KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Kantoor
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Sport
Artikel 7 Verkeer - Hoofdverkeersweg (V1)
Artikel 8 Verkeer - Straat (V2)
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsstraat (V3)
Artikel 10 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Verkeer En Infrastructuur
2.4 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Ruimtelijk Beleid
3.2 Wonen
3.3 Verkeer En Parkeren
3.4 Economie
3.5 Onderwijs, Cultuur En Welzijn
3.6 Archeologie - Beleidsnota
3.7 Waterbeleid
Hoofdstuk 4 Milieubeleid/-kwaliteitseisen
4.1 Tien Voor Milieu, Contourennota Voor Milieubeleid En Gebiedsgericht Milieubeleid
4.2 Duurzaam Bouwen En Slopen
4.3 Bodembescherming
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Geluidsbelasting
4.7 Waterbeleid
4.8 Groen En Ecologie
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Verantwoording Van Bestemmingen
5.3 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
Bijlage 1 Lijst Afwijkende Functies
Bijlage 2 Lijst Percentages Extra Bouwlagen
Bijlage 3 Staat Van Inrichtingen Functiemenging Vng
Bijlage 4 Staat Van Horecainrichtingen
Bijlage 5 Parkeernorm

Bezuidenhout - Noord

Bestemmingsplan - 's-Gravenhage

Vastgesteld op 09-07-2009 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bezuidenhout - Noord van de gemeente Den Haag.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0178GBezuidenNd-50VA met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.10 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van prostitutie-inrichtingen.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en met uitzondering van parkeerruimte.

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.23 consumentverzorgende dienstverlening:

persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.24 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.25 dakopbouw:

een bouwlaag, welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning en daarvan deel uitmaakt.

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, behoudens het bepaalde in de regels van het bestemmingsplan 'Parapluherziening detailhandel vuurwerk';

1.27 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen, machinerieën ten behoeve van bedrijven en landbouwwerktuigen en machines.

1.28 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.

1.29 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.30 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.31 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 geluidbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.34 geluidgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.35 grens verschillende hoogten:

een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.36 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.38 horeca-inrichting:

een inrichting, in zijn algemeenheid gericht op de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Binnen deze definitie worden de volgende categorieën in horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie I:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen minder dan 30 punten zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk, althans voor een substantieel gedeelte, gericht zijn op het winkelend publiek en waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met overwegend alcoholvrije dranken. De openingstijden liggen maximaal tussen 07.00 uur en 19.00 uur en één avond per week tot maximaal 22.00 uur.

Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen ijssalons, broodjeszaken, croissanteries, lunchrooms, patisserieën en konditoreien;

categorie II:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 30 punten of meer, doch minder dan 40 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met de verstrekking van alcoholvrije en/of alcoholhoudende dranken. De bezoekersfrequentie omvat met name ook de avonduren.

Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen restaurants, petit-restaurants, restauraties, crèperieën, pannenkoekenhuizen, poffertjeszaken, cafetaria's/snackbars, shoarmazaken, coffeeshops, koffiehuizen, theehuizen en poolcentra;

categorie III:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 40 punten of meer, doch minder dan 50 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren. Daarnaast vallen binnen deze categorie ook bepaalde lichtere vormen van horeca die door een van de standaard afwijkende wijze van exploitatie een grotere invloed op de omgeving hebben.

Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen café's, eetcafé's, afhaalwinkels/maaltijdbezorging, ontmoetingscentra, alsmede broodjeszaken, cafetaria's/snackbars en ijssalons, met openingstijden tot in de nachtelijke uren;

categorie IV:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 50 punten of meer zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen waarvan de bedrijfsvoering is gericht op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met het geven van gelegenheid tot het dansen op mechanische en/of levende muziek. Ook inrichtingen, waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen, in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende dranken en/of al dan niet ter plaatse bereide etenswaren behoren tot deze categorie.

Deze bedrijven hebben in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie in de avond- en nachtelijke uren. Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen ondermeer discotheken en bedrijven gericht op zalenexploitatie.

1.39 hotel en/of pension:

elk gebouw danwel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.40 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.

1.41 kap of kapverdieping:

een ruimte in een gebouw, die door tenminste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.42 kiosk:

een gebouw van beperkte omvang welke voor consumptie- en/of detailhandelsdoeleinden mag worden gebruikt.

1.43 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.44 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, voorzieningen voor maatschappelijk welzijn, waaronder peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, en woningen die onderdeel vormen van een woonzorgcentrum;

1.45 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.46 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.47 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.48 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.49 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.50 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Bezuidenhout-Noord.

1.51 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.52 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting en een seksclub.

1.53 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.54 staat van bedrijfsactiviteiten:

de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan.

1.55 staat van horeca-inrichtingen:

de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan.

1.56 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond.

1.57 uitbouw:

een toevoeging aan de bestaande ruimte van het hoofdgebouw dat naar buiten steekt, vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.58 verblijfsrecreatie:

recreatief buitenverblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, pension of woning, ten behoeve van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.59 verblijfstraat:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen (woonstraat).

1.60 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

1.61 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.

1.62 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.63 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten, die bestaan uit het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken en reisbureaus.

1.64 zelfstandige huisvesting:

van zelfstandige huisvesting is sprake indien de woning of woonwagen beschikt over een eigen toegang en bewoond kan worden zonder dat de bewoner(s) afhankelijk zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning of woonwagen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 (bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een windturbine:

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.9 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.10 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijf;
  2. b. detailhandel;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. kantoor;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen waaronder kinderopvang;
  6. f. wonen zoals opgenomen op de lijst van afwijkende functies, welke opgenomen is als bijlage bij de regels;
  7. g. afwijkende functies op de begane grond voor zover de locatie en de functie in de 'lijst afwijkende functies' (bijlage 1 van de regels) zijn opgenomen en er in de lijst niet is vermeld dat het hier het hele pand betreft;
  8. h. parkeervoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. lid 3.2.1, onder b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten ed. tot een maximum hoogte van 1,5 m;

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. De onder lid 3.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging die onderdeel uitmaakt van de richtlijn Bedrijven en Milieuzonering van de VNG (bijlage 3);
  2. b. op de begane grond zijn op de locaties genoemd in de lijst met afwijkende functies die is opgenomen als bijlage bij deze regels de afwijkende functie horeca in de categorieën I tot en met III van de staat van horeca-inrichtingen toegestaan;
  3. c. Op de verdiepingen is alleen de in lid 3.1 genoemde functie wonen toegestaan;

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.4:

  1. a. opdat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;
  2. b. ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie C uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie en het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  3. c. ten behoeve van een horeca-inrichting als bedoeld in categorie IV van de staat van horeca-inrichtingen;
  4. d. ten behoeve van het toestaan van de functies dienstverlening en maatschappelijk op de verdiepingen.

3.6 Specifieke procedureregels

Bij de toepassing van een ontheffing zoals opgenomen in de leden 3.3 en 3.5 van dit artikel dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in artikel 15, lid 15.1.2.

Artikel 4 Kantoor

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor;
  2. b. naschoolse opvang en kinderopvang;
  3. c. perkeervoorzieningen.

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. lid 4.2.1, onder b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten ed. tot een maximum hoogte van 1,5 m;
  2. b. lid 4.2.1, onder b ten behoeve van het verschuiven van de door hoogtegrenzen omkaderde vlakken met maximaal 3 m, met dien verstande dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken ongewijzigd dient te blijven.

4.4 Specifieke procedureregels

Bij de toepassing van een ontheffing zoals opgenomen in artikel 4.3 van dit artikel dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in artikel 15.1.2.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gezondheidszorg;
  2. b. jeugd-/kinder- en naschoolseopvang;
  3. c. onderwijs en kinderopvang;
  4. d. openbare dienstverlening;
  5. e. religie;
  6. f. verenigingsleven;
  7. g. zorg en welzijnsinstelling;
  8. h. afwijkende functies op de begane grond voor zover de locatie en de functie in de 'lijst afwijkende functies' (bijlage 1 van de regels) zijn opgenomen en er in de lijst niet is vermeld dat het hier het hele pand betreft;
  9. i. parkeervoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportveld;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. groen;
  4. d. kinderopvang en naschoolse opvang;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, water en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Verkeer - Hoofdverkeersweg (V1)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg (V1)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een algemene ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad en de verbinding met autowegen, autosnelwegen en andere invalswegen;
  2. b. openbaar vervoerbanen;
  3. c. parkeerplaatsen;
  4. d. voet- en fietspaden;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: Op de gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, ten dienste van de bestemming toegestaan.

Artikel 8 Verkeer - Straat (V2)

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Straat (V2)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. doorgaande rijstroken;
  2. b. openbaar vervoerbanan;
  3. c. parkeerplaatsvoorzieningen;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. terrassen ten behoeve van de aangrenzende horecafuncties;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

Op de gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, ten dienste van de bestemming toegestaan.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsstraat (V3)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat (V3)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en daarbij behorende uitwegen;
  2. b. openbaar vervoerstroken;
  3. c. woonerven;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. afwijkende functies op de begane grond voor zover de locatie en de functie in de 'lijst afwijkende functies' (bijlage 1 van de regels) zijn opgenomen en er in de lijst niet is vermeld dat het hier het hele pand betreft;
  3. c. parkeervoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

10.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Op de begane grond zijn de locaties genoemd in de lijst met afwijkende functies die is opgenomen als bijlage met de afwijkende functies kantoor, detailhandel, bedrijf, maatschappelijk, dienstverlening en/of horeca toegestaan, tenzij op deze lijst voor kantoren een andere verdeling is opgenomen;
  2. b. De onder lid 10.1 onder b genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging die onderdeel uitmaakt van de richtlijn Bedrijven en Milieuzonering van de VNG;
  3. c. De onder lid 10.1 onder b genoemde Horeca is toegestaan in de categorieën 1 tot en met 3 van de staat van horeca-inrichtingen.

10.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.4:

  1. a. opdat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;
  2. b. ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie C uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie en:
    1. 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    2. 2. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.
  3. c. ten behoeve van een horeca-inrichting als bedoeld in categorie 4 van de staat van horeca-inrichtingen;
  4. d. ten behoeve van het toestaan van een andere functie dan wonen op de verdiepingen, met uitzondering van kantoren en bedrijven.

10.6 Specifieke procedureregels

Bij de toepassing van een ontheffing zoals opgenomen in artikel 10.5 van dit artikel dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in artikel 15.1.2.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

  1. a. Het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de op de plankaart aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald.
  2. b. Het verbod als bedoeld onder a geldt niet ingeval van stoepen, stoeptreden, funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen e.d.; evenmin geldt bedoeld verbod ingeval van gevel- of kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt.
  3. c. Het is toegestaan om installaties voor mobiele telecommunicatie te plaatsen op gebouwen, die niet als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of niet zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht.
  4. d. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn, voor zover er geen sprake is van een kantoor- of bedrijfsbestemming, verboden op alle niet onder c genoemde gebouwen.
  5. e. Het is, tenzij in de regels anders is bepaald, verboden beneden peil te bouwen, met dien verstande dat voor zover er binnen het tot het plan behorende geometrisch bepaalde vlak, behorende bij de bestemming, een bouwvlak is aangegeven, er daarbinnen in één laag beneden peil mag worden gebouwd.
  6. f. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit plan zijn bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 15 m2 toegestaan.
  7. g. Ten behoeve van de bestemmingen, waarbij binnen een van dit plan deel uitmakend geometrisch bepaalde vlak een bouwperceel met een bouwvlak is opgenomen, zijn bouwwerken ten behoeve van de inzameling van afval toegestaan.
  8. h. Bouwwerken, geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, danwel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    2. 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen.
  9. i. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken welke onderdeel uitmaken van dit plan is straatmeubilair toegestaan.
  10. j. Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. 1. indien de afmetingen van een parkeerruimte voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, uitgaande van langsparkeren en ten minste 2,40 m bij 5,00 m in geval van haaks parkeren;
  2. 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan trottoir grenst, ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Behoudens het bepaalde in artikel 16 is het verboden de zich binnen de bij de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan.
  2. b. Het bepaalde onder a ten aanzien van het gebruik van gronden heeft geen betrekking op bouwen.
  3. c. Het verbod, bedoeld onder a omvat in ieder geval:
    de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden en voorts geldt bedoeld verbod voor het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een prostitutie-inrichting escortbedrijf of een seksclub, tenzij in de regels van dit plan anders is bepaald.

Voor de toepassing van deze regels ten aanzien van horeca-inrichtingen wordt uitgegaan van de in artikel 1 opgenomen definitie van horeca-inrichting en de daarin aangegeven categorie-indeling, gebaseerd op de staat van horeca-inrichtingen, opgenomen in Staat van Horecainrichtingen van de regels.

  1. d. Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven in de staat van horeca-inrichtingen, wordt voor de puntentoedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de bedrijfssoort met de hoogste puntentoedeling.
  2. e. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's volgens de parkeernormen en kaart, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 van de regels', ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  3. f. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het stallen op parkeren van fietsen en bromfietsen en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen en kaart, zoals opgenomen in Bijlage 5: Parkeernormen van de regels, in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Artikel 14 Algemene Ontheffingsregels

14.1 Ontheffing algemene bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de artikelen 12onder a, d en e, en 13 onder d en e ten behoeve van:

  1. a. erkers, balkons, galerijen, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken;
  2. b. beneden peil gelegen ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  3. c. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn voor een meer verantwoorde ruimtelijke of technische plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein tot een maximum van 3 m;
  4. d. glas-, papier- en kledingcontainers, al dan niet beneden peil gelegen;
  5. e. kunst- en reclameobjecten;
  6. f. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  7. g. een horeca-inrichting waarbij uit nadere toetsing aan de in de staat van horeca-inrichtingen opgenomen criteria blijkt dat de betreffende inrichting qua puntentoebedeling afwijkt van de in die staat aangenomen score en de daarbij behorende categorie-indeling met dien verstande dat:
    1. 1. voordat ontheffing wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca;
    2. 2. de desbetreffende horeca-inrichting door het verlenen van de ontheffing geacht wordt te behoren tot de met de puntentoebedeling corrresponderende categorie.

14.2 Ontheffing algemene gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 13 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

14.3 Ontheffing overige regels

Burgemeester en wethouders kunnen voorts ontheffing verlenen van het bepaalde in de regels ten behoeve van:

  1. a. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 3 m bedraagt;
  2. b. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
  3. c. een elektronische sirene ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
  4. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  5. e. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, bouwhoogten, perceelgrensafstanden, en bebouwde oppervlakten met maximaal 15%;
  6. f. het in geringe mate, doch niet meer dan 3 m afwijken van het profiel van een straat, alsmede van de vorm van bouwvlakken en van door hoogtegrenzen omkaderde vlakken, voor zover dat wenselijk is voor de goede uitvoering van het plan;
  7. g. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, welke niet voldoen aan het gestelde in artikel 12 onder f met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 30 m2;
  8. h. het verhogen van de maximum bouwhoogte met 3,5 m, respectievelijk een extra bouwlaag, ingeval de stedenbouwkundige situatie een meer intensieve bebouwing toelaat.

14.4 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen ontheffingen worden niet verleend indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Artikel 15 Algemene Procedureregels

15.1 Algemene ontheffingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder bouwvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bezuidenhout - Noord.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan Bezuidenhout-Noord van de gemeente Den Haag is het juridisch-planologisch bindend kader voor het toelaatbaar gebruik van de gronden in het onderhavige plangebied. Dit gebied betreft het noordelijk deel van de wijk Bezuidenhout, tussen de Theresiastraat en de Bezuidenhoutseweg.

1.1.1 'Witte vlekken'

Het plangebied telt een aantal 'witte vlekken'. 'Witte vlekken' zijn delen van het grondgebied van de gemeente Den Haag waar geen bestemmingsplan geldt en alleen de gemeentelijke bouwverordening van toepassing is. Met het oog op de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening besloot de gemeenteraad van Den Haag op 14 december 2006 dat voor deze 'witte vlekken' een voorbereidingsbesluit moest worden genomen en dat de beschermende werking van dit besluit door een bestemmingsplan moest worden overgenomen. Dit voorbereidingsbesluit is op 29 maart 2007 door de gemeenteraad genomen. Met dit plan krijgen ook de 'witte vlekken' een adequate juridisch-planologische regeling waarmee de gemeente de aanwezige kwaliteiten goed kan handhaven. Vanwege de witte vlekken in het plangebied wordt aan onderhavig bestemmingsplan prioriteit gegeven.

1.1.2 Verouderde bestemmingsplannen

In de nota 'Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' die op 14 december 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vermeld dat de komende jaren een actualisering plaatsvindt voor een groot aantal verouderde bestemmingsplannen. In Bezuidenhout gelden verouderde plannen die uitgaan van verouderd ruimtelijk beleid en die geen adequate juridisch-planologische regeling treffen waarmee de gemeente de aanwezige kwaliteiten goed kan handhaven.
In de nota kent de gemeenteraad aan een nieuw bestemmingsplan voor Bezuidenhout prioriteit 2 toe. Reden hiervoor is dat de vigerende bestemmingsplannen omstreeks 20 jaar oud zijn.

1.1.3 Wet ruimtelijke ordening

Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Met de vaststelling van het bestemmingsplan Bezuidenhout - Noord wordt aan deze verplichting voldaan.

1.2 Doel

Onderhavig bestemmingsplan is vooral gericht op het vastleggen van de feitelijke ruimtelijke en functionele situatie (beheersbestemmingsplan). Het heeft tot doel de bestaande waarden, kwaliteiten en kenmerken van het plangebied te beschermen.
Voor het gebied zijn geen ruimtelijke ontwikkelingen gepland. In het bestemmingsplan worden uitsluitend beleid en ontwikkelingen meegenomen waaromtrent planvorming en besluitvorming hebben plaatsgevonden. Binnen het plangebied is dit de ontwikkeling van het binnenterrein van InHolland, aan de Theresiastraat/ Bezuidenhoutseweg alsmede de afgeronde verbouwing van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

1.3 Begrenzing Van Het Plangebied

Het bestemmingsplan Bezuidenhout-Noord heeft betrekking op het gebied dat globaal wordt begrensd door de Prins Clauslaan, de Cornelis Houtmanstraat en de Theresiastraat als zuidoostelijke begrenzing.

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

Het onderhavige bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan Bezuidenhout Oost (inclusief de herzieningen), het bestemmingsplan Bezuidenhout Midden (inclusief de herziening) en de partiële derde herziening "Dakopbouwen".
Voor de gebieden waar nu geen bestemmingsplan geldt, de zgn. 'witte vlekken', zijn slechts de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening van toepassing. Dit zijn de Theresiastraat (straat zelf), Theresiastraat 6 en 8 en Bezuidenhoutseweg 89 t/m 101 (36) en Bezuidenhoutseweg 361/ hoek Cornelis Houtmanstraat en Spaarwaterstraat 184 (37).

1.4.1 Geldende bestemmingsplannen

Vigerende regelingen voor onderhavig plangebied zijn;

  • Bestemmingsplan Bezuidenhout-Midden;
  • Bestemmingsplan Bezuidenhout-Midden, 5e herziening;
  • Bestemmingsplan Bezuidenhout-Oost;
  • Partiële herziening diverse bestemmingsplannen (dakopbouwen);
  • Bestemmingsplan Parapluherziening Uitwerkings- en wijzigingsbepalingen o.g.v. artikel 11 WRO;
  • Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Omdat via dit paraplubestemmingsplan een voor het grondgebied samenhangend beleid is geformuleerd, blijft dit bestemmingsplan (ook na vaststelling van dit plan) gelden;
  • Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.

1.4.2 Leefmilieuverordening

Voor het plangebied de tot eind maart 2009 geldende Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. van toepassing.
De Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. (LMV-Reca). De LMV-Reca is gebaseerd op de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing ingetrokken. In het overgangsrecht is aangegeven dat de termijn waarvoor een leefmilieuverordening geldt, niet kan worden verlengd. Dit betekent dat de LMV-Reca tot 30 maart 2009 blijft gelden. Het bestaande beleid op basis van de LMV, is voor zover relevant in het bestemmingsplan overgenomen.

1.4.3 Leeswijzer

In het voorgaande hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan voor het gebied aangegeven. Verder werden de doelen, die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven.
Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds de bestaande situatie beschreven in hoofdstuk 2. Anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt van de relevante beleidsnota's en regelingen, die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid.

In hoofdstuk 5, de planbeschrijving wordt in 5.2, bij de verantwoording op de bestemmingen aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande situatie. Van de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen wordt verder in 5.3 een globale beschrijving van de opzet van de bestemmingen gegeven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het Bezuidenhout ontleent zijn naam aan zijn ligging aan het Haagse Bos. De wijk ligt in de voormalige Veenpolder, die al in de 15e eeuw werd ingepolderd. De polder werd van oudsher doorsneden door een drietal paden dat de verbinding vormde tussen Voorburg en de op een strandwal gelegen Leidse Straatweg: deze werden vernoemd naar de oudste buitenplaatsen, namelijk Binkhorstlaan, Wervelaan (later Laan van Nieuw Oost-Indië) en Loolaan. De Bezuidenhoutseweg was slechts een landweg, die ten opzichte van de Leidse Straatweg van ondergeschikt belang was. Tot in de 19e eeuw werd het beeld bepaald door enkele oude hofsteden en boerderijen, waaronder Huis ter Noot, De Kleine Loo, Huis ter Lap, Zandvliet, Carolinenburg en Zuiderbosch. Als start van de wijk kan worden beschouwd de aanleg in 1868 van de Eerste en Tweede van den Boschstraat ter plaatse van het 5 jaar eerder gesloopte Huis ter Noot. In 1878 werd Station Staatsspoor aangelegd. Tot de eeuwwisseling zou nog slechts beperkt gebouwd worden: in de directe omgeving van het station (het huidige Bezuidenhout-west) verrees “revolutiebouw” voor de middenstand en de arbeidende klasse. Deze bebouwing is in de jaren '70 vrijwel geheel vervangen. Voorts werden langs de Bezuidenhoutseweg statige herenhuizen in eclectische stijl gebouwd en werd in 1885 het Emmapark aangelegd, een buurtje met een gebogen stratenbeloop met enkele villa's in groepen van twee op de koppen en in de drie korte straten naar de latere Theresiastraat betrekkelijk eenvoudige gesloten bebouwing in neorenaissancestijl.

De trage aanleg van de wijk Bezuidenhout was voor een belangrijk deel te wijten aan de barrièrewerking van het spooremplacement in de relatie met het centrum. Daardoor en door de ligging in de polder verloor het Bezuidenhout de concurrentie met de op zandgrond gebouwde Archipelbuurt en Duinoord, die in de periode 1870-1900 de gegoede burgers aantrokken. Pas na 1895 werd gestart met een planmatige ontwikkeling van de Veenpolder. In 1897 werd het Uitbreidingsplan van Lindo voor het Bezuidenhout door de gemeenteraad goedgekeurd.

Uitgaande van de rechthoekige structuur van de polder ontwierp hij een wijk met enkele voor hem kenmerkende brede radialen. Het eerste deel tot de Laan van Nieuw Oost-Indië (Bezuidenhout-midden) werd in de jaren tot aan de Eerste Wereldoorlog aangelegd met uitzondering van de Schenkkade en de omgeving van het Van Imhoffplein, dat in de periode 1918-1921 tot stand kwam.

Bezuidenhout-oost is in de jaren 1915-1940 vrijwel ongewijzigd gerealiseerd volgens het Uitbreidingsplan van Berlage. Nog aan het eind van de vorige eeuw waren de Gerard Reijnststraat en de Joan Maetsuyckerstraat aangelegd en rond 1907 de Johannes Camphuysstraat en de Hendrik Zwaardecroonstraat. Het plan van Berlage sloot hier op aan. Enigszins ten zuiden van het centrum van de buurt werd het Stuyvesantplein geprojecteerd, dat met een hoek van 45 graden ten opzichte van de Laan van Nieuw Oost-Indie twee diagonalen (de Stuyvesantstraat en de Juliana van Stolberglaan) verbindt en een op de Haagse hoofdstructuur geënte as (de Loudonstraat). Deze structuur was ook bij het voorgaande plan van Lindo al getekend. Berlage voegde er nog een extra radiaal (de De Sillestraat) aan toe. De langwerpige pleinvormige ruimte (in het midden door de Stuyvesant doorsneden) die Berlage in de De Sillestraat had geprojecteerd, werd in de uitvoering teruggebracht tot een klein plantsoen. In de periode 1928-1940 werd met het plan molensloot van C. van Eesteren nog sterker van het plan van Berlage afgeweken. Plan molensloot omvatte twee symmetrisch ten opzichte van de Loudonstraat gelegen scholen, in een weidse aan de Carel Reinierszkade grenzende ruimte.

Door het bombardement van 3 maart 1945 en de brand die daardoor uitbrak, werd het grootste deel van Bezuidenhout-midden verwoest. Slechts delen van de Bezuidenhoutseweg, het Emmapark, de Schenkkade en de omgeving van het Van Imhoffplein bleven gespaard. Direct na de oorlog werden door Dudok wederopbouwplannen voor de getroffen gebieden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0178GBezuidenNd-50VA_0001.jpg"

Figuur 2.1 Het wederopbouwplan voor het Bezuidenhout en Spuikwartier van W.M. Dudok uit 1946

Dudok bracht de wederopbouw van het Bezuidenhout in verband met de opbouw van de aangrenzende gebieden. Behalve een herbouwplan voor Bezuidenhout maakte hij een vernieuwingsplan voor het stationsgebied en een saneringsplan voor het Spuikwartier. Om het Bezuidenhout uit zijn isolement te halen was een verdiepte aanleg van de sporen naar het Staatsspoor en een nieuwe verbindingsweg ten zuiden van de Bezuidenhoutseweg tussen het Spuikwartier en het Bezuidenhout. In Bezuidenhout-midden projecteerde hij een brede groenstrook tussen het Haagse Bos en de Juliana van Stolberglaan op de plaats waar hij een nieuw wijkcentrum had gedacht. Het grootste deel van Dudok's wederopbouwplannen in dit gebied zijn niet gerealiseerd vanwege bezwaren bij de Rijksoverheid en de NS, waardoor de gemeente het plan niet in zijn geheel kon vaststellen. Daarom werd het plan in 1947 in drie delen gesplitst, waarvan er twee uitgevoerd konden worden: Bezuidenhout B voor het gebied tussen de Laan van Nieuw-Oost Indië en de huidige Utrechtsebaan in 1951. Het Spaarwaterplan werd geheel uitgevoerd, plan B gedeeltelijk. Het gebied tussen de Laan van NOI en de Koningin Marialaan ten noorden van de Juliana van Stolberglaan werd globaal volgens Dudok's plan herbouwd. De Koningin Marialaan als groene ader tussen het Haagse Bos en het wijkcentrum werd aangelegd. De verbinding met het Haagse Bos, waarvoor een deel van de bebouwing aan de boszijde van de Bezuidenhoutseweg gesloopt had moeten worden, is niet gerealiseerd.

2.2 Ruimtelijke Structuur

2.2.1 Bebouwingsstructuur

De ligging van het plangebied tussen het Haagse Bos enerzijds en de spoorlijnen en het Centraal Station anderzijds, is bepalend voor de structuur van de wijk. Het plangebied is centraal gelegen; op een afstand van ongeveer 1,2 tot 2,7 km van het centrum. De Berlagiaanse stedenbouwkundige opzet van het gebied ten noordoosten van de Laan van NOI is nog vrijwel geheel intact. Het uitgangspunt was een op de orthogonale (loodrechte) structuur van Den Haag geënt stratenpatroon, waaraan een aantal radiale verbindingen is toegevoegd, waardoor naast de gewone rechthoekige bouwblokken een groot aantal blokken een afgeschuinde kant hebben of zelfs de vorm van een driehoek. Deze driehoekige bouwblokken komen in het plangebied zelf niet voor, wel in het gebied ten zuidoosten van de Theresiastraat. In de kern van deze driehoekige bouwblokken was in een aantal gevallen een bijzondere functie gelegen. Een aantal bouwblokken langs de radialen zijn geheel in een hoek van 45 graden t.o.v. de hoofdrichting gebouwd. De bouwblokken zijn doorgaans gesloten.

In het gebied ten zuidwesten van de Laan van NOI is van een eenduidige stedenbouwkundige opzet geen sprake meer. Langs de Laan van NOI is een aantal grote kantoorgebouwen gekomen. Tussen de Theresiastraat en de Bezuidenhoutseweg werd een aantal nieuwe schoolgebouwen, een kerk en de Helenastraat als ontsluiting, aangelegd. Aan de zijde van de Theresiastraat werd het blok, dat voorheen uit drie blokken bestond, gesloten. Een belangrijke ingreep van Dudok was de aanleg van Koningin Marialaan, die vanaf de Juliana van Stolberglaan een groene verbinding tussen het door hem beoogde wijkcentrum en het Haagse Bos moest gaan vormen.

Er zijn veel verschillende functies verspreid over de wijk. In hoofdlijnen is er echter wel een bepaalde hoofdstructuur te ontdekken. De Theresiastraat en de Bezuidenhoutseweg liggen als twee belangrijke aders aan de rand van het plangebied. De Theresiastraat biedt vele winkels, restaurants en andere (veelal wat kleinere) bedrijven een plek. Langs de Bezuidenhoutseweg zijn vooral kantoren te vinden. Vrij in het hart van het plangebied, tussen de Wilhelminastraat en de De Carpentierstraat bevinden zich meerdere scholen (MBO Mondriaan). Aan noordoostzijde en de zuidwestzijde bevinden zich twee andere schoolgebouwen (InHolland). In de tussenliggende gebieden bevinden zich de woongebieden.

2.2.2 Bebouwingsbeeld

Het bebouwingsbeeld van het oostelijke deel van het plangebied wordt bepaald door in de jaren 1920-1940 gebouwde portieketagewoningen in drie lagen met een plat dak. De architectuur is een versoberde vorm van de Nieuwe Haagse School met horizontale accenten, zoals betonnen dorpels en luifels en overstekende daklijsten, die in het geval van uitspringende woontraveeën het licht golvende gevelbeeld accentueren. De bebouwing langs de Bezuidenhoutseweg, het noordelijk deel van de Joan Maetsuyskerstraat, de Gerard Reijnststraat, de Rijklof van Goensstraat en de oostelijke zijde van de Laan van NOI zijn grotendeels van voor 1916. Daar treft men nog veelvuldig de lange uitbouwen aan de achterzijde aan, wat later - bij de inwerkingtreding van de bouwverordening uit 1920 - niet meer werd toegestaan. Rond 1885 werd het Emmapark aangelegd met enkele villa's in groepen van twee. Dit 'park' is in feite een straat met een gebogen patroon door de overgang van twee naar drie straten. In de straten naar de Theresiastraat werd eenvoudige gesloten bebouwing in neorenaissancestijl gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0178GBezuidenNd-50VA_0002.jpg"

Afbeelding 2.2 Bebouwingsbeeld Bezuidenhoutseweg

Het bombardement in 1945 heeft delen ten westen van de Laan van nieuw Oost-Indië verwoest. Hierdoor en de wijze waarop ongestructureerd de wederopbouw heeft plaatsgevonden is de voormalige homogene woonwijk veranderd in een allegaar van bouwmassa's en stijlen. Het is van belang om de nog gave gedeelten in stand te houden en voor het overige deel ontwikkelingen aan te wenden voor het terugbrengen van de stedelijke structuur.

In sommige delen van Bezuidenhout-Noord is het beeld van een eclectische-, neorenaissance- en overgansarchitectuur terug te vinden. Met name aan de Bezuidenhoutseweg (tussen de Koningin Marilaan en de Cornelis Houtmanstraat) en in de Adelheidstraat, de Emmastraat en het Emmapark is de oorspronkelijke bebouwing nog bewaard gebleven.

Bijzondere kwaliteiten van de wijk zijn:

  • De visuele en functioneel-historische relatie met het Haagse Bos;
  • De historisch-stedenbouwkundige betekenis van de Bezuidenhoutseweg;
  • Een deel van de oorspronkelijke architectuur van de Bezuidenhoutseweg en het Emmapark;
  • De Berlagiaanse stedenbouwkundige opzet van oost.

2.2.3 Groen, openbare ruimte en waterstructuur

De ligging aan het Haagse Bos is een belangrijke kwaliteit van het wonen in Bezuidenhout-Noord. Voor wat betreft het oostelijk deel geldt dat ook voor de in de nabijheid (maar buiten het plangebied) gelegen groene zone met parkje, sport- en recreatiecentrum Overbosch, de sportterreinen in Mariahoeve en de volkstuinen aan de zuidoostzijde. In het plangebied zelf is geen groene openbare ruimte. Hoewel niet geheel openbaar vervult het sportterrein aan de Spaarwaterstraat / Theresiastraat, de functie van groene openbare ruimte. Hierin is naast het sporterrein en randgroen ook een grasveldje en een kleine skatevoorziening opgenomen. Tevens is er een speeltuin met speluitleen.
Vooral het oostelijke deel is stenig. Slechts 5% (3 ha) van het totale gebied Bezuidenhout-Oost bestaat uit buurtgroen. Voortuinen zijn in deze buurt slechts in een paar straten of straatdelen aanwezig. De meeste straten zijn voorzien van straatbomen. In veel straten zijn de bomen overigens aan vervanging toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0178GBezuidenNd-50VA_0003.jpg"

Afbeelding 2.3 Straatbomen in de winter in de Gerard Reijnststraat

In het westelijke deel is wat meer buurtgroen. Voortuinen komen er vrij veel voor, bijvoorbeeld bij de woningen in het Emmaparkbuurtje. Ook hier zijn de meeste straten voorzien van bomen.

Het plangebied is gelegen in het boezemgebied, wat inhoudt dat het niet in een polder ligt en dat het hemelwater direkt direkt in het, buiten het plangebied gelegen oppervlakte water. Het vastgestelde waterpeil in het boezemgebied is NAP -0,42 m met een maximaal toelaatbare peilstijging van 40 cm. In het boezemgebied is geen waterbergingstekort. In het plangebied komt geen oppervlaktewater voor.
Het grondwaterpeil ligt gemiddeld tussen de 1 en 1,5 meter onder maaiveldniveau.
Het plangebied is gelegen in rioolbemalingsgebied Schiestraat en heeft een gemengd rioolstelsel.

2.3 Verkeer En Infrastructuur

2.3.1 Openbaar vervoer

De openbaarvervoersverbindingen in onderhavig plangebied zijn goed. Het NS station Laan van Nieuw Oost-Indië en ook het station Den haag Centraal liggen op relatief korte afstand van het plangebied en zijn goed bereikbaar. De tramlijnen 2 en 6 via de Juliana van Stolberglaan liggen op korte afstand ten zuiden van het plangebied en geven rechtstreeks verbinding met station Mariahoeve en de westelijke stadsdelen. Beide tramlijnen doen daarbij het staton Den Haag Centraal en de binnenstad aan. De vrije trambaan ten zuiden van het plangebied, op de Juliana van Stolberglaan heeft echter wel een sterk scheidende werking, doordat hij vanaf de Laan van NOI richting centrum langzaam stijgt en alleen bij de Laan van NOI en de Prinses Beatrixlaan gekruist kan worden, en door voetgangers ook ter hoogte van de Louise Henriette straat. De buslijnen 23, 24 en 28 die via de Theresiastraat en de Laan van Nieuw Oost Indië door het plangebied lopen en een aantal interlokale lijnen (RandstadRail en Connexxion) vullen het OV-systeem verder aan.

2.3.2 Autowegen

Ook voor het autoverkeer is het plangebied goed ontsloten. Aan de zuidwestzijde van het plangebied ligt de Utrechtsebaan, de belangrijkste Haagse aansluiting op het Rijkswegennet. Op korte afstand van plangebied, bij de Juliana van Stolberglaan en bij de Schenkkade zijn op- en afritten. De Prins Clauslaan, de Bezuidenhoutseweg, de Juliana van Stolberglaan en de Laan van Nieuw Oost Indië, hebben een belangrijke functie van het plangebied. De Theresiastraat is een buurtontsluitingsweg maar fungeert daarnaast ook als doorgaande weg tussen het Bezuidenhout en Mariahoeve.

2.3.3 Fietsverbindingen

De doorgaande wegen in het plangebied vormen tevens de belangrijkste fietsverbindingen. De Bezuidenhoutseweg, de Laan van Nieuw Oost Indië en de Koningin Marialaan zijn geheel en de Juliana van Stolberglaan is voor het grootste deel voorzien van vrij liggende fietspaden.

2.3.4 Parkeren

In het plangebied en een groot deel van het Bezuidenhout dient overdag voor het parkeren langs de openbare weg betaald te worden. Belanghebbenden kunnen indien men daarvoor in aanmerking komt, met een vergunning parkeren. Daarmee wordt een te grote overlast voor bewoners van het parkeren door werknemers van de kantoren en bedrijven in de wijk tegen gegaan. De bezetting van de parkeerplaatsen is wisselend, er zijn nogal wat verschillen per straat. Vooral in het Emmapark is de bezettingsgraad hoog. In de avond en nacht worden de meeste parkeerplaatsen door bewoners bezet. Vooral in Bezuidenhout-oost wordt door de hogere woningdichtheid, de parkeercapaciteit in de woonstraten 's nachts nagenoeg volledig benut en wordt er illegaal geparkeerd.

2.4 Functionele Structuur

2.4.1 Wonen

In verhouding tot de rest van Bezuidenhout is de woningdichtheid van het plangebied relatief laag. De belangrijkste verklaring daarvoor is het aantal kantoren en andere gebouwen met een niet-woonbestemming. Binnen het plangebied is er ook sprake van een verschil tussen het westelijke en het oostelijke deel. In de straten binnen het plangebied en de Cornelis Houtmanstraat is de woonfunctie primair. Gemengd wonen vindt plaats aan de Theresiastraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0178GBezuidenNd-50VA_0004.jpg"

Afbeelding 2.4 Gemengde doeleinden Theresiastraat

2.4.2 Werken

Kantoren

In het gebied zijn diverse kantoren gevestigd. Er zijn aan het Prins Clauslaan, Bezuidenhoutseweg en Laan van Nieuw Oost-Indie enkele grootschalige kantoren. Aan de Bezuidenhoutseweg en Laan van Nieuw Oostindie zijn daarnaast een flink aantal kantoren die veelal in (voormalige) woongebouwen zijn gevestigd. Daarnaast zijn er enkele kleinschalige kantoren in de wijk. Verder is er in het plangebied (spaarwaterstraat) een enkel kantoor met een oppervlakte tot 500 m2. Aangrenzend aan het plangebied op de zogeheten Snackbar de vrijheid is voor de lange termijn een kantoorgebouw in de planning. Het gebouw van Ministerie van LNV aan de kop van de Theresiastraat is het meest opvallende kantoorgebouw in het plangebied.

Detailhandel en horeca

De detailhandel in het Bezuidenhout is geconcentreerd in het deels binnen het plangebied gelegen stadsdeelwinkelcentrum Theresiastraat, met een kleine uitloper langs de Laan van Nieuw Oost-Indie. In de Theresiastraat zijn detailhandel, diensverlening en horeca gemengd aanwezig. Aan de Laan van NOI is ook een aantal restaurants gevestigd.

2.4.3 Voorzieningen

Naast het uitgebreide detailhandelsaanbod biedt Bezuidenhout-Noord een groot aanbod aan onderwijs- en welzijnsvoorzieningen. Binnen het plangebied is het voortgezet onderwijs sterk vertegenwoordigd, vooral het beroepsonderwijs met een cluster aan de Koningin Marialaan en de Helenastraat. De Hogeschool InHolland is in het plangebied, naast het Ministerie van LNV gevestigd.
Kinderdagverblijven en naschoolse opvang zijn verspreid aanwezig, zie onderstaande tabel.

Kinderdagverblijven en naschoolse opvang:

't Hoogstraatje Spaarwaterstraat 21 Stichting VOOR Psz
2Vriendjes Spaarwaterstraat 19 2Samen Dagop.
en BSO
Gan Tzemach Hasadeh Spaarwaterstraat 200 St. Tzemach Hasadeh Psz
Pien Dak Theresiastraat 310 Dak kindercentra BSO
Pien Dak Emmastraat 33 Dak kindercentra Dagop.
The Windmill Theresiastraat 310 The Windmill Playgroup Psz
BSO Madelief Bezuidenhoutseweg 121 Kindercentrum Madelief BSO
Bambino Bezuidenhoutseweg 125 Bambino B.V. Dagop.
Ezeltje Bezuidenhoutseweg 91 Triodus Dagop.
Bambino II Bezuidenhoutseweg 86 Bambino B.V. Dagop.
Bambino III Bezuidenhoutseweg 92-94 Bambino B.V. Dagop.

2.4.4 Beschermd stadsgezicht en monumenten

Het plangebied behoort niet tot een beschermd stadsgezicht

De volgende monumenten komen er in voor:

Bezuidenhoutseweg 73 gemeentelijk monument
Bezuidenhoutseweg 157 kerk gemeentelijk monument
Prins Clauslaan 4 t/m 8 en
Theresiastrat 2 en 4 (complex min. LNV) gemeentelijk monument
Emmapark trafozuil gemeetelijk monument
Koningin Marialaan gedenkmonument gemeetnelijk monument

2.4.5 Bodem

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben aantal grote, middelgrote en kleine bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging gehad. Het gaat hier met name om schildersbedrijven, brandstoffendetailhandels, chemische wasserijen, benzine service stations, smederijen, vleesrokerijen en broodfabrieken. Een aantal van deze locaties zijn inmiddels onderzocht en, indien de onderzoeksresultaten hier aanleiding voor gaven, gesaneerd. Voor die locaties waar nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd en waar herinrichting en/of nieuwbouw gaat plaatsvinden zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden.
Op meerdere locaties binnen het bestemmingsplangebied zijn gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3grondwater (bodemvolume).
Op een tweetal locaties is een uiterlijke startdatum voor een sanering is vastgesteld. De locaties zijn gelegen aan de Theresiastraat.
Binnen het plangebied zijn verder nog gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig welke als niet spoedeisend zijn gekwalificeerd. Deze bodemverontreinigingen vormen geen zodanig risico dat sanering ervan spoedeisend is. Het niet spoedeisend zijn van een bodemverontreiniging houdt in dat deze gevallen niet voor een vastgestelde datum gesaneerd dienen te worden. De sanering van deze bodemverontreinigingen gaat over het algemeen samen met herinrichting en/of nieuwbouw. Ter plaatse van het perceel aan de Theresiastraat waar een chemische wasserij gevestigd is, is sprake van een bodemverontreiniging met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen. De oorzaak van de verontreiniging is het directe gevolg van de activiteiten van de chemische wasserij.
Op een aantal percelen hebben ondergrondse huisbrandolietanks gelegen. De meeste ondergrondse huisbrandolietanks zijn ondertussen verwijderd. Ter plaatse van deze tanks is op een aantal plaatsen bodemverontreiniging ontstaan. Aan de Theresiastraat, en de Laan van Nieuw-Oost Indië zijn nabij de (voormalige) ondergrondse huisbrandolietanks gevallen van ernstige niet spoedeisende bodemverontreinigingen aanwezig. Het betreffen bodemverontreinigingen met minerale olie.
De bodemverontreinigingen op de overige locaties waar ondergrondse tanks liggen of hebben gelegen zijn beperkt van omvang. Op deze locaties rust geen verplichting om de aanwezige bodemverontreiniging te saneren.
Ten tijde van het schrijven is op een perceel aan de Rijklof van Goensstraat een sanering in uitvoering. Het betreft een geval van ernstige bodemverontreiniging met minerale olie. Na uitvoering van de bodemsanering dient de locatie geschikt te zijn als bedrijfsterrein en wonen zonder tuin.
Naast het feit dat nog niet overal bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

2.4.6 Archeologie

Veel archeologische waarden in de bodem van Den Haag zijn nog niet of slechts gedeeltelijk bekend. In gebieden waar de waarden niet bekend zijn maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, is sprake van een archeologische verwachting. Aan de hand van de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart van de gemeente Den Haag, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland en lokale waardenkaarten zijn voor het plangebied de grenzen van het archeologisch waardevol gebied bepaald.
Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gesitueerd in een brede, laaggelegen strandvlakte. Strandvlaktes zijn de gebieden tussen de strandwallen in, waar de omstandigheden altijd vrij nat bleven. Deze strandvlakte was zo laaggelegen dat zich bij overstromingen in het 3de millennium voor Christus in gedeelten van het plangebied klei heeft afgezet. Daarna heeft zich daarop gedurende vele eeuwen veen gevormd.
Archeologische vondsten zijn niet uit het bestemmingsplangebied bekend. Dat lijkt te maken te hebben met de boven geschetste geologische omstandigheden. De drassigheid van het gebied heeft er voor zover bekend voor gezorgd dat zich hier in de pre- en vroeghistorische periode geen mensen hebben gevestigd. Vanaf de 15de eeuw maakte het deel uit van de Bezuidenhoutse- of Veenpolder. In die tijd werd er turf gestoken.
In de 16de eeuw werd in de westelijke hoek van het bestemmingsplangebied een kasteel gebouwd, Huis ter Noot. Dit is het enige bouwwerk van archeologische belang dat het gebied heeft gekend. De resten van Huis ter Noot zijn in de 19de eeuw gesloopt bij het begin van de bouw van de wijk; nu is het Ministerie van Landbouw op die locatie gevestigd. Er moet van worden uitgegaan dat de verschillende bouwgangen nadien en de ongetwijfeld zware en diepe funderingen van het ministerie er voor hebben gezorgd dat deze archeologische waarden compleet zijn verdwenen.
Uit bovenstaande moet worden geconcludeerd dat het gehele bestemmingsplangebied een lage archeologische verwachting heeft.
Zie ook: 'Archeologische waarden in het plangebied.

2.4.7 Kabels en leidingen

In het plangebied komen geen ruimteliik relevante kabels en leidingen voor.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Ruimtelijk Beleid

Dit hoofdstuk schetst het beleidskader dat op het plangebied van toepassing is. Relevant beleid is eerst samengevat, waarna het kort wordt toegepast op het plangebied.

3.1.1 Rijksbeleid, Nota Ruimte

In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020 met een doorkijk naar de periode 2020-2030. De belangrijkste beleidslijn voor de bestaande woonwijken in Den Haag is 'de optimale benutting van het bestaand bebouwd gebied'. De revitaliserings- en herstructurerings- en transformatieopgave moet in beleid en uitvoering krachtig ter hand worden genomen. Gemeenten (in samenwerking met marktpartijen) zijn verantwoordelijk voor planvorming en uitvoering. Het rijk stimuleert wijken in het algemeen en herstructurering en transformatie van verouderde wijken in het bijzonder.

3.1.2 Provinciaal beleid, Streekplan Zuid-Holland West

Op 19 februari 2003 hebben de Provinciale Staten van Zuid-Holland het Streekplan Zuid-Holland West vastgesteld (www.zuid-holland.nl). Met dit streekplan - dat een planhorizon tot 2015 heeft en sterk leunt op het gedachtegoed van de eerste drie PKB-delen van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra - wil de provincie de ontwikkeling van de Randstad tot groene Deltametropool ondersteunen.
De Nota Regels voor Ruimte (voorheen Nota planbeoordeling 2002) vormt met het streekplan Zuid-Holland West het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor het ruimtelijk (economisch) beleid. De nota stelt voorwaarden aan ruimtelijke plannen met betrekking tot economie (zoals maximale metrages kantoorruimte en detailhandelsruimte bij bedrijfsruimte). De Nota geeft onder meer aan hoe een plan past binnen de regionale context d.w.z. past binnen de sectorale kaders van het Stadsgewest Haaglanden en het Regionaal Structuurplan (RSP).
In het streekplan is ervoor gekozen het stedelijk ruimtebeslag met behulp van rode bebouwingscontouren te sturen. De rode contouren zijn getrokken rond bestaand stedelijk gebied. Met deze contouren wordt het gebied, waarbinnen de verstedelijkingsopgaven tot 2015 moet worden gerealiseerd, vastgelegd. Nieuwe woningbouw en bedrijfsvestiging dienen plaats te vinden binnen het stedelijke gebied en in de nabijheid van haltes van het (regionaal) openbaarvervoerssysteem.
Op de plankaart van het streekplan Zuid-Holland West valt het Bezuidenhout-Noord in de aanduiding 'Bestaand Stads- en dorpsgebied'. Het gaat bij deze aanduiding om een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen, waarin ook gebiedsdelen voorkomen met (soms grootschalige) kantoorconcentraties, winkelvoorzieningen, horeca en andere stedelijke voorzieningen.

3.1.3 Regionaal beleid, Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP)

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het stadsgewest en de betrokken gemeenten.
Voor dit bestemmingsplan zijn drie prioriteiten speciaal van belang:

  • anticiperen op de veranderingen in het klimaat en verkleinen van de bijdrage van de regio Haaglanden aan klimaatveranderingen;
  • herstructurering en intensiever gebruik van stedelijke wijken;
  • duurzaam ontwikkelen van mobiliteit.

3.1.4 Gemeentelijk beleid

3.2 Wonen

3.2.1 Haagse Woonvisie 2020

Den Haag moet extra woonkwaliteit en extra woonoppervlak bieden voor een goede economische, sociale en culturele ontwikkeling van de stad.

Voor het plangebied is handhaven en versterken van de woonfunctie het uitgangspunt.

De Woonvisie 2020 is in februari 2004 vastgesteld in de gemeenteraad en bouwt voort op het beleidsplan 'Wonen' (1998) en de nota 'De Kracht van Den Haag' (1999). Er wordt in de visie ingezet op meer gevarieerde en toegespitste woonwensen, omdat Den Haag extra woonkwaliteit en extra woonoppervlak moet bieden voor een goede economische, sociale en culturele ontwikkeling van de stad. Om Den Haag als nationaal en internationaal knooppunt te versterken is een evenwichtigere woningvoorraad én evenwichtigere bevolkingopbouw noodzakelijk. Dit vraagt om: verscheidenheid, gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken.

3.2.2 Nota kamerbewoning

In de Nota Kamerbewoning (2009) is het beleid inzake kamerbewoning opgenomen. Kamerbewoning in de vorm van zelfstandige woonruimte is in de hele stad onder voorwaarden toegestaan.
Met uitzondering van een aantal kwetsbare gebieden, is alle kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte in de hele stad toegestaan. Kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte tot en met vier personen is vergunningvrij.Vanaf vijf personen zijn de vereisten een onttrekkingsvergunning van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte en er gelden brandveiligheidseisen in de vorm van een gebruiksmelding vanaf 5 personen en een gebruiksvergunning vanaf tien personen.
Het plangebied van het Bestemmingsplan Bezuidenhout - Noord behoort niet tot de kwetsbare wijken.

3.3 Verkeer En Parkeren

3.3.1 Verkeer algemeen

Het algemene verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroom routes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Tussen het verkeer- en vervoersbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.

Het algemene beleid en de aan te pakken projecten zijn onder andere neergelegd in de beleidsnota "Verkeersplan, Verkeersbeleid tot 2010', en de meerjaren- en uitvoeringsprogramma's voor de fiets en de verkeersveiligheid. de doelstelling hiervan is versterking van de relatie en de integratie tussen verkeer en vervoer en de ruimtelijk-economische ontwikkelingen in Den Haag.
Het algmene beleid leidt niet tot wijziging van de bestaande verkeersstructuur in het plangebied.

3.3.2 openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen moet ervoor zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten op een goede aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Zoals ook uit paragraaf 2.3 blijkt, zijn de openbaarvervoersverbindingen in het plangebied goed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0178GBezuidenNd-50VA_0005.jpg"
Doorgaande wegen

3.3.3 Autoverkeer

Gemeente Den Haag wil het gemotoriseerd verkeer zoveel mogelijk concentreren op een stelsel van hoofdverkeerswegen met voldoende capaciteit. Dit is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken en het draagt bij aan de verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is ook van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers. Gemeente Den Haag hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en de verblijfs- en woonstraten die vooral een functie hebben voor de directe ontsluiting van de aangelegen bestemmingen. Openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan, wordt als verblijfsgebied bestemd.

De Bezuidenhoutseweg en de Laan van Nieuw Oost-Indië hebben in het stelsel van hoofdwegen onder andere een belangrijke functie voor de ontsluiting van het plangebied en de wijken Bezuidenhout en Mariahoeve.

3.3.4 Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. Daarnaast is er aandacht voor het stallen van fietsen bij woningen, werklocaties maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkels, stations en recreatieve voorzieningen. De openbare voorzieningen voor de fiets maken integraal deel uit van de inrichting van de openbare ruimte. Binnen het plangebied zijn de Bezuidenhoutseweg, de Laan van Nieuw Oost Indië en de Koningin Marialaan voorzien van vrijliggende fietspaden.

3.3.5 Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's is een belangrijke sleutel in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate voorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor attractiepunten die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het beperken van het autogebruik en het streven naar een leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen.
Het parkeerbeleid is er op gericht om via een stelsel van parkeernormen, voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw te creëren. Zo mogelijk wordt in voorkomende gevallen tegelijkertijd getracht bestaande parkeerproblemen aan te pakken. Dit gebeurt veelal in combinatie met flankerend beleid zoals de inrichting van de weg en beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen.
Uitgangspunt is dat de benodigde parkeerplaatsen in een (bouw)plan ook daadwerkelijk op eigen terrein worden gerealiseerd. Het parkeeraspect wordt bij de beoordeling van de aanvraag van een bouwvergunning getoetst en beoordeeld aan de hand van de door de gemeenteraad vastgestelde parkeernormen. De wijze van toetsen en de normen zijn onderdeel van de gemeentelijke bouwverordening.
De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer. In voorkomende gevallen kan bij individuele bedrijven of instellingen indien daar aanleiding toe bestaat, onder zekere voorwaarden, maatwerk worden geleverd. Veelal vormt dan een specifiek bedrijfsvervoerplan de basis voor nadere afspraken over het parkeren met de initiatiefnemer van het betreffende plan.
Om het verkeer- en vervoersbeleid beleid te realiseren is maatwerk nodig voor de verschillende delen van de stad gebaseerd op een integraal samenhangend plan. Het algemene beleid en de aan te pakken projecten zijn onder andere neergelegd in de beleidsnota "Verkeersplan, Verkeersbeleid tot 2010', en de meerjaren- en uitvoeringsprogramma's voor de fiets en de verkeersveiligheid.
Voor zover er bouwinitiatieven in het plangebied worden ontplooit, zullen deze in het kader van de bouwvergunning worden getoetst aan de eisen uit het parkeerbeleid.
Voor het parkeren langs de openbare weg zijn reeds de regels voor het "betaald parkeren"van kracht.

3.4 Economie

In de Nota Impuls Haagse Economie (2004) is het economisch beleidskader voor de periode van 2005-2010 verwoord. Hierin is het plangebied niet genoemd als locatie voor verdere kantoorontwikkeling. Wel is in de Structuurvisie opgenomen dat de barrièrewerking van grootschalige infrastructuur het nodig maakt om te investeren in het 'aaneensmeden' van de deelgebieden van het centrum. Kantoren, Middelbaar onderwijs en detailhandel (Theresiastraat) zijn belangrijke economische functies in het plangebied.
De gemeente Den Haag wil in haar Functiemengingstrategie zoveel mogelijk functies mengen. Kantoorruimte, praktijkruimte en bedrijfsruimte kleiner dan ± 100 m² kan langs de woonstraten in de wijk een plaats krijgen en tot ± 500 m² langs de doorgaande wegen. Op buurtniveau wil de gemeente alleen werkruimten kleiner dan 100 m² langs de woonstraten in de wijk faciliteren en werkruimten tot 500 m² bij voorkeur langs doorgaande wegen. Op pand- en blokniveau is de gemeente terughoudend met de bouw van combinatiegebouwen van woningen en (laagwaardige) bedrijfsruimte. Ze stimuleert daarentegen de ontwikkeling van combinatiegebouwen van woningen met kleinschalige kantoor- en praktijkruimte. Bij combinatiegebouwen moet in elk geval aandacht zijn voor de stedenbouwkundige kwaliteit, de ontsluiting, het parkeren en het laden en lossen. Tenslotte zet de gemeente in op herbestemming van kantoor- en bedrijfsruimte die structureel leegstaat op 'verkeerde' niet marktconforme locaties: locaties in de wijk waar conform bovenstaande uitgangspunten geen omvangrijke werkruimten thuishoren.

Voor kantoorruimte die conform deze uitgangspunten op verkeerde locaties zijn gesitueerd moet worden bezien in hoeverre deze een gemengde bestemming moeten krijgen. In het plangebied is sprake van veel functiemenging.

Beleidsdoelen in zake kantoren is opgenomen in:

  • Kantorenstrategie Haaglanden (kantorenlocaties voor de periode tot 2010 en de periode 2010-2020 in Haaglanden) en/of Monitor Kantorenmarkt Haaglanden.
  • Beleidsstrategie kantoor- en bedrijfsruimte Den Haag (kantorenlocaties voor de periode tot 2010 en de periode 2010-2020 in Den Haag).

3.4.1 Bedrijven

Het beleid ten aanzien van bedrijven is verwoord in Bedrijventerreinen Strategie 2005 -2020 en Updatebedrijventerreinenstrategie den Haag 2005-2020 (rv 19, 2007). De nota Bedrijven en milieuzonering, een uitgave van de VNG geeft de toetssteen voor bedrijvenzonering. Het plangebied kent geen bedrijvenbestemming. Alleen kleinschalige bedrijfjes komen voor aan de Laan van Nieuw Oost-Indië en de Theresiastraat.

Om onderscheid te maken tussen verschillende typen bedrijven wordt in bestemmingsplannen gebruik gemaakt van een indeling in milieucategorieën: de zogenoemde Staat van Inrichting van de VNG. De Staat van Inrichting is niet wettelijk vastgelegd, maar jurisprudentie heeft uitgewezen dat hiervan nauwelijks valt af te wijken.

Inmiddels is in de herziene handreiking "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG meer aandacht gekomen voor functiemenging. Dit betekent dat er een nieuwe Staat van inrichting is bijgekomen, de "Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging". Deze Staat is van toepassing op:

  • stadcentra,
  • dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangwegen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

3.4.2 Horeca

Uitgangspunten van het gemeentelijk horecabeleid, verwoord in de Structuurvisie Horeca, zijn:

  • het stimuleren van horecaconcentraties met diversiteit in aanbod;
  • een experiment met verruiming van de openingstijden in de uitgaanskernen;
  • de concentratie van horeca op bepaalde locaties in woonwijken;
  • buiten deze concentraties overgaan tot vermindering van het aantal horecabedrijven.

De staat van horeca-inrichtingen deelt horecabedrijven in 4 verschillende categorieën, waarbij categorie I de lichtste vorm van verkoop is (bijvoorbeeld een ijssalon) en waarbij categorie IV geldt als de zwaarste vorm (bijvoorbeeld een discotheek). In de staat van horeca-inrichtingen wordt nader ingegaan op een aantal definities van te onderscheiden horeca-inrichtingen en de opzet van een beoordelingssysteem. Aan de hand van een aantal beoordelingscriteria kan worden bepaald tot welke categorie een bepaalde horeca-inrichting moet worden gerekend.

Verder is voor het onderhavige plangebied de Leefmilieuverordening Recreatie-Inrichtingen nog van toepassing tot 30 maart 2009. Het hierin verwoorde beleid zoals dat ten aanzien van horeca is vastgelegd zal vertaald worden opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. Het plangebied is buiten de horecaconcentratiegebieden gelegen. Er is een drietal restaurants aan de Laan van nieuw Oost-Indie gevestigd. Overige horeca is er in de Theresiastraat. Deze horecagelegenheden zullen door middel van een lijst met toegelaten afwijkende bestemmingen als bijlage van de bestemmingsplanregels worden opgenomen.

3.4.3 Detailhandel

Uitgangspunt van het regionaal en gemeentelijk detailhandelsbeleid, verwoord in de StructuurvisieDetailhandel Haaglanden respectievelijk de Detailhandelsnota Den Haag is concentratie van winkels op bestaande locaties. Detailhandelsnota Den Haag Deze nota is strategisch en kaderstellend en behandelt het detailhandelsbeleid op stadsniveau. Concentratie op bestaande locaties is uitgangspunt, er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De aantrekkingskracht van het recreatief winkelen in de Haagse binnenstad en Scheveningen zowel regionaal als landelijk versterken. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. Binnen het plangebied is dit goed mogelijk. De vestiging van nieuwe winkels wordt voortaan door de gemeente getoetst.
Detailhandel ten behoeve van de gehele wijk is in het stadsdeelwinkelcentrum Theresiastraat (met een kleine uitloper langs de Laan van Nieuw Oost-Indie). De Theresiastraat is voor de helft binnen het plangebied opgenomen. Het concentreren van de detailhandel in de binnenstad en stadsdeelcentra is onderdeel van het programma uit de structuurvisie 2020. Het grote aanbod in de Theresiastraat past goed in dit programma. In de (bestemmings)regels is voor de Theresiastraat een Gemengde Doeleindenbestemming opgenomen zodat daar ook detailhandel mogelijk is. Detailhandel langs de Laan van Nieuw Oost-Indie zal als afwijkende bestemming in een lijst behorende bij de (bestemmings)regels worden opgenomen.
Naast de detailhandelnota is specifiek vuurwerkbeleid opgenomen in de parapluherziening Detailhandel Vuurwerk waarin het verkopen van (consumenten-)vuurwerk is gereguleerd.

3.5 Onderwijs, Cultuur En Welzijn

3.5.1 Onderwijs

Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente, in samenwerking met de schoolbesturen, voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

Binnen het plangebied zijn, zoals in paragraaf 2.4.3 genoemd, meerdere mogelijkheden wat betreft het hoger, lager- en beroepsonderwijs. Deze functies zullen gehandhaafd worden.

3.5.2 Welzijn en kinderopvang

Welzijn in de Wijk

Met het raadsbesluit Welzijn in de wijk is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt
  • bewoners in staat te stellen om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wij- en buurtniveau en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

Kinderopvang

Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang wettelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden.

3.5.3 Maatschappelijke Zorg en Volksgezondheid

Beleid ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening en voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunne worden geleverd.
Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang.

3.5.4 Cultuur

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. Daarnaast wordt op tal van plaatsen – in tijdelijke en permanente ateliers, broed- en werkplaatsen – in relatieve luwte kunst geproduceerd en getoond. In het plangebied zijn dergelijke voorzieningen niet aanwezig.

3.5.5 Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad en telt veel religies en levensbeschouwingen. Een aantal religieuze organisaties kampt met huisvestingproblemen. Uit onderzoek naar de behoefte aan gebedsruimten en naar de mogelijkheden die bestaande bestemmingsregelingen bieden, bleek voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan circa 20.000 m2 voor bijeenkomstruimte voor de hele stad. In het plangebied is een (rk)kerk, Bezuidenhoutseweg 157 en een Synagoge aan de Cornelis Houtmanstraat 157 aanwezig.

3.5.6 Sport

De nota Beweegredenen 2000-2005 verwoordt het sportbeleid van de gemeente Den Haag. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

Op het sportterrein aan de Spaarwaterstraat / Theresiastraat, wat deels de functie van groene openbare ruimte vervult is naast buurtgroen een sporveld met voorzieningen een skatevoorziening opgenomen.

3.5.7 Spelen

Conform haar nota 'Spelen in de stad' (2008) houdt de gemeente Den Haag bij de (her)inrichting van wijken rekening met de behoeften van jeugd. Ook het groenbeleid van de gemeente Den Haag tracht de gebruiks- en belevingswaarde van (semi-) openbare groenvoorzieningen te verhogen. De nota Samen Spelen gaat bij de spreiding van speelvoorzieningen uit van actieradii. De actieradii verschillen per leeftijdsgroep omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. De actieradii zijn als volgt:

leeftijdcategorie dichtstbijzijnde speelvoorziening
0 tot 6 jaar 100 meter
7 tot 12 jaar 400 meter
13 tot 18 jaar 1.000 meter

In het plangebied, bij bovengenoemd sportterrein is een speeltuintje met speelvoorzieningen. Bij het sportterrein aan het Vlaskamp, buiten het plangebied, is het speelterein voor de wijk gesitueerd.

3.6 Archeologie - Beleidsnota

Het archeologisch beleid van de gemeente Den Haag is verwoord in de gemeentelijke beleidsnota Archeologie 2000-2005. Na de inwerkingtreding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) stelt de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart op en actualiseert zij haar nota. Uitgangspunt van de Wamz is dat 'de verstoorder betaalt': initiatiefnemers van projecten die mogelijk schade aan archeologische waarden veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek. Veel archeologische waarden in de bodem van Den Haag zijn nog niet of slechts gedeeltelijk bekend. In gebieden waar de waarden niet bekend zijn maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, is sprake van een archeologische verwachting. Aan de hand van de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart van de gemeente Den Haag, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland en lokale waardenkaarten zijn voor het plangebied de grenzen van het archeologisch waardevol gebied bepaald. Het plangebied kent een lage verwachting (zie paragraaf 2.4.6).

3.7 Waterbeleid

Waterplan Den Haag

In 1998 heeft de gemeente samen met het Hoogheemraadschap van Delfland het Waterplan Den Haag opgesteld. Inmiddels is Den Haag bezig aan de tweede uitvoeringsperiode, waarin de zorg voor veiligheid, droge voeten en voldoende schoon en biologisch gezond water centraal staat.

Het beleidsdocument integreert het beleid en de regelgeving van de diverse hogere overheden en geeft daar uitvoering aan. Denk hierbij aan de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water, het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Waterplan en het Waterkader Haaglanden.

Het Haagse Waterplan heeft onder meer als doel de kwaliteit en de belevingswaarde van het water in de stad te verbeteren. Omdat de stad verschillende watersoorten heeft die elkaar beïnvloeden, richt het plan zich niet alleen op het zichtbare water in sloten en grachten, maar ook op afvalwater, grondwater en regenwater.

De gemeente en het Hoogheemraadschap hebben de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld gebracht en maatregelen afgesproken om het bergingstekort voor de verschillende delen van de stad op te lossen. Dit is vastgelegd in de Waterbergingsvisie (2006).

Het plangebied ligt voor wat betreft het Waterplan in deelgebied Benoordenhout en voor wat betreft de Watervisie in deelgebied Centrum. Voorzover Waterplan en Watervisie van belang zijn voor het plangebied, is dat in de waterparagraaf van het hoofdstuk 3.7 beschreven.

Hoofdstuk 4 Milieubeleid/-kwaliteitseisen

4.1 Tien Voor Milieu, Contourennota Voor Milieubeleid En Gebiedsgericht Milieubeleid

4.1.1 Tien voor milieu

De nota Tien voor milieu; contouren voor milieubeleid 2006 - 2010 (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze Contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing. De Contourennota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame Wéreldstad aan Zee en legt verbanden met andere Haagse beleidskaders zoals de Structuurvisie Den Haag 2020 (paragraaf ).

4.1.2 Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is de HandleidingGebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied ten westen van de Laan van Nieuw oost Indie behoort tot het gebiedstype Gemengd Werken. Het overige deel van het plangebied maakt deel uit van het gebiedstype Wonen.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Gemengd wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de volgende milieuambities richtinggevend.

Thema Ambitie gebiedstype Gemengd wonen
Bodem Extra
Externe veiligheid Maximaal
Geluid Extra
Lucht Extra
Mobiliteit Extra
Schoon Extra
Water 'Water dat siert'
Natuur Extra
Klimaat Maximaal

Bij het realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen zijn bovenstaande milieuambities richtinggevend. Het bestemmingsplan heeft echter een conserverende karakter waarbij geen ruimtelijke ontwikkelingen gepland zijn.

4.2 Duurzaam Bouwen En Slopen

De gemeente Den Haag streeft naar duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen speelt een belangrijke rol bij het ambitieniveau maximaal voor het thema klimaat, binnen het thema water waar het gaat om ontkoppelen van hemelwater en ook het ambitieniveau basis voor het thema lucht. Duurzaam bouwen behelst onder meer de toepassing van technieken die leiden tot CO2-neutrale en gezonde gebouwen en het gebruik van milieuvriendelijke materialen en waterbesparende apparatuur. De gemeente en haar partners beschikken samen over een aantal stimulerings-maatregelen, gericht op het proces en de implementatie van duurzaam bouwen. De gemeente beveelt het concept Lage Temperatuur Verwarming (LTV) aan, waarmee toepassing van duurzame energiebronnen zoals warmtepompen mogelijk is en gebouwen CO2-neutraal worden. Een EPL (Energie Prestatie op Locatie) drukt de energieprestatie van een gebouw of een wijk uit: een CO2-neutrale wijk heeft een EPL van 1,0; de EPC van woongebouwen moet in dat geval onder de 0,6 liggen. Op gebiedsniveau kan men werken met een duurzaamheidsindex: Duurzaamheids Profiel op Locatie (DPL), ook bij aanbestedingen zodat marktwerking kan bijdragen aan duurzaam bouwen. Op gebouwniveau kan men het instrument Gemeentelijke Praktijk Richtlijn voor duurzaam bouwen (GPR) of vergelijkbare instrumenten toepassen. Dit bevordert prestatiegericht ontwikkelen en de ontwerpvrijheden blijven maximaal. Tot slot, heel concreet, streeft de gemeente naar een zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van bouwmaterialen die vrijkomen door sloop.

4.3 Bodembescherming

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling danwel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden voor stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  1. a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  2. b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  3. c. het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak. Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond en ondergrond (0-2,0 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld licht tot matig verontreinigd is met zware metalen en PAK. Gelet echter op de het conserverend karakter van het bestemmingsplan vindt in het kader van dit plan geen bodemonderzoek plaats. Bodemonderzoek zal eerst worden uitgevoerd in geval van (substantiële) uitbreiding van bestaande gebouwen dan wel bij bouwplannen voor nieuwbouw.

4.4 Externe Veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  1. 1. een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  2. 2. een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6(kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Onderstaande afwegingen zijn gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

4.4.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van de weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plangebied ligt niet binnen 200 m van de thans geldende Route gevaarlijke stoffen (raadsvoorstel 42, 24 februari 2004, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 maart 2004). Op grond van tellingen in het kader van het Basisnet Weg (in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat) is gebleken dat sprake is van vervoer van LPG over de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg. Beide wegen maken géén deel uit van de Route gevaarlijke stoffenfeitelijke situatie.

Gelet op de dichte bebouwing aan weerszijden van de Utrechtsebaan (met dientengevolge een hoog groepsrisico) kan de Utrechtsebaan niet als weg worden beschouwd om de bebouwde kom te vermijden. De brancheorganisaties en de exploitanten van LPG-tankstations in de regio door het Stadsgewest Haaglanden zijn hierop aangeschreven. Vooralsnog is dit zonder resultaat gebleken. Omdat bestemmingsplan Bezuidenhout - Noord geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt zal de personendichtheid - en daarmee en groepsrisico - binnen het invloedsgebied niet toenemen.

In het kader van het Basisnet weg is voor de wegen in beheer bij het Rijk, waaronder de Utrechtsebaan, het groepsrisico berekend. De oriënterende waarde wordt ter hoogte van het plangebied met een factor 3 overschreden. Inmiddels hebben zowel de gemeente Den Haag als de gemeente Leidschendam-Voorburg de Inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) schriftelijk verzocht om mee te denken over mogelijke oplossingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Utrechtsebaan. Inmiddels heeft het IVW al contact gelegd voor het formeren van een projectgroep.

Voor het Basisnet Weg is het vervoer van gevaarlijke stoffen op de Nederlandse (snel)wegen onderzocht. In het rapport Voorstel Basisnet weg - Eindrapportage van 11 maart 2008, zijn de uitkomsten van het onderzoek besproken. In het rapport wordt een kwetsbaar object vrije zone (KOV-zone) gedefinieerd. Dit is een zone langs de snelweg waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Deze zone wordt begrensd door een PR 10-6 contour gebaseerd op tellingen van het huidige vervoer gevaarlijke stoffen, een groeiscenario en een onzekerheidsfactor: de maximale PR 10-6, of PRmax. Voor de Utrechtsebaan (volledige traject) is geen KOV-zone gedefinieerd. De PR 10-6 contour ligt namelijk op de weg.

4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt buiten de 200 m contour vanaf de spoorlijn Delft-Leiden. Over dit baanvak vindt bovendien geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk.

4.4.3 Buisleidingen

Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid van hogedruk aardgastransportleidingen en de toetsingsafstanden volgens de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen, van 26 november 1984. In de omgeving van het plangebied is een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie gesitueerd (W514-16). Deze leiding heeft een diameter van 16” (400 mm) en een werkdruk van 40 bar. Voor deze leidingen geldt voor bijzondere objecten categorie I (zoals woningen en scholen) een toetsingsafstand van 40 m, overeenkomstig de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen, van 26 november 1984. Het tracé van de aardgastransportleiding evenwijdig aan de Carel Reinierszkade bevindt zich op circa 700 m van de plangrens. Het gedeelte evenwijdig aan de Leidsestraatweg bevindt zich op circa 375 m vanaf de plangrens (zie rode stippellijn in figuur 2). Aan de toetsingsafstand wordt daarmee ruimschoots voldaan.
Het beoordelen van het groepsrisico heeft plaatsgevonden overeenkomstig de Memorandum van de Gasunie "Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3" van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07.0138 (hierna Memorandum). Op grond van deze Memorandum geldt voor deze leiding een inventarisatieafstand van 170 m. Het plangebied ligt ver buiten deze inventarisatieafstand. Een nader onderzoek naar het groepsrisico kan daarom achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0178GBezuidenNd-50VA_0006.jpg"

Figuur 4.1 Stationaire risicobronnen rondom plangebied

In figuur 4.1 zijn twee gasdrukregel- en meetstations te onderscheiden. Volgens de Provinciale Risicokaart is sprake van een veiligheidscontour van 25 m rondom elk van deze gasdrukregel- en meetstations. Het station aan de Carolina van Nassaustraat en het station aan de Laan van Nieuw Oost-Indië, ter hoogte van de Willem van Outhoornstraat, bevinden zich beiden op grote afstand van de plangrens.

4.4.4 Inrichtingen

Er zijn geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m (inventarisatieafstand) vanaf de grens van het plangebied.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Daarmee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Alle projecten in uitvoering, waarvoor nog geen (ontwerp)besluit is genomen voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet, moeten worden getoetst aan de Wet milieubeheer. Indien een (ontwerp)besluit is genomen voor een project voor de inwerkingtreding van de wet dan is het Besluit luchtkwaliteit 2005 van toepassing.

Voor het voorliggende bestemmingsplan is geen (ontwerp)besluit in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening vastgesteld voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Hoofdstuk 5, titel 5.2, van de We milieubeheer is daarmee onverkort van toepassing. In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

In het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is aangegeven dat tot de vaststelling van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geldt dat het begrip NIBM, de toename aan de concentraties NO2 en PM10 als gevolg van de planontwikkeling, moet worden gelezen als niet meer dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde.

Het betreft hier echter een conserverend bestemmingsplan waarbij verder geen ontwikkelingen plaats vinden. Op grond van deze overwegingen kan reeds zonder detailonderzoek worden vastgesteld dat het bestemmingsplan Bezuidenhout - Noord voldoet aan de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteit staat derhalve de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.

4.6 Geluidsbelasting

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Bij de reconstructie van wegen en/of spoorwegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld in het kader van de Wgh.

Het onderhavige bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een weg en/of spoorweg is ook niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek voor het bestemmingsplan Bezuidenhout - Noord niet noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.

4.7 Waterbeleid

4.7.1 Watertoets

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (2003) is de watertoets opgenomen als één van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven. Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterbeheer en het waterkeringenbeheer in het plangebied. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is in het kader van de Watertoets met het schap overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de regels. In deze paragraaf zijn voor elk thema van de watertoets de belangrijkste zaken beschreven en eventuele gemaakte afspraken verwerkt.

4.7.2 Waterkwantiteit en berging

In het boezemgebied, waarbinnen het plangebied ligt, is geen waterbergingsopgave. In de Watervisie voor deelgebied Centrum wordt aanbevolen kansen te benutten bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het deelgebied Centrum worden als kansrijke opties genoemd:

• vasthouden van water

• gescheiden rioolstelsels

• bovengrondse en ondergrondse infiltratie

• waterdoorlatende verharding

4.7.3 Waterkwaliteit, riolering, ecologie

Binnen het plangebied is het ambitieniveau: "Water dat behaagt" van toepassing. Relevant voor het plangebied is, dat het ontlasten van het rioolstelsel door het benutten van de hiervoor genoemde kansen bij ruimtelijke ontwikkelingen, kan bijdragen aan een betere waterkwaliteit.

Het plangebied heeft een gemengd rioolstelsel. Het rioolbemalingsgebied voldoet aan de basisinspanning ten aanzien van overstorten op het oppervlaktewater.

Het plangebied grenst aan het Haagse Bos, dat plaatselijk bijzondere watergebonden flora en fauna herbergt.

4.7.4 Waterkeringen

In het plangebied liggen geen waterkeringen.

4.7.5 Grondwater

Het Waterplan maakt voor Bezuidenhout-Midden melding van grondwateroverlast. Oorzaak, omvang en locatie zijn verder niet gespecificeerd. Daarbij is in de Gerard Reijnststraat wateroverlast geconstateerd in verband met. Vanwege het conserverend karakter is het bestemmingsplan niet van invloed op het grondwater.

4.8 Groen En Ecologie

4.8.1 Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;

het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Hoewel in de directe nabijheid aanwezig, is in het plangebied zelf geen grote groenvoorziening aanwezig.

4.8.2 Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones (1999) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitende groene verbindingen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven. De bomenrij en groene middenberm van de Bezuidenhoutseweg maakt deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. Behoud en waar mogelijk versterking van deze groenstructuur is beleidsuitgangspunt.

Op 15 januari 2009 heeft de gemeenteraad de nota Ecologische verbindingszones in Den Haag vastgesteld. Deze nota geeft een tussenbalans op het stedelijk ecologische beleid voor de periode 2008-2015. Onder andere vanwege de nota 'Groen kleurt de stad' 2005, de Structuurvisie Den Haag 2020 en het door de raad beschikbaar stellen van extra middelen zijn er een aantal locaties aan de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur toegevoegd en is een uitvoeringsprogramma vastgesteld voor inrichting en beheer en het oplossen van knelpunten. Voor het onderhavige plangebied heeft deze nota geen gevolgen.

4.8.3 Flora- en faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Vanwege de aard van het plangebied, namelijk een bestaand stedelijk woongebied, wordt verwacht dat streng beschermde soorten vleermuizen en vogels voorkomen (Vleermuizen zijn in het plangebied waargenomen (april 2007). Bij ruimtelijke ontwikkelingen als gevolg van het bestemmingsplan dient rekening gehouden te worden met deze beschermde soorten. Omdat op basis van het bestemmingsplan geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien zijn, is genoemd onderzoek niet nodig.

4.8.4 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen. Het plangebied maakt geen deel uit of grenst aan een Natura2000-gebied. Er zijn geen gevolgen voor het Natura2000-gebied in het kader van de natuurbeschermingswet.

4.8.5 Bomenverordening Den haag 2005

Volgens de Gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.
In het plangebied staan geen monumentale bomen.

4.8.6 Boswet

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde “bebouwde kom Boswet” geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.

Buiten de 'bebouwde kom Boswet' zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke Bomenverordening van toepassing. De grens 'bebouwde kom Boswet' kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, geen bosbestemming hebben.
Het plangebied valt niet onder de Boswet, maar wel de gemeentelijke Bomenverordening 2005.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.2 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 6.3 globaal beschreven worden.

5.2 Verantwoording Van Bestemmingen

Zoals al werd aangegeven heeft het bestemmingsplan als eerste doel om de bestaande ruimtelijke structuur juridisch-planologisch zodanig te regelen, dat deze wat betreft functie, bouwvorm, ligging, afmetingen in een goede ruimtelijke ordening worden ondergebracht.

In eerste instantie worden aan de hand van de bestaande situatie worden de bestemmingen afgewogen. Als leidraad of als toetsingskader dienen het beleidskader en de milieukwaliteitseisen.

Beleidskader Vertaling in het bestemmingsplan
Ruimtelijk beleid
De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. De Laan van Nieuw Oost-Indië en Bezuidenhoutseweg komen, op basis van de Structuurvisie, in aanmerking voor bouwvolumes in vijf lagen. Langs deze wegen mag de bebouwing tot vijf lagen worden verhoogd, voor zover deze nog niet zo hoog is. Op de plankaart is een maximale bouwhoogte opgenomen van tenminste 15 meter.
Archeologie
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.6). Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.4.6). Het gebied kent een lage archeologische verwachting. Daarom is geen dubbelbestemming Waarde opgenomen.
Kantoren, bedrijven, beroep- en bedrijf aan huis, detailhandel en horeca
In het gemeentelijk beleid ten aanzien van functiemenging wordt aangegeven dat praktijk- en bedrijfsruimte kleiner dan 100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) langs de woonstraten in de wijk-en kantoorruimte tot aan 500 m2 bvo langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen. In bestemmingsplannen dient hieraan de ruimte gegeven te worden. In het gebied Bezuidenhout - Noord komen op diverse plekken kleinere praktijk- en bedrijfsruimten voor. Deze zijn opgenomen als doeleind in de bestemming Gemengd. Voor de overige bestemmingen zijn kleinere kantoren, praktijk- en bedrijfsruimten opgenomen op de lijst van afwijkende bestemmingen in bijlage 1 van de regels.
Inmiddels is in de herziene handreiking "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG meer aandacht gekomen voor functiemenging. Dit betekent dat er een nieuwe Staat van inrichting is bijgekomen, de "Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging” De Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging is opgenomen in bijlage 3 van de regels en van toepassing voor de in de bestemming Gemengd en Wonen toegelaten bedrijven.
In de detailhandelsnota is als uitgangspunt gesteld dat detailhandel op bestaande locaties geconcentreerd moet blijven, er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. Voorts wordt opgemerkt dat in het gemeentelijk beleid gestreefd wordt om detailhandel alleen op de begane grond van een pand toe te laten. Hiermee wordt tevens bevorderd dat boven de winkel wordt gewoond. Detailhandel ten behoeve van de wijk Bezuidenhout is in het stadsdeelwinkelcentrum Theresiastraat aanwezig (met een kleine uitloper langs de Laan van Nieuw Oost-Indie). In de regels is de Theresiastraat bestemd als Gemengd. Binnen deze bestemming is detailhandel mogelijk. Detailhandel langs de Laan van Nieuw Oost-Indie is als afwijkende bestemming in de lijst van afwijkende bestemmingen in bijlage 1 van de regels opgenomen. Binnen de bestemming Gemengd is opgenomen dat wonen alleen op verdieping mag plaatsvinden en detailhandel alleen op de begane grond is toegestaan.
De Horeca Structuurvisie heeft als doel de horeca meer ruimte te geven voor nieuwe initiatieven en nieuwe formules. Centrale doelstelling is concentratie en optimalisatie van horeca. Het plangebied kent geen concentratiegebieden.
Het plangebied is buiten de horecaconcentratiegebieden gelegen. Er zijn drie restaurants aan de Laan van Nieuw Oost-Indie gevestigd. Overige horeca is er in de Theresiastraat. Deze horecagelegenheden zijn als afwijkende bestemming in de lijst met afwijkende bestemmingen in bijlage 1 van de regels opgenomen. Als afwijkende bestemming zijn alleen horeca-inrichtingen die vallen binnen de categorieen I, II en III van de Staat van horeca-inrichtingen als opgenomen in bijlage 4 van de regels toegestaan.
Met een ontheffingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor de vestiging van horeca-inrichtingen die vallen binnen categorie IV van de Staat van horeca-inrichtingen.
Wonen
Bezuidenhout-noord wordt getypeerd als bestaand stads- en dorpsgebied. Het gaat bij deze aanduiding om een aaneengesloten bebouwd gebied met als
hoofdfunctie wonen, waarin ook gebiedsdelen voorkomen met (soms grootschalige)
kantoorconcentraties, winkelvoorzieningen, horeca en andere stedelijke voorzieningen. Bezuidenhout-noord behoort daarmee niet tot de ontwikkelingsgebieden binnen Haaglanden. In het plangebied is 'beheer en behoud van woongebieden' het uitgangspunt.
In het belang van het woonklimaat zijn de woningen in de woonwijk in de bestemming Wonen ondergebracht. De hoofdgebouwen in de bestemming zijn in bouwvlakken ondergebracht.
Kantoren zijn ondergebracht in de bestemmingen Kantoor en Gemengd. Binnen de bestemming Wonen is dit slechts als functie toegestaan indien bijlage 1 van de regels hier naar verwijst. Maatschappelijke voorzieningen, waaronder Hogeschool InHolland, overige scholen, kinderdagverblijven en naschoolse opvang zijn bestemd binnen de bestemming Maatschappelijk of Gemengd. Detailhandel aan de Theresiastraat is bestemd als Gemengd.
Het belang van de leefbaarheid maakt het noodzakelijk om in het bestemmingsplan de uitsluiting van hennepkwekerijen en drugsdealpanden op te nemen. Dit was tot nu toe in een leefmilieuverordening geregeld. De Opiumwet verbiedt de vestiging van hennepkwekerijen en drugsdealpanden, zodat in het plan van de uitsluiting daarvan is afgezien.
In de Nota Kamerbewoning (2009) is het beleid inzake kamerbewoning opgenomen. Bezuidenhout-Noord behoort niet tot de kwetsbare wijken Onzelfstandige en zelfstandige kamerbewoning zijn binnen de bestemming Wonen overal toegestaan.
Verkeer
Het Verkeersplan (zie paragraaf 3.5.1) hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied tenslotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie De rangorde die in het beleid is verwoord is bij de aanwijzing van de bestemmingen gehanteerd. De Laan van Nieuw Oost-Indië en Bezuidenhoutseweg zijn als hoofdverkeerswegen bestemd als Verkeer -Hoofdverkeersweg (V1).
De Theresiastraat en Koningin Marialaan zijn bestemd als Verkeer - Straat (V2). De overige wegen in het plangebied zijn de wegen die erven ontsluiten voor het autoverkeer en zijn aangewezen als 'Verkeer- Verblijfsstraat (V3).
Het beleid streeft naar stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen. Het in de bestemmingen Verkeer - Straat (V2) en 'Verkeer - Hoofdverkeersweg (V1) opgenomen bestaande wegennet biedt de gelegenheid om verbindende en ontsluitende openbaar vervoerbanen aan te leggen.
Het beleid streeft naar een hoofdroutenetwerk voor de fiets Binnen het plangebied maken enkele wegen deel uit van dit netwerk, te weten Bezuidenhuitseweg, Laan van Nieuw oostIndië. De bestemmingen Verkeer -Hoofdverkeersweg (V1) biedt de gelegenheid om een hoofdroutenetwerk voor de fiets te leggen.
Sport-, recreatie- en maatschappelijke voorzieningen
De handhaving van de bestaande schoollocaties in het plangebied is het uitgangspunt. Vervangende nieuwbouw of uitbreiding op eigen terrein dient daarbij mogelijk te worden gemaakt. De schoolgebouwen in het plangebied zijn met een bouwvlak en maximale hoogteaanduiding op de kaart bestemd als Maatschappelijk. Vervangende nieuwbouw op uitbreiding op eigen terrein is mogelijk binnen het bouwvlak en binnen de maximale bouwhoogte.
Ten aanzien van het plangebied is de inzet gericht op handhaving van bestaande welzijnsvoorzieningen en, waar dat inpasbaar is, potenties te bieden voor nieuwe voorzieningen. De wijk kent een aantal welzijnsvoorzieningen zoals peuterspeelzalen, buurthuizen en levensbeschouwelijke ontmoetingscentra. Daar waar deze voorzieningen zich bevinden, zijn zij positief bestemd en is uitwisseling met andere maatschappelijke voorzieningen mogelijk door de brede doeleindenomschrijving welzijnsvoorzieningen op te nemen.
De gemeente streeft ernaar voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor
sportdoeleinden geschikt zijn.
Conform haar nota 'Samen Spelen' (2001) houdt de gemeente Den Haag bij de (her)inrichting van wijken rekening met de behoeften van jeugd.
Het sportveld aan de Spaarwaterstraat/Theresiastraat is ondergebracht in de bestemming Sport. Bij het sportveld is een speeltuin met speelvoorzieningen gevestigd. Deze voorzieningen zijn mogelijk binnen de doeleindenomschrijving van de bestemming Sport.
Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Voor de periode van 5 tot 10 jaar bestaat een behoefte van uitbreiding van de huisvesting voor religieuze organisaties met circa 20.000 m2. Binnen het plangebied worden de gebedsruimten de (rk)kerk aan de Bezuidenhoutseweg 157 en de Synagoge aan de Cornelis Houtmanstraat 157) conform het gebruik opgenomen in de bestemming Maatschappelijk. De mogelijkheid tot uitbreiding van het aantal locaties wordt gewaarborgd door een brede doeleindenomschrijving van deze bestemming.
Groenvoorzieningen
In de Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones (1999) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. In het bestemmingsplangebied maakt de bomenrijen en groene middenberm van de Bezuidenhoutseweg deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Deze gronden zijn opgenomen in de bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg (V1).
Flora- en Faunawet Aangezien het hier een conserverend bestemmingsplan betreft, gericht op het beschermen van bestaande kwaliteiten en kenmerken, wordt verwacht dat de voorschriften uit de Flora- en Faunawet niet worden overtreden. Er is dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek.

5.3 Toelichting Op De Regels

5.3.1 Inleiding

De voorschriften zijn als volgt ingedeeld:

Inleidende bepalingen. De inleidende bepalingen (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de voorschriften voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.

Bestemmingsbepalingen. De bestemmingsbepalingen (artikel 3 tot en met 10) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de doeleinden en bouwvoorschriften. Als specifiek voor een bestemming een vrijstellingsbevoegdheid geldt, is deze in de betreffende bestemmingsbepaling opgenomen.

Algemene bepalingen. De algemene bepalingen (artikel 11 t/m en 15) bevatten algemene – voor alle bestemmingen geldende – bepalingen zoals algemene bepalingen ten aanzien van het bouwen, ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken en algemene vrijstellingsbepalingen.

Overgangs- en slotbepalingen. De laatste drie bepalingen (artikel 16 tot en met 17) betreffen achtereenvolgens de strafbepaling, overgangsbepalingen en de slotbepaling.

Als bijlage bij de regels is opgenomen:

  • bijlage 1: lijst van afwijkende functies
  • bijlage 2: lijst van percentages voor extra bouwlagen
  • bijlage 3: Staat van Bedrijfsactivitieiten functiemenging VNG
  • bijlage 4: Staat van horeca-inrichtingen
  • bijlage 5: Parkeernormen

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Binnen het plangebied wordt slechts in beperkte mate bebouwing toegestaan. Gezien de aard, functie en gebruik van de percelen waar uitbreiding is toegestaan en de eigendomsituatie, zijn voor de uitvoering geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

PM.

Bijlage 1 Lijst Afwijkende Functies

Adelheidstraat:

8 kantoor

53 horeca (restaurant, cat 2);

59 dienstverlening;

Bezuidenhoutseweg:

99 dienstverlening;

101 kantoor;

115 kantoor;

117 kantoor;

125 kantoor;

193 maatschappelijk (tandarts);

197 kantoor;

203 dienstverlening;

209 dienstverlening;

211 maatschappelijk;

213 maatschappelijk;

215 maatschappelijk;

223 kantoor;

225 kantoor;

229 dienstverlening;

239 maatschappelijk (jeugdgezondheidszorg);

243 kantoor;

245 kantoor;

251 kantoor;

253 kantoor;

329 maatschappelijk (tandarts);

331 kantoor;

Cornelis Houtmanstraat:

23 bedrijf (opslag);

De carpentierstraat:

56 kantoor;

Emmapark:

1 kantoor;

2 kantoor;

3 kantoor;

10 kantoor;

Emmastraat:

17 denstverlening;

Helenastraat:

14 maatschappelijk;

16 maaschappelijk;

Joan Maetsuyckerstraat:

17 maatschappelijk;

19 maatschappelijk;

42 a maatschappelijk (huisarts);

Laan van N.O. Indie:

1 f horeca (cat 3);

1 kantoor;

2 kantoor;

3 horeca;

5 maatschappelijk (tandarts);

9a horeca (cat 3);

12 dienstverlening;

14 kantoor

15 maatschappelijk (tandarts);

16 kantoor

17 dienstverlening;

23 detailhandel;

34 maatschappelijk;

36 a detailhandel;

Rijklof van Goenstraat:

2 horeca (cat2);

3 bedrijf (opslag);

10 bedrijf (garagebedrijf);

14 bedrijf (garagebedrijf);

29 dienstverlening;

Theresiastraat:

12a horeca (café,cat3);

14 horeca (café,cat 3);

16 horeca (café, cat3);

18 a horeca (cafetaria, cat 2);

34 horeca (cafetaria, cat2);

36 horeca (café, cat3);

142 horeca (cafetaria, cat2);

208 horeca (café, cat 3);

286 horeca (restaurant, cat 2);

358 horeca (afhaalrestaurant, cat1);

Bijlage 2 Lijst Percentages Extra Bouwlagen

In onderstaande tabel is per perceel het percentage van het dakoppervlak van het

hoofdgebouw opgenomen dat de oppervlakte van de extra bouwlaag, zoals opgenomen

in artikel 10.3 mag maximaal bedragen.

Straat Huisnr. %
Cornelis houtmanstraat 21 t/m 35 72 %
Cornelis houtmanstraat 53 t/m 115 72 %
Joan maetsuyckerstraat 77 t/m 93 68 %
Theresiastraat 186 t/m 266 73 %
Theresiastraat 312 t/m 358 73 %

Bijlage 3 Staat Van Inrichtingen Functiemenging Vng

SBI-CODE OMSCHRIJVING
CATE-GORIE
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² B
014 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
0142 KI-stations B
15
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week B
1584 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer B
20
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 Grafische afwerking A
2223 Binderijen B
2224 Grafische reproduktie en zetten B
2225 Overige grafische aktiviteiten B
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 - verbandmiddelenfabrieken B
26
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 Aardewerkfabrieken:
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 - indien p.o. < 2.000 m² B
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28
28 VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 Kantoormachines- en computerfabrieken B
33
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
36
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 Muziekinstrumentenfabrieken B
3661.1 Sociale werkvoorziening B
40
40 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 - < 10 MVA B
40 Gasdistributiebedrijven:
40 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 - blokverwarming B
41
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 - < 1 MW B
45
45 BOUWNIJVERHEID
45 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 Grth in dranken C
5135 Grth in tabaksprodukten C
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 - algemeen C
5153 - indien b.o. < 2000 m2 B
5153.4 zand en grind:
5153.4 - indien b.o. < 200 m² B
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 - algemeen C
5154 - indien b.o. <2.000 m² B
5156 Grth in overige intermediaire goederen C
5162 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid C
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52 Detailhandel voor zover n.e.g. A
5211/2,5246/9 Supermarkten, warenhuizen B
5222, 5223 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken A
5224 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel A
5231, 5232 Apotheken en drogisterijen A
5249 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt A
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
55
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5511, 5512 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra A
553 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. A
554 Café's, bars A
554 Discotheken, muziekcafé's B
5551 Kantines A
5552 Cateringbedrijven B
60
60 VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven B
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 Reisorganisaties A
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten C
642 Telecommunicatiebedrijven A
642 zendinstallaties:
642 - FM en TV B
642 - GSM en UMTS-steunzenders B
65, 66, 67
65, 66, 67 FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70
70 VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 Verhuur van en handel in onroerend goed A
71
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 Switchhouses B
73
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75
75 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 Brandweerkazernes C
80
80 ONDERWIJS
801, 802 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs B
803, 804 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B
85
85 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 Consultatiebureaus A
853 Verpleeghuizen B
853 Kinderopvang B
9001 rioolgemalen B
91
91 DIVERSE ORGANISATIES
9111 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 Buurt- en clubhuizen B
92
92 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 Bioscopen C
9232 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 Muziek- en balletscholen B
9234.1 Dansscholen B
9251, 9252 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
9261.1 Zwembaden: overdekt C
9261.2 Sporthallen B
9261.2 Bowlingcentra B
9262 Schietinrichtingen:
9262 - binnenbanen: boogbanen A
9262 Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 Casino's C
9272.1 Amusementshallen B
93
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 Wasverzendinrichtingen B
9301.3 Wasserettes, wassalons A
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A

Bijlage 4 Staat Van Horecainrichtingen

Inleiding

Deze bijlage schetst eerst kort de achtergrond van de staat van horeca-inrichtingen in dit plan en gaat daarna in op de regeling zelf.

Het belang van horeca-inrichtingen moet in een bestemmingsplan worden afgewogen tegen het belangen van bijvoorbeeld wonen en werken. Bij de opstelling van een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen zijn niet alle factoren die verschillende vormen van horeca onderscheiden op voorhand ruimtelijk relevant. Hoewel de jurisprudentie niet een duidelijke lijn trekt, biedt zij toch voldoende aanknopingspunten voor een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen die in een bestemmingsplan kan worden opgenomen. De regeling voorziet in een aantal definities van horeca-inrichtingen en in de opzet van een beoordelingssysteem waarin aan de hand van een aantal beoordelingscriteria bepaald kan worden tot welke categorie een bepaalde horeca-inrichting gerekend moet worden. De betreffende criteria zijn vooral gericht op de beoordeling of een concreet horecabedrijf in functioneel opzicht en uit een oogpunt van het leefmilieu in een bepaalde mate verstorend kan werken. De mate van verstoring (of de afwezigheid ervan) is bepalend voor de indeling in een bepaalde categorie, waarbij categorie I staat voor de lichtste vormen van horeca en categorie IV voor de zwaarste vormen.

Criteria

Uit de Kroonjurisprudentie volgt dat het aanbeveling verdient om aan de hand van ruimtelijk relevante criteria onderscheid te maken naar aard en omvang van horecabedrijven, hetgeen uit de toelichting of anderszins zou moeten blijken (KB 13-9-1999, nr. 7412, BR 1993, p.972). Voorts blijkt dat het belangrijk is de gemaakte keuzes in het bestemmingsplan zo volledig mogelijk te onderbouwen.

  1. a. Sluitingstijden. Een te zwaar accent op de sluitingstijd van een horecabedrijf vindt de Kroon niet acceptabel (KB 20-5-1992, nr. 4381, BR 1992, p.695). Wel werd de relatie met winkelsluitingstijden als criterium voor winkelgebonden horeca acceptabel geacht (Wnd.Vz.Afd. rechtspraak Raad van State 7-9-1987, BR 1988, p.432).
  2. b. Overlast. Alleen overlast als motivering van het onderscheid wordt niet geaccepteerd (KB 14-6-1989, nr. 98.014433, BR 1989, p.830), wel mag overlast als één van de uitgangspunten voor het te maken onderscheid dienen (KB 25-6-1993, nr. 5301, BR 1993, p.711).
  3. c. Alcohol. Naar het oordeel van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (23-3-1993, nr. S03.93.0297) heeft het al dan niet verstrekken van alcohol geen ruimtelijke relevantie. In het KB van 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, nr. 395, werd door de Kroon dit criterium echter wel aanvaard.
  4. d. Geluidhinder. Onder andere bij laatstgenoemde uitspraak oordeelde de Kroon dat voor het weren van geluidhinder andere instrumenten dan het bestemmingsplan bestaan.
  5. e. Kwantitatief. Beperkingen in kwantitatieve zin, zoals beperking van de oppervlakte en/of het aantal, worden aanvaardbaar geacht. Dit zijn echt ruimtelijk relevante criteria (KB 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, p.395; KB 30-1-1989, nr. 2365, BR 1989, p.449; KB 7-12-1986, nr. 15, BR 1986, p.429 en KB 11-1-1990, nr. 90.00342, AB 1990, nr. 285).

Naast de aanknopingspunten in de jurisprudentie, biedt de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' enige criteria voor een voldoende duidelijk en relevant onderscheid tussen de diverse horeca-inrichtingen. De meest voorkomende horecafuncties zijn met betrekking tot verkeer geïndexeerd op een 'potentieel aanzienlijke emissie of hinder'. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autoverkeer ten behoeve van goederen en personen van en naar de inrichting. 'Deze index kan een hulpmiddel zijn bij de planning van de ontsluiting en de parkeervoorzieningen, en kan in dat licht een indicator zijn voor de mogelijke hinder in de omgeving', aldus de toelichting in de brochure. Ook de jurisprudentie gaat uit van verkeer als criterium voor het onderscheid in horecafuncties, in de zin van verkeersaantrekkende werking maar ook parkeerdruk.

Afsterfregeling

In de jurisprudentie is een afsterfregeling geaccepteerd (KB 2-10-1989, nr. 23944, BR 1990, p.202 en KB 14-6-1989, nr. 89.014438, AB 1990, nr. 1). Een afsterfregeling houdt in principe in dat indien een horecafunctie in een pand wordt beëindigd, daarin niet opnieuw een horecafunctie terug mag komen.

Definities

  1. 1. Afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Een inrichting, gericht op de bedrijfsmatige verkoop van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden, anders dan voor gebruik ter plaatse, die door de kopers ter plaatse worden afgehaald, dan wel door de verkoper bij de koper thuis worden bezorgd. Een traiteur wordt met een afhaalwinkel/maaltijdbezorging gelijkgesteld.
  2. 2. Broodjeszaak. Een inrichting, gericht op de verkoop, veelal voor gebruik ter plaatse van al dan niet ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie tussen 7.00 uur en 19.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waarbij de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte die als zitruimte fungeert minimaal 40% is. Een croissanterie, lunchroom, patisserie en konditorei worden met een broodjeszaak gelijkgesteld.
  3. 3. Café. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, aan de gebruiker verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, eventueel in combinatie met het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van alcoholische dranken. Een dansvloer van minder dan 10 m² is toegestaan. Een bar, pub, taverne, grand café en eetcafé worden met een café gelijkgesteld.
  4. 4. Cafetaria/snackbar. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, verkopen aan de gebruiker van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken. Een shoarmazaak wordt met een cafetaria gelijkgesteld.
  5. 5. Koffiehuis. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse aan de gebruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken. Een theehuis, coffeeshop (geen verkoop van drugs) en poolcentrum worden met een koffiehuis gelijkgesteld. (Bij deze definitie wordt opgemerkt dat met name de term coffeeshop in de praktijk ook veel wordt gebezigd als aanduiding voor inrichtingen waar softdrugs worden verkocht. Daarom is in de definitie tot uitdrukking gebracht dat daaronder niet begrepen zijn de inrichtingen waar softdrugs verkrijgbaar zijn.
  6. 6. Discotheek. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m² en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
  7. 7. Hotel. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies, waarvan de exploitatie al dan niet geschiedt in combinatie met andere vormen van horeca, zoals café, restaurant, zalenexploitatie en/of discotheek.
  8. 8. IJssalon. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, aan de gebruiker verstrekken van al dan niet ter plaatse bereid consumptie-ijs met toebehoren, al dan niet in combinatie met het verstrekken van niet-alcoholische dranken.
  9. 9. Ontmoetingscentrum. Een inrichting, gericht op het bieden van gelegenheid tot het leggen van contacten tussen personen, welke daartoe veelal in clubverband of anderszins georganiseerd zijn. Een studentensociëteit wordt met een ontmoetingscentrum gelijkgesteld.
  10. 10. Restaurant. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren; de bezoekersfrequentie is in het algemeen gespreid tussen 17.00 uur en 24.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt, de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte dat als zitruimte fungeert minimaal 70% is. Een petit-restaurant, restauratie, crêperie, pannenkoekenhuis en poffertjeszaak worden met een restaurant gelijkgesteld.
  11. 11. Zalenexploitatie. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen.

Noot: als handleiding bij het te maken onderscheid in de diverse horeca-inrichtingen zijn enkele beleidsnotities en criteria vastgesteld. De noodzaak daartoe werd onder meer gevormd door pogingen van aanvragers om de regelgeving te omzeilen. Het betreft de beleidsnotitie Toetsing LMV/APV bij aanvragen Verenigingen en Stichtingen; via toetsing aan deze notitie worden horeca-activiteiten zoveel mogelijk onderscheiden van welzijnsactiviteiten en wordt voorkomen dat onder een welzijnsvlag een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, in strijd met de van toepassing zijnde regelgeving. Voorts zijn er restaurantcriteria en criteria voor daghoreca opgesteld. Via de eerste wordt getoetst of sprake is van een restaurant of van een andere horecagelegenheid waar voedsel wordt verstrekt. in de tweede zijn criteria en voorwaarden gegeven, waaronder zogenaamde 'dag-horecazaken' alcoholhoudende dranken mogen verstrekken. De betreffende notitie en criteria zijn bijgevoegd.

Toetsingscriteria horeca-inrichtingen

Voor een indeling van horeca-inrichtingen in categorieën, moeten de diverse vormen van horecabedrijven worden getoetst/beoordeeld op hun functioneren, zulks in relatie tot de verschillende omgevingstypen waar dergelijke bedrijven voorkomen. Hoewel regelingen die met name waren gebaseerd op criteria als openingstijden, overlast of schenken van alcohol, doorstonden in het verleden niet toets der kritiek. Deze criteria kunnen wel een rol spelen bij de beoordeling van de mate waarin horeca-inrichtingen invloed hebben op hun omgeving en of deze horeca-inrichtingen zich met hun omgeving verdragen. Een ruimtelijke relevante vraag, nu functies die in strijd zijn met de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling in een bestemmingsplan worden verboden c.q. niet mogelijk gemaakt. Gelet op de jurisprudentie en de ervaring van de gemeente Den Haag met beleid ten aanzien van horeca-inrichtingen neergelegd in leefmilieuverordeningen, de APV en andere regelgeving, zijn de volgende toetsingscriteria opgesteld:

1. aard van de aangeboden producten punten
a. niet alcoholische dranken en/of ijs 3
b. niet ter plaatse bereide kleine etenswaren 5
c. wel ter plaatse bereide etenswaren 8
d. alcoholische dranken en/of alcoholische dranken afzonderlijk verkrijgbaar 15
2. bezoekersfrequentie
a. parallel aan openingstijden winkels (tussen 7.00 uur en 19.00 uur en 1x per week tot 22.00 uur) 5
b. overdag en/of 's-avonds, niet na 01.00 uur 15
c. 's avonds en na 01.00 uur 20
3. plaats waar het publiek zich ophoudt
a. binnen de inrichting 5
b. mede buiten en in de directe omgeving van de inrichting 10
c. voornamelijk buiten de inrichting 20
4. verkeersaantrekkende werking
a. geen eigenstandig verkeer 0
b. wel eigenstandig verkeer 5
c. wel eigenstandig verkeer van zowel bezoekers als bezorgers 10
5. dansgelegenheid
a. dansvloer van < 10 m² 5
b. dansvloer van > 10 m² 10

Staat van horeca-inrichtingen

Toepassing van de toetsingscriteria leidt tot de volgende staat van horeca-inrichtingen.

Soort horecabedrijf
criteria 1 2 3 4 5 totaal categorie
1. afhaalwinkel/maaltijdbezorging 8 15 10 10 0 43 III
2. broodjeszaak
openingstijden: a. 5 5 10 0 0 20 I
b. 5 15 10 5 0 35 II
c. 5 20 10 5 0 40 III
3. café
openingstijden: a. 15 5 10 0 0 30 II
b. 15 15 5 5 0 40 III
c. 15 20 5 5 0 45 III
met dansvloer < 10 m²: + 5 punten
met dansvloer > 10 m²: + 10 punten
4. cafetaria/snackbar
openingstijden: a. 5 5 10 5 0 25 I
b. 5 15 10 5 0 35 II
c. 5 20 10 5 0 45 III
5. koffiehuis 5 15 10 5 0 35 II
6. discotheek 15 20 10 5 10 60 IV
7. hotel 0 15 5 5 0 25 I
met café en/of restaurant: 15 15 5 5 0 40 III
met zalenexploitatie: 15 15 5 5 10 50 IV
met discotheek: 15 20 10 5 10 60 IV
8. ijssalon
openingstijden: a. 3 5 20 0 0 28 I
b. 3 15 20 5 0 43 III
c. 3 20 20 5 0 48 III
9. ontmoetingscentrum 15 15 5 5 5 45 III
10. restaurant 8 15 5 5 0 33 III
11. zalenexploitatie 15 15 5 5 10 50 IV

Categorie-indeling

< 30 punten: categorie I

30 < 40 punten: categorie II

40 < 50 punten: categorie III

50 punten en meer: categorie IV

Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven, wordt voor de puntentoebedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de zwaarste bedrijfssoort.

Toelichting op de beoordeling

Bij de beoordeling en de daarmee samenhangende toedeling van punten is voor elk criterium slechts op één onderdeel getoetst. Indien meerdere deelcriteria van toepassing zijn, zijn punten toebedeeld op basis van het onderdeel met de meeste punten. In de definitie van de diverse horeca-inrichtingen is aangegeven welke activiteiten gelijkgesteld worden met de in de staat van horeca-inrichtingen genoemde horecabedrijven.

  1. a. Openingstijden. Bij het toekennen van de punten is ervan uitgegaan dat men in het algemeen weinig overlast ondervindt van inrichtingen waarvan de sluitingstijden ongeveer gelijklopen met de openingstijden van winkels. Uitgangspunt daarbij is een openingstijd van 07.00 tot 19.00 uur en één keer per week tot uiterlijk 22.00 uur. Deze inrichtingen krijgen in de staat bij het tweede criterium 'bezoekersfrequentie' 5 punten toebedeeld. Late openingstijden daarentegen zijn zwaar gewaardeerd: voor openingstijden na 01.00 uur worden 20 punten toegekend. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze bedrijven in het algemeen een forse uitstraling hebben naar de (woon)omgeving. Met name discotheken kenmerken zich door een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie in de late avonduren en 's nachts. De invloed van een dergelijke inrichting op de omgeving doet zich daarom meer voelen.
  2. b. Alcohol Het afzonderlijk verkrijgbaar zijn van alcoholische drank en/of de nadruk in de bedrijfsvoering op de verstrekking van alcoholische drank (zoals bij cafés) is eveneens zwaar gewaardeerd met 10 punten. Niet alleen door het komen en gaan van de bezoekers heeft een dergelijke inrichting invloed op zijn omgeving maar ook door de combinatie van alcoholgebruik en het regelmatig daarmee samenhangende uitbundige gedrag van bezoekers. Horeca-inrichtingen waar alcoholische dranken uitsluitend of in hoofdzaak met ter plaatse bereide etenswaren te verkrijgen zijn (zoals restaurants), hebben een minder zware waardering gekregen vanuit de ervaring dat in deze bedrijven veel minder alcoholische dranken worden genuttigd dan in bedrijven die in hun bedrijfsvoering vooral gericht zijn op de verkoop van alcoholische dranken. Dit heeft in de invloed op de omgeving een positief effect. Bij een aantal inrichtingen komt het nogal eens voor dat met name kleine etenswaren en ijsproducten buiten de inrichting worden genuttigd. Bovendien trekken dit soort inrichtingen ook regelmatig publiek aan dat buiten de inrichting rondhangt. Vooral in de late avonduren en 's nachts vindt bezoek plaats na bezoek aan bijvoorbeeld een bioscoop, na cafébezoek of na bezoek aan een andere gelegenheid waar alcoholhoudende dranken worden geschonken. Afhankelijk van de mate waarin het publiek zich buiten de inrichting ophoudt, heeft dit een negatieve invloed op de omgeving.
  3. c. Verkeersaantrekkende werking. De verkeersaantrekkende werking doet zich met name voor bij inrichtingen als een afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Uitgangspunt is dat horeca die alleen overdag open is niet eigenstandig verkeer veroorzaakt. Met andere woorden, de bezoekers van zulke inrichtingen bevinden zich al in de omgeving, bijvoorbeeld voor winkelbezoek. Als naast bezoekers tevens sprake is van bezorgers, dan zijn daarvoor extra punten toebedeeld.
  4. d. Omvang dansvloer. Conform het bovenstaande beleid, zoals vastgelegd in onder andere de Nota Horeca Binnenstad, is onderscheid gemaakt in de omvang van een dansgelegenheid op basis van de oppervlakte van de dansvloer. Het onderscheid ligt bij een oppervlakte van meer of minder dan 10 m².

Bijlage 5 Parkeernorm

binnenstad …pp/won stadsvernieuwing…pp/won overig gebied …pp/won
woningen
3 of meer kamers 0,7 0,8 1,0
3 of meer kamers, vrije sector 1,0-2,0 1,0-2,0 1,0-2,0
2 kamers 0,6 0,6 0,7
1 kamer 0,4 0,4 0,5
studenten- en jongerenhuisvesting 0,25 0,25 0,25
zelfstandige seniorenwoningen 0,7 0,8 1,0
bejaardenwoningen
aanleun/zorgwoningen 0,3 0,3 0,3
hofjeswoningen 0,2 0,2 0,2
serviceflat met 1 of 2 kamers 0,5 0,5 0,5
serviceflat met 3 kamers 0,65 0,65 0,65
binnenstad 1 pp/… m² bvo schil
1 pp/… m² bvo
overig gebied 1 pp/… m² bvo
onderwijs
basisonderwijs personeel 2.000 1.000 400
bezoek - - -
voortgezet onderwijs personeel 1.250 625 250
bezoek - - -
MBO, HBO en WO personeel 200 95 40
bezoek - - -
medisch
verpleegtehuis personeel 1.000 500 200
bezoek 225 225 110
medisch centrum personeel 350 175 70
bezoek 35 35 35
arts(praktijk) personeel en bezoek 35 35 35
cultuur en welzijn
gebedshuis personeel 4.000 2.000 800
bezoek 30 30 30
theater/congrescentrum personeel 2.000 1.000 400
bezoek 50 50 25
bioscoop personeel 1.000 500 200
bezoek 50 50 25
wijkcentrum personeel 1.500 750 300
bezoek 100 100 50
kinderdagverblijf personeel en bezoek 200 200 100
sportschool personeel 1.000 500 200
bezoek 45 45 45
sporthal personeel 5.000 2.500 1.000
bezoek 90 90 45
bedrijven, detailhandel, dienstverlening
winkel personeel 500 250 100
bezoek 75 75 75
supermarkt (> 1.000 m²) personeel 500 250 100
bezoek 40 40 40
bedrijf personeel 400 200 80
bezoek 500 500 500
groothandel personeel 1.000 500 200
bezoek 2.000 2.000 2.000
showroom personeel 1.500 750 300
bezoek 400 200 100
magazijn personeel en bezoek 400 400 400
kantoren
kantoor personeel 250 125 50
bezoek 500 500 500
baliefuncties personeel 400 200 80
bezoek 50 50 50
horeca
hotel personeel 1.000 500 200
bezoek 1 per 2 kamers 1 per 2 kamers 1 per 2 kamers
restaurant personeel 500 250 100
bezoek 100 50 25
cafetaria personeel 400 200 80
bezoek 60 30 15
fietsenstalling 1 plaats per 3 medewerkers 1 plaats per 3 medewerkers 1 plaats per 3 medewerkers
tarieven (prijspeil 1 januari 1996)
tarief storting in:
parkeerfonds € 13.273 € 13.273 € 7.260
bereikbaarheidsfonds € 6.625 € 6.625 € 3.630