberging en is de bestemming Sport in de bestemmingsomschrijving 'waterberging' opgenomen. Met het areaal dat als zodanig is aangeduid, loopt de gemeente Den Haag vooruit op de nadere afspraken die zij mwet de gemeente Rijswijk en het Hoogheemraadschap van Delfland zal maken omtrent waterberging in de Noordpolder (zie paragraaf 3.9.5).
Wat betreft de bestemming van waterstaatkundige gebouwen en kunstwerken, onder meer een nieuw gemaal tussen de Laak en de Laakhaven, het poldergemaal Laakmolen, staan de algemene bouwregels een nutsvoorziening als een gemaal toe tot 3 m hoog en met een brutovloeroppervlakte van niet meer dan 15 m². Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als het gemaal hoger is (tot maximaal 5 m) of als het een groter brutovloeroppervlakte heeft (tot maximaal 30 m²). Vanwege de behoefte aan flexibiliteit is gekozen voor een algemene regeling en niet voor het intekenen van een nutsvoorziening: bij veranderende inzichten in de wijze van waterhuishouding of bij veranderende waterhuishoudkundige omstandigheden kan zo juridisch-planologisch relatief eenvoudig op de behoefte aan een nieuw gemaal worden ingespeeld. Het regenwaterbekken is vanwege zijn omvang als Bedrijfbestemd, in het bijzonder als nutsbedrijf. Het plan staat nabij het regenwaterbekken geen bebouwing toe ten behoeve van ligplaatsen voor woon- en bedrijfsboot; de regeling van ligplaatsen zelf valt buiten het bereik van dit plan, nu het water niet in het plangebied is opgenomen.
De realisatie van natuurvriendelijke oevers is mogelijk door het toestaan van groen (en water) binnen de bestemmingen Water en verschillende verkeersbestemmingen en door de bestemming Groen op de oevers van de Trekvliet, Laak, Broeksloot en ander oppervlaktewater in het plangebied.
De rioolwatertransportleiding is op de plankaart ingetekend en wordt door middel van een dubbelbestemming in de planregels geregeld. De leiding is door een bebouwingsregeling en een aanlegvergunningstelsel beschermd.
11. Kamer van Koophandel Haaglanden
In paragraaf 3.7 op pagina 25 is gesteld dat het beleid van de gemeente gericht is op functiemenging. Bovenaan pagina 26 wordt gesteld, dat in een aantal gebieden de detailhandelsfunctie na beëindiging niet opnieuw mag aanvangen. Graag zou de KvK zien, dat hier wordt aangevuld, dat een andere bedrijfsbestemming, die past binnen een woonomgeving, wordt toegestaan. Tevens zou het in het hele plangebied mogelijk moeten zijn om woonfuncties om te zetten in bedrijfsruimte.
Reactie
In een woning is in ieder geval een aan-huis-gebonden bedrijf of beroep toegestaan, zoals volgt uit het begrip 'woning. In algemene gebruiksregels is dit gebruik nader geregeld. In het hele plangebied omzetten van woonfuncties in bedrijfsruimte zou leiden tot een onevenredig zware belasting van de woonsituatie, bijvoorbeeld op het gebied van verkeer en parkeren en het aanzicht van de woonomgeving.
Hoewel de indiener anders veronderstelt, heeft de aangehaalde passage bovenaan pagina 26 geen betrekking op het afwijkend gebruik voor detailhandel. De aangehaalde passage heeft betrekking op kleine, verspreide bedrijvigheid die in een gemengde bestemming is opgenomen of die als afwijkend gebruik is aangeduid. Als bedrijvigheid als afwijkend gebruik is aangeduid, zijn daarop algemene gebruiksregels van toepassing.
De aangehaalde passage impliceert wel dat in de regels is opgenomen dat afwijkend gebruik als bedrijvigheid niet opnieuw mag aanvangen nadat het is beëindigd. Dit is niet zonder juist. De algemene gebruiksregels bepalen voor het afwijkend gebruik het volgende: het mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming, afwijkend gebruik voor detailhandel, horeca, kantoor of maatschappelijke voorzieningen binnen de bestemming Wonen mag daarnaast worden veranderd in een gebruik voor ambachtelijk bedrijf of dienstverlening; het afwijkend gebruik mag niet worden hervat indien het na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde onder 3 of 4.
13. Tennet BV
TenneT is beheerder van het landelijk transportnet vanaf 110.000 Volt en daarmee verantwoordelijk voor de 'snelwegen' van het Nederlandse elektriciteitsnet. De in uw gemeente aanwezige hoogspanningsverbindingen maken deel uit van dat omvangrijke netwerk.
In het plangebied waarop dit bestemmingsplan van toepassing zal zijn, bevinden zich gedeelten van onze ondergrondse 150 kV-verbindingen, te weten de kabelgedeelten gelegen parallel ten noorden van de Laak tussen de Trekvliet en het Hildebrandplein. Daarnaast ligt er een afzonderlijke telecommunicatiekabel van ons bedrijf in de Trekweg, de Broekslootkade, de Paets van Troostwijkstraat, de De Genestetlaan, de Jan van Beersstraat en de Sinjeur Semeynsweg. Ter informatie is een afdruk bijgevoegd van de plankaart waarop in rood onze hoogspanningsverbindingen en in groen onze telecommunicatieverbinding is aangegeven, evenals een afdruk van onze detailtekeningen. Wij constateren dat met de aanwezigheid van deze elektriciteitswerken in het bestemmingsplan nog geen rekening is gehouden.
In navolging van de Nota Planbeoordeling van de Provincie Zuid-Holland verzoeken wij uw medewerking om ter bescherming van de belangen van onze 150.000 Volt kabelverbinding, de betrokken gedeelten met een strook met een breedte van 6 meter (3 meter aan weerszijden van de hartlijn) op de plankaart aan te geven en te bestemmen voor "Ondergrondse hoogspanningsverbinding". Voor de goede orde merken wij op dat ter hoogte van de groenstrook op de hoek van de Stieltjesstraat/Neherkade de beide hoogspanningsverbindingen nagenoeg parallel aan elkaar in noordelijke richting gaan, waardoor hier de stroken van 6 meter elkaar deels overlappen en op enkele plaatsen een strookbreedte van in totaal 12 meter wordt bereikt.
In samenhang met het opnemen van een bestemming op de plankaart verzoeken wij u in de voorschriften van het bestemmingsplan ter bescherming een nieuw artikel 'Ondergrondse hoogspanningsverbinding' op te nemen, dat als volgt kan worden geredigeerd:
Lid 1. De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor ondergrondse hoogspannings- en telecommunicatieverbindingen met de daarbij behorende werken. Voor zover op de plankaart is aangegeven, zijn deze gronden mede bestemd voor de samenvallende doeleinden als omschreven in de desbetreffende artikelen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van genoemde bestemmingen worden gebouwd.
Lid 2. In afwijking van hetgeen in lid 1 is gesteld mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de samenvallende bestemmingen worden gebouwd. met dien verstande dat:
- a. de bouwwerken slechts zijn toegestaan indien en voorzover de belangen van de betrokken kabels zulks gedogen;
- b. alvorens de bouwvergunning wordt verleend de betrokken leidingbeheerder wordt gehoord.
Lid 3. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en/of werkzaamheden in de als zodanig aangegeven strook grond uit te voeren of te doen uitvoeren:
- a. het uitvoeren van ontgrondingen;
- b. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- e. het verrichten van grondophogingen;
- f. het indrijven van voorwerpen.
Een schriftelijke vergunning zal slechts worden verstrekt indien de belangen van de kabels en de veiligheid van personen en goederen ter zake dit gedogen. Hiertoe winnen Burgemeester en Wethouders advies in bij de leidingbeheerder.
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a, b, c, d, e en f zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade aan de kabels zal worden veroorzaakt en het onderhoud ervan niet in onevenredige mate wordt bemoeilijkt.'
Voorts verzoeken wij u in de artikelen van de bestemmingen die samenvallen met onze hoogspanningsverbinding een verwijzing op te nemen naar het desbetreffende artikel waarin de bescherming van onze verbindingen zal zijn geregeld. Verder verzoeken wij u in de toelichting van het bestemmingsplan melding te maken van de aanwezigheid van onze elektriciteitswerken en ons bedrijf tijdig bij het overleg te betrekken indien voortvloeiend uit het bestemmingsplan werkzaamheden zich zullen uitstrekken in de richting van onze eigendommen.”
Reactie
De Nota Planbeoordeling van de provincie Zuid-Holland somt de leidingen op die in het bestemmingsplan moeten worden beschermd. Hoewel de nota in april 2005 door Regels voor Ruimte werd heroverwogen en geactualiseerd en de provincie met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening zich opnieuw beraadt over haar beleid, hanteert de gemeente Den Haag nog dezelfde opsomming van leidingen. Dit betekent dat de ondergrondse 150-kV-verbindingen wel maar telecommunicatieverbindingen niet als dubbelbestemming worden bestemd. De regeling is vervolgens opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 en conform de regeling die de gemeente Den Haag in haar bestemmingsplannen hanteert voor ondergrondse hoogspanningsverbindingen, hetgeen overeenkomt met de regeling die TenneT in haar reactie voorstelt.
8.2 Terinzagelegging Voorontwerpbestemmingsplan
Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft, ter voldoening aan de gemeentelijke inspraakverordening, ter inzage gelegen van 17 juni tot en met 28 juli 2008. Er zijn vijf reacties binnengekomen.
Boekel de Nerée, Postbus 75510, 1070 AM Amsterdam, namens Super de Boer Supermarkten B.V.
Namens cliënte, Super de Boer Supermarkten B.V., gevestigd aan de Disketteweg 2-4 te Amersfoort dient mw. mr. F. Spijker van Boekel De Nerée een inspraakreactie in tegen het voorontwerpbestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier. Cliënte kan zich met deze voorgenomen bestemmingswijziging niet verenigen. Daarover het volgende.
- a. Detailhandel ten onrechte niet toegestaan. Super de Boer Supermarkten B.V. is eigenaar van de supermarkt aan de Laakweg 126 te Den Haag. Op grond van de plankaart van het voorontwerp rust op het perceel van cliënte de bestemming "Gemengde doeleinden 5 (GD5)". Blijkens artikel 20 van de planvoorschriften is dit een uit te werken bestemming en zijn de gronden bestemd voor:
- 1. wonen;
- 2. het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf en/of beroep;
- 3. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten;
- 4. verblijfs- en woonstraten;
- 5. parkeervoorzieningen;
- 6. paden;
- 7. tuinen en erven;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen. Uit bovenstaande wordt geconcludeerd dat detailhandel op dit perceel in dit voorontwerp niet is toegestaan en dat de supermarkt van cliënte in dit bestemmingsplan wordt wegbestemd. Immers, op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Laakkwartier Noord' is detailhandel toegestaan.
- b. Ontbreken motivering voor wegbestemming. In het voorontwerp blijkt nergens uit waarom het huidige gebruik in de toekomst niet meer mogelijk is. In een aantal citaten wordt de keuze aangestipt, maar er wordt niet gemotiveerd waarom de keuze wordt gemaakt. Er wordt in de toelichting betreffende detailhandel in het algemeen slechts opgemerkt:
- 1. dat de economische functies langs de invalswegen zoals de Neherkade en de Rijswijkseweg dienen te worden gehandhaafd, en;
- 2. dat het huidige gebruik uiteraard mag worden voortgezet, maar dat een functiewijziging wenselijk en relatief eenvoudig mogelijk is, zeker nu het plan voorziet in een ruime bestemming van deze panden. Op die plaatsen waar de woonfunctie overheerst en een enkel winkelpand voorkomt wordt ingezet op afbouw van de detailhandelsfunctie.
De toelichting is op een aantal punten zeer onduidelijk als het gaat om de wens van de gemeente om de inrichting van het gebied Neherkade/Gemaalstraat te wijzigen. Zo wordt er op pagina 46 aangegeven dat de bestaande verkeerscirculatie wordt gehandhaafd: "het parkeerdek van de supermarkt wordt ontsloten vanaf de Neherkade". Daarmee wordt impliciet doch duidelijk aangegeven dat de supermarkt een plek heeft binnen het plan als het gaat om de verkeersontsluiting. Daarentegen wordt in de "Quickscan luchtkwaliteit" weer uitgegaan van een situatie dat de supermarkt er niet is. (Deze "Quick scan" is niet opgenomen in het voorontwerp-bestemmingsplan.)
Aangezien er noch uit artikel 20.1 van de voorschriften noch uit de toelichting noch uit het beleid kan worden opgemaakt wat de reden is om gebruik als supermarkt niet meer mogelijk te maken op deze locatie, heeft de gemeente deze keuze onvoldoende gemotiveerd.
- c. Juridisch kader. Uit jurisprudentie blijkt dat slechts kan worden wegbestemd indien het waarschijnlijk is dat het bestaande gebruik binnen de planperiode wordt beëindigd. Nu cliënte niet van plan is het gebruik te beëindigen binnen de periode van 10 jaar is zij dan ook van mening dat de bestemming 'detailhandel' in het bestemmingsplan moet worden opgenomen. Cliënte heeft het perceel van de gemeente in erfpacht verkregen (eeuwigdurende erfpacht). De gemeente probeert weliswaar de erfpachtuitgifte civielrechtelijk ongedaan te maken om op deze wijze het bestemmingsplan te kunnen effectueren, echter de ongedaanmaking is nog niet door de rechter bekrachtigd en cliënte verwacht ook niet dat de civiele rechter de redenering van de gemeente zal volgen. Derhalve dient in dit bestemmingsplan het uitgangspunt te zijn dat het gebruik niet binnen 10 jaar zal worden gewijzigd. Bovendien mag de gemeente haar civielrechtelijke bevoegdheden (voorzover ze die zou hebben) niet op oneigenlijke gronden aanwenden.
- d. Tot slot. Op grond van bovenstaande verzoekt cliënte deze inspraakreactie gegrond te verklaren. Graag wenst cliënte deze inspraakreactie nader mondeling toe te lichten. Graag verneemt cliënte met wie in dat verband een afspraak kan worden gemaakt en welke data daarvoor in aanmerking komen.
Reactie
De supermarkt is in het ontwerpbestemmingsplan niet langer wegbestemd maar als Detailhandel bestemd. De ontwikkeling die in het voorontwerpbestemmingsplan nog als uit te werken bestemming was opgenomen, is nu als wijzigingsbevoegdheid geregeld. De wijzigingsregels zijn inhoudelijk dezelfde als de uitwerkingsregels in het voorontwerpbestemmingsplan.
Overigens is in de passage 'het parkeerdek van de supermarkt wordt ontsloten vanaf de Neherkade' bedoeld dat [in het ontwerp: na wijziging] de ontsluiting op dezelfde manier plaatsvindt als nu bij de supermarkt: de nieuwe ontwikkeling blijft ontsloten vanaf de Neherkade. De tekst in de toelichting is op dit punt verduidelijkt.
P. Toelaram, Bresterstraat 82, 2523 XB Den Haag
P. Toelaram, eigenaar van het pand Rijswijkseweg 199, tekent bezwaar aan tegen het voorontwerp bestemmingsplan Laakwijk- Schipperskwartier om de volgende redenen.
Genoemde pand heeft altijd de bestemming winkel gehad (zie bijlage). Uit navraag blijkt dat in het verleden hier o.a. een kruidenierswinkel heeft gezeten. Weliswaar heeft het pand een paar maanden leeggestaan, omdat de vorige eigenaar, gezien zijn hoge leeftijd, de winkel niet meer kon runnen. Met de gedachte om de winkelfunctie, in de vorm van een aziatische toko, voort te kunnen zetten heeft hij begin dit jaar het pand gekocht.
Onlangs heeft hij bij de gemeente geïnformeerd wat het bestemmingsplan voor mogelijkheden biedt voor dit pand. Hierbij kreeg hij te horen dat voor dit gebied een voorbereidingsbesluit is genomen en dat voor dit gebied in het verleden de Bouwverordening van toepassing was.
Verder kreeg hij te horen dat er op dat moment voor dit gebied een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage lag, waarin het pand als Gemengd Doeleinden wordt bestemd. Volgens de planvoorschriften zijn op deze gronden geen detailhandel toegestaan. Dit zou betekenen dat de huidige winkelfunctie in het nieuwe bestemmingsplan niet meer mogelijk zal zijn. Gelet op de inmiddels gedane investeringen tekent hij daarom bezwaar aan tegen het voornemen om geen winkelfunctie toe te staan voor het pand Rijswijkseweg 199. Daarnaast zijn in dit bouwblok al diverse detail- en horecawinkels, zoals bijvoorbeeld een slagerij en een pizzeria.
Gelet op bovenstaande verzoekt hij om de bestaande functie van winkel/detailhandel in het nieuwe bestemmingsplan op te nemen.
Reactie
Uit de tekening die de inspreker bij zijn inspraakreactie heeft gevoegd kan worden afgeleid dat het pand in gebruik voor detailhandel is (geweest). Het ligt te midden van panden die voor het afwijkend gebruik voor detailhandel en horeca een aanduiding hebben. Vanaf de Ingenhouszstraat hebben zo zes panden een aanduiding voor toegelaten afwijkend gebruik.
Stichting VO Haaglanden, Postbus 85 695, 2508 CJ Den Haag
In het voorontwerp geeft de gemeente aan (blz. 42) van de schoolgebouwen en gymzaal Capadosestraat 9 t/m 15 de bestemming te willen wijzigen teneinde woningbouw te kunnen realiseren en de zichtlijn te herstellen. Als eigenaar van de panden Capadosestraat 13 en 15 maakt VO Haaglanden hier bezwaar tegen. In overleg met de gemeente (OCW-Vastgoed) worden voorbereidingen getroffen deze panden te slopen en nieuwbouw (schoolgebouwen gymzalen) te realiseren ten behoeve van het Prisma College van de Johan de Witt Scholengroep. Voor de stedenbouwkundige aspecten is overleg met dhr. H. Imthorn van DSO. VO Haaglanden verwacht dan ook dat de schoolbestemming voor zijn terrein gehandhaafd blijft. Er is geen bezwaar tegen het herstel van de zichtlijn, mits het bouwplan (inclusief eventueel benodigde parkeervoorziening) gerealiseerd kan worden op de resterende kavel. Het verzoek is het voorontwerp in bovenstaande zin aan te passen.
Reactie
Gemeente Den Haag, in het bijzonder de dienst OCW en de afdeling ROMZ van de dienst DSO, overlegt over de nieuwbouwontwikkeling aan de Capadosestraat met VO Haaglanden. Op basis van de laatste gezamenlijke inzichten wordt het perceel als volgt bestemd:
- a. de oorspronkelijk zichtlijn tussen de Janssoniusstraat en de Laakkade wordt ter plaatse van de huidige gymzaal hersteld. Hiertoe geldt een wijzigingsbevoegdheid;
- b. deze wijzigingsbevoegdheid ziet ook op de bebouwing aan de Bresterstraat en die aan de Capadosestraat tot nummer 13 en behelst hier de bouw van circa 20 eengezinswoningen.
- c. de overige bebouwing aan de Capadosestraat en die aan de Withuysstraat worden rechtstreeks voor Maatschappelijk bestemd waarbij de hoogte tot 13 m wordt beperkt en het bebouwingspercentage tot 55%. Er is zo meer flexibiliteit voor vervangende nieuwbouw.
G.L. de Waard, Van de Spiegelstraat 14a, 2518 ET Den Haag
G.L. de Waard, eigenaar van de panden Rijswijkseweg 397, 399 en 401 en Eliasstraat 2 en 4, maakt bezwaar tegen het voorontwerp-bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier. De panden Rijswijkseweg 397/Eliasstraat 4 worden in het nieuwe bestemmingsplan niet meer als winkel aangemerkt. Aangezien het pand momenteel en ook in het verleden voor detailhandel gebruikt is wil hij als eigenaar van genoemd pand een dringend beroep op de gemeente doen dat het pand naast dienstverlening ook voor detailhandel gebruikt mag worden. In genoemd gebied is zichtbaar dat er van leegstand sprake is. De zakelijke panden zijn lastig te verhuren.
Als nu voor de Rijswijkseweg 397/Eliasstraat 4 geen detailhandel meer geldt, is het zeer waarschijnlijk dat deze panden ook met leegstand te maken krijgen. Immers de verhuurmogelijkheden worden hierdoor zeer beperkt. Hierom pleit hij ervoor dat het bestemmingsplan op dit punt aangepast wordt.
Reactie
Met de aanduiding detailhandel (dh) is het bestaand afwijkend gebruik van Rijswijkseweg 397/Eliasstraat 4 als zodanig erkend en mag dit worden voortgezet volgens de algemene gebruiksregels. Wel is op de genoemde adressen na beëindiging van de detailhandelsactiviteiten niet langer detailhandel toegestaan, de eigenaar kan ze wel als woning, (ambachtelijk) bedrijf of dienstverlening verhuren. Nota bene: in het voorontwerpbestemmingsplan ontbrak abusievelijk de aanduiding detailhandel (dh) op het perceel Rijswijkseweg 397; deze aanduiding is toegevoegd.
S. Dhawtal-Nejal, Reykjavikweg 40, 2548 VA Den Haag
Betreft: bezwaar tegen het bestemmingsplan van pand aan de Rijswijkseweg 397, met postcode 2516 HK, te Den Haag. S. Dhawtal-Nejal tekent bezwaar tegen het feit dat het bovenstaande pand (Rijswijkseweg 397) in haar ogen niet de juiste bestemming heeft. Het zou beter zijn als het de bestemming detailhandel had. Reden hiervoor is dat het de buurt siert en bovendien bijdraagt aan een betere buurt en een goede vulling van de wijk. Er zijn al genoeg zaken daar in de wijk met als bestemming 'Dienstverlening', waarbij er op bovengenoemde pand velen zijn gekomen en gegaan, veelal met kwade c.q. niet al te goede bedoelingen. Hopelijk wordt alsnog de bestemming hersteld in Detailhandel.
Reactie
Zie beantwoording van G.L. de Waard.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
SBI-code | Omschrijving | Cat. | |
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | ||
014 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | ||
014 | - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² | B | |
014 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B | |
0142 | KI-stations | B | |
15 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||
151 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||
151 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B | |
1552 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B | |
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week | B | |
1584 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||
1584 | - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B | |
1584 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B | |
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | B | |
17 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | B | |
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B | |
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||
181 | Vervaardiging kleding van leer | B | |
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | B | |
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B | |
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
221 | Uitgeverijen (kantoren) | A | |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B | |
2223 | Grafische afwerking | A | |
2223 | Binderijen | B | |
2224 | Grafische reproduktie en zetten | B | |
2225 | Overige grafische aktiviteiten | B | |
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A | |
24 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | ||
2442 | Farmaceutische produktenfabrieken: | ||
2442 | - verbandmiddelenfabrieken | B | |
26 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | B | |
262, 263 | Aardewerkfabrieken: | ||
262, 263 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B | |
267 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||
267 | - indien p.o. < 2.000 m² | B | |
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B | |
28 | VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACHINES en TRANSPORTMIDDELEN) | ||
281 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B | |
284 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B | |
2852 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B | |
287 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B | |
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken | B | |
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | B | |
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A | |
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B | |
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | B | |
3661.1 | Sociale werkvoorziening | B | |
40 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||
40 | - < 10 MVA | B | |
40 | Gasdistributiebedrijven: | ||
40 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | A | |
40 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B | |
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||
40 | - blokverwarming | B | |
41 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | ||
41 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||
41 | - < 1 MW | B | |
45 | BOUWNIJVERHEID | ||
45 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 | B | |
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B | |
5020.4 | Autobeklederijen | A | |
5020.5 | Autowasserijen | B | |
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B | |
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | A | |
5134 | Grth in dranken | C | |
5135 | Grth in tabaksprodukten | C | |
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | C | |
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | C | |
514 | Grth in overige consumentenartikelen | C | |
5148.7 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||
5148.7 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B | |
5153 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||
5153 | - algemeen | C | |
5153 | - indien b.o. < 2000 m2 | B | |
5153.4 | zand en grind: | ||
5153.4 | - indien b.o. < 200 m² | B | |
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||
5154 | - algemeen | C | |
5154 | - indien b.o. <2.000 m² | B | |
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | C | |
5162 | Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid | C | |
517 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | C | |
52 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||
52 | Detailhandel voor zover n.e.g. | A | |
5211/2,5246/9 | Supermarkten, warenhuizen | B | |
5222, 5223 | Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken | A | |
5224 | Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel | A | |
5231, 5232 | Apotheken en drogisterijen | A | |
5249 | Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt | A | |
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | |
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||
5511, 5512 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | A | |
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | A | |
554 | Café's, bars | A | |
554 | Discotheken, muziekcafé's | B | |
5551 | Kantines | A | |
5552 | Cateringbedrijven | B | |
60 | VERVOER OVER LAND | ||
6022 | Taxibedrijven | B | |
6024 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | |
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B | |
61, 62 | VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | ||
61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | A | |
63 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||
6321 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | C | |
6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | A | |
633 | Reisorganisaties | A | |
634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | A | |
64 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||
641 | Post- en koeriersdiensten | C | |
642 | Telecommunicatiebedrijven | A | |
642 | zendinstallaties: | ||
642 | - FM en TV | B | |
642 | - GSM en UMTS-steunzenders | B | |
65, 66, 67 | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | ||
65, 66, 67 | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | B | |
70 | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | ||
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | A | |
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | B | |
712 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | C | |
713 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | |
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | C | |
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A | |
72 | Switchhouses | B | |
73 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |
74 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | A | |
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | |
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | A | |
75 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | ||
75 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | A | |
7525 | Brandweerkazernes | C | |
80 | ONDERWIJS | ||
801, 802 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | B | |
803, 804 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | B | |
85 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | ||
8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | A | |
8514, 8515 | Consultatiebureaus | A | |
853 | Verpleeghuizen | B | |
853 | Kinderopvang | B | |
9001 | rioolgemalen | B | |
91 | DIVERSE ORGANISATIES | ||
9111 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | A | |
9131 | Kerkgebouwen e.d. | B | |
9133.1 | Buurt- en clubhuizen | B | |
92 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||
9213 | Bioscopen | C | |
9232 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | C | |
9234 | Muziek- en balletscholen | B | |
9234.1 | Dansscholen | B | |
9251, 9252 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | A | |
9261.1 | Zwembaden: overdekt | C | |
9261.2 | Sporthallen | B | |
9261.2 | Bowlingcentra | B | |
9262 | Schietinrichtingen: | ||
9262 | - binnenbanen: boogbanen | A | |
9262 | Sportscholen, gymnastiekzalen | B | |
9271 | Casino's | C | |
9272.1 | Amusementshallen | B | |
93 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | B | |
9301.3 | Wasserettes, wassalons | A | |
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | A | |
9303 | Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra | A | |
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | B | |
9305 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | A |
Bijlage 2 Staat Van Horeca-inrichtingen
Inleiding
Deze bijlage schetst eerst kort de achtergrond van de staat van horeca-inrichtingen in dit plan en gaat daarna in op de regeling zelf.
Het belang van horeca-inrichtingen moet in een bestemmingsplan worden afgewogen tegen het belangen van bijvoorbeeld wonen en werken. Bij de opstelling van een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen zijn niet alle factoren die verschillende vormen van horeca onderscheiden op voorhand ruimtelijk relevant. Hoewel de jurisprudentie niet een duidelijke lijn trekt, biedt zij toch voldoende aanknopingspunten voor een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen die in een bestemmingsplan kan worden opgenomen. De regeling voorziet in een aantal definities van horeca-inrichtingen en in de opzet van een beoordelingssysteem waarin aan de hand van een aantal beoordelingscriteria bepaald kan worden tot welke categorie een bepaalde horeca-inrichting gerekend moet worden. De betreffende criteria zijn vooral gericht op de beoordeling of een concreet horecabedrijf in functioneel opzicht en uit een oogpunt van het leefmilieu in een bepaalde mate verstorend kan werken. De mate van verstoring (of de afwezigheid ervan) is bepalend voor de indeling in een bepaalde categorie, waarbij categorie I staat voor de lichtste vormen van horeca en categorie IV voor de zwaarste vormen.
Criteria
Uit de Kroonjurisprudentie volgt dat het aanbeveling verdient om aan de hand van ruimtelijk relevante criteria onderscheid te maken naar aard en omvang van horecabedrijven, hetgeen uit de toelichting of anderszins zou moeten blijken (KB 13-9-1999, nr. 7412, BR 1993, p.972). Voorts blijkt dat het belangrijk is de gemaakte keuzes in het bestemmingsplan zo volledig mogelijk te onderbouwen.
- a. Sluitingstijden. Een te zwaar accent op de sluitingstijd van een horecabedrijf vindt de Kroon niet acceptabel (KB 20-5-1992, nr. 4381, BR 1992, p.695). Wel werd de relatie met winkelsluitingstijden als criterium voor winkelgebonden horeca acceptabel geacht (Wnd.Vz.Afd. rechtspraak Raad van State 7-9-1987, BR 1988, p.432).
- b. Overlast. Alleen overlast als motivering van het onderscheid wordt niet geaccepteerd (KB 14-6-1989, nr. 98.014433, BR 1989, p.830), wel mag overlast als één van de uitgangspunten voor het te maken onderscheid dienen (KB 25-6-1993, nr. 5301, BR 1993, p.711).
- c. Alcohol. Naar het oordeel van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (23-3-1993, nr. S03.93.0297) heeft het al dan niet verstrekken van alcohol geen ruimtelijke relevantie. In het KB van 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, nr. 395, werd door de Kroon dit criterium echter wel aanvaard.
- d. Geluidhinder. Onder andere bij laatstgenoemde uitspraak oordeelde de Kroon dat voor het weren van geluidhinder andere instrumenten dan het bestemmingsplan bestaan.
- e. Kwantitatief. Beperkingen in kwantitatieve zin, zoals beperking van de oppervlakte en/of het aantal, worden aanvaardbaar geacht. Dit zijn echt ruimtelijk relevante criteria (KB 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, p.395; KB 30-1-1989, nr. 2365, BR 1989, p.449; KB 7-12-1986, nr. 15, BR 1986, p.429 en KB 11-1-1990, nr. 90.00342, AB 1990, nr. 285).
Naast de aanknopingspunten in de jurisprudentie, biedt de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' enige criteria voor een voldoende duidelijk en relevant onderscheid tussen de diverse horeca-inrichtingen. De meest voorkomende horecafuncties zijn met betrekking tot verkeer geïndexeerd op een 'potentieel aanzienlijke emissie of hinder'. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autoverkeer ten behoeve van goederen en personen van en naar de inrichting. 'Deze index kan een hulpmiddel zijn bij de planning van de ontsluiting en de parkeervoorzieningen, en kan in dat licht een indicator zijn voor de mogelijke hinder in de omgeving', aldus de toelichting in de brochure. Ook de jurisprudentie gaat uit van verkeer als criterium voor het onderscheid in horecafuncties, in de zin van verkeersaantrekkende werking maar ook parkeerdruk.
Afsterfregeling
In de jurisprudentie is een afsterfregeling geaccepteerd (KB 2-10-1989, nr. 23944, BR 1990, p.202 en KB 14-6-1989, nr. 89.014438, AB 1990, nr. 1). Een afsterfregeling houdt in principe in dat indien een horecafunctie in een pand wordt beëindigd, daarin niet opnieuw een horecafunctie terug mag komen.
Definities
- 1. Afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Een inrichting, gericht op de bedrijfsmatige verkoop van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden, anders dan voor gebruik ter plaatse, die door de kopers ter plaatse worden afgehaald, dan wel door de verkoper bij de koper thuis worden bezorgd. Een traiteur wordt met een afhaalwinkel/maaltijdbezorging gelijkgesteld.
- 2. Broodjeszaak. Een inrichting, gericht op de verkoop, veelal voor gebruik ter plaatse van al dan niet ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie tussen 7.00 uur en 19.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waarbij de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte die als zitruimte fungeert minimaal 40% is. Een croissanterie, lunchroom, patisserie en konditorei worden met een broodjeszaak gelijkgesteld.
- 3. Café. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, aan de gebruiker verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, eventueel in combinatie met het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van alcoholische dranken. Een dansvloer van minder dan 10 m² is toegestaan. Een bar, pub, taverne, grand café en eetcafé worden met een café gelijkgesteld.
- 4. Cafetaria/snackbar. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, verkopen aan de gebruiker van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken. Een shoarmazaak wordt met een cafetaria gelijkgesteld.
- 5. Koffiehuis. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse aan de gebruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken. Een theehuis, coffeeshop (geen verkoop van drugs) en poolcentrum worden met een koffiehuis gelijkgesteld. (Bij deze definitie wordt opgemerkt dat met name de term coffeeshop in de praktijk ook veel wordt gebezigd als aanduiding voor inrichtingen waar softdrugs worden verkocht. Daarom is in de definitie tot uitdrukking gebracht dat daaronder niet begrepen zijn de inrichtingen waar softdrugs verkrijgbaar zijn.
- 6. Discotheek. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m² en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
- 7. Hotel. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies, waarvan de exploitatie al dan niet geschiedt in combinatie met andere vormen van horeca, zoals café, restaurant, zalenexploitatie en/of discotheek.
- 8. IJssalon. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, aan de gebruiker verstrekken van al dan niet ter plaatse bereid consumptie-ijs met toebehoren, al dan niet in combinatie met het verstrekken van niet-alcoholische dranken.
- 9. Ontmoetingscentrum. Een inrichting, gericht op het bieden van gelegenheid tot het leggen van contacten tussen personen, welke daartoe veelal in clubverband of anderszins georganiseerd zijn. Een studentensociëteit wordt met een ontmoetingscentrum gelijkgesteld.
- 10. Restaurant. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren; de bezoekersfrequentie is in het algemeen gespreid tussen 17.00 uur en 24.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt, de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte dat als zitruimte fungeert minimaal 70% is. Een petit-restaurant, restauratie, crêperie, pannenkoekenhuis en poffertjeszaak worden met een restaurant gelijkgesteld.
- 11. Zalenexploitatie. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen.
Noot: als handleiding bij het te maken onderscheid in de diverse horeca-inrichtingen zijn enkele beleidsnotities en criteria vastgesteld. De noodzaak daartoe werd onder meer gevormd door pogingen van aanvragers om de regelgeving te omzeilen. Het betreft de beleidsnotitie Toetsing LMV/APV bij aanvragen Verenigingen en Stichtingen; via toetsing aan deze notitie worden horeca-activiteiten zoveel mogelijk onderscheiden van welzijnsactiviteiten en wordt voorkomen dat onder een welzijnsvlag een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, in strijd met de van toepassing zijnde regelgeving. Voorts zijn er restaurantcriteria en criteria voor daghoreca opgesteld. Via de eerste wordt getoetst of sprake is van een restaurant of van een andere horecagelegenheid waar voedsel wordt verstrekt. in de tweede zijn criteria en voorwaarden gegeven, waaronder zogenaamde 'dag-horecazaken' alcoholhoudende dranken mogen verstrekken. De betreffende notitie en criteria zijn bijgevoegd.
Toetsingscriteria horeca-inrichtingen
Voor een indeling van horeca-inrichtingen in categorieën, moeten de diverse vormen van horecabedrijven worden getoetst/beoordeeld op hun functioneren, zulks in relatie tot de verschillende omgevingstypen waar dergelijke bedrijven voorkomen. Hoewel regelingen die met name waren gebaseerd op criteria als openingstijden, overlast of schenken van alcohol, doorstonden in het verleden niet toets der kritiek. Deze criteria kunnen wel een rol spelen bij de beoordeling van de mate waarin horeca-inrichtingen invloed hebben op hun omgeving en of deze horeca-inrichtingen zich met hun omgeving verdragen. Een ruimtelijke relevante vraag, nu functies die in strijd zijn met de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling in een bestemmingsplan worden verboden c.q. niet mogelijk gemaakt. Gelet op de jurisprudentie en de ervaring van de gemeente Den Haag met beleid ten aanzien van horeca-inrichtingen neergelegd in leefmilieuverordeningen, de APV en andere regelgeving, zijn de volgende toetsingscriteria opgesteld:
1. | aard van de aangeboden producten | punten | |
a. | niet alcoholische dranken en/of ijs | 3 | |
b. | niet ter plaatse bereide kleine etenswaren | 5 | |
c. | wel ter plaatse bereide etenswaren | 8 | |
d. | alcoholische dranken en/of alcoholische dranken afzonderlijk verkrijgbaar | 15 | |
2. | bezoekersfrequentie | ||
a. | parallel aan openingstijden winkels (tussen 7.00 uur en 19.00 uur en 1x per week tot 22.00 uur) | 5 | |
b. | overdag en/of 's-avonds, niet na 01.00 uur | 15 | |
c. | 's avonds en na 01.00 uur | 20 | |
3. | plaats waar het publiek zich ophoudt | ||
a. | binnen de inrichting | 5 | |
b. | mede buiten en in de directe omgeving van de inrichting | 10 | |
c. | voornamelijk buiten de inrichting | 20 | |
4. | verkeersaantrekkende werking | ||
a. | geen eigenstandig verkeer | 0 | |
b. | wel eigenstandig verkeer | 5 | |
c. | wel eigenstandig verkeer van zowel bezoekers als bezorgers | 10 | |
5. | dansgelegenheid | ||
a. | dansvloer van < 10 m² | 5 | |
b. | dansvloer van > 10 m² | 10 |
Staat van horeca-inrichtingen
Toepassing van de toetsingscriteria leidt tot de volgende staat van horeca-inrichtingen.
Soort horecabedrijf | criteria | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | totaal | categorie | |||||||||
1. | afhaalwinkel/maaltijdbezorging | 8 | 15 | 10 | 10 | 0 | 43 | III | |||||||||
2. | broodjeszaak | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 5 | 5 | 10 | 0 | 0 | 20 | I | |||||||||
b. | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | ||||||||||
c. | 5 | 20 | 10 | 5 | 0 | 40 | III | ||||||||||
3. | café | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 15 | 5 | 10 | 0 | 0 | 30 | II | |||||||||
b. | 15 | 15 | 5 | 5 | 0 | 40 | III | ||||||||||
c. | 15 | 20 | 5 | 5 | 0 | 45 | III | ||||||||||
met dansvloer < 10 m²: + 5 punten | |||||||||||||||||
met dansvloer > 10 m²: + 10 punten | |||||||||||||||||
4. | cafetaria/snackbar | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 5 | 5 | 10 | 5 | 0 | 25 | I | |||||||||
b. | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | ||||||||||
c. | 5 | 20 | 10 | 5 | 0 | 45 | III | ||||||||||
5. | koffiehuis | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | |||||||||
6. | discotheek | 15 | 20 | 10 | 5 | 10 | 60 | IV | |||||||||
7. | hotel | 0 | 15 | 5 | 5 | 0 | 25 | I | |||||||||
met café en/of restaurant: | 15 | 15 | 5 | 5 | 0 | 40 | III | ||||||||||
met zalenexploitatie: | 15 | 15 | 5 | 5 | 10 | 50 | IV | ||||||||||
met discotheek: | 15 | 20 | 10 | 5 | 10 | 60 | IV | ||||||||||
8. | ijssalon | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 3 | 5 | 20 | 0 | 0 | 28 | I | |||||||||
b. | 3 | 15 | 20 | 5 | 0 | 43 | III | ||||||||||
c. | 3 | 20 | 20 | 5 | 0 | 48 | III | ||||||||||
9. | ontmoetingscentrum | 15 | 15 | 5 | 5 | 5 | 45 | III | |||||||||
10. | restaurant | 8 | 15 | 5 | 5 | 0 | 33 | III | |||||||||
11. | zalenexploitatie | 15 | 15 | 5 | 5 | 10 | 50 | IV |
Categorie-indeling
< 30 punten: categorie I
30 < 40 punten: categorie II
40 < 50 punten: categorie III
50 punten en meer: categorie IV
Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven, wordt voor de puntentoebedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de zwaarste bedrijfssoort.
Toelichting op de beoordeling
Bij de beoordeling en de daarmee samenhangende toedeling van punten is voor elk criterium slechts op één onderdeel getoetst. Indien meerdere deelcriteria van toepassing zijn, zijn punten toebedeeld op basis van het onderdeel met de meeste punten. In de definitie van de diverse horeca-inrichtingen is aangegeven welke activiteiten gelijkgesteld worden met de in de staat van horeca-inrichtingen genoemde horecabedrijven.
- a. Openingstijden. Bij het toekennen van de punten is ervan uitgegaan dat men in het algemeen weinig overlast ondervindt van inrichtingen waarvan de sluitingstijden ongeveer gelijklopen met de openingstijden van winkels. Uitgangspunt daarbij is een openingstijd van 07.00 tot 19.00 uur en één keer per week tot uiterlijk 22.00 uur. Deze inrichtingen krijgen in de staat bij het tweede criterium 'bezoekersfrequentie' 5 punten toebedeeld. Late openingstijden daarentegen zijn zwaar gewaardeerd: voor openingstijden na 01.00 uur worden 20 punten toegekend. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze bedrijven in het algemeen een forse uitstraling hebben naar de (woon)omgeving. Met name discotheken kenmerken zich door een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie in de late avonduren en 's nachts. De invloed van een dergelijke inrichting op de omgeving doet zich daarom meer voelen.
- b. Alcohol Het afzonderlijk verkrijgbaar zijn van alcoholische drank en/of de nadruk in de bedrijfsvoering op de verstrekking van alcoholische drank (zoals bij cafés) is eveneens zwaar gewaardeerd met 10 punten. Niet alleen door het komen en gaan van de bezoekers heeft een dergelijke inrichting invloed op zijn omgeving maar ook door de combinatie van alcoholgebruik en het regelmatig daarmee samenhangende uitbundige gedrag van bezoekers. Horeca-inrichtingen waar alcoholische dranken uitsluitend of in hoofdzaak met ter plaatse bereide etenswaren te verkrijgen zijn (zoals restaurants), hebben een minder zware waardering gekregen vanuit de ervaring dat in deze bedrijven veel minder alcoholische dranken worden genuttigd dan in bedrijven die in hun bedrijfsvoering vooral gericht zijn op de verkoop van alcoholische dranken. Dit heeft in de invloed op de omgeving een positief effect. Bij een aantal inrichtingen komt het nogal eens voor dat met name kleine etenswaren en ijsproducten buiten de inrichting worden genuttigd. Bovendien trekken dit soort inrichtingen ook regelmatig publiek aan dat buiten de inrichting rondhangt. Vooral in de late avonduren en 's nachts vindt bezoek plaats na bezoek aan bijvoorbeeld een bioscoop, na cafébezoek of na bezoek aan een andere gelegenheid waar alcoholhoudende dranken worden geschonken. Afhankelijk van de mate waarin het publiek zich buiten de inrichting ophoudt, heeft dit een negatieve invloed op de omgeving.
- c. Verkeersaantrekkende werking. De verkeersaantrekkende werking doet zich met name voor bij inrichtingen als een afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Uitgangspunt is dat horeca die alleen overdag open is niet eigenstandig verkeer veroorzaakt. Met andere woorden, de bezoekers van zulke inrichtingen bevinden zich al in de omgeving, bijvoorbeeld voor winkelbezoek. Als naast bezoekers tevens sprake is van bezorgers, dan zijn daarvoor extra punten toebedeeld.
- d. Omvang dansvloer. Conform het bovenstaande beleid, zoals vastgelegd in onder andere de Nota Horeca Binnenstad, is onderscheid gemaakt in de omvang van een dansgelegenheid op basis van de oppervlakte van de dansvloer. Het onderscheid ligt bij een oppervlakte van meer of minder dan 10 m².
Bijlage 3 Lijst Van Lmv-inrichtingen
Kamerverhuurbedrijven
Antheunisstraat 36
Antheunisstraat 38
Antheunisstraat 264
Asstraat 6 tot en met 106
Burgerdijkstraat 29
Capadosestraat 96
Deimanstraat 278
Drebbelstraat 61
Drebbelstraat 298
Drijfriemstraat 72
Drijfriemstraat 101a
Drijfriemstraat 103
Eliasstraat 47
De Genestetlaan 115
De Genestetlaan 157
De Genestetlaan 253
Gerard Kellerstraat 19
Gerard Kellerstraat 21
Goeverneurlaan 17
Goeverneurlaan 318
Goeverneurlaan 515
Goeverneurlaan 559
Goeverneurlaan 572
Goeverneurlaan 592
Goeverneurlaan 606
Goeverneurlaan 644
Goudriaankade 18
Isingstraat 59
Jan Wapstraat 63
Jonckbloetplein 42
Jonckbloetplein 72
Laakkade 372
Linnaeusstraat 189
Lorentzplein 13
Lorentzplein 60
Lyonnetstraat 115
Lyonnetstraat 60
Lyonnetstraat 124
Van Musschenbroekstraat 11
Van Musschenbroekstraat 41
Van Musschenbroekstraat 219
Van Musschenbroekstraat 221
Van Musschenbroekstraat 223
Oudemansstraat 58
Paets van Troostwijkstraat 65
Pasteurstraat 67
Pasteurstraat 69
Pasteurstraat 71
Pasteurstraat 79
Pasteurstraat 122
Pasteurstraat 354
Schlegelstraat 12
Schlegelstraat 60
Schlegelstraat 77
Schlegelstraat 146
Schlegelstraat 156
Slachthuislaan 1
Slachthuislaan 3
Rijswijkseweg 129
Rijswijkseweg 157
Rijswijkseweg 193
Rijswijkseweg 235
Rijswijkseweg 279
Rijswijkseweg 340 tot en met 342y
Rijswijkseweg 422 tot en met 432
Rijswijkseweg 698
Rosseelsstraat 44
Wenckebachstraat 12
Wenckebachstraat 13
Wenckebachstraat 15
Wenckebachstraat 17
Wenckebachstraat 19
Wenckebachstraat 30
Wenckebachstraat 36
Wenckebachstraat 42
Wenckebachstraat 44
Withuysstraat 16
Withuysstraat 18
Van Zeggelenlaan 88
Van Zeggelenlaan 130
Van Zeggelenlaan 134
Van Zeggelenlaan 136
Van Zeggelenlaan 138
Van Zeggelenlaan 154
Van Zeggelenlaan 212
Van Zeggelenlaan 218
Van Zeggelenlaan 268
Van Zeggelenlaan 270
Seksinrichtingen
Goeverneurlaan 614
Jan van der Heijdenstraat 39
Rijswijkseweg 125
Rijswijkseweg 536
Rijswijkseweg 574
Rijswijkseweg 576
Rijswijkseweg 604
Rijswijkseweg 606
Garagebedrijven
Antheunisstraat 227 – 229
Burgerdijkstraat 14
Cylinderstraat 2
Goudriaankade 16
Goudriaankade 21
Goudriaankade 27
Goudriaankade 31
Jan ten Brinkstraat 7
Jan Wapstraat 9 – 23
Laakkade 84
Laakkade 88
Laakkade 92
Laakkade 93
Laakkade 100 – 106
Laakkade 135
Laakkade 137
Laakweg 105 – 111
Laakweg 126
Laakweg 130
Linnaeusstraat 1
Linnaeusstraat 207
Linnaeusstraat 279 – 291
Lyonnetstraat 1
Lyonnetstraat 11
Minckelerstraat 56
Minckelerstraat 78
Miquelstraat 15
Miquelstraat 17
Van Musschenbroekstraat 43
Neherkade 3
Neherkade 1850 – 1852
Neherkade 2026 – 2030
Neherkade 2752
Paets van Troostwijkstraat 1 - 13
Paets van Troostwijkstraat 49
Pasteurstraat 3
Pasteurplein 7
Pasteurstraat 141 – 149
Rijswijkseweg 127
Rijswijkseweg 247
Rijswijkseweg 257-363
Rijswijkseweg 328
Rijswijkseweg 580
Rijswijkseweg 704
Slachthuislaan 20
Sleggerstraat 95
Stieltjesstraat 243
Stieltjesstraat 427
Stieltjesstraat 551
Van Zeggelenlaan 210
Van Zeggelenlaan 445
Bijlage 4 Lijst Van Detailhandel In Vuurwerk
Goeverneurlaan 215
Goeverneurlaan 252
Goudriaankade 14
Ingenhouszstraat 50 (tot 3.000 kg)
Neherkade 1850-1852
Oudemansstraat 24
Bijlage 5 Parkeernormen
binnenstad …pp/won | stadsvernieuwing…pp/won | overig gebied …pp/won | |||||
woningen | |||||||
3 of meer kamers | 0,7 | 0,8 | 1,0 | ||||
3 of meer kamers, vrije sector | 1,0-2,0 | 1,0-2,0 | 1,0-2,0 | ||||
2 kamers | 0,6 | 0,6 | 0,7 | ||||
1 kamer | 0,4 | 0,4 | 0,5 | ||||
studenten- en jongerenhuisvesting | 0,25 | 0,25 | 0,25 | ||||
zelfstandige seniorenwoningen | 0,7 | 0,8 | 1,0 | ||||
bejaardenwoningen | |||||||
aanleun/zorgwoningen | 0,3 | 0,3 | 0,3 | ||||
hofjeswoningen | 0,2 | 0,2 | 0,2 | ||||
serviceflat met 1 of 2 kamers | 0,5 | 0,5 | 0,5 | ||||
serviceflat met 3 kamers | 0,65 | 0,65 | 0,65 | ||||
binnenstad 1 pp/… m² bvo | schil 1 pp/… m² bvo | overig gebied 1 pp/… m² bvo | |||||
onderwijs | |||||||
basisonderwijs | personeel | 2.000 | 1.000 | 400 | |||
bezoek | - | - | - | ||||
voortgezet onderwijs | personeel | 1.250 | 625 | 250 | |||
bezoek | - | - | - | ||||
MBO, HBO en WO | personeel | 200 | 95 | 40 | |||
bezoek | - | - | - | ||||
medisch | |||||||
verpleegtehuis | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 225 | 225 | 110 | ||||
medisch centrum | personeel | 350 | 175 | 70 | |||
bezoek | 35 | 35 | 35 | ||||
arts(praktijk) | personeel en bezoek | 35 | 35 | 35 | |||
cultuur en welzijn | |||||||
gebedshuis | personeel | 4.000 | 2.000 | 800 | |||
bezoek | 30 | 30 | 30 | ||||
theater/congrescentrum | personeel | 2.000 | 1.000 | 400 | |||
bezoek | 50 | 50 | 25 | ||||
bioscoop | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 50 | 50 | 25 | ||||
wijkcentrum | personeel | 1.500 | 750 | 300 | |||
bezoek | 100 | 100 | 50 | ||||
kinderdagverblijf | personeel en bezoek | 200 | 200 | 100 | |||
sportschool | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 45 | 45 | 45 | ||||
sporthal | personeel | 5.000 | 2.500 | 1.000 | |||
bezoek | 90 | 90 | 45 | ||||
bedrijven, detailhandel, dienstverlening | |||||||
winkel | personeel | 500 | 250 | 100 | |||
bezoek | 75 | 75 | 75 | ||||
supermarkt (> 1.000 m²) | personeel | 500 | 250 | 100 | |||
bezoek | 40 | 40 | 40 | ||||
bedrijf | personeel | 400 | 200 | 80 | |||
bezoek | 500 | 500 | 500 | ||||
groothandel | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 2.000 | 2.000 | 2.000 | ||||
showroom | personeel | 1.500 | 750 | 300 | |||
bezoek | 400 | 200 | 100 | ||||
magazijn | personeel en bezoek | 400 | 400 | 400 | |||
kantoren | |||||||
kantoor | personeel | 250 | 125 | 50 | |||
bezoek | 500 | 500 | 500 | ||||
baliefuncties | personeel | 400 | 200 | 80 | |||
bezoek | 50 | 50 | 50 | ||||
horeca | |||||||
hotel | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 1 per 2 kamers | 1 per 2 kamers | 1 per 2 kamers | ||||
restaurant | personeel | 500 | 250 | 100 | |||
bezoek | 100 | 50 | 25 | ||||
cafetaria | personeel | 400 | 200 | 80 | |||
bezoek | 60 | 30 | 15 | ||||
fietsenstalling | 1 plaats per 3 medew. | 1 plaats per 3 medew. | 1 plaats per 3 medew | ||||
tarieven (prijspeil 1 januari 1996) | |||||||
tarief storting in: | |||||||
parkeerfonds | € 13.273 | € 13.273 | € 7.260 | ||||
bereikbaarheidsfonds | € 6.625 | € 6.625 | € 3.630 |
Bijlage 6 Gemeentelijk Beschermd Stadsgezicht Laakkwartier
Bijlage 6 Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier
Bijlage 1 Onderzoek En Beoordeling Luchtkwaliteit
Bijlage 1 Onderzoek en beoordeling luchtkwaliteit
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Groepsrisico Lpg-tankstation Neherkade
Bijlage 3 Groepsrisico LPG-tankstation Neherkade