Oostduin - Arendsdorp
Bestemmingsplan - 's-Gravenhage
Vastgesteld op 14-02-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp van de gemeente Den Haag.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0218GArendsdorp-50VA met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw:
een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door de bewoner, daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.
1.7 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten door de bewoner op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.
1.8 ambacht/ambachtelijk bedrijf:
het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
1.9 archeologische waarde:
de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.
1.10 baliefunctie:
een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingsgrens:
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.13 bebouwingspercentage:
een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.
1.14 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.
1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.16 belwinkel:
een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. bedrijf, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en met uitzondering van parkeerruimte.
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunnnig;
1.21 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.
1.22 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en met uitzondering van parkeerruimte.
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.29 bos:
Elk terrein met een minimum oppervlakte van 2 ha waarbinnen het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie wordt uitgeoefend.
1.30 bruto-vloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.32 brug:
een beweegbare, een vaste of een drijvende verbinding voor het verkeer tussen twee punten, die door water of anderszins gescheiden zijn.
1.33 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):
de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.
1.34 dak:
iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.
1.35 dakopbouw:
een vergroting van een gebouw welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen ruimte en daarvan deel uitmaakt.
1.36 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.
1.37 digitale verbeelding
de volledige verzameling van geometrische bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens behorende bij het bestemmingplan Oostduin-Arendsdorp
1.38 eerste bouwlaag:
de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.
1.39 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.40 extensief dagrecreatief gebruik:
een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken of een naar aard daarmee gelijk te stellen gebruik.
1.41 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geluidgevoelige functies:
functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.43 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.44 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.45 gemeentelijk beschermd stadsgezicht:
een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de gemeenteraad van Den Haag is aangewezen als beschermd stadsgebied.
1.46 grens verschillende hoogten:
een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;
1.47 grondoppervlakte van bebouwing:
de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.
1.48 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.49 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.
1.50 hoofdverkeerswegen:
rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.
1.51 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:
installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.
1.52 internetcafé/-gelegenheid:
een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).
1.53 kantoor:
een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.
1.54 kap:
een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.
1.55 kapverdieping:
een in de kap van een gebouw gelegen ruimte, waarvan de vloer niet meer dan 1,20 m. onder de goothoogte ligt, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.56 kiosk:
een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.
1.57 laag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.58 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.59 luifel:
afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.
1.60 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.61 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.62 oeververbinding:
een vaste verbinding tussen beide kanten of oevers van een water. Het betreft dan een andere verbinding dan een brug (bijvoorbeeld een aarden verbinding met hierin opgenomen een duiker).
1.63 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.64 ondergeschikte bouwdelen:
delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.
1.65 ontheffingsbesluit:
het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden, als bedoeld in de Wet geluidhinder, behorende bij dit bestemmingsplan.
1.66 overbouwing/onderdoorgang:
een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.67 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand (inclusief een wand van een ander (hoofd) gebouw waaraan is aangebouwd en waarop de overkapping steunt).
1.68 overkragende bebouwing:
bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.
1.69 parkeervoorziening:
voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.
1.70 paviljoen:
houten gebouw of overdekte stellage in parken of op feestterreinen of stranden waar daghoreca, muziekoptredens of toneeluitvoeringen plaatsvinden.
1.71 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
- b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.72 pergola
een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.
1.73 plangrens:
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.
1.74 plankaart:
de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Oostduin-Arendsdorp.
1.75 plint:
het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.
1.76 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.77 prostitutie-inrichting:
een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.78 recreatie-inrichting:
een inrichting, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het houden van bijeenkomsten van recreatieve aard of de uitoefening van recreatieve activiteiten, al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, alsmede inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn voor het gebruik door anderen dan de eigenaar of houder. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.
1.79 recreatieve waarde:
de aan een groengebied toe te kennen waarde voor het gebruik van het groen en de voorzieningen in vrije tijd voor ontspanning.
1.80 rijksbeschermd stadsgezicht:
een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet.
1.81 rijstrook:
een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.
1.82 seksclub:
een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.
1.83 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting en een seksclub.
1.84 sportvoorziening:
een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.
1.85 staat van bedrijfsactiviteiten:
de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan.
1.86 staat van horeca-inrichtingen:
de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan.
1.87 straat met doorgaande rijbaan:
doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.
1.88 terrein:
een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.
1.89 tuin:
beplant en (afgesloten) deel van het erf van een huis.
1.90 uitbouw:
Een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat. Verder te onderscheiden van het hoofdgebouw doordat het met de daarbij behorende dakconstructie verlaagd is uitgevoerd ten opzichte van het hoofdgebouw, een andere vorm heeft en is teruggelegen.
1.91 verblijfs-/woonstraten:
rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.
1.92 verkoopvloeroppervlak (vvo):
de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.
1.93 voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn is:
a. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd, die evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
b. voor andere terreinen dan onder a bedoelt: voor zoveel gelegen in de bebouwde kom, de grens van de weg en voor zoveel gelegen buiten de bebouwde kom, de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.
1.94 waterkering:
natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.
1.95 waterstaatkundige werken:
werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.
1.96 weg:
alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.97 welzijnsvoorzieningen:
voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang); onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.
1.98 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.
1.99 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.
1.100 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
1.101 woon-/werkeenheid
een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis worden uitgeoefend.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:
de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.
2.2 bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
2.3 bouwdiepte:
vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
2.4 hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van gebouwen:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).
2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:
- a. verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede kantoren en detailhandel zoals nader omschreven in artikel 3.4.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. artikel 3.2.2, onder a ten behoeve van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een maximum hoogte van 8 m;
3.4 Specifieke gebruiksregels
- a. detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
- b. binnen een bestemmingsvlak zijn uitsluitend niet zelfstandige kantoren toegestaan;
- c. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn;
- d. binnen het bestemmingsvlak is geen dienstwoning toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4:
- a. opdat niet in artikel 3.1 voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor ten hoogste milieu categorie B zoals opgenomen in bijlage 3 Staat van bedrijven bij functiemenging.
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bosgebied;
- b. park;
- c. plantsoen;
- d. groen (voorziening);
- e. houtopstanden;
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. in- en/of uitritten voor gemotoriseerd verkeer;
- i. speelvoorzieningen;
- j. ter plaatse van de aanduiding "tunnel" (tu) is een fiets/wandel tunnel toegestaan ten behoeve van de kantoorfunctie welke in verbinding staat met een parkeergarage aan de Carel van Bylandtstraat,
één en ander met binnen de bestemming passende bebouwing, waaronder bruggen, oeververbindingen, ecoverbindingen, fonteinen, (historische) tuinmuren, straatmeubilair, kunstwerken door kunstenaars, kunstwerken (duikers etc.), wandel-, fiets- en ruiterpaden, alsmede recreatie en educatie zoals nader omschreven in artikel 4.3.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) zijn ter behoud van de aanwezige zichtlijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen toegestaan met uitzondering van erfafscheidingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding "tunnel" (tu) zijn ondergrondse gebouwen ten behoeve van een fiets/wandel tunnel toegestaan;
- c. de maximale hoogte alsmede de totale oppervlakte van een nutsvoorziening bedragen respectievelijk 3 m en 15 m²;
- d. binnen de bestemming zijn behoudens het gestelde onder het b en c alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
- e. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen;
- f. in afwijking van het voorgaande lid mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan niet meer dan 1 m bedragen en op andere plaatsen niet meer dan 2 m;
4.3 Specifieke gebruiksregels
- a. extensieve recreatie en educatie zijn in beperkte mate als ondergeschikt medegebruik toegestaan;
- b. het gebruik van de gronden mag geen afbreuk doen aan de instandhouding en zo mogelijk versterking van natuur- en landschapswaarden;
- c. ten hoogste twee in- en/of uitritten zijn toegestaan ten behoeve van de ontsluiting van de bestemming Maatschappelijk - 2 voor het gemotoriseerd verkeer van en naar de Goetlijfstraat;
- d. ten hoogste twee in- en/of uitritten zijn toegestaan ten behoeve van de ontsluiting van de bestemmingen Wonen - 3, Gemengd en Wonen - 2 voor het gemotoriseerd verkeer van en naar de Wassenaarseweg;
- e. één in- en één uitrit is toegestaan ten behoeve van de ontsluiting van de bestemming Kantoor - 1voor het gemotoriseerd verkeer van en naar de Oostduinlaan
- f. maximaal twee rijstroken per in- en/of uitrit is toegestaan.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de voor 'Bos' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
- 4. de aanleg van oeverbeschoeiingen;
- 5. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
- 6. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
- b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
- 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatighied van de bestemming van de gronden of van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoor;
- b. wonen,
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgewerken van:
- a. artikel 5.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke. tot een maximum hoogte van 1,5 m;
5.4 Specifieke gebruiksregels
Het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van kantoor bedraagt niet meer dan 80 m2.
Artikel 6 Groen - Park
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen(voorziening);
- b. park;
- c. plantsoen;
- d. houtopstanden;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen,
één en ander met binnen de bestemming passende bebouwing, waaronder bruggen, bunkers, ecoverbindingen, fonteinen, straatmeubilair, kunstwerken door kunstenaars, kunstwerken (duikers etc.), wandel-, fiets- en ruiterpaden, alsmede recreatie en educatie.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. de maximale hoogte alsmede de totale oppervlakte van een nutsvoorziening bedragen respectievelijk 3 m en 15 m²;
- b. binnen de bestemming zijn behoudens het gestelde onder het voorgaande lid alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
- c. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. artikel 6.2onder c ten behoeve van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een maximum hoogte van 10 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels
- a. recreatie en educatie zijn in beperkte mate als ondergeschikt medegebruik toegestaan;
- b. het gebruik van de gronden mag geen afbreuk doen aan de instandhouding en zo mogelijk versterking van natuur- en landschapswaarden.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de voor 'Groen - Park' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
- 4. de aanleg van oeverbeschoeiingen;
- 5. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
- 6. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
- b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
- 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatighied van de bestemming van de gronden of van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
Artikel 7 Kantoor - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoor, één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, (ontsluitings)wegen, groen, water, parkeren en overige voorzieningen.
en ter plaatse van de aanduiding:
- a. "parkeergarage" (pg) is een half verdiepte garage toegestaan ten behoeve van de kantoorfunctie uitsluitend ter gebruik ten behoeve van parkeren;
- b. "tunnel" (tu) is een fiets/wandel tunnel toegestaan ten behoeve van de kantoorfunctie welke in verbinding staat met een parkeergarage aan de Carel van Bylandtstraat.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen ten aanzien van:
- a. de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en windhinder, alsmede in verband met de uitwerking ervan op de cultuurhistorische waarden van het historisch landgoed;
- b. de situering van in- en/of uitritten van de parkeergarage(s) en de situering van de expeditie.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. artikel 7.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke. tot een maximum hoogte van 1,5 m;
- b. artikel 7.2.1, onder c ten behoeve van het verschuiven van de door hoogtegrenzen omkaderde vlakken met maximaal 0,5 m, met dien verstande dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken ongewijzigd dient te blijven.
7.5 Specifieke gebruiksregels
- a. in- en/of uitritten ten behoeve van gemotoriseerd verkeer, zijn ten behoeve van de bestemming kantoor, uitsluitend toegestaan aan de Oostduinlaan, Floris Grijpstraat en Wassenaarseweg.
Artikel 8 Kantoor - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoor, één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. atikel 8.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke, tot een maximum hoogte van 1,5 m.
Artikel 9 Maatschappelijk - 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verenigingsleven,
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. artikel 9.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke. tot een maximum hoogte van 1,5 m;
- b. artikel 9.2.1, onder c ten behoeve van het verschuiven van de door hoogtegrenzen omkaderde vlakken met maximaal 0,5 m, met dien verstande dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken ongewijzigd dient te blijven.
Artikel 10 Maatschappelijk - 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. zorg en welzijnsinstelling;
- b. kinderdagverblijf,
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, (ontsluitings)wegen, groen, water, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.
en ter plaatse van de aanduiding:
- a. "wonen" (w) zijn zelfstandige woningen toegestaan.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen ten aanzien van:
- a. de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en windhinder, alsmede in verband met de uitwerking ervan op de cultuurhistorische waarden van het historisch landgoed;
- b. de situering van in- en/of uitritten van de parkeergarage(s) en de situering van de expeditie.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. artikel 2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke. tot een maximum hoogte van 1,5 m;
- b. artikel 2.1, onder c ten behoeve van het verschuiven van de door hoogtegrenzen omkaderde vlakken met maximaal 0,5 m, met dien verstande dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken ongewijzigd dient te blijven.
10.5 Specifieke gebruiksregels
- a. binnen de bestemming zijn uitsluitend zorgappartementen toegestaan;
- b. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van een kinderdagverblijf bedraagt niet meer dan 150 m2.
- c. ter plaatse van de aanduiding "wonen" (w) zijn zelfstandige woningen toegestaan;
Artikel 11 Maatschappelijk - 3
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. religie;
- b. één dienstwoning ten behoeve van de bestemming Maatschappelijk - 3;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, parkeren, water en overige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. artikel 11.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke. tot een maximum hoogte van 1,5 m;
- b. artikel 11.2.1, onder c ten behoeve van het verschuiven van de door hoogtegrenzen omkaderde vlakken met maximaal 0,5 m, met dien verstande dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken ongewijzigd dient te blijven.
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
'tuin',
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, voet- en fietspaden, groen, water en overige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Verkeer - Hoofdverkeersweg
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad;
- b. openbaar vervoerstroken;
- c. parkeerplaatsen;
- d. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
- e. voet- en fietspaden,
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, ten dienste van de bestemming toegestaan;
- b. de hoogte van palen, masten en antennes bedraagt maximaal 10 m;
- c. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 m;
- d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal 5 m.
Artikel 14 Verkeer - Straat
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en de buurt;
- b. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. voet- en fietspaden;
- e. ter plaatse van de aanduiding "tunnel" (tu) is een fiets/wandel tunnel toegestaan ten behoeve van de kantoorfunctie welke in verbinding staat met een parkeergarage aan de Carel van Bylandtstraat,
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding "tunnel" (tu) zijn ondergrondse gebouwen toegestaan ten behoeve van een fiets/wandel tunnel;
- b. behoudens het gestelde onder a zijn er op de gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, ten dienste van de bestemming toegestaan;
- c. de hoogte van palen, masten en antennes bedraagt maximaal 10 m;
- d. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 m;
- e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal 5 m.
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. voet- en fietspaden;
- b. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsstraat
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en de buurt;
- b. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. voet- en fietspaden,
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, ten dienste van de bestemming toegestaan;
- b. voor palen, masten en antennes ten hoogste 10 m;
- c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 10 m;
- d. voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, ten hoogste 5 m.
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. vijver;
- c. hoofdwatergang;
- d. waterberging;
- e. waterlopen;
- f. bruggen voor voetgangers en fietsers;
- g. oever;
- h. bruggen en oeververbindingen;
- i. duikers,
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, voet- en fietspaden, groen, water en overige voorzieningen en tevens voor instandhouding en versterking van aanwezige ecologische verbindingen,
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
- a. ten hoogste twee bruggen voor het gemotoriseerd verkeer van en naar de Wassenaarsweg zijn toegestaan voor de ontsluiting van de bestemmingen Wonen - 2, Gemengd en Wonen - 3;
- b. maximaal twee rijstroken per in- en/of uitrit is toegestaan.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder artikel 17.3 onder a voor de aanleg en gebruik van een derde en vierde brug ten behoeve van de ontsluiting van de bestemming Maatschappelijk - 2 voor het gemotoriseerde verkeer onder de voorwaarde dat maximaal twee ontsluitingen van het gemotoriseerde verkeer van en naar de Goetlijfstraat ten dienste van de bestemming Maatschappelijk - 2 zijn toegestaan.
Artikel 18 Wonen - 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf,
één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.3 Specifieke gebruiksregels
Met uitzondering van autoboxen en / of carports en bijbehorende in- en uitritten daarnaar toe geldt er binnen de bestemming Wonen - 1 een parkeerverbod.
18.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het gestelde in artikel 18.2.1, onder i ten behoeve van het bouwen van een of meerdere bijgebouwen met dien verstande dat:
- 1. de toegestane gezamenlijke oppervlakte per bestemmingsvlak aan overkappingen, aan-, uit- en bijgebouwen gelegen aan de Oostduinlaan ten hoogste 25 m² bedraagt en voor de Van Hogenhoucklaan en Floris Grijpstraat ten hoogste 40 m².
- 2. het gezamenlijke oppervlak van overkappingen, aan- uit- en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 50% van het gedeelte van het bestemmingsvlak dat achter het bouwvlak gelegen is;
- 3. in afwijking van artikel 18.2.1 onder i kan worden toegestaan dat een bijgebouw dat ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan aanwezig was, waarvan de oppervlakte meer dan 25 m2 respectievelijk 40 m2 bedraagt in de onder 1 genoemde gevallen, wordt vervangen door een bijgebouw, welke qua maximum oppervlakte overeenkomt met het ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande bijgebouw;
- 4. bijgebouwen ten minste vijf meter achter de voorgevelrooilijn worden gesitueerd;
- b. artikel 18.2.1, onder b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten e.d. tot een maximum hoogte van 1,5 m.
Artikel 19 Wonen - 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf,
één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.3 Specifieke gebruiksregels
Met uitzondering van autoboxen en / of carports en bijbehorende in- en uitritten daarnaar toe geldt er binnen de bestemming Wonen - 2 een parkeerverbod.
19.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. artikel 19.2.1, onder f ten behoeve van het bouwen van een vrijstaand bijgebouw met dien verstande dat:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte per bestemmingsvlak aan vrijstaande bijgebouwen, behoudens de gebouwen gelegen aan de Van Hogenhoucklaan waar maximaal 40 m2 is toegestaan, aan de Wassenaarseweg maximaal 20 m2 bedraagt;
- 2. het gezamenlijke oppervlak van vrijstaande bijgebouwen niet meer bedraagt dan 50% van het gedeelte van het bestemmingsvlak dat achter het bouwvlak gelegen is;
- 3. in afwijking van het vorenstaande, onder 1, kan worden toegestaan dat een bijgebouw dat ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan aanwezig was, waarvan de oppervlakte meer dan 20 m2 respectievelijk 40 m2 bedraagt in de onder 1 genoemde gevallen, wordt vervangen door een bijgebouw, welke qua maximum oppervlakte overeenkomt met het ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande bijgebouw;
- 4. bijgebouwen tenminste vijf meter achter de voorgevelrooilijn worden gesitueerd.
- b. artikel 19.2.1, onder b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten e.d. tot een maximum hoogte van 1,5 m;
Artikel 20 Wonen - 3
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen,
één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen ten aanzien van:
- a. de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en windhinder, alsmede in verband met de uitwerking ervan op de cultuur historische waarden van het historisch landgoed;
- b. de situering van in- en/of uitritten van de parkeergarage(s) en de situering van de expeditie.
20.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. lid 2 sub 1, onder f ten behoeve van het vergroten van het gezamenlijke oppervlakte van bijbouwen, met dien verstande dat de maximum oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 50 m2;
- b. lid 2 sub 1, onder b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten e.d. tot een maximum hoogte van 1,5 m;
- c. lid 2 sub 1, onder b ten behoeve van het verschuiven van de door hoogtegrenzen omkaderde vlakken met maximaal 0,5 m, met dien verstande dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken ongewijzigd dient te blijven.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid - A
Het college van burgemeester en wethouders kan de regels binnen de bestemming Wonen - 3 wijzigen met in acht name van de volgende voorwaarden:
- a. aanpassing van het aanwezige bouwvlak in één of meerdere bouwvlakken (ten hoogste drie afzonderlijke bouwvlakken welke met elkaar mogen worden verbonden) mits de (gezamenlijke) oppervlakte maximaal 6500 m² bedraagt en waarbij de grens van het bouwvlak, gezien vanaf de Wassenaarseweg achter de verlengde zij- en voorgevelrooilijnen van de hoofdbebouwing van de percelen Wassenaarseweg 64 en 66 is gelegen en voorts onder de volgende voorwaarden:
- 1. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 60%;
- 2. indien sprake is van één bouwvlak bedraagt de maximale hoogte voor gebouwen 35 meter;
- 3. indien sprake is van twee of drie bouwvlakken bedraagt de hoogte voor gebouwen in het bouwvlak gelegen langs de Wassenaarseweg ten hoogste 30 meter en voor de overige bouwvlakken maximaal 35 meter, met uitzondering van verbindende gebouwen, hiervoor geldt een maximale hoogte van 5 meter;
- 4. de bruto vloer oppervlakte bedraagt exclusief parkeervoorzieningen maximaal 27.000 m²;
- 5. er is uitsluitend een (half)verdiepte en / of ondergrondse parkeervoorziening toegestaan, bestaande uit maximaal twee bouwlagen mits de bovenste parkeerlaag maximaal 1.10 m boven maaiveld is gelegen en waarbij de bouw- en gebruiksnormen voor parkeren zoals genoemd in artikel 25 en artikel 26 in acht worden genomen;
- 6. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
- 7. een (ondergrondse) parkeervoorziening is gedeeltelijk buiten het bouwvlak toegestaan mits deze binnen het bestemmingsvlak geheel onder het maaiveld is gelegen;
- 8. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de zich daar bevindende flora en fauna en aan het woon- leefmilieu van de omwonenden.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid - B
Het college van burgemeester en wethouders kan ten hoogste 20% van het oorspronkelijke bestemmingsvlak Wonen - 3 wijzigen in de bestemming Bos en / of de bestemming Water met de bijbehorende regels van de bestemmingen die dan gelden.
Artikel 21 Leiding - Riool
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een:
- a. afvalwater transportleiding,
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de op de plankaart aangeduide zone van de bestemming 'Leiding - Riool' als bedoeld in artikel 21.1 gelden de volgende regels:
- a. ten dienste ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten en overige nutsvoorzieningen toegestaan;
- b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in artikel 21.2 onder b onder de voorwaarde dat:
- 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leiding;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
- 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
- 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen;
- 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
- 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
- 8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
- b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
- 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
- c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
- 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
- 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden of van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
Artikel 22 Waarde - Archeologie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in artikel 22.1, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
22.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:
- a. het archeologisch onderzoek;
- b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
- a. voor het uitvoeren van werken geen bouwwerken zijnde met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m, dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het betreft de volgende werken en werkzaamheden:
- 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- 2. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
- b. het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
- 1. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
- 2. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
- 3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de terinzagelegging van dit plan.
- c. de aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld onder a. dient bij het indienen van de aanvraag een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
- d. aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' - aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van een rijksbeschermd stadsgezicht, zoals beschreven in het aanwijzingsbesluit rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout van 29 oktober 1996, zoals opgenomen in bijlage 2 Aanwijzing beschermdstadsgezicht bij de regels van dit plan.
23.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' als bedoeld in artikel 23.1gelden de volgende regels:
- a. het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 23.1, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren;
- b. het gestelde onder a geldt niet voor bouwplannen die (mede) ten doel hebben het herstel van de oorspronkelijke waarden van de betreffende bouwwerken;
- c. het bepaalde onder a heeft, ingeval van strijdigheid, voorrang op de bouwregels behorende bij de samenvallende bestemmingen en op de algemene bouw- en afwijkingsregels;
- d. het gestelde onder a geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken en nadat hierover advies is ingewonnen bij de monumentencommissie zoals bedoeld in de Monumentenverordening van de gemeente Den Haag.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
- a. het is verboden op of in de voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) de buitenkant van gevels en muren die van af de openbare weg zichtbaar zijn te pleisteren, te verven of op soortgelijke wijze te behandelen.
- b. de onder a genoemde verboden gelden niet:
- 1. indien en voor zover de werken en werkzaamheden als genoemd onder a noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer of onderhoud van de gronden;
- 2. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
- 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die van zeer ondergeschikte betekenis zijn.
- c. de werken, geen bouwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover deze:
- 1. geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarde(n) als bedoeld in artikel 23.1 of als deze door het stellen van voorwaarden bij het verlenen van een aanlegvergunning kunnen worden veiliggesteld;
- 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het terrein van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 23.1;
- 3. geen neveneffecten teweegbrengen die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden of van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Bouwregels
- a. de in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
- b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 m boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld bevinden;
- c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
- d. installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
- e. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
- f. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen - zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer - met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximaal bruto-vloeroppervlakt tot 15 m2 , zijn toegestaan;
- g. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 m en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
- h. bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
- 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
- 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen.
- i. binnen de van dit plan deel uitmakende gronden is straatmeubilair toegestaan;
- j. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
- 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte voor een personenauto ten minste 1.80 m bij 5.50 m en ten hoogste 3.25 m bij 6.00 m bedraagt, uitgaande van langsparkeren en ten minste 2.50 m bij 5.00 m in geval van haaks parkeren;
- k. vlaggenmasten op gebouwen zijn toegestaan met bijbehorende hoogten zoals genoemd binnen de regels van het bijbehorende bestemmingsvlak.
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
- a. het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; Tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
- 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel en voor het gebruik van eengezinswoningen als meergezinswoningen;
- b. indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage 1 Parkeernormen van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
27.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:
- a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelgrensafstanden en bebouwingspercentage met maximaal 10%
- b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 1 m;
- c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
- d. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk- provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelgen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
- e. containers, al dan niet beneden peil gelegen, voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijk afval;
- f. kunst- en reclameobjecten;
27.2 Afwijking van de in het plan opgenomen gebruiksregels
- a. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepaling van het plan ten aanzien van het bepaalde in artikel 26 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- b. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten aanzien van het bepaalde in artikel 26 onder b ten aanzien van het gebruik van eengezinswoningen als meergezinswoningen mits:
- 1. dit geen consequenties heeft voor het stedenbouwkundige karakter van de bebouwing;
- 2. daardoor de parkeerdruk in de wijk niet onevenredig toeneemt;
- 3. de (cultuurhistorische) waarden van het rijksbeschermde stadsgezicht daardoor niet worden aangetast.
- c. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten aanzien van het bepaalde in artikel 26 onder b ten behoeve van de parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen,bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
- 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
- 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de regels opgenomen parkeernormen;
- 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
27.3 Afwijking overige regels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten aanzien van het bepaalde in de regels ten behoeve van:
- a. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 3 m bedraagt;
- b. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden verleend. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden verleend.
- c. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
- d. sirenes ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructies;
- e. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclame objecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
- f. bouwwerken ten behoeve van veiligheidvoorzieningen of verkeersregulering, zoals rampaaltjes, verhoogte troittoirs en/of pollers;
- g. het in geringe mate, doch niet meer dan 3 m afwijken van het profiel van een straat, alsmede van de vorm van bouwvlakken en van door hoogtegrenzen omkaderde vlakken, voor zover dat wenselijk is voor de goede uitvoering van het plan;
- h. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, welke niet voldoen aan het gestelde in artikel 25 onder f met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 30 m2;
27.4 Voorwaarde
Met een omgevingsvergunning kan in dit artikel niet worden afgeweken indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
28.1 Wijzigen Waarde - Archeologie
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het van dit plan deel uitmakende geometrisch bepaalde vlak met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie te wijzigen door middel van het laten vervallen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie, een en ander met inachtneming van de volgende regels:
- a. door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
28.2 Wro-zone - wijzigingsgebied - 1
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om de gronden met de bestemmingen Bos, en Wonen - 3 ter plaatse van de "Wro-zone - wijzigingsgebied - 1" (onderling) te wijzigen in de bestemmingen Bos, Water en Wonen - 3 tot een maximum van 2100 m² met de bijbehorende regels van de bestemmingen die dan gelden met inachtname van de volgende voorwaarden:
- a. een wijziging van de bestemmingen Bos en Water naar Wonen - 3 dient aan te sluiten op het oorspronkelijke bestemmingsvlak Wonen - 3;
- b. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing in het landgoed;
- c. er is sprake van een verbeterde stedenbouwkundige en cultuurhistorische inpassing van het bestemmingsvlak Wonen - 3 in het landgoed ten opzichte van de oorspronkelijke situering van het bestemmingsvlak Wonen - 3.
- d. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de zich daar bevindende flora en fauna.
Artikel 29 Algemene Procedureregels
29.1 Algemene wijzigings- en uitwerkingsregels
- a. Het ontwerp van het plan tot wijziging en/of uitwerking ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
- b. Het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging tevoren bekend in een nieuwsblad dat in de gemeente wordt uitgegeven en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij het bevoegd gezag zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp;
- d. Het bevoegd gezag beslist binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigings- en/of uitwerkingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
De gemeente Den Haag wil een nieuw bestemmingsplan voor Oostduin - Arendsdorp opstellen waarin een actueel planologisch-juridisch kader wordt ontwikkeld waarin een enkele ruimtelijke ontwikkeling inclusief de upgrading van de landgoederen en het Goetlijfpark mogelijk wordt gemaakt.
Door de gemeenteraad is op 14 december 2006 in relatie tot het actualiseringsprogramma en de Structuurvisie Den Haag 2020 de Nota Bestemmingsplannen vastgesteld. Hierin is vastgelegd dat de komende jaren een actualisering plaatsvindt van een groot aantal verouderde bestemmingsplannen. Voor het plangebied Oostduin - Arendsdorp gelden verouderde plannen die uitgaan van verouderd ruimtelijk beleid en daarmee geen adequate juridisch-planologische regeling treffen waarmee de gemeente de aanwezige kwaliteiten goed kan conserveren. Deze verouderde plannen staan een goed beheer van het plangebied en/of nieuwe ontwikkelingen in de weg. In de Nota Bestemmingsplannen worden ten aanzien van deze actualisering drie verschillende prioriteiten beschreven:
I. Prioriteit één
Dit zijn verouderde plannen waarop de oude verordening van toepassing is van voor de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (WRO) in 1965 alsmede gebiedsdelen behorend tot een beschermd stadsgezicht waarvoor nog geen beschermend bestemmingsplan is gemaakt. Aan de actualisering van deze plannen voor het gebied is de hoogtste prioriteit toegekend.
II. Prioriteit twee
Dit zijn verouderde plannen, tot stand gekomen onder de vigeur van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en ouder dan 16 jaar.
III. Prioriteit drie
Dit zijn verouderde plannen, tot stand gekomen onder de vigeur van de Wet op de ruimtelijke ordening en niet ouder dan 16 jaar.
Het plangebied Oostduin - Arendsdorp is verdeeld in diverse planologische regimes. Deze verschillende en verouderde plannen vallen onder de prioriteit II van de Nota Bestemmingsplannen.
Op deze wijze wordt voldaan aan de actualiseringsverplichting uit de Wet ruimtelijke Ordening (Wro). In artikel 3.1 van de Wro is vastgelegd dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2).
Tenslotte maakt het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp, zoals in het begin reeds aangeven, een aantal ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk voor ondermeer de sloop - en nieuwbouw en een betere inpassing van serviceflat Arendsdorp in het landgoed. Voor het verpleeg- en verzorgingshuis Oostduin aan de Goetlijfstraat wordt geen ruimtelijke ontwikkeling bij recht mogelijk gemaakt. In deze fase worden alleen stedenbouwkundige kaders gesteld voor mogelijke toekomstige initiatieven. Deze ruimtelijke ontwikkelingen worden in hoofdstuk 5 beschreven.
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur heeft het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp tot doel:
- 1. Upgraden van de aanwezige landgoederen en het 'Goetlijfpark' (ook wel 'Bunkerpark' of 'Bunkerbosje' genoemd) met hierin de bestemminglegging natuur, groen en infrastructurele voorzieningen (bijv. bruggen) over water op grond van de vastgestelde beheervisie Oostduin - Arendsdorp inclusief het Goetlijfpark (Bunkerbosje) en de Stedelijk Groene Hoofdstructuur.
- 2. Opname van een planologisch-juridisch kader voor de planontwikkeling: vervanging van serviceflat Arendsdorp met de bestemming "Wonen".
- 3. Opname van stedenbouwkundige kaders in de toelichting voor een mogelijke toekomstige planontwikkeling: vervanging of renovatie van het verpleeg- en verzorgingshuis Oostduin met de bestemming "Maatschappelijk" (maatschappelijke voorzieningen en welzijnsvoorzieningen).
- 4. Opname van een adequate aan- en bijgebouwenregeling voor bestaande woningen in het plangebied (niet voor aanwezige kantoren en welzijnsvoorzieningen).
- 5. Voor het gedeelte waarin geen ontwikkelingen zijn beoogd zal op grond van het Rijksbeschermd Stadsgezicht sprake zijn van een conserverende bestemminglegging waarin de bestaande situatie in stand zal worden gehouden. De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privé-gebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. Afgezien van de ontwikkeling genoemd onder twee is het plan in hoofdzaak een conserverendbestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, landschap, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de landschappelijke inpassing (gelet op de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten) van het plan enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds. Het bestemmingsplan biedt hiervoor de planologisch-juridische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan voor in de toekomst en het mogelijk maken van de nieuwe ontwikkelingen.
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied wordt begrensd door de : Wassenaarseweg, de Oostduinlaan, de Ruychrocklaan, Van der Houvenstraat, Goetlijfstraat, Van Hogenhoucklaan en Floris Grijpstraat. Het hart van de weg wordt als plangrens aangehouden zodat aangrenzende bestemmingsplannen goed op elkaar kunnen aansluiten. Daarnaast is op deze wijze een alternatieve ontsluiting van het landgoed aan de Wassenaarseweg binnen dit bestemmingsplan geborgd.
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.4.1 Vigerend bestemmingsplan
Binnen het plangebied gelden tot de inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan de volgende planologische regelingen:
- 1. Oostduin-Arendsdorp, prioriteit II, vastgesteld bij raadsbesluit op 29 oktober 1973 (rb 415), goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten 13 november 1974,
- 2. Oostduin-Arendsdorp, eerste herziening, prioriteit II, vastgesteld bij raadsbesluit op 23 februari 1981 (rb 55), goedkeuringsbesluit gedeputeerde Staten 23 september 1981,
- 3. Benoordenhout, prioriteit II, vastgesteld bij raadsbesluit op 30 juni 1981 (rb 349), goedkeruingsbesluit Gedeputeerde Staten 23 november 1982;
Met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp komen de hierboven genoemde planologische regelingen 1 t/m 3 voor onderhavig plangebied te vervallen.
1.4.2 Paraplu herzieningen
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen dat op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing is en dat door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied Oostduin - Arendsdorp wordt vervangen.
- a. Bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen, vastgesteld bij raadsbesluit, d.d. 25 november 2004 (rb 199), goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten 15 maart 2005;
- b. Bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk, vastgesteld bij raadsbesluit, d.d. 25 november 2004 (rb 207).
1.5 Leeswijzer
Nadat in dit eerste hoofdstuk van de toelichting de aanleiding van het opstellen van het bestemmingsplan, de ligging en begrenzing van het plangebied, het doel van het bestemmingsplan en de vigerende planologische regelingen zijn beschreven wordt in het volgende hoofdstuk een beschrijving van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de beleidskaders die voor het plangebied relevant zijn. Hoofstuk 4 gaat in op de verschillende milieuaspecten. Hoofdstuk 5 geeft de planbeschrijving weer. In dat hoofdstuk wordt een integrale afweging gemaakt ten aanzien van alle relevante beleidsuitgangspunten en hoe deze 'vertaald' zijn naar het plan. Hoofdstuk 6 gaat in de op de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 zijn de resultaten van het overleg en de inspraak verwerkt.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Inleiding
Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.
2.2 Ontstaansgeschiedenis
Het landgoed Oostduin-Arendsdorp en het Goetlijfpark (Bunkerbosje) zijn onderdeel van de vele groengebieden in de wijk Benoordenhout. De wijk heeft haar groene karakter te danken aan het feit dat er oorspronkelijk in het gebied veel landgoederen lagen omzoomd door bossen. De landgoederen Oostduin en Arendsdorp werden als parken in het gebied opgenomen.
De Haagse wijk Benoordenhout is gelegen op oude duingrond en wordt van oudsher doorsneden door drie evenwijdig aan de kust gelegen wegen: de Waalsdorperweg, de Wassenaarseweg en de Benoordenhoutseweg. Een lager gelegen veengebied vanaf de Waalsdorperweg tot de Benoordenhoutseweg had de naam Benoordenhoutse polder.
Vanaf het midden van de 16e eeuw groeiden de aanwezige boerderijen uit tot grote en kleine buitenplaatsen; zo ontstonden er de landgoederen Oostduin, Arendsdorp, Clingendael en Waalsdorp. De landgoederen Oostduin en Arendsdorp (18,7 hectare) werden rond 1580 gesticht en maken onderdeel uit van de landgoederenzone op de oude strandwallen.
[Kaart Cruquius omstreek 1712]
Tot 1884 behoorde het gehele gebied tot Wassenaar. Een klein stuk was Haags grondgebied (Nassaukwartier). De gronden waren bijna geheel in handen van de familie Van Bylandt (Oostduin-Arendsdorp) en de familie Van Brienen (Clingendael). De delen Oostduin, Arendsdorp en Waalsdorp zijn in 1845 samengevoegd nadat de familie Van Bylandt het deel Waalsdorp had aangekocht. In de 19e eeuw zijn Oostduin en Arendsdorp in landschapsstijl ingericht.
[Historische kaart rond 1900, bron: www.kich.nl]
Aan het begin van de 20e eeuw is een deel van het gebied ten oosten van de sloot die Arendsdorp in tweeën deelt verkocht om een woonwijk te kunnen bouwen. In diezelfde tijd werd een grote vijver met een eiland gegraven achter het landhuis van Oostduin. De laatste eigenaresse, de Gravin van Bylandt, heeft tot 1943 op het landgoed gewoond omdat het landgoed op last van de bezettende macht moest worden ontruimd. Na de bevrijding gaf zij opdracht de buitenplaatsen, die zij niet meer wenste te betreden, te slopen. In 1958 werd het landgoed voor het publiek opengesteld, waarbij de gemeente Den Haag de renovatie en het onderhoud voor haar rekening nam.
Vanaf het begin van de 20e eeuw wordt het gebied rondom het landgoed steeds verder ontwikkeld, deels gebaseerd op het uitbreidingsplan van Berlage. Het landgoed is omringd door woonbuurten uit de jaren dertig waaronder in het plangebied enkele woningen aan de Oostduinlaan en de Van Hogenhoucklaan.
Richting Koninginnegracht werden in diezelfde tijd kantoorgebouwen gerealiseerd. Aan de Wassenaarseweg 80 werd in 1942 naar ontwerp van architect J.J.P.Oud het hoofdkantoor van Shell (destijds Bataafsche Import Maatschappij geheten) gebouwd.
Net buiten het plangebied werden voor Shell aan de Carel van Bylandtlaan kantoren gerealiseerd en aan de Wassenaarseweg 36 het hoofdkantoor voor de Nederlandsch-Indische Spoorwegen (nu ambassade van Zuid Afrika).
Hoewel gravin van Bylandt bedongen had dat alleen huizen op het restant van haar landgoed zouden worden gebouwd, zijn op dit beding vanaf het begin uitzonderingen gemaakt. Door de gunstige ligging ten opzichte van het centrum en de uitvalswegen bleek de wijk zeer aantrekkelijk voor de vestiging van kantoren. Een deel van het voormalige landgoed is bebouwd met kantoorgebouwen, een rusthuis en een serviceflat. Het in Arendsdorp aanwezige herenhuis is in de negentiende eeuw gesloopt. 'Huize Oostduin' is tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoest en in 1946 gesloopt.
Het Goetlijfpark, ook wel het bunkerbosje genoemd, is in de jaren twintig ontstaan. Het gebied behoorde oorspronkelijk tot het landgoed Waalsdorp. De vijver is voortgekomen uit een sloot die oorspronkelijk door de weilanden liep. De lindelaan die langs de grenssloot tussen Oostduin en Arendsdorp liep, is bij de aanleg van het park verlengd. Onder de dekking van de linden zijn door de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog bunkers gezet, zodanig dat de bomen bespaard bleven. Rond de bomen werden stenen muurtjes gebouwd.
Na de oorlog is het geheel opnieuw als park ingericht. De bunkers en de linden staan er nog steeds en zijn inmiddels tot gemeentelijk monument verklaard.
2.3 Ruimtelijke Structuur
Oostduin-Arendsdorp ligt nu midden in de wijk Benoordenhout. Het landgoed ligt aan één van de doorgaande wegen in de stad, de Wassenaarseweg. Oostduin-Arendsdorp bestaat uit twee parkdelen met verschillende karakters, slechts verbonden door een bruggetje in het midden. Het noordwestelijk gelegen Goetlijfpark (Bunkerbosje) is een meer op zich staand buurtparkje met een bunkercomplex uit de tweede wereldoorlog.
Het gebied draagt bij aan het groene karakter van de Wassenaarseweg, dat meerdere oude landgoederen met elkaar verbindt. De landgoederen zijn haaks georiënteerd op de Wassenaarseweg en volgen de oorspronkelijke slagen van het ontgonnen landschap tussen de hogere duinruggen. De parkdelen die ooit aan de landhuizen toebehoorden, liggen in noordwestelijke richting omgeven door water naast elkaar.
Aan de zuidwestzijde van het landgoed liggen vooral grote oudere kantoorpanden. Aan de noordoostzijde wordt het karakter vooral bepaald door de vrijstaande meer villa-achtige bebouwing.
Door alle stedelijke uitleg is door de tijd heen het nagenoeg vierkante oppervlak van het landgoed in het Benoordenhout verweven. De oude met bomen begeleide landwegen die de oorspronkelijke buitenplaatsen met elkaar verbonden zijn in het stedelijk weefsel opgenomen. Zij bepalen in belangrijke mate de groene kwaliteiten van de wijk. De Wassenaarseweg, de Ruyckrocklaan, de Van Hogenhoucklaan, de Waalsdorperweg en de Benoordenhoutseweg zijn groene corridors naar andere delen van de stad en naar het buitengebied.
2.3.1 Bebouwing
2.3.2 Verkeer en infrastructuur
De Wassenaarseweg is de belangrijkste doorgaande route voor het verkeer door het plangebied en maakt deel uit van de Haagse hoofdstructuur voor het wegverkeer. De Wassenaarseweg ontsluit tevens de serviceflats in het gebied. De Oostduinlaan en de Van Hogenhoucklaan hebben een wijk- en buurtontsluitende functie. De overige wegen zijn voornamelijk van belang voor de directe ontsluiting van bestemmingen in het plangebied zoals de zorginstellingen, woningen en kantoren. De meeste bestemmingen beschikken over een parkeervoorziening op het eigen terrein. Busverkeer wordt afgewikkeld via de Wassenaarseweg en de Oostduinlaan.
Het gebied binnen de omringende wegen is verder alleen toegankelijk voor voetgangers en fietsers. Het Goetlijfpad verbindt de Oostduinlaan met de Goetlijfstraat voor fietsers. Het fietspad vormt, samen met de singel om het landgoed, tevens de scheiding tussen het Goetlijfpark (Bunkerbosje) en het voormalige landgoed Oostduin - Arendsdorp.
Voor voetgangers zijn er meerdere entrees tot het gebied. De verschillende plekken in het landgoed worden door middel van een stelsel van wandelpaden met elkaar verbonden. De hoofdroute door het landgoed loopt vanaf de entree naast serviceflat Arendsdorp naar de entree naast zorginstelling Oostduin. Deze noord - zuid route is uitsluitend voor voetgangers maar wordt in de praktijk veel door fietsers gebruikt.
Voor de oost - west routes vormen de lange bossloot en de huidige bebouwing van Oostduin een barrière.
2.3.3 Groen
Door hun omvang en door hun ligging tussen andere grote groengebieden heeft Oostduin-Arendsdorp een belangrijke functie voor de natuurwaarden in de stad. Het maakt deel uit van de stedelijke groene hoofdstructuur. Het heeft ook een belangrijke recreatieve functie en wordt intensief gebruikt.
Het landgoed is door middel van groen/blauwe verbindingen goed aangehaakt op haar (groene) omgeving. Aan de zuidoostzijde wordt het landgoed via de Neuhuyskade met haar singel en groene oevers verbonden met het Haagse bos. Het water in het midden van het profiel is een doorzetting van de oude scheidingsloot in het landgoed. De zuidelijke grenssloot van het landgoed is onderdeel van de groenblauwe verbinding tussen de Koninginnegracht en Park Clingendael.
In het noordwesten verbindt de singel in de Groenhovenstraat het landgoed met de Koninginnegracht. De groene singel is ooit onderdeel geweest van de groen-blauwe route vanaf Clingendael richting het centrum van de stad. Deze route liep vroeger langs de noordzijde van de twee landgoederen. In de huidige situatie wordt het 17e-eeuwse lindenlaantje als groen-blauw element onderbroken door het entreegebied van Oostduin. Ten behoeve van de entree is destijds een deel van de doorgaande bomenrij gekapt en een deel van de sloot gedempt of omgevormd tot vijvertje.
Ook de singel langs de Oostduinweg is ter hoogte van het kantoorgebouw onderbroken. Hier ligt nu een parkeerterrein behorende bij het kantoorgebouw.
In het landgoed Oostduin-Arendsdorp is de landschappelijke parkaanleg uit de 18e eeuw nog redelijk goed herkenbaar. Met name het noordoostelijke deel bevat diagonale doorzichten die verschillende groene open veldjes met elkaar verbinden. Daarnaast zijn diverse elementen van de oorspronkelijke eind 17e eeuw geometrische parkaanleg aanwezig zoals de langgerekte barokke vijver met halve rondingen en de lanen, tuinmuren en grenssloten.
De oorspronkelijke grenssloot tussen de landgoederen is rond 1925 vergraven tot een meanderende watergang.
Er liggen meerdere entrees van het landgoed vanaf de omringende wegen. De meeste entrees hebben geen monumentaal karakter, met uitzondering van die op de hoek Oostduinlaan-Wassenaarseweg. Aan de Oostduinlaan is ook een weinig opvallende entree van het landgoed; aan de achterzijde van het kantoorgebouw is het landgoed bereikbaar via een historisch bruggetje. Het gebied kan gezien worden als een volwaardig groengebied met een grote afwisseling van bospercelen, waterpartijen, open terreinen, een gevarieerde begroeiing en een - ondanks de beperkte oppervlakte - behoorlijke variëteit aan fauna. Op dit moment is er sprake van een langzame achteruitgang in de kwaliteit van het landgoed. Het beheer is toe aan een actualisatie.
Monumentale bomen
Op het landgoed zijn zestig monumentale bomen aanwezig.
Oostduin, oprijlaan vanaf ingang Wassenaarseweg | laan met 50 beuken (Fagus Sylvatica) |
Oostduin, in gazon tegenover heidetuin | gewone esdoorn (Acer Ps. Leopoldii) |
Oostduin, in gazon | gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) |
Oostduin, langs vjiver | rode beuk (Fagus sylvatica 'Purpurea') |
Oostduin, bij doorgang brug Arendsdorp | groep van 5 zomereiken (Quercus robur) |
Oostduin | zomereik, tweestammig (Quercus robur) |
Oostduin | zomereiken (Quercus robur) |
Langs de Wassenaarseweg staat ter hoogte van nummer 76 serviceflat Arendsdorp een monumentale groep van 18 taxussen (Taxus baccata).
2.3.4 Water
Een belangrijk onderdeel van het landgoed dat bijdraagt aan de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit zijn de watergangen en vijvers. Deze dateren veelal nog van de aanlegperiode, en sommige zijn bij de verandering naar de Engelse stijl vergraven tot hun huidige vorm. Het water speelt een belangrijke rol in de begrenzingen en beleving van de verschillende delen van het park. Het biedt verassende ruimten gecombineerd met zichtlijnen in het landgoed.
Het water in Oostduin-Arendsdorp (circa 35.000 m2) maakt onderdeel uit van het boezemgebied.Het vastgestelde streefpeil voor de boezem ligt op NAP - 0,43 meter. De watergangen hebben een drainerende functie. Het water wordt afgevoerd in de richting van het centrum van Den Haag en wordt vervolgens in de haven van Scheveningen of bij de Nieuwe Waterweg uitgemalen. Het grondwater in Oostduin-Arendsdorp volgt het natuurlijke, seizoensgebonden verloop. De gemiddelde grondwaterstand varieert al naar gelang de afstand tot het meest nabij gelegen oppervlaktewater. De grondwaterstand bevindt zich in Oostduin- Arendsdorp op circa 0.60 meter beneden maaiveld, maar op veel plaatsen kan het grondwaterpeil hoger stijgen. Een deel van de vegetatie (met name de bomen, maar ook de gazons) heeft veel last van de hoge grondwaterstand. In het Benoordenhout staat het grondwater gemiddeld anderhalve meter onder maaiveld. De grondwaterstand schommelt door het jaar heen, hoger in de winter, lager aan het eind van de zomer. In de regel fluctueert de waterstand in het boezemgebied maar weinig. In het Benoordenhout bedraagt dit verschil niet meer dan 30 centimeter. Het oppervlaktewater in Oostduin-Arendsdorp kent een matige lichtdoorlatendheid. De gewenste zichtdiepte voor ecologisch functioneren wordt beperkt of niet gehaald. Ook fluctueert de pH-waarde op jaarbasis aanzienlijk. Door een te lage pH-waarde ontstaan ongewenste schimmels. Tenslotte is de hoeveelheid zuurstof in het water matig.
2.3.5 Bodem
Het gebied behoort tot het oude binnenduinlandschap. Oostduin-Arendsdorp ligt voor een belangrijk deel op een uitloper van een oude strandwal in de overgang naar de strandvlakte waarop ook Clingendael is gelegen. De vroegere bebouwing (de voormalige landhuizen) bevond zich op de iets hogere en drogere zandwal. De strandwal is nog enigszins herkenbaar in het reliëf in Oostduin.
De lager gelegen strandvlakte is relatief vlak en vrij vochtig, geschikt voor agrarisch gebruik. De hoogteligging van het gebied varieert rond de 1 meter boven NAP.
De bodem bestaat voornamelijk uit duinzandgronden waar als gevolg van de relatief hoge grondwaterstand humus en slibhoudend zand aanwezig is. Dit humusrijke slibhoudende zand heeft een dichtere structuur dan zandgrond en een relatief geringe waterdoorlatendheid.
2.3.6 Archeologie
Bekende geologische en archeologische gegevens
Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in zijn geheel gelegen in een niet door Jong Duin (Laag van den Haag) overstoven deel van het strandwallenlandschap. Het gaat hier volgens de huidige gegevens bijna geheel om een strandwal; een smalle met veen gevulde strandvlakte, die net buiten het plangebied bekend is, lijkt hier afwezig. Alleen in het uiterste noorden van het plangebied, tegen de Ruychrocklaan aan, is van nog een strandvlakte sprake.
Het strandwallenlandschap heeft in zijn algemeenheid een hoge archeologische verwachting. De zandruggen waren al vrij snel bewoonbaar en ook heel aantrekkelijk voor onze verre voorouders. Op die plekken zijn in Den Haag dan ook vaak sporen van nederzettingen aangetroffen. De lager gelegen gedeelten, de strandvlaktes, waren op zijn minst geschikt om gewassen te verbouwen en vee te hoeden. Resten van deze bewoning kunnen teruggaan tot in de vroege prehistorie, terwijl ook in de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen volop in het duingebied gewoond lijkt te zijn. Binnen het plangebied zijn daar overigens nog geen voorbeelden van bekend. Iets buiten het plangebied echter, bij het ziekenhuis Bronovo, is sprake van een uiterst belangrijke vindplaats. Hier zijn resten teruggevonden van een nederzetting uit de vroege middenbronstijd (tussen ongeveer 1800 en 1500 v. Chr). Boven dit niveau is een laag uit de middenijzertijd waargenomen, die dateert uit ca. 400 v. Chr.
In de Nieuwe Tijd ontstonden er binnen het bestemmingsplangebied twee landgoederen: Oostduin en Arendsdorp. Oostduin is waarschijnlijk wat ouder dan Arendsdorp. Oostduin wordt al in de 16e eeuw genoemd, terwijl het tweede landgoed zijn eerste vermelding in de 17e eeuw heeft. Op beide landgoederen hebben meerdere gebouwen gestaan.
Oostduin
De kaart van Cruquius uit 1712 laat een gebouwtje bij de ingang van het landgoed zien, het portiersgebouw. Dit gebouw is nog steeds aanwezig. Gezien de ouderdom heeft het gebouwtje zelf en de directe omgeving ervan (het erf) archeologische waarde. Ter plekke kunnen afvalkuilen, water- en beerputten aanwezig zijn. Het landhuis zelf is in de 20ste eeuw afgebroken. Waar het gebouw heeft gestaan is echter nauwkeurig vast te stellen. Dit gebied met omliggend erf is vanzelfsprekend archeologisch waardevol. Verwacht wordt dat de funderingen op zijn minst voor een deel in de grond bewaard zijn gebleven.
Arendsdorp
Arendsdorp volgt hetzelfde stramien als Oostduin. Ook hier is aan het begin een portierswoning gelegen, die op Cruquius is afgebeeld. Dit gebouw is ook nog steeds aanwezig. Zowel gebouw als omliggend erf zijn archeologische waardevol. Van de buitenplaats zelf is wel het een en ander over: het huidige paviljoen bijvoorbeeld, daterend uit 1640. Dit gebouw is een Rijksmonument. In het verleden is de bebouwing omvangrijker geweest dan nu. Er moet daarom van worden uitgegaan dat het gebied rond het paviljoen belangrijke archeologische waarden herbergt.
Gegeven de specifieke bodemopbouw zou kunnen worden verwacht dat het gehele bestemmingsplangebied een hoge archeologische verwachting kent. Dat dit niet zo is heeft te maken met een specifieke exploitatie van de bodem, die van zandwinning. Op de kaart van Cruquius is te zien dat het noordelijk deel van het plangebied, nu gelegen tussen het huidige Goetlijfpad en de Ruychrocklaan maar toen net buiten de twee landgoederen, al het toneel van ontgravingen was. Daarbij werden sloten gegraven om het aldus gewonnen zand per boot te kunnen afvoeren. Eventuele archeologische waarden in de vorm van cultuurlagen zijn hierbij hoogstwaarschijnlijk rigoureus opgeruimd. Gelukkig geldt dit alleen voor het genoemde deel. De rest van het gebied, en dat is verreweg het grootste deel, is, waarschijnlijk omdat het de landgoederen betrof, hiervan gespaard gebleven. Daar geldt nog steeds een hoge archeologische verwachting, zowel voor de pre- en vroeghistorische periode als voor de Nieuwe Tijd.
2.4 Functionele Structuur
2.4.1 Wonen
Het plangebied ligt in de buurten Waalsdorp en Arendsdorp. In deze buurten is een groot aandeel eengezinswoningen uit de periode 1900 - 1944 aanwezig. De woningen zijn opvallend groot en bevinden zich in de hogere prijssegmenten. De woningen zijn voornamelijk particulier eigendom. Ongeveer een kwart wordt verhuurd. Corporatiewoningen maken nog geen tien procent van de woningvoorraad uit. In het plangebied zelf staan maar enkele eengezinswoningen. De woning op het perceel Van Hogenhoucklaan 52 is de residentie van de ambassadeur van Finland. Arendsdorp kent in vergelijking tot het Haags gemiddelde een hoog aandeel ouderen, ongeveer een derde van de bevolking is 65 jaar of ouder. Naast het hoge aantal ouderen valt op dat de bevolking in Arendsdorp vrijwel geheel bestaat uit autochtonen en westerse allochtonen.
2.4.2 Bedrijven
Op de hoek Wassenaarseweg/ Floris Grijpstraat is een tankstation gevestigd. Er is geen LPG-installatie aanwezig.
2.4.3 Detailhandel
In het plangebied is geen detailhandel aanwezig.
2.4.4 Dienstverlening
In het plangebied zijn geen dienstverlenende functies aanwezig.
2.4.5 Horeca
In het gebied is geen horecavoorziening aanwezig.
2.4.6 Kantoren
In het plangebied staan twee dominante kantoorcomplexen. Aan de Oostduinlaan is CB&I Lummus B.V) gevestigd en in het kantorencomplex hoek Wassenaarseweg en Floris Grijpstraat zijn Shell international, Raad van Kinderbescherming, Accountants en een advocaten- en notarissenkantoor gevestigd. In de monumentale theekoepel op het landgoed (Wassenaarseweg) is een financieel detacheringsbureau gevestigd.
2.4.7 Maatschappelijk
Op de hoek Oostduinlaan/Goetlijfpad staat een kleine moskee. Tevens is binnen het plangebied verzorgingsflat Oostduin gelegen. Aan de achterzijde van dit complex is een kinderdagverblijf in een uitbouw van één bouwlaag aanwezig. Binnen het gebied bevindt zich een vestiging van de scouting.
2.4.8 Cultuur en ontspanning
Het gebied heeft geen specifieke voorzieningen gericht op cultuur en/of ontspanning.
2.4.9 Sport en recreatie
Oostduin-Arendsdorp is een buurtpark dat voornamelijk bezoekers trekt uit de omliggende woonbuurten en kantoren. Er zijn geen sportaccommodaties aanwezig. Het park wordt relatief veel gebruikt voor wandelen en trimmen en er is een goed functionerende speelvoorziening.
In een deel van het gebied mogen honden worden uitgelaten.
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
Het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de thema's die in de onderstaande paragrafen worden behandeld van toepassing. De thema's functiemenging, detailhandel, bedrijventerreinen, horeca, dakopbouwen, cultuur en ontspanning, sport en recreatie en onderwijs zijn voor dit bestemmingsplan niet van toepassing.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp worden afgewogen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.
Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.
Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.
3.2.2 Provinciaal beleid
Provinciale Structuurvisie
Op 2 juli 2010 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
- duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
- divers en samenhangend stedelijk netwerk
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
- stad en land verbonden
Ook de instrumenten die de provincie inzet, komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten (Functiekaart en Kwaliteitskaart), ontwikkelt programma's en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.'
In de functiekaart (gewenste en mogelijke ruimtelijke functies; wat komt waar) is het plangebied Oostduin-Arendsdorp aangegeven als 'Stedelijk groen': groengebied binnen stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie recreatie waaronder parken en sportvoorzieningen, volkstuinen en/of begraafplaats. Dit geldt niet voor het Goetlijfpark (Bunkerbosje) dat enkel is aangeduid als 'Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer: aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen en in de nabijheid en invloedssfeer van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet gelegen.
In de kwaliteitskaart (bestaande en gewenste kwaliteiten; waar en hoe) zijn bovengenoemde functies ook als kwaliteit aangemerkt.
Voor de provincie vormt het cultureel erfgoed voorts een belangrijke drager van de kwaliteit van de leefomgeving. Instandhouding hiervan draagt bij aan versterking van deze kwaliteit. Voorop staat daarbij de inpassing en het gebruiken van cultureel erfgoed als uitgangspunt bij planvorming en ontwerp voor ruimtelijke plannen. Het provinciaal beleid is met name gericht op het beschermen van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische hoofdstructuur (verder: CHS) vastgesteld, waarin kenmerken en waarden van landschap, nederzettingen en archeologie zijn aangegeven. Bij de CHS heeft de Provincie uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van landschappelijke waarden in ruimtelijke planvorming. Het plangebied is in de CHS aangemerkt als landschap met een zeer hoge waarde.
Voor beschermde stads- en dorpsgezichten moet in het bestemmingsplan de bescherming en zonodig versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden, waaronder de aanwezige landschappelijke structuren, nederzettingen, en archeologische waarden, zoals aangegeven in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur worden geregeld.
Verordening Ruimte
In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010) voorziet hierin. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau.
Onderhavig bestemmingsplan Oostduin-Arendsdorp heeft op één aspect raakvlak met de provinciale verordening. Het betreft 'Artikel 14 Landgoedbiotoop'. In de provincie Zuid-Holland zijn meerdere landgoederen gelegen. Ter bescherming van 109 van deze landgoederen heeft de provincie Zuid-Holland 'Artikel 14 landgoedbiotoop' in de Verordening Ruimte opgenomen. Oostduin en Arendsdorp is er hier één van.
De landgoederen waar het in Artikel 14 van de Verordening Ruimte om gaat, staan vermeld in het rapport 'Ruimtelijke kwaliteit kastelen en historische buitenplaatsen in Zuid-Holland'. Van de landgoederen is een korte beschrijving en een kaart van de te vestigen biotoop gemaakt. Voor Oostduin en Arendsdorp is de volgende beschrijving opgenomen:
status
Geen beschermd complex.
beschrijving
Voormalige buitenplaatsen van omstreeks 1580, die midden 19e eeuw werden samengevoegd. De hoofdhuizen zijn inmiddels gesloopt. Aan de rand van het park aan de Wassenaarseweg staat heel opvallend de 18e-eeuwse portierswoning met toegangshek en brug. In het park een achtkant tuinhuis, een 18e-eeuws huis en een vijveraanleg uit dezelfde tijd. De terreinen vormen nu één stadspark, met langs de rand grootschalige nieuwbouw.
biotoop
Huis met tuin/park, basisstructuur (weg/water): Wassenaarseweg, zichtlijn: vanuit het noorden van en naar tuinkoepel, panorama: geen, blikveld: verstoord/verdwenen.
[kaart landgoedbiotoop Oostduin - Arendsdorp op basis van de Verordening Ruimte]
Waar Artikel 14 van de Verordening Ruimte kort gezegd op neer komt is dat bestemmingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken binnen een landgoedbiotoop, de waarden van de landgoedbiotoop dienen te beschermen, en waar mogelijk te verbeteren en te versterken. Hiertoe moet in bestemmingsplannen een beeldkwaliteitsparagraaf worden opgenomen waarin het effect van deze ontwikkeling op de landgoedbiotoop wordt beschreven. Naast de analyse van de cultuurhistorische kwaliteiten en waarden van het landgoed gaat deze paragraaf in op de wijze waarop de volgende kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop beschermd of versterkt worden:
- 1. de buitenplaats, bestaande uit het hoofdhuis met bijgebouwen en het bijbehorende park of tuin alsmede de functionele en visuele relaties tussen de verschillende onderdelen;
- 2. de structuur waaraan het landgoed bewust is gekoppeld;
- 3. het panorama: de ontworpen zichtrelatie tussen het hoofdhuis en een deel van de openbare ruimte buiten de buitenplaats, bijvoorbeeld gezien vanaf de weg;
- 4. de zichtlijn: een nauw ingekaderde, ontworpen lijn, die van buiten de zichtplaats zicht geeft op het hoofdhuis en vice versa;
- 5. het blikveld: de vrije ruimte rondom de buitenplaats die nodig is om te herkennen in het landschap.
Gezien de relatie met de ontwikkelingen is de beeldkwaliteitsparagraaf in paragraaf 5.2.2 opgenomen.
3.2.3 Regionaal beleid
Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP)
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.
In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het stadsgewest en de betrokken gemeenten. Dit bestemmingsplan heeft raakvlakken met twee van de tien prioriteiten:
- verrijken van het leisure- en (top)sportaanbod voor toeristen en recreanten;
- groene landschappen versterken, verbinden en ontsluiten.
3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.3 Sectoraal Beleid
3.3.1 Bebouwing
Rijksbeschermd stadsgezicht
De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde [..]' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.
Oostduin - Arendsdorp maakt deel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout (zie paragraaf 2.3.1. De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd. Nadere typering van de te beschermen waarden:
- de hoogwaardige woonomgeving die in een kwetsbare harmonie verkeert met voorname kantoorbebouwing;
- een grote harmonie in baksteenarchitectuur van woonhuizen in verschillende straatwanden, wat leidt tot hoogwaardige stedenbouwkundige ensembles;
- de aanwezigheid van veel gebouwen met een (nationaal gezien) hoge architectuurhistorische kwaliteit;
- de visuele en functioneel-historische relatie van de wijk met de landgoederen Clingendael/Groenendaal/Oosterbeek, het Haagse Bos en het Malieveld / de Koekamp;
- de fraaie openbare ruimte met veel groen die herinnert aan het landschappeljik karakter van de 19de eeuwse situatie (o.a. Wassenaarseweg, Van Hogenhoucklaan, Ruychrocklaan, Van Soutelandelaan, Van Mojalenlaan) en groenvoorzieningen als het Rosarium op het Jozef Israëlplein;
- de aanwezigheid van het restant van het landgoed Oostduin-Arendsdorp en van de Bosjes van Zanen.
Monumentale gebouwen
Het plangebied bestaat voor een zeer groot deel uit beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde. Ten behoeve van de bescherming van het beschermde stadsgezicht zijn in de regels van dit bestemmingsplan aanvullende bepalingen opgenomen ten behoeve de “Waarde Cultuurhistorie” opgenomen.
Hieraan ten grondslag ligt de gemeentelijke beleidsnotitie “Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten”. Deze notitie geeft aan hoe vanuit een cultuurhistorische invalshoek wordt omgegaan met een beschermd stadsgezicht. Uitgangspunt is de algehele visie op het monumentenbeleid: Het motto “behoud gaat voor vernieuwen” is ook van toepassing op de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het beschermde stadsgezicht.
In zijn algemeenheid geldt binnen het gebied van het beschermd stadsgezicht dat de ten tijde van de ter visie legging van het plan bestaande ruimtelijke structuur van ondermeer straten, pleinen en groenvoorzieningen in hun onderlinge samenhang behouden moeten blijven. Vervanging of verandering van deze elementen is slechts toegestaan met behoud en zo nodig verbetering van deze elementen. Dit betekent dat voor wat betreft de bouwwijze aansluiting moet worden gezocht bij de bestaande omgeving en de daarin voorkomende cultuurhistorische waarden.
Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3.1 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven. De bescherming vloeit voort uit de Monumentenwet.
Modernisering monumentenzorg
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W. Het gaat hierbij om drie grote veranderingen. De eerste is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening.
Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de Ruimtelijke ordening zal bij het vaststellen van alle bestemmingsplannen meer rekening moeten worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Als gebruik wordt gemaakt van het nieuwe instrumentarium van de beheersverordening zal alsnog moeten worden onderzocht of de cultuurhistorie meer verankering nodig heeft. Op basis van artikel 3:2 Awb moet in dat kader onderzoek worden gedaan naar relevante omgevingsaspecten.
3.3.2 Verkeer en infrastructuur
Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden
In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" vastgesteld, en in 2008 is het verkeersbeleid geactualiseerd. De nota richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer in 2020, meer gebruik van de fiets, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Verder wil het stadsgewest bevorderen dat mensen bewuster kiezen voor het juiste vervoermiddel bij de juiste verplaatsing. Het uitvoeringsprogramma 2006-2009 laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is naast het verkeersbeleid van Haaglanden ook een regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Verkeer algemeen
Het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is op hoofdlijnen gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer en te investeren in doorstroom hoofdroutes voor het autoverkeer zodat de doorstroming goed is en de hoofdroutes voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.
Het parkeerbeleid is er op gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen met name ook binnen de woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de ontwerpnota Haagse Nota Mobiliteit, die in de loop van 2011 aan de raad zal worden aangeboden. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past.
Tussen het verkeer- en vervoerbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.
Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Opgenomen kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk (exclusief het busnetwerk) volgens de ontwerpnota Haagse Nota Mobiliteit. In paragraaf 2.3.2 zijn de busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven.
Autoverkeer
Het gemotoriseerde verkeer tracht de gemeente zoveel mogelijk te concentreren op een stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen met voldoende capaciteit, zie kaart Hoofdstructuur wegverkeer uit de Haagse Nota Mobiliteit. Dit is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken en draagt bij aan de duurzame verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is ook van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer die stadsdelen met elkaar verbinden en wijken ontsluiten (bestemming Hoofdverkeersweg) zijn er de wegen van een lagere orde die het wijk- en het buurgebonden verkeer verkeer (bestemming Straat en Verblijfsstraat) moeten afwikkelen. Op deze wegen heeft het autoverkeer een minder dominante positie en hebben openbaar vervoer, fietsers en voetgangers veelal prioriteit.
Hoofdverkeerswegen Den Haag e.o.
In het bestemmingsplan heeft de Wassenaarseweg de stemming Hoofdverkeersweg. De Oostduinlaan, Ruychrocklaan en de Van Hogenhoucklaan hebben de bestemming Straat, en de overige wegen zijn als Verblijfsstraat bestemd.
Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkeljik hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Opgenomen kaart over het fietsnetwerk toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte. De route via de Wassenaarseweg maakt deel uit van het netwerk van hoofdfietsroutes.
Het Goedlijfpad is een secundaire fietsroute die de verbinding tussen de Oostduinlaan en de Goetlijfstraat kortsluit. De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.
Parkeren
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.
De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.
Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.
Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.
Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.
Parkeernormen
Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.
De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. De parkeernormen en het toepassingskader zijn daarom in dit bestemmingsplan opgenomen.
In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.
3.3.3 Wonen
Woonvisie Den Haag 2009-2020
Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen. Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen.Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus. Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen Het plangebied Oostduin - Arendsdorp en de omgeving vallen in een groenstedelijk woonmilieu. Dit woonmilieu bestaat voor een groot deel uit vooroorlogse wijken met grotere en duurdere woningen. De woonsfeer die bepalend is voor het gebied is statig en klassiek. Een woonsfeer wordt gedefinieerd als: “het extraatje dat zorgt voor een unieke en karakteristieke uitstraling van een gebied en is gekoppeld aan een dominante leefstijl” Een herkenbare woonsfeer geeft een gebied identiteit en dat geeft een gebied meer aantrekkingskracht. De woonsfeer statig en klassiek kenmerkt zich door de aanwezigheid van veel hoge inkomens. Internationals en expats zijn goed vertegenwoordigd binnen deze woonsfeer. Het plangebied ligt tegen de internationale zone van de stad aan. In deze zone gaat er extra aandacht uit naar de openbare ruimte. Deze moet een dergelijke kwaliteit hebben om bij te kunnen dragen aan een internationaal vestigingsklimaat. Bij het huisvestingsbeleid 'wonen met zorg' gaat de voorkeur uit naar kleinschalige ontwikkelingen in plaats van de traditionele grootschalige verpleeg en verzorgingshuizen. De trend is om deze ontwikkelingen in combinatie met zorg en welzijnsvoorzieningen in de wijk te stimuleren om perspectief te bieden voor mensen om in de wijk te blijven wonen. Bewoners kunnen de benodigde zorg inkopen bij de zorgverlener.
3.3.4 Economie
Wat economische functies betreft zijn er in het plangebied Oostduin - Arendsdorp alleen een tweetal grote kantoorgebouwen en een tankstation (met ondergeschikte detailhandel) gelegen. In deze paragraaf zal dan ook alleen worden ingezoomd op het economische beleid ten aanzien van kantoren en bedrijven. Het beleid gericht op functiemenging, bedrijventerreinen, detailhandel en horeca is hier niet van toepassing en zal dan ook niet worden aangehaald.
Algemeen: Impuls Haagse Economie
Op 20 januari 2005 werd door de gemeenteraad de nota 'Impuls Haagse economie' vastgesteld. De nota presenteert het economisch beleidskader voor de periode van 2005-2010 beschrijft de acties die volgens de gemeente nodig zijn om de lokale economie in de komende jaren een impuls te geven. Het economisch beleidskader heeft geleid tot drie ontwikkelingsrichtingen waarlangs de gemeente Den Haag het economisch beleid wil vormgeven:
- a. het verbeteren van het vestigingsklimaat voor het midden- en kleinbedrijf;
- b. kennis is kracht (gericht op uitbreiding van de kennisintensieve sector);
- c. binden en boeien (gericht op behoud en uitbreiding van het inwonertal).
Bedrijven en milieuzonering
Bij de vestiging van bedrijfsactiviteiten en de menging van functies moet voldoende afstand in acht worden genomen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies, zodat hinder en gevaar worden voorkomen en bedrijven hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Ten behoeve van het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en bij het inpassen van de woningen en andere gevoelige functies heeft de Vereniging van Nederlands Gemeenten in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het ministerie van Economische Zaken het boek 'Bedrijven en milieuzonering. Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk (editie 2009)' uitgegeven: het 'Groene Boekje'. In de jurisprudentie wordt gebruikmaking (van de eerdere edities) van dit boek algemeen geaccepteerd. Het Groene Boekje is een hulpmiddel om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen concreet voor een locatie in te vullen.
Door het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen worden hinder en gevaar voor woningen al in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperkt en wordt tegelijk daarmee aan bedrijven voldoende zekerheid geboden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
In het plangebied is slechts één bedrijf gelegen, ter hoogte van de Wassenaarseweg en Floris Grijpstraat. Het gaat hier om een benzinestation zonder LPG installatie. Het bedrijf heeft de bedrijfsbestemming verkooppunt motorbrandstoffen gekregen (milieucategorie twee, richtafstand 30 meter). Daarnaast vindt hierin detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit plaats. Vanwege deze richtafstand heeft het tankstation verder geen beperkende werking op de eventuele toekomstige sloop en nieuwbouw van verzorgingshuis Oostduin en serviceflat Arendsdorp (zie hoofdstuk 5).
Kantorenstrategie Haaglanden
Op 21 februari 2007 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden een nieuwe kantorenstrategie vastgesteld. De strategie is erop gericht vraag naar en aanbod van ruimte voor kantoorbehoevende ondernemingen en instellingen de komende decennia met elkaar in evenwicht te houden, op onderscheiden kwaliteitsniveaus en per deelperiode.
Op de bijbehorende locatiekaart zijn in het bestemmingsplangebied Oostduin - Arendsdorp geen kantoorlocaties aangewezen. Dit betekent dat het beleid geen nieuwe kantoorontwikkeling groter dan 2000 m2 bvo toelaat. Deze zullen ook niet mogelijk worden gemaakt in onderhavig bestemmingsplan. De twee in het plangebied aanwezige kantoorgebouwen zullen conform de bestaande situatie worden bestemd.
3.3.5 Welzijn en Maatschappelijke Zorg
Kinderopvang
In het gebied is (op de locatie van het verzorgingshuis Oostduin) een kindercentrum gevestigd. Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang niet onder de wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeente valt denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. De hier genoemde locatie voor kinderopvang zal in het onderhavige bestemmingsplan worden gehandhaafd (zie verder paragraaf 5.3).
Welzijn en zorg
Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Aan de slag' en het meerjarenbeleidsplan WMO 2011-2014 geformuleerd. Het welzijnswerk is erop gericht de participatie in de samenleving te stimuleren en mensen met beperkingen te ondersteunen zodat zij zelfstandig hun bestaan kunnen inrichten. Het wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en aktivititeiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers. In het plangebied Oostduin - Arendsdorp zijn geen specifieke welzijnsvoorzieningen gelegen.
Maatschappelijke voorzieningen
In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.
Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.
Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.
Binnen Oostduin-Arendsdorp is een verzorgingshuis gelegen. Deze wordt conform de huidige situatie met de bestemming Maatschappelijk in het bestemmingsplan opgenomen.
Levensovertuiging
Den Haag is een internationale stad. Dit komt met name tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over “Ruimte voor gebed” is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2.
In paragraaf 2.4.7 is aangegeven dat er een kleine moskee in het plangebied gelegen is. Deze is in de planregels en plankaart opgenomen onder de bestemming Maatschappelijk (zie verder paragraaf 5.3).
3.3.6 Openbare ruimte
Kadernota Openbare Ruimte
De Kadernota Openbare Ruimte (2004) is voor de gemeente Den Haag het beleidskader voor de inrichting (eenvoud, harmonie en ruimte), het onderhoud (schoon, heel en veilig) en het gebruik (functioneel, veelzijdig en flexibel) van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. Er zijn drie kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:
- Residentiekwaliteit is de standaard- of basiskwaliteit;
- Hofstad Kwaliteit is een bijzondere kwaliteit;
- Maatwerk Kwaliteit geeft marktpartijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven; Publiekprivate Samenwerking (PPS).
Afhankelijk van de functies in een gebied, de cultuurhistorische waarde en de betrokkenheid van de private partijen hanteert de gemeente een bepaalde kwaliteitsstandaard. Voor het plangebied is dit de Residentie Kwaliteit. De Residentie Kwaliteit geldt in beginsel voor alle woon- en werkgebieden. De ontwerpen kenmerken zich door dienstbaarheid (vorm volgt functie), ingetogenheid en tijdloosheid (geen trendy design). Het groen in buurten en wijken krijgt extra aandacht, evenals de zorgvuldige toepassing van beeldende kunst zoals bijvoorbeeld het aanwezige bronzen beeld van het hertje.
Op stedelijk niveau kan een aantal gebieden en locaties worden onderscheiden die op bijzondere wijze bijdragen aan de ruimtelijke identiteit van Den Haag. Uit cultuurhistorisch oogpunt en voor het behoud van het 'Haagse' karakter moeten deze identiteitsdragers zorgvuldig worden gekoesterd en versterkt. Daarvoor kan het nodig zijn extra kwaliteit na te streven binnen de bandbreedte van de Residentie Kwaliteit. Dit geldt voor beschermde stadsgezichten, 'Lange lijnen', pleinen, plaatsen en de stedelijke ecologische hoofdstructuur.
In het plangebied is één lange lijn gelegen: de Wassenaarseweg is onderdeel van de lange lijn 'Laan van Meerdervoort'. Hier zijn echter geen aandachtspunten dan wel acties aan verbonden.
Spelen
In 2008 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Nota "Spelen in de Stad" vastgesteld. Bij nieuwe woningbouwlocaties dient de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot uitgeefbaar gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatieruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius. Die verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:
leeftijdscategorie | aantal kinderen per speelplek | actieradius | speeloppervlakte | ||
0 tot 6 jaar | 50 tot 75 kinderen | 150 meter | 200 m² | ||
7 tot 12 jaar | 75 tot 100 kinderen | 500 meter | 500 m² | ||
13 tot 18 jaar | 100 tot 125 kinderen | 1.000 meter | 750 m² |
Zoals uit paragraaf 2.4.9 blijkt is er een speelvoorziening in het park aanwezig. Deze speelvoorziening zal niet apart worden bestemd maar in de regels mogelijk worden gemaakt (zie paragraaf 5.3).
Kunst in de openbare ruimte
Er zijn op dit moment geen beeldende kunstwerken in de openbare ruimte binnen het plangebied Oostduin - Arendsdorp. Dit zal in het bestemmingsplan wel mogelijk worden gemaakt (zie paragraaf 5.3).
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Inleiding
Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder 'milieu' verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
- 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
- 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn.
In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen, water, bodem, archeologie, en gebiedsgericht mlieubeleid.
4.2 Gebiedsgericht Milieubeleid
Om de Haagse milieuvereisten en ambities ten uitvoering te brengen, is vroegtijdige samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu van groot belang. In het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 is het gebiedsgericht milieubeleid geïntroduceerd en er zijn streefbeelden per gebiedstype opgenomen. Dit is nader uitgewerkt in de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid die de gemeenteraad in september 2005 heeft vastgesteld.
Het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 is in februari 2006 opgevolgd door de nota 'Tien voor milieu; contouren voor milieubeleid 2006 - 2010'. In deze Contourennota zijn Haagse ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu en bodem. Als tiende thema is sturing op milieudoelen opgenomen.
De Contourennota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame wereldstad aan zee. Bovendien legt de Contourennota verbanden met andere Haagse kaders, zoals de Structuurvisie 2020 en de Maatschappelijke visie 2020. De milieuambities in de Contourennota zijn opgesteld in het volle besef dat stedelijke ontwikkeling van groot belang is voor de positie van Den Haag in de regio en Europa. De Contourennota benadrukt dat dit gepaard moet gaan met fundamentele keuzes in de afweging tussen economische, ruimtelijke, sociale, gezondheidskundige en milieubelangen. Het gebiedsgericht milieubeleid is hét instrument om de milieubelangen in te brengen in de dynamiek van ruimtelijke ontwikkeling. Gebieden hebben bovendien verschillende kenmerken. Niet elk gebied heeft dezelfde kwaliteiten en dezelfde kansen om kwaliteiten te verbeteren. Het gebiedsgerichte milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied, waardoor de kwaliteiten van dat gebied beter beschermd of verbeterd kunnen worden.
Op basis van het gebiedsgerichte milieubeleid is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van een zelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengd wonen, gemengd werken, infrastructuur en tot slot groene hoofdstructuur en water. Het plangebied Oostduin - Arendsdorp behoort tot het gebiedstype "Gemengd werken", het gedeelte behorende bij het Goetlijfpark (Bunkerbosje) valt onder het gebiedstype 'gemengd wonen'. De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied echter hebben alleen betrekking op het gebied behorende bij het gebiedstype "Gemengd werken". Voor het plangebied Oostduin - Arendsdorp geldt het ambititieniveau "Gemengd werken".
[kaart gebiedsgericht milieubeleid gemeente Den Haag]
De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van het ambitieniveau per milieuthema: bodem, lucht, water, externe veiligheid, mobiliteit, natuur, geluid, afval en klimaat. Per thema zijn drie oplopende ambitieniveaus geformuleerd:
- Milieu Basis: de milieuambitie voor een thema die aansluit bij de bestaande wet- en regelgeving.
- Milieu Extra.: de milieuambitie voor een thema die een stuk verder gaat dan het wettelijk minimum.
- Milieu Maximaal: is de maximaal praktisch haalbare milieuambitie voor een thema.
De gebiedstypering wordt bepaald door de nieuwe voorgestane functie.
Bij de planontwikkeling wordt rekening gehouden met de realisering van deze ambities
Voor Oostduin - Arendsdorp gelden de milieuambities voor het gebiedstype "Gemengd werken"
Thema | vastgesteld ambitie niveau | |||
Bodem: | Basis | |||
Externe veiligheid: | Maximaal | |||
Geluid: | Basis | |||
Lucht: | Basis | |||
Mobiliteit: | Extra | |||
Schoon: | Maximaal | |||
Water: | Ambitities per poldereenheid | |||
Natuur: | Basis | |||
Klimaat: | Maximaal |
Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.
4.3 Milieueffectrapportage
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit Milieueffectrapportage in werking getreden. Essentie van de wijziging is dat voor de beoordeling of een activiteit m.e.r.-plichtig is (de activiteit komt voor in de D-lijst) niet kan worden volstaan met toetsing aan de drempelwaarde maar dat ook rekening moet worden gehouden met de criteria in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als gevolg hiervan zijn in de D-lijst nu richtwaarden (in plaats van drempelwaarden) opgenomen en is in het nieuwe besluit bepaald dat voor gevallen die onder deze richtwaarden blijven, een eenvoudige m.e.r.-beoordeling kan worden uitgevoerd die volledig op gaat in de moederprocedure (bijv. bestemmingsplan). Het nieuwe besluit is daarmee in overeenstemming gebracht met de Europese m.e.r.-richtlijn.
Onderhavig bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. Het bestemmingsplan maakt sloop en nieuwbouw van serviceflat Arendsdorp en verpleeghuis Oostduin mogelijk De realisatie van de serviceflat en het verpleeghuis valt in de categorie 'Aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2) in de D-lijst van het besluit. Derhalve dient een beoordeling te worden gemaakt van het project aan de hand van de criteria (kenmerken van de activiteit, de plaats en de gevolgen van de van activiteit) in bijlage III van de Europese richtlijn.
Met de sloop en nieuwbouw van serviceflat Arendsdorp en verpleeghuis Oostduin wordt een volume-uitbreiding van respectievelijk ongeveer 10.000m2 BVO en 5000m2 BVO mogelijk gemaakt. Zowel het totale volume van beide bouwplannen (ongeveer 50.000m2 BVO) als de volume-uitbreiding (15.000 m2 BVO) liggen ruimschoots beneden de richtwaarden van categorie D11.2 van het Besluit Milieueffectrapportage. Daarnaast geven ligging, kenmerken en omgeving van het bestemmingsplangebied geen aanleiding om te veronderstellen dat het bestemmingsplan zal leiden tot aanzienlijke negatieve milieueffecten.
Het plangebied is aan te merken als landgoed en onderdeel van de landgoederenzone langs de Wassenaarseweg. Voor het landgoed zijn een ontwikkelingsvisie en een beheersvisie opgesteld met als doel om de kwaliteiten van het landgoed te versterken en waar mogelijk cultuurhistorische elementen en structuren te herstellen. De nieuwbouwplannen leveren hieraan een belangrijke bijdrage. De volumegroei kan worden gerealiseerd door hoger te bouwen op een kleiner bebouwd oppervlak. De nieuwe bebouwing kan zodoende beter in (de structuur van) het landgoed worden ingepast. Tegelijkertijd worden auto's zoveel mogelijk uit het landgoed geweerd en wordt in de toekomst ondergronds geparkeerd. Dit leidt tot vermindering van het verhard oppervlak en meer groen.
Omdat dit bestemmingsplan grotendeels conserverend van aard is, mag worden verwacht dat dit plan niet zal leiden tot negatieve (cumulatieve) milieueffecten ten opzichte van de huidige situatie. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich evenmin kwetsbare gebieden. Het plangebied is gelegen op ruime afstand van de Natura 2000-gebieden Meijendel en Berkheide, Westduinpark en Solleveld (hemelsbreed meer dan 1 kilometer). Significant negatieve effecten van dit bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied mogen dan ook niet worden verwacht.
Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp niet zal leiden tot aanzienlijke negatieve (cumulatieve) milieueffecten. Het bestemmingsplan is derhalve niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
4.4 Externe Veiligheid
Het externe veiligheidsadvies is gebaseerd op de volgende ontwikkelingen:
- Sloop / nieuwbouw serviceflat Arensdorp, gelegen aan de Wassenaarseweg. Sloop 160-180 appartementen, nieuwbouw circa 180 appartementen (via wijzigingsbevoegdheid);
- Sloop / nieuwbouw verzorgingshuis Oostduin, gelegen aan de Goetlijfstraat. Sloop 169 appartementen en 41 aanleunwoningen, nieuwbouw circa 141 appartementen (zorgwoningen), kinderdagverblijf, cafetaria en een fitness/fysiotherapie ruimte (alleen in de toelichting).
4.4.1 Algemene beginselen externe veiligheid
Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:
- een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
- een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).
In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.
Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.
De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).
4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van de weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Het plangebied ligt niet binnen 200 m van een snelweg of andere delen van de Route gevaarlijke stoffen zoals deze bij besluit van 25 maart 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is daarom niet noodzakelijk.
4.4.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Delft-Leiden. Over dit baanvak vindt bovendien geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk.
4.4.4 Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is erop gericht de kans om buiten een inrichting met gevaarlijke stoffen te overlijden door een ongewoon voorval binnen die inrichting tot een redelijk niveau te beperken en dat beperkt te houden. Het besluit hanteert daartoe verplichte afstanden en grens- of richtwaarden en gaat uit van twee normen:
- het plaatsgebonden risico: de kans dat iemand die permanent op een locatie verblijft komt te overlijden als gevolg van een extern veiligheidsrisico. Het plaatsgebonden risico kan door middel van contouren op een kaart worden aangegeven.
- het groepsrisico: de kans dat een groep mensen van een bepaalde omvang overlijdt. De normen voor het groepsrisico zijn ingewikkeld maar komen er in het kort op neer dat het risico dat een kleine groep overlijdt groter mag zijn dan het risico dat een grote groep overlijdt.
Verder onderscheidt het Bevi kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Zo wordt een woonwijk als een kwetsbaar object en twee woningen op één hectare als een beperkt kwetsbaar object omschreven. De aanwezigheid van de volgende risicovolle inrichtingen is getoetst:
- Transport. Route gevaarlijke stoffen, spoorwegen, autosnelwegen in of nabij plangebied?
- Buisleidingen. Hogedrukgasleidingen of andere buisleidingen in of nabij plangebied?
- Inrichtingen. Risicovolle inrichtingen in of nabij plangebied?
- Vuurwerk.
In of nabij het plangebied zijn twee aardgasregel- en meetstations aanwezig. Er bevindt zicht één aan het Jozef Israëlplein nabij de Neuhuijskade, de ander bevindt zich aan het Goetlyfpad nabij de aansluiting Van der Houwenstraat. De afstanden tot de dichtsbij gelegen te ontwikkelen kwetsbare objecten bedraagt 95 respectievelijk 130 meter. Volgens de Provinciale Risicokaart is sprake van een veiligheidscontour van 25 m. De veiligheidsafstand volgt uit artikel 3.12 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Deze contour geldt voor een gasdrukregel- en meetstation type C met een jaarlijkse doorzet van meer dan 40.000 m3 aardgas. Dit is de maximale contour. De capaciteit van het hierboven genoemde stations (en daarmee de veiligheidscontour) is in werkelijkheid kleiner.
Er zijn geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m (invloedsgebied) vanaf de grens van het plangebied. Een nader onderzoek naar het groepsrisico als gevolg van stationaire risicobronnen is niet vereist.
Op 1 maart 2002 is in werking getreden het Vuurwerkbesluit (Stb.33). Dit besluit strekt tot integrale herziening van het Vuurwerkbesluit Wet Milieugevaarlijke stoffen, waarbij zowel de regelgeving voor consumentenvuurwerk, als die voor professioneel vuurwerk in één nieuwe algemene maatregel van bestuur worden geïntegreerd. Dit besluit beoogt de gehele keten van het invoeren dan wel vervaardigen of assembleren, verhandelen, uitvoeren, opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk te reguleren, met inbegrip van bepaalde vervoershandelingen met vuurwerk.
Op het moment van het ter inzage leggen van bestemmingsplan is in het plangebied geen zelfstandige detailhandel en opslag/verkooppunt(en) voor vuurwerk aanwezig.
4.5 Geluid
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten - van bijvoorbeeld woningen en verzorgingstehuizen - door drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer.
Industrielawaai
In en rond het plangebied zijn geen industrieterreinen waarop aangewezen inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd.
Spoorweglawaai
In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Met lawaai van railverkeer hoeft geen rekening te worden gehouden.
Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. De 30 km/u-wegen zijn niet onderzoeksplichtig maar moeten in het geluidsonderzoek worden betrokken ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen met inachtneming van de plandrempel uit het Haags ontheffingenbeleid.
De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:
- een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige structuur of functie;
- een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.
Reconstructie van wegen
Binnen het plangebied zullen de komende jaren naar verwachting geen straten ingrijpend gereconstrueerd worden. Wel zullen de in- en uitrit van en naar de serviceflat Arendsdorp en verzorgingstehuis Oostduin (naar verwachting) in de toekomst in relatie tot de opgenomen nieuwbouwontwikkelingen worden aangepast.
Nieuwbouwproject Arendsdorp
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarin het nieuwbouwproject Arendsdorp mogelijk wordt gemaakt. Ook zal de bijbehorende inrit (naar verwachting) worden verplaatst en worden voorzien van een korte uitvoegstrook. In het kader van de Wet geluidhinder is ten behoeve van voorgenomen wijzigingen een akoestisch onderzoek verplicht waarbij onderzocht wordt of de aanpassing van de weg een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder betekent, dat wil zeggen een toename van de geluidsbelasting van 2 dB of meer. Er is een rapportage opgesteld (zie Bijlage 7 Reconstructieonderzoek uitrit Arendsdorp) waarbij is onderzocht of de fysieke aanpassingen van de weg een reconstructie in de zit van de Wet geluidhinder betekent.
Uit de berekeningen van deze rapportage blijkt dat in de huidige situatie de geluidbelasting inclusief aftrek art. 110g ten gevolge van de Wassenaarseweg maximaal 56 dB is. De etmaalwaarden is in dat geval maximaal 58 dB(A). Er is in dit geval geen sprake van verholen saneringssituaties. Verder blijkt uit de berekeningen dat er door de fysieke wijzigingen van de Wassenaarseweg en de entreeweg geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. De verschilberekeningen tussen de grenswaarde (peiljaar 2011) en de toekomstige geluidbelastingen (peiljaar 2022) kent een toename van maximaal 1 dB.
Procedure hogere waarden
Met de Crisis en Herstelwet (CHW) is het door wijziging van de Wgh mogelijk om voor situaties die betrekking hebben op industrielawaai en wegverkeerslawaai ook hogere waarden vast te stellen (en te toetsen) in de procedure voor een uitwerking- of wijzigingsplan. Voor deze wijziging moest bij het moederplan (waarin de uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen) eventueel noodzakelijke hogere waarden worden vastgesteld. In het geval dat er geen hogere waarde wordt vastgesteld bij het moederplan kan worden volstaan met een meer globale akoestische beschouwing waarin in ieder geval wordt onderbouwd dat de gewenste wijzigings- en/of uitwerkingsbevoegdheid akoestisch mogelijk is. Voor wegverkeer is de passage "de vaststelling van een bestemmingsplan" vervangen door "vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening" in artikel 76 en 77 Wgh. In de Wgh is niet vastgelegd hoe de koppeling (in tijd) plaatsvindt tussen een ontwerpwijzigings- of ontwerpuitwerkingsbesluit en het ontwerpbesluit hogere waarde. Het ontwerpbesluit hogere waarde behoeft dus niet gelijktijdig met het ontwerpwijzigings- of ontwerpuitwerkingsbesluit ter inzage gelegd te worden. Hoewel er formeel geen koppeling is tussen beide procedures, wordt wel aanbevolen om beide ontwerpbesluiten tegelijkertijd ter inzage te leggen. Om het ontwerpbesluit hogere waarde goed te begrijpen is immers de informatie behorende bij het ontwerpwijzigings- of ontwerpuitwerkingsbesluit nodig.
In het plangebied zijn de volgende locaties bekend, waar alleen mogelijk nieuwbouw (met gebruikname van een wijzigingsbevoegdheid) in geluidsbelaste situaties voorkomen:
Nieuwbouwproject Arendsdorp
Het project betreft vervangende nieuwbouw van woningen. Er is nog geen ontwerp (bouwplan) bekend van het nieuw te bouwen wooncomplex. Er is uit gegaan van de maximale bouwmogelijkheden en een worstcase situering ten opzichte van de nabijgelegen Wassenaarseweg. Er is een rapportage opgesteld (zie Bijlage 8 Geluidsbelasting onderzoek Arendsdorp) waarin de uitvoerbaarheid van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan inzichtelijk is gemaakt voor de akoestische situatie. Uit de berekeningen van het verrichte akoestische onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de zuidwest - noordoost- en de zuidoostgevels t.g.v. de Wassenaarseweg overschreden wordt. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 56 dB ten gevolge van het verkeer op de Wassenaarseweg. De maximaal te verlenen hogere grenswaarde wordt niet overschreden. Verder dienen de woningen door het overschrijden van de voorkeursgrenswaarden, te voldoen aan de eisen welke gesteld worden in het "Haags ontheffingen beleid Wet geluidhinder". Bij verdere planinvulling zal worden bekeken of aan deze eisen wordt voldaan.
De maximaal optredende gecumuleerde geluidbelasting ten gevolg van wegverkeerslawaai zonder aftrek ten behoeve van gevelmaatregelen in het kader van het Bouwbesluit, bedraagt maximaal 61 dB op de zuidoostgevel van het blok. Deze geluidbelastingen zijn in detail in bijlage I-4 van de rapportage weergegeven. De gecumuleerde geluidbelasting voldoet aan de plandrempel van 69,5 dB zoals vastgesteld in het actieplan van de gemeente Den Haag en opgenomen in het Haags ontheffingenbeleid.
4.6 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer(Wm).
De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.
Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.
De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Het bestemmingsplan maakt (via wijzigingsbevoegdheden) de volgende ontwikkeling mogelijk:
- Sloop / nieuwbouw serviceflat Arensdorp, gelegen aan de Wassenaarseweg. Sloop 160-180 appartementen, nieuwbouw circa 180 appartementen (via wijzigingsbevoegdheid);
- Sloop / nieuwbouw verzorgingshuis Oostduin, gelegen aan de Goetlijfstraat. Sloop 169 appartementen en 41 aanleunwoningen, nieuwbouw circa 141 appartementen (zorgwoningen), kinderdagverblijf, cafetaria en een fitness/fysiotherapie ruimte (alleen in de toelichting).
Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk dat er minder nieuwbouw woningen worden gebouwd dan dat er gesloopt worden. Er komen dus netto minder woningen dan er waren, waardoor de verkeersintensiteiten afnemen en de luchtkwaliteit zelfs zal verbeteren. Het te realiseren kinderdagverblijf, cafetaria en fitness/fysiotherapie ruimte zullen een weinig verkeersaantrekkende werking hebben. Dit komt onder meer doordat het cafetaria en de fitness/fysiotherapie voornamelijk door de eigen bewoners gebruikt zal worden.
Op grond van deze overwegingen kan reeds zonder luchtonderzoek worden vastgesteld dat het bestemmingsplan Oostduin-Arensdorp voldoet aan de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).
4.7 Groen
Flora en fauna
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene, beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden.
In het bestemmingsplangebied kunnen verschillende licht beschermde soorten worden verwacht, zoals de egel. Voor licht beschermde soorten is bij ruimtelijke ingrepen een automatische ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet van toepassing. Van de middelste beschermingscategorie is bekend dat Daslook voorkomt in het bestemmingsplangebied. ongvaren (eveneens middelste beschermingscategorie) komt nabij het bestemmingsplangebied voor. Daarnaast zijn ook Klein bronkruid en Italiaanse aronskelk in het plangebied aanwezig. Deze soorten hebben geen beschermingsstatus, maar zijn wel bijzonder in het bestemmingsplangebied. Vanwege het bosrijke karakter van de landgoederen zijn ook de Eekhoorn, vleermuizen, andere kleine zoogdierachtigen en mogelijk ook amfibieën in het bestemmingsplangebied te verwachten. Wanneer in het bestemmingsplangebied ruimtelijke ingrepen plaats zullen vinden, dient vooraf een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd te worden.
Quickscan flora en fauna Arendsdorp
In maart 2011 is een quickscan flora en fauna onderzoek uitgevoerd voor het plangebied Arendsdorp (zie Bijlage 6 Quickscan flora en fauna Arendsdorp). De belangrijkste uitkomsten uit dit onderzoek zijn beschreven op bladzijde zeven en acht. Het betreft vooral de eekhoorn, vleermuizen en overige soorten (kleine watersalamander, bruine kikker, gewone pad, veldmuis, mol en egel). In het rapport worden tevens mitigerende maatregelen voorgesteld.
- Eekhoorn
De te kappen bomen worden in de voor de eekhoorn (en broedvogels) minst kwetsbare periode (juli-november) gecontroleerd op de aanwezigheid van eekhoornnesten. Als deze niet worden aangetroffen kunnen de bomden direct gekapt worden. indien er wel eekhoornnesten worden aangetroffen dient contact te worden opgenomen met Dienst Reglingen over de te volgen handelswijze.
- Broedvogels
bij het verwijderen van bomen en/of beplanting dient verstoring van broedvogels te worden voorkomen. Aanbevolen wordt de bomen en/of beplanting buiten het broedseizoen te verwijderen. het broedseizoen loopt vanaf half maart tot en met augustus. Indien de werkzaamheden binnen dit seizoen zijn gepland kunnen deze worden uitgevoerd indien is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. dit kan door voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden de bomen en/of bepaling te controleren op nesten.
- Overige soorten
Om invulling te geven aan de eis van zorgvuldig handelen en de zorgplicht dienen eventuele groeiplaatsen van brede wespenorchis en gewone vogelmelk alsemde ruigtes, takkenhopen en vergelijkbare structuren zoveel mogelijk ontzien te worden tijdens de werkzaamheden. Deze structuren bieden namelijk schuilmogelijkheden voor algemeen voorkomende soorten zoals amfibieën en grondgebonden zoogdieren. Als dergelijke structuren toch verwijderd worden dient dit handmatig uitgevoerd te worden. Eventueel aangetroffen dieren kunnen vervolgens in de directe omgeving in soortgelijk habitat weer worden losgelaten. Eventuele groeiplaatsen van brede wespenorchis en gewone vogelmelk kunnen uitgestoken worden en elders in de directe omgeving in vergelijkbaar habitat weer worden teruggeplaatst.
- Nader onderzoek
Geadviseerd word naar het voorkomen van vleermuizen nader vervolgonderzoek uit te voeren. Van deze soorten kan op basis van de quickscan onvoldoende worden ingeschat of zij in het gebied voorkomen en/of wat de mogelijke effecten zijn van de geplande ingreep. Er kan sprake zijn van vaste verblijfplaatsen in de zin van de Flora- en Faunawet waarvoor uitgebreid onderzoek nodig is (periode mei - september) en mogelijk zelfs een ontheffing en compensatie vereist is.
Herziene Natuurbeschermingswet 1998
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten) is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.
In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen).
Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden.
Het bestemmingsplangebied behoort niet tot een Natura 2000-gebied of een beschermd natuurmonument. Op twee à drie kilometer afstand ligt de Vlakte van Waalsdorp, dat behoort tot het Natura 2000-gebied Meijendel en Berkheide. De instandhoudingsdoelstellingen van dit Natura 2000-gebied betreffen de ontwikkeling en instandhouding van witte en grijze duinen, duindoornstruwelen, duinbossen en vochtige duinvalleien en instandhouding van de nauwe korfslak, meervleermuis en de gevlekte witsnuitlibel. Deze doelstellingen mogen in geen geval aangetast worden door activiteiten in het bestemmingsplangebied. Wanneer er sprake kan zijn van aantasting van deze doelstellingen, dient vooraf het effect te worden getoetst.
Boswet
In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk.
Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.
Buiten de bebouwde kom Boswet zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke Bomenverordening van toepassing. De grens bebouwde kom Boswet kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, geen bosbestemming hebben.
De landgoederen Oostduin en Arendsdorp in het bestemmingsplangebied vallen, met uitzondering van het Goetlijfpark (Bunkerbosje) en de aanwezige bouwvlakken en bijbehorende gronden (erf en tuin) van het betreffende perceel, onder de Boswet.
Tabel Toepassingsgebied
Geldt de Kapverordening / APV | Geldt de Boswet | ||
Wegbeplanting en éénrijige beplanting op of langs landbouwgronden bestaande uit (niet geknotte) populieren of wilgen | Nee | Nee | |
Wegbeplanting en éénrijige beplanting op of langs landbouwgronden bestaande uit (geknotte) populieren of wilgen | Ja | Nee | |
Vruchtbomen en windschermen om boomgaarden | Nee | Nee | |
Fijnsparren | Nee | Nee | |
Kweekgoed | Nee | Nee | |
Griend- en hakhout voor wat betreft periodiek vellen | Ja | Nee | |
Dunning van bossen; het verwijderen van bomen als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bomen | Nee | Nee | |
Bomen op erven en in tuinen | Ja | Nee | |
Italiaanse populier, linde, paardenkastanje of treurwilg | Ja | Nee | |
Bomenkap ter uitvoering van een werk op grond van een vastgesteld en inwerking getreden bestemmingsplan | Ja | Nee | |
Heggen | Ja | Nee | |
Bos dat deel uitmaakt van een bij het Bosschap geregistreerde bosbouwonderneming voor zover gelegen buiten de bebouwde kom volgens de Boswet | Nee | Ja | |
Bos dat deel uitmaakt van een bij het Bosschap geregistreerde bosbouwonderneming voor zover gelegen binnen de bebouwde kom volgens de Boswet | Ja | Nee | |
Bos dat geen deel uitmaakt van een bij het Bosschap geregistreerde bosbouwonderneming voor zover gelegen buiten de bebouwde kom volgens de Boswet | Ja | Ja | |
Bos dat geen deel uitmaakt van een bij het Bosschap geregistreerde bosbouwonderneming voor zover gelegen binnen de bebouwde kom volgens de Boswet | Ja | Nee | |
Houtwallen, bosjes enz. die een zelfstandige eenheid vormen en een oppervlakte hebben van 10 a of minder | Ja | Nee | |
Rijbeplantingen (zelfstandige eenheid) die gerekend over het totale aantal rijen niet meer dan 20 bomen bevatten | Ja | Nee | |
Rijbeplantingen (zelfstandige eenheid) die gerekend over het totale aantal rijen meer dan 20 bomen bevatten | Ja | Ja |
[Tabel uit: Bos en Wet: geldend recht voor bomen, Visser, B.M., De Bomenstichting, Utrecht, 2001]
Bomenverordening Den Haag
Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.
In het plangebied zijn vele monumentale bomen aanwezig (zowel particulier als openbaar en op basis van het Monumentale bomen register). Deze dragen bij aan de stedelijke Groenstructuur.Op bijgevoegde kaart staan de bomen die op de lijst voor komen
[kaart momumentale openbare (rood) en particuliere bomen (groen)]
Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006-2010)
De provincie Zuid-Holland wil samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties een schone, veilige omgeving én voldoende natuur- en recreatiemogelijkheden realiseren. Ruimtelijke en economische ontwikkelingen kunnen botsen met een gezonde leefomgeving; luchtverontreiniging, geluidhinder en slechte waterkwaliteit zijn de bedreigingen. Infrastructuur heeft positieve economische effecten, maar kan negatieve invloed hebben op de omgevingskwaliteit en veiligheid. De infrastructuur veroorzaakt barrières in natuur, landschap en stad.
De provincie wil met het beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 deze problemen en ontwikkelingen het hoofd te bieden. Centraal in dit nieuwe plan staat het realiseren van een duurzame ontwikkeling: uitvoeren van de provinciale ambities op het gebied van natuur, water, rust, milieukwaliteit, gezondheid en veiligheid.
Groen kleurt de stad
"Groen kleurt de stad", Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015
In de nota "Groen kleurt de stad", Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven.
Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:
1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker.
2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
1. ruimte voor groen in en om de stad;
2. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
3. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
4. samen het groen beheren.
Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de "Structuurvisie 2020" in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten. In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur".
Het bestemmingsplangebied beslaat de landgoederen Oostduin en Arendsdorp en het Goetlijfpark die als gemeentelijk groen of groen van derden deel uitmaken van de Groene Hoofdstructuur. Met de aanwezige oude bomen en boomgroepen, de bijzondere stinzenflora, de zichtlijnen en 18e eeuwse bebouwing zijn de landgoederen van belang voor natuur en cultuurhistorie. Door de aanwezigheid van nieuwe bebouwing en een toename van recreatie zijn deze waarden wel onder druk komen te staan. Het groen dat deel uitmaakt van de Stedelijke Groen Hoofdstructuur dient zowel in planbeschrijving als in de voorschriften ook als zodaning omschreven te worden.
Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018
In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
Het bestemmingsplangebied behoort niet tot een van de stedelijke ecologische verbindingszones in Den Haag. Wel is het landgoed Oostduin en Arendsdorp en het Goetlijfpark een kerngebied en daarmee één van de grote groengebieden die fungeren als stapsteen in de noord-zuidverbinding tussen het veenweidegebied ten noorden van Den Haag en het Westduinpark in het zuidwesten. Enkele ecologische verbindingszones en bomenlanen van de Houtzone sluiten aan op de landgoederen. De watergangen in het bestemmingsplangebied maken wel deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. De watergangen en oevers zijn van belang voor vissen, amfibieën, watervogels en mogelijk ook als foerageergebied voor vleermuizen en vogels, zoals de groene specht.
4.8 Water
Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken op verschillende niveaus van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.
EU Kaderrichtlijn Water
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De Europese Kaderrichtlijn Water beoogt de bescherming van aquatische ecosystemen en het duurzaam gebruik van water. Het beleid van WB21 en KRW zijn de twee pijlers van het integrale waterbeleid en zijn in 2003 gebundeld in het Nationaal BestuursakkoordWater (NBW), waaraan rijk, provincies, waterschappen en gemeenten zich hebben geconformeerd. Doelstelling is om in 2015 de waterhuishouding op orde te hebben en richting 2050 op orde te houden. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid.
Nationaal
De Vierde Nota Waterhuishouding geeft aan dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Om de veerkracht van watersystemen te vergroten dient waterconservering en waterbuffering te worden bevorderd. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden.
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.
Provinciaal
In het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 staat uitgebreid beschreven hoe de provincie, samen met waterschappen en andere partners, een duurzame en klimaatbestendige delta zal realiseren en behouden, waar het veilig en aangenaam wonen, werken en recreëren is. De opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan zijn vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
1. Waarborgen waterveiligheid
2. Zorgen voor mooi en schoon water
3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening
4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem
Delfland,
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets 2007 opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.
Waterplan en Waterbergingsvisie Den Haag
Het Waterplan den Haag 2010-2015 is een gezamenlijk plan van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad. Belangrijk nieuw element in dit Waterplan is dat het zich behalve op de waterkwaliteit ook op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt.De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom de lange termijndoelstelling voor dit waterplan: Het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan.
Verder is voor de gemeente Den Haag van kracht het 'Waterplan Den Haag'. Het Waterplan is een gezamenlijk beleidsplan van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland. In het plan is een visie beschreven voor het samenhangend beheer van de riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater in Den Haag voor de middellange termijn.
In 2003 besloten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland om samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld te brengen en maatregelen af te spreken om het bergingstekort voor de verschillende delen van de stad op te lossen . De afspraak om te komen tot een Waterbergingsvisie is als deelproject opgenomen in het Waterplan Den Haag.
De Waterbergingsvisie Den Haag bestaat uit acht deelgebiedrapportages en een Samenvatting. In de Samenvatting staan de afspraken over de concrete uitvoering en financiering van de maatregelen, die nodig zijn om het bergingstekort in de deelgebieden op te lossen.
Zodra alle maatregelen zijn uitgevoerd, zijn er bij toekomstige plannen in de stad geen problemen meer met waterberging. Maatregelen voor het verbeteren van de waterkwaliteit blijven nog wel noodzakelijk. De Waterbergingsvisie geeft behalve oplossingen voor de bergingstekorten, ook inspirerende voorbeelden voor het bergen van extra water, die tevens een bijdrage kunnen leveren aan de waterkwaliteit.
Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen zullen Den Haag en Delfland in onderling overleg water meenemen in de planvorming en op een creatieve manier inpassen in het stedelijk gebied. De Waterbergingsvisie hoopt hiermee een bijdrage te leveren aan het realiseren èn behouden van een robuust en duurzaam watersysteem in Den Haag.
Watertoets
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Voor dempen en graven van watergangen en werkzaamheden aan of langs watergangen is de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing en is voor de werken een vergunning op basis van de Keur vereist. Ditzelfde geldt ook voor werken in de zeewering, de boezem- en de polderkaden. Ook voor lozingen op het oppervlaktewater is op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo) een vergunning vereist.
Het ABC-Delfland is een studieprogramma van waaruit een maatregelenpakket wordt samengesteld voor het waterhuishoudkundig systeem van Delfland. Uiteindelijk doel is het realiseren van een duurzaam watersysteem, ook in bestaand stedelijk gebied.
Planbeschrijving
Bij de watertoets wordt gekeken of het beleid met betrekking tot de onderwerpen waterkwantiteit, waterkwaliteit, veiligheid/waterkeringen en ecologie hier van toepassing is. Is het beleid van een specifiek onderdeel niet van toepassing dan dient dit bij het desbetreffende onderdeel te worden vermeld.
Waterkwantiteit
Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, dat ligt in het boezemgebied. Uit de uitkomsten in de Watervisie blijkt, dat voor het Boezemgebied door middel van maatregelen anders dan het toevoegen van oppervlaktewater, het thema waterkwantiteit voldoende onder controle zal kunnen worden gehouden. Voor het boezemgebied geldt geen wateropgave. Desondanks mag bij nieuwe ontwikkelingen de waterhuishoudkundige situatie niet verslechteren. Dit conform de nieuwe Handreiking watertoets voor gemeenten (2012).
Waterkwaliteit
In het plangebied bevindt zich een gemengd rioolstelsel. Volgens de leidraad riolering West-Nederland en de beslisboom afkoppelen dienen, bij nieuwbouw, het hemelwater en het vuilwater gescheiden te worden aangeleverd tot aan de erfgrens.
Veiligheid/waterkering
Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is het van belang of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering. Dit kan zijn de zeewering maar het kunnen ook andere waterkeringen zijn zoals boezemkaden, polderkaden of de landscheiding. In het plangebied bevinden zich geen primaire waterkeringen.
Ecologie
Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. Er dient te worden aangeven of deze in het plangebied voorkomen, zoals genoemd in de (gemeentelijke of provinciale) Ecologische Hoofdstructuur. De watergangen in het bestemmingsplangebied maken wel deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. Ook wanneer er toekomstige plannen zijn voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers of natte ecologische verbindingszones, kunnen deze alvast vermeld worden.In het plangebied zijn geen natuurvriendelijke oevers aanwezig of in de planning.
4.9 Bodem
Het plangebied is grotendeels gelegen in de buurt Arensdorp en voor een klein deel in de buurt Waalsdorp van de wijk Benoordenhout. Het gebied wordt begrensd door Wassenaarseweg, Oostduinlaan, Ruychrocklaan, Van der Houvenstraat, Goetlijfstraat, Hogenhoucklaan en Floris Grijpstraat. Vanaf het midden van de 16de eeuw zijn in dit gebied boerderijen uitgegroeid tot grote en kleine buitenplaatsen. In de 19de eeuw zijn landschapsparken aangelegd. Het plangebied bestaat voor het grootste deel uit park.
4.9.1 Chemische bodem gesteldheid
Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om een benzine-service-station en een drukkerij. Tevens zijn bij de meeste panden ondergrondse tanks bekend. De meeste daarvan zijn verwijderd. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op één locatie, Goetlijfstraat 3 tot en met 7, is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Het betreft een verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten waarvan de sanering urgent is. Er dient uiterlijk 8 januari 2013 te worden gestart met de sanering (zie Bijlage 4 Kaart bodemverontreiniging).
Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat het plangebied is gelegen in bodemkwaliteits zone 2. In deze zone is de bovengrond (0,0-0,5 m-maaiveld) gemiddeld licht verontreinigd met kwik, lood en PAK (teerachtige stoffen). De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is gemiddeld licht verontreinigd met kwik en zink.
4.9.2 Fysische / (eco) hydrologische bodemgesteldheid
Binnen de contouren van de bestemmingsvlakken van het verzorgingstehuis Oostduin en serviceflat Arendsdorp heeft onderzoek plaatsgevonden naar de effecten van de grondwaterstand indien op deze locaties ondergrondse parkeerkelders worden gerealiseerd. Het onderzoek "hydrologische effecten parkeerkelders Oostduin - Arendsdorp" is uitgevoerd door het bureau Wareco ingenieurs en opgeleverd op 4 mei 2009 (Bijlage 5 Rapport hydrologische effecten parkeerkelders).
In het rapport wordt geconcludeeerd dat in de gebruiksfase geen belangrijke effecten (zoals opstuwing van de grondwaterstand) van te realiseren ondergrondse constructie op de grondwaterstanden zijn te verwachten en dat derhalve geen compenserende maatregelen nodig zijn. Er word uitgegaan dat tijdens de aanleg van de parkeerkelders bemaling van het grondwater plaats gaat vinden om de parkeerkelders in den droge aan te kunnen leggen. Bij grondwateronttrekking binnen het groeiseizoen treedt schade aan (monumentale) bomen op door dde tijdelijke grondwaterstandverlaging en vochttekort. Geconcludeerd wordt dat naar verwachting compenserende maatregelen nodig zijn om het grondwater aan te vullen en te voorkomen dat vochttekort bij bomen ontstaat.
Aanbevolen wordt om door de initiatiefnemer van de bouwwerkzaamheden een bemalingsplan en een monitoringsplan op te laten stellen, in samenwerking met een boomdeskundige. In deze plannen dient ondermeer aangegeven te worden op welke wijze de negatieve beïnvloeding van de bemaling wordt beperkt. Geadviseerd wordt om de vervolgstappen (B, C en D uit de inleiding van dit rapport) in het bemalingsplan op te laten nemen.
Aanbevolen wordt na te gaan of naar aanleiding van de voorgenomen ontwikkelingen en de mogelijk te treffen compenserende maatregelen, de (eco)hydrologische situatie op het landgoed duurzaam verbeterd kan worden. Gedacht kan worden aan het creëren van nieuwe watergangen, het verlengen van bestaande watergangen, het verbeteren van de doorstroming en het zuiveren van het water en het reguleren van de grondwaterstand om de groeicondities van de bodem te verbeteren.
4.10 Archeologie
Het vigerend archeologische beleid is verwoord in de gemeentelijke beleidsnota Archeologie 2011-2020: In het verleden ligt het heden... ‘archeologie in Den Haag’. De nota is geënt op de Wet op deArcheologischeMonumentenzorg (Wamz), onderdeel van de gewijzigde Monumentenwet 1988. In de nota is een aantal beleidsdoelstellingen voor 2011 – 2020 geformuleerd. Deze richten zich op duurzaamheid, transparantie, kwaliteit, effectiviteit, samenwerking en draagvlak:
- De gemeente streeft ernaar om archeologische waarden zoveel mogelijk “in situ” in de grond te bewaren. Bij de aanwezigheid van betekenisvolle archeologische resten wordt gekeken of een planaanpassing kan worden toegepast. Wanneer een planaanpassing onmogelijk blijkt te zijn wordt de archeologische vindplaats zo goed mogelijk opgegraven en gedocumenteerd.
- De uitvoering van het archeologiebeleid in de gemeente gebeurt op basis van:
- 1. de Beleidsnota 2011-2020;
- 2. de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK);
- 3. de Gemeentelijke onderzoeksagenda Archeologie (GOA);
- 4. de Monumentenverordening.
Om als ruimtelijk instrument up-to-date te blijven zal de AWVK regelmatig (bijvoorbeeld na vijf jaar) worden geactualiseerd op basis van de nieuw-vrijgekomen informatie over het bodemarchief.
- De gemeente zorgt er voor dat de archeologische belangen in voldoende mate in bestemmingsplannen opgenomen zijn. Dat betekent dat bestemmingsplannen zijn voorzien van een archeologieparagraaf, voorschriften en de plankaart.
- De gemeente continueert haar opgravingsbevoegdheid, voert zelf archeologisch onderzoek uit en behoudt het depot. Daarnaast voert de gemeente de regie op onderzoek dat door derden wordt uitgevoerd.
- De gemeente gaat uit van de regel dat de “initiatiefnemer” de kosten van archeologisch onderzoek betaalt.
- De gemeente geeft voorlichting via verschillende middelen zoals tentoonstellingen, publicaties, lezingen, open dagen en lessen.
- Veel aandacht zal worden besteed aan het uniformeren en digitaliseren van alle analoge en digitale informatie over het bodemarchief en deze goed te ontsluiten.
Provincie Zuid-Holland toetst bestemmingsplannen op het gebied van archeologie aan de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland en, voorzover van toepassing, lokale waardenkaarten.
De Haagse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar zeer ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. Indien in een in voorbereiding zijnde bestemmingsplan gebieden met archeologische waarden en/of verwachtingen aanwezig zijn, zoals het onderhavige, dan worden de potentiële archeologische waarden in deze gebieden beschermd.
In paragraaf 5.3 wordt toegelicht hoe deze waarden in het bestemmingsplan worden beschermd.
Zie ook de 'Archeologische kaart Den Haag'.
4.11 Duurzaam Bouwen
De gemeente Den Haag streeft naar duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen speelt een belangrijke rol bij het ambitieniveau maximaal voor het thema klimaat, binnen het thema water waar het gaat om ontkoppelen van hemelwater en ook het ambitieniveau basis voor het thema lucht. Het behelst onder meer de toepassing van technieken die leiden tot CO2-neutrale en gezonde gebouwen en het gebruik van milieuvriendelijke materialen en waterbesparende apparatuur.
De gemeente en haar partners beschikken samen over een aantal stimuleringsmaatregelen, gericht op het proces en de implementatie van duurzaam bouwen. De gemeente beveelt het concept Lage Temperatuur Verwarming (LTV) aan, waarmee gebouwen CO2-neutraal worden en toepassing van duurzame energiebronnen mogelijk is, zoals aardwarmte (geothermie) of de warmte die door middel van warmtepompen uit bijvoorbeeld (zee)water gehaald kan worden.
Een EPL (Energie Prestatie op Locatie) drukt de energieprestatie van een gebouw of een wijk uit: een CO2-neutrale wijk heeft een EPL van 1,0; de EPC van woongebouwen moet in dat geval onder de 0,6 liggen. Op gebiedsniveau kan men werken met een duurzaamheidsindex: Duurzaam Bouwen Prestatie op Locatie (DPL), ook bij aanbestedingen zodat marktwerking kan bijdragen aan duurzaam bouwen. Op gebouwniveau kan men het instrument Gemeentelijke Praktijk Richtlijn voor duurzaam bouwen (GPR) of vergelijkbare instrumenten toepassen. Dit bevordert prestatiegericht ontwikkelen en de ontwerpvrijheden blijven maximaal. Tot slot, heel concreet, streeft de gemeente naar een zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van bouwmaterialen die vrijkomen door sloop.
4.12 Buisleidingen
Ruimtelijk relevante kabels en leidingen maken deel uit van het hoofdleiding- en kabelnet en zijn van regionale betekenis. Deze kunnen niet (zonder veel moeite en gevaar) verlegd worden en moeten, vanwege eisen van rijk en provincie voorzien zijn van een beschermingszone waarbinnen niet gebouwd mag worden. In het plangebied is (ligging van het tracé: Wassenaarseweg en Oostduinlaan) een afvalwatertransportleiding aanwezig, deze dient planologisch te worden beschermd.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het besluit is gebaseerd op de Wet milieubeheer (artikelen 5.1 lid 1, 5.2 lid 1, 5.3 lid 1 en 2 en 9.2.2.1) en de Wet ruimtelijke ordening (artikelen 3.37 en 4.3 lid 1 en 2). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico en verantwoording van groepsrisico, ruimtelijke reservering voor belemmeringenstrook met aanlegvergunningenstelsel en de Bevb voorwaarden binnen 5 jaar verwerken in bestemmingsplannen. De belangrijkste plichten voor de leidingexploitant zijn: zorgplicht, een veiligheidmanagementsysteem en een saneringsplicht binnen 3 jaar.
Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid van hogedruk aardgastransportleidingen en de toetsingsafstanden volgens de Bevb van 1 januari 2011. Het plangebied ligt buiten de toetsingsafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Een nadere risicobeoordeling op grond van dit besluit is niet noodzakelijk.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in de Memorandum van de Gasunie "Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3" van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07.0138.
Het plangebied ligt buiten de inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend/verantwoord.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, de verantwoording van de bestemmingen en de toelichting op de planregels besproken.
In het gebied is een enkele grootschalige sloopnieuwbouwprojecten gepland. Het gaat om de serviceflat Arendsdorp en in de verdere toekomst het verpleeghuis Oostduin. De complexen zijn beide verouderd en voldoen in technisch en functioneel opzicht niet meer. Deze ontwikkelingen bieden de kans om de kwaliteit van het landgoed op een aantal punten te verbeteren zoals het ondergronds brengen van het parkeren, duidelijkere entrees en herstel van zichtlijnen.
Voor serviceflat Arendsdorp worden de eerste plannen hiervoor uitgewerkt. Voor het verzorghuis Oostduin zijn in de fase nog geen concrete plannen bekend en is op dit moment onzeker of binnen de planperiode tot renovatie of tot vervanging van de huidige bebouwing zal worden over gegaan.
De doorvertaling naar het bestemmingsplan is voor beide ontwikkelingen verschillend:
- 1. Voor serviceflat Arendsdorp wordt een stedenbouwkundig en planologisch-juridisch kader opgenomen (toelichting, digitale verbeelding en regels) voor de planontwikkeling voor vervanging van serviceflat Arendsdorp met de bestemming "Wonen".
- 2. Voor verpleeg- en verzorgingshuis Oostduin wordt een stedenbouwkundige kader opgenomen (toelichting) voor een mogelijke toekomstige planontwikkeling voor vervanging of renovatie van het verpleeg- en verzorgingshuis Oostduin met de bestemming "Maatschappelijk" (maatschappelijke voorzieningen en welzijnsvoorzieningen).
Buiten deze herontwikkeling van bestaande bebouwing zijn geen nieuwe (woning)bouwontwikkelingen in het bestemmingsplan mogelijk.
Het cultuurhistorische karakter en de groene en ecologische waarden van het landgoed moeten behouden blijven en versterkt worden.
In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 5.2. ingegaan op de ontwikkelingen die zich in het plangebied binnen de planperiode voordoen. In paragraaf 5.3. wordt een verantwoording gegeven hoe het vigerende beleid en de ontwikkelingen binnen het plangebied in het bestemmingsplan zijn opgenomen. In paragraaf 5.4 is een toelichting op de regels van het bestemmingsplan gegeven.
5.2 Nieuwe Ontwikkelingen
5.2.1 Toekomstvisie Oostduin - Arendsdorp
De 'Toekomstvisie Oostduin - Arendsdorp ' (maart 2009) dient als ruimtelijke kader voor onder meer de herontwikkeling van de serviceflat Arendsdorp en het verpleeghuis Oostduin. In de toekomstvisie wordt het gebied beschreven en geanalyseerd en zijn de stedenbouwkundige randvoorwaarden geformuleerd.
De tegelijk met de toekomstvisie gepresenteerde "Beheervisie landgoederen Oostduin - Arendsdorp" richt zich op de inrichting en het beheer van het openbare groen, het terreinmeubilair, het water(oppervlak), de beschoeiingen en de paden binnen het landgoed Oostduin-Arendsdorp. De uitvoering van de Beheersvisie Landgoederen Oostduin - Arendsdorp is binnen de kaders van dit bestemmingsplan mogelijk.
Voor de verdere uitwerking van de verbetering van het landgoed en de inpassing van de bouwinitiatieven is door de gemeente een landschapsarchitect als supervisor aangesteld. Door de supervisor zijn de randvoorwaarden verder verfijnd (zie Bijlage 3 Beeldkwaliteitsparagraaf).
Toekomstvisie
Uit de analyse blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit van het landgoed Oostduin-Arendsdorp op een aantal punten versterkt en verbeterd kan worden. Wat het landgoed betreft gaat het voornamelijk om:
- veiligstellen en versterken van de herkenbaarheid van de cultuurhistorische waarde;
- bescherming natuurwaarden en bevorderen ecologische kwaliteiten;
- ruimte voor bestaande water en handhaven van de structuur van de waterlopen;
- openhouden, zichtbaar en beleefbaar maken van beeldbepalende plekken;
- openmaken van de historische zichtlijnen over de belangrijkste paden en over het water;
- doorzichten in en door het gebied creëren;
- duidelijk herkenbare entrees;
- recreatief gebruik stimuleren.
Wat betreft de bebouwing gaat het voornamelijk om:
- betere inpassing en duidelijke positie geven via helder afgebakende terreinen ("kamers in het park") aan de rand van het landgoed;
- bebouwing in compacte vorm;
- ruimte teruggeven aan het landgoed en verbeteren aanhelen bij het park
- bebouwing uit de zichtassen houden en halen en waar mogelijk doorzichten in het landgoed bieden;
- bebouwing mag niet direct aan watergangen grenzen;
- ontkoppelen entrees landgoed en bebouwing;
- geen autoverkeer, bestemmingsverkeer uitgezonderd, in het landgoed en parkeren ondergronds.
De nieuwbouw van de serviceflat Arendsdorp bestaat uit zelfstandige woningen met een aantal gemeenschappelijke ruimtes. De plannen van het verzorgingshuis Oostduin bestaan uit een combinatie van intramurale zorgplaatsen in combinatie met verpleeghuisvoorzieningen, sociale huurwoningen, vrije sectorwoningen en een kinderdagverblijf. Verouderde niet-zelfstandige één-kamerappartementen zullen worden vervangen door zelfstandige woningen die aan de wensen en eisen van deze tijd voldoen. Deze woningen hoeven niet alleen voor ouderen te zijn, maar kunnen in de toekomst ook voor andere doelgroepen bestemd worden. Er wordt gestreefd naar een aandeel sociale woningbouw. Gedetailleerde afspraken hierover worden gemaakt bij het opstarten van de wijzigingsbevoegdheid (zie 5.2.3). Een consequentie is dat er volumevergroting zal optreden. In het geval van uitbreiding van de bestaande bebouwing is het niet mogelijk om de geconstateerde verbeterpunten te realiseren. Bij sloop en nieuwbouw is dit wel mogelijk. Uitgangspunten zijn de 'kamers in het park' en compact bouwen. Dit betekent minder vierkante meter grondoppervlak en verharding en meer vierkante meter groen. Een vergroting van het volume zal daarom altijd leiden tot een toename in de hoogte.
De entrees tot het landgoed zijn - met uitzondering van de monumentale ingang op de hoek Oostduinlaan-Wassenaarseweg - niet goed herkenbaar als entree van een landgoed. Deze informele toegangen doen afbreuk aan het monumentale en historische karakter van het gebied. Dit probleem doet zich het sterkst voor daar waar de toegangen tot het landgoed en die van de gebouwen met elkaar samenvallen. Twee van de entrees van het landgoed lopen via het terrein van het kantoorgebouw aan de Oostduinlaan 73-75. De centrale entree aan de zuidkant loopt over het terrein van Arendsdorp; één entree aan de noordkant gaat over het terrein en langs het gebouw van Oostduin.
In de entrees schuilt het meest duidelijke verbeterpunt welke zowel voor het landgoed als voor de bebouwing geldt. Een belangrijke ingreep moet daarom gericht zijn op de ontvlechting van de entrees van landgoed en bebouwing. Bij het kantoorgebouw aan de Oostduinlaan dient de watergang langs de Oostduinlaan te worden doorgetrokken, de randen meer te worden betrokken bij het landgoed en moet een aparte entree naar het landgoed worden aangelegd. Bij verzorgingshuis Oostduin aan de Goetlijfstraat zouden de twee bruggetjes verschillende functies kunnen hebben. De oostelijke brug krijgt de functie van ontsluiting van het woonzorgcomplex. De westelijke brug is de ontsluiting van het landgoed. Aan de Wassenaarseweg zal de bestaande brug naast “De Rietjes” alleen maar gebruikt worden voor de ontsluiting van het landgoed. De nieuwbouw van de serviceflat krijgt een nieuwe ontsluiting aan de Wassenaarseweg.
Door de eigen ontsluiting van de gebouwen kan het autoverkeer zoveel mogelijk aan de rand van het landgoed plaatsvinden. Het “groen” en het “rood” worden vanaf de rand van het landgoed van elkaar gescheiden waarmee de bovengenoemde “kamers in het park” bij binnenkomst duidelijk zijn. Bij de scheiding van landgoed en erven van bebouwing kan ook water worden ingezet. Juist door het gebruik van water kunnen de “kamers in het park” zeer duidelijk worden afgebakend. Dit is nu reeds het geval bij het kantoorgebouw aan de Oostduinlaan.
Door bovengenoemde ingrepen ontstaan er nieuwe betekenisvolle plekken in het gebied. Door middel van het situeren van bijzondere (eventueel publieks) functies of bijzondere programmaonderdelen van Arendsdorp en Oostduin die naar buiten gericht zijn aan de parkzijde van de bebouwing, zou de bijzonderheid van de plekken versterkt kunnen worden. Het landgoed Oostduin - Arendsdorp wordt voor fietsers en voetgangers goed ontsloten en er wordt geen autoverkeer meer in het park toegelaten; het parkeren wordt in de parkeergarages gesitueerd.
Programma en stedenbouwkundige randvoorwaarden serviceflat Arendsdorp
Het nieuwbouwprogramma van Arendsdorp gaat uit van:
- functie: wonen/zorg (algemene voorzieningen en service);
- circa 180 appartementen (gedifferentieerd aanbod qua grootte en huurprijs;
- huur met servicepakket zorg;
- ±28.000m² BVO excl. parkeren (dit is 155% van het huidige volume).
In de nieuwe opzet wordt een gebouwtype met lange gangen en aan een kant ontsloten woningen zoals het huidige complex niet meer nagestreefd. Daarvoor in de plaats wordt compacte verkaveling van losstaande bouwmassa's voorgestaan.
Positionering en entree
In de huidige situatie ontneemt de langgerekte bebouwing van Arendsdorp het zicht op het landgoed. De entree van de serviceflat ligt aan de Wassenaarseweg en valt samen met de entree van het landgoed. Alle bouwdelen worden via deze centrale ingang ontsloten. Achter het gebouw liggen de parkeerplaatsen over de gehele lengte van het gebouw waardoor in het landgoed veel autobewegingen plaatsvinden.
De serviceflat Arendsdorp wordt in de nieuwe situatie gepositioneerd als een “kamer in het park”. Onderdeel hiervan is een geheel nieuwe ontsluiting aan de Wassenaarseweg; deze ontsluiting is in het vigerende plan mogelijk, maar nooit geëffectueerd. Om redenen van verkeersveiligheid en de doorstroming van het gemotoriseerde verkeer blijft de middenberm van de Wassenaarseweg gesloten en is linksafslaan vanaf de locatie in de richting van de Van Alkemadelaan uitgesloten. Verder dient de nieuwe (verplaatste) aansluiting zodanig vormgegeven te worden dat de verkeersveiligheid voldoende gegarandeerd is en rekening gehouden wordt met de bereikbaarheid voor vrachtverkeer.
Hierbij dienen de op het kavel van Arendsdorp aanwezige monumentale bomen onaangetast te blijven en dient er rekening te worden gehouden met de beschermde paddenstoelen. Dit betekent wel dat er langs de Wassenaarseweg een aantal bomen verdwijnt. Hetzelfde aantal bomen dient ter compensatie teruggeplant te worden waarvan een aantal op de plek van de huidige entree.
De huidige ontsluiting langs de bossloot wordt in de toekomst alleen maar gebruikt voor de ontsluiting (voor bestemmingsverkeer) van het landgoed.
Relatie tot het landgoed
De nieuwe bebouwing zal ten opzichte van het landgoed minder dominant moeten zijn. De nieuwe situatie, in de vorm van losstaande bouwmassa's, is transparanter en biedt meer doorzichten. Door de nieuwe invulling kunnen nieuwe routes worden gerealiseerd zoals een verbinding langs de zijde van de Wassenaarseweg.
De bestaande waarden kunnen worden benut door de groene voorruimte van Arendsdorp te behouden. Hierin speelt de tuin rondom het huis “de Rietjes” een belangrijke rol. Uitbreiding hiervan aan de achterzijde van de Rietjes, waar vroeger een boomgaard stond, zou een mooie aansluiting op het landgoed vormen.
De bestaande kwaliteiten van de vijver en de waterrand op het terrein zullen in de nieuwe situatie in het ontwerp moeten worden opgenomen. In de nieuwe situatie is alleen maar sprake van voorkantkwaliteiten. Door het parkeerprogramma binnen het gebouw te situeren wordt het parkeren niet meer zichtbaar en belastend voor het landgoed.
Massa en hoogte
Uitgangspunt is compacte bouwmassa's en het minimaliseren van de footprint. Door toename van het aantal vierkante meters en het beperken van het bouwvlak (waarbinnen het bouwvolume moet worden gerealiseerd) zal de bebouwing hoger moeten worden dan de huidige oplopende bouwhoogte van zeven tot twaalf bouwlagen. De maximale hoogte wordt vastgesteld op 35 meter indien er sprake is van één bouwvlak. Is er sprake van meerdere bouwvlakken (ten hoogste drie) dan geldt de maximale hoogte voor het bouwvlak gelegen langs de Wassenaarseweg 30 meter en voor de andre één of twee bouwvlakken 40 meter.
De hoogte wordt gemeten vanaf het peil van de aanliggende weg (Wassenaarseweg). De verbindende bebouwing op het maaiveld mag maximaal uit één bouwlaag bestaan. De verschillende bouwonderdelen moeten enerzijds elk hun eigen identiteit hebben maar dienen anderzijds gezamenlijk een ensemble te vormen. Het maaiveldniveau moet meer m² groen opleveren.
Parkeren
Het parkeren dient in een ondergrondse parkeervoorziening te worden opgelost. Dit betekent in principe onder het gebouw en onder maaiveldniveau waarbij auto's volledig uit het zicht in een ondergrondse parkeergarage staan. Dit sluit echter creatieve oplossingen, mits die geen afbreuk doen aan de kwaliteit, zoals een deel half verdiept niet volledig uit. Deze voorziening dient voldoende capaciteit te hebben voor de bij het programma behorende parkeerbehoefte. De parkeerbehoefte wordt aan de hand van de door de gemeente vastgestelde parkeernormen berekend. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van activiteiten(en).
De parkeernorm voor de woningen hangt o.a. af van de aard en woninggrootte. Het aantal parkeerplaatsen voor werknemers wordt bepaald door de omvang van het personeel. Als vooraf niet bekend is om hoeveel werknemers het gaat, wordt het aantal werknemers berekend aan de hand van het bruto vloeroppervlak.
Er moet voldoende stallingsruimte voor fietsers worden gerealiseerd. Bij de woningen wordt hierin voorzien door de bouw van bergingen voor bewoners. Voor bezoekers bij overige functies stelt de gemeente als eis dat er per drie werkers tenminste één stallingsplaats voor fietsen dient te worden gerealiseerd.
Programma en stedenbouwkundige randvoorwaarden verzorgingshuis Oostduin
Het nieuwbouwprogramma van Oostduin gaat uit van:
- functie: wonen/zorg ca. 20.000 m² ; ondersteunende functies gezamenlijk opp. 1850 m²;
- ondersteunende functies zoals een horecavoorziening, fysiotherapie/fitness;
- het aanwezige kinderdagverblijf van 150 m² wordt in de nieuwbouw opgenomen;
- streven naar 40% sociale sector (waaronder zware en lichte zorg); overige deel vrije sector;
- ±22.000m² BVO excl. parkeren dit is 129% van het huidige volume.
Positionering
Het huidige gebouw vormt door zijn positionering een barrière bij de entree van het park. Doordat het gebouw aan de zijde van de Goetlijfstraat uitsteekt tot ca. 25 meter van de Goetlijfstraat is niet meer te ervaren dat hier oorspronkelijk een dubbele watergang liep met een langgerekt eiland ertussen. Deze dubbele watergang (parallel aan de Goetlijfstraat) zal in de nieuwe opzet in ere worden hersteld, waarmee het gebouw van verzorgingshuis Oostduin verder terugligt ten opzichte van de Goetlijfstraat. Vanuit de klankbordgroep Oostduin - Arendsdorp (van de wijkvereniging Benoordenhout is tevens de wens uitgesproken om de rooilijn van de nieuwbouw verder naar achteren te leggen, gezien vanaf de Goetlijfstraat.
Dit is een wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde Toekomstvisie Oostduin-Arendsdorp, waarin werd aangegeven dat de nieuwbouw minder diep in het park zou komen te liggen. De rooilijn van de bebouwing in het park blijft hetzelfde als de huidige rooilijn van de aanleunwoningen. Aan de zijde van de Goetlijfstraat is een rooilijn aangehouden van 25 meter ten opzichte van de verlengde watergang, oftewel ca. 85 meter ten opzichte van de bebouwing van de Goetlijfstraat. Aan de zijde van water aan de noordoostkant is een rooilijn van 4m aangehouden en aan de zijde van het wandelpad het park in is een rooilijn van 3 meter aangehouden ten opzichte van de zone die op de plankaart als “cultuurhistorische waarde” is aangegeven.
Ruimte voor bestaand water
De bestaande bebouwing van het verzorghuis Oostduin staat pal op de erfgrens en daarmee ook direct langs de waterloop die het landgoed in tweeën deelt. Hierdoor worden de twee landgoeddelen sterk van elkaar gescheiden mede door het parkeren langs de toegangsweg. De nieuwe bebouwing moet daarom op een respectvolle afstand van het water komen te staan. Doorzichten van het ene naar het andere parkdeel moeten mogelijk zijn. De kwaliteiten van het landgoed - ruimte, licht en groen - moeten om de gebouwdelen doorgezet kunnen worden.
Aan de zijde van de Goetlijfstraat zal de bebouwing niet pal op of aan de watergang worden gebouwd, maar wordt de rooilijn teruggelegd. Hierdoor kan het profiel van de oude "lindelaan" en de dubbele watergang over de gehele lengte hersteld worden.
Massa en hoogte
Uitgangspunt is om waar mogelijk het bouwvlak van het programma in het landgoed te minimaliseren. Door toename van het aantal vierkante meters en het beperken van het bouwvlak zal de bebouwing hoger moeten worden dan de huidige overwegend vijf - zeven bouwlagen.
Het is mogelijk, in al dan niet afzonderlijke bouwmassa's, een maximale hoogte van ca. 30 meter te realiseren, gemeten vanaf het peil van de aanliggende straat (Goetlijfstraat). De bebouwing kan uit relatief los van elkaar staande elementen bestaan. De bouwonderdelen kunnen hun eigen identiteit hebben maar moeten gezamenlijk een ensemble vormen. Door middel van de positionering en vormgeving van de massa's ten opzichte van elkaar wordt een duidelijke eenheid in het complex gebracht. Meeontwerpen van het maaiveldniveau is daarom belangrijk.
Entree
In de nieuwe situatie wordt de hoofdentree van het complex gescheiden van de toegang tot het landgoed. Expeditie en bevoorrading worden, voor zover mogelijk, in de ondergrondse parkeergarage afgewikkeld. Het terrein van Oostduin wordt, op het entreegebied na, autovrij. Hierdoor kan de aansluiting op het landgoed groen en openbaar vormgegeven worden. Het kinderdagverblijf kan eventueel ook met de fiets via de parkentree worden benaderd.
Door het scheiden van de entrees zal de noord-zuid route door het gebied gevoelsmatig door het landgoed in plaats van over het terrein van verzorgingshuis Oostduin lopen. Van belang voor de kwaliteit van de entree aan de Goetlijfstraat is het zorgvuldig omgaan met de elementen uit de landgoederentijd. Uitgangspunt is het behouden van de cultuurhistorisch belangrijke zichtlijn op het oude paviljoen en een bomenrij in het gebouw- en landschapsontwerp van het complex.
Het profiel van het aan de Goetlijfstraat parallel lopende gelegen lindelaantje dient over de gehele lengte van het landgoed als landschappelijk element te worden hersteld. De twee bruggetjes (waarvan één de toegang tot het landgoed vormt en één de ontsluiting van het nieuwe Oostduin) vormen de enige onderbreking van dit profiel. Deze bruggetjes dienen zorgvuldig te worden ontworpen en zo min mogelijk inbreuk te maken op de herstelde lindenlaan.
Parkeren
Het parkeren dient in een ondergrondse of in een halfverdiepte parkeervoorziening te worden opgelost. Dit betekent in principe onder het gebouw en onder maaiveldniveau waarbij auto's volledig uit het zicht in een ondergrondse parkeergarage staan. Dit sluit echter creatieve oplossingen, mits die geen afbreuk doen aan de kwaliteit, zoals een deel half verdiept niet volledig uit. Deze voorziening dient voldoende capaciteit te hebben voor de bij het programma behorende parkeerbehoefte. De parkeerbehoefte wordt aan de hand van de door de gemeente vastgestelde parkeernormen berekend. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van activiteiten(en).
Een gedeeltelijke inpandige parkeervoorziening binnen het bouwvlak vanaf maaiveldniveau is bij uitzondering mogelijk. Dit is vooral bedoeld om de ondersteunende functies met een hogere piek aan bezoekersfrequenties goed te kunnen faciliteren. Voorwaarde is wel dat deze parkeervoorziening volledig uit het zicht is en de hierop betrekking hebbende vierkante meters ten laste worden gebracht van het maximale bruto vloer oppervlakte van 22.000 m².
De parkeernorm voor de woningen hangt o.a. af van de aard en woninggrootte. Het aantal parkeerplaatsen voor werknemers wordt bepaald door de omvang van het personeel. Als vooraf niet bekend is om hoeveel werknemers het gaat, wordt het aantal werknemers berekend aan de hand van het bruto vloeroppervlak.
Er moet voldoende stallingsruimte voor fietsers worden gerealiseerd. Bij de woningen wordt hierin voorzien door de bouw van bergingen voor bewoners. Voor bezoekers bij overige functies stelt de gemeente als eis dat er per drie werkers tenminste één stallingsplaats voor fietsen dient te worden gerealiseerd.
5.2.2 Landgoederenbiotoop
De cultuurhistorische waarden van het landgoed zijn grotendeels al beschreven in paragraaf 2.2Ontstaansgeschiedenis, 2.3.1.2 Beschermd stadsgezicht en 2.3.3 Groen.
Het landgoed is gelegen in de landgoederenzone langs de Wassenaarseweg. Vanuit de kruising Wassenaarseweg - Oostduinlaan is het landgoed ook het beste zichtbaar. Op dat punt openbaart zich een groen park waar vanaf de weg twee monumentale gebouwen (de voormalige portierswoning en de voormalige tuinmanswoning, Huis de Rietjes, van het landgoed) en de oorspronkelijke oprijlaan van landgoed Oostduin zichtbaar zijn. De oprijlaan van Arendsdorp, welke nu de ontsluiting voor serviceflat Arendsdorp is, is minder duidelijk herkenbaar.
De hoofdhuizen van de oorspronkelijke landgoederen Oostduin en Arendsdorp zijn niet meer aanwezig waardoor er van functionele relaties binnen het landgoed geen sprake meer is. Op het landgoed zijn nog wel drie monumentale gebouwen aanwezig die bij het oorspronkelijke landgoed hoorden. Twee, hiervoor genoemde gebouwen, bevinden zich aan de Wassenaarseweg, één staat midden op het landgoed (voormalige theekoepel). Dit gebouw is zichtbaar vanaf de noordelijk aan het plangebied grenzende Goetlijfstraat. Deze zichtlijn wordt vertroebeld door de aanwezigheid van geparkeerde auto's en het niet kaarsrechte verloop van de weg. Verder wordt het landgoed aan de randen vooral gedomineerd door de naoorlogse forse kantoorbebouwing, verzorgingshuis Oostduin en serviceflat Arendsdorp.
Binnen de landgoederenbiotoop worden de twee bestaande complexen van verzorgingshuis Oostduin en serviceflat Arendsdorp herontwikkeld. De ontwikkelingsvisie en beheervisie die hiervoor zijn opgesteld hebben als doel de kwaliteiten van het landgoed te verbeteren ondanks het toevoegen van extra bouwvolume. Hiertoe zal hoger worden gebouwd dan in de huidige situatie en zal het parkeren onder de gebouwen plaats vinden in plaats van in het landgoed. De voordelen zijn een betere inpassing van de bebouwing, een kleiner bebouwd oppervlak en minder verharding, het toevoegen van meer groen en duidelijk herkenbare entrees. Ook het park zelf zal worden verbeterd.
In het bestemmingsplan (zie ook 5.2.3) is de zichtlijn van de Goetlijfstraat naar de theekoepel beschermd door middel van een bebouwingsvrije zone (functieaanduiding cultuurhistorische waarden). Het gehele landgoed heeft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie en de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie gekregen. De bestaande bebouwing is strak begrensd en uitbreidingsmogelijkheden zijn beperkt. De ruimte rondom de voormalige portierswoning op de hoek van de Oostduinlaan / Wassenaarseweg en Huis de Rietjes zijn bestemd als Tuin waar geen bebouwing mogelijk is. Verder hebben de structuurbepalende waterlopen de bestemming Water gekregen en heeft het park de bestemming Bos gekregen waarvoor een aanlegvergunningstelel geldt.
5.2.3 Vertaling ontwikkelingen in bestemmingsplan
Serviceflat Arendsdorp
Voor de herontwikkeling van de serviceflat Arendsdorp zijn nog geen concrete bouwplannen bekend. In het bestemmingsplan wordt daarom het huidige bouwvlak aangeduid. Binnen de bestemming wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarin de minimale eisen worden geregeld met betrekking tot bebouwingsoppervlakte, positionering en hoogte:
- bebouwingsoppervlakte van het nieuwe bouwvlak bedraagt max. 6500 m²;
- bebouwingspercentage van het nieuwe bouwvlak bedraagt max. 60%;
- nieuw bouwvolume bedraagt max. 27.000 m² BVO (exclusief parkeren);
- maximale hoogte 35 meter voor één bouwvlak, bij meerdere bouwvlakken bedraagt de maximale hoogte voor één bouwvlak gelegen langs de Wassenaarsweg 30 meter en voor de overige één of twee bouwvlakken 35 meter;
- indien het gebouw uit meerdere bouwdelen bestaat is de hoogte van de verbindende bebouwing maximaal 5 meter;
- afstand bebouwing binnen het bouwvlak terugliggend t.o.v. de oorspronkelijke bestemmingsvlak; het nieuwe bouwvlak mag het verlengde van de zij- en voorgevelrooilijnen van het bestaande bouwvlak "De Rietjes" niet overschrijden;
- parkeren ondergronds danwel halfverdiept (max. 0.90 meter boven maaiveld);
- bij uitzondering wordt een gedeeltelijke inpandige parkeervoorziening (vanaf maaiveld niveau toestaan) indien de parkeervoorziening volledig uit het zicht is en het aantal vierkante meters ten laste wordt gebracht van het nieuwe bouwvolume;
- vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan. Bergingen, fietsenstallingen en containers etc. worden binnen het bouwvlak gerealiseerd en maken onderdeel uit van het hoofdgebouw.
Op het moment dat de situering van het nieuwe bouwvlak definitief bepaald is, kan door middel van een tweede wijzigingsbevoegdheid een deel van het oorspronkelijke bestemmingsvlak worden gewijzigd naar de bestemming Bos en/of de bestemming Water.
Omdat de bestaande bebouwing blijft staan tijdens de nieuwbouw wordt de nieuwbouw meer richting Wassenaarseweg gerealiseerd. Hiermee komt de nieuwbouw aan deze zijde buiten het oorspronkelijke bestemmingsvlak. Door middel van een algemene wijzigingsregel (Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid - 1) is het mogelijk de bestemmingen Bos, Water en Wonen - 3 onderling te wijzigen.
kaart stedenbouwkundige randvoorwaarden nieuwbouw Arendsdorp
Omdat het een bevoegdheid van het college betreft kunnen er nadere eisen worden gesteld aan de uiteindelijke uitwerking van de plannen. Hiervoor zijn de ontwikkelingsvisie (zoals beschreven in hoofdstuk 5.2.1) en de beheervisie de leidraad.
De afzonderlijke randvoorwaarden die zijn opgesteld door de supervisor (zie bijlage Beeldkwaliteitsparagraaf) vormen het toetsingskader voor welstand.
Verzorghuis Oostduin
Voor het verzorghuis Oostduin zijn nog geen bouwplannen bekend. De initiatiefnemers hebben aangegeven dat niet zeker is dat binnen de planperiode tot renovatie of tot vervanging van de huidige bebouwing zal worden overgegaan. De initiatiefnemers zijn op dit moment (2011) niet bereid om aanvullende onderzoeken te verrichten. In het bestemmingsplan wordt dan ook de huidige bebouwing zonder ontwikkeling [wijzigingsbevoegdheid] opgenomen. Daarbij is het indicatieve programma zoals verwoord in de toekomstvisie Oostduin - Arendsdorp en de beraadslaging hierover in de raadscommissie alleen doorvertaald in de toelichting en blijft daarmee uitgangspunt voor toekomstige initiatieven.
De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn gebaseerd op de hierboven onder 5.1.2 (paragraaf Programma en stedenbouwkundige randvoorwaarden verzorgingshuis Oostduin) beschreven uitgangspunten.
Voor een toekomstig initiatief binnen de bestemming Maatschappelijk - 2 gelden de volgende eisen met betrekking tot bebouwingspercentage, postionering en hoogte:
- bebouwingsoppervlakte van het nieuwe bouwvlak bedraagt max. 4500 m²;
- bebouwingspercentage van het nieuwe bouwvlak bedraagt 100%;
- nieuw bouwvolume bedraagt max. 22.000 m² BVO (exclusief parkeren);
- de bebouwing moet zich bevinden binnen het aangegeven bouwvlak;
- de maximale bouwhoogte mag niet meer zijn dan 30 meter;
- de afstand van de bebouwing tot aan de Goetlijfstraat bedraagt minimaal 85 meter;
- de afstand tot aan de oever van de dwarstocht bedraagt minimaal 4 meter;
- de parkeerfaciliteiten liggen ondergronds tot half verdiept (0.90m boven maaiveld);
- vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan. Bergingen, fietsenstallingen en containers etc. worden binnen het bouwvlak gerealiseerd en maken onderdeel uit van het hoofdgebouw.
- verruiming van de gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming voor ten hoogste 1850 m² vloeroppervlakte door opname van de functie-aanduidingen "horeca" (h) en sport sport "s" (sport, fitness etc.). Aan de functie aanduiding horeca (h) wordt ten hoogste 500 m² toegekend.
Voorts wordt voor een toekomstig initiatief ook gekeken naar de huidige ontsluiting en de bestemming Bos ter hoogte van de Goetlijfstraat. Het bovengronds doortrekken van de watergang is wenselijk [wijzigen van de bestemming Bos in Water] waardoor verder herstel van het landgoed mogelijk wordt gemaakt.
kaart stedenbouwkundige randvoorwaarden nieuwbouw Oostduin.
5.3 Keuze En Verantwoording Van De Bestemmingen
De regels en de digitale verbeelding van het plan vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingplan. De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel dienen als toetsingskader, bijvoorbeeld bij een verzoek tot het verlenen van een omgevingsvergunning of het toestaan van een afwijking van het bestemmingsplan. De toelichting is namelijk niet alleen een motivering en onderbouwing van wat in de regels en op de verbeelding is vastgelegd, maar ook een beschrijving van wat het gemeentebestuur als de meest gewenste ontwikkeling van het plangebied voor ogen staat.
Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'. Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.
De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden is de digitale verbeelding beslissend.
Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP 2008, bijlage 9, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.
Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.
Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart. Voor het gedeelte waarin geen ontwikkelingen zijn beoogd zal op grond van het Rijksbeschermd Stadsgezicht sprake zijn van een conserverende bestemminglegging waarin de bestaande situatie in stand zal worden gehouden. De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privé-gebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. Het plan is in hoofdzaak een bestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, landschap, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de landschappelijke inpassing (gelet op de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten) van het plan enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds. Het bestemmingsplan biedt hiervoor de planologisch-juridische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan voor in de toekomst en het mogelijk maken van de hierboven beschreven nieuwe ontwikkelingen.
Aan de hand van de in hoofdstuk 2 beschreven bestaande situatie worden de bestemmingen afgewogen. Daarin worden de in hoofdstuk 1 beschreven doelen van het bestemmingsplan inclusief het beleid uit hoofdstuk 3 en uit hoofdstuk 4 voortvloeiende milieukwaliteitseisen als leidraad of als toetsingskader gehanteerd.
Beleidskader | Vertaling in het bestemmingsplan |
Ruimtelijk beleid | |
Provinciale Structuurvisie Op grond van de kwaliteits- en functiekaart is het landgoed benoemd als Stedelijk groen. Dit maakt onderdeel uit van de Zuidvleugelgroenstructuur en heeft als hoofdfunctie recreatie. Het Goetlijfpark (Bunkerbosje) is aangeduid als "Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer. | Het (extensief) recreatieve gebruik (wandelen en fietsen) van het landgoed wordt opgenomen in de bestemmingen Groen - Park (G-PA) en Bos (BO). Binnen deze bestemmingen is tevens de structuur van wandel- en fietspaden beschermd middels een aanlegstelsel. |
Verordening Ruimte Voor het landgoedbiotoop Oostduin en Arendsdorp is 'Artikel 14 Landgoedbiotoop' van toepassing. Dit artikel stelt dat bestemmingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken binnen de aangewezen landgoedbiotopen, moeten aangeven op welke manier de waarden van de landgoedbiotoop worden beschermd, verbeterd en versterkt. | De in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen betreffen herontwikkeling van bestaande bebouwing. Uitgangspunten bij de nieuwbouw zijn een kleinere footprint en parkeren onder de bebouwing in plaats op het maaiveld. Hierdoor wordt de kwaliteit van het landgoed verbeterd. De zichtlijn richting de theekoepel is beschermd middels een van bebouwing vrijgewaarde zone met functieaanduiding cultuurhistorische waarde. |
Regionaal structuurplan Haaglanden 2020 Voor het plangebied Oostduin-Arendsdorp zijn twee prioriteiten van belang. Ten eerste het verrijken van het leisure- en (top)sportaanbod voor toeristen en recreanten en daarnaast het versterken, verbinden en ontsluiten van groene landschappen. | In onderhavig bestemmingsplan wordt voldoende rekening gehouden met de recreatieve en natuurwaarde van het landgoed. Zie hierboven onder 'Provinciale Structuurvisie' en 'Verordening Ruimte'. |
Structuurvisie Den Haag 2020 In de ambitie “Den Haag als wereldstad aan zee” past het streven naar het creëren van een stedelijker beeld langs doorgaande wegen. De vaak ruim bemeten brede verkeersprofielen met flankerende bebouwing bieden een kans om de doorgaande hoofdverkeersaders te profileren als de dragers van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van Den Haag. Bovendien biedt schaalvergroting en het toestaan van een grotere bouwhoogte langs doorgaande wegen en groen een essentiële bijdrage aan de verdichtingsopgave waarvoor de stad zich gesteld ziet. | De langs de Wassenaarseweg gelegen bebouwing (serviceflat en kantoorgebouw) is op dit moment al hoger dan vijf bouwlagen. De rest van het plangebied langs de Wassenaarseweg betreft bos (landgoed Oostduin-Arendsdorp). Hier wordt vanuit cultuurhistorisch oogpunt geen verdere bebouwing mogelijk gemaakt. |
Toekomst- en beheervisie Oostduin-Arendsdorp Voor het plangebied is een toekomst- en beheervisie vastgesteld waarmee upgrading van de aanwezige landgoederen en het Goetlijfpark (Bunkerbosje) wordt beoogd. | Om uitvoering van de vastgestelde beheervisie Oostduin-Arendsdorp bestemmingsplantechnisch mogelijk te maken worden Groen - Park en Bos, Water en infrastructurele voorzieningen (bijv. bruggen) over water in het bestemmingsplan opgenomen. Voorts wordt een aanlegstelsel opgenomen. |
Dakopbouwen | De woonbebouwing langs de Oostduinlaan en langs de van Hogenhoucklaan en Floris Grijpstaat bestaat hoofdzakelijk uit bebouwing met kappen / kapverdiepingen. Op deze panden worden geen dakopbouwen toegestaan. |
Cultuurhistorie en monumenten | |
Rijks- en gemeentelijke monumenten Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is een vergunning ingevolge artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag vereist. In het plangebied is een aantal (Rijks-) monumenten gelegen. | De aanwezige monumenten worden opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan, maar worden niet apart aangeduid in de plankaart en regels. Op de digitale verbeelding (plankaart) is middels de bestemming tuin en voorts in bijbehorende regels van de bestemming tuin (T) en wonen (W-2) beperkingen gesteld aan het oprichten van aan- en uitbouwen. |
Aanwijzing beschermd stadsgezicht De wijk Benoordenhout, met daarin gelegen het plangebied van Oostduin-Arendsdorp is bij besluit van 29 oktober 1996 met bijbehorende waarderingskaart aangewezen tot beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g van de Monumentenwet 1988. De waarderingskaart behorende bij het aanwijzingsbesluit van het rijksbeschermde stadsgezicht Benoordenhout geeft aan dat grote delen van het bestemmingsplangebied belangrijke duin- en belangrijke waterstructuren zijn. | In het bestemmingsplan Oostduin-Arendsdorp zal op de digitale verbeelding (plankaart) voor het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde-cultuurhistorie' worden opgenomen en regels waarin een aanlegstelsel is opgenomen. Tevens zijn de belangrijkste waterlopen als zodanig (W) op de digitale verbeelding (plankaart) opgenomen. Zie verder 'Verordening Ruimte'. |
Verkeer | |
Voor de ontwikkelingen Arendsdorp is een aangepaste ontsluiting wenselijk aan de Wassenaarseweg. | In de bestemmingen hoofdverkeersweg (V-HO), water en bos zal in de planregels de mogelijkheid worden opgenomen voor een (alternatieve) ontsluiting ten behoeve van de ontwikkeling Arendsdorp. |
Auto Het Verkeersbeleid hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfsstraten). Verblijfsgebied tenslotte is openbare ruimte waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie. | De rangorde die in het beleid is verwoord is bij de aanwijzing van de bestemmingen gehanteerd. De Wassenaarseweg is bestemd als Verkeer - hoofdverkeersweg (V-HO), de Oostduinlaan, de Ruychrocklaan en de Van Hogenhoucklaan hebben de bestemming "Straat" (V-STT). Het Goetlijfpad is bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied (V-VG) en de overige wegen hebben de bestemming Verblijfsstraat (V-VS). |
Openbaar vervoer Het beleid streeft naar een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen. | Het in de bestemming Verkeer-Straat (V-STT) en Verkeer-Hoofdverkeersweg (V-HO) opgenomen bestaande wegennet biedt de mogelijkheid om voorzieningen voor het openbaar vervoer aan te leggen. |
Fiets Het beleid streeft naar een hoofdroutenetwerk voor de fiets. | Binnen de bestemmingen Verkeer - hoofdverkeersweg (V-HO) en Verkeer - Straat (V-STT), Verkeer - Verblijfsstraat (V-VS), Verkeer - Verblijfsgebied (V-VG) alsmede Bos (BO) en Groen - Park (G-PA) worden fietsvoorzieningen zoals fietspaden mogelijk gemaakt. |
Parkeren Het beleid gaat uit van het stellen van parkeereisen | In bijlage 1 zijn de parkeernormen opgenomen. Deze bijlage dient te worden gehanteerd bij de (toepassing / beoordeling aan) algemene bouwregels (afmetingen) en het gebruik. |
Wonen | |
Woonvisie Den Haag 2009-2020 Er wordt in de visie ingezet op meer gevarieerde en toegespitste woonwensen. Den Haag blijft dan ook bouwen voor de huishoudens met lage inkomens maar zal daarnaast inzetten op het bouwen voor mensen met meer bestedingsruimte. Het plangebied omvat meerdere woningen; woningen met een monumentale status, vrijliggende (of twee-onder-een-kap) eengezinswoningen en servicewoningen in complex Arendsdorp. Het betreft met name particulier eigendom. | De binnen het plangebied gelegen woningen met een monumentale status zijn op de digitale verbeelding opgenomen met een W-2 bestemming. Aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen zijn onder de W-2 bestemming uitgesloten. Serviceflat Arendsdorp heeft een W-3 bestemming gekregen, passend bij de senioren doelgroep. Ook hier is een aangepaste aan- en bijgebouwen regeling opgenomen waaronder enkel vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan. De overige woningen hebben de W-1 bestemming gekregen met aan- en bijgebouwen regeling. Voor de serviceflat Arendsdorp zal een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die voorziet in een eventuele toekomstige wijziging van onder andere bouwmassa en footprint (zie hoofdstuk 5). De bestemming Wonen zal hierbij echter gehandhaafd blijven. |
Hennepkwekerijen en drugsdealpanden Het belang van de leefbaarheid maakt het noodzakelijk om in het bestemmingsplan de uitsluiting van, hennepkwekerijen en drugsdealpanden op te nemen. Dit was tot nu toe in een leefmilieuverordening geregeld. | De opiumwet verbiedt de vestiging van hennepkwekerijen en drugsdealpanden, zodat in het plan van de uitsluiting daarvan is afgezien. |
Economie | |
Bedrijven In het plangebied is één bedrijf aanwezig. Het betreft hier een tankstation zonder LPG verkoop. | Het bedrijf zal conform de huidige situatie op de digitale verbeelding en planregels worden opgenomen met de bestemming "Bedrijf". Op grond van de handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk uitgegeven door de VNG, editie 2009, is een benzine servicebedrijf zonder lpg ingedeeld in milieu categorie twee (richtafstand 30 meter). |
Kantoren Het plangebied behoort niet tot een kantorenconcentratiegebied. Wel zijn er in het plangebied twee kantoorgebouwen aanwezig. | De twee in het plangebied aanwezige kantoorcomplexen zijn conform de huidige situatie op de digitale verbeelding en planregels worden opgenomen met de bestemming “Kantoor-1” . Het kleine kantoor in het theehuis heeft de bestemming "Kantoor-2" gekregen. |
Welzijn en maatschappelijke zorg | |
Kinderopvang Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in juni 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. In het complex Oostduin is reeds een kinderdagverblijf aanwezig. | Kinderopvang is in de regels onder de bestemming Maatschappelijk (M) mogelijk gemaakt. Het gebruik in vierkante meters wordt gelimiteerd (maximaal 150 m²) om zo aan te sluiten bij de bestaande kinderopvangvoorziening. |
Maatschappelijke voorzieningen In het plangebied is ten tijde van het opstellen van dit plan het verzorgingshuis Oostduin (Goetlijfstraat) aanwezig. Voor dit complex zijn plannen voor sloop/ nieuwbouw. | Het verzorgingshuis Oostduin, waarbij sprake is van een zorgindicatie, valt onder de bestemming "Maatschappelijk-2" evenals het in het pand aanwezige kinderdagverblijf. De plannen voor sloop/nieuwbouw zijn niet te voorzien binnen de planperiode. Voor het verzorgingshuis zal geen wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die zowel betrekking heeft op de bestemmingsomschrijving als wel de bouwmogelijkheden. De in het plangebied gelegen scouting heeft de bestemming "Maatschappelijk-1" gekregen. |
Levensovertuiging In het plangebied is ten tijde van het opstellen van dit plan een moskee aanwezig (Oostduinlaan). Er zijn geen plannen bekent over eventuele uitbreiding. | De Moskee is in onderhavig bestemmingsplan positief bestemd met de bestemming Maatschappelijk-3 (Religie). |
Openbare ruimte | |
Kunst in de openbare ruimte In het plangebied Oostduin-Arendsdorp zijn geen culturele voorzieningen of plannen voor culturele voorzieningen aanwezig. Wel moet kunst in de openbare ruimte mogelijk zijn. | De mogelijkheid voor kunst(werken) zijn onder de bestemming “Bos” en “Groen - Park” mogelijk gemaakt. |
Spelen Conform de richtlijn van de gemeente Den Haag moet bij nieuwe uitleglocaties en herstructureringsprojecten 3% van de oppervlakte voor wonen voor speelruimte worden ingericht. Binnen het plangebied is één speelvoorziening aanwezig. | De aanwezige speellocatie in het landgoed wordt in de planregels positief bestemd. Binnen de bestemming Bos (BO) en Groen - Park (G-PA) zijn speelvoorzieningen opgenomen. |
Gebiedsgericht milieubeleid | |
Op basis van het gebiedsgerichte milieubeleid is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van een zelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengd wonen, gemengd werken, infrastructuur en tot slot groene hoofdstructuur en water. | De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied hebben alleen betrekking op het gebied behorende bij het gebiedstype "Gemengd werken". Voor het plangebied Oostduin - Arendsdorp geldt het ambititieniveau "Gemengd werken". |
Externe veiligheid | |
Buisleidingen Het plangebied ligt buiten de inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransport- leiding. | Het groepsrisico hoeft daardoor niet te worden berekend/verantwoord. |
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg Het plangebied ligt niet binnen 200 m van een snelweg of andere delen van de Route gevaarlijke stoffen zoals deze bij besluit van 25 maart 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. | Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk. |
Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Delft-Leiden. Over dit baanvak vindt bovendien geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. | Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk. |
Bevi-inrichtingen In of nabij het plangebied zijn twee aardgasregel- en meetstations aanwezig. De afstanden tot de meest dichtbij gelegen te ontwikkelen kwetsbare objecten bedraagt 95 respectievelijk 130 meter. Volgens de Provinciale Risicokaart is sprake van een veiligheidscontour van 25 m. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m (invloedsgebied) vanaf de grens van het plangebied. | Een nader onderzoek naar het groepsrisico als gevolg van stationaire risicobronnen is niet vereist. |
Detailhandel vuurwerk Het belang van de leefbaarheid maakt het noodzakelijk om in het bestemmingsplan de opslag en verkoop van vuurwerk te reguleren. Er zijn binnen het plangebied geen vuurwerk verkooppunten aanwezig. | Aangezien in het plangebied tevens geen (zelfstandige) detailhandelfuncties zijn opgenomen is het ook niet noodzakelijk om een (ontheffings) regeling op te nemen voor eventuele toekomstige vuurwerk verkooppunten. |
Geluid | |
Zie toelichting in paragraaf 4.5. | Voor de ontwikkeling Arendsdorp zijn twee akoestische onderzoeken uitgevoerd. [geluidsbelastingonderzoek project Arendsdorp] en [reconstructieonderzoek uitrit Arendsdorp] |
Luchtkwaliteit | |
Zie toelichting in paragraaf 4.6. | Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen uit de Wet Milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). |
Groen (flora en fauna) | |
"Groen kleurt de stad", Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 Het bestemmingsplangebied beslaat de landgoederen Oostduin en Arenddorp die deel uitmaken van de Groene Hoofdstructuur. Met de aanwezige oude bomen en boomgroepen, de bijzondere stinzenflora, de zichtlijnen en 18e eeuwse bebouwing zijn de landgoederen van belang voor natuur en cultuurhistorie. Door de aanwezigheid van nieuwe bebouwing en een toename van recreatie zijn deze waarden wel onder druk komen te staan. Voor het plangebied zijn geen ambities voor versterking opgenomen. | Het groen van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur zal in de planbeschrijving als zodanige worden beschreven en in de plankaart en regels de bestemming “Bos” en “Groen - Park” krijgen, met hieraan gerelateerde functies en gebruiksmogelijkheden één en ander met binnen de bestemming passende bebouwing, waaronder bruggen, ecoverbindingen, fonteinen, straatmeubilair, kunstwerken door kunstenaars, kunstwerken (duikers etc.), wandel-, fiets- en ruiterpaden, alsmede recreatieve (speel-) en educatieve voorzieningen. Voor beide bestemmingen is een aanlegstelsel opgenomen. |
Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 Het landgoed Oostduin en Arendsdorp is een van de grote groengebieden die fungeren als stapsteen in de noord-zuidverbinding tussen het veenweidegebied ten noorden van Den Haag en het Westduinpark in het zuidwesten. Enkele ecologische verbindingszones en bomenlanen van de Houtzone sluiten aan op de landgoederen. De watergangen in het bestemmingsplangebied maken deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. | Zie boven. Daarnaast zijn de belangrijkste watergangen in het gebied op de plankaart met de bestemming “Water” aangegeven met hierin een bestemmingomschrijving voor het instandhouden en het versterken van de aanwezige ecologische verbindingen. |
Bomenverordening 2005 In het bestemmingsplangebied staan 75 monumentale bomen op particuliere gronden (zie paragraaf 4.7). | Monumentale bomen en beeldbepalende boom worden benoemd in de toelichting van het bestemmingsplan Oostduin-Arendsdorp, met een verwijzing naar de lijst monumentale en beeldbepalende bomen in de gemeente Den Haag. |
Boswet De landgoederen Oostduin en Arendsdorp in het bestemmingsplangebied bestaan feitelijk voor circa 50% uit bos en struweel. De Boswet bepaalt dat het areaal bos per locatie niet mag afnemen. Er geldt een meldings- en herplantplicht, behalve bij dunningen. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, geen bosbestemming hebben. De landgoederen Oostduin en Arendsdorp vallen onder de werking van de Boswet. | Op de digitale verbeelding (plankaart) is voor het landgoed (exclusief het Goetlijfpark/Bunkerbosje) de bestemming “Bos” opgenomen. In de bijbehorende regels van deze bestemming is een aanlegstelsel opgenomen ter bescherming en behoud van het aanwezige bos. |
Flora en Fauna In het bestemmingsplangebied kunnen verschillende licht beschermde soorten worden verwacht, zoals de egel. Voor licht beschermde soorten is bij ruimtelijke ingrepen een automatische ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet van toepassing. Van de middelste beschermingscategorie is bekend dat Daslook voorkomt in het bestemmingsplangebied. ongvaren (eveneens middelste beschermingscategorie) komt nabij het bestemmingsplangebied voor. Daarnaast zijn ook Klein bronkruid en Italiaanse aronskelk in het plangebied aanwezig. Deze soorten hebben geen beschermingsstatus, maar zijn wel bijzonder in het bestemmingsplangebied. Vanwege het bosrijke karakter van de landgoederen zijn ook de Eekhoorn, vleermuizen, andere kleine zoogdierachtigen en mogelijk ook amfibieën in het bestemmingsplangebied te verwachten. Wanneer in het bestemmingsplangebied ruimtelijke ingrepen plaats zullen vinden, dient vooraf een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd te worden. | Voor de planontwikkelingen Arendsdorp is een quickscan flora en fauna onderzoek uitgevoerd welke onderdeel uitmaakt van de toelichting van het bestemmingsplan. In de quickscan worden aanbevelingen gedaan voor mitigerende maatregelen en vervolgonderzoek. De planontwikkeling Arendsdorp is door middel van een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in de planregels. In betreffende wijzigingsregels is als voorwaarde opgenomen dat er geen onevenredige aantasting van de zich daar bevindende flora en fauna mag plaats vinden. |
Water | |
Veiligheid en Waterkeringen | In het plangebied bevinden zich geen primaire waterkeringen. |
Waterkwaliteit en Ecologie | In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen. |
Afvalwatertransportleiding | De ligging van de afvalwatertransportleiding wordt middels een dubbelbestemming (zone van vijf meter weerszijden, gerekend vanaf het hart van de leiding) op de plankaart bestemd en via een aanlegstelsel beschermd in de planregels. |
Waterkwantiteit | Het plangebied is gelegen in het boezemgebied. Voor het boezemgebied geldt geen wateropgave. |
Bodem | |
Op één locatie, Goetlijfstraat 3 tot en met 7, is gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Het betreft een verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten waarvan de sanering urgent is. Er dient uiterlijk 8 januari 2013 te worden gestart met de sanering. | Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden. Genoemde locatie is (deels) gelegen in het voorgestelde ontwikkelingsgebied Oostduin. Bij een toekomstig initiatief zal bij de (her) ontwikkeling Oostduin uit onderzoek moeten blijken dat de kwaliteit van de bodem op de bouwlocatie geschikt is voor het bedoelde gebruik van die locatie; |
Archeologie | |
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 4.10). Het bestemmingsplan moet een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. De archeologische waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.6). Op het noordelijk deel van het plangebied (deel tussen het Goetlijfpad en de Ruychrocklaan) na, heeft het hele plangebied een hoge archeologische verwachting. | Een dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" wordt met uitzondering van het Goetlijfpark (Bunkerbosje) opgenomen op de digitale verbeelding (plankaart) en regels waarin een melding en aanleg regeling wordt opgenomen. Deze dubbelbestemming is gericht op behoud en bescherming van de te verwachte archeologische waarden. Voor het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlakte vanaf 50 m² en bij een diepte van meer dan 0,5 meter dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de afdeling archeologie; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren wordt een aanlegstelsel opgenomen. |
5.4 Toelichting Op De Regels
In het belang van een goede ruimtelijke ordening wijst het bestemmingsplan voor een bepaald gebied bestemmingen aan. Het bestemmignsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De bestemmingen zijn op de verbeelding ingetekend en omschrijven de functie. De aanduidingen op de plankaart hebben betrekking op een bepaald doel of doelen van bestemmingen, of op de regels, die in een bestemming worden gesteld. In de regels van het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp wordt per bestemming het doel van de bestemming omschreven en worden de bouwvorm, ligging, afmetingen en gebruik binnen omschreven grenzen mogelijk gemaakt. De verbeelding en regels zijn juridisch bindend, de toelichting is niet juridisch bindend maar helpt bij de interpretatie van de verbeelding en regels.
De regels zijn als volgt ingedeeld:
- Inleidende regels (hoofdstuk 1) : De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen tot die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte etc.) die moeten worden gehanteerd.
- Bestemmingsregels (hoofdstuk 2) : De bestemmingsregels (artikel 3 t/m 23) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de doeleinden en de bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een ontheffingsbevoegdheid geldt, is deze in de betreffende bestemmingsbepaling opgenomen.
- Algemene regels (hoofdstuk 3) : De algemene regels (artikel 24 t/m 28) bevatten algemen - voor alle bestemmingen geldende - regels zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene regels ten aanzien van bouwen, ten aanzien van gebruik van gronden en bouwwerken en algemene ontheffingsregels.
- Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) : De laatste twee regels (artikel 29 en 30) betreffen achtereenvolgens het overgangsrecht en de slotregels.
Goothoogte en (bouw)hoogte
Op de verbeelding is in de bouwvlakken de maximumhoogte en indien van toepassing een goothoogte van de bebouwing aangegeven. Als gebouwen een onderbouw hebben telt de hoogte ervan mee in het maximum dat op de verbeelding is aangegeven. In sommige gevallen is een gebouw opgedeeld in meerdere bouwvlakken met een verschillende maximumhoogte.
Dubbelbestemmingen
Het plan telt drie dubbelbestemmingen: Leiding - Water; Waarde - Archeologie en Waarde - Cultuurhistorie. Bij een belangenafweging gaan de belangen die samenhangen met respectievelijk het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden en het functioneren van de waterkering voor.
Inleidende regels
In artikel 1 inleidende regels worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2 wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de voorschriften worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. Een belangrijk onderdeel van de begrippenlijst zijn de definities uit de standaard vergelijk bestemmingsplannen (SVBP 2008) en van inrichtingen die voorheen in de Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen waren opgenomen (de LMV-inrichtingen werden geregeld: dit plan vervangt voor wat betreft het plangebied het beleid in deze verordening).
Op 1 oktober 2010 is de Wet Algemene bepalingen omgevingsvergunning (Wabo) in werking getreden. Door de inwerkingtreding hiervan zijn een aantal relevante begrippen en procedures gewijzigd.
Nieuwe begrippen
Een omgevingsvergunning bevat één of meerdere vergunningen waaronder de bouw- en sloopvergunning.
Een afwijking (op de planregels), voorheen een (binnenplanse) ontheffing.
Een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden, voorheen een aanlegstelsel.
Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking (door coördinatie van verschillende beschikkingen onder de Wabo is een afwijking niet langer per definitie een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders).
Procedures
Afwijken
De voorgeschreven totstandkomingsprocecure voor een afwijking (binnenplanse ontheffing) is met een omgevingsvergunning komen te vervallen. Bij de totstandkoming van een afwijking wordt geen voorgeschreven procedure gevolgd.
Wijzigen
De totstandkomingsprocedure voor de opgenomen wijzigingsbevoegdheden (art. 3.6 lid 1 onder a van de Wro) in het bestemmingsplan vloeit rechtstreeks voort uit de wet zoals opgenomen in afdeling 3.2A van de Wro (art. 3.9a van de Wro). Hierop is afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) van toepassing verklaard. In het bestemmingsplan is geen procedure regeling opgenomen omdat deze rechtstreeks voortvloeit uit de Wro.
Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Onder deze bestemming valt een benzinestation zonder LPG installatie. Deze is gevestigd is ter hoogte van de Wassenaarseweg en Floris Grijpstraat. Het bedrijf is specifiek bestemd voor een verkooppunt motorbrandstoffen (milieucategorie twee, richtafstand 30 meter). Detailhandel is als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan. Gebouwen (inclusief aan- bijgebouwen en overkappingen) zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. De bestemming is tot stand gekomen op grond van een combinatie van het bestaande feitelijk gebruik en de planologische mogelijkheden.
Artikel 4 Bos
Deze bestemming is gegeven aan het landgoed Oostduin en Arendsdorp met uitzondering van aanwezige bestemmingsvlakken en hoofdwaterstructuren. In de bestemming Bos is de Boswet van toepassing. Bescherming van het aanwezige bosareaal vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing. Ter bescherming van het bos en de aanwezige infrastructuur (water, fiets- en wandelpaden etc.) is binnen de bestemming Bos een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden (aanlegstelsel) opgenomen.
In de bestemmingsomschrijving is niet alleen bos, park, plantsoen en groen(voorziening) opgenomen maar is ook rekening gehouden met de aanwezigheid van nutsvoorzieningen, kunstwerken (door kunstenaars), kunstwerken (bruggen, duikers etc.), water(partijen), fiets- en wandelpaden, lantaarnpalen en speelvoorzieningen.
Op de verbeelding is ter hoogte van het complex Oostduin de functie aanduiding "cw" cultuurhistorische waarde opgenomen ten behoeve van de aanwezige dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie in het plangebied. Deze bestaande zichtlijn dient te worden behouden en loopt deels binnen de bestemming Bos. In de bouwregels worden gebouwen binnen deze zichtlijn uitgesloten.
In de gebruiksregels zijn, gelet op het behoud van de kwaliteit van het landgoed, de toegestane in- en/of uitritten ten behoeve van ontsluiting van de hierin aanwezige bestemmingen door gemotoriseerd verkeerd gereguleerd.
Artikel 5 Gemengd
Binnen deze bestemming zijn de functies kantoor en wonen toegestaan. De bestemming is gelegd op het perceel Wassenaarseweg 66, huis de rietjes. De kantoorfunctie is ondergeschikt aan de woonfunctie (in de specifieke gebruiksregels is een maximum aantal vierkante meters voor de kantoorfunctie opgenomen). Bovendien wordt ter behoud van het aanwezige momument een aan- en bijgebouwenregeling uitgesloten. De bestemmingsregeling is op basis van feitelijk bestaand gebruik tot stand gekomen.
Artikel 6 Groen - Park
Deze bestemming is gegeven aan het Het Goetlijfpark (Bunkerbosje). In de bestemmingsomschrijving is niet alleen park en plantsoen opgenomen maar is ook rekening gehouden met de aanwezigheid van nutsvoorzieningen, kunstwerken (door kunstenaars), kunstwerken (bruggen, duikers etc.), water(partijen), fiets- en wandelpaden, lantaarnpalen en speelvoorzieningen. Ter bescherming van de aanwezige infrastructuur (water, fiets- en wandelpaden etc.) is een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden (aanlegstelsel) opgenomen.
Artikel 7 Kantoor - 1
De bestemming Kantoor-1 is toegekend aan het kantoren complex aan de Oostduinlaan (CB&I) en het kantoren complex op de hoek Wassenaarseweg en Floris Grijpstraat (Shell International, Raad van Kinderbescherming, accountants, advocaten en notarissen).
In de bouwregels zijn voor het kantoren complex aan de Oostduinlaan (CB & I) zowel bovengrondse als ondergrondse parkeer faciliteiten (parkeerkelder) toegestaan. Bij dit complex behoort ook een fiets/wandeltunnel welke in verbinding staat met een parkeergarage van een kantorencomplex aan de Carel van Bylandtstraat. Deze tunnel is met de functieaanduiding "tu" (tunnel) weergegeven op de verbeelding en opgenomen in de bestemmingsomschrijving.
In de bouwregels zijn voor het kantoren complex op de hoek Wassenaarseweg en Floris Grijpstraat bovengrondse parkeerfaciliteiten toegestaan en ter hoogte van de functie aanduiding "pg" een half verdiepte parkeerkelder. Deze half verdiepte parkeerkelder is opgenomen in de bestemmingomschrijving. Voorts zijn gebouwen uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.
De bestemmingsregeling is tot stand gekomen op grond van een combinatie van het bestaande feitelijk gebruik en de planologische mogelijkheden.
Artikel 8 Kantoor - 2
De bestemming Kantoor - 2 is toegekend aan het theehuis (Wassenaarseweg 74). Het theehuis heeft een rijksmonumentale status. In de bijbehorende planregels worden aan- en bijgebouwen uitgesloten.
De bestemmingsregeling is tot stand gekomen op basis van het feitelijk bestaande gebruik.
Artikel 9 Maatschappelijk - 1
De bestemming Maatschappelijk - 1 twee is toegekend aan een gebouw gelegen in het landgoed waarin momenteel de scouting is gevestigd. In de bestemmingsomschrijving worden uitsluitend activiteiten t.b.v. verenigingsleven toegestaan. Een aan- en bijgebouwenregeling is uitgesloten. De bestemmingsregeling is tot stand gekomen op basis van het feitelijk bestaande gebruik.
Artikel 10 Maatschappelijk - 2
De bestemming Maatschappelijk - 2 is toegekend aan het verpleeg- en verzorgingshuis Oostduin gelegen aan de Goetlijfstraat en bevat 169 zorgappartementen en 41 aanleunwoningen waarin tevens een kinderdag verblijf is gevestigd. In de bestemmingsomschrijving zijn een zorg en welzijnsinstelling en een kinderdagverblijf toegestaan. Door middel van een functieaanduiding "w" (wonen) zijn de aanleunwoningen aangeduid op de verbeelding en opgenomen in de bestemmingsomschrijving. In de gebruiksregels is een kinderdagverblijf tot 150 m² vloeroppervlakte toegestaan en voorts zijn parkeerplaatsen binnen de bestemming rondom de bouwvlakken in de bestemmingsomschrijving toegestaan.
Op de verbeelding is ter hoogte van het complex Oostduin de functie aanduiding "cw" cultuurhistorische waarde opgenomen ten behoeve van de aanwezige dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie in het plangebied. Deze bestaande zichtlijn dient te worden behouden en loopt deels binnen de bestemming Maatschappelijk - 2. In de bouwregels zijn gebouwen binnen deze zichtlijn uitgesloten. Voort zijn aan- en uitbouwen, overkappingen, aangebouwde bijgebouwen uitgesloten. Voor vrijstaande bijgebouwen is een passende regeling opgenomen. Een nadere eisen regeling is opgenomen ten behoeve van situering en vormgeving van gebouwen. Deze regeling heeft betrekking op de gevolgen aangaande bezonning en windhinder en de uitwerking hiervan op de cultuurhistorische waarden van het historische landgoed.
De bestemming is tot stand gekomen op grond van een combinatie van het bestaande feitelijk gebruik en de planologische mogelijkheden.
Voor het aanwezige complex Oostduin zijn ontwikkelingsplannen in voorbereiding. De gemeente Den Haag heeft daarvoor stedenbouwkundige randvoorwaarden geformuleerd om een goede inpassing in het landgoed te borgen. De ontwikkelingen zijn op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan niet concreet en voorzienbaar binnen de planperiode. De voorgestelde ontwikkelingen zijn niet door middel van een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in de planregels.
Artikel 11 Maatschappelijk - 3
De bestemming Maatschappelijk - 3 is toegekend aan de moskee aan de Oostduinlaan. Op grond van het voorgaande bestemmingsplan "Benoordenhout" is op het perceel tevens een bedrijfswoning toegestaan. Deze bedrijfswoning is als zodanig opgenomen in de planregels. Aan- en bijgebouwen zijn niet toegestaan. De hoogte van erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn en / of gelegen aan het Goetlijfpad is voor ten hoogste 1 meter toegestaan en in overige gevallen voor ten hoogste 2 meter. De bestemming is tot stand gekomen op grond van een combinatie van het bestaande feitelijk gebruik en de planologische mogelijkheden.
Artikel 12 Tuin
De bestemming tuin is toegekend aan de omliggende grond behorende bij het perceel het huis de rietjes (Wassenaarseweg 66). Dit geldt ook voor een gedeelte van het perceel behorende bij de portierswoning (Wassenaarseweg 44). Beide opstallen zijn rijksmonumenten en ter bescherming hiervan zijn binnen de bestemming tuin geen aan- en bijgebouwen regelingen mogelijk gemaakt.
Artikel 13 V-HO (Verkeer - Hoofdverkeersweg)
De Wassenaarseweg is tot aan het hart van de weg meegenomen op de digitale verbeelding (plankaart). Gelet op de functie van deze weg is in de bestemmingsregeling de ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad opgenomen. Daarnaast wordt in deze bestemming het gebruik mogelijk gemaakt voor openbaar vervoerstroken; parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, groenstroken, toegangsportalen etc.
Artikel 14 V-STT (Verkeer - Straat)
De Oostduinlaan, Ruychrocklaan en de Van Hogenhoucklaan hebben een ontsluitingsfunctie voor de wijk, stad en buurt waardoor de bestemming Verkeer - Straat is toegekend. Daarnaast wordt in deze bestemming gebruik mogelijk gemaakt voor openbaar vervoerstroken; parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, groenstroken, toegangsportalen etc.
Artikel 15 V-VG (Verkeer - Verblijfsgebied)
Het Goetlijfpad is een fiets- en wandelpad en hieraan is de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied toegekend.
Artikel 16 V-VS (Verkeer - Verblijfsstraat)
De overige wegen Van der Houvenstraat, Goetlijfstraat en Floris Grijpstraat zijn ondergeschikte lokale ontsluitingswegen voor de wijk waaraan de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat is toegekend. Daarnaast worden voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, groenstroken, toegangsportalen etc. mogelijk gemaakt.
Artikel 17 Water
In het landgoed Oostduin - Arendsdorp en het Goetlijfpark (Bunkerbosje) zijn een aantal waterpartijen aanwezig. Op basis van de cultuurhistorische waarden is aan boezemwater en primaire waterpartijen de bestemming water toegekend. De overige waterpartijen vallen onder de gebruiksregels van de betreffende bestemmingen Bos, Groen - Park, Wonen - 3 en Maatschappelijk - 2. In de bestemmingsomschrijving worden hieronder ook voet- en fietsgangersbruggen gerekend.
Ter behoud van de kwaliteit van het landgoed zijn in de gebruiksregels bruggen en oververbindingen ten behoeve van ontsluiting van bestemmingsvlakken in het landgoed door gemotoriseerd verkeer gereguleerd.
In de afwijkingsregels wordt in het gebruik ter ontsluiting van de bestemming Maatschappelijk - 2 (Oostduin) een derde en vierde brug mogelijk gemaakt . Deze afwijkingsregel stelt als voorwaarde dat er geen extra ontsluitingen voor gemotoriseerd verkeer naar de bestemming Maatschappelijk - 2 zijn toegestaan, de afwijking kan worden gebruikt indien de huidige ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer (de oeververbindingen in de bestemming Bos) komt te vervallen. Het gebruik van bruggen draagt in tegenstelling tot oeververbindingen bij aan het verdere herstel van de aanwezige waterlijnen in het landgoed.
Op de verbeelding is ter hoogte van de entree van het complex Oostduin de functie aanduiding "cw" cultuurhistorische waarde opgenomen ten behoeve van de aanwezige dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie in het plangebied. Deze bestaande zichtlijn loopt deels binnen de bestemming Water en dient te worden behouden. In de bouwregels worden geen gebouwen toegestaan.
Artikel 18 Wonen - 1
In het plangebied zijn een aantal woningen gelegen. Een blok van acht woningen op de rand van het Goetlijfpark/Bunkerbosje (Oostduinlaan). Een aantal villa's op de hoek Goetlijfstraat en Van Hogenhoucklaan en een blok van onder en bovenwoningen aan de Van Hogenhoucklaan. Aan deze woningen is de bestemming Wonen - 1 toegekend. Er is een eis voor een dakhelling opgenomen voor ieder hoofdgebouw gelegen aan de Oostduinlaan. Deze bedraagt tenminste 30° en ten hoogste 60°. Verder is er een passende aan- en bijgebouwen regeling opgenomen. Voor aanbouwen wordt een diepte aangehouden ten opzichte van de achtergevel van 2,5 meter. De gezamenlijke oppervlakte per bestemmingsvlak aan overkappingen, aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt aan de Oostduinlaan maximaal 10 m² en aan de van Hogenhogenhoucklaan, Wassenaarseweg en Floris Grijpstraat maximaal 25 m² . In de binnnenplanse afwijking worden grotere vrijstaande bijgebouwen toegestaan, gerelateerd aan perceelsgrootte en gebaseerd op het oude vigerende bestemmingsplan "Oostduin - Arendsdorp" 1973 (een bijgebouwen regeling met een maximum oppervlakte tot 40 m²) en "Benoordenhout 1982" (een bijgebouwen regeling met een maximum oppervlakte tot 25 m²). Binnen de bestemming geldt met uitzondering van autoboxen en / of carports en bijbehorende in- en uitritten daarnaar toe een parkeerverbod. De bestemming is tot stand gekomen op grond van een combinatie van het bestaande feitelijk gebruik en de planologische mogelijkheden.
Artikel 19 Wonen - 2
De portierswoning (Wassenaarseweg 44) is een rijksmonument. De villa aan de Van Hogenhoucklaan 54 is een gemeentelijk monument. Aan beide woningen is de bestemming Wonen - 2 toegekend. In de planregels zijn aanbouwregelingen uitgesloten. Voor vrijstaande bijgebouwen geldt dezelfde regeling zoals deze wordt gehanteerd bij de bestemming Wonen - 1. Binnen de bestemming geldt met uitzondering van autoboxen en / of carports en bijbehorende in- en uitritten daarnaar toe een parkeerverbod. De bestemming is tot stand gekomen op grond van een combinatie van het bestaande feitelijk gebruik en de planologische mogelijkheden.
Artikel 20 Wonen - 3
De bestemming Wonen - 3 is toegekend aan de serviceflat Arendsdorp gelegen ter hoogte van de Wassenaarseweg. De serviceflat Arendsdorp bestaat uit circa 160 - 180 seniorenwoningen die in deze bestemming zijn ondergebracht. De woningen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. De overige gebouwen (aan- en uitbouwen, overkappingen en aangebouwde bijgebouwen) zijn uitgesloten behoudens vrijstaande bijgebouwen, deze zijn bij recht tot een maximum oppervlakte van 30 m² toegestaan en eventueel met een afwijking tot een maximale oppervlakte van 50 m².
In het complex zijn rondom de bouwvlakken parkeerplaatsen aanwezig. In de bestemmingsomschrijving is parkeren toegestaan. Een nadere eisen regeling is opgenomen ten behoeve van situering en vormgeving van gebouwen. Deze regeling heeft betrekking op de gevolgen aangaande bezonning en windhinder en de uitwerking hiervan op de cultuurhistorische waarden van het historische landgoed.
Voor het aanwezige complex Arendsdorp zijn ontwikkelingsplannen in voorbereiding. De gemeente Den Haag heeft daarvoor stedenbouwkundige randvoorwaarden geformuleerd om een goede inpassing in het landgoed te borgen. De ontwikkelingen zijn op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan nog niet dusdanig concreet waardoor de ontwikkelingen alleen door middel van een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen.
De bestemming is tot stand gekomen op grond van een combinatie van het bestaande feitelijk gebruik en de planologische mogelijkheden.
Wijzigingsbevoegdheid - 1
De juridisch-planologische doorvertaling van het Programma Arendsdorp zoals beschreven in hoofdstuk 5.2 is binnen de bestemming Wonen - 2 opgenomen in wijzigingsbevoegdheid - 1. De volgende wijzigingen zijn mogelijk gemaakt.
Aanpassing bouwvlak
Het huidige bouwvlak kan worden aangepast in één of meerdere bouwvlakken (maximaal drie). De grens van het nieuwe bouwvlak is achter het huis de Rietjes (Wassenaarseweg 64 en 66) gelegen en mag het verlengde van de zij- en voorgevelrooilijn hiervan niet overschrijden. Zie kaart stedenbouwkundige voorwaarden Arendsdorp, beschreven in hoofdstuk 5.2.3. Op deze wijze wordt geborgd dat de situering van de toekomstige bebouwing gezien vanaf de Wassenaarseweg ten opzichte van het huis de Rietjes wordt teruggelegd. Voorts zijn er zijn ten hoogste drie afzonderlijke bouwvlakken toegestaan met een totale oppervlakte van 6500 m². Er geldt een maximaal bebouwingspercentage van 65%.
Hoogte van gebouwen
De toegestane hoogte van gebouwen bedraagt 35 meter indien sprake is van één bouwvlak. Bij twee of drie bouwvlakken geldt voor één bouwvlak gelegen langs de Wassenaarseweg een toegestane hoogte voor gebouwen van 30 meter en voor de overige één of twee bouwvlakken een toegestane hoogte van 40 meter, dit is exclusief de oppervlakte voor verbindende gebouwen, deze verbindende gebouwen mogen niet hoger zijn dan 5 meter. De toegestane bruto vloer oppervlakte bedraagt exclusief parkeervoorzieningen 28.000 m².
Parkeervoorzieningen en overige voorzieningen
Als voorwaarde is het opnemen van een (half)verdiepte en / of ondergrondse parkeervoorziening gesteld. Ondergrondse parkeervoorzieningen mogen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd mits deze binnen het bestemmingsvlak geheel onder maaiveld zijn gelegen. De bouw- en gebruiksnormen voor parkeren zoals opgenomen in artikel 25 en 26 van de planregels moeten in acht worden genomen.
Vrijstaande bijgebouwen zoals bergingen, containers, fietsenstallingen etc. zijn niet toegestaan, deze dienen in het hoofdgebouw te worden opgenomen.
Onderzoeken
Ter voorbereiding op de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is een quickscan flora - en fauna Bijlage 6 Quickscan flora en fauna Arendsdorp en een tweetal akoestisch onderzoeken Bijlage 7Reconstructie onderzoek uitrit Arendsdorp en Bijlage 8 Geluidsbelasting onderzoek Arendsdorpuitgevoerd. Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid zal op basis van het verrichte onderzoek zoals verwoord in hoofdstuk 4.7 Groen nog nader flora en fauna onderzoek worden uitgevoerd. Bij de toepassing van de wijzigingsregels is dit als voorwaarde opgenomen. Ten aanzien van het verrichte akoestisch onderzoek zoals verwoord in hoofdstuk 4.5 Geluid dienen bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de bepalingen uit de Wet geluidhinder (Wgh) in acht te worden genomen. Eventueel noodzakelijke aanvullende maatregelen (hogere waarden procedure voor geluid) worden bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid toegepast.
Wijzigingsbevoegdheid - 2
Binnen de kaders van wijzigingsbevoegdheid - 1 wordt de footprint van het complex verkleind inclusief het gebruik van parkeervoorzieningen op maaiveld niveau. Door een compactere inpassing van de bestemming Wonen - 3 is het mogelijk dat de gronden met deze bestemming kunnen worden terug gegeven aan het landgoed. Met deze wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om maximaal 20% van het bestemmingsvlak Wonen - 3 te wijzigen in de bestemming Water en / of Bos.
Artikel 21 Leiding - Water
Onder de Wassenaarseweg ligt een afvalwatertransportleiding. De zakelijke rechtstrook (vijf meter gerekend aan weerszijden vanaf het hart van de leiding) is door middel van een dubbelbestemming opgenomen op de plankaart. Ter bescherming van deze leiding is er binnen deze bestemming een regeling voor een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden (aanlegstelsel) opgenomen.
Artikel 22 Waarde - Archeologie
Het plan heeft met uitzondering van het Goetlijfpark (Bunkerbosje) een dubbelbestemming archeologie gekregen en staat op de plankaart vermeld als Waarde - Archeologie. Ter bescherming van deze waarde is er binnen deze bestemming een regeling voor een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden (aanlegvergunningenstelsel) opgenomen. Het betreft bouwwerkzaamheden van meer dan 50 m² en een diepte van 0,5 meter waarvoor vergunning is vereist. In deze gevallen dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. Daarnaast betreft het werken, geen bouwwerken zijnde met een totale oppervlakte van meer dan 50 m² en een diepte van meer dan 0,5 m. In deze gevallen dient, met uitzondering van die situaties die vallen onder normaal onderhoud / beheer, een aanlegvergunning te worden aangevraagd.
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie
Het plangebied ligt binnen het Rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout dat bij besluit van 29 oktober 1996 met bijbehorende waarderingskaart is aangewezen tot beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g van de Monumentenwet 1988. Het gebied is een restant van een groter landgoed. Voor het hele plangebied is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie opgenomen waarin de bescherming van onder andere gebouwen, water en wegstructuren middels een aanlegstelsel wordt geregeld. Op de verbeelding is ter hoogte van het complex Oostduin op de bestemmingen Maatschappelijk - 2, Bos en Water de functie aanduiding "cw" cultuurhistorische waarde opgenomen. Het betreft de zichtlijn vanaf de Goetlijfstraat tot aan het theehuisje. Deze zichtlijn dient te worden behouden. In deze bestemming is een regeling opgenomen waarbij gebouwen binnen de zichtlijn worden uitgesloten.
Algemene regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
Artikel 25 Algemene bouwregels
De algemene bouwregels zijn bouwvoorschriften die gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn tot 0,2 meter wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot 1,2 meter ook toegestaan. Verder is algemeen voorschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels.
Artikel 26 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting of garagebedrijf en voor de verkoop en opslag van vuurwerk: functies die voorheen in de leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd. Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is expliciet ook het uitoefenen van een huis verbonden bedrijf en / of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep en een verbod voor het gebruik van eengezinswoningen als meergezinswoningen.
Artikel 27 Algemene afwijkingsregels
De algemene afwijkingsregels hebben in de eerste plaats betrekking op het afwijken van de algemene bouwregels: het bouwen van beneden peil gelegen ruimtes in één bouwlaag, voor zover gelegen buiten het bouwvlak en het plaatsen van installaties voor mobiele telecommunicatie op andere gebouwen. Verder is met een omgevingvergunning afwijken mogelijk voor geringe afwijkingen van maten en bestemmings- en bebouwingsgrenzen.
In de tweede plaats hebben de algemene afwijkingsregels betrekking op het met omgevingsvergunning afwijken op de algemene gebruiksregels. Het bevoegd gezag kan afwijken wanneer strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Als daarvoor met omgevingsvergunning wordt afgeweken, moet het andere gebruik wel aansluitend bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Artikel 28 Algemene wijzigingsregels
Wijziging Waarde - Archeologie
De op de digitale verbeelding opgenomen Waarde - Archeologie kan worden gewijzigd door de dubbelbestemming te laten vervallen op die locaties waarin door middel van aanvullend archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
Wro-zone wijzigingsgebied 1
Binnen de op de digitale verbeelding opgenomen Wro-zone wijzigingsgebied - 1 kunnen de gronden met de bestemming Bos, Water en Wonen - 3 onderling worden gewijzigd tot een maximum oppervlakte van 2100 m².
Deze wijziging is opgenomen in samenhang met de ontwikkelingen van het complex Arendsdorp. Voor een betere inpassing in het landgoed wordt onder voorwaarden een wijziging van het bestemmingsvlak toegestaan. Het is niet mogelijk om het bestemmingsvlak te wijzigen in een of meerdere afzonderlijke bestemmingsvlakken en er moet worden aangesloten op het oorspronkelijke bestemmingsvlak. De nieuwe inpassing dient vanuit stedenbouwkundig en cultuurhistorisch oogpunt wenselijk te zijn en er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing in het landgoed.
Ter voorbereiding op de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is een quickscan flora en fauna onderzoek verricht.(Bijlage 6 Quickscan flora en fauna Arendsdorp). Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid zal op basis van het verrichte onderzoek, zoals verwoord in hoofdstuk 4.7 Groen, nog nader onderzoek moeten worden uitgevoerd. In de wijzigingsregels is dit als voorwaarde opgenomen.
Overgangs- en slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor omgevingsvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Artikel 30 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp'.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Op basis van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd die niet op basis van het oude bestemmingsplan al bestonden. Daarmee is afdeling 6.4 van de Wro niet aan de orde en is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in principe verzekerd.
In het bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. Een van die wijzigingsbevoegdheden is te vinden op de plankaart (Wro-zone wijzigingsgebied 1), de andere wijzigingsbevoegdheden zijn terug te vinden in de regels (bestemming Wonen - 3). Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om wijzigingsplannen vast te stellen waardoor de bebouwingsmogelijkheden veranderen. Verhaal van kosten voor deze ontwikkelingen is pas aan de orde bij deze wijzigingsplannen. Kostenverhaal voor deze ontwikkelingen is op dit moment nog niet anderszins verzekerd.
Het aspect van de economische uitvoerbaarheid is in die zin niet van toepassing.
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Vooroverleg
Het concept ontwerp-bestemmingsplan is op 27 augustus 2010 in het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden.
1. VROM-Inspectie
2. Provincie Zuid-Holland
3. Ministerie van Defensie
4. Domeinen
5. Stadsgewest Haaglanden
6. Rijkswaterstaat Dienst Zuid-Holland
7. Hoogheemraadschap van Delfland
8. Dunea
9. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
10. Staatsbosbeheer
11. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
12. Burgemeester en wethouders van Wassenaar
13. Politie Haaglanden
14. Brandweer Den Haag
15. Veolia Transport
16. HTM Infra
17. Stedin B.V.
18. TenneT Regio West
19. N.V. Nederlandse Gasunie
20. KPN Vast Net
21. Stichting Het Zuid-Hollands Landschap
Van de onder nummer 1, 2, 5, 14, 18, 19, zijn de hier onder genoemde reacties ontvangen en beantwoord. De onder 2, 5, 7, 14, 18 en 19 genoemde instanties hebben te kennen gegeven dat het concept ontwerp hen (vooralsnog) geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De onder 18 genoemde instantie heeft laten weten dat er in het plangebied geen eigendommen van hun bedrijf aanwezig is. Van de overige instanties zijn geen reacties ontvangen.
Woord vooraf
Bij het toesturen van het concept ontwerp bestemmingsplan zijn de toekomstige ontwikkelingen voor het verzorghuis Oostduin op basis van verschillende wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De initatiefnemers hebben daarna aangegeven dat, gelet op de huidige economische conjunctuur, niet meer zeker is dat binnen de planperiode tot vervanging van de huidige bebouwing zal worden overgegaan. De initiatiefnemers zijn op dit moment niet bereid om voor de opname van een wijzigingsbevoegdheid aanvullende onderzoeken te verrichten. In het bestemmingsplan wordt daarom de huidige bebouwing conserverend bestemd en verder zonder ontwikkelingen [wijzigingsbevoegdheden] opgenomen. Daarbij blijft het indicatieve programma zoals verwoord in de toekomstvisie Oostduin - Arendsdorp en de beraadslaging hierover in de raadscommissie het uitgangspunt voor toekomstige initiatieven. De doorvertaling voor Oostduin heeft daarmee alleen plaats gevonden in de toelichting en niet zoals voor Arendsdorp ook in de digitale verbeelding (plankaart) en in de planregels. In de beantwoording van de ingebrachte reacties wordt hiermee rekening gehouden.
1. VROM-Inspectie
"Op 27 augustus 2010 heb ik uw verzoek ontvangen om advies op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het voorontwerpbestemmingsplan "Oostduin-Arendsdorp".
In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördineert vervolgens de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, - projectbesluiten en -structuurvisies richting gemeenten.
Het bovengenoemde plan geeft aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen, gelet op de nationale belangen zoals die zijn verwoord in de RNRB. Het nummer achter het nationaal belang verwijst naar het nummer in de RNRB.
Nationaal belang 09: Milieukwaliteit en externe veiligheid
Geluid
Het bestemmingsplan voorziet in de sloop- en nieuwbouw van verzorgingshuis Oostduin en maakt tevens middels een wijzigingsbevoegdheid in vervanging/uitbreiding uitbreiding van serviceflat Arendsdorp aan de Wassenaarseweg mogelijk. Uit de toelichting op het bestemmingsplan maak ik op dat een akoestisch rapport wordt gemaakt, waarvan de resultaten nog moeten worden ingevoegd. Ik maak u er op attent dat tegelijk met het bestemmingsplan tevens een eventueel benodigd ontwerpbesluit voor het verlenen van hogere geluidwaarden ter inzage gelegd dient te worden. Voor wat betreft de uitbreiding van serviceflat Arendsdorp zal ook in de wijzigingsregels van het plan geborgd dienen te worden dat bij gebruikmaking van deze wijzigingsbevoegdheid de actuele geluidsituatie onderzocht wordt en zo nodig maatregelen overwogen worden.
Nationaal belang 19: Cultuurhistorie en archeologie
Het bestemmingsplan gaat in op de landschappelijke kenmerken van het gebied en heeft betrekking op te vervangen bebouwing.
Het bestemmingsplan geeft inzicht in de bebouwingslocaties maar geeft geen inzicht in de ruimtelijke aspecten met betrekking tot de te vervangen bebouwing en de consequenties hiervan voor de bijzondere landschappelijke waarden. De in het plan opgenomen stedenbouwkundige uitgangspunten bieden onvoldoende garantie dat met dit bestemmingsplan de cultuurhistorische kwaliteiten binnen het beschermde gezicht kunnen worden gewaarborgd.
Ik verzoek u om de ruimtelijke contouren van de bouwplannen en de consequenties van bouwplannen in relatie tot de landschappelijke kwaliteiten nader te specificeren."
Reactie
In hoofdstuk 4.5 is nu uitvoerig op het onderwerp geluid ingegaan. De akoestische onderzoeken waren ten tijde van het vooroverleg inzake het concept ontwerp nog niet gereed. Verwezen wordt ook naar Bijlage 7 Reconstructie onderzoek uitrit Arendsdorp en Bijlage 8 Geluidsbelasting onderzoekArendsdorp van de toelichting. Akoestisch onderzoek is verricht ten behoeve van de ontwikkelingen Arendsdorp. Deze ontwikkelingen zijn uitsluitend op grond van een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan. Met de invoering van de Crisis- en herstelwet (Chw) op 31 maart 2010 (Staatsblad jaargang 2010, nr. 135) is door de wijziging van de Wgh het nu mogelijk om hogere waarden vast te stellen (en te toetsen) in de procedure voor een uitwerking- of wijzigingsplan. Voorafgaande aan deze wetswijziging diende bij het moederplan (waarin de uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen) eventueel noodzakelijke hogere waarden te worden vastgesteld. In het geval dat er geen hogere waarde bij het moederplan wordt vastgesteld dan kan worden volstaan met een meer globale akoestische beschouwing waarin in ieder geval wordt onderbouwd dat de gewenste wijzigings- en/of uitwerkingsbevoegdheid akoestisch uitvoerbaar is.
In hoofdstuk 5 zijn de toekomstige ontwikkelingen Oostduin en Arendsdorp, de toekomst visie, de landgoederenbiotoop en de vertaling van de ontwikkelingen in de te hanteren stedenbouwkundige uitgangspunten uitvoeriger beschreven en gespecificeerd. Op 23 mei 2011 heeft vervolgens een overleg met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) plaatsgevonden waarin de ruimtelijke contouren van de bouwplannen en de consequenties van bouwplannen in relatie tot de landschappelijke kwaliteiten zijn besproken.
2. Provincie Zuid-Holland
"Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie.
Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het plan is conform dit beleid.
Overgangsrecht toepassing artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
Op 26 juni 2006 hebben Gedeputeerde Staten u ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een brief gestuurd waarin nader is ingegaan op de rol van de provincie onder de nieuwe wet. Daarin is ook aangegeven dat u, gelet op het overgangsrecht, voor verzoeken om vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud) die bij u voor 1 juli 2008 zijn ingediend, nog gebruik kunt maken van de mogelijkheden van toepassing van artikel 19 lid 2 WRO (oud) die GS bij hun besluit van 9 oktober 2007 daartoe hebben geboden.
Met het oog daarop bericht ik u dat u, indien u over dergelijke verzoeken beschikt, vrijstelling kunt verlenen voor de planonderdelen waarover geen opmerkingen zijn gemaakt, voor zover die onderdelen ook de instemming hebben van de Inspecteur voor de Ruimtelijke Ordening.
Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie."
Reactie
De reactie van de Provincie Zuid-Holland wordt voor kennisgeving aangenomen.
5. Stadsgewest Haaglanden
U heeft conform de Regeling Stadsgewest Haaglanden 1995 en artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) inzake het bestuurlijk vooroverleg in ruimtelijke plannen het voorontwerp bestemmingsplan “Oostduin-Arendsdorp” naar ons toegestuurd.
Het conceptbestemmingsplan beoogt een actueel juridisch-planologisch kader te scheppen waarbij een aantal ruimtelijke ontwikkelingen (slopen en nieuwbouw van de serviceflat) Arendsdorp en het verpleeghuis Oostduin) en het upgraden van een van de aldaar aanwezige landgoederen en het Goetlijfpark (Bunkerbosje) mogelijk worden gemaakt. Het plan werd bestudeerd met het Regionaal Structuurplan (RSP) als referentiekader. Een van de doelstellingen van het RSP is het reserveren van voldoende ruimte groen binnen het stedelijk gebied. Daarnaast is het ook wenselijk, gelet op de vergrijzing van de bevolking, voldoende woonruimte voor senioren te creëren die aan de moderne bouwtechnische eisen voldoet. Het onderliggende voorontwerp dat de versterking van de landgoederenbiotoop Oostduinen en de natuur- en recreatiewaarden van het Goetlijfstraat nastreeft past binnen de planologische beleidskaders die in het RSP zijn verwoord.
Wij kunnen derhalve positief adviseren over dit voorontwerp.
Reactie
De reactie van het stadsgewest Haaglanden wordt voor kennisgeving aangenomen.
7. Hoogheemraad van Delfland
In het kader van het vooroverleg ex. artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het concept bestemmingsplan Oostduin-Arendsdorp in de gemeente Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland in een reactie kenbaar te maken of met het bestemmingsplan kan worden ingestemd.
Delfland kan met de waterparagraaf instemmen. Aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding is invulling gegeven.
Reactie
De reactie van het Hoogheemraadschap wordt voor kennisgeving aangenomen.
14. Brandweer Haaglanden
Geacht College,
Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 27 augustus 2010 om een advies uit te brengen, in het kader van externe veiligheid over het ontwerp bestemmingsplan Oostduin-Arendsdorp, te Den Haag, kan ik het volgende berichten.
In het kader van fysieke en externe veiligheid is het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen zoals:
Inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
Intensief en meervoudig ruimtegebruik;
Transportroutes gevaarlijke stoffen inclusief het transport door buisleidingen.
Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Binnen het plangebied is één aardgasregel- en meetstation aanwezig. Deze ligt binnen de bestemming 'Groen' van dit bestemmingsplan en heeft geen noemenswaardige invloed op de overige objecten binnen het plangebied. Er is geconcludeerd dat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet leidt tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico;s.
De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis van bovenstaande besloten geen specifieke adviezen in het kader van externe veiligheid uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan. Wel vraag ik graag uw aandacht voor het toetsen van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen inrichting openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte.
Reactie
Het plan maakt geen nieuwe infrastructuur mogelijk. Indien er sprake is van een concrete ontwikkeling voor het complex Arendsdorp (welke via een wijzigingsprocedure mogelijk wordt gemaakt) is er een mogelijkheid om de entree van Arendsdorp in de toekomst te wijzigen. Dienst Stadsbeheer (DSB) hanteert bij de feitelijke uitvoering van werken het handboek openbare ruimte.
De reactie van de Brandweer Haaglanden wordt verder voor kennisgeving aangenomen.
18. Tennet
Met uw brief van 27 augustus 2010, kenmerk DSO_JZ/2010.155, ontvingen wij in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening een exemplaar van het ontwerp-bestemmingsplan Oostduin-Arendsdorp.
Aan de ontvangen bijlagen ontlenen wij dat bij dit bestemmingsplan geen eigendommen van ons bedrijf zijn betrokken. Wij danken u voor het toezenden van het plan
Reactie
De reactie van Tennet wordt voor kennisgeving aangenomen.
19. De Nederlandse Gasunie
"Bij brief/e-mailbericht van 27 augustus 2010 heeft Gasunie, namens u, het bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het toekomstig externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van VROM voor onze aardgastransportleidingen, zoals dat naar verwachting begin 2011 in werking zal treden middels het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen uit 1984” zal dan komen te vervallen.
Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling."
Reactie
De reactie van de Nederlandse Gasunie wordt voor kennisgeving aangenomen.
7.2 Overleg Bewoners- En Maatschappelijke Organisaties
Gelijktijdig met het vooroverleg is bij de voorbereiding van het bestemmingsplan het concept ontwerp toegezonden aan de wijkvereniging en maatschappelijke organisaties. Het concept ontwerp is aan de volgende instanties toegezonden.
22. Stichting BOOG
23. Het bestuur van de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o.
24. Stad en Milieu Haags Miliecentrum
25. IVN, Vereniging voor natuur- en milieueducatie Den Haag
26. Stichting Stedebouw & Stadsherstel
27. Het bestuur van de Wijkvereniging Benoordenhout
Van het bestuur van de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o. en het bestuur van de Wijkvereniging Benoordenhout zijn de hieronder genoemde reacties ontvangen en beantwoord. Van de overige instanties zijn geen reacties ontvangen.
Woord vooraf
Bij het toesturen van het concept ontwerp bestemmingsplan zijn de toekomstige ontwikkelingen voor het verzorghuis Oostduin op basis van verschillende wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De initatiefnemers hebben daarna aangegeven dat, gelet op de huidige economische conjunctuur, niet meer zeker is dat binnen de planperiode tot vervanging van de huidige bebouwing zal worden overgegaan. De initiatiefnemers zijn op dit moment niet bereid om voor de opname van een wijzigingsbevoegdheid aanvullende onderzoeken te verrichten. In het bestemmingsplan wordt daarom de huidige bebouwing conserverend bestemd en verder zonder ontwikkelingen [wijzigingsbevoegdheden] opgenomen. Daarbij blijft het indicatieve programma zoals verwoord in de toekomstvisie Oostduin - Arendsdorp en de beraadslaging hierover in de raadscommissie het uitgangspunt voor toekomstige initiatieven. De doorvertaling voor Oostduin heeft daarmee alleen plaats gevonden in de toelichting en niet zoals voor Arendsdorp ook in de digitale verbeelding (plankaart) en in de planregels. In de beantwoording van de ingebrachte reacties wordt hiermee rekening gehouden.
23. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming
"De Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's-Gravenhage en omstreken (verder AVN te noemen) heeft kennis genomen van het document als bovenvermeld. Onze reactie als door u verzocht zij u hierbij aangeboden. Wij volgen daarbij uw indeling in Hoofdstukken en paragrafen. (P= paragraaf; p= pagina)
Toelichting
P 1.2
De door u gebezigde naam 'Goetlijfpark' is ons onbekend. Meestal wordt het woord 'Bunkerpark' gebruikt. De afdeling naamgeving van de gemeente zal daar klaarheid in moeten brengen.
Reactie
Voor zover wij hebben kunnen achterhalen heeft het parkje geen formele naam en is deze zowel bekend als 'Goetlijfpark' en als 'Bunkerbosje'. Dit zal in de tekst worden aangegeven.
De tekst wordt overeenkomstig aangevuld
P2.2
De Ontstaansgeschiedenis van het plangebied ten behoeve van het bestemmingsplan is wel erg summier weergegeven.
Reactie
De paragraaf met de ontstaansgeschiedenis bevat, overigens ook in relatie met het thans vigerende bestemmingsplan Oostduin Arendsdorp 1979 voldoende informatie voor het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan beoogt ook geen geschiedenisboek te zijn. (De geschiedenis gaat in op geschiedenis van het plangebied en niet van de gehele wijk Benoordenhout want deze is immers niet relevant voor dit bestemmingsplan.)
P5.2.1
Het gestelde over de Toekomsvisie i.h.b. woningen (drie volumes) en aantallen woningen en doelgroepen klopt geheel niet meer met de huidige bij de gemeente in voorbereiding zijnde plannen, inclusief parkeren. De gehele tekst moet derhalve grondig worden herzien.
Reactie
De 'Toekomstvisie Oostduin - Arendsdorp ' (maart 2009) dient als ruimtelijke kader voor onder meer de herontwikkeling van de serviceflat Arendsdorp en het verpleeghuis Oostduin. In de toekomstvisie wordt het gebied beschreven en geanalyseerd en zijn de stedenbouwkundige randvoorwaarden geformuleerd.
De tegelijk met de toekomstvisie gepresenteerde "Beheervisie landgoederen Oostduin - Arendsdorp" richt zich op de inrichting en het beheer van het openbare groen, het terreinmeubilair, het water(oppervlak), de beschoeiingen en de paden binnen het landgoed Oostduin-Arendsdorp. De uitvoering van de Beheersvisie Landgoederen Oostduin - Arendsdorp is binnen de kaders van dit bestemmingsplan mogelijk.
Voor de verdere uitwerking van de verbetering van het landgoed en de inpassing van de bouwinitiatieven is door de gemeente een landschapsarchitect als supervisor aangesteld. Door de supervisor zijn de randvoorwaarden verder verfijnd (zie Bijlage 3 Beeldkwaliteitsparagraaf). Daarnaast is gesproken met de klankbordgroep waarin o.a. de wijkvereniging is vertegenwoordigd. Gedurende de planvorming van serviceflat Arendsdorp is gebleken dat één bouwvolume van 35 meter op een bredere steun kan rekenen dan de oorspronkelijke opzet. Het gaat om ongeveer 180 woningen. Voorts wordt voor de beschrijving van de voorgestane ontwikkelingen verwezen naar hoofdstuk 5.2
P 5.2.1 p53 regel 6 van onderen: 'bij voorkeur verplaatsen van bestaande bomen': dit is in dit geval onmogelijk en erger dan de kwaal. Verzoeke deze zinsnede te schrappen. Nut en noodzaak van deze nieuwe entree ontgaat ons overigens als daarvoor natuurwaarden zouden moeten worden aangetast.
Reactie
De regel wordt geschrapt.
P 5.2.1 p 54 tweede alinea. Uitbreiding hiervan (de Rietjes) aan de achterzijde: hier stond vroeger een boomgaard. Aanbevolen wordt om die boomgaard in deze tekst op te nemen.
Reactie
De boomgaard wordt opgenomen in de tekst.
De tekst wordt op dit punt aangevuld.
P 5.2.2 p56, het gestelde over oprijlaan Arendsdorp 'minder duidelijk herkenbaar' : die is er in het geheel niet meer dus ook onherkenbaar.(zie foto-inzet). Hoe wordt het verkeer voor De Rietjes geregeld? Hoe rijmt dat met bestemming voetpad?
Reactie
De entree van het landgoed ligt nog steeds op dezelfde plek (zie afbeelding paragraaf 2.2). De oprijlaan is inderdaad niet meer als oprijlaan van een landgoed herkenbaar. Door het autoverkeer hier niet meer toe te staan en de entree alleen voor langzaam verkeer toegankelijk te maken kan de status van oprijlaan worden hersteld. Het verkeer van Huis de Rietjes zal ook gebruik moeten maken van de nieuwe entree. Daarnaast zullen de aanwezige parkeerplaatsen bij Huis de Rietjes worden verwijderd van huidige plek naast de laan. Deze komen dan terug in de te ontwikkelen parkeergarage Arendsdorp of op eigen terrein.
P 5.2.2 p 57 tweede alinea, het gestelde over 'tuin' bij De Rietjes en Portierswoning: in de tekst wordt geheel over het hoofd gezien dat er direct achter de huidige flat Arendsdorp (zijde theekoepel) een met muren omgeven (sommige met historische waarde) alleraardigste tuin bestaat met bloemen, sierheesters, buxushagen, pergola. Deze tuin (zie foto's) wordt in dit concept geheel over het hoofd gezien – misschien bij u niet bekend? – en ook de Plankaart is hier geheel verkeerd getekend. Wij verzoeken u dit te corrigeren (Zie ook p69 'Tuin' en Regels artikel 12)
Overigens valt het ons op dat de Plankaart vrijwel geheel Oostduin-Arendsdorp aanduidt met BO (Bos) maar niet met de dubbelbestemming WR-C (Waarde - Cultuurhistorie). Het Bunkerparkje krijgt daarentegen wel WR-C toebedeeld (naast G), terwijl de cultuurhistorische waarde van dit gebiedje twijfelachtig is gezien het tijdstip van aanleg. Wij bieden u aan om eens met u een rondgang door het gebied te maken. Dan kan ook die op de plankaart, niet door historisch onderzoek onderbouwde, aangegeven cw-strook besproken worden. De ratio daarvan ontgaat ons tenzij u bedoelt het zicht op de theekoepel te waarborgen. Er zijn veel meer te handhaven zichtlijnen maar die benoemt u weer niet.
Reactie
Zie tevens de beantwoording bij 'plankaart'
Daarnaast zie hoofdstuk 3.2.2 Provinciaal beleid. In de vastgestelde provinciale structuurvisie is onder artikel 14 van de verordening Ruimte het landgoed Oostduin – Arendsdorp als landgoederenbiotoop opgenomen. Deze zichtlijn maakt hier onderdeel van uit.
De zichtlijn ligt in de bestemming “Maatschappelijk – 2” , "Water" en “Bos”. Er zijn inderdaad meer zichtlijnen aanwezig, maar deze zijn niet als een wettelijk te beschermen zichtlijn voorgeschreven. Binnen de contouren van de overige bestaande zichtlijnen zijn geen bouwvlakken aanwezig waarbinnen gebouwen kunnen worden opgericht. De noodzaak tot verdere planologische bescherming van andere bestaande zichtlijnen is ook om die reden niet aanwezig. Overigens worden waterstructuren apart met de bestemming water bestemd, dit is een verbijzondering ten opzichte van het oude bestemmingsplan waardoor de structuur van het landgoed inclusief zichtlijnen verder wordt versterkt.
Plankaart (datering 19-08-2010)
--1 . De aanduiding WR-C ontbreekt op de plankaart voor Oostduin en Arendsdorp.
Reactie
De fysieke verbeelding van de digitale plankaart maakt het inderdaad moeilijk om meerdere waarden tegelijkertijd goed zichtbaar weer te geven. Op het moment dat de plankaart digitaal wordt geraadpleegd (www.ruimtelijkeplannen.nl) zullen de daarop betrekken hebbende waarden digitaal worden getoond.
Binnen het landgoed Oostduin-Arendsdorp (exclusief Goetlijfpark) zijn zowel de Waarde - Archeologie en Waarde - Cultuurhistorie van toepassing en overeenkomstig opgenomen op de plankaart. Deze toelichting blijkt ook uit paragraaf 5.4 waarin de waarden zijn beschreven en waar zij binnen het plangebied voorkomen.
--2 . De historische tuinmuren moeten alsnog worden ingetekend, die mogen niet ontbreken; het zijn bouwwerken.
Reactie
Onder de bestemming “Bos”, zie art 4 van de planregels, wordt bij de bestemmingsomschrijving onderaan genoemd “één en ander met binnen de bestemming passende bebouwing” waarbij voorbeelden worden genoemd van binnen deze bestemming passende bebouwing zoals bruggen, straatmeubilair etc. Ter aanvulling hierop zullen tuinmuren aan deze definitie worden toegevoegd. Ten aanzien van de plankaart is het vrijwel niet mogelijk om “bouwwerken geen gebouwen zijnde” waaronder deze tuinmuren vallen op een duidelijke wijze te verbeelden.
Dit is ook niet nodig omdat:
- 1. De bouwwerken in de bestemmingregels zijn geborgd;
- 2. Het technisch moeilijk leesbaar is om middels bestemmingen en functie aanduidingen dergelijke bouwwerken duidelijk te verbeelden op de plankaart;
- 3. De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie van toepassing is op het hele plangebied;
- 4. Het huidige bestemmingsplan Oostduin-Arendsdorp dit detailniveau ook niet regelde voor bouwwerken op de plankaart en ook op deze wijze voldoet het bestemmingsplan reeds aan de aanwijzing beschermd stadsgezicht.
De historische tuinmuren worden in de bestemmingsomschrijving “Bos” (artikel 4) ter verduidelijking opgenomen.
--3 . De directe omgeving van de theekoepel (K-2) moet als 'Groen' worden aangeduid.
Reactie
Onder de bestemming “Bos” zie art 4 van de planregels wordt naast bosgebied ook o.a. park en plantsoenen gerekend. De noodzaak voor het opnemen van een aparte bestemming “groen” rondom de theekoepel ontbreekt. In de bestemmingsomschrijving zal het begrip groen(voorzieningen) worden opgenomen, echter het gebied valt onder de reikwijdte van de Boswet waardoor het opnemen van de bestemming “Bos” noodzakelijk is. Zie tevens paragraaf 4.7 Groen, onder uitleg Boswet.
Opname van groen (voorziening) in de bestemmingsomschrijving.
--4 . Zie commentaar P 5.2.2 p57: de tuin achter de huidige flat Arendsdorp aan de noordzijde moet worden ingetekend en worden aangeduid met 'Tuin' (T).
Reactie
Zie beantwoording onder het voorgaande punt drie. Overigens dient daarnaast te worden opgemerkt dat ook uit het vigerende bestemmingsplan Oostduin-Arendsdorp 1979 niet is gebleken dat een aparte bestemming binnen de bestemming “Bos” voor deze tuin noodzakelijk was. Bovendien voldeed het plan Oostduin-Arendsdorp 1979 aan de aanwijzing van beschermd stadsgezicht.
Regels
Algemeen:
Het zou nuttig zijn als in Hoofdstuk 1 een definitie wordt opgenomen voor de gehanteerde termen 'Bos', 'Groen, 'Tuin'. Deze defmties ontbreken alsnog.
Reactie
In de planregels zijn de bestemmingen Bos (art. 4), Groen - Park (art. 6) en Tuin (art. 12) onder de bestemmingsomschrijving reeds omschreven.
De termen zullen tevens overeenkomstig worden opgenomen in hoofdstuk 1.
P 3.2.2 b; 'het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken': wat moeten we ons met 'soortgelijke' voorstellen? Dat kan men moeilijk een definitie noemen.
Reactie
Onder masten kunnen vlaggen en antennemasten worden verstaan. Door dit specifiek op te nemen in de regels kan het begrip “soortgelijke bouwwerken” komen te vervallen.
De definitie wordt overeenkomstig aangepast.
P 3.3 a: er wordt verwezen naar 'niet meer dan 4 meter (P3.2.2a) met een ontheffing van maar liefst 15 meter. Bijna viermaal meer dan de norm. Dit moet een vergissing zijn.
Reactie
Deze constatering is juist. De hoogte had 8 meter moeten bedragen in analogie op de bouwregels van de bestemming “kantoor”.
De planregel ten aanzien van de maximale hoogte van 8 meter wordt conform aangepast.
Noot: het valt ons op dat er op zeer veel plaatsen ontheffingen worden verleend. We kunnen ons voorstellen dat zo'n mogelijkheid bestaat mits er dan extra voorwaarden aan worden verbonden. Zodra dat niet het geval is dan is de ontheffing meteen de toegestane norm, dat is onverbiddelijke logica. Wij keuren daarom elke ontheffing af wanneer er geen extra voorwaarden aan worden verbonden.
Reactie
Allereerst wordt opgemerkt dat op 1 oktober 2010 de Wet Algemene bepalingen omgevingsvergunning (Wabo) in werking is getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn er een aantal relevante begrippen en procedures gewijzigd. Een binnenplanse ontheffing (op de planregels) wordt voortaan aangeduid als afwijking (op de planregels). Zie ook hoofdstuk 5.4 voor een nadere toelichting. In de beantwoording op het onderwerp onheffing zal in de reactie iedere keer het woord afwijking worden gebruikt.
De afwijking op de bouwregels heeft in het algemeen betrekking op de volgende zaken:
- 1. het toestaan van een hogere hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met name vlaggenmasten);
- 2. het toestaan van erfafscheidingen tot maximaal twee meter;
- 3. het toestaan van meer vierkante meters erfbebouwing.
Toelichting
Het plangebied ligt in een beschermd stadsgezicht waardoor ook voor vergunningsvrije bouwwerken een omgevingsvergunning zal moeten aangevraagd. Hierin wordt ook een eventuele afwijkingen betrokken. De afwijkingen genoemd onder 1 en 2 zijn beperkt (bijv. in relatie tot het oude vigerende plan Oostduin-Arendsdorp 1979 want daarin werden grotere afwijkingsmogelijkheden geboden). Ook hier opgemerkt dat het bestemmingsplan Oostduin-Arendsdrop reeds voldeed aan de aanwijzing beschermd stadsgezicht. Nadere eisen worden overigens al gesteld vanuit de woningwet. De (positieve) welstandstoets maakt onderdeel uit van de aanvraag om omgevingsvergunning (voorheen bouwvergunning).
De derde, meest omvattende, afwijking betreft het toestaan van meer vierkante meters erf bebouwing. Hierbij is aansluiting gezocht op het vigerende bestemmingsplan Oostduin – Arendsdorp 1979 en Benoordenhout. Overigens zijn aan deze afwijkingen voorwaarden gekoppeld zoals bebouwingspercentage, situering en maximaal toegestane vierkante meters (het maximum toegestane aantal vierkante meters: gebaseerd op de bebouwing welke bij de ter visie legging van dit plan reeds aanwezig is).
Straat | Geldend best. plan | NU mogelijk bij recht | NU mogelijk met afwijking | NIEUW mogelijk bij recht | NIEUW mogelijk met afwijking |
Oostduinlaan Max hoogte 2,5 m vanaf maaiveld | Benoordenhout (1981) | 10m² voor bijgebouwen en aangebouwde bijgebouwen (art. 6 lid 1 sub h) | - | 10m² voor bijgebouwen en aanbouwen met max. 50% bebouwd achtererf | 20m² eis: garage max. 50% bebouwd achtererf |
Van Hogenhoucklaan Max hoogte 2,5 m | Oostduin – Arendsdorp (1973) | 25m² (art. 9 lid 1 sub h) | 40m² (art. 9 lid 2 sub h) max hoogte 3m | 25m² voor bijgebouwen en aanbouwen met max. 50% bebouwd achtererf | 40m² eis: max 50% bebouwd achtererf |
Floris Grijpstraat Max hoogte 2,5 m | Oostduin – Arendsdorp (1973) | 25m² (art. 9 lid 1 sub h) | 40m² (art. 9 lid 2 sub h) max hoogte 3m | 25m² voor bijgebouwen en aanbouwen met max. 50% bebouwd achtererf | 40m² 50% bebouwd achtererf |
Vierkante meters (aan-, uit- bijgebouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen)
De bij recht toegestane vierkante meters erf bebouwing in de oude situatie worden in aantal ook in de nieuwe situatie toegepast.
Zoals in de tabel zichtbaar is, is er aan de Oostduinlaan bij recht hetzelfde mogelijk. Echter in afwijking op de oude situatie is er een voor een garage een verruiming van de mogelijkheden van 10m² naar 20m²
Alle situaties hebben een bebouwingspercentage eis. Maximaal mag 50% van het achtererf worden bebouwd. In de afwijkingsmogelijkheid geldt dezelfde aanvullende eis.
Voor alle afwijkingen gelden bovendien de aanvullende bepalingen ten aanzien van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.
Hoogte bijgebouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen
In het geldende bestemmingsplan Benoordenhout is de maximale hoogte voor bijgebouwen een goothoogte van 2,50 meter (tabel 2 behorende bij artikel 6 lid 1 sub h) en is op grond van artikel 6 lid 2 sub h een afwijking mogelijk tot 3 meter. In het geldende bestemmingsplan Oostduin – Arendsdorp geldt ook een maximale goothoogte van 2,50 meter (art. 9 lid 1 sub h) en een afwijkingsmogelijkheid tot 3 meter (art. 9, lid 2 sub h). Een maximale nokhoogte of hellingshoek is niet aangegeven.
De maximale goothoogte van 3 meter wordt bij recht opgenomen met een maximale nokhoogte van 4,5 meter (flauwere dakhelling).
Hoogte aan- en uitbouwen
Maximaal 0,30 cm gerekend vanaf bovenkant eerste verdiepingsvloer
De gemeente is van oordeel dat naast bovengenoemde aanpassingen verdere noodzaak ontbreekt om aan deze beperkte afwijkingen nog meer aanvullende voorwaarden te verbinden.
P 4.2 a: ad “cw”; zie ons commentaar bij Toelichting P 5.2.2 p 5'7.(op welk historisch onderzoek is die strook gebaseerd).
Reactie
Zie hoofdstuk 3.2.2 Provinciaal beleid. In de vastgestelde provinciale structuurvisie is onder artikel 14 van de verordening Ruimte het landgoed Oostduin – Arendsdorp als landgoederenbiotoop opgenomen. Deze zichtlijn maakt hier onderdeel van uit.
P 6.2c en 6.3 De hoogte enz. niet meer dan 5 meter met een ontheffing tot 10 meter zonder dat aan die ontheffing nadere voorwaarden worden verbonden. Dan staat er met veel omhaal van woorden gewoon 10 meter. Niet alleen niet accoord, maar het is storend dat elke logica ontbreekt.
Reactie
Zie eerdere beantwoording over de aanwezige nadere afweging en de noodzaak tot het treffen van aanvullende voorwaarden bij beperkte ontheffing van de bouwregels.
P 12.2.2 c Verzoeke dit punt te schrappen in zijn totaliteit; in een tuin horen geen masten en soortgelijke bouwwerken.
Reactie
Bij het huis “De Rietjes” staat een vlaggenmast in de voortuin cq. de bestemming “Tuin”. Deze is niet storend aanwezig. De maximale hoogte zal wel worden terug gebracht naar 6 meter en de zinsnede 'soortgelijke bouwwerken' zal overeenkomstig eerdere beantwoorden worden geschrapt.
Soortgelijke bouwwerken wordt beperkt tot vlaggenmasten en antennes. De maximale hoogte wordt teruggebracht tot 6 meter.
Tenslotte
Dit bestemmingsplan gaat onder andere over bouwen, sterker nog de nieuwbouw van twee woongebouwen is aanleiding tot het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan. Wat wij node missen is het feit dat er in dit concept geheel wordt voorbijgegaan aan het feit dat er in een historische buitenplaats gebouwd gaat worden. Gebouwen die hier in beginsel niet thuishoren. Wij erkennen weliswaar de onvermijdelijkheid daarvan, maar wij missen voorwaarden om die gebouwen zo optimaal mogelijk in aanzien, uitvoering en belevingswaarde (ook vanuit het park), en met zo min mogelijk verstoring van historische waarden in de buitenplaats in te passen, rekening houdend met het bestaande groen en aanwezige natuurwaarden. Een bestemmingsplan moet meer zijn dan een droge, kille opsomming van voorschriften zijn maar ook diepgang hebben in doel en functie. Een bestemmingsplan heeft persoonlijke en maatschappelijke betekenis, men moet zich erin kunnen herkennen, nu en in de toekomst."
Reactie
Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt heel duidelijk de nut en noodzaak van het bestemmingsplan (zie hoofdstuk 1 actualisering, upgrading van het landgoed en faciliteren van een goed ingepaste ontwikkeling van de service - verzorgingsflat in het landgoed). In hoofdstuk 5 van de toelichting blijkt duidelijk dat gezocht is naar een betere inpassing van de bouwvlakken dan wat nu de huidige situatie is. Voor wat betreft de cultuurhistorische waarden van het gebied wordt in dit bestemmingsplan juist meer aandacht besteed dan wat het geval is op basis van het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp uit 1973. Zo wordt op de verbeelding direct duidelijk dat de hoofdwaterstructuren en de te behouden zichtlijnen apart zijn bestemd. In de planregels zijn beschermende bepalingen opgenomen voor weg- en waterstructuren, beperking van de in- en uitritten alsmede toegestane bruggen voor gemotoriseerd verkeer. Opname van de bestemming Bos voor het oorspronkelijke landgoed en een aparte bestemming van rijks- en gemeentelijke monumenten. Voor het overige hebben wij van deze opvatting kennisgenomen.
De voorgestane toekomstige ontwikkelingen worden beschreven in hoofdstuk 5.2. Flora en fauna onderzoek heeft plaatsgevonden en is beschreven in hoofdstuk 4.7 evenals akoestisch onderzoek welke is beschreven in hoofdstuk 4.5
27. Het bestuur van de Wijkvereniging Benoordenhout
"De wijkvereniging Benoordenhout stuurt U hierbij de door U gevraagde reactie op het concept ontwerp bestemmingsplan “Oostduin/Arendsdorp” welke bestaat uit algemene opmerkingen en een commentaar op hetgeen in de paragrafen en de regels is gesteld.
De wijkvereniging heeft ernstige bezwaren tegen dit bestemmingsplan. Zoals U weet hebben de wijkbewoners gedurende de laatste 3 jaar via inspraak uitvoerig van hun bezwaren doen blijken. De wijkvereniging heeft geparticipeerd in een klankbordgroep en ook daar haar bezwaren naar voren gebracht. Helaas moeten wij constateren dat van onze bezwaren in dit concept bestemmingsplan weinig is terug te vinden.
De bezwaren betreffen kortweg de hoogte van de compacte bebouwing van Arendsdorp en regeling van deze nieuwbouw via een wijzigingsbevoegdheid zonder dat hieraan objectieve toetsingscriteria zijn verbonden, het verplaatsen van de huidige ingang naar het midden van de Wassenaarseweg en wat betreft de nieuwbouw van Oostduin het zonder meer opnemen van de uitgangspunten van de Toekomstvisie en ook hier realisering via een wijzigingsbevoegdheid zonder objectieve toetsingscriteria.
Algemene opmerkingen
Er zijn teveel ontheffingsbevoegdheden in het concept bestemmingsplan opgenomen;
Reactie
Zie eerdere beantwoording bij AVN onder het onderwerp regels
Wat betreft de mogelijke bebouwing voor het zorgcentrum Oostduin en de serviceflat Arendsdorp is het niet juist bebouwing met dergelijke hoogte en volume te regelen via een wijzigingsbevoegdheid welke bovendien onvoldoende toetsingscriteria bevat;
Reactie
In een wijzigingsbevoegdheid zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten doorvertaald. Niet wordt aangegeven waarom een wijzigingsbevoegdheid in strijd zou zijn met de wet. Het op deze wijze opnemen van een mogelijk ruimtelijke ontwikkeling is in overeenstemming met de ruimtelijke ordening zoals bepaald in artikel 3.6 van de Wro.
Zoals eerder aangegeven dient het bestemmingsplan (in dit geval de wijzigingsregels) in te gaan op juridische planologische aspecten en te hanteren toetsingscriteria. Gegeven het feit dat de bouwplannen op dit moment nog niet uitgekristalliseerd zijn wordt middels een wijzigingsbevoegdheid geanticipeerd op deze ontwikkelingen. Indien die duidelijkheid op bouwvergunning niveau aanwezig is zal op basis van de wijzigingsbevoegdheid de ontwikkeling "bij recht” d.w.z. als eindbestemming in het wijzigingsplan worden opgenomen op zowel de plankaart als in de planregels. De wijzigingsregels bevatten geobjectiveerde criteria van de ruimtelijke elementen waarop de gemeente wil sturen maar laat ook ruimte voor flexibiliteit zonder daarbij de kwaliteit van het landgoed aan te tasten. Overigens wordt in hoofdstuk 5 van de toelichting ingegaan op de aanwezige beeldkwaliteitparagraaf en de concrete doorvertaling van de ontwikkelingen naar het bestemmingsplan. Van een welstandstoets is sprake indien een concreet bouwplan wordt ingediend.
Voor het verzorghuis Oostduin zijn nog geen bouwplannen bekend. De initiatiefnemers hebben aangegeven dat niet zeker is dat binnen de planperiode tot vervanging van de huidige bebouwing zal worden overgegaan waardoor het opnemen van een wijzigingsmogelijkheid met noodzakelijk onderzoeken niet mogelijk is gebleken. Het bouwvlak wordt als zodanig converserverend bestemd zonder ontwikkelingsmogelijkheden.
De wijkvereniging is tegen verplaatsing van de ingang van Arendsdorp naar het midden van Wassenaarseweg, ongeveer ter hoogte van het beeld van Koningin Emma. Dit wegens aantasting van groot aantal monumentale bomen langs de Wassenaarseweg en het aanzien van een beschermd stadsgezicht, de te verwachten verkeersonveiligheid en de omslachtigheid die daarmee wordt gecreëerd, immers het verkeer richting de Van Alkemadelaan moet omrijden via het Jozef Israëlsplein, verzwaring van de kruising en bovendien een verbod om linksaf te slaan;
Het is naar de mening van de wijkvereniging onvoldoende om een dergelijke ingreep van het verplaatsen van een uitweg te realiseren via de bestemmingsregeling van de bestemming Bos;
Reactie
Zie eventueel bijgevoegde schets in hoofdstuk 5.2 met een eerste aanzet hoe dit zou kunnen en de positie. Een ontwerp is op dit moment nog niet gereed. Inmiddels wordt n.a.v. deze ingebrachte reactie nagedacht over een kleinere, minder ingrijpende, entree. De randvoorwaarden voor deze nieuwe entree zijn:
- a. zo min mogelijk kap van bomen;
- b. geen aantasting van de beschermde paddestoelen;
- c. verkeersveilige oplossing;
- d. het niet mogelijk zal zijn om vanaf de locatie linksaf te slaan naar de Wassenaarseweg, richting de Van Alkemadelaan;
- e. bereikaarheid vrachtverkeer;
- f. garantie voldoende doorstroming verkeer op de Wassenaarseweg;
- g. aanpassing kruispunt Oostduinlaan met de Wassenaarseweg om linksafslaan naar het J. Israelsplantsoen mogelijk te maken.
- h. herinrichting van de oude entree tot parkentree (alleen voor langzaamverkeer).
Ten aanzien van de aanwezigheid van monumentale bomen wordt ook verwezen naar hoofdstuk 4.7 Groen waarin wordt ingegaan op de bomenverordening, de bescherming van monumentale bomen en de aanwezigheid van beschermde monumentale bomen in het plangebied. Anders dan door de wijkvereniging wordt gesteld zijn er in de nabijheid van de entree geen groot aantal maar enkele monumentale bomen aanwezig (vijf zomereiken). Door de verplaatsing van de entree worden geen monumentale bomen gekapt.
Het valt ons op dat op de Wassenaarseweg verkeersgeleiders mogen worden opgericht gelijk aan die op de Raamweg, wij wijzen op de recente rechterlijke uitspraak over het hek op de Raamweg;
Reactie
Door de Rechtbank is in betreffende zaak (procedure 09/3201 WW44 V224) uitspraak gedaan op 30 juni 2010. De verleende bouwvergunning ten behoeve van het plaatsen van een hekwerk in de middenberm van de Raamweg te Den Haag is in overeenstemming met het bestemmingsplan verleend. Deze bouwactiviteit is normaliter vergunningsvrij binnen de BBLB (Besluit bouwvergunningvrije en bouwvergunningspichtige bouwwerken) en sinds 1 oktober ondergebracht in de BOR (Besluit omgevingsrecht) van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). De bouwvergunningsplichtige activiteit vloeide voort uit de Monumentenwet. Betreffende weg is gelegen in de aanwijzing beschermd stadsgezicht. Onder verkeersgeleiders wordt verstaan : benaming van elk hulpmiddel waarmee verkeersgeleiding plaats vindt. Het ingestelde hoger beroep is vervolgens ingetrokken omdat er geen juridische gronden aanwezig waren.
Niet valt in te zien waarom deze standaard bepaling voor verkeersgeleiders opgenomen in diverse bestemmingsplannen niet kan worden opgenomen in de bestemming verkeer - hoofdverkeersweg en verkeer – straat van het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp.
Wat betreft de aanlegvergunningen moet het bestemmingsplan toetsingcriteria bij die aanlegvergunningen bevatten, die zeker stellen dat een aanlegvergunning niet verleend kan worden indien die aanlegvergunning de uit te voeren werken de natuurwaarden, de landschapwaarden en cultuurhistorische waarden schaden;
Reactie
Uit de systematiek van het bestemmingsplan blijkt deze bescherming. In de bestemming “Bos” en “Groen - Park” is een aanlegstelsel opgenomen. Bovendien geldt voor het hele plangebied een dubbelbestemming “Waarde - Cultuurhistorie” en met uitzondering van het Goetlijfpark (Bunkerbosje) ook de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie”.
De toetsingscriteria zijn terug te lezen in:
- 1. In de bestemming “Bos” onder art. 4 lid 4 sub c (toelaatbaarheid);
- 2. In de bestemming “Groen - Park” onder art. 6 lid 5 sub c (toelaatbaarheid);
- 3. Waarde – Cultuurhistorie onder art. 23 lid 2 sub b (bouwen uitsluitend mogelijk met inachtneming van cultuurhistorische waarden, o.b.v. aanwijzingsbesluit beschermd stadsgezicht;
- 4. Waarde – Archeologie onder art. 22 lid 3 en lid 4 sub d. (met uitzondering van het Goetpark (Bunkerbosje).
Aan het gebied dat nu bebouwd is en dat na de sloop van de huidige bebouwing en de eventuele nieuwbouw vrijkomt, moet de dubbelbestemming park en bebouwing worden toegekend. Voor dit overgangsgebied moeten aanlegvergunningen en toetsingscriteria opgesteld worden die zeker stellen dat de kwaliteit van de vrijkomende grond geschikt is en gebruikt wordt voor de uiteindelijke parkbestemming;
Reactie
Oostduin
Voor het verzorghuis Oostduin zijn nog geen bouwplannen bekend. De initiatiefnemers hebben aangegeven dat niet zeker is dat binnen de planperiode tot vervanging van de huidige bebouwing zal worden overgegaan waardoor het opnemen van een wijzigingsmogelijkheid met noodzakelijk onderzoeken niet mogelijk is gebleken. Het bouwvlak wordt als zodanig converserverend bestemd zonder ontwikkelingsmogelijkheden.
Arendsdorp
De wijzigingsbevoegdheid werkt in analogie als hierboven en is geregeld in bestemming “Wonen-3” (planregel 19 lid 5). Daarna kan ook hier gebruik gemaakt worden van de tweede wijzigingsbevoegdheid onder lid 6 waarbij vervolgens 20% van het oorspronkelijke bestemmingsvlak “Wonen-3” kan worden gewijzigd in de bestemming “Bos” en "Water".
Zie ook hoofdstuk 5.4 toelichting op de regels
Daarnaast moet het bestemmingsplan gebruiksvoorschriften bevatten die zeker stellen dat het doel, de functie en het gebruik van het park, de instandhouding van de natuurwaarden, de landschapswaarden en de cultuurhistorische waarden waarborgen en handhaven.
Reactie
Dit is al voldoende en op onderdelen zelfs beter geregeld dan in het bestemmingsplan “Oostduin Arendsdorp 1979” o.a. door:
- 1. De (specifieke) wijze van het toestaan en vastleggen van bestaande structuur door het opnemen van verschillende bestemmingen zoals “Groen - Park”, “Water” en “Bos”
- 2. het opnemen van aanwezige bouwvlakken met de te hanteren gebruiken op zowel de plankaart als in de planregels.
- 3. Het opnemen van aanlegstelsel binnen de bestemmingen (bijv. “Bos” en “Groen - Park”)
- 4. Het opnemen van de dubbelbestemming “Waarde – Cultuurhistorie” (inclusief aanlegstelsel en te behouden zichtlijn).
- 5. Het opnemen van de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie” met uitzondering van het Goetlijfpark (Bunkerbosje).
Specifiek commentaar
§ 1.2 De naam 'Goetlijfpark' is ons onbekend. Meestal wordt het woord “Bunkerpark” of “Bunkerbosje” gebruikt.
Reactie
Voor zover wij kunnen hebben achterhalen heeft het parkje geen formele naam en is het zowel bekend als 'Goetlijfpark' en als 'Bunkerbosje'. Dit zal in de tekst worden aangegeven.
Tekst wordt overeenkomstig aangevuld
§ 3.2 Uit de layout is het onduidelijk waar deze beschrijving ophoudt.
Reactie
Voor kennisgeving aangenomen.
§ 3.3.6 Het is onduidelijk welke kwaliteitsstandaard aan het park Oostduin/Arendsdorp wordt toegekend.
Reactie
Zoals in de tekst staat aangegeven geldt voor de openbare ruimte in het plangebied de Residentiekwaliteit. Het groen in buurten en wijken krijgt extra aandacht, evenals de zorgvuldige toepassing van beeldende kunst zoals bijvoorbeeld het aanwezige bronzen beeld van het hertje. Er zijn verder geen extra kwaliteitseisen gesteld.
§ 3.3.6 De speelplaats in het park is specifiek voor jeugdige kinderen onder begeleiding van hun ouders vanwege de nabijheid van een vijver. De wijkvereniging wil deze speelplaats binnen het daarvoor ingerichte areaal behouden. Het is onduidelijk hoe deze in de tabel past. De wijkvereniging bepleit dan ook dat deze speelplaats wordt genoemd in de bestemmingsomschrijving van art 4.1 en art 6.1. Nu is het gebruik van deze speelplaats slechts mogelijk via de specifieke gebruiksregels van art 4.3 onder a en art 6.4 onder a. Dit is onvoldoende. De opmerking op blz 63 onder Spelen is dan ook onjuist en dient aangepast te worden.
Reactie
In de bestemmingsomschrijving zal in de bestemming “Bos” en “Groen - Park” ter verduidelijking speelvoorzieningen onder de specifieke opsomming worden opgenomen nu wordt het genoemd in de zin eronder: “een en ander met binnen de bestemming passende bebouwing…. Alsmede recreatie (speelvoorzieningen) en educatie”. Speelvoorzieningen zijn bij recht al toegestaan en in de specifieke gebruiksregels wordt aangegeven dat sprake moet zijn van ondergeschikt medegebruik dit is namelijk nu ook het geval. Het aanduiden op de plankaart is a niet nodig en is via de planregels bij recht mogelijk gemaakt en b flexibiliteit is van belang indien de speelvoorziening in de toekomst van plaats moet worden veranderd.
Opname van speelvoorzieningen in de specifieke opsomming van de bestemmingsomschrijving “Bos” en “Groen - Park”.
§ 4.4 De hier vermelde getallen zijn niet in overeenstemming met de meest recente gegevens voor de voorgestelde nieuwbouw van in ieder geval Arendsdorp en mogelijk Oostduin. Deze getallen moeten aangepast worden.
Reactie
Dit wordt aangepast.
§ 4.6 De laatste zin beginnend met “Ook het Goetlijfpark...” is onduidelijk. Valt dit stukje nu wel of niet onder de Boswet? Op blz 64 staat expliciet vermeld dat het Goetlijfpark niet onder de Boswet valt.
Reactie
Het Goetlijfpark (bunkerbos) valt niet onder de boswet.
In deze alinea wordt het volgende opgenomen: 'De landgoederen Oostduin en Arendsdorp in het bestemmingsplangebied vallen, met uitzondering van het Goetlijfpark, de reeds aanwezige bouwvlakken en bijbehorende gronden (erf en tuin) van het betreffende perceel, onder de Boswet'.
De opmerking aan het einde van de paragraaf dat het te realiseren kinderdagverblijf, cafetaria en fitness/fysiotherapie voornamelijk door de eigen bewoners gebruikt zal worden, is niet op enig bewijs gebaseerd. Het is duidelijk dat dit de bedoeling is van de beleidsmakers, maar uit de recente praktijk van een bijna gerealiseerd woonzorgcentrum in onze wijk is gebleken dat de horeca is uitgegroeid tot een Grand Café, voor iedereen toegankelijk en het fitnesscentrum is een volledig commercieel centrum open van ´s morgens vroeg tot ´s avonds laat waarin in de morgenuren enkele uren zijn gereserveerd voor de fitness voor bejaarden. De uitgegeven vergunningen zijn volledig onvoldoende om deze ontwikkelingen tegen te gaan. De wijkvereniging en de bewoners van de wijk hebben dan ook ernstige bezwaren tegen deze functies. Zij hebben in het verleden bij alle inspraakmogelijkheden deze bezwaren reeds uitvoerig naar voren gebracht. In art 10 worden deze functies bij de wijzigingsbevoegdheid in art 10.6 niet geregeld. Alleen in art 10.5 onder d wordt even de horeca genoemd voor het aangeven van het totale bruto oppervlakte, maar er wordt geen oppervlakte genoemd en slechts verwezen naar een x m2. De wijkvereniging maakt ernstig bezwaar tegen deze wijze van regelen van een volledig niet te controleren functie in dit bestemmingsplan. Daarbij wordt aan de voor deze functies vereiste verkeersontsluitingen volledig voorbij gegaan.
Reactie
Oostduin aan de Goetlijfstraat bevat 169 zorgappartementen en 41 aanleunwoningen alsmede een kinderdagverblijf. Deze bestemming is geregeld in artikel 10 Maatschappelijk - 2. Verwezen wordt ook naar de toelichting op de regels in hoofstuk 5.4. De toekomstige ontwikkeling Oostduin wordt op grotere afstand ten opzichte van de bebouwing van de Goetlijfstraat gepositioneerd dan zoals nu het geval is in de huidige situatie Oostduin. In de nieuwe situatie wordt de hoofdentree van het complex gescheiden van de toegang tot het landgoed. De toekomstige ontwikkeling is beschreven in hoofdstuk 5.2 maar worden niet doorvertaald naar de planregels. Er vind een conserverende bestemminglegging plaats waardoor de functies fitness en (lichte) horeca niet bij recht mogelijk zijn gemaakt. In de beschrijving van de toekomstige ontwikkeling zijn deze functies bovendien gelimiteerd in oppervlakte. In de nieuwe situatie is parkeren verdiept of half verdiept toegestaan. Het terrein van Oostduin wordt, op het entree gebied na, autovrij. Tot slot zijn de parkeernormen opgenomen in artikel 26 van de algemene gebruiksregels.
§ 4.8 Waarom zijn de koppen van de paragrafen hier niet in schuine letters weergegeven?
Reactie
De koppen van de paragrafen worden aangepast.
§ 5.2.1 De hier vermelde getallen zijn niet in overeenstemming met de meest recente gegevens. Wat betreft massa en hoogte is deze paragraaf prematuur. Er wordt gesproken over een compact gebouw. Een compact gebouw heeft geen verbindende bebouwing. Hier te spreken over bouwonderdelen die gezamenlijk een ensemble vormen, is daarmee geheel niet in overeenstemming.
Verder heeft de wijkvereniging, zoals bekend, ernstig bezwaar tegen hoogbouw van 40 m zoals in art 19.5 is bepaald te weten een toegestane hoogte van 40 m voor maximaal tweederde van het totale bouwvolume en voor het overige 30 m. De toegezegde hoogte van 35 m is hiermee volledig in strijd nu voor zo´n groot onderdeel een hoogte van 40 m is toegestaan.
Ook ontbreken in deze wijzigingsbevoegdheid de toetsingscriteria met betrekking tot de wijk. In art 19,5, onder a, lid 5 waren dan ook nog de volgende toetsingsnormen op te nemen: dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde van de woonomgeving en het uitzicht vanuit de omliggende woonbebouwing.
Het gestelde over de Toekomsvisie i.h.b. woningen (drie volumes) en aantallen woningen en doelgroepen strookt geheel niet meer met de huidige bij de gemeente in voorbereiding zijnde plannen, inclusief parkeren. De gehele tekst moet derhalve grondig worden herzien.
Reactie
De 'Toekomstvisie Oostduin - Arendsdorp ' (maart 2009) dient als ruimtelijke kader voor onder meer de herontwikkeling van de serviceflat Arendsdorp en het verpleeghuis Oostduin. In de toekomstvisie wordt het gebied beschreven en geanalyseerd en zijn de stedenbouwkundige randvoorwaarden geformuleerd.
De tegelijk met de toekomstvisie gepresenteerde "Beheervisie landgoederen Oostduin - Arendsdorp" richt zich op de inrichting en het beheer van het openbare groen, het terreinmeubilair, het water(oppervlak), de beschoeiingen en de paden binnen het landgoed Oostduin-Arendsdorp. De uitvoering van de Beheersvisie Landgoederen Oostduin - Arendsdorp is binnen de kaders van dit bestemmingsplan mogelijk.
Voor de verdere uitwerking van de verbetering van het landgoed en de inpassing van de bouwinitiatieven is door de gemeente een landschapsarchitect als supervisor aangesteld. Door de supervisor zijn de randvoorwaarden verder verfijnd (zie Bijlage 3 Beeldkwaliteitsparagraaf).Daarnaast is gesproken met de klankbordgroep w.o. de wijkvereniging. Gedurende de planvorming van serviceflat Arendsdorp is gebleken dat één bouwvolume van 35 meter op een bredere steun kan rekenen dan de oorspronkelijke opzet. Het gaat om ongeveer 180 woningen. Voorts wordt voor de beschrijving van de voorgestane ontwikkelingen verwezen naar hoofdstuk 5.2. De criteria van de wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen binnen de bestemming Wonen - 3 in artikel 20. Voor een toelichting op de planregels wordt ook verwezen naar hoofdstuk 5.4 inclusief de verichte flora en fauna onderzoeken, de opgenomen dubbelbestemming cultuurhistorische waarden, de opgenomen zichtlijn, de bestemming bos, water (behoud van hoofdwater structuren), door deze apart op de verbeelding (plankaart te bestemmen en de opgenomen beschermende bepalingen (bijvoorbeeld beperking van de in- en uitritten voor het gemotoriseerd verkeer in het landgoed en de opgenomen aanlegstelsel) in de planregels.
§5.2.1 Het ontkoppelen van entrees landgoed en bebouwing moet volgens de wijkvereniging worden aangevuld met “waar mogelijk en zonder aantasting van het park en de omliggende wijk”.
De wijkvereniging kan zich niet vinden in de voorgestelde entree van Arendsdorp en heeft dit van het begin af aan in de klankbordgroep naar voren gebracht. De bomenrijen langs de Wassenaarseweg maken deel uit van een rijksbeschermd stadsgezicht en zijn in hoge mate beeldbepalend voor de wijk. Er wordt vermeld dat “een aantal bomen” verdwijnt maar dit is niet conform de realiteit. Er zal een lange invoegstrook en uitvoegstrook moeten worden aangelegd hetgeen met veel bomenkap gepaard zal moeten gaan. Verplaatsing van de bomen naar de bestaande ingang is in dit geval absoluut niet als compensatie op te vatten. Het aanzicht van de Wassenaarseweg zal in ernstige mate worden aangetast. Het prettige woongenot in de wijk Benoordenhout wordt in hoge mate bepaald door het aanwezige groen in de wijk. Aantasting hiervan wordt door de bewoners niet geaccepteerd als dit niet strikt noodzakelijk is voor nieuwbouw. In dit geval is de noodzaak niet aangegeven. Immers het belang van handhaving van een zichtlijn vanaf de Goetlijfstraat is het belangrijkste motief om de bestaande ingang af te sluiten. Deze belangenafweging wordt hier niet toegelicht, de benodigde verkeersontsluitingen worden zelfs niet genoemd.
Reactie
Wat betreft aanwezige zichtlijnen in het landgoed, dient de gemeente voor dit bestemmingsplan de wettelijke zichtlijn in acht te nemen van de landgoederen biotoop zoals deze is vastgesteld in de provinciale verordening (zie paragraaf 3.2.2 Provinciaal beleid).
Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een afwijking nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voor een kapvergunning of een afwijking worden afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen (zie paragraaf 4.7 Groen).Anders dan door de wijkvereniging wordt gesteld zijn er in de nabijheid van de entree geen groot aantal maar enkele monumentale bomen aanwezig (vijf zomereiken). Bij de verplaatsing van de entree worden overigens geen monumentale bomen gekapt.
Daarnaast heeft de wijkvereniging ernstig bezwaar tegen ontsluiting met een uitgang midden aan de Wassenaarseweg omdat hierdoor extra verkeersbewegingen op de Wassenaarseweg, het kruispunt met de Oostduinlaan en het Jozef Israëlsplein nodig zijn waardoor de verkeersveiligheid en de verkeersdruk in de wijk extra worden belast. De opmerking dat de huidige entree dan alleen maar gebruikt wordt voor het landgoed is ook onjuist. Hij zal ook voor de Rietjes gebruikt moeten worden omdat daaraan een kantoorfunctie is toegekend.
Afgezien hiervan acht de wijkvereniging regeling van deze verkeersontsluitingen in de bestemming art 4, de bestemming “Bos” met in art 4.3 onder c een specifieke gebruiksregel volledig onvoldoende. Deze verkeersontsluitingen zullen op zijn minst in de wijzigingsbevoegdheid moeten worden vervat waarbij duidelijke toetsingscriteria zullen moeten worden opgenomen dat deze uitvoeg- en invoegstroken alleen mogen worden gerealiseerd, indien geen “onevenredige afbreuk van de landschappelijke waarde van de Wassenaarseweg en de stedenbouwkundige opzet van de wijk” aan de orde zijn.
Mocht aan deze nieuwe uitweg ook nog het motief van het realiseren van een korte bouwweg ten grondslag liggen, dan wijst de wijkvereniging erop dat hiervoor een eenvoudige oplossing kan worden gevonden welke wij U gaarne aanwijzen.
Reactie
Verkeer van en naar huis de Rietjes zal ook van de nieuwe entree gebruik moeten maken. De oude entree geldt dan alleen als parkentree voor langzaamverkeer (voetgangers). De nieuwe entree zal niet tot meer verkeer leiden op de Wassenaarseweg want het gaat om verplaatsen van de entree, en niet om een nieuwe en daardoor extra entree voor het gemotoriseerd verkeer. De auto's rijden nu immers ook al in en uit de Wassenaarseweg op. In Arendsdorp zullen met de nieuwbouwontwikkelingen maximaal 180 appartementen worden gebouwd. Dit is minder dan het oorspronkelijke en op dit moment het huidige aantal appartementen.
Wij delen wel de opvatting dat doordat de nieuwe entree rechtsaf eruit is (niet een doorsteek door middenberm) sommige mensen een stukje moeten omrijden, echter het effect hiervan op de verkeersafwikkeling wordt naar onze mening overbelicht. Het niet door de middenberm doorsteken is overigens ter verhoging van de verkeersveiligheid. Bovendien zullen op deze wijze geen bomen midden in de Wasenaarseweg verdwijnen.
Zoals genoemd is er geen sprake van een extra entree voor gemotoriseerd verkeer maar van een verplaatsing van de bestaande entree. De mogelijkheid voor een extra entree bestond bij recht in het oude vigerende bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp. In dit bestemmingsplan is in de planregels het aantal gemotoriseerde entrees vastgesteld en beperkt. (Daardoor zijn er ten opzichte van het oude bestemmingsplan geen extra entrees meer mogelijk gemaakt). Verder geldt bij verharding een aanlegstelsel binnen de bestemming "Bos" en de dubbelbestemmingen "Waarde - Cultuurhistorie" en "Waarde - Archeologie". De gemeente ziet geen aanleiding om naast voorgaande beschermingsregelingen daarbovenop ook nog een wijzigingsbevoegdheid op te nemen in het bestemmingsplan.
Blz 54/61 Er ontbreekt een tabel van de te hanteren parkeernormen als functie van appartementsgrootte en BVO. In de klankbordbespreking is de norm van 0,65/appartement aangegeven. Op blz 61 wordt verwezen naar een bijlage met parkeernormen. Deze bijlage is niet in het concept opgenomen.
Reactie
Bij de fysieke c.q. papieren versie is bij een aantal exemplaren deze bijlage per abuis weggevallen. In het ontwerp wordt deze bijlage ook in de fysieke versie opgenomen.
§ 5.2.3 Impressie Oostduin: Het geschetste plaatje strookt niet met het huidige water. Hoe wordt het wegvallen van water gecompenseerd?
Reactie
In de nieuwe situatie zal de dubbele watergang die nu ter hoogte van verzorgingshuis Oostduin onderbroken is worden hersteld. Dit betekent dus dat het huidige water tussen de inritten niet verdwijnt maar in een andere vorm terug komt. Het wateroppervlak zal hierdoor niet afnemen. Zie voor een nadere toelichting hoofdstuk 5.2 en de op basis van de stedenbouwkundige uitgangspunten opgenomen impressie tekening voor Oostduin.
Blz 59 Impressie Arendsdorp: Er lijken drie torens ingetekend te zijn, dit is in tegenspraak met de beoogde compacte bouw. De wijkvereniging kan zich niet vinden in de voorgestelde ontsluiting.
Reactie
Gedurende de planvorming van serviceflat Arendsdorp is gebleken dat één bouwvolume van 40 meter op een bredere steun kan rekenen dan de oorspronkelijke opzet. Het gaat om ongeveer 165 woningen. Zie voor een nadere toelichting hoofdstuk 5.2 en de op basis van de stedenbouwkundige uitgangspunten opgenomen impressie tekening van Arendsdorp.
Blz 63 Kunst in de openbare ruimte: De wijkvereniging mist vermelding van het bronzen beeld van het hertje.
Reactie
Tekst wordt aangepast.
Paragraaf 3.3.6, laatste alinea aanpassen en beeld wordt benoemd.
Regels
Het zou nuttig zijn als in Hoofdstuk 1 van de Regels een definitie wordt opgenomen voor de gehanteerde termen 'Bos', 'Groen, 'Tuin'. Deze definities ontbreken vooralsnog.
Reactie
In de planregels zijn de bestemmingen Bos (art. 4), Groen - Park (art. 6) en Tuin (art. 12) onder de bestemmingsomschrijving reeds omschreven.
De termen zullen overeenkomstig worden opgenomen in hoofdstuk 1.
Art. 1.30 De genoemde cultuurhistorische waarden omvatten ten onrechte niet tevens de achterzijde van de bebouwing en de binnengebieden achter woningen. Daardoor kan art. 22.2.b bijvoorbeeld niet worden toegepast ten aanzien van ensembles van achtergevels, die in onze wijk ook beschermingswaard zijn. Bovendien zijn de binnengebieden eveneens essentieel voor de kwaliteit van het gebied; vanuit het park kijkt men er direct tegenaan.
Reactie
De fysieke verbeelding van de digitale plankaart maakt het inderdaad moeilijk om meerdere waarden tegelijkertijd goed zichtbaar weer te geven. Op het moment dat de plankaart digitaal wordt geraadpleegd (www.ruimtelijkeplannen.nl) zullen de daarop betrekken hebbende waarden digitaal worden getoond.
Binnen het landgoed Oostduin-Arendsdorp (exclusief Goetlijfpark) zijn zowel de Waarde - Archeologie en Waarde - Cultuurhistorie van toepassing en overeenkomstig opgenomen op de plankaart. Deze toelichting blijkt ook uit paragraaf 5.4 waarin de waarden zijn beschreven en waar zij binnen het plangebied voorkomen.
Art. 3.3. a Er is een ontheffingsbevoegdheid tot het oprichten van bouwwerken tot een maximum van 15 m hoogte. In art 6.3.a voor 10 m. Waar duidt dit op? Dit kan duiden op reclamemasten. De wijkvereniging heeft bezwaar tegen deze hoogte van allerlei bouwwerken in het plan en niet opnemen van een toetsingscriterium voor toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid. In het algemeen is de wijkvereniging ook tegen de vele ontheffingsbevoegdheden die aan B&W gegeven worden in het plan zonder dat hieraan toetsingscriteria als “niet onevenredige inbreuk aan de landschappelijke waarde en stedenbouwkundige opzet van de wijk” zijn toegevoegd.
Reactie
Deze constatering is juist. De hoogte had 8 meter moeten bedragen in analogie op de bouwregels van de bestemming “kantoor”.
De planregel wordt overeenkomstig aangepast.
Reactie
De afwijking op de bouwregels heeft in het algemeen betrekking op de volgende zaken:
- 1. het toestaan van een hogere hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met name vlaggenmasten);
- 2. het toestaan van erfafscheidingen tot maximaal twee meter;
- 3. het toestaan van meer vierkante meters erfbebouwing.
Toelichting
Het plangebied ligt in een beschermd stadsgezicht waardoor ook voor vergunningsvrije bouwwerken een omgevingsvergunning zal moeten aangevraagd. Hierin wordt ook een eventuele afwijking betrokken. De afwijkingen genoemd onder 1 en 2 zijn beperkt (bijv. in relatie tot het vigerende plan Oostduin-Arendsdorp 1979 want daarin werden grotere afwijkingsmogelijkheden geboden). Opgemerkt hierbij dat het oude bestemmingsplan reeds voldeed aan de aanwijzing beschermd stadsgezicht. Nadere eisen worden overigens al gesteld vanuit de woningwet. De (positieve) welstandstoets maakt onderdeel uit van de aanvraag om omgevingsvergunning (voorheen bouwvergunning).
De derde, meest omvattende, afwijking betreft het toestaan van meer vierkante meters erf bebouwing. Hierbij is aansluiting gezocht op het oude vigerende bestemmingsplan Oostduin – Arendsdorp en Benoordenhout. Overigens zijn aan deze afwijkingen voorwaarden gekoppeld zoals bebouwingspercentage, situering en maximaal toegestane vierkante meters (het maximum toegestane aantal vierkante meters: gebaseerd op de bebouwing welke bij de ter visie legging van dit plan reeds aanwezig is).
Straat | Geldend best. plan | NU mogelijk bij recht | NU mogelijk met afwijking | NIEUW mogelijk bij recht | NIEUW mogelijk met afwijking |
Oostduinlaan Max hoogte 2,5 m vanaf maaiveld | Benoordenhout (1981) | 10m² voor bijgebouwen en aangebouwde bijgebouwen (art. 6 lid 1 sub h) | - | 10m² voor bijgebouwen en aanbouwen met max. 50% bebouwd achtererf | 20m² eis: garage max. 50% bebouwd achtererf |
Van Hogenhoucklaan Max hoogte 2,5 m | Oostduin – Arendsdorp (1973) | 25m² (art. 9 lid 1 sub h) | 40m² (art. 9 lid 2 sub h) max hoogte 3m | 25m² voor bijgebouwen en aanbouwen met max. 50% bebouwd achtererf | 40m² eis: max 50% bebouwd achtererf |
Floris Grijpstraat Max hoogte 2,5 m | Oostduin – Arendsdorp (1973) | 25m² (art. 9 lid 1 sub h) | 40m² (art. 9 lid 2 sub h) max hoogte 3m | 25m² voor bijgebouwen en aanbouwen met max. 50% bebouwd achtererf | 40m² 50% bebouwd achtererf |
Vierkante meters (aan-, uit- bijgebouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen)
De bij recht toegestane vierkante meters erf bebouwing in de oude situatie worden in aantal ook in de nieuwe situatie toegepast.
Zoals in de tabel zichtbaar is, is er aan de Oostduinlaan bij recht het zelfde mogelijk. Echter in afwijking op de oude situatie is er een voor een garage een verruiming van de mogelijkheden van 10m² naar 20m²
Alle situaties hebben een bebouwingspercentage eis. Maximaal mag 50% van het achtererf worden bebouwd. In de afwijkingsmogelijkheid geldt dezelfde aanvullende eis.
Voor alle afwijkingen gelden bovendien de aanvullende bepalingen ten aanzien van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.
Hoogte bijgebouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen
In het geldende bestemmingsplan Benoordenhout is de maximale hoogte voor bijgebouwen een goothoogte van 2,50 meter (tabel 2 behorende bij artikel 6 lid 1 sub h) en is op grond van artikel 6 lid 2 sub h een afwijking mogelijk tot 3 meter. In het geldende bestemmingsplan Oostduin – Arendsdorp geldt ook een maximale goothoogte van 2,50 meter (art. 9 lid 1 sub h) en een afwijkingsmogelijkheid tot 3 meter (art. 9, lid 2 sub h). Een maximale nokhoogte of hellingshoek is niet aangegeven.
De maximale goothoogte van 3 meter wordt bij recht opgenomen met een maximale nokhoogte van 4,5 meter (flauwere dakhelling).
Hoogte aan- en uitbouwen
Maximaal 0,30 cm gerekend vanaf bovenkant de eerste verdiepingsvloer
De gemeente is van oordeel dat naast bovengenoemde aanpassingen verdere noodzaak ontbreekt om aan deze beperkte afwijkingen nog meer aanvullende voorwaarden te verbinden.
Art. 4.2 . d. Wat zouden deze niet-bouwwerken zijn ? Bv. reclame?
Reactie
In bewust artikel wordt gesproken over “bouwwerken, geen gebouwen” dit is iets anders dan “niet-bouwwerken”. Het betreffen dus bouwwerken die wel een bouwwerk zijn maar niet als een gebouw kunnen worden aangemerkt. Een gebouw is elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Deze regeling, echter, stelt beperkingen aan bouwwerken die niet onder deze definitie vallen maar toch bouwwerken zijn in de zin van de woningwet. De bouwwerken waaraan gedacht kan worden volgen uit de bestemmingomschrijving van de bestemming “Bos” waarbij passende bouwwerken binnen de bestemming zoals erfafscheidingen, bruggen, straat meubilair, kunstwerken etc. worden genoemd. Reclameborden maken daar geen onderdeel vanuit en zijn dus niet toegestaan.
Art. 4.3. d: In- en uitritten: Is de brug bij de portierswoning Wassenaarseweg 44 ook bedoeld voor gemotoriseerd verkeer? Sub e: Lumnus heeft één inrit en één uitrit.
Reactie
De brug van de portierswoning (bestemming : Wonen-2) is bestemd voor gemotoriseerd verkeer aan de Wassenaarseweg.en. Deze bepaling is te lezen in de bestemming “water” (art. 16.2).
[opmerking: abb Lumnus heeft één in- en één uitrit. Vanaf de Oostduinlaan gezien is de ingang rechts en parkeer je aan de voorzijde, of rij je om het gebouw heen voor de ingang van de parkeergarage. Links van het gebouw is de uitrit van het terrein (en parkeergarage).]
Het artikel onder sub e wordt gewijzigd in één in en één uitrit.
Art. 5.2.1. c (“Rietjes”, Wassenaarseweg 66): waarom is hier geen schuine kap(verdieping) -zie definitie in art. 1.51 - voorgeschreven?
Reactie
In de regels van deze bestemming (art 5 lid 2 sub 1 onder c) is de kap voorgeschreven. Verwezen wordt naar de digitale verbeelding waarin de goot- en nokhoogte zijn voorgeschreven (5 meter respectievelijk 11 meter).
Art. 6.1. f: (Goetlijfpark): “speelvoorzieningen” zijn er nu ook niet.
Reactie
Verwezen wordt ook naar het Haags beleid inzake de inrichting van openbare ruimte waarin ook speelruimte en voorzieningen worden geregeld. De bestemming “Groen” is overeenkomstig dit beleid waardoor ook speelvoorzieningen onderdeel uit kunnen maken van het openbaar groen. Overigens waren deze voorzieningen ook al bij recht mogelijk onder de vigeur van het oude bestemmingsplan Oostduin – Arendsdorp en Benoordenhout. (check: bestemmingsplan). Echter art. 6 lid 1 sub f betreft uitsluitend nutsvoorzieningen. Deze zijn nu ook al feitelijk aanwezig en dienen een maatschappelijk “nut”. Zie ook beantwoording bij art. 24 (algemene bouwregels).
Art. 6.3.a: Waarom ontheffing voor niet-bouwwerken tot 10 m. hoog? Wat zou dat kunnen zijn?
Reactie
Idem als beantwoording als onder artikel 4 lid 2 onder d. het betreft bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor beantwoording kan de bestemmingomschrijving gelezen worden van de betreffende bestemming “groen” zoals beschreven in artikel 4. Er moet gedacht worden aan bruggen, kunstwerken, straatmeubilair (lantaarnpalen) etc.
Art. 10.1. b, c en d (Oostduin): De wijkvereniging heeft bezwaar tegen de in art 10.1, onder b, c, en d genoemde functies, zoals hierboven reeds gemotiveerd. De wijkvereniging heeft in de afgelopen 3 jaar voortdurend van haar bezwaren tegen de situering van het bouwvlak vlakbij de Goetlijfstraat en de ingang van de parkeergarages en gebruik hiervan door het kinderdagverblijf doen blijken. Aan deze bezwaren wordt volledig voorbijgegaan, het bepaalde in dit artikel is volledig conform de plannen van de toekomstvisie. Weliswaar is er nu nog geen concreet bouwplan maar de bezwaren blijven recht overeind als de bebouwing wordt uitgevoerd zoals in deze wijzigingsbevoegdheid wordt uitgevoerd.
Reactie
Oostduin aan de Goetlijfstraat bevat 169 zorgappartementen en 41 aanleunwoningen alsmede een kinderdagverblijf. Deze bestemming is geregeld in artikel 10 Maatschappelijk - 2. Verwezen wordt ook naar de toelichting op de regels in hoofstuk 5.4. In de beschrijving van de toekomstige ontwikkeling Oostduin wordt op grotere afstand ten opzichte van de bebouwing van de Goetlijfstraat gepositioneerd dan zoals nu het geval is in de huidige situatie Oostduin. In de toekomstige situatie wordt de hoofdentree van het complex gescheiden van de toegang tot het landgoed. De toekomstige ontwikkeling is beschreven in hoofdstuk 5.2 maar worden niet doorvertaald naar de planregels. Er vind nu alleen een conserverende bestemminglegging plaats waardoor de functies fitness en (lichte) horeca niet bij recht mogelijk zijn gemaakt. In de beschrijving van de toekomstige ontwikkeling zijn deze functies bovendien gelimiteerd in oppervlakte. In de toekomstige situatie is parkeren verdiept of half verdiept toegestaan. Het terrein van Oostduin wordt juist met de toekomstige ontwikkeling beter geregeld en op het entree gebied na, autovrij. Tot slot zijn de parkeernormen opgenomen in artikel 26 van de algemene gebruiksregels.
In relatie tot beschrijving van de toekomstige ontwikkelingen kan worden opgemerkt dat de ontsluiting van het terrein nu ook plaats aan de Goetlijfstraat. Het aantal appartementen zal in de toekomstige situatie niet toenemen en daarmee het aantal autobewegingen ook niet. Nu is er één inrit (ter hoogte van de verlengde zichtlijn theekoepel, deze wordt in de toekomst alleen toegankelijk voor langzaam verkeer) en één uitrit. De huidige uitrit wordt de nieuwe entree van het verzorgingshuis. Voorts is door de gemeenteraad bij de nota 'ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' (19 april 2001) een amendement aangenomen dat binnen de school-, welzijns- of zorgbestemming zondermeer kinderdagverblijven mogelijk moeten zijn.
Verder is onduidelijk wat in art 10.1 wordt bedoeld met zelfstandige woningen toegestaan ter plaatse van de aanduiding “W” en art 10.5 onder c. Zij vallen niet onder de bestemming zorg en welzijnsinstelling en zijn dus commercieel te verhuren of te verkopen woningen.
Ook hiertegen heeft de wijkvereniging al eerder bezwaar gemaakt.
Reactie
Binnen de bestemming “Maatschappelijk - 2” Oostduin is sprake van een service flat waarin medische zorg wordt geboden aan senioren. Het is al geruime tijd een vaste lijn in de jurisprudentie dat indien geen sprake is van medische verzorging/behandeling en eventueel aanwezigheid van personeel slechts dient om waar nodig de helpende hand te bieden er geen sprake kan zijn van een maatschappelijke functie. In dit geval moet daaraan de bestemming of functie aanduiding “wonen” worden toegekend. Bewuste functie aanduiding binnen de bestemming “maatschappelijk-2” heeft betrekking op de aanwezige aanleunwoningen van het complex waarin zelfstandig wordt gewoond.
Wat betreft de wijzigingsbevoegdheid onder art 10.6 gelden dezelfde bezwaren als aangevoerd bij art 19.5, nl geen toetsingscriteria opgenomen.
Reactie
De stedenbouwkundige toetsingscriteria zijn beschreven in de wijzigingsbevoegdheid zelf. Daarnaast blijkt ook uit hoofdstuk 5 van de toelichting dat er een beeld kwaliteitsparagraaf is opgesteld en dat bij toetsing van een bouwaanvraag aanvullende welstandseisen worden gehanteerd
NB: In feite lijkt het de bedoeling dat de appartementen uiteindelijk uitgepond worden. Dit is in tegenstrijd met de huidige bestemming “tehuis voor bejaarden”.
Reactie
Volgens de regeling standaard vergelijk bestemmingsplannen 2008 dienen bestemmingen overeenkomstig deze ministeriële regeling te worden bestemd. Een bestemming “tehuis voor bejaarden” komt echter niet voor in deze regeling, de bestemming conform deze regeling is "Wonen" voor Arendsdorp en "Maatschappelijk" voor Oostduin. Voorts bepaalt art 3.1.2 Bro dat ten behoeve van de uitvoerbaarheid, een bestemmingsplan regels kan bevatten over sociale huur, sociale koop of particulier opdrachtgeverschap. Het lijkt erop dat de wetgever geen ruimte geeft om in de bestemmingsomschrijving van een woonbestemming uitsluitend bejaardenwoning toe te staan. Dergelijke aanvullende bepalingen kunnen eventueel wel via erfpachtcontracten worden afgesloten, echter Arendsdorp is gelegen op eigen grond.
Het uitponden na een periode van 10 jaar is immers standaard met woningcorporaties in regionaal afspraken verband Haaglanden.
De gemeente heeft al wel aangegeven in de nog op te stellen anterieure overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelaar voor de benodigde wijzigingsbevoegdheden een periode van 10 jaar te willen vastleggen.
De parkeernormen voor het feitelijk gebruik binnen de bestemming "Wonen" en "Maatschappelijk" is geregeld in artikel 25 onder d en e met verwijzing naar bijlage 1 Parkeernormen.
Art. 10.5: Zie opmerkingen bij 10.1.
Art. 11.2.2.a (moskee): Niet-gebouwen mogen hier 3 m. zijn, elders 5 m. (?)
NB: Hier heeft de moskee in de loop der jaren grond bijgetrokken. Het zou zinvol zijn als alle percelen kadastraal nagemeten worden.
Reactie
De bestemminglegging heeft plaats gevonden op basis van veld onderzoek en kadastrale informatie. De grenzen van het bestemmingsvlak “Maatschappelijk - 3” zijn in overeenstemming met de bij de gemeente bekende kadastrale grenzen.
Het is een juiste constatering dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen met of zonder afwijking, verschilt ten opzichte van andere artikelen, dit wordt gelijk getrokken.
Art. 11.2.2. Eén zijgevel grenst aan het Goetlijfpad; een erfafscheiding van 2 m. zou daar misstaan.
Reactie
Hoogte erfafscheiding grenzend aan Goetlijfpad wordt terug gebracht tot 1 m.
Art. 13.2.c (Hoofdverkeersweg): Hier zijn verkeersgeleiders tot 10 m. toegestaan. Aan de Raamweg is daartegen bezwaar gemaakt. Overigens valt op dat op de plankaart geen wegprofielen meer voorkomen: er kan dus ook gekozen worden voor vrije o.v-banen, als daar ruimte voor is. Zie ook de toelichting op pag. 61.
Reactie
Door de Rechtbank is in betreffende zaak (procedure 09/3201 WW44 V224) uitspraak gedaan op 30 juni 2010. De verleende bouwvergunning ten behoeve van het plaatsen van een hekwerk in de middenberm van de Raamweg te Den Haag is in overeenstemming met het bestemmingsplan verleend. Deze bouwactiviteit is normaliter vergunningsvrij binnen de BBLB (Besluit bouwvergunningvrije en bouwvergunningspichtige bouwwerken) en sinds 1 oktober ondergebracht in de BOR (Besluit omgevingsrecht) van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). De bouwvergunningsplichtige activiteit vloeide voort uit de Monumentenwet. Betreffende weg is gelegen in de aanwijzing beschermd stadsgezicht. Onder verkeersgeleiders wordt verstaan : benaming van elk hulpmiddel waarmee verkeersgeleiding plaats vindt. Het ingestelde hoger beroep is vervolgens ingetrokken omdat er geen juridische gronden aanwezig waren.
Niet valt in te zien waarom deze standaard bepaling voor verkeersgeleiders niet kan worden opgenomen in de bestemming verkeer - hoofdverkeersweg en verkeer – straat van het bestemmingsplan Oostduin - Arendsdorp.
Voor het overige is juist geconstateerd dat geen wegprofielen worden opgenomen er worden immers ook geen nieuwe infrastructurele ontwikkelingen mogelijk gemaakt, een breder profiel is daardoor niet mogelijk dan de huidige grens van het bestemmingsvlak.
Art. 16.2 (water): Onduidelijk geredigeerd. Wat is het verschil tussen “bruggen” en “oeververbindingen”? Waar zijn oeververbindingen toegestaan? Zijn c en d een uitwerking van a? Er zijn thans maar twee in/uitritten aan de Wassenaarseweg, en wij zijn tégen drie in/uitritten aldaar. Oeververbindingen/bruggen buiten de bestaande vereisen aanlegvergunningen en toetsingscriteria.
NB: Wij missen de brug in de Floris Grijpstraat. Er is overlap tussen lid a en c. Lid a kan vervallen. Verder is het niet duidelijk of men hier over één- of tweebaans toegangswegen spreekt. Waar dit een gebruiksbepaling is, lijkt het hele artikel verkeerd geredigeerd. Zou moeten zijn het gebruik is alleen toegestaan etc. Nu zou dit artikel beter in bouwen passen.
Reactie
Een brug is een beweegbare, een vaste of een drijvende verbinding voor het verkeer tussen twee punten, die door water of anderszins gescheiden zijn. Een oeververbindingen is een vaste verbinding tussen beide oevers van een water. Het betreft dan een andere verbinding dan een brug bijv. een aarden verbinding met hierin opgenomen een duiker.
Een voorbeeld van een brug voor gemotoriseerd verkeer is de situatie ten aanzien van de ontsluiting Arendsdorp vanaf de Wassenaarseweg. Een voorbeeld van een oeververbinding is de situatie van de in- en uitritten bij het complex Abb Lummus vanaf de Oostduinlaan. In hoofdstuk 1 zullen betreffende definities worden opgenomen.
Ten aanzien van de opmerking: een ontbrekende brug aan de Floris Grijpstraat: deze brug is een voetgangersbrug en geen brug ten behoeve van gemotoriseerd verkeer. Er bevinden zich ook voetgangersbruggen aan de Goetlijfstraat, Goetlijfpad, Ruychrocklaan en de Wassenaarseweg. Dit zijn smalle, ondergeschikte, bruggen voor voetgangers en bieden entree tot het park. Deze passen binnen de bestemming Water en Bos.
De in- en/of uitritten voor het gemotoriseerd verkeer zijn in aantal vastgelegd. Deze ontsluitingen bestaan in de bestemming Water uit bruggen en in de bestemming Bos uit oeververbindingen. De aanwezige in- en/of uitritten voor het gemotoriseerd verkeer zijn vastgelegd (conserverend bestemd). Extra in- en/of uitritten voor het gemotoriseerd verkeer ten behoeve van de aanwezige bestemmingen in het landgoed zijn niet toegestaan. Hiermee is het onderscheid tussen brug en / of oeververbinding niet langer van belang.
Indien uit de toekomstige plannen blijkt (Oostduin) zie hoofdstuk 5.2 dat de oorspronkelijke waterpartijen bovengronds worden doorgetrokken komt de bestaande oeververbindingen voor (gemotoriseerd) verkeer te vervallen. In dat geval moet het mogelijk zijn om voor de noodzakelijke ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer bruggen mogelijk te maken. Dit is geregeld door opname van een afwijking op de gebruiksregels in de bestemming Water.
De begrippen “brug” en “oeververbinding” worden opgenomen in hoofstuk 1 definities.
In analogie van de opgenomen specifieke gebruiksregels in de bestemming “Bos” art 4.3 onder f zal worden opgenomen dat de breedte van de in-en/of uitritten ten behoeve van gemotoriseerd verkeer maximaal twee rijstroken mag bedragen.
Art. 17.1. a (villa's Oostduinlaan): Het begrip “Wonen” maakt hier geen onderscheid tussen één- en meergezinsbewoning. In het huidige bestemmingsplan Benoordenhout, waar dit gebied onder valt, is dat onderscheid uitdrukkelijk wel gemaakt om de splitsing van eengezinswoningen in appartementen (zoals bv. in de Nassaubuurt door projectontwikkelaars veelvuldig is geprobeerd) te voorkomen en daardoor de voorraad eengezinswoningen in het Benoordenhout te beschermen.
Reactie
De woningen zijn op basis van het oude plan “Benoordenhout” bestemd als “E2Gk”, eengezinswoningen (aaneengesloten). De gemeenteraad heeft in nov 2008 de Nota Kamerbewoning vastgesteld (zie RIS nr 158101, RV 209). Uit deze nota komt naar voren dat zelfstandige kamerbewoning in de gehele stad is toegestaan. Dit beleid dient in overeenstemming met het bestemmingsplan te worden doorvertaald waardoor aan de woningen de bestemming “Wonen” zonder het criterium van een gezinshuishouding is toegekend.
Kamer bewoning blijft ook in Benoordenhout mogelijk op grond van de gehanteerde definitie wonen zoals opgenomen in de bestemmingsplan bibliotheek van de gemeente Den Haag.
Het onderscheid EGW/MGW is verder alleen relevant voor te hanteren erfbebouwing en niet ten aanzien van het gebruik en of parkeren (parkeernormen wordt via de algemene gebruiksregels en bijlage parkeernormen geregeld.)
Art. 17.2.1. c t/m f: Art. 17.2.1. c t/m f: De villa's aan de Oostduinlaan zijn in het huidige bestemmingsplan gedetailleerder bestemd dan hier. Thans is bij die villa's zoals bij grote delen van het Benoordenhout (bv. Wassenaarseweg, etc.) een schuine kap voorgeschreven. In het nieuwe voorschrift (zie onderdeel c) wordt slechts uitgegaan van een maximum goothoogte en dito nokhoogte. Dat betekent dat de schuine kappen kunnen worden veranderd in penthouses, waardoor een wezenlijk aspect van de wijk zal (kunnen) verdwijnen. Ook de aanbouwen in achtertuinen, in het huidige bestemmingsplan max. 2,5 m hoog, zullen hoger worden, nl. 25 cm boven de vloer van de eerste verdieping (zie onderdeel e). In veel huizen zal dit neerkomen op zo'n 3,5 meter en in oudere huizen zoals in de Nassaubuurt op meer dan 4 meter! In onderdeel f worden bijgebouwen mogelijk gemaakt met een goothoogte van 3 en een nokhoogte van 5 meter, en dat terwijl in het huidige bestemmingsplan een totale hoogte voor bijgebouwen (= schuurtjes e.d.) van max. 2,50 meter geldt! Ongewenst (behalve voor garages die daar aanwezig zijn).
NB: de nieuwe maten voor aan/uitbouwen en bijgebouwen zijn kennelijk ontleend aan artikel 43, eerste lid, Woningwet krachtens welke deze bouwwerken bouwvergunningvrij zijn. Op grond van het tweede lid geldt dit echter niet in beschermde stadsgezichten (zoals het Benoordenhout), omdat daar meer bescherming gewenst is. Er is dus alle reden om in bestemmingsplannen voor beschermde stadsgezichten minder ruimte te geven voor aan/uit- en bijgebouwen.
Reactie
In het vigerende plan zijn een minimale en maximale dakhelling bepaald (respectievelijk 30 en 60 graden). In het nieuwe plan is inderdaad een steilere dakhelling mogelijk dan 60 graden.
In Benoordenhout zijn er verschillende dakhellingen toegepast. Dit criterium dient per geval tot geval te worden beoordeeld. Overigens is het opnemen van een dakhelling wel mogelijk via een specifieke dakaanduiding of in de planregels. Over het algemeen dient hiermee terughoudend te worden omgesprongen.
In deze situatie wordt een maximale dakhelling van 60 graden opgenomen.
n.b. in het geldende plan 'Oostduin – Arendsdorp 1973' is geen min./max. dakhelling opgenomen!
Hoogte bijgebouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen
In het geldende bestemmingsplan Benoordenhout is de maximale hoogte voor bijgebouwen een goothoogte van 2,50 meter (tabel 2 behorende bij artikel 6 lid 1 sub h) en is op grond van artikel 6 lid 2 sub h een afwijking mogelijk tot 3 meter. In het geldende bestemmingsplan Oostduin – Arendsdorp geldt ook een maximale goothoogte van 2,50 meter (art. 9 lid 1 sub h) en een afwijkingsmogelijkheid tot 3 meter (art. 9, lid 2 sub h). Een maximale nokhoogte of hellingshoek is niet aangegeven.
De maximale goothoogte van 3 meter wordt bij recht opgenomen met een maximale nokhoogte van 4,5 meter (flauwere dakhelling).
Hoogte aan- en uitbouwen
Maximaal 0,30 cm gerekend vanaf bovenkant de eerste verdiepingsvloer
Art. 17.2.2. b.1: Wat zijn “overkappingen” van 3 m? Komt in het huidige bestemmingsplan niet voor. De wijkvereniging vindt dit ongewenst, want het tast het karakter van onze wijk aan. Het begrip “overkapping” is bovendien niet gedefinieerd.
Reactie
Er wordt een definitie opgenomen voor overkappingen. Daarnaast zal het aantal m² meetellen met maximum voor aanbouwen en bijgebouwen
Art. 17.3. a.2: Ontheffing voor aan- en bijgebouwen tot 50% van de achtertuin is ongewenst want het vernietigt in feite de openheid van de achtertuinen die er nu nog is. Bovendien grenzen de achtertuinen van deze villa's aan het 'Goetlijfpark' en die zijn vanuit dat park zichtbaar.
NB: De wijkvereniging mist hier het parkeerverbod in achtertuinen dat in het huidige bestemmingsplan op alle tuinen achter woningen is gelegd.
Reactie
In het bestemmingsplan Benoordenhout blijkt ten aanzien van gebruik van gronden en opstallen uit artikel 5 lid 5 dat de gronden aangeduid op de plankaart met “gebied waar parkeren niet is toegestaan” een parkeerverbod geldt behoudens parkeren in autoboxen en / of carports.
In het bestemmingsplan zal in de algemene gebruiksregels een parkeerverbod worden opgenomen waarbij een parkeerverbod geldt met uitzondering van autoboxen en / of carports en bijbehorende in- en uitritten daarnaar toe. Dit parkeerverbod geldt bij de bestemming “wonen”.
Binnen de bestemming “wonen” wordt binnen de gebruiksbepalingen een parkeerverbod opgenomen waarbij een parkeer verbod geldt met uitzondering van autoboxen en / of carports en bijbehorende in- en uitritten daarnaar toe.
Art. 19.1 (Arendsdorp): De bestemming “wonen” is te ruim. Er ontbreekt een beperking tot wonen in het kader van zorg en service (”serviceflat”), conform de feitelijke situatie. Het oorspronkelijke bestemmingsplan noemt het een ” tehuis voor ouderen”. Wonen zou tot deze categorie beperkt moeten blijven. Anders wordt het een flat voor yuppen in het park!
Reactie
Volgens de regeling standaard vergelijk bestemmingsplannen 2008 dienen bestemmingen overeenkomstig deze ministeriële regeling te worden bestemd. Een bestemming “tehuis voor bejaarden” komt echter niet voor in deze regeling, de bestemming conform deze regeling is "Wonen" voor Arendsdorp en "Maatschappelijk" voor Oostduin. Voorts bepaalt art 3.1.2 Bro dat ten behoeve van de uitvoerbaarheid, een bestemmingsplan regels kan bevatten over sociale huur, sociale koop of particulier opdrachtgeverschap. Het lijkt erop dat de wetgever geen ruimte geeft om in de bestemmingsomschrijving van een woonbestemming uitsluitend bejaardenwoning toe te staan. Dergelijke aanvullende bepalingen kunnen eventueel wel via erfpachtcontracten worden afgesloten, echter Arendsdorp is eigen grond.
Het uitponden na een periode van 10 jaar is immers standaard met woningcorporaties in regionaal afspraken verband Haaglanden.
De gemeente heeft al wel aangegeven in de nog op te stellen anterieure overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelaar voor de benodigde wijzigingsbevoegdheden een periode van 10 jaar te willen vastleggen.
De parkeernormen voor het feitelijk gebruik binnen de bestemming "Wonen" en "Maatschappelijk" is geregeld in artikel 25 onder d en e met verwijzing naar bijlage 1 Parkeernormen.
Art. 22.2. (waarde cultuurhistorie): Vanwaar het onderscheid tussen onderdeel e. en f.?
NB: Alle bouwplannen moeten getoetst worden aan het beschermd stadsgezicht en aan het aanzicht vanuit het park.
Reactie
Het is juist geconstateerd dat de leden e en f dezelfde werking hebben waardoor één van deze leden kan komen te vervallen.
Het laatste lid (f) wordt verwijderd
Art. 24 (algemene bouwregels): onderdeel f (nutsvoorzieningen): Moet hier geen stedenbouwkundig criterium worden ingelast? Ze vallen wel onder de cultuurhistorische toets van art.
Reactie
Een nutsvoorziening is geen bouwwerk waaraan stedenbouwkundige criteria worden opgehangen. Wel is van belang dat de situering van een degelijke nutsvoorziening zodanig is dat daarmee de cultuurhistorische waarden van het landgoed niet worden aangetast. Deze regeling is voldoende.
22.2.b. Ontheffingen moeten matchen met Art. 22. Als ze strijdig zijn moet Art.26 vervallen.
Reactie
De prioriteit vloeit voort uit artikel 22 lid 2 sub d (Waarde - Cultuurhistorie) en heeft bij strijdigheid voorrang op artikel 26 (algemene afwijkingsregels).
Art 24.g (bouwwerken voor inzameling afval): Dit soort bouwwerken zijn in de wijk niet gewenst. Ook dit is ontleend aan de regeling van vergunningvrije bouwwerken (zie boven).
Reactie
Op 11 januari 1990 (rv 1 (1990) werd in de gemeenteraad akkoord gegaan met het pre-advies bij de Nota Afvalstoffen. Naast verschillende andere aspecten van het gemeentelijk afvalstoffenbeleid heeft dit besluit voornamelijk betrekking op het beleid dat ten aanzien van de gescheiden inzameling van afval wordt verstaan. Het blijkt dat dergelijke bouwwerken wel noodzakelijk zijn in de wijk. Conform deze nota zijn de bouwwerken in de algemene bouwregels opgenomen.
Art. 25. c (algemene gebruiksregels): Het vigerende bestemmingplan Benoordenhout kent ook een gebruiksverbod als parkeerterrein van niet daartoe aangewezen gronden.
Reactie
Zie eerdere beantwoording over opnemen parkeerverbod.
Art. 26 (algemene ontheffingregels): De criteria voor de hier geregelde ontheffingen zijn boterzacht (zie bv. 26.1.g) of zijn te beperkt (zie bv. 26.4).
Reactie
Wij delen, ook op basis van eerder gegeven beantwoording, deze mening niet en hebben van de opmerking kennis genomen
Art. 26.2: Dit is de zg toverformule!
Reactie
Opmerking voor kennisname aangenomen.
Art. 26.3.f: Dit is veel te ruim en ongewenst! Zo kan bv. een woning qua oppervlak met 15% worden vergroot onder deze ontheffing. Stel een woning bv. heeft een oppervlakte van ca. 100 m2. en een lengte van 15,50 m. Vergroting met 15% zou een uitbouw aan de achterzijde (over drie bouwlagen !) van ruim 2 meter mogelijk maken. En daarbij kan dan nog eens een aanbouw op de parterre komen. Dit is niet passend bij de bestaande bebouwing.
Reactie
Het percentage wordt overeenkomstig aangepast (10%)
Art. 26.4: Deze voorwaarde is zeer beperkt en duidt naar de mening van de wijkvereniging op een specifieke situatie.
Reactie
Van opmerking kennis genomen.
Art. 27.2 (wijziging bestemming Wonen 3 = Arendsdorp): Onderlinge wijziging met 2.100 m2 is veel.. Opvallend is dat hier wel het woord “serviceflat” wordt gebruikt dat in artikel 19.1 ontbreekt. Verder moet duidelijk gesteld worden dat de vrijkomende grond teruggegeven wordt aan het park. Het woord “serviceflat” behoeft definiëring.
Reactie
Het betreft de algemene wijzigingsregels (artikel 28) van de “Wro-zone – wijzigingsgebied - 1” in relatie tot de bestemming “Wonen - 3” (artikel 20). Verwezen wordt naar eerdere beantwoording over de wijze van bestemming “wonen” en “maatschappelijk” en het standpunt van de gemeente over uitponden.
Artikel 28 lid 2 onder c wordt gewijzigd in: er is sprake van een verbeterde stedenbouwkundige en cultuurhistorische inpassing van het bestemmingsvlak "Wonen - 3" in het landgoed ten opzichte van de oorspronkelijke situering van het bestemmingsvlak "Wonen - 3".
Art. 28.1 (algemene ontheffingsregels): Waarom is de algemene voorbereidingsprocedure alleen van toepassing op 26.3 onder g en h?
Reactie
Met de inwerkingtreding van de Wabo per 1 oktober 2010 is de procedure regeling bij binnenplanse afwijkingen komen te vervallen. Alle hierop betrekking hebbende bepalingen zullen uit het plan worden verwijderd.
Art. 29.1 (overgangsrecht bouwwerken): onder b: Waarom uitbreiding met 10%? De afwijking wordt daarmee alleen maar vergroot."
Reactie
Deze bepaling vloeit rechtstreeks voort uit het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro). In paragraaf 3.2 onder artikel 3.2.1 e.v. worden standaard regels voorgeschreven waarin gemeenten geen mogelijkheden hebben om in afwijking van deze artikelen bepalingen op te nemen in het bestemmingsplan. Overigens is de uitbreiding met 10% sinds jaar en dag een heel normale overgangrechtbepaling.
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 2 Aanwijzing Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 2 Aanwijzing beschermd stadsgezicht
Bijlage 3 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging
Bijlage 3 Staat van bedrijven bij functiemenging
Bijlage 1 Toekomstvisie Oostduin - Arendsdorp
Bijlage 1 Toekomstvisie Oostduin - Arendsdorp
Bijlage 2 Beheersvisie Landgoederen Oostduin - Arendsdorp
Bijlage 2 Beheersvisie Landgoederen Oostduin - Arendsdorp
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsparagraaf
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsparagraaf
Bijlage 4 Kaart Bodemverontreiniging
Bijlage 4 Kaart bodemverontreiniging
Bijlage 5 Rapport Hydrologische Effecten Parkeerkelders
Bijlage 5 Rapport hydrologische effecten parkeerkelders
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna Arendsdorp
Bijlage 6 Quickscan flora en fauna Arendsdorp
Bijlage 7 Reconstructie Onderzoek Uitrit Arendsdorp
Bijlage 7 Reconstructie onderzoek uitrit Arendsdorp
Bijlage 8 Geluidsbelasting Onderzoek Arendsdorp
Bijlage 8 Geluidsbelasting onderzoek Arendsdorp