KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf-1
Artikel 4 Bedrijf-2
Artikel 5 Gemengd-1
Artikel 6 Gemengd-2
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer - Hoofdverkeersweg
Artikel 11 Verkeer - Straat
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsstraat
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen-1
Artikel 16 Wonen-2
Artikel 17 Wonen-3
Artikel 18 Leiding-riool
Artikel 19 Waarde - Archeologie
Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 21 Waarde - Ecologie
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Ruimtelijke Structuur
2.4 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Sectoraal Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Inleiding
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Groen
4.6 Water
4.7 Bodem
4.8 Archeologie
4.9 Gebiedsgericht Milieubeleid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Nieuwe Ontwikkelingen
5.3 Keuze En Verantwoording Van Bestemmingen
5.4 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Inleiding
7.2 Behandeling Ingekomen Reacties
Bijlage 1 Staat Van Horeca-categorieën
Bijlage 2 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging
Bijlage 3 Ter Illustratie: Voorbeelden Van Extra Bouwlagen
Bijlage 4 Rijksbeschermd Stadsgezicht Duinoord
Bijlage 5 Nota Parkeernorm Den Haag, Inlegvel Parkeernormen
Bijlage 1 Monumentale Bomen Den Haag
Bijlage 2 Kaart Monumentale Bomen
Bijlage 3 Bezonningsonderzoek
Bijlage 4 Erratum Bezonningsonderzoek

Bomenbuurt

Bestemmingsplan - 's-Gravenhage

Vastgesteld op 31-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bomenbuurt 2012 van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het door een bewoner bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen. Een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, door de bewoner kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.8 ambacht/ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.9 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.10 automatenhal:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.

1.11 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.14 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.15 Bed & Breakfast

Een voorziening gericht op het – binnen een woning en door de bewoner - bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit aan maximaal vier personen. Onder een 'Bed and Breakfast' wordt niet verstaan het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.17 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.18 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.19 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.20 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. bedrijf, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte.

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 Bevi:

Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.

1.24 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.25 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.26 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.30 bouwmarkt:

detailhandelsvestigingen waar bouwmaterialen en aanverwante zaken, alsmede materialen welke voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn, te koop worden aangeboden.

1.31 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.34 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.35 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars.

1.37 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):

de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.

1.38 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.39 dakopbouw:

een vergroting van een gebouw welke een onzelfstandige uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie, en daarvan deel uitmaakt.

1.40 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede ondergeschikte horeca als bedoeld in artikel 1.61; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan.

1.41 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in personenauto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen, machinerieën ten behoeve van bedrijven en landbouwwerktuigen en machines.

1.42 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen, alsmede ondergeschikte horeca als bedoeld in artikel 1.61; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.

1.43 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.44 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.45 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.46 extensief dagrecreatief gebruik:

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken of een naar aard daarmee gelijk te stellen gebruik.

1.47 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.48 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.49 geluidgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.50 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.51 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.52 gemeentelijk beschermd stadsgezicht:

een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de gemeenteraad van Den Haag is aangewezen als beschermd stadsgebied.

1.53 grens verschillende hoogten:

een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.54 groenvoorziening:

groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.

1.55 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.56 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.57 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.58 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.59 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.60 horeca-inrichting:

  1. a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  2. b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel, waaronder bed & breakfast maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de Staat van Horeca-categorieën, tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor inrichtingen waar horeca in ondergeschikte zin plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage 1 bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie Licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away / maaltijdbezorging.
categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Een horecavorm die binnen deze categorie valt is onder andere een restaurant.

categorie zwaar:

Horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.

1.61 ondergeschikte horeca

ondergeschikte horeca is op basis van de 'Toekomstvisie Horeca 2010-2015' toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de functies 'detailhandel', 'dienstverlening', 'cultureel', ' en 'maatschappelijk':

  1. 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m2 Bvo;
  2. 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  3. 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  4. 4. De uitstraling van de hoofdfunctie dient in stand te worden gehouden.

1.62 hotel en/of pension:

elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.63 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.64 internetcafé/-gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.65 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.

1.66 kap of kapverdieping:

een ruimte in een gebouw, die door tenminste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.67 kiosk:

een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.

1.68 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.69 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.70 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.71 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.72 natuurwetenschappelijke waarde:

botanische, faunistische en morfologische waarden.

1.73 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.74 onderbouw:

het onderste gedeelte van een gebouw, welk gedeelte bestaat uit bergruimte of stallingsruimte, tenzij anders is bepaald.

1.75 ontheffingsbesluit:

het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder, behorende bij dit bestemmingsplan.

1.76 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.77 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.78 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.79 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.80 paviljoen:

houten gebouw of overdekte stellage in parken of op feestterreinen of stranden waar daghoreca, muziekoptredens of toneeluitvoeringen plaatsvinden.

1.81 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.

1.82 pergola:

een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.

1.83 perifere detailhandelsbedrijven:

  1. a. bouwmarkten;
  2. b. tuincentra;
  3. c. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2;
  4. d. detailhandel in keukens, sanitair, vloerbedekking, parket, zonwering en tenten, met daarbij passende nevenassortimenten;
  5. e. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
  6. f. detailhandel in zeer volumineuze goederen, te weten auto's, motoren, boten, caravans, productiegebonden grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.

1.84 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.85 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Bomenbuurt 2012.

1.86 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.87 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.88 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.89 recreatie-inrichting:

een inrichting, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het houden van bijeenkomsten van recreatieve aard of de uitoefening van recreatieve activiteiten, al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, alsmede inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn voor het gebruik door anderen dan de eigenaar of houder. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.90 recreatieve waarde:

de aan een groengebied toe te kennen waarde voor het gebruik van het groen en de voorzieningen in vrije tijd voor ontspanning.

1.91 rijksbeschermd stadsgezicht:

een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet.

1.92 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.93 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.94 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.95 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.96 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.97 staat van bedrijfsactiviteiten:

de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan Bomenbuurt 2012.

1.98 staat van horeca-categorieën:

de staat van horeca-cateorieën, behorende bij dit bestemmingsplan Bomenbuurt 2012.

1.99 stedelijke groene hoofdstructuur:

de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of Europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.

1.100 straat met doorgaande rijbaan:

doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.

1.101 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.102 verblijfsrecreatie:

recreatief buitenverblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, pension of woning, ten behoeve van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.103 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.104 verkoopvloeroppervlak (vvo):

de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.

1.105 voorgevelrooilijn:

De voorgevelrooilijn is:

  1. 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd, de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. 2. voor andere terreinen dan onder a bedoelt: voor zoveel gelegen in de bebouwde kom, de grens van de weg en voor zoveel gelegen buiten de bebouwde kom, de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.

1.106 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.107 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.108 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.109 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang); onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.

1.110 windturbine:

windmolen, voorzien van een turbine ten behoeve van het opwekken van elektriciteit.

1.111 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

1.112 woonboot:

een boot/vaartuig, die/dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt of tot woning is bestemd.

1.113 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.

1.114 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.115 woon-/werkeenheid:

een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis worden uitgeoefend.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een windturbine:

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.9 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.10 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsbedrjiven en -voorzieningen;
  2. b. bedrijfsmatige activiteiten in de categorieën A en B van de bij dit bestemmingsplan behorende Staatvan bedrijven bij functiemenging als opgenomen in Bijlage 2 van de regels, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid van de Wet Geluidhinder, inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid van het Besluitexterne veiligheid inrichtingen, en garagebedrijven;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. c. "nutsvoorziening" zijn uitsluitend nutsvoorzieningen toegestaan;
  2. d. "opslag" is opslag van goederen zowel inpandig als buiten ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, alsmede kantoren en detailhandel zoals nader omschreven in lid 3.4,

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 3.2.1, onder b tot een maximaal bebouwingspercentage van 45%;
  2. b. lid 3.2.1, onder c met ten hooste 1 m;
  3. c. lid 3.2.2, onder b ten behoeve van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een maximum hoogte van 15 m;
  4. d. lid 3.2.2, onder d ten behoeve van een erf- en/of terreinafscheiding met een maximum hoogte van 2 m, indien dit noodzakelijk is vanuit veiligheidsoverwegingen en er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving optreedt.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
  2. b. binnen het bestemmingsvlak zijn uitsluitend niet zelfstandige kantoren als onderdeel van het bedrjif toegestaan;
  3. c. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn.
  4. d. binnen het bestemmingsvlak is geen dienstwoning toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.1 onder b, opdat niet in de Staat van bedrijven bij functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard, omvang en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;

Artikel 4 Bedrijf-2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten in de categorieën A en B van de bij dit bestemmingsplan behorende Staatvan bedrijven bij functiemenging als opgenomen in Bijlage 2 van de regels, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid van de Wet Geluidhinder, inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid van het Besluitexterne veiligheid inrichtingen, en garagebedrijven;
  2. b. kantoren;
  3. c. dienstverlening;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. "garage" is een garagebedrijf toegestaan;
  2. e. "sport" is een sportschool toegestaan;
  3. f. "wonen" is wonen op de verdiepingen toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, alsmede detailhandel zoals nader omschreven in lid 4.4,

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 4.2.1, onder c met ten hoogste 1 m.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding garage (ga) geldt ten aanzien van het gebruik als garagebedrijf dat:
    1. 1. het gebruik niet mag worden vergroot ten opzichte van de omvang die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
    2. 2. het gebruik als garagebedrijf niet mag worden hervat indien het gebruik langer dan een jaar is onderbroken;
    3. 3. het gebruik als garagebedrijf mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming als omschreven in lid 4.1;
    4. 4. indien toepassing is gegeven aan het gestelde onder 3 mag het gebruik als garagebedrijf niet opnieuw aanvangen.
  2. b. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
  3. c. binnen het bestemmingsvlak is geen dienstwoning toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: :

  1. a. het bepaalde in lid 4.1 onder a, opdat niet in de Staat van bedrijven bij functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard, omvang en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;

Artikel 5 Gemengd-1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

uitsluitend op de begane grondlaag:

  1. a. detailhandel;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. bedrijven tot en met categorie A uit de Staat van bedrijven bij functiemenging als opgenomen in Bijlage 2 bij de regels van dit plan;
  4. d. horeca-inrichtingen in de categorie "licht" op basis van de Staat van Horeca-categorieën als opgenomen in Bijlage 1 bij de regels van dit plan, met dien verstande dat op de gronden binnen deze bestemming;
    1. 1. op de Fahrenheitstraat maximaal 10 vestigingen zijn toegestaan;
    2. 2. op de Thomsonlaan maximaal 5 vestigingen zijn toegestaan;
    3. 3. op de Laan van Meerdervoort maximaal 5 vestigingen zijn toegestaan;
    4. 4. de bruto vloeroppervlakte per bedrijf maximaal 200 m2 bedraagt;
  5. e. kantoor;
  6. f. welzijnsvoorzieningen;
  7. g. parkeervoorzieningen;

alsmede,

uitsluitend op de verdiepingen:

  1. h. wonen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. i. "cultuur en ontspanning" zijn culturele voorzieningen op de begane grond en verdiepingen toegestaan;
  2. j. "detailhandel" is detailhandel ook op de verdiepingen toegestaan;
  3. k. "detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen" is op het adres Thomsonlaan 85 en op het adres Fahrenheitstraat 444 het gebruik voor detailhandel in vuurwerk op de begane grondlaag toegestaan;
  4. l. "gemengd" zijn ook de functies detailhandel, kantoor, dienstverlening en welzijnsvoorzieningen, met uitsluiting van kindercentra, op de verdiepingen toegestaan, alsmede op het adres Fahrenheitstraat 436 op de tweede etage een sportschool;
  5. m. "horeca tot en met horecacategorie 3" is een horeca-inrichting in de categorie "zwaar" op de begane grondlaag toegestaan;
  6. n. "opslag" is (binnen)opslag van goederen op de eerste verdieping ten behoeve van de functie op de begane grondlaag toegestaan;
  7. o. "parkeergarage" is een beneden peil gelegen parkeergarage in één laag toegestaan;
  8. p. "seksinrichting" is binnen het geheel van de adressen Thomsonlaan 105-105a-105b-107a-109-109a de exploitatie van één seksinrichting annex escortbedrijf toegestaan, welke activiteiten zijn toegestaan op de begane grond, eerste en tweede verdieping en in de kelder;
  9. q. "specifieke vorm van verkeer - garagebox" is een garagebox toegestaan.

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen;

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 5.2.2, onder d, voor een bebouwingspercentage van een bouwperceel, niet gelegen aan de Fahrenheitstraat en Laan van Meerdervoort, tot 100%, met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de hoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met maximaal 0,3 m;
    2. 2. de bebouwing mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de onder 5.1 onder a tot en met f genoemde functies op de begane grondlaag van het hoofdgebouw.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. wonen is uitsluitend op de verdieping(en) toegestaan; dit geldt niet voor situaties waar, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, op de begane grond reeds een rechtmatige woonfunctie aanwezig was: daar is wonen op de begane grondlaag wel toegestaan;
  2. b. bedrijven zijn slechts toegestaan op de begane grond en tot en met categorie A uit de Staat vanbedrijven bij functiemenging in de bijlage bij de regels van dit plan; dit geldt niet voor situaties waar, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, reeds een bedrijfsfunctie in een hogere categorie rechtmatig aanwezig was: daar is deze bedrijvigheid wel toegestaan;
  3. c. garagebedrijven zijn niet toegestaan;
  4. d. nadere regels over het gebruik als detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen, horeca-inrichting in de categorie "zwaar" en seksinrichting zijn opgenomen in artikel 25;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' [op] mag:
    1. 1. op de eerste verdieping ten behoeve van de functie op de begane grondlaag opslag van goederen plaatsvinden;
    2. 2. het gebruik voor opslag niet worden hervat indien het gebruik langer dan een jaar is onderbroken;
  6. f. de bestemming laat het door de bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toe.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 5.1, onder c, voor bedrijven die niet behoren tot categorie A van de Staat vanbedrijven bij functiemenging als opgenomen in bijlage 2 van de regels, danwel niet voorkomen op deze staat, voor zover deze bedrijven naar hun aard omvang en milieuhygiënische invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die daar wel toe behoren en:
    1. 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    2. 2. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke deskundige;
  2. b. nadere afwijkingsregels over het gebruik als horeca-inrichting, sexinrichting en detailhandel in vuurwerk zijn opgenomen in artikel 27.2;
  3. c. het vestigen van een geluidsgevoelige functie is toegestaan, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt overschreden.

Artikel 6 Gemengd-2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

alsmede, uitsluitend op de begane grondlaag:

  1. b. detailhandel;
  2. c. dienstverlening;
  3. d. bedrijven tot en met categorie A uit de Staat van bedrijven bij functiemenging als opgenomen in Bijlage 2 bij de regels van dit plan;
  4. e. horeca-inrichtingen in de categorie "licht" op basis van de Staat van Horeca-categorieën als opgenomen in Bijlage 1 bij de regels van dit plan, met dien verstande dat op de gronden binnen deze bestemming;
    1. 1. maximaal 10 vestigingen zijn toegestaan;
    2. 2. de bruto vloeroppervlakte per bedrijf maximaal 200 m2 bedraagt;
  5. f. kantoor;
  6. g. welzijnsvoorzieningen;
  7. h. parkeervoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. i. "horeca tot en met horecacategorie 3" is een horeca-inrichting in de categorie "zwaar" op de begane grondlaag toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen;

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 6.2.2, onder d, voor een bebouwingspercentage van een bouwperceel tot 100%, met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de hoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met maximaal 0,3 m;
    2. 2. de bebouwing mag uitsluitend ten behoeve van de onder 6.1 onder b tot en met g genoemde functies van de begane grondlaag van het hoofdgebouw worden gebruikt.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. wonen is toegestaan op de begane grondlaag en op de verdiepingen;
  2. b. de overige in lid 6.1 genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan op de begane grondlaag, tenzij anders is bepaald;
  3. c. bedrijven zijn slechts toegestaan op de begane grond en tot en met categorie A uit de Staat vanbedrijven bij functiemenging als opgenomen in Bijlage 2 bij de regels van dit plan; dit geldt niet voor situaties waar, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, reeds een bedrijfsfunctie in een hogere categorie rechtmatig aanwezig was: daar is deze bedrijvigheid wel toegestaan;
  4. d. garagebedrijven zijn niet toegestaan;
  5. e. nadere regels over het gebruik als horeca-inrichting in de categorie "zwaar" zijn opgenomen in artikel 25;
  6. f. de bestemming laat het door de bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toe.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 6.1, onder d, voor bedrijven die niet voorkomen als behorende tot categorie A uit de Staat van bedrijven bij functiemenging als opgenomen in bijlage 2 bij de regels, dan wel niet voorkomen op deze staat, voor zover deze bedrijven naar hun aard, omvang en milieuhygiënische invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die daar wel toe behoren en:
    1. 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    2. 2. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke deskundige;
  2. b. nadere afwijkingsregels over het gebruik als horeca-inrichting, sexinrichting en detailhandel in vuurwerk zijn opgenomen in artikel 27.2.
  3. c. het vestigen van een geluidsgevoelige functie is toegestaan, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt overschreden

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen zoals parken, plantsoenen, gazons, grasvelden, boom- en plantvakken, bermen en bermsloten;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. straatmeubilair;
  6. f. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  7. g. extensief recreatief medegebruik,

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen,

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijs en onderwijsgerelateerde activiteiten;
  2. b. peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en buitenschoolse opvang;
  3. c. verenigingsleven, vergader- en cursusruimtevoorzieningen;
  4. d. levensbeschouwelijke voorzieningen;
  5. e. openbare dienstverlening;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. welzijnsvoorzieningen en gezondheidszorg;
  8. h. wonen in de vorm van meergezinswoningen gebouwd bij of aan en behorend bij een zorg- en welzijnsinstelling en/of seniorencentrum;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, tuinen, groenvoorzieningen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen,

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 8.2.1 onder c, voor borstweringen en andersoortige uit architectonische of estetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke, tot een hoogte van 1,5 m.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. een dienstwoning ten behoeve van de bestemming is uitsluitend toegestaan, daar waar op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan een als zodanig in gebruik zijnde woning aanwezig is, waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen;
    1. 1. het gebruik als dienstwoning mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming;
    2. 2. indien toepassing is gegeven aan het gestelde onder 1 mag het gebruik als dienstwoning niet opnieuw aanvangen.
  2. b. de bestemming laat het door de bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toe.
  3. c. sportvoorzieningen welke aanwezig zijn ten behoeve van de bestemming, mogen ook als zodanig door derden worden gebruikt.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. verhardingen uitsluitend voor voetpaden;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen. Parkeren is binnen deze bestemming niet toegestaan.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Verkeer - Hoofdverkeersweg

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad;
  2. b. openbaar vervoerstroken;
  3. c. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. parkeerplaatsen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. f. "brug" een brug;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen,

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding "brug" is een brug toegestaan, waarbij het bepaalde in artikel 14 overeenkomstig van toepassing is.
  2. b. ter plaatse van de brug over het Afvoerkanaal dient de doorlaathoogte van de brug tenminste 4.55 m boven peil te bedragen.

Artikel 11 Verkeer - Straat

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. openbaar vervoerstroken;
  3. c. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  4. d. parkeerplaatsen;
  5. e. laad- en losplaatsen;
  6. f. voet- en fietspaden;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. g. "detailhandel" een kiosk ten behoeve van detailhandel;
  2. h. "brug" een brug;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen,

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding "brug" is een brug toegestaan, waarbij het bepaalde in artikel 14 overeenkomstig van toepassing is.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. verblijfsgebied;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeerplaatsen;
  4. d. speelvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen,

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsstraat

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfs- en woonstraten;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeerplaatsen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. ontsluiting van een parkeergarage;
  6. f. in- en uitritten;
  7. g. laad- en losplaatsen;
  8. h. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. i. "gemengd" is een parkeerterrein toegestaan, waaronder waterberging plaatsvindt;
  2. j. "detailhandel" een kiosk ten behoeve van detailhandel;
  3. k. "brug" een brug;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen,

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding "brug" is een brug toegestaan, waarbij het bepaalde in artikel 14 overeenkomstig van toepassing is;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "gemengd" is een tot maximaal 2 meter verhoogd parkeerterrein toegestaan, alsmede toegangsaccomodatie ten behoeve van de aangrenzende bestemming Wonen-2, waaronder (regen)waterberging plaatsvindt;

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en -gangen en oevers;
  2. b. waterberging en -huishouding;
  3. c. sluizen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. "brug" een brug;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen en overige bij de bestemming behorende voorzieningen,

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals kademuren, oeverbeschoeingen, sluizen, duikers, steigers, kunstwerken alsmede bruggen voor langzaam verkeer;
  2. b. bouwwerken geen gebouw zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. het extensief dagrecreatief gebruik, het verkeer op of over het water, is toegestaan.

Artikel 15 Wonen-1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. tuinen en erven;
  3. c. parkeervoorzieningen,

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. "specifieke vorm van verkeer - garagebox" is een garagebox ten behoeve van de stalling van voertuigen of het gebruik als berging toegestaan;
  2. e. "bedrijf" is een bedrijf, met uitzondering van een garagebedrijf, mits behorend tot de categorieën A uit de Staat van bedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan, uitsluitend op de begane grondlaag, toegestaan;
  3. f. "garage" is een garagebedrijf, dan wel een bedrijf behorend tot de categorieën A uit de Staat vanbedrijven bij functiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan uitsluitend op de begane grondlaag, toegestaan;
  4. g. "sport" is een sportschool, uitsluitend op de begane grondlaag, toegestaan;
  5. h. ter plaatse van de aanduiding detailhandel (dh) is detailhandel, uitsluitend op op de begane grondlaag, toegestaan;
  6. i. "gemengd" zijn ook de functies kantoor, dienstverlening en welzijnsvoorzieningen, met uitsluiting van kindercentra, uitsluitend op de begane grondlaag, toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. de bestemming laat het door bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toe.
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "garage" is op de begane grondlaag een garagebedrijf toegestaan, waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen:
    1. 1. de omvang van het garagebedrijf mag niet worden vergroot ten opzichte van de omvang die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
    2. 2. het gebruik als garagebedrijf mag niet worden hervat indien het gebruik langer dan een jaar is onderbroken;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding sport (s) is op de begane grondlaag een sportschool toegestaan, waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen:
    1. 1. de omvang van de sportschool mag niet worden vergroot ten opzichte van de omvang die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
    2. 2. het gebruik als sportschool mag niet worden hervat indien het gebruik langer dan een jaar is onderbroken.

Artikel 16 Wonen-2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen op de verdiepingen;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. tuinen en erven;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. "gemengd" zijn op de begane grondlaag ook de functies kantoor, dienstverlening, wonen en welzijnsvoorzieningen met uitgezondering van kindercentra, toegestaan;
  2. e. "nutsvoorziening" zijn nutsvoorzieningen toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen,

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. de bestemming laat het door bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toe.

Artikel 17 Wonen-3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen op de verdiepingen;
  2. b. kantoor op de begane grondlaag en in de onderbouw;
  3. c. dienstverlening op de begane grondlaag en in de onderbouw;
  4. d. onbebouwde parkeervoorzieningen;
  5. e. tuinen en erven;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. f. "onderdoorgang", boven het daaronder lopende water van de Haagse Beekzone, overkragende bebouwing in één laag aansluitend op de begane grondlaag;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen,

17.2 Bouwregels

17.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. de bestemming laat het door de bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toe.

Artikel 18 Leiding-riool

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (dubbel)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse riool- of afvalwatertransportleiding of rioolwaterpersleiding, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen,

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding-Riool' als bedoeld in lid 18.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten toegestaan;
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2 onder b onder de voorwaarde dat:

  1. a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 18.1 omschreven leiding;
  2. b. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
  3. c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding-Riool' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, de hieronder te noemen werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het roeren, ontginnen, verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van de grond, of het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    4. 4. het aanleggen van drainage;
    5. 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
    6. 6. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    7. 7. het aanleggen van dijken of andere taluds, dan wel het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
    8. 8. het aanleggen van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behalve indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
    9. 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    10. 10. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    11. 11. het permanent opslaan van goederen.
  2. b. De onder a. genoemde verboden gelden niet voor werken en werkzaamheden indien:
    1. 1. deze noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de leiding en de belemmeringenstrook;
    2. 2. deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het bestemmingsplan is bestemd;
    3. 3. deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  3. c. De onder a. genoemde bouwwerken of werken zijn slechts toelaatbaar indien:
    1. 1. deze geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. deze geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Artikel 19 Waarde - Archeologie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in lid 1, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  1. a. het archeologisch onderzoek;
  2. b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de (cultuurhistorische) waarden, van het rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord, zoals omschreven in aanwijzingsbesluit en de daarbij behorende toelichting, opgenomen in bijlage 4 bij de regels van het plan, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de op de plankaart opgenomen zone met de bestemming 'Waarde -Cultuurhistorie' gelden de volgende regels:

  1. d. het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in het eerste lid, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren;
  2. e. het bepaalde onder a geldt niet voor bouwplannen die (mede) ten doel hebben het herstel van de oorspronkelijke waarden van de betreffende bouwwerken;
  3. f. het bepaalde onder a heeft, ingeval van strijdigheid, voorrang op de bouwregels behorende bij de samenvallende bestemmingen en op de algemene bouw- en afwijkingsregels;
  4. g. het bepaalde onder a geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken en nadat hierover advies is ingewonnen bij de commissie als bedoeld in artikel 1 lid 9 van de Monumentenverordening Den Haag

20.3 Nadere regels

Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige waarden aanwezig zijn.

Artikel 21 Waarde - Ecologie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het instandhouden van de stedelijke groene hoofdstructuur, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Ecologie' als bedoeld in lid 21.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de bestemming Waarde - Ecologie zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een maximale hoogte van 3 m;
  2. b. het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen dient met inachtneming van de natuurlijke waarden plaats te vinden.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de waterstaatkundige werken, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in uitzondering op het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 onder de voorwaarde dat:

  1. a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
  2. b. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  3. c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of in de voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    4. 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
    5. 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    6. 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    7. 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  2. b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    1. 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    2. 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    3. 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    1. 1. geen afbreuk doen aan behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen;
    2. 2. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

  1. a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  2. b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 m boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld bevinden;
  3. c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  4. d. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  5. e. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  6. f. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen - zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer - met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximaal bruto-vloeroppervlak tot 15 m2, zijn toegestaan;
  7. g. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 m en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  8. h. bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    2. 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen;
  9. i. binnen de van dit plan deel uitmakende gronden is straatmeubilair toegestaan;
  10. j. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
    2. 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt;
  11. k. bij het realiseren van bestemmingen volgens dit bestemmingsplan dienen de Wet geluidhinder, het Haags ontheffingenbeleid (Ris 20405) en de voor dit bestemmingsplan afgegeven beschikking hogere grenswaarden in acht te worden genomen.

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

  1. a. het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; Tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    1. 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    2. 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  2. b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen" mag:
    1. 1. tegelijkertijd niet meer dan 1000 kg vuurwerk aanwezig zijn;
    2. 2. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk niet worden hervat indien het gebruik langer dan een jaar is onderbroken;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "seksinrichting" geldt ten aanzien van het gebruik als seksinrichting dat:
    1. 1. het gebruik niet mag worden vergroot ten opzichte van de omvang die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
    2. 2. het gebruik als seksinrichting niet mag worden hervat indien het gebruik langer dan een jaar is onderbroken;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 3" geldt ten aanzien van het gebruik voor horeca vallend in de categorie "zwaar" van de Staat van Horeca-categorieën, opgenomen in de bijlagen bij de regels van dit plan, dat:
    1. 1. het gebruik niet mag worden vergroot ten opzichte van de omvang die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
    2. 2. het gebruik voor horeca vallend in categorie "zwaar" niet mag worden hervat indien het gebruik langer dan een jaar is onderbroken;
  6. f. Tenzij in de regels anders is bepaald, is een webshop alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt.

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 Waterstaat - beschermingszone

  1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de waterstaatkundige werken, een en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
  2. 2. Voor het bouwen binnen de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' gelden de volgende regels:
    1. a. ten dienste van het behoud van de waterkering zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
    2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in uitzondering op het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
  3. 3. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 2 onder de voorwaarde dat:
    1. a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
    2. b. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
    3. c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

27.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:

  1. a. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 m;
  2. b. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  3. c. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  4. d. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2.

27.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:

  1. a. de vestiging van een horeca-inrichting:
    1. 1. voor een andere horeca-categorie ter plaatse van de aanduiding waar dit gebruik is toegestaan;
    2. 2. voordat afwijking wordt verleend, advies kan worden ingewonnen van de toetstingscommissie horeca;
  2. b. de vestiging en exploitatie van detailhandel in (consumenten)vuurwerk met de daarbij behorende opslag ter plaatse van de bestemming Gemengd-1 of Gemengd-2 met dien verstande dat:
    1. 1. de opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 kg;
    2. 2. de opslag op de begane grond plaatsvindt;
    3. 3. het totaal aantal vestigingen in Den Haag met een toegestane opslag tot 1.000 kg niet meer mag bedragen dan 68 en het totaal aantal vestigingen in het stadsdeel Segbroek niet meer mag bedragen dan 8;
    4. 4. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de regionale brandweer;
  3. c. de vestiging of uitbreiding van een seksinrichting indien:
    1. 1. er sprake is van uitbreiding van de vloeroppervlakte van de bestaande, rechtmatig gevestigde seksinrichting vanwege wettelijke eisen in verband met de bedrijfsvoering of wanneer er sprake is van concentratie van activiteiten van meerdere locaties in de gemeente Den Haag;
    2. 2. bij verplaatsing van een locatie binnen de gemeente Den haag, in het geval de nieuwe locatie qua leefomgeving ten opzichte van de oude locatie beter geschikt is;
    3. 3. bij concentratie of verplaatsing er geen uitbreiding van de brutovloeroppervlakte plaatsvindt;
  4. d. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    1. 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    2. 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
    3. 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
  5. e. het bepaalde in artikel 25 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

27.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  2. b. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  3. c. bouwwerken ten behoeve van veiligheidvoorzieningen of verkeersregulering, zoals rampaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers.

27.4 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen afwijkingen worden niet toegestaan indien:

  1. a. met de aanvraag er afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 20;
  2. b. op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan
  3. c. de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende opstallen niet onevenredig worden geschaad;

Artikel 28 Algemene Procedureregels

28.1 Algemene wijzigingsregels

  1. a. Het ontwerp van het plan tot wijziging ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage.
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in het elektronisch Gemeenteblad en voorts op de gebruikelijke wijze.
  3. c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp.
  4. d. burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk, als bedoeld onder a, met maximaal 10%.
  3. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

29.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bomenbuurt 2012.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan Bomenbuurt 2012 op.

In de Nota "Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020" (2006, rv 211,ris 142194), welke op 14 december 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd dat de komende jaren een actualisering plaatsvindt van een groot aantal verouderde bestemmingsplannen.

De actualiseringsslag vloeit voort uit de in de Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro) vastgelegde actualiseringsverplichting. In de Wro is vastgelegd dat de gemeenteraad voor het hele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt. Tevens is bepaald dat deze bestemmingsplannen eens in de tien jaar moeten worden geactualiseerd.

Een gedeelte van het plangebied -globaal gelegen tussen Groot Hertoginnelaan en Beeklaan- is als onderdeel van de wijk Duinoord, op 29 juli 1996 aangewezen tot Rijksbeschermd stadsgezicht (Bijlage 4 bij de regels van dit plan). Daarnaast heeft de gemeenteraad op 4 november 2004 op grond van artikel 14 van de monumentenverordening Den Haag besloten de wederopbouwstrook langs de Sportlaan-Segbroeklaan aan te wijzen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Op het plangebied is met name het bestemmingsplan Bomenbuurt (1989) van toepassing. Met de vaststelling van het bestemmingsplan Bomenbuurt 2012 wordt aan de wettelijke verplichtingen voldaan.

1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan

Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur heeft het bestemmingsplan Bomenbuurt 2012 tot doel:

  1. 1. het bestemmingsplan biedt een actueel juridisch-planologisch kader. De bestaande situatie vormt daarbij het vertrekpunt. De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privé-gebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. In het plangebied zijn voldoende voorzieningen. Het plan is in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de wijk op het gebied, beeld, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de wijk enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds. Het plan biedt de planologisch-juridische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan in de toekomst en voor mogelijke nieuwe ontwikkelingen.
  2. 2. de waarden die ten grondslag liggen aan de aanwijzing van een gedeelte van het plangebied tot rijksbeschermd en gemeentelijk beschermd stadsgezicht worden met dit bestemmingsplan beschermd.
  3. 3. Het bestemmingsplan is qua gebruiksmogelijkheden flexibel ingericht en biedt bewoners en gebruikers ruimte voor uitbreiding (uitbouwen, bijgebouwen en dakopbouwen). Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige kwaliteiten van de wijk enerzijds en de woon- en gebruikswensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds.
  4. 4. Er wordt tevens gestreefd naar het versterken en concentratie van de detailhandelsfunctie in de Fahrenheitstraat en directe omgeving overeenkomstig de Detailhandelsnota Den Haag.
  5. 5. Versterking van de groene hoofdstructuur, het stroomgebied van de Haagse Beek, is een van de ambities uit de nota "Groen kleurt de stad". De bescherming van de stedelijke groene hoofdstructuur is in het bestemmingsplan geregeld.

1.3 Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied waar het bestemmingsplan Bomenbuurt 2012 betrekking op heeft, ligt in het Haagse stadsdeel Segbroek. Het plangebied heeft een oppervlak van circa 55,2 ha en omvat het gebied dat globaal begrensd wordt door de Laan van Meerdervoort, Valkenboskade, Hanenburglaan, Fahrenheitstraat, Sportlaan, Houtrustweg, Conradkade, Afvoerkanaal, Groot Hertoginnelaan, Beeklaan en Valkenbosplein.

Onderstaande kaart bevat een weergave van de ligging van het plangebied in de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0001.png"

Kaart plangebied Bomenbuurt, ligging in de stad

1.4 Geldende Planologische Regelingen

1.4.1 Vigerende bestemmingsplannen

Binnen het plangebied gelden tot het van kracht worden van het onderhavige bestemmingsplan de volgende regelingen:

Vigerende planologische regeling: Vastgesteld:
1 Bestemmingsplan Bomenbuurt 26 oktober 1989
2 Bestemmingsplan Duinoord 26 oktober 1981
3 Bestemmingsplan Vogelwijk 28 maart 1996
4 Bestemmingsplan Bloemenbuurt 27 november 2008

Met het in werking treden van dit bestemmingsplan komen genoemde bestemmingsplannen te vervallen voor zover ze betrekking hebben op het plangebied van het bestemmingsplan Bomenbuurt 2012. Voor wat betreft de onder 2,3 en 4 genoemde bestemmingsplannen ziet dit slechts op een deel van de verkeerswegen Sportlaan, Groot Hertoginnelaan, Beeklaan en Valkenboskade, waarbij het hart van de weg, in plaats van de gevelrooilijn, de plangrens gaat vormen in het bestemmingsplan. De reden is dat op deze wijze beter rekening gehouden kan worden met verspringende rooilijnen, overkragingen, erkers, etc.

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die met de vaststelling van dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk;
  • Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen;
  • Paraplubestemmingsplan Archeologie (2010). In dit paraplubestemmingsplan wordt ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde (archeologie)' toegevoegd en worden regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan omgevingsvergunningen.

De wijze waarop bestemmingsplan Bomenbuurt 2012 het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstukken 3 en 5.

1.4.3 Beschermd stadsgezicht

Op 29 juli 1996 is een deel van het plangebied (omgeving Groot Hertoginnelaan) als onderdeel van de aangrenzende wijk Duinoord aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht. Daarnaast is een gedeelte van het plangebied in 2004 aangewezen tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Het betreft de z.g. wederopbouwstrook langs de Sportlaan-Segbroeklaan. In hoofdstuk 2 wordt hier nader op ingegaan. Het voorliggende bestemmingsplan is een beschermend bestemmingsplan zoals bedoeld in de Monumentenwet en de Monumentenverordening.

1.5 Leeswijzer

In dit eerste hoofdstuk zijn de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan, de ligging en begrenzing van het plangebied, het doel van het bestemmingsplan en de vigerende regelingen beschreven. Hoofdstuk 2 bevat een historische, stedenbouwkundige en functionele beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de beleidskaders, die voor het plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende milieuaspecten. Hoofdstuk 5 geeft de planbeschrijving weer. Daarbij wordt een integrale afweging gemaakt ten aanzien van alle relevante beleidsuitgangspunten en hoe deze 'vertaald' zijn naar het plan. In dit hoofdstuk worden tevens de relevante juridische aspecten beschreven, waaronder een artikelsgewijze toelichting op de regels. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 zijn de resultaten van overleg en inspraak verwerkt.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur een beschrijving van het plangebied gegeven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Duinen en ontginningen

Ver voor het begin van onze jaartelling ontstond er ter hoogte van de Bomenbuurt een oude strandwal waar enkel sporadisch bewoning op voor kwam. Vanaf 1100 n.Chr. ontstonden er over deze oude strandwallen heen nieuwe duinen. De nieuwe duinen werden hoger dan de oude duinen en strekten zich uit van de huidige Laan van Meerdervoort tot de Hanenburglaan. Waarschijnlijk werd het gebied alleen gebruikt voor de konijnenjacht, voor intensieve bewoning was het immers niet geschikt. Door het gebied liepen wel enkele paden als verbinding tussen de boerderijen in Segbroek en de Loosduinseweg en Zeestraat. Met de uitbreiding van Den Haag in westelijke richting trokken de duinen steeds meer wandelaars. Vele kunstenaars, waaronder schilders van de Haagse School en zelfs Vincent van Gogh, hebben zich laten inspireren door het duin- en weidelandschap van voor de aanleg van de Bomen- en Bloemenbuurt.

Met de uitbreidingen van de stad kwam het 'onbruikbare' duinlandschap steeds meer onder druk te staan. De duinen werden vanaf de 19e eeuw dan ook in rap tempo afgegraven. In eerste plaats vooral om extra ruimte voor tuinbouw te creëren, maar in de tweede plaats ook om woningbouw in het gebied mogelijk te maken. Het afgegraven duinzand werd verkocht om sloten mee te dempen en straten op te hogen, maar ook als grondstof voor de productie van kunstzandsteen. De duinontginning zelf werd ook aangegrepen als werkgelegenheidsproject voor enkele honderden werklozen. Het was geen populair werk; de werkplekken lagen ver van Den Haag aan het einde van lange duinpaden en in de winter werd er gewoon doorgewerkt. Voor de afvoer van het duinzand werden tijdelijke vaarten en smalspoorlijnen aangelegd.

Plan van Berlage

Den Haag kon de bevolkingstoename tot in de 19e eeuw binnen de oude grachtengordel opvangen. Loosduinen was in 1811 van Den Haag afgescheiden en een zelfstandige gemeente geworden. De Beeklaan vormde de grens tussen Den Haag en Loosduinen, maar het Regentessekwartier was rond 1900 al volgebouwd tot die laan. Zo kwam het dat het gemeentegebied op 1 juli 1903 toch weer werd uitgebreid ten koste van de gemeente Loosduinen. De gemeentegrens werd verschoven van de Beeklaan naar een lijn die ter hoogte van de huidige Laan van Eik en Duinen en de Kwartellaan liep. Het nieuwe gebied was grotendeels nog onontgonnen duingebied. De gronden in het geannexeerde gebied waren veelal in eigendom van bouw- en exploitatiemaatschappijen zoals de maatschappijen 'Laan van Meerdervoort', 'Westduin' en 'Duinrust'.

In 1911 werd dan ook het 'Plan tot Uitbreiding van 's-Gravenhage' van architect H.P. Berlage (nader: "Plan van Berlage") vastgesteld. In het uitbreidingsplan werd in het gebied dat deels begrensd wordt door de Laan van Meerdervoort en de Sportlaan, de huidige Bomenbuurt geprojecteerd. Typisch voor de stijl van Berlage zijn de diagonaal lopende straten bij het Thomsonplein: de Wilgstraat en de Pijnboomstraat. Waar nodig nam Berlage bestaande wegen en (afzanderij-) vaarten, waaronder de Valkenbosvaart, op in het stadspatroon. Volgens de opvatting van Berlage moest de nadruk worden gelegd op de beslotenheid van de buurt, bijvoorbeeld door middel van pleinen en hoven. Hij wilde daarom ook geen lange rechte straten zoals in de Schilderswijk.

Realisatie

De plannen voor de Bomenbuurt werden vanaf 1911 uitgewerkt in het stratenplan 'Duinrust', ook wel 'Laan van Meerdervoort' genoemd. Het week op enkele punten af van het oorspronkelijke 'Plan van Berlage'. In 1914 was de grond voor de toekomstige Bomenbuurt bouwrijp, waarna de buurt in de periode 1915-1920 grotendeels haar huidige gestalte kreeg. De Bomenbuurt werd beschouwd als een verademing vergeleken bij de volgebouwde oudere wijken zoals het Zeeheldenkwartier, Regentessekwartier en Valkenbos. Ondanks de hoge grondprijs heeft de gemeente geprobeerd meer open ruimte en laagbouw te creëren dan in de oudere wijken gebruikelijk was geweest. Brede straten zoals de Ieplaan en de Thomsonlaan zijn hier het voorbeeld van. Door de geringe bouwhoogte en afwisselende gevelbeelden is het Berlagiaanse principe van de uniforme en monumentale gevelwand als stedebouwkundig middel om ruimte te begrenzen en eenheid te scheppen echter niet verwezenlijkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0002.jpg"

Thomsonlaan

Het gedeelte tussen de Hanenburglaan en de Sportlaan werd ingevuld in de jaren twintig. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest het gedeelte tussen de Hanenburglaan en Sportlaan weer wijken voor de aanleg van een veertig meter brede tankgracht die onderdeel uitmaakte van de Atlantik Wall. Voor de tankgracht tussen Kijkduin en Zorgvliet werd grotendeels het traject van de Haagse Beek gevolgd omdat op die manier de minste sloopwerkzaamheden hoefden plaats te vinden. Desondanks hebben er heel veel woningen moeten wijken voor de aanleg van de Atlantik Wall. Aan weerszijden van de onbebouwde groenstrook werd een gebied van 130 tot maximaal 150 meter gesloopt. De sloop van de woningen begon op 22 november 1942 en maakte zo'n 14.000 mensen dakloos.

Wederopbouw na de oorlog

De Bomenbuurt kwam als een zwaar getroffen wijk uit de oorlog. Aangezien het deel Sportlaan-Segbroeklaan e.o. het gebied met de grootste kaalslag was, kon hier na de oorlog een geheel nieuw plan voor ontwikkeld worden. In december 1947 werd het wederopbouwplan Sportlaan-Zorgvliet I, van de hand van W.M. Dudok, aan de gemeenteraad aangeboden. Architect Dudok greep hierin de gelegenheid aan om de monotonie en vlakheid van de stadswijken aan weerszijden van de Atlantik Wall te doorbreken door de aanleg van fraaie plantsoenstroken met waterpartijen, omzoomd met contrasterende hoogbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0003.jpg"

Haagse Beek en woningen Sportlaan

De hoogbouw was niet alleen bedoeld als contrasterend element, maar waren in Dudok zijn ogen ook een logische uitbreiding van de bestaande villas, eengezinshuizen en beneden-bovenwoningen. Aan dergelijke portiek-etageflats was volgens hem meer behoefte en bovendien zouden op deze manier meer gezinnen kunnen profiteren van de fraaie omgeving.

De nieuwbouw aan de Segbroeklaan en de Sportlaan werd begin vijftiger jaren voltooid. De Beek kwam iets zuidelijker te liggen en kreeg meer de vorm van een serie vijvers. De nieuw aangelegde Segbroeklaan werd in 1953 gerealiseerd en kreeg de status van hoofdverkeersweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0004.png"

Segbroeklaan anno 1957 (uit: haagsebeeldbank, fotograaf DSO, id nr. 6.03794)

2.3 Ruimtelijke Structuur

2.3.1 Bebouwingsstructuur

2.3.2 Verkeer en infrastructuur

Autowegen

De huidige verkeersstructuur blijft gehandhaafd. De verschillende straten worden in overeenstemming met hun huidige verkeersfunctie bestemd.

De hoofdverkeerswegen zijn de Laan van Meerdervoort, Segbroeklaan, Conradkade en een klein deel van de in het plangebied vallende Houtrustweg.

De Laan van Meerdervoort is een wijkontsluitingsweg , die direct toegang geeft tot woon- en verblijfsgebieden.

De Segbroeklaan maakt als stedelijke hoofdweg onderdeel uit van de Noordwestelijke Hoofdroute tussen Kijkduin en de Scheveningseweg. De Segbroeklaan heeft primair een functie heeft voor bundeling van stedelijk verkeer en regionaal bestemmingsverkeer.

De Houtrustweg, voor zover gelegen tussen de Segbroeklaan en Sportlaan, verdeelt als stedelijke hoofdweg het verkeer vanaf de Internationale Ring naar de concentraties van werkgelegenheid, voorzieningen en woonwijken in het gebied Scheveningen-Haven. Doorgaand verkeer tussen Scheveningen-Haven en de Internationale Ring dient geconcentreerd te worden op deze stedelijke hoofdweg.

Ook de Conradkade ligt ten dele in het plangebied. Het deel van de Conradkade tussen de Groot Hertoginnelaan en de President Kennedylaan is een verbindingsweg tussen de Laan van Meerdervoort en de Internationale Ring. De weg heeft daarmee een belangrijke functie als wijkontsluitingsweg.

De Fahrenheitstraat, Thomsonlaan, Ieplaan, en Morsestraat worden als straat aangemerkt en hebben vooral een belangrijke functie voor de ontsluiting van de buurt. Hierdoor kunnen ze niet tot de verblijfstraten gerekend worden.

De bestemming verblijfsstraat wordt gegeven aan alle overige straten, waar autoverkeer mogelijk is, maar het verblijfskarakter overheerst.

Verblijfsgebied zijn alle openbare ruimtes waar geen autoverkeer mogelijk is en die niet als groengebied zijn bestemd.

De binnen de diverse verkeersbestemmingen aanwezige kiosken zijn allemaal op de plankaart als functieaanduiding weergegeven en in de regels opgenomen.

Openbaar vervoer

De Bomenbuurt is vrij goed ontsloten op het openbaar vervoer. De ontsluiting vindt vooral plaats via de randen van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0007.png"

Lijnennetkaart Bomenbuurt e.o. (bron: www.htm.nl)

Langs de randen van het plangebied rijden twee trams:

  • Lijn 3 (randstadrail) rijdt tussen Loosduinen en Zoetermeer Centrum-West. Binnen het plangebied liggen twee haltes; ter hoogte van de Fahrenheitstraat en ter hoogte van het Valkenbosplein.
  • Lijn 11 rijdt tussen Scheveningen Haven en station Holland Spoor. Onderweg worden ook het Statenkwartier, Duinoord, Regentessekwartier, Transvaal en de Schildersbuurt aangedaan. Binnen het plangebied ligt één halte ter hoogte van de Groot Hertoginnelaan.

Ook rijden er langs de randen van het plangebied nog een tweetal bussen:

  • Lijn 21 rijdt tussen Vrederust en Scheveningen. Onderweg worden ook Leyenburg en Statenkwartier aangedaan. Binnen het plangebied liggen haltes ter hoogte van het Valkenbosplein en ter hoogte van de Conradkade.
  • Lijn 24 rijdt tussen Kijkduin en station Mariahoeve. Onderweg worden daarbij ook het centrum, Centraal Station en Haagse Hout aangedaan. Binnen het plangebied ligt één halte ter hoogte van de Houtrustlaan.

Ook net buiten het plangebied zijn verschillende opstapmogelijkheden, zoals in de Goudenregenstraat en bij het Haga ziekenhuis.

Fietsen

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsvoorzieningen wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen zowel bij woningen en werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

Er is binnen Den Haag een herkenbaar stelsel van (hoofd)fietsroutes, vastgelegd in het Meerjarenprogramma Fiets 2007 t/m 2010. Binnen het plangebied zijn de volgende wegen opgenomen als hoofdfietsroutes: Laan van Meerdervoort, Conradkade, Groot Hertoginnelaan, Segbroeklaan. Deze fietsroutes sluiten buiten de wijk aan op fietsroutes richting belangrijke bestemmingen in Den Haag. Op deze fietsroutes is het van belang dat veilige fietsvoorzieningen aanwezig zijn. Verder is het belangrijk dat langs ontsluitingswegen (50 km/u) fietsvoorzieningen aanwezig zijn. Zo deze nog ontbreken zal bij herinrichting worden gestreefd naar de aanleg hiervan.

Parkeren

Op 1 juli 2010 is een betaald parkeren regeling ingevoerd in de Bomenbuurt. De parkeerregeling moet de parkeeroverlast in de buurt tegengaan en meer ruimte creëren. De buurt heeft relatief veel last van auto's die uitwijken uit omliggende gebieden. De werkingstijden zijn tussen 18:00 uur en 24:00 uur op elke dag van de week. In het deel van het plangebied tussen Segbroeklaan en Sportlaan geldt geen betaald parkeren regeling. Ook op het deel van de Conradkade dat binnen het plangebied geldt geen betaald parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0008.jpg"

2.3.3 Water en groenstructuur

Binnen het plangebied is een Ecologische Verbindingszone aanwezig, welke bomenrijen langs de Houtrustweg en Segbroeklaan aan elkaar verbindt en bijdraagt aan het behoudt van de stedelijke groenstructuur. De Ecologische Verbindingszones in kwestie is de Haagse Beekzone.

Het voornaamste groen in het plangebied wordt gevormd door de Haagse Beekzone welke onder andere door het Rode Kruisplantsoen loopt. De Haagse Beek loopt van Kijkduin naar de Hofvijver, een watergang met een lange geschiedenis. In de middeleeuwen was het een duinbeekje. Nu ligt de Beek midden in de stad, ingebed in een groenzone met afwisselend een weelderige oeverbegroeiing, bloemrijk grasland, moerasjes en struwelen. De Haagse Beek verbindt de grote groengebieden Westduinen, Westduinpark, Ockenburg, Meer en Bos, Bosjes van Pex, Bosjes van Poot en Zorgvliet. Dit zijn voornamelijk gebieden met een duinkarakter en bossen van binnenduinranden.

In de periode 1997-2000 is de Haagse Beek binnen het plangebied gerevitaliseerd, waarbij een groot deel van de bovenloop natuurlijker is ingericht. Ter hoogte van de Sportlaan is de herinrichting opgeschort in afwachting van de te nemen verkeerskundige maatregelen. De jaren vijftig bouw aan weerszijden van de Haagse Beek is ook erg groen opgezet.

Binnen het plangebied is ook het Afvoerkanaal van belang als blauwe verbinding binnen de stedelijke groenstructuur. Deze maakt tevens deel uit de Transvaal/lijn 11 zone beschreven in de Structuurvisie 2020 waarbij versterken van de groenblauwe functie van het kanaal als speerpunt is opgenomen.

Het oudere gedeelte van de wijk, ten zuidoosten van de Hanenburglaan, is beduidend minder groen opgezet. Hier wordt het groen voornamelijk gevormd door straatbomen, waaronder drie monumentale bomen bij het Kastanjeplein. Langs de westgrens van het plangebied ligt het water van de Valkenboskade, welke wordt geflankeerd door groenstroken.

2.3.4 Archeologie

Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in zijn geheel gelegen op een strandwal, een grofweg evenwijdig aan de kustlijn gelegen zandrug die enige duizenden jaren voor Christus door natuurlijke processen is gevormd.

Strandwallen hebben altijd archeologische potentie. Al vanaf de late Steentijd (ca. 2500 v. Chr.) waren ze geschikt voor menselijke bewoning. Op veel plekken binnen de gemeentegrenzen (en daarbuiten) zijn er vondsten op gedaan en resten van nederzettingen op teruggevonden, zowel uit de prehistorie als uit de Romeinse tijd of Vroege Middeleeuwen.

Omdat het gebied niet, zoals de gebieden dichterbij de kust, door stuifzanden van het Jonge Duin overstoven is geraakt, mag worden verwacht dat eventuele archeologische resten zich vrij dicht onder het huidige oppervlak moeten bevinden. Tot nu toe zijn dat soort resten nergens aangetroffen. Veel zegt dat echter niet. Het overgrote deel van de wijk is gebouwd in een tijd dat er voor archeologie geen belangstelling was.

Ondanks dit gebrek aan vondsten wordt de kans dat het terrein in die lange periode tussen 2500 v. Chr en 1000 na Chr. bewoond geweest is op grond van de geologische omstandigheden aanzienlijk geacht. Indien de archeologische sporen daarvan nog aanwezig zijn, zullen die echter niet ongeschonden zijn gebleven. Op oudere stadsplattegronden is te zien dat het betreffende gebied al in het begin van de 20ste eeuw is afgezand. De Valkenboskade bijvoorbeeld is van oorsprong een afzanderijvaart die rond het midden van de 19de eeuw werd gegraven om het zand van de Dekkersduinen te kunnen afvoeren.

Ondanks deze activiteiten is de wijk nog steeds op een hoogte van ongeveer 2m + NAP gelegen. Omdat oude cultuurlagen zich voor het overgrote deel tussen de 1 en 3 meter + NAP bevinden, is de kans op archeologische waarden in de wijk nog steeds aanwezig.

Bovenstaande betekent niet deze archeologische verwachting nog voor het gehele bestemmingsplangebied geldt. Daarvoor kent de wijk een te onstuimige geschiedenis. Vooral de bouw van de Atlantikwall in de 2de wereldoorlog is bepalend geweest. Hele huizenblokken zijn daarvoor in 1943 met grof geweld gesloopt; in dat deel werd vervolgens een diepe en brede tankgracht gegraven. De kans op archeologie in dit deel van het gebied is nagenoeg nihil geworden.

2.3.5 Leidingen

Langs de westgrens van het plangebied is een afvalwatertransportleiding aanwezig. De leiding ligt onder de Valkenboskade en deels onder de Hanenburglaan en Fahrenheitstraat richting de Vogelwijk.

De beleidsmatige consequentie van de leiding staat beschreven in hoofdstuk 4.2

2.4 Functionele Structuur

2.4.1 Wonen

Uit cijfers uit 2009 ( afkomstig uit "Wijkperspectief Bomen- en Bloemenbuurt"d.d. 20 juli 2009) kan bij benadering voor wat betreft de Bomenbuurt en directe omgeving het volgende worden afgeleid.

De gemeente telde op 1 januari 2009 232.704 woningen. De Bomen- en Bloemenbuurt tezamen telden op dat moment 7.504 woningen, een verandering van -367 woningen ten opzichte van het vorig jaar. Vergeleken met de gehele gemeente Den Haag blijft de groei van het aantal woningen daarmee achter.

De aanwezige woningen zijn hoofdzakelijk in particulier eigendom (68,8% van de woningen). Van de overige woningen behoort 20,6% tot de particuliere huurvoorraad en 6,0% tot de sociale huurvoorraad.

De woningvoorraad bestaat voor 85,7% uit appartementen en voor 13,6% uit ééngezinswoningen.

In de Bomen- en Bloemenbuurt zijn in het jaar 2007 350 bestaande woningen verkocht. De gemiddelde verkoopprijs van verkochte bestaande ééngezinswoningen was in de Bomen- en Bloemenbuurt met €451.774 hoger dan de gemiddelde verkoopprijs voor eengezinswoningen in geheel Den Haag: €426.678. De prijs van verkochte appartementen was in deze wijk met € 188.979 hoger dan de gemiddelde verkoopprijs voor appartementen in de gehele gemeente Den Haag: € 179.661.

Resumerend geven de aanwezige cijfers aan dat de Bomenbuurt een sterke, stabiele wijk is met een lage verhuismobiliteit en geen andere ingrijpende ontwikkelingen. De verkoopprijs van eengezinswoningen en appartementen ligt bovendien boven het stedelijk gemiddelde.

Typologie

De Bomenbuurt kent een grote variatie in soorten woningen, van herenhuizen tot flats. Het vooroorlogse deel wordt gekenmerkt door twee lagen met of zonder kap en drielaagse platte woonbebouwing met op de hoeken veelal een gedeeltelijke verhoging of verdieping van het bouwblok. Het naoorlogse deel, gelegen aan de Haagse Beek, onderscheid zich met hoogbouw (zeven en acht bouwlagen hoog) duidelijk van het oudere deel van de wijk (zie ook paragraaf 2.3.1).

Het merendeels van het woonaanbod in de Bomenbuurt betreft meergezinswoningen, bijna de helft van de totale woningvoorraad bestaat uit portiekwoningen. Dit is een relatief hoog aandeel, want in heel Den Haag maken portiekwoningen nog geen twintig procent uit van de woningvoorraad. De appartementen zijn in het plangebied over het algemeen groter dan in de rest van de stad. Bijna veertig procent van de appartementen valt in de klasse 100-139 m², terwijl dit percentage voor Den Haag op bijna een kwart ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0009.jpg"

Hoogbouw aan de Segbroeklaan

Bouwstijl

Bijna driekwart van de woningen is gebouwd in de periode voor de Tweede Wereldoorlog. De Bomenbuurt is voornamelijk gebouwd voor wat toen de middenstand heette. Net als de variatie in typologie, zijn ook de bouwstijlen in de wijk erg divers. Er is sprake van een grote diversiteit in parcellering van gevels, welke in de meeste gevallen verbonden worden door een zeer kenmerkende brede dakoverstek (als bindend element). Bij de Beeklaan, Ieplaan en een deel van de Laan van Meerdervoort is sprake van herenhuisen in de traditie van de overgangsarchitectuur. De gevelwanden zijn rijk uitgevoerd met aandacht voor detail. Er is hier ook sprake van een hoog ensemble waarde. Het merendeel van de overige architectuur sluit aan bij de stijl van de Nieuwe Haagse School. Door de geringe bouwhoogte en afwisselende gevelbeelden is het Berlagiaanse principe van de uniforme en monumentale gevelwand als stedenbouwkundig middel om ruimte te begrenzen en eenheid te scheppen niet verwezenlijkt.

2.4.2 Bedrijven en kantoren

De Bomenbuurt is hoofdzakelijk een woonwijk. De bedrijfruimten die er zijn bevinden zich voornamelijk op de begane grond van panden waarboven gewoond wordt. Het betreft van oudsher kleinschalige bedrijvigheid, zoals werkplaatsen, garages, kleinschalige bedrijfsruimten en opslagunits. Daarnaast bevindt zich aan de rand van van het plangebied (tussen de Morsestraat, Beeklaan, Houtrustweg en Afvoerkanaal) solitaire bedrijvigheid ten behoeve van nutsbedrijven en waterzuivering.

Eveneens aan de rand van het plangebied (begin Sportlaan), waar voorheen een stadsdeelkantoor van de gemeente was gevestigd, bevindt zich een kantoor, met daarboven appartementen.

2.4.3 Detailhandel, dienstverlening en horeca

De detailhandel en horeca in de Bomenbuurt is voornamelijk geconcentreerd in de Fahrenheitstraat en Thomsonlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0010.jpg"

Gemengde doeleinden in de Fahrenheitstraat

Dit is echter niet de enige detailhandel en horeca in de wijk. Ook aan het Valkenbosplein, de hoek Beeklaan-Groot Hertoginnelaan en langs de Laan van Meerdervoort is verspreid detailhandel, horeca en commerciële dienstverlening te vinden. Het winkelgebied is niet alleen van betekenis voor de wijk zelf; de circa 9.000 m2 winkelruimte maken winkelgebied Fahrenheitstraat/Thomsonlaan tevens het grootste winkelgebied van stadsdeel Segbroek.

2.4.4 Onderwijs, cultuur en welzijn

Binnen het plangebied zijn meerdere maatschappelijke, culturele en welzijnsvoorzieningen gelegen, met name:

Onderwijs, cultuur en welzijnsvoorziening Adres
Protestants christelijke Bavinckschool (met peuterspeelzaal) Acaciastraat 141
Openbare Montessorischool Valkenbos (met peuterspeelzaal) Cederstraat 29
Christelijke Montessorischool Abeelstraat 30
Christelijk College de Populier Populierstraat 109
Hofstad College, nevenvestiging Hofstad Heldring Morsestraat 1
Mondriaan college Houtrustweg
Vrijwilligersorganisatie 'De Kruin' Acaciastraat 178a
Bewonersorganisatie Bomenbuurt Acaciastraat 178a
Verzorgingshuis Willem Dreeshuis Morsestraat 19
Openbare bibliotheek Fahrenheitstraat 707

2.4.5 Sport en recreatie

Binnen het plangebied bevinden zich op meerdere plaatsen openbare speelvoorzieningen. De nieuwste aanwinst is een kleinschalige sportvoorziening voor de oudere jeugd op de hoek Ieplaan/Segbroeklaan.

Ook zijn in het dichtbebouwde plangebied enkele overdekte sportaccomodaties, fitnesscentra en/of sportscholen aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Bomenbuurt 2012 vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet. De thema's masterplan, bedrijventerreinen, leisure, werkwoningen, religie, woonwagens en woonboten zijn niet van toepassing op het plangebied en zijn derhalve buiten beschouwing gelaten.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk naar de periode 2020-2030. Door deze nota tracht het kabinet bij te dragen aan een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en de borging van de veiligheid.

Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water.

Om een eenzijdige samenstelling van de bevolking te voorkomen, stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Om de trek van midden- en hogere inkomens uit de stad te voorkomen zijn volgens de Nota Ruimte meer hoogstedelijke woonmilieus nodig, en blijven stedelijke vernieuwing en herstructurering dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten.

Nieuwe bebouwing moet ten behoeve van de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten zoveel mogelijk worden geconcentreerd in bestaand bebouwd gebied. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt.

Het bestemmingsplan is daar waar dit van toepassing is in overeenstemming met het verwoorde beleid uit de Nota Ruimte.

3.2.2 Provinciaal beleid

Provinciale Structuurvisie

Op 2 juli 2010 hebben Proviniale Staten de Proviniale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland vastgesteld.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
  • stad en land verbonden

Ook de instrumenten die de provincie inzet, komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten (Functiekaart en Kwaliteitskaart), ontwikkelt programma's en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.'

In de functiekaart (gewenste en mogelijke ruimtelijke functies; wat komt waar) is plangebied Bomenbuurt aangegeven als 'Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer': aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen en in de nabijheid en invloedssfeer van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet gelegen. Dit geldt niet voor het groen van de Haagse Beek dat is aangegeven als 'Stedelijk groen'. De Segbroeklaan en Groot Hertoginnelaan zijn nog extra aangeduid met de functie '(Boven)regionale wegverbinding', de Laan van Meerdervoort met de functie 'regionale railverbinding' en het Afvoerkanaal en Valkenboskade zijn aangeduid met de functie 'Water'.

In de kwaliteitskaart (bestaande en gewenste kwaliteiten; waar en hoe) zijn bovengenoemde functies ook als kwaliteit aangegeven en daarnaast is te zien dat het deel van het plangebied langs de Segbroeklaan is aangemerkt als onderdeel van het 'Groenblauw netwerk'.

Verordening Ruimte

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010) voorziet hierin. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. Het bestemmingsplan is daar waar dit van toepassing is in overeenstemming met het verwoorde beleid uit in de Verordening Ruimte.

3.2.3 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het stadsgewest en de betrokken gemeenten.

Het plangebied Bomenbuurt heeft met slechts één prioriteit raakvlak, namelijk die van (het verbeteren van) de regionale groenstructuur aangezien de Haagse Beek deel uit maakt van een groen-blauwe schakel.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Den Haag 2020

In de Structuurvisie Den Haag 2020 heeft de raad de ambitie vastgelegd om van Den Haag 'Wereldstad aan Zee' te maken, een uitdagende stad in een sterke regio. Dit beleidsdocument heeft als doel impulsen en richting te geven aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Den Haag.

De Wéreldstad aan Zee heeft vier troeven: het is een multiculturele stad, een internationale stad, een stad aan zee en een monumentale residentie. De strategie is om deze troeven uit te bouwen en te versterken. Dat wil de gemeente Den Haag doen door samen met partners in de stad en de regio een kwaliteitsprong te maken in de ruimte voor wonen, werken en leven in Den Haag, in de bereikbaarheid en in de leefbaarheid en het groene karakter.

De Structuurvisie wil de opgaande lijn van de jaren negentig zien vast te houden en verder versterken. De bevolkingstoename speelt daarin een voorname rol. De afgelopen jaren is de bevolking vooral door de uitbreiding van de woningvoorraad op de Vinexlocaties flink gegroeid en inmiddels de 500.000 gepasseerd.

De Wéreldstad aan Zee krijgt vorm door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan). In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen. De Bomenbuurt ligt binnen de kanszone Internationale Kustzone en deels binnen de Lijn 11-zone. Het plangebebied is echter niet in een ontwikkelingsgebied opgenomen.

Voor wat betreft de Internationale kustzone, die zich uitstrekt van Wassenaar tot de Westlandse Zoom, wil Den Haag aan de kust de ambities van Wereldstad aan Zee vorm en inhoud geven. Geconcentreerde ontwikkelingen vinden plaats in Scheveningen en Kijkduin, waar dé kansen liggenvoor het vergroten van de diversiteit in vestigingsmilieus voor wonen en stedelijke voorzieningen.

Voor wat betreft de Lijn 11-zone , de centraal tussen de vooroorlogse wijken gelegen tramlijn, die vanaf Hollands Spoor naar Scheveningen-Dorp loopt, is de ambitie gericht op ontsluiting van regio naar kust en het verbeteren van woon- en verblijfskwaliteiten.

Vijf lagen langs doorgaande wegen

De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt ook, dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. De doorgaande wegen zijn de regionale en stadsgewestelijke wegen, hoofdverkeerswegen op gemeentelijk niveau en wegen voor doorgaand verkeer door stadsdelen aangevuld met de wegen die onderdeel zijn van het netwerk van de 'lange lijnen' uit de Kadernota Openbare Ruimte en de railgebonden openbaarvervoerverbindingen.

Daarnaast is de Stedelijke Groene Hoofdstructuur uit het beleidsplan 'Groen kleurt de stad' (paragraaf 4.5) leiddraad bij de aanwijzing van het groen waarlangs in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen.

Doorgaande wegen in en langs het plangebied die in principe in aanmerking komen voor vijflagen bebouwing zijn de Segbroeklaan, Laan van Meerdervoort, Groot Hertoginnelaan en Conradkade. De eventuele toepassing van de vijflagenambititie wordt verder besproken in paragraaf 5.2.1.

Dakopbouwen

Op microniveau kan verdichting plaatsvinden door dakopbouwen op de bestaande woongebouwen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. Een extra bouwlaag levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In dit bestemmingsplan is hier een regeling voor opgenomen. In hoofdstuk 5 worden de regeling en de totstandkoming ervan nader toegelicht.

Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad (gewijzigd) vastgesteld. De agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

Om dit in goede banen te leiden is in de nota inzichtelijk gemaakt op welke wijze verdichting bijdraagt aan de kwaliteit van wonen, werken en leven in Den Haag. Daarbij is bekeken in hoeverre Haagse sectorale beleidsambities samenvallen met verdichtingskansen in de stad. De Agenda voor de Haagse Verdichting wordt vervolgens voor het belangrijkste deel operationeel gemaakt in vijftien masterplannen, herstructureringsgebieden en grote gebiedsgerichte plannen. Hierbij wordt per gebied aangegeven welke vormen van verdichting denkbaar zijn.

Onderhavig plangebied valt voor een deel binnen de Internationale Kustzone. Voor de Internationale Zone is in de Agenda voor de Haagse Verdichting opgenomen dat gestreefd moet worden naar een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor internationale instituten, voorzieningen en bewoners, waaronder specifiek expats, waarbij de combinatie van goede bereikbaarheid, veiligheid en een aantrekkelijke groene omgeving bijdraagt aan het binnenhalen van nieuwe instituten.

Waar binnen het gebied verdichting mogelijk is, moet dit met respect voor bestaande kwaliteiten en een zorgvuldige inpassing worden gedaan.

3.3 Sectoraal Beleid

3.3.1 Wonen

In paragraaf 3.2.4 is de Structuurvisie Den Haag 2020 beschreven met daarin de toekomstvisie van de gemeente. De Haagse Structuurvisie streeft naar groei van het inwoneraantal van de stad als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen en voor een goede economische sociale en culturele ontwikkeling: hiervoor zal het aantal woningen moeten groeien.

In de woonvisie 'Den Haag 2009 tot 2020' is de groeiambitie vastgesteld op 20.000 tot 25.000 woningen. De woonvisie biedt ook de kaders voor deze groei. De kern van de woonvisie is: Als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen. De stad moet daarom in een breed scala aan type woonwensen kunnen voorzien. Dit vereist gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken. Hoewel differentiatie van woonmilieus en woonsferen het uitgangspunt is, moet dit binnen een stedelijk kader gebeuren. Daarom dient er gekozen te worden voor woonvormen die passen bij een stedelijke omgeving. De nieuwbouw zal daarom grotendeels plaatsvinden door appartementen en stadswoningen en tussenvormen daarvan.

Kansen voor groei en verdichting liggen veelal in de zogenaamde transformatiemilieus, waar verouderde bedrijventerreinen worden omgezet in gemengde woonwerkgebieden. Aan de stadsranden vindt eveneens uitbreiding plaats door transformaties in de overgangszones van stad naar platteland.

Sturend voor de transformatie en uitbreiding van woonmilieus is het beleid om selectieve migratie uit de stad van midden- en hogere inkomens om te buigen, om deze groepen aan de stad te binden en van elders aan te trekken. Bij de herstructurering van de goedkope sociale voorraad in bestaande gebieden wordt getracht een woonmilieu te bieden dat inspeelt op woonwensen van bepaalde groepen midden- en hogere inkomens mede om segregatie, concentratie van kansarme bewoners en cumulatie van achterstandssituaties tegen te gaan. Een goed 'schoon, heel en veilig' leef- en woonklimaat is een belangrijke voorwaarde voor alle stedelijke woongebieden. Daarnaast moeten voldoende, goede en betaalbare woningen voor de lage inkomensgroepen blijven bestaan.

De Bomenbuurt behoort volgens de woonvisie (2009) tot het stedelijk woonmilieu. Dit woonmilieu kenmerkt zich door een dichtheid van 50- 60 woningen/ ha en bevindt zich voor een groot deel in de stadse wijken, die gebouwd zijn in de periode 1900 -1940.

Naast een woonmilieu is er voor het gebied ook een woonsfeer benoemd. De woonsfeer typeert het karakter en de uitstraling van het gebied en is hiermee een meer kwalitatieve typering van een gebied.

Het plangebied valt binnen het woonmilieu: 'stedelijk wonen in de luwte'. Deze woonsfeer komt veel voor in de vooroorlogse wijken ten westen van de binnenstad. In deze woonsfeer is wonen de belangrijkste functie; de voorzieningen zijn veelal gelegen langs de doorgaande assen. In de zijstraten is meestal een rustig woonklimaat te vinden.

Particuliere wijk met grotere meergezinswoningen

De aanwezige woningen zijn hoofdzakelijk in particulier eigendom (ca 65 % van de woningen). Van de overige woningen behoort 23% tot de particuliere huurvoorraad en ca.9% kan tot de corporatievoorraad gerekend worden. De woningvoorraad bestaat voor 88% uit appartementen en voor 11% uit ééngezinswoningen (DHIC, 2010). De gemiddelde verkoopprijs en vierkante meterprijs van woningen waren in het plangebied hoger dan gemiddeld in Den Haag: (Woningmarktpositie buurten, 2008). De Bomenbuurt is een sterke, stabiele wijk met een lage verhuismobiliteit en geen andere ingrijpende ontwikkelingen.

Bouwstijl

Bijna driekwart van de woningen is gebouwd in de periode voor de Tweede Wereldoorlog. De Bomenbuurt is voornamelijk gebouwd voor wat toen de middenstand heette. Net als de variatie in typologie, zijn ook de bouwstijlen in de wijk erg divers. Er is sprake van een grote diversiteit in parcellering van gevels, welke in de meeste gevallen verbonden worden door een zeer kenmerkende brede dakoverstek (als bindend element). Bij de Beeklaan, Ieplaan en een deel van de Laan van Meerdervoort is sprake van herenhuizen in de traditie van de overgangsarchitectuur. De gevelwanden zijn rijk uitgevoerd met aandacht voor detail. Er is hier ook sprake van een hoog ensemble waarde. Het merendeel van de overige architectuur sluit aan bij de stijl van de Nieuwe Haagse School. Door de geringe bouwhoogte en afwisselende gevelbeelden is het Berlagiaanse principe van de uniforme en monumentale gevelwand als stedenbouwkundig middel om ruimte te begrenzen en eenheid te scheppen niet verwezenlijkt.

3.3.2 Bebouwing, beschermd stadsgezicht en monumenten

Rijksbeschermd stadsgezicht

Beschermd stads- en dorpsgezichten (zie paragraaf 2.3.1.2) zijn 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden', aldus artikel 1 onder f van de Monumentenwet 1988.

Slechts een klein deel van het plangebied – omgeving Groot Hertoginnelaan – ligt binnen het rijksbeschermde stadsgezicht Duinoord. Samenvattend worden als nadere typering van te beschermen waarden, voor zover in dit bestemmingsplan van belang, als typerend benoemd:

- het monumentale gekromde beloop van de Groot Hertoginnelaan;

- het water met groenaanleg van het Afvoerkanaal;

- het laat 19e-eeuwse ensemble van sluizen, gemaal en beplanting van het Afvoerkanaal met bijbehorende woningen aan de Houtrustweg;

- het goed bewaard gebleven laat 19e-eeuwse architectuurbeeld en de ensemblewaarde van hele straarwanden, waarin de neo-renaissance stijl domineert.

Ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 moet de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden: de belangen die worden omschreven in de toelichting van de aanwijzing tot rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord. Met het bestemmingsplan is aan deze eis voldaan.

Gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Bomenbuurt 2012 maakt deel uit van het gemeentelijk beschermde stadsgezicht Sportlaan-Segbroeklaan (zie paragraaf 2.3.1.2).

Aanwijzing van een stadsgezicht leidt niet tot individuele bescherming van de bebouwing, maar is gericht op het in stand houden van de waardevolle karakteristieken, die in de toelichting op de aanwijzing zijn gedefinieerd. Hoe met de cultuurhistorische waarden moet worden omgegaan bij nieuwe ontwikkelingen in een gemeentelijk beschermd stadsgezicht staat in de notitie 'Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten'. Voor het gebied zijn ordekaarten vervaardigd, waarmee het cultuurhistorisch gehalte van de straatwanden in drie ordes is aangegeven. Hierdoor is het mogelijk het beleid te concentreren op die straatwanden, die in hoge mate de cultuurhistorische waarden van het betreffende stadsgezicht vertegenwoordigen. Deze ordening is onderdeel van de welstandstoets bij (individuele) bouwplannen in het beschermde stadsgezicht. De drie ordes zijn als volgt gedefinieerd:

straatwand van de 1e orde: straatensembles van de eerste orde bezitten een hoge ensemblewaarde en zijn als het ware de dragers van het beschermd stadsgezicht. Het zijn de straatwanden met de meest geslaagde architectuur, de fraaiste groenaanleg en belangrijke zichtassen;

straatwand van de 2e orde: deze beeldondersteunende straatensembles zijn alle overige straten, met straatwanden, die dateren uit de tijd, dat de wijk werd aangelegd en waar de oorspronkelijke aanleg en het architectuurbeeld nog goed zijn bewaard;

straatwand van de 3e orde: straatwanden met een later sterk gewijzigde stedenbouwkundige opzet en architectuur die niet meer aansluit op het oorspronkelijk stedelijk weefsel. Dit zijn meestal ingrepen uit een latere periode.

In het plangebied is een aantal straatwanden van de 1e orde gedefinieerd:

Groot Hertoginnelaan

zuidelijke gevelwand van de Morsestraat.

Als straatwand van de 3e orde is gedefinieerd de noordelijke gevelwand van de Morsestraat en het deel van de Beeklaan tussen de Morsestraat en het parkeerterrein voor het flatgebouw aan de Beeklaan.

In het monumenten invenstarisatie project (MIP, gemeente Den Haag, ok 1990) zijn de volgende gevelwanden als waardevol aangemerkt:

  • zuidelijke gevelwand Beeklaan
  • gevelwanden aan de Ieplaan tussen he Valkenbosplein en de Pijnboomstraat
  • noordelijke gevelwand aan de Laan van Meerdervoort tussen het Valkenbosplein en de Fahrenheitstraat.

De 1e orde en overige waardevolle gevelwanden dienen zoveel mogelijk in hun huidige opbouw en verschijningsvorm gehandhaafd te blijven. Dakopbouwen zijn -indien er geen bezonningsbelemmeringen zijn- mogelijk, maar dienen te zijn afgestemd op de cultuurhistorisch waardevolle kenmerken van de gevelwand.

Monumentale gebouwen

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3.1.4 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

3.3.3 Verkeer en infrastructuur

Verkeer algemeen

Het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is op hoofdlijnen gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurd onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroom routes voor het autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Tussen het verkeer- en vervoersbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer tracht de gemeente zoveel mogelijk te concentreren op een stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen met voldoende capaciteit. Dit is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken en draagt bij aan de verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is ook van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lage orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen. Op deze wegen heeft het autoverkeer een minder dominante positie en hebben openbaar vervoer, fietsers en voetgangers prioriteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0011.png"

Hoofdverkeerswegen Den Haag e.o.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Doot het aanbieden van een hoogwaardig netwerk van veilige fioetsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen en werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's is een belangrijke sleutel in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate voorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt voor zowel woon- als werkfuncties maar ook voor attractiepunten die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheden in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen.

Via een stelsel van parkeernormen wil de gemeente - naast uitnutting van bestaande parkeercapaciteit en bestaande bewonersgarages - voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw creëren. Zo mogelijk worden bestaande parkeerproblemen aangepakt, vaak in combinatie met flankerend beleid zoals de (her)inrichting van een weg, en met beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen. De parkeersituatie in Bomenbuurt 2012 is geschetst in paragraaf 2.3.2.

De parkeerplaatsen die conform de parkeernormen in een (bouw)plan nodig zijn, moeten op eigen terrein worden gerealiseerd. De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard, en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer. Met de inwerkingtreding van de Wro zijn de stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening niet langer van kracht. De parkeernormen zijn daarom in dit bestemmingsplan opgenomen.

Beleid vastgesteld

Om het verkeer- en vervoersbeleid beleid te realiseren is maatwerk nodig voor de verschillende delen van de stad, gebaseerd op een integraal samenhangend plan. Het algemene beleid en de aan te pakken projecten zijn onder andere neergelegd in de beleidsnota "Verkeersplan, Verkeersbeleid tot 2010', en het in de “Haagse Nota Mobiliteit” en de nota “Parkeerkader Den Haag 2010 -2020”. Het algemene beleid wordt o.a. vertaald in de meerjaren- en uitvoeringsprogramma's voor de fiets en de verkeersveiligheid.

3.3.4 Economie

3.3.5 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

Onderwijs

Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente in samenwerking met de schoolbesturen voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het onderwijs over de stad en zijn scholen op termijn zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest.

In het licht hiervan heeft nieuwbouw, ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit en zal bij de realisering daarvan onder meer rekening worden gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

Voor het stadsdeel Segbroek is door de gemeenteraad eind 2007 een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs vastgesteld. In het verlengde van dit plan zijn er voor enkele scholen ontwikkelingen die onderstaand worden weergegeven.

Basisscholen:

- Protestants Christelijke Bavinckschool, Acaciastraat 141; vanaf 2012 zal op deze deze locatie sprake zijn van gedeeltelijke restauratie, renovatie en nieuwbouw. Er wordt eveneens kinderopvang gerealiseerd;

- Openbare Montessorischool Valkenbos, Cederstraat 29: voor deze school wordt gezamenlijke nieuwbouw met de Christelijke Montessorischool (Abeelstraat 30) gerealiseerd in 2012. Er wordt eveneens (nieuwbouw) kinderopvang gerealiseerd;

- Christelijke Montessorischool, Abeelstraat 30; gezamenlijke nieuwbouw met de Montessorischool Valkenbos inclusief kinderopvang (2012).

Voortgezet Onderwijs:

- Christelijk College De Populier, Populierstraat 109: bestuur wil graag andere locatie voor realisering nieuwbouw, doch die is lastig te vinden. Blijft vooralsnog gehandhaafd op de huidige locatie.

- Hofstad College, nevenvestiging Hofstad Heldring, Morsestraat 1: blijft gehandhaafd op deze locatie.

Internationaal Onderwijs:

Daarnaast is er binnen het plangebied ook de zogenaamde Mondriaanlocatie in de hoek Houtrustweg, Ieplaan, Segbroeklaan Na het vertrek van ROC Mondriaan vestigt zich hier de Europese School Den Haag, welke met name in het leven is geroepen voor kinderen van werknemers van Europese instellingen. In augustus 2012 start de school met de eerste drie leerjaren, te weten: groepen 1 en 2 en een groep 3. In de jaren daarna groeit de Europese School uit tot een volwaardige school met zowel basis- als voortgezet onderwijs. In totaal zijn er in Europa negentien Europese scholen, waaronder nu ook een in Den Haag.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, zal de huisvesting van de samenwerkende peuterspeelzaal daarop zoveel mogelijk worden afgestemd.

Kinderopvang

Op 19 april 2001 heeft de gemeenteraad de 'Nota ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld. Geschikte locaties voor kinderopvang zijn moeilijk te vinden. De meeste bestemmingsplannen zijn niet afgestemd op deze grote groei van behoefte aan kinderopvangplaatsen. Met deze nota is een belangrijk instrument gecreëerd om geobjectiveerd en gestructureerd te beslissen over de vestiging van kindercentra. De belangen van omwonenden verliest het college daarbij niet uit het oog. De in de nota opgenomen voorwaarden (ruimtelijke criteria) staan borg voor een zorgvuldige afweging van belangen. In de nota staan de (stedenbouwkundige) voorwaarden waaraan locaties voor nieuwe kindercentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen) moeten voldoen om deze centra ruimtelijk in te kunnen passen in de stad. De volgende criteria zijn in de nota opgenomen:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001)
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk)
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren

Aanvullend op de bovenstaande beleidsnota heeft wethouder Dekker in brieven (november 2007 en februari 2009) aan de Commissie Jeugd en Burgerschap aangegeven welke acties van de gemeente bij de uitbreiding van buitenschoolse opvang worden ingezet. De verwachting is dat de wachtlijsten verder zullen groeien. De gemeente zal als regisseur fungeren bij het vinden van geschikte locaties om zo de groeiende wachtlijsten te verkorten.

Op dit moment zijn er binnen plangebied Bomenbuurt 2012 (nog) geen kinderdagverblijven aanwezig. Wel zijn er buitenschoolse opvangmogelijkheden. Om tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar kinderopvang zullen toekomstige initiatieven in principe en mits aan voorwaarden voldaan, in de regels binnen bepaalde bestemmingen mogelijk worden gemaakt.

Welzijn

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in de gemeente Den Haag door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

In het plangebied zijn een bewoners- en een vrijwilligersorganisatie aanwezig. Deze welzijnsvoorzieningen komen goed overeen met bovenstaande uitgangspunten en blijft in onderhavig bestemmingsplan dan ook gehandhaafd.

Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

Binnen het plangebied zijn enkele maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Deze voorzieningen zijn in onderhavig bestemmingsplan allemaal positief bestemd.

3.3.6 Cultuur en ontspanning

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. In dit bestemmingsplan zijn geen cultuurvoorzieningen aanwezig, en er zijn geen concrete plannen. Wel is er sprake van kunst/ monumenten in de openbare ruimte. Deze zullen in onderhavig bestemmingsplan gewoon mogelijk blijven.

In september 2005 zijn de notities 'Creatieve stad Den Haag' en 'Broedplaatsen' uitgebracht. Hierin spreekt het college de intentie uit gedurende een aantal jaren expliciet aandacht te schenken aan de creatieve stad en broedplaatsen. Eén van de instrumenten is locatiebeleid; het signaleren van kansrijke gebieden met gemengde 'rommel' milieus, de zorg voor voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijk milieu en het scheppen van ruimte voor creatieve milieus in bestemmingsplannen.

Op het moment zijn er geen plannen om het culturele aanbod binnen het plangebied Bomenbuurt 2012 uit te breiden.

3.3.7 Sport en recreatie

Sport

Op 9 november 2000 stelde de gemeenteraad van Den Haag de Nota Beweegredenen 2000-2005 vast waarin het sportbeleid van de gemeente is verwoord. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen en sportverenigingen te ondersteunen.

De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie aantal kinderen per speelplek actieradius speeloppervlakte
0 tot 6 jaar 50 tot 75 kinderen 150 meter 200 m²
7 tot 12 jaar 75 tot 100 kinderen 500 meter 500 m²
13 tot 18 jaar 100 tot 125 kinderen 1.000 meter 750 m²

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

Gelet op het feit dat groenvoorzieningen ook als informele speel- en/of recreatie ruimte fungeren, is in het plangebied Bomenbuurt 2012 sprake van voldoende openbare speelruimte.

Er zijn in totaal 5 speellocaties:

- Kastanjeplein, de meest centraal gelegen speellocatie;

- Beukplein, deze speellocatie is in 2008 vernieuwd;

- Acaciastraat, speeltuin De Boomhut;

- Rode Kruisplantsoen, een speellocatie gelegen in de Haagse Beekzone;

- Hoek Ieplaan/Segbroeklaan, een eind 2009 gerealiseerde sport- en speellocatie voor jongeren.

Nieuwe ontwikkeling van een speelplek:

Verder is er het voornemen om aan de Hanenburglaan 339 in de tuin van het Centrum voor Jeugd een semi-openbare speelplek te creëren.

3.3.8 Openbare ruimte

Op 10 februari 2003 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Kadernota Openbare Ruimte (KOR) vastgesteld. Deze kadernota is voor de gemeente Den Haag het beleidskader voor de inrichting (eenvoudig, harmonie en ruimte), het onderhoud (schoon, heel en veilig) en het gebruik (functioneel, veelzijdig en flexibel) van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. Er zijn drie kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:

  • Residentiekwaliteit is de standaard- of basiskwaliteit;
  • Hofstadkwaliteit is een bijzondere kwaliteit;
  • Maatwerkkwaliteit geeft partijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven binnen publiek-private samenwerking (PPS).

Afhankelijk van de functies in een gebied, de cultuurhistorische waarde en de betrokkenheid van de private partijen, hanteert de gemeente een bepaalde kwaliteitsstandaard. Voor het plangebied is dit de Residentiekwaliteit. De Residentiekwaliteit geldt in beginsel voor alle woon- en werkgebieden. De ontwerpen kenmerken zich door dienstbaarheid (vorm volgt functie), ingetogenheid en tijdloosheid (geen trendy design). Het groen in buurten en wijken krijgt extra aandacht, evenals de zorgvuldige toepassing van beeldende kunst.

Op stedelijk niveau kan een aantal gebieden en locaties worden onderscheden die op bijzondere wijze bijdragen aan de ruimtelijke identiteit van Den Haag. Uit cultuurhistorisch oogpunt en voor het behoud van het 'Haagse' karakter moeten deze identiteitsdragers zorgvuldig worden gekoesterd en versterkt. Daarvoor kan het nodig zijn extra kwaliteit na te streven binnen de bandbreedte van de Residentiekwaliteit. Dit geldt voor beschermde stadsgezichten, 'Lange lijnen', pleinen, plaatsen en de stedelijke ecologische hoofdstructuur.

Door het plangebied lopen een aantal lange lijnen. De Segbroeklaan maakt onderdeel uit van de lange lijn 'Noordwestelijke Hoofdroute', De Laan van Meerdervoort maakt onderdeel uit van lange lijn 'Laan van Meerdervoort', de Beeklaan maakt deel uit van de lange lijn 'Nieuwe Delftse As' en tot slot maken de Suezkade met Conradkade en het afvoerkanaal met Houtrustweg deel uit van de lange lijn 'Lijn 11 tracee'.

Voor het plangebied Bomenbuurt 2012 zijn in de kadernota verder geen actie- of aandachtspunten opgenomen.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor het bestemmingsplan relevante milieuaspecten in beeld gebracht. Daarbij wordt achtereenvolgens ingegaan op externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, groen, water, bodem, archeologie en wordt het gemeentelijk gebiedsgericht milieubeleid behandeld.

4.2 Externe Veiligheid

Algemene beginselen externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

- een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en

- een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk).

De beoordeling van de externe veiligheid vindt plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen 3 effectgebieden (A, B en C-zone). De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel (gevaar voor rondvliegend glas).

De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend en verantwoord.

Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.

Inrichtingen

Er zijn geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m (invloedsgebied) vanaf de grens van het plangebied. Een nader onderzoek naar het groepsrisico als gevolg van stationaire risicobronnen is derhalve niet vereist.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

In de gemeente is een routering gevaarlijke stoffen vastgesteld, waar de door het plangebied lopende Segbroeklaan deel van uitmaakt. Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van de weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er zijn geen ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van de route gevaarlijke stoffen voorzien waardoor de populatiedichtheid zou wijzigen. De Segbroeklaan heeft een zeer laag groepsrisiconiveau dat kleiner is dan 0,1 keer de orientatiewaarde. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is daarom niet noodzakelijk.

Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten -bijvoorbeeld woningen- door drie verschillende gelluidsbronnen:industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer.

Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Bij de reconstructie van wegen en/of spoorwegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld in het kader van de Wgh.

Het onderhavige bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, anders dan reeds mogelijk is op basis van bestaande rechten. De reconstructie van een weg en/of spoorweg is ook niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek voor het bestemmingsplan Bomenbuurt niet noodzakelijk. De Wet geluidhinder is niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer.

Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer vermeldt dat bevoegdheden, waarvan de uitoefening gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, uitgeoefend kunnen worden indien:

- Er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een in bijlage 2 van titel 5.2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde (art. 5.16, lid 1, onder a)

- Bij uitoefening de concentratie in de buitenlucht van de betreffende stof per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (art.5.16, lid 1, onder b, sub 1).

Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project "in betekenende" mate van invloed is op de luchtkwaliteit.

Het bestemmingsplan Bomenbuurt 2012 is een conserverend bestemmingsplan. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt blijven ver onder de wettelijke grenzen. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de besluitvorming over dit bestemmingsplan.

4.5 Groen

Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad', Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven. Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:

  1. 1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  2. 2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  1. 3. ruimte voor groen in en om de stad;
  2. 4. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  3. 5. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  4. 6. samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de “Structuurvisie 2020” in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten. In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de “Stedelijke Groene Hoofd Structuur” en een kaart met “Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur”.

In het plangebied zijn meerdere bomenrijen onderdeel van de stedelijke groenstructuur van de stad. Deze spelen een belangrijke rol in het behouden van deze structuur. De bomenrijen in kwestie zijn:

  • de Segbroeklaan;
  • de Conradkade;
  • de Ieplaan;
  • de Laan van Meerdervoort.

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad te onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.Binnen het plangebied Bomenbuurt 2012 is de Ecologische Verbindingszone Haagse Beekzone aanwezig.

Ook is de watergang Afvoerkanaal van belang als blauwe verbinding binnen de stedelijke groenstructuur. Deze maakt tevens deel uit van Transvaal/lijn 11 zone beschreven in de Structuurvisie 2020 waarbij versterken van de groenblauwe functie van het kanaal als verbinding als speerpunt is opgenomen.

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De wet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden. Indien ruimtelijke ontwikkelingen en activiteiten in het bestemmingsplan plaatsvinden dient een flora- en faunaonderzoek plaats te vinden.

Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten) is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart.

In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. Landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen).

Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden.

Het plangebied Bomenbuurt 2012 maakt geen deel uit van of grenst aan een Natura 2000-gebied of een beschermd natuurmonument. Er zijn geen ontwikkelingen en activiteiten te voorzien in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998.

Boswet

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu ook onder de werking van de Boswet. Binnen het plangebied Bomenbuurt 2012 is echter geen groen gelegen dat onder de Boswet valt. De Boswet is hier dan ook niet van toepassing.

Bomenverordening Den Haag 2005

Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.

In het plangebied zijn enkele monumentale bomen in het openbare gebied aanwezig. Deze dragen bij aan de stedelijke Groenstructuur (op basis van het Monumentale bomen register):

  • Fahrenheitstraat/Cypresstraat: 1 Hollandse linde
  • Fahrenheitstraat/Cypresstraat: 2 paardenkastanjes

Deze bomen zijn opgenomen in de Lijst Monumentale Bomen in Den Haag, alsmede de daarbij behorende kaart, zie Bijlage 1 en Bijlage 2 van de toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0013.jpg"

Monumentale bomen Bomenbuurt

4.6 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt.

4.6.1 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets 2007 opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

Waterplan en Waterbergingsvisie Den Haag

Het Waterplan Den Haag 2010-2015 is een gezamenlijk plan van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad. Belangrijk nieuw element in dit Waterplan is dat het zich behalve op de waterkwaliteit ook op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt.

De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom de lange termijndoelstelling voor dit waterplan: Het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan.

In 2003 besloten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland om samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld te brengen en maatregelen af te spreken om het bergingstekort voor de verschillende delen van de stad op te lossen. De afspraak om te komen tot een Waterbergingsvisie is als deelproject opgenomen in het Waterplan Den Haag.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. Om de gewenste ecologische hoofdstructuur te realiseren heeft Den Haag daarom in 2008 de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008-2018 vastgesteld. In de nota worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding watergangen en aanleg natuurvriendelijke oevers.

Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015.

Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

4.6.2 Planbeschrijving

Planbeschrijving

Waterkwantiteit

Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Het plangebied bevindt zich zowel in het boezemgebied als in de polder. De polder Haagse Beek heeft een flexibel peil van 1,35 m + NAP / 1,55 m + NAP. De boezem heeft een peil van -0,42 m + NAP. Er geldt gezien de afspraken uit de Waterbergingsvisie geen waterbergingsopgave voor het plangebied.

Waterkwaliteit in het plangebied

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.

Langs de westgrens van het plangebied is een afvalwatertransportleiding aanwezig. De ligging van de afvalwatertransportleiding is opgenomen op de plankaart. Ter weerszijden van deze afvalwatertransportleiding is een strook van 5 m aangegeven en deze is als zodanig bestemd.

Veiligheid en waterkering

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

In het plangebied bevindt zich een waterkering (polderkade) om de polder Haagse Beek. De polderkade vormt de begrenzing van deze waterstaatkundige eenheid. Voor het bouwen nabij de waterkering is de Algemene Keur van Delfland van toepassing. Het geldende profiel mag niet door ondergrondse bebouwing en kabels en leidingen in de langsrichting worden doorkruist. Dit legt beperkingen op ten aanzien van ondergronds bouwen. Ondergrondse bebouwing moet buiten het dwarsprofiel van de waterkering worden gesitueerd.

Daarnaast is de Keur van Delfland van toepassing op de naast de kernzone gelegen beschermingszone. Deze heeft een breedte van 15 meter, horizontaal gemeten uit de begrenzing van de kernzone.Zowel de kern- als de beschermingszone zijn op de plankaart aangegeven.

Waterstaatkundige gebouwen

In het plangebied zijn ook nog een poldergemaal, een boezemgemaal en een rioolgemaal aanwezig. Deze waterstaatkundige gebouwen zijn als zodanig bestemd.

4.6.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.

4.7 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  1. a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  2. b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  3. c. het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Voor wat betreft het plangebied hebben op en in de direct omgeving bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om autoreparatiebedrijven, foto- en filmlaboratoria, chemische wasserijen, fietsen-, brom- en motorenreparatiebedrijven, werkplaatsen, drukkerijen, schildersbedrijven, een lakspuiterij, een goud- en zilversmederij, brandstofdetailhandels, benzine-service-stations en een bestrijdingsmiddelenopslag. Verder zijn bij een groot aantal panden brandstoftanks bekend. Deze zijn allen reeds verwijderd of buiten gebruik.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op een aantal locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Enkele van deze gevallen zijn reeds gesaneerd of is de sanering in uitvoering.

Eén van deze gevallen betreft een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen, welke zich bevindt in het gebied dat wordt omsloten door de Groot Hertoginnelaan, Populierstraat, Thomsonlaan en de Wilgstraat. De verontreiniging is voornamelijk in het grondwater aanwezig en is afkomstig van een voormalige chemische wasserij aan de Wilgstraat 45 en Thomsonplein 9. Deze verontreiniging wordt momenteel gesaneerd.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn nog voldoende onderzocht. In het kader van dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe bodemonderzoeken vereist, omdat het ter plaatse de bestaande toestand vastlegt. Voor die delen van het plangebied waar eventueel in de toekomst herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties in de toekomst bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld licht verontreinigd is met zware metalen (lood, zink en kwik) en PAK (teerachtige stoffen). In de diepere bodemlagen overschreiden de gemiddelde achtergrondgehalten de AW2000 niet.

4.8 Archeologie

Het vigerend archeologische beleid is verwoord in de gemeentelijke beleidsnota Archeologie 2011-2020: In het verleden ligt het heden... ‘archeologie in Den Haag’. De nota is geënt op de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), onderdeel van de gewijzigde Monumentenwet 1988. In de nota is een aantal beleidsdoelstellingen voor 2011 – 2020 geformuleerd. Deze richten zich op duurzaamheid, transparantie, kwaliteit, effectiviteit, samenwerking en draagvlak:
De gemeente streeft ernaar om archeologische waarden zoveel mogelijk “in situ” in de grond te bewaren. Bij de aanwezigheid van betekenisvolle archeologische resten wordt gekeken of een planaanpassing kan worden toegepast. Wanneer een planaanpassing onmogelijk blijkt te zijn wordt de archeologische vindplaats zo goed mogelijk opgegraven en gedocumenteerd.
De uitvoering van het archeologiebeleid in de gemeente gebeurt op basis van:
- de Beleidsnota 2011-2020;
- de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK);
- de Gemeentelijke onderzoeksagenda Archeologie (GOA);
- de Monumentenverordening.

Om als ruimtelijk instrument up-to-date te blijven zal de AWVK regelmatig (bijvoorbeeld na vijf jaar)

worden geactualiseerd op basis van de nieuw-vrijgekomen informatie over het bodemarchief.
De gemeente zorgt er voor dat de archeologische belangen in voldoende mate in bestemmingsplannen opgenomen zijn. Dat betekent dat bestemmingsplannen zijn voorzien van een archeologieparagraaf, voorschriften en de plankaart.
De gemeente continueert haar opgravingsbevoegdheid, voert zelf archeologisch onderzoek uit en behoudt het depot. Daarnaast voert de gemeente de regie op onderzoek dat door derden wordt uitgevoerd.
De gemeente gaat uit van de regel dat de “initiatiefnemer” de kosten van archeologisch onderzoek betaalt.
De gemeente geeft voorlichting via verschillende middelen zoals tentoonstellingen, publicaties, lezingen, open dagen en lessen.
Veel aandacht zal worden besteed aan het uniformeren en digitaliseren van alle analoge en digitale informatie over het bodemarchief en deze goed te ontsluiten.
De Haagse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar zeer ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. Indien in een in voorbereiding zijnde bestemmingsplan gebieden met archeologische waarden en/of verwachtingen aanwezig zijn, zoals het onderhavige, dan worden de potentiële archeologische waarden in deze gebieden beschermd.
In paragraaf 5.3 wordt toegelicht hoe deze waarden in het bestemmingsplan worden beschermd.
Zie ook de 'Archeologische kaart Den Haag'.

4.9 Gebiedsgericht Milieubeleid

Tien voor milieu

De nota Tien voor milieu (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing.

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het GebiedsgerichtMilieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype Wonen.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema Ambitie Gebiedstype Wonen
Bodem Extra
Externe veiligheid Maximaal
Geluid Maximaal
Lucht Maximaal
Mobiliteit Extra
Schoon Extra
Water Water dat behaagt
Natuur Extra
Klimaat Maximaal

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan heeft, mede door de aanwijzingen tot rijks- en gemeentelijk beschermd stadsgezicht van een deel van het plangebied, een conserverend karakter. Openbare ruimtes, bouwblokken en bouwhoogten worden conform de huidige situatie bestemd. Uiteraard is binnen deze bestemmingen vernieuwing en uitbreiding van met name woonruimte, waar gepast, mogelijk. Deze ontwikkelingen moeten passen binnen de huidige structuur en beeldkwaliteit van het plangebied.

In de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten vermeld van gepleegd onderzoek. Dit onderzoek diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan.

De mogelijke ontwikkelingen in het plangebied de komende jaren zijn beperkt van aard, of rechtstreeks overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan. De mogelijke nieuwe ontwikkelingen worden beschreven in paragraaf 5.2. In paragraaf 5.3 wordt vervolgens een toelichting op de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gegeven. De bestemmingen worden in paragraaf 5.4 globaal beschreven.

5.2 Nieuwe Ontwikkelingen

5.2.1 Vijf lagen langs lange lijnen

Het toestaan van een grotere hoogte langs doorgaande routes (lange lijnen) kan een bijdrage leveren aan de verdichtingsopgave uit de 'Agenda voor de Haagse Verdichting'. Verdichting langs hoofdontsluitingswegen is gebaseerd op het streven naar intensief ruimtegebruik in bestaand stedelijk gebied. De belangrijkste criteria zijn: 1. de betekenis van de route in de stad; 2. de verhouding tussen de profielbreedte en de aanwezige bebouwing; 3. de bestaande ruimtelijke kwaliteit en 4. het (rijks) beschermd stadsgezicht.

In het plangebied komen de volgende wegen (routes) hiervoor in aanmerking: Segbroeklaan, Laan van Meerdervoort, Groot Hertoginnelaan en Conradkade. Langs het deel van de Conradkade dat gelegen is binnen het plangebied is echter geen bebouwing gesitueerd of mogelijk door de aanwezigheid van het Afvoerkanaal. De bebouwing langs de Segbroeklaan heeft al meer dan vijf bouwlagen. `

De Groot Hertoginnelaan maakt deel uit van het rijks beschermd stadsgezicht Duinoord en is daarin aangegeven als straat van de 1e orde. De laan kenmerkt zich door een gebogen stratenverloop in een profielmaat van 27meter. Het profiel is opgebouwd uit brede trottoirs (ca 4 meter met daarin boombeplanting), een parkeerstrook, een fietsstrook en twee rijbanen met twee rijstroken gescheiden door een smalle middenberm (ca. 1 meter). De brede laan wordt aan weerskanten geflankeerd door bebouwing van wisselende hoogte van drie tot vier hoge bouwlagen al dan niet met kap of kapverdieping. De hoogte varieert van 14 tot 16 meter. De gevels kennen een rijke verscheidenheid aan materiaalgebruik en ornamentering. Daardoor is de ensemblewaarde hoog en wordt een intensivering van de bouwmassa hier niet voorgestaan.

De overige straten, waaronder de Laan van Meerdervoort tussen de Groot Hertoginnelaan en Fahrenheitstraat waar eveneens sprake is van een kwalitatief hoogwaardig ensemble en in het oog springende architectuur, komen in principe in aanmerking voor minimaal 5 bouwlagen. Het is echter niet aannemelijk dat er binnen de planperiode van dit bestemmingsplan (10 jaar) een bouwplan tot verdichting langs deze wegen wordt ontwikkeld. Ook individuele aanvragen zijn niet te verwachten.

De bebouwing bestaat voornamelijk uit 3 lagen met een plat dak of met een kleine kap. Een uitbreiding met twee lagen is waarschijnlijk technisch niet mogelijk. Op een aantal locaties is wel een dakopbouw toegestaan. Dit is in het bestemmingsplan opgenomen. Een ontwikkeling om te verdichten in de toekomst blijft mogelijk. Wanneer de kans zich voordoet en de gemeente hieraan wil meewerken, kan een aparte planologische procedure worden gevolgd. De bestaande bebouwing is daarom opgenomen in dit bestemmingsplan.

5.2.2 Dakopbouwen en bezonning

In het bestemmingsplan Bomenbuurt 2012 is voor diverse woningen de mogelijkheid opgenomen om in de toekomst een dakopbouw te realiseren.

Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat bewoners zoveel mogelijk hun wooncarrière in hun eigen wijk kunnen maken. Het vergroten van de woning is daarin een belangrijk instrument, reden waarom het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk woningen in deze bouwmogelijkheid voorziet.

Uitgangspunt is dat dakopbouwen in de hele stad zijn toegestaan, tenzij het uit stedenbouwkundig en/of cultuurhistorisch oogpunt niet verantwoord is. Voor dit plangebied is een afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Dit kader biedt zowel voor potentiële aanvragers als voor omwonenden duidelijkheid waarom er wel of geen dakopbouw wordt toegestaan. De cultuurhistorische verantwoording komt met name tot uiting in de hieronder beschreven ensemblewaarde. Bij deze stedenbouwkundige en cultuurhistorische verantwoording spelen de volgende aspecten een rol:

  • Straatprofielen: het betreffende straatprofiel moet voldoende ruim bemeten zijn om dakopbouwen aan één of twee kanten toe te voegen. Hierbij speelt enerzijds de lichtinval en de bezonning van de gevels een rol, maar ook de verhoudingen tussen straatbreedte en hoogte van de omliggende bebouwing.
  • Binnenterreinen: het betreffende binnenterrein moet voldoende maat hebben om ophoging van de aanliggende bebouwing mogelijk te maken. Hierbij spelen met name lichtinval en de mate van bezonning van de gevels een rol.
  • Hoogte stedelijke omgeving: (1) hoe hoog zijn de omliggende panden? Hoe verhoudt zich het toevoegen van een dakopbouw tot het omliggend stedelijk gebied? De behoefte aan dakopbouwen speelt met name bij twee of drie bouwlagen in de bestaande situatie.
  • Dakvormen: dakopbouwen liggen het meest voor de hand bij platte daken en zeer flauw hellende daken (vlieringen; geen stahoogte). Ook bij schuine daken worden dakopbouwen echter niet uitgesloten.
  • Ensemblewaarde: hier wordt met name gekeken naar de stedenbouwkundige samenhang en het cultuurhistorisch belang van het betreffende gebied. In straten met een sterke eenheid en hoogwaardige architectuur zal een dakopbouw niet altijd mogelijk zijn. Waar van toepassing vormen de waarden zoals die zijn vastgelegd in het aanwijzingsbesluit tot beschermd stadsgezicht een centrale rol (redengevende omschrijving).
  • Architectuur: de architectuur van het pand kan van invloed zijn op de positionering van de dakopbouw op het dakvlak. Zo kan de specifieke architectuur aanleiding geven om te verlangen dat de dakopbouw wordt opgemetseld op de bestaande voorgevel. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij dakopbouwen in de Bloemenbuurt. Op die manier kan het aspect 'architectuur' onderdeel worden van de stedenbouwkundige verantwoording.

In de stedenbouwkundige verantwoording wordt geen onderscheid gemaakt tussen woningen in particulier eigendom of corporatiebezit.

Het gaat in de Bomenbuurt om de mogelijke realisatie van dakopbouwen op de in het gebied aanwezige twee- en drielaagse woonbebouwing (zowel eensgezins- als meergezinswoningen). In delen van het plangebied heeft deze ingreep (verhoging met één laag) reeds plaatsgevonden of was dit reeds onder het oude bestemmingsplan bij recht mogeljik (zo ook aan een deel van de Thomsonlaan).

Voor de woningen waar na bovenstaande stedenbouwkundige en cultuurhistorische afweging een dakopbouw mogelijk is, is bij het totstandkomen van dit bestemmingsplan een bezonningsonderzoek uitgevoerd. In een aantal gevallen betekent dit, dat er vanwege de schaduwwerking van de dakopbouw niet het volledige dakvlak bebouwd mag worden. Dit is op de plankaart van dit bestemmingsplan aangegeven middels bouwaanduidingen.

5.3 Keuze En Verantwoording Van Bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2000.

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden is de digitale verbeelding beslissend.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP 2008, bijlage 9, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.

Beleidskader Vertaling in het bestemmingsplan
Ruimtelijk beleid
Structuurvisie Den Haag 2020
De structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen (inclusief wegen die onderdeel zijn van het netwerk van 'lange lijnen') en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen.
Naast het feit dat bij bepaalde wegen reeds bebouwing in (meer dan) vijf lagen aanwezig is, is in paragraaf 5.2.1 is aangegeven dat het in dit geval ongewenst om langs de overige doorgaande wegen bij recht vijf bouwlagen mogelijk te maken.
Agenda voor de Haagse Verdichting De Bomenbuurt valt deels binnen de Internationale Kustzone waarbinnen verdichting mogelijk is met respect voor bestaande kwaliteiten en een zorgvuldige inpassing. De bestaande stedenbouwkundige structuur wordt volledig gehandhaafd. Het bestemmingsplan heeft dan ook vooral een conserverend karakter.
Cultuurhistorie
Rijks- en gemeentelijke monumenten
Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is een vergunning ingevolge artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag vereist. In het plangebied is een aantal (Rijks-) monumenten gelegen.
De in het gebied aanwezige monumenten zijn benoemd in paragraaf 2.3.1.4
Rijks Beschermd Stadsgezicht
De wijk Duinoord is bij besluit van 29 juli 1996 met bijbehorende waarderingskaart aangewezen tot beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g van de Monumentenwet 1988. Ook een deel van het plangebied (omg. Groot Hertoginnelaan) valt binnen het Rijks Beschermde Stadgezicht Duinoord.
De te beschermen waarden binnen het plangebied die voortvloeien uit dit Rijks Beschermde Stadsgezicht zijn:
- het monumentale gekromde beloop van de Groot Hertoginnelaan;
- het water met groenaanleg van het Afvoerkanaal;
- het laat 19e-eeuwse ensemble van sluizen, gemaal en beplanting van het Afvoerkanaal met bijbehorende woningen aan de Houtrustweg;
- het goed bewaard gebleven laat 19e-eeuwse architectuurbeeld en de ensemblewaarde van hele straatwanden, waarin de neo-renaissance stijl domineert.
Het bestemmingsplan zet in op het behouden van de karakteristieken van het gebied dat is aangewezen tot Rijksbescherms stadsgezicht. Op het betreffende gebied ligt de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.
De bestaande hoogten zijn in het bestemmingsplan vastgelegd. De bestaande wegen zijn wat betreft tracés en ligging in de bestemmingen voor de verkeersdoeleinden opgenomen.Het Afvoerkanaal met zijn groene randen heeft een gepaste bestemming gekregen. .
Gemeentelijk Beschermd Stadsgezicht
Het noordwestelijke deel van het plangebied maakt onderdeel uit van Gemeentelijke Beschermde Stadsgezicht 'Sportlaan-Segbroeklaan e.o.' De te beschermen waarden binnen het plangebied die voortvloeien uit dit gemeentelijke beschermde stadgezicht zijn:
- een stadsdeel van voorname allure met veel park, plantsoenaanleg en enige waterpartijen;
- als stedenbouwkundige eenheid ontworpen opzet van een parkway bestaande uit weg, water, bebouwing en beplanting;
- de hoge kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur;
- de bewaard gebleven groeninrichting van het Stadhoudersplantsoen in combinatie met de haaks hierop geplaatste woningbouw.
Ook hier zet het bestemmingsplan in op het behouden van de karakteristieken van het gebied. Bebouwing is conserverend bestemd.
Verkeer en infrastructuur
Het Verkeersplan (zie paragraaf 3.3.3) hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied tenslotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie. De huidige verkeersstructuur blijft gehandhaafd en de verschillende straten worden in overeenstemming met hun verkeersfunctie bestemd. De bestemming Verkeer-Hoofdverkeersweg is gericht op de Sebroeklaan, Groot Hertoginnelaan en Laan van Meerdervoort. De bestemming Verkeer-Straat ziet op verschillende straten in het plangebied. Alle straten in het plangebied die niet als hoofdverkeersweg of straat kunnen worden geclassificeerd, vallen onder de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat. Ook Verblijfsgebieden zijn apart bestemd.
Wonen
De Bomenbuurt behoort volgens de Woonvisie (2009) tot het woonmilieu: 'stedelijk wonen in de luwte'. Deze woonsfeer komt veel voor in de vooroorlogse wijken ten westen van de binnenstad. In deze woonsfeer is wonen de belangrijkste functie; de voorzieningen zijn veelal gelegen langs de doorgaande assen. In de zijstraten is meestal een rustig woonklimaat te vinden. In het belang van het woonklimaat zijn de woningen in het plangebied in de verschillende bestemmingen 'Wonen' en de verschillende bestemmingen 'Gemengd' ondergebracht. De hoofdgebouwen in de bestemmingen zijn in bouwvlakken ondergebracht. Op de plankaart is de maximale bouwhoogte opgenomen.
Onderhavig bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen zijn in dit plan niet mogelijk gemaakt, met uitzondering van de mogelijkheid van dakopbouwen en juridisch bestaande situaties.
Functies die de leefbaarheid kunnen bedreigen als; horeca, sexinrichtingen en detailhandel in vuurwerk dienen te worden gereguleerd. Deze functies zijn gereguleerd door middel van de bestemmingsregels en aanduidingen op de plankaart.
Het belang van de leefbaarheid maakt het noodzakelijk om in het bestemmingsplan de uitsluiting van hennepkwekerijen en drugsdealpanden op te nemen. Dit was tot nu toe in een leefmilieuverordening geregeld. De Opiumwet verbiedt de vestiging van hennepkwekerijen en drugsdealpanden, zodat in het plan van de uitsluiting daarvan is afgezien.
Economie
Functiemenging
In het gemeentelijke beleid ten aanzien van functiemenging wordt aangegeven dat praktijk- en bedrijfsruimten kleiner dan 100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) langs de woonstraten in de wijk- en kantoorruimte tot aan 500 m2 bvo langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen. In bestemmingsplannen dient hieraan de ruimte gegeven te worden.
Het plangebied Bomenbuurt 2012 is overwegend een woongebied, maar omvat wel een aantal winkelstraten (kernwinkelgebied rond de Fahrenheitstraat), een enkel kantoor, maatschappelijke voorzieningen (met name scholen) en bedrijven (vooral ambachtelijke en autobedrijfjes en gemalen) die verspreid door de wijk voorkomen.
De in de woonstraten gelegen bedrijven en andere afwijkende functies zijn conform de bestaande situatie bestemd.
Op de locatie tussen de Beeklaan en het Afvoerkanaal zijn ook verschillende functies aanwezig, waaronder een woonflat, gemaal, kerk, school en verzorgingshuis. Ook deze locatie is conserverend bestemd. De reeds in het voorgaande bestemmingsplan bestaande mate van flexibiliteit ten aanzien van de situering van de bebouwing is overgenomen.
Bedrijven
In de herziene handreiking "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG is meer aandacht gekomen voor functiemenging.
De Staat van bedrijven bij functiemenging is opgenomen in bijlage 2 van de regels en van toepassing voor de in het plangebied aanwezige bedrijven.

Detailhandel
In de detailhandelsnota is als uitgangspunt gesteld dat detailhandel op bestaande locaties geconcentreerd moet blijven. Voorts wordt er in het gemeentelijk beleid naar gestreefd om detailhandel alleen op de begane grond van een pand toe te laten. Hiermee wordt tevens bevorderd dat boven de winkel wordt gewoond.
De Fahrenheitstraat, Thomsonlaan en een deel van de Laan van Meerdervoort maken deel uit van de hoofdwinkelstructuur van Den Haag. Dit komt specifiek tot uitdrukking in de bestemming: Gemengd-1, waarbij geregeld is dat wonen slechts op de verdiepingen mag.
Horeca
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een horecaconcentratiegebied, maar wel van de hoofdwinkelstructuur van Den Haag (zie 'Detailhandel'). In de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 is aangegeven dat binnen de hoofdwinkelstructuur horeca ook is toegestaan. Het moet dan wel gaan om
ondersteunende (dus: lichte) horeca.
Binnen het plangebied is de meeste horeca geconcentreerd in de hoofdwinkelstructuren en de uitlopers daarvan. Het gaat hierbij echter niet alleen om lichte horeca, maar ook om (middel)zware horecagelegenheden. Ook buiten de winkelstraten zijn enkele horecavoorzieningen gelegen.
In het nieuwe bestemmingsplan is de uitgegaan van de 70/30%-regel, welke regel is vertaald in aantallen vestigingen. Het maximum is hier niet aanwezig, waardoor nog ruimte geboden aan de ontwikkeling van de lichte ondersteunende horeca. Lichte horeca is mogelijk binnen de bestemming Gemengd-1 en Gemengd-2. Waar elders in de wijk al horeca aanwezig was, is hier een maatbestemming opgelegd door middel van een functieaanduiding op de kaart. Het betreft 3 bestaande horecavestigingen, cafés, welke een aanduiding "horeca tot en met horecacategorie3" hebben gekregen. Voor het overige kan de in het gebied aanwezige horeca worden aangemerkt als lichte horeca. Zodra dat zwaardere gebruik wordt veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming, mag het zwaardere horecagebruik niet opnieuw aanvangen.
Vuurwerk
De verkoop van vuurwerk was geregeld via het Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. Dit bestemmingsplan vervangt voor onderhavig plangebied dit paraplubestemmingsplan.
In het plangebied is op 2 locaties (Thomsonlaan en Fahrenheitstraat) de mogelijkheid om vuurwerk te verkopen. Deze verkooppunten zijn bestemd met de functieaanduiding "detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen" binnen de bestemming Gemengd-1. De regeling zoals deze was opgenomen in het Paraplubestemmingsplan is overgenomen. De opslag mag niet meer bedragen dan 1000 kilogram.
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg
Onderwijs
De scholen in het plangebied zijn ondergebracht in de bestemming Maatschappelijk. De handhaving van de bestaande schoollocaties in het plangebied is het uitgangspunt. Binnen de regels en de op de plankaart aangeduide bouwvlakken is vervangende nieuwbouw en beperkte uitbreiding mogelijk.

Kinderopvang Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in juni 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Door welzijnsvoorzieningen, waaronder ook kinderopvang valt, in de bestemming Maatschappelijk uitdrukkelijk mogelijk te maken, ondersteunt de gemeente de realisatiemogelijkheden van kinderopvang. Binnen beide gemengde bestemmingen bestond deze mogelijk al.
Sport De bestaande sport- en speelvoorzieningen zijn in het bestemmingsplan positief bestemd. Speelvoorzieningen zijn mogelijk binnen diverse bestemmingen, waaronder binnen de bestemming Groen. Behalve wat particuliere sportscholen zijn in het plangebied geen sportvoorzieningen in de vorm van sportvelden aanwezig.
Levensbeschouwelijke voorzieningen Binnen het plangebied worden voorzieningen voor verschillende religies en levensovertuigingen met inbegrip van daarbij horende culturele en maatschappelijke activiteiten bestemd in de bestemming Maatschappelijk.
Externe veiligheid
Buis- en persleidingen
Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft niet te worden berekend en verantwoord.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied ligt niet wel/niet binnen 200 m van een snelweg of andere delen van de Route gevaarlijke stoffen zoals deze bij besluit van 25 maart 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Er geen ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van de route gevaarlijke stoffen zijn voorzien waardoor de populatiedichtheid wijzigt
Bevi-inrichtingen
Het plangebied ligt niet binnen de veiligheidscontour van een LPG tankstation, propaantank of andere Bevi-inrichting.
Een nader onderzoek naar het groepsrisico als gevolg van stationaire risicobronnen is niet vereist.
Groen
Nota 'Groen kleurt de stad'
De bomenrijen aan de Laan van Meerdervoort, Segbroeklaan, Conradkade en Ieplaan zijn onderdeel van de stedelijke groenstructuur van de stad. In het bestemmingsplan zijn de betreffende gebieden grotendeels onder de bestemming Groen opgenomen. Voorzover dit niet het geval is, is dit binnen de verkeersbestemmingen gereguleerd.
Haagse Beekzone De binnen het plangebied gelegen Haagse Beek maakt deel uit van een stedelijke ecologische verbindingszone 'Haagse Beek'. Aan die gronden is de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' toegekend, waarmee de instandhouding van de Ecologische Hoofdstructuur en/of Stedelijke Groene Hoofdstructuur wordt bevorderd terwijl tegelijkertijd ook de bouwregels van de onderliggende bestemmingen blijven gelden.
Water
Waterkwantiteit
Het plangebied bevindt zich zowel in een boezemgebied als in de polder. Voor beide gebieden is geen wateropgave aanwezig. In het plangebied bevindt zich een waterkering (polderkade) om de polder Haagse Beek, welke als zodanig is bestemd.
Langs de westrand van het plangebied is een afvalwatertransportleiding aanwezig, welke als zodanig is bestemd.
Archeologie
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Het bestemmingsplan moet een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.
De archeologisch waardevolle gebieden zoals die zijn opgenomen in het onlangs door de gemeenteraad vastgestelde paraplubestemmingsplan Archeologie zijn door middel van dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan opgenomen. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van de archeologische waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren, is een omgevingsvergunning (voorheen: aanlegvergunning) verplicht gesteld.
De archeologische waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd. Met uitzondering van het deel van het plangebied dat de voormalige tankgracht betreft, heeft het hele plangebied een hoge archeologische verwachting.

5.4 Toelichting Op De Regels

5.4.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale plankaart (ook wel verbeelding genoemd), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:[2000].

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  1. 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  2. 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 22 bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  3. 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 23 tot en met 28 bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 29, de slotregel in artikel30.

5.4.2 Inleidende regels

In artikel Artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel Artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. Een belangrijk onderdeel van de begrippen zijn de definities van inrichtingen die voorheen in de Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. werden geregeld: dit plan vervangt voor wat betreft het plangebied het beleid in deze verordening. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.4.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-1

Deze bestemming is toegekend aan aan de bedrijfslocatie langs het Afvoerkanaal, waar zich met name een rioolwaterzuiveringscomplex (ofwel een poldergemaal, een boezemgemaal en een rioolgemaal) bevindt. Naast nutsbedrijven- en voorzieningen staat deze bestemming bedrijven toe in de categorieën A en B van de Staat van bedrijven bij functiemenging (Bijlage 2 van de regels). Deze bijlage vormt een onderdeel van de regels en is juridisch bindend.

Artikel 4 Bedrijf-2

Deze bestemming is toegekend aan de overige bedrijfsgebouwen, die zich verspreid in het plangebied bevinden. De bestemming staat bedrijven toe in categorie A en B van de Staat van bedrijven bijfunctiemenging (Bijlage 2 van de regels). Daarnaast worden binnen de bestemming overeenkomstig het vorige bestemmingsplan ook kantoren en dienstverlening toegestaan. Garagebedrijven en een sportschool (binnenterrein Cederstraat, nabij de Fahrenheitstraat) hebben binnen de bestemming een specifieke functieaanduiding gekregen. Nieuwvestiging van dergelijke bedrijvigheid wordt vanuit de wens van een goed woon- en leefmilieu ongewenst geacht. Bestaande bedrijvigheid is door middel van een functieaanduiding specifiek bestemd.

Artikel 5 Gemengd-1 en Artikel 6 Gemengd-2

Er zijn twee gemengde bestemmingen opgenomen, waarbinnen ook de functie wonen is toegestaan. De bestemming Gemengd-1 ziet op het kernwinkelgebied, namelijk de Fahrenheitstraat en een deel van de Thomsonlaan en Laan van Meerdervoort. De bestemming Gemengd-2 ziet op die delen van het plangebied (o.a. rond het Valkenbosplein, Thomsonplein, Wilgstraat) waar van oudsher ook sprake is van een menging tussen wonen en winkels.

Het verschil is gelegen in het gegeven dat bij de bestemming Gemengd-1 de nadruk ligt op de aanwezigheid van het kernwinkelgebied en nadrukkelijk wonen op de begane grond is uitgesloten. Daarentegen zijn de verdiepingen uitsluitend bestemd voor wonen. Bestaande legale afwijkingen zijn door middel van een functieaanduiding op de plankaart aangegeven. Ook in het oude bestemmingsplan Bomenbuurt uit 1989 werd dit onderscheid reeds gemaakt. In het kader van de leefbaarheid van deze winkelstraten is de opzet "winkelen beneden, wonen boven" opnieuw uitdrukkelijk in de regels verwoord. Bij de bestemming Gemengd-2 mag ook op de begane grond worden gewoond. Bij wonen is een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.

Naast wonen zijn binnen de twee gemengde bestemmingen detailhandel, dienstverlening, welzijnsvoorzieningen, horeca-inrichtingen tot en met categorie licht van de Staat vanHoreca-categorieën (bijlage Bijlage 1 bij de regels), kantoren en bedrijven tot en met categorie A opgenomen. Afwijkend gebruik en zwaardere horeca-inrichtingen zijn door middel van een functieaanduiding op de plankaart aangegeven.

Artikel 7 Groen

In het plangebied zijn grote en kleine groenvoorzieningen aanwezig die op wijkniveau, buurtniveau en straatniveau van belang zijn. De belangrijkste groenvoorzieningen, waaronder de Haagse Beekzone, zijn bestemd als Groen. Kleine(re) groenvoorzieningen maken deel uit van het straatprofiel en zijn daarom onderdeel van de verschillende verkeersbestemmingen (ofwel grijs -de kleur van de verkeersbestemming- kan wel groen zijn, maar groen behoort niet grijs te zijn). Het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarden is opgenomen in de bestemming Groen. Daarnaast geldt voor wat betreft de Haagse Beekzone tevens de bestemming Waarde - Ecologie.Naast de groenvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen zijn de bestaande functies zoals speelvoorzieningen in de regeling opgenomen.

Artikel 8 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk betreft een breed scala van maatschappelijke voorzieningen. Een brede bestemming maakt uitwisseling van verschillende maatschappelijke voorzieningen mogelijk: in een wijkgebouw kan nu zonder juridisch-planologische wijziging een onderwijsinstelling worden gehuisvest. In de bestemmingsomschrijving zijn onder andere welzijnsvoorzieningen toegestaan. Dit ziet op het Willem Dreeshuis en de kerk aan de Beeklaan, maar ook op onderwijsvoorzieningen, gezondheidscentra, kinderdagverblijven en andere jeugd- en kinderopvang, verenigingsgebouwen en wijkgebouwen en overheidsvoorzieningen.

Sportvoorzieningen binnen scholen zijn als onderwijsvoorziening onderdeel van de bestemming Maatschappelijk. Om sportverenigingen de mogelijkheid te bieden hiervan ook buiten schooltijd gebruik te maken, is voor alle duidelijkheid in de specifieke gebruiksregels opgenomen dat sportvoorzieningen ook als zodanig door derden mogen worden gebruikt.

Artikel 9 Tuin

Het groen tussen de schuin gelegen flats aan de Sportlaan heeft de bestemming Tuin gekregen om daarmee het verband met de ecologische waarde van de naastgelegen Haagse Beekzone te benadrukken. Tevens is de bestemming opgenomen als onderdeel voor de ecologische stadsstructuur (vogels, insecten, knaagdieren) en de verblijfskwaliteit van bewoners.Daarnaast vormt deze strook ook een belangrijk onderdeel van de stedenbouwkundige structuur van het wederopbouw project.

Artikel 10 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Hoofdverkeerswegen bestaan uit rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen. Binnen het plangebied betreft dit de Segbroeklaan, Groot Hertoginnelaan en Laan van Meerdervoort. De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg staat naast wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad ook openbaar vervoerstroken, voet- en fietspaden, nuts- en parkeervoorzieningen toe. Bruggen zijn binnen de diverse verkeersbestemmingen op de plankaart aangeduid met de functieaanduiding brug (br).

Artikel 11 Verkeer - Straat

Onder deze bestemming vallen de straten met doorgaande rijbanen, zoals de Fahrenheitstraat. Het gaat om doorgaande rijbanen voor verkeer, in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten: de buurtontsluitingswegen. De kiosken binnen het plangebied zijn allemaal opgenomen binnen de betreffende verkeersbestemming - Verkeer - Straat of Verkeer - Verblijfsstraat- door middel van een functieaanduiding.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

De op de plankaart voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn met name bestemd voor voetgangers en fietsers. Ook worden parkeer- en speelvoorzieningen mogeljik gemaakt.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsstraat

Onder deze bestemming vallen de verblijfs- en woonstraten in het plangebied. Het gaat grotendeels om openbare ruimte, welke niet voor doorgaand verkeer is aangewezen.

Artikel 14 Water

Binnen het plangebied zijn diverse belangrijke waterlopen aanwezig. Naast het Afvoerkanaal en het deel van de Haagse Beek welke door het Rode Kruisplantsoen loopt, loopt langs de rand van het plangebied het water van de Valkenboskade. Naast waterlopen en -wegen wordt binnen de bestemming onder meer waterberging en recreatie (te water) mogelijk gemaakt.

Artikel 15 Wonen-1en Artikel 16 Wonen-2 en Artikel 17 Wonen-3

Er zijn 3 woonbestemmingen opgenomen. De bestemming Wonen-1 ziet op de herenhuizen en -veelal- portiekwoningen in het gebied, terwijl de bestemming Wonen-2 ziet op de meerlaagse appartementsgebouwen, waaronder die langs de Segbroek- en Sportlaan. De bestemming Wonen-3 geldt voor het voormalige stadsdeelkantoor aan de Sportlaan, waarbij de verdiepingen bestemd zijn voor wonen. Binnen de bestemming is naast kantoor ook dienstverlening van de begane grond en onderbouw mogelijk.

Afwijkende bestemmingen, zoals op de begane grond gelegen bedrijfjes, zijn door middel van een functieaanduiding op de plankaart aangeduid en in de regels benoemd. Bij wonen is een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.Daar waar dakopbouwen zijn toegestaan, is dit ook aangegeven op de plankaart.

Artikel 18 Leiding-Riool

Langs de westrand van het plangebied (Valkenboskade, Hanenburglaan, Fahrenheitstraat) loopt een afvalwatertransportleiding, welke is bestemd als Leiding-Riool.

Artikel 19 Waarde - Archeologie

In het plan is het archeologisch waardevolle gebied beschermd door middel van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Daarnaast zijn er bouwregels gesteld, die in het kader van het bouwen van bouwwerken met grondroering van toepassing zijn.

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

Het plangebied bevat een deel van het als Rijkbeschermd Stadsgezicht aangewezen gebied 'Duinoord". Globaal omvat het gebied Groot Hertoginnelaan, Beeklaan, Houtrustweg, Conradkade. Op de plankaart is dit gebied aangeduid met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. In dit gebied mag slechts worden gebouwd als de cultuurhistorische waarden en de uitwendige architectonische vormgeving zoals beschreven in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit, niet worden aangetast. Bij strijdigheid met andere bouwregels hebben deze bepalingen voorrang.

Het rijksbeschermd stadsgezicht is op de plankaart aangegeven. Op de gronden die als zodanig zijn aangeduid is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie van toepassing. Centraal staat de regel dat slechts mag worden gebouwd met inachtneming van de cultuurhistorische waarden. Deze waarden worden beschreven in bijlagen bij de regels: de toelichting op de aanwijzing van een deel van het plangebied tot rijksbeschermd stadsgezicht en de daarbij behorende toelichting. Als de algemene bouwregels of bouwregels in andere bestemmingen een bebouwing toestaan die in strijd is met de cultuurhistorische waarden die de aanwijzing beschrijft, moeten de cultuurhistorische waarden in acht worden genomen en geven deze de doorslag. Leidend bij de beoordeling ervan is de beschrijving van het bebouwingsbeeld, de typering en de waardering van het stadsgezicht in toelichting op het aanwijzingsbesluit in samenhang met het gemeentelijk beleid in de notitie Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten. Alleen indien de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden onevenredig worden beperkt én indien in zo'n geval de welstands- en monumentencommissie is geraadpleegd, kan daarop een uitzondering worden gemaakt.

Artikel 21 Waarde - Ecologie

Deze dubbelbestemming is toegekend aan die gronden van de Haagse Beekzone, welke binnen de Ecologische Hoofdstructuur en/of Stedelijke Groene Hoofdstructuur vallen. Voor deze gronden waar de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' geldt, wordt de instandhouding van de Ecologische Hoofdstructuur en/of Stedelijke Groene Hoofdstructuur bevorderd terwijl tegelijkertijd ook de bouwregels van de onderliggende bestemming blijven gelden.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is toegekend aan een waterkering (polderkade) om de polder Haagse Beek. Deze polderkade wordt eveneens beschermd door de regelgeving van het Hoogheemraadschap van Delfland. Geen enkel werk is zonder, of in afwijking, van een vergunning op grond van de keur toegestaan. De dubbelbestemming bevat een stelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunningenstelsel). Daarnaast is een specifieke bouwregeling aan deze bestemming gekoppeld. Uitsluitend bouwwerken waarbij grondroering is vereist vallen onder deze regeling.

5.4.4 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 27.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 27.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval..Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 28 Algemene procedureregels

De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil afwijken.

5.4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor een omgevingsvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 30 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Bomenbuurt 2012'

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe juridisch-planologische regeling voor een bestaande situatie. Deze regeling gaat in hoofdzaak uit van consolidering van deze situatie. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar. Daarnaast bevat het bestemmingsplan een paar mogelijke ontwikkelingen. Hiervoor is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, zie kader.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met met één of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1.000 m2

Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;

meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;

een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

De in het plan te voorziene ontwikkelingen zien alleen op de mogelijkheid van dakopbouwen. In relatie tot bovengenoemde wetgeving wordt opgemerkt, dat er in dat geval geen verplichting bestaat tot kostenverhaal omdat een dergelijke ontwikkeling niet wordt aangemerkt als bouwplan als omschreven in art. 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Uit voorgaande overwegingen volgt, dat afdeling 6.4 van de Wro niet aan de orde is en dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in principe is verzekerd.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Inleiding

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 6 juli 2011 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  1. 1. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, VROM-Inspectie
  2. 2. Provincie Zuid-Holland
  3. 3. Stadsgewest Haaglanden
  4. 4. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  5. 5. Dunea
  6. 6. Hoogheemraadschap van Delfland
  7. 7. Politie Haaglanden
  8. 8. Veiligheidsregio Haaglanden Regionale Brandweer
  9. 9. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  10. 10. HTM Infra
  11. 11. Veolia Transport
  12. 12. Het bestuur van de Fietsersbond enfb Afdeling Den Haag
  13. 13. Stedin B.V.
  14. 14. TenneT Regio West
  15. 15. N.V. Nederlandse Gasunie
  16. 16. Het bestuur van de Stichting Bewonersorganisatie Bomenbuurt
  17. 17. Het bestuur van de Stichting Bewonersoverleg Duinoord

Van de instanties genoemd onder de nummers 1, 2, 6, 8, 12, 14, 15 is een reactie ontvangen. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

7.2 Behandeling Ingekomen Reacties

1. VROM Inspectie, directie Uitvoering Programma Borging Ruimtelijke Rijksbelangen

De VROM-Inspectie geeft aan dat het plan de betrokken rijksdiensten geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijke Beleid (RNRB).

Reactie gemeente: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie.

3. Provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit

De Provincie Zuid-Holland heeft aangegeven dat het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het bestemmingsplan is conform dit beleid.


Reactie gemeente: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie.

9. Veiligheidsregio Haaglanden, Regionale Brandweer

De Veiligheidsregio Haaglanden constateert dat vanwege de aanwezigheid van de transportroute gevaarlijke stoffen (Segbroeklaan) is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2010 van toepassing op dit bestemmingsplan. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied (150 meter) van de Segbroeklaan. Binnen het plangebied zijn al een aantal maatregelen verwerkt waardoor de effecten van incidenten met de transportroute gevaarlijke stoffen worden verkleind. De Veiligheidsregio Haaglanden gaat er vanuit dat deze maatregelen behouden blijven.

Wanneer er (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen zouden plaatsvinden binnen het plangebied, is het van belang de Veiligheidsregio Haaglanden hierbij te betrekken. Op dit moment vindt de afstemming op deze aspecten binnen diverse overleggen plaats. Aanvullingen op de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen in verband met de eventuele ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied zullen worden gedaan op het moment dat de Veiligheidsregio Haaglanden bij deze ontwikkelingen betrokken is.

Reactie gemeente: Eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied zien slechts op de mogelijkheid van dakopbouwen, waarmee bestaande woningen kunnen worden uitgebreid. Er worden geen nieuwe woningen aan het plangebied toegevoegd binnen het invloedsgebied van de Segbroeklaan.

Het borgen van de veiligheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten nu en in de toekomst heeft uiteraard de aandacht van de gemeente en is waar dit ruimtelijk binnen een bestemmingsplan past opgenomen en gewaarborgd.

12. Het bestuur van de Fietsersbond enfb, Afdeling Den Haag

De Fietsersbond brengt een aantal opmerkingen over fietsroutes en fietsparkeren naar voren.

Fietsroutes

Het concept-bestemmingsplan gaat uit van de bestaande plannen.
Voor fietsers houdt dat in: diverse hoofd(fiets)routes langs doorgaande wegen en 50 km/u ontsluitingswegen.
Wij nemen goede notitie van uw voornemen om waar die voorzieningen ontbreken deze bij een herinrichting alsnog aan te leggen.
Zit in het concept-bestemmingsplan ook het burgerinitiatief Groot Hertoginnelaan?
De route Morsestraat-Pijnboomstraat-Thomsonplein-Thomsonlaan (en het deel van de Thomsonlaan tussen het Valkenbosplein en het Thomsonplein) is een sluiproute voor doorgaand autoverkeer.
Het doel van de gemeente is om het doorgaande autoverkeer te concentreren op hoofdroutes (o.a. de Internationale ring).
Genoemde route is wel belangrijk voor het langzame verkeer. Maatregelen om het doorgaande autoverkeer te weren (door middel van een circulatieplan) en de route voor het fietsverkeer veiliger te maken, zien wij graag in het plan opgenomen. Dit vergroot ook de leefbaarheid van de wijk.
De Fahrenheitstraat is niet fietsvriendelijk. Toch komen veel klanten op de fiets naar het winkelcentrum. Om deze fietsende klanten te behouden, zal de straat fietsvriendelijker ingericht moeten worden. Bij de herinrichting van de straat (evenals die van de Thomsonlaan) moet dus óók de fietser het uitgangspunt zijn.

Fietsparkeren

In het conceptplan zijn ook mogelijkheden voor fietsparkeren opgenomen.
De publieke voorzieningen voor de fiets - zo wordt gesteld - maken onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte. Graag verzoeken wij u erop toe te zien dat deze parkeergelegenheid in voldoende mate aanwezig is en op de juiste plaats staat. Graag ziet de Fietsersbond in het plan opgenomen dat er ruimte gecreëerd wordt voor het plaatsen van fietstrommels als daarvoor belangstelling bestaat.
Ook het eventueel willen realiseren door particulieren van een fietsparkeervoorziening op eigen grond, bijvoorbeeld in de voortuin, moet gehonoreerd kunnen worden.

Ten slotte

Art 12 V-VB gaat over verblijfsgebied bedoeld voor voetgangers en fietsers. Zo'n verblijfsgebied is echter nergens op de kaart te vinden.

Reactie gemeente: Het gemeentelijk voornemen om daar waar fietsvoorzieningen ontbreken, deze bij een herinrichting waar mogelijk alsnog aan te leggen, vloeit voort uit de Haagse Nota Mobiliteit en het Meerjarenprogramma Fiets 2011 t/m 2014.

Voor zover wordt gesteld dat er in een deel van de wijk sprake is van sluipverkeer en wordt verzocht om maatregelen, wordt het volgende opgemerkt. De gemeente zet zich in, conform het vastgestelde beleid, om doorgaand (auto)verkeer te weren uit woonwijken, zorg te dragen voor veilige fietsvoorzieningen en de leefbaarheid (in woonwijken) te vergroten. Het overgrote deel van de wijk is dan ook ingericht als een 30km/h-zone, en voorzien van snelheidsremmende maatregelen zoals drempels. Hiermee wordt de verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers, waaronder de fietsers, bevorderd. Daarnaast maken de snelheidsremmende maatregelen het gebruik van door de wijk lopende straten als sluiproute onaantrekkelijk en vergroten zij de leefbaarheid voor de omwonenden. Het bestemmingsplan biedt voldoende mogelijkheden voor een verkeersveilige (her)inrichting van de straten in de wijk.

Ook bij de herinrichting van de Fahrenheitstraat en de Thomsonlaan zal er aandacht zijn voor de veiligheid van alle verkeersdeelnemers, waaronder de fietsers.
Het burgerinitiatief Groot Hertoginnelaan, waarmee een herinrichting van de laan wordt beoogd, ziet ook op het gedeelte van de laan dat binnen het plangebied Bomenbuurt is gelegen. De ter plekke geldende bestemming Hoofdverkeersweg ziet ook op fietspaden, groen enz. en staat een dergelijke herinrichting zonder meer toe.
Voor wat fietsparkeervoorzieningen is in het bestemingsplan een algemene afwijkingsregel opgenomen voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. Deze afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan (27.3 onder a). Voor het realiseren van kleinschalige bebouwde fietsvoorzieningen in voortuinen biedt het bestemmingsplan, en het gemeentelijk beleid in het algemeen, dus afdoende ruimte. Via het Omgevingsloket online kunnen burgers een vergunningcheck doen en nagaan welke voorwaarden per adres gelden.

Ook is er voor wat betreft fietstrommels een apart project opgenomen in het Meerjarenprogramma Fiets 2011 t/m 2014. Zo kan worden voorzien in de behoefte van bewoners aan veilige stallingsruimte.

Met betrekking tot de opmerking inzake de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied, wordt tot slot opgemerkt, dat deze zich bevindt tussen de flats aan de Sportlaan.

15. N.V. Nederlandse Gasunie

De Gasunie deelt mee dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtstbij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat leidingen van de Gasunie geen invloed hebben op de verdere planontwikkeling.

Reactie gemeente: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-categorieën

Bijlage 1 Staat van Horeca-categorieën

Bijlage 2 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging

Bijlage 2 Staat van bedrijven bij functiemenging

Bijlage 3 Ter Illustratie: Voorbeelden Van Extra Bouwlagen

Bijlage 3 TER ILLUSTRATIE: Voorbeelden van extra bouwlagen

Bijlage 4 Rijksbeschermd Stadsgezicht Duinoord

Bijlage 4 Rijksbeschermd Stadsgezicht Duinoord

Bijlage 5 Nota Parkeernorm Den Haag, Inlegvel Parkeernormen

Bijlage 5 Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen

Bijlage 1 Monumentale Bomen Den Haag

Bijlage 1 Monumentale bomen Den Haag

Bijlage 2 Kaart Monumentale Bomen

Bijlage 2 Kaart monumentale bomen

Bijlage 3 Bezonningsonderzoek

Bijlage 3 Bezonningsonderzoek

Bijlage 4 Erratum Bezonningsonderzoek

Bijlage 4 Erratum bezonningsonderzoek