KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
Artikel 5 Gemengd - 1
Artikel 6 Gemengd - 2
Artikel 7 Gemengd - 3
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg
Artikel 12 Verkeer - Parkeergarage
Artikel 13 Verkeer - Straat
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsstraat
Artikel 16 Wonen - 1
Artikel 17 Wonen - 2
Artikel 18 Wonen - 3
Artikel 19 Leiding - Riool
Artikel 20 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Bouwregels
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Ruimtelijk Beleid
3.2 Sectoraal Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Inleiding
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Geluid
4.4 Lucht
4.5 Natuur
4.6 Water
4.7 Bodem
4.8 Archeologie
4.9 Gebiedsgericht Milieubeleid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Verantwoording Van Bestemmingen
5.3 Dakopbouwen En Extra Bouwlagen
5.4 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging
Bijlage 2 Parkeernormen
Bijlage 3 Staat Van Horecainrichtingen
Bijlage 1 Risicoberekening Gastransportleiding A-617
Bijlage 2 Mogelijke Locaties Dakopbouwen
Bijlage 3 Bezonningsonderzoek

Centrum Loosduinen

Bestemmingsplan - 's-Gravenhage

Vastgesteld op 19-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Centrum Loosduinen van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0209ACentrumLoos-50VA met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.8 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.9 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.12 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.13 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.14 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars.

1.28 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.29 dakopbouw:

een bouwlaag, welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning en daarvan deel uitmaakt.

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, behoudens voorzover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan.

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.

1.32 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.33 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.34 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.35 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 grens verschillende hoogten:

een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.38 groenvoorziening:

groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.

1.39 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.40 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.41 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.42 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.43 horeca-inrichting:

een inrichting, in zijn algemeenheid gericht op de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Binnen deze definitie worden de volgende categorieën in horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie I:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen minder dan 30 punten zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk, althans voor een substantieel gedeelte, gericht zijn op het winkelend publiek en waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met overwegend alcoholvrije dranken. De openingstijden liggen maximaal tussen 07.00 uur en 19.00 uur en één avond per week tot maximaal 22.00 uur.

Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen ijssalons, broodjeszaken, croissanteries, lunchrooms, patisserieën en konditoreien;

categorie II:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 30 punten of meer, doch minder dan 40 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met de verstrekking van alcoholvrije en/of alcoholhoudende dranken. De bezoekersfrequentie omvat met name ook de avonduren.

Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen restaurants, petit-restaurants, restauraties, crèperieën, pannenkoekenhuizen, poffertjeszaken, cafetaria's/snackbars, shoarmazaken, coffeeshops, koffiehuizen, theehuizen en poolcentra;

categorie III:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 40 punten of meer, doch minder dan 50 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren. Daarnaast vallen binnen deze categorie ook bepaalde lichtere vormen van horeca die door een van de standaard afwijkende wijze van exploitatie een grotere invloed op de omgeving hebben.

Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen cafés, eetcafés, afhaalwinkels/maaltijdbezorging, ontmoetingscentra, alsmede broodjeszaken, cafetaria's/snackbars en ijssalons, met openingstijden tot in de nachtelijke uren;

categorie IV:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 50 punten of meer zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen waarvan de bedrijfsvoering is gericht op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met het geven van gelegenheid tot het dansen op mechanische en/of levende muziek. Ook inrichtingen, waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen, in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende dranken en/of al dan niet ter plaatse bereide etenswaren behoren tot deze categorie.

Deze bedrijven hebben in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie in de avond- en nachtelijke uren. Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen ondermeer discotheken en bedrijven gericht op zalenexploitatie.

1.44 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.45 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.

1.46 kap of kapverdieping:

een ruimte in een gebouw, die door tenminste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.47 kiosk:

een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.

1.48 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.49 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.50 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.51 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.52 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.53 overkragende bebouwing

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.54 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.55 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.56 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.

1.57 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.58 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Centrum Loosduinen.

1.59 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.60 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.61 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.62 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.63 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.64 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.65 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.66 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.67 staat van bedrijfsactiviteiten:

de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan Centrum Loosduinen.

1.68 staat van horeca-inrichtingen:

de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan.

1.69 stedelijke groene hoofdstructuur:

de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of Europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.

1.70 straat met doorgaande rijbaan:

doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.

1.71 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.72 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.73 voorgevelrooilijn:

  1. a. de denkbeeldige lijn welke wordt gevormd door de krachtens deze voorschriften
    toegelaten bebouwing, in het geval langs een wegzijde geen bebouwing aanwezig
    is;
  2. b. langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de
    voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg
    gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels
    van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van
    de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.

1.74 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.75 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang) en bibliotheken; onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.

1.76 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 (bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:

  1. a. bedrijven in de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging;
  2. b. verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" op de plankaart;
  3. c. horeca als onderdeel van een bedrijf zoals bepaald onder a;
  4. d. parkeerplaatsen

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. de onder lid 3.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging, opgenomen in Bijlage 1Staat van bedrijven bij functiemenging bij deze regels.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1

  1. a. opdat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;
  2. b. ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie C uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie.

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. atelier;
  2. b. dansschool;
  3. c. culturele voorziening;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. wonen, ter plaatse van de functieaanduiding "wonen" op de plankaart;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, uitsluitend indien deze behoren tot de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging;
  2. b. detailhandel;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. horeca in de categorieën I tot en met III van de staat van horeca-inrichtingen als opgenomen in Bijlage 3 Staat van Horecainrichtingen van de regels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding horeca op de plankaart;
  5. e. welzijnsvoorzieningen;
  6. f. wonen;
  7. g. een vuurwerkverkooppunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen";
  8. h. parkeervoorzieningen;
  9. i. onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang"op de plankaart;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen", aan- en bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - aan- en bijgebouwen" op de plankaart, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Bouwregels

  1. a. De onder lid 5.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging, opgenomen in Bijlage 2bij deze regels.
  2. b. van wonen afwijkende functies zijn uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan.
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen" mogen de gronden op de begane grondlaag worden gebruikt voor de verkoop of opslag van vuurwerk, met dien verstande dat:
    1. 1. de opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 kg;
    2. 2. detailhandel in vuurwerk uitsluitend op de beganegrondlaag is toegestaan;
    3. 3. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming;
    4. 4. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk niet mag worden hervat indien het na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde onder het derde punt.

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, uitsluitend indien deze behoren tot de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. kantoren;
  4. d. welzijnsvoorzieningen;
  5. e. parkeerplaatsen;
  6. f. wonen;
  7. g. garageboxen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - garagebox" op de plankaart

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. De onder lid 6.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging, opgenomen in Bijlage 1bij deze regels.
  2. b. van wonen afwijkende functies zijn uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan.

Artikel 7 Gemengd - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. horeca in de categorieën I tot en met III van de staat van horeca-inrichtingen als opgenomen in Bijlage 3 van de regels;
  4. d. kantoor;
  5. e. welzijnsvoorzieningen;
  6. f. wonen;
  7. g. overdekte openbare voetgangerspassage;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. park (stads-, wijk- en buurtpark);
  2. b. plantsoen;
  3. c. grasvelden, gazons en speel- en ligweide;
  4. d. bomen en planten, boomvakken en plantenvakken;
  5. e. waterlopen en waterpartijen;
  6. f. voet- en fietspaden;
  7. g. speelvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, aan- en bijgebouwen, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

8.2 Bouwregels

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. kantoren;
  2. b. parkeervoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. welzijnsvoorzieningen voorzieningen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding "dienstverlening" op de plankaart;
  4. d. sportvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "sport" op de plankaart;
  5. e. parkeervoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Hoofdverkeersweg aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hoofdverkeerswegen;
  2. b. openbaarvervoerstroken en -banen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. een kiosk ten behoeve van detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" op de plankaart;
  5. e. parkeerplaatsen;
  6. f. in- en uitgang van een parkeergarage

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Verkeer - Parkeergarage

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeergarage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwde parkeervoorzieningen;
  2. b. in- en uitgangen van een gebouwde parkeervoorziening;
  3. c. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Verkeer - Straat

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Straat aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. straten met doorgaande rijbanen;
  2. b. openbaarvervoerstroken en -banen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. parkeerplaatsen;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:

  1. a. voor masten en soortgelijke bouwwerken 8 meter;
  2. b. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 5 meter.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voet- en fietspaden;
  2. b. wegen ten behoeve van bevoorrading van aan de bestemming grenzende bebouwing;
  3. c. parkeerplaatsen
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. luifels, wind- en terrasschermen;
  6. f. kunstobjecten;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:

  1. a. voor masten en soortgelijke bouwwerken 8 meter;
  2. b. voor wind- en terrasschemen 2 meter;
  3. c. voor luifels 3 meter;
  4. d. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 5 meter.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsstraat

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsstraat aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voet- en fietspaden;
  2. b. verblijfs-/woonstraten;
  3. c. parkeerplaatsen
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. een horeca-inrichting in categorie I, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca" op de plankaart;
  6. f. terrassen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Wonen - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. detailhandel; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" op de plankaart;
  3. c. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening" op de plankaart;
  4. d. garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "garagebedrijf" op de plankaart;
  5. e. gebouwde parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" op de plankaart;
  6. f. verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" op de plankaart;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. het stallen van motorvoertuigen op het erf is niet toegestaan, met uitzondering van het stallen van motorvoertuigen in gebouwde parkeervoorzieningen

Artikel 17 Wonen - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. parkeervoorzieningen, uitsluitend achter de voorgevelrooilijn;
  3. c. een sportvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "sport" op de plankaart;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

Artikel 18 Wonen - 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "kantoor" op de plankaart;
  3. c. parkeervoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolwaterpersleiding, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de op de plankaart aangeduide zone van de bestemming Leiding - Riool gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de rioolwaterpersleiding zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn, voor zover deze met de bestemming Leiding - Riool samenvallen en in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van deze bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het tweede lid onder b, met dien verstande dat:

  1. a. het bouwen van gebouwen/bouwwerken, geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de rioolwaterpersleiding;
  2. b. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  3. c. het bepaalde in de bouwregels van de bestemming die met de bestemming Leiding - Rioolsamenvalt, in acht wordt genomen.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de voor Leiding - Riool aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    4. 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    5. 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    6. 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    7. 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    1. 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    2. 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    3. 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    1. 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
    3. 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van het gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming Waarde - Archeologie geldt de volgende voorwaarde:

  1. a. Indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering waarvoor een vergunning is vereist, die een totale oppervlakte hebben van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 50 cm overschrijden, dient hieromtrent vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:

  1. a. het archeologisch onderzoek;
  2. b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden niet zijnde bouwen op of in de voor Waarde -Archeologie bestemde gronden die een oppervlakte van meer dan 50 m2 beslaan en een diepte van meer dan 50 cm overschrijden dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het betreft de volgende werken en werkzaamheden:
    1. 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    2. 2. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
  2. b. Het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
    2. 2. worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingcunetten;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  3. c. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Bouwregels

  1. a. het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen;
  2. b. het verbod als bedoeld onder a geldt niet voor ondergeschikte bouwdelen mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt;
  3. c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is eveneens toegestaan, voorzover het ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten, betreft;
  4. d. het is toegestaan om installaties voor mobiele telecommunicatie te plaatsen op gebouwen;
  5. e. indien in de regels een bebouwingspercentage of een bouwvlak is aangegeven, mag er daarbinnen in één bouwlaag beneden peil worden gebouwd.
  6. f. binnen de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit plan zijn bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 15 m2 toegestaan.
  7. g. ten behoeve van de bestemmingen, waarbij binnen een van dit plan deel uitmakend geometrisch bepaalde vlak een bouwperceel met een bouwvlak is opgenomen, zijn bouwwerken ten behoeve van de inzameling van afval toegestaan.
  8. h. Bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    2. 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen.
  9. i. binnen de geometrisch bepaalde vlakken welke onderdeel uitmaken van dit plan is straatmeubilair toegestaan;
  10. j. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan
    1. 1. indien de afmetingen van een parkeerruimte voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, uitgaande van langsparkeren en ten minste 2,40 m bij 5,00 m in geval van haaks parkeren;
    2. 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan trottoir grenst, ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt.
  11. k. Het bevoegd gezag kan binnen het invloedsgebied van een gasleiding met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:
    1. 1. vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
    2. 2. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte;
    3. 3. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
    4. 4. vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Tot verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt, tenzij in de regels anders is bepaald, in ieder geval gerekend:
    1. 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    2. 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf, de verkoop en opslag van vuurwerk of een belwinkel, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het stallen op parkeren van fietsen en bromfietsen en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

  1. c. Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven in de staat van horeca-inrichtingen, wordt voor de puntentoedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de bedrijfssoort met de hoogste puntentoedeling;

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:
    1. 1. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, bouwhoogten, perceelgrensafstanden, en bebouwde oppervlakten met maximaal 15%;
    2. 2. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
    3. 3. het bouwen van ondergrondse parkeergarages in één laag;
    4. 4. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2;
    5. 5. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn voor een meer verantwoorde ruimtelijke of technische plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein tot een maximum van 3 m.
    6. 6. glas-, papier-, plastic en kledingcontainers, al dan niet beneden peil gelegen;
    7. 7. kunst- en reclameobjecten;
    8. 8. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden verleend. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden verleend.
    9. 9. een horeca-inrichting waarbij uit nadere toetsing aan de in de staat van horeca-inrichtingen opgenomen criteria blijkt dat de betreffende inrichting qua puntentoebedeling afwijkt van de in die staat aangenomen score en de daarbij behorende categorie-indeling met dien verstande dat:
      • voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca;
      • de desbetreffende horeca-inrichting door het verlenen van de omgevingsvergunning geacht wordt te behoren tot de met de puntentoebedeling corrresponderende categorie.
    10. 10. de parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
      • op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
      • nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
      • het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.
    11. 11. de vestiging en exploitatie van detailhandel in (consumenten)vuurwerk met de daarbij behorende opslag ter plaatse van de aanduiding detailhandel of binnen een gemengde bestemming waarbinnen detailhandel is toegestaan, met dien verstande dat:
      • het totaal aantal vestigingen in Den Haag met een toegestane opslag tot 1.000 kg niet meer mag bedragen dan 68 en het totaal aantal vestigingen in het stadsdeel Loosduinen niet meer mag bedragen dan 7;
      • detailhandel in vuurwerk uitsluitend op de beganegrondlaag is toegestaan;
      • het gebruik voor detailhandel in vuurwerk mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming;
      • het gebruik voor detailhandel in vuurwerk niet mag worden hervat indien het na het verlenen van de omgevingsvergunning voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde onder het derde gedachtenstreepje;
      • voordat afgeweken wordt, advies wordt ingewonnen van de regionale brandweer;
  2. b. Met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van de in het plan opgenomen gebruiksregels wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Eenmalig kan afgeweken worden van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk, als bedoeld onder a, met maximaal 10%.
  3. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Centrum Loosduinen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor Centrum Loosduinen op:

  • In de Nota Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020 die op 14 december 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd dat de komende jaren een actualisering plaatsvindt van een groot aantal verouderde bestemmingsplannen. Ter uitvoering van dit beleidsvoornemen wordt een bestemmingsplan voor Centrum Loosduinen opgesteld. Centrum Loosduinen is in de nota opgenomen als prioriteit II. De juridisch-planologische regeling is verouderd en bovendien is aan een deel van het plan goedkeuring onthouden.
  • In de tweede plaats voldoet de gemeente Den Haag met het opstellen van het bestemmingsplan Centrum Loosduinen aan de regels van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Met de vaststelling van bestemmingsplan Centrum Loosduinen wordt aan deze verplichting voldaan.

1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan

Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur heeft het bestemmingsplan tot doel om de bestaande situatie zoveel mogelijk in stand te houden. De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privé-gebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. In het plangebied zijn voldoende voorzieningen: maatschappelijk (sport, welzijn et cetera) en winkels. Het plan is in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de wijk enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds. Het bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is en voor het beheer ervan in de toekomst.

1.3 Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied wordt begrensd door:

  • in het noorden: de Symphoniestraat, het Arnold Spoelplein en de Lisztstraat
  • in het oosten: de Lippe-Biesterfeldweg en Loosduinse Hoofdstraat
  • in het zuiden: de Brink, de Loosduinse Uitleg, Willem III Straat en Schwerinkade
  • in het westen: de Lozerlaan

1.4 Geldende Planologische Regelingen

1.4.1 Geldende bestemmingsplannen

Bestemmingsplan Centrum Loosduinen vervangt het volgende plan:

Naam plan Vastgesteld G.S.-besluit onherroepelijk
Centrum Loosduinen 1979 03-12-1979 16-06-1981 10-06-1883
Uitbreidingsplan Loosduinen 1959 rb.14B; 09-11-1959

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  1. a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  2. b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  3. c. Paraplubestemmingsplan Archeologie (2010). In dit paraplubestemmingsplan wordt ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde (archeologie)' toegevoegd en worden regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan omgevingsvergunningen.

De wijze waarop bestemmingsplan Centrum Loosduinen de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk 5.

1.5 Leeswijzer

In dit hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan Centrum Loosduinenaangegeven. Verder werden de doeleinden, die met het bestemmingsplan worden nagestreefd, omschreven.

Om deze in een bestemmingsplan gestalte te geven is enerzijds de bestaande situatie beschreven in hoofdstuk 2; anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doeleinden in hoofdstuk 3 een selectie gemaakt van de relevante beleidsnota's en regelingen, die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. In hoofdstuk 4 wordt een beeld gegeven van het op het milieu toegespitste beleid en de in regelgeving gestelde milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken afgeleid zijn, dit mede tegen de achtergrond van de bestaande situatie en de nieuwe ontwikkelingen. De daarbij van toepassing zijnde milieukwaliteitseisen zijn bij het afwegingsproces betrokken. Tevens wordt een toelichting op de bestemmingen en de opzet van de bestemmingsregels gegeven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 het resultaat van overleg en inspraak weergegeven.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied bestaat uit de vroegere dorpskern van het dorp Loosduinen, dat tussen 1902 en 1923 in fasen door Den Haag is geannexeerd met enkele daaromheen gerealiseerde woonwijken. Van het oude Loosduinen zijn vooral delen van de Loosduinse Hoofdstraat (voorheen Emmastraat en Wilhelminastraat, zie foto) en Willem III straat nog over.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0209ACentrumLoos-50VA_0001.jpg"

Figuur 1: foto van de vroegere dorpskern van het dorp Loosduinen

Rondom deze dorpskern zijn vanaf die tijd woonwijken gebouwd, waarvan het gebied tussen de Loosduinse Hoofdstraat, Willem III straat en Lippe Bisterfeldweg uit het begin van de dertiger jaren van de vorige eeuw stamt. Bij de bouw van de wijken Kraayenstein en Nieuw-Waldeck in de zeventiger jaren is het centrumgebied gemoderniseerd en is de huidige gestapelde bebouwing rond het Loosduinse Hoofdplein, de Loosduinse Hoofdstraat en de Arnold Spoelstraat gerealiseerd. Uit dezelfde periode stamt de bebouwing in het plangebied ten westen van het Loosduinse Hoofdplein, langs de Lisztstraat en het nieuwe deel van de Willem III straat. Hiermee is het oorspronkelijke dorpse karakter van het gebied grotendeels verloren gegaan.

2.2 Ruimtelijke Structuur

2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur en bebouwingsbeeld

In de ruimtelijke structuur is het ontstaan van het gebied zoals hierboven beschreven, af te lezen. Het Loosduinse Hoofdplein is het centrale punt van het winkelgebied dat gevormd wordt door twee elkaar kruisende assen: de Loosduinse Hoofdstraat en de Arnold Spoelstraat - Willem III straat. Rond en nabij dit plein is in de zeventiger jaren samenhangende bebouwing gerealiseerd met op de begane grond een aaneengesloten winkelgebied met daarboven woningbouw. De bouwhoogte variëert van 2 tot 4 bouwlagen. Tussen de Tramstraat en het Loosduinse Hoofdplein bestaat een deel van de bebouwing uit kantoren en een ouderensociëteit: De Henneberg. In het kantorendeel zijn het stadsdeelkantoor en de bibliotheek gevestigd. Het winkelgebied is autovrij ingericht, met uitzondering van het oude deel van de Loosduinse Hoofdstraat. De rest van de Loosduinse Hoofdstraat tussen het plein en de Lippe Bisterfeldweg bestaat aan de zuidzijde eveneens uit aaneengesloten winkels op de begane grond met daarboven 2 lagen wonen, in meer gevarieerde architectuur. De noordzijde bestaat deels uit winkels met woningen erboven, deels alleen uit woningen en deels uit vrijstaande villabebouwing die soms een kantoorfunctie heeft gekregen. Aan de Willem III straat staat een blok seniorenwoningen in 4 woonlagen op een beganegrondlaag bestaande uit bergingen. Het gebied hierachter, omsloten door de Willem III straat, de Schwerinkade, Lippe Bisterfeldweg en Loosduinse Hoofdstraat bestaat uit in dertiger jaren stijl gebouwde eengezinswoningen en in twee lagen gestapelde woningen. Rondom het Mecklenburgplein en langs de Schwerinkade staan portiekwoningen in 3 bouwlagen. Aan de Lippe Bisterfeldweg zijn enkele woonblokken gebouwd in de stijl van de aan de overzijde gelegen wijk Houtwijk. Het gebied tussen de Loosduinse Hoofdstraat ten westen van het winkelcentrum en de wijk Kraayenstein bestaat uit eengezinswoningen in 2 bouwlagen met kap gerealiseerd in de zeventiger jaren. Langs de Lisztstraat ten slotte staan portiekwoningen in 4 woonlagen op een half verdiept souterrain.

In de 'oksels' van de twee assen van het winkelcentrum liggen parkeervoorzieningen, waarvan er drie dienst doen voor bezoekers van het winkelcentrum (aan de Loosduinse Uitleg, tussen de Laurensburgstraat en het Loosduinse Hoofdplein en tussen Ouverturestraat en Arnold Spoelstraat). Op de laatstgenoemde is een tweede parkeerlaag in de vorm van een parkeerdek gerealiseerd. De vierde, tussen de Lisztstraat en de Loosduinse Hoofdstraat behoort bij en dient ten behoeve van de woningen aan de Lisztstraat.

2.2.2 Verkeer en infrastructuur

Het plangebied wordt ontsloten door de Loosduinse Hoofdstraat, de Loosduinse Uitleg, het Arnold Spoelplein en de Lisztstraat. De belangrijkste aanvoerroute naar het gebied vanuit het oosten (vanaf rijksweg A4) is de route Wijnpolderlaan - Lozerlaan. De Lozerlaan en de Ockenburghstraat hebben een gebiedontsluitende functie.

De Lisztstraat en het Arnold Spoelplein zijn 30 km per uur wegen en dienen als ontsluiting voor de buurt. De Loosduinse Hoofdstraat, het Loosduinse Hoofdplein, de Arnold Spoelstraat en de Kleine Keizer zijn ingericht als verblijfsgebied, de overige straten in het plangebied als verblijfsstraat.

De buslijnen 26, 29, 31, 421 en 427 doorkruisen het plangebied over de Symfoniestraat, de Loosduinse Uitleg, het Arnold Spoelplein en de Lisztstraat. Randstadrail 3 eindigt haar traject bij het Arnold Spoelplein. Er is in Den Haag een herkenbaar stelsel van (hoofd) fietsroutes. In het plangebied zijn de Symfoniestraat, het Arnold Spoelplein en de Lisztstraat aangewezen als secundaire hoofdfietsroute.

In een gedeelte van de Loosduinse Hoofdstraat is betaald parkeren ingevoerd. In straten waar onvoldoende ruimte is om op de rijbaan te parkeren zijn waar nodig parkeerverboden ingevoerd.

2.2.3 Bodem

In en in de directe omgeving van het plangebied waren bedrijven met bodembedreigende activiteiten gevestigd of zijn deze nog steeds aanwezig. Het gaat hierbij om autoreparatiebedrijven, drukkerijen, fiets- en bromreparatiebedrijven, schoen- en lederwarenreparatiebedrijven, taxibedrijven en een benzinestation. Bij verscheidene panden zijn ondergrondse tanks bekend. De meesten zijn verwijderd of onklaar gemaakt.

Er zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op drie locaties is daaruit gebleken dat er sprake was van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Deze gevallen zijn reeds gesaneerd. Ter plaatse van deze gesaneerde gevallen zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen kunnen zijn.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar in de toekomst herinrichting en/of nieuwbouw zal plaatsvinden en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn, zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0 tot 0,5 m beneden maaiveld) in het plangebied gemiddeld licht verontreinigd is met kwik, lood, en PAK (teerachtige stoffen). De ondergrond (0,5 tot 2,0 m beneden maaiveld) is gemiddeld licht verontreinigd met kwik en lood.

2.2.4 Archeologie

Het plangebied bevindt zich volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in het niet of nauwelijks met Jong Duin (de Laag van Den Haag) overstoven deel van het strandwallenlandschap. Strandwallen zijn grofweg evenwijdig aan de kustlijn gelegen zandruggen die enige duizenden jaren voor Christus door natuurlijke processen zijn gevormd. De lage gebieden tussen deze ruggen worden strandvlaktes genoemd. De hooggelegen strandwallen en daarop afgezette duinen kwamen tot ontwikkeling doordat in de kustzone zoveel zand door de zee werd afgezet (Laag van Rijswijk) dat hoogtes ontstonden die niet meer iedere vloed overspoelden. Hierdoor kon het zand opdrogen en gaan verstuiven. Dit proces, waarbij de invloed van de zee werd teruggedrongen, voltrok zich in de periode tussen 3800 v. Chr. tot 2200 v. Chr. Omdat het gebied daardoor moeilijker kon ontwateren, steeg het grondwater. Het gevolg was dat zich vanaf 2200 v. Chr. veen ging ontwikkelen in de strandvlaktes.

Binnen het plangebied komen delen van twee verschillende strandwallen voor met daartussen een vrij smalle strandvlakte. De Loosduinse Hoofdstaat is in zijn geheel op de noordelijkste strandwal gelegen. Deze strandwal is ongeveer 250 m breed en strekt zich tot voorbij de plangebiedsgrens uit. De zuidelijke strandwal heeft zijn noordgrens globaal langs de Ru Parestraat (net buiten het plangebied) en vandaar uit naar het Mecklenburgplein toe. Ook deze strandwal gaat voorbij de zuidelijke grens van het plangebied.

De met veen dichtgegroeide strandvlakte die tussen beiden in ligt is ruim 100 m breed. De zuidelijke grens is bij het Mecklenburgplein te vinden; de noordelijke grens bevindt zich tussen de Laurenburgstraat en de Loosduinse Hoofdstraat.

Strandwallen hebben altijd archeologische potentie. De vroegsten waren al in het derde millennium voor Christus (de late Steentijd) geschikt voor menselijke bewoning. Op veel plekken binnen de gemeentegrenzen (en daarbuiten) zijn er vondsten gedaan en resten van nederzettingen teruggevonden, zowel uit de prehistorie als uit de Romeinse tijd en daarna. Strandvlaktes waren minder geschikt om te bewonen maar waren, als ze niet te nat waren, wel heel geschikt voor akkerbouw en voor het weiden van het vee dat men had. Vooral de overgangszone tussen strandwal en – vlakte was daarvoor geschikt. Bij archeologisch onderzoek langs de Loosduinse Hoofdstaat zijn inderdaad sporen gevonden die wijzen op akkerbouw in de prehistorie of Romeinse tijd. Het bestemmingsplangebied reikt tot over de Lozerlaan. De strandwal loopt daar door, waardoor ook daar een gedeelte van het plangebied een archeologische verwachting heeft.

Ook in de middeleeuwen waren strandwallen bij uitstek de plek waar de bevolking zich kon vestigen. Al in de 13de eeuw werd op de zuidelijke strandwal, net buiten het plangebied, een klooster gebouwd voor nonnen van de Cisterciënzer orde. De abdijkerk die bij dit complex hoorde, is nog steeds deels aanwezig. De aanwezigheid van het klooster zorgde ervoor dat er meer mensen kwamen wonen. Zo ontstond op de noordelijke strandwal het dorp Loosduinen. Aan het begin van de Tachtigjarige oorlog werd de abdij door de Geuzen voor een groot deel met de grond gelijk gemaakt. Heden ten dage is er dan ook niets meer van over. Het dorp zelf echter is altijd blijven bestaan en heeft dus intussen een geschiedenis die 700 jaar teruggaat. De grenzen van dit dorp bevinden zich compleet binnen het bestemmingsplangebied.

Naast het dorp lijkt er binnen het plangebied nog een structuur van belang te zijn geweest. In de strandvlakte ter hoogte van de Laurenburgstraat beeldt de kaart van Kruikius uit 1712 een heuvel af. Deze wordt ook “Den Heuvel” genoemd. Vorm en grootte duiden er op dat sprake zou kunnen zijn van een kunstmatige, dus door mensen opgeworpen heuvel. Het zou kunnen gaan om de resten van een zogenaamde motte, een omgrachte heuvel met daarop een versterking. De heuvel werd dan aangelegd met de grond die vrij kwam door het graven van de ronde gracht.

Hoe dan ook is de naam langer blijven voortleven dan de heuvel zelf. Tot in de 19de eeuw is de naam vermeld op kaarten; de heuvel zelf is dan echter allang verdwenen.

Vanwege de geologische ondergrond en de latere geschiedenis van het bestemmingsplangebied kan met zekerheid worden gesteld dat het grote archeologische waarde heeft gehad. Zeker is echter ook dat daarvan lang niet alles bewaard is gebleven. De geschiedenis van het dorp is verknoopt met de tuinbouw en ten behoeve daarvan is het land in het verleden grootschalig afgezand. Daarnaast is van de oude bebouwing zo goed als niets meer over. Het centrum van het dorp bestaat bijna volledig uit nieuwbouw. Gevreesd moet worden dat met de sloop en nieuwbouw de archeologische waarden ter plekke grotendeels zijn verdwenen. Overigens zijn aan het begin van de jaren tachtig de archeologische waarden van het gedeelte ten noorden van de Loosduinse Hoofdstraat rond de Arnold Spoelstraat veilig gesteld door een grootschalige opgraving van de gemeente.

Bovenstaande maakt duidelijk dat vandaag de dag nog slechts een deel van het bestemmingsplangebied een archeologische verwachting heeft. Het gaat om het gedeelte ten oosten van de Tramstraat en ten zuiden van de Loosduinse Hoofdstraat tot aan de kruising met de Loosduinse Uitleg. In paragraaf 5.2 wordt beschreven hoe deze archeologische waarden beschermd worden.

2.2.5 Kabels en leidingen

In het plangebied is ter plaatse van de Lozerlaan en Ockenburghstraat een rioolpersleiding gelegen. Net buiten het plangebied ter plaatse van de Lozerlaan is een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie gesitueerd (A-617-KR-008). Deze gasleiding heeft een diameter van 12” en een werkdruk van 79,9 bar.

2.3 Functionele Structuur

2.3.1 Wonen

Het plangebied bestaat uit woningen uit diverse bouwperiodes. Voor een deel bepalen woningen uit de periode dat Loosduinen nog een zelfstandige gemeente was het straatbeeld. De oude dorpskern is nog goed herkenbaar. Tegelijkertijd zijn veel woningen het resultaat van uitbreidingen in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw.

De woningen zijn veelal gebouwd in de toegankelijke prijscategorieën en grotendeels in de vorm van meergezinswoningen, waarvan sommige in corporatiebezit zijn en andere een particuliere eigenaar hebben. Het corporatiebezit bevindt zich in de punt van het plangebied die uitkomt op de Lozerlaan. Daarnaast bevinden zich nog enkele sociale appartementencomplexen verspreid over het plangebied.

2.3.2 Bedrijven

Op enkele plaatsen in de wijk zijn bedrijven gevestigd. Aan de Oranjewoudstraat 55 en Tramstraat 33 zijn garagebedrijven met een verkooppunt voor motorbrandstoffen gevestigd.

2.3.3 Detailhandel

Detailhandel is geconcentreerd aan de Loosduinse Hoofdstraat (tussen nummer 70 en 601), Tramstraat, Arnold Spoelstraat en rondom het Looduinse Hoofdplein. Daarnaast is op enkele andere locaties in het plangebied detailhandel te vinden. Het gaat daarbij onder andere om:

  • een fietsenhandel aan de Loosduinse Hoofdstraat 679;
  • een fietsenhandel aan de Oranjewoudstraat 25.1
  1. 1. Stand van zaken inventarisatie winkels, horeca en dienstverlening: mei 2010

2.3.4 Dienstverlening

Evenals detailhandel is dienstverlening geconcentreerd aan de Loosduinse Hoofdstraat, Tramstraat, Arnold Spoelstraat en rondom het Loosduinse Hoofdplein. Daarnaast is op enkele andere locaties in het gebied dienstverlening te vinden:

  • onder andere een kapper en een accountantskantoor aan de Lippe Biesterfeldweg;
  • een apotheek aan de Willem III straat 115;
  • een kapper aan het Mecklenburgplein 49.

2.3.5 Horeca

Horeca is geconcentreerd in het winkelcentrum van Loosduinen en is onder andere gevestigd op:

  • de Loosduinse Hoofdstraat 216 (snackbar);
  • de Loosduinse Hoofdstraat 308 (cafetaria);
  • de Loosduinse Hoofdstraat 582 (restaurant);
  • het Loosduinse Hoofdplein 190 (lunchroom);
  • de Arnold Spoelstraat 129 (snackbar).

2.3.6 Kantoren

Kantoren zijn hoofdzakelijk gevestigd rondom de kruising van de Loosduinse Hoofdstraat en Lippe Biesterfeldweg. Daarnaast is een kantorencluster aanwezig aan weerszijden van de Kleine Keizer in het centrumgebied.

2.3.7 Maatschappelijk

In het gebied ligt één basisschool: de Ds. W.E. den Hertogschool aan de Luxemburgstraat 7. Daarnaast is in dit gebied één welzijnsaccommodatie gelegen: De Henneberg aan de Tramstraat 15.

2.3.8 Sport en recreatie

In het plangebied is één sportfaciliteit gevestigd aan de Luxemburgstraat 40 (fitness-karate etc.)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Ruimtelijk Beleid

3.1.1 Rijksbeleid

3.1.2 Provinciaal beleid

3.1.3 Regionaal beleid

3.1.4 Gemeentelijk beleid

3.2 Sectoraal Beleid

3.2.1 Wonen

Woonvisie Den Haag 2009-2020

De Haagse Structuurvisie streeft naar groei van het inwoneraantal van de stad als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen en voor een goede economische, sociale en culturele ontwikkeling. Hiervoor zal het aantal woningen moeten groeien.

De Woonvisie Den Haag 2009-2020 is op 19 november 2009 door de raad vastgesteld. De woonvisie biedt ook de kaders voor deze groei. De kern van de woonvisie is: als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren, en de woonkwaliteit van de bestaande woningen verhogen. De stad moet daarom in een breed scala aan typen van woonwensen kunnen voorzien. Dit vereist gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken. Hoewel differentiatie van woonmilieus en woonsferen het uitgangspunt is, moet dit binnen een stedelijk kader gebeuren. Daarom dient er gekozen te worden voor woonvormen die passen bij een stedelijke omgeving. De nieuwbouw zal daarom grotendeels plaatsvinden in de vorm van appartementen en stadswoningen, en tussenvormen daarvan.

Kansen voor groei en verdichting liggen veelal in de zogenaamde transformatiemilieus waar verouderde bedrijventerreinen worden omgezet in gemengde woonwerkgebieden. Aan de stadsranden vindt eveneens uitbreiding plaats door transformaties in de overgangszones van stad naar platteland.

Sturend voor de transformatie en uitbreiding van woonmilieus is het beleid om selectieve migratie uit de stad van midden- en hogere inkomens om te buigen, deze inkomensgroepen aan de stad te binden en zo mogelijk van elders aan te trekken. Bij de herstructurering van de goedkope sociale woningvoorraad in bestaande gebieden wordt getracht een woonmilieu te bieden dat inspeelt op woonwensen van bepaalde groepen midden- en hogere inkomens, mede om segregatie, concentratie van kansarme bewoners en cumulatie van achterstandssituaties tegen te gaan. Een goed 'schoon, heel en veilig' leef- en woonklimaat is een belangrijke voorwaarde voor alle stedelijke woongebieden. Daarbij moeten voldoende, goede en betaalbare woningen voor de lage inkomensgroepen blijven bestaan.

Het bestemmingsplan ligt binnen het stedelijk/ groenstedelijk woonmilieu. Dit betekent dat gebouwd is in een hoge dichtheid. In het bestemmingsplan is weinig groen aanwezig. Dit wordt echter gecompenseerd door de ligging ten opzichte van het landgoed Ockenburg. Veel mensen maken gebruik van dat groen om te recreëren. Het landgoed heeft een positieve uitwerking op de waardering van de woonomgeving. De woonsfeer die dit gebied kleurt is centrum-dorps wonen. Dit betekent dat de dorpse sfeer zijn weerslag vindt in de ruimtelijke verschijningsvorm. Dit dorps karakter wordt beschouwd als waardevol en moet daarom behouden blijven. Het gebied is een beheergebied, er zijn geen (sloop) of nieuwbouwplannen.

3.2.2 Verkeer en parkeren

3.2.3 Economie

3.2.4 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

3.2.5 Sport

De doelstelling van het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat. Dit met het oogmerk dat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig en intensief sporten op een prettige verantwoorde manier en bij voorkeur in georganiseerd verband. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk te maken.

De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensport-accommodaties maar ook om parken, pleinen, straten, grote groengebieden en water. In paragraaf 5.2 is uitgewerkt hoe dit beleid in het bestemmingsplan tot uiting komt.

3.2.6 Groen

3.2.7 Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie aantal kinderen per speelplek actieradius speeloppervlakte
0 tot 6 jaar 50 tot 75 kinderen 150 meter 200 m²
7 tot 12 jaar 75 tot 100 kinderen 500 meter 500 m²
13 tot 18 jaar 100 tot 125 kinderen 1.000 meter 750 m²

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Omdat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan dat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is bovenstaande niet van toepassing op bestemmingsplangebied Centrum Loosduinen.

Het plangebied bevat speellocaties:

  • tussen de Symfoniestraat en de Ouverturestraat (3 locaties);
  • de Mecklenburgplein.

In paragraaf 5.2 is uitgewerkt hoe speelvoorzieningen in het plangebied worden bestemd.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

Op 2 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Den Haag de nota 'Tien voor milieu; Contourennota voor milieubeleid 2006-2010' vastgesteld. De nota is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010.

In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing. De nota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame wereldstad aan zee. Het gebiedsgericht milieubeleid is daarbij hét instrument om de milieubelangen in te brengen in de dynamiek van de ruimtelijke ontwikkeling.

4.2 Externe Veiligheid

4.2.1 Algemene beginselen externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR);
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6(kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Onderstaande afwegingen zijn gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

4.2.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

De Lozerlaan is aangewezen als Route gevaarlijke stoffen (raadsvoorstel 42, 24 februari 2004, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 maart 2004). Het bestemmingsplan ligt binnen 200 m van de Route gevaarlijke stoffen. Op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is een risicobeoordeling noodzakelijk.

Adviesbureau AVIV heeft in opdracht van het Stadsgewest Haaglanden een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor de hele Route gevaarlijke stoffen. De PR 10-6-contour (plaatsgebonden risico) bevindt zich op de weg. Er zijn daarom geen ruimtelijke beperkingen ten aanzien van het plaatsgebonden risico.

Het voornoemd adviesbureau heeft ook het groepsrisico (GR) langs de Lozerlaan in beeld gebracht. De resultaten zijn grafisch gepresenteerd in Geoweb, een computerapplicatie in beheer bij het stadsgewest. Het groepsrisico is in 3 niveaus onderverdeeld, met als referentie de oriëntatiewaarde.

  • Groepsrisiconiveau 1 (groen): GR < 0,1 x oriëntatiewaarde
  • Groepsrisiconiveau 2 (geel): 0,1 x oriëntatiewaarde < GR < 1,0 x oriëntatiewaarde
  • Groepsrisiconiveau 3 (rood): GR > 1,0 x oriëntatiewaarde

Voor het traject (1 km) langs het kwetsbare object geldt, in de huidige situatie, groepsrisico-niveau 1 (zie figuur 1). De oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen stelt dat bij het uitblijven van ontwikkelingen nadere verantwoording niet nodig is. Voor bestemmingsplan Loosduinen Centrum behoeft daarom geen risicobeoordeling externe veiligheid plaats te vinden.

Figuur 1: Overzichtskaart Route Gevaarlijke Stoffen (Bron GEOweb Stadsgewest Haaglanden)

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0209ACentrumLoos-50VA_0002.png"

  • Groen; Groeprisico niveau
  • Geel; 100% letaliteitscontour (85 meter)
  • Blauw; 1% letaliteitscontour (150 meter)

4.2.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Delft-Leiden. Over dit baanvak vindt bovendien geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk.

4.2.4 Buisleidingen

In de directe nabijheid van het plangebied is een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie gesitueerd (A-617-KR-008). Deze leiding heeft een diameter van 12” en een werkdruk van 79,9 bar. De leiding loopt vanuit het zuiden parallel aan de Lozerlaan en ter hoogte van de Noorderbrink gaat de leiding in westelijke richting de hoek om parallel aan de Loosduinse Hoofdstraat (zie figuur 2).

Voor deze leiding geldt voor bijzondere objecten categorie I een toetsingsafstand van 44 m, overeenkomstig de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen, van 26 november 1984 (hierna Circulaire).

Het beoordelen van het groepsrisico heeft plaatsgevonden overeenkomstig de Memorandum van de Gasunie “Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3” van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07.0138 (hierna Memorandum). Op grond van deze Memorandum geldt voor deze leiding een inventarisatieafstand van 180 m (geel).

Figuur 2: Hoge-druk aardgasleidingen (Bron: GEOweb Stadsgewest Haaglanden)

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0209ACentrumLoos-50VA_0003.png"

  • Geel; 1% letaliteitscontour (180 meter)
  • Oranje; 100% letaliteitscontour (90 meter)
  • Groen; Buisleiding

Voor deze leiding zijn een plaatsgebonden risicoberekening (PR) en groepsrisicoberekeningen (GR) uitgevoerd.

De risicostudie is uitgevoerd conform de door de overheid gestelde richtlijnen voor het uitvoeren van risicoanalyses aan ondergronds gelegen hogedruk aardgastransportleidingen [1, 2, 3, 4]. De analyse is uitgevoerd met het pakket CAROLA. CAROLA is een softwarepakket dat in opdracht van de Nederlandse overheid is ontwikkeld, specifiek ter bepaling van het plaatsgebonden risico en groepsrisico van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen.

Resultaten PR-berekening

Voor de gastransportleiding is een plaatsgebonden risicoberekening uitgevoerd. Uit de berekening volgt dat voor de beschouwde situatie geen 10-6 contouren aanwezig zijn. Dit betekent dat het plaatsgebonden Risico (PR) geen belemmering vormt voor het plan.

Resultaten GR-berekening

Voor de leiding is ook een groepsrisicoberekening uitgevoerd. Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico, op basis van de kilometer aardgastransportleiding met het hoogste groepsrisico, de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschrijdt, de overschrijdingsfactor bedraagt 0,01. Op basis van deze overschrijdingsfactor is verder onderzoek naar het groepsrisico niet noodzakelijk.

Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 1.

4.2.5 Inrichtingen

Het bestemmingsplan ligt niet binnen het invloedsgebied van een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Verdere toetsing aan de grens- en richtwaarden is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Bij de reconstructie van wegen en/of spoorwegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld in het kader van de Wgh.

Het onderhavige bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een weg en/of spoorweg is ook niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek voor het bestemmingsplan Centrum Loosduinen niet noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.

4.4 Lucht

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden. In 2007 is het hoofdstuk Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer in werking getreden. Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009; de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.

Bestemmingsplan Centrum Loosduinen maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de besluitvorming over dit bestemmingsplan.

4.5 Natuur

4.5.1 Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

4.5.2 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten) is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.

In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. Het plangebied ligt niet in of nabij een aangewezen gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet.

4.5.3 Bomenverordening Den Haag 2005

Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.

Op de ‘Lijst monumentale bomen in Den Haag’ zijn geen monumentale bomen in het plangebied opgenomen.

4.6 Water

4.6.1 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken op verschillende niveaus van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

4.6.2 Planbeschrijving

Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, dat ligt in het boezemgebied van Delfland. Het vastgestelde waterpeil in het boezemgebied is NAP -0,42 m met een maximaal toelaatbare peilstijging van 40 cm.

4.6.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.

4.7 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling danwel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden voor stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  1. a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  2. b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  3. c. het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Waar voorheen en nog steeds kleine bedrijven met bodembedreigende activiteiten waren en/of zijn gevestigd, is sprake van verdachte deellocaties. Hiervoor vond nog geen bodemonderzoek plaats. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering plaatsvond, moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd en eventueel worden gesaneerd. Daarnaast zijn er locaties waar het reeds uitgevoerd bodemonderzoek sterk verouderd, dat wil zeggen ouder dan vijf jaar is. Als voor deze locaties plannen voor herinrichting en/of nieuwbouw worden ingediend, moet het bestaand bodemonderzoek worden geactualiseerd

Naast het feit dat nog niet overal bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/ herinrichtingsplannen zijn, zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

4.8 Archeologie

De gemeente Den Haag draagt sinds 1982 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het archeologiebeleid van de gemeente is er op gericht:

  1. 1. te zorgen voor het behoud van zoveel mogelijk archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
  2. 2. te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;
  3. 3. een archeologisch depot te onderhouden waar alle in Den Haag aangetroffen archeologische voorwerpen op een veilige en systematische manier kunnen worden bewaard;
  4. 4. te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek middels tentoonstellingen, publicaties, presentaties etc. onder de aandacht worden gebracht van de Haagse burger en de archeologische vakwereld.

Voor het uitvoeren van het archeologisch beleid, voor het ontwikkelen van nieuw beleid dienaangaande en voor het nemen van beslissingen aangaande beheer en behoud van archeologische waarden hebben Burgemeester en wethouders de Afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer gemandateerd.

Het huidige archeologische beleid is verwoord in de gemeentelijke beleidsnota Archeologie 2000-2005. Een nieuwe beleidsnota zal zijn geënt op de gewijzigde Monumentenwet 1988, middels de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Deze wet is door de Staten-Generaal aanvaard en is in september 2007 in werking getreden. Deze wetswijziging kent enkele nieuwe elementen.

Een nieuw element is de bepaling dat “de verstoorder betaalt”: initiatiefnemers van projecten die schade aan archeologische waarden zullen veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek. Daarnaast legt deze wet ook de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen de archeologische waarden vast te leggen en daarmee rekening te houden..

In het kader van deze inwerkingtreding wordt momenteel ook een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart opgesteld. Deze zal een plaats krijgen in het gemeentelijke beleid en wordt naar verwachting opgenomen in de gemeentelijke Monumentenverordening.

De Haagse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar zeer ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe deze waarden in het bestemmingsplan worden beschermd.

4.9 Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid (2005) dat werd geïntroduceerd in het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 welk plan door bovengenoemde Contourennota is opgevolgd. Het gebiedsgericht milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied waardoor de kwaliteiten van dat gebied verbeterd of beter beschermd kunnen worden.

Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip moeten hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengde gebieden met accent op wonen ('gemengd wonen'), gemengde gebieden met accent op werken ('gemengd werken'), verkeersinfrastructuur, groene hoofdstructuur en water.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Wonen'. Woongebieden zijn min of meer monofunctionele gebieden. De voorzieningen in het gebied staan in beginsel ten dienste van het gebied zelf. Hierbij moet gedacht worden aan onder andere winkelvoorzieningen, scholen, buurtcentra en kleinschalige bedrijvigheid aan huis. De verkeersinfrastructuur is ingericht voor bestemmingsverkeer, waarbij voetgangers en fietsers de ruimte hebben. Grote verkeersaders zijn niet aanwezig.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

Centrum Loosduinen behoort tot het gebiedstype Wonen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de volgende milieuambities richtinggevend.

thema ambitie
Bodem extra
Externe veiligheid maximaal
Geluid maximaal
Lucht maximaal
Mobiliteit extra
Schoon extra
Water ambities per poldereenheid
Natuur extra
Klimaat maximaal

Aangezien in dit plangebied geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien, zijn de beïnvloedingsmogelijkheden voor de gemeente op het gebied van gebiedsgericht milieubeleid door middel van een juridisch-planologische regeling gering.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten vermeld van gepleegd onderzoek. Dit onderzoek diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand van deze resultaten wordt in paragraaf 5.2 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Vervolgens wordt in paragraaf 5.3nader ingegaan op de dakopbouwenregeling. Afsluitend wordt de opzet van het bestemmingsplan en de bestemmingen in hoofdstuk 5.4 globaal beschreven worden.

5.2 Verantwoording Van Bestemmingen

Zoals al werd aangegeven heeft het bestemmingsplan als eerste doel om de bestaande ruimtelijke structuur juridisch-planologisch zodanig te regelen, dat deze wat betreft functie, bouwvorm, ligging en afmetingen in een goede ruimtelijke ordening worden ondergebracht.

In eerste instantie worden aan de hand van de bestaande situatie worden de bestemmingen afgewogen. Als leidraad of als toetsingskader dienen het beleidskader en de milieukwaliteitseisen.

Beleidskader Vertaling in het bestemmingsplan
Ruimtelijk beleid
De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen.



De Lisztstraat is een doorgaande weg als bepaald in de Structuurvisie. (zie paragraaf 5.3). Langs deze wegen is de bebouwing reeds 15 meter hoog. De vijflagenambititie is op onderhavig plangebied niet van toepassing.
Kantoren, bedrijven, beroep- en bedrijf aan huis, detailhandel en horeca
In het gemeentelijk beleid ten aanzien van functiemenging wordt aangegeven dat praktijk- en bedrijfsruimte kleiner dan 100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) langs de woonstraten in de wijk en kantoorruimte tot aan 500 m2 bvo langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen. In bestemmingsplannen dient hieraan de ruimte gegeven te worden. In het gebied komen op diverse plekken kleinere praktijk- en bedrijfsruimten voor. Deze zijn specifiek op de plankaart aangeduid met een functieaanduiding binnen de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 3. Daarnaast zijn praktijk- en bedrijfsruimten mogelijk gemaakt binnen de gemengde bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd - 2.
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. Het garagebedrijf aan de Oranjewoudstraat is onder de bestemming Bedrijf gebracht. Hier zijn bedrijfsactiviteiten in de categorieën A en B toegestaan, zowel activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd als activiteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden. De verkoop van motorbrandstoffen is toegestaan middels een aanduiding op de plankaart. De verkoop van lpg is nadrukkelijk uitgesloten.
Bedrijfsvestigingen in de bestemmingen Gemengd -1 en Gemengd - 2 zijn toegestaan in de categorieën A en B .
In de detailhandelsnota is als uitgangspunt gesteld dat detailhandel op bestaande locaties geconcentreerd moet blijven, er worden geen nieuwe winkelcentra en concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd Detailhandel wordt mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd - 3. Concentraties zijn te vinden aan de Loosduinse Hoofdstraat, de Arnold Spoelstraat en rondom het Loosduinse Hoofdplein. Deze straten vormen samen het groot wijkwinkelcentrum. Solitaire detailhandel is op de plankaart aangeduid met een functiebestemming binnen de bestemming Wonen -1 en uitsluitend toegestaan op de begane grondlaag.
De verkoop van vuurwerk was geregeld via het Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. Dit bestemmingsplan vervangt voor onderhavig plangebied dit paraplubestemmingsplan. In het plangebied is aan de Arnold Spoelstraat 96-98 de mogelijkheid om vuurwerk te verkopen. Dit verkooppunt is bestemd met de functieaanduiding "detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen" binnen de bestemming Gemengd - 1. De regeling zoals deze was opgenomen in het Paraplubestemmingsplan is overgenomen. De opslag mag niet meer bedragen dan 1000 kilogram.
De Horecastructuurvisie heeft als doel de horeca meer ruimte te geven voor nieuwe initiatieven en nieuwe formules. Centrale doelstelling is concentratie en optimalisatie van horeca.
Het plangebied kent geen concentratiegebieden. Wel is een horeca-inrichting (tot maximaal categorie III van de staat van horeca-inrichtingen als opgenomen in de bijlage van de regels) uitsluitend op de begane grond - met een functieaanduiding binnen de bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd- 3 toegestaan.
Wonen
In het Regionaal Structuurplan wordt Centrum Loosduinen getypeerd als bestaand stads- en dorpsgebied. Het behoort daarmee niet tot de ontwikkelingsgebieden binnen Haaglanden. In het plangebied is 'beheer en behoud van woongebieden' het uitgangspunt. In het belang van het woonklimaat zijn de woningen in de woonwijk in de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3, Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Gemengd - 3 ondergebracht. De hoofdgebouwen in de bestemming zijn in bouwvlakken ondergebracht. Op de plankaart is de maximale dakhoogte, en voor huizen met kap ook de goothoogte, opgenomen.
In de Woonvisie wordt voor de wijk Centrum Loosduinen versterking van het woongebied voorgestaan. De benodigde versterking gebeurt door het benutten van aanwezige potenties. De strategie is “verbouwen en aanpassen” om daarmee de kwaliteit van de woningen en, indien noodzakelijk, de woonomgeving te
verbeteren. Daarnaast kan de strategie “verdichten” of “verdunnen” worden toegepast.
Onderhavig bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen zijn in dit plan niet mogelijk gemaakt. Een uitzondering hierop vormt de uitbreiding van bestaande woningen met een dakopbouw. In paragraaf 5.3 is de dakopbouwenregeling verder uitgewerkt.
Verkeer
Het Verkeersplan (zie paragraaf 3.2.2) hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied tenslotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is gegeven aan de Lozerlaan, Ockenburghstraat, Lisztstraat en het Arnold Spoelplein. Onder de bestemming Verkeer - Straat vallen de een deel van de Loosduinse Hoofdstraat, de Tramstraat, de Symphoniestraat, Ouverturestraat, Loosduinse Uitleg, Viandenstraat, Luxemburgstraat, Laurenburgstraat, Oranjewoudstraat en het Mecklenburgplein. Het Loosduinse Hoofdplein, een deel van de Loosduinse Hoofdstraat, de Arnold Spoelstraat en de Kleine Keizer zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied Alle overige straten in het plangebied zijn bestemd als Verkeer -Verblijfsstraat.
Sport-, recreatie- en maatschappelijke voorzieningen
De handhaving van de bestaande schoollocaties in het plangebied is het uitgangspunt. Vervangende nieuwbouw of uitbreiding op eigen terrein dient daarbij mogelijk te worden gemaakt. De W.E. den Hertogschool is bestemd als Maatschappelijk. Gebouwen zijn mogelijk binnen het op de plankaart aangeduide bouwvlak. Buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak mogen bijgebouwen met een maximale oppervlakte van 100 m2 worden gebouwd.
Ten aanzien van het plangebied is de inzet gericht op handhaving van bestaande welzijnsvoorzieningen en, waar dat inpasbaar is, potenties te bieden voor nieuwe voorzieningen. De bestaande welzijnsaccomodatie De Henneberg aan de Tramstraat 15 is bestemd als Gemengd - 1. Nieuwe welzijnsaccomodaties zijn mogelijk binnen de brede bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd -2, Gemengd - 3 en Maatschappelijk. In deze laatst genoemde bestemming is een brede bestemmingsomschrijving opgenomen, waardoor verschillende maatschappelijke functies waaronder welzijnsvoozieningen mogelijk worden gemaakt.
Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in juni 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Door kinderopvang in de bestemming Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Kantoor en Maatschappelijk uitdrukkelijk mogelijk te maken, ondersteunt de gemeente de realisatiemogelijkheden van kinderopvang.
De gemeente streeft ernaar voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn. Sportvoorzieningen zijn mogelijk binnen de bestemming Wonen - 2 door het opnemen van een functieaanduiding "sport" op de plankaart.
Het gebruik van gymzalen bij scholen behoort tot de schoolbestemming. Om deze gymzalen buiten schooltijden ook te kunnen gebruiken door sportverenigingen, is voor het bestemmingsvlak van de Den Hartogschool een functieaanduiding "sport" op de plankaart opgenomen.
Speelbeleid Centrum Loosduinen is een bestaand woongebied, Speelvoorzieningen zijn opgenomen als doeleind in de bestemmingen Groen, Maatschappelijk, Verkeer- Verblijfsstraat en Verkeer - Verblijfsgebied.
Groenvoorzieningen
Flora- en Faunawet Aangezien het hier een conserverend bestemmingsplan betreft, gericht op het beschermen van bestaande kwaliteiten en kenmerken, wordt verwacht dat de voorschriften uit de Flora- en Faunawet niet worden overtreden. Er is dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek. Indien toch ruimtelijke ontwikkelingen gepland worden, dient onderzoek plaats te vinden naar de effecten op beschermde soorten en dient zonodig ontheffing aangevraagd te worden.
Archeologie
Een deel van het bestemmingsplangebied heefteen archeologische verwachting. Het gaat om het gedeelte ten oosten van de Tramstraat en ten zuiden van de Loosduinse Hoofdstraat tot aan de kruising met de Loosduinse Uitleg. Het bestemmingsplan Centrum Loosduinen vervangt het Paraplubestemmingsplan Archeologie voor onderhavig plangebied. De locaties met een archeologische verwachting zijn opgenomen op de bestemmingsplankaart met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Voor werkzaamheden die daar de grond roeren, geen bouwwerken zijnde, is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden noodzakelijk, zoals aangegeven in de regels van het bestemmingsplan. Dat geldt eveneens voor roeren van grond in het kader van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Een vrijstelling geldt voor werken met een kleiner oppervlak dan 50 m2 of die ondieper zijn dan 0,5 m. Initiatiefnemers dienen bij de aanvraag van bovengenoemde omgevingsvergunning een rapport te overleggen. Daarin moet de daadwerkelijke archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord zijn vastgesteld.
Het vaststellen van de daadwerkelijke archeologische waarde vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Voor zover deze stappen gevolgd moeten worden, dienen deze in dat rapport opgenomen te worden met vermelding van de resultaten. Teneinde onnodige procedures te vermijden wordt initiatiefnemer verzocht vooraf contact op te nemen met de Afdeling Archeologie van de gemeente.
Uitvoering van archeologisch (voor)onderzoek is in Nederland voorbehouden aan daarvoor vergunninghoudende bedrijven of instanties. De Afdeling Archeologie is daar één van.

5.3 Dakopbouwen En Extra Bouwlagen

Op grond van de Structuurvisie dient langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe bebouwing in vijf lagen mogelijk te worden gemaakt. De Lisztstraat is een doorgaande weg als bepaald in de structuurvisie

Om in de behoefte aan meer woonruimte te voorzien wordt in dit plan de mogelijkheid geboden om op daartoe aangewezen bouwblokken een dakopbouw aan te brengen. De locaties waar een dakopbouw mogelijk is, worden bepaald aan de hand van stedenbouwkundige argumenten en een bezonningsonderzoek. Voor het plangebied is allereerst een duidelijke stedenbouwkundige afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Stedenbouwkundige argumenten zijn onder andere de architectuur, lichttoetreding en bouwmassa.

Voor het plangebied betekent dit dat in beginsel alleen dakopbouwen kunnen worden toegestaan op platte daken en indien de bebouwing op dit moment uit 2 of 3 bouwlagen bestaat. Dit doet zich voor in het buurtje Mecklenburgplein e.o.

De Willem III straat 115 t/m 129 bestaat deels uit panden van 3 lagen met plat dak en deels uit dicht naast elkaar gebouwde villa's van 2 bouwlagen met zeer zorgvuldig ontworpen kapverdiepingen met een grote architectonische waarde die een waardevol ensemble vormen is samenhang met de aan de overzijde van de straat gelegen molen “De Korenaar” (monument), het Loosduinse Museum en de nabij gelegen Nederlands Hervormde Kerk (monument), als de enige nog resterende overblijfselen van het oude Loosduinen.

Waar sprake is van schuine kappen zijn deze eveneens tamelijk zorgvuldig ontworpen voor het gehele blok, zodat incidentele toevoegingen van bouwlagen of vervanging van kapverdiepingen door platte bovenverdiepingen ongewenst is en een aantasting vormt van stedenbouwkundig/architectonische ensembles. Tussenvoegen van een extra verdieping zou leiden tot grotere bouwhoogten dan 3 bouwlagen wat gezien de afstand tussen de bouwblokken eveneens ongewenst is.

Bovenstaande geldt ook voor de buurt tussen Symfoniestraat en Loosduinse Hoofdstraat.

Dit leidt tot de kaart die als bijlage 2 bij de toelichting is opgenomen, waarop is aangegeven waar dakopbouwen op basis van stedenbouwkundige argumenten in principe mogelijk zijn.

Vervolgens is voor de mogelijke locaties voor een dakopbouw een gedetailleerd bezonningsonderzoek uitgevoerd om inzicht te geven in de mogelijke afname van de bezonning op de gevels als gevolg van dakopbouwen. Hiervoor wordt de gemeentelijk vastgestelde norm (RIS 170509 ) gehanteerd die uitgaat van: een minimale bezonning van 2 uur, gemeten op de 75 centimeter hoogte op het midden van de voor- en achtergevel op 19 februari bij een zonnestand van 10 graden of hoger. Indien woningen in de huidige situatie al niet aan de bezonningsnorm voldoen, wordt een verdere verslechtering als gevolg van een dakopbouw niet toegestaan.

Indien het hele dakoppervlak volledig bebouwd mag worden, wordt dit aangegeven door middel van het maatvoeringssymbool, die een hoger maximum bouwhoogte toelaat (dus bijv. de huidige 6 meter wordt 9 meter). Als de dakopbouw vanwege bezonning terug moet liggen, wordt de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding-dakopbouw” gelegd op het bouwvlak en wordt deze geometrisch bepaald op basis van de optimaliseringsstudie. Aan de bouwaanduiding wordt de regel gekoppeld dat ter plekke een dakopbouw van maximaal 3,5 meter gebouwd mag worden.

De aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt getoest aan het bestemmingsplan en is wordt daarnaast onderworpen aan een welstandstoets. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning ten behoeve van een dakopbouw zal worden geweigerd voor die locaties waar dakopbouwen in dit bestemmingsplan niet mogelijk zijn gemaakt.

Het volledige bezonningsonderzoek is opgenomen in bijlage 3.

5.4 Toelichting Op De Regels

5.4.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de plankaart en de regels.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • Inleidende regels: De inleidende regels (artikel 1 en 2 lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • Bestemmingsregels: De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 20) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de doeleinden en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in de betreffende bestemmingsregeling opgenomen. Artikel 19 en 20 zijn dubbelbestemmingen.
  • Algemene regels: De algemene regels (artikel 21 tot en met 24) bevatten algemene – voor alle bestemmingen geldende – regels zoals algemene bouwregels, gebruiksregels en afwijkingsregels.
  • Overgangs- en slotregels: De laatste twee artikelen (artikel 25 tot en met 26) betreffen achtereenvolgens het overgangsrecht en de slotregel.

5.4.2 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. Een belangrijk onderdeel van de begrippen zijn de definities van inrichtingen die voorheen in de Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. werden geregeld: dit plan vervangt voor wat betreft het plangebied het beleid in deze verordening. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.4.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Deze bestemming staat bedrijven toe in de categorieën A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging die als Bijlage 1 Staat van bedrijven bij functiemenging onderdeel van de regels is. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak. Het bouwen van aan- en bijgebouwen is niet toegestaan, omdat het bouwperceel met uitzondering van de voorzijde van het gebouw al volledig is bebouwd. Daarnaast is het verkooppunt voor motorbrandstroffen aan de Oranjewoudstraat op de plankaart aangeduid met een functieaanduiding. De verkoop van lpg is daarbij nadrukkelijk uitgesloten.

Artikel 4 Cultuur en Ontspanning

Deze bestemming is toegekend aan de dansschool die gevestigd is aan de Loosduinse Hoofdstraat 101. Wonen is eveneens toegestaan middels een functieaanduiding op de plankaart. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak. De hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven. Voor aan- en bijgebouwen geldt dat het gezamenlijke brutovloeroppervlak van aanbouwen en/of bijgebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen 100 m² ; de hoogte van aanbouwen mag de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met niet meer dan 30 centimeter overschrijden.

Artikel 5 Gemengd - 1

Binnen de bestemming Gemengd - 1 zijn woningen, bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca, welzijnsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen mogelijk. Ze is toegekend aan de detailhandelsconcentraties aan de Loosduinse Hoofdstraat, Arnold Spoelstraat en het Loosduinse Hoofdplein. Detailhandel, bedrijven, welzijnsvoorzieningen en dienstverlening zijn uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan. Bedrijven zijn toegestaan in categorie A van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. Horeca is uitsluitend toegestaan op die locaties waar een functieaanduiding op de plankaart is opgenomen. Op deze locaties zijn horeca-inrichtingen tot maximaal categorie III van de staat van horeca-inrichtingen toegestaan. Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen is uitsluitend toegestaan met een functieaanduiding op de plankaart voor het pand aan de Arnold Spoelstraat 96-98.

Gebouwen mogen worden gebouwd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. De hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven.

Voor aanbouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd indien op de plankaart een aanduiding "specifieke bouwaanduiding - aan- en bijgebouwen" is opgenomen. Bijgebouwen mogen zowel worden gebouwd indien bovengenoemde aanduiding of de aanduiding "bijgebouwen" op de plankaart is opgenomen. Het gezamenlijke brutovloeroppervlak van aan- en/of bijgebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven; de hoogte van aanbouwen mag de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met niet meer dan 30 centimeter overschrijden, een bijgebouw mag niet hoger zijn dan 3,5 meter. Bijvoorbeeld: het erf (het deel buiten het bouwvlak) bedraagt 100 vierkante meter en het het percentage 70%. In dat geval mag het totaal van aan- en bijgebouwen niet meer dan 70 vierkante meter bedragen.

Artikel 6 Gemengd - 2

Binnen deze bestemming zijn bedrijven, dienstverlening, kantoren, welzijnsvoorzieningen , parkeerplaatsen en woningen toegestaan. Bedrijven zijn toegestaan in categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Gebouwen mogen worden gebouwd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. De hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven. Aan- en bijgebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de garageboxen die op de plankaart bestemd zijn met de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - garagebox".

Daar waar dakopbouwen zijn toegestaan, is dit aangegeven op de plankaart (zie paragraaf 5.3).

Artikel 7 Gemengd - 3

Het bestemmingsvlak met en rondom het Stadsdeelkantoor Loosduinen is bestemd als Gemengd - 3. Binnen deze bestemming zijn detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoor, welzijnsvoorzieningen (waaronder ook een bibliotheek wordt begrepen), wonen, parkeervoorzieningen en een overdekte openbare voetgangerspassage toegestaan. Binnen de bestemming zijn horeca-inrichtingen tot maximaal categorie III van de staat van horeca-inrichtingen toegestaan. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. De hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven. Omdat het bouwvlak vrijwel het gehele bestemmingsvlak beslaat zijn aan- en bijgebouwen niet mogelijk gemaakt.

Artikel 8 Groen

In het plangebied zijn grote en kleine groenvoorzieningen aanwezig die op wijkniveau, buurtniveau en straatniveau van belang zijn. Deze groenvoorzieningen zijn bestemd als Groen. Kleine groenvoorzieningen maken deel uit van het straatprofiel en zijn daarom onderdeel van de verschillende verkeersbestemmingen (artikel 11 tot en met 15). Binnen de groenbestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals bijvoorbeeld afscheidingen en speeltoestellen) zijn mogelijk tot een hoogte van maximaal 5 meter.

Artikel 9 Kantoor

Deze bestemming geldt voor de kantoren aan de Loosduinse Hoofdstraat. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak met een maximale goot- en nokhoogte die niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. Aan- en bijgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd tot een maximum percentage van 100 vierkante meter en 50% van het oppervlak van het bestemmingsvlak.

Artikel 10 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk betreft een breed scala van maatschappelijke voorzieningen. Een brede bestemming maakt uitwisseling van verschillende maatschappelijke voorzieningen mogelijk: in een wijkgebouw kan nu zonder juridisch-planologische wijziging een onderwijsinstelling worden gehuisvest. In de bestemmingsomschrijving zijn onder andere welzijnsvoorzieningen toegestaan. Dit betreft onderwijsvoorzieningen, gezondheidscentra, kinderdagverblijven en andere jeugd- en kinderopvang, verenigingsgebouwen en wijkgebouwen en overheidsvoorzieningen.

Ter plaatse van de functieaanduiding "dienstverlening" op de kaart mag ook een dienstverlenend bedrijf gevestigd worden. Het betreft de apotheek aan de Willem III straat 115.

De gymzaal aan de Luxemburgstraat is als onderwijsvoorziening onderdeel van de bestemming Maatschappelijk. Om sportverenigingen de mogelijkheid te bieden deze gymzaal ook buiten schooltijd te gebruiken, is binnen de bestemming een functieaanduiding "sport" op de plankaart opgenomen.

Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Hoofdverkeerswegen bestaan uit rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen. De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg staat naast hoofdverkeerswegen ook openbaarvervoerstroken en -banen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en alle daarbij behorende bouwwerken, groen, water en overige voorzieningen. Daarnaast is ter plaatse van de functieaanduiding "detailhandel" op de plankaart een kiosk te behoeve van detailhandel toegestaan.

Artikel 12 Verkeer - Parkeergarage

Binnen de bestemming is binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak een parkeergarage tot een hoogte van twee bouwlagen toegestaan.

Artikel 13 Verkeer - Straat

Onder deze bestemming vallen de straten met doorgaande rijbanen. Het gaat om doorgaande rijbanen voor verkeer, in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten: de buurtontsluitingswegen. Ten aanzien van de inrichting zijn dezelfde voorzieningen als bij hoofdverkeerswegen toegestaan.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

De op de plankaart voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, wegen ten behoeve van de bevoorrading van de aan bestemming grenzende bebouwing, parkeerplaatsen, luifels, wind- en terrasschermen, kunstobjecten en speelvoorzieningen.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsstraat

Onder deze bestemming vallen de verblijfs- en woonstraten in het plangebied: rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. Ook speelvoorzieningen, parkeerplaatsen, terrassen en een horeca-inrichting ter plaatse van de aanduiding "horeca" op de plankaart zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Artikel 16 Wonen - 1

Deze bestemming heeft betrekking op wonen waarbij parkeren op het erf niet wenselijk of mogelijk is. Parkeren is uitsluitend toegestaan in de parkeergarage die met een functieaanduiding "parkeergarage" op de plankaart mogelijk is gemaakt.

In een woning, in deze bestemming is een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan. De regels hiervoor zijn opgenomen in de begripsbepaling (artikel 1.6, 1.7 en 1.76). Verder is op de begane grond van een gebouw, alleen ter plaatse van een bepaalde functieaanduiding op de plankaart, detailhandel, een dienstverlenend bedrijf, kantoor of verkoooppunt motorbrandstoffen (waarbij lpg is uitgesloten) toegestaan. Het gaat hierbij niet om een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep. De staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is ook van toepassing op bedrijven die op de plankaart zijn aangeduid.

Daar waar dakopbouwen zijn toegestaan, is dit aangegeven op de plankaart (zie paragraaf 5.3).

Voor aan- en bijgebouwen geldt dat het gezamenlijke brutovloeroppervlak van aanbouwen en/of bijgebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het erf met een maximum van 30 m² ; de hoogte van aanbouwen mag de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met niet meer dan 30 centimeter overschrijden. De hoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3,5 meter.

Artikel 17 Wonen - 2

Deze bestemming heeft eveneens betrekking op wonen, maar in tegenstelling tot de bestemming Wonen - 1 zijn (gebouwde en ongebouwde) parkeervoorzieningen achter de voorgevelrooilijn wel toegestaan. Ook in deze bestemming is in een woning een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan. De regels hiervoor zijn in de begripsbepaling (artikel 1.6, 1.7 en 1.76) opgenomen. Bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij een woning op de begane grondlaag met een maximum van 15 m2 en een maximale hoogte van 3,5 meter. De sportvoorziening aan de Luxemburgstraat is bestemd met een functieaanduiding "sport" op de plankaart.

Artikel 18 Wonen - 3

Voor de woningen aan de Loosduinse Hoofdstraat 101-151 en 157 is de bestemming Wonen - 3opgenomen. Woningen mogen worden gebouwd binnen het op de plankaart opgenomen bouwvlak met een maximale nokhoogte dan wel goot/ en nokhoogte die is aangegeven op de plankaart. Kantoren zijn toegestaan via een functieaanduiding "kantoor" op de plankaart. Parkeervoorzieningen zijn op het gehele perceel mogelijk.

Aan- en bijgebouwen worden gebouwd volgens de zelfde regeling die is opgenomen in artikel 16.

Artikel 19 Leiding - Riool

De rioolwaterpersleiding van het Hoogheemraadschap is bestemd als Leiding - Riool.

Artikel 20 Waarde - Archeologie

In het plan is het archeologisch waardevol gebied beschermd door middel van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Daarnaast zijn er bouwregels gesteld, die in het kader van het bouwen van bouwwerken met grondroering van toepassing zijn. Ten slotte is er een vergunningsstelsel opgenomen voor het verrichten van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in dit gebied.

5.4.4 Algemene regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn tot 0,2 m wel toegestaan. Voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen is een overschrijding tot 1,2 m toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. In het gehele plangebied zijn de ondergrondse parkeergarages die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds aanwezig waren, positief bestemd. Afwijken van deze algemene bouwregels worden geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 24

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook de afwijking voor het meest doelmatige gebruik, worden geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 24.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor geringe afwijkingen in de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor afval, glas et cetera. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemeen gebruiksverbod: met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemeen gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

5.4.5 Overgangs- en slotregel

Artikel 25 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning, na 1 oktober 2010 een omgevingsvergunning, is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 26 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Centrum Loosduinen'

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe planologisch-juridische regeling voor een bestaande situatie. Deze regeling gaat uit van consolidering van deze situatie, er zijn geen ontwikkelingen. Er is geen sprake van een plan dat nog dient te worden verwezenlijkt, zodat het aspect van de economische uitvoerbaarheid in die zin niet van toepassing is.

Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het bestemmingsplannen maakt geen bouwplannen in de zin van de Grondexploitatiewet mogelijk. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

Het concept ontwerpbestemmingsplan is op 30 juni 2010 in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden.

  1. 1. VROM-Inspectie
  2. 2. Provincie Zuid-Holland
  3. 3. Rijkswaterstaat Dienst Zuid-Holland
  4. 4. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
  5. 5. Dunea
  6. 6. Hoogheemraadschap van Delfland
  7. 7. Politie Haaglanden
  8. 8. Brandweer Haaglanden
  9. 9. Stadsgewest Haaglanden
  10. 10. HTM Infra
  11. 11. Veolia Transport
  12. 12. Stedin B.V.
  13. 13. TenneT Regio West
  14. 14. N.V. Nederlandse Gasunie
  15. 15. KPN Vast Net
  16. 16. Kamer van Koophandel Haaglanden
  17. 17. Stichting BOOG
  18. 18. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o.
  19. 19. Commissie Loosduinen
  20. 20. Stichting Wijkberaad Kom Loosduinen

Van de onder nummer 1, 2, 6, 8, 12, 13, 14 en 20 zijn de hier onder genoemde reacties ontvangen. Van de overige instanties zijn geen reacties ontvangen.

1. VROM-Inspectie

Door de VROM-Inspectie is de volgende reactie ingediend (geciteerd):

"Op 30 juni 2010 heb ik uw verzoek ontvangen om advies op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het voorontwerpbestemmingsplan “Centrum Loosduinen”.

In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördineert vervolgens de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, -projectbesluiten en –structuurvisies richting gemeenten.

Het bovengenoemde plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB".

Reactie

De reactie van de VROM-Inspectie wordt voor kennisgeving aangenomen.

2. Provincie Zuid-Holland

Door de Provincie Zuid-Holland is de volgende reactie ingediend (geciteerd):

"Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie.

Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het plan is conform dit beleid.

Overgangsrecht toepassing artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

Op 26 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten u ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een brief gestuurd waarin nader is ingegaan op de rol van de provincie onder de nieuwe wet. Daarin is ook aangegeven dat u, gelet op het overgangsrecht, voor verzoeken om vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud) die bij u voor 1 juli 2008 zijn ingediend, nog gebruik kunt maken van de mogelijkheden van toepassing van artikel 19 lid 2 WRO (oud) die GS bij hun besluit van 9 oktober 2007 daartoe hebben geboden.

Met het oog daarop bericht ik u dat u, indien u over dergelijke verzoeken beschikt, vrijstelling kunt verlenen voor de planonderdelen waarover geen opmerkingen zijn gemaakt, voor zover die onderdelen ook de instemming hebben van de inspecteur voor de Ruimtelijke Ordening".

Reactie

De reactie van de provincie Zuid-Holland wordt voor kennisgeving aangenomen.

6. Hoogheemraadschap van Delfland

Door het Hoogheemraadschap van Delfland is de volgende reactie ingediend (geciteerd):

"In het kader van artikel 3 van het Besluit ruimtelijke ordening, heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het concept-ontwerpbestemmingsplan Centrum Loosduinen in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland In een reactie kenbaar te maken of met het bestemmingsplan kan worden ingestemd.

Niet instemmen

Wij kunnen niet instemmen met het bestemmingsplan. In het plan is onvoldoende invulling gegeven aan het beleid van Delfland zoals vermeld in de handreiking watertoets 2007. Deze handreiking is te vinden op onze website (www.hhdelfland.nl/watertoets). Het betreft het thema afvalwater en riolering.

Afvalwater en riolering

In het plangebied ligt in de Lozerlaan en in de Ockenburghstraat een rioolpersleiding waarvan Delfland eigenaar is. Wij verzoeken u de rioolpersleidingen en een 5 m brede onderhoudsstrook aan weerszijden van de leiding als zodanig te bestemmen en vast te leggen op de plankaart. Op de kaart in bijlage 1 is de locatie van de persleiding weergegeven".

Reactie

Naar aanleiding van bovenstaande reactie is de rioolpersleiding op de plankaart opgenomen en bestemd als Leiding - Riool. Aan deze bestemming is een vergunningstelsel gekoppeld om de leiding te beschermen.

8. Brandweer Haaglanden

Door de Brandweer Haaglanden is de volgende reactie ingediend (geciteerd):

"Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 30 juni 2010 om een advies uit te brengen in het kader van externe veiligheid over het concept ontwerpbestemmingsplan Centrum Loosduinen te Den Haag heeft de Veiligheidsregio Haaglanden het bestemmingsplan en de nagezonden risicoberekeningen (kenmerk: 66912927-GCS 10-51344) van 21 september 2010, op een aantal veiligheidsrelevanties gescand. Op basis daarvan kan ik het volgende berichten.

Dit advies geeft een korte beschrijving van het plangebied, de aanwezige risicobronnen op het gebied van externe veiligheid, een beschrijving van de mogelijke scenario's en de geadviseerde maatregelen ter verbetering van de veiligheid In het plangebied.

Plangebied

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Centrum Loosduinen zijn voornamelijk woningen, winkels en maatschappelijke functies gelegen. Het bestemmingsplan heeft als doel de bestaande situatie zoveel mogelijk in stand te houden. Het plan biedt de juridisch-planologische basis voor de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan en de toekomst. Met de komst van dit bestemmingsplan vinden er nauwelijks wijzigingen plaats ten opzichte van de huidige situatie.

Risicobronnen

Op het bestemmingsplan is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2010 van toepassing, vanwege de aanwezigheid van een transportroute gevaarlijke stoffen (overgang Lozerlaan in Ockenburghstraat) binnen het plangebied. Over deze weg worden brandbare vloeistoffen en gassen (waaronder LPG) getransporteerd. Het invloedsgebied van deze weg bedraagt 150 meter. Binnen het invloedsgebied zijn de functies 'Groen', 'Verkeer' en 'Wonen-1' gelegen.

Vanwege de aanwezigheid van de hoge druk aardgastransportleiding A-617 (80 bar en 12,75 inch), op circa 50 meter ten zuidwesten van het plangebied, is de circulaire 'Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen' en het toekomstige 'Besluit externe veiligheid buisieldingen' (Bevb)' van toepassing. Deze hoge druk aardgastransportleiding heeft een invloedsgebied van ongeveer 185 meter, Gezien de uitgevoerde risicoberekeningen voor deze leiding en het beheersmatige karakter van het concept ontwerpbestemmingsplan treden er geen (zichtbare) veranderingen op in de hoogte van groepsrisico. Het berekende groepsrisico van deze leiding is in de huidige en toekomstige situatie kleiner dan 0,1 van de oriënterende waarde.

Op circa 650 meter ten noordwesten van het plangebied is een LPG-tankstation gelegen van de BP aan de Ockenburghstraat. Het invloedsgebled van deze inrichting bedraagt 150 meter en is daarmee buiten het plangebied gelegen. Bij het ergst denkbare scenario van een incident met gevaarlijke stoffen bij deze inrichting zal binnen dit plangebied waarschijnlijk beperkte schade optreden, zoals ruitbreuk.

Op ongeveer 1425 meter ten zuiden van het plangebied is het 'In- en Outdoor Centre De Uithof' gelegen. Het invloedsgebied van deze inrichting met een arnmoniakkoelinstallatie bedraagt 275 meter en is daarmee buiten dit plangebied gelegen. Het effectgebied van deze inrichting waarop mensen gewond kunnen raken bedraagt 2640 meter. De effecten van incidenten bij deze inrichting kunnen voor dit plangebied leiden tot (geur)hinder en/of irritatie aan luchtwegen en/of ogen.

Scenariobeschrijving

1. Transport gevaarlijke stoffen

Het meest waarschijnlijke scenario is een lekkage van een tankwagen met gevaarlijke stoffen. Hierbij komt een kleine hoeveelheid van de vervoerde stof vrij. Hoe groot de effecten naar de omgeving zullen zijn, is afhankelijk van de vloeistof of het gas en de hoeveelheid die is vrijgekomen. Bij de meeste stoffen zal de omgeving uit voorzorg worden ontruimd, maar zullen er, buiten irritatie aan luchtwegen en/of ogen en/of stankoverlast, weinig problemen zijn.

Binnen het plangebied kunnen bij het ergst denkbare scenario vele doden en gewonden vallen. Het ergst denkbare scenario is in dit geval een BLEVE (Boiling Liquid Expandlng Vapour Explosion) van een LPG tankwagen. Hierbij zal de gehele inhoud van de tankwagen ineens explosief vrijkomen. Daarbij komt veel hitte vrij door de ontstane vuurwolk en als gevolg van de explosie is er ook een drukgolf. De kans hierop is afhankelijk van verschillende omstandigheden, maar in de meeste gevallen erg klein.

Bij dit scenario zullen tot 230 meter (1% letalilteitgrens) van het incident nog slachtoffers kunnen vallen Tot op ongeveer 400 meter kunnen mensen eerstegraads brandwonden oplopen. In gebouwen zijn mensen deels beschermd, maar tot op 90 meter kunnen er ook binnenshuis nog doden vallen, mede door de drukgolf die ontstaat.

2. Aardgastransportleiding

Het meest waarschijnlijke en meest voorkomende ongeval is beschadiging van de buisleiding door grondwerkzaamheden. Hierbij kan aardgas uitstromen, maar aangenomen wordt dat door snel en accuraat optreden van alle betrokkenen (o a Gasunie, brandweer, omwonenden) deze wolk niet tot ontbranding zal komen. Omdat het hierbij gaat om een reukloos gas (er is nog geen geur toegevoegd) zal een lekkage door de aanwezige personen moeilijker ontdekt worden. Pas als men de lekkage ziet of hoort zal men actie ondernemen.

Het ergst denkbare scenario is een breuk van de aardgastransportielding die explosief tot ontbranding komt. Bij dit scenario is tot in de wijde omgeving de explosie merkbaar en zullen er vele slachtoffers vallen. Daarnaast zullen er verschillende secundaire branden ontstaan door de vrijgekomen hitte.

Het voorliggende plangebied heeft een beperkte omvang, maar het effectgebied van dergelijke incidenten is vele malen groter. De hulpverlening richt zich dan op de totale omvang van het incident en beperkt zich niet alleen tot dit plangebied. De beschikbare hulpverleningscapaciteit is waarschijnlijk onvoldoende om in geval van de ergst denkbare scenario's direct aan de benodigde hulpvraag te voldoen. Assistentie vanuit andere regio's is hierbij noodzakelijk.

Geadviseerde maatregelen

De Veiligheidsregio Haaglanden is zich bewust dat er voornamelijk sprake is van een bestaande situatie en houdt daar in haar advies ook rekening mee. De Veiligheidsregio Haaglanden komt, mede met het oog op de toekomst, tot de volgende adviezen.

Effectreducerende maatregelen

Om de risico's zoveel mogelijk te verkleinen wordt hieronder een aantal adviezen gegeven.

  • A. Bij nieuwbouw en/of verbouw van de objecten binnen het plangebied technische voorzieningen plaatsen zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld. Dit mag ook een handmatige handeling zijn.

Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid

Naast bovenstaande is het belangrijk dat de zelfredzaamheid van mensen wordt verbeterd.

  • B. Bij eventuele nieuwbouw en/of verbouw is het belangrijk dat mensen veilig kunnen vluchten. Dit betekent dat er een vluchtweg voor de objecten moet zijn, via de afgekeerde zijde van de transportroute gevaarlijke stoffen en de hoge druk aardgastransportleiding
  • C. Om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn en weten hoe ze moeten reageren bij een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de transportroute gevaarlijke stoffen, het LPG tankstation of het 'In- en Outdoor Centre De Uithof' is het van belang dat bewoners en gebruikers van objecten binnen dit plangebied hier vooraf over worden geinformeerd. Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft. Het is belangrijk de verschillende gevaren uit te leggen en vooral de wenselijke manier van reageren en alarmeren te behandelen (risicocommunicatie).

Maatregelen t.b.v. de hulpverlening

Voor het bestrijden van de hiervoor beschreven scenario's moeten preparatief een aantal maatregelen worden genomen ten behoeve van een goede hulpverlening.

  • D. Er moet voldoende bluswater zijn. Op dit moment is de bluswatervoorziening toereikend. Dit moet ook voor de toekomst worden geborgd.
  • E. De bereikbaarheid van het plangebied voor de hulpdensten dient goed te zijn. Op dit moment is de bereikbaarheid niet optimaal. Door foutparkeerders kunnen de hulpdiensten worden belemmerd in het bereiken van de plaats incident. Dit is met name het geval in het gebied dat begrenst wordt door de Loosduinse Hoofdstraat, Lippe-Biesterfeldweg, Schwerinkade en Willem III straat. Geadviseerd wordt om voor de toekomst te borgen dat de bereikbaarheid niet verslechtert. Het is belangrijk dat hier aandacht voor blijft bestaan.

De Veiligheidsregio Haaglanden adviseert om deze maatregelen over te nemen. De genoemde maatregelen worden in het kader van art. 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen geadviseerd, deze kunnen ook een positief effect hebben op de (brand)veillgheid

Niet alle adviezen kunnen worden opgenomen in dit bestemmingsplan, maar zijn bedoeld voor andere afdelingen binnen de gemeente. Deze maatregelen kunnen mogelijk binnen andere ruimtelijke plannen of door andere disciplines van de gemeente worden geborgd. Voorbeelden hiervoor zijn een bouwplan, een afdeling communicatie en/of handhaving. Een deel van de adviezen is mogelijk al overgenomen, maar is toch weergegeven, om deze maatregelen ook in de toekomst te borgen".

Reactie

A. Het al dan niet plaatsen van technische voorzieningen is een afweging die op bouwplanniveau plaatsvindt. In het bestemmingsplan is het niet mogelijk hiertoe voorwaarden op te nemen. De Veiligheidsregio zal op bouwplanniveau betrokken worden om te adviseren over het betreffende bouwplan.

B. In het bestemmingsplan worden geen nieuwbouwontwikkelingen mogelijk gemaakt. Indien er sprake is van sloop en vervangende nieuwbouw die past binnen het bestemmingsplan kunnen nadere eisen gesteld worden aan de vluchtwegen (artikel 22 onder k).

C. Bewoners en personeel van bedrijven kunnen de wegwijzer "Wat te doen bij een noodsituatie" raadplegen op internet.http://denkvooruit.nl/rampen-bewaarkaart/gemeente/s-gravenhage.do Op dit moment is nieuw gemeentelijk beleid ten aanzien van externe veiligheid in voorbereiding. Een gestructureerde en gerichte risicocommunicatie moet nog nader worden uitgewerkt.

D. De hoeveelheid bluswater voldoet aan de eisen die door de brandweer zijn gesteld. Het bestemmingsplan staat voldoende bluswater in de toekomst niet in de weg

E. In het plangebied is in bepaalde delen een hoge parkeerdruk. Om parkeren te reguleren is in een gedeelte van de Loosduinse Hoofdstraat betaald parkeren ingevoerd. In straten waar onvoldoende ruimte is om op de rijbaan te parkeren zijn waar nodig parkeerverboden ingevoerd. Foutparkeren is een handhavingskwestie die helaas niet in het kader van het bestemmingsplan is op te lossen.

In het het bestemmingsplan zijn alle wegen als zodanig bestemd. Daarmee is in het kader van het bestemmingsplan het maximale gedaan om een goede bereikbaarheid te garanderen.

12. Stedin B.V.

Door Stedin B.V. is de volgende reactie ingediend (geciteerd):

'Naar aanleiding van uw brief met betrekking tot het Artikel 3.1.1 Bro overleg: bestemmingsplan centrum Loosduinen” kunnen wij u meedelen dat wij, voor zover dat betrekking heeft op de openbare gas- en elektriciteitsvoorziening, in principe geen bezwaar hebben tegen dit plan.

Mogelijk zou er voor de energiebehoefte binnen dit bestemmingsplan rekening gehouden moeten worden met het stichten van een transformatorstation c.q. gasstation t.b.v. distributie van elektriciteit en/of gas.

Indien voor elektriciteit- en/of gasdistributienet bouwkundige voorzieningen, kabels en/of leidingen moeten worden gelegd, zullen de hieronder genoemde voorwaarden gelden.

1. De situering van een transformatorstation en/of gasstation dient zodanig te zijn, dat deze zoveel mogelijk langs de openbare weg is geplaatst, zodat te allen tijde vanaf de openbare weg de bereikbaarheid gewaarborgd is voor personeel en materieel.

2, Onder gasleidingen wordt verstaan de lage- en hogedrukgasleidingen die samen het gasdistributienet vormen, waarop de gasaansluitleidingen worden aangesloten.

Op de gasleidingen zijn van toepassing de NEN 7244 met de normatieve verwijzingen.

3. Onder elektriciteitskabels wordt verstaan de middenspanning- en laagspanningskabels en de openbare verlichtingskabels, die samen het elektriciteitsnet vormen. Hierop zijn van toepassing de NEN 1738 en NEN 1739

4. De gasleidingen en of elektriciteitskabels dienen te liggen in voor de openbare dienst bestemde grond. De bestemming van deze grond moet zijn: trottoir, fietspad of eventuele groenstrook langs de straten en wegen.

5. Bij gasleidingen en/of elektriciteitskabels in een groenstrook mag slechts laagbljvende, ondiep wortelende beplanting worden aangebracht. Bij het projecteren van diepwortelende, tot grote omvang uitgroeiende struiken en bomen, dient minimaal een afstand ten opzichte van gasleidingen en elektriciteitskabels van 1,50 meter in acht worden genomen. Wortelgroei binnen het tracé van gasleidingen en elektriciteitskabels moet te allen tijde worden voorkomen, waar nodig door het aanbrengen van een verticaal scherm.

6. De grondsamenstelling van de kabel- en leidingstroken moet zodanig zijn dat de aanwezige kabels en leidingen zonder gevaar van aantasting en beschadiging kunnen worden gelegd en beheerd.

7. In een trottoir en/of fietspad moet de gasleiding en elektriciteitskabel liggen in een zandbed onder eenvoudig opneembaar doorlatend wegdek. Fundatiemateriaal met een grove korrel en/ of agressieve eigenschappen kan in de kabel- en leidingstrook niet worden toegestaan, evenals P8 - platen boven leidingen en kabels'.

Reactie:

Bovenstaande reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. De bouw van nutsvoorzieningen is toegestaan via de algemene bouwregels met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 15 m2.Via de algemene afwijkingsregels kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in dit bestemmingsplan voor de bouw van nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2.

13. TenneT

Door het Hoogheemraadschap van Delfland is de volgende reactie ingediend (geciteerd):

"Met uw brief van 30 juni 2010, kenmerk DSO_JZ/2010.109, ontvingen wij in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening een exemplaar van het bestemmingsplan Centrum Loosduinen.

Aan de ontvangen bijlagen ontlenen wij dat bij dit bestemmingsplan geen eigendommen van ons bedrijf zijn betrokken."

Reactie

De reactie van Tennet wordt voor kennisgeving aangenomen.

14. N.V. Nederlandse Gasunie

Door N.V. Nederlandse Gasunie is de volgende reactie ingediend (geciteerd):

"Naar aanleiding van uw brief van 30 juni 2010, waarmee u ons het voorgenoemde voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, deed toekomen, delen wij u mede dat het plan ons aanleiding geeft u te informeren.

Zoals wellicht bekend werkt het ministerie van VROM momenteel aan het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB). Hierin zal met name het plaatsgebonden risico een prominente rol gaan spelen, in die zin dat (beperkt) kwetsbare objecten (in beginsel) niet worden toegelaten binnen het 10-6 per jaar PR niveau. Daarnaast zal het bevoegd gezag een verantwoordingsplicht gaan krijgen met betrekking tot het groepsrisico. Het BEVB zal naar verwachting op 1 januari 2011 in werking treden, waarmee de circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen uit 1984” zal komen te vervallen. Het ministerie van VROM heeft te kennen gegeven dat in nieuwe bestemmingsplannen aandacht moet worden geschonken aan dit nieuwe beleid.

Gelet op het bovenstaande doen wij u hierbij ons advies, betreffende externe veiligheidaspecten gerelateerd aan onze aardgastransportleiding, toekomen.

Leidingnr. Diam. Ontwerpdruk Belemmerde strook* 1% Letaliteitgrens* 100% Letaliteigrens*
A-617 12" 80 bar 5 meter 180 meter 90 meter

*afstanden zijn ter weerszijden van de leiding gemeten uit het hart van de leiding

  • De 1% letaliteitgrens (9,8 kW/M2 contour) van deze leiding ligt op 180 meter. De planontwikkeling vindt derhalve plaats binnen de invloedssfeer van deze leiding.
  • De 100% letaliteitgrens (35 kW/M2 contour) ligt op 90 meter van de leiding. Binnen dit gebied is sprake van geen of een geringe toename van het groepsrisico.

Plaatsgebonden risicocontour (PR)

Uit berekening blijkt dat de 10-6 risico contour ligt op 0 meter van de leiding. Hieruit blijkt tevens dat zich geen kwetsbare objecten bevinden (worden toegelaten) binnen deze contour. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de ontwikkelingsmogelijkheden binnen dit plan.

Groepsrisico (GR)

In tegenstelling tot een berekening van het plaatsgebonden risico, dat enkel een eigenschap is van de leiding, is het groepsrisico juist een eigenschap van de leiding én de omgeving van die leiding. Naarmate de groep potentiële slachtoffers groter wordt, moet de kans op een zodanig ongeval kleiner zijn. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde.

Wij wijzen u erop dat uit de berekening van het groepsrisico nog wel consequenties kunnen voortvloeien. De gemeente is verantwoordelijk om de toetsing aan het externe veiligheidsbeleid op te nemen in de toelichting van het bestemmingsplan. Wij verzoeken u bovenstaande externe veiligheidsaspecten op te nemen in paragraaf 4.2 'Externe Veiligheid' onder het kopje 'Buisleidingen' van de toelichting.

CAROLA

Vanaf 1 mei 2010 kunnen gemeenten en provincies zich via de website van Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) registeren als gebruiker van het rekenpakket CAROLA. CAROLA is een rekenpakket voor het berekenen van de externe veiligheidsrisico's van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Het rekenpakket is door RIVM opgeleverd en door het ministerie van VROM geaccordeerd voor gebruik.

In de nabije toekomst dient het bevoegd gezag, op deze wijze, de risicoberekeningen uit te voeren. Per 1 september 2010 zal Gasunie/KEMA geen berekeningen meer uitvoeren. Wel zal Gasunie op aanvraag de benodigde leidinggegevens ter beschikking stellen. Aanvragen kunt u sturen aan carola@gasunie.nl. Vanaf 1 september 2010 neemt Gasunie deze in behandeling".

Reactie

Paragraaf 4.2.4 is inmiddels aangepast. Door KEMA is een groepsrisicoberekening gemaakt met CAROLA voor de buisleiding met leidingnummer A-617. Uit deze berekening is naar voren gekomen dat het groepsrisico ruim onder 0,1 maal de oriënterende waarde blijft. Daarmee is verder onderzoek naar het groepsrisico niet noodzakelijk.

20. Stichting Wijkberaad Kom Loosduinen

Door Stichting Wijkberaad Kom Loosduinen is de volgende reactie ingediend (geciteerd):

"Het concept ontwerp Bestemmingsplan Centrum Loosduinen gelezen hebbende, gelieve u nota te nemen van de onderstaande opmerkingen van Wijkberaad Kom Loosduinen, binnen diens werkgebied het bestemmingsplan betrekking heeft.

- op pagina 16 Gemeentelijk Beleid - onder 3.1.4.2.

De structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en langs groengebieden minimaal 5 bouwlagen hoog gebouwd mag worden!

Op pagina 19 - 2.1. laatste zin staat geschreven ”Hiermee is het oorspronkelijke dorpse karakter van het gebied grotendeels verloren gegaan”.

Welnu, het restant van het dorpse Loosduinen mag niet verloren gaan door nog meer hoogbouw op doorgaande wegen.
Zoveel bouwlagen (minimaal 5) langs groen, zoals bijvoorbeeld op de doorgaande weg Lozerlaan, ontneemt het zicht op het groengebied, wat juist een visueel mooie entree geeft naar het dorp Loosduinen, naar Kijkduin en de stad.
De verkeersdruk zou nog meer toenemen, mede door de aansluiting op de Internationale Ring (in ontwikkeling), waardoor bebouwing langs dit groengebied alleen maar heel erg nadelig zou zijn voor fauna en flora, maar niet in de laatste plaats voor bewoning op zich, vanwege geluid- lucht- en lichtoverlast.

De Schwerinkade (pag. 16 -. 3.1.4.2 ltst zin) wordt niet als een doorgaande weg ervaren, maar als bestemmingsverkeer en sluiproute.
De straat is zo smal dat auto's elkaar maar net kunnen passeren en ter plekke 50 km/uur rijden zou wel heel erg riskant zijn.
De Kapelaan Meereboerweg, evenwijdig aan de Schwerinkade -over de sloot) is wel een doorgaande weg. Zij sluit aan op de Lippe Biesterfeldweg en Margaretha van Hennebergweg.

Volledigheidshalve mag ik u verwijzen naar de Wro.
Structuurvisie (zowel rijk, provincie (regio) en gemeente.
Structuurvisie is leidend maar niet direct bindend.
Dat structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt is dus heel discutabel en zeker niet bindend.

- op pagina 17 onder 3.2.1. laatste alinea toevoegen

recreatie- en natuurgebied Madestein.
Het ontbrekende groen in het bestemmingsplan wordt in het concept ontwerp gecompenseerd met het park Ockenburgh, dat overigens niet in het bestemmingsplan gebied ligt, trouwens Madestein ook niet. Echter de “groenbeleving” van Madestein met kinderboerderij Bijdorp, de heemparken, sportvelden, recreatie en dagrecreatie, fietsroutes, honden uitlaatgebieden, vijvers en historische Loosduinse overblijfselen zoals de stenen kamer en de fruitmuur, is zeker zo belangrijk.
Zowel voor de Loosduiners als voor veel bewoners van de stad, van diverse nationaliteiten, is dit groengebied een oase van ontspanning, rust en sportiviteit.

- op pagina 17 onder 3.2.2.2. (eerste alinea)

Ook de Pisuissestraat is een belangrijke verkeersstraat. Er mag 50 km/uur worden gereden en het heeft een directe aansluiting op het centrumgebied van Loosduinen en de overige straten en buurten.
Randstadrail 3 rijdt door de Pisuissestraat en eindigt haar traject bij het Arnold Spoelplein.

Zoals u uit het vorenstaande kunt opmerkingen is Loosduinen voor de Loosduiners en overige inwoners bijzonder waardevol en als wijkorganisatie kunnen wij dat alleen maar onderstrepen.

Vandaar dat wij ons graag aansluiten bij uw woorden in het concept ontwerp op pagina 17 laatste alinea, laatste 2 zinnen:
“Dit dorps karakter wordt beschouwd als waardevol en moet daarom behouden blijven. Het gebied is een beheergebied, er zijn geen (sloop) nieuwbouwplannen”.

Graag zien wij uw reactie tegemoet".

Reactie

Het college heeft met dit conserverende bestemmingsplan voor ogen het voor u en de overige inwoners van Loosduinen en Den Haag waardevolle plangebied te beschermen. Ontwikkelingen, met uitzondering van woningvergroting, zijn niet aan de orde.

De Structuurvisie Den Haag 2020 is voor burgers inderdaad niet bindend. Echter, het overheidsorgaan dat een structuurvisie opstelt en vaststelt dient zich wel aan haar eigen beleid te houden. Daarmee werkt het beleid, waaronder de vijflagenambitie, door vanuit de Structuurvisie Den Haag 2020 in bestemmingsplannen. In bestemmingsplan Centrum Loosduinen is de vijflagenambitie echter niet aan de orde. Uitsluitend de Lisztstraat is een doorgaande weg als bedoeld in de structuurvisie. Omdat de bebouwing langs de Lisztstraat al bestaat uit vijf lagen wordt er in het bestemmingsplangebied geen verdere bebouwing in het kader van de vijflagenambitie uit de structuurvisie mogelijk gemaakt. Paragraaf 3.1.4.2 is aangepast.

Ook in de bestemminglegging van de diverse verkeersbestemmingen is hiermee rekening gehouden. De Schwerinkade is bestemd als Verkeer - Straat en niet als Verkeer - Hoofdverkeersweg.

De Pisuissestraat is net buiten het plangebied gelegen en daarom niet in de beschrijving van het plangebied opgenomen (zie paragraaf 2.2.2). Aan paragraaf 2.2.2 wordt toegevoegd dat Randstadrail 3 haar traject eindigt nabij het Arnold Spoelplein.

Voor het overige wordt de reactie voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging

SBI-code Omschrijving Cat.
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² B
014 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
0142 KI-stations B
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week B
1584 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer B
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 Grafische afwerking A
2223 Binderijen B
2224 Grafische reproduktie en zetten B
2225 Overige grafische aktiviteiten B
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 - verbandmiddelenfabrieken B
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 Aardewerkfabrieken:
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 - indien p.o. < 2.000 m² B
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28 VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACHINES en TRANSPORTMIDDELEN)
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 Kantoormachines- en computerfabrieken B
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 Muziekinstrumentenfabrieken B
3661.1 Sociale werkvoorziening B
40 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 - < 10 MVA B
40 Gasdistributiebedrijven:
40 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 - blokverwarming B
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 - < 1 MW B
45 BOUWNIJVERHEID
45 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 Grth in dranken C
5135 Grth in tabaksprodukten C
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 - algemeen C
5153 - indien b.o. < 2000 m2 B
5153.4 zand en grind:
5153.4 - indien b.o. < 200 m² B
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 - algemeen C
5154 - indien b.o. <2.000 m² B
5156 Grth in overige intermediaire goederen C
5162 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid C
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52 Detailhandel voorzover n.e.g. A
5211/2,5246/9 Supermarkten, warenhuizen B
5222, 5223 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken A
5224 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel A
5231, 5232 Apotheken en drogisterijen A
5249 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt A
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5511, 5512 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra A
553 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. A
554 Café's, bars A
554 Discotheken, muziekcafé's B
5551 Kantines A
5552 Cateringbedrijven B
60 VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven B
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 Reisorganisaties A
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten C
642 Telecommunicatiebedrijven A
642 zendinstallaties:
642 - FM en TV B
642 - GSM en UMTS-steunzenders B
65, 66, 67 FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70 VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 Verhuur van en handel in onroerend goed A
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 Switchhouses B
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 Brandweerkazernes C
80 ONDERWIJS
801, 802 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs B
803, 804 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B
85 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 Consultatiebureaus A
853 Verpleeghuizen B
853 Kinderopvang B
9001 rioolgemalen B
91 DIVERSE ORGANISATIES
9111 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 Buurt- en clubhuizen B
92 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 Bioscopen C
9232 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 Muziek- en balletscholen B
9234.1 Dansscholen B
9251, 9252 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
9261.1 Zwembaden: overdekt C
9261.2 Sporthallen B
9261.2 Bowlingcentra B
9262 Schietinrichtingen:
9262 - binnenbanen: boogbanen A
9262 Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 Casino's C
9272.1 Amusementshallen B
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 Wasverzendinrichtingen B
9301.3 Wasserettes, wassalons A
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A

Bijlage 2 Parkeernormen

binnenstad .pp/won stadsvernieuwing.pp/won overig gebied .pp/won
woningen
3 of meer kamers 0,7 0,8 1,0
3 of meer kamers, vrije sector 1,0-2,0 1,0-2,0 1,0-2,0
2 kamers 0,6 0,6 0,7
1 kamer 0,4 0,4 0,5
studenten- en jongerenhuisvesting 0,25 0,25 0,25
zelfstandige seniorenwoningen 0,7 0,8 1,0
bejaardenwoningen
aanleun/zorgwoningen 0,3 0,3 0,3
hofjeswoningen 0,2 0,2 0,2
serviceflat met 1 of 2 kamers 0,5 0,5 0,5
serviceflat met 3 kamers 0,65 0,65 0,65
binnenstad 1 pp/. m² bvo schil
1 pp/. m² bvo
overig gebied 1 pp/. m² bvo
onderwijs
basisonderwijs personeel 2.000 1.000 400
bezoek - - -
voortgezet onderwijs personeel 1.250 625 250
bezoek - - -
MBO, HBO en WO personeel 200 95 40
bezoek - - -
medisch
verpleegtehuis personeel 1.000 500 200
bezoek 225 225 110
medisch centrum personeel 350 175 70
bezoek 35 35 35
arts(praktijk) personeel en bezoek 35 35 35
cultuur en welzijn
gebedshuis personeel 4.000 2.000 800
bezoek 30 30 30
theater/congrescentrum personeel 2.000 1.000 400
bezoek 50 50 25
bioscoop personeel 1.000 500 200
bezoek 50 50 25
wijkcentrum personeel 1.500 750 300
bezoek 100 100 50
kinderdagverblijf personeel en bezoek 200 200 100
sportschool personeel 1.000 500 200
bezoek 45 45 45
sporthal personeel 5.000 2.500 1.000
bezoek 90 90 45
bedrijven, detailhandel, dienstverlening
winkel personeel 500 250 100
bezoek 75 75 75
supermarkt (> 1.000 m²) personeel 500 250 100
bezoek 40 40 40
bedrijf personeel 400 200 80
bezoek 500 500 500
groothandel personeel 1.000 500 200
bezoek 2.000 2.000 2.000
showroom personeel 1.500 750 300
bezoek 400 200 100
magazijn personeel en bezoek 400 400 400
kantoren
kantoor personeel 250 125 50
bezoek 500 500 500
baliefuncties personeel 400 200 80
bezoek 50 50 50
horeca
hotel personeel 1.000 500 200
bezoek 1 per 2 kamers 1 per 2 kamers 1 per 2 kamers
restaurant personeel 500 250 100
bezoek 100 50 25
cafetaria personeel 400 200 80
bezoek 60 30 15
fietsenstalling 1 plaats per 3 medewerkers 1 plaats per 3 medewerkers 1 plaats per 3 medewerkers

Bijlage 3 Staat Van Horecainrichtingen

Inleiding

Deze bijlage schetst eerst kort de achtergrond van de staat van horeca-inrichtingen in dit plan en gaat daarna in op de regeling zelf.

Het belang van horeca-inrichtingen moet in een bestemmingsplan worden afgewogen tegen het belangen van bijvoorbeeld wonen en werken. Bij de opstelling van een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen zijn niet alle factoren die verschillende vormen van horeca onderscheiden op voorhand ruimtelijk relevant. Hoewel de jurisprudentie niet een duidelijke lijn trekt, biedt zij toch voldoende aanknopingspunten voor een regeling ten aanzien van horeca-inrichtingen die in een bestemmingsplan kan worden opgenomen. De regeling voorziet in een aantal definities van horeca-inrichtingen en in de opzet van een beoordelingssysteem waarin aan de hand van een aantal beoordelingscriteria bepaald kan worden tot welke categorie een bepaalde horeca-inrichting gerekend moet worden. De betreffende criteria zijn vooral gericht op de beoordeling of een concreet horecabedrijf in functioneel opzicht en uit een oogpunt van het leefmilieu in een bepaalde mate verstorend kan werken. De mate van verstoring (of de afwezigheid ervan) is bepalend voor de indeling in een bepaalde categorie, waarbij categorie I staat voor de lichtste vormen van horeca en categorie IV voor de zwaarste vormen.

Criteria

Uit de Kroonjurisprudentie volgt dat het aanbeveling verdient om aan de hand van ruimtelijk relevante criteria onderscheid te maken naar aard en omvang van horecabedrijven, hetgeen uit de toelichting of anderszins zou moeten blijken (KB 13-9-1999, nr. 7412, BR 1993, p.972). Voorts blijkt dat het belangrijk is de gemaakte keuzes in het bestemmingsplan zo volledig mogelijk te onderbouwen.

  1. a. Sluitingstijden. Een te zwaar accent op de sluitingstijd van een horecabedrijf vindt de Kroon niet acceptabel (KB 20-5-1992, nr. 4381, BR 1992, p.695). Wel werd de relatie met winkelsluitingstijden als criterium voor winkelgebonden horeca acceptabel geacht (Wnd.Vz.Afd. rechtspraak Raad van State 7-9-1987, BR 1988, p.432).
  2. b. Overlast. Alleen overlast als motivering van het onderscheid wordt niet geaccepteerd (KB 14-6-1989, nr. 98.014433, BR 1989, p.830), wel mag overlast als één van de uitgangspunten voor het te maken onderscheid dienen (KB 25-6-1993, nr. 5301, BR 1993, p.711).
  3. c. Alcohol. Naar het oordeel van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (23-3-1993, nr. S03.93.0297) heeft het al dan niet verstrekken van alcohol geen ruimtelijke relevantie. In het KB van 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, nr. 395, werd door de Kroon dit criterium echter wel aanvaard.
  4. d. Geluidhinder. Onder andere bij laatstgenoemde uitspraak oordeelde de Kroon dat voor het weren van geluidhinder andere instrumenten dan het bestemmingsplan bestaan.
  5. e. Kwantitatief. Beperkingen in kwantitatieve zin, zoals beperking van de oppervlakte en/of het aantal, worden aanvaardbaar geacht. Dit zijn echt ruimtelijk relevante criteria (KB 24-4-1990, nr. 90.009936, AB 1990, p.395; KB 30-1-1989, nr. 2365, BR 1989, p.449; KB 7-12-1986, nr. 15, BR 1986, p.429 en KB 11-1-1990, nr. 90.00342, AB 1990, nr. 285).

Naast de aanknopingspunten in de jurisprudentie, biedt de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' enige criteria voor een voldoende duidelijk en relevant onderscheid tussen de diverse horeca-inrichtingen. De meest voorkomende horecafuncties zijn met betrekking tot verkeer geïndexeerd op een 'potentieel aanzienlijke emissie of hinder'. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autoverkeer ten behoeve van goederen en personen van en naar de inrichting. 'Deze index kan een hulpmiddel zijn bij de planning van de ontsluiting en de parkeervoorzieningen, en kan in dat licht een indicator zijn voor de mogelijke hinder in de omgeving', aldus de toelichting in de brochure. Ook de jurisprudentie gaat uit van verkeer als criterium voor het onderscheid in horecafuncties, in de zin van verkeersaantrekkende werking maar ook parkeerdruk.

Afsterfregeling

In de jurisprudentie is een afsterfregeling geaccepteerd (KB 2-10-1989, nr. 23944, BR 1990, p.202 en KB 14-6-1989, nr. 89.014438, AB 1990, nr. 1). Een afsterfregeling houdt in principe in dat indien een horecafunctie in een pand wordt beëindigd, daarin niet opnieuw een horecafunctie terug mag komen.

Definities

  1. 1. Afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Een inrichting, gericht op de bedrijfsmatige verkoop van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden, anders dan voor gebruik ter plaatse, die door de kopers ter plaatse worden afgehaald, dan wel door de verkoper bij de koper thuis worden bezorgd. Een traiteur wordt met een afhaalwinkel/maaltijdbezorging gelijkgesteld.
  2. 2. Broodjeszaak. Een inrichting, gericht op de verkoop, veelal voor gebruik ter plaatse van al dan niet ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie tussen 7.00 uur en 19.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waarbij de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte die als zitruimte fungeert minimaal 40% is. Een croissanterie, lunchroom, patisserie en konditorei worden met een broodjeszaak gelijkgesteld.
  3. 3. Café. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, aan de gebruiker verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, eventueel in combinatie met het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van alcoholische dranken. Een dansvloer van minder dan 10 m² is toegestaan. Een bar, pub, taverne, grand café en eetcafé worden met een café gelijkgesteld.
  4. 4. Cafetaria/snackbar. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, verkopen aan de gebruiker van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken. Een shoarmazaak wordt met een cafetaria gelijkgesteld.
  5. 5. Koffiehuis. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse aan de gebruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken. Een theehuis, coffeeshop (geen verkoop van drugs) en poolcentrum worden met een koffiehuis gelijkgesteld. (Bij deze definitie wordt opgemerkt dat met name de term coffeeshop in de praktijk ook veel wordt gebezigd als aanduiding voor inrichtingen waar softdrugs worden verkocht. Daarom is in de definitie tot uitdrukking gebracht dat daaronder niet begrepen zijn de inrichtingen waar softdrugs verkrijgbaar zijn.
  6. 6. Discotheek. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m² en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
  7. 7. Hotel. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies, waarvan de exploitatie al dan niet geschiedt in combinatie met andere vormen van horeca, zoals café, restaurant, zalenexploitatie en/of discotheek.
  8. 8. IJssalon. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, aan de gebruiker verstrekken van al dan niet ter plaatse bereid consumptie-ijs met toebehoren, al dan niet in combinatie met het verstrekken van niet-alcoholische dranken.
  9. 9. Ontmoetingscentrum. Een inrichting, gericht op het bieden van gelegenheid tot het leggen van contacten tussen personen, welke daartoe veelal in clubverband of anderszins georganiseerd zijn. Een studentensociëteit wordt met een ontmoetingscentrum gelijkgesteld.
  10. 10. Restaurant. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren; de bezoekersfrequentie is in het algemeen gespreid tussen 17.00 uur en 24.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt, de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte dat als zitruimte fungeert minimaal 70% is. Een petit-restaurant, restauratie, crêperie, pannenkoekenhuis en poffertjeszaak worden met een restaurant gelijkgesteld.
  11. 11. Zalenexploitatie. Een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen.

Noot: als handleiding bij het te maken onderscheid in de diverse horeca-inrichtingen zijn enkele beleidsnotities en criteria vastgesteld. De noodzaak daartoe werd onder meer gevormd door pogingen van aanvragers om de regelgeving te omzeilen. Het betreft de beleidsnotitie Toetsing LMV/APV bij aanvragen Verenigingen en Stichtingen; via toetsing aan deze notitie worden horeca-activiteiten zoveel mogelijk onderscheiden van welzijnsactiviteiten en wordt voorkomen dat onder een welzijnsvlag een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, in strijd met de van toepassing zijnde regelgeving. Voorts zijn er restaurantcriteria en criteria voor daghoreca opgesteld. Via de eerste wordt getoetst of sprake is van een restaurant of van een andere horecagelegenheid waar voedsel wordt verstrekt. in de tweede zijn criteria en voorwaarden gegeven, waaronder zogenaamde 'dag-horecazaken' alcoholhoudende dranken mogen verstrekken. De betreffende notitie en criteria zijn bijgevoegd.

Toetsingscriteria horeca-inrichtingen

Voor een indeling van horeca-inrichtingen in categorieën, moeten de diverse vormen van horecabedrijven worden getoetst/beoordeeld op hun functioneren, zulks in relatie tot de verschillende omgevingstypen waar dergelijke bedrijven voorkomen. Hoewel regelingen die met name waren gebaseerd op criteria als openingstijden, overlast of schenken van alcohol, doorstonden in het verleden niet toets der kritiek. Deze criteria kunnen wel een rol spelen bij de beoordeling van de mate waarin horeca-inrichtingen invloed hebben op hun omgeving en of deze horeca-inrichtingen zich met hun omgeving verdragen. Een ruimtelijke relevante vraag, nu functies die in strijd zijn met de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling in een bestemmingsplan worden verboden c.q. niet mogelijk gemaakt. Gelet op de jurisprudentie en de ervaring van de gemeente Den Haag met beleid ten aanzien van horeca-inrichtingen neergelegd in leefmilieuverordeningen, de APV en andere regelgeving, zijn de volgende toetsingscriteria opgesteld:

1. aard van de aangeboden producten punten
a. niet alcoholische dranken en/of ijs 3
b. niet ter plaatse bereide kleine etenswaren 5
c. wel ter plaatse bereide etenswaren 8
d. alcoholische dranken en/of alcoholische dranken afzonderlijk verkrijgbaar 15
2. bezoekersfrequentie
a. parallel aan openingstijden winkels (tussen 7.00 uur en 19.00 uur en 1x per week tot 22.00 uur) 5
b. overdag en/of 's-avonds, niet na 01.00 uur 15
c. 's avonds en na 01.00 uur 20
3. plaats waar het publiek zich ophoudt
a. binnen de inrichting 5
b. mede buiten en in de directe omgeving van de inrichting 10
c. voornamelijk buiten de inrichting 20
4. verkeersaantrekkende werking
a. geen eigenstandig verkeer 0
b. wel eigenstandig verkeer 5
c. wel eigenstandig verkeer van zowel bezoekers als bezorgers 10
5. dansgelegenheid
a. dansvloer van < 10 m² 5
b. dansvloer van > 10 m² 10

Staat van horeca-inrichtingen

Toepassing van de toetsingscriteria leidt tot de volgende staat van horeca-inrichtingen.

Soort horecabedrijf
criteria 1 2 3 4 5 totaal categorie
1. afhaalwinkel/maaltijdbezorging 8 15 10 10 0 43 III
2. broodjeszaak
openingstijden: a. 5 5 10 0 0 20 I
b. 5 15 10 5 0 35 II
c. 5 20 10 5 0 40 III
3. café
openingstijden: a. 15 5 10 0 0 30 II
b. 15 15 5 5 0 40 III
c. 15 20 5 5 0 45 III
met dansvloer < 10 m²: + 5 punten
met dansvloer > 10 m²: + 10 punten
4. cafetaria/snackbar
openingstijden: a. 5 5 10 5 0 25 I
b. 5 15 10 5 0 35 II
c. 5 20 10 5 0 45 III
5. koffiehuis 5 15 10 5 0 35 II
6. discotheek 15 20 10 5 10 60 IV
7. hotel 0 15 5 5 0 25 I
met café en/of restaurant: 15 15 5 5 0 40 III
met zalenexploitatie: 15 15 5 5 10 50 IV
met discotheek: 15 20 10 5 10 60 IV
8. ijssalon
openingstijden: a. 3 5 20 0 0 28 I
b. 3 15 20 5 0 43 III
c. 3 20 20 5 0 48 III
9. ontmoetingscentrum 15 15 5 5 5 45 III
10. restaurant 8 15 5 5 0 33 III
11. zalenexploitatie 15 15 5 5 10 50 IV

Categorie-indeling

< 30 punten: categorie I

30 < 40 punten: categorie II

40 < 50 punten: categorie III

50 punten en meer: categorie IV

Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven, wordt voor de puntentoebedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de zwaarste bedrijfssoort.

Toelichting op de beoordeling

Bij de beoordeling en de daarmee samenhangende toedeling van punten is voor elk criterium slechts op één onderdeel getoetst. Indien meerdere deelcriteria van toepassing zijn, zijn punten toebedeeld op basis van het onderdeel met de meeste punten. In de definitie van de diverse horeca-inrichtingen is aangegeven welke activiteiten gelijkgesteld worden met de in de staat van horeca-inrichtingen genoemde horecabedrijven.

  1. a. Openingstijden. Bij het toekennen van de punten is ervan uitgegaan dat men in het algemeen weinig overlast ondervindt van inrichtingen waarvan de sluitingstijden ongeveer gelijklopen met de openingstijden van winkels. Uitgangspunt daarbij is een openingstijd van 07.00 tot 19.00 uur en één keer per week tot uiterlijk 22.00 uur. Deze inrichtingen krijgen in de staat bij het tweede criterium 'bezoekersfrequentie' 5 punten toebedeeld. Late openingstijden daarentegen zijn zwaar gewaardeerd: voor openingstijden na 01.00 uur worden 20 punten toegekend. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze bedrijven in het algemeen een forse uitstraling hebben naar de (woon)omgeving. Met name discotheken kenmerken zich door een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie in de late avonduren en 's nachts. De invloed van een dergelijke inrichting op de omgeving doet zich daarom meer voelen.
  2. b. Alcohol Het afzonderlijk verkrijgbaar zijn van alcoholische drank en/of de nadruk in de bedrijfsvoering op de verstrekking van alcoholische drank (zoals bij cafés) is eveneens zwaar gewaardeerd met 10 punten. Niet alleen door het komen en gaan van de bezoekers heeft een dergelijke inrichting invloed op zijn omgeving maar ook door de combinatie van alcoholgebruik en het regelmatig daarmee samenhangende uitbundige gedrag van bezoekers. Horeca-inrichtingen waar alcoholische dranken uitsluitend of in hoofdzaak met ter plaatse bereide etenswaren te verkrijgen zijn (zoals restaurants), hebben een minder zware waardering gekregen vanuit de ervaring dat in deze bedrijven veel minder alcoholische dranken worden genuttigd dan in bedrijven die in hun bedrijfsvoering vooral gericht zijn op de verkoop van alcoholische dranken. Dit heeft in de invloed op de omgeving een positief effect. Bij een aantal inrichtingen komt het nogal eens voor dat met name kleine etenswaren en ijsproducten buiten de inrichting worden genuttigd. Bovendien trekken dit soort inrichtingen ook regelmatig publiek aan dat buiten de inrichting rondhangt. Vooral in de late avonduren en 's nachts vindt bezoek plaats na bezoek aan bijvoorbeeld een bioscoop, na cafébezoek of na bezoek aan een andere gelegenheid waar alcoholhoudende dranken worden geschonken. Afhankelijk van de mate waarin het publiek zich buiten de inrichting ophoudt, heeft dit een negatieve invloed op de omgeving.
  3. c. Verkeersaantrekkende werking. De verkeersaantrekkende werking doet zich met name voor bij inrichtingen als een afhaalwinkel/maaltijdbezorging. Uitgangspunt is dat horeca die alleen overdag open is niet eigenstandig verkeer veroorzaakt. Met andere woorden, de bezoekers van zulke inrichtingen bevinden zich al in de omgeving, bijvoorbeeld voor winkelbezoek. Als naast bezoekers tevens sprake is van bezorgers, dan zijn daarvoor extra punten toebedeeld.
  4. d. Omvang dansvloer. Conform het bovenstaande beleid, zoals vastgelegd in onder andere de Nota Horeca Binnenstad, is onderscheid gemaakt in de omvang van een dansgelegenheid op basis van de oppervlakte van de dansvloer. Het onderscheid ligt bij een oppervlakte van meer of minder dan 10 m².

Bijlage 1 Risicoberekening Gastransportleiding A-617

Bijlage 1 Risicoberekening gastransportleiding A-617

Bijlage 2 Mogelijke Locaties Dakopbouwen

Bijlage 2 Mogelijke locaties dakopbouwen

Bijlage 3 Bezonningsonderzoek

Bijlage 3 Bezonningsonderzoek