KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf-1
Artikel 4 Bedrijf-2
Artikel 5 Centrum
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen-1
Artikel 8 Groen-2
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Natuur
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer - Hoofdverkeersweg (Verkeer-1)
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsstraat (Verkeer-2)
Artikel 15 Verkeer - Openbaarvervoersbaan (Verkeer-3)
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen-1
Artikel 18 Wonen-2
Artikel 19 Wonen-3
Artikel 20 Leiding-gas
Artikel 21 Leiding-hoogspanning
Artikel 22 Leiding-riool
Artikel 23 Waarde
Artikel 24 Waterstaat
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Artikel 26 Algemene Bouwregels
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Artikel 28 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 29 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Horeca-inrichtingen
Bijlage 3 Parkeernormen
Bijlage 4 Staat Van Inrichtingen Bedrijven
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Doel
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
2.3 Functies
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Groen
3.4 Wonen
3.5 Economisch Beleid
3.6 Sport En Recreatie
3.7 Onderwijs, Cultuur, Welzijn En Sport
3.8 Verkeer En Parkeren
3.9 Cultuurhistorie En Archeologie
3.10 Water
3.11 Natuur En Landschap
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Inleiding
4.2 Duurzaam Bouwen
4.3 Bodem
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Lucht
4.6 Geluid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Keuze Van Bestemmingen
5.3 Ontwikkelingen
5.4 Dakopbouwen En Extra Bouwlagen
Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingen
6.1 Inleiding
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Resultaten Overleg Ex Artikel 10 Bro
8.2 Terinzagelegging Voorontwerp-bestemmingsplan

Wateringseveld - Zuid

Bestemmingsplan - 's-Gravenhage

Vastgesteld op 17-09-2009 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid van de gemeente Den Haag.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.8 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.9 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.12 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.13 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.14 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en met uitzondering van parkeerruimte.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, coffeeshops, detailhandel in volumineuze goederen, internetcafé, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk.

1.29 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen, machinerieën ten behoeve van bedrijven en landbouwwerktuigen en machines.

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub en escortbedrijven.

1.31 drugsdealpand:

een gebouw, geheel of gedeeltelijk gebruikt om daarin of van daaruit drugs, zijnde middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, te verhandelen.

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.33 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.34 extra bouwlaag:

een bouwlaag, welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning en daarvan deel uitmaakt.

1.35 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt. Onder garagebedrijf wordt mede begrepen het bedrijfsmatig stallen van motorvoertuigen; onder garagebedrijf wordt niet begrepen een plaatwerkerij of een motorbrandstofverkooppunt.

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.38 groenvoorziening:

groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.

1.39 hennepkwekerij:

gronden en bouwwerken geheel of gedeeltelijk gebruikt om daarin op een bedrijfsmatige of daarmee vergelijkbare wijze hennepplanten te kweken en/of te verwerken ten behoeve van het (doen) produceren van marihuana dan wel andere geestverruimende middelen.

1.40 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.41 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.42 horeca-inrichting:

een inrichting, in zijn algemeenheid gericht op de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Binnen deze definitie worden de volgende categorieën in horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie I:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen minder dan 30 punten zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk, althans voor een substantieel gedeelte, gericht zijn op het winkelend publiek en waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met overwegend alcoholvrije dranken. De openingstijden liggen maximaal tussen 07.00 uur en 19.00 uur en één avond per week tot maximaal 22.00 uur.

Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen ijssalons, broodjeszaken, croissanteries, lunchrooms, patisserieën en konditoreien;

categorie II:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 30 punten of meer, doch minder dan 40 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met de verstrekking van alcoholvrije en/of alcoholhoudende dranken. De bezoekersfrequentie omvat met name ook de avonduren.

Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen restaurants, petit-restaurants, restauraties, crèperieën, pannenkoekenhuizen, poffertjeszaken, cafetaria's/snackbars, shoarmazaken, coffeeshops, koffiehuizen, theehuizen en poolcentra;

categorie III:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 40 punten of meer, doch minder dan 50 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren. Daarnaast vallen binnen deze categorie ook bepaalde lichtere vormen van horeca die door een van de standaard afwijkende wijze van exploitatie een grotere invloed op de omgeving hebben.

Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen café's, eetcafé's, afhaalwinkels/maaltijdbezorging, ontmoetingscentra, alsmede broodjeszaken, cafetaria's/snackbars en ijssalons, met openingstijden tot in de nachtelijke uren;

categorie IV:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 50 punten of meer zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen waarvan de bedrijfsvoering is gericht op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met het geven van gelegenheid tot het dansen op mechanische en/of levende muziek. Ook inrichtingen, waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen, in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende dranken en/of al dan niet ter plaatse bereide etenswaren behoren tot deze categorie.

Deze bedrijven hebben in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie in de avond- en nachtelijke uren. Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen ondermeer discotheken en bedrijven gericht op zalenexploitatie.

1.43 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.44 internetcafé/-gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.45 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccomodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.

1.46 kap of kapverdieping:

een ruimte in een gebouw, die door tenminste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.47 kiosk:

een gebouw van beperkte omvang welke voor consumptie- en/of detailhandelsdoeleinden mag worden gebruikt.

1.48 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.49 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.50 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.51 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.52 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.53 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, met niet meer dan één wand omsloten ruimte vormt.

1.54 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddestoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.55 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.56 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.

1.57 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.58 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid.

1.59 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.60 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.61 recreatie:

een inrichting, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het houden van bijeenkomsten van recreatieve, culturele aard en/of voor tentoonstellingen en/of filmvertoningen, toneel of daarmee verwante voorstellingen en/of voor het bieden van amusement en/of voor het dansen en/of voor het beoefenen van sport c.q. muziek, al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, alsmede inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn voor het gebruik door anderen dan de eigenaar of houder. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.62 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.63 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.64 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting en een seksclub.

1.65 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.66 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.67 staat van horeca-inrichtingen:

de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan.

1.68 stedelijke groene hoofdstructuur:

de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.

1.69 straat met doorgaande rijbaan:

doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.

1.70 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond.

1.71 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.72 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.

1.73 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.74 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.75 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.76 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder zijn begrepen kindercentra (kinderopvang en naschoolse opvang) en peuterspeelzalen; onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.

1.77 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 (bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde

niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:

  1. a. bedrijven;
  2. b. showrooms;
  3. c. welzijnsvoorziening;
  4. d. terreinen en laad- en losplaatsen;
  5. e. parkeerplaatsen;
  6. f. tuinen en erven;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. lid 3.2.2, onder a ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximum hoogte van 15 m, mits dit stedenbouwkundig verantwoord is en de gebruiksmogelijkheden van andere gronden dan die waarop de ontheffing betrekking heeft, niet in onevenredige mate worden geschaad.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de categorieën 1 tot en met 3.2 in de Staat van inrichtingen bedrijven, opgenomen als Staat van inrichtingen bedrijven bij de regels, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder en inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

lid 3.4 voor het toelaten van een bedrijfsactiviteit die niet in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van inrichtingen bedrijven, opgenomen als Staat van inrichtingen bedrijven bij deze regels, al dan niet vallend onder een hogere milieucategorie, mits de bedrijfsactiviteit naar aard en omvang van de milieuhinder vergelijkbaar is met een bedrijfsactiviteit die op grond van het bepaalde in het eerste lid is toegestaan, tenzij de bedrijfsactiviteit een voortzetting betreft van bestaand gebruik in strijd met de bestemming dat niet mag worden uitgebreid of veranderd als bepaald in de regels.

Artikel 4 Bedrijf-2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. gemaal

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. groen;
  4. d. horeca;
  5. e. ondergrondse parkeervoorzieningen;
  6. f. sport, waaronder wordt begrepen:
    1. 1. sportschool
  7. g. paden en terrassen;
  8. h. verblijfsgebied;
  9. i. welzijnsvoorzieningen;
  10. j. wonen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. detailhandel, horeca, dienstverlening, welzijnsvoorzieningen en een sportschool zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan.

horeca is uitsluitend toegestaan in de categorieën I tot en met III van de staat van horeca-inrichtingen, opgenomen als Staat van horeca-inrichtingen bij de regels.

  1. b. het aantal horeca-inrichtingen mag niet meer dan 4 bedragen.
  2. c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van detailhandel mag niet meer bedragen dan 6.300 m2.
  3. d. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van horeca mag niet meer bedragen dan 500 m2.

5.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.3 onder a voor de vestiging van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen op de tweede bouwlaag ten behoeve van uitbreiding van een aanwezig bedrijf dan wel aanwezige voorzieningen, mits er sprake is van een aaneengesloten ruimte en een inpandige ontsluiting.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor :

  1. a. glasverwerkingsbedrijf;
  2. b. wonen;
  3. c. parkeren;
  4. d. terreinen en laad- en losplaatsen;
  5. e. tuinen en erven;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de parkeervoorzieningen ter voorkoming van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, met dien verstande dat de parkeernomen onder 'overig gebied' als opgenomen in Parkeernormen bij de regels van dit plan van toepassing zijn.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de categorieën A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging bij de regels.

Artikel 7 Groen-1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grasvelden;
  2. b. gazons;
  3. c. beplanting;
  4. d. bomen;
  5. e. park;
  6. f. paden;
  7. g. oevers;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. trambanen en -haltes;
  10. j. water;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Groen-1gelden de volgende regels:

  1. a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 m.

Artikel 8 Groen-2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. stadsboerderij;
  2. b. educatief centrum;
  3. c. dierenweide;
  4. d. terrassen;
  5. e. speelvoorzieningen
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. parkeerplaatsen;
  8. h. fiets- en voetpaden;
  9. i. tuinen en erven;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.

8.2 Bouwwerken

8.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van

  1. a. het bepaalde in artikel 8.2.1 onder a voor bebouwing buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de grondoppervlakte van bebouwing buiten het bouwvlak maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca (h)' is een horeca-inrichting toegestaan in de categorieën I en II in de Staat van horeca-inrichtingen, opgenomen als Staat van horeca-inrichtingen bij deze regels.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. welzijnsvoorzieningen;
  2. b. levensbeschouwelijke voorzieningen;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. tuinen en erven;
  6. f. wegen en paden;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen en overige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. het bepaalde in artikel 9.2 onder a voor uitbreiding van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de grondoppervlakte van de uitbreiding van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied:

  1. a. aan het Minskplein met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' wijzigen in de bestemming Centrum met dien verstande dat indien het plan wordt gewijzigd het bepaalde in artikel 5, met uitzondering van artikel 5.3 onder d onverminderd van toepassing is.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bevordering, ontwikkeling, behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. b. waterberging;
  3. c. paden;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Natuurgelden de volgende regels:

  1. a. bebouwing is niet toegestaan.

10.3 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden op of in de op de plankaart voor 'Natuur' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
    4. 4. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  2. b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    1. 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    2. 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    3. 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
    4. 4. indien de werkzaamheden van ondergeschikte betekenis zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    1. 1. geen ingrijpende beletselen teweegbrengen voor een doelmatig gebruik overeenkomstig de bestemming;
    2. 2. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportveld;
  2. b. sportvoorzieningen;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. parkeerplaatsen;
  5. e. wegen en paden;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. het bepaalde in artikel 11.2 onder a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de grondoppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 10% van de oppervlakte van het op de plankaart aangegeven bouwvlak mag bedragen.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Een horeca-inrichting is uitsluitend toegestaan in de categorieën I en II in de Staat van horeca-inrichtingen, opgenomen als Staat van horeca-inrichtingen bij deze regels.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. parkeren;
  3. c. paden;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Tuin gelden de volgende regels:

  1. a. de oppervlakte van overkappingen en luifels mag niet meer bedragen dan 1 m².
  2. b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet bedragen dan 1 m.

Artikel 13 Verkeer - Hoofdverkeersweg (Verkeer-1)

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - hoofdverkeersweg (Verkeer-1)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hoofdverkeerswegen;
  2. b. bus- en trambanen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. ondergrondse parkeervoorzieningen
  5. e. bruggen en duikers;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Verkeer -hoofdverkeersweg (Verkeer-1) gelden de volgende regels:

  1. a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' op de plankaart is een brug toegestaan.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsstraat (Verkeer-2)

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - verblijfsstraat (Verkeer-2)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfs- en woonstraten;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. speeltoestellen;
  5. e. bruggen en duikers;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' op de plankaart is een onderdoorgang toegestaan en moet deze in stand worden gehouden.

Artikel 15 Verkeer - Openbaarvervoersbaan (Verkeer-3)

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - openbaarvervoersbaan (Verkeer-3)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. trambanen en tramhaltes;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Verkeer -openbaarvervoersbaan (Verkeer-3) gelden de volgende regels:

  1. a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

15.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' op de plankaart is een onderdoorgang toegestaan en moet deze in stand worden gehouden.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hoofdwatergang;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterhuishouding;
  4. d. waterlopen;
  5. e. bruggen en duikers;
  6. f. recreatie en steigers;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, voet- en fietspaden, water en overige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Watergelden de volgende regels:

  1. a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specfieke bouwaanduiding - steiger 1' op de plankaart zijn steigers toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de breedte van steigers niet meer mag bedragen dan vermeld in de aanduiding op de plankaart als deel van het perceel;
    2. 2. de hoogte van steigers niet meer mag bedragen dan de hoogte van dezelfde steiger op het moment van totstandkoming van de bijbehorende woning,
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - steiger 2' op de plankaart zijn steigers toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de breedte van steigers niet meer mag bedragen dan vermeld in de aanduiding op de plankaart als deel van het perceel;
    2. 2. de hoogte van steigers niet meer mag bedragen dan maaiveldniveau.
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' op de plankaart is een brug voor verblijfs- en woonstraten toegestaan.

16.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. de watergang gelegen op de noordoostelijke grens van het plangebied mag alleen gebruikt worden voor hoofdwatergang.
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in de watergang gelegen op de noordoostelijke grens van het plangebied uitsluitend toegestaan voor zover de belangen van de hoofdwatergang daardoor niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 17 Wonen-1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. paden;
  3. c. tuinen en erven;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

17.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. het bepaalde in artikel 17.2 onder b voor het bouwen van een erker voor de voorgevel van een woning buiten het bouwvlak, waarvan de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2.

17.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. a. in verband met de inpasbaarheid in de aanwezige stedenbouwkundige context nadere eisen te stellen ten aanzien van de geleding en situering van initiatieven voor het realiseren van vijf bouwlagen langs doorgaande wegen.
  2. b. in verband met de bezonning en om reden van de stedenbouwkundige inpasbaarheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de opbouw van het volume van de extra bouwlaag als bedoeld in artikel 17.2 onder e:
    1. 1. ten aanzien van de bezonning:
      • de situering van de extra bouwlaag dient zodanig te zijn, dat de (het) perce(e)l(en) aan de overzijde van de straat gelegen, blijkens een daartoe door de aanvrager ingesteld onderzoek, geen onevenredige schaduwhinder ondervind(t)(en). Er is sprake van een onevenredige schaduwhinder, indien als gevolg van de plaatsing van de extra bouwlaag tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 19 februari – 21 oktober bij een zonhoogte van meer dan 10° niet zijn gewaarborgd;
      • aan de achterzijde van het gebouw, waarop de extra bouwlaag zal worden geplaatst, dient de situering van een extra bouwlaag zodanig te zijn, dat de aangrenzende percelen en/of aan de achterzijde gelegen percelen en de daarbij behorende tuinen als gevolg van de extra bouwlaag geen onevenredige schaduwhinder ondervinden. Het hiervoor onder a inzake de bezonning beschreven criterium alsmede de bij de aanvrager neergelegde onderzoeksverplichting zijn daarbij onverkort van toepassing.
    2. 2. ten aanzien van de stedenbouwkundige inpasbaarheid:
      • de in dit kader te stellen eisen zien toe op de waarborging van het behoud van het aanwezige stedenbouwkundige ensemble. Hiervan zal sprake zijn indien aanwezige straatwanden (vrijwel) identiek zijn en daardoor een collectieve stedenbouwkundige samenhang vertonen. De nadere eisen kunnen gesteld worden ten opzichte van de situering en/of opbouw van het bouwvolume. Eveneens zullen daartoe strekkende nadere eisen gesteld kunnen worden ter waarborging van de identieke situering en opbouw van het bouwvolume binnen het desbetreffende woonblok waarop de extra bouwlaag geplaatst zal worden.

17.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van opslag en stalling van goederen passend bij de bestemming.

Artikel 18 Wonen-2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. paden;
  4. d. tuinen en erven;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. het bepaalde in artikel 18.2 onder b voor het bouwen van een erker voor de voorgevel van een woning buiten het bouwvlak, waarvan de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 m2.

18.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in verband met de bezonning en om reden van de stedenbouwkundige inpasbaarheid nadere regels te stellen ten aanzien van de situering en de opbouw van het volume van de extra bouwlaag als bedoeld in artikel 18.2 onder e:

  1. a. ten aanzien van de bezonning:
    1. 1. de situering van de extra bouwlaag dient zodanig te zijn, dat de (het) perce(e)l(en) aan de overzijde van de straat gelegen, blijkens een daartoe door de aanvrager ingesteld onderzoek, geen onevenredige schaduwhinder ondervind(t)(en). Er is sprake van een onevenredige schaduwhinder, indien als gevolg van de plaatsing van de extra bouwlaag tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 19 februari – 21 oktober bij een zonhoogte van meer dan 10° niet zijn gewaarborgd;
    2. 2. aan de achterzijde van het gebouw, waarop de extra bouwlaag zal worden geplaatst, dient de situering van een extra bouwlaag zodanig te zijn, dat de aangrenzende percelen en/of aan de achterzijde gelegen percelen en de daarbij behorende tuinen als gevolg van de extra bouwlaag geen onevenredige schaduwhinder ondervinden. Het hiervoor onder a inzake de bezonning beschreven criterium alsmede de bij de aanvrager neergelegde onderzoeksverplichting zijn daarbij onverkort van toepassing.
  2. b. ten aanzien van de stedenbouwkundige inpasbaarheid:
    1. 1. de in dit kader te stellen eisen zien toe op de waarborging van het behoud van het aanwezige stedenbouwkundige ensemble. Hiervan zal sprake zijn indien aanwezige straatwanden (vrijwel) identiek zijn en daardoor een collectieve stedenbouwkundige samenhang vertonen. De nadere eisen kunnen gesteld worden ten opzichte van de situering en/of opbouw van het bouwvolume. Eveneens zullen daartoe strekkende nadere eisen gesteld kunnen worden ter waarborging van de identieke situering en opbouw van het bouwvolume binnen het desbetreffende woonblok waarop de extra bouwlaag geplaatst zal worden.

18.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van opslag en stalling van goederen passend bij de bestemming.
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' is dienstverlening toegestaan.
  3. c. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van dienstverlening mag voor elke aanduiding ervan niet meer bedragen dan 300 m2.

Artikel 19 Wonen-3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. paden;
  6. f. tuinen en erven;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

19.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' is dienstverlening toegestaan.
  2. b. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van consumentgebonden dienstverlening mag niet meer bedragen dan:
    1. 1. 150 m2 voor elke aanduiding ervan in de bouwvlakken grenzend aan de Laan van Wateringse Veld tussen de Middenweg en de Athenesingel en de Praagsingel.
    2. 2. 300 m2 voor elke aanduiding ervan in andere bouwvlakken.

Artikel 20 Leiding-gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) , mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een:

  1. a. gastransportleiding W-509-01;
  2. b. één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de op de plankaart aangeduide zone met de bestemming Leiding-gas als bedoeld in lid 20.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de primaire bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten en hoogspanningsmasten toegestaan.
  2. b. in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de onderliggende bestemming(en) is het niet toegestaan om ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde op te richten ter plaatse van de samenvallende bestemming 'Leiding-gas'.

20.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. het bepaalde in lid 20.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken, geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

20.4 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden op of in de op de plankaart voor 'Leiding-gas' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    4. 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    5. 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    6. 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    7. 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
    8. 8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
    9. 9. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    10. 10. diepploegen;
    11. 11. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  2. b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    1. 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    2. 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    3. 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    1. 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Artikel 21 Leiding-hoogspanning

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

  1. a. boven - en ondergrondse 150 kv hoogspanningsverbinding;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de op de plankaart aangeduide zone met de bestemming Leiding-hoogspanning als bedoeld in lid 21.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten en hoogspanningsmasten toegestaan.
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

21.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. het bepaalde in lid 21.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

21.4 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding-hoogspanning' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    4. 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    5. 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    6. 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    7. 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
    8. 8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    1. 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    2. 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    3. 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    1. 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Artikel 22 Leiding-riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een:

  1. a. rioolwaterpersleiding;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de op de plankaart aangeduide zone met de bestemming 'Leiding-riool' als bedoeld in lid 22.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten en hoogspanningsmasten toegestaan.
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

22.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. het bepaalde in lid 22.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

22.4 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding-riool' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    4. 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    5. 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    6. 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    7. 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
    8. 8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  2. b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    1. 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    2. 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    3. 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    1. 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Artikel 23 Waarde

23.1 Bestemmingsomschrijving

De van dit plan deel uitmakende geometrische vlakken met de dubbelbestemming Waarde zijn behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (secundaire bestemmingen) primair bestemd voor het behoud en bescherming van de hieronder aangegeven waarden:

  1. a. archeologie;
  2. b. cultuurhistorie;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming Waarde met een totale oppervlakte van meer dan 50 m2 gelden de volgende regels:

  1. a. bij de aanvraag van een bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet waarbij het terrein verstoord wordt, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
  2. b. aan de vergunning, als bedoeld onder a, kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het doen van boringen;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, zoals het graven van proefsleuven;
    3. 3. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties;
    4. 4. de verplichting het definitief opgraven;
    5. 5. de verplichting het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten kunnen worden behouden.

23.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. het bepaalde in artikel 23.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarde(n);
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag.

23.4 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden op of in de op de op de plankaart voor Waarde bestemde gronden met een totale oppervlakte van meer dan 50 m2 zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland.
    2. 2. het uitvoeren van grondwerken, dieper dan 0,5 m ten behoeve van het bouwen en voor het aanbrengen van ondergrondse transport,- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
    3. 3. het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
  2. b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    1. 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden.
    2. 2. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
    3. 3. voor zover de werken, geen gebouw zijde, en/of werkzaamheden van zeer ondergeschikte betekenis zijn.
  3. c. Alvorens burgemeester en wethouder besluiten over het verlenen van een aanlegvergunning:
    1. 1. doen zij een inventariserend archeologisch vooronderzoek plaatsvinden.
    2. 2. doen zij, als het onderzoek onder a archeologische waarden aantoont en de voorgenomen werken en/of werkzaamheden daaraan schade kunnen berokkenen, een archeologisch opgravingsonderzoek plaatsvinden.
    3. 3. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toegestaan voor zover de belangen die samenhangen met het behoud van archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad of als deze belangen door het stellen van voorwaarden bij het verlenen van een aanlegvergunning kunnen worden veiliggesteld.

Artikel 24 Waterstaat

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en verbetering van een waterkering.

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waterstaat' als bedoeld in lid 24.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de primaire bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
  2. b. in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de onderliggende bestemming(en) is het niet toegestaan om ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde op te richten ter plaatse van de samenvallende bestemming 'Waterstaat'.

24.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. het bepaalde in lid 24.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken, geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid.
    2. 2. hieromtrent een keurvergunning is verleend, danwel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland.
    3. 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene Bouwregels

  1. a. Het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de op de plankaart aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald.
  2. b. Het verbod als bedoeld onder a geldt niet ingeval van stoepen, stoeptreden, funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen e.d.; evenmin geldt bedoeld verbod ingeval van gevel- of kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt.
  3. c. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn, voor zover er geen sprake is van een kantoor- of bedrijfsbestemming, verboden op alle gebouwen.
  4. d. Het is, tenzij in de regels anders is bepaald, verboden beneden peil te bouwen, met dien verstande dat voor zover er binnen het tot het plan behorende geometrisch bepaalde vlak, behorende bij de bestemming een bouwvlak is aangegeven, er daar binnen in één laag beneden peil mag worden gebouwd.
  5. e. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit plan zijn bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 20 m2 toegestaan.
  6. f. Ten behoeve van de bestemmingen, waarbij binnen een van dit plan deel uitmakend geometrisch bepaalde vlak een bouwperceel met een bouwvlak is opgenomen, zijn bouwwerken ten behoeve van de inzameling van afval toegestaan.
  7. g. Bouwwerken, geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, danwel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    2. 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen.
  8. h. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken welke onderdeel uitmaken van dit plan is straatmeubilair toegestaan.
  9. i. Bruggen mogen worden gebouwd met overschrijding van de grens van de functieaanduiding "brug", mits deze overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt.
  10. j. Een ruimte voor het parkeren van een auto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van een parkeerruimte voor een personenauto ten minste 1.80 m bij 5.00 m en ten hoogste 3.25 m bij 6.00 m bedraagt, uitgaande van langsparkeren en ten minste 2.40 m bij 5.00 m in geval van haaks parkeren;
    2. 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan trottoir grenst, ten minste 3.50 m bij 5.00 m bedraagt.

Artikel 27 Algemene Gebruiksregels

Artikel 27 Algemene gebruiksregels

  1. a. Behoudens het bepaalde in artikel 30 is het verboden de zich binnen de bij de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan.
  2. b. Het bepaalde onder a ten aanzien van het gebruik van gronden heeft geen betrekking op bouwen.
  3. c. Het verbod, bedoeld onder a omvat in ieder geval:
    de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden en voorts geldt bedoeld verbod voor het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie, voor de verkoop en opslag van vuurwerk, voor de exploitatie van een garagebedrijf en voor de exploitatie van een prostitutie-inrichting of een seksclub, tenzij in de regels van dit plan anders is bepaald.

Voor de toepassing van deze regels ten aanzien van horeca-inrichtingen wordt uitgegaan van de in artikel 1 opgenomen definitie van horeca-inrichting en de daarin aangegeven categorie-indeling, gebaseerd op de staat van horeca-inrichtingen, opgenomen als Staat van horeca-inrichtingen bij deze regels.

  1. d. Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven in de staat van horeca-inrichtingen, wordt voor de puntentoedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de bedrijfssoort met de hoogste puntentoedeling.

Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in Parkeernormen van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat de parkeernormen onder 'overig gebied' van toepassing zijn.

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het stallen op parkeren van fietsen en bromfietsen en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in Parkeernormen van de regels in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat de parkeernormen onder 'overig gebied' van toepassing zijn.

Artikel 28 Algemene Ontheffingsregels

28.1 Ontheffing algemene bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. afwijkingen van maten, afmetingen en/of percentages minder dan 10%.
  2. b. het bepaalde in artikel 26 onder a voor geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn voor een meer verantwoorde ruimtelijke of technische plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein tot een maximum van 3 m;
  3. c. het bepaalde in artikel 26 onder b voor erkers, balkons, galerijen, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken.
  4. d. het bepaalde in artikel 26 onder c voor de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen mits het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast.
  5. e. het bepaalde in artikel 26 onder d voor beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak.
  6. f. het bepaalde in artikel 26 onder e voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximale brutovloeroppervlakte tot 30 m²;
  7. g. glas-, papier- en kledingcontainers, al dan niet beneden peil gelegen.
  8. h. kunst- en reclameobjecten.

28.2 Ontheffing algemene gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het het bepaalde in artikel 27 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. artikel 27 onder d en e voor een horeca-inrichting waarbij uit nadere toetsing aan de in de staat van horeca-inrichtingen opgenomen criteria blijkt dat de betreffende inrichting qua puntentoebedeling afwijkt van de in die staat aangenomen score en de daarbij behorende categorie-indeling met dien verstande dat:
    1. 1. voordat ontheffing wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca;
    2. 2. de desbetreffende horeca-inrichting door het verlenen van de ontheffing geacht wordt te behoren tot de met de puntentoebedeling corrresponderende categorie.
  2. b. het bepaalde in artikel 27 onder c, ten behoeve van het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnden, voor detailhandel in vuurwerk, met dien verstande dat:
    1. 1. het totaal aantal vestigingen in Den Haag niet meer mag bedragen dan 68 vestigingen;
    2. 2. het totaal aantal vestigingen in het Stadsdeel Escamp niet meer mag bedragen dan 12 vestigingen;
    3. 3. in een vestiging van detailhandel in vuurwerk tegelijkertijd niet meer dan 1.000 kg vuurwerk aanwezig mag zijn;
    4. 4. detailhandel in vuurwerk uitsluitend op de beganegrondlaag is toegestaan;
    5. 5. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming;
    6. 6. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk niet mag worden hervat indien het na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde onder 5.

28.3 Ontheffing overige regels

Burgemeester en wethouders kunnen voorts ontheffing verlenen van het bepaalde in de regels ten behoeve van:

  1. a. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 5 m bedraagt.
  2. b. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten.
  3. c. een elektronische sirene ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
  4. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunstobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken.
  5. e. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, bouwhoogten, perceelgrensafstanden, en bebouwde oppervlakten met maximaal 15%.
  6. f. het in geringe mate, doch niet meer dan 3 m afwijken van het profiel van een straat, alsmede van de vorm van bouwvlakken en van door hoogtegrenzen omkaderde vlakken, voor zover dat wenselijk is voor de goede uitvoering van het plan.

28.4 Voorwaarde

  1. a. De in dit artikel opgenomen ontheffingen worden niet verleend indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Artikel 29 Algemene Procedureregels

29.1 Algemene ontheffingsregels

29.2 Algemene wijzigings- en uitwerkingsregels

  1. a. Het ontwerp van het plan tot wijziging en/of uitwerking ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage.
  2. b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een nieuwsblad dat in de gemeente wordt uitgegeven en voorts op de gebruikelijke wijze.
  3. c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp.
  4. d. Indien zienswijzen kenbaar zijn gemaakt, wordt de beslissing van burgemeester en wethouders met redenen omkleed en aan reclamanten schriftelijk medegedeeld.
  5. e. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigings- en/of uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk, als bedoeld onder a, met maximaal 10%.
  3. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  5. e. Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging


SBI-code
Omschrijving Cat.
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² B
014 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
0142 KI-stations B
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week B
1584 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer B
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 Grafische afwerking A
2223 Binderijen B
2224 Grafische reproduktie en zetten B
2225 Overige grafische aktiviteiten B
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 - verbandmiddelenfabrieken B
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 Aardewerkfabrieken:
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 - indien p.o. < 2.000 m² B
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28 VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACHINES en TRANSPORTMIDDELEN)
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 Kantoormachines- en computerfabrieken B
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 Muziekinstrumentenfabrieken B
3661.1 Sociale werkvoorziening B
40 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 - < 10 MVA B
40 Gasdistributiebedrijven:
40 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 - blokverwarming B
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 - < 1 MW B
45 BOUWNIJVERHEID
45 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 Grth in dranken C
5135 Grth in tabaksprodukten C
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 - algemeen C
5153 - indien b.o. < 2000 m2 B
5153.4 zand en grind:
5153.4 - indien b.o. < 200 m² B
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 - algemeen C
5154 - indien b.o. <2.000 m² B
5156 Grth in overige intermediaire goederen C
5162 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid C
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52 Detailhandel voor zover n.e.g. A
5211/2,5246/9 Supermarkten, warenhuizen B
5222, 5223 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken A
5224 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel A
5231, 5232 Apotheken en drogisterijen A
5249 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt A
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5511, 5512 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra A
553 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. A
554 Café's, bars A
554 Discotheken, muziekcafé's B
5551 Kantines A
5552 Cateringbedrijven B
60 VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven B
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 Reisorganisaties A
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten C
642 Telecommunicatiebedrijven A
642 zendinstallaties:
642 - FM en TV B
642 - GSM en UMTS-steunzenders B
65, 66, 67 FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70 VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 Verhuur van en handel in onroerend goed A
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 Switchhouses B
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 Brandweerkazernes C
80 ONDERWIJS
801, 802 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs B
803, 804 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B
85 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 Consultatiebureaus A
853 Verpleeghuizen B
853 Kinderopvang B
9001 rioolgemalen B
91 DIVERSE ORGANISATIES
9111 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 Buurt- en clubhuizen B
92 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 Bioscopen C
9232 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 Muziek- en balletscholen B
9234.1 Dansscholen B
9251, 9252 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
9261.1 Zwembaden: overdekt C
9261.2 Sporthallen B
9261.2 Bowlingcentra B
9262 Schietinrichtingen:
9262 - binnenbanen: boogbanen A
9262 Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 Casino's C
9272.1 Amusementshallen B
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 Wasverzendinrichtingen B
9301.3 Wasserettes, wassalons A
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A

Bijlage 2 Staat Van Horeca-inrichtingen

Inleiding

Deze bijlage schetst eerst kort de achtergrond van de staat van horeca-inrichtingen in dit plan en gaat daarna in op de regeling zelf.

Het belang van horeca-inrichtingen moet in een bestemmingsplan worden afgewogen tegen het belangen van bijvoorbeeld wonen en werken. Bij de opstelling van een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen zijn niet alle factoren die verschillende vormen van horeca onderscheiden op voorhand ruimtelijk relevant. Hoewel de jurisprudentie niet een duidelijke lijn trekt, biedt zij toch voldoende aanknopingspunten voor een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen die in een bestemmingsplan kan worden opgenomen. De regeling voorziet in een aantal definities van horeca-inrichtingen en in de opzet van een beoordelingssysteem waarin aan de hand van een aantal beoordelingscriteria bepaald kan worden tot welke categorie een bepaalde horeca-inrichting gerekend moet worden. De betreffende criteria zijn vooral gericht op de beoordeling of een concreet horecabedrijf in functioneel opzicht en uit een oogpunt van het leefmilieu in een bepaalde mate verstorend kan werken. De mate van verstoring (of de afwezigheid ervan) is bepalend voor de indeling in een bepaalde categorie, waarbij categorie I staat voor de lichtste vormen van horeca en categorie IV voor de zwaarste vormen.

Criteria

Uit de Kroonjurisprudentie volgt dat het aanbeveling verdient om aan de hand van ruimtelijk relevante criteria onderscheid te maken naar aard en omvang van horecabedrijven, hetgeen uit de toelichting of anderszins zou moeten blijken (KB 13-9-1999, nr. 7412, BR 1993, p.972). Voorts blijkt dat het belangrijk is de gemaakte keuzes in het bestemmingsplan zo volledig mogelijk te onderbouwen.

  1. a. Sluitingstijden. Een te zwaar accent op de sluitingstijd van een horecabedrijf vindt de Kroon niet acceptabel (KB 20-5-1992, nr. 4381, BR 1992, p.695). Wel werd de relatie met winkelsluitingstijden als criterium voor winkelgebonden horeca acceptabel geacht (Wnd.Vz.Afd. rechtspraak Raad van State 7-9-1987, BR 1988, p.432).
  2. b. Overlast. Alleen overlast als motivering van het onderscheid wordt niet geaccepteerd (KB 14-6-1989, nr. 98.014433, BR 1989, p.830), wel mag overlast als één van de uitgangspunten voor het te maken onderscheid dienen (KB 25-6-1993, nr. 5301, BR 1993, p.711).
  3. c. Alcohol. Naar het oordeel van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (23-3-1993, nr. S03.93.0297) heeft het al dan niet verstrekken van alcohol geen ruimtelijke relevantie. In het KB van 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, nr. 395, werd door de Kroon dit criterium echter wel aanvaard.
  4. d. Geluidhinder. Onder andere bij laatstgenoemde uitspraak oordeelde de Kroon dat voor het weren van geluidhinder andere instrumenten dan het bestemmingsplan bestaan.
  5. e. Kwantitatief. Beperkingen in kwantitatieve zin, zoals beperking van de oppervlakte en/of het aantal, worden aanvaardbaar geacht. Dit zijn echt ruimtelijk relevante criteria (KB 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, p.395; KB 30-1-1989, nr. 2365, BR 1989, p.449; KB 7-12-1986, nr. 15, BR 1986, p.429 en KB 11-1-1990, nr. 90.00342, AB 1990, nr. 285).

Naast de aanknopingspunten in de jurisprudentie, biedt de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' enige criteria voor een voldoende duidelijk en relevant onderscheid tussen de diverse horeca-inrichtingen. De meest voorkomende horecafuncties zijn met betrekking tot verkeer geïndexeerd op een 'potentieel aanzienlijke emissie of hinder'. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autoverkeer ten behoeve van goederen en personen van en naar de inrichting. 'Deze index kan een hulpmiddel zijn bij de planning van de ontsluiting en de parkeervoorzieningen, en kan in dat licht een indicator zijn voor de mogelijke hinder in de omgeving', aldus de toelichting in de brochure. Ook de jurisprudentie gaat uit van verkeer als criterium voor het onderscheid in horecafuncties, in de zin van verkeersaantrekkende werking maar ook parkeerdruk.

Afsterfregeling

In de jurisprudentie is een afsterfregeling geaccepteerd (KB 2-10-1989, nr. 23944, BR 1990, p.202 en KB 14-6-1989, nr. 89.014438, AB 1990, nr. 1). Een afsterfregeling houdt in principe in dat indien een horecafunctie in een pand wordt beëindigd, daarin niet opnieuw een horecafunctie terug mag komen.

Definities

  1. 1. Afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Een inrichting, gericht op de bedrijfsmatige verkoop van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden, anders dan voor gebruik ter plaatse, die door de kopers ter plaatse worden afgehaald, dan wel door de verkoper bij de koper thuis worden bezorgd. Een traiteur wordt met een afhaalwinkel/maaltijdbezorging gelijkgesteld.
  2. 2. Broodjeszaak. Een inrichting, gericht op de verkoop, veelal voor gebruik ter plaatse van al dan niet ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie tussen 7.00 uur en 19.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waarbij de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte die als zitruimte fungeert minimaal 40% is. Een croissanterie, lunchroom, patisserie en konditorei worden met een broodjeszaak gelijkgesteld.
  3. 3. Café. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, aan de gebruiker verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, eventueel in combinatie met het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van alcoholische dranken. Een dansvloer van minder dan 10 m² is toegestaan. Een bar, pub, taverne, grand café en eetcafé worden met een café gelijkgesteld.
  4. 4. Cafetaria/snackbar. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, verkopen aan de gebruiker van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken. Een shoarmazaak wordt met een cafetaria gelijkgesteld.
  5. 5. Koffiehuis. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse aan de gebruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken. Een theehuis, coffeeshop (geen verkoop van drugs) en poolcentrum worden met een koffiehuis gelijkgesteld. (Bij deze definitie wordt opgemerkt dat met name de term coffeeshop in de praktijk ook veel wordt gebezigd als aanduiding voor inrichtingen waar softdrugs worden verkocht. Daarom is in de definitie tot uitdrukking gebracht dat daaronder niet begrepen zijn de inrichtingen waar softdrugs verkrijgbaar zijn.
  6. 6. Discotheek. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m² en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
  7. 7. Hotel. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies, waarvan de exploitatie al dan niet geschiedt in combinatie met andere vormen van horeca, zoals café, restaurant, zalenexploitatie en/of discotheek.
  8. 8. IJssalon. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, aan de gebruiker verstrekken van al dan niet ter plaatse bereid consumptie-ijs met toebehoren, al dan niet in combinatie met het verstrekken van niet-alcoholische dranken.
  9. 9. Ontmoetingscentrum. Een inrichting, gericht op het bieden van gelegenheid tot het leggen van contacten tussen personen, welke daartoe veelal in clubverband of anderszins georganiseerd zijn. Een studentensociëteit wordt met een ontmoetingscentrum gelijkgesteld.
  10. 10. Restaurant. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren; de bezoekersfrequentie is in het algemeen gespreid tussen 17.00 uur en 24.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt, de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte dat als zitruimte fungeert minimaal 70% is. Een petit-restaurant, restauratie, crêperie, pannenkoekenhuis en poffertjeszaak worden met een restaurant gelijkgesteld.
  11. 11. Zalenexploitatie. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen.

Noot: als handleiding bij het te maken onderscheid in de diverse horeca-inrichtingen zijn enkele beleidsnotities en criteria vastgesteld. De noodzaak daartoe werd onder meer gevormd door pogingen van aanvragers om de regelgeving te omzeilen. Het betreft de beleidsnotitie Toetsing LMV/APV bij aanvragen Verenigingen en Stichtingen; via toetsing aan deze notitie worden horeca-activiteiten zoveel mogelijk onderscheiden van welzijnsactiviteiten en wordt voorkomen dat onder een welzijnsvlag een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, in strijd met de van toepassing zijnde regelgeving. Voorts zijn er restaurantcriteria en criteria voor daghoreca opgesteld. Via de eerste wordt getoetst of sprake is van een restaurant of van een andere horecagelegenheid waar voedsel wordt verstrekt. in de tweede zijn criteria en voorwaarden gegeven, waaronder zogenaamde 'dag-horecazaken' alcoholhoudende dranken mogen verstrekken. De betreffende notitie en criteria zijn bijgevoegd.

Toetsingscriteria horeca-inrichtingen

Voor een indeling van horeca-inrichtingen in categorieën, moeten de diverse vormen van horecabedrijven worden getoetst/beoordeeld op hun functioneren, zulks in relatie tot de verschillende omgevingstypen waar dergelijke bedrijven voorkomen. Hoewel regelingen die met name waren gebaseerd op criteria als openingstijden, overlast of schenken van alcohol, doorstonden in het verleden niet toets der kritiek. Deze criteria kunnen wel een rol spelen bij de beoordeling van de mate waarin horeca-inrichtingen invloed hebben op hun omgeving en of deze horeca-inrichtingen zich met hun omgeving verdragen. Een ruimtelijke relevante vraag, nu functies die in strijd zijn met de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling in een bestemmingsplan worden verboden c.q. niet mogelijk gemaakt. Gelet op de jurisprudentie en de ervaring van de gemeente Den Haag met beleid ten aanzien van horeca-inrichtingen neergelegd in leefmilieuverordeningen, de APV en andere regelgeving, zijn de volgende toetsingscriteria opgesteld:

1. aard van de aangeboden producten punten
a. niet alcoholische dranken en/of ijs 3
b. niet ter plaatse bereide kleine etenswaren 5
c. wel ter plaatse bereide etenswaren 8
d. alcoholische dranken en/of alcoholische dranken afzonderlijk verkrijgbaar 15
2. bezoekersfrequentie
a. parallel aan openingstijden winkels (tussen 7.00 uur en 19.00 uur en 1x per week tot 22.00 uur) 5
b. overdag en/of 's-avonds, niet na 01.00 uur 15
c. 's avonds en na 01.00 uur 20
3. plaats waar het publiek zich ophoudt
a. binnen de inrichting 5
b. mede buiten en in de directe omgeving van de inrichting 10
c. voornamelijk buiten de inrichting 20
4. verkeersaantrekkende werking
a. geen eigenstandig verkeer 0
b. wel eigenstandig verkeer 5
c. wel eigenstandig verkeer van zowel bezoekers als bezorgers 10
5. dansgelegenheid
a. dansvloer van < 10 m² 5
b. dansvloer van > 10 m² 10

Staat van horeca-inrichtingen

Toepassing van de toetsingscriteria leidt tot de volgende staat van horeca-inrichtingen.

Soort horecabedrijf
criteria 1 2 3 4 5 totaal categorie
1. afhaalwinkel/maaltijdbezorging 8 15 10 10 0 43 III
2. broodjeszaak
openingstijden: a. 5 5 10 0 0 20 I
b. 5 15 10 5 0 35 II
c. 5 20 10 5 0 40 III
3. café
openingstijden: a. 15 5 10 0 0 30 II
b. 15 15 5 5 0 40 III
c. 15 20 5 5 0 45 III
met dansvloer < 10 m²: + 5 punten
met dansvloer > 10 m²: + 10 punten
4. cafetaria/snackbar
openingstijden: a. 5 5 10 5 0 25 I
b. 5 15 10 5 0 35 II
c. 5 20 10 5 0 45 III
5. koffiehuis 5 15 10 5 0 35 II
6. discotheek 15 20 10 5 10 60 IV
7. hotel 0 15 5 5 0 25 I
met café en/of restaurant: 15 15 5 5 0 40 III
met zalenexploitatie: 15 15 5 5 10 50 IV
met discotheek: 15 20 10 5 10 60 IV
8. ijssalon
openingstijden: a. 3 5 20 0 0 28 I
b. 3 15 20 5 0 43 III
c. 3 20 20 5 0 48 III
9. ontmoetingscentrum 15 15 5 5 5 45 III
10. restaurant 8 15 5 5 0 33 III
11. zalenexploitatie 15 15 5 5 10 50 IV

Categorie-indeling

< 30 punten: categorie I

30 < 40 punten: categorie II

40 < 50 punten: categorie III

50 punten en meer: categorie IV

Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven, wordt voor de puntentoebedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de zwaarste bedrijfssoort.

Toelichting op de beoordeling

Bij de beoordeling en de daarmee samenhangende toedeling van punten is voor elk criterium slechts op één onderdeel getoetst. Indien meerdere deelcriteria van toepassing zijn, zijn punten toebedeeld op basis van het onderdeel met de meeste punten. In de definitie van de diverse horeca-inrichtingen is aangegeven welke activiteiten gelijkgesteld worden met de in de staat van horeca-inrichtingen genoemde horecabedrijven.

  1. a. Openingstijden. Bij het toekennen van de punten is ervan uitgegaan dat men in het algemeen weinig overlast ondervindt van inrichtingen waarvan de sluitingstijden ongeveer gelijklopen met de openingstijden van winkels. Uitgangspunt daarbij is een openingstijd van 07.00 tot 19.00 uur en één keer per week tot uiterlijk 22.00 uur. Deze inrichtingen krijgen in de staat bij het tweede criterium 'bezoekersfrequentie' 5 punten toebedeeld. Late openingstijden daarentegen zijn zwaar gewaardeerd: voor openingstijden na 01.00 uur worden 20 punten toegekend. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze bedrijven in het algemeen een forse uitstraling hebben naar de (woon)omgeving. Met name discotheken kenmerken zich door een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie in de late avonduren en 's nachts. De invloed van een dergelijke inrichting op de omgeving doet zich daarom meer voelen.
  2. b. Alcohol Het afzonderlijk verkrijgbaar zijn van alcoholische drank en/of de nadruk in de bedrijfsvoering op de verstrekking van alcoholische drank (zoals bij cafés) is eveneens zwaar gewaardeerd met 10 punten. Niet alleen door het komen en gaan van de bezoekers heeft een dergelijke inrichting invloed op zijn omgeving maar ook door de combinatie van alcoholgebruik en het regelmatig daarmee samenhangende uitbundige gedrag van bezoekers. Horeca-inrichtingen waar alcoholische dranken uitsluitend of in hoofdzaak met ter plaatse bereide etenswaren te verkrijgen zijn (zoals restaurants), hebben een minder zware waardering gekregen vanuit de ervaring dat in deze bedrijven veel minder alcoholische dranken worden genuttigd dan in bedrijven die in hun bedrijfsvoering vooral gericht zijn op de verkoop van alcoholische dranken. Dit heeft in de invloed op de omgeving een positief effect. Bij een aantal inrichtingen komt het nogal eens voor dat met name kleine etenswaren en ijsproducten buiten de inrichting worden genuttigd. Bovendien trekken dit soort inrichtingen ook regelmatig publiek aan dat buiten de inrichting rondhangt. Vooral in de late avonduren en 's nachts vindt bezoek plaats na bezoek aan bijvoorbeeld een bioscoop, na cafébezoek of na bezoek aan een andere gelegenheid waar alcoholhoudende dranken worden geschonken. Afhankelijk van de mate waarin het publiek zich buiten de inrichting ophoudt, heeft dit een negatieve invloed op de omgeving.
  3. c. Verkeersaantrekkende werking. De verkeersaantrekkende werking doet zich met name voor bij inrichtingen als een afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Uitgangspunt is dat horeca die alleen overdag open is niet eigenstandig verkeer veroorzaakt. Met andere woorden, de bezoekers van zulke inrichtingen bevinden zich al in de omgeving, bijvoorbeeld voor winkelbezoek. Als naast bezoekers tevens sprake is van bezorgers, dan zijn daarvoor extra punten toebedeeld.
  4. d. Omvang dansvloer. Conform het bovenstaande beleid, zoals vastgelegd in onder andere de Nota Horeca Binnenstad, is onderscheid gemaakt in de omvang van een dansgelegenheid op basis van de oppervlakte van de dansvloer. Het onderscheid ligt bij een oppervlakte van meer of minder dan 10 m².

Bijlage 3 Parkeernormen

binnenstad …pp/won stadsvernieuwing…pp/won overig gebied …pp/won
woningen
3 of meer kamers 0,7 0,8 1,0
3 of meer kamers, vrije sector 1,0-2,0 1,0-2,0 1,0-2,0
2 kamers 0,6 0,6 0,7
1 kamer 0,4 0,4 0,5
studenten- en jongerenhuisvesting 0,25 0,25 0,25
zelfstandige seniorenwoningen 0,7 0,8 1,0
bejaardenwoningen
aanleun/zorgwoningen 0,3 0,3 0,3
hofjeswoningen 0,2 0,2 0,2
serviceflat met 1 of 2 kamers 0,5 0,5 0,5
serviceflat met 3 kamers 0,65 0,65 0,65
binnenstad 1 pp/… m² bvo schil
1 pp/… m² bvo
overig gebied 1 pp/… m² bvo
onderwijs
basisonderwijs personeel 2.000 1.000 400
bezoek - - -
voortgezet onderwijs personeel 1.250 625 250
bezoek - - -
MBO, HBO en WO personeel 200 95 40
bezoek - - -
medisch
verpleegtehuis personeel 1.000 500 200
bezoek 225 225 110
medisch centrum personeel 350 175 70
bezoek 35 35 35
arts(praktijk) personeel en bezoek 35 35 35
cultuur en welzijn
gebedshuis personeel 4.000 2.000 800
bezoek 30 30 30
theater/congrescentrum personeel 2.000 1.000 400
bezoek 50 50 25
bioscoop personeel 1.000 500 200
bezoek 50 50 25
wijkcentrum personeel 1.500 750 300
bezoek 100 100 50
kinderdagverblijf personeel en bezoek 200 200 100
sportschool personeel 1.000 500 200
bezoek 45 45 45
sporthal personeel 5.000 2.500 1.000
bezoek 90 90 45
bedrijven, detailhandel, dienstverlening
winkel personeel 500 250 100
bezoek 75 75 75
supermarkt (> 1.000 m²) personeel 500 250 100
bezoek 40 40 40
bedrijf personeel 400 200 80
bezoek 500 500 500
groothandel personeel 1.000 500 200
bezoek 2.000 2.000 2.000
showroom personeel 1.500 750 300
bezoek 400 200 100
magazijn personeel en bezoek 400 400 400
kantoren
kantoor personeel 250 125 50
bezoek 500 500 500
baliefuncties personeel 400 200 80
bezoek 50 50 50
horeca
hotel personeel 1.000 500 200
bezoek 1 per 2 kamers 1 per 2 kamers 1 per 2 kamers
restaurant personeel 500 250 100
bezoek 100 50 25
cafetaria personeel 400 200 80
bezoek 60 30 15
fietsenstalling 1 plaats per 3 medewerkers 1 plaats per 3 medewerkers 1 plaats per 3 medewerkers
tarieven (prijspeil 1 januari 1996)
tarief storting in:
parkeerfonds € 13.273 € 13.273 € 7.260
bereikbaarheidsfonds € 6.625 € 6.625 € 3.630

Bijlage 4 Staat Van Inrichtingen Bedrijven

SBI-
code
Omschrijving Grootste afstand Cat.
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 3.2
151 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 4.2
151 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 3.2
151 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 50 3.1
151 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 50 3.1
151 - loonslachterijen 50 3.1
151 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 3.1
152 Visverwerkingsbedrijven:
152 - conserveren 200 4.1
152 - roken 300 4.2
152 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 300 4.2
152 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 3.2
152 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 3.1
1531 Aardappelprodukten fabrieken:
1531 - vervaardiging van aardappelproducten 300 4.2
1531 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 3.1
1532, 1533 Groente- en fruitconservenfabrieken:
- jam 100 3.2
- groente algemeen 100 3.2
- met koolsoorten 100 3.2
- met drogerijen 300 4.2
- met uienconservering (zoutinleggerij) 300 4.2
1541 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
1541 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1542 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
1542 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1543 Margarinefabrieken:
1543 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
1543 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1551 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 100 3.2
1551 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 300 4.2
1551 - overige zuivelprodukten fabrieken 300 4.2
1552 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 100 3.2
1552 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 30 2
1561 Meelfabrieken:
1561 - p.c. >= 500 t/u 300 4.2
1561 - p.c. < 500 t/u 200 4.1
1561 Grutterswarenfabrieken 200 4.1
1562 Zetmeelfabrieken:
1562 - p.c. < 10 t/u 200 4.1
1562 - p.c. >= 10 t/u 300 4.2
1571 Veevoerfabrieken:
1571 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 300 4.2
1571 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 4.1
1571 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 300 4.2
1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 4.1
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 - v.c. < 2500 kg meel/week 30 2
1581 - v.c. >= 2500 kg meel/week 100 3.2
1582 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 3.2
1583 Suikerfabrieken:
1584 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 3.2
1584 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 4.2
1584 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 3.2
1585 Deegwarenfabrieken 50 3.1
1586 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 - theepakkerijen 100 3.2
1587 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 4.1
1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 4.1
1589.1 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 4.1
1589.2 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 - zonder poederdrogen 100 3.2
1589.2 - met poederdrogen 300 4.2
1589.2 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 4.1
1591 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 4.2
1592 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 - p.c. < 5.000 t/j 200 4.1
1592 - p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
1596 Bierbrouwerijen 300 4.2
1597 Mouterijen 300 4.2
1598 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 100 3.2
16 VERWERKING VAN TABAK
160 Tabakverwerkende industrie 200 4.1
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 Bewerken en spinnen van textielvezels 100 3.2
172 Weven van textiel:
172 - aantal weefgetouwen < 50 100 3.2
172 - aantal weefgetouwen >= 50 300 4.2
173 Textielveredelingsbedrijven 50 3.1
174, 175 Vervaardiging van textielwaren 50 3.1
1751 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 200 4.1
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 50 3.1
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer 50 3.1
183 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 3.1
19 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
191 Lederfabrieken 300 4.2
192 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 3.1
193 Schoenenfabrieken 50 3.1
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 Houtzagerijen 100 3.2
2010.2 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 - met creosootolie 200 4.1
2010.2 - met zoutoplossingen 50 3.1
202 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 3.2
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 100 3.2
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 50 3.1
21 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 Vervaardiging van pulp 200 4.1
2112 Papier- en kartonfabrieken:
2112 - p.c. < 3 t/u 50 3.1
2112 - p.c. 3 - 15 t/u 200 4.1
2112 - p.c. >= 15 t/u 300 4.2
212 Papier- en kartonwarenfabrieken 100 3.2
2121.2 Golfkartonfabrieken:
2121.2 - p.c. < 3 t/u 100 3.2
2121.2 - p.c. >= 3 t/u 200 4.1
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221 Drukkerijen van dagbladen 100 3.2
2222 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 100 3.2
23 AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
2320.1 Aardolieraffinaderijen 1500 6
2320.2 Smeeroliën- en vettenfabrieken 100 3.2
2320.2 Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 4.2
2320.2 Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 300 4.2
233 Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven 1500 6
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2411 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 4.1
2413 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 4.2
2414.1 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 4.2
2414.1 Methanolfabrieken:
2414.1 - p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
2414.1 - p.c. >= 100.000 t/j 300 4.2
2414.2 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2 - p.c. < 50.000 t/j 300 4.2
242 Landbouwchemicaliënfabrieken:
243 Verf, lak en vernisfabrieken 300 4.2
2441 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 - p.c. < 1.000 t/j 300 4.2
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 3.1
2451 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 4.2
2452 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 4.2
2462 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 - zonder dierlijke grondstoffen 100 3.2
2464 Fotochemische produktenfabrieken 100 3.2
2466 Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 3.1
2466 Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 4.1
247 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 4.2
25 VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511 Rubberbandenfabrieken 300 4.2
2512 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 - vloeropp. < 100 m2 50 3.1
2512 - vloeropp. >= 100 m2 200 4.1
2513 Rubber-artikelenfabrieken 100 3.2
252 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 - zonder fenolharsen 200 4.1
252 - met fenolharsen 300 4.2
252 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 3.1
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 Glasfabrieken:
261 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 100 3.2
261 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
261 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 300 4.2
2615 Glasbewerkingsbedrijven 50 3.1
262, 263 Aardewerkfabrieken:
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 100 3.2
264 Baksteen en baksteenelementenfabrieken 200 4.1
264 Dakpannenfabrieken 200 4.1
2651 Cementfabrieken:
2652 Kalkfabrieken:
2652 - p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
2653 Gipsfabrieken:
2653 - p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
2661.1 Betonwarenfabrieken:
2661.1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 200 4.1
2661.1 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 300 4.2
2661.2 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 - p.c. < 100.000 t/j 100 3.2
2661.2 - p.c. >= 100.000 t/j 300 4.2
2662 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 100 3.2
2663, 2664 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 - p.c. < 100 t/u 100 3.2
2663, 2664 - p.c. >= 100 t/u 300 4.2
2665, 2666 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 - p.c. < 100 t/d 100 3.2
2665, 2666 - p.c. >= 100 t/d 300 4.2
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 100 3.2
267 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 50 3.1
267 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 300 4.2
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 50 3.1
2682 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 - p.c. < 100 t/u 300 4.2
2682 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
2682 - overige isolatiematerialen 200 4.1
2682 Minerale produktenfabrieken n.e.g. 100 3.2
2682 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 200 4.1
2682 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 300 4.2
27 VERVAARDIGING VAN METALEN
271 Ruwijzer- en staalfabrieken:
271 - p.c. >= 1.000 t/j 1500 6
272 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
273 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 - p.o. < 2.000 m2 300 4.2
274 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 - p.c. < 1.000 t/j 300 4.2
274 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
2751, 2752 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 - p.c. < 4.000 t/j 300 4.2
2753, 2754 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 - p.c. < 4.000 t/j 300 4.2
28 VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 Constructiewerkplaatsen:
281 - gesloten gebouw 100 3.2
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 50 3.1
281 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 200 4.1
281 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 300 4.2
2821 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 - p.o. < 2.000 m2 300 4.2
2822, 2830 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 200 4.1
284 Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 200 4.1
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 100 3.2
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 50 3.1
2851 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 - algemeen 100 3.2
2851 - stralen 200 4.1
2851 - metaalharden 100 3.2
2851 - lakspuiten en moffelen 100 3.2
2851 - scoperen (opspuiten van zink) 100 3.2
2851 - thermisch verzinken 100 3.2
2851 - thermisch vertinnen 100 3.2
2851 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 100 3.2
2851 - anodiseren, eloxeren 100 3.2
2851 - chemische oppervlaktebehandeling 100 3.2
2851 - emailleren 100 3.2
2851 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 100 3.2
2852 Overige metaalbewerkende industrie 100 3.2
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 50 3.1
287 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 - p.o. < 2.000 m2 200 4.1
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 100 3.2
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 50 3.1
29 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 Machine- en apparatenfabrieken:
29 - p.o. < 2.000 m2 100 3.2
29 - p.o. >= 2.000 m2 200 4.1
29 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 300 4.2
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 Kantoormachines- en computerfabrieken 30 2
31 VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
311 Elektromotoren- en generatorenfabrieken 200 4.1
312 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 4.1
313 Elektrische draad- en kabelfabrieken 200 4.1
314 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 3.2
315 Lampenfabrieken 300 4.2
3162 Koolelektrodenfabrieken 1500 6
32 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 50 3.1
3210 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 3.1
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 2
34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 - p.o. < 10.000 m2 200 4.1
341 - p.o. >= 10.000 m2 300 4.2
3420.1 Carrosseriefabrieken 200 4.1
3420.2 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 200 4.1
343 Auto-onderdelenfabrieken 100 3.2
35 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 - houten schepen 50 3.1
351 - kunststof schepen 100 3.2
351 - metalen schepen < 25 m 200 4.1
352 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 - algemeen 100 3.2
352 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 300 4.2
353 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 - zonder proefdraaien motoren 200 4.1
354 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 100 3.2
355 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 100 3.2
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 Meubelfabrieken 100 3.2
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 10 1
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 30 2
364 Sportartikelenfabrieken 50 3.1
365 Speelgoedartikelenfabrieken 50 3.1
3661.1 Sociale werkvoorziening 30 2
3661.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 50 3.1
37 VOORBEREIDING TOT RECYCLING
372 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 - v.c. < 100.000 t/j 300 4.2
372 Rubberregeneratiebedrijven 300 4.2
372 Afvalscheidingsinstallaties 300 4.2
40 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)
40 - kerncentrales met koeltorens 1500 6
40 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
40 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 3.2
40 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 100 3.2
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 - < 10 MVA 30 2
40 - 10 - 100 MVA 50 3.1
40 - 100 - 200 MVA 100 3.2
40 - 200 - 1000 MVA 300 4.2
40 Gasdistributiebedrijven:
40 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 300 4.2
40 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 50 3.1
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 - stadsverwarming 100 3.2
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 50 3.1
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 - < 1 MW 30 2
41 - 1 - 15 MW 100 3.2
41 - >= 15 MW 300 4.2
45 BOUWNIJVERHEID
45 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 100 3.2
45 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 50 3.1
45 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 50 3.1
45 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 30 2
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
502 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 100 3.2
5020.4 Autoplaatwerkerijen 100 3.2
5020.4 Autospuitinrichtingen 50 3.1
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5121 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 50 3.1
5121 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 300 4.2
5122 Grth in bloemen en planten 30 2
5123 Grth in levende dieren 100 3.2
5124 Grth in huiden, vellen en leder 50 3.1
5125, 5131 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 50 3.1
5132, 5133 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 50 3.1
5134 Grth in dranken 30 2
5135 Grth in tabaksprodukten 30 2
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 30 2
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 2
5138, 5139 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 30 2
514 Grth in overige consumentenartikelen 30 2
5148.7 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 30 2
5148.7 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 50 3.1
5148.7 - munitie 30 2
5151.1 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 50 3.1
5151.2 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 200 4.1
5151.2 - tot vloeistof verdichte gassen 300 4.2
5151.3 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 3.2
5152.1 Grth in metaalertsen:
5152.1 - opslag opp. < 2.000 m2 300 4.2
5152.2 /.3 Grth in metalen en -halffabrikaten 100 3.2
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 - algemeen: b.o. > 2000 m² 50 3.1
5153 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 30 2
5153.4 zand en grind:
5153.4 - algemeen: b.o. > 200 m² 100 3.2
5153.4 - algemeen: b.o. <= 200 m² 30 2
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 50 3.1
5154 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 30 2
5155.1 Grth in chemische produkten 100 3.2
5155.2 Grth in kunstmeststoffen 30 2
5156 Grth in overige intermediaire goederen 30 2
5157 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 100 3.2
5157 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 50 3.1
5157.2/3 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 100 3.2
5157.2/3 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 50 3.1
5162 Grth in machines en apparaten:
5162 - machines voor de bouwnijverheid 100 3.2
5162 - overige 50 3.1
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 30 2
60 VERVOER OVER LAND
6021.1 Bus-, tram- en metrostations en -remises 100 3.2
6023 Touringcarbedrijven 100 3.2
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 100 3.2
6024 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 50 3.1
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 30 2
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6311.1 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1 - stukgoederen 300 4.2
6311.1 - tankercleaning 300 4.2
6311.2 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 - containers 300 4.2
6311.2 - tankercleaning 300 4.2
6311.2 - stukgoederen 100 3.2
6311.2 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 300 4.2
6311.2 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 300 4.2
6311.2 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 300 4.2
6312 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 50 3.1
6321 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 100 3.2
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten 30 2
642 Telecommunicatiebedrijven 10 1
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 50 3.1
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 50 3.1
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 30 2
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Switchhouses 30 2
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 3.1
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 30 2
7484.3 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 200 4.1
90 MILIEUDIENSTVERLENING
9001 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 - < 100.000 i.e. 200 4.1
9001 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 4.2
9001 rioolgemalen 30 2
9002.1 Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 3.1
9002.1 Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 50 3.1
9002.1 Vuiloverslagstations 300 4.2
9002.2 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 - kabelbranderijen 100 3.2
9002.2 - verwerking radio-actief afval 1500 6
9002.2 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 3.1
9002.2 - oplosmiddelterugwinning 100 3.2
9002.2 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 4.2
9002.2 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 30 2
9002.2 Vuilstortplaatsen 300 4.2
9002.2 Composteerbedrijven:
9002.2 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 3.2
9002.2 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 4.1
9002.2 - GFT in gesloten gebouw 200 4.1
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 Wasserijen en strijkinrichtingen 50 3.1
9301.1 Tapijtreinigingsbedrijven 50 3.1
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 30 2
9301.3 Wasverzendinrichtingen 30 2

9301.3Wasverzendinrichtingen302

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De bouw van de Vinexlocatie Wateringse Veld vindt plaats in het kader van de woningbouwopgave die de gemeente Den Haag in de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (Vinex) kreeg opgelegd. Het geldende bestemmingsplan Wateringse Veld uit 1996 heeft een globaal karakter en maakte de aanleg van de nieuwe woonwijk mogelijk. Nu het zuidelijk deel van Wateringse Veld zo goed als gereed is, treedt hier de beheerfase in. Het geldende bestemmingsplan is door zijn ontwikkelingsgerichte karakter ontoereikend om het beheer in de jonge wijk adequaat te reguleren. Onderhavig bestemmingsplan is wel geschikt voor het beheer van het zuidelijk deel van Wateringse Veld.

Het nieuwe bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid van de gemeente Den Haag is het planologisch-juridisch bindend kader voor het zuidelijk deel van de Haagse Vinex-locatie Wateringse Veld. Het bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid heeft – met het oog op een verantwoord beheer van de stedenbouwkundige opzet en de ruimtelijke kwaliteit – tot doel de gerealiseerde situatie vast te leggen. Het plan is conserverend van aard: de karakteristieke waarden van het zuidelijk deel van de nieuwe stadswijk Wateringse Veld qua beeld, bebouwing en functies worden zo goed mogelijk behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de buurten enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds. Kortom, uitgangspunt van het plan is het planologisch-juridisch verantwoord en duurzaam vastleggen van de stedenbouwkundige opzet en de ruimtelijke kwaliteit van de verschillende woonbuurten en de ecologische zone, waarbij rekenschap is gegeven van de mogelijkheid dat zich nog ontwikkelingen aandienen.

In de Nota Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020 die op 14 december 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd dat met het oog op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening de komende jaren een actualisering plaatsvindt van een groot aantal vigerende bestemmingsplannen. Ook dit is een aanleiding voor het nieuw bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid.

1.2 Begrenzing Plangebied

De grenzen van het plangebied komen voor grootste deel overeen met de gemeentegrenzen:

  • de oostgrens van het plangebied komt overeen met de grens tussen de gemeenten Den Haag en Rijswijk – die de Rijnerwatering van noord naar zuid doorsnijdt;
  • de zuid- en westgrens van het plangebied valt samen met de grens tussen de gemeenten Den Haag en Westland;
  • de noordgrens van het plangebied valt grotendeels samen met de noordzijde van het Oosteinde. Alleen ten westen van de Laan van Wateringse Veld wordt de noordgrens van het plangebied gevormd door de waterloop langs het Baroniepad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0001.jpg"

Afbeelding 1: ligging en begrenzing plangebied

1.3 Doel

Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur heeft het bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid een aantal doelen:

  1. 1. de bestaande situatie zoveel mogelijk in stand houden. De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privé-gebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. In het plangebied zijn voldoende maatschappelijke (sport, welzijn et cetera) voorzieningen en winkels. Het plan is in hoofdzaak een beheersbestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de wijk enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds. Het bestemmingsplan biedt de planologisch-juridische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan in de toekomst en voor mogelijke nieuwe ontwikkelingen.
  2. 2. nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk maken:
    1. a. Minskplein: het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de bestemming Maatschappelijk in Centrum;
    2. b. Laan van Scheltema 13: het realiseren van twee geschakelde woningen.
  3. 3. het opnemen van de regels die gesteld werden in de Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a in het bestemmingsplan. Op het plangebied was tot 30 maart 2009 de Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. van toepassing (zie paragraaf 1.4.3). Deze was op grond van de Wet op stads- en dorpsvernieuwing (Wsdv) door de gemeenteraad vastgesteld. Deze verordening regelde, begrensde en/of verbood op grond van het belang van de leefbaarheid de toelaatbaarheid van recreatie-inrichtingen, sekswinkels, kamerverhuurbedrijven, seksinrichtingen, garagebedrijven, paddoshops, belwinkels, hennepkwekerijen en drugsdealpanden. Met de inwerkingtreding van de Wro is de Wsdv vervallen. Het belang van de leefbaarheid maakt het noodzakelijk om het bestemmingsplan te laten aansluiten op de regelgeving die in de verordening was opgenomen.
  4. 4. het actualiseren van het bestemmingsplan aan wetswijzigingen en nieuw beleid. De provinciale nota Regels voor Ruimte, de wijziging van de WRO in de nieuwe Wro en de wijziging of voorgenomen wijziging van aanverwante wetten leiden of hebben geleid tot planologische randvoorwaarden wat betreft de waterhuishouding, gebiedsgericht milieubeleid, flora- en faunabeheer, bosbeheer, ecologische verbindingszones en milieucomponenten in deze bestaande ruimtelijke structuur. Het bestemmingsplan is mede tegen de achtergrond van deze voorwaarden opgesteld.

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

1.4.1 Bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening

Het bestemmingsplan Wateringse Veld-Zuid vervangt voor wat betreft het plangebied het geldende Bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening dat op 18 december 1997 is vastgesteld. Deze partiële herziening kan niet los worden gezien van het Bestemmingsplan Wateringse Veld dat op 6 juni 1996 is vastgesteld. De partiële herziening was nodig omdat het Bestemmingsplan Wateringse Veld op 26 augustus 1997 slechts gedeeltelijk in werking was getreden: gedeputeerde staten van Zuid-Holland onthielden op 28 januari 1997 aan een aantal onderdelen hun goedkeuring. Met het vaststellen van 'Bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening' werden de oorspronkelijke intenties van de gemeente alsnog planologisch-juridisch vastgelegd. Gedeputeerde staten hebben deze herziening op 21 juli 1998 goedgekeurd.

De verschillende buurten van Wateringse Veld zijn in het 'Bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening' overwegend of geheel bestemd voor 'Stadsuitbreiding' ('SU-4' voor Oosteinde, 'SU-5' voor Lage Veld, 'SU-6' voor Eilanden, 'SU-7' voor Vijvers en 'SU-8' voor Zuideinde, het huidige Zonne Veld). Binnen de verschillende subbestemmingen wordt onder andere het minimum- en maximumaantal woningen per hectare aangegeven: voor de bestemming 'SU-5' ligt dit tussen de 35 en 45 en voor de bestemming 'SU-6' tussen de 15 en 20 woningen per hectare. Ook is binnen enkele subbestemmingen voorzien in een richtgetal voor het aantal hectare aan groen- en/of watervoorzieningen. De bestemming 'Stadsuitbreiding' is een zeer brede bestemming, waaronder niet alleen doeleinden als wonen, detailhandel, horeca, onderwijs- en verkeersvoorzieningen vallen, maar ook doeleinden als parken en waterpartijen, natuurontwikkelingsgebied en welzijnsvoorzieningen.

Verder is nog de bestemming 'Lint' van toepassing op de verschillende linten, inclusief de aanliggende bebouwingsstroken in Wateringse Veld. Zo draagt het Oosteinde in dit bestemmingsplan de bestemming 'L-2'. Deze bestemming kent ook een ruime invulling maar minder ruim dan de bestemming 'Stadsuitbreiding'. Binnen deze bestemming is het uitgangspunt de handhaving van het gemengde karakter van functies en aard van de bebouwing en van het stedenbouwkundige beeld dat wordt gekenmerkt door relatief lage bebouwing met lange voortuinen. Op de plankaart is in het uiterste oosten – ten zuiden van het Oosteinde – een strook aangegeven die bestemd is als 'Zone t.b.v. natuurontwikkelingsgebied'. Ten zuiden van de Bovendijk is een strook bestemd voor 'Zone voor park c.q. waterpartij'. Wat uiteindelijk de Laan van Wateringse Veld en het Lage Plein is geworden, is op de plankaart bestemd voor 'Verkeersdoeleinden'.

1.4.2 Uitwerkingsplan Parkbuurt Oosteinde, fase IIIB

Het nieuwe bestemmingsplan Wateringse Veld-Zuid vervangt ook het Uitwerkingsplan Parkbuurt Oosteinde, fase IIIB dat in juni 1999 werd vastgesteld. Dit uitwerkingsplan dat deel uitmaakt van het Bestemmingsplan Wateringse Veld vormt de planologisch-juridische basis voor de uitvoering van een bouwplan voor 36 woningen tussen het Baroniepad en het Oosteinde.

1.4.3 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  1. a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. In het plangebied zijn geen vuurwerkbedrijven gevestigd.
  2. b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.

De wijze waarop bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in paragraaf 5.2

1.5 Leeswijzer

In dit hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan voor het gebied Wateringse Veld - Zuid aangegeven. Verder werden de doeleinden, die met het bestemmingsplan worden nagestreefd, omschreven.

Om deze in een bestemmingsplan gestalte te geven is enerzijds de bestaande situatie beschreven in hoofdstuk 2; anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doeleinden in hoofdstuk 3 een selectie gemaakt van de relevante beleidsnota's en regelingen, die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. In hoofdstuk 4 wordt een beeld gegeven van het op het milieu toegespitste beleid en de in regelgeving gestelde milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken afgeleid zijn, dit mede tegen de achtergrond van de bestaande situatie en de nieuwe ontwikkelingen. De daarbij van toepassing zijnde milieukwaliteitseisen zijn bij het afwegingsproces betrokken. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting op de bestemmingen en de opzet van de bestemmingsregels gegeven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 7 ingegaan. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 het resultaat van overleg en inspraak weergegeven.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

2.1.1 Oud- en Nieuw-Wateringveldschepolder

De naam Wateringse Veld refereert aan de Oud- en Nieuw-Wateringveldschepolder. Het landschap waarin de ontwikkeling van de Vinexlocatie plaatsvindt, kenmerkte zich door een polderstructuur. Belangrijke lijnen in deze structuur bestonden al in de Romeinse tijd. Het landschap van strandwallen bepaalde in belangrijke mate het vestigingspatroon in de kuststrook. Zo maakte het Oosteinde deel uit van een hoger gelegen route op een wal waarlangs in de loop van de tijd een reeks van dorpskernen is ontstaan. Tot deze zogenaamde voorstedelijke band behoren onder andere Wateringen, Rijswijk, Voorburg, Leidschendam en Voorschoten. Kort na het ontstaan van het duinlandschap en nog voordat in de lagere delen een moeras ontstond, kwamen in het laat-neolithicum – een fase van de steentijd omstreeks 3500 tot 3000 voor Christus – mensen in het gebied wonen. Aan de hand van archeologische vondsten kan een beeld worden gevormd van mensen die niet alleen leefden van de veeteelt maar ook van de opbrengst van de jacht en van visvangst. Ook in de periode tussen 2215 en 500 voor Christus zijn meerdere malen mensen in het gebied actief geweest. In de Romeinse tijd, van het begin van onze jaartelling tot 270 na Christus, werd dit gebied bewoond door de Cananefaten. Zij vestigden zich op de oeverwallen langs de Gantel, de getijdenkreek die toen ter hoogte van het huidige Oosteinde stroomde.

Het deel van het plangebied ten zuiden van de Bovendijk ligt in wat vroeger een droogmakerij was. In het gebied is vanaf de 17e eeuw een dik pakket veen afgegraven en als turf afgevoerd waarna het gebied onder water is komen te staan. Later is het gebied als de Wateringveldsche Polder ingepolderd. Daarom bestond dit deel van Wateringse Veld tot 1994 hoofdzakelijk uit weiland terwijl het noordelijk deel van Wateringse Veld voornamelijk voor glastuinbouw werd gebruikt.

2.1.2 Vinexlocatie Wateringse Veld

Sinds 1 januari 1994 is Wateringse Veld onderdeel van de gemeente Den Haag. Voordien behoorde dit vroegere glastuinbouw- en weidegebied tot de gemeente Wateringen. De Vinexlocatie ligt tussen de Erasmusweg en de gemeentegrenzen van Rijswijk en Wateringen. Het totale gebied dat bestaat uit delen van de Wippolder, Oud- en Nieuw-Wateringveldschepolder en het boezemgebied, beslaat 326 hectare. In 1996 werd gestart met de bouw van ruim 7.500 woningen, voor het grootste deel eengezinswoningen in verschillende financieringscategorieën. Uiteindelijk zal de gemeente Den Haag met Wateringse Veld ongeveer 20.000 inwoners rijker zijn. De wijk zal naar verwachting voor 2012 zijn voltooid.

Wateringse Veld – noord én zuid – zal uiteindelijk bestaan uit 8 woonbuurten met elk een eigen karakter. Binnen een buurt kan een duidelijke eenheid worden ervaren, terwijl tussen de buurten grote verschillen kunnen bestaan. De verschillen komen met name tot uitdrukking in de woningdichtheid, de woningtypes, de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte. Binnen het plangebied van Wateringse Veld-Zuid bevinden zich 5 van de 8 woonbuurten: Eilanden, Vijvers, Zonne Veld, Lage Veld en Parkbuurt Oosteinde. De buurt Eilanden – in het oostelijk deel van Wateringse Veld, ten zuiden van het Oosteinde – bestaat uit een zestal door bruggen met elkaar verbonden eilanden. Aan de oostkant van Eilanden bevindt zich een ecologische zone: het kerngebied van de ecologische verbindingszone die door heel Wateringse Veld loopt. Net als Eilanden grenst de buurt Vijvers over de volle lengte aan de ecologische zone. Bijna de hele buurt is op dit natuurgebied georiënteerd. De buurt ontleent zijn naam aan de Waterkersvijver die, als een verbreding van het water van de ecologische zone, in het midden van de buurt gelegen is. Voor de cirkelvormige opbouw van Zonne Veld is gekozen om zoveel mogelijk gebruik te kunnen maken van de zon, onder andere voor het gebruik van zonnepanelen. Om het contrast tussen de buurten Zonne Veld en Lage Veld te benadrukken is op de singeloever aan de kant van het meer stedelijke Lage Veld een kademuur aangelegd, terwijl de oever aan de kant van Zonne Veld een breed groen talud heeft. De concentrische opbouw van Zonne Veld wordt doorbroken door twee wegen die leiden naar het winkelcentrum aan het Parijsplein. Een hogere woningdichtheid en een groter aantal gestapelde woningen benadrukken het stedelijke karakter van Lage Veld. Centraal in de buurt ligt het Lage Plein als onderdeel van de Laan van Wateringse Veld. Het plein wordt aan weerszijden geflankeerd door vijf bouwlagen hoge appartementsgebouwen. Daarachter liggen aan weerszijden drie autovrije hoven omsloten door eengezinswoningen. Voetgangers hebben via poorten in de pleinwanden toegang tot deze hoven. De voorzieningen concentreren zich met name aan het Parijsplein. Langs het Hemelwater zijn kademuren met een verlaagde wandelpromenade gebouwd. Het water langs de Athene-, Londen-, Moskou- en Praagsingel scheidt Lage Veld van de andere buurten. De brug over het Hemelwater verbindt Lage Veld met het noordelijk gelegen Parkbuurt Oosteinde. In september 1996 ging de eerste paal van Wateringse Veld in deze buurt de grond in. De buurt kent een grote variatie in vrijstaande woningen en woningen in kortere en langere rijtjes. Aan de waterloop ten noorden van de Bovendijk staan enkele appartementsgebouwen. De bestaande bebouwing aan de twee historische linten Oosteinde en de oude Laan van Scheltema is opgenomen in de inrichting van de buurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0002.jpg"

Afbeelding 2: buurten in Wateringse Veld-Zuid

2.2 Bestaande Situatie

2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur

Uitgangspunt van het stedenbouwkundig plan voor Wateringse Veld was het waar mogelijk logisch verwerken van het bestaande stelsel van wegen met aangelegen tuinderswoningen. In het licht van de opdracht om een Haagse wijk te maken moest worden aangesloten op belangrijke wegen in Den Haag Zuidwest. Zo is de Dedemsvaartweg als Laan van Wateringse Veld doorgetrokken. Met een zo direct mogelijke aansluiting van deze laan op de randweg van Den Haag is de Laan van Wateringse Veld de centrale ontsluitingsas van de nieuwe wijk geworden.

De Laan van Wateringse Veld is als centrale as de belangrijkste identiteitsdrager van Wateringse Veld. Passanten herkennen vanaf deze weg de karakteristieken van de wijk: de stedelijke buurten, de meer suburbane buurten, het Vlietpark en de plas Hemelwater. Zo is de Laan van Wateringse Veld de ruimtelijke en functionele ruggengraat van de wijk geworden met veel voorzieningen en in bouwhoogte al op afstand herkenbaar. De laan is over de gehele lengte beplant met veelal dubbele rijen paardenkastanjes die de laan een duidelijke eigen identiteit geven.

De structuur van Wateringse Veld-Zuid is gebaseerd op een patroon van min of meer loodrecht op elkaar staande richtingen. Ook hoogteverschillen en belangrijke watergangen waren bepalend voor de stedenbouwkundig opzet van Wateringse Veld. Zo was de Bovendijk met verschillende waterhoogtes aan weerszijden van invloed op de situering van het Hemelwater en was het uitwaaierende slotenpatroon beslissend voor de karakteristieke vorm van de buurt Lage Veld.

In Wateringse Veld is architectuur ingezet als stedenbouwkundig expressiemiddel. Zo zijn hoogteaccenten gebruikt als markante oriëntatiepunten tot voorbij de grenzen van de buurten. Elke buurt heeft zijn kenmerkende (appartementen)gebouwen. Maar ook op het schaalniveau van de straat is de architectuur op essentiële plekken verbijzonderd om de kwaliteit van de openbare ruimte te vergroten. De opvatting hierbij is dat de kwaliteit van de openbare ruimte niet alleen wordt bepaald door de inrichting van het openbare ruimte zelf maar ook door de bebouwing eromheen. Een algemeen uitgangspunt op buurtniveau is dat de wanden aan weerszijden van een straat of rondom een plein of plantsoen worden ontworpen door één architect om te voorkomen dat ruimtes uiteen vallen: het buurtplein als 'stedelijke kamer'.

In het algemeen is voor de verkaveling binnen de buurten als uitgangspunt gehanteerd dat de scheiding tussen openbare ruimte en privé-domein duidelijk en duurzaam is vormgegeven: vrijwel altijd grenzen achtertuinen aan achtertuinen. In het geval dat achtertuinen aan de zijkant aan de openbaar ruimte grenzen zijn hoge erfscheidingen toegepast. Een element dat voor Wateringse Veld is overgenomen uit de tuinstadtraditie van het begin van de 20e eeuw zijn de voortuinen die met een verschillende diepte in principe overal in de wijk zijn toegepast. Voortuinen zijn op de voorerfgrens altijd voorzien van een lage tuinmuur. Alleen in gebieden met het karakter van een gemeenschappelijk erf zijn ook voorerfscheidingen in de vorm van duurzame hekwerken geaccepteerd.

In Wateringse Veld-Zuid zijn drie beeldende kunstthema's tot uitvoering gebracht:

  • een 'bomenmuseum'. Elke straat heeft zijn eigen type boombeplanting, vergezeld met de bijbehorende naam gebeiteld in een hardstenen trottoirtegel;
  • een waterthema. Dit is uitgewerkt in twee bijzondere wateroverlopen en een reeks uitstroomopeningen aan de Bovendijk
  • een verlichtingsthema, in de vorm van bijzondere verlichting in de poorten van de hoge bebouwing aan de Laan van Wateringse Veld.

In het uiterste zuiden, aan de Laan van Wateringse Veld, ligt een kleine strook bedrijventerrein dat met de achterzijde aansluit op het grote bedrijventerrein op het grondgebied van de gemeente Westland. De ontsluiting van dit laatste grote terrein vindt plaats via de Wippolderlaan zodat vrachtverkeer het verkeer op de Laan van Wateringse Veld niet in de weg zit.

Wateringse Veld-Zuid bestaat uit 5 woonbuurten, met elk een verschillend karakter door een eigen stedenbouwkundige opzet en een bijzondere architectonische uitwerking:

  • Parkbuurt Oosteinde: een luxe tuinbuurt – in de Haagse traditie – tussen het Vlietpark en het Hemelwater;
  • Lage Veld: de centrale stedelijke buurt, met een tramlijn, een winkelcentrum en veel appartementen;
  • Zonne Veld: een nieuwe traditionele tuinbuurt, met veel aandacht voor zonne-energie;
  • Eilanden: 6 eigenzinnige eilanden met uitsluitend woningen aan het water;
  • Vijvers: een moderne woonbuurt aan de ecologische zone.

2.2.2 Parkbuurt Oosteinde

Parkbuurt Oosteinde wordt begrensd door de Bovendijk, de Rijnerwatering, de Keukenhoflaan, het Baroniepad, de Vlietlaan, de Montferlandsingel en de Druivenlaan. De noordelijke grens van dit bestemmingsplan loopt voor een deel over het Oosteinde waardoor het noordoostelijk deel van deze buurt buiten het plangebied valt. De Haagse tuinwijken uit de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw hebben voor Parkbuurt Oosteinde als inspiratiebron gediend.

2.2.3 Lage Veld

Lage Veld is in Wateringse Veld-Zuid de grote centrale buurt met een meer stedelijk karakter. De buurt wordt begrensd door achtereenvolgens het Hemelwater, de Athenesingel, de Londensingel, de Moskousingel en de Praagsingel.

2.2.4 Eilanden

Deze buurt heeft een suburbaan karakter en wordt globaal begrensd door het Hemelwater, de ecologische zone, de Middenweg en de Praagsingel. In de buurt speelt water vanzelfsprekend een hoofdrol. De buurt bestaat uit 6 eilanden.

2.2.5 Vijvers

De buurt Vijvers heeft het karakter van een modern tuindorp. De buurtnaam is ontleend aan de oriëntatie op brede waterpartijen aan de oostzijde en centraal in de buurt. De buurt wordt globaal begrensd door de Moskousingel, de Middenweg, de ecologische zone, de Waterbiesweg en de Laan van Wateringse Veld.

2.2.6 Zonne Veld

Zonne Veld heeft de karakteristieken van een traditioneel tuindorp. Aan de oost- en noordzijde wordt de buurt begrensd door de Middenweg, de Londensingel en de Laan van Wateringse Veld. Aan de west- en zuidzijde bevinden zich – op het grondgebied van de gemeente Westland – het bedrijventerrein Wateringse Veld en de Vinex-locatie Essellanden.

2.2.7 Natuurtheater

Langs de Rijnerwatering kon door de aanwezigheid van het tracé van een bovengrondse hoogspanningsleiding over een flinke breedte een ecologische zone worden ingericht: het Natuurtheater. Er is onder aan het dijktalud een uitgebreid eilandenrijk ontworpen met veel rietlanden en moerasvegetatie. Het gebied is toegankelijk gemaakt met een voetgangerspad over de eilanden heen. Op het dijktalud loopt – parallel aan het boezemwater – een fietsroute die zicht biedt op het natuurgebied. Om de verstoring van het gebied beperkt te houden is het aantal toegangen vanuit de buurten minimaal. Aan de Bovendijk is een stadsboerderij en een educatief centrum gericht op de aanwezige natuur, gevestigd in een gerestaureerde boerderij met nieuwe bijgebouwen.

2.2.8 Hemelwater

Met een lengte van ongeveer 850 meter en een breedte die varieert van 50 tot 100 meter markeert het Hemelwater een overgang tussen wijken met een verschillend karakter. Deze overgang komt hier tot uitdrukking in de vormgeving van de oevers aan weerszijden: een natuurlijke oever aan de noordzijde en een stedelijke oever aan de zijde van Lage Veld. Op drie plaatsen wordt de plas overbrugd: centraal met een brede brug in de Laan van Wateringse Veld en op de hoeken van Lage Veld smalle bruggen voor langzaam verkeer als onderdeel van langere verbindingsroutes. De plas heeft een uitdrukkelijk openbaar karakter door de vrijwel overal voor publiek toegankelijke oevers. Alleen op het noordelijke eiland van de buurt Eilanden is de oever geprivatiseerd. De oevers zijn voor het publiek toegankelijk en hebben een verblijfsinrichting gekregen. Ook de Hemelwaterbrug heeft 6 balkons gekregen om op te vertoeven.

2.2.9 Verkeer en infrastuctuur

2.2.10 Water- en groenstructuur

2.2.11 Bodem

In het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om glastuinbouwbedrijven, een auto en motorenreparatiebedrijven. Daarnaast zijn vele gedempte sloten bekend.

Er is één ondergrondse huisbrandolietank bekend, welke is verwijderd.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op verscheidene locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3grondwater (bodemvolume). Deze gevallen zijn grotendeels gesaneerd. Er zijn nog enkele gevallen van ernstige verontreinining in het grondwater aanwezig, welke nog niet volledig zijn gesaneerd en welke worden gemonitoord. Tevens is er een voormalige stort die is gesaneerd door middel van IBC-variant. Na afloop van de sanering en de saneringsevaluatie is een nazorgplan opgesteld. Hierop is op 6 juni 2007 een beschikking afgegeven (kenmerk NP 8600009). Deze nazorg is momenteel in uitvoering. Tevens zijn enkele gevallen van niet ernstige bodemverontreiniging gesaneerd.

Bij verandering van het gebruik of herinrichting dient voor het nieuwe gebruik opnieuw bekeken te worden of de gevallen van ernstige bodemverontreiniging risico's met zich meebrengen. Ter plaatse van de gesaneerde gevallen zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen kunnen zijn.

Alle locaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen (voldoende) sanering heeft plaatsgevonden, zal eventueel gesaneerd moeten worden. De meeste uitgevoerde bodemonderzoeken zijn sterk verouderd (ouder dan vijf jaar). Bij bouwplannen/herinrichtingsplannen zullen deze bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat in het zuidelijke deel van het Wateringse Veld, zowel in de bovengrond (0,0 tot 0,5 m onder maaiveld) als in de ondergrond (0,5 tot 2,0 m onder maaiveld), de AW2000 niet wordt overschreden.

Van het stukje van het plangebied dat in binnen het noordelijke deel van het Wateringse Veld valt (omsloten door Oosteinde, Druivenlaan en Baroniepad), is een klein deel niet gezoneerd. Voor het gezoneerde deel geld dat de bovengrond (0,0 tot 0,5 m onder maaiveld) gemiddeld licht verontreinigd met cadmium, kwik, lood en PAK (teerachtige stoffen). De ondergrond (0,5 tot 2,0 m onder maaiveld) is gemiddeld licht verontreinigd met PAK.

2.3 Functies

2.3.1 Wonen

Het woonmilieu van de Vinexlocatie Wateringse Veld wordt gekenmerkt als 'stadsrand modern': een redelijk intensieve en gemêleerde vorm van suburbaan wonen die in de rest van de gemeente Den Haag niet te vinden is. De woningvoorraad in Wateringse Veld-Zuid telt 3.839 woningen en is redelijk gevarieerd (peildatum 2006):

  • 69% van de woningen is in handen van eigenaar-bewoners, 4% wordt door particulieren verhuurd en 26% door een woningcorporatie. (Om Vinexlocaties toegankelijk te houden voor alle inkomensgroepen, was het streven erop gericht 30% van de woningproductie in de socialehuursector te realiseren);
  • 76% (2.902) van de woningen zijn eengezinswoningen, de rest (24%) bestaat uit meergezinswoningen;
  • bijna alle woningen zijn na 1991 gebouwd. In 2001 zijn in Wateringse Veld-Zuid de laatste woningen opgeleverd en sindsdien zijn geen woningen meer toegevoegd.

Wateringse Veld-Zuid telt 11.278 inwoners waarvan 68% van Nederlandse afkomst. De gemiddelde woningbezetting is 2,94. De afwijking van de gemiddelde woningbezetting in de gemeente Den Haag (2) is verklaarbaar: Wateringse Veld-Zuid telt een groot aantal eengezinswoningen en het percentage huishoudens met kinderen ligt er relatief hoog (61%). De leeftijdgroep tussen 0 en 19 jaar is sterk vertegenwoordigd: 35%. Nu de meeste bewoners (62%) tussen de 20 en de 64 jaar oud zijn, hebben ouderen (= 65 jaar) slechts een klein aandeel (3%) in de bevolkingssamenstelling van de wijk. Verder heeft ongeveer de helft (49%) van de inwoners een middeninkomen en heeft 40% een hoger inkomen. Kortom, met de ontwikkeling van Wateringse Veld-Zuid kreeg de gemeente Den Haag er een gevarieerd woongebied bij, vooral voor gezinnen met kinderen en met een modaal of een hoger inkomen.

2.3.2 Bedrijven en kantoren

Aan de zuidzijde van het Oosteinde is ten oosten van de Laan van Wateringse Veld een glasverwerkingsbedrijf gevestigd. Dit bedrijf was reeds op deze locatie gevestigd, lang voordat Wateringse Veld als Vinexlocatie tot ontwikkeling kwam. Een tweede bedrijfsfunctie in het plangebied is het kleinschalig bedrijventerrein Wateringse Veld dat voor een deel op grondgebied van gebied van gemeente Den Haag ligt en voor een deel op grondgebied van de gemeente Westland.

Naast de vestiging van kantoren in het winkelcentrum bevinden zich langs de Laan van Wateringse Veld – op diverse hoeken in Lage Veld en op de kruising met het Oosteinde – vestigingen van consumentgebonden dienstverlening: een rijschool, een bank, een apotheek et cetera.

2.3.3 Detailhandel en horeca

Aan het Parijsplein ligt een winkelcentrum dat ruimte biedt aan een supermarkt, winkels, horeca en consumentgebonden dienstverlening en andere wijkvoorzieningen. Onder het winkelcentrum ligt een parkeergarage. (Bij de stadsboerderij is een tweede horecavestiging mogelijk en op de kop van het Lage Plein mag een kiosk worden gebouwd.)

2.3.4 Onderwijs, cultuur en welzijn

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk schetst het beleidskader dat op het plangebied van toepassing is. Eerst is relevant beleid kort samengevat, daarna is het beleid toegepast op het plangebied.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Door deze nota tracht het kabinet bij te dragen aan een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en de borging van de veiligheid. Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Om een eenzijdige samenstelling van de bevolking te voorkomen, stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod.

Om de trek van midden- en hogere inkomens uit de stad te voorkomen zijn volgens de Nota Ruimte meer hoogstedelijke woonmilieus nodig. Tegelijk blijft stedelijke vernieuwing en herstructurering dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten. Nieuwe bebouwing ten behoeve van de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten dient grotendeels geconcentreerd tot stand te komen in bestaand bebouwd gebied. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Het realiseren van woningen en diverse stedelijke voorzieningen in een bestaand stedelijk gebied past in dit streven.

De belangrijkste beleidslijn voor de bestaande woonwijken in Den Haag is: 'de optimale benutting van het bestaand bebouwd gebied'. De revitaliserings- en herstructurerings- en transformatieopgave moet in beleid en uitvoering krachtig ter hand worden genomen. Gemeenten (in samenwerking met marktpartijen) zijn verantwoordelijk voor planvorming en uitvoering. Het rijk stimuleert herstructurering en transformatie van verouderde wijken en wijken in het algemeen.

3.2.2 Provinciaal beleid

Streekplan Zuid-Holland West

Op 19 februari 2003 hebben de Provinciale Staten van Zuid-Holland het Streekplan Zuid-Holland West vastgesteld. Met dit streekplan - dat een planhorizon tot 2015 heeft en sterk leunt op het gedachtegoed van de eerste drie PKB-delen van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra - wil de provincie de ontwikkeling van de Randstad tot groene Deltametropool ondersteunen. In het streekplan is ervoor gekozen het stedelijk ruimtebeslag met behulp van rode bebouwingscontouren te sturen. De rode contouren zijn getrokken rond bestaand stedelijk gebied. Met deze contouren wordt het gebied, waarbinnen de verstedelijkingsopgaven tot 2015 moet worden gerealiseerd, vastgelegd. Nieuwe woningbouw en bedrijfsvestiging dienen plaats te vinden binnen het stedelijke gebied en in de nabijheid van haltes van het (regionaal) openbaarvervoerssysteem.

Het verder concentreren van wonen en werken heeft een gunstig effect op het draagvlak voor stedelijke voorzieningen, op het terugdringen van automobiliteit ten gunste van langzaam verkeer en openbaar vervoer en kan een impuls zijn voor stedelijke vernieuwing, herstructurering en transformatie van verouderde stadswijken en bedrijventerreinen. Binnen de rode contouren wordt per saldo uitgegaan van behoud van functies. Dit om te voorkomen dat al te gemakkelijk functies als bedrijventerreinen, sportvelden en volkstuinen uit het stedelijk gebied verdwijnen. Als dergelijke transformaties onvermijdelijk zijn, zal de gemeente moeten aangeven hoe deze functies (lokaal dan wel regionaal) worden gecompenseerd.

Op de plankaart van het streekplan Zuid-Holland West valt Wateringse Veld - Zuid in de aanduiding 'Stads- en dorpsgebied'. Het gaat bij een stads- of dorpsgebied om een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen, waarin ook gebiedsdelen voorkomen met (soms grootschalige) kantoorconcentraties, winkelvoorzieningen, horeca en andere stedelijke voorzieningen. Het bedrijventerrein Wateringse Veld is aangegeven als 'bedrijventerrein' met als hoofdfunctie bedrijvigheid waaronder begrepen transport en distributie, productie, veilingen, kenniscentra en nutsvoorzieningen. In het zuidelijk deel van het plangebied ligt over de Laan van Wateringse Veld een lijn die een 'regionale railverbinding, geprojecteerd of in studie' aangeeft. De lijn en de richting van de pijlen geven aan dat de Laan van Wateringse Veld een railverbinding kan gaan vormen in de richting van het zuidoostelijk gelegen Den Hoorn. Binnen de planperiode van het streekplan is nader onderzoek nodig naar het tracé en de wijze waarop de verbinding gestalte kan krijgen.

3.2.3 Regionaal beleid

Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP)

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Wateringse Veld-Zuid is op de plankaart van het RSP bijna in zijn geheel aangeduid als 'nieuw stads- en dorpsgebied'. Het Oosteinde is op deze plankaart aangeduid als 'regionale weg'. Ten noorden van de Middenweg is een lijn aangegeven als 'water'. Ook de Rijnerwatering draagt deze aanduiding. Het bedrijventerrein Wateringse Veld is aangegeven als 'nieuw bedrijventerrein'. Net als bij 'nieuw stads- en dorpsgebied' worden onder 'nieuw bedrijventerrein' in het RSP gebieden verstaan die sinds ongeveer 1996 bestaand of in voorbereiding zijn. In het wensbeeld van de detailhandelstructuur binnen de agglomeratie Den Haag is in het RSP het aantal vierkante meters verkoopvloeroppervlak voor geheel Wateringse Veld gesteld op circa 6.000 m² voor de buurt in combinatie met sociaalmaatschappelijke buurtvoorzieningen. Op de plankaart van het RSP zijn de reeds bestaande en nog te realiseren tracés voor de tramlijnen aangegeven als '(tram)rail'. In het RSP is tramlijn 17 als openbaarvervoerverbinding opgenomen in het lijnenstelsel van het AggloNet. Dit AggloNet beoogt de aanleg van een aantal bus- en tramlijnen die niet alleen aansluiten op andere bus- en tramlijnen maar ook op het landelijke railnet en de RandstadRail. Ook lijn 37 die over de Laan van Wateringse Veld rijdt, is onderdeel van dit AggloNet. De aanleg van lijn 37 als tramlijn is in het RSP voorzien in de periode 2010-2020 maar de lijn is vooralsnog een hoogwaardige buslijn. Ook is in het RSP het tramtracé over de Laan van Wateringse Veld opgenomen als onderdeel van de 'reservering Zuidtangent voorlopig tracé'. Over deze Zuidtangent zal lijn 37 gaan rijden van Kijkduin – via Delft en Pijnacker – naar Zoetermeer.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 legt de ambitie vast om van Den Haag een 'Wéreldstad aan Zee' te maken. De structuurvisie gaat uit van een ontwikkeling naar 515.000 inwoners en 260.000 arbeidsplaatsen in 2020. Daarvoor is een extra toevoeging van 37.000 woningen nodig bovenop de in uitvoering zijnde plannen voor de Vinexlocaties, de Westlandse Zoom en de herstructureringswijken. In die extra toevoeging ligt de nadruk op appartementen in bestaand bebouwd gebied. De toename van ruim 40.000 arbeidsplaatsen vindt overwegend plaats in de diensteneconomie. De Wéreldstad aan Zee krijgt vorm door ontwikkelingen in vijf kansenzones: het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan. In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot zijn recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen.

Wateringse Veld-Zuid is geen onderdeel van een ontwikkelingsgebied, maar geldt als een consolidatiegebied waarbinnen het beleid is gericht op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Wel maakt het plangebied deel uit van de Schakelzone Lozerlaan. Deze kansenzone krijgt na de voltooiing van de rijksweg A4 een meer strategische ligging tussen Den Haag, het Westland en de Rotterdamse regio. Den Haag Zuidwest ligt dan niet langer aan de rand van de stad maar centraal in een nieuw en goed bereikbaar stedelijk gebied. Dat biedt kansen om een hoogwaardige schakel te maken tussen Den Haag en het Westland èn extra impulsen te geven aan de ingrijpende herstructurering die Den Haag Zuidwest de komende jaren ondergaat. Deze fysieke vernieuwing van het gebied is al in volle gang. De komende jaren staat verbetering van de sociale kwaliteit, de leefbaarheid en de kwaliteit van de voorzieningen en de openbare ruimte hoog op de agenda. Door de veranderingen in de infrastructuur aan de zuidwestzijde van de stad kunnen de lopende processen een extra impuls krijgen. Het doortrekken van de rijksweg A4-Midden-Delfland en de nieuwe rol van de Lozerlaan wijzigen de positie van Den Haag Zuidwest van een perifere buitenwijk in een strategisch gelegen stadswijk met een tweezijdige oriëntatie op de regio en stad. Wateringse Veld op zijn beurt raakt meer met Den Haag Zuidwest verbonden. Ook voor Wateringse Veld is het nieuwe winkelcentrum aan de Leyweg – met het nieuwe stadsdeelkantoor en andere publieksfuncties – hét nieuwe voorzieningenknooppunt. De verbinding met dit knooppunt en het centrum van Den Haag verbetert door het doortrekken van tramlijn 16 en de ontwikkeling van de regionale openbaarvervoerlijn 37 tussen Kijkduin en Zoetermeer.

De uitwerking van de structuurvisie krijgt ook gestalte bij herstructureringsprojecten waarbij langs doorgaande wegen en groen in principe minimaal vijf bouwlagen gerealiseerd kunnen worden. De doorgaande wegen zijn de regionale en stadsgewestelijke wegen, hoofdverkeerswegen op gemeentelijk niveau en wegen voor doorgaand verkeer door stadsdelen aangevuld met de wegen die onderdeel zijn van het netwerk van de 'lange lijnen' uit de Kadernota Openbare Ruimte en de railgebonden openbaarvervoerverbindingen.
In het plangebied zijn de bouwblokken langs de Laan van Wateringse Veld – de doorgaande weg in het gebied – in overwegende mate minimaal tot vijf lagen hoog: aan weerszijden van het Lage Plein zijn de bouwblokken in vijf lagen opgericht. Hiermee is de ruimte intensief benut en krijgt het plein een formeel en statig karakter. Verder zijn aan de laan verschillende hoogteaccenten aangebracht. Bij de entree van de Vinexlocatie Wateringse Veld vanaf de rijksweg A4 zijn op de zuidelijke kop van het Lage Plein – aan het Parijsplein en aan de Guido van Dethstraat – twee hoge gebouwen geprojecteerd. Op de noordelijke kop van het Lage Plein – aan weerszijden van het landhoofd van de brug over het Hemelwater – zijn twee hoge gebouwen gerealiseerd en ook op andere markante plekken – aan het Hemelwater, op de koppen van de eilanden – zijn hoogteaccenten aangebracht. Waar nu niet tot vijf lagen hoog is gebouwd, maakt het plan dit mogelijk door een maximumhoogte van 15 m. Het gaat om de woningblokken tussen het Oosteinde en het Hemelwater en tussen het centrum van Wateringse Veld en de grens met de gemeente Westland, richting de rijksweg A4.

3.3 Groen

3.3.1 Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006-2010)

De provincie Zuid-Holland wil samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties een schone, veilige omgeving én voldoende natuur- en recreatiemogelijkheden realiseren. Ruimtelijke en economische ontwikkelingen kunnen botsen met een gezonde leefomgeving; luchtverontreiniging, geluidhinder en slechte waterkwaliteit zijn de bedreigingen. Infrastructuur heeft positieve economische effecten, maar kan negatieve invloed hebben op de omgevingskwaliteit en veiligheid. De infrastructuur veroorzaakt barrières in natuur, landschap en stad.

De provincie wil met het beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 deze problemen en ontwikkelingen het hoofd te bieden. Centraal in dit nieuwe plan staat het realiseren van een duurzame ontwikkeling: uitvoeren van de provinciale ambities op het gebied van natuur, water, rust, milieukwaliteit, gezondheid en veiligheid.

3.3.2 Groen kleurt de stad

In de nota "Groen kleurt de stad", Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het groenbeleid van Den Haag weergegeven.

Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:

  1. 1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker.
  2. 2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  1. 1. ruimte voor groen in en om de stad;
  2. 2. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  3. 3. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  4. 4. samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de "Structuurvisie 2020" in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0003.jpg"

Afbeelding 4: Stedelijke Groene Hoofdstructuur

De Rijnwateringzone, de blauwgroene zone aan de oostzijde van het plangebied, maakt als ecologische verbindingszone onderdeel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (zie onder). Ook de boombeplanting aan de Laan van Wateringse Veld maakt deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.

3.3.3 Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018

In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones is de Rijnwateringzone (ook wel Natuurtheater genoemd) aangewezen als ecologische verbindingszone. Deze zone is tijdens de ontwikkeling van de VINEX-lokatie Wateringse Veld aangelegd. De Rijnwateringzone is een essentieel onderdeel van de natte/vochtige noord-zuid verbinding tussen de kust en het achterland (Midden Delfland). Het beeld wordt bepaald door waterpartijen (sloten) met moerasstroken die een aanvullende bijdrage moet leveren aan het zuiveren van het oppervlakte water, een rietzone en vochtig hooiland in combinatie met struweel-, mantel- en zoomvegetaties van vochtige broekbossen op voedselrijke bodems (klei). Doelsoorten zijn vroege glazenmaker, bittervoorn, kleine modderkruiper, rugstreeppad, (ringslang), waterspitsmuis, watervleermuis, bunzing, waterral, sprinkhaanzanger en ijsvogel.

3.4 Wonen

3.4.1 Haagse Woonvisie

Haagse Woonvisie 2020

Den Haag moet extra woonkwaliteit en extra woonoppervlakte bieden voor een goede economische, sociale en culturele ontwikkeling van de stad. Er wordt daarom ingezet op steeds meer gevarieerde en toegespitste woonwensen. Dit vereist gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken. De Haagse Woonvisie 2020 (2004) gaat uit van uitbreiding en transformatie van gebieden met een centrumstedelijk woonmilieu, groenstedelijk woonmilieu of een suburbane woonmilieu: 'stadsrand modern'.

Sturend voor de uitbreiding en transformatie van de woonmilieus is het beleid om selectieve migratie van midden- en hogere inkomens uit de stad om te buigen, om deze groepen aan de stad te binden en zo mogelijk van elders aan te trekken. Bij de herstructurering van de goedkope sociale voorraad in bestaande gebieden wordt getracht een woonmilieu te bieden dat inspeelt op woonwensen van bepaalde groepen midden- en hogere inkomens, onder meer om segregatie, concentratie van kansarme bewoners en cumulatie van achterstandssituaties tegen te gaan. Een goed 'schoon, heel en veilig' leef- en woonklimaat is een belangrijke voorwaarde voor alle stedelijke woongebieden. Daarnaast moeten voldoende, goede en betaalbare woningen voor de lage inkomensgroepen blijven bestaan.

De Haagse Woonvisie streeft naar een stabiel inwonertal als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen: 500.000 inwoners vanaf 2010 en tot 2020. Daarvoor zijn 30.000 extra woningen nodig, naast de 20.000 woningen die vanwege herstructurering nodig zijn. De Structuurvisie Den Haag 2020 scherpt de woonambitie aan en wil ruimte bieden aan doorgroei van de stad naar 505.000, mogelijk 515.000 inwoners in 2020. Vanwege de nog iets afnemende woningbezetting (er wonen gemiddeld steeds minder personen in één woning) is het noodzakelijk meer centrumstedelijk te bouwen. Dit betekent een aanzienlijk groter bouwprogramma en een duidelijke keuze voor met name centrumstedelijke milieus. Deze verdichtingsopgave spitst zich toe op de 'kansenzones' waarbij voor een deel sprake is van functieverandering en functiemenging en waarbij vooral veel appartementen worden gebouwd.

Het plangebied is in de Haagse Woonvisie 2020 samen met de rest van Wateringse Veld onderdeel van het woongebied 'uitleglocatie' met een suburbaan woonmilieu: 'stadsrand modern'. (Formeel is de strategie in de Woonvisie voor het plangebied gericht op het veranderen van de functie en op het verdichten, dat wil zeggen het omzetten van weilanden en tuinbouwgebieden naar woongebied.)

Een aandachtspunt voor de toekomst van het plangebied en de andere delen van Wateringse Veld is de verbinding met de rest van de stad. De Haagse Structuurvisie ziet kansen om het gebied Erasmusveld te ontwikkelen. Op deze manier wordt Wateringse Veld verbonden met Den Haag Zuidwest.

In Wateringse Veld-Zuid is het algemene splitsingsbeleid van toepassing op particuliere woningen.

Woonwagens

Aangrenzend aan het plangebied ligt de woonwagenlocatie Tom Mandersstraat. Deze locatie is niet opgenomen in dit bestemmingsplan. In het plangebied van bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid zijn woonwagens niet toegestaan.

3.4.2 Nota Kamerbewoning

n december 2008 is nieuw beleid rondom kamerbewoning vastgesteld door de Raad. Dit nieuwe beleid biedt meer mogelijkheden aan onzelfstandige woonvormen. Daarnaast wordt zelfstandige kamerbewoning, dat wil zeggen kamerbewoning waarbij de bewoner zelf beschikt over alle wezenlijke voorzieningen (toegang, keuken en sanitair), in de hele stad mogelijk gemaakt.

Onzelfstandige kamerbewoning wordt niet onbeperkt in de hele stad mogelijk gemaakt. Er zijn een aantal gebieden waar de leefbaarheid erg onder druk staat. Het is nu een nog te groot risico voor de leefbaarheid om kamerbewoning in die gebieden zonder beperkingen mogelijk te maken. Er is daarom gekozen om in kwetsbare gebieden onzelfstandige bewoning tot en met twee personen toe te staan en aan kamerbewoning aan meer dan twee personen voorlopig (2 jaar) nog geen mogelijkheden te geven.

Buiten de kwetsbare gebieden gelden geen maximale aantallen bewoners per woning, zolang de vierkante meternorm, zoals vastgesteld in de bouwverordening (Art 7.1.1) gehaald wordt. Kamerbewoning wordt mogelijk gemaakt, maar er gelden wel eisen waar de kamerbewoning aan moet voldoen. Deze informatie is beschikbaar op de stadsdeelkantoren.

Wateringse Veld - Zuid behoort niet tot de kwetsbare gebieden

3.5 Economisch Beleid

3.5.1 Nota Regels voor Ruimte 2005

De Nota Regels voor Ruimte (voorheen Nota planbeoordeling 2002) vormt met het streekplan Zuid-Holland West (zie ruimtelijk beleid) het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor het ruimtelijk (economisch) beleid. De nota stelt voorwaarden aan ruimtelijke plannen met betrekking tot economie (zoals maximale metrages kantoorruimte en detailhandelsruimte bij bedrijfsruimte). De Nota geeft onder meer aan hoe een plan past binnen de regionale context d.w.z. past binnen de sectorale kaders van het Stadsgewest Haaglanden en het Regionaal Structuurplan (RSP) (zie ruimtelijk beleid).

3.5.2 Nota Impuls Haagse Economie

In de nota Impuls Haagse Economie (2004) is het economisch beleidskader voor de periode van 2005-2010 verwoord. Naast de bedrijvigheid op bedrijventerrein Wateringse Veld zijn belangrijke economische functies in het plangebied: consumentengebonden dienstverlening in de plint van appartementengebouwen, horeca en detailhandel.

Functiemenging

De gemeente Den Haag wil in haar Functiemengingstrategie zoveel mogelijk functies mengen. Kantoorruimte, praktijkruimte en bedrijfsruimte kleiner dan ± 100 m² kan langs de woonstraten in de wijk een plaats krijgen en tot ± 500 m² langs de doorgaande wegen. In dit plan is daarvoor ruimte gemaakt: het staat langs de Laan van Wateringse Veld op veel plekken in de plint van appartementengebouwen consumentgebonden dienstverlening toe tot maximaal 150 m² of 300 m².

Bedrijven

Omdat de Laan van Wateringse Veld gezien vanaf de rijksweg A4 een belangrijke entree van Den Haag is, functioneert het kleinschalig bedrijventerrein Wateringse Veld als een zichtlocatie. De locatie is ingericht voor groothandelsbedrijven, hoogwaardige productiebedrijven en detailhandel in volumineuze goederen: bedrijven die hun showrooms en representatieve ruimtes op de Laan van Wateringse Veld kunnen richten. De strook moet als een samenhangend geheel herkenbaar zijn. Bevoorrading met vrachtwagens zal aan de achterzijde van de bedrijven gebeuren. Op deze manier kan de ligging als zichtlocatie aan de Laan van Wateringse Veld voluit worden benut. Aan de voorzijde bevinden zich de secundaire toegangen tot de bedrijven.

Horeca

Uitgangspunten van het gemeentelijk horecabeleid, verwoord in de Structuurvisie Horeca, zijn:

  • het stimuleren van horecaconcentraties met diversiteit in aanbod;
  • een experiment met verruiming van de openingstijden in de uitgaanskernen;
  • de concentratie van horeca op bepaalde locaties in woonwijken;
  • buiten deze concentraties overgaan tot vermindering van het aantal horecabedrijven.

De staat van horeca-inrichtingen deelt horecabedrijven in 4 verschillende categorieën, waarbij categorie I de lichtste vorm van verkoop is (bijvoorbeeld een ijssalon) en waarbij categorie IV geldt als de zwaarste vorm (bijvoorbeeld een discotheek). In de staat van horeca-inrichtingen wordt nader ingegaan op een aantal definities van te onderscheiden horeca-inrichtingen en de opzet van een beoordelingssysteem. Aan de hand van een aantal beoordelingscriteria kan worden bepaald tot welke categorie een bepaalde horeca-inrichting moet worden gerekend. In Wateringse Veld-Zuid zijn drie horecalocaties: in het wijkcentrum (in de categorieën I tot en met III) en bij de stadsboerderij (in categorie I of II) en op de kop van het Lage Plein mag een kiosk worden gebouwd.

Detailhandel

Uitgangspunt van het regionaal en gemeentelijk detailhandelsbeleid, verwoord in de Structuurvisie Detailhandel Haaglanden respectievelijk de Detailhandelsnota Den Haag, is concentratie van winkels op bestaande locaties. Als detailhandel zijn in elk geval niet toegestaan sekswinkels, coffeeshops en paddoshops. Het verkopen van (consumenten-) vuurwerk is evenmin toegestaan. In Wateringse Veld-Zuid is alle detailhandel geconcentreerd in het winkelcentrum aan het Parijsplein. Daarbuiten voorziet het plan noch in detailhandelsvestigingen, noch maakt het detailhandel aan huis mogelijk.

3.6 Sport En Recreatie

Op 9 november 2000 stelde de gemeenteraad van Den Haag de Nota Beweegredenen 2000-2005 vast waarin het sportbeleid van de gemeente is verwoord. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  1. a. voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  2. b. een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  3. c. herkenbare topsport te faciliteren;
  4. d. maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen en sportverenigingen te ondersteunen.

De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

3.7 Onderwijs, Cultuur, Welzijn En Sport

3.7.1 Onderwijs en peuterspeelzaalwerk

Onderwijs

Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente, in samenwerking met de schoolbesturen, voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het primair, speciaal en voortgezet onderwijs over de stad en zijn de scholen – op termijn - zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente streeft er naar om alle GOA-basisscholen (Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid) samen te laten werken met een gesubsidieerde peuterspeelzaal zodat ze alle uiteindelijk voorschool worden. Een voorschool bestaat uit een peuterspeelzaal en een GOA-basisschool die dezelfde Voor- en Vroegschoolse Educatie programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk, dat de peuterspeelzaal gehuisvest is in of in de nabije omgeving van de samenwerkende basisschool.

In Wateringse Veld-Zuid werkt de GOA-basisschool De Vijver samen met peuterspeelzaal Repelsteeltje van MOOI Escamp. Omdat in het plangebied geen andere GOA-basisscholen zijn gevestigd, wordt naar verwachting het aantal gesubsidieerde peuterspeelzalen niet uitgebreid. In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe hiermee in het bestemmingsplan is omgegaan

3.7.2 Cultuur

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.

3.7.3 Welzijn

Welzijn in de wijk

Met het raadsbesluit Welzijn in de wijk is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • bewoners in staat te stellen om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wij- en buurtniveau en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

Kinderopvang

In het gebied is een aantal kindercentra aanwezig, waarin door verschillende organisaties zowel dagopvang als buitenschoolse opvang wordt aangeboden. Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang wettelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden.

In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe hiermee in het bestemmingsplan is omgegaan.

3.7.4 Maatschappelijke Zorg en Volksgezondheid

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening en voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunne worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang.

3.7.5 Religie

In haar vergadering van 10 november 2005 heeft de raadscommissie Stedelijke ontwikkeling, Wonen en Binnenstad naar aanleiding van de 'Nota gebedsruimte in Den Haag' een aantal maatregelen aangegeven om in te spelen op de behoefte van 20.000 m² gebedsruimte voor 2010. Religieuze organisaties hebben een belangrijke maatschappelijke functie in de stad. Gebedsruimte heeft in vergelijking met wonen, bedrijven en detailhandel echter een zwakke positie op de onroerendgoedmarkt. Niettemin is de rol die de gemeente Den Haag voor zichzelf ziet weggelegd een voorwaardenscheppende, sturende, adviserende en informerende en niet een subsidiërende.

3.7.6 Spelen

Conform de richtlijn van de gemeente Den Haag moet bij nieuwe uitleglocaties en herstructureringsprojecten 3% van de oppervlakte voor wonen voor speelruimte worden ingericht. Groenvoorzieningen die als informele speel- en recreatieruimte kunnen fungeren worden hierin meegeteld. De gemeente gaat bij de spreiding van speelvoorzieningen uit van actieradii. De actieradii verschillen per leeftijdsgroep omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Het aanbieden van speelvoorzieningen voor meerdere leeftijden is een mogelijkheid om in te spelen op de verschillende leeftijdsgebonden behoeften. De actieradii zijn als volgt:

leeftijd actieradius minimale oppervlakte aantal kinderen per speelvoorziening
0-6 jaar 100 meter 250 m² 50-75
7-12 jaar 400 meter 500 m² 75-100
13-18 jaar 1.000 meter >750 m² 100-125

Als niet conform de richtlijn van de gemeente Den Haag 3% van de oppervlakte voor wonen voor spelen kan worden of is ingericht, kan door 1) het autoluw maken van een primair woongebied en 2) samenwerken met scholen en sportverenigingen worden overwogen om het potentieel aan speelruimte te vergroten

3.8 Verkeer En Parkeren

Verkeer algemeen

Het algemene verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroom routes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Tussen het verkeer- en vervoersbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaarvervoerlijnen moet ervoor zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede aantrekkelijke en snelle manier worden bediend.

Op lange termijn is de aanleg van lijn 37 als tramlijn voorzien (paragraaf 3.8). Lijn 16 – komend vanaf het NS-station Den Haag Centraal, via het NS-station Den Haag Hollands Spoor en de Loevesteinlaan, de Melis Stokelaan en de Dedemsvaartweg – vlogt de Laan van Wateringse Veld en heeft de Dorpskade in Wateringen als eindhalte. Mogelijk wordt het tracé voor lijn 16 in een later stadium doorgetrokken naar Delft. Als de plannen daarvoor verwezenlijkt zijn, zal de tram de Middenweg kruisen en zijn weg vervolgen in zuidelijke richting over de Laan van Wateringse Veld. Het tracé voor lijn 17 is doorgetrokken naar de Dorpskade in Wateringen.

Autoverkeer

Gemeente Den Haag wil het gemotoriseerd verkeer zoveel mogelijk concentreren op een stelsel van hoofdroutes met voldoende capaciteit. Dit is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken en het draagt bij aan de verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is ook van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers. Gemeente Den Haag hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan, is als verblijfsgebied bestemd.

Hoofdverkeerswegen in het plangebied zijn de Laan van Wateringse Veld en het Oosteinde.

De wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen zijn ingericht als verblijfsstraten met een 30 km/h-regime. De entree tot deze verblijfsgebieden wordt uitgevoerd met een zogeheten inritconstructie die bestaat uit een lichte verhoging in het wegdek. Het verkeerssysteem is zodanig ingericht dat sluipverkeer grotendeels wordt uitgesloten. Het bestemmingsverkeer kan komend vanaf de Laan van Wateringse Veld, de Middenweg of het Oosteinde redelijk snel in de buurt van zijn bestemming zijn.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerd verkeer bijzondere aandacht in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. Daarnaast is er aandacht voor het stallen van fietsen bij woningen, werklocaties maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkels, stations en recreatieve voorzieningen. De openbare voorzieningen voor de fiets maken integraal deel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

Om het gebruik van de fiets te stimuleren is in Wateringse Veld-Zuid een netwerk van fietsroutes aangelegd waarbinnen het Oosteinde zijn functie voor het regionaal fietsverkeer heeft behouden: de routes via de kade van de Rijnerwatering en Bovendijk, vrijliggende fietspaden langs de Laan van Wateringse Veld en de Londensingel, het fietspad parallel aan de trambaan over de Middenweg.

Parkeren

Het parkeerbeleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om via een stelsel van parkeernormen voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw te creëren. De gemeente stelt parkeereisen om de schaarse (openbare) parkeergelegenheid in de stad zo goed mogelijk te verdelen, om het autogebruik zoveel mogelijk te beperken en ten slotte om een leefbare (woon)omgeving te bevorderen. Zo mogelijk worden bestaande parkeerproblemen aangepakt, vaak in combinatie met flankerend beleid zoals de (her)inrichting van een weg en met beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen. De parkeerplaatsen die conform de parkeernormen in een (bouw)plan nodig zijn, moeten op eigen terrein worden gerealiseerd. De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer.

Parkeren gebeurt in Wateringse Veld-Zuid zoveel mogelijk op eigen terrein. Op deze manier wordt niet of nauwelijks afbreuk gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. Wanneer in het privédomein een garagebox is gerealiseerd, is tevens een opstelplaats op eigen terrein vereist. Voor bezoekers zijn parkeerplaatsen in de openbare ruimte aangelegd. Volgens de norm die varieert van minimaal 1,2 tot maximaal 1,75 parkeerplaatsen per woning, zijn hiertoe binnen de buurten voldoende parkeerplaatsen aanwezig. De normering voor ander functies dan wonen is gerelateerd aan het aantal m² brutovloeroppervlakte. Het totaal van parkeren voor bezoekers en personeel komt op een gemiddelde van 4 parkeerplaatsen per 100 m² brutovloeroppervlakte.

3.9 Cultuurhistorie En Archeologie

Veel archeologische waarden in de bodem van Den Haag zijn nog niet of slechts gedeeltelijk bekend. In gebieden waar de waarden niet bekend zijn maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, is sprake van een archeologische verwachting. Aan de hand van de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart van de gemeente Den Haag, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland en lokale waardenkaarten zijn voor het plangebied de grenzen van het archeologisch waardevol gebied bepaalt.

Aan de kaarten van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland valt af te lezen dat de zuidelijke helft van het plangebied van Wateringse Veld-Zuid – aangegeven met een lichtgrijze tint – overwegend een lage kans op archeologische sporen kent. Volgens de kaart met de gecombineerde waarden is er binnen het donkergrijs aangeduide gedeelte ter hoogte van de vroegere loop van de Gantel (ter hoogte van het Oosteinde en iets ten noorden daarvan) een zeer grote kans op archeologische sporen. In het grijze gebied ertussen (Parkbuurt Oosteinde, het noordelijke deel van Eilanden en het deel van Lage Veld ten noorden van de Middenweg) bestaat een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. De locatie van de 17e-eeuwse boerderij aan de Rijnerwatering is aangeduid als een terrein van hoge archeologische waarde. Voorafgaand aan de bouw van Wateringse Veld zijn dan ook vanaf 1996 verschillende archeologische opgravingen gedaan.

Binnen Parkbuurt Oosteinde is voor de aanvang van de bouwactiviteiten een inventariserend onderzoek verricht dat 8 vindplaatsen opleverde. Vier daarvan stammen uit het neolithicum, de vier andere uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. Een aantal vondsten werden opgegraven omdat ze in verband met de inrichting tot woongebied niet behouden konden blijven. Voor de Oud- en Nieuw-Wateringveldsche Polder bestond voor het bouwrijp maken ervan de verwachting dat in dit gebied alleen neolithische vindplaatsen zouden worden aangetroffen. In het Oosteinde en omgeving werden vondsten uit de Late IJzertijd of de Romeinse tijd verwacht. Het gebied ten zuiden van de Middenweg werd een laag archeologisch potentieel toegedicht. Vindplaatsen werden lager dan 4 meter beneden NAP niet verwacht.

Vanaf 1996 zijn op verschillende plaatsen in het gebied opgravingen gedaan, vooral bij het Oosteinde en de Bovendijk. Daarbij zijn bewoningssporen uit de prehistorie, de Romeinse tijd en de late middeleeuwen aangetroffen. In het gebied zijn veel sporen uit de Romeinse tijd opgegraven, variërend van sporen van boerderijen tot complete greppelsystemen. Vlakbij het Oosteinde werden tijdens opgravingen de contouren van een complete boerderij van de Cananefaten zichtbaar. Niet ver daarvandaan werd een Romeinse weg blootgelegd. Maar de belangrijkste vondst werd gedaan in 1997: nabij het Oosteinde werd een viertal mijlpalen blootgelegd, naast de belangrijke weg die hier in de tweede eeuw na Christus is aangelegd. Deze mijlpalen hadden twee functies: bewegwijzering en promotiezuil voor de keizers die hun heldendaden op zulke palen lieten vastleggen. De mijlpalen zijn door 4 verschillende Romeinse keizers opgericht. De vondst van de 4 Romeinse mijlpalen vormt het voorlopige hoogtepunt. Nu staan replica's van deze mijlpalen opgesteld aan het Oosteinde ter hoogte van de Laan van Wateringse Veld. Ook op een andere plaats in Wateringse Veld-Zuid wordt de herinnering aan de Romeinse tijd levendig gehouden: op het vlakbij de mijlpalen gelegen Luchtenburgplein is een kinderspeelplaats ingericht in de vorm van een boerderij met een veekraal waar in voorbije tijden het vee ingedreven werd.

3.10 Water

3.10.1 Waterplan Den Haag 1998-2012

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen een plan voor het stedelijk waterbeheer opgesteld: Waterplan Den Haag 1998-2012 (1999). In het plan is het 'integraal waterbeheer' in Den Haag concreet uitgewerkt. Het plan behelst een visie op het samenhangend beheer van riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater in Den Haag op middellange termijn.

3.10.2 Waterbergingsvisie Den Haag

Na het Waterplan Den Haag 1998-2012 brachten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld en spraken zij maatregelen af om het waterbergingstekort in de verschillende delen van de stad op te lossen: Waterbergingsvisie Den Haag (2003). Uitgangspunt van de Waterbergingsvisie Den Haag is het voorkomen van problemen met waterberging bij nieuwe ontwikkelingen in de stad door uitvoering van de maatregelen voor verbetering van de waterberging die in de visie zijn opgenomen. Maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit blijven bij nieuwe ontwikkelingen nog wel noodzakelijk. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen wegen Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland in onderling overleg water mee in de planvorming en passen zij water op een creatieve manier in het stedelijk gebied in.

Met haar ligging aan zee, duinen, grachten, polders en stadsparken vervult water in de gemeente Den Haag verschillende rollen: de functie van water in het centrum is anders dan die van water langs de duinen of in de Noordpolder en het Wateringse Veld. Oppervlaktewater, bijvoorbeeld grachten en boezemwater, is bepalend het functioneren van het totale watersysteem. Vanwege het karakter van een grote stad als Den Haag en de verschillende rollen die water erin vervult, kiezen het hoogheemraadschap en de gemeente in het Waterplan Den Haag 1998-2012 voor drie verschillende ambitieniveaus voor het stedelijk watersysteem:

  • in 'Water dat siert' staat de belevingswaarde centraal. Oppervlaktewater ziet er aantrekkelijk uit, stinkt niet, wateroverlast wordt voorkomen en er is ruimte voor oever- en waterplanten en een aantal diersoorten. Recreatie zoals sportvissen en kanoën is mogelijk. Vooral water in en rond het centrum moet aan deze ambitie voldoen.
  • 'Water dat behaagt' staat naast de belevingswaarde duurzamer beheer en een sterkere natuurwaarde voor. Zulke gebieden zijn bijvoorbeeld Benoordenhout en Mariahoeve.
  • bij 'Water dat leeft' is sprake van een duurzaam beheer en kan zich natuur ontwikkelen die afhankelijk is van goed water. Vervuiling waaronder die uit riooloverstorten is zo goed als geëlimineerd. In Den Haag gaat het om Haagse Beek, Wateringse Veld en Leidschenveen/Ypenburg.

3.10.3 Watertoets

Voor elke poldereenheid in Den Haag is aangegeven welk ambitieniveau wordt nagestreefd. In het ambitieniveau van dit plangebied – 'water dat leeft' – zijn duurzaam waterbeheer en het ontwikkelen van waterafhankelijke natuur de belangrijkste doelen. Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland toetsten in het licht van dit ambitieniveau het water in het plangebied op waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen (veiligheid) en ecologie:

Waterkwaliteit

In Wateringse Veld-Zuid is ten zuiden van het Oosteinde een integraal waterbeheerssysteem gerealiseerd waardoor de waterkwaliteit nu op alle punten voldoet aan de maatstaven. Afwijkingen worden alleen veroorzaakt door de natuurlijke gesteldheid ter plaatse. Wateringse Veld geldt in het Waterplan Den Haag als een goed voorbeeld van de afvoer van schoon regenwater naar het oppervlaktewater in plaats van naar het rioolstelsel waardoor het oppervlaktewater niet meer wordt belast met overstorten of ongezuiverde lozingen en waardoor minder inlaat van voedselrijk boezemwater nodig is. Het effect van diffuse verontreiniging is beperkt door inrichtings- en beheermaatregelen. Zo is in het oppervlaktewater een waterberging van 9% gerealiseerd, zodat wateroverschotten kunnen worden gebufferd, watertekorten uit de buffer kunnen worden aangevuld en het zelfreinigend vermogen van het water – aangevuld met reinigend vermogen door de aanwezigheid van waterplanten en oevervegetatie – zo groot mogelijk is. Het schone hemelwater wordt zoveel mogelijk binnen de wijk gehouden door het rechtstreeks in de bodem te infiltreren of af te voeren naar het oppervlaktewater. De inlaat van gebiedsvreemd minder schoon water van buiten het plangebied wordt zoveel mogelijk beperkt.

Waterkwantiteit

Conform de uitgangspunten van de Handreiking Watertoets 2004 van het Hoogheemraadschap van Delfland geldt bij een conserverend ruimtelijk plan de bestaande hoeveelheid oppervlakteberging als absoluut minimum. Binnen de beperkte ruimtelijke dynamiek in dit plangebied moet de bergingscapaciteit zoveel mogelijk worden geoptimaliseerd. (Bij een ruimtelijk plan dat een functieverandering beoogt, moet aan normen voor waterberging worden voldaan: 325 m² per hectare voor verhard gebied, bijvoorbeeld wonen; 170 m² per hectare bij onverhard gebied, bijvoorbeeld natuur.) Als zich in Wateringse Veld-Zuid een nieuw ruimtelijk plan aandient, betrekt het hoogheemraadschap deze normen in haar beoordeling van de watertoets.

Het plangebied van Wateringse Veld-Zuid kent twee rioolbemalingsgebieden die van elkaar gescheiden worden door het Oosteinde. Het deel ten noorden van het Oosteinde valt binnen het waterbeheersysteem van de Wippolder, het deel ten zuiden daarvan valt binnen dat van de Oud- en Nieuw-Wateringveldschepolder. De waterpeilen in de polder zijn aangepast aan de gewijzigde maaiveldniveaus en verschillen onderling sterk. Zo ligt het waterpeil van het Vlietpark – gelegen buiten het plangebied – even ten noorden van het Oosteinde in de Wippolder op 0,80 m beneden NAP en heeft het Hemelwater een fluctuerend peil tussen 4,55 en 4,75 m beneden NAP. De waterloop aan de noordzijde van de Bovendijk kent ten oosten van de Laan van Wateringse Veld een waterpeil van 2,75 m beneden NAP en ten westen van de laan een waterpeil van 1,30 m beneden NAP. De Rijnerwatering kent als boezempeil dat van Midden-Delfland met een waterpeil van 0,40 m beneden NAP.

In Wateringse Veld-Zuid is bij de realisering van de bouwplannen een verbeterd gescheiden rioolstelsel aangebracht. In dit stelsel zijn het huishoudelijk afvalwater (ofwel de droogweerafvoer, DWA) en het hemelwaterafvoer (HWA) volledig van elkaar gescheiden. Bij een stevige regenbui wordt het eerst gevallen regenwater (de first flush waarin de op straat aanwezige verontreiniging wordt meegenomen) aangesloten op het DWA-stelsel en zo afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Om te voorkomen dat zo teveel relatief schoon regenwater wordt afgevoerd, wordt een groot deel van de verharding en van de dakvlakken afgekoppeld van het HWA-stelsel. Het hemelwater dat valt op daken en wegen met een verkeersbelasting van minder dan 500 motorvoertuigen per etmaal, wordt na bezinking van het meegenomen straatvuil, rechtstreeks geloosd op het oppervlaktewater. De aanwezigheid van natuurvriendelijke oevers levert een bijdrage aan de biologische reiniging van het oppervlaktewater. Het huishoudelijk afvalwater en het verontreinigde hemelwater (afkomstig van wegen met een verkeersbelasting van meer dan 500 motorvoertuigen per etmaal) wordt gescheiden van het schone hemelwater afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Het afvalwater van Wateringse Veld wordt via een persleiding in het tracé van de Middenweg getransporteerd naar de bestaande persleiding tussen Delft en de nieuwe rioolwaterzuivering in de Harnaschpolder.

Waterkeringen (veiligheid)

Een deel van het plangebied ligt in de kernzone en beschermingszone van twee waterkeringen: de Bovendijk en de boezemkade van de Rijnerwatering. De kernzone moet van bebouwing vrij blijven. In de beschermingszone zijn alleen bouwwerken toegestaan die de stabiliteit van de waterkering niet aantasten. Beide waterkeringen liggen in openbaar gebied en worden groen ingericht; er is alleen recreatief medegebruik toegestaan.

Ecologie

De ecologische functie van het water wordt hoofdzakelijk vervuld door het water binnen de ecologische zone. Binnen deze ecologische zone zorgt het water voor het creëren van verbindingzones voor watergebonden leefgemeenschappen van verschillende diersoorten. De oevers zijn over het algemeen voor meer dan 10% natuurvriendelijk ingericht – in Wateringse Veld uiteindelijk voor meer dan 50% – en er komen veel, soms zeldzame planten en dieren voor. Ten oosten van de ecologische zone is de boezemkade Rijnerwatering gelegen. De Rijnerwatering bevat boezemwater dat hoog boven het maaiveld van de Oud- en Nieuw-Wateringveldschepolder ligt. De Rijnerwatering dient hoofdzakelijk om dit boezemwater op een verantwoorde wijze af te voeren.

3.11 Natuur En Landschap

3.11.1 Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten) is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.

In Den Haag hebben we te maken met de Natura2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen).

Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden.

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument. In de directe omgeving liggen geen gebieden die deel uitmaken van Natura 2000 of een beschermd natuurmonument. Op grond van de afstand tot beschermde gebieden en de aard van de voorziene ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan worden geen effecten op beschermde gebieden verwacht.

3.11.2 Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden.

Indien er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, dient onderzoek plaats te vinden naar de effecten op beschermde soorten en dient zo nodig ontheffing te worden aangevraagd.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

4.1.1 Tien voor milieu

De nota Tien voor milieu (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing.

4.1.2 Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben.

Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Wateringse Veld-Zuid behoort tot het gebiedstype Wonen: de hoofdfunctie is wonen. Er zijn verschillende woonvormen denkbaar: hoogbouw, laagbouw, ruim opgezet of juist dicht op elkaar. Het gaat om een min of meer monofunctioneel gebied met voorzieningen ten bate van het gebied zelf, bijvoorbeeld winkels en scholen.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn deze milieuambities richtinggevend.

Thema Ambitie Gebiedstype Wonen
Bodem Extra
Externe veiligheid Maximaal
Geluid Maximaal
Lucht Maximaal
Mobiliteit Extra
Schoon Extra
Water 'Water dat leeft'
Natuur Extra
Klimaat Maximaal

4.2 Duurzaam Bouwen

De gemeente Den Haag streeft naar duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen speelt een belangrijke rol bij het ambitieniveau maximaal voor het thema klimaat, binnen het thema water waar het gaat om ontkoppelen van hemelwater en ook bij het ambitieniveau basis voor het thema lucht. Duurzaam bouwen behelst onder meer de toepassing van technieken die leiden tot CO2-neutrale en gezonde gebouwen en het gebruik van milieuvriendelijke materialen en waterbesparende apparatuur. De gemeente en haar partners beschikken samen over een aantal stimulerings-maatregelen, gericht op het proces en de implementatie van duurzaam bouwen. De gemeente beveelt het concept Lage Temperatuur Verwarming (LTV) aan, waarmee gebouwen CO2-neutraal worden en toepassing van duurzame energiebronnen mogelijk is, zoals aardwarmte (geothermie) of de warmte die door middel van warmtepompen uit bijvoorbeeld (zee)water gehaald kan worden. Een EPL (Energie Prestatie op Locatie) drukt de energieprestatie van een gebouw of een wijk uit: een CO2-neutrale wijk heeft een EPL van 1,0; de EPC van woongebouwen moet in dat geval onder de 0,6 liggen. Op gebiedsniveau kan men werken met een duurzaamheidsindex: Duurzaam Bouwen Prestatie op Locatie (DPL). Ook bij aanbestedingen, zodat marktwerking kan bijdragen aan duurzaam bouwen. Op gebouwniveau kan men het instrument Gemeentelijke Praktijk Richtlijn voor duurzaam bouwen (GPR) of vergelijkbare instrumenten toepassen. Dit bevordert prestatiegericht ontwikkelen en de ontwerpvrijheden blijven maximaal. Tot slot, heel concreet, streeft de gemeente naar een zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van bouwmaterialen die vrijkomen door sloop.

4.3 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling danwel herontwikkeling van het plangebied of de projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden voor stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  1. a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  2. b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  3. c. het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig om de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Waar voorheen en nog steeds kleine bedrijven met bodembedreigende activiteiten waren en/of zijn gevestigd, is sprake van verdachte deellocaties. Hiervoor vond nog geen bodemonderzoek plaats. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering plaatsvond, moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd en eventueel worden gesaneerd. Daarnaast zijn er locaties waar het reeds uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd, dat wil zeggen ouder dan vijf jaar is. Als voor deze locaties plannen voor herinrichting en/of nieuwbouw worden ingediend, moet het bestaand bodemonderzoek worden geactualiseerd.

4.4 Externe Veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is erop gericht de kans om buiten een inrichting met gevaarlijke stoffen te overlijden door een ongewoon voorval binnen die inrichting tot een redelijk niveau te beperken en dat beperkt te houden. Het besluit hanteert daartoe verplichte afstanden en grens- of richtwaarden en gaat uit van twee normen:

  • het plaatsgebonden risico: de kans dat iemand die permanent op een locatie verblijft komt te overlijden als gevolg van een extern veiligheidsrisico. Het plaatsgebonden risico kan door middel van contouren op een kaart worden aangegeven.
  • het groepsrisico: de kans dat een groep mensen van een bepaalde omvang overlijdt. De normen voor het groepsrisico zijn ingewikkeld maar komen er in het kort op neer dat het risico dat een kleine groep overlijdt groter mag zijn dan het risico dat een grote groep overlijdt.

Verder onderscheidt het Bevi kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Zo wordt een woonwijk als een kwetsbaar object en twee woningen op één hectare als een beperkt kwetsbaar object omschreven. De aanwezigheid van de volgende risicovolle inrichtingen is getoetst:

  • Transport. Het plangebied ligt niet nabij de route gevaarlijke stoffen, spoorwegen, snelwegen et cetera.
  • Inrichtingen. In of nabij het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen, bijvoorbeeld LPG-stations, dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten.
  • Vuurwerk. Het Vuurwerkbesluit behoort niet tot het Bevi. In het plangebied zijn geen verkooppunten van vuurwerk.
  • Buisleidingen. Zie paragraaf 4.4.1

4.4.1 Kabels en leidingen

Boven het westelijk deel van de ecologische zone bevindt zich parallel aan de Rijnerwatering een bovengrondse hoogspanningsverbinding (150 kV). Onder en binnen een bepaalde afstand tot de hoogspanningsverbinding is geen bebouwing toegestaan zonder goedkeuring van de leidingbeheerder Tennet . Deze bepaling is van toepassing op een strook met een totale breedte van 55 meter (27,50 meter aan weerszijden van de centrale as van de bovengrondse hoogspanningsverbinding) die voortvloeit uit het zakelijk recht van Tennet. Binnen deze strook mogen geen gebouwen of bouwwerken hoger dan 45 meter worden opgericht, tenzij ten dienste van de hoogspanningsverbinding. Bij de inrichting van de ecologische zone is rekening gehouden met de bovengrondse hoogspanningsverbinding: de bereikbaarheid van de hoogspanningsmasten voor onderhoudswerkzaamheden is gewaarborgd door voldoende ruimte rond deze masten open te laten en de masten vanaf de boezemkade toegankelijk te maken.

Aan de Bovendijk bevindt zich een nutsvoorziening van Tennet. Bij dit opstijgpunt wordt de bovengrondse hoogspanningsverbinding ondergronds gebracht. Het bovengrondse gedeelte verbindt het opstijgpunt met het in aanbouw zijnde hoogspanningsstation Wateringen. Dit ondergrondse kabelgedeelte is gelegen onder het Oosteinde, de Treslonglaan, de Vogelenzanglaan en de Bovendijk. Boven en binnen een bepaalde afstand van deze ondergrondse hoogspanningsverbinding is bebouwing eveneens niet toegestaan zonder goedkeuring van leidingbeheerder Tennet. Deze bepaling is van toepassing op een strook van 3 meter aan weerzijden van de centrale as van de ondergrondse hoogspanningsverbinding: een strook met een totale breedte van 6 meter.

In het gebied bevindt zich de regionale gastransportleiding W-509-01. Buiten het plangebied bevindt zich een regionale aardgastransportleiding (W-509-01) waarvan de zonering zich binnen het plangebied uitstrekt. De onderstaande tabel is opgesteld op basis van de circulaire getiteld "zonering rondom hoge druk aardgastransportleidingen" uit 1984.

Leidingnr. Diam. Ontwerp druk Vrijwarings- zone Minimale bebouwings- afstand Cat. I Minimale bebouwings afstand Cat. II Toetsings- afstand Inventarisatie- afstand
W-509-01 12" 40 4 meter 14 meter 4 meter 30 meter 140 meter
W-509-01* 16" 40 4 meter 20 meter 4 meter 40 meter 170 meter
W-514-01 12" 40 4 meter 14 meter 4 meter 30 meter 140 meter

* De W-509-01 verloopt van 12" naar 16" en heeft daardoor afwijkende veiligheids afstanden

Parallel aan de Middenweg bevindt zich aan de noordzijde één gasleiding van de Nederlandse Gasunie NV. De veiligheidszone waarbinnen bebouwing niet toegestaan is, bedraagt aan weerszijden van de leidingen 20 meter. De totale breedte van de zone, inclusief de reservering voor een eventueel toekomstige extra leiding, is derhalve gesteld op 42 meter.

Verder ligt in het plangebied een rioolwaterpersleiding die bij het Hoogheemraadschap van Delfland in beheer is. De veiligheidszone waarbinnen geen bebouwing is toegestaan, anders dan ten behoeve van de leiding zelf, is gesteld op 10 meter.

4.5 Lucht

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Daarmee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Alle projecten in uitvoering, waarvoor nog geen (ontwerp)besluit is genomen voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet, moeten worden getoetst aan de Wet milieubeheer. Indien een (ontwerp)besluit is genomen voor een project voor de inwerkingtreding van de wet dan is het Besluit luchtkwaliteit 2005 van toepassing.

Voor het voorliggende bestemmingsplan is geen (ontwerp)besluit in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening vastgesteld voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer is daarmee onverkort van toepassing. In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

In het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is aangegeven dat tot de vaststelling van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geldt dat het begrip NIBM, de toename aan de concentraties NO2 en PM10 als gevolg van de planontwikkeling, moet worden gelezen als niet meer dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde.

4.6 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Bij de reconstructie van wegen en/of spoorwegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld in het kader van de Wgh.

Het onderhavige bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een weg en/of spoorweg is ook niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek voor het bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid niet noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten vermeld van gepleegd onderzoek. Dit onderzoek diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand van deze resultaten wordt in paragraaf 5.2 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kunnen de bestemmingen in hoofdstuk 6 worden toegelicht.

5.2 Keuze Van Bestemmingen

oals al werd aangegeven heeft het bestemmingsplan als eerste doel om de bestaande ruimtelijke structuur juridisch-planologisch zodanig te regelen, dat deze wat betreft functie, bouwvorm, ligging, afmetingen in een goede ruimtelijke ordening worden ondergebracht.

Aan de hand van de in hoofdstuk 2 beschreven bestaande situatie worden de bestemmingen afgewogen. Daarin worden de in hoofdstuk 1 beschreven doelen van het bestemmingsplan en uit hoofdstuk 4voortvloeiende milieukwaliteitseisen als leidraad of als toetsingskader gehanteerd.

Beleidskader Vertaling in het bestemmingsplan
Ruimtelijk beleid
De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. De Laan van Wateringse Veld komt, op basis van de Structuurvisie, in aanmerking voor bouwvolumes in vijf lagen. Langs deze weg mag de bebouwing tot vijf lagen worden verhoogd, voor zover deze nog niet zo hoog is. Dit is op de plankaart aangeduid met een maximale bouwhoogte die tenminste 15 m bedraagt.
Op de plankaart van het streekplan Zuid-Holland West valt Wateringse Veld - Zuid in de aanduiding 'Stads- en dorpsgebied'. Het gaat bij een stads- of dorpsgebied om een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen, waarin ook gebiedsdelen voorkomen met (soms grootschalige)
kantoorconcentraties, winkelvoorzieningen, horeca en andere stedelijke voorzieningen.
De functie wonen is vertaald in de bestemmingen Wonen-1, Wonen-2 en Wonen-3. Horeca, winkelvoorzieningen (detailhandel) en dienstverlening zijn toegestaan binnen de bestemming Centrum.
Het bedrijventerrein Wateringse Veld is aangegeven als 'bedrijventerrein' met als hoofdfunctie bedrijvigheid waaronder begrepen transport en distributie, productie, veilingen, kenniscentra en nutsvoorzieningen Binnen de bestemming Bedrijf-1 zijn bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 in de Staat van inrichtingen bedrijven, als opgenomen in Staat vaninrichtingen bedrijven van de regels, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder en inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn showrooms terreinen en laad- en losplaatsen toegestaan.
Wateringse Veld - Zuid is op de plankaart van het Regionaal Structuurplan Haaglanden bijna in zijn geheel aangeduid als 'nieuw stads- en dorpsgebied'. Het Oosteinde is op deze plankaart aangeduid als 'regionale weg'. Ten noorden van de Middenweg is een lijn aangegeven als 'water'. Ook de Rijnerwatering draagt deze aanduiding. Het bedrijventerrein Wateringse Veld is aangegeven als 'nieuw bedrijventerrein'. In het wensbeeld van de detailhandelstructuur binnen de agglomeratie Den Haag is in het RSP het aantal vierkante meters verkoopvloeroppervlak voor geheel
Wateringse Veld gesteld op circa 6.000 m² voor de buurt in combinatie met sociaalmaatschappelijke buurtvoorzieningen. Op de plankaart van het RSP zijn de reeds bestaande en nog te realiseren tracés
voor de tramlijnen aangegeven als '(tram)rail'.
Het Oosteinde is bestemd als Verkeer -verblijfsstraat (Verkeer-2). De lijn ten noorden van de Middenweg en Rijnerwatering is bestemd als Water. Het bedrijventerrein Wateringse Veld is bestemd als Bedrijf-1. De gewenste detailhandelsstructuur in combinatie met sociaalmaatschappelijke buurtvoorzieningen is mogelijk gemaakt in de bestemmingen Centrum en Maatschappelijk. In het wijkcentrum aan het Parijsplein mag maximaal 6.300 m² bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel en consumentgebonden dienstverlening gebouwd worden. Binnen de bestemmingen Verkeer -openbaarvervoersbaan (Verkeer-3) en Verkeer -hoofdverkeersweg (Verkeer-1) zijn bus en trambanen toegestaan.
Archeologie
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.9). Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een aanlegvergunning verplicht gesteld.
Kantoren, bedrijven, beroep- en bedrijf aan huis, detailhandel en horeca
In het gemeentelijk beleid ten aanzien van functiemenging wordt aangegeven dat praktijk- en bedrijfsruimte kleiner dan 100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) langs de woonstraten in de wijk en kantoorruimte tot aan 500 m2 bvo langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen. In bestemmingsplannen dient hieraan de ruimte gegeven te worden. Langs de Laan van Wateringse Veld wordt op diverse plaatsen ruimte geboden voor functiemenging. Binnen de bestemming Centrum zijn onder andere wonen, dienstverlening en detailhandel toegestaan. Daarnaast is binnen de bestemming Wonen-3 middels aanduidingen dienstverlening mogelijk gemaakt.
In de detailhandelsnota is als uitgangspunt gesteld dat detailhandel op bestaande locaties geconcentreerd moet blijven, er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. In Wateringse Veld - Zuid is alle detailhandel geconcentreerd in het winkelcentrum aan het Parijsplein. Daarbuiten voorziet het plan noch in detailhandelsvestigingen, noch maakt het detailhandel aan huis mogelijk. Daarbij zijn belwinkels, coffeeshops, detailhandel in volumineuze goederen, internetcafés, paddoshops, het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse en de verkoop en opslag van vuurwerk niet toegestaan.
De Horeca Structuurvisie heeft als doel de horeca meer ruimte te geven voor nieuwe initiatieven en nieuwe formules. Centrale doelstelling is concentratie en optimalisatie van horeca. Het plangebied kent geen concentratiegebieden.
In Wateringse Veld - Zuid zijn drie horecalocaties: in het wijkcentrum, bij de stadsboerderij en op de kop van het Lage Plein. De horeca in het wijkcentrum is opgenomen als doeleind in de bestemming Centrum. Horeca in de categorieën I tot en met III van de staat van horeca-inrichtingen is toegestaan. Bij de stadsboerderij is horeca in categorie I of II mogelijk. Hier is horeca als aanduiding op de plankaart binnen de bestemming Groen-2 opgenomen.
Omdat de Laan van Wateringse Veld gezien vanaf de rijksweg A4 een belangrijke entree van Den Haag is, functioneert het kleinschalig bedrijventerrein Wateringse Veld als een zichtlocatie. De locatie is ingericht voor groothandelsbedrijven, hoogwaardige productiebedrijven en detailhandel in volumineuze goederen: bedrijven die hun showrooms en representatieve ruimtes op de Laan van Wateringse Veld kunnen richten. Deze bedrijven zijn bestemd binnen de bestemming Bedrijf-1.
Wonen
Wateringse Veld - Zuid wordt getypeerd als bestaand stads- en dorpsgebied. Het behoort daarmee niet tot de ontwikkelingsgebieden binnen Haaglanden. In het plangebied is 'beheer en behoud van woongebieden' het uitgangspunt. In het belang van het woonklimaat zijn de woningen in de woonwijk in de bestemmingen Wonen-1, Wonen-2 en Wonen-3 ondergebracht. De hoofdgebouwen in de bestemming zijn in bouwvlakken ondergebracht. In de bestemmingen Wonen-1 en Wonen-2 is de mogelijkheid opgenomen om met betrekking tot daarvoor aangewezen bouwblokken c.q. percelen een extra bouwlaag aan te brengen. Op de plankaart is in het bestemmingsvlak van de woningen die hiervoor in aanmerking komen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – dakopbouw' opgenomen.

Op de plankaart is bij de bestemmingen Wonen-1, Wonen-2 en Wonen-3 veelal ook een Tuinbestemming opgenomen. Deze bestemming is meestal op de gronden voor de woning gelegd. Bij een hoek- of kopwoning die grenst aan de openbare ruimte, wordt over het algemeen de grens van de bestemming Tuin gevormd door de lijn die van de zijgevel recht naar de achterlijn van de kavel loopt. Uitzondering hierop is de 'bestemming Tuin in Parkbuurt Oosteinde bij woningen die al voor de ontwikkeling van Wateringse Veld waren gebouwd. De hoekwoningen aan de zuidzijde van de Treslonglaan hebben in de meeste gevallen een Tuinbestemming gekregen waarbij de grens direct vanuit de hoek van de woning en evenwijdig aan de dwarsstraat naar achteren is getrokken of waarbij de grens is aangepast aan bestaande parkeervoorzieningen. Vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen – Wonen-1 – hebben een bestemming Tuin die past bij het losse karakter.
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen zoals schuttingen en hagen mag maximaal twee meter zijn. Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van woningen of grenzend aan de openbare weg mogen echter niet hoger zijn dan één meter. Op deze manier wordt voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan het openbare karakter van de directe omgeving van de woning.
Het belang van de leefbaarheid maakt het noodzakelijk om in het bestemmingsplan de uitsluiting van, hennepkwekerijen en drugsdealpanden op te nemen. Dit was tot nu toe in een leefmilieuverordening geregeld.I De Opiumwet verbiedt de vestiging van hennepkwekerijen en drugsdealpanden, zodat in het plan van de uitsluiting daarvan is afgezien.
Het belang van de leefbaarheid maakt het noodzakelijk om in het bestemmingsplan de opslag en verkoop van vuurwerk te reguleren. Dit was tot nu toe in de Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. Door de digitalisering in het kader van de Wro is het niet langer mogelijk in bestemmingsplannen die na 1 juli 2009 als ontwerp ter inzage worden gelegd, te verwijzen naar de Parapluherziening. Vooruitlopend hierop is in dit bestemmingsplan al een regeling voor de verkoop en opslag van vuurwerk opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de vestiging van een opslag- of verkooppunt van vuurwerk. Hierbij dient te worden voldaan aan een aantal regels. Zo mag het aantal vestigingen in Den Haag niet meer bedragen dan 68 en in het stadsdeel Escamp niet meer dan 12. Deze regeling is opgenomen in artikel 28.2.
Verkeer
Het Verkeersplan (zie paragraaf 3.8) hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied tenslotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie De rangorde die in het beleid is verwoord is bij de aanwijzing van de bestemmingen gehanteerd. De Laan van Wateringse Veld en Oosteinde zijn angewezen als 'Verkeer - hoofdverkeersweg(Verkeer-1) en de overige straten als Verkeer -verblijfsstraat (Verkeer-2).
Het beleid streeft naar stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen. Het in de bestemmingen Verkeer -openbaarvervoersbaan (Verkeer-3)en Verkeer -hoofdverkeersweg (Verkeer-1) opgenomen bestaande wegennet biedt de gelegenheid om verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen te leggen. Daarnaast is in de bestemmingen de mogelijkheid voor een tramverbinding open gelaten. Een verlenging van tramlijn 16 naar Delft over de Laan van Wateringse Veld is in de bestemming Verkeer - hoofdverkeersweg(Verkeer-1) mogelijk gemaakt.
Het beleid streeft naar een hoofdroutenetwerk voor de fiets In het plangebied fungeert het Oosteinde als onderdeel van het regionaal fietsverkeer. De Bovendijk en de Laan van Wateringseveld maken deel uit van het hoofdroutenetwerk voor de fiets. Recreatieve routes lopen via de kade van de Rijnerwatering, het fietspad parallel aan de trambaan over de Middenweg. Binnen de verkeersbestemmingen zijn fietspaden als doeleind opgenomen.
Onderwijs, cultuur, welzijn, sport en maatschappelijke voorzieningen
Ten aanzien van het plangebied is de inzet gericht op handhaving van bestaande welzijnsvoorzieningen en, waar dat inpasbaar is, potenties te bieden voor nieuwe voorzieningen. De wijk Wateringse Veld kent een aantal welzijnsvoorzieningen zoals peuterspeelzalen, buurthuizen en levensbeschouwelijke ontmoetingscentra. Daar waar deze voorzieningen zich bevinden, zijn zij positief bestemd. Uitwisseling met andere maatschappelijke voorzieningen is mogelijk door de brede doeleindeomschrijving binnen de bestemming Maatschappelijk.
De gemeente streeft ernaar voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn. Het voetbal- en softbalcomplex van SV Wateringse Veld is bestemd met de bestemmign Sport. Op de plankaart zijn de gebouwen in bouwvlakken opgenomen en is een maximale hoogte opgenomen.
In Integrale Huisvestingsplannen
Onderwijs worden voor elk stadsdeel
huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van
gebouwen voor onderwijshuisvesting
In Wateringse Veld werkt de GOA-basisschool De Vijver samen met peuterspeelzaal Repelsteeltje van MOOI Escamp. Deze onderwijsvoorzieningen zijn bestemd in de bestemming Maatschappelijk.
Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Voor de periode van 5 tot 10 jaar bestaat een behoefte van uitbreiding van de huisvesting voor religieuze organisaties met circa 20.000 m2. In Wateringse Veld-Zuid is niet expliciet
ruimte voor levensovertuiging bestemd maar de huisvesting van religieuze organisatie is mogelijk in de bestemming Maatschappelijk.
Groenvoorzieningen
Beleidsplan “Groen kleurt de stad” De boombeplanting aan de Laan van Wateringse Veld maakt deel uit van de Stedelijke Groene
Hoofdstructuur. Ter versterking van de groenstructuur geldt deze bomenstructuur als een belangrijke verbindingsschakel en moet ze duurzaam in stand worden gehouden.
Flora- en Faunawet Aangezien het hier een conserverend bestemmingsplan betreft, gericht op het beschermen van bestaande kwaliteiten en kenmerken, wordt verwacht dat de voorschriften uit de Flora- en Faunawet niet worden overtreden. Er is dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek. Indien toch ruimtelijke ontwikkelingen gepland worden, dient onderzoek plaats te vinden naar de effecten op beschermde soorten en dient zonodig ontheffing aangevraagd te worden.
In de Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones (1999) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn drie op elkaar aansluitende
zones in Wateringse Veld die de directe verbinding vormen tussen de Erasmuszone en de Zwethzone: de groene slinger in het Erasmusveld, de groene schakels langs de Tomatenlaan en – in het plangebied – de ecologische zone langs de Rijnerwatering. Samen met de boezemkades van de Strijp wordt hiermee de ecologische en recreatieve verbinding tussen Den Haag Zuidwest en de Zwethstrook versterkt. Deze ecologische verbinding in het oosten van Wateringse Veld is van stedelijk en regionaal belang.
De ecologische en recreatieve verbinding in Wateringse Veld - Zuid is bestemd als Natuur. Binnen deze bestemming zijn bevordering, ontwikkeling, behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende natuurlijke en landschappelijke waarden en waterberging mogelijk. Paden ter bevordering van recreatie zijn eveneens mogelijk.

5.3 Ontwikkelingen

Binnen het plangebied zijn daarnaast nog twee grotere ontwikkelingen. Eén daarvan wordt via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt en één ontwikkeling wordt direct bestemd. De ontwikkelingen worden hierna kort beschreven.

5.3.1 Minskplein

Aan de Osloweg, op de hoek met de Laan van Wateringse Veld, is nu het medisch kinderdagverblijf De Toverspiegel gevestigd. Dit kinderdagverblijf is onderdeel van een complex van maatschappelijke voorzieningen rond het Minskplein, aangrenzend aan de centrumdoeleinden op de kruising van de Laan van Wateringse Veld en de Middenweg. De bestemming Maatschappelijk mag worden gewijzigd in Centrum.

5.3.2 Laan van Scheltema 13

Op 9 juni 2008 is bij het stadsdeel Escamp een bouwaanvraag ingediend voor het realiseren van twee geschakelde woningen. Deze ontwikkeling is opgenomen binnen de bestemming Wonen-1. De maximale goot- en nokhoogten zijn op de plankaart aangegeven.

5.4 Dakopbouwen En Extra Bouwlagen

Op grond van de Structuurvisie dient langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe bebouwing in vijf lagen mogelijk te worden gemaakt. In dit plangebied betreft het de Laan van Wateringse Veld. Waar de bebouwing nog niet minimaal vijf bouwlagen hoog is, wordt bebouwing in vijf lagen toegestaan. Net als bij de extra bouwlagen worden wel eisen gesteld aan de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid. Indien een bouwaanvraag daartoe aanleiding geeft, kunnen nadere eisen worden gesteld in verband met bezonnings- en stedenbouwkundige inpassingseisen.

Om in de behoefte aan meer woonruimte te voorzien wordt in dit plan de mogelijkheid geboden om op daartoe aangewezen bouwblokken een extra laag aan te brengen (zie de artikelen 17 en 18). Op de plankaart wordt dit aangegeven met de aanduiding 'extra bouwlaag toegestaan'. In de bebouwingsregels worden daaraan een aantal voorwaarden verbonden. Deze komen in hoofdstuk 6 aan de orde.

Ter illustratie van de reikwijdte van de regel en de ontwerpmogelijkheden, die in principe binnen die regeling qua afmeting toegelaten zijn, zijn enige schetsjes opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0172BWateringZd-50VA_0012.jpg"

Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingen

6.1 Inleiding

In het belang van een goede ruimtelijke ordening wijst het bestemmingsplan voor een bepaald gebied bestemmingen aan. Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, regels en een toelichting. De bestemmingen zijn op de plankaart ingetekend en omschrijven de functie. De aanduidingen op de plankaart hebben betrekking op een bepaald doel of doelen van bestemmingen, of op regels, die in een bestemming worden gesteld. In de regels van het bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid wordt per bestemming het doel van de bestemming omschreven en worden de bouwvorm, ligging, afmetingen en gebruik binnen omschreven grenzen mogelijk gemaakt. De plankaart en regels zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de plankaart en de regels.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 6 tot en met 24) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de doeleinden en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een ontheffingsbevoegdheid geldt, is deze in de betreffende bestemmingsbepaling opgenomen.
  • Algemene regels. De algemene regels (artikel 25 tot en met 29) bevatten algemene – voor alle bestemmingen geldende – regels zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene regels ten aanzien van het bouwen, ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken en algemene ontheffingsregels.
  • Overgangs- en slotregels. De laatste twee regels (artikel 30 en met 31) betreffen achtereenvolgens het overgangsrecht en de slotregel.

6.1.1 Goothoogte en (nok)hoogte

Op de plankaart is in de bouwvlakken de maximumhoogte van de bebouwing aangegeven. Als gebouwen een onderbouw hebben telt de hoogte ervan niet mee in het maximum dat op de plankaart is aangegeven. In sommige gevallen is een gebouw opgedeeld in meerdere bouwvlakken met een verschillende maximumhoogte. Als conform de regeling voor extra bouwlagen een extra bouwlaag is toegestaan, is deze toegestaan boven op de maximumbouwhoogte die op de kaart is aangeduid.

6.1.2 Dubbelbestemmingen

Het plan telt vijf dubbelstemmingen: Leiding-gas (artikel 20), Leiding-hoogspanning (artikel 21), Leiding-riool (artikel 22), Waarde (artikel 23) en Waterstaat (artikel 24). Bij een belangenafweging gaan de belangen voor die samenhangen met respectievelijk het behoud van archeologische waarden en het functioneren van de waterkering, de bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsverbinding, de ondergrondse gastransportleiding en de ondergrondse rioolwaterpersleiding. Ook moeten voor de waterkering en de rioolwaterpersleiding het Hoogheemraadschap van Delfland en voor de hoogspanningsverbinding en de gastransportleiding de onderscheiden beheerders ervan worden gehoord voordat bouwwerken binnen deze bestemmingen mogen worden gebouwd. Verder mag er binnen de dubbelbestemmingen Leiding-gas, Leiding-hoogspanning, Leiding-riool en Waarde alleen met andere werken en werkzaamheden worden begonnen nadat burgemeester en wethouders een aanlegvergunning hebben verleend.

6.2 Inleidende Regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2is aangegeven hoe afstanden en maten die in de voorschriften worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. Een belangrijk onderdeel van de begrippenlijst zijn de definities van inrichtingen die voorheen in de Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. (de LMV-inrichtingen) werden geregeld: dit plan vervangt voor wat betreft het plangebied het beleid in deze verordening.

6.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-1

Het deel van het bedrijventerrein Wateringse Veld dat in het plangebied ligt, is bestemd voor Bedrijf-1. De bouw- en gebruiksregels leiden tot een representatieve bebouwing langs de Laan van Wateringse Veld. Zo moet de voorgevel van de gebouwen gericht zijn op deze hoofdverkeersweg en moet ze voor tenminste de helft in de bebouwingsgrens worden gebouwd.

De bestemming staat bedrijven toe in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de staat van de bedrijfsactiviteiten en ze sluit geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen uit. Deze staat van bedrijfsactiviteiten, die geldt voor gebieden waarin geen sprake is van functiemenging, is als Staat vaninrichtingen bedrijven onderdeel van de regels. Burgemeester en wethouders kunnen wel ontheffing verlenen voor bedrijven die in deze staat van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie zijn ingedeeld maar die in de praktijk vergelijkbaar zijn met een bedrijf in de categorieën 1 of 3.2.

Naast bedrijven en showrooms is op het bedrijventerrein een wellnesscenter toegestaan: een welzijnsvoorziening waarin medische zorg en fitness worden aangeboden.

Artikel 4 Bedrijf-2

De gronden binnen de bestemming Bedrijf-2 zijn bestemd voor nutsbedrijven. Er zijn vijf transformatorhuisjes en gemalen in het plangebied: aan de Middenweg ten oosten van de Laan van Wateringse Veld, ten zuidwesten van het bestemmingsvlak Bedrijf-1, in de ecologische zone aan de zuidzijde van de Middenweg en twee bestemmings- c.q. bouwvlakken aan de Praagsingel. Tevens is het opstijgpunt van Tennet ten zuiden van de stadsboerderij bestemd als Bedrijf-2. De transformatorhuisjes die een brutovloeroppervlakte groter dan 20 m2 hebben, zijn bestemd als Bedrijf-2. Kleine nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en elektriciteitsvoorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale brutovloeroppervlakte van 20 m² kunnen worden gebouwd op grond van de algemene bouwregel als opgenomen in 26 onder e.

Artikel 5 Centrum

Aan het Parijsplein ligt het wijkcentrum van Wateringse Veld-Zuid dat is bestemd voor wonen, detailhandel, horeca, consumentgebonden dienstverlening, welzijnsvoorzieningen en verblijfsgebied. Detailhandel, horeca, consumentgebonden dienstverlening, welzijnsvoorzieningen en een sportschool zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond. De bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel en consumentgebonden dienstverlening mag niet meer dan 6.300 m² bedragen: beide functies zijn onderling uitwisselbaar. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de vestiging van consumentgebonden dienstverlening en welzijnsvoorzieningen op de tweede bouwlaag voor de uitbreiding van een reeds aanwezig bedrijf of welzijnsvoorziening, zolang sprake is van een aaneengesloten ruimte en een inpandige ontsluiting. Binnen de bestemming Centrum mogen maximaal 4 horeca-inrichtingen worden gevestigd met een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 500 m².

Artikel 6 Gemengd

De gronden binnen de bestemming Gemengd zijn bestemd voor een glasverwerkingsbedrijf en wonen. De maximale bouwhoogte is op de plankaart aangegeven.

Artikel 7 Groen-1

Het groen op de Bovendijk, het groen langs de waterloop parallel aan de Athenesingel grenzend aan het bedrijventerrein en de relatief grootschalige groenstructuren op buurt- en blokniveau zijn als Groen-1bestemd. Groen-1 is niet alleen bestemd voor grasvelden, gazons, beplanting, bomen en parken maar ook voor verharde speelvelden, speeltoestellen, kindertuinen, werken van beeldende kunst, paden en wegen. Verder laat de bestemming trambanen en -haltes toe. Deze trambanen lopen aan weerszijden van het Lage Plein.

Artikel 8 Groen-2

De stadsboerderij die in het verlengde van de Bovendijk ligt en de noordzijde van de ecologische zone markeert, is als Groen-2 bestemd. De bestemming voorziet naast de stadsboerderij en de dierenweide in een gebruik als educatief centrum, gericht op de natuurlijke en landschappelijke waarden in de ecologische zone. Verder is een regeling opgenomen voor de vestiging van een horeca-inrichting. Omdat horeca alleen is toegestaan op het erf aan de noordzijde van de boerderij, is dat deel van het bestemmingsvlak nader aangeduid met de aanduiding horeca (h).

Artikel 9 Maatschappelijk

Onder de bestemming Maatschappelijk vallen kinderdagverblijven, scholen, welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de eredienst.

Er is een wijzigingsbevoegdheid van toepassing op het bestemmingsvlak aan de Laan van Wateringse Veld en de Madridsingel in de buurt Lage Veld. Deze wijzigingsbevoegdheid behelst een bestemmingswijziging van deze locatie van Maatschappelijk in Centrum. Na wijziging is op de gronden de bestemmingsregeling in artikel 5 overeenkomstig van toepassing.

Een tweede wijzigingsbevoegdheid is van toepassing op het bestemmingsvlak aan het Luchtenburgplein in Parkbuurt Oosteinde. Er staan nu schoolwoningen die gebruikt worden door basisschool De Gantel. Deze wijzigingsbevoegdheid behelst een bestemmingswijziging van deze locatie van Maatschappelijk in Wonen-1. Na wijziging is op de gronden de bestemmingsregeling in artikel 17 overeenkomstig van toepassing.

Artikel 10 Natuur

Het Natuurtheater en een groenstrook tussen de woningen aan de Vogelenzanglaan en de Rijnerwatering in het oosten van het plangebied zijn ingericht als ecologische zone en als Natuurbestemd. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor waterberging en de bevordering, ontwikkeling, behoud en/of herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden. Er is geen bebouwing toegestaan, tenzij deze noodzakelijk is voor de dubbelbestemmingen die op delen van de ecologische zone van toepassing zijn. Er mag – ter bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden – in de ecologische zone slechts worden begonnen met werkzaamheden zoals het aanleggen van paden en afgraven of ophogen van het reliëf van de gronden nadat burgemeester en wethouders een aanlegvergunning hebben verleend.

Artikel 11 Sport

De bestemming Sport is van toepassing op de sportvelden in de zuidwesthoek van de buurt Zonne Veld. Dit gebied is bestemd voor sportvelden en sportvoorzieningen, zoals club- en kleedruimte en een tribune.

Artikel 12 Tuin

De gronden die als Tuin zijn bestemd, liggen veelal aan de voorzijde van de woningen en (bij hoekwoningen aan de zijkant). Deze gronden grenzen aan de openbare weg. Gelet op de waardevolle stedenbouwkundige structuren dan wel de bestaande bebouwingsdichtheid mogen hier geen aan- en bijgebouwen worden gebouwd.

Verkeer - openbaarvervoersbaan (Verkeer-3).

Artikel 13 Verkeer - hoofdverkeersweg (Verkeer-1)

Onder de bestemming Verkeer - hoofdverkeersweg (Verkeer-1) vallen het Oosteinde en de Laan van Wateringse Veld, de hoofdverkeersweg die Wateringse Veld ontsluit maar die ook op stedelijk niveau een belangrijke rol speelt. Daarnaast is de Laan van Wateringse Veld met de komst van tramlijn 16 gedeeltelijk een openbaar vervoerbaan geworden.

Artikel 14 Verkeer - verblijfsstraat (Verkeer-2)

De bestemming Verkeer - verblijfsstraat (Verkeer-2) voorziet in verblijfs- en woonstraten, voet- en fietspaden en parkeerplaatsen. Met uitzondering van de Laan van Wateringse Veld, het Oosteinde en het trambaan over de Middenweg is deze bestemming van toepassing op alle straten, paden en pleinen in het plangebied.

Artikel 15 Verkeer - openbaarvervoersbaan (Verkeer-3)

De trambaan en de bijbehorende tramhaltes over en op de Middenweg zijn bestemd als Verkeer -openbaarvervoersbaan (Verkeer-3)

Artikel 16 Water

Alle watergangen en -partijen in het plangebied zijn bestemd als Water. Deze watergangen en -partijen zijn bestemd voor de waterberging, waterhuishouding en waterlopen in Wateringse Veld maar ook voor recreatie. Verder mogen – daar waar dit op de plankaart is aangeduid – op en over het water steigers, bruggen en duikers worden gebouwd. Ten aanzien van de bouw van steigers in de buurt Eilanden doen zich verschillende situaties voor, afhankelijk van de stedenbouwkundige opzet van een eiland en de ruimte die het water laat:

  • In de eerste plaats is aan het Hemelwater relatief veel ruimte voor een steiger: de stedenbouwkundige opzet en de breedte van het water staan hier een steiger toe over de volle breedte van een perceel. Daarom is – aangrenzend aan de percelen van de woningen aan de noordkant van het eiland Noordland, de percelen van woningen en appartementengebouwen aan de Waterlandsingel alsook op de koppen van de eilanden – een zone aangeduid waarin de breedte van de steigers 100% van de breedte van het perceel mag bedragen. Rechtdoend aan het stedenbouwkundig beeld dat ontstond bij de ontwikkeling van de eilanden is de hoogte van de steigers beperkt tot de hoogte die bestond op het moment van totstandkoming van de bijbehorende woning. Alleen aan de noordkant van het eiland Noordland is vanwege de uitgestrektheid van de waterpartij een verhoogde steiger – tot maaiveldniveau – acceptabel. Ook aan de westkant van de stadsboerderij is aan het Hemelwater voorzien in een zone die volledig met een steiger mag worden ingevuld. Zo ontstaat de mogelijkheid een kano- of botenverhuurbedrijf te vestigen in de stadsboerderij.
  • In het stedenbouwkundig plan is voorzien in bruggen die de eilanden in het midden met elkaar verbinden. Vanaf de bruggen is ruim zicht op het centrum van de wijk in het westen en op de ecologische zone in het oosten. Anders dan aan de noordkant van het eiland Noordland is de breedte van het water tussen de eilanden beperkt. Deze is op zijn smalst circa 11 meter. Om het ruime zicht te waarborgen is de ruimte voor steigers beperkt. Aangrenzend aan alle percelen is een aanduiding opgenomen die tot 3 meter in het water reikt. Het is binnen deze aanduiding toegestaan om steigers te bouwen. De hoogte van de steigers in deze zone is ook beperkt tot de hoogte die bestond op het moment van totstandkoming van de bijbehorende woning, in de praktijk tot even boven de waterlijn. De steigerregeling biedt eigenaren ruimte om de steiger te vergroten en doet tegelijkertijd recht aan de stedenbouwkundige opzet van de eilanden: door een deel van het talud te vrijwaren van bebouwing blijft de oorspronkelijke breedte van het water bestaan, door de hoogte te beperken is het ruime zicht – de doorkijk – naar de buurt Lage Veld en de ecologische zone gegarandeerd.

De Rijnerwatering is als hoofdwatergang – conform de Algemene Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland – eveneens bestemd als Water. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn hier uitsluitend toegestaan voor zover de belangen van de hoofdwatergang daardoor niet wezenlijk worden geschaad.

Artikel 17 Wonen-1

De vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen in het plangebied zijn als Wonen-1 bestemd. Behalve wonen, paden, tuinen en erven staat de bestemming het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toe.

In elk bouwvlak is de maximumhoogte van de bebouwing aangegeven, in sommige gevallen ook de maximumgoothoogte. Als geen maximumhoogte is aangeduid, mag deze niet meer bedragen dan 3 meter. Binnen deze bestemming is alleen boven op de woningen aan het Kalmoesplantsoen conform de regeling voor extra bouwlagen (paragraaf 6.1) nog ruimte voor het realiseren van een extra bouwlaag; dit is op de plankaart aangeduid met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw'. Op andere woningen binnen deze bestemmingen is omwille van stedenbouwkundige opzet geen extra bouwlaag gewenst of is deze al in de oorspronkelijke architectuur gerealiseerd.

Op het erf (het bouwperceel minus het bouwvlak) zijn aanbouwen en bijgebouwen toegestaan. De omvang ervan is beperkt door het stellen van een maximum aan het bebouwingspercentage van een bouwperceel. Onverminderd het bepaalde in het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) mag binnen deze bestemming maximaal 40% van de oppervlakte van het bouwperceel worden bebouwd.

Artikel 18 Wonen-2

De geschakelde woningen in het plangebied zijn als Wonen-2 bestemd. Behalve wonen, paden, tuinen, erven en het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep staat de bestemming ook consumentgebonden dienstverlening toe (een rijschool, een bank, een apotheek et cetera), alleen daar waar dat op de plankaart is aangeduid, dat wil zeggen op de hoeken van het kruispunt van de Laan van Wateringse Veld met het Oosteinde. De kantoren mogen er maximaal 300 m² bvo groot zijn.

Ook in deze bestemming is conform de regeling voor extra bouwlagen (paragraaf 6.1) bovenop de maximumhoogte soms nog ruimte voor het realiseren van een extra bouwlaag, mits dit op de plankaart is aangeduid. Als een extra bouwlaag niet is toegestaan, dan is dit omwille van de stedenbouwkundige opzet of omdat deze al in de oorspronkelijke architectuur is gerealiseerd. Daarnaast staat het plan langs de Laan van Wateringse Veld een maximumhoogte toe van 15 meter toe, dat wil zeggen vijf lagen: de Laan van Wateringse Veld is een hoofdverkeersweg waarlangs volgens de Structuurvisie Den Haag 2020 in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen (zie paragraaf 3.2.4).

Op het erf (het bouwperceel minus het bouwvlak) zijn aanbouwen en bijgebouwen toegestaan. Het bebouwingspercentage van een bouwperceel is, onverminderd het bepaalde in het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb), maximaal 60% van de oppervlakte van het bouwperceel.

Artikel 19 Wonen-3

De gestapelde woningen in het plangebied zijn als Wonen-3 bestemd. Behalve wonen, paden, tuinen, erven, parkeervoorzieningen staat ook deze bestemming dienstverlening toe, alleen daar waar dat op de plankaart is aangeduid: aan het Lage Plein ter grootte van 150 m², elders ter grootte van 300 m² bedrijfsvloeroppervlakte.

Op een zestal plaatsen aan de Laan van Wateringse Veld zijn binnen de bestemmingsvlakken onderdoorgangen in de bebouwing aangeduid. Deze onderdoorgangen liggen in het verlengde van de 6 hoven in Lage Veld.

Artikel 20 Leiding-gas

Aan de noordzijde van de Middenweg bevindt zich een tweetal gasleidingen en is de dubbelbestemming Leiding-gas van toepassing. De bescherming van deze dubbelbestemming bestrijkt een strook van 42 meter in de breedte: 21 meter aan weerszijden van de centrale as van de gastransportleiding.

Artikel 21 Leiding-hoogspanning

Op een strook in het oostelijk deel van het plangebied dat zich parallel aan de Rijnerwatering uitstrekt over de ecologische zone loopt een bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbinding. De strook waarop de bestemming Leiding-hoogspanning die deze leiding beschermt van toepassing is, meet 55 meter in de breedte: 27,50 meter aan weerszijden van de centrale as van de hoogspanningsverbinding. De ondergrondse hoogspanningsverbinding is gelegen onder het Oosteinde, de Treslonglaan, de Vogelenzanglaan en de Bovendijk. Binnen een bepaalde afstand van deze ondergrondse hoogspanningsverbinding is bebouwing eveneens niet toegestaan zonder goedkeuring van leidingbeheerder Tennet. Deze bepaling is van toepassing op een strook van 3 meter aan weerzijden van de centrale as van de ondergrondse hoogspanningsverbinding: een strook met een totale breedte van 6 meter.

Artikel 22 Leiding-riool

Vanaf het gemaal in de ecologische zone, via de Middenweg en daarna de Laan van Wateringse Veld loopt een ondergrondse rioolwaterpersleiding. De bestemming Leiding-riool heeft tot doel om deze rioolwaterpersleiding te beschermen. De strook waarop deze dubbelbestemming van toepassing is, meet 10 meter in de breedte: 5 meter aan weerszijden van de centrale as van de rioolwaterpersleiding.

Artikel 23 Waarde

In het plan is het archeologisch waardevol gebied beschermd door middel van een dubbelbestemming Waarde. Als men bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in dit gebied wil verrichten moet men een aanlegvergunning aanvragen. Voor verlening ervan wordt getoetst of deze werken en/of werkzaamheden de archeologisch waarden niet onevenredig schaden.

Artikel 24 Waterstaat

De Bovendijk en heel de boezemkade van de Rijnerwatering zijn bestemd voor Waterstaat. Deze dubbelbestemming regelt de bescherming van de waterkering.

6.4 Algemene Regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

Artikel 26 Algemene bouwregels

De Algemene bouwregels zijn bouwvoorschriften die gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn tot 0,2 m wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot 1,2 m ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen.

Ontheffingen van deze algemeen bouwregels worden geregeld in de algemene ontheffingsregels, in artikel 28.

Artikel 27 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de voorschriften van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is expliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan.

Daar waar in het plan een horeca-inrichting is toegestaan – bij de stadsboerderij en in het winkelcentrum aan het Parijsplein – is de staat van horeca-inrichtingen van toepassing. De staat van horeca-inrichtingen is als Staat van horeca-inrichtingen bij de regels opgenomen en maakt er deel van uit. Hierin is uitgebreid beschreven hoe men een horeca-inrichting tot een bepaalde categorie moet rekenen.

Ontheffingen van deze algemeen gebruiksregels, ook de ontheffing voor het meest doelmatige gebruik, worden geregeld in de algemeen ontheffingsregels, in artikel 28.

Artikel 28 Algemene ontheffingsregels

De Algemene ontheffingsregels hebben in de eerste plaats betrekking op ontheffing van de algemene bouwregels: het bouwen van beneden peil gelegen ruimtes in één bouwlaag, voor zover gelegen buiten het bouwvlak. Verder is ontheffing mogelijk voor geringe afwijkingen van maten en bestemmings- en bebouwingsgrenzen.

In de tweede plaats hebben de Algemene ontheffingsregels betrekking op ontheffing van de Algemenegebruiksregels. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing wanneer strikte toepassing van het algemeen gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Als daarvoor ontheffing wordt verleend, moet het andere gebruik wel aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de ontheffing niet leiden tot een bestemmingswijziging. Verder kunnen burgemeester en wethouders onder voorwaarden van het algemeen gebruiksverbod ontheffing verlenen voor een horeca-inrichting (bij de stadsboerderij of in het winkelcentrum aan het Parijsplein) waarbij uit een nadere toetsing aan de in de staat van horeca-inrichtingen opgenomen criteria blijkt dat de betreffende inrichting qua puntentoebedeling afwijkt van de in die staat aangenomen score.

Tenslotte kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het verbod op het gebruik van gronden voor de verkoop en opslag van vuurwerk binnen bestemmingen waarin 'detailhandel' in de doeleindenomschrijving is opgenomen. Voorwaarden daarbij zijn wel dat het totaal aantal vestigingen waar vuurwerk verkocht en opgeslagen wordt niet meer bedraagt dan 12 vestigingen in het stadsdeel Escamp en niet meer dan 68 vestigingen in de gemeente Den Haag. Detailhandel mag alleen gevestigd zijn op de begane grond.

Artikel 29 Algemene procedureregels

De Algemene procedureregels regelen:

  • de procedure die burgemeester en wethouders moeten volgen als zij het plan willen wijzigen op grond van de wijzigingsbevoegdheden in het plan.
  • de procedure die burgemeester en wethouders moeten volgen als zij ontheffing willen verlenen van de regels van dit plan. Het gaat om de verschillende ontheffingsbevoegdheden die specifiek in de bestemmingsregels zijn opgenomen en die in de algemene ontheffingsregels.

6.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

Het overgangsrecht heeft als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwvoorschriften in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 31 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de voorschriften van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels van het bestemmingsplan Wateringse Veld-Zuid'.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid is primair een conserverend bestemmingsplan. Voor dit beheergebied is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk omdat op deze gronden geen bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplannen, zoals omschreven in artikel 6.2.1 Bro, zijn voorgenomen.

Bestemmingsplan Wateringse Veld - Zuid telt één wijzigingsgebied. Voor deze locatie zal op het moment van wijzigen de economische uitvoerbaarheid en eventuele noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan worden bekeken. Op het moment dat burgemeester en wethouders voor zo'n gebied een wijzigingsplan vaststellen, moeten zij tevens een exploitatieplan vaststellen dan wel moeten zij zich van kostenverhaal verzekerd weten.

Voor de ontwikkeling van twee geschakelde woningen aan de Laan van Scheltema is op 9 juni 2008 een aanvraag om reguliere bouwvergunning ingediend bij het stadsdeel Escamp. Omdat deze aanvraag om bouwvergunning voor het van kracht worden van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is ingediend, geldt voor deze ontwikkeling de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

De ontwikkeling is particulier initiatief, wat inhoudt dat er voor de gemeente geen financiële consequenties aan de uitvoering van deze ontwikkeling zijn verbonden. De planontwikkeling is geheel voor rekening en risico van de betreffende particuliere ontwikkelaar. Een verdere uiteenzetting van de financiële aspecten van deze ontwikkeling kan daarom in dit kader achterwege blijven.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Resultaten Overleg Ex Artikel 10 Bro

Het voorontwerp-bestemmingsplan is op 9 juni in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985 aan de volgende instanties toegezonden:

  1. 1. Provincie Zuid-Holland
  2. 2. Politie Haaglanden
  3. 3. VROM Inspectie Regio Zuid-West
  4. 4. Duinwaterbedrijf Zuid Holland
  5. 5. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  6. 6. Hoogheemraadschap van Delfland
  7. 7. HTM Infra
  8. 8. Het bestuur van de Fietsersbond enfb, Afdeling Den Haag
  9. 9. Koninklijke Horeca Nederland, Afdeling Den Haag
  10. 10. Kamer van Koophandel Haaglanden
  11. 11. Stichting BOOG
  12. 12. Tennet BV
  13. 13. Stad en Milieu Haags Milieucentrum
  14. 14. ENECO Netbeheer B.V.
  15. 15. N.V. Nederlandse Gasunie
  16. 16. Burgemeester en wethouders van Westland
  17. 17. Burgemeester en wethouders van Rijswijk
  18. 18. Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld
  19. 19. Bewonersplatform Wateringseveld

Van de onder 1, 3, 6, 10, 12, 15 en 18 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Van de overige instanties is, behoudens een bevestiging van ontvangst van de instantie onder nr. 17, geen reactie ontvangen.

8.1.1 Behandeling ingekomen reacties

Ad1. Provincie Zuid-Holland

“Ik heb kennis genomen van het voorontwerpbestemmingsplan Wateringse Veld Zuid van uw gemeente. Dit plan geeft mij aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Het plan voorziet in een beheersgerichte regeling voor de reeds bestaande wijk Wateringse Veld Zuid. Het plan is overwegend conserverend van aard en vervangt het huidige bestemmingsplan dat een meer globaal karakter heeft.

Cultuurhistorie

In het interimbeleid Regels voor Ruimte is aangegeven dat ten aanzien van archeologie een juridische regeling dient te worden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. De in artikel 20.2 van de planvoorschriften opgenomen regeling voldoet niet aan hetgeen op grond van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur is gesteld dat uitgegaan dient te worden van een graafdiepte van minder dan 0,3 meter in plaats 0,5 meter.

Overeenkomstig de reactie is de graafdiepte in de regels bij artikel 23 (gewijzigde indeling) dubbelbestemming waarde – archeologie aangepast van 0,5 meter in minder dan 0,3 meter: 'Het is verboden (…) zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren: (…) - het uitvoeren van grondwerken, dieper dan 0,3 m ten behoeve van het bouwen en voor het aanbrengen van ondergrondse transport,- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur

Ten aanzien van water dient de keurzone van de waterkering primair als waterkering te worden bestemd. Dat is in het bestemmingsplan niet gebeurd. Langs de Oosteinde in het noorden van het plangebied ligt tevens een waterkering welke niet op de plankaart is aangegeven.

Op de plankaart wordt, volgens de nieuwe Standaard voor Bestemmingsplannen (SVBP 2008) alleen de kernzone van de waterkering op de plankaart opgenomen. De beschermingszone wordt niet op de plankaart aangeduid.

Overeenkomstig de reactie is de waterkering langs de Oosteinde op de plankaart opgenomen. De kernzone van de waterkering is aangeduid op de plankaart.

Uit de functiekaart blijkt dat in het zuidoosten van het plangebied een waterbergingslocatie ligt. Op de plankaart is hier tevens een watergang ingetekend. Het is onduidelijk of op deze locatie de daarvoor afgesproken hoeveelheid water is aangelegd.

Met de waterbergingslocatie in het zuidoosten van het plangebied is voldaan aan de gemaakte afspraken.

Conclusie

Ik concludeer dat de in het plan opgenomen regeling gedeeltelijk in strijd is met het interimbeleid nota Regels voor Ruimte. In het voorontwerpbestemmingsplan wordt geen motivering gegeven die afwijking van het provinciaal beleid rechtvaardigt.

Het plan houdt op deze punten dan ook onvoldoende rekening met het provinciaal belang.

Ik verzoek u daarom het plan zodanig aan te passen dat aan bovenstaande bezwaren tegemoet wordt gekomen.

Overgangsrecht toepassing artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

Op 26 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten u ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een brief doen toekomen waarin nader is ingegaan op de rol van de provincie onder de nieuwe wet. Daarin is ook aangegeven dat u, gelet op het overgangsrecht, voor verzoeken om vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud) die bij u zijn ingediend voor 1 juli 2008 nog gebruik kunt maken van de mogelijkheden voor toepassing van artikel 191id 2 WRO (oud) die GS bij hun besluit van 9 oktober 2007 daartoe hebben geboden.

Met het oog daarop bericht ik u dat u in dit geval geen vrijstelling kunt verlenen gelet op bovenstaande opmerkingen.

Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.”

Voor kennisgeving aangenomen

Ad 4. VROM Inspectie Regio Zuid-West

VROM Inspectie Regio Zuid-West gaat als coördinerende rijksdienst in op de luchtkwaliteit en de externe veiligheid.

Luchtkwaliteit

Paragraaf 4.6 is nog gebaseerd op oude wetgeving voor luchtkwaliteit (Besluit Luchtkwaliteit 2005). In november 2007 is de Wet Luchtkwaliteitseisen in werking getreden. VROM verzoekt de tekst hierop aan te passen.

De tekst in paragraaf 4.6 is aangepast aan de nieuwe Wet Luchtkwaliteitseisen

Externe veiligheid

In paragraaf 4.4 is 'buisleidingen' pm gesteld. In paragraaf 3.9 wordt ook informatie over gasleidingen gegeven. Uit de tekst maakt VROM op dat is getoetst aan de circulaire voor aardgastransportleidingen. Op dit moment is wet- en regelgeving voor buisleidingen in ontwikkeling. VROM adviseert hierop vooruitlopend in dit plan ook rekening te houden met de 10-6 voor het persoonsgebonden risico (PR) contour en de hoogte van het groepsrisico (GR) en de gegevens en/of de rekenresultaten in het bestemmingsplan op te nemen. De Gasunie kan daar nader over informeren en indien nodig berekeningen uitvoeren.

Zie reactie onder ad 16.

Ad 6. Hoogheemraadschap van Delfland

Het Hoogheemraadschap kan niet instemmen met het bestemmingsplan. In het plan is onvoldoende invulling gegeven aan het beleid van Delfland zoals vermeld in de Handreiking Watertoets 2007. Het betreft het thema bestemmingslegging.

Bestemmingslegging

Het poldergemaal aan de Paul Steenbergenlaan staat niet op de plankaart en is niet als zodanig bestemd. Vanaf het poldergemaal aan de Paul Steenbergenlaan loopt een watergang richting de Laan van Wateringse Veld en vervolgens richting de Londensingel. Deze is niet op de plankaart weergegeven. De ligging van het poldergemaal en de watergang zijn opgenomen in bijlage een meegezonden bijlage. Delfland verzoekt het poldergemaal en de watergang te bestemmen in het bestemmingsplan.

Het poldergemaal aan de Paul Steenbergenlaan is op de plankaart opgenomen en heeft de bestemming Bedrijf-2 gekregen. Ook de watergang vanaf het poldergemaal aan de Paul Steenbergenlaan richting de Laan van Wateringse Veld en vervolgens richting de Londensingel is op de plankaart opgenomen. Deze watergang is bestemd als Water.

Ad 10. Kamer van Koophandel Haaglanden

De Kamer van Koophandel (KvK) kan grotendeels instemmen met de inhoud van het voorontwerp. Er zijn opmerkingen over de bestemmingsoverschrijving in artikel 4 Bedrijfsdoeleinden 2 (B2).

Volgens de omschrijving zijn de gronden met aanduiding B2 bestemd voor bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3 van de bij voorontwerp gevoegde bijlage 2, alsmede showrooms en een welzijnsvoorziening.

Volgens de onlangs in het kader van het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 vastgestelde bedrijventerreinstrategie Haaglanden zijn onder meer leisurevoorzieningen niet toegestaan op bedrijventerreinen. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt als de voorziening ten dienste staat van de op het terrein gevestigde bedrijven en als extra laag/lagen wordt toegevoegd aan bedrijfsbebouwing. Gezien de aard van de bedrijvigheid op het terrein is het niet aannemelijk dat een welzijnsvoorziening voorziet in een behoefte van de op het terrein gevestigde bedrijven. Temeer niet nu op het aangrenzende terrein al een fitnessinrichting is toegestaan. Een zelfstandige welzijnsvestiging is ten ene male in strijd met de Bedrijventerreinenstrategie.

Dit beleid is mede in nauw overleg met de gemeente geformuleerd vanwege het te verwachten tekort aan bedrijventerrein in de regio Haaglanden. Gezien de krapte zullen de als bedrijventerrein aangewezen gebieden ook daadwerkelijk moeten worden aangewend voor functies die niet of moeilijk in een woonwijk kunnen worden geaccommodeerd.

Afgezien van dit beleid is de KvK van mening dat een welzijnsvoorziening daar moeten worden gerealiseerd waar deze de meeste spinn off voor de omgeving heeft. Hiervan is volgens de KvK geen sprake op de locatie bedrijventerrein Wateringse Veld.

Gezien het bovenstaande ziet de KvK graag dat 'een welzijnsvoorziening' wordt geschrapt in art 4.1.1.

Het betreffende deel van bedrijventerrein Wateringse Veld vormt de overgang van het bedrijventerrein naar de woonwijk Wateringseveld. Aan de overzijde van de straat zijn woningen gesitueerd. De locatie ligt daarnaast ruimtelijk geïsoleerd ten opzichte van de rest van het bedrijventerrein; gezien de ligging maakt de locatie geen logisch onderdeel van het bedrijventerrein. Door een wellnesscenter (een welzijnsvoorziening waarin medische zorg en fitness worden aangeboden) zullen de identiteit van het bedrijventerrein en het functioneren als zodanig niet worden aangetast. Eerder zal het een versterking kunnen betekenen, aangezien de overgang tussen bedrijventerrein en woonwijk beter begeleid wordt met deze functie en de gewenste ruimtelijke kwaliteit beter gerealiseerd kan worden.

Het concept is kwalitatief hoogwaardig en vormt een aanvulling op het voorzieningenniveau in dit deel van de stad en het stadsgewest.

Ad 12. Tennet BV

TenneT is beheerder van het landelijk transportnet vanaf 110.000 Volt en daarmee verantwoordelijk voor de 'snelwegen' van het Nederlandse elektriciteitsnet. De in de gemeente Den Haag aanwezige hoogspanningsverbindingen maken deel uit van dat omvangrijke netwerk. In het plangebied waarop dit bestemmingsplan van toepassing zal zijn, bevinden zich boven- en ondergrondse gedeelten van 150 kV-verbinding, te weten:

- het kabelgedeelte gelegen in het Oosteinde, de Treslonglaan, de Vogelenzanglaan en de Bovendijk;

- het TenneT-terrein met het overgangspunt tussen het ondergrondse en het bovengrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding (het zogenoemde opstijgpunt) aan de Bovendijk;

- het lijngedeelte in de ecologische zone langs de Rijnerwatering tussen het opstijgpunt en het in aanbouw zijnde hoogspanningsstation Wateringen.

Ter informatie is een afdruk bijgevoegd van de plankaart waarop in rood TenneTs eigendommen zijn aangegeven, evenals een afdruk van de detailtekeningen, nrs. WK2581, wijz. B en WK2745, wijz. C.

Voor kennisgeving aangenomen

TenneT constateert dat met de aanwezigheid van het ondergrondse kabelgedeelte in het bestemmingsplan nog geen rekening is gehouden. In aanvulling op de opgenomen bestemming voor het bovengrondse verbindingsgedeelte verzoekt TenneT de medewerking van de gemeente om, ter bescherming van de belangen van de 150.000 Volt kabelverbinding, het betrokken gedeelte met een strook met een breedte van 6 meter (3 meter aan weerszijden van de hartlijn) op de plankaart aan te geven en te bestemmen voor “Ondergrondse hoogspanningsverbinding”.

De ondergrondse hoogspanningsverbinding is op de plankaart opgenomen en bestemd als Leiding-hoogspanning.

In de voorschriften van het bestemmingsplan is een afzonderlijk artikel 22 - "Leiding-Hoogspanning - Dubbelbestemming" opgenomen ter bescherming van de belangen van het bovengrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding. TenneT verzoekt dit artikel aan te vullen met de gegevens van het ondergrondse gedeelte. Abusievelijk ontbreekt in dit artikel nog het aanlegvergunningstelsel zoals dat wel in de artikelen 23 (Leiding-Gas) en 24 (Leiding-Riool) is opgenomen. Op basis van ervaringen beveelt TenneT aan om ter meerdere zekerheid artikel 22 aan te vullen met een soortgelijk aanlegvergunningstelsel.

Hierbij merkt TenneT nog op dat ten aanzien van het bovengrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding het op te nemen aanlegvergunningstelsel moet worden aangevuld met de volgende vetgedrukte passages:

- sub d: “… diepwortelende en hoogopgaande beplantingen…";

- nieuw sub f: "het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten wegwijzers en ander hoog straatmeubilair".

In artikel 21 - Leiding-hoogspanning (nieuwe indeling, was artikel 22 volgens de oude indeling) is een aanlegvergunningstelsel opgenomen onder 21.4. Hierin zijn de vetgedrukte passages opgenomen.

Voorts verzoekt TenneT in de artikelen van de bestemmingen die samenvallen met zijn hoogspanningsverbinding een verwijzing op te nemen naar het desbetreffende artikel, waarin de bescherming van TenneTs verbinding zal zijn geregeld.

Vanaf 1 januari 2010 is elke Nederlandse gemeente verplicht om bestemmingsplannen digitaal beschikbaar te stellen. Via digitale bestemmingsplannen is het mogelijk voor gebieden die samenvallen met een hoogspanningsverbinding ook een verwijzing op te nemen naar de dubbelbestemming leiding-hoogspanning. Met het oog op de overzichtelijkheid en leesbaarheid van de analoge versie van het plan zijn kruisverwijzingen niet opgenomen.

Verder wordt aan de legenda van de plankaart ontleend dat de voor de hoogspanningsverbinding gekozen aanduiding, te weten een doorgetrokken lijn met blokjes, niet overeenkomt met de gebruikte aanduiding voor zijn verbinding met de zakelijk rechtstrook op de plankaart. Het verzoek is de toegepaste aanduidingen met elkaar in overeenstemming te brengen. In aansluiting hierop brengt TenneT nog onder de aandacht dat bij de aanduiding van zijn perceel met het opstijgpunt aan de Bovendijk, de letters NU van de bestemmingsbenaming Nutsdoeleinden nog ontbreken en verzoekt dit eveneens aan te vullen. Ook wordt verzocht paragraaf 3.9 - Kabels en leidingen op bladzijde 33 en 34 van de toelichting thans verder aan te vullen met de gegevens van het betrokken opstijgpunt (bestemming Nutsdoeleinden) en het ondergrondse kabelgedeelte.

De aanduidingen op de plankaart voor de hoogspanningsverbinding zijn aangepast aan de nieuwe Standaard voor bestemmingsplannen (SVBP 2008). Volgens deze nieuwe standaard worden hoogspanningsverbindingen aangeduid middels een gearceerd vlak met daarin de aanduiding: L-HV. Daarnaast is het het perceel met het opstijgpunt aan de Bovendijk opgenomen op de plankaart als Bedrijf-2. In de bestemmingsomschrijving is nutsbedrijf opgenomen. Ook deze aanpassing is een gevolg van de nieuwe Standaard voor bestemmingsplannen, waarin Nutsdoeleinden niet langer een hoofdgroep voor bestemmingen is.

Overeenkomstig de reactie is in paragraaf 4.4.1 - Kabels en leidingen van de toelichting aangevuld met de gegevens van het opstijgpunt aan de Bovendijk en het ondergrondse kabelgedeelte. De desbetreffende tekst luidt als volgt: 'Aan de Bovendijk bevindt zich een nutsvoorziening van Tennet. Bij dit opstijgpunt wordt de bovengrondse hoogspanningsverbinding ondergronds gebracht. Het bovengrondse gedeelte verbindt het opstijgpunt met het in aanbouw zijnde hoogspanningsstation Wateringen. Dit ondergrondse kabelgedeelte is gelegen onder het Oosteinde, de Treslonglaan, de Vogelenzanglaan en de Bovendijk. Boven en binnen een bepaalde afstand van deze ondergrondse hoogspanningsverbinding is bebouwing eveneens niet toegestaan zonder goedkeuring van leidingbeheerder Tennet. Deze bepaling is van toepassing op een strook van 3 meter aan weerzijden van de centrale as van de ondergrondse hoogspanningsverbinding: een strook met een totale breedte van 6 meter”.

Met betrekking tot de in het plan gehanteerde benaming van zijn verbinding merkt TenneT op dat op zijn verzoek al veel gemeenten in de provincie Zuid-Holland ten behoeve van de uniformiteit ertoe over zijn gegaan om bij nieuwe en/of herziene bestemmingsplannen de door TenneT voorgestelde benaming voor de hoogspanningsverbindingen over te nemen. Daarom verzoekt TenneT de in het bestemmingsplan op enkele plaatsen nog gebruikte benaming "hoogspanningsleiding" ook te wijzigen in “bovengrondse" respectievelijk "ondergrondse hoogspanningsverbinding" omdat hier geen sprake is van een mediumvoerende leiding.

De gebruikte benaming hoogspanningsleiding is gewijzigd in bovengrondse of ondergrondse hoogspanningsverbinding.

Tenslotte verzoeken TenneT het bedrijf tijdig bij het overleg te betrekken indien voortvloeiend uit het bestemmingsplan werkzaamheden zich zullen uitstrekken in de richting van zijn eigendommen. TenneT zou het zeer op prijs stellen een exemplaar te ontvangen van het gewijzigde bestemmingsplan.

Voor kennisgeving aangenomen.

Ad 15. N.V. Nederlandse Gasunie

N.V. Nederlandse Gasunie (de Gasunie) deelt mee dat het plan aanleiding geeft tot het maken van enkele opmerkingen.

Zoals ook op de plankaart is aangegeven, ligt binnen het plangebied een 12" / 40 bar regionale gastransportleiding (W-509-01) van de Gasunie. De ligging van de leiding is echter niet geheel overeenkomstig de gegevens van de Gasunie op de plankaart

aangegeven. Juist buiten het plangebied ligt parallel aan deze leiding nog een regionale aardgastransportleiding van de Gasunie (W-514-01), waarvan de invloedsfeer tot binnen het plangebied reikt. De Gasunie heeft op de plankaart geretourneerd; de leidingen zijn rood is aangegeven. De Gasunie verzoekt de plankaart dienovereenkomstig aan te passen.

De plankaart is overeenkomstig de geretourneerde plankaart van de Gasunie aangepast met de regionale gastransportleiding (W-509-01).

Voor de regionale aardgastransportleiding van de Gasunie (W-514-01) is een zonering opgenomen. Met de nieuwe Standaard voor bestemmingsplannen SVBP 2008 worden leidingen niet langer als lijn op de plankaart ingetekend, maar worden alleen zoneringen aangegeven.

In tegenstelling tot artikel 23 van de voorschriften waarin gesproken wordt over aangewezen gronden, wordt op de plankaart de Leiding-Gas door middel van een enkele lijn aangegeven. De Gasunie is van mening dat door het enkel aangeven van een lijn op de plankaart, nog geen gronden worden aangewezen. Graag ziet de Gasunie dat op de plankaart een medebestemmingsstrook wordt opgenomen van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van leiding.

Met de nieuwe Standaard voor bestemmingsplannen SVBP 2008 worden leidingen niet langer als lijn op de plankaart ingetekend, maar worden alleen zoneringen opgenomen. Een gasleiding wordt aangegeven als een gearceerd vlak met daarin de aanduiding L-G (Leiding-gas). Dit gearceerde vlak heeft een breedte die overeenkomt met een strook van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

In hoofdstuk 3.9 "Kabels en leidingen" wordt in het kort aangegeven dat binnen het plangebied twee hoge druk aardgastransportleidingen zijn gelegen. Conform de plankaart, verzoekt de Gasunie hier alleen melding te maken van de leiding W-509-01. Eventueel kan aanvullend de buiten het plangebied gelegen 12" /40 bar leiding W-514-01 vermeld worden. De in hoofdstuk 3.9 vermelde veiligheidsafstanden ziet de Gasunie liever terug komen onder hoofdstuk 4.4 "Externe veiligheid". Voor deze afstanden verwijst de Gasunie naar de opmerking over hoofdstuk 4.4.

Overeenkomstig de reactie zijn de veiligheidsafstanden opgenomen in paragraaf 4.4 - Externeveiligheid.

Hoofdstuk 4.4 "Externe veiligheid" van de toelichting dient voor wat betreft aardgastransportleidingen nog nader te worden ingevuld. De Gasunie heeft de hierna volgende informatie opgenomen op basis van de laatste stand van zaken rondom het externe veiligheid beleid met betrekking tot veiligheidsafstanden ten aanzien van de onderhavige aardgastransportleiding.

Door het ministerie van VROM wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe zoneringregeling, ter vervanging van de thans vigerende circulaire "Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen" uit 1984. De in de circulaire opgenomen deterministische afstanden worden in de nieuwe regeling vervangen door een risicobeleid. Hierin zal met name het (PR) plaatsgebonden en (GR) groepsrisico een prominente rol gaan spelen. Tot voor kort gaf het RIVM maximale veiligheidsafstanden op in het kader van dit nieuwe externe veiligheidsbeleid. Er kunnen inmiddels reëlere afstanden berekend worden middels een methodiek welke geaccordeerd is door VROM. (Deze afstanden kan de gemeente laten berekenen bij de Gasunie, door een verzoek voor een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) in te dienen. De Gasunie zal dan een bestand toezenden waarin staat aangegeven welke gegevens de gemeente exact dient aan te leveren voor de benodigde berekeningen.) Voor wat betreft het aanhouden van minimale bebouwingsafstanden de gemeente contact opnemen met de regionale VROM-inspectie.

Voor kennisgeving aangenomen.

De onderstaande tabel is opgesteld op basis van de nu nog geldende circulaire VROM getiteld "zonering rondom hoge druk aardgastransportleidingen" uit 1984.

Leidingnr. Diam. Ontwerp druk Vrijwarings- zone Min bebouwings afstand Cat. I Min bebouwings afstand Cat. II Toetsings- afstand
W-S09-01 12" 40 4 meter 14 meter 4 meter 30 meter
W-509-01* 16" 40 4 meter 20 meter 4 meter 40 meter
W-S14-01 12" 40 4 meter 14 meter 4 meter 30 meter

* De W-S09-01 verloopt van 12" naar 16" en heeft daardoor afwijkende veiligheids afstanden

De Gasunie verzoekt binnen hoofdstuk 4.4 van de toelichting de aanwezigheid van de aardgastransportleidingen te vermelden en hierbij ook aandacht te besteden aan het nieuwe externe veiligheidsbeleid

Overeenkomstig de reactie is binnen hoofdstuk 4.4 van de toelichting melding gemaakt van de aanwezigheid van de aardgastransportleidingen (W-S09-01 en W-S14-01). Omdat in hoofdstuk 4 gesproken wordt over vigerend(e) milieubeleid en wetgeving, wordt geen aandacht besteed aan het nog niet vastgestelde nieuwe externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM.

In artikel 23 "Leiding-Gas-Dubbelbestemming" van de voorschriften is aan een strook grond ter breedte van 21 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding de medebestemming "leidingen" toegekend. Binnen deze vrijwaringzone is het oprichten van bebouwing en het uitvoeren van een aantal werkzaamheden niet zonder meer toegestaan. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor goederen en personen in de directe omgeving, dient deze belemmering echter te gelden binnen een zone van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. De Gasunie verzoek daarom de breedte van de medebestemmingstrook terug te brengen tot 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

De breedte van de medebestemmingstrook is in artikel 20 - Leiding-gas (volgens nieuwe indeling, was artikel 23) teruggebracht van 21 meter tot 4 meter ter weerszijden van de hartlijn.

Ad 18. Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld

De Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld (OCWV) heeft ten aanzien van de bestemmingsplankaart de volgende opmerkingen:

  • De lijnen op de locatie met de wijzigingsbevoegdheid III aan de Guido van Dethstraat komen te vervallen. De bebouwingsgrens is de lijn zoals op tekening aangegeven welke gelijk loopt aan de Fie Carelsenlaan.

De plankaart is overeenkomstig de reactie aangepast.

  • De grens van de kaart aan de noordzijde, op de kruising van de Laan van Wateringse Veld met het Oosteinde dient gelijk te lopen met het wegprofiel. Op de kaart loopt deze te ver door over het kavel naast het tankstation.

De plankaart is overeenkomstig de reactie aangepast.

  • Voor twee woningen nabij de Treslonglaan dient een twee-onder-een-kapwoning mogelijk te zijn. Het gaat om de woningen zoals in de door de OCWV meegezonden bijlage staat aangegeven.

De woningen hebben op de plankaart een aanduiding "twee-aaneen" gekregen, waardoor een twee-onder-één-kapwoning mogelijk is.

  • De 'zone t.b.v. natuuurontwikkelingsgebied' staat niet in de legenda aangegeven, maar wordt wel genoemd op pagina 4 in de derde alinea.

De 'Zone t.b.v. natuurontwikkelingsgebied' waarover gesproken wordt op pagina 4 in de derde alinea heeft betrekking op de plankaart van het geldende 'Bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening'. Voorliggend bestemmingsplan Wateringse Veld-Zuid zal Bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening vervangen. Op de plankaart van voorliggend bestemmingsplan is geen zone t.b.v. natuurontwikkelingsgebied opgenomen.

  • Op pagina 16 dient de zinsnede verwijderd te worden ten aanzien van de openbare speciale basisschool De Haagse Beek. Er is inmiddels afgezien van het realiseren van een school op deze locatie. Hier zal een gebouw gerealiseerd worden met woningen en maatschappelijke doeleinden.

Overeenkomstig de reactie is de zinsnede 'in het bijzonder ten behoeve van de openbare speciale basisschool De Haagse Beek' verwijderd.

  • Het bestemmingsplan geeft nadrukkelijk aan dat het water in Wateringse Veld zwemwater is. Het water in Wateringse Veld is schoon genoeg om erin te kunnen zwemmen, het mag echter niet aangemoedigd worden.

De zinsnede 'Het water van het Hemelwater biedt mogelijkheden tot zwemmen en spelervaren' is verwijderd.

  • Daarnaast wordt onder andere op pagina 19 gemeld dat het water kan worden gebruikt als vaar- of viswater. We maken u erop attent dat in alle publicaties tot dusver expliciet is aangegeven dat gemotoriseerde vaartuigen niet zijn toegestaan.

Overeenkomstig de reactie is de tekst aangepast: 'Maar het water kan ook recreatief worden gebruikt, bijvoorbeeld als viswater of vaarwater voor niet gemotoriseerde boten'.

  • Op pagina 29, 2e alinea, wordt melding gemaakt van mogelijke zachte dan wel harde sectorgrenzen op het Oosteinde. Een en ander afhankelijk van de gemeten verkeersintensiteiten op het Oosteinde. Deze maatregelen zijn in het Uitvoeringsconvenant Bouwlocatie Den Haag/Wateringen d.d. 6 juni 1995 genoemd. Op dit moment vinden echter gesprekken plaats tussen de gemeenten Westland en Den Haag en de OCWV over de vraag of genoemde maatregelen dienen te worden uitgevoerd en zo ja, op welke wijze ze worden uitgevoerd.
  • Op pagina 33 wordt melding gemaakt van de aanwezigheid de bovengrondse hoogspanningsverbinding (150 kV). Vanaf de Stadsboerderij (Bovendijk) gaat deze verbinding ondergronds tot aan de noordkant van het Oosteinde, nabij de Strijp. Wellicht is het aan te bevelen om dit tracé (via de Vogelenzanglaan) in het bestemmingsplan ook op te nemen.

Zie reactie onder ad 13.

  • Op pagina 35 wordt in de laatste alinea opgemerkt dat het waterpeil in het Vlietpark op 0,70 m beneden NAP ligt. Dient te worden gecorrigeerd in 0,80 m beneden NAP.

Overeenkomstig de reactie is het waterpijl waarover op pagina 35 in de laatste alinea wordt gesproken aangepast van 0,70m beneden NAP in 0,80m beneden NAP

  • De geluidskaart op pagina 42 is niet leesbaar. Graag ontvangt de OCWV de geluidskaart opnieuw.

Met het bestemmingsplan worden niet langer geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Een geluidsonderzoek is daarom niet langer noodzakelijk en niet meer opgenomen in het bestemmingsplan.

  • Op pagina 46 worden de bestemmingen maatschappelijke doeleinden en woondoeleinden genoemd. Ten behoeve van de ontwikkeling van de locatie aan de Guido van Dethstraat (wijzigingsbevoegheid III) wil de OCWV graag meer duidelijkheid over welke functies en welke woondoeleinden toegestaan zijn.

De wijzigingsbevoegdheid die in het voorontwerpbestemmingsplan was opgenomen, is niet meer in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen. De stedenbouwkundige kaders zijn op dit moment niet voldoende concreet om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen.

  • Op pagina 53, artikel 22: Hier het ondergrondse tracé in de Vogelenzanglaan ook in mee te nemen.

Zie reactie onder ad 13.

  • Op pagina 55 het woord 'verder' schrappen in de volgende zin: "versnippering van detailhandel en horeca kan bovendien tot gevolg hebben dat het draagvlak voor dit winkelcentrum (verder) onder druk komt te staan.

Overeenkomstig de reactie is het woord 'verder' geschrapt in bovenstaande zin.

  • Op de bijgevoegde plankaart ontbreekt aan de Sylvain Poonstraat het door de OCWV gebouwde circulatiegemaal, dat uiteindelijk in eigendom overgaat aan het Hoogheemraadschap Delfland.

Overeenkomstig de reactie is het circulatiegemaal aan de Sylvain Poonstraat opgenomen op de plankaart en bestemd als Bedrijf-2.

De locatie aan de Guido van Dethstraat (wijzigingsbevoegheid III) wordt momenteel ontwikkeld. Hiervoor kunnen de volgende zaken opgenomen worden:

  • De mogelijkheid van een extra brug over het water t.b.v. een goede verkeersafwikkeling in de buurt.
  • Maximale bebouwingshoogte van 30 meter (10 lagen) met de vrijstellingsmogelijkheid tot 40 meter (12 lagen).

De wijzigingsbevoegdheid die in het voorontwerpbestemmingsplan was opgenomen, is niet meer in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen. De stedenbouwkundige kaders zijn op dit moment niet voldoende concreet om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen.

8.2 Terinzagelegging Voorontwerp-bestemmingsplan

8.2.1 Inspraakreacties

Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft, ter voldoening aan de gemeentelijke inspraakverordening, ter inzage gelegen van 17 juni tot en met 28 juli 2008. Er is één reactie binnengekomen:

S. Erdogan, Laan van Scheltema 13, 2548 AW Den Haag

De heer/mevrouw Erdogan (reclamant) wil graag laten weten dat hij/zij op 9 juni 2008 bij het stadsdeel Escamp een bouwaanvraag heeft ingediend. Zijn/haar contactpersoon op het stadsdeelkantoor (in casu de heer F.J. Brons) heeft reclamant op vrijdag 24 juli 2008 gebeld en geïnformeerd over het nieuwe voorontwerp. Toen reclamant op maandag 28 juli 2008 het plan ging inzien, bleek dat dit de laatste dag was om te kunnen reageren op de plannen. Reclamant heeft zijn/haar woning eind 2005 gekocht, vanwege de mogelijkheid voor het realiseren van twee geschakelde woningen. Het perceel heeft bestemming 'W2' met in het bestemmingsplan opgenomen vrijstellingen. De perceelsgegevens zijn 3214/A Y /'s-Gravenhage.

Het verzoek van reclamant is zijn/haar plan, zoals dit ligt bij de bouwvergunningsaanvraag, mee te nemen in de gemeentelijke plannen.

Overeenkomstig is het plan, zoals dit ligt bij de bouwvergunningsaanvraag opgenomen op de plankaart. Deze ontwikkeling is opgenomen binnen de bestemming Wonen-2. De maximale goot- en nokhoogten zijn op de plankaart aangegeven.

8.2.2 Inloopavond

Op 8 juli 2008 werd van 18.00 tot 20.30 in het kantoor van de Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld (Tomatenlaan 10) een inloopavond georganiseerd. Er zijn twee belangstellenden verschenen:

  • De heer De Vos, Oosteinde 65, is eigenaar van het glasbewerkingsbedrijf Lamon Glas Styling. Vanwege zijn voornemen tot verbouwing van zijn bedrijfsgebouw was in het voorontwerpbestemmingsplan ter plaatse van het perceel Oosteinde 65 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In het bestemmingsplan is het perceel Oosteinde 65 bestemd als Gemengd. Wonen en een glasverwerkingsbedrijf zijn hier toegestaan.
  • De heer Vis, Waterlandsingel 178, werd geïnformeerd over de bestemmingsregeling van zijn appartement.