KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf-1
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Natuur
Artikel 7 Verkeer-straat
Artikel 8 Verkeer-verblijfsstraat
Artikel 9 Verkeer-verblijfsgebied
Artikel 10 Water
Artikel 11 Wonen-1
Artikel 12 Wonen-2
Artikel 13 Wonen-3
Artikel 14 Wonen-4
Artikel 15 Wonen-5
Artikel 16 Waarde - Archeologie
Artikel 17 Waterstaat- Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 22 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Bijlage 2 Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Ligging Plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
2.3 Functies
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Wonen
3.4 Onderwijs, Cultuur En Welzijn
3.5 Economisch Beleid
3.6 Sport
3.7 Verkeer En Parkeren
3.8 Cultuurhistorie En Archeologie
3.9 Openbare Ruimte
3.10 Groen
3.11 Water
3.12 Natuur En Landschap
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Algemeen En Gebiedsgericht Milieubeleid
4.2 Duurzaam Bouwen
4.3 Bodem
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Geluid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Stedenbouwkundige En Beeldkwaliteitsplan
5.3 Keuze Van Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingen
6.1 Inleiding
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Behandeling Ingekomen Reacties
8.2 Inloopavond
Bijlagen
Bijlage 1 Geluidonderzoek

Wateringse Binnentuinen

Bestemmingsplan - 's-Gravenhage

Vastgesteld op 18-02-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wateringse Binnentuinen van de gemeente Den Haag.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0203BWateringBin-50VA met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.8 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.9 archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.10 archeologisch verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten.

1.11 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.14 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van prostitutie-inrichtingen.

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en met uitzondering van parkeerruimte.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.29 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.30 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.31 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.32 extra bouwlaag

een bouwlaag, welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning en daarvan deel uitmaakt.

1.33 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 geluidbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.36 geluidgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.37 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.38 grens verschillende hoogten:

een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.39 groenvoorziening:

groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.

1.40 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.41 halfvrijstaande woning

een woning waarvan één zijde grenst aan de naastgelegen woning en de naastgelegen woning eveneens met niet meer dan één zijde grenst aan de naastgelegen woning.

1.42 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.43 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.44 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.45 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.46 kap of kapverdieping:

een ruimte in een gebouw, die door tenminste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.47 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.48 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.49 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.50 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.51 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.52 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.53 ontheffingsbesluit:

het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden, behorende bij dit bestemmingsplan.

1.54 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.55 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.56 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.

1.57 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.58 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan (naam plan).

1.59 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.60 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.61 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.62 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.63 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.64 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting en een seksclub.

1.65 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.66 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.67 staat van bedrijfsactiviteiten:

de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan.

1.68 stedelijke groene hoofdstructuur:

de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.

1.69 straat met doorgaande rijbaan:

doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.

1.70 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond.

1.71 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.72 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.73 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.74 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.75 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs en sociaal cultureel werk, waaronder zijn begrepen kindercentra (kinderopvang en naschoolse opvang) en peuterspeelzaalwerk; onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.

1.76 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 (bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 wateroppervlak

het gemiddeld waterpeil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:

  1. a. nutsvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. park;
  2. b. plantsoen;
  3. c. bruggen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. water

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, beplanting, bomen, grasvelden, paden en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 6 m.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. welzijnsvoorzieningen;
  2. b. parkeren;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aanbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de parkeervoorzieningen ter voorkoming van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, met dien verstande dat de parkeernomen onder 'overig gebied' als opgenomen in Bijlage 2 Parkeernormen bij de regels van dit plan van toepassing zijn.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bevordering, ontwikkeling, behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. b. waterberging;
  3. c. paden;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Natuurgelden de volgende regels:

  1. a. bebouwing is niet toegestaan.

6.3 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden op of in de op de plankaart voor 'Natuur' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
    4. 4. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  2. b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    1. 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    2. 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    3. 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
    4. 4. indien de werkzaamheden van ondergeschikte betekenis zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    1. 1. geen ingrijpende beletselen teweegbrengen voor een doelmatig gebruik overeenkomstig de bestemming;
    2. 2. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Artikel 7 Verkeer-straat

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. verkeersgeleidende voorzieningen;
  3. c. geluidbeperkende voorzieningen,
  4. d. parkeerplaatsen;
  5. e. voet- en fietspaden;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. water;
  9. i. bruggen en duikers;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming Verkeer-straat gelden de volgende regels:

  1. a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  2. b. het gestelde onder b is niet van toepassing op het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

Artikel 8 Verkeer-verblijfsstraat

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-verblijfsstraat aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen
  2. b. verkeersgeleidende voorzieningen;
  3. c. geluidbeperkende voorzieningen,
  4. d. parkeerplaatsen;
  5. e. voet- en fietspaden;
  6. f. speelvoorzieningen
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. water;
  9. i. bruggen en duikers;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water en overige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Verkeer-verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfs- en woonstraten;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. bruggen en duikers

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding “brug” op de plankaart is een brug voor verblijfs- en woonstraten toegestaan.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hoofdwatergang;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterhuishouding;
  4. d. waterlopen;
  5. e. bruggen;
  6. f. duikers;
  7. g. recreatie;
  8. h. steigers, daar waar aangeduid op de plankaart met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - steiger 1" of "specifieke bouwaanduiding - steiger 2";

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, voet- en fietspaden, water en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Watergelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals kademuren, kunstwerken, alsmede bruggen voor fietsers en voetgangers
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specfieke bouwaanduiding - steiger 1" op de plankaart zijn steigers toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de breedte en diepte van steigers boven het wateroppervlak niet meer mag bedragen dan vermeld in de aanduiding op de plankaart als deel van het perceel;
    2. 2. de hoogte van steigers niet meer mag bedragen dan de hoogte van dezelfde steiger op het moment van totstandkoming van de bijbehorende woning;
    3. 3. het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde op of onder de steigers dan wel op de beschoeiingen is niet toegestaan.
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - steiger 2" op de plankaart zijn steigers toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de breedte van steigers niet meer mag bedragen dan 1/3 deel van de breedte van de bij de steiger behorende kavel;
    2. 2. de diepte van de steigers boven het wateroppervlak niet meer mag bedragen dan 1 m, of zoveel korter mits de vrije doorgang van de watergang tenminste 7 m bedraagt;
    3. 3. de hoogte van steigers niet meer mag bedragen dan 0,5 m boven het wateroppervlak;
    4. 4. het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde op of onder de steigers dan wel op de beschoeiingen is niet toegestaan.
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "brug" op de plankaart is een brug voor verblijfs- en woonstraten toegestaan.

10.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. de watergang gelegen op de noordoostelijke grens van het plangebied mag alleen gebruikt worden voor hoofdwatergang.
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in de watergang gelegen op de noordoostelijke grens van het plangebied uitsluitend toegestaan voor zover de belangen van de hoofdwatergang daardoor niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Wonen-1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. parkeren;
  3. c. paden;
  4. d. tuinen en erven;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. lid 11.2.1, onder e ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouw met een diepte die meer dan 12,5m bedraagt, met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van een hoofdgebouw niet meer dan 15 m mag bedragen;
  2. b. lid 11.2.1, onder j, sub 5 ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouw met een diepte die meer dan 12,5m bedraagt, met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van een hoofdgebouw niet meer dan 15 m mag bedragen;
  3. c. lid 11.2.1, onder j, sub 9 met dien verstande dat het totale grondoppervlak aan aan- en bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 50 m2.

11.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen dient per woning tenminste één parkeerplaats op het bij de woning behorende erf gerealiseerd te worden.
  2. b. voor rijwoningen dient binnen het bestemmingsvlak per woning tenminste één parkeerplaats gerealiseerd te worden.

Artikel 12 Wonen-2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. parkeren;
  3. c. paden;
  4. d. tuinen en erven;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. lid 12.2.1 onder d ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouw met een diepte die meer dan 12,5m bedraagt, met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van een hoofdgebouw niet meer dan 15 m mag bedragen;
  2. b. lid 12.2.1 onder j, sub 5 ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouw met een diepte die meer dan 12,5m bedraagt, met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van een hoofdgebouw niet meer dan 15 m mag bedragen.
  3. c. lid 12.2.1 onder j, sub 9 met dien verstande dat het totale grondoppervlak aan aan- en bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 50 m2.

12.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. per woning dient tenminste één parkeerplaats op het bij de woning behorende erf gerealiseerd te worden.

Artikel 13 Wonen-3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. parkeren;
  3. c. paden;
  4. d. tuinen en erven;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. lid 13.2.1 onder e en lid 13.2.1 onder f voor het bouwen van aan- en bijgebouwen met een maximale oppervlakte van 30 m2.
  2. b. lid 13.2.1, onder i voor het bouwen van aan- en bijgebouwen met een maximale hoogte van 6 m.
  3. c. lid 13.2.1 , onder j, sub 4 ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouw met een diepte die meer dan 12,5m bedraagt, met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van een hoofdgebouw niet meer dan 15 m mag bedragen.

13.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen dient per woning tenminste één parkeerplaats op het bij de woning behorende erf gerealiseerd te worden.
  2. b. voor rijwoningen dient binnen het bestemmingsvlak per woning tenminste één parkeerplaats gerealiseerd te worden.
  3. c. sub a en b zijn niet van toepassing op woningen die reeds gebouwd waren op de eerste dag van het ter inzage leggen van het ontwerp-bestemmingsplan.

Artikel 14 Wonen-4

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. parkeren;
  3. c. paden;
  4. d. tuinen en erven;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. lid 14.2.1, onder e voor het bouwen van aan- en bijgebouwen buiten het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 50 m2.
  2. b. lid 14.2.1 , onder h voor het bouwen van aan- en bijgebouwen buiten het bouwvlak met een maximale hoogte van 6 m.

14.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" mogen op de gronden worden gebruikt ten behoeve van bedrijven indien deze behoren tot de categorieën A en B uit de staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder en inrichtingen als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "garagebedrijf" mogen de gronden worden gebruikt ten behoeve van een garagebedrijf.
  3. c. Voor het gebruik van de van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de exploitatie van een garagebedrijf, als bedoeld onder a gelden de volgende regels:
    1. 1. de omvang van het gebruik voor de exploitatie van een garagebedrijf mag niet worden vergroot ten opzichte van de omvang die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
    2. 2. het gebruik voor de exploitatie van een garagebedrijf mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming;
    3. 3. het gebruik voor de exploitatie van een garagebedrijf mag niet worden hervat indien het na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde onder 2.
  4. d. bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen dient per woning tenminste één parkeerplaats op het bij de woning behorende erf gerealiseerd te worden.

Artikel 15 Wonen-5

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. parkeren;
  3. c. paden;
  4. d. tuinen en erven;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. lid 15.2.1, onder c voor het toelaten van gebouwen waarvan de bouwhoogte meer dan 12 m bedraagt, met dien verstande dat:
    1. 1. de hoogte van torengebouwen niet meer mag bedragen dan 21 m.

15.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" mogen op de begane grondlaag de gronden gebruikt worden voor welzijnsvoorzieningen.

Artikel 16 Waarde - Archeologie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming Waarde - Archeologie als bedoeld in lid 16.1 waarvan het bouwen betrekking heeft op bouwwerken met grondroering die een totale oppervlakte hebben van meer dan 50 m2 geldt de volgende regel:

  1. a. in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de onderliggende bestemming(en) is het niet toegestaan om ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde op te richten ter plaatse van de samenvallende bestemming Waarde -Archeologie.

16.3 Ontheffing van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 16.2onder de voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarde(n);
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen en/of ter behartiging van de archeologische belangen voorwaarden stellen aan de ontheffing van de bouwregels;

16.4 Aanlegvergunning

  1. a. Indien werken of werkzaamheden een totale oppervlakte van meer dan 50 m2 beslaan, is het verboden op of in de voor Waarde - Archeologie bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren ten behoeve van:
    1. 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    2. 2. het uitvoeren van grondwerken, dieper dan 0,5 meter onder maaiveld ten behoeve van het bouwen en het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover dieper dan 0,5 meter onder maaiveld;
    3. 3. het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten voor zover dieper dan 0,5 meter onder maaiveld;
    4. 4. het heien van palen en het slaan van damwanden;
    5. 5. het ondergronds slopen van funderingen.
  2. b. De onder a genoemde verboden is niet van toepassing voor zover de werken en werkzaamheden:
    1. 1. hetzij worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingnetten;
    2. 2. hetzij worden uitgevoerd als normale onderhoudswerkzaamheden;
    3. 3. hetzij, voor zover het betreft het ondergronds slopen van funderingen, een aanschrijving op last of vanwege burgemeester en wethouders als bedoeld in de Woningwet plaatsvindt.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover door die werken of werkzaamheden:
    1. 1. geen afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarde(n) in de desbetreffende gronden;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag

Artikel 17 Waterstaat- Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat- Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en verbetering van een waterkering.

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming Waterstaat- Waterkering als bedoeld in lid 17.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de primaire bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
  2. b. in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de onderliggende bestemming(en) is het niet toegestaan om ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde op te richten ter plaatse van de samenvallende bestemming Waterstaat-Waterkering.

17.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  1. a. het bepaalde in lid 17.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken, geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid.
    2. 2. hieromtrent een keurvergunning is verleend, danwel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland.
    3. 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

  1. a. Het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de op de plankaart aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald.
  2. b. Het verbod als bedoeld onder a geldt niet ingeval van stoepen, stoeptreden, funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen e.d.; evenmin geldt bedoeld verbod ingeval van gevel- of kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt.
  3. c. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn, voor zover er geen sprake is van een kantoor- of bedrijfsbestemming, verboden op alle gebouwen.
  4. d. Het is, tenzij in de regels anders is bepaald, verboden beneden peil te bouwen, met dien verstande dat voor zover er binnen het tot het plan behorende geometrisch bepaalde vlak, behorende bij de bestemming een bouwvlak is aangegeven, er daar binnen in één laag beneden peil mag worden gebouwd.
  5. e. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit plan zijn bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 25 m2 toegestaan.
  6. f. Ten behoeve van de bestemmingen, waarbij binnen een van dit plan deel uitmakend geometrisch bepaalde vlak een bouwperceel met een bouwvlak is opgenomen, zijn bouwwerken ten behoeve van de inzameling van afval toegestaan.
  7. g. Bouwwerken, geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, danwel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    2. 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen.
  8. h. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken welke onderdeel uitmaken van dit plan is straatmeubilair toegestaan.
  9. i. Bruggen mogen worden gebouwd met overschrijding van de grens van de functieaanduiding "brug", mits deze overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Behoudens het bepaalde in artikel 23 is het verboden de zich binnen de bij de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan.
  2. b. Het bepaalde onder a ten aanzien van het gebruik van gronden heeft geen betrekking op bouwen.
  3. c. Het verbod, bedoeld onder a omvat in ieder geval:
    de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden en voorts geldt bedoeld verbod voor het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een prostitutie-inrichting of een seksclub, tenzij in de regels van dit plan anders is bepaald.

Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen zoals opgenomen in Parkeernormen van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het stallen op parkeren van fietsen en bromfietsen en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen zoals opgenomen in Parkeernormen van de regels in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

Artikel 21 Algemene Ontheffingsregels

21.1 Ontheffing algemene bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:

  1. a. van het bepaalde in artikel 19 onder a voor geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn voor een meer verantwoorde ruimtelijke of technische plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein tot een maximum van 3 m;
  2. b. van het bepaalde in artikel 19 onder b voor erkers, balkons, galerijen, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken.
  3. c. van het bepaalde in artikel 19 onder c voor de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen mits het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast.
  4. d. van het bepaalde in artikel 19 onder d voor beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak.
  5. e. van het bepaalde in artikel 19 onder e voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximale brutovloeroppervlakte tot 30 m²;
  6. f. ten behoeve van glas-, papier- en kledingcontainers, al dan niet beneden peil gelegen.
  7. g. ten behoeve van kunst- en reclameobjecten.

21.2 Ontheffing algemene gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het het bepaalde in artikel 20 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

21.3 Ontheffing overige regels

Burgemeester en wethouders kunnen voorts ontheffing verlenen van het bepaalde in de regels ten behoeve van:

  1. a. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 5 m bedraagt;
  2. b. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
  3. c. een elektronische sirene ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
  4. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunstobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  5. e. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, bouwhoogten, perceelgrensafstanden, en bebouwde oppervlakten met maximaal 15%;
  6. f. het in geringe mate, doch niet meer dan 3 m afwijken van het profiel van een straat, alsmede van de vorm van bouwvlakken en van door hoogtegrenzen omkaderde vlakken, voor zover dat wenselijk is voor de goede uitvoering van het plan;
  7. g. het verhogen van de maximum bouwhoogte, dan wel het toegestane aantal bouwlagen met 3,5 m, respectievelijk een extra bouwlaag, ingeval de stedenbouwkundige situatie een meer intensieve bebouwing toelaat.

21.4 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen ontheffingen worden niet verleend indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Artikel 22 Algemene Procedureregels

22.1 Algemene ontheffingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk, als bedoeld onder a, met maximaal 10%.
  3. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  5. e. Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Wateringse Binnentuinen.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

Bijlage 1 - Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

SBI-code Omschrijving Cat.
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² B
014 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
0142 KI-stations B
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week B
1584 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer B
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 Grafische afwerking A
2223 Binderijen B
2224 Grafische reproduktie en zetten B
2225 Overige grafische aktiviteiten B
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 - verbandmiddelenfabrieken B
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 Aardewerkfabrieken:
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 - indien p.o. < 2.000 m² B
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28 VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACHINES en TRANSPORTMIDDELEN)
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 Kantoormachines- en computerfabrieken B
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 Muziekinstrumentenfabrieken B
3661.1 Sociale werkvoorziening B
40 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 - < 10 MVA B
40 Gasdistributiebedrijven:
40 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 - blokverwarming B
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 - < 1 MW B
45 BOUWNIJVERHEID
45 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 Grth in dranken C
5135 Grth in tabaksprodukten C
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 - algemeen C
5153 - indien b.o. < 2000 m2 B
5153.4 zand en grind:
5153.4 - indien b.o. < 200 m² B
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 - algemeen C
5154 - indien b.o. <2.000 m² B
5156 Grth in overige intermediaire goederen C
5162 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid C
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52 Detailhandel voor zover n.e.g. A
5211/2,5246/9 Supermarkten, warenhuizen B
5222, 5223 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken A
5224 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel A
5231, 5232 Apotheken en drogisterijen A
5249 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt A
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5511, 5512 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra A
553 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. A
554 Café's, bars A
554 Discotheken, muziekcafé's B
5551 Kantines A
5552 Cateringbedrijven B
60 VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven B
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 Reisorganisaties A
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten C
642 Telecommunicatiebedrijven A
642 zendinstallaties:
642 - FM en TV B
642 - GSM en UMTS-steunzenders B
65, 66, 67 FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70 VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 Verhuur van en handel in onroerend goed A
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 Switchhouses B
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 Brandweerkazernes C
80 ONDERWIJS
801, 802 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs B
803, 804 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B
85 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 Consultatiebureaus A
853 Verpleeghuizen B
853 Kinderopvang B
9001 rioolgemalen B
91 DIVERSE ORGANISATIES
9111 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 Buurt- en clubhuizen B
92 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 Bioscopen C
9232 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 Muziek- en balletscholen B
9234.1 Dansscholen B
9251, 9252 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
9261.1 Zwembaden: overdekt C
9261.2 Sporthallen B
9261.2 Bowlingcentra B
9262 Schietinrichtingen:
9262 - binnenbanen: boogbanen A
9262 Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 Casino's C
9272.1 Amusementshallen B
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 Wasverzendinrichtingen B
9301.3 Wasserettes, wassalons A
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A

Bijlage 2 Parkeernormen

Bijlage 1

binnenstad …pp/won stadsvernieuwing…pp/won overig gebied …pp/won
woningen
3 of meer kamers 0,7 0,8 1,0
3 of meer kamers, vrije sector 1,0-2,0 1,0-2,0 1,0-2,0
2 kamers 0,6 0,6 0,7
1 kamer 0,4 0,4 0,5
studenten- en jongerenhuisvesting 0,25 0,25 0,25
zelfstandige seniorenwoningen 0,7 0,8 1,0
bejaardenwoningen
aanleun/zorgwoningen 0,3 0,3 0,3
hofjeswoningen 0,2 0,2 0,2
serviceflat met 1 of 2 kamers 0,5 0,5 0,5
serviceflat met 3 kamers 0,65 0,65 0,65
binnenstad 1 pp/… m² bvo schil
1 pp/… m² bvo
overig gebied 1 pp/… m² bvo
onderwijs
basisonderwijs personeel 2.000 1.000 400
bezoek - - -
voortgezet onderwijs personeel 1.250 625 250
bezoek - - -
MBO, HBO en WO personeel 200 95 40
bezoek - - -
medisch
verpleegtehuis personeel 1.000 500 200
bezoek 225 225 110
medisch centrum personeel 350 175 70
bezoek 35 35 35
arts(praktijk) personeel en bezoek 35 35 35
cultuur en welzijn
gebedshuis personeel 4.000 2.000 800
bezoek 30 30 30
theater/congrescentrum personeel 2.000 1.000 400
bezoek 50 50 25
bioscoop personeel 1.000 500 200
bezoek 50 50 25
wijkcentrum personeel 1.500 750 300
bezoek 100 100 50
kinderdagverblijf personeel en bezoek 200 200 100
sportschool personeel 1.000 500 200
bezoek 45 45 45
sporthal personeel 5.000 2.500 1.000
bezoek 90 90 45
bedrijven, detailhandel, dienstverlening
winkel personeel 500 250 100
bezoek 75 75 75
supermarkt (> 1.000 m²) personeel 500 250 100
bezoek 40 40 40
bedrijf personeel 400 200 80
bezoek 500 500 500
groothandel personeel 1.000 500 200
bezoek 2.000 2.000 2.000
showroom personeel 1.500 750 300
bezoek 400 200 100
magazijn personeel en bezoek 400 400 400
kantoren
kantoor personeel 250 125 50
bezoek 500 500 500
baliefuncties personeel 400 200 80
bezoek 50 50 50
horeca
hotel personeel 1.000 500 200
bezoek 1 per 2 kamers 1 per 2 kamers 1 per 2 kamers
restaurant personeel 500 250 100
bezoek 100 50 25
cafetaria personeel 400 200 80
bezoek 60 30 15
fietsenstalling 1 plaats per 3 medewerkers 1 plaats per 3 medewerkers 1 plaats per 3 medewerkers

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De bouw van Wateringse Veld, de Vinexlocatie aan de zuidwestrand van Den Haag, vindt plaats in het kader van de woningbouwopgave die de gemeente Den Haag kreeg opgelegd in de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (Vinex). Om de aanleg juridisch-planologisch mogelijk te maken werd het bestemmingsplan Wateringse Veld vastgesteld, een globaal nader uit te werken plan, en enige later het bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening.

Wateringse Binnentuinen, voorheen Boezemland, is de achtste buurt van Wateringse Veld die gebouwd wordt. Het stedenbouwkundig plan Wateringse Binnentuinen is op 22 juni 2004 vastgesteld door het college van B&W. Het plan is opgesteld nadat het oude stedenbouwkundig plan Boezemland, dat op 19 november 2002 door burgemeester en wethouders werd vastgesteld, niet langer voldeed. Zo week het bij uitwerking reeds af van bestemmingsplan Wateringse Veld. De belangrijkste aanleiding was echter dat ontwikkelingen op de woningmarkt noopten tot een ander stedenbouwkundig plan.

Het plan Wateringse Binnentuinen is opgedeeld in vier fasen waarin op een areaal van 29 hectare in totaal circa 800 tot 900 woningen worden ontwikkeld (afbeelding 1). Daarbij is de planontwikkeling van de meest zuidelijk gelegen fase als eerste gestart en volgen de andere fases elkaar van zuid naar noord op. Omdat Wateringse Binnentuinen de laatste te ontwikkelende buurt is in Wateringse Veld hebben hier alle resterende partijen met een bouwclaim een plek gevonden.

Afbeelding 1: Fasering van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0203BWateringBin-50VA_0001.png"

De fasering van de realisatie van de bouwplannen in Wateringse Binnentuinen wordt in de praktijk sinds de financiële crisis, die in het vierde kwartaal van 2008 in Nederland is toegeslagen, nog verder gefragmenteerd.

Door die fasering is voor een groot deel van de plannen in de eerste drie fasen, aan de hand van een algemene ruimtelijke onderbouwing voor het gehele gebied, reeds een bouwvergunning verleend op basis van een artikel 19 procedure volgens de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Ook het nieuwe stedenbouwkundig plan Wateringse Binnentuinen is op meerdere onderdelen strijdig met het geldende bestemmingsplan: woningdichtheid, parkeren et cetera (zie paragraaf 1.4). Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening kan niet langer vrijstelling van het bestemmingsplan worden verleend. Wat in de nieuwe wet aan juridisch-planologische mogelijkheden rest, zijn een projectbesluit en/of een nieuw bestemmingsplan. Omdat de gemeenteraad een jaar na inwerkingtreding van zo'n projectbesluit alsnog een nieuw bestemmingsplan moet vaststellen, is ervoor gekozen meteen een bestemmingsplan op te stellen.

1.2 Doel

Ontwikkeling stedenbouwkundig plan Wateringse Binnentuinen

Dit bestemmingsplan is gericht op de ontwikkeling van Wateringse Binnentuinen volgens het vastgesteld stedenbouwkundig plan. Vanwege het ontwikkelingskarakter en de vereiste mate van flexibiliteit zijn in het plan globale eindbestemmingen opgenomen. De linten langs de Strijp en de Tomatenlaan die in het plan worden gehandhaafd, zijn gedetailleerd bestemd. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de gewenste stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteit van de buurt enerzijds en het behoud van het karakteristiek van de opgenomen lintbebouwing anderzijds, één en ander binnen de hoofdopzet van en het ambitieniveau voor Wateringse Veld als geheel.

Wet ruimtelijke ordening

Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). De provincie Zuid-Holland heeft voor het bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening op basis van ex artikel 33 WRO ontheffing verleend van deze verplichting, waardoor uiterlijk in 2017 een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld. Met de vaststelling van bestemmingsplan Wateringse Binnentuinen wordt voor het in dit bestemmingsplan meegenomen gebied reeds aan deze verplichting voldaan.

1.3 Ligging Plangebied

Wateringse Binnentuinen is gelegen in het noordelijke deel van Wateringse Veld tussen de Tomatenlaan, de Noordweg tussen de Tomatenlaan en Zevenwoudenlaan, de grens van de percelen die gelegen zijn aan de Noordweg tussen de Zevenwoudenlaan en de Strijp, de Strijpkade en het toekomstige Vlietpark. Het lint langs de Noordweg valt buiten het plangebied. In het westen grenst het plan aan het deelplan Hoge Veld. In het oosten wordt het plangebied begrensd door de in Rijswijk gelegen buurt de Strijp.

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

In onderhavig plangebied gelden de volgende uitbreidingsplannen en bestemmingsplannen:

Naam Raadsbesluit Besluit GS
Wateringse Veld 6 juni 1996 28 januari 1997
Wateringse Veld, eerste herziening 18 december 1997 21 juli 1998

1.4.1 Bestemmingsplan en Wateringse Veld (eerste herziening)

Het bestemmingsplan Wateringse Binnentuinen vervangt voor wat betreft het onderhavige plangebied het geldende Bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening dat op 18 december 1997 is vastgesteld. De partiële herziening was nodig omdat bestemmingsplan Wateringse Veld op 26 augustus 1997 slechts gedeeltelijk in werking was getreden: gedeputeerde staten van Zuid-Holland onthielden op 28 januari 1997 aan een aantal onderdelen hun goedkeuring. Met het vaststellen van bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening, werden de oorspronkelijke intenties van de gemeente alsnog juridisch-planologisch vastgelegd. Gedeputeerde staten hebben deze herziening op 21 juli 1998 goedgekeurd.

De verschillende buurten van Wateringse Veld zijn in het bestemmingsplan Wateringse Veld in samenhang met het bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening, overwegend of geheel bestemd voor 'Stadsuitbreiding (SU)'. Het is een brede bestemming waaronder niet alleen doeleinden vallen als wonen, detailhandel, horeca, onderwijs- en verkeersvoorzieningen maar ook doeleinden als parken en waterpartijen, natuurontwikkelingsgebied en welzijnsvoorzieningen. Op de linten is de bestemming 'Lint (L)' van toepassing: de Tomatenlaan heeft de bestemming L-5 en de Strijpkade L-6. Ook de lintbestemmingen kennen een ruime invulling maar minder ruim dan de bestemming 'Stadsuitbreiding (SU)'. Het uitgangspunt langs de linten is de handhaving van het gemengde karakter van functies, de aard van de bebouwing en van het stedenbouwkundige beeld dat wordt gekenmerkt door relatief lage bebouwing met lange voortuinen.

Het stedenbouwkundig plan Wateringse Binnentuinen is in strijd met de volgende onderdelen van bestemmingsplan Wateringse Veld in samenhang met bestemmingsplan Wateringse Veld, eerste herziening:

  • In het bestemmingsplan Wateringse Veld is in artikel 5 Stadsuitbreiding (SU) voorgeschreven dat voor woningen in de marktsector een parkeernorm wordt gehanteerd van minimaal 1 en maximaal 1,5 parkeerplaats per woning. De parkeernorm voor koopwoningen in Wateringse Binnentuinen is met uitzondering van sociale koop gesteld op 1,7 tot 1,85.
  • In de subbestemming SU-3 is in lid 1 de ruimtelijke hoofdstructuur omschreven: 'De geprojecteerde woningbouw bestaat voor een groot deel uit eengezinswoningen gelegen in carrévormige en door singels omsloten hoven. Langs het park en nabij de verlengde Leyweg kan woningbouw in gestapelde vorm worden gerealiseerd'. Wateringse Binnentuinen daarentegen heeft met haar tuinstadachtige karakter een andere ruimtelijke hoofdstructuur.
  • In lid 2 onder a is bepaald dat van de te realiseren woningen niet meer dan 15% in gestapelde vorm mag worden gebouwd. In Wateringse Binnentuinen bedraagt het aandeel gestapelde bouw maximaal 20 tot 30%.
  • In lid 2 onder b is voorgeschreven dat de woningdichtheid niet minder dan 40 woningen (en niet meer dan 50 woningen) per hectare mag bedragen. De woningdichtheid in Wateringse Binnentuinen is circa 30 woningen per hectare door een grotere differentiatie in kaveloppervlaktes en door duurdere woningtypes. Ook in de subbestemming SU-2 is in lid 2 onder b bepaald dat de woningdichtheid niet minder dan 40 woningen (en niet meer dan 50 woningen) per hectare mag bedragen.
  • De voorschriften voor het bestaande lint Strijp in de bestemming L-6 staan uitsluitend vrijstaande bebouwing toe van maximaal één bouwlaag met een maximale goothoogte van 4 meter en twee verdiepingen onder de kap. Daarnaast geldt een maximaal bebouwingspercentage per kavel voor de hoofdbebouwing van 20%. Ook het lint Strijp is geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan Wateringse Binnentuinen. Binnen dit lint worden ook woningtypen dwarsverkaveld op de bestaande lintenstructuur: twee-onder-een-kapwoningen, korte woningrijtjes en een hoger bebouwingspercentage zijn strijdig met het geldende bestemmingsplan.

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  1. a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  2. b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.

1.5 Leeswijzer

In dit hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan voor het gebied Wateringse Binnentuinen aangegeven. Verder werden de doeleinden, die met het bestemmingsplan worden nagestreefd, omschreven.

In de hierna volgende hoofdstukken wordt een beeld geschetst van de bestaande situatie voor wat betreft de structurele en functionele aspecten en van de op het plangebied van toepassing zijnde beleidsnota's waaruit de beleidsuitspraken voor het plangebied zijn afgeleid. In hoofdstuk 4 wordt een beeld gegeven van het op het milieu toegespitste beleid en de in regelgeving gestelde milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken afgeleid zijn, dit mede tegen de achtergrond van de bestaande situatie en de nieuwe ontwikkelingen. De daarbij van toepassing zijnde milieukwaliteitseisen zijn bij het afwegingsproces betrokken. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting op de bestemmingen en de opzet van de bestemmingsregels gegeven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 7 ingegaan. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 het resultaat van overleg en inspraak weergegeven.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

De landschappelijke ondergrond waarop Wateringse Veld is gebouwd wordt gekenmerkt door een polderstructuur. Belangrijke lijnen in deze structuur bestonden al in de Romeinse Tijd. Het landschap van strandwallen bepaalde in belangrijke mate het vestigingspatroon in de kuststrook. Zo maakt het Oosteinde deel uit van een hoger gelegen route op een wal, waarlangs in de loop van de tijd een reeks van dorpskernen is ontstaan. Tot deze zogenaamde voorstedelijke band behoren onder andere Wateringen, Rijswijk, Voorburg, Leidschendam en Voorschoten. Kort na het ontstaan van het duinlandschap en nog voordat in de lagere delen een moeras ontstond, kwamen er in het Laat-Neolithicum (een fase van de steentijd omstreeks 3500 – 3000 voor Christus) mensen in het gebied wonen. Aan de hand van gedane archeologische vondsten kan er een beeld gevormd worden van mensen die niet alleen leefden van veeteelt, maar ook van de opbrengst van de jacht en van visvangst. Ook in de periode tussen 2215 en 500 voor Christus zijn meerdere malen mensen in het gebied actief geweest. In de Romeinse Tijd, van het begin van onze jaartelling tot 270 na Christus, werd dit gebied bewoond door de Cananefaten. Zij vestigden zich op de oeverwallen langs de Gantel, de getijdenkreek die toen ter hoogte van het huidige Oosteinde stroomde.

Het deel van het plangebied ten noorden van de Bovendijk bestaat uit een relatief hooggelegen poldergebied dat in de laatste eeuwen ten gevolge van de bodemkenmerken vrijwel geheel in gebruik is genomen ten behoeve van glastuinbouw. Een belangrijk deel van het plangebied van Wateringse Binnentuinen ligt al op hoogte van de oevers van de aangrenzende boezem, de Strijp. Ten gevolge daarvan ligt een deel van het water in het plangebied op hetzelfde niveau als dat van het boezemwater. Een ander deel van de sloten en vaarten in het gebied ligt op polderniveau.

2.2 Bestaande Situatie

2.2.1 Algemeen

Het plangebied ligt in de Oud- en Nieuw-Wateringveldschepolder. Het landschap waarin de ontwikkeling van de vinexlocatie plaatsvindt, kenmerkt zich door een polderstructuur. Voorheen was het gebied een glastuinbouw en weidegebied. Nu vormt het gebied één van de 8 woonbuurten, waaruit Wateringse Veld bestaat. Wateringse Binnentuinen is opgebouwd uit de ecologische zone langs de Tomatenlaan, waar vrijstaande “tuinders” woningen worden afgewisseld door groene ruimten. Deze zone vormt de overgang van het meer stedelijke woongebied Hoge veld naar de nieuwe tuinstad, waarvan de ontwikkeling in een ver gevorderd stadium is. De slingerende straten met waterpartijen en groenstroken zijn in het gebied zichtbaar. Op de grens met Rijswijk ligt de Strijpkade met lintbebouwing. De bestaande bebouwing wordt geïntegreerd in het nieuw plan, maar wel zodanig dat het oorspronkelijke karakter gehandhaafd blijft.

2.2.2 Verbindingen

Wateringse Binnentuinen is een voormalig kassengebied met een beperkte ontsluiting voor het autoverkeer en voor het langzaam verkeer. Doorgaande routes waren die via de Strijpkade en de Tomatenlaan. Deze waren via de Noordweg en het Oosteinde met elkaar verbonden. Daarnaast waren er binnen het gebied slechts erfontsluitingswegen aanwezig.

2.2.3 Groen

In het bestemmingsplangebied wordt een woonwijk gerealiseerd. Voor een deel is de bouw al gestart. Er is daar geen groen of natuur met bijzondere natuurwaarde aanwezig. Op andere locaties ligt het terrein braak. Het meest belangrijke groen is aanwezig in de ecologische verbindingszone Tomatenlaan. Waar mogelijk zijn de oevers natuurvriendelijk ingericht met flauwe taluds en rietzones. Er komen watervogels en amfibieën voor. Waar struweel of bomen aanwezig zijn, zullen ook egel, bunzing en andere kleine zoogdieren voorkomen.

2.2.4 Archeologie

Het bestemmingsplangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in een areaal met een grote variatie in bodemopbouw. Van oorsprong gaat het om een strandwallenlandschap, welke vanaf circa 5000 v. Chr. vorm kreeg door de vorming van zandruggen parallel aan de kustlijn. Door vorming van steeds nieuwe strandwallen werd de kustlijn langzamerhand naar het westen toe verlegd. Tussen de strandwallen was sprake van laaggelegen gebied waar het drassig bleef en zich in de loop der tijd veen kon ontwikkelen. Een doorbraak van de zee vanuit de Maasmond in het eerste millennium v. Chr. zorgde voor een krekensysteem (het Gantelsysteem) dat het gebied ontwaterde, maar dat ook geregeld klei afzette over de laaggelegen delen van het landschap heen. In de geul zelf en langs de oevers daarvan werd zandig materiaal afgezet.

Van noord naar zuid gaande zien we dat het plangebied begint met een deels met klei overdekte strandwal. Deze gaat over in een strandvlakte die ook met klei overdekt is. Het zuidelijk deel van het plangebied tenslotte wordt ingenomen door geulen die bij het Gantelsysteem horen.

Strandwallen hebben in zijn algemeenheid een hoge archeologische verwachting. Deze zandruggen waren al vrij snel na hun ontstaan bewoonbaar en ook heel aantrekkelijk voor onze verre voorouders. Op die plekken zijn in Den Haag dan ook vaak sporen van nederzettingen aangetroffen. Resten van deze bewoning kunnen teruggaan tot in de vroege prehistorie, terwijl er ook in de Romeinse tijd volop op gewoond is. Het waren ook de plekken die in de late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd voor de boerenhofsteden werden uitgekozen. Binnen het plangebied is met zekerheid sprake van een prehistorische vindplaats. Ter hoogte van de huidige Zevenwoudenlaan is een opgraving uitgevoerd. Hier is een oversteekplaats uit de IJzertijd aangetroffen en is specifiek aardewerk gevonden dat wijst op de productie van zout in die periode. Daarnaast zijn er sporen en vondsten uit de late middeleeuwen gedocumenteerd.

Ook het zuidelijk deel van het plangebied met de geulafzettingen heeft een hoge archeologische verwachting. Sprake is hier van oeverwallen langs de vroegere getijdegeulen. Deze oeverwallen lagen iets verhoogd ten opzichte van de rest van het terrein en waren, vooral in de Romeinse tijd, droog genoeg om bewoning mogelijk te maken. Soms was de geul zelf ook verland en was er door landschapsinversie sprake van een kreekrug. Ook daarop kon in de Romeinse tijd goed worden gewoond en geleefd. Binnen het plangebied zijn daar overigens nog geen voorbeelden van bekend; net erbuiten daarentegen, langs het huidige Oosteinde, is in de jaren negentig van de vorige eeuw de Romeinse hoofdweg uit de tweede en derde eeuw na Chr. aangetroffen, met een grafveld ernaast.

Gegeven de specifieke bodemopbouw geldt voor zowel de noordelijke als de zuidelijke randstrook van het bestemmingsplangebied een hoge archeologische verwachting.

2.2.5 Bodem

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om glastuinbouwbedrijven en een auto- en motorenreparatiebedrijven. Daarnaast zijn vele gedempte sloten bekend.

Er is één ondergrondse huisbrandolietank bekend, welke is verwijderd.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op verscheidene locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Een deel van deze gevallen is of wordt reeds gesaneerd. Tevens zijn enkele gevallen van niet ernstige bodemverontreiniging gesaneerd.

Bij verandering van het gebruik of herinrichting dient voor het nieuwe gebruik opnieuw bekeken te worden of de gevallen van ernstige bodemverontreiniging risico's met zich meebrengen. Ter plaatse van de gesaneerde gevallen zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen kunnen zijn.

Niet alle locaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen (voldoende) onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat niet het gehele plangebied binnen de bodemkwaliteitskaart van het noordelijke deel van het Wateringse Veld valt. Enkele delen zijn niet gezoneerd. Voor het gezoneerde deel geldt dat de bovengrond (0,0 - 0,5 meter onder maaiveld) gemiddeld licht verontreinigd met cadmium, kwik, lood en PAK (teerachtige stoffen). De ondergrond (0,5 - 2,0 meter onder maaiveld) is gemiddeld licht verontreinigd met PAK.

2.3 Functies

2.3.1 Wonen

Het plangebied ligt in de wijk Wateringse Veld, dat getypeerd kan worden als een suburbaan woonmilieu. In dit woonmilieu bepalen eengezinswoningen voor een groot deel het straatbeeld. Er is hier gekozen om een woonmilieu te realiseren, dat in de bestaande stad onvoldoende aanwezig is. Op deze manier kan beter aan de diverse woningbehoefte worden voldaan.

In de bestaande stad wordt geprobeerd de concentraties van mensen met lage inkomens te beperken. Om dit te kunnen realiseren is het van belang dat binnen de grote nieuwbouwprojecten voldoende sociale woningen gebouwd worden. In de woonvisie is bepaald dat in grotere nieuwbouwprojecten ten minste dertig procent van de woningen in de sector sociale huur of koop moeten vallen, waarbij gestreefd wordt naar gedeeltelijke realisatie onder de aftoppingsgrens. Ook voor de wijk Wateringse Veld gelden deze percentages. Het plangebied moet bijdragen aan de sociale woningbouwopgave in Wateringse Veld. Inmiddels is een aantal woningbouwprojecten in het plangebied al opgeleverd, maar er zijn ook projecten waarvan de bouw nog moet beginnen.

2.3.2 Economie

In het plangebied is in de linten bedrijfsruimte aanwezig. Deze is gevestigd aan de Tomatenlaan 29 en 31 en zal conform de huidige bestemming gehandhaafd blijven. Er zijn geen concentratiegebieden van horeca, bedrijfsruimte en kantoren in dit gebied aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk schetst het beleidskader dat op het plangebied van toepassing is. Eerst is relevant beleid kort samengevat, daarna is het beleid toegepast op het plangebied.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Door deze nota tracht het kabinet bij te dragen aan een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en de borging van de veiligheid. Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Om een eenzijdige samenstelling van de bevolking te voorkomen, stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod.

Om de trek van midden- en hogere inkomens uit de stad te voorkomen zijn volgens de Nota Ruimte meer hoogstedelijke woonmilieus nodig. Tegelijk blijft stedelijke vernieuwing en herstructurering dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten. Nieuwe bebouwing ten behoeve van de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten dient grotendeels geconcentreerd tot stand te komen in bestaand bebouwd gebied. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Het realiseren van woningen en diverse stedelijke voorzieningen in een bestaand stedelijk gebied past in dit streven.

3.2.2 Streekplan Zuid-Holland West

Op 19 februari 2003 hebben de Provinciale Staten van Zuid-Holland het Streekplan Zuid-Holland West vastgesteld. Met dit streekplan - dat een planhorizon tot 2015 heeft en sterk leunt op het gedachtegoed van de eerste drie PKB-delen van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra - wil de provincie de ontwikkeling van de Randstad tot groene Deltametropool ondersteunen. In het streekplan is ervoor gekozen het stedelijk ruimtebeslag met behulp van rode bebouwingscontouren te sturen. De rode contouren zijn getrokken rond bestaand stedelijk gebied. Met deze contouren wordt het gebied, waarbinnen de verstedelijkingsopgaven tot 2015 moet worden gerealiseerd, vastgelegd. Nieuwe woningbouw en bedrijfsvestiging dienen plaats te vinden binnen het stedelijke gebied en in de nabijheid van haltes van het (regionaal) openbaarvervoerssysteem.

Op de plankaart van het streekplan Zuid-Holland West valt Wateringse Binnentuinen in de aanduiding Stads- en dorpsgebied'. Het gaat bij een stads- of dorpsgebied om een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen, waarin ook gebiedsdelen voorkomen met (soms grootschalige) kantoorconcentraties, winkelvoorzieningen, horeca en andere stedelijke voorzieningen. Voor het plangebied geldt dat er geen sprake is van kantoorlocaties, horeca en andere stedelijke voorzieningen, maar slechts voorzieningen die de woonfunctie ondersteunen.

3.2.3 Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP)

Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Wateringse Binnentuinen is op de plankaart van het RSP in zijn geheel aangeduid als 'nieuw stads- en dorpsgebied'. Bij 'nieuw stads- en dorpsgebied' worden in het RSP gebieden verstaan die sinds ongeveer 1996 bestaand of in voorbereiding zijn.

3.2.4 Structuurvisie Den Haag 2020

De 'Structuurvisie Den Haag 2020' (vaststelling gemeenteraad d.d. 17 november 2005) is de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie, te benutten. De structuurvisie gaat uit van een ontwikkeling naar 515.000 inwoners en 260.000 arbeidsplaatsen in 2020. Daarvoor is een extra toevoeging van 37.000 woningen nodig bovenop de in uitvoering zijnde plannen voor de Vinexlocaties, de Westlandse Zoom en de herstructureringswijken. In die extra toevoeging ligt de nadruk op appartementen in bestaand bebouwd gebied. De toename van ruim 40.000 arbeidsplaatsen vindt overwegend plaats in de diensteneconomie. De Wéreldstad aan Zee krijgt vorm door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan). In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot zijn recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen.

Wateringse Binnentuinen als onderdeel van Wateringse Veld is geen onderdeel van een ontwikkelingsgebied. De ontwikkeling van de nieuwe woonlocatie is een voortzetting van het bestaande VINEX beleid en geldt in die zin als een consolidatiegebied. Wel maakt het plangebied deel uit van de Schakelzone Lozerlaan. Deze kansenzone krijgt na de voltooiing van de rijksweg A4 een meer strategische ligging tussen Den Haag, het Westland en de Rotterdamse regio. Den Haag Zuidwest ligt dan niet langer aan de rand van de stad maar centraal in een nieuw en goed bereikbaar stedelijk gebied. Dat biedt kansen om een hoogwaardige schakel te maken tussen Den Haag en het Westland èn extra impulsen te geven aan de ingrijpende herstructurering die Den Haag Zuidwest de komende jaren ondergaat. Deze fysieke vernieuwing van het gebied is al in volle gang. De komende jaren staat verbetering van de sociale kwaliteit, de leefbaarheid en de kwaliteit van de voorzieningen en de openbare ruimte hoog op de agenda. Door de veranderingen in de infrastructuur aan de zuidwestzijde van de stad kunnen de lopende processen een extra impuls krijgen. Het doortrekken van de rijksweg A4-Midden-Delfland en de nieuwe rol van de Lozerlaan wijzigen de positie van Den Haag Zuidwest van een perifere buitenwijk in een strategisch gelegen stadswijk met een tweezijdige oriëntatie op de regio en stad. Wateringse Veld op zijn beurt raakt meer met Den Haag Zuidwest verbonden. Ook voor Wateringse Veld is het nieuwe winkelcentrum aan de Leyweg – met het nieuwe stadsdeelkantoor en andere publieksfuncties – hét nieuwe voorzieningenknooppunt. De verbinding met dit knooppunt en het centrum van Den Haag verbetert door het doortrekken van tramlijn 16 en de ontwikkeling van de regionale openbaarvervoerlijn 37 tussen Kijkduin en Zoetermeer.

3.3 Wonen

3.3.1 Haagse Woonvisie 2020

De Haagse Structuurvisie streeft naar groei van het inwoneraantal van de stad als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen en voor een goede economische sociale en culturele ontwikkeling: hiervoor zal het aantal woningen moeten groeien.

In de woonvisie Den Haag 2009-2020 is de groeiambitie vastgesteld op 20.000 tot 25.000 woningen. De woonvisie biedt ook de kaders voor deze groei. De kern van de woonvisie is: Als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen. De stad moet daarom in een breed scala aan type woonwensen kunnen voorzien. Dit vereist gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken. Hoewel differentiatie van woonmilieus en woonsferen het uitgangspunt is, moet dit binnen een stedelijk kader gebeuren. Daarom dient er gekozen te worden voor woonvormen die passen bij een stedelijke omgeving. De nieuwbouw zal daarom grotendeels plaatsvinden door appartementen en stadswoningen en tussenvormen daarvan.

Kansen voor groei en verdichting liggen veelal in de zogenaamde transformatiemilieus, waar verouderde bedrijventerreinen worden omgezet in gemengde woonwerkgebieden. Aan de stadsranden vindt eveneens uitbreiding plaats door transformaties in de overgangszones van stad naar platteland.

Sturend voor de transformatie en uitbreiding van woonmilieus is het beleid om selectieve migratie uit de stad van midden- en hogere inkomens om te buigen, om deze groepen aan de stad te binden en zo mogelijk van elders aan te trekken. Bij de herstructurering van de goedkope sociale voorraad in bestaande gebieden wordt getracht een woonmilieu te bieden dat inspeelt op woonwensen van bepaalde groepen midden- en hogere inkomens mede om segregatie, concentratie van kansarme bewoners en cumulatie van achterstandssituaties tegen te gaan. Een goed 'schoon, heel en veilig' leef- en woonklimaat is een belangrijke voorwaarde voor alle stedelijke woongebieden. Daarnaast moeten voldoende, goede en betaalbare woningen voor de lage inkomensgroepen blijven bestaan”.

Woonwagens

Aangrenzend aan het plangebied ligt de woonwagenlocatie Strijpkade en nabij het plangebied, aan de overzijde van de Noordweg, de woonwagenlocatie Jan Hanlostraat. Hiervoor is een bestemmingsplan in voorbereiding. In het plangebied van Wateringse Binnentuinen zijn woonwagens niet toegestaan.

3.3.2 Nota Kamerbewoning

In de Nota Kamerbewoning (2009) is het beleid inzake kamerbewoning opgenomen. Kamerbewoning in de vorm van zelfstandige woonruimte is in de hele stad toegestaan met een bouwvergunning. Vanaf vijf personen gelden onder meer brandveiligheidseisen die zijn opgenomen in de gebruiksvergunning.

Met uitzondering van een aantal kwetsbare gebieden, is alle kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte in de hele stad toegestaan. Kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte tot en met vier personen is vergunningvrij.Vanaf vijf personen zijn een onttrekkingsvergunning van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte noodzakelijk en gelden onder meer brandveiligheidseisen die zijn opgenomen in de gebruiksvergunning.

In de kwetsbare gebieden is kamerbewoning in de vorm van zelfstandige woonruimte toegestaan. Kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte is t/m twee personen toegestaan zonder vergunningen. Voor kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte aan meer dan twee personen geldt voorlopig voor een periode van twee jaar een stop. Dit geldt alleen voor de omzetting van zelfstandige woningen naar kamers in de vorm van onzelfstandige woonruimte. Nieuwbouw van woongebouwen, waarin kamers worden geëxploiteerd is onder voorwaarden in de hele stad toegestaan. Wateringse Binnentuinen behoort niet tot de kwetsbare wijken.

3.4 Onderwijs, Cultuur En Welzijn

3.4.1 Onderwijs en peuterspeelzaalwerk

Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente, in samenwerking met de schoolbesturen, voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het primair, speciaal en voortgezet onderwijs over de stad en zijn scholen op termijn zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest.

In paragraaf 5.3 is uitgewerkt hoe dit beleid in het bestemmingsplan is geregeld.

3.4.2 Cultuur

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.

3.4.3 Welzijn

Welzijn in de wijk

Met het raadsbesluit Welzijn in de wijk is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt
  • bewoners in staat te stellen om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wij- en buurtniveau en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

Kinderopvang

In het gebied is een aantal kindercentra aanwezig, waarin door verschillende organisaties zowel dagopvang als buitenschoolse opvang wordt aangeboden. Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang wettelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden.

In paragraaf 5.3 wordt toegelicht hoe hiermee in het bestemmingsplan is omgegaan.

3.4.4 Maatschappelijke zorg en volksgezondheid

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening en voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang.

In paragraaf 5.3 wordt toegelicht hoe met dit beleid in het bestemmingsplan is omgegaan.

3.4.5 Spelen

Conform de richtlijn van de gemeente Den Haag moet bij nieuwe uitleglocaties en herstructureringsprojecten 3% van de oppervlakte voor wonen voor speelruimte worden ingericht. Groenvoorzieningen die als informele speel- en recreatieruimte kunnen fungeren worden hierin meegeteld. De gemeente gaat bij de spreiding van speelvoorzieningen uit van actieradii. Deze verschillen per leeftijdsgroep omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. De actieradii zijn als volgt:

leeftijd actieradius minimale oppervlakte aantal kinderen per speelvoorziening
0-6 jaar 100 meter 250 m² 50-75
7-12 jaar 400 meter 500 m² 75-100
13-18 jaar 1.000 meter >750 m² 100-125

Als niet conform de richtlijn van de gemeente Den Haag 3% van de oppervlakte voor wonen voor spelen kan worden of is ingericht, kan door 1) het autoluw maken van een primair woongebied en 2) samenwerken met scholen en sportverenigingen worden overwogen om het potentieel aan speelruimte te vergroten.

In paragraaf 5.3 wordt toegelicht hoe hiermee in het bestemmingsplan is omgegaan.

3.5 Economisch Beleid

3.5.1 Impuls Haagse economie

Op 20 januari 2005 werd door de gemeenteraad de nota 'Impuls Haagse economie' vastgesteld. De nota presenteert het economisch beleidskader voor de periode van 2005-2010 en beschrijft de acties die volgens de gemeente nodig zijn om de lokale economie in de komende jaren een impuls te geven. Het economisch beleidskader heeft geleid tot drie ontwikkelingsrichtingen waarlangs de gemeente Den Haag het economisch beleid wil vormgeven:

  1. a. het verbeteren van het vestigingsklimaat voor het midden- en kleinbedrijf;
  2. b. kennis is kracht (gericht op uitbreiding van de kennisintensieve sector);
  3. c. binden en boeien (gericht op behoud en uitbreiding van het inwonertal).

De nota heeft geen specifieke betrekking op het plangebied Wateringse Binnentuinen.

3.5.2 Kantoren

Op 21 februari 2007 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden een nieuwe kantorenstrategie vastgesteld. De strategie is erop gericht vraag naar en aanbod van ruimte voor kantoorbehoevende ondernemingen en instellingen de komende decennia met elkaar in evenwicht te houden, op onderscheiden kwaliteitsniveaus en per deelperiode. Op de bijbehorende locatiekaart zijn in Wateringse Binnentuinen bestaande noch nieuwe kantoorlocaties aangewezen.

3.5.3 Bedrijven

De nota Bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005-2020 geeft aan hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur te versterken voor de periode tot 2020. Tevens zijn in de nota voorstellen opgenomen over het toekomstperspectief van enkele afzonderlijke bedrijventerreinen. Overwegingen van behoud van werkgelegenheid in de stad en versterken van de ruimtelijk-economische structuur liggen daaraan ten grondslag. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers die gebonden zijn aan een binnenstedelijke locatie in de stad te faciliteren. In Wateringse Binnentuinen zijn geen bedrijventerreinen.

3.5.4 Functiemenging

3.5.5 Horeca

In het plangebied bevindt zich geen horeca en er zijn geen horecavestigingen gepland.

3.5.6 Detailhandel

Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006-2011 vastgesteld. De nota beoogt de winkelfunctie van de Haagse binnenstad te versterken. De consument moet meer keuze en kwaliteit worden geboden. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt. Dat heeft een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie. In dat kader geeft de nota een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in de structuurvisie is aangegeven.

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. Zij geeft de ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locatie is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. De vestiging van nieuwe winkels wordt aan dit beleid getoetst.

In het plangebied zijn geen detailhandelconcentraties gepland.

3.6 Sport

De doelstelling van het gemeentelijke Sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat. Dit met het oogmerk dat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig en intensief sporten, op een prettige verantwoorde manier en bij voorkeur in georganiseerd verband. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk te maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

In het onderhavige gebied zijn geen gemeentelijke sportvoorzieningen gepland. In voldoende mate liggen zowel Haagse als Rijswijkse overdekte- en onoverdekte sportvoorzieningen rond dit gebied.

3.7 Verkeer En Parkeren

3.7.1 Verkeersplan. Verkeersbeleid tot 2010

Verkeer algemeen

Het verkeer- en parkeerbeleid van de gemeente Den Haag is neergelegd in de beleidsnota 'Verkeersplan. Verkeersbeleid tot 2010', in de meerjaren- en uitvoeringsprogramma's voor de fiets en de verkeersveiligheid. Dit beleid is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroomroutes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Daarnaast zijn er de uitwerkingen op het niveau van stadsdelen, zoals het Verkeerscirculatieplan Centrumgebied.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer tracht de gemeente zoveel mogelijk te concentreren op een stelsel van hoofdroutes met voldoende capaciteit. Dit is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken en draagt bij aan de verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten. De intensiteit van het verkeer op hoofdverkeerswegen is relatief hoog. De maximumsnelheid is in de meeste gevallen 50 km/h, incidenteel 70. De directe ontsluiting van aanliggende bestemmingen via in- en uitrit(ten) wordt evenals het langsparkeren zoveel mogelijk vermeden. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is ook van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten).

Buurtontsluitingswegen zijn straten met doorgaande rijbanen voor (gemotoriseerd en niet-gemotoriseerd) verkeer die in hoofdzaak dienen voor de ontsluiting van wijken en buurten en het verkeer tussen deze wijken en buurten. Het aandeel doorgaand verkeer en de intensiteit van het verkeer zijn lager dan bij hoofdverkeerswegen. De maximumsnelheid is 50 km/h, in een enkel geval 30 km/h. Net als hoofdverkeerswegen zijn straten vaak onderdeel van de routes voor de brandweer en andere hulpdiensten, wat bijzondere eisen stelt aan de (her)inrichting van de weg. Parkeren direct langs de weg is mogelijk en in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van direct aanliggende bestemmingen zijn niet uitgesloten.

De erfontsluitingswegen zijn verblijfs- en woonstraten die bestaan uit rijbanen voor alle lokaal, gebiedsgebonden verkeer, ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. De intensiteit en de snelheid van het verkeer – maximaal 30 km/h – zijn laag. Fietsers maken gebruik van de rijweg; aparte fietspaden komen slechts voor als ze ook onderdeel zijn van langere, doorgaande routes. Voetpaden en parkeerplaatsen maken deel uit van het wegprofiel.

Voor het plangebied Wateringse Binnentuinen is de verkeersstructuur vastgelegd in het Stedebouwkundig Plan Wateringse Binnentuinen. De hoofdontsluiting van het gebied vindt plaats via de Noordweg aan de noordzijde en aan de zuidzijde via de Zuiderveldlaan, de Santiagosingel en de Laan van Wateringse Veld. Via deze routes is het plangebied aangetakt op de stedelijke hoofdroutes voor het autoverkeer en het regionale en nationale hoofdwegennet. De Zevenwoudenlaan is de centrale ontsluitingsroute van de wijk tussen de Noordweg en de Zuidenveldlaan. De oude routes via de Tomatenlaan en Strijpkade zijn voor het autoverkeer geen doorgaande routes meer maar blijven bereikbaar voor bestemmingsverkeer. Het plangebied kent daardoor geen aantrekkelijke doorgaande routes voor het autoverkeer en heeft een verkeersluw karakter. Alle wegen in het gebied maken ook onderdeel uit van een 30 km/uur gebied.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen zowel bij woningen en werklocaties maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

In 2007 is het Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010 vastgesteld. Daarin is het hoofdroutenetwerk opgenomen. Dit netwerk is een basisnetwerk voor veilige, rechtstreekse en comfortabele verbindingen tussen stadsdelen. Een van de speerpunten van het fietsbeleid voor de komende jaren is de aanleg van ontbrekende schakels in het hoofdroutenetwerk. Het plangebied kent een tweetal doorgaande langzaam-verkeersroutes tussen Rijswijk De Strijp en het deelgebied Hoge Veld via de Meijerijlaan en de Reiderlandlaan. In noord-zuid richting is er een doorgaande fietsroute via de Ellertsveldlaan. Daarnaast behouden de Strijpkade en de Tomatenlaan hun doorgaande functie voor de fiets en voetganger.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's is een belangrijke sleutel in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate voorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor attractiepunten die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het beperken van het autogebruik en het streven naar een leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen.

Het parkeerbeleid is er op gericht om via een stelsel van parkeernormen, voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw te creëren. Zo mogelijk wordt in voorkomende gevallen tegelijkertijd getracht bestaande parkeerproblemen aan te pakken. Dit gebeurt veelal in combinatie met flankerend beleid zoals de inrichting van de weg en beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen.

Uitgangspunt is dat de benodigde parkeerplaatsen in een (bouw)plan ook daadwerkelijk op eigen terrein worden gerealiseerd. Het parkeeraspect wordt bij de beoordeling van de aanvraag van een bouwvergunning getoetst en beoordeeld aan de hand van de door de gemeenteraad vastgestelde parkeernormen. De wijze van toetsen en de normen zijn onderdeel van de gemeentelijke bouwverordening.

De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer. In voorkomende gevallen kan bij individuele bedrijven of instellingen indien daar aanleiding toe bestaat, onder zekere voorwaarden, maatwerk worden geleverd. Veelal vormt dan een specifiek bedrijfsvervoerplan de basis voor nadere afspraken over het parkeren met de initiatiefnemer van het betreffende plan.

In het plangebied is een parkeernorm gehanteerd met een differentiatie naar woningtypen (grootte) variërend van 1,3 tot 1,8 parkeerplaats per woning. Deze parkeernorm is een ondergrens om problemen in het openbare gebied in de toekomst te voorkomen.

Hoe dit beleid in Wateringse Binnentuinen is toegepast in het bestemmingsplan is uitgewerkt in 5.3.

3.8 Cultuurhistorie En Archeologie

3.8.1 Gemeentelijk beleid

De gemeente Den Haag draagt sinds 1982 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het archeologie beleid van de gemeente is er op gericht:

  • te zorgen voor het behoud van zoveel mogelijk archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
  • te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;
  • een archeologisch depot te onderhouden waar alle in Den Haag aangetroffen archeologische voorwerpen op een veilige en systematische manier kunnen worden bewaard;
  • te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek middels tentoonstellingen, publicaties, presentaties etc. onder de aandacht worden gebracht van de Haagse burger.

Voor het uitvoeren van het archeologisch beleid, voor het ontwikkelen van nieuw beleid dienaangaande en voor het nemen van beslissingen aangaande beheer en behoud van archeologische waarden hebben Burgemeester en wethouders de Afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer gemandateerd.

Het huidige archeologische beleid is verwoord in de gemeentelijke beleidsnota Archeologie 2000-2005. Een nieuwe beleidsnota zal zijn geënt op de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), als onderdeel van de gewijzigde Monumentenwet 1988. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden en kent enkele nieuwe elementen.

Een nieuw element is de bepaling dat “de verstoorder betaalt”: initiatiefnemers van projecten die schade aan archeologische waarden zullen veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek. Daarnaast legt deze wet ook de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden.

In het kader van deze wet is een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart opgesteld. Deze zal een plaats krijgen in het gemeentelijke beleid en zal worden opgenomen in de gemeentelijke Monumentenverordening.

De Haagse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar zeer ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. Indien in een in voorbereiding zijnde bestemmingsplan gebieden met archeologische waarden en/of verwachtingen aanwezig zijn, zoals het onderhavige, dan staan deze gebieden aangegeven op de plankaart binnen de aanduiding “ waarde Archeologie II”. Voor werkzaamheden die daar de grond roeren, geen bouwwerken zijnde, is een aanlegvergunning noodzakelijk, zoals aangegeven in de voorschriften van het bestemmingsplan. Dat geldt eveneens voor roeren van grond in het kader van een bouwvergunning. Bij bouwvergunningvrije bouwwerken, waarbij de grond geroerd wordt, geldt de verplichting van het hebben van een aanlegvergunning. Voor beide geldt overigens een vrijstelling als het te bebouwen of te verstoren oppervlak minder dan 50 m2 bedraagt.

Initiatiefnemers dienen bij de aanvraag van bovengenoemde aanlegvergunning of bouwvergunning een rapport te overleggen. Daarin moet de daadwerkelijke archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord zijn vastgesteld.

Het vaststellen van de daadwerkelijke archeologische waarde vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van proefputten of proefsleuven. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Voor zover deze stappen gevolgd moeten worden, dienen deze in dat rapport opgenomen te worden met vermelding van de resultaten. Teneinde onnodige procedures te vermijden wordt initiatienemer verzocht vooraf contact op te nemen met de Afdeling Archeologie van de gemeente.

Uitvoering van archeologisch (voor)onderzoek is in Nederland voorbehouden aan daarvoor vergunninghoudende bedrijven of instanties. De Afdeling Archeologie is daar één van.

3.9 Openbare Ruimte

De Kadernota Openbare Ruimte (2004) is voor de gemeente Den Haag het beleidskader voor de inrichting (eenvoud, harmonie en ruimte), het onderhoud (schoon, heel en veilig) en het gebruik (functioneel, veelzijdig en flexibel) van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. Er zijn drie kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:

  • Residentie Kwaliteit: standaard- of basiskwaliteit
  • Hofstad Kwaliteit: bijzondere kwaliteit
  • Maatwerk Kwaliteit: geeft marktpartijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven, in een publiekprivate samenwerking (PPS)

Voor het plangebied geldt dat de vormgeving en materialisering gericht is op een combinatie van samenhang en verscheidenheid. Het eerste wordt bereikt door overeenkomstige materialen als basis te gebruiken. De verscheidenheid wordt bereikt door uit te gaan van verschillende typen openbare ruimten. In de inrichting is groen dominant aanwezig als zijnde een vooraanstaand “Haags” thema. Brede groene grasbermen of plansoenstroken en centrale plantsoenen worden in elke buurt teruggevonden in wisselende groottes.

Voor het bestemmingsplangebied Wateringse Binnentuinen geldt de kwaliteitsstandaard 'Residentiekwaliteit'.

3.10 Groen

3.10.1 Groen kleurt de stad, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015

In de nota “Groen kleurt de stad”, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven.

Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:

  1. 1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker.
  2. 2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  1. 1. ruimte voor groen in en om de stad;
  2. 2. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  3. 3. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  4. 4. samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de “Structuurvisie 2020” in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten. In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de “Stedelijke Groene Hoofd Structuur” en een kaart met “Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur”.

De groenstructuren aan de oostzijde van de Tomatenlaan en aan de zuidkant van het bestemmingsplangebied 'het Vlietpark' maken deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Deze groene structuren behoren tot het wijk- en buurtgroen en de ecologische verbindingszones in Wateringse Veld. Ze hebben een grote belevings-, gebruiks- en natuurwaarde voor de omwonenden.

3.10.2 Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018

In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

Het plangebied maakt gedeeltelijk deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur: een strook percelen aan de oostzijde van de Tomatenlaan en het oostelijk deel van het Vlietpark behoren tot de ecologische verbindingszones Erasmusveld en Tomatenlaan. Deze ecologische verbindingszones maken onderdeel uit van de verbinding tussen Den Haag Zuidwest en de Zwethzone. Het streefbeeld voor beide zones is een natte verbinding met plas- en draszones, poelen, zonbeschenen, flauwe oevers, bloemrijk grasland, struweel en houtwallen van vochtige, voedselrijke bodems. Ook maken de meeste watergangen in het bestemmingsplangebied deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. De watergangen functioneren samen met hun oevers als natte verbinding voor planten en dieren die in watermilieus leven.

In Wateringse Veld en op regionaal niveau vervult de ecologische verbindingszone een belangrijke ecologische functie. Inheemse soorten als wilg, els en populier, het ontbreken van beschoeiing op de overgang van water naar land en brede rietzones en oevervegetatie dragen bij aan de betekenis van dit gebied in de ecologische infrastructuur. Daarnaast heeft de grote oppervlakte aan oevervegetatie een zuiverende werking op het water, dat via een pomp en een randsloot circuleert. De inrichting voorziet in schuilplekken en tijdelijke verblijfplaatsen voor de doelsoorten van deze verbindingszone. Looprichels en doorlopende beplanting voorzien (in de toekomst) in een doorlopende verbinding.

3.11 Water

3.11.1 Waterplan Den Haag 1998-2012

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen een plan voor het stedelijk waterbeheer opgesteld: Waterplan Den Haag 1998-2012 (1999). In het plan is het 'integraal waterbeheer' in Den Haag concreet uitgewerkt. Het plan behelst een visie op het samenhangend beheer van riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater in Den Haag op middellange termijn.

Met haar ligging aan zee, duinen, grachten, polders en stadsparken vervult water in de gemeente Den Haag verschillende rollen: de functie van water in het centrum is anders dan die van water langs de duinen of in de Noordpolder en het Wateringse Veld. Oppervlaktewater, bijvoorbeeld grachten en boezemwater, is bepalend voor het functioneren van het totale watersysteem. Vanwege het karakter van een grote stad als Den Haag en de verschillende rollen die water erin vervult, kiezen het Hoogheemraadschap en de gemeente in het Waterplan Den Haag 1998-2012 voor drie verschillende ambitieniveaus voor het stedelijk watersysteem:

  • in 'Water dat siert' staat de belevingswaarde centraal. Oppervlaktewater ziet er aantrekkelijk uit, stinkt niet, wateroverlast wordt voorkomen en er is ruimte voor oever- en waterplanten en een aantal diersoorten. Recreatie zoals sportvissen en kanoën is mogelijk. Vooral water in en rond het centrum moet aan deze ambitie voldoen.
  • 'Water dat behaagt' staat naast de belevingswaarde duurzamer beheer en een sterkere natuurwaarde voor. Zulke gebieden zijn bijvoorbeeld Benoordenhout en Mariahoeve.
  • bij 'Water dat leeft' is sprake van een duurzaam beheer en kan zich natuur ontwikkelen die afhankelijk is van goed water. Vervuiling waaronder die uit riooloverstorten is zo goed als geëlimineerd. In Den Haag gaat het om Haagse Beek, Wateringse Veld en Leidschenveen/Ypenburg.

3.11.2 Waterbergingsvisie Den Haag

Na het Waterplan Den Haag 1998-2012 brachten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld en spraken zij maatregelen af om het waterbergingstekort in de verschillende delen van de stad op te lossen: de Waterbergingsvisie Den Haag (2003). Uitgangspunt van de Waterbergingsvisie Den Haag is het voorkomen van problemen met waterberging bij nieuwe ontwikkelingen in de stad door uitvoering van de maatregelen voor verbetering van de waterberging die in de visie zijn opgenomen. Maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit blijven bij nieuwe ontwikkelingen nog wel noodzakelijk. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen wegen Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland in onderling overleg water mee in de planvorming en passen zij water op een creatieve manier in het stedelijk gebied in.

3.11.3 Watertoets

In een vroeg stadium is uitgebreid overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap Delfland om te komen tot een goede invulling van de watervraagstukken in Wateringse Veld. Daarna is overleg gevoerd tijdens het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing van het project ten behoeve waarvan vrijstelling van het geldende bestemmingsplan moest worden verleend (zie paragraaf 1.1). Ten aanzien van de verschillende waterthema's is gezamenlijk gekeken naar de beleidsmatige vraagstukken en mogelijkheden voor oplossingen binnen het plangebied.

In overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland is gekomen tot een waterparagraaf voor het hele gebied van Wateringse Binnentuinen. De afspraken hierin zullen bij elke afzonderlijke bouwaanvraag als vertrekpunt dienen.

De aspecten waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit, ecologie, onderhoud en bagger, afvalwater en riolering en de bestemming zijn evenals de opmerkingen van het Hoogheemraadschap van Delfland aldus verwerkt in het waterhuishoudkundig plan. Het plangebied ligt niet in de invloedssfeer van een ecologische zone, zodat dit onderwerp in onderhavig uitwerkingsplan niet aan de orde is.

Waterkering

In het plangebied ligt een waterkering. Deze is opgenomen in het plan.

Waterkwantiteit

In het plangebied wordt een substantiële hoeveelheid oppervlaktewater aangelegd. Het plan gaat uit van ruim 8% open water. In combinatie met een mogelijke peilstijging biedt deze oppervlakte voldoende ruimte voor waterberging: er wordt voldaan aan de bergingsnorm van 325 m³ per hectare.

De tabel geeft een overzicht van de bestaande en de nieuwe situatie van het oppervlaktewater in Wateringse Binnentuinen en de totalen van de Wippolder. Met de aanpassingen van het watersysteem wordt voldaan aan de waterbergingsopgave.

Tabel 1: dempen en graven oppervlaktewater Wateringse Binnentuinen (in m²)

Wateringse Binnentuinen bestaande situatie handhaven
dempen
graven nieuwe situatie
boezempeil 0,40 m -NAP 12.726 0 12.726 12.209 12.209
polderpeil 0,70/0,80 m -NAP 8.354 4.221 4.133 30.737 34.958
totaal 21.080 4.221 16.859 42.946 47.167
Wateringse Binnentuinen nieuwe situatie verschil bestaand/nieuw afwaterings-gebied %
boezempeil 0,40 m -NAP 12.209 -517 53.500 22,8%
polderpeil 0,70/0,80 m -NAP 34.958 26.604 365.712 9,6%
totaal 47.167 26.087 419.212 11,2%
Wippolder nieuwe situatie verschil bestaand/nieuw afwaterings-gebied %
totaal 104.755 61.112 1.146.678 9,1%

Waterkwaliteit en ecologie

Het ambitieniveau ten aanzien van de waterkwaliteit in het plangebied is de hoogste: 'Water dat leeft'. De voornaamste doelen zijn duurzaam waterbeheer en het ontwikkelen van waterafhankelijke natuur. De inrichting van het watersysteem met veel planten in en langs het water bevordert de waterkwaliteit. De ecologische zone in Wateringse Veld-Zuid, met oever- en waterplanten, zal evenwijdig aan de Tomatenlaan worden doorgetrokken.

Onderhoud en bagger

Voor het onderhoud van de watergangen en de waterkeringen gelden de verbods- en gebodsbepalingen uit de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland. Langs watergangen moet een beschermingszone in acht worden genomen, op en langs waterkeringen een kernzone en een beschermingszone. De hoofdwatergangen zullen na de overdracht worden onderhouden door het Hoogheemraadschap van Delfland. De overige watergangen door de gemeente. In het plangebied Wateringse Binnentuinen bevinden zich geen hoofdwatergangen. Op 4 april 2006 heeft de OCWV van Delfland een vergunning ontvangen, kenmerk 546686/05.80412. In deze vergunning werd ook gesproken over de afkoop onderhoud.

Afvalwater & riolering

Conform het rioleringsbeleid in de 'Leidraad Riolering' moeten alle panden in het plangebied – onderdeel van het stedelijk gebied – op de riolering zijn aangesloten. Door het aanleggen van een gescheiden rioolstelsel wordt invulling gegeven aan het rioleringsbeleid. Conform de 'Beslisboom afkoppelen' wordt in de waterhuishouding van het plangebied gestreefd naar afkoppeling van de regenwaterafvoer en zoveel mogelijk direct lozen van schoon water op het oppervlaktewater.

3.12 Natuur En Landschap

3.12.1 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten) is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.

In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen).

Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden.

Het bestemmingsplangebied maakt geen deel uit van en ligt niet nabij een Natura 2000-gebied.

3.12.2 Flora en fauna

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene, beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden.

In het bestemmingsplangebied zijn diverse soorten van de lichtste beschermingscategorie te verwachten, zoals de egel. Hiervoor geldt een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen. Er zijn geen waarnemingen van soorten van de middelste of zwaarste beschermingscategorie bekend. Wel worden er vleermuizen en broedende vogels verwacht in het hele bestemmingsplangebied en in het bijzonder in de delen die tevens tot de Stedelijke Groene Hoofdstructuur en de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur behoren. Wanneer er ruimtelijke ingrepen in het bestemmingsplangebied plaats zullen vinden, dient vooraf een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd te worden. Bij verstoring van soorten uit de middelste en zwaarste beschermingscategorie dient een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet aangevraagd te worden bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze ontheffing is aangevraagd en op 11 januari 2006 door het Ministerie verleend.

Voor broedende vogels wordt geen ontheffing verleend; er dient gewacht te worden met de werkzaamheden totdat alle jongen het nest definitief verlaten hebben. Als in de toekomst activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode, geldt voor soorten van de middelste beschermingscategorie een vrijstelling.

3.12.3 Boswet

De grote groengebieden vallen onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk.

Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.

In het bestemmingsplangebied liggen geen grote groengebieden waarop de Boswet van toepassing is.

3.12.4 Bomenverordening Den Haag

Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.

Er zijn geen monumentale bomen die op de 'Lijst monumentale bomen in Den Haag' zijn opgenomen in het bestemmingsplangebied aanwezig.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Algemeen En Gebiedsgericht Milieubeleid

4.1.1 Tien voor milieu

De nota Tien voor milieu; contouren voor milieubeleid 2006 - 2010 (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze Contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing. De Contourennota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame Wéreldstad aan Zee en legt verbanden met andere Haagse beleidskaders zoals de Structuurvisie Den Haag 2020 (paragraaf 3.2.4).

4.1.2 Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid (2005) dat werd geïntroduceerd in het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 welk plan door bovengenoemde Contourennota is opgevolgd. Het gebiedsgericht milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied waardoor de kwaliteiten van dat gebied verbeterd of beter beschermd kunnen worden.

Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip moeten hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengde gebieden met accent op wonen ('gemengd wonen'), gemengde gebieden met accent op werken ('gemengd werken'), verkeersinfrastructuur en groene hoofdstructuur en water.

Wateringse Binnentuinen behoort tot het gebiedstype Wonen: de hoofdfunctie is wonen. Er zijn verschillende woonvormen denkbaar: hoogbouw, laagbouw, ruim opgezet of juist dicht op elkaar. Het gaat om een min of meer monofunctioneel gebied met voorzieningen ten bate van het gebied zelf, bijvoorbeeld een school en kinderdagverblijf.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Gemengd wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de volgende milieuambities richtinggevend.

Thema Ambitie gebiedstype Wonen
Bodem Extra
Externe veiligheid Maximaal
Geluid Maximaal
Lucht Maximaal
Mobiliteit Extra
Schoon Extra
Water 'Water dat leeft'
Natuur Extra
Klimaat Maximaal

In de navolgende paragrafen wordt uitgewerkt hoe aan deze ambities in dit bestemmingsplan toepassing is gegeven.

4.2 Duurzaam Bouwen

De gemeente Den Haag streeft naar duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen behelst onder meer de toepassing van technieken die leiden tot CO2-neutrale en gezonde gebouwen en het gebruik van milieuvriendelijke materialen en waterbesparende apparatuur. Met haar beleid gericht op duurzaam bouwen wil de gemeente Den Haag de milieubelasting van bouwen fors verminderen. Dit beleid is complementair aan het gebiedsgericht milieubeleid (paragraaf 4.1.2). Duurzaam bouwen speelt een belangrijke rol bij het ambitieniveau maximaal voor het thema klimaat, binnen het thema water waar het gaat om ontkoppelen van hemelwater en ook bij het ambitieniveau basis voor het thema lucht.

De gemeente en haar partners beschikken samen over een aantal stimuleringsmaatregelen, gericht op het proces en de implementatie van duurzaam bouwen. De gemeente beveelt het concept Lage Temperatuur Verwarming (LTV) aan, waarmee gebouwen CO2-neutraal worden en toepassing van duurzame energiebronnen mogelijk is, zoals aardwarmte (geothermie) of de warmte die door middel van warmtepompen uit bijvoorbeeld (zee)water gehaald kan worden. Op wijkniveau kan de energieprestatie worden uitgedrukt in een Energie Prestatie op Locatie (EPL). Een EPL (Energie Prestatie op Locatie) drukt de energieprestatie van een gebouw of een wijk uit: een CO2-neutrale wijk heeft een EPL van 1,0; de EPC van woongebouwen moet in dat geval onder de 0,6 liggen. In een deel van het plangebied wordt al gebruik gemaakt van Lage Temperatuur Verwarming van bodembronnen en/of van de energiecentrale aan de De Constant Rebecquestraat. Daarmee neemt het rendement van de energiecentrale toe en neemt de uitstoot van NOx af. Verder moet in het plangebied overal duurzame energieproductie (wind, zon) mogelijk zijn en moet de bodem voor energieopslag kunnen worden gebruikt.Voor Wateringse Veld geldt sinds 1 januari 2006 de wettelijke EPC van 0,8.

Op gebouwniveau kan men het instrument Gemeentelijke Praktijk Richtlijn voor duurzaam bouwen (GPR) of vergelijkbare instrumenten toepassen. Dit bevordert prestatiegericht ontwikkelen en de ontwerpvrijheden blijven maximaal. Het Haags beleid voor duurzaam bouwen is vastgelegd in het raadsbesluit 'Duurzaam bouwen: Den Haag op weg naar een acht!' (2007). Met de GPR kan men op een schaal van 0 tot 10 het duurzaamheidniveau berekenen: alle nieuwbouw in Den Haag moet minimaal een 7 scoren, in 2009 mogelijk minimaal een 8. Een maatregel op het gebied van duurzaam bouwen die in het plangebied kan worden toegepast is de aanleg van groene daken die fijnstof, water en C02 binden. Bovendien koelen zulke daken in de zomer en isoleren ze in de winter.

De Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld werkt sinds 1 januari 2006 met het prestatiegericht beoordelingssysteem: GPR Gebouw. GPR Gebouw geeft op basis van het ontwerp voor verschillende thema's een kwaliteitsscore op een schaal van 1 tot 10 (5 = niveau bouwbesluit). Hoe hoger de kwaliteit – of hoe lager de milieubelasting – hoe hoger de score. In Wateringse Veld dienen ontwerpen tenminste aan de volgende prestatiecijfers te voldoen:

Tabel 2: Duurzaam Bouwen maatlat

Energie 6,6
Materiaal 7,5
Afval 6,6
Water 7,0
Gezondheid 6,6
Woonkwaliteit 7,5

4.3 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling danwel herontwikkeling van het plangebied of de projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden voor stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  1. a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  2. b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  3. c. het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig om de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Waar voorheen en nog steeds kleine bedrijven met bodembedreigende activiteiten waren en/of zijn gevestigd, is sprake van verdachte deellocaties. Hiervoor vond nog geen bodemonderzoek plaats. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering plaatsvond, moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd en eventueel worden gesaneerd. Daarnaast zijn er locaties waar het reeds uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd, dat wil zeggen ouder dan vijf jaar is. Als voor deze locaties plannen voor herinrichting en/of nieuwbouw worden ingediend, moet het bestaand bodemonderzoek worden geactualiseerd.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Algemene beginselen externe veiligheid

In externe-veiligheidsbeleid van de rijksoverheid mogen burgers voor hun veiligheid rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau: het plaatsgebonden risico. Het Besluit Externe Veiligheid (BEVI) drukt het plaatsgebonden risico uiteindelijk uit in wettelijk verplichte afstanden tussen de bron en een kwetsbare object, bijvoorbeeld woningen (zie hierna).
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers: het groepsrisico. Voor de bepaling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico hanteert het BEVI een z.g oriëntatiewaarde. (voorkeurswaarde) . Als de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststelt waarin de bouw van een kwetsbaar object wordt toegelaten, moet ze de oriëntatiewaarde verantwoorden (zie hierna). De waarde vormt een combinatie van de kans dat per jaar een fataal ongeluk plaatsvindt en het aantal doden dat daarbij kan vallen. Het wordt in een grafiek uitgedrukt, de FN-curve. De verticale as geeft de kans op een calamiteit aan (bijvoorbeeld 1 op de miljoen, dat is 10-6)de horizontale as het aantal doden bij die calamiteit.

De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van de weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plangebied ligt niet binnen 200 m van een snelweg of andere delen van de Route gevaarlijke stoffen zoals deze bij besluit van 25 maart 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is daarom niet noodzakelijk.

4.4.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Delft-Leiden. Over dit baanvak vindt bovendien geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk.

4.4.4 Buisleidingen

Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid van hogedruk aardgastransportleidingen en de toetsingsafstanden volgens de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen, van 26 november 1984. Het plangebied ligt buiten de toetsingsafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Een nadere risicobeoordeling op grond van deze circulaire is niet noodzakelijk.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in de Memorandum van de Gasunie “Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3” van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07.0138.

Het plangebied ligt buiten de inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend/verantwoord.

4.4.5 Inrichtingen

In het plangebied bevinden zich drie propaantanks elk gelegen bij een bouwkeet. De tanks hebben een inhoud van maximaal 3 m³ per tank en een bevoorradingsfrequentie tot maximaal vijf keer per jaar (de tanks maken geen deel uit van een procesinstallatie maar worden voor verwarmingsdoeleinden gebruikt). Propaantanks met een inhoud = 13 m³ vallen onder het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer. In artikel 3.28 van dit besluit worden de externe veiligheidsafstanden genoemd. Bij een propaantank met een inhoud = 5 m³ en een bevoorradingsfrequentie tot maximaal vijf keer per jaar moet een afstand van 10 meter tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aangehouden worden. De afstand tot gebouwen waarin bijzonder kwetsbare groepen verblijven of waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn is 25 meter.

Het betreft hier echter een bouwterrein waar de gebouwen (kwetsbare objecten) nog in aanbouw zijn of gebouwd moeten worden. De kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn dus nog niet aanwezig. Wanneer de woningen, de school en de kinderdagverblijven worden opgeleverd, dus wanneer de bouwwerkzaamheden zijn beëindigd, zullen de bouwketen met de propaantanks verwijderd worden. Er hoeft geen rekening gehouden te worden met de externe veiligheidsafstanden van deze tanks tot de in aanbouw zijnde objecten. Binnen de veiligheidscontour van de propaantanks zijn geen bestaande (beperkt) kwetsbare objecten gelegen.

Er zijn verder geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m (invloedsgebied) vanaf de grens van het plangebied. In of nabij het plangebied zijn geen aardgasregel- en meetstations aanwezig. Een nader onderzoek naar het groepsrisico als gevolg van stationaire risicobronnen is niet vereist.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Het NSL volgt uit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Het overgangsrecht bepaalt dat projecten die nog niet onherroepelijk waren op 1 augustus, maar waarvan de procedure al is gestart voor het van kracht worden van het NSL, toch dienen te worden getoetst aan de regelgeving zoals deze geldt na het van kracht worden van het NSL.

In het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen' (luchtkwaliteitseisen) staat dat projecten doorgang mogen vinden als de uitvoering ervan 'niet in betekende mate'(NIBM) bijdraagt aan de concentraties NO2en PM10. Sinds het NSL geldt dat de toename van NO2 en PM10, als gevolg van de planontwikkeling, niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde (40 µg/m³) mag zijn.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' (luchtkwaliteitseisen) is deze 3% omgezet naar het aantal woningen dat valt binnen de 3%. De invloed van een woonwijk met 1500 woningen valt binnen de 3% grens en voldoet aan het begrip NIBM.

Het bestemmingsplan Wateringse Binnentuinen maakt het mogelijk om ongeveer 850 woningen, 2 scholen en twee kinderdagverblijven te realiseren. Gezien het gegeven dat de scholen en de kinderdagverblijven minder verkeer zullen genereren dan 650 woningen (de ruimte die overblijft tot het maximum van 1500 woningen) kan worden gesteld dat de ontwikkelingen ruim binnen de grens van NIBM vallen. Dit wordt nog versterkt door het gegeven dat bij meerdere ontsluitingswegen het aantal woningen evenredig hoger mag zijn om te blijven voldoen aan het begrip Niet in betekenende mate.

Een toetsing aan de grenswaarden is niet nodig. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer vormen geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Bij de reconstructie van wegen en/of spoorwegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld in het kader van de Wgh.

Het doel van het akoestisch onderzoek is het berekenen van de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de rooilijnen van de nieuw te realiseren woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. In dit onderzoek worden de geluidgevoelige bestemmingen uit dit plan onderzocht, daar deze nieuwbouw gelegen is binnen de wettelijke toetsingszone van de Noordweg, het Oosteinde, de Tomatenlaan, de Leyweg en de Strijpkade. Het doel van het akoestisch onderzoek is het berekenen van de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de rooilijnen van de nieuw te realiseren woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen.

Voor de overige wegen gelegen in de nabije omgeving van of in het plangebied geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. In de zin van de Wet geluidhinder zijn dergelijke wegen niet-zoneplichtig en zouden derhalve buiten beschouwing kunnen blijven. Gelet op jurisprudentie blijken 30 km/uur wegen, vanuit het oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening', toch akoestisch onderzocht te moeten worden. Derhalve worden de ontsluitingswegen van het plangebied, de Meierijlaan (en in het verlengde de Limastraat), de Zuidenveldlaan (en in het verlengde de Santiagosingel) en de Zevenwoudenlaan, wel bij dit onderzoek betrokken.

De Liemersingel, de Oostergosingel, de Ellertsveldlaan, de Reiderlandlaan, de meest noordelijke oost-west-verbindingsweg en de overige woonstraten in het plangebied hebben een maximum snelheid van 30 km/uur. Ook deze wegen zijn in het onderzoek betrokken.

Met betrekking tot de zoneplichtige wegen blijkt uit de berekeningsresultaten dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Noordweg ten hoogste 58 dB bedraagt, de geluidbelasting ten gevolge van Oosteinde ten hoogste 51 dB, ten gevolge van de Strijpkade ten hoogste 48 dB, ten gevolge van de Leyweg ten hoogste 41 dB en ten gevolge van de Tomatenlaan ten hoogste 39 dB. Al deze waardes zijn exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh van 5 dB. Dit betekent dat na aftrek ex artikel 110g Wgh de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden ten gevolge van het wegverkeer op de Noordweg. De grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Er is verder onderzoek naar mogelijke geluidreducerende maatregelen noodzakelijk.

Voor alle overige zoneplichtige wegen geldt dat na aftrek van ex artikel 110g Wgh de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden wordt. Verder onderzoek en geluidreducerende maatregelen zijn daarvoor niet noodzakelijk.

Ter beperking van de overschrijding van de voorkeursgrenswaarden ten gevolge van de Noordweg op het bouwplan zijn drie maatregelen bekeken. Op basis van de maatregelen die in het geluidsrapport wordt voorgesteld, wordt een ontheffingsprocedure ten behoeve van hogere grenswaarden in de zin van de Wet Geluidhinder doorlopen.

Aangezien het verkavelingsplan voor het meest noordelijke deel van het plangebied nog niet definitief bekend is, kan het definitieve aantal woningen dat het betreft niet worden aangegeven. Voor het noordelijke gebied (fase IV) is daarom uitgegaan van de bouwblokken, rooilijnen en maximale woningaantallen. Het binnenmilieu wordt beschermd door de eisen opgelegd vanuit het Bouwbesluit. De geluidwering van de gevel dient zodanig te zijn dat het resulterende geluidniveau in de woning niet meer bedraagt dan 33 dB. Bij deze berekening wordt de cumulatieve geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer gebruikt. Gelet op de voorgenomen samenstelling van de uitwendige scheidingsconstructie van de nieuw te realiseren bebouwing, dient te worden beoordeeld of met de beoogde (bouw)materialen kan worden voldaan aan de aanvullende eis betreffende het ten hoogst toelaatbare binnenniveau voor de woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen.

Ten gevolge van de Zevenwoudenlaan bedraagt de geluidbelasting exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh ten hoogste 63 dB. Deze geluidbelasting treedt op bij de nieuwbouw tussen de Noordweg en de Reiderlandlaan. Op dit weggedeelte van de Zevenwoudenlaan is de verkeersintensiteit het grootst (3.175 mvt/etm). Zuidelijker op de Zevenwoudenlaan is de verkeersintensiteit lager (1.771 en 917 mvt/etm), waardoor in dit gebied de geluidbelasting 3 - 5 dB lager is.

Ten gevolge van het wegverkeer op de Meierijlaan bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 61 dB en ten gevolge van de Zuidenveldlaan is de hoogste geluidbelasting 53 dB. Ten gevolge van de overige 30 km/uur wegen bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 58 dB. Deze waardes zijn exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh.

Omdat 30 km/uur wegen geen wettelijke zone hebben zijn er vanuit de Wgh geen verplichtingen. Gelet op de jurisprudentie aangaande dit punt blijkt echter dat de geluidsbelasting wel inzichtelijk gemaakt dient te worden. Vanuit het oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening' kan wel door de gemeente worden overwogen de relatiefhoge geluidbelasting langs deze wegen te beperken.

Het vervangen van de klinkers door stille klinkers op de Zevenwoudenlaan (tussen Noordweg en Reiderlandlaan) levert een geluidreductie op van 3 dB. De hoogste geluidbelasting bedraagt daarna nog 60 dB.

Het volledige rapport van het geluidsonderzoek is opgenomen in Bijlage 1 - Geluidsonderzoek.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten vermeld van gepleegd onderzoek. Dit onderzoek diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand van deze resultaten wordt in paragraaf 5.2 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.3 en de toelichting op de bestemmingen in hoofdstuk 6 beschreven worden.

5.2 Stedenbouwkundige En Beeldkwaliteitsplan

5.2.1 Algemeen

De Vinexlocatie Wateringse Veld wordt in de Stedenbouwkundige Visie Wateringse Veld (februari 1995) gekenschetst als nieuwe tuinstad. In de gerealiseerde buurten van Wateringse Veld is dit tuinstadkarakter duidelijk tot uiting gekomen. Naast gevarieerde woningbouw bepalen groen, zowel in de straten als op particulier terrein, en water in grote mate het beeld van de wijk. Binnen de totaalopzet van Wateringse Veld heeft het plangebied Wateringse Binnentuinen een suburbaan karakter toegewezen gekregen, waarin groen en/of water een nog meer voorname plaats innemen. Daarmee wordt het contrast gezocht met de ernaast gelegen meer stedelijke buurt Hoge Veld

In de toelichting van het bestemmingsplan Wateringse Veld wordt het plangebied Wateringse Binnentuinen, toen nog 'Boezemland' genoemd, beschreven als een buurt waarin de bebouwing geconcentreerd was in een viertal carrés van eengezinswoningen rond groene hoven, elk aan drie kanten omgeven door singels. De bebouwingsdichtheid werd bepaald op een dichtheid tussen de 40 en 50 woningen per hectare. Anders dan deze voorstelling van de stedenbouw in het bestemmingsplan Wateringse Veld is in de loop van de tijd het belang van de kwaliteit van een meer suburbaan karakter onderkend. Hiermee wordt het in de stedenbouwkundige visie gevraagde contrast tussen de stedelijke centrale buurt Hoge Veld en het open en groene karakter van de aangrenzende buurten beter gehonoreerd. Bovendien blijkt een veranderde woningmarkt er beter mee bediend. De dichtheid in het plan is daarbij bepaald op circa 30 woningen per hectare.

De richtlijn uit de stedenbouwkundige visie om binnen het kader van de nieuwe tuinstad een suburbaan karakter te creëren is nu uitgewerkt in een plan dat een schilderachtig beeld oproept van licht slingerende straten, waterpartijen en groenstroken. In het stedenbouwkundig plan zijn de woonbuurten en de bestaande linten geïntegreerd tot een samenhangende buurt. Wel heeft vrijwel elke straat een bijzonder element (een singel, een groenstrook, de ligging aan de ecologische zone of aan het Vlietpark) waardoor het een eigen onderscheidende kwaliteit krijgt. Het water is meer verspreid over het gebied ingepast en maakt bijna overal deel uit van de woonomgeving. In het plan komen overwegend eengezinswoningen voor. Alleen op beeldbepalende plekken komen meergezinswoningen voor.

Het bebouwingslint langs de Strijp, in het bestemmingsplan Wateringse Veld apart bestemd met een bebouwingsvorm die recht doet aan de traditie van bouwen langs de linten, wordt nu geïntegreerd in dit nieuwe bestemmingsplan. De structuur van de bebouwing van Wateringse Binnentuinen en het lint grijpen nu in elkaar, anders dan in de voorstelling in het oorspronkelijk plan. Overigens blijft de bebouwing in het lint herkenbaar als lintbebouwing met de afwijkende voorwaarden voor dak- en goothoogten en afstanden tussen de woningen.

Bij de planontwikkeling zijn meerdere ontwikkelende partijen betrokken, waardoor ook binnen een fase meerdere ontwikkelingen voorkomen, die verschillen in verschijning en in moment van realisatie. Mede door de schaal van de locatie en de veelheid aan betrokken ontwikkelende partijen is gekozen voor een meer globaal stedenbouwkundig plan, waarbij de ontwikkelaars meer vrijheid hebben gekregen voor de invulling van de bouwkavels binnen de uitgiftegrenzen. Ter ondersteuning van dit globalere stedenbouwkundig plan en ter stimulering van het beeld dat voor ogen stond voor Wateringse Binnentuinen is een Beeldkwaliteitsplan Wateringse Binnentuinen opgesteld. Dit Beeldkwaliteitsplan beschrijft harde en zachte richtlijnen en randvoorwaarden voor de ontwikkeling van Wateringse Binnentuinen.

5.2.2 Hoofdplanstructuur

De stedenbouwkundige structuur van het nieuwe plan wordt bepaald door één hoofdontsluitingsroute in noord-zuidrichting die in het verlengde ligt van de Leijweg en die de buurt verbindt met de Noordweg en via de Santiagosingel, met de Laan van Wateringse Veld en het Oosteinde. De ligging van het Vlietpark aan de zuidzijde en twee al in de negentiger jaren met de gemeente Rijswijk afgesproken langzaam verkeersroutes die elk in een eigen richting schuin weglopen door het gebied, bepalen vervolgens de belangrijke richtingen oost-west. Centraal in het gebied ontstaat hierdoor een driehoekige vorm in het plan. Deze centrale ligging is aanleiding geworden voor de bestemming voor voorzieningen en appartementen in forse gebouwen.

In het Beeldkwaliteitsplan Wateringse Binnentuinen worden de verdere verfijningen in de structuur nader beschreven. Achtergrond voor de beeldkwaliteit van de planstructuur is de referentie naar tuindorp- en tuinstadplannen uit het begin van de 20e eeuw: door de straten en singels in het plangebied te buigen ontstaat een structuur van rustig meanderende openbare ruimtes. Dit landschappelijke straatbeeld wint aan sterkte doordat de gebogen lijnen gevolgd worden met waterpartijen, erfgrenzen en rooilijnen. Achter de erfgrenzen liggen voor- en zijtuinen van voldoende maat om een groen straatbeeld te ondersteunen.

5.2.3 Waterhuishouding

In de hoofdstructuur van Wateringse Veld heeft het plangebied Wateringse Binnentuinen in het kader van de waterhuishouding van de hele wijk een belangrijk aandeel in de hoeveelheid te realiseren open water aangewezen gekregen. In de interpretatie daarvan in het stedenbouwkundig ontwerp voor de buurt hebben veel woningen, en ook de voorzieningen, een directe relatie met een waterkant.

In verband met de vereiste hoeveelheden oppervlaktewater, zowel voor de hoeveelheid water op boezemniveau als de hoeveelheid water op polderniveau, zijn in het gebied twee van elkaar gescheiden watersystemen te herkennen: het boezempeil van de Strijp en het polderpeil. Deze organisatie heeft vorm gekregen in twee gescheiden circuits waarbij het water rond het centraal gelegen voorzieningeneiland op boezempeil is gelegen. Dit betekent dat in de onmiddellijke omgeving van deze laatstgenoemde waterpartij de technische condities van de waterkering voor boezemwater gegarandeerd moeten worden. Hetzelfde geldt voor een zone langs de oever van de Strijp. Hiermee wordt onder andere de minimale afstand van de bebouwing tot de oeverrand bepaald.

5.2.4 Scheiding privé-openbaar

Kenmerkend voor de buurten in Wateringse Veld is de traditionele afscherming van privé gebied in relatie tot het openbare gebied: naar elkaar gekeerde achtertuinen en duurzame, in baksteen uitgevoerde erfscheidingen op de overgang tussen particuliere tuin en openbaar gebied.

5.2.5 Openbare ruimte

Groen en water spelen een grote rol in de openbare ruimte. De gekromde straten bieden de passant een zich voortdurend wijzigend perspectief. De straten verschillen onderling door de wisselende inrichting met of zonder groenstroken en waterpartijen. De combinatie van privé groen en openbaar groen draagt bij aan het groene karakter van de buurt. Daarnaast maakt ruimte in het straatprofiel het planten van bomen in de straat ruim voldoende mogelijk. De beeldkwaliteit van de openbare ruimte is samen met de beeldkwaliteit voor de bebouwing uitgebreid beschreven in het Beeldkwaliteitsplan Wateringse Binnentuinen. In de openbare ruimte worden vier kunstwerken ontwikkeld, waarvan er drie in uitvoering zijn en één nog ontworpen moet worden. De drie in uitvoering zijnde kunstwerken zijn:

  • een wandreliëf van Dora Dolz op een duiker
  • een wandreliëf van Wietske van Leeuwen op een duiker
  • tegels en reliëfs op een aantal bruggen van Tejo Philips.

5.2.6 Bebouwing

In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met een grote flexibiliteit ten aanzien van de invulling met grondgebonden woningtypes, variërend van vrijstaand en tweekappers (en korte schakelingen tussen die types) tot rijenwoningen. Locaties voor appartementengebouwen zijn beperkt tot het centrale gebied in het plan en de entreegebieden bij de hoofdontsluiting.

De grondgebonden woningen worden voor het overgrote deel voorgesteld in een bebouwingshoogte van twee lagen met een kap. Langs de Strijp wordt daarvan afgeweken in verband met de beeldkarakteristiek van de bestaande tuinderswoningen langs dit boezemwater. Hier is de hoogte beperkt tot één laag met een kap.

In het centrale deel van plan ligt een eiland waar een schoolgebouw wordt gerealiseerd. Dit gebouw zal ruimte bieden aan de openbare basisschool Maria Montessorischool (nu nog gevestigd aan de Laan van Wateringse Veld 394). Daarnaast worden de leerlingen van de dislocatie van de PC-basisschool De Gantel (de schoolwoningen aan het Luchtenburgplein) gehuisvest in het thans in aanbouw zijnde schoolgebouw; er komt ook een kindercentrum (kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang). 'Ook onder in de gestapelde bebouwing aan de westzijde van het eiland wordt een kindcentrum voorzien

5.2.7 Beeldkwaliteit bebouwing

In het Beeldkwaliteitsplan Wateringse Binnentuinen wordt de architectonische samenhang binnen de buurt uitgebreid beschreven.

Samengevat grijpt de gehanteerde architectuurstijl voor de gehele buurt terug op traditionele tuindorp- en tuinstadplannen uit het begin van de 20e eeuw. Naast de traditionele met pannen gedekte kappen (afwisselend rood en antraciet), vormen gevels in baksteen, regelmatig onderbroken door heldere witte gevelvlakken, een belangrijk uitgangspunt. De individuele verschillen per woning worden onderschreven met het inzetten van verschillende architecten en het stimuleren van vele verschillende differentiatiemogelijkheden in de vorm van erkers, serres, entreepartijen, loggia's, dakkapellen, verbijzonderingen in de kapvorm, enzovoort. Op in het oog vallende plekken worden deze verbijzonderingen door het beeldkwaliteitsplan voorgeschreven.

Ook garages en bijgebouwen krijgen in substantiële aantallen een met pannen gedekte kap toegemeten.

De appartementengebouwen worden beschreven als gelede, niet massaal overkomende volumes. Bij de entrees van de buurt hebben de volumes het voorkomen van torens van bescheiden hoogte (5 tot 7 lagen hoog).

5.2.8 Parkeren

Parkeren gebeurt in Wateringse Binnentuinen in belangrijke mate op eigen terrein: uitgangspunt is dat gemiddeld minimaal een opstelruimte voor één auto per woning op eigen terrein wordt voorzien. In het merendeel van de straten zal uitsluitend langs de straat (dus niet haaks) geparkeerd kunnen worden om de aanblik van auto's in het straatbeeld niet dominant te laten zijn. Om toch voldoende parkeercapaciteit te kunnen bieden moet in de verkaveling rekening worden gehouden met kleine gemeenschappelijke parkeerplaatsen tussen of achter de woningen binnen de bouwblokgrenzen. De entrees van die parkeerplaatsen zullen dit parkeren zoveel mogelijk uit het zicht moeten houden. De entrees zullen bovendien een duidelijk onderscheid moeten maken tussen het publieke domein en de parkeerplaats.

In een aantal gevallen zal parkeren in de voortuin toegestaan worden, maar alleen op voorwaarde dat de kavel minstens 7.20 meter breed is om voldoende groen in de voortuin een kans te geven.

Bij appartementengebouwen zullen gebouwde parkeervoorzieningen voor een belangrijk deel van de stalling noodzakelijk zijn.

Voor Wateringse Binnentuinen zijn parkeernormen afgesproken voor dure koopwoningen (1,85 parkeerplaats per woning), middeldure koopwoningen (1,7 parkeerplaats per woning) en sociale huur-/koopwoningen (1,4 parkeerplaats per woning). Wanneer in het privédomein een garagebox is gerealiseerd, is tevens een opstelplaats op eigen terrein vereist.

De normering voor andere functies dan wonen is gerelateerd aan het aantal m² brutovloeroppervlakte volgens de door de gemeenteraad vastgestelde normen.

Voor bezoekers moeten voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aangelegd worden. Het stedenbouwkundig plan schept hier de ruimte voor.

5.3 Keuze Van Bestemmingen

Zoals al werd aangegeven heeft het bestemmingsplan als eerste doel om de bestaande ruimtelijke structuur juridisch-planologisch zodanig te regelen, dat deze wat betreft functie, bouwvorm, ligging, afmetingen in een goede ruimtelijke ordening worden ondergebracht.

Aan de hand van de in hoofdstuk 2 beschreven beschrijving van het plangebied in combinatie met het stedenbouwkundige plan worden de bestemmingen afgewogen. Daarin worden de in hoofdstuk 1beschreven doelen van het bestemmingsplan, het beleidskader uit hoofdstuk 3 en de uit hoofdstuk 4voortvloeiende milieukwaliteitseisen als leidraad of als toetsingskader gehanteerd.

Beleidskader Vertaling in het bestemmingsplan
Ruimtelijk beleid
Op de plankaart van het streekplan Zuid-Holland West valt Wateringse Binnentuinen in de aanduiding 'Stads- en dorpsgebied'. Het gaat bij een stads- of dorpsgebied om een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen, waarin ook gebiedsdelen voorkomen met (soms grootschalige)
kantoorconcentraties, winkelvoorzieningen, horeca en andere stedelijke voorzieningen.
De functie wonen is vertaald in de bestemmingen Wonen-1, Wonen-2, Wonen-3, Wonen-4 en Wonen-5. Er worden geen nieuwe winkelvoorzieningen, horeca of andere stedelijke voorzieningen toegevoegd.
De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat
langs doorgaande wegen en groen bij
herstructurering in principe wordt uitgegaan
van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen.
In het gebied zijn geen doorgaande wegen als bepaald in de Structuurvisie Den Haag 2020 aanwezig, zodat geen invulling hoeft te worden gegeven aan deze ambitie.
Archeologie
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.8). Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de bestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een aanlegvergunning verplicht gesteld.
Kantoren, bedrijven, beroep- en bedrijf aan huis, detailhandel en horeca
In het gemeentelijk beleid ten aanzien van functiemenging wordt aangegeven dat praktijk- en bedrijfsruimte kleiner dan 100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) langs de woonstraten in de wijk en kantoorruimte tot aan 500 m2 bvo langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen. In bestemmingsplannen dient hieraan de ruimte gegeven te worden. Het garagebedrijf aan de Tomatenlaan 29 en het bedrijf aan de Tomatenlaan 31 zijn bestemd met respectievelijk de aanduiding "bedrijf" en "garagebedrij'f" binnen de bestemming Wonen-4.
Milieuzonering (paragraaf 3.5.4.2) zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. Solitaire bedrijfsvestigingen in de lintbebouwing zijn bestemd met een aanduiding binnen de woonbestemming. Hier zijn bedrijfsactiviteiten in categorie A van de staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in Staat van bedrijfsactiviteiten bijfunctiemenging van de regels toegestaan, zowel activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd als activiteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden.
In de detailhandelsnota is als uitgangspunt gesteld dat detailhandel op bestaande locaties geconcentreerd moet blijven, er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. Er bevindt zich geen detailhandel in het plangebied en het bestemmingsplan maakt geen nieuwe detailhandel mogelijk.
De Horeca Structuurvisie heeft als doel de horeca meer ruimte te geven voor nieuwe initiatieven en nieuwe formules. Centrale doelstelling is concentratie en optimalisatie van horeca. Het plangebied kent geen concentratiegebieden.
Het belang van de leefbaarheid maakt het noodzakelijk om in het bestemmingsplan de opslag en verkoop van vuurwerk te reguleren. Dit was tot nu toe in de Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. Door de digitalisering in het kader van de Wro is het niet langer mogelijk in bestemmingsplannen die na 1 januari 2010 als ontwerp ter inzage worden gelegd, te verwijzen naar de Parapluherziening. In het plangebied is detailhandel niet toegestaan. Daarom is de verkoop van vuurwerk eveneens niet toegestaan.
Wonen
Het plangebied Wateringse Binnentuinen is in de Haagse Woonvisie 2020 onderdeel van het woongebied 'uitleglocatie' met een suburbaan woonmilieu: 'stadsrand modern'. In het belang van het woonklimaat zijn de
woningen in de woonwijk in de bestemmingen
Wonen-1, Wonen-2, Wonen-3, Wonen-4 en Wonen-5 ondergebracht. Van reeds gebouwde of vergunde woningen zijn de hoofdgebouwen in
bouwvlakken ondergebracht. Hiermee wordt de bestaande situatie geconsolideerd. Van te ontwikkelen woningen zijn alleen bestemmingsvlakken opgenomen. Voor deze bestemmingsvlakken zijn meer flexibele regels opgenomen omtrent de positionering van de woningen, het aantal woningen en de maximale bouwhoogte. Op deze wijze maakt dit bestemmingsplan de ontwikkeling van Wateringse Binnentuinen juridisch-planologisch mogelijk.
In de Nota Kamerbewoning is het beleid inzake kamerbewoning opgenomen. Kamerbewoning is mogelijk gemaakt in alle woonbestemmingen. Kamerbewoning in de vorm van zelfstandige woonruimte is toegestaan tot maximaal vier personen. Vanaf vijf personen gelden onder meer brandveiligheidseisen.
Verkeer en openbare ruimte
Het Verkeersplan (zie paragraaf 3.5.1) hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied tenslotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie De Zevenwoudenlaan en Zuiderveldlaan zijn als buurtonsluitingswegen bestemd als Verkeer-straat. Het Laantje van Salland is bestemd als Verkeer-verblijfsgebied. De overige straten zijn bestemd als Verkeer-verblijfsstraat.
Het beleid streeft naar stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen. Binnen de bestemming Verkeer-straat is de mogelijkheid opgenomen voor een busbaan.
Het beleid streeft naar een hoofdroutenetwerk voor de fiets Binnen de verkeersbestemmingen zijn fietspaden als doeleind opgenomen.
Openbare ruimte In het plangebied worden vier kunstobjecten geplaatst. Deze objecten kunnen gerealiseerd worden via ontheffing van de algemene bouwregels (artikel 21.1)
Onderwijs, cultuur, welzijn, sport en maatschappelijke zorg en volksgezondheid
Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in juni 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Door kinderopvang in de bestemming Maatschappelijk en met een functieaanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk-kinderdagverblijf" in de bestemming Wonen-5 uitdrukkelijk mogelijk te maken, ondersteunt de gemeente de realisatiemogelijkheden van kinderopvang.
Cultuurbeleid In het bestemmingsplangebied zijn geen culturele voorzieningen aanwezig noch gepland. In het gebied wordt wel kunst in de openbare ruimte gerealiseerd. Zie onder Openbare ruimte.
In Integrale Huisvestingsplannen
Onderwijs worden voor elk stadsdeel
huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van
gebouwen voor onderwijshuisvesting
In het plangebied wordt aan de Zevenwoudenlaan een schoolgebouw ontwikkeld, dat ruimte zal bieden aan de openbare basisschool Maria Montessorischool en de PC-basisschool De Gantel. Deze scholen zijn bestemd als Maatschappelijk.
De gemeente streeft ernaar voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn. In het onderhavige gebied zijn geen gemeentelijke sportvoorzieningen gepland. In voldoende mate liggen zowel Haagse als Rijswijkse overdekte- en onoverdekte sportvoorzieningen rond dit gebied.
Nota Samen Spelen Binnen de bestemmingen Groen, Verkeer-verblijfsstraat en Verkeer-verblijfsgebied zijn speelvoorzieningen toegestaan.
Maatschappelijke zorg en volksgezondheid Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn voorzieningen voor maatschappelijke zorg en volksgezondheid mogelijk gemaakt. Deze voorzieningen zijn reeds aanwezig in het nabijgelegen oostelijke deel van Hoge Veld.
Groenvoorzieningen
Beleidsplan “Groen kleurt de stad” De groenstructuren aan de oostzijde van de Tomatenlaan en aan de zuidkant van het bestemmingsplangebied maken deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Deze groene structuren behoren tot het wijk- en buurtgroen en de ecologische verbindingszones in Wateringse Veld. Ze zijn bestemd als Natuur.
Flora- en Faunawet Voor de ruimtelijke ingrepen die in het bestemmingsplangebied plaats zullen vinden, dient vooraf een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd te worden. Bij verstoring van soorten uit de middelste en zwaarste beschermingscategorie dient een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet aangevraagd te worden bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het onderzoek is uitgevoerd. Een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en Faunawet is aangevraagd en op 11 januari 2006 door het Ministerie van landbouw, natuur en voedselkwaliteit verleend.
Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur.
Het plangebied maakt gedeeltelijk deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur: een strook percelen aan de oostzijde van de Tomatenlaan en de grond tussen de Zuidenveldlaan en de zuidelijker gelegen sloot behoren tot de ecologische verbindingszones Erasmusveld en Tomatenlaan. Deze ecologische verbindingszones maken onderdeel uit van de verbinding tussen Den Haag Zuidwest en de Zwethzone. De gebieden die deel uitmaken van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur zijn bestemd als Natuur.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingen

6.1 Inleiding

In het belang van een goede ruimtelijke ordening wijst het bestemmingsplan voor een bepaald gebied bestemmingen aan. Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, regels en een toelichting. De bestemmingen zijn op de plankaart ingetekend en omschrijven de functie. De aanduidingen op de plankaart hebben betrekking op een bepaald doel of doelen van bestemmingen, of op regels, die in een bestemming worden gesteld. In de regels van het bestemmingsplan Wateringse Binnentuinen wordt per bestemming het doel van de bestemming omschreven en worden de bouwvorm, ligging, afmetingen en gebruik binnen omschreven grenzen mogelijk gemaakt. De plankaart en regels zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de plankaart en de regels.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 4 tot en met 17) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de doeleinden en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een ontheffingsbevoegdheid geldt, is deze in de betreffende bestemmingsbepaling opgenomen.
  • Algemene regels. De algemene regels (artikel 18 tot en met 22) bevatten algemene – voor alle bestemmingen geldende – regels zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene regels ten aanzien van het bouwen, ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken en algemene ontheffingsregels.
  • Overgangs- en slotregels. De laatste twee regels (artikel 23 en met 24) betreffen achtereenvolgens het overgangsrecht en de slotregel.

6.1.1 Goothoogte en (nok)hoogte

Op de plankaart is in de bouwvlakken de maximumhoogte van de bebouwing aangegeven. Als gebouwen een onderbouw hebben telt de hoogte ervan niet mee in het maximum dat op de plankaart is aangegeven. In sommige gevallen is een gebouw opgedeeld in meerdere bouwvlakken met een verschillende maximumhoogte.

6.1.2 Dubbelbestemmingen

Het plan kent twee dubbelstemmingen: Waarde - Archeologie en Waterstaat- Waterkering. Bij een belangenafweging gaan de belangen voor die samenhangen met het behoud van archeologische waarden en de waterkering. Binnen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie mag alleen met andere werken en werkzaamheden worden begonnen nadat burgemeester en wethouders een aanlegvergunning hebben verleend. Binnen de dubbelbestemming Waterstaat- Waterkering kunnen burgemeester en wethouder ontheffing verlenen van het bouwverbod, indien dit de waterkering niet aantast en vooraf een Keurvergunning door het Hoogheemraadschap van Delfland is afgegeven dan wel advies is ingewonnen.

6.2 Inleidende Regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2is aangegeven hoe afstanden en maten die in de voorschriften worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. Een belangrijk onderdeel van de begrippenlijst zijn de definities van inrichtingen die voorheen in de Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. (de LMV-inrichtingen) werden geregeld: dit plan vervangt voor wat betreft het plangebied het beleid in deze verordening.

6.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-1

Het transformatorhuisje aan de Meierijlaan is bestemd als Bedrijf-1. Nutsvoorzieningen tot een hoogte van 3 meter kunnen gebouwd worden met de algemene bouwregels in artikel 19. De nutsvoorziening aan de Meierijlaan heeft een hoogte van 7 meter, waardoor deze via een aparte bestemmingsregeling bestemd is.

Artikel 4 Groen

De relatief grootschalige groenstructuren op buurt- en blokniveau zijn als Groen bestemd. Binnen de bestemming Groen zijn niet alleen grasvelden, gazons, beplanting, bomen en parken opgenomen, maar ook voor verharde speelvelden, speeltoestellen, kindertuinen, werken van beeldende kunst, paden en wegen.

Artikel 5 Maatschappelijk

Onder de bestemming Maatschappelijk vallen onder andere kinderdagverblijven, scholen, en andere welzijnsvoorzieningen.

Artikel 6 Natuur

De groenstrook in het westen van het plangebied, grenzend aan de Tomatenlaan is ingericht als ecologische zone en als Natuur bestemd. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor waterberging en de bevordering, ontwikkeling, behoud en/of herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden. Er is geen bebouwing toegestaan, tenzij deze noodzakelijk is voor de dubbelbestemmingen die op delen van de ecologische zone van toepassing zijn. Er mag – ter bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden – in de ecologische zone slechts worden begonnen met werkzaamheden zoals het aanleggen van paden en afgraven of ophogen van het reliëf van de gronden nadat burgemeester en wethouders een aanlegvergunning hebben verleend.

Artikel 7 Verkeer-straat

De Zevenwoudenlaan en Zuiderveldlaan zijn buurtontsluitingswegen en bestemd als Verkeer-straat. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming zijn toegestaan.

Artikel 8 Verkeer-verblijfsstraat

De bestemming Verkeer-verblijfsstraat voorziet in verblijfs- en woonstraten, voet- en fietspaden en parkeerplaatsen. Met uitzondering van de Zevenwoudenlaan, de Zuiderveldlaan en het Laantje van Salland is deze bestemming van toepassing op alle straten in het plangebied.

Artikel 9 Verkeer-verblijfsgebied

Het Laantje van Salland vormt de langzaam verkeerroute in het plangebied en is bestemd als Verkeer-verblijfsgebied.

Artikel 10 Water

Alle watergangen en -partijen in het plangebied zijn bestemd als Water. Deze watergangen en -partijen zijn bestemd voor de waterberging, waterhuishouding en waterlopen in Wateringse Binnentuinen.

Binnen deze bestemming zijn twee specifieke bouwaanduidingen opgenomen: specifieke bouwaanduiding - steiger 1 en specifieke bouwaanduiding - steiger 2. Steiger 1 is van toepassing op de steigers die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds vergund of gebouwd zijn. Voor deze steigers geldt dat de breedte, diepte en hoogte van de steigers niet mag worden vergroot ten opzichte van de reeds gebouwde of vergunde steigers op het moment van de terinzagelegging van het bestemmingsplan.

De specifieke bouwaanduiding - steiger 2 is van toepassing voor de steigers waarvan de planontwikkeling op het moment van terinzagelegging van het bestemmingsplan nog niet voltooid was. Voor deze steigers geldt:

  • de hoogte mag niet meer bedragen dan een halve meter boven het wateroppervlak;
  • de diepte van de steigers mag niet meer bedragen dan 1 meter, waarbij de vrije doorgang van de watergang tenminste 7 meter moet bedragen. Indien een watergang 7,5 meter breed is, mag de diepte van een steiger boven het wateroppervlak dus een halve meter bedragen;
  • de breedte van een steiger mag niet meer bedragen dan 1/3 deel van de breedte van de bijbehorende kavel. Bijvoorbeeld: indien een kavel 9 meter breed is, mag de breedte van de steiger 3 meter bedragen

Artikel 11 Wonen-1

De bestemming Wonen-1 maakt vrijstaande, halfvrijstaande en rijwoningen mogelijk. Binnen deze bestemming wordt onderscheid gemaakt tussen reeds vergunde of gebouwde woningen enerzijds en woningen waarvoor plannen nog niet geheel uitgekristaliseerd zijn anderszijds.

Voor reeds vergunde of gebouwde woningen is met een bouwvlak aangegeven waar hoofdgebouwen gebouwd mogen worden. De maximale bouwhoogte is aangeduid op de plankaart. Daarnaast mag buiten het bouwvlak 30% van de oppervlakte van het bouwvlak worden bebouwd met aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen.

Voor de overige bestemmingsvlakken waarin geen bouwvlak is opgenomen, bestaat nog onzekerheid over de exacte uitwerking van de plannen. Voor deze bestemmingsvlakken zijn regels opgenomen omtrent hoogte en diepte van de bebouwing, de situering op de kavel en parkeren, waarbinnen de bebouwing ontwikkeld dient te worden. Flexibiliteit bestaat er onder meer ten aanzien van het aantal woningen en de positionering op de kavel.

Ter plaatste van de aanduiding "gestapeld" is een appartementencomplex toegestaan. De maximale bouwhoogte is op de plankaart aangeduid.

Artikel 12 Wonen-2

In tegenstelling tot de bestemming Wonen-1 zijn binnen deze bestemming rijwoningen niet toegestaan: er mogen uitsluitend halfvrijstaande en vrijstaande woningen worden gebouwd. Ook binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen reeds vergunde of gebouwde woningen enerzijds en woningen waarvoor de plannen nog te onzeker zijn om gedetailleerd bestemd te worden. De regeling is vergelijkbaar met die in Wonen-1.

Artikel 13 Wonen-3

De bestaande lintbebouwing aan de Strijpkade is bestemd als Wonen-3. Deze bestemming is conserverend van aard. De hoofdgebouwen zijn ondergebracht in een bouwvlak. Buiten deze bouwvlakken zijn hoofdgebouwen niet toegestaan.

Daarnaast is binnen deze bestemming de bouw van enkele rijwoningen mogelijk. Deze woningen mogen alleen haaks ten opzichte van de Strijpkade worden gebouwd. Hiervoor is alleen een bestemmingsvlak op de plankaart opgenomen, omdat de plannen nog niet zo concreet zijn dat deze gedetailleerd op de plankaart kunnen worden ingetekend. In de regels van het bestemmingsplan zijn planregels opgenomen waarmee onder andere de hoogte, diepte, vrije bouwstroken en het parkeren gereguleerd wordten.

Artikel 14 Wonen-4

De bestaande lintbebouwing aan de Noordweg (het gedeelte tussen de Tomatenlaan en de Zevenwoudenlaan) en Tomatenlaan is bestemd als Wonen-4. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen bouwvlakken toegestaan. De maximale goot- en nokhoogte is aangeduid op de plankaart.

Ter plaatste van de aanduiding "garagebedrijf" is een garagebedrijf toegestaan. De omvang van een garagebedrijf mag niet worden vergroot en het gebruik mag niet worden hervat indien het gebruik langer dan een jaar is onderbroken of indien het gebruik is gewijzigd in wonen. Ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" is een bedrijf toegestaan.

Artikel 15 Wonen-5

Binnen de bestemming Wonen-5 zijn gestapelde woningen toegestaan. De bestemming staat wonen, paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen toe. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf" is een kinderdagverblijf toegestaan.
Artikel 16 Waarde - Archeologie

Op de plankaart zijn de grenzen van het archeologisch waardevol gebied aangeduid (zie paragraaf 3.8. Gronden die tegelijkertijd zijn aangewezen voor, bijvoorbeeld Wonen-1 en Waarde - Archeologie zijn bestemd voor wonen én het behoud van archeologische waarden. Als men binnen dit gebied in de grond wil roeren en men daarbij mogelijk het terrein verstoort, bijvoorbeeld door de aanleg van een fundering, is een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders nodig: een aanlegvergunning. Deze dubbelbestemming stelt voorwaarden aan de verlening ervan.

Artikel 17 Waterstaat- Waterkering

De Strijpkade, een deel van Westergosingel, een deel van de Zevenwoudenlaan, een deel van de Oostergosingel en en heel van de Vijfheerenlaan zijn bestemd voor Waterstaat- Waterkering. Deze dubbelbestemming regelt de bescherming van de waterkering.

6.4 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

Artikel 19 Algemene bouwregels

De Algemene bouwregels zijn bouwvoorschriften die gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn tot 0,2 m wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot 1,2 m ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht.

Ontheffingen van deze algemeen bouwregels worden geregeld in de algemene ontheffingsregels, in artikel 21.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de voorschriften van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is expliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan.

Ontheffingen van deze algemeen gebruiksregels, ook de ontheffing voor het meest doelmatige gebruik, worden geregeld in de algemeen ontheffingsregels, in artikel 21.

Artikel 21 Algemene ontheffingsregels

De Algemene ontheffingsregels hebben in de eerste plaats betrekking op ontheffing van de algemene bouwregels: het bouwen van beneden peil gelegen ruimtes in één bouwlaag, voor zover gelegen buiten het bouwvlak en het plaatsen van installaties voor mobiele telecommunicatie op andere gebouwen. Verder is ontheffing mogelijk voor geringe afwijkingen van maten en bestemmings- en bebouwingsgrenzen.

In de tweede plaats hebben de Algemene ontheffingsregels betrekking op ontheffing van de Algemenegebruiksregels. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing wanneer strikte toepassing van het algemeen gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Als daarvoor ontheffing wordt verleend, moet het andere gebruik wel aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de ontheffing niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 22 Algemene procedureregels

De Algemene procedureregels regelen:

  • de procedure die burgemeester en wethouders moeten volgen als zij het plan willen wijzigen op grond van de wijzigingsbevoegdheden in het plan.
  • de procedure die burgemeester en wethouders moeten volgen als zij ontheffing willen verlenen van de regels van dit plan. Het gaat om de verschillende ontheffingsbevoegdheden die specifiek in de bestemmingsregels zijn opgenomen en die in de algemene ontheffingsregels.

6.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

Het overgangsrecht heeft als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwvoorschriften in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 24 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de voorschriften van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: Regels van het bestemmingsplan Wateringse Binnentuinen.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Op 22 december 1995 hebben de gemeente Den haag en Bouwfonds Woningbouw BV het Samenwerkingsconvenant Wateringse Veld afgesloten. Hierin wordt de oprichting van een gemeenschappelijke grondexploitatiemaatschappij geregeld, evenals zaken als de ontwikkeling van het plangebied en financiering. Met dit Samenwerkingsconvenant is het kostenverhaal anderzins verzekerd: er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld voor de gebieden waarop het Samenwerkingsconvenant van toepassing is. Buiten deze gebieden zijn er geen ontwikkelingen.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op 14 september 2009 in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  1. 1. Provincie Zuid-Holland
  2. 2. Politie Haaglanden
  3. 3. Brandweer Den Haag, Afdeling Risicobeheersing/Hulpverleningsregio Haaglanden
  4. 4. VROM Inspectie Regio Zuid-West
  5. 5. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  6. 6. Hoogheemraadschap van Delfland
  7. 7. Duinwaterbedrijf Zuid Holland
  8. 8. HTM Infra
  9. 9. Stedin B.V.
  10. 10. TenneT regio West
  11. 11. N.V. Nederlandse Gasunie
  12. 12. KPN Vast Net
  13. 13. Burgemeester en wethouders van Rijswijk
  14. 14. Burgemeester en wethouders van Westland

Van de onder 1 en 3 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Van de onder 10 en 11 genoemde instanties valt het plangebied buiten hun beheergebied. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

8.1 Behandeling Ingekomen Reacties

1. Provincie Zuid-Holland

De Provincie Zuid-Holland heeft de volgende reactie (geciteerd).

“Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie.

Het provinciale beoordelingskader is per 1 juli 2008 vormgegeven in interim-beleid, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. Het plan is op enkele punten niet conform dit beleid.

Geluidskwaliteit

Doordat de verkaveling van een deel nog niet bekend is zal een akoestisch onderzoek nog moeten plaatsvinden. Ik wil u er op wijzen dat een eventuele hogere grenswaarden procedure moet worden doorlopen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Bodemkwaliteit

Een aantal bodemonderzoeken zijn verouderd en dienen geactualiseerd te worden.

Milieuzonering en bedrijvigheid

Er ontbreekt in het plan een paragraaf milieuzonering en bedrijvigheid.

Water

De regionale waterkering (boezemkade) die langs de oostkant van het plangebied loopt heeft waarschijnlijk een Keurzone welke verder reikt dan de watergang zelf. Ik verzoek u daarom bij het Hoogheemraadschap van Delfland de breedte van de beschermingszone op te vragen en deze juist weer te geven op de Plankaart. Daarnaast dient deze waterkering als zodanig apart bestemd te worden. Bij deze bestemming dienen de van toepassing zijnde Keurbepalingen in acht te worden genomen, voor zover daar ruimtelijke consequenties aan verbonden zijn.

Ten aanzien van de waterkwaliteit is het onduidelijk of de aanwezige waterpartijen met elkaar in verbinding staan. Het realiseren van een aaneengesloten watersysteem levert een betere waterkwaliteit op.

Conclusie

Het plan houdt op bovengenoemde punten onvoldoende rekening met het provinciaal belang.

Ik verzoek u daarom het plan aan te passen.”

Reactie

Geluidskwaliteit:

Het akoestisch onderzoek is opgenomen in paragraaf 4.6.

Bodemkwaliteit:

De delen van het plangebied waar nog geen bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, waarover in paragraaf 4.3 wordt gesproken, betreft percelen van bestaande bebouwing. Deze delen van het plangebied worden conserverend bestemd. Indien hier ontwikkelingen zullen plaatsvinden, dient onderzoek en/of sanering plaats te vinden. De ontwikkelingsgebieden van Wateringse Binnentuinen zijn reeds onderzocht en indien nodig gesaneerd.

Milieuzonering en bedrijvigheid:

Deze paragraaf is wel degelijk in het bestemmingsplan opgenomen: paragraaf 3.5.4.2 Bedrijven enmilieuzonering.

Water:

In het ontwerpbestemmingsplan zijn de boezemkaden in het plangebied bestemd met de dubbelbestemming Waterstaat- Waterkering. Dit is gewijzigd ten opzichte van het conceptontwerp. Daarnaast is de dubbelbestemming Waterstaat- Waterkering in het ontwerpbestemmingsplan niet alleen van toepassing op de Strijpkade, maar ook op een deel van Westergosingel, een deel van de Zevenwoudenlaan, een deel van de Oostergosingel en en heel van de Vijfheerenlaan.

3. Hulpverleningsregio Haaglanden

De Hulpverleningsregio Haaglanden heeft de volgende reactie (geciteerd).

“Op 17 september 2009 ontving ik ter advisering van u het concept-ontwerpbestemmingsplan Wateringse Binnentuinen. In reactie hierop bericht ik u dat de brandweer Haaglanden het concept-ontwerpbestemmingsplan Wateringse Binnentuinen op een aantal veiligheidsrelevanties heeft gescand.

In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn binnen c.q. in de directe nabijheid van het plangebied geen risicobronnen gevonden op het gebied van:

- externe veiligheidsrelevante inrichtingen met betrekking tot kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten;

- intensief meervoudig ruimte gebruik;

- transportroutes gevaarlijke stoffen (inclusief transport door buisleidingen)

Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen en/of externe veiligheidsinrichtingen. Tevens is geconcludeerd dat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet leidt tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's.

De brandweer Den Haag en de Hulpverleningsregio Haaglanden hebben op basis van bovenstaande besloten geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan. Wel vraag ik graag uw aandacht voor het toetsen van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen inrichting openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte.”

Reactie:

Bovenstaande reactie is voor kennisgeving aangenomen.

8.2 Inloopavond

Op 7 oktober 2009 werd van 17.00 tot 19.00 uur in het kantoor van de Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld (Tomatenlaan 10) een inloop-informatieavond georganiseerd. Er zijn dertien belangstellenden verschenen.

Bijlagen

Bijlage 1 Geluidonderzoek