KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Detailhandel 1 (D-1)
Artikel 5 Detailhandel 2 (D - 2)
Artikel 6 Maatschappelijk (M)
Artikel 7 Verkeer - Hoofdverkeersweg
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Nota Parkeernorm Den Haag, Inlegvel Parkeernormen
Bijlage 2 Staat Van Horeca-categorieën
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Dit Plan
1.2 Doeleinden Van Het Bestemmingsplan
1.3 Ligging Plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Ruimtelijk Beleid
3.2 Economisch Beleid
3.3 Onderwijs, Cultuur En Welzijn
3.4 Verkeer En Parkeren
3.5 Cultuurhistorie En Archeologie
3.6 Natuur En Landschap
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Bodem
4.6 Gebiedsgericht Milieubeleid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Toetsing
5.3 Keuze Van Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
Bijlagen

Laakhaven - MegaStores

Bestemmingsplan - 's-Gravenhage

Vastgesteld op 17-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o. van de gemeente Den Haag.

1.2 plankaart

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o., file: NL.IMRO.0518.BP0210FLaakhavMGS-50VA

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwingspercentage

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak, (een gedeelte van een) bouwperceel of maatvoeringsvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.6 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van prostitutie-inrichtingen.

1.7 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.8 begane grondlaag

het gedeelte van een gebouw waarvan de bouwlaag zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt;

1.9 bestemmingsgrens

van het bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o.(Concept-ontwerp) 3 de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens

een grens van een bouwperceel, welke niet mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.13 bouwmarkt

detailhandelsvestiging waar bouwmaterialen, alsmede materialen welke voor het verrichten van bouwen verbouwwerkzaamheden nodig zijn, te koop worden aangeboden. Onder bouwmaterialen wordt niet verstaan materialen welke uitsluitend dienen voor versiering, aankleding, inrichting en gebruik van bouwwerken.

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 bouwwerk, geen gebouw zijnde met een dak

bouwwerk, geen gebouw zijnde, die een voor mensen toegankelijke, overdekte, met niet meer dan één wand omsloten ruimte vormt.

1.19 dagelijks aanbod

levensmiddelen en artikelen voor persoonlijke verzorging.

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan, ondergeschikte horeca is toegestaan.

1.21 detailhandelsvestigingen in mode

detailhandel in winkelvestigingen in voor algemeen gebruik te dragen bovenkleding, handschoenen, handtassen, schoenen en/of hoofddeksels' , waarbij met 'algemeen' bedoeld wordt dat deze artikelen ten behoeve van de nachtrust, sportactiviteiten of de uitvoering van bepaalde beroepswerkzaamheden uitgesloten zijn.

1.22 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in personenauto's, motoren, caravans, boten, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten en productiegebonden grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.

1.23 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen, ondergeschikte horeca is toegestaan ; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met meer dan één wand omsloten ruimte vormt.

1.25 grootschalige detailhandel

detailhandel in winkelvestigingen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.000 m2, geen perifere detailhandel, warenhuizen, detailhandelsvestigingen in mode, in dagelijks aanbod of in vuurwerk zijnde.

1.26 horeca-inrichting:

  1. a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  2. b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor inrichtingen waar horeca in ondergeschikte zin plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie Licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away / maaltijdbezorging.

categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Een horecavorm die binnen deze categorie valt is onder andere een restaurant.

categorie zwaar:

Horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.

ondergeschikte horeca:

Ondergeschikte horeca bij detailhandel en dienstverlening is toelaatbaar indien:

  1. 1. De horecaruimte onderdeel is van het hoofdgebouw;
  2. 2. Het oppervlak van de horecaruimte niet meer dan 25 % van het bruto vloeroppervlak van de hoofdfunctie mag bedragen;
  3. 3. De openingstijden van de horecafunctie gebonden zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  4. 4. Het schenken van alcohol niet is toegestaan;
  5. 5. De uitstraling van de hoofdfunctie behouden dient te blijven.

Ondergeschikte horeca bij recreatie is toelaatbaar indien:

  1. 1. Ondergeschikte horeca een aan de hoofdfunctie gerelateerde nevenactiviteit is;
  2. 2. De openingstijden van de horecafunctie gebonden zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  3. 3. De uitstraling van de hoofdfunctie behouden dient te blijven.

1.27 kleinschalige detailhandel

Detailhandel, geen perifere detailhandel, grootschalige detailhandel, detailhandel in vuurwerk of warenhuizen zijnde, met dien verstande dat:

  • het totale netto vloeroppervlak aan detailhandel in dagelijks aanbod - waaronder ook supermarkten gerekend worden - niet minder dan 3.500 m2 en meer dan 5.500 m2 mag bedragen;
  • het netto vloeroppervlak aan detailhandel in dagelijks aanbod - geen supermarkten zijnde - en niet-dagelijks aanbod niet meer dan 500 m2 per winkelvestiging mag bedragen,
    1. 1. met uitzondering van niet meer dan zes detailhandelslvestigingen met een netto vloeroppervlak van niet meer dan 650 m2 per vestiging, en
    2. 2. onder de voorwaarde dat het totale netto vloeroppervlak aan detailhandelsvestigingen in mode niet meer dan 2.800 m2 mag bedragen.

1.28 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, voorzieningen voor maatschappelijk welzijn, waaronder peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen en zorgcentra.

1.29 maatvoeringsvlak

een op de plankaart aangeduide begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak middels op de plankaart aangeduide matrixsymbolen voor maximum en/of minimum hoogten en/of bebouwingspercentages markeert.

1.30 nutsvoorzieningen

voorzieningen voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, mobiele communicatie, (gescheiden) inzamelen van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen van algemeen nut.

1.31 onderdoorgang

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.32 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen,gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten, erkers, balkons, galerijen, buitentrappen en soortgelijke bouwwerken.

1.33 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen voor wonen inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en – stoffering, met uitzondering van bouwmarkten en tuincentra, en in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, met uitzondering van detailhandel in vuurwerk.

1.34 plangrens

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.35 supermarkten

winkelvestigingen, die geheel of overwegend gericht zijn op detailhandel van levensmiddelen en artikelen voor persoonlijke verzorging en zelfbediening kennen.

1.36 vuurwerk

een product of voorwerp waarin of waarop een sas aanwezig is en dat bestemd is om voor vermakelijkheidsdoeleinden tot ontbranding gebracht te worden.

1.37 warenhuis

Grote winkelvestiging met talrijke afdelingen waar zeer verschillende artikelen worden verkocht.

1.38 winkel ondersteunende recreatie

overdekte speeltuinen, midget golf, wellness, fitness, hobbyruimten, gameshallen, denksporten, tentoonstellingsruimten en/of kinderopvang, ondergeschikte horeca is toegestaan.

1.39 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis, geen woonwagen of woonboot zijnde.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

Vloeroppervlak

binnenwerks, op de vloer van ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de betreffende bestemming.

Bruto vloeroppervlak (bvo):

het totale vloeroppervlak met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten, technische ruimten, galerijen, terrassen en etalages.

Bruto vloeroppervlak (bvo) bij horeca 1:
het totale vloeroppervlak met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten, technische ruimten, galerijen en etalages.

Netto vloeroppervlak (nvo):

het totale vloeroppervlak met uitzondering van eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten, technische ruimten, galerijen, terrassen en etalages.

Bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes,borstweringen mits niet hoger dan 0,25 meter, liftopbouwen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15% van de oppervlakte van de begane grond van het bouwwerk, niet meegerekend.

Vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het gebouw.

Oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

Buitenwerks, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1 meter boven het peil of dakvlak meegerekend.

peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 meter NAP.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor '' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:

  • de verkoop van lpg ende vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen,

;uitgesloten zijn,

een en ander met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen - geen bedrijfswoningen zijnde -, bouwwerken geen gebouwen zijnde, verhardingern, bepantingen en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Detailhandel 1 (D-1)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Detailhandel 1(D-1)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. perifere detailhandel waarvan het totaal netto vloeroppervlak niet minder dan 30.000 m2 mag bedragen en het totaal netto vloeroppervlak in deze bestemming en de bestemming 'Detailhandel 2' tezamen niet meer dan 47.500 m2 mag bedragen;
  2. b. grootschalige detailhandel waarvan het totaal netto vloeroppervlak niet meer dan 8.500 m2 mag bedragen en het totaal netto vloeroppervlak in deze bestemming en de bestemming 'Detailhandel 2' tezamen niet minder dan 15.000 en niet meer dan 25.000 m2 mag bedragen;
  3. c. horeca-inrichtingen categorie licht en/of dienstverlening, waarvan het totaal bruto vloeroppervlak in deze bestemming en de bestemming 'Detailhandel 2' tezamen niet meer dan 3.500 m2 mag bedragen;
  4. d. winkel ondersteunende recreatie, waarvan het totale bruto vloeroppervlak in deze bestemming en de bestemming 'Detailhandel 2' gezamenlijk niet meer dan 5.000 m2 mag bedragen'
  5. e. parkeren ten behoeve van deze bestemming en in voorkomend geval van andere in de omgeving van het plangebied gelegen bestemmingen, die een parkeerbehoefte kennen;
  6. f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang ' is op de begane grondlaag niet deze, maar de bestemming 'Verkeer Hoofdverkeersweg(V-HO)' als bedoeld in artikel 7.1 van toepassing;
  7. g. ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' een in- en uitrit op de begane grondlaag voor de gebouwde onoverdekte parkeerplaatsen;

Ten behoeve van deze bestemming – met uitzondering van artikel 4.1.e - mogen bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden. De bestemming laat tevens toegangswegen tot gebouwde parkeerplaatsen en laad- en losplaatsen toe.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken - als bedoeld in artikel 3.6.1.c Wro - van het gestelde in artikel 4.1.d voor winkel ondersteunende recreatieve activiteiten die in dat artikel niet genoemd zijn, maar naar aard en maat daarmee vergelijkbaar zijn.

Artikel 5 Detailhandel 2 (D - 2)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Detailhandel 2(D-2)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. perifere detailhandel waarvan het totaal netto vloeroppervlak niet meer dan 8.000 m2 mag bedragen en het totaal netto vloeroppervlak in deze bestemming en de bestemming 'Detailhandel 1' tezamen niet meer dan 47.500 m2 mag bedragen;
  2. b. grootschalige detailhandel waarvan het totaal netto vloeroppervlak in deze bestemming en de bestemming 'Detailhandel 1' tezamen niet minder dan 15.000 en niet meer dan 25.000 m2 mag bedragen;
  3. c. kleinschalige detailhandel waarvan het totale netto vloeroppervlak in deze bestemming niet meer dan 11.500 m2 mag bedragen,
  4. d. horeca-inrichtingen categorie licht en/of dienstverlening waarvan het totaal bruto vloeroppervlak in deze bestemming en de bestemming 'Detailhandel 1' tezamen niet meer dan 3.500 m2 mag bedragen;
  5. e. winkel ondersteunende recreatie, waarvan het totale bruto vloeroppervlak in deze bestemming en de bestemming 'Detailhandel 2' gezamenlijk niet meer dan 5.000 m2 mag bedragen';
  6. f. parkeren ten behoeve van deze bestemming en in voorkomend geval van andere in de omgeving van het plangebied gelegen bestemmingen, die een parkeerbehoefte kennen;
  7. g. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang ' is op de begane grondlaag niet deze, maar de bestemming 'Verkeer Hoofdverkeersweg (V-HO)' als bedoeld in artikel 7.1 van toepassing;
  8. h. ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' een in- en uitrit op de begane grondlaag voor de gebouwde overdekte en onoverdekte parkeerplaatsen;
  9. i. een zalencentrum annex vergadercentrum met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 3.000 m2..

Ten behoeve van deze bestemming mogen – met uitzondering van artikel 51.f - bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden.
De bestemming laat toegangswegen tot gebouwde parkeerplaatsen en laad- en losplaatsen toe.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken - als bedoeld in artikel 3.6.1.c Wro - van het gestelde in:

  1. 1. artikel 5.1.e voor winkel ondersteunende recreatieve activiteiten die in dat artikel niet genoemd zijn, maar naar aard en maat daarmee vergelijkbaar zijn;
  2. 2. artikel 5.1.i voor wat betreft een zalencentrum annex vergadercentrum met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 1.725 m2 voor onderwijskundige voorzingen voor zover voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder.
  • .

Artikel 6 Maatschappelijk (M)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Maatschappelijk (M)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1.28;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduding 'brug' onder de brug de bestemming 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' (V-HO);
  3. c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang'. een in- en uitrit op de begane grondlaag voor de gebouwde overdekte parkeerplaatsen.

Ten behoeve van deze bestemming mogen – met uitzondering van artikel 6.1.b - bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden.
De bestemming laat tevens toegangswegen tot gebouwde parkeerplaatsen, beplantingen, oppervlaktewateren en laad- en losplaatsen toe.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Verkeer - Hoofdverkeersweg

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor '' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hoofdverkeerswegen;
  2. b. voet- en fietspaden,
  3. c. ter plaatse van de functieaanduding 'brug' vanaf 8,60 meter NAP de bestemming 'Maatschappelijk(M)' als beboeld in artikel 6.1;
  4. d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' vanaf 3 meter boven peil de bestemmingen 'Detailhadenl 1(D-1)' of 'Detailhandel 2 (D-2)' als bedoeld in artikelen 4.1 respectievelijk 5.1.

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, beplantingen, oppervktewater en overige voorzieningen;

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  2. b. er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak worden gebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  4. d. in uitzondering op het gestelde in artikel 7.2.c mag de bouwhoogte van lantaarnpalen, bushalteborden, verkeersborden en soortgelijke bouwwerken hoger zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

  1. a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  2. b. overschrijding van de in het plan aangegeven bouw- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 meter boven het peil bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 meter boven peil bevinden en van op het dak aangebrachte opbouwen voor liftschachten en trappenhuizen, klimaatinstallaties en/of luchtbehandelingskasten in of zonder technische ruimten, gevelreinigingsinstallaties en dergelijke mits de overschrijding niet meer dan 4 meter bedraagt;
  3. c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  4. d. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan;
  5. e. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  6. f. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 meter en - indien bovengronds geplaatst - de oppervlakte niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  7. g. bouwwerken, geen gebouw zijnde,welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
  8. h. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedraagt;
    2. 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 meter bij 5,50 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedraagt;

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    1. 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    2. 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel.
  2. b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen - tenzij in de regels anders is bepaald,- alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Het bewoegd gezag kan afwijken overeenkomstig artikel 3.6.1 Wro van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. voorgeschreven regels ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentage met maximaal 15%;
  2. b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 meter;
  3. c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  4. d. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2.

11.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Het bewoegd gezag kan afwijken overeenkomstig artikel 3.6.1 Wro van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. de vestiging van een horeca-inrichting in een andere categorie ter plaatse van de a bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Daarbij kan advies worden ingewonnen van de toetsingscommissie horeca;
  2. b. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
  1. 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
  2. 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
  3. 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
  1. c. het bepaalde in artikel Algemene gebruiksregels onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

11.3 Afwijken overige regels

Het bewoegd gezag kan afwijken overeenkomstig artikel 3.6.1 Wro van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouw zijnde,, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  2. b. bouwwerken ten behoeve van veiligheidvoorzieningen of verkeersregulering, zoals rampaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers.

11.4 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen afwijkingen worden niet toegestaan indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag van de omgevingsvergunning, die de afwijking als bedoeld in artikel 11 van de regels betrekking heeft, een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o..

Bijlagen

Bijlage 1 Nota Parkeernorm Den Haag, Inlegvel Parkeernormen

Bijlage 2 Staat Van Horeca-categorieën

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Dit Plan

Er zijn een aantal aanleidingen om dit bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o.op te stellen.

De eerste aanleiding betreft de interne herontwikkeling van het winkelcentrum MegaStores. Het geldend bestemmingsplan laat dat niet toe.

De tweede aanleiding ligt in het gegeven dat een recent gebouwde school op het aangrenzend terrein aan het Leeghwaterplein niet in het geldend bestemmingsplan is opgenomen.

De derde aanleiding betreft de verplichting die artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening oplegt. Die bepaalt dat de gemeenteraad in het belang van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Gezien de datum van vaststelling van het bestemmingsplan Laakhaven - 1993 - wordt met de vaststelling van dit bestemmingsplan aan deze verplichting voldaan.

Het concept ontwerp van dit bestemmingsplan is onderwerp geweest van vooroverleg. In vergelijking met dat concept is in het nu voorliggende ontwerpbestemmingsplan het plangebied tot het bestaande winkelcomplex en de naastgelegen onderwijsinstelling beperkt. Dat geldt ook voor de inhoud van deze Toelichting bij het bestemmingsplan. Verder moesten als gevolg van het in werking treden van nieuwe beleidsstukken, nieuwe wetgeving en de betekenis van richtlijnen regels en Toelichting daaraan aangepast worden Voorts zijn de bestemmingsregels voor de herontwikkeling van de Megastores op enkele ondergeschikte onderdelen aangevuld.

1.2 Doeleinden Van Het Bestemmingsplan

De ruimtelijke structuur van het plangebied dient juridisch-planologisch in een goede ruimtelijke ordening te worden ondergebracht. Naast het bestaande MegaStoresgebouw, het naastgelegen schoolgebouw van de Mondriaanonderwijsgroep aan het Leeghwaterplein en het motorbrandstoffenverkooppunt aan de Waldorpstraat worden in dit bestemmingsplan geregeld:

  • de interne herinrichting van MegaStores door:
    1. 1. de historisch bepaalde branchering van detailhandelszaken;
    2. 2. de aanvulling van deze branchering een wijkwinkelcentrum ten behoeve van het stadsdeel Laak en
    3. 3. de toevoeging van enkele nieuwe functies;
  • de Mondriaan Onderwijsgroep door:
    1. 1. de overdekte loopbrug die een verbinding vormt tussen deze locatie en de nieuwbouwlocatie van deze onderwijsinstelling in de spoorstrook aan de overzijde van de Waldorpstraat.

1.3 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in Laakhaven Centraal dat onderdeel is van het stadsdeel Laak in het zuidoosten van Den Haag. Het gebied wordt begrensd door het emplacement van het NS-station Hollands spoor, het Leeghwaterplein, de Van der Kunstraat en de Leeghwaterstraat.
Laakhaven wordt onderverdeeld in vier deelgebieden, Laakhaven Hollands Spoor, Laakhaven Centraal, Laakhaven West en Petroleumhaven. Het plangebied Laakhaven MegaStores e.o. beslaat bijna een derde van het deelgebied Laakhaven Centraal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210FLaakhavMGS-50VA_0002.jpg"

Figuur 1.1: Ligging plangebied in Den Haag

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

De volgende regelingen zijn geldig totdat het nieuwe bestemmingsplan van kracht wordt.

  1. 1. Het bestemmingsplan Laakhaven, vastgesteld op 1 juli 1993, gedeeltelijk goedgekeurd op 22 februari 1994 (raadsbesluit 208)en waarover de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 januari 1996 uitspraak deed.
  2. 2. Het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen, vastgesteld op 25 november 2004 (raadsbesluit 199) en goedgekeurd op 15 maart 2005; Dit plan biedt bescherming tegen de ongebreidelde vestiging van seksinrichtingen (prostitutiebedrijven, seksclubs en escortbedrijven).
  3. 3. Het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk, vastgesteld op 25 november 2004 (raadsbesluit 207) en goedgekeurd op 5 juli 2005; Dit plan reguleert de vestiging van detailhandelsbedrijven, die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  4. 4. Het bestemmingsplan Parapluherziening Uitwerkings-/wijzigingsbepalingen o.g.v. artikel 11 WRO, vastgesteld op 8 maart 2007 en goedgekeurd op 9 mei 2007.

Gelet op het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening vervangt dit bestemmingsplan al deze plannen, voor zover zij betrekking hebben op het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210FLaakhavMGS-50VA_0003.jpg"

Figuur 1.2: Vigerende regelingen

1.5 Leeswijzer

In dit hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan voor het gebied aangegeven. Verder werden de doelen, die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven.

Om deze doelen te formuleren en in een bestemmingsplan op te nemen is kennis vergaard omtrent de relevante feiten enerzijds en de af te wegen belangen. De relevante feiten in de bestaande situatie zijn beschreven in hoofdstuk 2. Voor de af te wegen belangen is in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt van de relevante beleidsnota's en regelingen, die op dit plangebied van toepassing zijn. Hoofdstuk 3 gaat in op het ruimtelijk beleid en het sectoraal beleid en hoofdstuk 4 op het milieubeleid en milieuregelingen.
Hoofdstuk 5 bevat de keuze van bestemmingen waarbij is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande en de te ontwikkelen situatie. Hoofdstuk 6 bevat een globale beschrijving van de opzet van de bestemmingen Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 7 ingegaan.
Hoofdstuk 8 geeft de informatie over het gevoerde overleg.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ligt in een gebied dat volgens de Nieuwe Geologische Kaart van Den Haag en Rijswijk wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van onder natte omstandigheden afgezette bodemlagen. Klei en veen domineren de ondergrond. Er is hier sprake van een strandvlakte waarin duizenden jaren geleden tijdens overstromingen klei is afgezet. Omdat het terrein ook nadien laag en drassig bleef kon zich daarop in de loop van de eeuwen een veenpakket ontwikkelen.

In de pre- en vroeghistorische periodes kon op dit soort gronden niet worden gewoond. Ook in de latere historische perioden bleef bewoning achterwege. Vanaf de late middeleeuwen maakte het gebied deel uit van de 'Noortpolder'. Vanaf die tijd was alleen sprake van weilanden, van elkaar gescheiden door een uitgebreid stelsel van sloten. Dit bleef zo tot midden 19e eeuw. Toen pas werd het huidige spoortracé aangelegd en een station gebouwd.

Bedrijventerrein Laakhaven
Tussen 1902 en 1930 ontstond hier het bedrijvengebied Laakhaven dat vooral bedoeld was als overslaggebied aan de rand van de stad met aansluitingen op spoor en water. Het Laakkanaal vormt de hoofdader van het gebied. De insteekhaven van Laakhaven Centraal die liep van het Leeghwaterplein onder een hoek van 30° met het Laakkanaal tot aan de achterkant van de 1e Van der Kunstraat is aan het eind van de vorige eeuw gedempt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210FLaakhavMGS-50VA_0004.jpg"

Door de komst van goedkopere en snellere vormen van transport nam deze bedrijvigheid steeds verder af en verlieten veel bedrijven het gebied.

Grootschalige winkels
In de jaren '80 ontstond vanuit de markt belangstelling voor het vestigen van grootschalige winkels in de Haagse regio. Met name in de meubel- en woninginrichtingbranche was er uitgesproken belangstelling voor vestiging in Laakhaven. Uit onderzoek in 1992 bleek dat veel koopkracht wegvloeide en een woonthemacentrum in Laakhaven een deel van de koopkracht binnen Den Haag kon houden.

In datzelfde onderzoek bleken ook diverse grote ketens in andere branches, zoals speelgoed, geïnteresseerd in een grootschalige vestiging in Laakhaven. Nader onderzoek in 1993 toonde aan dat Laakhaven de enige beschikbare locatie was waar grootschalige detailhandel een goede plaats kon vinden. Kader vormde de in 1992 door de gemeenteraad vastgestelde Detailhandelsnota. Daarin stond dat grootschalige detailhandel (anders dan traditionele perifere detailhandel) zich in principe alleen in bestaande winkelcentra mocht vestigen. Wanneer dit echter niet mogelijk bleek te zijn, behoorde vestiging buiten de bestaande winkelcentra tot de mogelijkheden indien:

  • de betreffende vestiging als zeer waardevol gezien wordt als versterking van de regionale positie van Den Haag, of als
  • de betreffende branche niet of nauwelijks een versterking van de winkelcentra vormt.


Het Rijksbeleid omtrent GDV- en PDV-locaties wees de locatie ten oosten van Hollands Spoor voor deze grootschalige winkels aan en werd ook daarvoor ingericht. Om ongewenste concurrentie met de binnenstad te voorkomen, waren diverse branches, zoals warenhuizen met een algemeen assortiment en detailhandel in de sector mode, niet toegestaan op deze nieuwe locatie. Ook food werd niet toegelaten - afgezien van de mogelijke verplaatsing van een supermarkt - vanwege de concurrentie met buurt- en wijkcentra.

Daarmee ontstond het winkelcentrum MegaStores, het grootste woonwinkelcentrum in de Benelux.

Onderwijscluster
Het plangebied heeft een duidelijke relatie met het naastgelegen gebied Hollands Spoor. De Haagse Hogeschool vestigde hier haar scholencomplex en er werden ruim duizend studentenwoningen gebouwd. Met 18.000 leerlingen is de Haagse Hogeschool een van de grootste opleidingsinstellingen in Nederland. Het ROC Mondriaan - aan de overkant van het Leeghwaterplein - sluit op deze ontwikkeling aan. Daarmee is een groot onderwijscluster ontstaan, een bron van stagiairs, kennis en medewerkers voor het Haagse bedrijfsleven.

Andere functies
Naast grootschalige winkels en een onderwijscluster werden ook woningen gebouwd en werd grote bedrijven en organisaties - zoals de Consumentenbond, Eneco, T-Mobile, UWV, Delta Lloyd, Haag Wonen en Vestia - een vestigingsplaats geboden. Ook in de andere delen van Laakhaven Centraal zijn het afgelopen decennium nieuwe ontwikkelingen geweest, zoals de realisatie van enkele kantoren aan de Verheeskade.

Vandaag de dag wordt Laakhaven als één samenhangend woon-, werk-, studeer- en winkelgebied herontwikkeld. Het vormt zo een multifunctioneel gebied en krijgt een geheel nieuwe functie binnen Den Haag.

2.2 Bestaande Situatie

2.2.1 Ruimtelijke structuur en verbindingen

Laakhaven ligt aan de zuidzijde van het Haagse centrum en wordt begrensd door de spoorlijn tussen Delft en Leiden, de Neherkade en de Rijswijksweg. Het gebied wordt onderverdeeld in vier deelgebieden, Laakhaven Hollands Spoor, Laakhaven Centraal, Laakhaven West en Petroleumhaven. Het plangebied beslaat bijna een derde van het deelgebied Laakhaven Centraal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210FLaakhavMGS-50VA_0005.jpg"

figuur 2.1 het plangebied binnen Laakhaven en de route van de centrumring


De Calandstraat, de Waldorpstraat en het Leeghwaterplein zijn de ontsluitingswegen voor Laakhaven Centraal. De ligging nabij Hollands Spoor, waar ook veel trams en bussen halteren, en de centrumring - Calandstraat en Neherkade - maakt de locatie zeer goed bereikbaar.
Richting Laakhaven West en station Moerwijk ligt een belangrijke verbindingszone bestaande uit de openbare kades die tussen het Zuiderpark en Hollands Spoor een doorlopend wandelgebied vormen.
De Calandstraat en de Waldorpstraat maken deel uit van het hoofdroutefietsnetwerk.

Het plangebied wordt gedomineerd door de MegaStores, een complex bestaande uit overwegend grootschalige winkelvoorzieningen, aangevuld met enige horeca en dienstverlening. De MegaStores is voorzien van eigen parkeervoorzieningen op het dak van het gebouw. Het winkelcentrum vormt een complex, waarvan onderdelen verhuurd worden. Voor het beheer van het complex beschikt het over technische ruimten. Het gebouw van het ROC Mondriaan aan de oostelijke zijde van MegaStores aan het Leeghwaterplein dat eveneens binnen het plangebied ligt, heeft een duidelijke relatie met het naastgelegen gebied Hollands Spoor.
Aan de westelijke zijde van de MegaStores bevinden zich enkele bedrijfsruimten aan de Waldorpstraat en een kantoorgebouw van 6 bouwlagen aan de Calandstraat. Enkele kavels aan de Leeghwaterstraat zijn onbebouwd. Ten noorden van de MegaStores aan de overzijde van de Waldorpstraat bevindt zich in de zogenaamde spoorstrook een motorbrandstoffenverkooppunt- met uitzondering van LPG - met zelfbediening, een in aanbouw zijnde studentenflat, een afgebouwde studentenflat en een onlangs opgeleverde schoolgebouw van Mondriaan.

Binnen of op korte afstand van het plangebied zijn geen ondergrondse hoge druk aardgastransportleidingen van de Gasunie en kabels in beheer bij Tennet gelegen. Op het naastgelegen binnenterrein bevindt zich een aardgasverdeelstation.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210FLaakhavMGS-50VA_0006.jpg"

Leeghwaterplein - ROC Mondriaan

Ten zuiden van het plangebied ligt tussen de Van der Kunstraat en het water van de Laakhaven, een gebied dat bestaat uit enkele nieuwe kantoren aan de Verheeskade, woningen aan het Calandplein en bedrijven daar tussenin.

2.2.2 Groenstructuur en watersysteem

Laakhaven Centraal is gelegen in bestaand stedelijk gebied en maakt deel uit van het boezemgebied van Delfland, waar een peil van -0,43 meterr NAP geldt. De bodem van het plangebied bestaat uit veen. Het centrumgebied waartoe Laakhaven behoort ligt globaal op 0,5 meter boven NAP. Er is in het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig en er zijn geen waterkeringen.
De locatie is voorzien van gescheiden rioleringssystemen.

2.2.3 Bodemgesteldheid

Op en in de direct omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Bij de bovengenoemde herontwikkeling is alle voormalige bedrijvigheid ter plaatse verdwenen. Tevens zijn alle ondergrondse tanks verwijderd. Hierbij is op het gehele plangebied bodemonderzoek uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat er sprake was van enkele gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Deze gevallen zijn allen gesaneerd, waarbij de bodem geschikt is gemaakt voor het huidige gebruik.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m -maaiveld) in het plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve als verdacht worden aangemerkt. Dat betekent dat bodemverzet slechts mogelijk is na verlening van een vergunning op grond van de Wet bodembescherming.

2.2.4 Functies

Het plangebied wordt gedomineerd door de "MegaStores', een complex bestaande uit overwegend grootschalige winkelvoorzieningen, aangevuld met enige horeca en dienstverlening.

De MegaStores bestond in 2009 uit 74 winkels waarin ruim 600 personen werkzaam zijn.
Het complex is deels een Perifere detailhandelslocatie (PDV) deels een grootschalige detailhandelslocatie (GDV) (zie paragraaf 3.3.4), en heeft daarnaast ook nog wijkwinkelvoorzieningen.

Winkelvoorzieningen

  • PDV 'Woonthemacentrum' 47.500 m2
  • GDV 25.000 m2
  • Wijkwinkelcentrum 9.000 m2
  • Horeca en diensten 4.000 m2

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210FLaakhavMGS-50VA_0007.png"

Interieur MegaStores

Aan het Leeghwaterplein ligt een vestiging van het ROC Mondriaan. De Mondriaan onderwijsgroep biedt studenten een breed, samenhangend onderwijsaanbod: beroepsopleidingen, volwassenenonderwijs, bedrijfsopleidingen en functiegerichte trainingen.

Aan de noordzijde van Waldorpstraat bevindt zich een spoorwegtracé, een motorbrandstoffenverkooppunt zonder LPG, een tweetal studentenflats en een tweede schoolvestiging. Aan de oostzijde van het Leeghwaterplein zijn kantoren gelegen. Ten westen van MegaStores ligt een bedrijfsterrein voor autogerelateerde bedrijven, evenals aan de zuidzijde van de Van der Kunstraat. Op het binnenterrein tussen de MegaStores en genoemd terrein bevindt zich een gasverdeelstation en een lunchroom.

2.2.5 Bebouwingsbeeld, stedenbouw en architectuur

De stedenbouwkundige vorm van Laakhaven wordt bepaald door grote geometrische vormen en een degelijke zakelijke uitstraling. De architectuur is modern, strak, maar wel met een eigentijdse vrijere vormgeving.
Industriële monumenten of archeologische vindplaatsen zijn in het gebied niet aanwezig.

MegaStores
Het plangebied wordt gedomineerd door het zeer langgerekte bouwblok van de MegaStores, dat zich uitstrekt tussen het Leeghwaterplein tot vlak bij de Calandstraat. De hoogte van de bebouwing varieert tussen de 20 en 25 meter.
Het plan volgt in haar vorm de flauwe curve van de ernaast gelegen spoorbaan. Het gebouw is smal en 500 meter lang, met aan de zuidzijde een korte knik. Er zijn 3 niveaus. Het merendeel van de winkelruimte is slechts 30 meter diep. Op de begane grond liggen de winkels aan beide zijden van een binnenstraat. Op de eerste verdieping liggen ze aan een galerij met uitzicht op die straat. Op de 2e verdieping ligt aan een zijde een parkeerdek en aan de overzijde winkels aan een galerij met een directe verbinding met het parkeerdak.
Het complex heeft een introvert karakter en is vooral op de automobilist gericht.

Door zijn ligging is het winkelcentrum duidelijk zichtbaar vanaf het spoor. Ingangen bevinden zich zowel aan de Waldorpstraat als aan de Van der Kunstraat, waarbij de twee entrees aan de Waldorpstraat aansluiten op de haltes van het openbaar vervoer. De loopafstand vanaf station Hollands Spoor bedraagt slechts enkele minuten. De MegaStores is daarom optimaal bereikbaar.

Het karakter van het gebouw is tamelijk introvert. De diverse winkels zijn bereikbaar via lange binnenstraten op meerdere niveaus. Het complex heeft ook twee binnenpleinen die zich lenen voor kleine evenementen. Het parkeerdek bovenop het gebouw is zowel vanaf de Waldorpstraat als vanaf de Van der Kunstraat bereikbaar via een spiraalvormige hellingbaan, een zogenaamde "wokkel".

Mondriaan
De bebouwing aan het Leeghwaterplein is een deel van de nieuwbouw voor Mondriaan. Aansluitend in de spoorstrook is eveneens nieuwbouw gerealiseerd. Voor de bebouwing aan het Leeghwaterplein is uitgegaan van het stedenbouwkundig plan Laakhaven Hollands Spoor. Om hier een volwaardig kantoren- en onderwijsmilieu te creëren is gekozen voor een stevige hoofdbebouwing en daarvoor kleine, zelfstandige bebouwing in een vrije setting. Hierdoor krijgt het Leeghwaterplein een bijzonder ruim profiel, waarbij de tramtunnel en het verkeer niet domineren en krijgt de bebouwing een eigen identiteit. Om een relatie te leggen met de ontwikkeling in Laakhaven Hollands Spoor en Centraal is de bebouwing aan het Leeghwaterplein aan beide zijden aan elkaar gerelateerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Ruimtelijk Beleid

3.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen

  • de internationale concurrentiepositie,
  • het gebruik van de ondergrond,
  • het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen,
  • de milieukwaliteit,
  • de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en
  • het behoud en het versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o. worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te stellen waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is daartoe het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391).

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Voor Den Haag zijn:

  • de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties en
  • het Kustfundament van belang.

Uit het Barro mag worden afgeleid dat in het bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o. geen projecten van zijn aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

Besluit ruimtelijke ordening

Bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling – in dit geval de ruimtelijke ontwikkeling van detailhandel - mogelijk maakt, moet volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de toelichting bij dat plan beschrijven:

  • dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte en
  • tevens beschrijven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

3.1.2 Provinciaal beleid

Provinciale Structuurvisie

De Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" (PSV) en de provinciale "Verordening Ruimte" zijn op 2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland. De kern van de Visie is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel,
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie,
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk,
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap en
  • stad en land verbonden.

Ook de instrumenten die de provincie inzet, komen in de structuurvisie aan de orde. Met name het detailhandelsbeleid is van belang voor dit bestemmingsplan. Het beleid is in de Verordening ruimte nader omschreven.

Verordening ruimte

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan Provinciale Staten de mogelijkheid om met in een verordening regels te stellen waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Met name artikel 9 van de Verordening is op het plangebied van toepassing. Verwezen wordt naar paragraaf 3.2.2.

3.1.3 Regionaal beleid


Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP)

Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft op 16 april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en biedt het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Het RSP vat de ambities in tien regionale investeringsprioriteiten samen. De negen regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt.

Eén van de richtinggevende uitspraken is dat het hoogstedelijk voorzieningen-, winkel- en woonmilieu van de gemeente Den Haag en de complementaire functie van de andere Haaglandengemeenten (groenstedelijk/suburbaan/dorps wonen, regionaal gebonden werkgelegenheid, groene structuur, voorzieningen) worden versterkt.

3.1.4 Gemeentelijk beleid


Structuurvisie Den Haag 2020

De 'Structuurvisie Den Haag 2020' (SVDH), vastgesteld door de gemeenteraad op 17 november 2005 is de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie, te benutten. In de visie zijn vijf kansenzones benoemd waar kansen liggen om de 'Wereldstad aan zee' gestalte te geven. In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot zijn recht komt. Hiervoor zijn en worden masterplannen opgesteld. In de kansenzone 'Centrum', waartoe het plangebied behoort, zijn dat de Masterplannen Nieuw Binckhorst en Knoop Moerwijk.

De komende decennia moet een belangrijk deel van de ruimte om de centrumfunctie van Den Haag voor de stad en regio verder uit te bouwen, gezocht worden buiten het huidige centrum. Er wordt een ‘sprong over het spoor’ gemaakt naar de Binckhorst en Laakhaven. De barrièrewerking van grootschalige infrastructuur maakt het nodig om te investeren in het ‘aaneensmeden’ van de deelgebieden van het centrum.

Met de transformatie en herstructurering van de Binckhorst, de Laakhaven en Moerwijk ontstaat de unieke kans om daar nieuwe centrumdelen met allure te scheppen. Hier ligt volop ruimte voor bijzondere binnenstedelijke milieus met een centrumstedelijke mix van wonen, voorzieningen en stedelijke bedrijvigheid.


Gebiedsvisie Hollands Spoor en omgeving

Deze gebiedsvisie (GHSO), die op 12 juni 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld, heeft betrekking op het gebied rond Hollands Spoor direct naast het bestemmingsplangebied. Een van de ambities is om deelgebieden aan elkaar te smeden. Daartoe wordt de relatie tussen Laakhaven Hollands Spoor en Laakhaven Centraal, waartoe dit plangebied behoort, versterkt. Het spoortalud aan de Waldorpstraat is een geschikte locatie om de stad te verdichten met een positieve bijdrage voor de omgeving. De delen Laakhaven Hollands Spoor en Laakhaven Centraal gaan daardoor steeds meer bij het centrum horen met een modern en dynamisch karakter in plaats van het karakter van een bedrijventerrein.
De volgende projecten zijn in dat verband van bijzonder belang voor het bestemmingsplangebied:

  • de doortrekking van de voetgangerstunnel onder de spoorlijnen tot aan de Waldorpstraat;
  • nieuwbouw van studentenwoningen, onderwijsinstellingen, een busstation en kantoren op de braakliggende terreinen in de spoorstrook;
  • herinrichting Waldorpstraat;

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210FLaakhavMGS-50VA_0008.jpg"

Figuur 3.1: Overzichtskaart projecten van de Gebiedsvisie Hollands Spoor e.o.

3.2 Economisch Beleid

3.2.1 Nationaal beleid

Het PDV-beleid

Al vóór 1993 bestond er rijksbeleid over perifere detailhandelsvestigingen, het zogeheten PDV-beleid. In de brief van de ministers van VROM en EZ van 19 juli 1993 aan de Tweede Kamer vergrootte het kabinet de vestigingsmogelijkheden voor grootschalige detailhandel. In de daaropvolgende brief van de ministers van VROM en EZ d.d. 14 juli 1995 werden de hoofdpunten van het beleid voor geconcentreerde grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV-beleid) nog eens op een rij gezet. Beide brieven vormden een aanpassing van het PDV-beleid door de introductie van GDV-beleid. De aanpassingen komen op het volgende neer:

  1. 1. het doel van het PDV- en GDV-beleid is tweeledig: het handhaven van de winkelfunctie van de binnensteden en andere bestaande winkelconcentraties en het bevorderen van de dynamiek in de detailhandel;
  2. 2. het PDV-beleid blijft in hoofdzaak gehandhaafd, dat betekent dat alleen detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en winkelformules, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichting waaronder meubels), zich perifeer mag vestigen;
  3. 3. het feit dat er nieuwe en op expansie gerichte detailhandel op de markt is, die zich perifeer wil vestigen, is op zichzelf onvoldoende argument voor het aanwijzen van nieuwe locaties; vernieuwing en uitbreiding van detailhandel moet waar mogelijk plaatsvinden binnen of grenzend aan bestaande winkellocaties; alleen als dit niet goed mogelijk is, kan daarvoor een nieuwe (GDV-) locatie worden overwogen;
  4. 4. de mogelijkheid om een locatie aan te wijzen waar ruimte is voor geconcentreerde grootschalige detailhandelsvestigingen, waarbij de branchebeperkingen van het PDV beleid niet of niet volledig gelden, is voorbehouden aan de 13 stedelijke knooppunten. het GDV-beleid is daarmee een onderdeel van het vestigingsbeleid voor perifere detailhandel (PDV-beleid); niet de verkoop van goederen uit de hier genoemde branches is hierbij het criterium, maar geconcentreerde vestiging van grootschalige winkels;
  5. 5. de aanwijzing tot GDV-locatie kent als voorwaarden dat de onderbouwing van haar omvang moet plaatsvinden op basis van aangetoonde reële ruimtebehoefte in de markt, die opgenomen is een regionale detailhandelsstructuur visie en dat alleen een zogeheten B-locatie daarvoor in aanmerking komt, dat is een locatie die zowel met de auto als met het openbaar vervoer goed bereikbaar is.

Nota Ruimte (2006)
Met de Nota Ruimte is het nationale PDV-beleid voor perifere detailhandel vervallen. Daarvoor in de plaats dient iedere gemeente nieuw beleid te ontwikkelen samen met de provincie.

3.2.2 Provinciaal beleid


Provinciale Structuurvisie

Deze visie volgt het Streekplan Zuid-Holland West (2003) op. Dat plan vermeldde dat de regio Haaglanden één concentratie van grootschalige detailhandelvoorzieningen (GDV) kent te weten het Laakhavengebied in Den Haag. De visie, die op 2 juli 2010 door Provinciale Staten van Zuid-Holland werd vastgesteld, wordt de ontwikkeling van detailhandel alleen mogelijk geacht in bestaande winkelconcentraties. Een uitzondering wordt gemaakt voor perifere detailhandel. Provinciale Staten heeft dit onderdeel van de visie als provinciaal belang aangeduid dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening op grond van artikel 4.1 Wet ruimtelijk ordening als regel gesteld wordt in de Verordening Ruimte.

Verordening Ruimte

Artikel 9.1 van de Verordening stelt dat in bestemmingsplannen geen nieuwe detailhandel buiten de bestaande winkelconcentraties aangewezen mag worden. Die voorwaarde geldt niet voor perifere detailhandel. Het betreft detailhandel in onder meer zeer volumineuze goederen en grootschalige meubelbedrijven in vestigingen met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2. Deze detailhandel mag volgens artikel 9.2.b buiten deze concentraties worden gevestigd op een aantal geselecteerde lokaties.Op kaart 7 van de Verordening zijn deze als 'opvanglocatie perifere detailhandel' aangewezen. Het plangebied vormt zo'n opvanglocatie. Onder 'zeer volumineuze goederen' verstaat de Verordening onder meer keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en grove bouwmaterialen. Artikel 9.4 stelt dat op gronden bedoeld voor perifere detailhandel de verkoop van nevenassortimenten aan een aantal voorwaarden moet voldoen, die in het bestemmingsplan opgenomen moeten worden. Artikel 9.5 eist dat binnen bestaande winkelconcentraties bestemmingsplannen, die detailhandelsontwikkelingen groter dan 2.000 m2 brutovloeroppervlak mogelijk maken, vergezeld gaan van een distributieplanologisch onderzoek - met advies van het Regionaal Economisch Overleg - waaruit blijkt dat deze ontwikkelingen geen ontwrichting van de detailhandelsstructuur met zich mee brengen. Artikel 9.6 stelt dezelfde eis aan bestemmingsplannen die ontwikkelingen in de perifere detailhandel groter dan 1.000 m2 brutovloeroppervlak mogelijk maken.

Artikel 15.3 kan in afwijking van het bepaalde in deze verordening een recht of bouwrecht uit een geldend bestemmingsplan opnieuw worden bestemd indien het belang bij strikte handhaving van deze verordening niet in verhouding staat tot het belang bij het behoud van het recht of bouwrecht.

3.2.3 Regionaal beleid

Regionaal Structuurplan Haaglanden

Het Algemeen Bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft op 16 april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden vastgesteld. Dit Structuurplan stelt de voorwaarde dat alleen in de nabijheid van Stedenbaanstations nieuwe kantoorlocaties mogen worden ontwikkeld. Over locaties met minder dan 1500 m2 vloeroppervlak doet zij geen uitspraken.

Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006-2011

Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft op 13 december 2006 de Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006 - 2011 vastgesteld. Basis daarvoor vormden een visie en werkdocument van BRO adviseurs.

De structuurvisie is gericht op behoud, versterking en - waar nodig en verantwoord - uitbreiding van het winkelareaal in Haaglanden. Doel is ruimte te bieden om aan de koopkrachtige vraag vanuit Haaglanden en omgeving en de groei daarin te voldoen. Vooral de kansen voor kwalitatieve versterking van het winkelaanbod, in het bijzonder in de Haagse binnenstad, dienen benut te worden. De consument moet meer keuze en kwaliteit worden geboden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt. Dat heeft een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie.

Het stadsgewest Haaglanden wil een aantrekkelijke detailhandelstructuur voor haar inwoners en bezoekers bieden, die bovendien kan concurreren met de detailhandel in de omliggende regio’s. Voor de inwoners is het van belang winkels voor dagelijkse goederen (zoals een supermarkt en een drogisterij) dichtbij aan te treffen en aanbod van niet-dagelijkse goederen - veelal in combinatie met dagelijkse goederen - op redelijke afstand beschikbaar te hebben.

De kern van deze visie is dat prioriteit wordt gegeven aan het in stand houden en kwalitatief versterken van de bestaande detailhandelstructuur in Haaglanden. Het concentratiebeleid wordt voortgezet, want bundeling van winkelvoorzieningen is een voorwaarde voor het behoud van de detailhandelstructuur.

De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandel voor plannen groter dan 1000 m2. Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van het vloeroppervlak binnen het aangegeven wensbeeld blijven. Hoewel de visie een tijdshorizon kent van 2011, blijft genoemde inzet ook gelden voor daarna. Uitbreiding van winkelareaal na 2011 zal bevolkingsvolgend zijn, en voor het merendeel binnen de bestaande concentraties inpasbaar.

Het Stadsgewest richt zich primair op het in goede banen leiden van detailhandelsontwikkelingen met bovenlokale effecten. De gemeentelijke plannen sluiten hier op aan. Daarnaast moet Haaglanden een regio blijven waar dynamiek en vernieuwing wordt gestimuleerd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de verschillende profielen van winkelgebieden, die ieder een eigen bereik en assortimentsniveau kennen. De structuurvisie detailhandel werkt vijf locatieprofielen uit: bovenregionaal verzorgende centra, regionaal verzorgende centra, lokaal verzorgende centra, kleine kernen en perifere detailhandelvestigingen.

De regio kent drie centra voor Perifere Detailhandelvestigingen (PDV): Leeuwenstein in Delft, de Woonboulevard in Naaldwijk en het Woonhart Zoetermeer. Nieuwe PDV-vestigingen vestigen zich in principe eerst in de aangewezen PDV-centra. Wanneer op reguliere detailhandelbestemmingen en in deze centra geen plaats is voor een kwalitatieve toevoeging, zal Haaglanden positief adviseren over het fysiek vergroten van deze centra. Slechts wanneer ook dat niet mogelijk is zal perifere vestiging buiten de PDV-centra worden overwogen. Ook wanneer een branche niet past in het thema van een PDV-centrum (overwegend wonen) zal tot een dergelijke afweging kunnen worden gekomen. MegaStores in Den Haag is volgens de Regionale Structuurvisie Detailhandel een Grootschalige Detailhandelvestiging (GDV). De gemeente Den Haag ziet de MegaStores als een combinatie van PDV en GDV.

3.2.4 Gemeentelijk beleid


Het bestemmingsplan Laakhaven

Het geldend bestemmingsplan wijst aan de gronden waarop MegaStores gelegen is twee bestemmingen aan. Aan het zuidelijk deel van de locatie, dat aan de van der Kunstraat grenst, is de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' aangewezen. In de doeleindenomschrijving worden meubel- en woninginrichtingsbedrijven genoemd. Het noordelijke deel, dat grenst aan de Waldorpstraat kent de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden en volumineuze detailhandel, waarboven kantoren toegestaan'. In de doeleindenomschrijving worden grootschalige detailhandel en meubel- en woninginrichtingsbedrijven genoemd. Een vestiging van grootschalige detailhandel kent een verkoopvloeroopervlakte van minimaal 1.000 m2. In afwijking van dit bestemmingsplan werd een bouwvergunning verleend voor de bouw van Megastores. Hieraan was door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een Verklaring van geen bezwaar verleend.

Detailhandelsnota Den Haag 2005

De Detailhandelsnota Den Haag 2005 is strategisch en kaderstellend en behandelt het detailhandelsbeleid op stadsniveau. De nota heeft het karakter van een plan van aanpak en doet uitspraken over stadsbrede ontwikkelingen. Concentratie op bestaande locaties is uitgangspunt.

Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. De vestiging van nieuwe winkels wordt voortaan door de gemeente getoetst.

Detailhandelsmonitor Den Haag 2009

In dit rapport zijn de in de Detailhandelsnota aangewezen winkelcontratiegebieden onderzocht op hun basiskwaliteit wat betreft het winkeareaal en de bereikbaarheid en kwaliteit van de openbare ruimte en hun economisch functioneren gezien de omvang en soort van leegstand, het huurprijsniveau en de concurrentiepostie.
Het stadsdeel Laak, waarin MegaStores gelegen is, staat wat de detailhandelsaanbod onder druk. Het vraagt om extra aandacht. Het Gouverneurplein en het Lorentzplein hebben het zwaar en het Jonckbloetplein is weggevallen uit de hoofdwinkelstructuur. Megastores zal na herontwikkeling een belangrijker wijkfunctie gaan vervullen. Dit vraagt om een heroriëntatie op het toekomstperspectief van deze Laakse pleinen. Vanuit het belang van de buurt is het belangrijk om in ieder geval de positie van Lorentzplein te behouden en waar mogelijk te versterken en te kijken naar de versterkingsmogelijkheden voor het Gouverneurplein.

Beleidsuitspraken omtrent de MegaStores

De MegaStores (1999) is opgezet als een themacentrum met woninginrichting (PDV), grootschalige detailhandel (GDV) en een supermarkt. Tot de branches die zich op perifere locaties mogen vestigen worden diverse branches gerekend die door aard en/of omvang niet passen in wijk- en buurtcentra. Voorbeelden hiervan zijn auto's, brandgevaarlijke producten, keukens en sanitair en meubelzaken.

Een GDV-locatie is een locatie met meerdere grootschalige detailhandelsvestingen waarbij de branchebeperkingen van het PDV-beleid niet gelden. Gemeenten bepalen zelf welke branche zij toestaan. Zo is de MegaStores bedoeld als woonthemacentrum, aangevuld met grootschalige winkels die in de reguliere winkelgebieden fysiek moeilijk of niet inpasbaar zijn. De supermarkt betreft een verplaatsing van de Konmar die in Laakhaven gevestigd was en uitbreidingsruimte zocht. Later heeft de Konmar (nu Super de Boer) winkelruimte onderverhuurd aan Aldi. De bestemming die de Megastores mogelijk heeft gemaakt, is onderverdeeld naar PDV-winkels, grootschalige winkels groter dan 1.000 m2 winkelvloeroppervlak (met uitsluiting van warenhuizen, mode, bouwmarkten en dagelijks aanbod) en supermarkt(en) met maximaal 5.300 m² nvo (netto vloeroppervlak).

Alleen met een gedegen en integrale toekomstvisie kan het structurele leegstandsprobleem van de Megastores worden aangepakt. De gemeente Den Haag heeft binnen de kaders van het detailhandelsbeleid gezocht naar oplossingen. Deze oplossingen dienen aan een aantal voorwaarden te voldoen:

  • verbetering van het functioneren en de positionering van het concept Megastores als geheel en het terugdringen van de structurele leegstand;
  • onderscheidend aanbod en toegevoegde waarde ten opzichte van het omliggende gebied;
  • aanzienlijke functionele en fysieke ingrepen, zowel in de branchering als de indeling en uitstraling;
  • een kwalitatieve impuls staat voorop en geen kwantitatieve. In ieder geval geen uitbreiding van het PDV- en GDV-onderdeel, en een doorontwikkeling van het wijkwinkelcentrum naar een volwaardig wijkwinkelcentrum, waarbij uitdrukkelijk is uitgesloten dat hier een stadsdeelcentrum ontstaat;
  • voor het wijkwinkelcentrum ligt de maximale maat dan ook op 11.500 m2 wvo en een maximale unit grootte van 650 m2 wvo voor ten hoogste zes units en voor de overige niet-dagelijks units van max. 500 m2 wvo. Deze maten worden in het bestemmingplan vastgelegd;
  • toevoegen aanvullende functies, zoals kantoren, hotel of woningen.

Eindrapportage Toekomstvisie Megastores juli 2007

In opdracht van de eigenaar van Megastores hebben verschillende onderzoeksbureaus zich over de werking van Megastores uitgesproken en op hoofdlijnen komt het neer op de volgende knelpunten:

  • concept: geen duidelijk concept/meerwaarde/onderscheidend vermogen/geen goede branchering;
  • gebouw: lange lijnen en loopafstanden over meerdere lagen/onduidelijke entree/introvert/'dode' wanden.
  • Ligging: imago gebied, bereikbaarheidsknelpunten;
  • Parkeren: te hoge parkeertarifering op het parkeerdak van het winkelcentrum.

In deze rapportage is het nieuwe concept beschreven. Daarin zal:

  • een gelijke verdeling gelden tussen het woonthema en het voorzieningencentrum dat bestaat uit de grootschalige winkels en het wijkwinkelcentrum. De PDV-vestigingen worden geconcentreerd in het westelijk deel en de GDV-vestigingen in het oostelijk deel van het Megastorescomplex.
  • het bestaande gebouw worden aangevuld met nieuwbouw door bebouwing van het binnenterrein van dit complex aan de Van der Kunststraat, zodat het mogelijk is om op verdieping een optimaal loopcircuit in het nieuwe wijkwinkelcentrum te realiseren dat aansluit op de nieuwe hoofdentree aan het Leeghwaterplein. Ook de entreepartij herbergt een deel van het wijkwinkelcentrum en de GDV-vestigingen
  • De verschillende onderdelen van het winkelcentrum krijgen een eigen entourage, zonder dat ze fysiek gescheiden zijn;
  • Het oppervlak van het woonthemacentrum en de grootschalige winkels zal niet sterk veranderen;
  • de grootste verandering treden op bij het wijkwinkelcentrum; niet zozeer in het totale metrage, maar vooral in de verschuiving van de branchering, optimalisering van het loopcircuit en een sterkere relatie met de grootschalige winkels;
  • een vergader- en partycentrum, een hotel en maatschappelijke voorzieningen worden in het complex ondergebracht; het hotel is gedacht boven de nieuwe entreepartij aan het Leegwaterplein; het vergader- en partycentrum wordt geprojecteerd in het aansluitende – oostelijke - deel van Megastores.

Onderstaand een overzicht van de huidige en nieuwe situatie MegaStores in m2 volgens de rapportage.

Metrage Megastores in m² bvo Oud Nieuw
PDV 47.500 50.000
GDV 25.000 20.000
Wijkwinkelcentrum 9.000 14.000 Netto vloeroppervlak (nvo); van 7.800 m² naar max. 11.500 m2 ; supermarkten max. 5.500 m2
Subtotaal detailhandel 81.500 84.000
Horeca + diensten 4.000 3.500
Hotel 10.000
vergadercentrum 3.500
dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke voorzieningen 1.000
Totaal 85.500 87.500 Inclusief vergadercentrum

Wijkwinkelcentrum

Het stadsdeel Laak kent vele ontwikkelingslocatiesvoor de realisatie van woningen. Het in hetvooroverleg zijnde conceptontwerp bestemmingsplan 'Laakhavens' bevat in stadsdeel Laak de volgende locaties.

Calandblok

Het Calandblok is gelegen op de hoek van het Calandplein, Calandstraat, Calandkade en de 1e Van der Kunstraat. De eerste fase, de Caland Tower, is inmiddels in aanbouw. De tweede fase van het Calandblok is een appartementencomplex met overwegend een hoogte van 6 bouwlagen. In totaal kunnen hier ongeveer 75 tot 100 woningen worden gebouwd.

Containerwoningen Leeghwaterplein

Voor de 116 containerwoningen aan het Leeghwaterplein is eerder een tijdelijke ontheffing verleend voor een periode van vijf jaar. Deze ontheffing wordt verlengd met 15 jaar. In het bestemmingsplan worden deze woningen bij recht opgenomen.

Leeghwaterplein

Rondom de vijver aan het Leeghwaterplein kunnen ongeveer 700 studentenwoningen of 500 studentenwoningen en 100 starterswoningen verdeeld over twee bouwblokken worden gebouwd. De bouwblokken hebben een hoogte van maximaal 6 bouwlagen. Tussen het Leemansplein, de Stamkartstraat en het huidige pand van het Rode Kruis kan daarnaast een hoogteaccent van maximaal 70 meter worden gebouwd. In de plinten zijn ook niet-wonenfuncties mogelijk.

Hoek Leegwaterplein en Van der Kunstraat

Op deze locatie kunnen 48 appartementen tot 25 meter hoogte worden gerealiseerd in combinatie met functies op de begane grond en een in- en uitgang voor MegaStores.

Hoek Calandstraat en Van der Kunstraat

Op deze locatie is in onderhavig bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de functieverandering van bedrijven tot woningbouw. Nieuwbouw sluit aan op de Calandstraat en de MegaStores. Hier bestaat de mogelijkheid voor het bouwen van ongeveer 270 woningen of 150 studentenwoningen en 60 starterswoningen, met een maximale hoogte van 25 meter.

In totaal worden in dit plangebied omstreeks 1200 woningen gerealiseerd.

Het onlangs onherroepelijk geworden bestemmingsplan 'Laakhaven West en Petroleumhaven' zal de woningvoorraad met omstreeks 1100 woningen vergroten.

Ook de leegstand van veel kantoorlocaties in het stadsdeel biedt de mogelijkheid deze voorraad te transformeren naar woningen.

Het geheel overziend neemt de woningvoorraad met omstreeks 2300 woningen toe, waardoor het inwonertal zal toenemen.

Het stadsdeel Laak telt ruim 37.500 inwoners. Er is sprake is van een onvolledige winkelstructuur met slechts twee buurtwinkelcentra en een buurtsteunpunt en een sterke onderbesteding. Bovendien worden de komende jaren veel nieuwe woningen toegevoegd. Het stadsdeel heeft daarom een goede winkelstructuur nodig met een meer divers aanbod.

De uitbreiding tot maximaal een wijkwinkelcentrum van 11.500 m² nvo zorgt voor een belangrijk koopcentrum in stadsdeel Laak. Dit wijkwinkelcentrum wordt – samen met de GDV-vestigingen – in het oostelijke deel van het Megastorescomplex ondergebracht.

De eigenaar is in 2011 een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend voor het veranderen van het gebruik van een deel van de winkels/horeca Van der Kunstraat 19 t/m 193 en Waldorpstraat 136 t/m 278 (Megastores) tot wijkwinkelcentrum, themawinkels horeca en vergadercentrum.

MegaStores streeft ernaar bij de invulling van de hoek tussen de van der Kunstraat en het Leeghwaterplein een in- en uitgang voor voetgangers wordt gerealiseerd.

Recent overleg

In augustus 2011 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de eigenaar van het complex en een delegatie van het College over de ontwikkeling van MegaStores. Daarin kwam naar voren dat de herinrichting van het westelijk deel van het complex naar het woonthema in een vergevorderd stadium is en tot concentratie van deze vestigingen en zelfs tot nieuwe vestigingen geleid heeft. Van de eerder voorgenomen gebouwde uitbreidingen wordt afgezien.

In het oostelijk gedeelte wordt de detailhandel gehergroepeerd in een wijkwinkelcentrum waarin ook enkele modezaken tot een bepaald metrage een plaats kunnen vinden. De introductie van nieuwe functies wordt beperkt tot overdekte speeltuinen, die het winkelend publiek ten dienste staan.

Onderstaand een overzicht van de huidige en nieuwe situatie MegaStores in m2 volgens het recent overleg.

Metrage Megastores in m² Oud Nieuw
PDV 47.500 47.500 nvo
GDV 25.000 15.000 - 25.000 nvo
Wijkwinkelcentrum 9.000 11.500 nvo;supermarkten max. 5.500 m2
Subtotaal detailhandel 81.500 74.000 - 84.000 nvo
Horeca + diensten 4.000 3.500 bvo zonder diensten
Recreatie 3.000 bvo
Totaal 85.500 80.500 - 90.500 het maximum is 85.500

Zalencentrum annex vergadercentrum

De in de eerste tabel in paragraaf 3.2.4 genoemde vergadercentrum is in de tweede tabel abusievelijk niet vermeld. Het betreft een ruimte in DH2 dat een zakencentrum annex vergadercentrum vormt.

Horeca

Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 vastgesteld. Bij een stad als Den Haag (internationale stad van vrede en recht, stad waar het goed wonen en vertoeven is) horen goede culinaire voorzieningen. In de Toekomstvisie is de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod aangegeven: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties)? Hoe ziet een kansengericht, duidelijk maar werkbaar handhavingskader eruit? Horeca is een zeer dynamische sector, dus hoe zorgt Den Haag voor flexibiliteit zodat Den Haag ook over een paar jaar in kan spelen op nieuwe ontwikkelingen?

De Toekomstvisie Horeca bestaat uit vier delen, te weten:

  • visie en uitgangspunten
  • gebiedsgericht beleid
  • instrumentarium
  • handhavingsprotocol horeca

Voor het opstellen van bestemmingsplannen is vooral het gebiedsgerichte beleid (in samenhang met het instrumentarium) van belang. De horecabedrijven voegen beleving toe aan de bestaande functies en verhogen de kwaliteit van de betreffende voorziening. De eerder aangehaalde Detailhandelsnota stelt dat horecavestigingen in winkelgebieden een rustelement vormen bij vooral het recreatieve winkelen en heeft een verblijfsverlengend effect op de consument. Het effect hiervan is dat de consument meer gaat besteden , belangrijk gezien de doelstellingen van deze nota. Voor winkelgebieden stelt de toekomstvisie de verhouding uitgedrukt in vestigingen tussen het maximum aan winkels en horeca niet hoger dan 70%/30% mag zijn.De categorie horeca 'licht' is toegestaan.

Winkelondersteunende recreatie

De toelating van recreatieve voorzieningen in het MegaStorescomplex is erop gericht om winkelende ouders in de gelegenheid te stellen om ongestoord winkels te bezoeken, om overleg te plegen over aankopen en om artikelen aan te kopen, zonder dat de aandacht daarbij ook verdeeld moet worden over het toezicht op dan wel het bezighouden van de eigen kinderen. De kinderen kunnen dan separaat recreëren, op de jonge kinderen wordt toezicht gehouden door derden. De recreatieve voorzieningen kunnen ook gericht erop zijn om gezelschappen de gelegenheid te bieden om zich op te splitsen in een winkelend deel en een recreërend deel. Verder kunnen de voorzieningen erop gericht zijn om het winkelend publiek naast het winkelen afwisseling te bieden. In alle gevallen wordt het winkelen aantrekkelijker gemaakt. De activiteiten, die tot deze voorzieningen behoren, dienen een kortdurende doorlooptijd voor de recreant te kennen en een lage drempel wat betreft deelname dan wel voorbereiding te kennen. Het wordt als 'winkel ondersteunende recreatie' omschreven.

3.3 Onderwijs, Cultuur En Welzijn

3.3.1 Onderwijs en welzijn


Onderwijs

Binnen het plangebied bevindt zich een vestiging van het ROC Mondriaan. Een uitbreiding van ROC Mondriaan aan de overkant van de Waldorpstraat, buiten het plangebied, is onlangs gerealiseerd. Dit gebouw wordt met het bestaande gebouw verbonden door middel van een luchtbrug. Deze luchtbrug valt binnen het plangebied.

Wet kinderopvang

Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang wettelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden.

Wet Publieke Gezondheid

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening.

3.4 Verkeer En Parkeren

3.4.1 Gemeentelijk beleid

Nota Haagse Mobiliteit

Het algemene verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroom routes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Tussen het verkeer- en vervoersbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210FLaakhavMGS-50VA_0009.jpg"

Figuur 7: Hoofdverkeersstructuur


Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend.


Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer tracht de gemeente zoveel mogelijk te concentreren op een stelsel van hoofdroutes met voldoende capaciteit. Dit is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken en draagt bij aan de verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is ook van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers.


Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen zowel bij woningen en werklocaties maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.


Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's is een belangrijke sleutel in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate voorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor attractiepunten die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het beperken van het autogebruik en het streven naar een leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen.

Het parkeerbeleid is er op gericht om via een stelsel van parkeernormen, voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw te creëren. Zo mogelijk wordt in voorkomende gevallen tegelijkertijd getracht bestaande parkeerproblemen aan te pakken. Dit gebeurt veelal in combinatie met flankerend beleid zoals de inrichting van de weg en beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen.

Uitgangspunt is dat de benodigde parkeerplaatsen in een (bouw)plan ook daadwerkelijk op eigen terrein worden gerealiseerd. Het parkeeraspect wordt bij de beoordeling van de aanvraag van een bouwvergunning getoetst en beoordeeld aan de hand van de door de gemeenteraad vastgestelde parkeernormen. De wijze van toetsen van de normen vormt een voorwaarde in de Bouwverordening. Deze verordening echter zal met de komende wijziging van de Woningwet haar werking verliezen. Om deze reden wordt de regulering van het parkeren op eigen terrein in het bestemmingplan opgenomen.

Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer. In voorkomende gevallen kan bij individuele bedrijven of instellingen indien daar aanleiding toe bestaat, onder zekere voorwaarden, maatwerk worden geleverd. Veelal vormt dan een specifiek bedrijfsvervoerplan de basis voor nadere afspraken over het parkeren met de initiatiefnemer van het betreffende plan.

3.4.2 Verkeersontsluiting MegaStores

Om het verkeer- en vervoersbeleid beleid te realiseren is maatwerk nodig voor de verschillende delen van de stad gebaseerd op een integraal samenhangend plan. Het algemene beleid en de aan te pakken projecten zijn onder andere neergelegd in de beleidsnota "Nota Haagse Mobiliteit" en de meerjaren- en uitvoeringsprogramma's voor de fiets en de verkeersveiligheid.

De CentrumRing blijft ook in de toekomst de primaire toegangsroute voor het Laakhavengebied.
De Rotterdamse Baan zal een nieuwe verbinding leggen tussen het Rijkswegennet rond Den Haag en het centrum. Dit tracé komt parallel aan de Utrechtse Baan te lopen en sluit aan op de Binckhorstlaan. Door dit tracé kunnen automobilisten van buiten Den Haag sneller het centrum en het Laakhavengebied bereiken.
Met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Neherkade' door de gemeenteraad op 27 juni 2013 wordt het knooppunt Leeghwaterplein en de Neherkade ingericht als een ongelijkvloerse kruising. Afslaand verkeer vanaf de CentrumRing naar MegaStores zou daardoor meer ruimte krijgen.
De toegang vanaf de CentrumRing aan de westzijde van Laakhaven Centraal komend vanaf het Centrum, wordt beperkt tot de Van der Kunstraat. Komende vanuit westelijke richting kan naar verwachting in de toekomst niet meer linksaf worden geslagen naar de Waldorpstraat. Vertrek in westelijke richting blijft wel mogelijk.
De Waldorpweg kent een hoog gedeelte voor het doorgaande autoverkeer en een laag gedeelte voor autoverkeer, lijnbussen, fietsers en voetgangers. De zuidzijde van het station Hollands Spoor is op het lage gedeelte aangesloten. De voetgangerstunnel onder de perrons van dit station zal binnenkort worden doorgetrokken tot aan de Waldorpstraat. Bij die aansluiting zal tevens een fietsenstalling worden gebouwd. De Waldorpstraat kent een vrijliggend fietspad in twee richtingen.

Met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Neherkade' door de gemeenteraad op 27 juni 2013 wordt het knooppunt Leeghwaterplein en de Neherkade ingericht als een ongelijkvloerse kruising.

De parkeervoorzieningen van MegaStores worden ontsloten via twee spiraalvormige hellingbanen (wokkels) aan de Waldorpstraat en de Van der Kunstraat. Verkeer van en naar het Laakhavengebied wordt zoveel mogelijk aan- en afgevoerd via de Haagse CentrumRing (zie groene route).
De relevante aantakkingen en knooppunten zijn in onderstaande afbeelding weergegeven. De Waldorpstraat takt direct bij de Calandstraat op de CentrumRing aan. De Van der Kunstraat heeft een aansluiting op de ring bij de Calandstraat en sluit bovendien via het Leeghwaterplein op de Neherkade aan. Met name de aansluiting van de Van der Kunstraat op het Leeghwaterplein wordt momenteel als knelpunt ervaren. Het knooppunt kan het verkeer in onvoldoende mate verwerken.

Uit verkeerstellingen van de gemeente blijkt dat de capaciteit van de Waldorpstraat en de Van der Kunstraat ter hoogte van de wokkels geen probleem oplevert. Het aantal gemeten voortuigen in beide richtingen bedraagt in het maatgevende uur 1.158 in de Waldorpstraat en 405 voertuigen in de Van der Kunstraat. Omdat geen gedetailleerde gegevens in alle specifieke richtingen van verschillende knooppunten beschikbaar zijn, is geen analyse gemaakt van de verkeersstromen aldaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210FLaakhavMGS-50VA_0010.png"

3.4.3 Parkeren MegaStores

De gemeente Den Haag hanteert normen voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen per functie. Laakhaven Centraal valt binnen het schilgebied.


bewoners
woningen nieuwbouw 1 1 woning

bezoekers
Woningen 0,3 1 woning
Wijkwinkelcentrum 1 75 m2
Supermarkt 1 40 m2
Woonthemacentrum 1 137,5 m2
GDV 1 75 m2
Horeca 1 50 m2
Kantoor (zonder baliefunctie) 1 500 m2
Vergadercentrum 1 50 m2
Maatschappelijke dienstverlening 1 35 m2
Hotel 0,5 1 kamer

personeel
Wijkwinkelcentrum + supermarkt 1 250 m2
Woonthemacentrum 1 500 m2
GDV 1 250 m2
Horeca 1 250 m2
Kantoor zonder baliefunctie 1 125 m2
Vergadercentrum 1 200 m2
Maatschappelijke dienstverlening 1 175 m2
Hotel 1 500 m2

Voor een aantal functies is een uitzondering gemaakt ten opzichte van de gemeentelijke normen of is een interpretatie gegeven aan de functie, zodat deze binnen een geldende norm past. Deze functies zijn hieronder beschreven.

Er worden drie normen voor detailhandel onderscheiden, namelijk 'winkel', 'supermarkt' (> 1.000 m2) en 'showroom'. De normen voor bezoekers bedragen 1 parkeerplaats per respectievelijk 75 m2 b.v.o. (winkel), 40 m2 (supermarkt) en 200 m2 (showroom). Daarnaast geldt een aparte norm voor personeel. Voor het woonthemacentrum en de GDV zijn derhalve geen algemene normen vastgesteld. Gezien de aard van de voorzieningen en vergelijkingen met parkeernormen buiten Den Haag, is voor het woonthemacentrum het gemiddelde van de norm voor winkels en showrooms gehanteerd (= 1 plaats per 137,5 m2) en voor de GDV de winkelnorm gehanteerd. Feitelijk gaat het hierbij immers om winkels met een grotere oppervlakte. Verder is op alle horeca de restaurantnorm toegepast en voor het vergadercentrum de normering voor kantoren met baliefunctie. Op maatschappelijke dienstverlening tenslotte is de norm voor een medisch centrum toegepast.

Voor de nieuwe branchering in de MegaStores is een parkeerbehoefte berekend. Hiervoor zijn 1480 plaatsen nodig. Momenteel zijn 1750 plaatsen op het dak beschikbaar.Het aantal gebouwde parkeerplaatsen werd bij de verlening van de bouwvergunning van MegaStores aan de hand van de toenmalige bouwverordening bepaald.


Voor de andere functies die mogelijk zijn, moet het parkeren op eigen terrein of op de MegaStores worden opgelost.

3.5 Cultuurhistorie En Archeologie

3.5.1 Nationale regelgeving

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg gepubliceerd en in werking getreden.Zij is opgenomen in de Monumentwet 1988. Gemeenten hebben op grond van artikel 38a van deze wet de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Verder kunnen op grond van artikel 6 van deze wet bouwwerken als Rijksmonument worden aangewezen. Ook kan de gemeente op grond van haar Monumentenverordening bouwwerken als gemeentelijk monument aanwijzen. Ook het vaststellen van deze verordening is een mogelijkheid die de Monumentenwet 1988 biedt.

3.5.2 Archeologische monumenten

Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In 'In het verleden ligt het heden…archeologie in Den Haag, Beleidsnota 2011 – 2020' geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In deze paragraaf wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Laakhaven - MegaStores e.o..

  1. 1. Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  2. 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten;
  3. 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

In het plangebied worden geen archeologische waarden verwacht (zie paragraaf 2.1).

In alle gevallen blijft echter op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 de archeologische meldingsplicht van kracht. Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

3.5.3 Monumenten

Het plangebied omvat geen objecten die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als Rijksmonument zijn ingeschreven. Ook omvat het geen gemeentelijke monumenten die op grond van de Monumentenverordening zijn aangewezen.

3.6 Natuur En Landschap

3.6.1 Flora en fauna

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden

In het plangebied is onderzoek verricht. Hieruit blijkt dat er geen beschermde planten- en diersoorten in het gebied aanwezig zijn.

3.6.2 Bomenverordening Den Haag

Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.
Er zijn in het plangebied geen monumentale bomen aanwezig.

Hoofdstuk 4 Milieu

In afwijking van de beleidskaders in hoofdstuk 3 hebben milieukwaliteitseisen overeenkomstig wet- en regelgeving en het gemeentelijk milieubeleid uitsluitend betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen. Dit hoofdstuk schetst per milieucomponent de milieukwaliteitseisen die aan de effecten van de ruimtelijke ontwikkelingen worden gesteld. In het geval afweging van de milieukwaliteitseisen aanleiding geven tot een toetsing, wordt dit vermeld.

4.1 Milieueffectrapportage

Nationaal beleid en regelgeving

Het is verplicht om een milieueffectrapport (MER) op te stellen of om te beoordelen of een MER opgesteld moet worden wanneer een bestemmingplan (als eerste) activiteiten mogelijk maakt die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Deze verplichting vloeit voort uit het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het op basis daarvan vastgestelde Besluit milieueffectrapportage 1994 (gewijzigd in augustus 2006).

Er bestaat een MER-beoordelingsplicht voor de uitvoering of wijziging van een stadsproject in de gevallen dat wordt voorzien in de realisatie van een bedrijfsvloeroppervlak van 200.000 m² of meer (inclusief parkeren). In het projectgebied wordt een dergelijk bedrijfsvloeroppervlak niet gerealiseerd. Op grond van dit onderdeel het Besluit milieueffectrapportage geldt voor dit plan dus geen m.e.r.(beoordelings) plicht.

Verder wordt in het bestemmingsplan ook de activiteit D.11.2 uit onderdeel D. uit de Bijlage bij het Besluit Milieueffectrapportage mogelijk gemaakt. Het is zoals het Besluit het omschrijft geen 'geval', maar een 'overig geval'. De vermelding van de daarbijbehorende mogelijke activiteit geeft de indicatie dat het plan nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu als bedoeld in artikel 2.5 van het Besluit milieu-effectrapportage 1994. Dan dienen de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer gevolgd te worden. In bijlage III Richtlijn 09/11 van 3 maart 1997 is gezocht naar van betekenis zijnde selectiecriteria. Onder 1. is dat 'verontreiniging en hinder'. Dit wordt de vormvrije merbeoordeling genoemd.

Dit onderdeel van genoemd Besluit geeft aanleiding tot een toetsing in artikel 5.2

4.2 Externe Veiligheid

Algemene beginselen externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het beoordelen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Invloedsgebieden

Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport verschenen (concept). In deze handleiding zijn de effectafstanden 1%-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.

Tabel 1: Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Stofcategorie Invloedsgebied [m]
LF1 Brandbare vloeistoffen (diesel) 45
LF2 Brandbare vloeistof (benzine) 45
GF3 Brandbare gassen (propaan, LPG) 355
GT3 Toxisch gas (ammoniak) 560
LT1 Toxische vloeistof (acrynitril) 730
LT2 Toxische vloeistof (propylamine) 880
LT3 Toxische vloeistof (acroleïne) > 4.000
LT4 Toxische vloeistof (methylisocyanaat) > 4.000

Bron: bijlagenrapport Handleiding Risicoanalyse Transport (HART)

Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31 juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht.

Basisnet

In het kader van de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen definieert het Rijk momenteel een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt daarbij de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruiksruimten voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. De gebruiksruimte is de maximale vervoersintensiteit waarmee, bij het maken van berekeningen, rekening gehouden moet worden.

De volgens de circulaire voor Den Haag aan te houden veiligheidsafstanden en de voor stofcategorie GF3 geldende gebruiksruimten staan in onderstaande tabel.

Tabel 2: Veiligheidszones rijkswegen en referentiewaarden berekenen groepsrisico

wegvak Veiligheids-
zone [m]
Gebruiksruimte GF3
A4 Pr. Clausplein - gemeentegrens 13 4.000
A4 Pr. Clausplein - Knp. Ypenburg 23 3.743
A4 Knp. Ypenburg - afrit 12 0 1.000
A12 Prins Clausplein - afrit 4 0 1.500
A12 afrit 4 - afrit 3 (Bezuidenhout) 0 0
A12 Prins Clausplein - Zoetermeer 0 1.500
A13 Knp. Ypenburg - afrit 9 (Delft) 17 3.639

Bron: Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (bijlage 2)

Voor omgevingsbesluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken langs wegen die deel uitmaken van het Basisnet kan de berekening van het plaatsgebonden risico (PR) achterwege blijven. Bij het Basisnet gelden namelijk bovenvermelde veiligheidsafstanden.

De geprojecteerde bestemmingen liggen buiten de veiligheidsafstanden voor de hierboven opgesomde wegen.

Om te voorkomen dat bij kleinere veiligheidszones de burger onvoldoende beschermd wordt tegen de mogelijke gevolgen van een incident met brandbare vloeistoffen zijn langs routes waarover veel brandbare vloeistoffen vervoerd worden plasbrandaandachtsgebieden (PAG) aangewezen. Dit zijn gebieden tot 30 m van de weg waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De contour wordt gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook.

De A4 tussen Knooppunt Ypenburg en Zoeterwoude Dorp en de A13 zijn aangemerkt als een plasbrandaandachtsgebied. De A4 tussen Knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (afrit 12), de A12 en de A44-N44 hebben géén plasbrandaandachtsgebied.

De geprojecteerde ruimtelijke ontwikkelingen liggen ver buiten de plasbrandaandachtsgebieden.

Voor het vaststellen van het maximale invloedsgebied is gebruik gemaakt van de meest recente vervoerscijfers van Rijkswaterstaat. Hierbij zijn de volgende trajecten beschouwd:

  • A4, tussen knooppunt Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg (Z8)
  • A4, tussen knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (Z9)
  • A12, tussen knooppunt Prins Clausplein en afslag 3 (Utrechtsebaan)
  • A13, tussen knooppunt Ypenburg en afslag Delft (Z29)
  • N44 tussen Wassenaar en de Benoordenhoutseweg

De vervoersfrequenties voor deze wegvakken staan in onderstaande tabel.

Tabel 3: Vervoersfrequenties gevaarlijke stoffen rijkswegen Den Haag

Traject GF3 LT1 LT2 LT3 LT4
N44 / Benoordenhoutseweg 575 0 0 0 0
A12 / Utrechtsebaan 830 0 0 0 0
Z8 2376 208 682 32 0
Z9 281 0 88 0 0
Z29 2431 299 521 34 0

Bron: Tellingen AVIV 2007 (databestand Rijkswaterstaat november 2011) en 2009 (A12)

Het plangebied ligt op ruim 3.200 m vanaf de A4 en ligt daarmee binnen het invloedsgebied als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen behorende tot categorie LT3 en LT4. Het plangebied ligt op circa 1.600 m vanaf de Utrechtsebaan en ligt daarmee buiten het invloedsgebied als gevolg van het vervoer van propaan en LPG (GF3). Het plangebied ligt ook buiten het invloedsgebied van de Benoordenhoutseweg.

Voor het vaststellen van de hoogte van het groepsrisico is het transport van LPG en propaan bepalend. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van het transport van deze stoffen (zowel over de A4 als de A12). Aangezien volgens de Handleiding Risicoanalyse Transport alleen de populatie binnen 300 m vanaf de transportroute bijdraagt aan het groepsrisico, is verder onderzoek door middel van een kwantitatieve risicoanalyse overbodig. De verwachte groei van de vervoersintensiteiten voor de stofcategorie LT3, gedurende de planperiode, verandert daar niets aan. De ontwikkelingen in het plangebied dragen niet bij aan het groepsrisico.

Omdat het plangebied binnen het invloedsgebied van de A4 ligt (vanwege het transport van toxische vloeistoffen) moet wel aandacht aan het vraagstuk van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid worden besteed. Aangezien het om een bestaand complex gaat, liggen specifieke (werktuig)bouwtechnische maatregelen niet voor de hand. De afstand tot de risicobron is bovendien dermate groot dat dergelijke maatregelen ook niet zinvol zijn. Gelet op de aard van het complex zijn er voldoende vluchtwegen aanwezig.

Lokale wegen

Ten behoeve van de bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Neherkade 2980 vindt vervoer van LPG over de Neherkade plaats. Het complex Megastores ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied (eveneens 355 m) van deze weg.

De doorzet van het tankstation aan de Neherkade 2980 bedraagt maximaal 999 m3 LPG per jaar. Dit is in de milieuvergunning vastgelegd. Dit komt overeen met 140 tankwagenbewegingen per jaar (heen en terug bij elkaar).

Ten behoeve van de milieueffectrapportage voor de infrastructurele wijziging van de Neherkade is een QRA uitgevoerd (rapport Tauw, d.d. 31 mei 2011). Blijkens de QRA bedraagt het groepsrisico voor de bestaande situatie 0,54 maal de oriëntatiewaarde in 2010 en 0,60 maal de oriëntatiewaarde in 2020 (toename populatie door autonome ontwikkelingen). Het groepsrisico wordt voornamelijk bepaald door de Haagse Hogeschool en de hoogbouw direct langs de Neherkade.

Voor de QRA is uitgegaan van de huidige bestemmingen. Het groepsrisico ligt ruim onder de oriëntatiewaarde en zal vanwege de afstand tot de risicobron (complex ligt buiten de effectafstand 100% letaliteit) en het conserverende karakter van het bestemmingsplan niet toenemen.

De 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour ligt op de weg.

Vervoer over het spoor

Volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 31 juli 2012 behoeft, voor de niet in bijlage 4 genoemde spoorwegen, het groepsrisico niet beoordeeld en verantwoord te worden, omdat de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die over deze spoorwegen worden vervoerd niet of nauwelijks van invloed zijn op het groepsrisico. Dit is het geval voor de spoorbanen gelegen op Haags grondgebied. Een nadere verantwoording is daarom niet noodzakelijk.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend en verantwoord.

Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.

Inrichtingen

Er zijn geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen.

Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied (150 m) en de effectafstand 1% letaliteit (ruim 300 m) van het LPG-tankstation aan de Neherkade 2980.

Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan daarmee achterwege blijven.

Vuurwerk

Op 1 maart 2002 is in werking getreden het Vuurwerkbesluit (Stb.33). Dit besluit strekt tot integrale herziening van het Vuurwerkbesluit Wet Milieugevaarlijke stoffen, waarbij zowel de regelgeving voor consumentenvuurwerk, als die voor professioneel vuurwerk in één nieuwe algemene maatregel van bestuur worden geïntegreerd. Dit besluit beoogt de gehele keten van het invoeren dan wel vervaardigen of assembleren, verhandelen, uitvoeren, opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk te reguleren, met inbegrip van bepaalde vervoershandelingen met vuurwerk.

Sinds eind 2004 is voor het grondgebied van Den Haag het bestemmingsplan "Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk" van kracht. Middels dit bestemmingsplan geldt voor heel Den Haag een samenhangend beleid ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk. In afwijking van de bovenomschreven regeling in het Vuurwerkbesluit is in Den Haag als uitgangspunt de omvang van de opslag van vuurwerk gesteld op maximaal 10.000 kg.

In totaal zijn in Den Haag 75 detailhandelsbedrijven in vuurwerk toegestaan:

  • 7 vestigingen met een opslag van meer dan 1.000 tot maximaal 10.000 kg. met bij voorkeur als uitgangspunt één vestiging per bedrijventerrein, zoveel verspreid over de stadsdelen en daarmee Den Haag, met uitzondering van het stadsdeel Centrum;
  • 68 vestigingen met een opslag van maximaal 1.000 kg., met inachtneming van de volgens bijlage 2 "Lijst van bestaande detailhandelsbedrijven in (consumenten)vuurwerk" toegestane afwijking van de maximaal toegestane opslag in kg., alsmede met inachtneming van de aantallen vestigingen per stadsdeel zoals aangegeven op de plankaart (S 10421) (zie "Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk).


Teneinde te bepalen of vuurwerk- opslag en detailhandel mogelijk is in de bestemmingen voor MegaStores is de Brandweer Haaglanden om advies gevraagd. Zij merkt op dat na verkoop van vuurwerkartikelen in een winkelvestiging en het verlaten daarvan het afsteken van deze artikelen om veiligheidsredenen in de buitenlucht moet plaatsvinden. Alle detailhandelsvestigingen vinden hun ontsluiting aan de binnenstraat en de galerijen De aanwezigheid van een binnenstraat en galerijen die buiten de winkelvestiging gelegen zijn, schept daarbij een onduidelijke situatie voor de kopers en kan tot afsteken in het gebouw leiden. Voor het vermijden van slachtoffers is het daarom ongewenst in MegaStores vuurwerk te verkopen of op te slaan.

Op het moment van het ter inzage leggen van bestemmingsplan zijn in het plangebied geen opslag of verkooppunten voor vuurwerk aanwezig.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten – bijvoorbeeld woningen – door drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:

  • Industrielawaai. In of nabij het plangebied is wel/geen bedrijvigheid aanwezig.
  • Spoorweglawaai. In of nabij het plangebied zijn wel/geen spoorverbindingen aanwezig.
  • Wegverkeerslawaai. In of nabij het plangebied zijn wel/geen verkeerswegen en geluidsgevoelige functies aanwezig.

In de Wet geluidhinder zijn geluidsnormen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai opgenomen. Wanneer er een nieuwe geluidsgevoelige bestemming wordt gerealiseerd op een locatie waar momenteel geen geluidsgevoelige functie aanwezig is en deze locatie binnen de geluidszone van een 50 km/u-weg valt moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Onder meer woningen, scholen en ziekenhuizen worden als een geluidsgevoelige bestemming aangemerkt. In de Wet geluidhinder wordt onderscheid gemaakt in een “voorkeursgrenswaarde” en een “maximum ontheffingswaarde”. Wanneer het geluidsniveau ter plaatse van een geluidsgevoelige functie niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde, kan via een wettelijk geregelde procedure ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden aangevraagd, zolang het geluidsniveau niet hoger is dan de maximum ontheffingswaarde.

Het bestemmingsplan kent de projectie van een school. Deze is met een anticpatieprocedure gebouwd waarvoor Gedeputeerde Staten een besluit hogere waarden hebben verleend.

4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Gelijktijdig met de wet zijn het Besluit - en de Regeling - Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van kracht geworden. Op grond van de Wet milieubeheer moeten bij een procedure in het kader van de ruimtelijke ordening de grenswaarden uit de wet in acht worden genomen of dient aangetoond te worden dat de planontwikkeling niet in betekenende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), onderdeel van de Wet milieubeheer, in werking getreden. Met dit programma heeft Nederland uitstel gekregen voor het voldoen aan de grenswaarden uit de Wet Milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Vanaf 2011 moet worden voldaan aan de grenswaarden voor fijn stof en vanaf 2015 aan de grenswaarde voor stikstofdioxide.

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd dat bij de inwerkingtreding van het NSL de definitie van NIBM wordt verruimd. Onder NIBM moet vanaf dat moment worden verstaan dat de luchtkwaliteit ten gevolge van het plan niet meer dan 3% van de grenswaarde verslechtert. Dit komt overeen met een toename van de concentraties met maximaal 1,2 µg/m³.

Artikel 5 van het Besluit NIBM stelt dat van projecten die gebruik maken van dezelfde ontsluitingswegen en die in de nabijheid van elkaar zijn gelegen, de invloed op de luchtkwaliteit in samenhang dient te worden beoordeeld. Om deze reden zijn alle ontwikkelingen in het gehele gebied aan de Laakzijde van Hollands Spoor meegenomen in het luchtonderzoek met kenmerk 2009.06.11.IH. Het betreft het bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o., het gebied Leeghwaterplein en de Spoorstrook. De ontwikkelingen bestaan uit de realisatie van (studenten)woningen, een school, kantoren en een busstation.

Uit het luchtonderzoek blijkt dat op een aantal wegen binnen de invloedsfeer van het plangebied de grenswaarde wordt overschreden. Echter, op deze wegen draagt het plan niet in betekenende mate (< 1,2 µg/m3) bij aan de concentraties. Op een aantal wegvakken is de planbijdrage wel in betekenende mate maar hier wordt de grenswaarde niet overschreden.

De conclusie uit het luchtonderzoek is daarom dat de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer geen belemmering vormen voor de ontwikkelingen van het onderzochte gebied en dus ook niet voor het bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o..

4.5 Bodem

In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Wanneer (graaf-)werkzaamheden worden uitgevoerd is een (verkennend) bodemonderzoek aan de orde om te bepalen of het nodig is om eventuele vervuilde grond te saneren. Dit heeft met name gevolgen voor het bestemmingsplan voor zover nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan.

De ontwikkeling van het gebied gaat terug tot de 17de eeuw. Recent is het gehele plangebied herontwikkeld tot de MegaStores.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Bij de bovengenoemde herontwikkeling is alle voormalige bedrijvigheid ter plaatse verdwenen . Tevens zijn alle ondergrondse tanks verwijderd. Hierbij is op het gehele plangebied bodemonderzoek uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat er sprake was van enkele gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Deze gevallen zijn allen gesaneerd, waarbij de bodem geschikt is gemaakt voor het huidige gebruik. Bij verandering van het gebruik of herinrichting dient opnieuw bekeken te worden of het nieuwe gebruik risico's met zich meebrengt. Wel zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen kunnen zijn.

Alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt, is alleen bodemonderzoek noodzakelijk als het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar) en/of er sprake is van nieuwe verdachte deellocaties. Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond in het plangebied tot op twee meter onder het maaiveld gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart. Dat betekent dat bodemverzet slechts mogelijk is na verlening van een vergunning op grond van de Wet bodembescherming.

4.6 Gebiedsgericht Milieubeleid

Tien voor milieu; contouren voor milieubeleid 2006 - 2010

In februari 2006 heeft de gemeenteraad de nota 'Tien voor milieu; contouren voor milieubeleid 2006 - 2010' vastgesteld. In deze Contourennota zijn Haagse ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu en bodem. Als tiende thema is sturing op milieudoelen opgenomen.

De Contourennota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame wereldstad aan zee. Bovendien legt de Contourennota verbanden met andere Haagse kaders, zoals de Structuurvisie 2020 en de Maatschappelijke visie 2020. De milieuambities in de Contourennota zijn opgesteld in het volle besef dat stedelijke ontwikkeling van groot belang is voor de positie van Den Haag in de regio en Europa. De Contourennota benadrukt dat dit gepaard moet gaan met fundamentele keuzes in de afweging tussen economische, ruimtelijke, sociale, gezondheidskundige en milieubelangen. Het gebiedsgericht milieubeleid is hét instrument om de milieubelangen in te brengen in de dynamiek van ruimtelijke ontwikkeling.

Gebiedsgericht milieubeleid

Gebieden hebben verschillende kenmerken. Niet elk gebied heeft dezelfde kwaliteiten en dezelfde kansen om kwaliteiten te verbeteren. Het gebiedsgerichte milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied, waardoor de kwaliteiten van dat gebied beter beschermd of verbeterd kunnen worden.

Op basis van het gebiedsgerichte milieubeleid is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van een zelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengd wonen, gemengd werken, infrastructuur en tot slot groene hoofdstructuur en water. Het plangebied behoort tot het gebiedstype Werken.

De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van het ambitieniveau per milieuthema: bodem, lucht, water, externe veiligheid, mobiliteit, natuur, geluid, afval en klimaat. Per thema zijn drie oplopende ambitieniveaus geformuleerd:

  • Milieu Basis: de milieuambitie voor een thema die aansluit bij de bestaande wet- en regelgeving.
  • Milieu Extra.: de milieuambitie voor een thema die een stuk verder gaat dan het wettelijk minimum.
  • Milieu Maximaal: is de maximaal praktisch haalbare milieuambitie voor een thema.

Voor Laakhaven MegaStores e.o. gelden de milieuambities voor het gebiedstype 'Gemengd Wonen':

Thema Milieucomponent Ambitie
Bodem Extra Functiegerichte verwijdering in plaats van functiegericht beheer
Externe Veiligheid Maximaal Verwaarloosbaar plaatsgebonden risico;
Verwaarloosbaar groepsrisico;
Geen vestiging bedrijven waarvan een extern veiligheidsrisico verwacht wordt;
Voldoen aan bestemmingsplan 'Parapluherziening detailhandel vuurwerk'[
Geluid Extra Rumoerig tot rustig
Lucht Extra Stikstofoxide: concentratie lager dan 38 µg/m3;
Fijn stof: maximaal 35X overschrijding van het 24-uursgemiddelde en jaargemiddelde concentratie lager dan 38 µg/m3
Mobiliteit Extra Parkeren op eigen norm, gekoppeld aan norm;
Geconcentreerd parkeren;
Verdichten netwerk openbaar vervoer;
Railvervoer in plaats van busvervoer
Schoon Extra Zwerfvuil
Water Water dat siert Waterkwaliteit en waterkwantiteit
Natuur Extra Natuur over het algemeen ondergeschikt
Klimaat Maximaal Sloop/nieuwbouw CO2 neutraal

Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn deze milieuambities richtinggevend.

De afweging van de milieuambities geeft aanleiding tot een toetsing in artikel 5.2.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is de bestaande situatie in beeld gebracht, alsmede de beleidskaders en mlieukwaliteitseisen, die relevant zijn voor dit plangebied. Ten aanzien van de Verordening Ruimte, het Besluit milieu-effectrapporage en het gebiedsgericht milieubeleid is een toetsing noodzakelijk, die in paragraaf 5.2 is opgenomen.

Aan de hand van de relevante feiten en de afgewogen belangen wordt in paragraaf 5.3 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Aan de hand van deze keuze is de opzet van het bestemmingsplan en de bestemmingen in hoofdstuk 6.

5.2 Toetsing

Verordening Ruimte

Bij de planontwikkeling wordt rekening gehouden met de in paragraaf 3.2.2 vermelde regels uit de Verordening ruimte.

1) Detailhandel, geen perifere detailhandel

Artikel 9.1 van de Verordening ruimte stelt dat in bestemmingsplannen geen nieuwe detailhandel buiten de bestaande winkelconcentraties aangewezen mag worden. Voor perifere detailhandel geldt een andere vestigingsregeling .

Het winkelcentrum werd gebouwd voor enerzijds detailhandel, die plaats zou vinden in grote winkelvestigingen, de zogenaamde grootschalige detailhandel, en anderzijds voor perifere detailhandel.

Het plangebied vormt daardoor een bestaande winkelconcentratie voor detailhandel, zodat aan deze voorwaarde is voldaan.

Artikel 9.5 stelt dat binnen bestaande winkelconcentraties bestemmingsplannen, die detailhandelsontwikkelingen groter dan 2.000 m2 bruto vloeroppervlak mogelijk maken, vergezeld gaan van een distributieplanologisch onderzoek - met advies van het Regionaal Economisch Overleg - waaruit blijkt dat deze ontwikkelingen geen ontwrichting van de detailhandelsstructuur met zich mee brengen.

In het oostelijk deel van het winkelcentrum wordt de grootschalige detailhandel voor een deel vervangen door een wijkwinkelcentrum met 11.500 m2 nvo. Op dit voornemen is daarmee artikel 9.5 van toepassing. Het bijgevoegde advies van het Regionaal Economisch Overleg geeft aan dat er met de toelating van het wijkwinkelcentrum geen duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur optreedt. Een maximum aan niet dagelijks aanbod is aangebacht door het stellen van een minimum en een maximum aan het dagelijks aanbod. Ook aan de detailhandelsvestigingen in mode is een maximum gesteld. In het begrip 'kleinschalige detailhandel' zijn deze vervat.

Daarmee is aan deze verplichting voldaan.

Daarenboven is gezocht naar een omschrijving van het begrip 'wijkwinkelcentrum' Om deze te onderscheiden van perifere en grootschalige detailhandel zijn de detailhandelsvormen in dit centrum beperkt wat betreft het assortiment, onder andere dagelijks aanbod, maximale verkoopoppervlakken en maximale vestigingsoppervlakken – niet meer dan 650 m2 netto vloeroppervlak met uitzondering van de supermarkten. Om dit onderscheid te benadrukken, is het begrip 'kleinschalige detailhandel' gehanteerd. Verder is de term 'mode' wat duidelijker omschreven. Modewinkels verkopen voor algemeen gebruik te dragen bovenkleding. Met 'algemeen' wordt bovenkleding ten behoeve van de nachtrust, sportactiviteiten of de uitvoering van bepaalde beroepswerkzaamheden uitgesloten..

2) Perifere detailhandel

Perifere detailhandel mag volgens artikel 9.2.b alleen buiten bestaande winkelconcentraties worden gevestigd op een aantal geselecteerde locaties. Op kaart 7 van de Verordening zijn deze als 'opvanglocatie perifere detailhandel' aangewezen. Het winkelcentrum vormt een dergelijke opvanglocatie.

Artikel 9.6 stelt een eis aan bestemmingsplannen die ontwikkelingen in de perifere detailhandel groter dan 1.000 m2 bruto vloeroppervlak mogelijk maken in een opvanglocatie perifere detailhandel.

Het winkelcentrum werd gebouwd voor enerzijds detailhandel, die plaats zou vinden in grote winkelvestigingen, en anderzijds voor perifere detailhandel. Om deze reden is deze verplichting in dit bestemmingsplan niet van toepassing.

In artikel 9.4 wordt gesteld dat bij perifere detailhandel in nevenassortimenten slechts toelaatbaar is als ze bij het hoofdassortiment behoren, minder dan 20% van het netto vloeroppervlak beslaat, ze geen ontwrichting van de detailhandelsstructuur teweeg brengt – wat moet blijken uit distributieplanlogisch onderzoek - en advies van het Regionaal Economisch Overleg over dat onderzoek verstrekt is.

Perifere detailhandel betreft volgens de verordening detailhandel in onder meer

  • zeer volumineuze goederen - onder meer keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en grove bouwmaterialen- en
  • grootschalige meubelbedrijven in vestigingen met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2 , inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering detailhandel.

Het in een bijlage gevoegd distributieplanologisch onderzoek concludeert dat er geen ontwrichting van de detailhandelsstructuur optreedt. Het advies van het Regionaal Economisch Overleg vormt een onderdeel van hoofdstuk 7. Haar advies sluit op die conclusie aan.

Daarenboven is gezocht naar een omschrijving van het begrip 'perifere detailhandel' dat nevenassortimenten uitsluit. Gekozen is voor 'detailhandel in volumineuze goederen voor wonen inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering, bouwmarkten en tuincentra uitgezonderd, in winkelvestigingen met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2.' Deze specificatie en de buitensluiting van winkelsoorten waarbij de dit hoofdassortiment als snel met nevenassortimenten gepaard gaat garandeert dat. Het minimale bruto vloeroppervlak per winkelvestiging complementeert de noodzaak tot handel in volumineuze artikelen.

Besluit milieueffectrapportage

Om een activiteit met als nadelige gevolgen veronreiniging en hinder als bedoeld in Besluit milieueffectrappoortage te onderscheiden worden eerst de aanpassingen onderzocht, dan de mate waarin bij deze aanpassingen van een actitivieit sprake is en als daarvan sprake is een bepaling van de nadellige gevolgen als verontreinig en hinder.

Aanpassingen

Het plangebied bestaat uit het bestaande winkelcomplex, de belendende Mondriaanvestiging en haar luchtbrug naar een andere Mondriaanvestiging en is gelegen tussen een spoorwegemplacement, een bedrijfsterrein en een scholenvestiging. Het gebied kent geen hoge bevolkingsdichtheid. Wel worden aan de rand van het spoorwegemplacement aan twee woontorens gebouwd met totaal 424 wooneenheden. Het aantal bezoekers van het winkelcentrum MegaStores bedraagt nu 1,2 miljoen mensen per jaar.

Uit de vergelijking met het geldend bestemmingsplan worden aanpassingen voor drie locaties afgeleid. Bij elk wordt bepaald of er van een activiteit sprake is. De drie locaties betreffen:

  1. 1. het MegaStorescomplex (2 bestemmingsregelingen),
  2. 2. de locatie waarop de Mondriaanvestiging aan het Leeghwaterplein gelegen is (1 bestemming) en
  3. 3. de Waldorpstraat tussen de de Mondriaanvestiging aan het Leeghwaterplein en de Mondriaanvestiging aan de Waldorpstaat (1 bestemming).

De aanpassingen aldaar betreffen:

  1. a. de toegelaten functies (1a, 2a, 3a)
  2. b. de parkeervoorzieningen (1b,2b),
  3. c. de maximale bouwhoogten (1c,2c),
  4. d. de maximale oppervlakte (1d).

Op elk wordt ingegaan.

Bepaling van de aanpassingen als activiteit

ad 1a)

Aan het zuidelijk deel van de locatie, dat aan de van der Kunstraat grenst, is de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' aangewezen. In de doeleindenomschrijving worden meubel- en woninginrichtingsbedrijven genoemd. Het noordelijke deel, dat grenst aan de Waldorpstraat kent de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden en volumineuze detailhandel, waarboven kantoren toegestaan'. In de doeleindenomschrijving worden grootschalige detailhandel en meubel- en woninginrichtingsbedrijven genoemd. Een vestiging van grootschalige detailhandel kent een verkoopvloeroppervlakte van minimaal 1.000 m2.

Activiteit

Het vast te stellen bestemmingsplan beoogt het bruto vloeroppervlak van 85.500 m2 als volgt gewijzigd in te richten:

  • meubel- en woninginrichtingsbedrijven terug te brengen tot een maximaal netto vloeroppervlak van 47.500 m2,
  • de grootschalige detailhandel terug te brengen tot een maximaal netto vloeroppervlak van 25.000 m2,
  • een wijkwinkelcentrum te introduceren met een maximaal netto vloeroppervlak van 11.500 m2, waarvan 5.500 m2 aan supermarkten,
  • maximaal bruto vloeroppervlak 3.500 m2 aan winkelondersteunende horeca en diesntverlenende bedrijven;
  • maximaal 3.000 m2 aan recreatie(een overdekte speeltuin).

De meubel- en woninginrichtingbedrijven worden in de bestemming 'Detailhandel 1' geconcentreerd. De grootschalige detailhandel en het wijkwinkelcentrum worden in de bestemming 'Detailhandel 2' geconcentreerd. De wijziging speelt zich binnen het bestaande gebouw af en betreft een herinrichting.

Hier is sprake van een activiteit.

Hierbij moet worden opgemerkt dat na buitenplanse vrijstelling een bouwvergunning in 1999 werd verleend waarin horeca en het wijkwinkelcentrum, met inbegrip van supermarkten, toegelaten werd. Recentelijk is bovengenoemde herinrichting door de verlening van een bouwvergunning bekrachtigd.

ad 2a)

De bestemming luidt 'Kantoren, detailhandel, horeca en dienstverlenende bedrijven' (K+D+H+Di).

Activiteit

De bestemming 'Maatschappelijk' wordt in het vast te stellen bestemmingsplan geïntroduceerd. Hier is sprake van een activiteit.

Ze is echter via een bouwvergunning bebouwd met een gebouw voor een HBO-opleiding.

Hierbij moet worden opgemerkt dat na buitenplanse vrijstelling een bouwvergunning werd verleend waarin de bouw van een school toegelaten werd.

ad 3a)

De Waldorpstraat kent de bestemming 'Verkeersdoeleinden'.

Activiteit

De bestemming wordt gewijzigd in 'Verkeer – hoofdverkeerweg' met daarop de functieaanduiding 'brug'. Daarmee wordt het mogelijk beide schoolvestigingen van Mondriaan met elkaar te verbinden voor voetgangers. Het verkeersbeleid acht de Waldorpstraat een hoofdverkeersweg. Hier is geen sprake van een activiteit.

ad 1b)

De bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' regelt niets in de bouwregels omtrent parkeren op eigen terrein. Het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein wordt bij de verlening van bouwvergunningen op grond van de Bouwverordening bepaald. Voor de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden en volumineuze detailhandel, waarboven kantoren toegestaan' geldt hetzelfde. wel kent het een voorschrift dat 'binnen een afstand van 10 meter vanaf de naar de weg gekeerd bestemmingsgrens geen parkeerruimte toegestaan is, tenzij het parkeren geheel verdiept plaatsvindt'. Het aantal parkeerplaatsen bij aan de hand van de bouwverordening bepaald.

ad 2b)

De bestemming 'Kantoren, detailhandel, horeca en dienstverlenende bedrijven' regelt niets in de bouwregels omtrent parkeren op eigen terrein. Het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein wordt bij de verlening van bouwvergunningen op grond van de Bouwverordening bepaald.

Activiteit

De Bouwverordening gaat binnen afzienbare tijd vervallen en daardoor dient een bestemmingsplan het aantal gebouwde parkeerplaatsen te regelen. De bestemmingen 'Detailhandel-1, 'Detailhandel-2' en 'Maatschappelijk' kennen regels omtrent een minimum aantal gebouwde parkeerplaatsen, zodat parkeren op eigen terrein gewaarborgd is. Het parkeren op gebouwde parkeerplaatsen vormt een onderdeel van de bestemmingomschrijving. Ook zijn voor dit doel en in het belang van de verkeersveiligheid de onderdoorgangen, waarmee deze parkeerplaatsen kunnen worden bereikt met het motorvoertuig, in de regels vermeld en op de plankaart ingetekend en daarmee gegarandeerd. Er is derhalve bij 1b en 2b geen sprake van een activiteit.

ad 3a)

De bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' regelt een maximale bouwhoogte van 20 meter. Voor de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden en volumineuze detailhandel, waarboven kantoren toegestaan' regelt een maximale bouwhoogte van 25 meter.

ad 3b)

De bestemming 'Kantoren, detailhandel, horeca en dienstverlenende bedrijven' regelt een maximale bouwhoogte van 40 meter.

ad 3a)

In het vast te stellen bestemmingsplan gelden bouwhoogten van 16,5 tot 22 meter.

ad 3b)

In het vast te stellen bestemmingsplan gelden bouwhoogten van 16 tot 24 meter.

Activiteit

Er bij 3a en 3b is sprake van lagere bouwhoogten, derhalve geen activiteit.

ad 4a)

De bestemmings- tevens bouwvlakken van de bestemmingen 'Bedrijfsdoeleinden' en 'Bedrijfsdoeleinden en volumineuze detailhandel, waarboven kantoren toegestaan' liggen tussen de Waldorpstraat en de van der Kunstraat.

ad 4a)

De bestemmings- tevens bouwvlakken van de bestemmingen 'Detailhandel 1' en 'Detailhandel 2' kennen een kleinere omvang. De zogenaamde oksel in het gebouw wordt niet in het bestemmingsplan betrokken, omdat het niet bebouwd wordt. Ze nemen met 6.150 m2 af. Met vier bouwlagen betekent dat naar schatting een afname van 24.600 m2 Er resteert 85.500 m2.

Activiteit

Er is sprake van een geringere oppervlakte, derhalve geen activiteit.

Overzicht

Het geheel is in de volgende tabel ondergebracht.

Is er sprake van activiteit?

Aanpassingen/
locaties
Megastores locatie waarop de Mondriaanvestiging aan het Leeghwaterplein gelegen is de Waldorpstraat tussen de de Mondriaanvestiging aan het Leeghwaterplein en de Mondriaanvestiging aan de Waldorpstaat
de toegelaten functies 1a: wel* 2a: wel* 3a: niet
de parkeer-voorzieningen 1b: niet 2b: niet 3b: niet
de maximale bouwhoogten 1c: niet 2c: niet -
de maximale oppervlakte 1d: niet -

* er is sprake van middels anticipatie verleende bouwvergunningen die afwijken van het geldende bestemmingsplan.

Het voorgaande leidt tot onderstaande conclusie omtrent activiteit en haar nadelig gevolg.

Conclusie omtrent activiteit en nadelige gevolgen

Gelet op het voorgaande onderzoek is er door de genoemde wijziging sprake van een activiteit, die echter door:

  • haar aard;
  • de toetsing aan het gebiedsgerichte milieubeheer (zie hierna);
  • het verplicht stellen van parkeervoorzieningen en
  • het stellen van de beperkingen aan de in die wijziging betrokken oppervlakten

geen of een verwaarloosbare toename van verontreiniging en hinder tot stand brengt.

Deze vormvrije beoordeling. laat de de planontwikkeling toe.

Gebiedsgericht milieubeleid

Bij de planontwikkeling wordt rekening gehouden met de realisering van de in paragraaf 4.6 vermelde ambities.

Thema Welk ambitieniveau? Wordt de ambitie of worden de ambities in het plan gerealiseerd? Toetsing
Bodem: Extra n.v.t. De bestaande bebouwing blijft gehandhaafd, zodat er geen functiegerichte verwijdering hoeft plaats te vinden.
Externe veiligheid: Maximaal Ja Er vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over het spoor plaats. De Neherkade is een ontheffingsroute voor gevaarlijke stoffen in verband met de bevoorrading van tankstations met LPG. De afstand tot het plangebied is minimaal 250 meter. Bij deze afstand is geen sprake van een groepsrisico. Bedrijven met een extern veiligheidrisico mogen niet worden gevestigd. De opslag en verkoop van vuurwerk is uitgesloten.
Geluid: Extra n.v.t. Het winkelcomplex kent geen geluidsgevoelige bestemming. Voor de bouw van de school is eerder ien besluit hogere grenswaarde verleend.
Lucht: Extra Ja Uit het luchtonderzoek blijkt dat op een aantal wegen binnen de invloedsfeer van het plangebied de grenswaarde wordt overschreden. Echter, op deze wegen draagt het plan niet in betekenende mate (< 1,2 µg/m3) bij aan de concentraties. Op een aantal wegvakken is de planbijdrage wel in betekenende mate maar hier wordt de grenswaarde niet overschreden.
Mobiliteit: Extra Maximaal Het parkeren vindt op eigen terrein plaats in parkeerlagen. Bij het winkelcomlpex vindt het parkeren ook op een parkeerdek plaats dat tevens het dak van het winkelcentrum vormt. De bestemmingen eisen een minimaal aantal gebouwde parkeerplaatsen. Het plangebied kent een zeer gunstige ligging ten opzichte van een van de belangrijkste openbaar vervoerknooppunten van Den Haag, dan wel Nederland.
Schoon: Maximaal n.v.t Het aantal vestigingen in het winkelcomlex dat zwerfvuil kan veroorzaken is gering. Indien zwerfvuil ontstaat, zal dat in het winkelcomplex zelf plaatsvinden. Het opruimen van het zwerfvuil is een taak van de beheerder.
Water: n.v.t n.v.t. Er is geen oppervlaktewater in het plangebied.
Natuur: Basis n.v.t. Er zijn geen beplantingen met natuurwaarden in het plangebied.
Klimaat: Maximaal Nee Aangezien de MegaStores een bestaand gebouw is dat gerenoveerd is, zal het niet mogelijk zijn dit ambitieniveau te halen. Wel heeft de aanvrager voor de verbouwing van het winkelcomplex bij het tijdstip van aanvraag de intentie uitgesproken daar waar mogelijk duurzaamheidsaspecten in het ontwerp mee te nemen. Hiervoor zijn er vanaf het begin van het ontwerpproces toetsen op het gebied van duurzaamheid uitgevoerd. Hierbij valt te denken aan maatregelen ter beperking van het energieverbruik en de keuze in materialisering. Het klimaatbeleid van de gemeente Den Haag richt zich op de uitstoot van CO2 . In 2050 dient de gehele gemeente CO2-neutraal te zijn.
In dat verband is het mogelijk om een duurzame energievoorziening toe te laten. Verder wordt met dit bestemmingsplan een bijdrage geleverd aan de beperking van de uitstoot van CO2 door de beperking van het autogebruik, omdat op korte afstand van een Intercitystation verschillende functies worden gelokaliseerd en geïntensiveerd.

Op grond van de beantwoording van de vraag per milieucomponent of aan de ambitie van het gebiedsgericht milieubeleid zal worden voldaan, is dat antwoord in bijna alle gevallen bevestigend.

5.3 Keuze Van Bestemmingen

1) Algemene beleidsuitspraken Vertaling in het bestemmingsplan
a) Uitgangspunt van het Rijksbeleid is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies en uitsluitend te toetsen aan de in het Barro geformuleerde nationale belangen. De nationale belangen hebben geen betrekking op de ruimtelijke ontwikkeling die dit bestemmingplan beoogt.
b) Bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling – in dit geval de ruimtelijke ontwikkeling van detailhandel - mogelijk maakt, moet volgens het Bro de toelichting bij dat plan beschrijven:
- dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte en
- tevens beschrijven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
Uitgangspunt is dat bewoners op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse inkopen kunnen doen. De voorgenomen aanvulling met een wijkwinkelcentrum volgt uit de behoefte vanuit de naastgelegen wijk Laak waar geen centrum voorhanden is of kan komen. Het bestaande winkelcentrum MegaStores biedt die mogelijkheid wel. De aangevulde branchering van detailhandel is afgestemd op de detailhandelsvoorzieningen in de andere Haaglandgemeenten.
De aangevulde branchering van detailhandel binnen MegaStores naast de concentratie van perifere en grootschalige detailhandel past in deze bundeling in bestaand bebouwd gebied.
c) De PSV formuleert een beleid omtrent detalhandelsconcentraties en koppelt deze aan de Verordening ruimte
Uit het gestelde in paragraaf 5.2 blijkt dat de aanvullende branchering past binnen de voorwaarden die in de Verordening ruimte zijn gesteld.
d) Op de bij het RSP behorende kaart wordt het plangebied onder de aanduiding 'duurzame mobiliteit' gebracht, dat als bouwen binnen het bereik van het openbaar vervoer wordt omschreven. De aangevulde branchering vindt binnen het bereik van het openbaar vervoer plaats. Met dit bestemmingsplan wordt een centrumstedelijke mix tot stand gebracht.
e) In Laakhavens ligt - volgens het SVDH - volop ruimte voor bijzondere binnenstedelijke milieus met een centrumstedelijke mix van wonen, voorzieningen en stedelijke bedrijvigheid.
De delen Laakhaven Hollands Spoor en Laakhaven Centraal krijgen een moderner en dynamischer karakter en gaan steeds meer bij het centrum horen.
De bestaande en de aangevulde branchering bij Megastores en de Mondriaanvestiging en haar luchtbrug naar een aangrenzende locatie vormen een bijdrage aan de menging van functies.
2) Beleidsuitspraken omtrent detailhandel Vertaling in het bestemmingsplan
a) Op kaart 7 van de Verordening ruimte is het plangebied als 'opvanglocatie perifere detailhandel' aangeduid. De gemeente Den Haag ziet de MegaStores als een combinatie van PDV( perifere detailhandelsvestiging) en GDV(grootschalige detailhandelsvestigingen).

Zowel de GDV als PDV worden in de herinrichting van Megastores behouden, maar krijgen een lager respectievelijk hoger totaal vloeroppervlak toegewezen. Bij de GDV geldt als criterium de minimale grootte van een winkelvestiging van 1.000 m2 of meer nvo, bij de PDV geldt als criterium de aard van de artikelen: volumineuze goederen in wonen.
b) Het stadsdeel Laak telt ruim 37.000 inwoners, waarin sprake is van een sterke onderbesteding en een onvolledige winkelstructuur met slechts twee buurtwinkelcentra en een buurtsteunpunt. Het wijkwinkelcentrum wordt – samen met de GDV-vestigingen – in het oostelijk deel van het MegaStorescomplex ondergebracht. De PDV-vestigingen worden geconcentreerd in het westelijk deel van het complex. Om af te stemmen op het winkelaanbod in die wijk kent het wijkwinkelcentrum een branchering waarbij de omvang van de winkelvestigingen is beperkt en detailhandel middels supermarkten en in mode maar in beperkte mate mogelijk zijn. Ze zijn in het begrip 'kleinschalige detailhandel' opgenomen.
Aan de beoogde concentratie van PDV-vestigingen in het westelijk deel van het complex is de bestemming 'Detailhandel 1' aangewezen. Aan de concentratie en combinatie van GDV-vestigingen en het wijkwinkelcentrum in het oostelijk deel van het complex is de bestemming 'Detailhandel 2' aangewezen. Van de optimalisering van het loopcircuit is afgezien.
c) De Verordening ruimte stelt bij perifere detailhandel voorwaarden aan de toelaatbaarheid van nevenassortimenten.' 'Door specificatie en buitensluiting van winkelsoorten waarbij het hoofdassortiment al snel met nevenassortimenten gepaard gaat – bouwmarkten en tuincentra – wordt aan deze voorwaarde voldaan. Hiertoe wordt in de regels het begrip perifere detailhandel in artikel 1.33 vervangen door: 'detailhandel in volumineuze goederen voor wonen inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en – stoffering, met uitzondering van bouwmarkten en tuincentra, en in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, met uitzondering van detailhandel in vuurwerk.'.
3) Beleidsuitspraken omtrent horeca Vertaling in het bestemmingsplan
a) Het horecabeleid vermeldt dat er horecavormen bestaan, die gekoppeld zijn aan het winkelen, maar waaraan dit beleid verder geen aandacht besteed. De op de winkelomgeving gerichte horeca bestaat uit lunchrooms en dergelijke (categorie licht).
b) De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 biedt ruimte aan mengfuncties van ondergeschikte horeca-activiteiten bij detailhandel, attracties of cultuurinstellingen. Na overleg met vertegenwoordigers uit de gemeenteraad heeft de portefeuillehouder in een brief aan de raadscommissie Bestuur van 15 maart 2013 duidelijke voorwaarden benoemt om de waarneembare ondergeschiktheid te waarborgen. De mengfuncties waarbij ondergeschikte horeca betreffen detailhandel, dienstverlening en winkelondersteunende recreatie Hiertoe zijn in de regels de artikelen 1.20, 1,23, 1.26 en 1,38(nieuw) aangepast.
4) Beleidsuitspraken omtrent maatschappelijke voorzieningen en cultuur Vertaling in het bestemmingsplan
a) De aanwezige onderwijscluster dient behouden en versterkt te worden. De bestaande schoollocatie is de bestemming 'Maatschappelijk' aangewezen. De luchtbrug met de Mondriaan-vestiging in de spoorstrook achter het station Hollands Spoor vergroot het vloeroppervlak van deze schoolvestiging en is ook in deze bestemming opgenomen.
b) Het aanbrengen van samenhang tussen de diverse onderdelen van zorg en dienstverlening, zoals een wet voorschrijft maakt het noodzakelijk de functies uitwisselbaar te maken. Ook de bevordering van kinderopvang heeft daar baat bij. Gezien deze verplichting is de school ook voor kinderopvang en andere maatschappelijke functies aan te wenden.
5) Beleidsuitspraken omtrent verkeer en parkeren, cultuurhistorie en archeologie en natuur en landschap. Vertaling in het bestemmingsplan
a) Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Met de in dit bestemmingsplan beoogde introductie van nieuwe functies op korte afstand van een Intercitystation wordt de mogelijke betekenis van dit station en het openbaar vervoer in het algemeen in verplaatsingen naar en van dit plangebied aanmerkelijk vergroot.
b) Het gemotoriseerde verkeer tracht de gemeente zoveel mogelijk te concentreren op een stelsel van hoofdroutes met voldoende capaciteit. De Waldorpstraat behoort tot dit hoofdwegennet en is zodanig ook bestemd.
c) Voor het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen zowel bij woningen en werklocaties. De aanleg van fietspaden en fietsenstallingen wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
d) Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate voorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen. Uitgangspunt is dat de benodigde parkeerplaatsen in een (bouw)plan ook daadwerkelijk op eigen terrein worden gerealiseerd. De bestemmingen 'Detailhandel-1, 'Detailhandel-2' en 'Maatschappelijk' kennen regels omtrent een minimum aantal gebouwde parkeerplaatsen, zodat parkeren op eigen terrein gewaarborgd is. Het vormt een onderdeel van de bestemmingomschrijving. Ook zijn voor dit doel en in het belang van de verkeersveiligheid de onderdoorgangen, waarmee deze parkeerplaatsen kunnen worden bereikt met het motorvoertuig, in de regels vermeld, op de plankaart van de bouwaanduding 'onderdoorgang' voorzien en daarmee gegarandeerd.
e) Cultuurhistorie en archeologie Het plangebied omvat geen objecten die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument zijn ingeschreven. en is geen behoudenswaardige archeologische waarden rijk.
f) Natuur en landschap In het plangebied is onderzoek verricht. Hieruit blijkt dat er geen beschermde planten- en diersoorten in het gebied aanwezig zijn. Er zijn in het plangebied geen monumentale bomen aanwezig.
g) waterhuishouding De herinrichting van het bestaande MegaStores-complex leidt niet tot een waterbergingsopgave of een capaciteitsprobleem in het rioleringsstelsel.
6) Beleidskader ruimtelijke projecten en milieucomponenten Vertaling in het bestemmingsplan
a) In het bestemmingsplan wordt ook de activiteit D.11.2 uit onderdeel D. uit de Bijlage bij het Besluit Milieueffectrapportage mogelijk gemaakt. Het is geen geval, maar een overig geval. De vermelding van de daarbijbehorende mogelijke activiteit geeft de indicatie dat het plan nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu als bedoeld in artikel 2.5 van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 Gelet op het voorgaande onderzoek is er door de genoemde wijziging sprake van een activiteit, die echter door:
- haar aard;
- de toetsing aan het gebiedsgerichte milieubeheer (zie rij g);
- het verplicht stellen van parkeervoorzieningen en
- het stellen van de beperkingen aan de in die wijziging betrokken oppervlakten
- geen of een verwaarloosbare toename van verontreiniging en hinder tot stand brengt.
Deze vormvrije beoordeling. laat de de planontwikkeling toe.
b) Het beleid ten aanzien van de externe veiligheid gaat ervan uit dat burgers voor de veiligheid en hun woonomgeving mogen rekenen op:
- een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
- een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).
De bronnen van externe veiligheid zijn niet van betejkenis voor het plangebied.
Er zijn geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Aan de noordzijde van Walsdorpstraat bevindt zich een motorbrandstoffenverkooppunt dat geen opslag en verkoop van LPG kent, maar op grond van de bestemmingsregeling wel zou kunnen toelaten.. Reden om deze in de bestemming 'Bedrijf'' aan te wijzen teneinde genoemde verkoop op opslag uit te sluiten.
c) Op 1 maart 2002 is in werking getreden het Vuurwerkbesluit (Stb.33). De aanwezigheid van een binnenstraat en galerijen die buiten de winkelvestiging gelegen zijn, schept daarbij een onduidelijke situatie voor de kopers en kan tot afsteken in het gebouw leiden. Voor het vermijden van slachtoffers is het daarom ongewenst in MegaStores vuurwerk te verkopen of op te slaan.
d) De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten – bijvoorbeeld woningen – door drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer: Het bestemmingsplan kent de projectie van een school. Deze is met een anticpatieprocedure gebouwd waarvoor Gedeputeerde Staten een besluit hogere waarden hebben verleend.
e) Op grond van de Wet milieubeheer moeten bij een procedure in het kader van de ruimtelijke ordening de grenswaarden uit de wet in acht worden genomen of dient aangetoond te worden dat de planontwikkeling niet in betekenende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De conclusie uit het luchtonderzoek is daarom dat de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer geen belemmering vormen voor de ontwikkelingen van het onderzochte gebied en dus ook niet voor het bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o.
f) In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond in het plangebied tot op twee meter onder het maaiveld gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart. Het bestemmingsplan laadt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die met grondverzet samenhangen toe.
g) In het kader van het Gebiedsgerichte milieubeleid bepalen de gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bde toekenning van het ambitieniveau per milieuthema: bodem, lucht, water, externe veiligheid, mobiliteit, natuur, geluid, afval en klimaat. Per thema zijn drie oplopende ambitieniveaus geformuleerd: Op grond van de beantwoording van de vraag per milieucomponent of aan de ambitie van het gebiedsgericht milieubeleid zal worden voldaan, is dat antwoord in bijna alle gevallen bevestigend.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

In het belang van een goede ruimtelijke ordening wijst het bestemmingsplan voor een bepaald gebied bestemmingen aan. Deze zijn op de plankaart ingetekend. De bestemmingen omschrijven de functie.

De aanduidingen op de plankaart hebben betrekking op bepaalde doel of doelen van bestemmingen of op regels, die in een bestemming gesteld worden.

In de Regels van het bestemmingsplan Laakhaven Megastores e.o. worden per bestemming het doel of doeleind van deze bestemming omschreven.

Met het oog op die bestemmingen worden daarbij regels gegeven. In de regels worden de bouwvormen, ligging, afmetingen en gebruik van de terreinen mogelijk gemaakt binnen daarbij omschreven grenzen. De bouwvormen mogen worden gebouwd indien zij ten doel staan aan de bestemming.

Het gebruik van de gronden en de bouwwerken in een bepaalde bestemming mag niet van het doel of doeleind van die bestemming afwijken, zo wordt in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening bepaald. Bij enkele bestemmingen zijn specifieke gebruikregels gesteld voor bepaalde gebruiksvormen.

Bij de formulering van het doel of doeleind van de bestemming en de regels, die daarbij gegeven zijn, worden begrippen gehanteerd. Deze begrippen worden in artikel 1 omschreven.

In de regels worden verder afmetingen gehanteerd. De wijze van meten van deze afmetingen wordt in artikel 2 omschreven. Ook de omvang van de lijnen op de plankaart wordt daarin nader omschreven.

In artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat het verboden is gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in afwijking van het bestemmingsplan.

6.2 Opzet Van De Bestemmingen

Bedrijf (B)

Het betreft het motorbrandstoffenverkooppunt aan de Walsdorpstraat. LPG is uitgesloten..

Detailhandel 1 (D – 1)

Aan het westelijk deel van het MegaStorescomplex, tussen Waldorpstraat en Van der Kunstraat, dat vooral voor perifere detailhandel bedoeld is, is de bestemming 'Detailhandel 1 (DH – 1)' (artikel 4) aangewezen. In het bestemmingsvlak mogen ten behoeve van deze bestemmingen bedrijfsgebouwen gebouwd worden. Het betreft het bestaande gebouw.

Detailhandel 2 (D – 2)

Aan het oostelijk deel van het MegaStorescomplex, is de bestemming 'Detailhandel 2 (DH – 2)' (artikel 5) aangewezen. Het betreft het bestaande gebouw. De bestemming laat vooral grootschalige detailhandel en kleinschalige detailhandel etoe.

Maatschappelijk (M)

Aan de bestaande schoolvestiging van Mondriaan aan het Leeghwaterplein is de bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 6) aangewezen. Ook de loopbrug over de Waldorpstraat, die aansluit op de Mondriaanvestiging in de spoorstrook achter Station Hollands Spoor, is in deze bestemming betrokken

Verkeer- Hoofdverkeersweg (V-HO)

De Waldorpstraat is ingericht voor doorgaand verkeer en is als zodanig de bestemming 'Verkeer – 1' (artikel 7) aangewezen. Deze bestemming is ook van toepassing op de begane grondlaag onder de overkraging van het MegaStorescomplex aan de Waldorpstraat (de aanduiding 'onderdoorgang'), onder de loopbrug over de Waldorpstraat van het Mondriaanschool (aanduiding 'brug').

Met het in werking treden van dit bestemmingsplan kan het bestaande gebruik en bouwwerken daarvan gaan afwijken. De overgangsregels in de artikelen 12 gaan in op de ontstane juridische situatie en de rechten die voor dit gebruik en deze bouwwerken met het in werking treden zijn gaan gelden.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

De volgende ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan rechtstreeks bestemd:

  • de komst van een wijkwinkelcentrum ten behoeve van het stadsdeel Laak in de MegaStores;
  • toevoeging van nieuwe functies
  • de herinrichting van de bestaande MegaStores
  • een overdekte loopbrug die een verbinding vormt tussen de bestaande Mondriaanlocatie en de nieuwbouwlocatie van deze onderwijsinstelling in de spoorstrook aan de overzijde van de Waldorpstraat in het kader van de Gebiedsvisie Hollands Spoor en een bedrijf voor de verkoop van motorbrandstoffen'.

De Wro verplicht de gemeenteraad voor deze ontwikkelingen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij (art. 6.12 lid 2 Wro):

  1. a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  2. b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5° niet noodzakelijk is, en
  3. c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Deze ontwikkelingen zijn al uitgebvoerd, zodat er van bouwplannen geen sprake is. Daarmee kan van een verhaal van kosten worden afgezien.

Gezien deze achtergrond kan deGemeenteraad op basis van bovengenoemde argumenten besluiten om bij het bestemmingsplan Megastores geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

Overleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening

Het voorontwerp-bestemmingsplan is op 27 oktober 2009 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  1. 1. Provincie Zuid-Holland
  2. 2. Brandweer Den Haag, afdeling Risicobeleid en Planontwikkeling
  3. 3. VROM Inspectie Regio Zuid-West
  4. 4. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  5. 5. Hoogheemraadschap van Delfland
  6. 6. Duinwaterbedrijf Zuid-Holland
  7. 7. Kamer van Koophandel Haaglanden
  8. 8. Politie Haaglanden, Bureau Huisvesting
  9. 9. Stadsgewest Haaglanden
  10. 10. HTM Infra
  11. 11. ProRail
  12. 12. Stedin B.V.
  13. 13. Tennet Regio West
  14. 14. N.V. Nederlandse Gasunie
  15. 15. KPN Vast Net
  16. 16. Centacon B.V.

Van de onder 1, 2, 3, 5, 7, 11, 12, 13 en 14 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Van de onder 13 genoemde instantie zijn geen eigendommen van het bedrijf betrokken. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. In het navolgende zijn de reacties vermeld, de aandachtspunten van een nummering verzien waarbij cursief de afweging en afdoening zijn toegevoegd.

Ook het Stadsgewest Haaglanden heeft gereageerd. Haar reactie geldt als een reactie door het Regionaal Economisch Overleg als bedoeld in de Verordening Ruimte. Zij is in de bijlage bij de Toelichting opgenomen. De afweging is vermeld in paragraaf 5.2 bij de toetsing aan de Verordening ruimte.

1. Reactie Provincie Zuid-Holland

Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie.

Het provinciale beoordelingskader is per 1 juli 2008 vormgegeven in interim-beleid, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. Het plan is op enkele aspecten niet conform dit beleid.

Revitalisering MegaStores

1.1) MegaStores heeft te kampen met teruglopende omzetten, afnemende bezoekersaantallen en structurele leegstand. Verpaupering dreigt. De nieuwe eigenaar wil het complex revitaliseren. Gemikt wordt op het aantrekken van meer jeugdig publiek en het realiseren van een beperkt oppervlak aan “gewone” detailhandel. Met distributieplanologisch onderzoek is onderbouwd dat de structuurverstorende werking van die gewone detailhandel ten opzichte van de bestaande winkelstructuur gering is. In de regels van het bestemmingsplan zijn op dit aspect afdoende beschermende bepalingen opgenomen. De revitalisering is niet in strijd met het vigerend provinciaal detailhandelsbeleid. Uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening stem ik met de in het voorontwerpbestemmingsplan voorziene revitalisering van MegaStores in. Het voorgaande geldt onder het voorbehoud dat het (detailhandelsoverleg van het) REO Stadsgewest Haaglanden met deze ontwikkeling zal instemmen.

1.1.) In de Verordening ruimte zijn de voorwaarden aan de herinrichting van MegaStores met een wijkwinkelcentrum vermeld. In paragraaf 5.2 is aangegeven op welke wijze aan deze voorwaarden is voldaan.

Geluidhinder

1.2) Ik deel de visie van de VROM-Inspectie, zoals verwoord in de brief van 3 december 2009, ten aanzien van de toepassing van de Wet geluidhinder voor de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Nader onderzoek is noodzakelijk.

1.2) Met de inperking van het plangebied kent het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, als bedoeld in de Wet geluidhinder, meer. Daarom is van een akoestisch onderzoek afgezien.

Water

1.3) Uit de plantoelichting blijkt niet of overleg heeft plaatsgevonden met de waterbeheerder. Aangegeven dient te worden hoe het advies van de waterbeheerder is verwerkt in de regels en op de plankaart.

Het is onduidelijk in hoeverre sprake is van een toename aan verharding binnen het plangebied. Conform de nota Regels voor Ruimte dient voor nieuw te ontwikkelen gebieden of stedelijke herstructureringsgebieden voldoende ruimte te worden gereserveerd voor open water. Als provinciale richtlijn geldt een percentage van 10% van het bruto oppervlak. In overeenstemming met de waterbeheerder(s) kan hiervan worden afgeweken.

1.3) Met de waterbeheerder - het Hoogheemraadschap van Delfland - is overleg gepleegd. Met de inperking van het plangebied is er geen sprake van toename van verharding, zodat van een reservering voor open water kan worden afgezien.

Conclusie

Het plan houdt op bovengenoemde aspecten nog onvoldoende rekening met het provinciaal belang. Ik verzoek u daarom het plan aan te passen.

2. Reactie Hulpverleningsregio Haaglanden

Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 27 oktober 2009 om een advies uit te brengen in het kader van externe veiligheid over het concept ontwerp bestemmingsplan Laakhaven (Megastores e.o.) hebben de brandweer Den Haag en de Hulpverleningsregio Haaglanden het bestemmingsplan op een aantal veiligheidsrelevanties gescand. Op basis daarvan kan ik het volgende meedelen.

Het bestemmingsplan heeft primair als doel om de bestaande ruimtelijke structuur juridisch-planologisch vast te leggen. Het gaat hierbij om de 'Megastores', een groot winkelcentrum met daarbij parkeerplaatsen en horecagelegenheden.

Daarnaast worden er diverse ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Er worden nieuwe functies toegevoegd, zoals een hotel, vergadercentrum en maatschappelijke voorzieningen en een complex met studentenwoningen. Door de grote diversiteit aan bestemmingen in het plangebied is het een gebied met intensief meervoudig ruimtegebruik.

Door het intensieve meervoudige ruimtegebruik en de nieuwe ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het plangebied is het van belang dat er op het gebied van preventieve brandveiligheid aandacht wordt besteed aan de samenhang van de verschillende geplande bouwontwikkelingen. Een punt van aandacht voor de toepassing van het bouwbesluit en het gebruiksbesluit is dat deze wet- en regelgeving per gebruiksfunctie (woonfunctie, winkelfunctie etc.) is ingedeeld. In het kader van de ontwikkelingen in het plangebied Laakhaven (Megastores e.o.) zal er moeten worden gekeken naar de onderlinge relatie van de verschillende gebruiksfuncties omdat deze gezamenlijk in een bouwwerk zijn gelegen. Ik adviseer u om vroegtijdig de betrokken afdelingen van brandweer Den Haag te betrekken bij de ontwikkelingen in het plangebied, zodat er afspraken gemaakt kunnen worden over de integrale aanpak van het geheel.

In het concept ontwerp bestemmingsplan wordt aangegeven dat de brandweer Den Haag heeft geadviseerd om de opslag en verkoop van vuurwerk in de detailhandel van de Megastores niet toe te staan. Ik raad u aan om dit advies te handhaven.

Verder is geconstateerd dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Wel ligt buiten het plangebied, op een afstand van ongeveer 350 meter ten zuidoosten van het plangebied, een LPG tankstation aan de Neherkade. Door deze afstand valt het plangebied buiten het wettelijke invloedsgebied van het LPG tankstation. Juridisch levert dit geen belemmeringen op het gebied van de externe veiligheid op, maar er moet wel rekening gehouden worden met de effecten op het plangebied wanneer er een incident plaatsvindt bij het LPG tankstation. Daarom worden er wel enkele adviezen gegeven met betrekking tot dit risico.

1. Scenariobeschrijving

Bij het 'worst case' scenario vallen de meeste doden en gewonden direct rondom het LPG tankstation, maar ook binnen voorliggend plangebied kunnen gewonden vallen. Het 'worst case' scenario is in dit geval een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) van een LPG tankwagen. Hierbij zal de gehele inhoud van de tankwagen ineens explosief vrijkomen. Daarbij komt veel hitte vrij door de ontstane vuurwolk en als gevolg van de explosie is er ook een drukgolf.

Bij het 'worst case' scenario zullen tot 230 meter (1% letaliteitgrens) van het incident nog dodelijke slachtoffers kunnen vallen. Tot op ongeveer 400 meter kunnen mensen eerstegraads brandwonden oplopen en zijn secundaire branden mogelijk. Door het intensieve meervoudig ruimtegebruik in de Megastores, waar ook veel personen tegelijk aanwezig kunnen zijn, kan een brand tot grote problemen leiden.

De kans op het 'worst case' scenario is afhankelijk van verschillende omstandigheden, maar is in de meeste gevallen zeer klein.

2. Kans- en effectreducerende maatregelen

In het advies dat de Hulpverleningsregio Haaglanden heeft opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier (februari 2009) is geadviseerd om het LPG tankstation aan de Neherkade te saneren. Wanneer hieraan gehoor wordt gegeven zal het risico voor het plangebied van bestemmingsplan Laakhaven (Megastores) wat betreft de externe veiligheid worden weggenomen.

3. Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid

Het is belangrijk dat de zelfredzaamheid van mensen wordt verhoogd. Hieronder volgen enkele adviezen om dit te bewerkstelligen.

A. Om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn en weten hoe ze moeten reageren bij een ongeval bij het LPG tankstation is het van belang dat de bewoners, personeel, beheerders en andere aanwezigen in het plangebied vooraf geïnformeerd worden. Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft. Het is belangrijk om hierin de verschillende gevaren uit te leggen en vooral de wenselijke manier van reageren en alarmeren te behandelen (risicocommunicatie).

B. Het is belangrijk dat mensen veilig kunnen vluchten. Dit betekent dat er een vluchtweg moet zijn via de gevel aan de afgekeerde zijde van het LPG tankstation. Deze maatregel wordt nu in het kader van de externe veiligheid geadviseerd, maar dient ook zeker in het kader van de brandveiligheid te worden meegenomen. Door het intensieve meervoudige ruimtegebruik is dit een nog groter aandachtspunt.

4. Maatregelen t.b.v. de hulpverlening

Voor het bestrijden van het hierboven beschreven scenario, en voor de reguliere incidentbestrijding, moeten preparatief een aantal maatregelen worden genomen ten behoeve van een goede hulpverlening.

C. Er moet voldoende bluswater zijn. De brandweer Den Haag heeft aangegeven dat er op dit moment voldoende bluswatervoorzieningen zijn. Wel moet dit ook voor de toekomst worden geborgd.

D. De bereikbaarheid van het plangebied voor de hulpdiensten dient goed te zijn. De brandweer Den Haag heeft aangegeven dat de bereikbaarheid op dit moment voldoende is. Dit moet ook voor de toekomst worden geborgd.

5. Conclusie

In het kader van de externe veiligheid dient aan de vetgedrukte adviezen (A, C en D) consequente en nauwgezette uitvoering te worden gegeven om de risico's zoveel mogelijk te verkleinen. Advies D is een aanvullende wens voor de externe veiligheidsrisico's. Voor alle risico's is het noodzakelijk dat mensen kunnen vluchten en er voldoende vluchtwegen zijn. Dit geldt ook voor de aanwezigheid van voldoende bluswatervoorzieningen en de goede bereikbaarheid van het gebied voor de hulpdiensten. Aangezien het hier om een gebied gaat met intensief meervoudig ruimtegebruik, is het belangrijk dat de veiligheid bij de nieuwe ontwikkelingen integraal wordt benaderd.

2.1) Met de inperking van het plangebied zijn de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen beperkt tot het bestaande MegaStores-complex. dit pand kent een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten. vluchtwegen en bluswatervoorzieninen.

3. Reactie VROM-Inspectie

Op 26 oktober 2009 heb ik uw verzoek ontvangen om advies op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het voorontwerpbestemmingsplan “Laakhaven Megastores e.o.”.

In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördineert vervolgens de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, - projectbesluiten en -structuurvisies richting gemeenten.

Het bovengenoemde plan geeft aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen, gelet op de nationale belangen zoals die zijn verwoord in de RNRB. Het nummer achter het nationaal belang verwijst naar het nummer in de RNRB.

Nationaal belang 09: Milieukwaliteit en externe veiligheid

Geluid

Het bestemmingsplan voorziet onder meer in de toevoeging van een aantal geluidgevoelige bestemmingen zoals studentenwoningen. Gezien de ligging is te verwachten dat de geluidbelasting als gevolg van spoorweglawaai en wegverkeerslawaai aanzienlijk zal zijn. Uit de toelichting blijkt niet dat onderzoek is gedaan naar de geluidbelasting op de te realiseren geluidgevoelige bestemmingen. Hierdoor is niet duidelijk of de realisatie van de geluidgevoelige bestemmingen binnen dit plan verantwoord kan plaatsvinden, al dan niet op basis van verleende hogere geluidwaarde en/of met aanvullende geluidwerende voorzieningen. Ik wijs u er op, dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan een ontwerpbesluit hogere geluidwaarden ter inzage gelegd dient te worden en dat niet tot vaststelling overgegaan kan worden nadat een eventueel benodigd hogere waardenbesluit is genomen.

Ik vertrouw erop dat u de opmerkingen op een adequate wijze zult verwerken in het bestemmingsplan.

3.1) Met de inperking van het plangebied kent het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, als bedoeld in de Wet geluidhinder, meer. Daarom is van een akoestisch onderzoek afgezien.

5. Reactie Hoogheemraadschap van Delfland

In het kader van artikel 3.1.1 van de Wro heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het concept bestemmingsplan Laakhaven (Megastore e.o.) in de gemeente Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland in een reactie kenbaar te maken of met het bestemmingsplan en de daarbij behorende waterparagraaf kan worden ingestemd.

Wel instemmen

Delfland kan met het bestemmingsplan en de daarbij behorende de waterparagraaf instemmen. Aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding is invulling gegeven.

5.1) Van deze reactie wordt kennis genomen.

7. Reactie Kamer van Koophandel

Graag maken wij gebruik van de mogelijkheid om in het kader van artikel 3.1.1. van het Bro te reageren op het concept van het Ontwerp-bestemmingsplan Laakhaven (Megastores e.o.).

Als Kamer van Koophandel Den Haag hebben wij eerder gereageerd op plan van ING Real Estate voor de herontwikkeling van winkelcentrum Haaglanden Megastores. Zie onze brief van 17 november 2008, kenmerk S.979-U/RM/sm (bijgaand).

In de brief staat aangegeven dat wij onder voorwaarden instemmen met de herontwikkeling. Een belangrijke voorwaarde die wij stelden en die relatie heeft met het bestemmingsplan, was dat het gedeelte wijkwinkelcentrum niet groter mag worden dan 11 .500m2. Dit zien wij terug in het voorontwerp.

Een andere voorwaarde die wij stelden was om bij de planning van toekomstige winkelvoorzieningen in Nieuw-Binckhorst, met de wijkfunctie van Megastores rekening te houden. Deze voorwaarde heeft weliswaar geen directe relatie met voorliggend bestemmingsplan, maar wij brengen dit graag nogmaals onder uw aandacht.

Tot slot een opmerking over de handhaving. Megastores heeft een bijzondere positie binnen de Haaglandse winkelstructuur. Om het centrum niet sluipenderwijs te laten verworden tot een regulier centrum is handhaving van de bestemmingsplanvoorschriften essentieel, met name van de branchering en de metrages.

7.1) Van deze reactie wordt kennis genomen. -

(Brief S.979-U/RM/sm)

Als Kamer van Koophandel Den Haag hebben wij kennis mogen nemen van het plan van ING Real Estate voor de herontwikkeling van winkelcentrum Haaglanden Megastores.

Vorig jaar reeds hebben wij gereageerd op de 'Toekomstvisie Megastores', zoals destijds opgesteld door de bureaus Centacon en Bell Concepts, in opdracht van de vorige eigenaar HFS (zie onze brief van 19 september 2007, kenmerk S-725-U/RM/lv).

Wij hebben toen aangegeven in te kunnen stemmen met de gekozen oplossingsrichting, maar daarbij wel kanttekeningen geplaatst bij de berekening van de marktruimte voor het wijkwinkelcentrum, de effecten op omliggende wijk- en buurtcentra en de omvang van het gedeelte wijkwinkelcentrum.

Het plan van ING Real Estate stemt in hoofdlijnen overeen met de eerder genoemde toekomstvisie. Ons standpunt wijkt daarom niet wezenlijk af van die van vorig jaar: wij staan positief tegenover het plan. Daarbij zijn wij zeer enthousiast over de voorgenomen forse investeringen van ING in het gebouw. Verder zijn wij verheugd te vernemen dat het plan bij alle zittende ondernemers het vertrouwen geeft in de toekomst van het centrum en dat nu ook veel nieuwe ondernemers geïnteresseerd zijn in vestiging in Megastores en daarmee de leegstand waarschijnlijk zal verdwijnen.

Van de Binnenstad Ondernemers Federatie hebben wij vernomen dat zij geen negatieve effecten van het plan verwachten op het functioneren van de Haagse Binnenstad.

Met betrekking tot de vorig jaar gemaakte kanttekeningen willen wij het volgende opmerken:

  • Ten opzichte van het eerder gepresenteerde plan wordt het gedeelte wijkwinkelcentrum iets groter (11.500 m2 i.p.v. 10.000 m2 winkelvloeroppervlak). Wij kunnen hiermee instemmen, maar blijven wel bij de eis dat het deel wijkwinkelcentrum in de toekomst niet verder in omvang mag toenemen. Wij vragen u dit goed in het bestemmingsplan te verankeren en dit te handhaven.
  • Een essentieel onderdeel van het ING-plan in de herplaatsing van bedrijven. Om dit te realiseren vragen wij u binnen de maximummetrages de nodigde flexibiliteit te betrachten tussen de bestemmingen 'GDV' en 'wijkwinkelcentrum'.
  • Wij hebben kennisgenomen van de aangepaste toetsing van het programma en het concept uitgevoerd door Bureau Stedelijke Planning. Wij constateren dat bij het berekenen van de marktruimte voor het wijkwinkelcentrum, in tegenstelling tot het eerdere onderzoek van Ecorys, Nieuw-Binckhorst nu terecht niet meer tot het primaire marktgebied wordt gerekend. Wij kunnen instemmen met deze toetsing, waarbij wij ons er van bewust zijn dat de omliggende wijk- en buurtcentra (met name Lorentzplein en Gouverneurlaan), mogelijk toch nadelige effecten kunnen ondervinden van het plan. Wij verwachten echter dat deze beperkt zullen zijn en hebben het belang van een goeddraaiend Megastores hiertegen afgewogen. Dit standpunt hebben wij kortgesloten met de Ondernemersvereniging De Laakse Pleinen. Wij vragen u met ons alert te zijn op de ontwikkelingen in deze winkelgebieden.
  • Gezien de realisatietermijn van Nieuw-Binckhorst vinden wij het niet opportuun dit gebied nu tot het verzorgingsgebied van het wijkwinkelcentrum te rekenen. Wij verzoeken u wel op termijn, bij de daadwerkelijke planning van winkelvoorzieningen in Nieuw-Binckhorst, met de wijkfunctie van Megastores rekening te houden.

7.2) De heriinrichting heeft enige tijd geleden als plaatsgevonden, waarbij de herschikking tussen het wijkwinkelcentrum, GDV en PDV is geraeliseerd. De overgangsregels bieden de gelegenheid om in geval deze herschikking vertraagd is, in deze tijdelijke juridische lacune te voorzien.

11. Reactie ProRail

Het concept van het Ontwerp-bestemmingsplan Laakhaven (Megastores e.o) geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerking:

M.b.t. de geluidsnormen dient een akoestisch rapport opgesteld te worden om te onderzoeken of woningbouw mogelijk is.

Wij danken u voor het geboden overleg en willen u vragen om ons op de hoogte te houden van de verdere ontwikkeling van dit plan.

11.1) Met de inperking van het plangebied kent het bestemmingsplan geen geluidsgevoelige bestemmingen, als bedoeld in de Wet geluidhinder, meer. Daarom is van een akoestisch onderzoek afgezien.

12. Reactie Stedin B.V.

Naar aanleiding van uw brief met betrekking tot het Artikel 3.1.1 Bro-Overleg Bestemmingsplan Laakhaven (Megastores) kunnen wij u meedelen dat wij, voor zover dat betrekking heeft op de openbare gas- en elektriciteitsvoorziening, in principe geen bezwaar hebben tegen dit plan.

Mogelijk zou er voor de energiebehoefte binnen dit bestemmingsplan rekening gehouden moeten worden met het stichten van een transformatorstation c.q. gasstation t.b.v. distributie van elektriciteit en/of gas.

Indien voor elektriciteit- en/of gasdistributienet bouwkundige voorzieningen, kabels en/of leidingen moeten worden gelegd, zullen de hieronder genoemde voorwaarden gelden.

1. De situering van een transformatorstation en/of gasstation dient zodanig te zijn, dat deze zoveel mogelijk langs de openbare weg is geplaatst, zodat te allen tijde vanaf de openbare weg de bereikbaarheid gewaarborgd is voor personeel en materieel.

2. Onder gasleidingen wordt verstaan de lage- en hogedrukgasleidingen die samen het gasdistributienet vormen, waarop de gasaansluitleidingen worden aangesloten. Op de gasleidingen zijn van toepassing de NEN 7244 met de normatieve verwijzingen.

3. Onder elektriciteitskabels wordt verstaan de middenspanning- en laagspanningskabels en de openbare verlichtingskabels, die samen het elektriciteitsnet vormen. Hierop zijn van toepassing de NEN 1738 en NEN 1739.

4. De gasleidingen en of elektriciteitskabels dienen te liggen in voor de openbare dienst bestemde grond. De bestemming van deze grond moet zijn: trottoir, fietspad of eventuele groenstrook langs de straten en wegen.

5. Bij gasleidingen en/of elektriciteitskabels in een groenstrook mag slechts laagblijvende, ondiep wortelende beplanting worden aangebracht. Bij het projecteren van diepwortelende, tot grote omvang uitgroeiende struiken en bomen, dient minimaal een afstand ten opzichte van gasleidingen en elektriciteitskabels van 1,50 meter in acht worden genomen. Wortelgroei binnen het tracé van gasleidingen en elektriciteitskabels moet te allen tijde worden voorkomen, waar nodig door het aanbrengen van een verticaal scherm.

6. De grondsamenstelling van de kabel- en leidingstroken moet zodanig zijn dat de aanwezige kabels en leidingen zonder gevaar van aantasting en beschadiging kunnen worden gelegd en beheerd.

7. In een trottoir en/of fietspad moet de gasleiding en/of elektriciteitskabel liggen ineen zandbed onder eenvoudig opneem baar doorlatend wegdek. Fundatiemateriaal met een grove korrel en! of agressieve eigenschappen kan in de kabel- en leidingstrook niet worden toegestaan, evenals PS - platen boven leidingen en kabels.

Wij vertrouwen erop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

Reactie van het college:

12.1) Van deze reactie wordt kennis genomen. -

13. Reactie TenneT

Met uw brief van 27 oktober 2009, kenmerk DSO/2009.3659, ontvingen wij in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening een exemplaar van het concept ontwerp-bestemmingsplan “Laakhaven (Megastores e.o.)”, van 13 oktober 2009 en bijbehorende plankaart van uw gemeente.

In dit plangebied zijn geen eigendommen van ons bedrijf aanwezig.

Wij danken u voor het toezenden van de bovengenoemde documenten.

13.1) Van deze reactie wordt kennis genomen. -

14. Reactie Gasunie

Naar aanleiding van uw brief van 27 oktober jongstleden, waarmee u ons bovengenoemd voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro deed toekomen, delen wij u het volgende mee.

Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het toekomstig externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM voor onze aardgastransportleidingen, zoals dat naar verwachting medio 2010 in werking zal treden middels de AMvB Buisleidingen. De circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen uit 1984” zal dan komen te vervallen.

Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de l% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Onder dankzegging voor de toezending, retourneren wij hierbij het voorontwerp.

14.1) Van deze reactie wordt kennis genomen.

xx

Bijlagen

Gemeente Den Haag
T.a.v. het College van Burgemeester & Wethouders
Postbus 12600
2500 DJ Den Haag
Rogier Brinkhof 12 januari 2010
070 750 1671
Reactie ex artikel 3.1.1 BRO ontwerp bestemmingsplan Laakhaven (Megastores e.o.)
Geacht College,

Het college van Den Haag heeft in het kader van de Regeling Stadsgewest Haaglanden 1995 en het vooroverleg ex artikel 3.1.1 BRO het concept van het hierboven vermelde ontwerp bestemmingsplan toegestuurd voor commentaar. In de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 9 december jl. is besloten dat voor het einde van het jaar een advies van de Werkgroep Detailhandel en Leisure tot stand moest komen inzake de voorschriften van het bestemmingsplan betreffende detailhandel.

Het is een verdeeld advies geworden over de plannen voor winkelcentrum Haaglanden Megastores (HMS). Hieronder volgt een uiteenzetting.

Op zich zijn alle gemeenten binnen Haaglanden – net als de provincie Zuid-Holland, de Kamer van Koophandel en MKB-Nederland, die ook deel uitmaken van de Werkgroep – positief over het feit dat een partij (ING RED) werk wil maken van het in 2000 geopende winkelcentrum HMS. Momenteel kampt het winkelcentrum met veel leegstand (structureel ongeveer 20%), teruglopende omzetten en afnemende bezoekersaantallen. Er zal worden geïnvesteerd in het concept (branchering en indeling), de uitstraling van het gebouw (binnen- en buitenkant) en de fysieke structuur (routering). Tegen het feit dat er een wijkwinkelgedeelte komt is ook geen bezwaar. Stadsdeel Laak is met 35.000 inwoners onderverzorgd. Het heeft nu twee buurtsteunpunten met ieder een supermarkt. Naar verwachting is het aantal inwoners in 2015 toegenomen tot ruim 43.000 inwoners als gevolg van diverse woningbouwontwikkelingen.

De discussie spitste zich toe op drie punten, te weten:

  1. 17. De belangrijkste wijziging is de komst van een wijkwinkelcentrum in het nieuwe HMS, dat in de plannen van ING RED een omvang kent van 11.500 m² winkelvloeroppervlak (wvo);
  2. 18. De link met de Binckhorst. Bij de plannen voor detailhandel in de Binckhorst dient rekening te worden gehouden met de wijkfunctie van HMS en het gecombineerde effect op omliggende centra, zoals Oud-Rijswijk en In de Bogaard;
  3. 19. Een maximum aan het aanbod niet-dagelijkse goederen. Een wijkwinkelcentrum bestaat normaal gesproken uit een combinatie van dagelijks- en niet-dagelijks aanbod.

Hieronder volgen de uitkomsten van de discussie:

Ad 1: Zowel de Kamer van Koophandel als de gemeente Rijswijk ziet graag dat het wijkwinkelgedeelte niet groter wordt dan 11.500 m² wvo. De gemeente Den Haag is hieraan tegemoetgekomen door dit als maximum in het bestemmingsplan op te nemen. Het wijkwinkelgedeelte zal in de toekomst dus niet verder toenemen. De Kamer van Koophandel benadrukt nog dat dit moet worden gehandhaafd;

Ad 2: Ook dit is een wens van zowel de Kamer van Koophandel als de gemeente Rijswijk. En het spreekt voor zich. Bovendien moet volgens de Regionale Structuurvisie Detailhandel Haaglanden bij nieuwe initiatieven worden bekeken of er voldoende marktruimte aanwezig is. Voor plannen op locaties waar de marktruimte nog niet is berekend en voor plannen die een significante verschuiving van koopstromen tot gevolg hebben, zal een meer gedetailleerde marktruimte berekening de wenselijkheid van de uitbreiding moeten onderbouwen. Een dergelijke berekening zal nodig zijn bij de Binckhorst.

Ad 3: Dit is het enige punt waarover geen consensus is bereikt. De gemeente Rijswijk wenst een maximum van {}{}}{}{}{}{}{}}{}{}}{}{}{}{}{}}7.500 m² niet-dagelijks aanbod. De gemeente Den Haag wenst dit niet in het bestemmingsplan op te nemen. Momenteel staat in het bestemmingsplan dat het totale netto vloeroppervlak aan detailhandel in dagelijks aanbod (waaronder supermarkten) niet meer dan 4.500 m² mag bedragen. Het niet-dagelijkse aanbod is niet gemaximeerd. Wel mag het totale netto vloeroppervlak aan detailhandel in mode niet meer dan 2.800 m² bedragen. Gesprekken tussen de gemeenten Rijswijk en Den Haag hebben er voor gezorgd dat Den Haag bereid is toch een maximum voor het niet-dagelijkse aanbod op te nemen à 9.000 m² wvo. Rijswijk houdt echter vast aan een maximum van {}{}}{}{}{}{}{}}{}{}}{}{}{}{}{}}7.500 m² niet-dagelijks aanbod, verankerd in het bestemmingsplan. Rijswijk vreest dat het niet-dagelijkse aanbod uiteindelijk groter wordt. Den Haag betoogt dat een normale mix van dagelijks- en niet-dagelijks aanbod nodig is. Een oververtegenwoordiging van niet-dagelijks aanbod is voor een goed en krachtig wijkwinkelcentrum onwenselijk en vanuit het oogpunt van een goede mix niet te verwachten. Een wijkwinkelcentrum drijft vooral op het dagelijks aanbod als trekker. De eis van Rijswijk om een maximum van {}{}}{}{}{}{}{}}{}{}}{}{}{}{}{}}7.500 m² voor niet-dagelijks aanbod te hanteren haalt alle flexibiliteit uit het plan om het wijkwinkelconcept op een goede wijze neer te zetten, aldus Den Haag.

De Werkgroep Detailhandel en Leisure concludeerde met een positief advies wat betreft de eerste twee punten. Wat betreft het derde punt hebben de gemeenten Rijswijk en Den Haag een verschil van mening en bleek een unaniem advies van de Werkgroep niet mogelijk.

De Werkgroep adviseert tot nader overleg tussen Rijswijk en Den Haag.

Na overleg met de voorzitter van de Werkgroep Detailhandel en Leisure en de secretaris van het Stadsgewest en gelet op de omstandigheid dat het wijkwinkelcentrum deel is van het grotere geheel van Haaglanden Megastores is een compromis gevonden, afgerond op maximaal 8.000 m² wvo voor het niet-dagelijkse aanbod.

In navolging van de KvK benadrukken wij dat handhaven van de in het bestemmingsplan vastgelegde oppervlakten noodzakelijk is.

Namens het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden,

mr. drs. G.A.A. Verkerk

NB: een afschrift van deze brief is ook gestuurd aan het College van B&W van Rijswijk en aan het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland.