Leyenburg
Bestemmingsplan - 's-Gravenhage
Vastgesteld op 17-09-2009 - geheel onherroepelijk in werking
Inleidende Regels
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan van de gemeente Den Haag.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand - met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
aanbouw:
een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aan-huis-gebonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.
aan-huis-gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.
archeologische waarde:
de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingsgrens:
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
bebouwingspercentage:
een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van prostitutie-inrichtingen.
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
dak:
iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, garagebedrijven, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk.
detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen, machinerieën ten behoeve van bedrijven en landbouwwerktuigen en machines.
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub en escortbedrijven.
eerste verdieping:
tweede bouwlaag van een gebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
escortbedrijf:
een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.
extra bouwlaag
een bouwlaag, welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning en daarvan deel uitmaakt.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
grens verschillende hoogten:
een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
hoofdverkeerswegen:
rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.
horeca-inrichting:
een inrichting, in zijn algemeenheid gericht op de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Binnen deze definitie worden de volgende categorieën in horeca-inrichtingen onderscheiden:
categorie I:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen minder dan 30 punten zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk, althans voor een substantieel gedeelte, gericht zijn op het winkelend publiek en waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met overwegend alcoholvrije dranken. De openingstijden liggen maximaal tussen 07.00 uur en 19.00 uur en één avond per week tot maximaal 22.00 uur.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen ijssalons, broodjeszaken, croissanteries, lunchrooms, patisserieën en konditoreien;
categorie II:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 30 punten of meer, doch minder dan 40 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met de verstrekking van alcoholvrije en/of alcoholhoudende dranken. De bezoekersfrequentie omvat met name ook de avonduren.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen restaurants, petit-restaurants, restauraties, crèperieën, pannenkoekenhuizen, poffertjeszaken, cafetaria's/snackbars, shoarmazaken, coffeeshops, koffiehuizen, theehuizen en poolcentra;
categorie III:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 40 punten of meer, doch minder dan 50 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren. Daarnaast vallen binnen deze categorie ook bepaalde lichtere vormen van horeca die door een van de standaard afwijkende wijze van exploitatie een grotere invloed op de omgeving hebben.
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen café's, eetcafé's, afhaalwinkels/maaltijdbezorging, ontmoetingscentra, alsmede broodjeszaken, cafetaria's/snackbars en ijssalons, met openingstijden tot in de nachtelijke uren;
categorie IV:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 50 punten of meer zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen waarvan de bedrijfsvoering is gericht op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met het geven van gelegenheid tot het dansen op mechanische en/of levende muziek. Ook inrichtingen, waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen, in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende dranken en/of al dan niet ter plaatse bereide etenswaren behoren tot deze categorie.
Deze bedrijven hebben in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie in de avond- en nachtelijke uren. Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen ondermeer discotheken en bedrijven gericht op zalenexploitatie.
kantoor:
een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.
kap of kapverdieping:
een ruimte in een gebouw, die door tenminste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald.
nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
parkeervoorziening:
voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.
peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
- b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
plangrens:
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.
plankaart:
de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan (naam plan).
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
prostitutie-inrichting:
een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
seksclub:
een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting en een seksclub.
sportvoorziening:
een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.
terrein:
een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.
welzijnsvoorzieningen:
voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder zijn begrepen kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang) en peuterspeelzalen; onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.
woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.
woonboot:
een boot/vaartuig, die/dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt of tot woning is bestemd.
woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.
Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:
de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.
bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
bouwdiepte:
vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
(bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van gebouwen:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).
oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bestemmingsregels
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:
- a. bedrijven;
- b. laad- en losplaatsen;
- c. tuinen en erven
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.
Bouwregels
Specifieke gebruiksregels
- a. de onder lid 3.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot categorie A uit de Staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in Bijlage Staat van bedrijven bij functiemengingvan de regels, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder en inrichtingen als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
- b. de oppervlakte van een bedrijf mag niet meer bedragen dan 200 m2.
- c. ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening" mogen de gronden gebruikt worden voor dienstverlening.
Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. lid 3.3 onder a voor bedrijven die niet voorkomen als behorende tot categorie A uit de Staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in Bijlage Staat van bedrijven bij functiemenging van de regels, voor zover dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het leefmilieu;
- b. lid 3.3 onder a voor bedrijven die niet voorkomen als behorende tot categorie A uit de Staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in Bijlage Staat van bedrijven bij functiemenging van de regels, voor zover deze bedrijven naar hun aard, omvang en invloed op het milieu gelijk gesteld kunnen worden met bedrijven die wel voorkomen als behorende tot categorie A uit voornoemde staat.
Centrum
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- c. detailhandel;
- d. dienstverlening;
- e. horeca;
- f. kiosk;
- g. wonen;
- h. laad- en losplaatsen;
- i. paden;
- j. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen en overige voorzieningen.
Bouwregels
Specifieke gebruiksregels
- a. horeca is uitsluitend toegestaan in categorie I van de Staat van horeca-inrichtingen als opgenomen in Bijlage Staat van bedrijven bij functiemenging van de regels.
- b. wonen is uitsluitend op de verdieping(en) toegestaan.
- c. detailhandel, dienstverlening en horeca zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan.
- d. in afwijking van het gestelde onder c zijn op de eerste verdieping ondersteunende functies van de op de beganegrondlaag gevestigde detailhandel toegestaan.
- e. ter plaatse van de aanduiding "gemengd" is een kiosk toegestaan.
Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.3 onder a:
- a. indien uit een nadere toetsing, van een horeca-inrichting aan de in de staat van horeca-inrichtingen opgenomen criteria blijkt, dat de betreffende inrichting qua puntentoebedeling afwijkt van de in die staat aangenomen score en de daarbij behorende categorie-indeling, met dien verstande dat:
- 1. alvorens een vrijstelling wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca;
- 2. door het verlenen van vrijstelling wordt de desbetreffende horeca-inrichting geacht te behoren tot de met de puntentoebedeling corresponderende categorie.
Onbekend 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven;
- b. detailhandel;
- c. dienstverlening;
- d. horeca;
- e. welzijnsvoorzieningen;
- f. wonen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. tuinen en erven;
met daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, autoboxen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overige voorzieningen.
Bouwregels
Specifieke gebruiksregels
- a. de onder 5.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot categorie A uit de Staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in Bijlage Staat van bedrijven bij functiemenging van de regels van dit plan, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder en inrichtingen als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
- b. horeca is uitsluitend toegestaan in de categorieën I en II uit van de Staat van horeca-inrichtingen als opgenomen in Bijlage Staat van bedrijven bij functiemenging van de regels van dit plan.
- c. bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca en welzijnsvoorzieningen zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan.
- d. wonen is uitsluitend op de verdieping(en) toegestaan.
- e. ter plaatse van de aanduiding "garage" mag een autobox gebouwd worden.
Onbekend 2
Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. welzijnsvoorzieningen;
- b. levensbeschouwelijke voorzieningen;
- c. sportvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. wegen en paden;
- h. water;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.
Bouwregels
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de parkeervoorzieningen ter voorkoming van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, met dien verstande dat de parkeernomen onder 'overig gebied' als opgenomen in bijlage Parkeernormen bij de regels van dit plan van toepassing zijn.
Specifieke gebruiksregels
- a. horeca is uitsluitend toegestaan in de categorieën I tot en met III uit van de Staat van horeca-inrichtingen, als opgenomen in bijlage Staat van Horecainrichtingen van de regels, ten dienste van de in artikel 6.1 onder a genoemde bestemming, zoals een sportkantine.
- b. zelfstandige horecavestigingen zijn niet toegestaan.
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grasvelden;
- b. gazons;
- c. plant- en boombakken;
- a. beplanting;
- b. paden;
- c. water;
- d. speelvoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwregels
Specifieke gebruiksregels
- a. horeca is uitsluitend toegestaan in de categorieën I en II uit van de Staat van horeca-inrichtingen als opgenomen in Bijlage Staat van Horecainrichtingen van de regels van dit plan.
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoor;
- b. kinderopvang;
- c. wonen;
- d. paden;
- e. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen en overige voorzieningen.
Bouwregels
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de parkeervoorzieningen ter voorkoming van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, met dien verstande dat de parkeernomen onder 'overig gebied' als opgenomen in bijlage 3 - Parkeernormen bij de regels van dit plan van toepassing zijn.
Specifieke gebruiksregels
- a. wonen is uitsluitend toegestaan op de verdieping(en).
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. levensbeschouwelijke voorzieningen;
- b. speelvoorzieningen
- c. welzijnsvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. bedrijfswoningen;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, paden, groen en overige voorzieningen.
Bouwregels
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de parkeervoorzieningen ter voorkoming van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, met dien verstande dat de parkeernomen onder 'overig gebied' als opgenomen in de bijlage Parkeernormen bij de regels van dit plan van toepassing zijn.
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. paden;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Tuin gelden de volgende regels:
- a. de oppervlakte van overkappingen en luifels mag niet meer bedragen dan 1 m².
- b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet bedragen dan 1 m.
Onbekend 1 )
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg (Verkeer - 1)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. hoofdverkeerswegen;
- b. bus- en trambanen;
- c. bruggen;
- d. parkeerplaatsen;
- e. scootmobielstallingen;
- f. voet- en fietspaden;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water;
één en ander met de daarbij behorende bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overige voorzieningen.
Bouwregels
Onbekend 2 )
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Straat (Verkeer - 2)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. bus- en trambanen;
- c. verkeersgeleidende voorzieningen;
- d. geluidbeperkende voorzieningen,
- e. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
- f. uitstalling van producten en uitingen van kunst;
- g. parkeerplaatsen;
- h. scootmobielstallingen;
- i. voet- en fietspaden;
- j. groenvoorzieningen;
- k. speelvoorzieningen
- l. water
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.
Bouwregels
Specifieke gebruiksregels
- a. ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg uitgesloten" mag een verkooppunt voor motorbrandstoffen worden gebouwd.
- b. de verkoop van lpg ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg uitgesloten" is niet toegestaan.
Onbekend 3 )
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat (Verkeer - 3)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. verkeersgeleidende voorzieningen;
- c. geluidbeperkende voorzieningen,
- d. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
- e. uitstalling van producten en uitingen van kunst;
- f. parkeerplaatsen;
- g. scootmobielstallingen;
- h. voet- en fietspaden;
- i. speelvoorzieningen
- j. groenvoorzieningen;
- k. water;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.
Bouwregels
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vaarweg;
- b. waterberging;
- c. waterhuishouding;
- d. waterweg;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.
Bouwregels
Specifieke gebruiksregels
- a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats" is een ligplaats voor woonboten toegestaan.
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen (gebouwde parkeervoorzieningen), bouwwerken geen gebouw zijnde, tuinen, verharding en overige voorzieningen.
Bouwregels
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. in verband met de inpasbaarheid in de aanwezige stedenbouwkundige context nadere eisen te stellen ten aanzien van de geleding en situering van initiatieven voor het realiseren van vijf bouwlagen langs doorgaande wegen.
- b. in verband met de bezonning en om reden van de stedenbouwkundige inpasbaarheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de opbouw van het volume van de extra bouwlaag als bedoeld in artikel 15.2.1 onder l:
- 1. ten aanzien van de bezonning:
- de situering van de extra bouwlaag dient zodanig te zijn, dat de (het) perce(e)l(en) aan de overzijde van de straat gelegen, blijkens een daartoe door de aanvrager ingesteld onderzoek, geen onevenredige schaduwhinder ondervind(t)(en). Er is sprake van een onevenredige schaduwhinder, indien als gevolg van de plaatsing van de extra bouwlaag tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 19 februari – 21 oktober bij een zonhoogte van meer dan 10° niet zijn gewaarborgd;
- aan de achterzijde van het gebouw, waarop de extra bouwlaag zal worden geplaatst, dient de situering van een extra bouwlaag zodanig te zijn, dat de aangrenzende percelen en/of aan de achterzijde gelegen percelen en de daarbij behorende tuinen als gevolg van de extra bouwlaag geen onevenredige schaduwhinder ondervinden. Het hiervoor onder a inzake de bezonning beschreven criterium alsmede de bij de aanvrager neergelegde onderzoeksverplichting zijn daarbij onverkort van toepassing.
- 2. ten aanzien van de stedenbouwkundige inpasbaarheid:
- de in dit kader te stellen eisen zien toe op de waarborging van het behoud van het aanwezige stedenbouwkundige ensemble. Hiervan zal sprake zijn indien aanwezige straatwanden (vrijwel) identiek zijn en daardoor een collectieve stedenbouwkundige samenhang vertonen. De nadere eisen kunnen gesteld worden ten opzichte van de situering en/of opbouw van het bouwvolume. Eveneens zullen daartoe strekkende nadere eisen gesteld kunnen worden ter waarborging van de identieke situering en opbouw van het bouwvolume binnen het desbetreffende woonblok waarop de extra bouwlaag geplaatst zal worden.
- 1. ten aanzien van de bezonning:
Specifieke gebruiksregels
in afwijking van het gestelde in lid 15.2.1 onder a is ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" op de beganegrondlaag een bedrijf toegestaan voor zover deze behoort tot categorie A uit de Staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen Bijlage Staat van bedrijven bij functiemenging bij de regels van dit plan.
- c. in afwijking van het gestelde in lid 15.2.1 onder a is ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" op de begane grondlaag toegestaan.
- d. in afwijking van het gestelde in lid 15.2.1 onder a is ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening” op de begane grondlaag dienstverlening toegestaan.
- e. in afwijking van het gestelde in lid 15.2.1 onder a is ter plaatse van de aanduiding “gemengd” op de begane grondlaag toegestaan:
bedrijven, indien deze behoort tot categorie A uit de Staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in Bijlage Staat van Horecainrichtingen bij de regels van dit plan.
- 1. detailhandel;
- 2. dienstverlening;
- 3. welzijnsvoorzieningen.
- f. in afwijking van het gestelde in lid 15.2.1 onder a is ter plaatse van de aanduiding “kantoor” op de begane grondlaag een kantoor toegestaan.
- g. in afwijking van het gestelde in lid 15.2.1 onder a is ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk” op de begane grondlaag een maatschappelijke voorziening toegestaan.
- h. in afwijking van het gestelde in lid 15.2.1 onder a mogen ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" uitsluitend autoboxen worden gebouwd.
- i. in afwijking van het gestelde in lid 15.2.1 onder a mogen ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" de gronden worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
Leiding
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een:
- a. rioolleiding.
Bouwregels
Voor het bouwen binnen de op de plankaart aangeduide zone met de bestemming 'Leiding' als bedoeld in lid 16.1 gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 16.2 onder b onder de voorwaarde dat:
- 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
- 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
- 5. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
- 6. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen en het leggen van (drainage)leidingen;
- 7. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
- b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. voor werkzaamheden die een oppervlakte van 100 m2 of minder omvatten;
- 2. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 3. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
- 4. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
- c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
- 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
Waarde
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) primair bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
Bouwregels
Voor het bouwen binnen de bestemming Waarde als bedoeld in lid 17.1 gelden de volgende regels:
- a. bij de aanvraag van een bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet waarbij het terrein verstoord wordt, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
- b. aan de vergunning, als bedoeld onder a, kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van boringen;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, zoals het graven van proefsleuven;
- 3. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties;
- 4. de verplichting het definitief opgraven;
- 5. de verplichting het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten kunnen worden behouden.
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. het bepaalde in artikel 17.2 onder b onder de voorwaarde dat:
- 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarde(n);
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag.
Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op of in de voor 'Waarde' bestemde gronden, indien werken of werkzaamheden een totale oppervlakte van meer dan 50 m2 beslaan, zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- 2. het uitvoeren van grondwerken, dieper dan 0,5 meter onder maaiveld ten behoeve van het bouwen en het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover dieper dan 0,5 meter onder maaiveld;
- 3. het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten voor zover dieper dan 0,5 meter onder maaiveld;
- 4. het heien van palen en het slaan van damwanden;
- 5. het ondergronds slopen van funderingen.
- b. De onder a genoemde verboden zijn niet van toepassing voor zover de werken en werkzaamheden:
- 1. hetzij worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingnetten;
- 2. hetzij worden uitgevoerd als normale onderhoudswerkzaamheden;
- 3. hetzij, voor zover het betreft het ondergronds slopen van funderingen, een aanschrijving op last of vanwege burgemeester en wethouders als bedoeld in de Woningwet plaatsvindt.
- c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de waarde(n);
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het terrein van de archeologie;
- 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
Waterstaat
Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering.
Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de waterkering zijn bouwwerken toegestaan;
- b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn voor zover deze met de bestemming Waterstaat samenvallen geen bouwwerken toegestaan.
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 18.2 onder b,
mits:
- a. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
- b. hieromtrent een keurvergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
- c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op of in de op de voor 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
- 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
- 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
- 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
- 8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
- b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
- 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
- c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. een afbreuk doen aan behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen;
- 2. hieromtrent een keurvergunning is verleend, dan wel vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
- 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden.
Algemene Regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Algemene Bouwregels
- a. Het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald.
- b. Het verbod als bedoeld onder a geldt niet ingeval van stoepen, stoeptreden, funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen e.d.; evenmin geldt bedoeld verbod ingeval van gevel- of kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt.
- c. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn, voor zover er geen sprake is van een kantoor- of bedrijfsbestemming, verboden op alle gebouwen.
- d. Bij de tot het plan behorende geometrische bepaalde vlakken, waarbij een tot de aangewezen bestemming behorend bouwvlak is aangegeven, mag er binnen het betreffende bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd.
- e. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit plan zijn bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 20 m2 toegestaan.
- f. Ten behoeve van de bestemmingen, waarbij binnen een van dit plan deel uitmakend geometrisch bepaalde vlak een bouwperceel met een bouwvlak is opgenomen, zijn bouwwerken ten behoeve van de inzameling van afval toegestaan.
- g. Bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
- 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
- 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen.
- h. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken welke onderdeel uitmaken van dit plan is straatmeubilair toegestaan;
- i. Een ruimte voor het parkeren van een auto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- 1. indien de afmetingen van een parkeerruimte voor een personenauto ten minste 1.80 m bij 5.00 m en ten hoogste 3.25 m bij 6.00 m bedraagt, uitgaande van langsparkeren en ten minste 2.40 m bij 5.00 m in geval van haaks parkeren;
- 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan trottoir grenst, ten minste 3.50 m bij 5.00 m bedraagt.
- j. Bruggen mogen worden gebouwd met overschrijding van de grens van de functieaanduiding "brug", mits deze overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt.
Algemene Gebruiksregels
- a. Behoudens het bepaalde in artikel 24 is het verboden de zich binnen de bij de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan.
- b. Het bepaalde onder a ten aanzien van het gebruik van gronden heeft geen betrekking op bouwen.
- c. Het verbod, bedoeld onder a omvat in ieder geval:
de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden, de aanleg of het gebruik van gronden en gebouwen voor de exploitatie van een garagebedrijf en de verkoop van motorbrandstoffen (incl. LPG), de verkoop of opslag van vuurwerk en voorts geldt bedoeld verbod voor het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een prostitutie-inrichting of een seksclub. - d. In afwijking van het gestelde onder c mogen aan de Zuiderparklaan 94 de gronden worden gebruikt voor de verkoop of opslag van vuurwerk, met dien verstande dat:
- 1. het totaal aantal vestigingen in Den Haag niet meer mag bedragen dan 68 vestigingen;
- 2. het totaal aantal vestigingen in het Stadsdeel Escamp niet meer mag bedragen dan 12 vestigingen;
- 3. in een vestiging van detailhandel in vuurwerk tegelijkertijd niet meer dan 1.000 kg vuurwerk aanwezig mag zijn;
- 4. detailhandel in vuurwerk uitsluitend op de beganegrondlaag is toegestaan;
- 5. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming;
- 6. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk niet mag worden hervat indien het na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde onder 5.
Voor de toepassing van deze regels ten aanzien van horeca-inrichtingen wordt uitgegaan van de in artikel 1 opgenomen definitie van horeca-inrichting en de daarin aangegeven categorie-indeling, gebaseerd op de staat van horeca-inrichtingen, opgenomen als Bijlage Staat vanHorecainrichtingen bij deze regels.
- e. Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven in de staat van horeca-inrichtingen, wordt voor de puntentoedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de bedrijfssoort met de hoogste puntentoedeling.
Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in Bijlage Parkeernormen van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het stallen op parkeren van fietsen en bromfietsen en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in Bijlage Parkeernormen van de regels in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Algemene Ontheffingsregels
Ontheffing algemene bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. afwijkingen van maten, afmetingen en/of percentages minder dan 10%;
- b. het bepaalde in artikel 20 onder a geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn voor een meer verantwoorde ruimtelijke of technische plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein tot een maximum van 3 m;
- c. het bepaalde in artikel 20 onder b voor het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voor zover betrekking hebbende op erkers, balkons, galerijen, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken;
- d. het bepaalde in artikel 20 onder b voor het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen door gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen ingeval de overschrijding meer bedraagt dan op grond van de algemene bouwregels is toegestaan;
- e. het bepaalde in artikel 20 onder e voor beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
- f. glas-, papier- en kledingcontainers, al dan niet beneden peil gelegen;
- g. kunst- en reclameobjecten.
Ontheffing algemene gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. het bepaalde in artikel 21 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- b. het bepaalde in artikel 21 onder c, ten behoeve van het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnden, voor detailhandel in vuurwerk, met dien verstande dat:
- 1. het totaal aantal vestigingen in Den Haag niet meer mag bedragen dan 68 vestigingen;
- 2. het totaal aantal vestigingen in het Stadsdeel Escamp niet meer mag bedragen dan 12 vestigingen;
- 3. in een vestiging van detailhandel in vuurwerk tegelijkertijd niet meer dan 1.000 kg vuurwerk aanwezig mag zijn;
- 4. detailhandel in vuurwerk uitsluitend op de beganegrondlaag is toegestaan;
- 5. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming;
- 6. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk niet mag worden hervat indien het na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde onder 5.
- c. het bepaalde in artikel 21 onder d en e voor een horeca-inrichting waarbij uit nadere toetsing aan de in de staat van horeca-inrichtingen opgenomen criteria blijkt dat de betreffende inrichting qua puntentoebedeling afwijkt van de in die staat aangenomen score en de daarbij behorende categorie-indeling met dien verstande dat:
- 1. voordat ontheffing wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca;
- 2. de desbetreffende horeca-inrichting door het verlenen van de ontheffing geacht wordt te behoren tot de met de puntentoebedeling corrresponderende categorie.
Ontheffing overige regels
Burgemeester en wethouders kunnen voorts ontheffing verlenen van het bepaalde in de regels ten behoeve van:
- a. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 3 m bedraagt;
- b. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
- c. een elektronische sirene ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
- d. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunstobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
- e. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, bouwhoogten, perceelgrensafstanden, en bebouwde oppervlakten met maximaal 15%;
- f. het in geringe mate, doch niet meer dan 3 m afwijken van het profiel van een straat, alsmede van de vorm van bouwvlakken en van door hoogtegrenzen omkaderde vlakken, voor zover dat wenselijk is voor de goede uitvoering van het plan;
- g. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, welke niet voldoen aan het gestelde in artikel 20 onder f met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 30 m2;
- h. het verhogen van de maximum bouwhoogte, dan wel het toegestane aantal bouwlagen met 3,5 m, respectievelijk een extra bouwlaag, ingeval de stedenbouwkundige situatie een meer intensieve bebouwing toelaat.
Voorwaarde
De in dit artikel opgenomen ontheffingen worden niet verleend indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.
Algemene Procedureregels
Algemene ontheffingsregels
Algemene wijzigings- en uitwerkingsregels
- a. Het ontwerp van het plan tot wijziging en/of uitwerking ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een nieuwsblad dat in de gemeente wordt uitgegeven en voorts op de gebruikelijke wijze.
- c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp.
- d. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigings- en/of uitwerkingsplan.
Overgangs- En Slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk, als bedoeld onder a, met maximaal 10%.
- c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
- e. Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Leyenburg.
Inleiding
Aanleiding
De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor Leyenburg op.
Verouderde bestemmingsplannen
In de nota 'Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' die op 14 december 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vermeld dat de komende jaren een actualisering plaatsvindt voor een groot aantal verouderde bestemmingsplannen. In Leyenburg gelden verouderde plannen die uitgaan van verouderd ruimtelijk beleid en die geen adequate juridisch-planologische regeling treffen waarmee de gemeente de aanwezige kwaliteiten goed kan handhaven. In de nota kent de gemeenteraad aan een nieuw bestemmingsplan voor Leyenburg de hoogste prioriteit toe (prioriteit 1), omdat voor de wijk drie oude verordeningen gelden die dateren van voor de inwerkingtreding van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Wet ruimtelijke ordening
Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Met de vaststelling van het bestemmingsplan Leyenburg wordt aan deze verplichting voldaan.
onbekend 200 en 202
Op 24 juli 2008 is een reguliere bouwvergunning ingediend voor het samenvoegen van de benedenwoning aan de Rhenenstraat 202 en de bovenwoning aan de Rhenenstraat 200 door middel van het plaatsen van een verbindingstrap tussen de twee woningen. Aan het project is medewerking verleend met toepassing van een projectbesluit als bepaald in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening. Dit projectbesluit is op 18 februari 2009 onherroepelijk geworden. Binnen een jaar na deze datum dient een ontwerp bestemmingsplan overeenkomstig het projectbesluit ter inzage te worden gelegd. Dit bestemmingsplan voorziet in deze eis.
Doel
Beheer en ontwikkeling
Bestemmingsplan Leyenburg is een beheerbestemmingsplan. Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur wil de gemeente Den Haag met de vaststelling van het nieuwe plan de bebouwing en functies vastleggen, in stand houden en handhaven. De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privé-gebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. Dat wil niet zeggen dat de huidige situatie bevroren wordt. In het kader van beheer en ontwikkeling is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen het behoud van de ruimtelijke structuur – de beeldkwaliteit, bebouwing en functies in het plangebied – enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van bewoners en gebruikers anderzijds.
onbekend 2020
Op 17 november 2005 stelde de gemeenteraad de Structuurvisie Den Haag 2020 'Wéreldstad aan Zee' vast. In de actualisering van bestemmingsplannen conform de nota 'Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' staat het beleid in de structuurvisie centraal. Zo moet langs de doorgaande wegen en langs de stedelijke groene hoofdstructuur worden uitgegaan van tenminste vijf bouwlagen.
Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ten zuidwesten van het centrum van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het plangebied is als volgt:
- a. aan de noordzijde: Oude Haagweg;
- b. aan de oostzijde: Soestdijksekade;
- c. aan de zuidzijde: Vreeswijkstraat;
- d. aan de westzijde: Leyweg/Volendamlaan
Geldende Bestemmingsplannen
Geldende bestemmingsplannen
Bestemmingsplan Leyenburg vervangt de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld | Onherroepelijk | |
Uitbreidingsplan Leyenburg I | 04-08-1953 | 08-04-1954 | |
Uitbreidingsplan Leyenburg II | 28-01-1963 | 15-05-1963 | |
Plan Rustenburg Oostbroek IV | 31-07-1950 | 13-11-1950 |
Parapluherzieningen
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:
- a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
- b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
De wijze waarop bestemmingsplan Leyenburg de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk 5.
Leeswijzer
In dit hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan Leyenburg aangegeven. Verder werden de doeleinden, die met het bestemmingsplan worden nagestreefd, omschreven.
Om deze in een bestemmingsplan gestalte te geven is enerzijds de bestaande situatie beschreven in hoofdstuk 2; anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doeleinden in hoofdstuk 3 een selectie gemaakt van de relevante beleidsnota's en regelingen, die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. In hoofdstuk 4 wordt een beeld gegeven van het op het milieu toegespitste beleid en de in regelgeving gestelde milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken afgeleid zijn, dit mede tegen de achtergrond van de bestaande situatie en de nieuwe ontwikkelingen. De daarbij van toepassing zijnde milieukwaliteitseisen zijn bij het afwegingsproces betrokken. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting op de bestemmingen en de opzet van de bestemmingsregels gegeven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 7 ingegaan. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 het resultaat van overleg en inspraak weergegeven.
Beschrijving Van Het Plangebied
In dit hoofdstuk volgt een kenschets van de bestaande situatie. Doel van deze kenschets is inzicht te verkrijgen in de actuele waarden van het plangebied.
Ontstaansgeschiedenis
Leyenburg ligt in de voormalige Oost-Escamppolder, De naam van de wijk is ontleend aan de vroegere buitenplaats Leyenburg gesitueerd op de hoek “Loosduinsekade – Volendamlaan”. Het plangebied bestaat uit twee delen gescheiden door het Escampkanaal. Het gedeelte ten zuidoosten van het kanaal kwam tot stand volgens het “Uitbreidingsplan Leyenburg” uit 1930.
Het eerste bebouwingsplan stamt uit 1911 en is van de hand van H.P. Berlage. De ontwikkeling van Leyenburg kwam pas daadwerkelijk op gang na de annexatie van de gemeente Loosduinen in 1923. Het gedeelte ten zuidoosten van het Escampkanaal, begrensd door de Driebergenstraat, Vreeswijkstraat, Leyweg en de Veenendaalkade, werd op basis van een uitbreidingsplan uit 1930 voor bebouwing in gereedheid gebracht. Ook het gebied tussen de Medemblikstraat, Loosduinsekade, Soestdijksekade en de Volendamlaan werd voor de oorlog bouwrijp gemaakt en bebouwd.
Het na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde deel van Leyenburg wordt omsloten door de Loosduinsekade, Medemblikstraat, Volendamlaan, Veenendaalkade en de Leyweg. Voor dit deel zijn meerdere plannen ontwikkeld, welke in meer of mindere mate afwijken van het plan uit 1930. In 1948 werd door Dudok een geheel herzien uitbreidingsplan gepresenteerd. Door de dienst Wederopbouw en Stadsontwikkeling is in 1951 een plan gepresenteerd waarin de diagonale verkeersas het hoofdbestanddeel van Leyenburg vormt. De weg is ingebed in een centrale groene ruimte die de verdraaiing ten opzichte van de omringende groene structuur oploste. Hiermee werd aangesloten op de stedenbouwkundige principes van Dudok, welke wel bijval vonden.
In 1956 werd het uitbreidingsplan nogmaals aangepast. Ter weerszijden van de diagonale verkeersas werden nu drie torenflats gepland van elk twaalf verdiepingen hoog. Problemen met betrekking tot de grondverwerving hebben er uiteindelijk toe geleid dat het plan in 1962 voor de laatste maal is herzien. De grootste wijziging bestond uit de bebouwing langs de Volendamlaan. De hoogte van twaalf bouwlagen bleef gehandhaafd, maar de zes torenflats maakten plaats voor de huidige vier schijfvormige flatgebouwen. Het open gebied rondom de vier hoge woongebouwen is als plantsoen ingericht. De bebouwing ter weerszijden van de Volendamlaan werd opgehoogd tot negen bouwlagen.
De langdurige planvorming heeft tot een enigszins versnipperd stedenbouwkundig ontwerp geleid. De randen van de wijk sluiten aan op de Haagse vooroorlogse stedenbouw, maar het hart wekt de indruk dat oorspronkelijke bebouwing is weggesaneerd en is vervangen door bebouwing van een andere stedenbouwkundige orde.
Ruimtelijke Structuur
Ruimtelijke hoofdstructuur en bebouwingsbeeld
In het plangebied bepalen een aantal architectonische ensembles de stedenbouwkundige structuur:
- 1. ter weerszijden van de Escamplaan zijn portiekflats gebouwd, naar ontwerp van de architect P. Zanstra. De blokken zijn in een strenge ordening geplaatst en de architectuur is sterk horizontaal. De flats vertonen de hoge kwaliteit en afwerking, zoals die bij alle door Zanstra ontworpen woonblokken in Den Haag is terug te zien. De portiek- en galerijflats langs de Leyweg en de Medemblikstraat zijn van een beduidend minder hoge kwaliteit.
- 2. het Monnickendamplein heeft een combinatie van gebouwtypen en bouwstijlen. De bebouwing van de Escamplaan van Zanstra sluit hier aan op een vroeger ontwerp van dezelfde architect, bestaande uit portieketageflats met nadrukkelijk vormgegeven betonnen luifels. Het snijpunt van de diagonale verbinding Volendamlaan-Soestdijksekade met de Escamplaan heeft een wigvormige locatie opgeleverd met een bijzonder ensemble van kerk en school.
- 3. de vier galerijflats van de molenwiek en de overige flatgebouwen aan de Volendamlaan bezitten een anonieme vormgeving. De grootschalige woningbouw in de tweede helft van de jaren zestig en begin jaren zeventig is in het algemeen met weinig middelen gerealiseerd.
Verkeer en infrastructuur
Van oudsher heeft Den Haag een rastervormig stelsel van hoofdwegen.
Een aantal wegen binnen de wijk Leyenburg maakt onderdeel uit van deze hoofdwegenstructuur, te weten:
- Loosduinsekade;
- een gedeelte van de Vreeswijkstraat.
De Soestdijksekade, Volendamlaan, Driebergenstraat, Escamplaan en Leyweg vormen de overige gebiedsontsluitingswegen in het gebied. Het netwerk voor het langzaam verkeer is overwegend gelijk aan de ontsluiting voor autoverkeer. Langs de Loosduinsekade, Volendamlaan en Leyweg zijn vrijliggende fietspaden aangelegd: langs de overige wegen fietspaden op de rijbaan.
Binnen het plangebied is sprake van een fijnmazig net van openbaar vervoer. De ligging van het plangebied nabij het ziekenhuis draagt hier in belangrijke mate aan bij. Het openbaarvervoersnetwerk bestaat zowel uit bus- (lijn 20, 21, 23, 25, 26, 31, 34, 35, 36, 37 en 86) als tramverbindingen (lijn 2, 6 en RandstadRail 4).
Leyenburg is grotendeels tot stand gekomen in een periode waarin het autobezit nog geen gemeengoed was. In de huidige situatie geeft het parkeren dan ook op de meeste plaatsen overlast. In het gedeelte dat begrenst wordt door de Volendamlaan, Soestdijksekade en de Loosduinseweg is in 2008 betaald parkeren ingevoerd. In de rest van Leyenburg bleek dit niet mogelijk omdat de parkeerdruk in dit gedeelte van de wijk te hoog was. Het toevoegen van parkeerplaatsen is hier noodzakelijk. In het nieuw op te stellen parkeerkader wordt hieraan aandacht besteed.
Bodem
In de directe omgeving van het plangebied hebben veel, maar relatief kleine bedrijven met bodembedreigende activiteiten, hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om chemische wasserijen, garagebedrijven, brandstofhandelaren, bakkerijen, schildersbedrijven, timmerwerkplaatsen, smederijen benzinestations. Bij een beperkt aantal woningen, woongebouwen en scholen hebben ondergrondse huisbrandolietanks gelegen.
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn een beperkt aantal bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen.
Op een aantal locaties is de bodem verontreinigd met minerale olie ten gevolge van lekkage/morsingen bij de bedrijfsactiviteiten van de garagebedrijven en benzinestations. Ter plaatse van het benzineservicestation aan de Volendamlaan 880 is een geval van ernstige bodemverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten aanwezig geweest (beschikking EU3810005, d.d. 18 juni 1997). De sanering van deze ernstige verontreiniging is in 2003 afgerond. Ter plaatse van het voormalige benzinestation aan de Soesterbergstraat 125 is een onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat de grond en het grondwater zeer plaatselijk verontreinigd zijn. Sanerende maatregelen zijn hier niet nodig.
De meeste ondergrondse huisbrandolietanks bij woningen, woongebouwen en scholen zijn ondertussen verwijderd. Ten gevolge van lekkage van deze tanks is op een beperkt aantal locaties bodemverontreiniging opgetreden. Op geen van deze locaties is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Daarvan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Tijdens de tanksanering heeft op de meeste locatie tevens een bodemsanering plaatsgevonden.
Plaatselijk worden in de wijk ophogingen en/of slootdempingen aangetroffen, deze zijn in enkele gevallen uitgevoerd met verontreinigd materiaal. Het gaat hierbij meestal om verontreinigingen met zware metalen en PAK (teerachtige verbindingen). Ter plaatse van de Nieuwendamlaan is een voormalige sloot gedempt met verontreinigde grond. In 1993 heeft hier al een sanering plaatsgevonden. Ter plaatse van de Maarsbergenstraat is eveneens een verontreinigde ophooglaag aangetroffen (beschikking ENU 3820011, d.d. 28 april 2004), deze locatie is in 2005 gesaneerd. Voor de sterk met lood en zink verontreinigde ophooglaag ter plaatse van de Den Helderstraat 110 is op 6 juni 2002 een beschikking afgegeven (kenmerk EU 3810015).
Naast een aantal garagebedrijven, brandstofhandelaren en schildersbedrijven heeft in het plangebied ook een aantal chemische wasserijen een vestiging (gehad). Op de locatie Hoogkarspelstraat 85 is de chemische wasserij voldoende onderzocht, er is geen verontreiniging aangetroffen. Naast deze chemische wasserij zijn op aan de Volendamlaan 706 en 895 chemische wasserijen gevestigd geweest. Geen van deze verdachte locaties zijn nog onderzocht.
Uit de bodemkwaliteitskaart gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld licht verontreinigd is met zware metalen (vooral lood en zink) en PAK (teerachtige stoffen). In de diepere bodemlagen worden geen verontreinigingen aangetoond.
Op veel verdachte deellocaties in het plangebied heeft nog geen bodemonderzoek plaatsgevonden. Voor die delen van het plangebied waar in de toekomst herinrichting en/of nieuwbouw zal plaatsvinden en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden.
Archeologie
Water
Aan de rand van en centraal in het plangebied loopt het Laakkanaal. Het Laakkanaal is oorspronkelijk bedoeld als verbinding tussen de Laakhavens, de Loosduinsevaart en de haven van Scheveningen. Aan de westzijde van het plangebied loopt de Loosduinsevaart. Deze vaart is na de aansluiting van het Laakkanaal (Soestdijksekade) gedeeltelijk gedempt. Zowel aan Veenendaalkade als aan de Soestdijksekade zijn woonboten gelegen. Centraal in het plangebied tussen de Veenendaalkade in, is het Escampkanaal gelegen.
Groen
Leyenburg kent een relatief hoge woningdichtheid, maar dit is niet ten koste gegaan van openbaar groen. De hoogbouw langs de Volendamlaan is als losse elementen in een groene ruimte geplaatst. Hierdoor is het bebouwde oppervlak per saldo verlaagd en is ruimte voor groen overgehouden.
Leyenburg bezit enkele “groenassen” in de vorm van een reeks plantsoenen. De Volendamlaan heeft een kwalitatief hoogwaardig groen wegprofiel met dubbele bomenrijen en vormt daarmee een logisch ruimtelijk vervolg op de Thorbeckelaan ten noordwesten van Leyenburg. De Volendamlaan kent geen onderbrekingen van de as en biedt een doorgaande monumentale zichtlijn.
Waardevol is het restant van de buitenplaats Leyenburg met het ingangshek, een oude Taxushaag en de oprijlaan. De groenassen in de vorm van een reeks plantsoenen en de besloten pleinen zijn hier en daar verwilderd (Renswoudelaan) of niet goed onderhouden (Maartendijkslaan en Werkhovenstraat).
Kabels en leidingen
In het plangebied zijn geen leidingen aanwezig die vanwege omvang, stedelijke of regionale betekenis of risico in het bestemmingsplan moeten worden opgenomen.
Functionele Structuur
Wonen
Het plangebied omvat bijna de gehele wijk en buurt Leyenburg. De buurt aan de kant van de Leyweg van het Leyenburg ziekenhuis valt buiten het bestemmingsplan. De wijk Leyenburg ligt in het stedelijk vooroorlogs woonmilieu, al is meer dan de helft van de woningen gebouwd na 1945. Dit woonmilieu kenmerkt zich door veel relatief kleine verouderde appartementen voornamelijk in het goedkopere segment. De verwachting is dat de vraag naar dit woningtype zal afnemen in de toekomst. In veel Vereniging van Eigenaren zijn oorspronkelijke vierkamerwoningen verbouwd tot driekamerwoningen. Voor deze woningen bestaat een relatief grote vraag bij één- en tweepersoonshuishoudens.
Het totaal aantal woningen bedraagt circa 7.185 (zie ook paragraaf 3.3.1). Hiermee werd een, in verhouding met andere naoorlogse uitbreidingswijken, zeer hoge woningdichtheid van 73 woningen per hectare bereikt. In de wijk Leyenburg is 60% van de woningen in eigendom van de bewoner, 24,1% behoort tot de particuliere huurvoorraad en 12,1% tot de sociale huurvoorraad. Dit corporatiebezit bevindt zich in het gebied tussen de Volendamlaan en de Loosduinse kade. In het Escampkanaal en in de Loosduinsevaart liggen in totaal 72 woonboten (binnen de grenzen van het plangebied).
In Leyenburg is een vergelijking tot het Haags gemiddelde een opvallend hoog aandeel van de huishoudens van autochtone afkomst. Wat betreft de samenstelling van de huishoudens zien we een opbouw, die erg lijkt op de opbouw van Den Haag. Bijna de helft van de huishoudens zijn eenpersoonshuishoudens. In Leyenburg wonen relatief veel ouderen van 65 jaar en ouder. Het gemiddeld huishoudensinkomen ligt onder het Haags gemiddelde.
Voorzieningen
In Leyenburg is de woonfunctie de meest vertegenwoordigde functie. Er is echter een breed scala aan andere voorzieningen, te weten:
- het winkelcentrum aan de Volendamlaan/Escamplaan beschikt over het meest complete aanbod. Daarnaast zijn er winkelclusters aan het Castricumplein, Driebergenstraat, Vreeswijkstraat en de Werkhovenstraat.
- ook komen in het plangebied bedrijfsmatige- en kantooractiviteiten voor. Voorbeelden hiervan zijn: werkplaatsen, garagebedrijven, een wasserij en opslagruimte.
- maatschappelijke voorzieningen zijn er in de vorm van sport- en dansscholen, verenigingsgebouwen, kerken en gebedshuizen, verzorgingshuizen en aanleunwoningen.
- In het plangebied liggen de volgende vier basisscholen:
- 1. de openbare basisschool Helen Parkhurst, Baambruggestraat 2 (inclusief gymnastieklokaal) met een dislocatie aan de Den Helderstraat 248
- 2. de rooms-katholieke basisschool De Jonge Wereld, Den Helderstraat 250 (inclusief gymnastieklokaal)
- 3. de protestants christelijke basisschool Leyenburg, Edamstraat 2 (inclusief gymnastieklokaal)
- 4. de protestants christelijke basisschool De Ark, Maarsbergenstraat 169c
- diverse speelvoorzieningen aanwezig aan onder meer de Purmerendstraat, Uitgeeststraat, Baambruggestraat, Buitenplaats Leyenburg, Heiloostraat, Den Helderstraat en Overbergplantsoen.
- een sportterrein aan de Baambruggestraat 8.
- een judoaccomodatie aan de Baambruggestraat 6, de turnzaal stichting Pro Gym (Donar) aan de Renswoudelaan, dansschool FA Fa aan de Nieuwersluisstraat, en de gymnastiekzalen aan de Baambruggestraat, Den Helderstraat en Edamstraat.
Beleidskader
Ruimtelijk Beleid
Rijksbeleid
Provinciaal beleid
Regionaal beleid
Gemeentelijk beleid
Openbare Ruimte
De Kadernota Openbare Ruimte Den Haag (2004) fungeert als beleidskader voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Met deze nota wordt een samenvattend kader gegeven voor tactische doelen voor de inrichting (eenvoud, harmonie en ruimte), het onderhoud (schoon, heel en veilig) en het gebruik (functioneel, veelzijdig en flexibel).. Op stedelijk niveau wordt een aantal gebieden en locaties onderscheiden die op bijzondere wijze bijdragen aan de ruimtelijke identiteit. Deze identiteitsdragers moeten zorgvuldig worden gekoesterd en versterkt. Dit geldt voor:
- Beschermde Stadsgezichten;
- Lange Lijnen;
- Pleinen en plaatsen;
- Stedelijke ecologische hoofdstructuur
De nota schets een drietal kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte:
- Residentie Kwaliteit: standaard- of basiskwaliteit
- Hofstad Kwaliteit: bijzondere kwaliteit
- Maatwerk Kwaliteit: geeft marktpartijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven, in een publiekprivate samenwerking (PPS)
Afhankelijk van de functies in een gebied, de cultuurhistorische waarde en betrokkenheid van private partijen geldt een bepaalde kwaliteitsstandaard.
Voor het bestemmingsplangebied geldt de kwaliteitsstandaard Residentiekwaliteit. Residentiekwaliteit is een genormeerde wijze van inrichting en onderhoud van de openbare ruimte die in beginsel geldt voor alle woongebieden. Hiermee creëert Den Haag een herkenbare en duurzame kwaliteit die op peil wordt gehouden met sterk geïntensiveerd onderhoud.
In het plangebied vormen de Lange lijnen identiteitsdragers (Loosduinse As, Leywegroute, waterlopen). De waterlopen zijn tevens een onderdeel van de stedelijke ecologische hoofdstructuur.
Wonen
onbekend 2020
Op 12 februari 2004 werd door de gemeenteraad van Den Haag de Haagse Woonvisie 2020 vastgesteld. In deze nota wordt het woonbeleid uiteengezet tot aan 2020. De Haagse Woonvisie 2020 stelt dat Den Haag extra woonkwaliteit en extra woonoppervlakte moet bieden in het belang van een goede economische, sociale en culturele ontwikkeling. De woonvisie zet daarom in op steeds meer gevarieerde en toegespitste woonwensen. Er moet ruimte zijn voor variatie en verscheidenheid: gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken.
De woonvisie gaat uit van uitbreiding en transformatie van gebieden met een centrumstedelijk woonmilieu, groenstedelijk woonmilieu of een suburbaan woonmilieu: 'stadsrand modern'. Sturend voor de uitbreiding en transformatie van woonmilieus is het beleid om selectieve migratie uit de stad van midden- en hogere inkomens om te buigen, om deze groepen aan de stad te binden en zo mogelijk van elders aan te trekken. Bij de herstructurering van de goedkope sociale woningvoorraad in bestaande gebieden wordt getracht een woonmilieu te bieden dat inspeelt op woonwensen van bepaalde groepen midden- en hogere inkomens mede om segregatie, concentratie van kansarme bewoners en cumulatie van achterstandssituaties tegen te gaan. Een goed 'schoon, heel en veilig' leef- en woonklimaat is een belangrijke voorwaarde voor alle stedelijke woongebieden. Daarnaast moeten voldoende, goede en betaalbare woningen voor de lage inkomensgroepen blijven bestaan.
De Haagse Woonvisie streeft naar een stabiel inwonertal als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen: 500.000 inwoners vanaf 2010 en tot 2020. Daarvoor zijn 30.000 extra woningen nodig, naast de 20.000 woningen die vanwege herstructurering nodig zijn. De Structuurvisie Den Haag 2020scherpt de woonambitie aan en wil ruimte bieden aan doorgroei van de stad naar 505.000, mogelijk 515.000 inwoners in 2020. Vanwege de nog iets afnemende woningbezetting (er wonen gemiddeld steeds minder personen in één woning) is het noodzakelijk meer centrumstedelijk te bouwen. Dit betekent een aanzienlijk groter bouwprogramma en een duidelijke keuze voor met name centrumstedelijke milieus. Deze verdichtingsopgave spitst zich toe op de kansenzones, waarbij voor een deel deels sprake is van functieverandering en functiemenging en waarbij vooral veel appartementen zullen worden gebouwd.
Verbouwen en aanpassen
Leyenburg wordt in de woonvisie genoemd als een gebied waarvan de woningmarktpositie versterking behoeft. Dit kan door verbouwingen en aanpassingen aan de woningen om daarmee de kwaliteit van de woningen en, indien noodzakelijk, de woonomgeving te verbeteren. Vanwege de grote hoeveelheid particulier woningbezit liggen in Leyenburg kansen binnen de uitvoering van het supplement De Eeuwige Jeugd Plus van de nota De Eeuwige Jeugd van de Particuliere Voorraad. Het voorliggende plan is een conserverend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen zijn in dit plan niet specifiek aan de orde.
Een uitzondering hierop vormt de uitbreiding van bestaande woningen met een dakopbouw. Het aanbrengen van dakopbouwen kan een duurzame bijdrage leveren aan de vergroting van de vloeroppervlakken van bestaande woningen. Daarmee blijft de bestaande woning in de particuliere voorraad aantrekkelijk en vervalt de noodzaak voor de bewoners om naar een nieuwbouwwoning in een Vinex-locatie te verhuizen. In dit verband wordt opgemerkt dat in de wijken waar de woningmarkt onder druk staat, bij te forse verhuisbewegingen ook de sociale samenhang en sociale structuur verder onder druk komt te staan. Dat mag er niet in resulteren dat de bevolkingssamenstelling alleen uit kleine huishoudens bestaat.
Zoals al gesteld vormt het aanbrengen van dakopbouwen een bijdrage aan de verdichting in de stad: zij voegt bouwvolume toe op plaatsen waar het wenselijk, mogelijk en verantwoord is. Voor de wijken waar nog geen sprake is van een dakopbouwenbeleid is het beleidskader uitgewerkt. In bestemmingsplannen voor die wijken wordt dit beleid toegespitst.
Zeker indien er sprake is van het ad hoc of at random aanbrengen van dakopbouwen kan de stedenbouwkundige kwaliteit verminderen. Door de individuele dakopbouw als uitgangspunt te nemen voor de eindkwaliteit van het gehele woon- of bouwblok en hoge eisen te stellen aan de architectonische kwaliteit kan dit probleem worden beperkt. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan zijn mogelijke locaties nader onderzocht. Daarbij waren de criteria de bezonnings- of schaduwhinder, de stedenbouwkundige situatie ter plaatse (bouwhoogte, profielen, oriëntatie) en een samenhangend eindbeeld voor de gehele wijk. De profielen tonen de maximale grenzen van de dakopbouw. Dit beleid wordt verder uitgewerkt in paragraaf 5.3.
Kadebeleid Woon- en bedrijfsboten
Conform het Kadebeleid Woon- en bedrijfsboten (2000) telt Den Haag 17 locaties waar woonboten blijvend zijn afgemeerd. Om het vaak ongereguleerd gebruik van de kade in de gewenste richting te leiden, uitwassen een halt toe te roepen en om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren is een regeling voor het gebruik van de kades opgesteld. Voor het gebruik is een kadevergunning vereist waarin is opgenomen wat wel en niet mogelijk is. In beginsel is ook een berging en/of een terrasafscheiding mogelijk. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de situatie ter plaatse. Zo zijn gebruik voor opslag en reclame-uitingen alleen toegestaan op die plaatsen die daarvoor zijn aangewezen.
Op woonschepen zijn de 'Verordening op de Binnenwateren' van de gemeente Den Haag, het B&W-besluit 'Aanwijzing van kaden' van 18 juni 2001, en de beleidsnota 'Bij het wonen op water' (januari 2000, Ris 72164), van toepassing. In de Verordening op de Binnenwateren wordt aandacht besteed aan het grondgebruik van de kades door de bewoners van woonboten. Om dit gebruik in de gewenste richting te leiden, uitwassen een halt toe te roepen en met deze richtingbepaling de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren, is door de gemeentelijke diensten Stadsbeheer en Stedelijke Ontwikkeling deze nota opgesteld.
Nota Kamerbewoning
In december 2008 is nieuw beleid rondom kamerbewoning vastgesteld door de Raad. Dit nieuwe beleid biedt meer mogelijkheden aan onzelfstandige woonvormen. Daarnaast wordt zelfstandige kamerbewoning, dat wil zeggen kamerbewoning waarbij de bewoner zelf beschikt over alle wezenlijke voorzieningen (toegang, keuken en sanitair), in de hele stad mogelijk gemaakt.
Onzelfstandige kamerbewoning wordt niet onbeperkt in de hele stad mogelijk gemaakt. Er is een aantal gebieden waar de leefbaarheid erg onder druk staat. Het is nu een nog te groot risico voor de leefbaarheid om kamerbewoning in die gebieden zonder beperkingen mogelijk te maken. Er is daarom gekozen om in kwetsbare gebieden onzelfstandige bewoning tot en met twee personen toe te staan en aan kamerbewoning aan meer dan twee personen voorlopig (2 jaar) nog geen mogelijkheden te geven.
Buiten de kwetsbare gebieden geldt geen maximaal aantal bewoners per woning, zolang de vierkante meternorm, zoals vastgesteld in de bouwverordening (Art 7.1.1) gehaald wordt. Kamerbewoning wordt mogelijk gemaakt, maar er gelden wel eisen waar de kamerbewoning aan moet voldoen. Deze informatie is beschikbaar op de stadsdeelkantoren.
Leyenburg behoort niet tot de kwetsbare wijken.
Archeologie
De gemeente Den Haag draagt sinds 1982 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het archeologiebeleid van de gemeente is er op gericht:
- 1. te zorgen voor het behoud van zoveel mogelijk archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
- 2. te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;
- 3. een archeologisch depot te onderhouden waar alle in Den Haag aangetroffen archeologische voorwerpen op een veilige en systematische manier kunnen worden bewaard;
- 4. te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek middels tentoonstellingen, publicaties, presentaties etc. onder de aandacht worden gebracht van de Haagse burger en de archeologische vakwereld.
Voor het uitvoeren van het archeologisch beleid, voor het ontwikkelen van nieuw beleid dienaangaande en voor het nemen van beslissingen aangaande beheer en behoud van archeologische waarden hebben Burgemeester en wethouders de Afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer gemandateerd.
Het huidige archeologische beleid is verwoord in de gemeentelijke beleidsnota Archeologie 2000-2005. Een nieuwe beleidsnota zal zijn geënt op de gewijzigde Monumentenwet 1988, middels de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Deze wet is door de Staten-Generaal aanvaard en is in september 2007 in werking getreden. Deze wetswijziging kent enkele nieuwe elementen.
Een nieuw element is de bepaling dat “de verstoorder betaalt”: initiatiefnemers van projecten die schade aan archeologische waarden zullen veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek. Daarnaast legt deze wet ook de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen de archeologische waarden vast te leggen en daarmee rekening te houden..
In het kader van deze inwerkingtreding wordt momenteel ook een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart opgesteld. Deze zal een plaats krijgen in het gemeentelijke beleid en wordt naar verwachting opgenomen in de gemeentelijke Monumentenverordening.
De Haagse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar zeer ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe deze waarden in het bestemmingsplan worden beschermd.
Verkeer En Parkeren
onbekend 2010
Op 27 juni 2002 heeft de gemeenteraad van Den Haag het 'Verkeersplan, verkeersbeleid tot 2010 vastgesteld. Het behelst het gemeentelijk verkeer- en parkeerbeleid in deze periode. Het is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten van goede doorstroomroutes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid.
Autoverkeer: 'concentratie op een stelsel van hoofdverkeerswegen'
Gemeente Den Haag wil in het Verkeersplan het gemotoriseerd verkeer zoveel mogelijk concentreren op een stelsel van hoofdverkeerswegen met voldoende capaciteit. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken. Het is van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers.
In het verkeersplan wordt de volgende rangorde gehanteerd ten aanzien van de wegenstructuur:
- a. Hoofdverkeerswegen: de intensiteit van het verkeer op hoofdverkeerswegen is relatief hoog. De maximumsnelheid is in de meeste gevallen 50 km/h, incidenteel 70 km/h. De directe ontsluiting van aanliggende bestemmingen via in- en uitritten wordt evenals het langsparkeren zoveel mogelijk vermeden. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten).
- b. Buurtontsluitingswegen: dit zijn straten met doorgaande rijbanen voor (gemotoriseerd en niet-gemotoriseerd) verkeer die in hoofdzaak dienen voor de ontsluiting van wijken en buurten en het verkeer tussen deze wijken en buurten. Het aandeel doorgaand verkeer en de intensiteit van het verkeer zijn lager dan bij hoofdverkeerswegen. De maximumsnelheid is 50 km/h, in een enkel geval 30 km/h. Net als hoofdverkeerswegen zijn straten onderdeel van de routes voor de brandweer en andere hulpdiensten, wat bijzondere eisen stelt aan de (her)inrichting van de weg. Parkeren direct langs de weg is mogelijk en in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van direct aanliggende bestemmingen zijn niet uitgesloten.
- c. Erfontsluitingswegen: deze wegen zijn verblijfs- en woonstraten die bestaan uit rijbanen voor alle lokaal, gebiedsgebonden verkeer, ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. De intensiteit en de snelheid van het verkeer – maximaal 30 km/h – zijn laag. Fietsers maken gebruik van de rijweg; aparte fietspaden komen slechts voor als ze ook onderdeel zijn van langere, doorgaande routes. Voetpaden en parkeerplaatsen maken deel uit van het wegprofiel
- d. Verblijfsgebied is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.
In paragraaf 5.2 wordt aan de hand van deze onderverdeling een keuze van verkeersbestemmingen gemaakt.
In Leyenburg wordt de hoofdwegenstructuur op basis van een functionele driedeling hersteld. De stedelijke hoofdwegen (Loosduinsekade en gedeelte Vreeswijkstraat) hebben een duidelijke stroomfunctie terwijl de gebiedsontsluitingswegen alleen bedoeld zijn voor bestemmingsverkeer voor de wijk. De Veenendaalkade en Vreeswijkstraat (het gedeelte tussen de Leyweg en Driebergenstraat) maken deel uit van het hoofdroutenetwerk voor de nood- en hulpdiensten en mogen daarom geen 30 km/u regime kijgen. De overige wegen zijn of worden ingericht als 30 km/u gebied.
Fietsverkeer: 'stelsel van (hoofd)fietsroutes'
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. De openbare voorzieningen voor de fiets (stallingen et cetera) maken integraal deel uit van de inrichting van de openbare ruimte.
In het Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010 is een herkenbaar stelsel van (hoofd)fietsroutes vastgelegd. De (hoofd)fietsroutes sluiten buiten de wijk aan op fietsroutes richting belangrijke bestemmingen in Den Haag. Op niveau van het stadsgewest wordt gestreefd naar een wijdmazig netwerk van doorgaande fietsroutes. Binnen het plangebied maken enkele wegen deel uit van dit netwerk, te weten de Loosduinsekade, Escamplaan, Volendamlaan, Soestdijksekade, Leyweg en Driebergenstraat.
Openbaar vervoer: 'stelsel van verbindende en ontsluitende OV-lijnen'
Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar- vervoerlijnen moet ervoor zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten op een goede aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Paragraaf 2.2.2 noemt alle openbaarvervoerlijnen die het plangebied ontsluiten en met de rest van Den Haag verbinden.
Het tracé van Randstadrail (lijn 4) loopt door Leyenburg. Randstadrail is een concept dat gebruik maakt van ruime tramstellen die over bestaande tram en spoorlijnen rijden. Daarnaast wordt het Haagse tramnetwerk uitgebreid en verbeterd in het kader van Agglonet. In dat kader wordt lijn 2 opgewaardeerd.
Parkeren: 'stellen van parkeereisen'
Het parkeren en stallen van auto's is een belangrijke sleutel in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. De gemeente stelt parkeereisen om de schaarse (openbare) parkeergelegenheid in de stad zo goed mogelijk te verdelen, om het autogebruik zoveel mogelijk te beperken en ten slotte om een leefbare (woon)omgeving te bevorderen. Via een stelsel van parkeernormen wil de gemeente voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw creëren, naast uitnutting van bestaande parkeercapaciteit en bestaande bewonersgarages. Zo mogelijk worden bestaande parkeerproblemen aangepakt, vaak in combinatie met flankerend beleid zoals de (her)inrichting van een weg en met beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen. De parkeersituatie in Leyenburg is geschetst in paragraaf 2.2.2.
De parkeerplaatsen die conform de parkeernormen in een (bouw)plan nodig zijn, moeten op eigen terrein worden gerealiseerd. De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wro zijn de stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke Bouwverordening niet langer van kracht. De parkeernormen zijn daarom in dit bestemmingsplan opgenomen in Parkeren: 'stellen van parkeereisen' van de regels opgenomen.
Leyenburg wordt gerekend tot de woongebieden met hoge intensiteit. Het parkeerbeleid is gericht op het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. In de woongebieden met hoge intensiteit zet het straatparkeren voor bewoners de ruimtelijke kwaliteit onder druk. Het autobezit onder bewoners is te hoog voor de beschikbare ruimte, waardoor vooral in de avond en nacht een tekort aan parkeercapaciteit optreedt. Het beleid richt zich op het strategisch toevoegen van parkeerclusters voor bewoners. Voor nieuwe woningbouw in deze gebieden geldt als uitgangspunt dat het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost.
Economie
Impuls Haagse economie
De nota Impuls Haagse Economie beschrijft de acties die volgens de gemeente Den Haag nodig zijn om de lokale economie in de komende jaren een impuls te geven. Op grond van de uitkomsten van een economische analyse kiest de gemeente Den Haag voor drie ontwikkelingsrichtingen:
- 'Kennis is Kracht'. De gemeente zet sterk in op het uitbreiden van de kennisintensieve sectoren (overheid, zakelijke en financiële instellingen, internationale sector en telecom en multimedia).
- 'Verbeteren van Vestigingsklimaat'. De gemeente zet in op het verbeteren van het gemeentelijk relatiebeheer en dienstverlening, het bevorderen van de veiligheid van ondernemers, het verbeteren van de (inter)nationale en binnenstedelijke bereikbaarheid en het waarborgen van voldoende bedrijfsruimte in stad en regio.
- 'Binden en Boeien' van mensen en bedrijven aan de stad. De gemeente zet in op het versterken van de regie op inhoud en uitvoering van de citymarketing, het aantrekken van meer 'creatieve voorhoede' en prioriteit geven aan vrijetijdseconomie.
In relatie tot onderhavig bestemmingsplan krijgen deze ambities geen specifieke gestalte.
Kantoren
Op 21 februari 2007 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden een nieuwe kantorenstrategie vastgesteld. De strategie is erop gericht vraag naar en aanbod van ruimte voor kantoorbehoevende ondernemingen en instellingen de komende decennia met elkaar in evenwicht te houden, op onderscheiden kwaliteitsniveaus en per deelperiode. Op de bijbehorende locatiekaart zijn in Leyenburg bestaande noch nieuwe kantoorlocaties aangewezen.
Bedrijven
De nota Bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005-2020 geeft aan hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur te versterken voor de periode tot 2020. Tevens zijn in de nota voorstellen opgenomen over het toekomstperspectief van enkele afzonderlijke bedrijventerreinen. Overwegingen van behoud van werkgelegenheid in de stad en versterken van de ruimtelijk-economische structuur liggen daaraan ten grondslag. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers die gebonden zijn aan een binnenstedelijke locatie in de stad te faciliteren.
De gemeente wil in bestemmingsplannen meer ruimte geven aan bedrijfs- en productieruimten voor het MKB, op voorwaarde dat hiervoor geen milieuplanologische bezwaren bestaan. Aangegeven wordt dat kantoorruimte kleiner dan +/-100 m2 langs de woonstraten in de wijk een plaats kunnen krijgen en kantoorruimte tot aan +/-500 m2 langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen, en dat dit gestimuleerd moet worden door bestemmingsplanmatig hiervoor de ruimte te maken.
In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe dit in het bestemmingsplan is opgenomen.
Functiemenging
In de Structuurvisie Den Haag 2020 wordt het plangebied ten westen van de Escamplaan als woongebied, en ten oosten daarvan, als werkgebied aangeduid. Dit laatste deel echter vormt ook een woongebied. De functiemenging wonen-werken aan huis biedt mogelijkheden om de monofunctionaliteit in de wijk van het wonen tegen te gaan, bewoners te binden en werkgelegenheid te creëren.
De Huisvestingsverordening Haaglanden/Woningwet (artikel 30) geeft aan dat een woning voor maximaal 30% van de gebruiksoppervlakte voor werkfuncties mag worden gebruikt. Dit percentage mag hoger liggen als het een zeer groot pand betreft. Detailhandel in woningen is slechts toelaatbaar in aangewezen concentratiegebieden. Daartoe behoren de woningen in het plangebied niet.
In de Nota woonwerkwoningen worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor woonwerkwoningen: overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijventerreinen en langs doorgaande wegen en spoorwegen. In dat kader is besloten om alleen werkruimten kleiner dan 100 m2 te faciliteren langs woonstraten en grotere werkruimten (tot aan 500 m2) bij voorkeur langs doorgaande wegen te stimuleren bij herstructurering. Incidenteel is werkruimte in de woonstraten tussen 100-500 m2toelaatbaar. In de wijk is geen sprake van een herstructureringsopgave van de woningvoorraad, waarmee in dat kader dit type woningen niet geprojecteerd kan worden. De toelaatbare werkfuncties betreffen het aan huis verbonden beroep en het aan huis verbonden bedrijf voor zover zij in een woonomgeving passen, en de woonwerkwoningen.
In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe dit in het bestemmingsplan is opgenomen.
Horeca
Op 14 september 2000 heeft de gemeenteraad de 'Structuurvisie Horeca Den Haag' vastgesteld. De voornaamste doelstelling van het hierin geformuleerde beleid is een duidelijke kwaliteitsverbetering van de Haagse horeca en daarmee een optimale aansluiting op de wensen van de consument. Uitgangspunten van de Structuurvisie Horeca zijn:
- het stimuleren van horecaconcentraties met diversiteit in aanbod;
- een experiment met verruiming van de openingstijden in de uitgaanskernen;
- buiten deze concentraties overgaan tot vermindering van het aantal horecabedrijven.
De staat van horeca-inrichtingen deelt horecabedrijven in vier verschillende categorieën, waarbij categorie I de lichtste vorm van verkoop is (bijvoorbeeld een ijssalon) en waarbij categorie IV geldt als de zwaarste vorm (bijvoorbeeld een discotheek). In de staat van horeca-inrichtingen wordt nader ingegaan op een aantal definities van te onderscheiden horeca-inrichtingen en de opzet van een beoordelingssysteem. Aan de hand van een aantal beoordelingscriteria kan worden bepaald tot welke categorie een bepaalde horeca-inrichting moet worden gerekend. Paragraaf 5.2 verantwoordt welke categorie van toepassing is, indien een bestemming horeca toestaat.
Detailhandel
Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. Zij geeft de ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. De vestiging van nieuwe winkels wordt aan dit beleid getoetst.
Ten aanzien van nevenverkopen wordt gesteld dat slechts een beperkt winkelaanbod is toegestaan, vrijwel uitsluitend gericht op de bezoekersdoelgroep van de betreffende instelling. Op deze locaties is maximaal 250 m2 bvo toegestaan met units van maximaal 100 m2 bvo. Deze locaties mogen niet verstorend werken ten opzichte van de wijk- en buurtstructuur.
Ten aanzien van kiosken (nieuw te plaatsen en uit te breiden) wordt aangegeven dat de locaties in het bestemmingsplan vastgelegd dienen te worden. Voor een kiosk geldt een maximale oppervlakte van 20 m2 en dient zodanig te zijn gesitueerd dat deze geen belemmering vormt voor loopstromen of verkeer.
In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe dit beleid in het bestemmingsplan is opgenomen.
Onderwijs, Cultuur, Welzijn En Sport
Onderwijs en peuterspeelzaakwerk
Onderwijs
Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente, in samenwerking met de schoolbesturen, voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het primair, speciaal en voortgezet onderwijs over de stad en zijn de scholen – op termijn - zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest.
Peuterspeelzaalwerk
De gemeente streeft er naar om alle GOA-basisscholen (Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid) samen te laten werken met een gesubsidieerde peuterspeelzaal zodat ze alle uiteindelijk voorschool worden. Een voorschool bestaat uit een peuterspeelzaal en een GOA-basisschool die dezelfde Voor- en Vroegschoolse Educatie programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk, dat de peuterspeelzaal gehuisvest is in of in de nabije omgeving van de samenwerkende basisschool.
In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe onderwijs in het bestemmingsplan is opgenomen.
Cultuur
De gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Periodiek staat de gemeente –evenals het rijk- uitgebreid stil bij de stand van zaken van de kunst en cultuur in Den Haag waarbij de verdeling van de financiële middelen voor de cultuursector integraal wordt afgewogen.
Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, beeldende kunstinstellingen, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. Voor het publiek minder zichtbaar maar voor het kunstklimaat niet minder belangrijk, wordt daarnaast op tal van plaatsen, in tijdelijke en permanente ateliers, broed- en werkplaatsen in relatieve luwte kunst geproduceerd en getoond. In de periferie van de binnenstad, doch niet in dit bestemmingsplangebied, bevindt zich een concentratie van dergelijke plekken.
Welzijn
Welzijn in de wijk
Met het raadsbesluit Welzijn in de wijk is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:
- het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
- bewoners in staat te stellen om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
- het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
- het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.
Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wij- en buurtniveau en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.
Kinderopvang
In het gebied is een aantal kindercentra aanwezig, waarin door verschillende organisaties zowel dagopvang als buitenschoolse opvang wordt aangeboden. Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang wettelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. Binnen het plangebied bevinden zich verschillende welzijnsvoorzieningen in de vorm van onder meer een moedercentrum in een pand van de Stichting Mooi Escamp. In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe hiermee in het bestemmingsplan is omgegaan.
Maatschappelijke zorg en volksgezondheid
In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening en voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.
Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunne worden geleverd.
Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang.
Levensovertuiging
De nota 'Gebedsruimte in Den Haag' (september 2005) van de gemeente Den Haag wees op basis van onderzoek uit dat in de komende vijf tot tien jaar de vraag naar gebedsruimte aanzienlijk toeneemt: voor 25 tot 60 religieuze organisaties moet circa 20.000 m² bvo aan religieuze voorzieningen beschikbaar komen. In het plangebied is al een groot aantal voorzieningen voor verschillende religies gevestigd. Dit plan maakt de vestiging van voorzieningen ten behoeve van levensovertuiging – met inbegrip van daarbij horende culturele en maatschappelijke activiteiten – mogelijk binnen de definitie van maatschappelijke voorzieningen.
Sport
De doelstelling van het gemeentelijke Sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat. Dit met het oogmerk dat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig en intensief sporten, op een prettige verantwoorde manier en bij voorkeur in georganiseerd verband. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:
- voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
- een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
- herkenbare topsport te faciliteren;
- maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
- sportverenigingen te ondersteunen;
- kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk te maken.
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.
Binnen het plangebied bevinden zich drie sportverenigingen: korfbalvereniging Die Haghe aan de Baambruggestraat 8, Dojo Lu Gia Yen aan de Baambruggestraat 6 en turnvereniging Donar aan de Renswoudelaan. In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe deze functie in het bestemmingsplan wordt bestemd.
Spelen
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaand tabel geeft voor Den Haag invulling aan de nieuwe richtlijn.
Tabel 1: Actieradius, speelbelasting en speeloppervlakte
Leeftijdsgroepen* | 1 speelplek / per hoeveel kinderen | Actieradius | Speeloppervlakte | ||
0-6 jaar | 50 tot 75 kinderen | 100 tot 150 meter | 200 m2 | ||
7-12 jaar | 75 tot 100 kinderen | 400 tot 600 meter | 500 m2 | ||
13-18 jaar | 100 tot 125 kinderen | 1000 meter | > 750 m2 |
Daar waar in de richtlijn van 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dient de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied, samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.
In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe speelruimte in het bestemmingsplan is opgenomen.
Groen
Groen kleurt de stad
Op 13 oktober 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de nota 'Groen kleurt de stad - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015' vastgesteld. Het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker. Het beleidsplan biedt ook een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen. Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
- a. ruimte voor groen in en om de stad;
- b. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
- c. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
- d. samen het groen beheren.
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.
In het bestemmingsplangebied Leyenburg maken de bomenrijen langs de Leyweg en Loosduinsekade deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Het Laakkanaal en het kanaal langs de Soestdijksekade en het kanaal langs de Veenendaalkade maken tevens deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur en zijn aangegeven als “water van belang voor de groenstructuur”. Langs de Escamplaan is een ambitie voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur aangegeven in de vorm van een bomenstructuur.
onbekend 2008 -2018
In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
De bomenlanen aan de Leyweg en de Loosduinsekade en de waterlopen langs de Veenendaalkade, Soestdijkse kade en de Loosduinsekade maken deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. De bomenlanen hebben een functie als verbindende structuren voor kleine zoogdieren, vogels en vleermuizen. Op de kades van de watergangen kunnen bijzondere muurvegetaties aanwezig zijn. Ook vormen de watergangen een verbinding voor soorten van natte omstandigheden, zoals vissen en watervogels.
Milieu
Inleiding
Tien voor milieu
Op 2 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Den Haag de nota 'Tien voor milieu; Contourennota voor milieubeleid 2006-2010' vastgesteld. De nota is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010.
In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing. De nota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame wereldstad aan zee. Het gebiedsgericht milieubeleid is daarbij hét instrument om de milieubelangen in te brengen in de dynamiek van de ruimtelijke ontwikkeling.
Handreiking Gebiedsgericht Milieubeleid
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid (2005) dat werd geïntroduceerd in het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 welk plan door bovengenoemde Contourennota is opgevolgd. Het gebiedsgericht milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied waardoor de kwaliteiten van dat gebied verbeterd of beter beschermd kunnen worden.
Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip moeten hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengde gebieden met accent op wonen ('gemengd wonen'), gemengde gebieden met accent op werken ('gemengd werken'), verkeersinfrastructuur, groene hoofdstructuur en water.
Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Gemengd wonen'. Dit gebiedstype kent een beperkte mate van functiemenging. De belangrijkste functie is wonen en de voorzieningen in het gebied staan in beginsel ten dienste van het gebied zelf.
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:
- Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
- Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
- Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.
Leyenburg behoort tot het gebiedstype Gemengd wonen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de volgende milieuambities richtinggevend.
thema | ambitie |
Bodem | extra |
Externe veiligheid | maximaal |
Geluid | maximaal |
Lucht | maximaal |
Mobiliteit | extra |
Schoon | extra |
Water | basis |
Natuur | extra |
Klimaat | maximaal |
Duurzaamheidsparagraaf
De duurzaamheidsparagraaf is van toepassing op alle Haagse raadsvoorstellen en collegebesluiten op het gebied van ruimtelijke ordening, openbare ruimte, water en riolering, verkeer, groen en recreatie, bouwen en wonen. De duurzaamheidsparagraaf is gekoppeld aan het Gebiedsgericht Milieubeleid. In deze duurzaamheidsparagraaf is aangegeven wat voor dit gebiedstype het ambitieniveau bij de onderscheiden milieuthema's is en welke maatregelen zullen worden genomen om de verschillende ambities zo goed mogelijk te bereiken. Voor Leyenburg is het gebiedstype 'Gemengd wonen' toegekend en voor het milieuthema water een tweetal gebiedstypen: ten westen van de Veenendaalkade 'boezemwater' hetgeen water dat siert inhoudt (paragraaf 4.1.2). Ten oosten van deze weg is het type water dat behaagt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van ambitieniveaus en ambities. Bij de ambitieniveaus 'extra' en 'maximaal' wordt de naleving van de normstelling in wet- en regelgeving – het ambitieniveau basis - aangevuld met wens tot een extra inspanning respectievelijk met de maximaal praktisch haalbare ambitie.
De mogelijkheden in dit ruimtelijk project worden getoetst aan de ambitie van het milieuthema. De resultaten daarvan vormen de grondslag voor een afweging van de duurzaamheid van de ingreep.
thema | ambitie | ambitie | maatregelen | ||
bodem | Extra | Functiegerichte verwijdering; één niveau hoger saneren bij beide. | Het bestemmingsplan beoogt geen functiewijziging, zodat van een noodzaak tot onderzoek naar verwijdering geen sprake is. Zie paragraaf 4.3. | ||
externe veiligheid | maximaal | Geen transport gevaarlijke stoffen over de weg; geen vestiging bedrijven met extern veiligheidsrisico; voldoen aan bestemmingsplan parapluherziening detailhandel vuurwerk | Het plan behelst geen infrastructurele of verkeerswegenwet maatregelen; geselecteerde soorten bedrijven kennen geen extern veiligheidsrisico; uitsluiting van verkoop van vuurwerk bij omschrijving detailhandel. Zie paragraaf 4.4. | ||
geluid | maximaal | Binnenniveau als gevolg van geluid buiten 35 dB(A)-etmaalwaarde; verkeerslawaai niveau op de gevel rustig tot stil; geen verruimingsmogelijkheden | Het plan behelst geen infrastructurele of verkeerswegenwet maatregelen.; niet-woonfuncties op de begane grondlaag schermen het geluid verder af; van verruimingsmogelijkheden is gebruik gemaakt omdat er sprake is van vervangende nieuwbouw. Zie paragraaf 4.6. | ||
lucht | maximaal | NO2 :handhaving van bestaande niveau, concentratie lager dan 36 µg/m3; PM10: maximaal 35x overschrijding van het 24-uurs gemiddelde, jaargemiddelde lager dan 36 µg/m3 | Het plan behelst geen infrastructurele of verkeerswegenwet maatregelen. Zie paragraaf 4.5. | ||
mobiliteit | extra | Kleinschalige autovrije gebieden, infrastructurele maatregelen ter bevordering van de doorstroming en tegengaan milieueffecten van verkeer; sturend parkeerbeleid en op eigen terrein; dubbelgebruik parkeerplaatsen; beperken toegankelijkheid voor vrachtverkeer; verdichten netwerk openbaar vervoer; fietsers en voetgangers gelijkwaardig aan gemotoriseerd vervoer. | Het plan behelst geen infrastructurele of verkeerswegenwet maatregelen. Aan de wettelijke en semi-wettelijke normeringen voor lucht en geluid wordt voldaan; parkeernormen voor parkeren op eigen terrein in bestemmingsplan; dubbelgebruik is mogelijk; selectie bedrijven beperkt vrachtverkeer tot aanvaardbare omvang; bebouwing wordt ter plekke van tramlijnen en in de bebouwde kom gesitueerd. Zie paragraaf 3.5. | ||
schoon | extra | Zwerfvuil vermijden; onkruid. | Het plan behelst geen maatregelen voor het beheer van de openbare ruimte, (zie paragraaf 3.2) voor vuilcontainers dienen verplicht inpandig ruimten ingericht te worden. | ||
water | basis | Acceptabele waterkwaliteit; ecologische kwaliteit stowa klasse I tot III; overstorten belasten het oppervlaktewater; veel inlaat en uitlaat van water, afvoeren mag; hier en daar puntlozingen; diffuse lozingen aanwezig; beperken doorspoeling; beperkt aantal natuurvriendelijke oevers; beperken drijfvuil; beperken water op straat, aansluiten ongerioleerde panden; afkoppelen bij nieuwbouw en herstructurering als kosten en baten die toelaten; lokaal maatregelen ter beperking van overlast wanneer grondwater hoger staat dan -70 cm onder maaiveld; stimuleren gebruik regenwater; voorlichting en educatie | In het plangebied is geen oppervlaktewater en zijn geen natuurvriendelijke oevers aanwezig; de panden worden aangesloten op een gescheiden rioleringsstelsel. Dit wordt in de realiseringsovereenkomst verplicht gesteld. Zie paragraaf 4.7. | ||
natuur | extra | Versterken bomenstructuur | De bomenrijen langs de Leyweg en Loosduinsekade maken deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Langs de Escamplaan is een ambitie voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur aangegeven in de vorm van een bomenstructuur. In Leyenburg zijn monumentale bomen aanwezig op de locatie buitenplaats Volendamlaan (Hollandse lindes en een paardenkastanje). Zie paragraaf 3.8 en 4.8. | ||
klimaat | maximaal | CO2-neutraal d.m.v. stadsverwarming PV-zonnepanelen, zonneboilers, etc.; ten aanzien van verkeer 40 tot 60% emissiereductie van CO2 in 2030 ten opzichte van 1990. | Het plangebied ligt in de buurt van een stadverwarmingscentrale; het plan behelst geen maatregelen van bouwkundige aard; doordat op de zuidzijde geen breedte aan bebouwing voorhanden is, is het voordeel van passieve zonne-energie beperkt; de bebouwing trekt de gevels door op de hoeken door, wat tot energiebesparing leidt. Zie paragraaf 4.2. |
Duurzaam Bouwen
De gemeente Den Haag streeft naar duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen behelst onder meer de toepassing van technieken die leiden tot CO2-neutrale en gezonde gebouwen en het gebruik van milieuvriendelijke materialen en waterbesparende apparatuur. Met haar beleid gericht op duurzaam bouwen wil de gemeente Den Haag de milieubelasting van bouwen fors verminderen. Dit beleid is complementair aan het gebiedsgericht milieubeleid (paragraaf 4.1.2). Duurzaam bouwen speelt een belangrijke rol bij het ambitieniveau maximaal voor het thema klimaat, binnen het thema water waar het gaat om ontkoppelen van hemelwater en ook bij het ambitieniveau basis voor het thema lucht.
De gemeente en haar partners beschikken samen over een aantal stimuleringsmaatregelen, gericht op het proces en de implementatie van duurzaam bouwen. De gemeente beveelt het concept Lage Temperatuur Verwarming (LTV) aan, waarmee gebouwen CO2-neutraal worden en toepassing van duurzame energiebronnen mogelijk is, zoals aardwarmte (geothermie) of de warmte die door middel van warmtepompen uit bijvoorbeeld (zee)water gehaald kan worden. Op wijkniveau kan de energieprestatie worden uitgedrukt in een Energie Prestatie op Locatie (EPL). Een EPL (Energie Prestatie op Locatie) drukt de energieprestatie van een gebouw of een wijk uit: een CO2-neutrale wijk heeft een EPL van 1,0; de EPC van woongebouwen moet in dat geval onder de 0,6 liggen. In een deel van het plangebied wordt al gebruik gemaakt van Lage Temperatuur Verwarming van bodembronnen en/of van de energiecentrale aan de De Constant Rebecquestraat. Daarmee neemt het rendement van de energiecentrale toe en neemt de uitstoot van NOx af. Verder moet in het plangebied overal duurzame energieproductie (wind, zon) mogelijk zijn en moet de bodem voor energieopslag kunnen worden gebruikt.
Op gebouwniveau kan men het instrument Gemeentelijke Praktijk Richtlijn voor duurzaam bouwen (GPR) of vergelijkbare instrumenten toepassen. Dit bevordert prestatiegericht ontwikkelen en de ontwerpvrijheden blijven maximaal. Het Haags beleid voor duurzaam bouwen is vastgelegd in het raadsbesluit 'Duurzaam bouwen: Den Haag op weg naar een acht!' (2007). Met de GPR kan men op een schaal van 0 tot 10 het duurzaamheidniveau berekenen: alle nieuwbouw in Den Haag moet minimaal een 7 scoren, in 2009 mogelijk minimaal een 8. Een maatregel op het gebied van duurzaam bouwen die in het plangebied kan worden toegepast is de aanleg van groene daken die fijnstof, water en C02 binden. Bovendien koelen zulke daken in de zomer en isoleren ze in de winter.
Een zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van bouwmaterialen die vrijkomen door sloop is eveneens een speerpunt van beleid.
Bodem
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling danwel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
- a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
- b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
- c. het treffen van de beheersmaatregelen.
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.
Waar voorheen en nog steeds kleine bedrijven met bodembedreigende activiteiten waren en/of zijn gevestigd, is sprake van verdachte deellocaties. Hiervoor vond nog geen bodemonderzoek plaats. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering plaatsvond, moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd en eventueel worden gesaneerd. Daarnaast zijn er locaties waar het reeds uitgevoerd bodemonderzoek sterk verouderd, dat wil zeggen ouder dan vijf jaar is. Als voor deze locaties plannen voor herinrichting en/of nieuwbouw worden ingediend, moet het bestaand bodemonderzoek worden geactualiseerd
Naast het feit dat nog niet overal bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/ herinrichtingsplannen zijn, zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.
Externe Veiligheid
Algemene beginselen externe veiligheid
Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:
- een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR);
- een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).
In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6(kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.
Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Onderstaande afwegingen zijn gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van de weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Het plangebied ligt niet binnen 200 m van de thans geldende Route gevaarlijke stoffen (raadsvoorstel 42, 24 februari 2004, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 maart 2004). Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is daarom niet noodzakelijk.
Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een spoorlijn. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk.
Buisleidingen
Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid van hogedruk aardgastransportleidingen en de toetsingsafstanden volgens de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen, van 26 november 1984. Het plangebied ligt buiten de toetsingsafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Een nadere risicobeoordeling op grond van deze circulaire is niet noodzakelijk.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in de Memorandum van de Gasunie “Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3” van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07. Het plangebied ligt buiten de inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend/verantwoord.
Inrichtingen
Er zijn geen LPG-tankstations aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m (inventarisatieafstand) vanaf de grens van het plangebied.
Binnen het plangebied is een gasdrukregel- en meetstation gesitueerd (Monnickendamplein). Volgens de provinciale risicokaart van Zuid-Holland geldt voor dit gasdrukregel- en meetstation een veiligheidscontour van 25 m, gerekend vanaf de buitenkant van het gebouw. De veiligheids-afstand volgt uit artikel 3.12 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Deze contour geldt voor een gasdrukregel- en meetstation met een jaarlijkse doorzet van meer dan 40.000 m3 aardgas. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare bestemmingen worden gerealiseerd. De capaciteit van het hierboven genoemde station is overigens in werkelijkheid kleiner.
In de nabijheid van het plangebied zijn twee andere gasdrukregel- en meetstations gesitueerd (Zuidwoldestraat nabij Leyweg en Zuiderparklaan). De contour van elk van deze stations bevindt zich buiten de plangrens.
In de nabijheid van het plangebied is het Zwembad Escamphof gesitueerd (Escamplaan 57). Voor chloorbleekloog gelden geen wettelijke veiligheidsafstanden (PR-contour). Wel moet beoordeeld worden of sprake is van 'verhoogd gevaar' voor de bevolking, volgens de Leidraad Risico Inventarisatie, deel Gevaarlijke Stoffen (LRI-GS).
De drempelwaarde voor chloorbleekloog is 200 liter in een tank of procesinstallatie (categorie N14 van de drempelwaardetabel van de LRI-GS). Wanneer de hoeveelheid chloorbleekloog in een of meerdere tanks deze drempelwaarde overschrijdt moeten de effectafstanden worden bepaald. Omdat het chloorbleekloog is opgeslagen in jerrycans en dus niet in tanks, is de LRI-GS niet van toepassing. De hoeveelheid chloorbleekloog in de inrichting is bovendien beperkt en bevindt zich op grote afstand van de plangrens (circa 350 m).
Lucht
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Daarmee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Alle projecten in uitvoering, waarvoor nog geen (ontwerp)besluit is genomen voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet, moeten worden getoetst aan de Wet milieubeheer. Indien een (ontwerp)besluit is genomen voor een project voor de inwerkingtreding van de wet dan is het Besluit luchtkwaliteit 2005 van toepassing.
Voor het voorliggende bestemmingsplan is geen (ontwerp)besluit in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening vastgesteld voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer is daarmee onverkort van toepassing. In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.
In het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is aangegeven dat tot de vaststelling van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geldt dat het begrip NIBM, de toename aan de concentraties NO2 en PM10 als gevolg van de planontwikkeling, moet worden gelezen als niet meer dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde.
Het betreft hier echter een conserverend bestemmingsplan waarbij verder geen ontwikkelingen plaatsvinden. Het bestemmingsplan voegt geen nieuwe bestemmingen toe. Op grond van deze overwegingen kan reeds zonder detailonderzoek worden vastgesteld dat het bestemmingsplan Leyenburg voldoet aan de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteit staat derhalve de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.
Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Bij de reconstructie van wegen en/of spoorwegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld in het kader van de Wgh.
Het onderhavige bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een weg en/of spoorweg is ook niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek voor het bestemmingsplan Leyenburg niet noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.
Water
Kaderrichtlijn Water
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De Europese Kaderrichtlijn water beoogt de bescherming van aquatische ecosystemen en het duurzaam gebruik van water. Het beleid van WB21 en KRW zijn de twee pijlers van het integrale waterbeleid en zijn in 2003 gebundeld in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), waaraan rijk, provincies, waterschappen en gemeenten zich hebben geconformeerd. Doelstelling is om in 2015 de waterhuishouding op orde te hebben en richting 2050 op orde te houden. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Een belangrijk element van de Kaderrichtlijn Water is de realisatie van natuurvriendelijke oevers.
onbekend 2006 -2009
In 2005 heeft het Hoogheemraadschap van Delfland haar waterbeheersplan geactualiseerd: Waterbeheersplan 2006-2009, Realiseren en intensiveren. In dit plan ligt het accent op het realiseren van de opgestelde plannen en het intensiveren van de uitvoering ervan. De thema's waarbinnen dit plaatsvindt zijn: veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid, bruikbaarheid, aanleggen en beheren, overleggen, samenwerken, reguleren en toezicht houden. Het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Kaderrichtlijn Water vragen om daadkrachtige uitvoering van een groot aantal maatregelen. Goede samenwerking en overleg met gemeenten ten aanzien van de watertoets van ruimtelijke plannen is een belangrijk streven.
Delfland streeft naar water als sturend beginsel in de ruimtelijke ordening. Delfland hecht veel waarde aan een robuust watersysteem en verlangt daarom een waterbergend vermogen van 325 m³ per ha voor nieuw in te richten stedelijk gebied. Ten aanzien van de waterkwaliteit in de boezemwateren streeft Delfland naar concentraties die voldoen aan de MTR-waarden van de Vierde Nota waterhuishouding.
onbekend 1998 -2012
De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen een plan voor het stedelijk waterbeheer opgesteld: Waterplan Den Haag 1998-2012 (1999). In het plan is het 'integraal waterbeheer' in Den Haag concreet uitgewerkt. Het plan behelst een visie op het samenhangend beheer van riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater in Den Haag op middellange termijn.
Met haar ligging aan zee, duinen, grachten, polders en stadsparken vervult water in de gemeente Den Haag verschillende rollen: de functie van water in het centrum is anders dan die van water langs de duinen of in de Noordpolder en het Wateringse Veld. Oppervlaktewater, bijvoorbeeld grachten en boezemwater, is bepalend het functioneren van het totale watersysteem. Vanwege het karakter van een grote stad als Den Haag en de verschillende rollen die water erin vervult, kiezen het hoogheemraadschap en de gemeente in het Waterplan Den Haag 1998-2012 voor drie verschillende ambitieniveaus voor het stedelijk watersysteem:
- in 'Water dat siert' staat de belevingswaarde centraal. Oppervlaktewater ziet er aantrekkelijk uit, stinkt niet, wateroverlast wordt voorkomen en er is ruimte voor oever- en waterplanten en een aantal diersoorten. Recreatie zoals sportvissen en kanoën is mogelijk. Vooral water in en rond het centrum moet aan deze ambitie voldoen.
- 'Water dat behaagt' staat naast de belevingswaarde duurzamer beheer en een sterkere natuurwaarde voor.
- bij 'Water dat leeft' is sprake van een duurzaam beheer en kan zich natuur ontwikkelen die afhankelijk is van goed water. Vervuiling waaronder die uit riooloverstorten is zo goed als geëlimineerd.
Waterbergingsvisie Den Haag
Na het Waterplan Den Haag 1998-2012 brachten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld en stelden zij samen de Waterbergingsvisie Den Haag (2003) op, waarin met name gekeken wordt naar het waterbergingsvraagstuk en de eventuele oplossingsrichtingen. Op basis van de Watervisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt.
Uitgangspunt van de Waterbergingsvisie Den Haag is het voorkomen van problemen met waterberging bij nieuwe ontwikkelingen in de stad door uitvoering van de maatregelen voor verbetering van de waterberging die in de visie zijn opgenomen. Maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit blijven bij nieuwe ontwikkelingen nog wel noodzakelijk. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen wegen Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland in onderling overleg water mee in de planvorming en passen zij water op een creatieve manier in het stedelijk gebied in.
Watertoets
Voor elke poldereenheid in Den Haag is aangegeven welk ambitieniveau wordt nagestreefd. Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied, in het boezemgebied. Voor het boezemgebied geldt het ambitieniveau 'water dat siert': het water van de watergangen langs de Lijnbaan, de Noordwest-Buitensingel en de Noordwal moet er aantrekkelijk uitzien, mag niet stinken et cetera. Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland toetsten in het licht van dit ambitieniveau het water in het plangebied op waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen (veiligheid) en ecologie:
- Waterkwantiteit. Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied dat ligt in de Eshofpolder. Na maatregelen die afgesproken zijn in de Waterbergingsvisie zal een maximaal toelaatbare peilstijging van 60 cm mogelijk zijn. Op basis van de Watervisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Overeenkomstig de Watervisie behoeven in dit plan geen maatregelen te worden opgenomen. Binnen het bestemmingsplan behoeft geen extra ruimte te worden gereserveerd om maatregelen te kunnen realiseren. Eén van de uitkomsten in de Watervisie is dat voor de Eshofpolder, door het toevoegen van 1,2 ha. water en door middel van maatregelen anders dan het toevoegen van oppervlaktewater, het thema waterkwantiteit voldoende onder controle zal kunnen worden gehouden.
- Waterkwaliteit. Het gaat hier om wat het effect is van de nieuwe ontwikkeling op de waterkwaliteit. De conclusie is dat dit geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom en geen gebruik van bitumineuze dakbedekking en koper en zink. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel om deze nieuwe ontwikkeling te ontvangen en te verwerken. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater. In dit gedeelte van Den Haag is nog geen gescheiden rioolsysteem. Invoering van dit systeem is wel wenselijk. Bij nieuwbouw worden eisen gesteld aan de aanleg van de riolering. Bij de aanvraag van een bouwvergunning moet in het gebouw wel een gescheiden systeem aangelegd worden tot 1m buiten de rooilijn. Indien de gemeente te zijner tijd overgaat tot het ontkoppelen van het gemengde systeem kan dit op een eenvoudige wijze ter plaatse gebeuren en behoeven er in het gebouw geen werkzaamheden plaats te vinden.
- Waterkeringen (veiligheid). Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is het van belang of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering. Dit kan zijn de zeewering maar het kunnen ook andere waterkeringen zijn zoals boezemkaden, polderkaden of de landscheiding. In het plangebied zijn aan de westzijde van de Soestdijksekade, aan weerszijden van de Veenendaalkade en aan de noordwestzijde van de Loosduinsekade boezemkaden aanwezig.
- Ecologie. Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. Er dient te worden aangeven of deze in het plangebied voorkomen, zoals genoemd in de (gemeentelijke of provinciale) Ecologische Hoofdstructuur. Ook wanneer er toekomstige plannen zijn voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers of natte ecologische verbindingszones, kunnen deze alvast vermeld worden. In het plangebied zijn geen natuurvriendelijke oevers aanwezig of in de planning.
Natuur
Flora- en Faunawet
De op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. Zij legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt zij een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten.
De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.
In het bestemmingsplangebied zijn wijk- en buurtgroen aanwezig. Er zijn beschermde en bijzondere flora aanwezig, onder andere op de kades van de watergangen: Steenbreekvaren, Tongvaren, Ruig Klokje (allen middelste beschermingscategorie) en Muurganzenvoet (relatief zeldzaam). Daarnaast kunnen diverse beschermde faunasoorten verwacht worden, zoals de egel (lichtste beschermingscategorie). De bomenlanen zijn van belang als vliegroutes voor vleermuizen (zwaarste beschermingscategorie) en in de groene elementen in het bestemmingsplangebied kunnen vogels broeden.
Gelet op het laagdynamische karakter van het bestemmingsplan Leyenburg, de stenige omgeving en beperkte ecologische waarden in het plangebied is naar verwachting geen ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig en kan worden volstaan met toetsing aan de flora- en faunawet bij de vergunningverlening. Daarbij zijn de volgende aandachtpunt van belang:
- a. In de eerste plaats kan bij de sloop of renovatie van gebouwen verstoring van soorten als vleermuizen en vogels die in gebouwen broeden (gierzwaluwen, huismussen) worden voorkomen door rekening te houden met de periode waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd, dat wil zeggen bij voorkeur slopen in de periode half september tot half november en van tevoren controleren op verblijfplaatsen van deze soorten;
- b. In de tweede plaats moet bij sloop of renovatie van kades rekening worden gehouden met beschermde muurplanten.
Bij sloop van gebouwen mogen geen verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels verstoord worden. Slopen geschiedt bij voorkeur in de periode half september tot half november, waarbij van tevoren wordt gecontroleerd op verblijfplaatsen van deze soorten. Op de kademuren van de watergangen kunnen beschermde muurplanten groeien. Bij ingrepen op deze locaties dient rekening gehouden te worden met deze soorten.
onbekend 1998
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten) is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.
In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen).
Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden.
Het plangebied ligt niet in of nabij een aangewezen gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet.
onbekend 2005
Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.
Op de ‘Lijst monumentale bomen in Den Haag’ zijn monumentale bomen in Leyenburg opgenomen. Deze staan op de locatie buitenplaats Volendamlaan (Hollandse lindes en een paardenkastanje).
Planbeschrijving
Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken zijn de aanleiding (hoofdstuk 1), de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.2 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf en de bestemmingen in hoofdstuk 6 globaal beschreven worden.
Keuze Van Bestemmingen
Zoals al werd aangegeven heeft het bestemmingsplan als eerste doel om de bestaande ruimtelijke structuur juridisch-planologisch zodanig te regelen, dat deze wat betreft functie, bouwvorm, ligging en afmetingen in een goede ruimtelijke ordening worden ondergebracht.
In eerste instantie worden aan de hand van de bestaande situatie de bestemmingen afgewogen. Als leidraad of als toetsingskader dienen het beleidskader en de milieukwaliteitseisen.
Beleidskader | Vertaling in het bestemmingsplan | |||
Ruimtelijk beleid | ||||
De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. | De bebouwing aan de Soestdijksekade, Loosduinsekade, Vreeswijkstraat en Volendamlaan komt, op basis van de Structuurvisie, in aanmerking voor bouwvolumes in vijf lagen. Langs deze wegen mag de bebouwing tot vijf lagen worden verhoogd, voor zover deze nog niet zo hoog is. Dit is aangeduid op de plankaart met een maximale bouwhoogte van tenminste 15 m. | |||
Op de kaart van het Streekplan Zuid-Holland West is een deel van de Vreeswijkstraat aangewezen als regionale wegverbinding. | De Vreeswijkstraat is bestemd als Verkeer -Hoofdverkeersweg (Verkeer - 1). In deze bestemming is hoofdverkeersweg als doeleind opgenomen, waaronder een regionale wegverbinding kan worden begrepen. | |||
Kantoren, bedrijven, beroep- en bedrijf aan huis, detailhandel en horeca | ||||
In het gemeentelijk beleid ten aanzien van functiemenging wordt aangegeven dat praktijk- en bedrijfsruimte kleiner dan 100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) langs de woonstraten in de wijk en kantoorruimte tot aan 500 m2 bvo langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen. In bestemmingsplannen dient hieraan de ruimte gegeven te worden. | In het gebied Leyenburg komen op diverse plekken kleinere praktijk- en bedrijfsruimten voor. Deze zijn specifiek op de plankaart aangeduid. | |||
In de detailhandelsnota is als uitgangspunt gesteld dat detailhandel op bestaande locaties geconcentreerd moet blijven, er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. Voorts wordt opgemerkt dat in het gemeentelijk beleid gestreefd wordt om detailhandel alleen op de begane grond van een pand toe te laten. Hiermee wordt tevens bevorderd dat boven de winkel wordt gewoond. | Detailhandel is opgenomen als doeleind in de bestemmingen Centrum en Gemengd-1. Het winkelcentrum aan de Volendamlaan is bestemd als Centrum. In de bestemming Gemengd-1 is in lid 5.3 opgenomen dat detailhandel alleen op de begane grond is toegestaan. Wonen is binnen deze bestemming op de verdieping(en) toegestaan, waardoor boven detailhandel kan worden gewoond. | |||
De Horeca Structuurvisie heeft als doel de horeca meer ruimte te geven voor nieuwe initiatieven en nieuwe formules. Centrale doelstelling is concentratie en optimalisatie van horeca. Het plangebied kent geen concentratiegebieden. | De horecavestigingen worden overeenkomstig het gebruik en de ligging bestemd. Horeca is opgenomen als doeleind in de bestemming Centrum. Binnen deze bestemming zijn alleen horeca-inrichtingen die vallen binnen categorie I van de Staat van horeca-inrichtingen als opgenomen in Keuze van bestemmingen toegestaan. Met een ontheffingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor de vestiging van horeca-inrichtingen die niet vallen binnen categorie I van de Staat van horeca-inrichtingen. Daarnaast zijn horeca-inrichtingen in de categorieën I en II mogelijk gemaakt met een aanduiding op de plankaart binnen de bestemming Wonen. In de bestemming Groen is met een aanduiding 'horeca' op de plankaart een horecavestiging mogelijk gemaakt. Het vloeroppervlak mag niet meer bedragen dan 45m2, de maximale bouwhoogte is op de plankaart aangegeven. | |||
Wonen | ||||
In het Regionaal Structuurplan wordt Leyenburg getypeerd als bestaand stads- en dorpsgebied. Het behoort daarmee niet tot de ontwikkelingsgebieden binnen Haaglanden. In het plangebied is 'beheer en behoud van woongebieden' het uitgangspunt. | In het belang van het woonklimaat zijn de woningen in de woonwijk in de bestemming Wonen ondergebracht. De hoofdgebouwen in de bestemming zijn in bouwvlakken ondergebracht. Op de plankaart is de maximale dakhoogte, en voor huizen met kap ook de goothoogte, opgenomen. | |||
In de Woonvisie wordt voor de wijk Leyenburg versterking van het woongebied voorgestaan. De benodigde versterking gebeurt door het benutten van aanwezige potenties. De strategie is “verbouwen en aanpassen” om daarmee de kwaliteit van de woningen en, indien noodzakelijk, de woonomgeving te verbeteren. Daarnaast kan de strategie “verdichten” of “verdunnen” worden toegepast. | Onderhavig bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen zijn in dit plan niet mogelijk gemaakt. Een uitzondering hierop vormt de uitbreiding van bestaande woningen met een dakopbouw. De woningen die hiervoor in aanmerking komen, zijn op de plankaart aangeduid met de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - dakopbouw". In de bouwregels in de bestemmingen Gemengd-1 (artikel 5.2.1) en Wonen (artikel 15.2.1) is de dakopbouwenregeling uitgewerkt. | |||
Conform de Verordening op de Binnenwateren wordt er voor een woon/bedrijfsboot een ligplaatsvergunning verleend. Het kadegebruik vanwege een woonboot wordt in de nota 'Bij het wonen op het water' behandeld. De daarin opgenomen inrichtingbepaling betreft de maximaal beschikbaar te stellen ruimte op de kade en het gebruik van de kade. | Dit impliceert dat de woonboot zelf geen bouwvergunningsplichtig bouwwerk mag zijn of mag gaan vormen. Dit is in de regels tot uitdrukking gebracht. In de regels is de inrichtingsbepaling voor het kadegebruik opgenomen. Onder meer wordt gesteld dat het kadedeel dat gebruikt mag worden gelijk is aan de lengte van de woonboot. De breedte mag niet meer bedragen dan 3 meter, gemeten vanaf de kaderand. Dit kadedeel mag voor een bergruimte en afscheidingen benut worden en voor de bewoning van de woonboot benodigde nutsvoorzieningen. Op het deel mogen verder alleen voor bewoning relevante voorwerpen en kadevoorzieningen worden geplaatst. Daarnaast is in de regels bepaald dat per woonboot één berging is toegestaan met een maximaal bebouwde oppervlakte van 6 m2 en een maximale hoogte van 2,50 meter. Op de niet aan het water gelegen grens van het kadedeel mag een gesloten afzetting van maximaal 1 meter hoog geplaatst worden. Deze voorwaarde is eveneens in de regels opgenomen. | |||
Het belang van de leefbaarheid maakt het noodzakelijk om in het bestemmingsplan de uitsluiting van hennepkwekerijen en drugsdealpanden op te nemen. Dit was tot nu toe in een leefmilieuverordening geregeld. | De Opiumwet verbiedt de vestiging van hennepkwekerijen en drugsdealpanden, zodat in het plan van de uitsluiting daarvan is afgezien. | |||
Projectbesluit Rhenenstraat | Het samenvoegen van de beneden- en bovenwoning (Rhenenstraat 200 en 202) door middel van het plaatsen van een verbindingstrap tussen de twee woningen is opgenomen in de bestemming Wonen. In tegenstelling tot het op het moment van indienen van de bouwaanvraag vigerende Plan Rustenburg Oostbroek IV, is in onderhavig bestemmingsplan geen regeling opgenomen waarin is bepaald dat de bebouwing uit twee woningen boven elkaar moet bestaan. | |||
Verkeer | ||||
Het Verkeersplan (zie paragraaf 3.5) hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied tenslotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie | De rangorde die in het beleid is verwoord is bij de aanwijzing van de bestemmingen gehanteerd. Zo zijn de Vreeswijkstraat (tussen de Driebergenstraat en Soestdijksekade), de Volendamlaan, Soestdijksekade en de Loosduinsekade bestemd als Verkeer - Hoofdverkeersweg (Verkeer - 1). De Leyweg, Veenendaalkade, Vreeswijkstraat (tussen Driebergenstraat en Leyweg), Driebergenstraat en Escamplaan zijn bestemd als Verkeer - Straat(Verkeer - 2). De overige wegen die erven ontsluiten voor het autoverkeer zijn aangewezen als 'Verkeer -Verblijfsstraat (Verkeer - 3). | |||
Het beleid streeft naar stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen. | Het in de bestemmingen Verkeer - Straat (Verkeer -2) en 'Verkeer - Verblijfsstraat (Verkeer - 3) opgenomen bestaande wegennet staat verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen toe. | |||
Het beleid streeft naar een hoofdroutenetwerk voor de fiets | Binnen het plangebied maken enkele wegen deel uit van dit netwerk, te weten de Loosduinsekade, Escamplaan, Volendamlaan, Soestdijksekade, Leyweg en Driebergenstraat. Het in de bestemmingen Verkeer - Straat (Verkeer - 2) bestaande wegen- en padennet biedt de gelegenheid om een hoofdroutenetwerk voor de fiets aan te leggen. | |||
Onderwijs, cultuur, welzijn, sport en maatschappelijke voorzieningen | ||||
De handhaving van de bestaande schoollocaties in het plangebied is het uitgangspunt. Vervangende nieuwbouw of uitbreiding op eigen terrein dient daarbij mogelijk te worden gemaakt. | De scholen in het plangebied zijn bestemd in de bestemmingen Gemengd-2 en Maatschappelijk. Binnen de regels en de op de plankaart aangeduide bouwvlakken is vervangende nieuwbouw en beperkte uitbreiding mogelijk. | |||
Ten aanzien van het plangebied is de inzet gericht op handhaving van bestaande welzijnsvoorzieningen en, waar dat inpasbaar is, potenties te bieden voor nieuwe voorzieningen. | De wijk Leyenburg kent verschillende welzijnsvoorzieningen in de vorm van onder meer de tijdelijke accommodatie Escampade en een moedercentrum van de welzijnsorganisatie. Daar waar deze voorzieningen zich bevinden, zijn zij positief bestemd in de bestemmingen Gemengd-2 en Maatschappelijk. Door de brede doeleindenomschrijving binnen de bestemmingen Gemengd-2 en Maatschappelijkis uitwisseling met andere maatschappelijke voorzieningen mogelijk. | |||
Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in juni 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. | Door kinderopvang in de bestemmingen Gemengd-2, Maatschappelijk en Kantoor uitdrukkelijk mogelijk te maken, ondersteunt de gemeente de realisatiemogelijkheden van kinderopvang. | |||
De gemeente streeft ernaar voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn. | Het sportcomplex aan de Baambruggestraat is ondergebracht in de brede bestemming Gemengd-2. Zo kan worden ingespeeld op veranderingen binnen de accommodatiebehoefte van deze sportvoorzieningen, maar ook voor veranderende vraag binnen de bestemming Gemengd-2. | |||
Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Voor de periode van 5 tot 10 jaar bestaat een behoefte van uitbreiding van de huisvesting voor religieuze organisaties met circa 20.000 m2. | Binnen het plangebied worden voorzieningen voor verschillende religies conform het gebruik bestemd in de bestemming Maatschappelijk. Vestiging van voorzieningen ten behoeve van levensovertuiging – met inbegrip van daarbij horende culturele en maatschappelijke activiteiten – mogelijk is mogelijk door de brede doeleindenomschrijving van de bestemming Maatschappelijk. | |||
Speelbeleid | Leyenburg is een bestaand woongebied, Speelvoorzieningen zijn opgenomen als doeleind in de bestemmingen Gemengd-2, Groen, Maatschappelijk, Verkeer - Straat (Verkeer - 2) en Verkeer - Verblijfsstraat (Verkeer - 3). | |||
Groenvoorzieningen | ||||
Beleidsplan “Groen kleurt de stad” | In het bestemmingsplangebied Leyenburg maken de bomenrijen langs de Leyweg en Loosduinsekade deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Deze gronden zijn opgenomen in de bestemming Groen. Langs de Escamplaan is een ambitie voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur aangegeven in de vorm van een bomenstructuur. Hoewel geen onderdeel van de Groene Hoofdstructuur, is de middenberm van de Volendamlaan met haar monumentale bomen dermate bepalend voor het aanzien van deze laan dat hieraan eveneens de bestemming Groen is gegeven. Verstening van deze zone, bijvoorbeeld ten behoeve van parkeerplaatsen, is ongewenst en wordt hiermee beperkt | |||
Flora- en Faunawet | Aangezien het hier een conserverend bestemmingsplan betreft, gericht op het beschermen van bestaande kwaliteiten en kenmerken, wordt verwacht dat de voorschriften uit de Flora- en Faunawet niet worden overtreden. Er is dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek. Indien toch ruimtelijke ontwikkelingen gepland worden, dient onderzoek plaats te vinden naar de effecten op beschermde soorten en dient zonodig ontheffing aangevraagd te worden. | |||
Water | ||||
In de Kadernota Openbare Ruimte Den haag zijn in het plangebied de waterlopen aangewezen als Lange lijnen identiteitsdragers | De waterlopen zijn opgenomen in de bestemming Water. | |||
Beleidsplan “Groen kleurt de stad” | Het Laakkanaal en het kanaal langs de Soestdijksekade en het kanaal langs de Veenendaalkade maken tevens deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur en zijn aangegeven als “water van belang voor de groenstructuur”. De kanalen zijn opgenomen in de bestemming Water. | |||
Archeologie | ||||
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.4). Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. | De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de bestemming Waarde is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden die niet als bouwen zijn aan te merken, die de grond roeren is een aanlegvergunning verplicht gesteld. |
Dakopbouwen En Extra Bouwlagen
Op grond van de Structuurvisie dient langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe bebouwing in vijf lagen mogelijk te worden gemaakt. In dit plangebied betreft het de Soestdijksekade, Loosduinsekade, een deel van de Vreeswijkstraat en Volendamlaan. Waar de bebouwing nog niet minimaal vijf bouwlagen hoog is, wordt bebouwing in vijf lagen toegestaan. Net als bij de extra bouwlagen worden wel eisen gesteld aan de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid. Indien een bouwaanvraag daartoe aanleiding geeft, kunnen nadere eisen worden gesteld in verband met bezonnings- en stedenbouwkundige inpassingseisen.
Om in de behoefte aan meer woonruimte te voorzien wordt in dit plan de mogelijkheid geboden om op daartoe aangewezen bouwblokken een extra laag aan te brengen. Op de plankaart wordt dit aangegeven met de aanduiding 'extra bouwlaag toegestaan'. In de bebouwingsregels worden daaraan een aantal voorwaarden verbonden. Deze komen in hoofdstuk 6 aan de orde.
Ter illustratie van de reikwijdte van de regel en de ontwerpmogelijkheden, die in principe binnen die regeling qua afmeting toegelaten zijn, zijn enige schetsjes opgenomen.
Juridische Aspecten
Inleiding
Het bestemmingsplan bestaat uit een analoge en digitale plankaart, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2000.
De regels zijn als volgt ingedeeld:
- a. Inleidende regels. De Inleidende regels (artikel 1 en 2 lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
- b. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 17) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een ontheffingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
- c. Algemene regels. De algemene regels (artikel 19 tot en met 23) bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene ontheffingsregels en algemene procedureregels.
- d. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 24, de slotregel in artikel 25.
Inleidende Regels
In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid.
Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Het koeriersbedrijf aan de Durgerdamhof is bestemd als Bedrijf. Een ruimtelijke uitbreiding ter plaatse is echter niet mogelijk. Hiermee wordt een verstoring van het bestaande, acceptabele evenwicht “wonen - bedrijven” voorkomen. Overige bedrijven, waarboven ook woningen gevestigd zijn, zijn bestemd met een aanduiding binnen de bestemming Wonen.
Artikel 4 Centrum
In het plangebied komen alleen enkele verspreide winkelvestigingen voor. Deze activiteiten kunnen een zelfstandige positie behouden. Uitbreiding van het aantal winkels is - gelet op het vorenstaande concentratiebeleid en de nabije ligging van het wijkcentrum - niet gewenst c.q. reëel.
Alle in het plangebied gesitueerde winkels zijn positief bestemd. Het bouwvlak is afgestemd op de omvang van het perceel en de ligging in de wijk. Beperkte uitbreidingsmogelijkheden aan de achterzijde van het pand zijn opgenomen. Hiermee wordt voorkomen, dat de ruimtelijke en functionele karakteristiek wordt aangetast.
Artikel 5 Gemengd-1
De detailhandel op de hoek van de Driebergenstraat en Vreeswijkstraat, de detailhandel en apotheek op de hoek van de Driebergenstraat en Ijsselsteinstraat, de winkelstrip aan het Castricumplein en de detailhandel Lopikplein zijn bestemd als Gemengd-1. Bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca en maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan. Boven deze voorzieningen en detailhandel is wonen, overeenkomstig het huidig gebruik wonen toegestaan.
Artikel 6 Gemengd-2
In het bestemmingsplan zijn de gebouwen voor welzijnsvoorzieningen en sportvoorziengen aan de Baambruggestraat bestemd als Gemengd-2. Het “verkleuren” van deze specifieke maatschappelijke en sportvoorzieningen naar winkels, wonen of andere (centrum)functies is niet voorzien en is zelfs ongewenst. Binnen de bestemming Gemengd-2 is flexibilisering naar gelang de behoefte tussen sportvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen wel mogelijk.
Voor bebouwing op sportvelden wordt met een bebouwingsvlak gewerkt. Daarnaast zijn tribunes, scoreborden, ballenvangers etc. mogelijk binnen de gestelde maximale hoogteregels voor deze bouwwerken, geen gebouwen.
Artikel 7 Groen
Deze groenelementen dragen in belangrijke mate bij tot de kwaliteit van de ruimtelijke structuur. Teneinde bij de inrichting van de openbare ruimte een zo groot mogelijke flexibiliteit te krijgen, zijn deze groenelementen in de bestemming Groen opgenomen. In de groenbestemming aan het Castricumplein is een horecavestiging toegestaan. In artikel 7 zijn regels opgenomen voor de maximale hoogte en oppervlakte van deze horecavestiging.
Artikel 8 Kantoor
Voor de werkgelegenheid zijn deze voorzieningen belangrijk. De aanwezige kantoren zijn dan ook positief bestemd. Waar de omvang van het perceel een en ander toelaat, hebben deze panden enige uitbreidingsmogelijkheid. Hierbij dient te worden gewaakt voor een te grootschalige ontwikkeling. Het bedrijf moet blijven passen in de schaal van dit woongebied, en een te grote verkeersaantrekkende werking c.q. parkeerbelasting dient te worden vermeden.
Voor het bestemmingsplan is uitgegaan van het volgende:
- bestaand gebruik wordt positieve bestemd;
- het bouwvlak omsluit het bestaande hoofdgebouw. Indien de ruimte beschikbaar is, is een beperkte uitbreiding van het hoofdgebouw mogelijk;
- er wordt aangegeven of ter plaatse een bedrijfswoning aanwezig is of aanwezig mag zijn;
- achter het hoofdgebouw is veelal een zone aangewezen, waarin bijgebouwen mogen worden gesitueerd.
Artikel 9 Maatschappelijk
In het plangebied bevinden zich diverse maatschappelijke functies, zoals kinderopvang, peuterspeelzalen, scholen en kerkelijke centra. Deze functies zijn positief bestemd met de bestemming Maatschappelijk, waarin onder andere de doeleinden 'welzijnsvoorzieningen' en 'levensbeschouwelijke voorzieningen' zijn opgenomen. Met deze brede doeleindenomschrijving is functieverandering binnen de bestemming mogelijk en wordt de nodige flexibiliteit ingebouwd. De bouwmogelijkheden zijn in de bestaande situatie reeds overwegend maximaal gebruikt. Dit betekent, dat het bestemmingsplan op deze punten een consoliderend karakter heeft.
Artikel 10 Tuin
De gronden die als Tuin zijn bestemd, liggen aan de voorzijde van de woningen. Deze gronden grenzen aan de openbare weg. Gelet op de waardevolle stedenbouwkundige structuren mogen hier geen aan- en bijgebouwen worden gebouwd.
Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg (Verkeer - 1)
In het plangebied zijn de Loosduinsekade, de Volendamlaan, de Soestdijksekade en een deel van de Vreeswijkstraat aangewezen als Verkeer - Hoofdverkeersweg (Verkeer - 1). Naast rijbanen voor gemotoriseerd verkeer zijn bus- en trambanen en voet- en fietspaden, gescheiden van het gemotoriseerd verkeer, toegestaan.
Artikel 12 Verkeer - Straat (Verkeer - 2)
Wegen met de bestemming Verkeer - Straat (Verkeer - 2) dienen vooral voor de ontsluiting van wijken en buurten en het inter-wijkverkeer. Het aandeel doorgaande verkeer is lager dan bij hoofdverkeerswegen net als de intensiteiten. De toegestane maximum snelheid is 50 km per uur, in een enkel geval 30 km/uur. Deze wegen kunnen ook een rol spelen in de afwikkeling van het openbaar vervoer, al dan niet in de vorm van vrijliggende tram- of busbanen, of zijn onderdeel van de routes voor de brandweer en andere hulpdiensten. Dit laatste stelt bijzondere eisen aan de (her)inrichting van de weg.
Voor fietsers zijn bij voorkeur vrijliggende voorzieningen in het profiel opgenomen naast voetpaden voor de voetgangers. Parkeren direct langs de weg is mogelijk en in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van direct aanliggende bestemmingen zijn niet uitgesloten.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsstraat (Verkeer - 3)
Wegen met de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat (Verkeer - 3) zijn bestemd voor de afwikkeling van lokaal, gebiedsgebonden verkeer, en dienen voor de ontsluiting van buurten en de direct aangelegen bestemmingen. Deze wegen zijn niet bedoeld voor het doorgaande verkeer over grotere afstanden. De intensiteiten en de snelheden van het verkeer zijn laag. Vrijliggende openbaarvervoer voorzieningen zijn niet uitgesloten maar maken slechts bij uitzondering deel uit van het profiel. Fietsers maken gebruik van de normale rijweg; fietspaden komen slechts voor indien ze ook onderdeel zijn van langere, doorgaande routes. Voetpaden en parkeervoorzieningen maken deel uit van het wegprofiel. Binnen de bestemming is een aantal kleine kiosken met een beperkte horecafunctie gevestigd, deze zijn op de plankaart als dusdanig aangeduid met de aanduiding “gemengd”.
Artikel 14 Water
De kanalen en vaarten in het plangebied zijn bestemd als Water. In deze bestemming zijn de bestaande watergangen opgenomen. De oevers maken deel uit van de aangrenzende bestemmingen. Gebouwen zijn niet toegestaan; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn alleen toegestaan voor zover ze bij de bestemming horen (kade, kunstwerken en bruggen voor fietsers en voetgangers), maar zijn niet in hoogte begrensd.
Artikel 15 Wonen
De situering van de woning(en) is vastgelegd middels het bouwvlak. De bouwmogelijkheden binnen het overige deel van het bestemmingsvlak dat is gelegen buiten het bouwvlak zijn afhankelijk van de ligging voor of achter de hoofdbebouwing. Zo mogen aan-/uitbouwen en bijgebouwen slechts achter de achtergevel worden opgericht. De bedoeling hiervan is dat het straatbeeld niet of zo weinig mogelijk door bijgebouwen wordt beïnvloed.
De regeling voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen geeft de marge aan waarbinnen de achtertuinen bebouwd mogen worden. Bij de invulling van deze marge dient specifiek aandacht te worden besteed aan de plaats van de bijgebouwen op het erf. Deze zal zoveel mogelijk gerelateerd worden aan die op de aanliggende huiskavels en op de hoofdbebouwing. Bij de bepaling van de marge is een afweging gemaakt tussen het belang van het bebouwen van een binnenterrein teneinde het beschikbare vloeroppervlak van een woning te vergroten en het belang van de aanwezigheid van licht, lucht, ruimte en groen als toegevoegde waarde voor de woonomgeving en de woning zelf.
Daarnaast is de mogelijkheid opgenomen om m.b.t. daarvoor aangewezen bouwblokken c.q. percelen een extra bouwlaag aan te brengen. Waar dit mogelijk is, is de “specifieke bouwaanduiding – dakopbouw” opgenomen. De maximaal toegelaten oppervlakte van deze bouwlaag is uitgedrukt in een percentage van het dakvlak. Om aan de architect ontwerpruimte te bieden is in de regels een maximale gemiddelde hoogte opgenomen. De regels behelst ook een z.g. nadere eisenregeling. Indien een aanvraag m.b.t. een extra bouwlaag daartoe aanleiding geeft kunnen nadere eisen worden gesteld. Deze nadere eisen kunnen alleen worden gesteld ten aanzien van de situering en de opbouw van het bouwvolume. De hieraan ten grondslag liggende redenen worden ingegeven door het aspect bezonning en dat van de stedenbouwkundige inpasbaarheid. De welstandscommissie toetst of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van criteria, die zijn opgenomen in de Haagse welstandsnota, onderdeel “Extra bouwlagen”.
Aan-huis-gebonden beroep/bedrijvigheid.
In het algemeen worden de volgende beroepen als aan-huis-gebonden aangemerkt: arts, tandarts, fysiotherapeut, dierenarts, advocaat, notaris, accountant en makelaar. In oudere woonwijken treedt van oudsher een aanvullende behoefte op om aan huis activiteiten in de ambachtelijke sfeer uit te oefenen. Een dergelijke ontwikkeling is wel aan een aantal beperkende randvoorwaarden inzake aard, omvang en aantal gebonden. Derhalve wordt er een onderscheid gemaakt in aan-huis-gebonden beroepen en consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten.
Aan-huis-gebonden beroepen in de zin van de zogenaamde vrije beroepen kunnen in de woning worden uitgeoefend. Wel geldt hierbij voor de uitoefening van dergelijk beroep maximaal 30% van het bruto vloer oppervlak van de woning mag worden aangewend.
Tot de consumentverzorgende en/of ambachtelijke bedrijvigheid worden activiteiten gerekend als timmermanwerkplaats, kap- en schoonheidssalon. Deze activiteiten kunnen niet rechtstreeks worden toegelaten. Dit is dan ook de reden dat deze activiteiten in het bestemmingsplan slechts onder voorwaarden mogelijk zijn gemaakt. Voorwaarden zijn dat het gebruik van de woning voor een bedrijf door zijn omvang in de woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, dat niet meer dan 30% van het bruto vloer oppervlak van de woning voor het bedrijf mag worden aangewend, dat de ruimtelijke uitstraling als woning gehandhaafd blijft en dat de parkeer- en verkeerssituatie niet onevenredig wordt belast.
In de onderbouw van enkele appartementencomplexen komen voorzieningen voor. Deze vallen binnen de woonbestemming en zijn positief bestemd met een aanduiding op de plankaart. Tevens is de maximale omvang van de verschillende voorzieningen aangegeven. In enkele gevallen komen in deze plinten van de gebouwen ook bedrijfjes voor. Gelet op de situering betreffen dit alleen lichte vormen van bedrijven behorende tot categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Op verschillende plaatsen is sprake van functiemenging: bedrijven en woningen zijn naast of boven elkaar te vinden. Door de ligging in een woonwijk en de beperkte grootte van de kavels hebben de bedrijven in principe een beperkt ontwikkelingsperspectief. Bovendien zorgen ruimtelijke en milieuhygiënische eisen ervoor dat alleen lichte bedrijvigheid in combinatie met de woonfunctie mogelijk is. De bestaande bedrijven zijn deels bestemd met een aanduiding "bedrijf" binnen de bestemming Wonen. Een ruimtelijke uitbreiding ter plaatse is echter niet mogelijk. Hiermee wordt een verstoring van het bestaande, acceptabele evenwicht “wonen - bedrijven” voorkomen.
Artikel 16 Leiding
Binnen het plangebied is een rioolpersleiding gelegen. Deze leiding, die in het openbaar gebied ligt, wordt middels een dubbelbestemming beschermd.
Artikel 17 Waarde
Op de plankaart zijn de grenzen van het archeologisch waardevol gebied aangeduid (zie paragraaf 2.2.4). Gronden die tegelijk zijn aangewezen voor, bijvoorbeeld, Wonen en Waarde, zijn bestemd voor wonen én het behoud van archeologische waarden. Als men binnen dit gebied de grond wil roeren en men daarbij mogelijk het terrein verstoort, bijvoorbeeld door de aanleg van een fundering, is een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders nodig: een aanlegvergunning. Deze bestemming stelt voorwaarden aan de verlening ervan.
Algemene Regels
Artikel 20 Algemene bouwregels
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn tot 0,2 m wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot 1,2 m ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak en dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan. Ontheffingen van deze algemeen bouwregels worden geregeld in de algemeen ontheffingsregels, in artikel 22
Artikel 21 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.
Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is expliciet ook het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Ontheffingen van de algemene gebruiksregels, ook de ontheffing voor het meest doelmatige gebruik, worden geregeld in de algemeen ontheffingsregels, in artikel 22
Artikel 22 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor geringe afwijkingen in de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is ontheffing mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor afval, glas et cetera.
In deze regels is ook de Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk opgenomen. Bestaande verkoop- en opslagpunten van vuurwerk zijn positief bestemd. Nieuwe vestigingen zijn alleen toegestaan indien burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.
Ten slotte is ontheffing mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.
Een belangrijk element van dit artikel is de ontheffing van het algemeen gebruiksverbod: burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemeen gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de ontheffing niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Artikel 23 Algemene procedureregels
De algemene procedureregels regelen de procedure die burgemeester en wethouders moeten volgen als zij ontheffing willen verlenen.
Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Artikel 25 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Leyenburg'
Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe planologisch-juridische regeling voor een bestaande situatie. Deze regeling gaat uit van consolidering van deze situatie, er zijn geen ontwikkelingen. Er is geen sprake van een plan dat nog dient te worden verwezenlijkt, zodat het aspect van de economische uitvoerbaarheid in die zin niet van toepassing is.
Overleg En Inspraak
Het concept ontwerpbestemmingsplan is op 31 maart 2009 in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:
- 1. Provincie Zuid-Holland
- 2. Politie Haaglanden
- 3. VROM Inspectie Regio Zuid-West
- 4. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
- 5. Hoogheemraadschap van Delfland
- 6. Duinwaterbedrijf Zuid Holland
- 7. Rijsdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
- 8. HTM Infra
- 9. Stedin B.V.
- 10. Tennet TSO BV
- 11. N.V. Nederlandse Gasunie
Alleen van de VROM Inspectie Regio Zuid-West, Tennet TSO BV en de Nederlandse Gasunie is reactie ontvangen. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.
Er is afgezien van het verlenen van inspraak voorafgaande aan het ontwerp-bestemmingsplan, omdat het een sterk conserverend karakter heeft er geen ontwikkelingen zijn. Gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder een zienswijze indienen.
Het voorontwerp-bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie
Voor kennisgeving aangenomen.
Ad 10. TenneT TSO BV
In het plangebied zijn geen eigendommen van TenneT TSO BV aanwezig.
Reactie
Voor kennisgeving aangenomen.
Ad 11. N.V. Nederlandse Gasunie
In het plangebied zijn geen leidingen of stations van N.V. Nederlandse Gasunie aanwezig.
Reactie
Voor kennisgeving aangenomen.
Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging
SBI-code | Omschrijving | Cat. | |
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | ||
014 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | ||
014 | - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² | B | |
014 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B | |
0142 | KI-stations | B | |
15 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||
151 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||
151 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B | |
1552 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B | |
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week | B | |
1584 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||
1584 | - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B | |
1584 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B | |
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | B | |
17 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | B | |
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B | |
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||
181 | Vervaardiging kleding van leer | B | |
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | B | |
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B | |
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
221 | Uitgeverijen (kantoren) | A | |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B | |
2223 | Grafische afwerking | A | |
2223 | Binderijen | B | |
2224 | Grafische reproduktie en zetten | B | |
2225 | Overige grafische aktiviteiten | B | |
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A | |
24 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | ||
2442 | Farmaceutische produktenfabrieken: | ||
2442 | - verbandmiddelenfabrieken | B | |
26 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | B | |
262, 263 | Aardewerkfabrieken: | ||
262, 263 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B | |
267 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||
267 | - indien p.o. < 2.000 m² | B | |
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B | |
28 | VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACHINES en TRANSPORTMIDDELEN) | ||
281 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B | |
284 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B | |
2852 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B | |
287 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B | |
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken | B | |
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | B | |
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A | |
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B | |
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | B | |
3661.1 | Sociale werkvoorziening | B | |
40 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||
40 | - < 10 MVA | B | |
40 | Gasdistributiebedrijven: | ||
40 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | A | |
40 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B | |
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||
40 | - blokverwarming | B | |
41 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | ||
41 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||
41 | - < 1 MW | B | |
45 | BOUWNIJVERHEID | ||
45 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 | B | |
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B | |
5020.4 | Autobeklederijen | A | |
5020.5 | Autowasserijen | B | |
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B | |
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | A | |
5134 | Grth in dranken | C | |
5135 | Grth in tabaksprodukten | C | |
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | C | |
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | C | |
514 | Grth in overige consumentenartikelen | C | |
5148.7 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||
5148.7 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B | |
5153 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||
5153 | - algemeen | C | |
5153 | - indien b.o. < 2000 m2 | B | |
5153.4 | zand en grind: | ||
5153.4 | - indien b.o. < 200 m² | B | |
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||
5154 | - algemeen | C | |
5154 | - indien b.o. <2.000 m² | B | |
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | C | |
5162 | Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid | C | |
517 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | C | |
52 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||
52 | Detailhandel voor zover n.e.g. | A | |
5211/2,5246/9 | Supermarkten, warenhuizen | B | |
5222, 5223 | Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken | A | |
5224 | Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel | A | |
5231, 5232 | Apotheken en drogisterijen | A | |
5249 | Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt | A | |
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | |
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||
5511, 5512 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | A | |
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | A | |
554 | Café's, bars | A | |
554 | Discotheken, muziekcafé's | B | |
5551 | Kantines | A | |
5552 | Cateringbedrijven | B | |
60 | VERVOER OVER LAND | ||
6022 | Taxibedrijven | B | |
6024 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | |
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B | |
61, 62 | VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | ||
61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | A | |
63 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||
6321 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | C | |
6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | A | |
633 | Reisorganisaties | A | |
634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | A | |
64 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||
641 | Post- en koeriersdiensten | C | |
642 | Telecommunicatiebedrijven | A | |
642 | zendinstallaties: | ||
642 | - FM en TV | B | |
642 | - GSM en UMTS-steunzenders | B | |
65, 66, 67 | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | ||
65, 66, 67 | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | B | |
70 | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | ||
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | A | |
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | B | |
712 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | C | |
713 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | |
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | C | |
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A | |
72 | Switchhouses | B | |
73 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |
74 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | A | |
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | |
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | A | |
75 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | ||
75 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | A | |
7525 | Brandweerkazernes | C | |
80 | ONDERWIJS | ||
801, 802 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | B | |
803, 804 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | B | |
85 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | ||
8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | A | |
8514, 8515 | Consultatiebureaus | A | |
853 | Verpleeghuizen | B | |
853 | Kinderopvang | B | |
9001 | rioolgemalen | B | |
91 | DIVERSE ORGANISATIES | ||
9111 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | A | |
9131 | Kerkgebouwen e.d. | B | |
9133.1 | Buurt- en clubhuizen | B | |
92 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||
9213 | Bioscopen | C | |
9232 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | C | |
9234 | Muziek- en balletscholen | B | |
9234.1 | Dansscholen | B | |
9251, 9252 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | A | |
9261.1 | Zwembaden: overdekt | C | |
9261.2 | Sporthallen | B | |
9261.2 | Bowlingcentra | B | |
9262 | Schietinrichtingen: | ||
9262 | - binnenbanen: boogbanen | A | |
9262 | Sportscholen, gymnastiekzalen | B | |
9271 | Casino's | C | |
9272.1 | Amusementshallen | B | |
93 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | B | |
9301.3 | Wasserettes, wassalons | A | |
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | A | |
9303 | Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra | A | |
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | B | |
9305 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | A |
Staat Van Horecainrichtingen
Inleiding
Deze bijlage schetst eerst kort de achtergrond van de staat van horeca-inrichtingen in dit plan en gaat daarna in op de regeling zelf.
Het belang van horeca-inrichtingen moet in een bestemmingsplan worden afgewogen tegen het belangen van bijvoorbeeld wonen en werken. Bij de opstelling van een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen zijn niet alle factoren die verschillende vormen van horeca onderscheiden op voorhand ruimtelijk relevant. Hoewel de jurisprudentie niet een duidelijke lijn trekt, biedt zij toch voldoende aanknopingspunten voor een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen die in een bestemmingsplan kan worden opgenomen. De regeling voorziet in een aantal definities van horeca-inrichtingen en in de opzet van een beoordelingssysteem waarin aan de hand van een aantal beoordelingscriteria bepaald kan worden tot welke categorie een bepaalde horeca-inrichting gerekend moet worden. De betreffende criteria zijn vooral gericht op de beoordeling of een concreet horecabedrijf in functioneel opzicht en uit een oogpunt van het leefmilieu in een bepaalde mate verstorend kan werken. De mate van verstoring (of de afwezigheid ervan) is bepalend voor de indeling in een bepaalde categorie, waarbij categorie I staat voor de lichtste vormen van horeca en categorie IV voor de zwaarste vormen.
Criteria
Uit de Kroonjurisprudentie volgt dat het aanbeveling verdient om aan de hand van ruimtelijk relevante criteria onderscheid te maken naar aard en omvang van horecabedrijven, hetgeen uit de toelichting of anderszins zou moeten blijken (KB 13-9-1999, nr. 7412, BR 1993, p.972). Voorts blijkt dat het belangrijk is de gemaakte keuzes in het bestemmingsplan zo volledig mogelijk te onderbouwen.
- a. Sluitingstijden. Een te zwaar accent op de sluitingstijd van een horecabedrijf vindt de Kroon niet acceptabel (KB 20-5-1992, nr. 4381, BR 1992, p.695). Wel werd de relatie met winkelsluitingstijden als criterium voor winkelgebonden horeca acceptabel geacht (Wnd.Vz.Afd. rechtspraak Raad van State 7-9-1987, BR 1988, p.432).
- b. Overlast. Alleen overlast als motivering van het onderscheid wordt niet geaccepteerd (KB 14-6-1989, nr. 98.014433, BR 1989, p.830), wel mag overlast als één van de uitgangspunten voor het te maken onderscheid dienen (KB 25-6-1993, nr. 5301, BR 1993, p.711).
- c. Alcohol. Naar het oordeel van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (23-3-1993, nr. S03.93.0297) heeft het al dan niet verstrekken van alcohol geen ruimtelijke relevantie. In het KB van 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, nr. 395, werd door de Kroon dit criterium echter wel aanvaard.
- d. Geluidhinder. Onder andere bij laatstgenoemde uitspraak oordeelde de Kroon dat voor het weren van geluidhinder andere instrumenten dan het bestemmingsplan bestaan.
- e. Kwantitatief. Beperkingen in kwantitatieve zin, zoals beperking van de oppervlakte en/of het aantal, worden aanvaardbaar geacht. Dit zijn echt ruimtelijk relevante criteria (KB 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, p.395; KB 30-1-1989, nr. 2365, BR 1989, p.449; KB 7-12-1986, nr. 15, BR 1986, p.429 en KB 11-1-1990, nr. 90.00342, AB 1990, nr. 285).
Naast de aanknopingspunten in de jurisprudentie, biedt de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' enige criteria voor een voldoende duidelijk en relevant onderscheid tussen de diverse horeca-inrichtingen. De meest voorkomende horecafuncties zijn met betrekking tot verkeer geïndexeerd op een 'potentieel aanzienlijke emissie of hinder'. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autoverkeer ten behoeve van goederen en personen van en naar de inrichting. 'Deze index kan een hulpmiddel zijn bij de planning van de ontsluiting en de parkeervoorzieningen, en kan in dat licht een indicator zijn voor de mogelijke hinder in de omgeving', aldus de toelichting in de brochure. Ook de jurisprudentie gaat uit van verkeer als criterium voor het onderscheid in horecafuncties, in de zin van verkeersaantrekkende werking maar ook parkeerdruk.
Afsterfregeling
In de jurisprudentie is een afsterfregeling geaccepteerd (KB 2-10-1989, nr. 23944, BR 1990, p.202 en KB 14-6-1989, nr. 89.014438, AB 1990, nr. 1). Een afsterfregeling houdt in principe in dat indien een horecafunctie in een pand wordt beëindigd, daarin niet opnieuw een horecafunctie terug mag komen.
Definities
- 1. Afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Een inrichting, gericht op de bedrijfsmatige verkoop van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden, anders dan voor gebruik ter plaatse, die door de kopers ter plaatse worden afgehaald, dan wel door de verkoper bij de koper thuis worden bezorgd. Een traiteur wordt met een afhaalwinkel/maaltijdbezorging gelijkgesteld.
- 2. Broodjeszaak. Een inrichting, gericht op de verkoop, veelal voor gebruik ter plaatse van al dan niet ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie tussen 7.00 uur en 19.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waarbij de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte die als zitruimte fungeert minimaal 40% is. Een croissanterie, lunchroom, patisserie en konditorei worden met een broodjeszaak gelijkgesteld.
- 3. Café. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, aan de gebruiker verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, eventueel in combinatie met het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van alcoholische dranken. Een dansvloer van minder dan 10 m² is toegestaan. Een bar, pub, taverne, grand café en eetcafé worden met een café gelijkgesteld.
- 4. Cafetaria/snackbar. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, verkopen aan de gebruiker van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken. Een shoarmazaak wordt met een cafetaria gelijkgesteld.
- 5. Koffiehuis. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse aan de gebruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken. Een theehuis, coffeeshop (geen verkoop van drugs) en poolcentrum worden met een koffiehuis gelijkgesteld. (Bij deze definitie wordt opgemerkt dat met name de term coffeeshop in de praktijk ook veel wordt gebezigd als aanduiding voor inrichtingen waar softdrugs worden verkocht. Daarom is in de definitie tot uitdrukking gebracht dat daaronder niet begrepen zijn de inrichtingen waar softdrugs verkrijgbaar zijn.
- 6. Discotheek. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m² en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
- 7. Hotel. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies, waarvan de exploitatie al dan niet geschiedt in combinatie met andere vormen van horeca, zoals café, restaurant, zalenexploitatie en/of discotheek.
- 8. IJssalon. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, aan de gebruiker verstrekken van al dan niet ter plaatse bereid consumptie-ijs met toebehoren, al dan niet in combinatie met het verstrekken van niet-alcoholische dranken.
- 9. Ontmoetingscentrum. Een inrichting, gericht op het bieden van gelegenheid tot het leggen van contacten tussen personen, welke daartoe veelal in clubverband of anderszins georganiseerd zijn. Een studentensociëteit wordt met een ontmoetingscentrum gelijkgesteld.
- 10. Restaurant. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren; de bezoekersfrequentie is in het algemeen gespreid tussen 17.00 uur en 24.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt, de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte dat als zitruimte fungeert minimaal 70% is. Een petit-restaurant, restauratie, crêperie, pannenkoekenhuis en poffertjeszaak worden met een restaurant gelijkgesteld.
- 11. Zalenexploitatie. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen.
Noot: als handleiding bij het te maken onderscheid in de diverse horeca-inrichtingen zijn enkele beleidsnotities en criteria vastgesteld. De noodzaak daartoe werd onder meer gevormd door pogingen van aanvragers om de regelgeving te omzeilen. Het betreft de beleidsnotitie Toetsing LMV/APV bij aanvragen Verenigingen en Stichtingen; via toetsing aan deze notitie worden horeca-activiteiten zoveel mogelijk onderscheiden van welzijnsactiviteiten en wordt voorkomen dat onder een welzijnsvlag een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, in strijd met de van toepassing zijnde regelgeving. Voorts zijn er restaurantcriteria en criteria voor daghoreca opgesteld. Via de eerste wordt getoetst of sprake is van een restaurant of van een andere horecagelegenheid waar voedsel wordt verstrekt. in de tweede zijn criteria en voorwaarden gegeven, waaronder zogenaamde 'dag-horecazaken' alcoholhoudende dranken mogen verstrekken. De betreffende notitie en criteria zijn bijgevoegd.
Toetsingscriteria horeca-inrichtingen
Voor een indeling van horeca-inrichtingen in categorieën, moeten de diverse vormen van horecabedrijven worden getoetst/beoordeeld op hun functioneren, zulks in relatie tot de verschillende omgevingstypen waar dergelijke bedrijven voorkomen. Hoewel regelingen die met name waren gebaseerd op criteria als openingstijden, overlast of schenken van alcohol, doorstonden in het verleden niet toets der kritiek. Deze criteria kunnen wel een rol spelen bij de beoordeling van de mate waarin horeca-inrichtingen invloed hebben op hun omgeving en of deze horeca-inrichtingen zich met hun omgeving verdragen. Een ruimtelijke relevante vraag, nu functies die in strijd zijn met de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling in een bestemmingsplan worden verboden c.q. niet mogelijk gemaakt. Gelet op de jurisprudentie en de ervaring van de gemeente Den Haag met beleid ten aanzien van horeca-inrichtingen neergelegd in leefmilieuverordeningen, de APV en andere regelgeving, zijn de volgende toetsingscriteria opgesteld:
1. | aard van de aangeboden producten | punten | |
a. | niet alcoholische dranken en/of ijs | 3 | |
b. | niet ter plaatse bereide kleine etenswaren | 5 | |
c. | wel ter plaatse bereide etenswaren | 8 | |
d. | alcoholische dranken en/of alcoholische dranken afzonderlijk verkrijgbaar | 15 | |
2. | bezoekersfrequentie | ||
a. | parallel aan openingstijden winkels (tussen 7.00 uur en 19.00 uur en 1x per week tot 22.00 uur) | 5 | |
b. | overdag en/of 's-avonds, niet na 01.00 uur | 15 | |
c. | 's avonds en na 01.00 uur | 20 | |
3. | plaats waar het publiek zich ophoudt | ||
a. | binnen de inrichting | 5 | |
b. | mede buiten en in de directe omgeving van de inrichting | 10 | |
c. | voornamelijk buiten de inrichting | 20 | |
4. | verkeersaantrekkende werking | ||
a. | geen eigenstandig verkeer | 0 | |
b. | wel eigenstandig verkeer | 5 | |
c. | wel eigenstandig verkeer van zowel bezoekers als bezorgers | 10 | |
5. | dansgelegenheid | ||
a. | dansvloer van < 10 m² | 5 | |
b. | dansvloer van > 10 m² | 10 |
Staat van horeca-inrichtingen
Toepassing van de toetsingscriteria leidt tot de volgende staat van horeca-inrichtingen.
Soort horecabedrijf | criteria | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | totaal | categorie | |||||||||
1. | afhaalwinkel/maaltijdbezorging | 8 | 15 | 10 | 10 | 0 | 43 | III | |||||||||
2. | broodjeszaak | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 5 | 5 | 10 | 0 | 0 | 20 | I | |||||||||
b. | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | ||||||||||
c. | 5 | 20 | 10 | 5 | 0 | 40 | III | ||||||||||
3. | café | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 15 | 5 | 10 | 0 | 0 | 30 | II | |||||||||
b. | 15 | 15 | 5 | 5 | 0 | 40 | III | ||||||||||
c. | 15 | 20 | 5 | 5 | 0 | 45 | III | ||||||||||
met dansvloer < 10 m²: + 5 punten | |||||||||||||||||
met dansvloer > 10 m²: + 10 punten | |||||||||||||||||
4. | cafetaria/snackbar | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 5 | 5 | 10 | 5 | 0 | 25 | I | |||||||||
b. | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | ||||||||||
c. | 5 | 20 | 10 | 5 | 0 | 45 | III | ||||||||||
5. | koffiehuis | 5 | 15 | 10 | 5 | 0 | 35 | II | |||||||||
6. | discotheek | 15 | 20 | 10 | 5 | 10 | 60 | IV | |||||||||
7. | hotel | 0 | 15 | 5 | 5 | 0 | 25 | I | |||||||||
met café en/of restaurant: | 15 | 15 | 5 | 5 | 0 | 40 | III | ||||||||||
met zalenexploitatie: | 15 | 15 | 5 | 5 | 10 | 50 | IV | ||||||||||
met discotheek: | 15 | 20 | 10 | 5 | 10 | 60 | IV | ||||||||||
8. | ijssalon | ||||||||||||||||
openingstijden: | a. | 3 | 5 | 20 | 0 | 0 | 28 | I | |||||||||
b. | 3 | 15 | 20 | 5 | 0 | 43 | III | ||||||||||
c. | 3 | 20 | 20 | 5 | 0 | 48 | III | ||||||||||
9. | ontmoetingscentrum | 15 | 15 | 5 | 5 | 5 | 45 | III | |||||||||
10. | restaurant | 8 | 15 | 5 | 5 | 0 | 33 | III | |||||||||
11. | zalenexploitatie | 15 | 15 | 5 | 5 | 10 | 50 | IV |
Categorie-indeling
< 30 punten: categorie I
30 < 40 punten: categorie II
40 < 50 punten: categorie III
50 punten en meer: categorie IV
Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven, wordt voor de puntentoebedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de zwaarste bedrijfssoort.
Toelichting op de beoordeling
Bij de beoordeling en de daarmee samenhangende toedeling van punten is voor elk criterium slechts op één onderdeel getoetst. Indien meerdere deelcriteria van toepassing zijn, zijn punten toebedeeld op basis van het onderdeel met de meeste punten. In de definitie van de diverse horeca-inrichtingen is aangegeven welke activiteiten gelijkgesteld worden met de in de staat van horeca-inrichtingen genoemde horecabedrijven.
- a. Openingstijden. Bij het toekennen van de punten is ervan uitgegaan dat men in het algemeen weinig overlast ondervindt van inrichtingen waarvan de sluitingstijden ongeveer gelijklopen met de openingstijden van winkels. Uitgangspunt daarbij is een openingstijd van 07.00 tot 19.00 uur en één keer per week tot uiterlijk 22.00 uur. Deze inrichtingen krijgen in de staat bij het tweede criterium 'bezoekersfrequentie' 5 punten toebedeeld. Late openingstijden daarentegen zijn zwaar gewaardeerd: voor openingstijden na 01.00 uur worden 20 punten toegekend. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze bedrijven in het algemeen een forse uitstraling hebben naar de (woon)omgeving. Met name discotheken kenmerken zich door een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie in de late avonduren en 's nachts. De invloed van een dergelijke inrichting op de omgeving doet zich daarom meer voelen.
- b. Alcohol Het afzonderlijk verkrijgbaar zijn van alcoholische drank en/of de nadruk in de bedrijfsvoering op de verstrekking van alcoholische drank (zoals bij cafés) is eveneens zwaar gewaardeerd met 10 punten. Niet alleen door het komen en gaan van de bezoekers heeft een dergelijke inrichting invloed op zijn omgeving maar ook door de combinatie van alcoholgebruik en het regelmatig daarmee samenhangende uitbundige gedrag van bezoekers. Horeca-inrichtingen waar alcoholische dranken uitsluitend of in hoofdzaak met ter plaatse bereide etenswaren te verkrijgen zijn (zoals restaurants), hebben een minder zware waardering gekregen vanuit de ervaring dat in deze bedrijven veel minder alcoholische dranken worden genuttigd dan in bedrijven die in hun bedrijfsvoering vooral gericht zijn op de verkoop van alcoholische dranken. Dit heeft in de invloed op de omgeving een positief effect. Bij een aantal inrichtingen komt het nogal eens voor dat met name kleine etenswaren en ijsproducten buiten de inrichting worden genuttigd. Bovendien trekken dit soort inrichtingen ook regelmatig publiek aan dat buiten de inrichting rondhangt. Vooral in de late avonduren en 's nachts vindt bezoek plaats na bezoek aan bijvoorbeeld een bioscoop, na cafébezoek of na bezoek aan een andere gelegenheid waar alcoholhoudende dranken worden geschonken. Afhankelijk van de mate waarin het publiek zich buiten de inrichting ophoudt, heeft dit een negatieve invloed op de omgeving.
- c. Verkeersaantrekkende werking. De verkeersaantrekkende werking doet zich met name voor bij inrichtingen als een afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Uitgangspunt is dat horeca die alleen overdag open is niet eigenstandig verkeer veroorzaakt. Met andere woorden, de bezoekers van zulke inrichtingen bevinden zich al in de omgeving, bijvoorbeeld voor winkelbezoek. Als naast bezoekers tevens sprake is van bezorgers, dan zijn daarvoor extra punten toebedeeld.
- d. Omvang dansvloer. Conform het bovenstaande beleid, zoals vastgelegd in onder andere de Nota Horeca Binnenstad, is onderscheid gemaakt in de omvang van een dansgelegenheid op basis van de oppervlakte van de dansvloer. Het onderscheid ligt bij een oppervlakte van meer of minder dan 10 m².
Parkeernormen
Bijlage 1
binnenstad …pp/won | stadsvernieuwing…pp/won | overig gebied …pp/won | |||||
woningen | |||||||
3 of meer kamers | 0,7 | 0,8 | 1,0 | ||||
3 of meer kamers, vrije sector | 1,0-2,0 | 1,0-2,0 | 1,0-2,0 | ||||
2 kamers | 0,6 | 0,6 | 0,7 | ||||
1 kamer | 0,4 | 0,4 | 0,5 | ||||
studenten- en jongerenhuisvesting | 0,25 | 0,25 | 0,25 | ||||
zelfstandige seniorenwoningen | 0,7 | 0,8 | 1,0 | ||||
bejaardenwoningen | |||||||
aanleun/zorgwoningen | 0,3 | 0,3 | 0,3 | ||||
hofjeswoningen | 0,2 | 0,2 | 0,2 | ||||
serviceflat met 1 of 2 kamers | 0,5 | 0,5 | 0,5 | ||||
serviceflat met 3 kamers | 0,65 | 0,65 | 0,65 | ||||
binnenstad 1 pp/… m² bvo | schil 1 pp/… m² bvo | overig gebied 1 pp/… m² bvo | |||||
onderwijs | |||||||
basisonderwijs | personeel | 2.000 | 1.000 | 400 | |||
bezoek | - | - | - | ||||
voortgezet onderwijs | personeel | 1.250 | 625 | 250 | |||
bezoek | - | - | - | ||||
MBO, HBO en WO | personeel | 200 | 95 | 40 | |||
bezoek | - | - | - | ||||
medisch | |||||||
verpleegtehuis | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 225 | 225 | 110 | ||||
medisch centrum | personeel | 350 | 175 | 70 | |||
bezoek | 35 | 35 | 35 | ||||
arts(praktijk) | personeel en bezoek | 35 | 35 | 35 | |||
cultuur en welzijn | |||||||
gebedshuis | personeel | 4.000 | 2.000 | 800 | |||
bezoek | 30 | 30 | 30 | ||||
theater/congrescentrum | personeel | 2.000 | 1.000 | 400 | |||
bezoek | 50 | 50 | 25 | ||||
bioscoop | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 50 | 50 | 25 | ||||
wijkcentrum | personeel | 1.500 | 750 | 300 | |||
bezoek | 100 | 100 | 50 | ||||
kinderdagverblijf | personeel en bezoek | 200 | 200 | 100 | |||
sportschool | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 45 | 45 | 45 | ||||
sporthal | personeel | 5.000 | 2.500 | 1.000 | |||
bezoek | 90 | 90 | 45 | ||||
bedrijven, detailhandel, dienstverlening | |||||||
winkel | personeel | 500 | 250 | 100 | |||
bezoek | 75 | 75 | 75 | ||||
supermarkt (> 1.000 m²) | personeel | 500 | 250 | 100 | |||
bezoek | 40 | 40 | 40 | ||||
bedrijf | personeel | 400 | 200 | 80 | |||
bezoek | 500 | 500 | 500 | ||||
groothandel | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 2.000 | 2.000 | 2.000 | ||||
showroom | personeel | 1.500 | 750 | 300 | |||
bezoek | 400 | 200 | 100 | ||||
magazijn | personeel en bezoek | 400 | 400 | 400 | |||
kantoren | |||||||
kantoor | personeel | 250 | 125 | 50 | |||
bezoek | 500 | 500 | 500 | ||||
baliefuncties | personeel | 400 | 200 | 80 | |||
bezoek | 50 | 50 | 50 | ||||
horeca | |||||||
hotel | personeel | 1.000 | 500 | 200 | |||
bezoek | 1 per 2 kamers | 1 per 2 kamers | 1 per 2 kamers | ||||
restaurant | personeel | 500 | 250 | 100 | |||
bezoek | 100 | 50 | 25 | ||||
cafetaria | personeel | 400 | 200 | 80 | |||
bezoek | 60 | 30 | 15 | ||||
fietsenstalling | 1 plaats per 3 medewerkers | 1 plaats per 3 medewerkers | 1 plaats per 3 medewerkers | ||||
tarieven (prijspeil 1 januari 1996) | |||||||
tarief storting in: | |||||||
parkeerfonds | € 13.273 | € 13.273 | € 7.260 | ||||
bereikbaarheidsfonds | € 6.625 | € 6.625 | € 3.630 |
bereikbaarheidsfonds€ 6.625€ 6.625€ 3.630