KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Gemengd - 1
Artikel 5 Gemengd - 2
Artikel 6 Gemengd - 3
Artikel 7 Gemengd - 4
Artikel 8 Gemengd - 5
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Recreatie
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Verkeer - Hoofdverkeersweg
Artikel 14 Verkeer - Straat
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsstraat
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen - 1
Artikel 19 Wonen - 2
Artikel 20 Leiding - Gas
Artikel 21 Leiding - Riool
Artikel 22 Waarde - Archeologie
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 30 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Doel
1.3 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Ruimtelijke Structuur
2.4 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Sectoraal Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Inleiding
4.2 Geluid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Bezonning
4.6 Bodem
4.7 Archeologie
4.8 Flora En Fauna
4.9 Water
4.10 Gebiedsgericht Milieubeleid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Nieuwe Ontwikkelingen
5.3 Verantwoording Van Bestemmingen
5.4 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Vooroverleg
7.2 Ter Inzage Legging
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Horecacategorieën
Bijlage 3 Parkeernormen
Bijlage 1 Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Milieutechnisch Onderzoek
Bijlage 4 Bezonningsonderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Eco-effectenscan
Bijlage 7 Notulen Wijkberaad Vrederust

Vrederust

Bestemmingsplan - 's-Gravenhage

Vastgesteld op 05-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Vrederust van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.VrederustBP0223BVrederust-50VA met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 verbeelding (plankaart):

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Vrederust.

1.4 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.8 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.9 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.10 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.13 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van prostitutie-inrichtingen.

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte.

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars.

1.29 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):

de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.

1.30 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.31 dakopbouw:

een vergroting van een gebouw welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen ruimte en daarvan deel uitmaakt.

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan.

1.33 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in personenauto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen, machinerieën ten behoeve van bedrijven en landbouwwerktuigen en machines.

1.34 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.

1.35 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.36 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.37 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.38 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.39 geluidgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.40 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.41 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.42 gemeentelijk beschermd stadsgezicht:

een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de gemeenteraad van Den Haag is aangewezen als beschermd stadsgebied.

1.43 grens verschillende hoogten:

een op de verbeelding aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.44 groenvoorziening:

groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.

1.45 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.46 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.47 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.48 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.49 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.50 horeca-inrichting:

Horeca-inrichting:

  1. a. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het bieden van vermaak;
  2. b. horeca-inrichtingen gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel, waaronder bed & breakfast maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als Bijlage 2bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:


categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie Licht wordt toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en op omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij het accent ligt op:

  • al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away/maaltijdbezorging.


categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij het accent ligt op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;
  • het verstrekken van alcoholische dranken, voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur;
  • vermaak, voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: restaurant en cafetaria/snackbar.


categorie zwaar:

Horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij het accent ligt op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
  • vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.

1.51 hotel en/of pension:

Een horeca-inrichting, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf met gehele of gedeeltelijke verzorging met hieraan ondergeschikte horeca-exploitatie en daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen.

1.52 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.53 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.

1.54 kiosk:

een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.

1.55 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.56 levensbeschouwelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten in het kader van levensbeschouwing.

1.57 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.58 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.59 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.60 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen van bouwwerken, zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.61 ondergeschikte horeca:

Ondergeschikte horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de functies: detailhandel, dienstverlening cultureel en maatschappelijk:

  1. 23. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m2brutovloeroppervlak;
  2. 24. de openingstijden van horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  3. 25. Het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  4. 26. daarnaast moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. a. geen terras,
    2. b. geen luide of live muziek,
    3. c. geen kansspelautomaten (met uitzondering van kansspeelhallen),
    4. d. geen maaltijden bereiden ter plaatse (alleen opwarmen).
    5. e. voor supermarkten, bakkerijen en avondwinkels wordt 1 spit/oven of gril toegestaan,
    6. f. geen verhuur van de horecaruimte aan derden t.b.v. feesten en partijen,
    7. g. geen seksinrichting,
    8. h. geen coffeeshop.

1.62 ontmoetingscentrum:

gebouw dat als centrum dient voor het sociale en culturele leven van een buurt met plaats voor vergaderingen en voorzieningen voor activiteiten van recreatieve en educatieve aard. Slechts ondergeschikt en anders dan bedrijfsmatig kunnen dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.63 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.64 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.65 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.66 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.

1.67 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.68 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.69 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.70 rijksbeschermd stadsgezicht:

een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet.

1.71 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.72 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.73 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting en een seksclub.

1.74 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.75 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.76 staat van bedrijfsactiviteiten:

de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging behorende bij dit bestemmingsplan.

1.77 staat van horecacategorieën

de staat van horecacategorieën behorende bij dit bestemmingsplan.

1.78 stedelijke groene hoofdstructuur:

de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of Europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.

1.79 (studenten)sociëteit:

een inrichting, die wordt gedreven door en ten behoeve van een vereniging, waar anders dan bedrijfsmatig dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, dan wel amusement wordt geboden of de gelegenheid wordt gegeven zich te ontspannen; de vereniging beschikt over een huishoudelijk reglement.

1.80 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.81 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.82 verkoopvloeroppervlak (vvo):

de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.

1.83 voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn is:

  1. a. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd, de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. voor andere terreinen dan onder a bedoelt: de grens van de weg en voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.

1.84 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder

1.85 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.86 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.87 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.88 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn en onderwijs, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang), alsmede detailhandel ten dienste van deze voorzieningen en muzikale repetitieruimten; onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.

1.89 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

1.90 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.

1.91 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 (bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.7 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.8 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten behorend tot de categorieën A en B van bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede de daarbijbehorende ondergeschikte kantoren en detailhandel.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen.
  2. b. Ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf mag worden benut ten behoeve van kantoren behorende bij dit bedrijf. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
  3. c. Dienstwoningen zijn niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 1:

  1. a. opdat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;
  2. b. ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie C uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie.

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. dienstverlening, met uitzondering van dienstverlening op administratief gebied; ;
  3. c. horeca op de begane grond in de 'categorie licht' met dien verstande dat maximaal 5 vestigingen zijn toegestaan
  4. d. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;


en ter plaatse van de aanduiding:

  1. e. 'parkeergarage' tevens voor een gebouwde parkeervoorziening in maximaal één laag beneden peil;


één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorend tot de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging;
  2. b. detailhandel, met dien verstande dat, in combinatie met de bestemming Gemengd - 4, maximaal 2 vestigingen met een totale maximum bruto vloeroppervlakte van 1500 m2 en een minimale bruto vloeroppervlakte van 300 m2 per vestiging is toegestaan;
  3. c. onderwijs;
  4. d. sportvoorzieningen;
  5. e. welzijnsvoorzieningen;
  6. f. wonen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. g. 'garage' uitsluitend voor garages;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in artikel 26 lid 3 is het toegestaan in de door het gebruik gegenereerde parkeerbehoefte te voorzien door middel van parkeerplaatsen in het omliggende openbaar gebied.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 1:

  1. a. opdat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;
  2. b. ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie C uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie;
  3. c. voor een derde winkelvestiging met een minimale bruto vloeroppervlakte van 300 m2 voorzover de totale maximum bruto vloeroppervlakte van 1500 m2, in combinatie met de bestemming Gemengd -4,niet wordt overschreden;
  4. d. voor het gebruik ten behoeve van de functie dienstverlening, met uitzondering van dienstverlening op administratief gebied.

Artikel 6 Gemengd - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. apotheken;
  2. b. bedrijven behorend tot de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging;
  3. c. culturele voorzieningen;
  4. d. dienstverlening;
  5. e. gezondheidszorg;
  6. f. horeca in de categorie licht ter plaatse van de bestemmingen Gemengd-3 aan de Zwaardvegersgaarde, met dien verstande dat binnen de bestemming totaal maximaal 200 m2 bruto vloeroppervlakte is toegestaan
  7. g. levensbeschouwelijke voorzieningen;
  8. h. onderwijs;
  9. i. sociale voorzieningen;
  10. j. sportvoorzieningen;
  11. k. welzijnsvoorzieningen;
  12. l. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;


en ter plaatse van de aanduiding:

  1. m. 'garage' uitsluitend voor garages;
  2. n. 'detailhandel' tevens voor detailhandel;
  3. o. 'horeca 2' tevens gebruik voor horeca in de categorie middelzwaar op de begane grond;
  4. p. 'onderdoorgang' op het maaiveld tevens het gebruik als bedoeld in de naastliggende bestemmingen opgenomen bestemmingsomschrijvingen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

In uitzondering op het bepaalde in lid 1 onder l zijn woningen tevens op de begane grond toegestaan in de woonblokken behorend tot De Dreef 181 t/m 213 en De Dreef 255 t/m 305.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 1:

  1. a. opdat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;
  2. b. ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie C uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie.

Artikel 7 Gemengd - 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorend tot de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging;
  2. b. detailhandel in één vestiging met een minimale bruto vloeroppervlakte van 300 m2, met dien verstande dat, in combinatie met de bestemming Gemengd - 2, een totale maximum bruto vloeroppervlakte van 1500 m2 is toegestaan;
  3. c. dienstverlening, met uitzondering van dienstverlening op administratief gebied;
  4. d. horeca in de categorie licht, met dien verstande dat maximaal 1 vestiging met een maximum bruto vloeroppervlakte van 250 m2 is toegestaan;
  5. e. levensbeschouwelijke voorzieningen;
  6. f. onderwijs;
  7. g. sportvoorziening;
  8. h. welzijnsvoorzieningen;
  9. i. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. opvangvoorzieningen gericht op verslavingszorg en dak- en thuislozen zijn niet toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde in artikel 26 lid 3 is het toegestaan in de door het gebruik gegenereerde parkeerbehoefte te voorzien door middel van parkeerplaatsen in het omliggende openbaar gebied.

Artikel 8 Gemengd - 5

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten behorend tot de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging
  2. b. gezondheidszorg;
  3. c. levensbeschouwelijke voorzieningen;
  4. d. onderwijs;
  5. e. zorginstellingen, waaronder verzorgingshuizen, verzorgingscentra, woongroepen en inrichtingen voor gehandicapten
  6. f. welzijnsvoorzieningen,

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Dienstwoningen zijn niet toegestaan.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming zodanig te wijzigen dat tevens de functie wonen wordt toegestaan, een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen;
  2. b. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd en indien van toepassing een procedure hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder te worden doorlopen;
  3. c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kan de maximale bouwhoogte worden verhoogd tot 12 meter;
  4. d. voordat burgemeester en wethouders overgaan tot wijziging, dient de procedure zoals opgenomen in artikel 30 te worden gevolgd.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, zoals parken, grasvelden, plantsoenen, gazons, plantvakken, bermen en bermsloten;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. nutsvoorzieningen;


en ter plaatse van de aanduiding:

  1. a. 'ecologische verbindinszone' tevens voor het bepaalde in 27;
  2. b. 'gemaal' tevens voor een gemaal


één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' mogen gebouwen ten behoeve van een gemaal worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een gemaal mag niet meer bedragen dan 4 m;
  3. c. buiten de aanduiding mogen ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt de maximale bouwhoogte:

  1. a. voor palen en masten 6 meter;
  2. b. voor speelvoorzieningen 5 meter;
  3. c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gezondheidszorg;
  2. b. levensbeschouwelijke voorzieningen;
  3. c. onderwijs;
  4. d. zorginstellingen, waaronder verzorgingshuizen, verzorgingscentra, woongroepen en inrichtingen voor gehandicapten
  5. e. welzijnsvoorzieningen,


en ter plaatse van de aanduiding:

  1. f. 'nutsvoorziening' tevens voor een nutsvoorziening;
  2. g. 'wonen' tevens voor aan de bestemming verbonden zelfstandige woningen.


één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

  1. d. het vestigen van een geluidsgevoelige functie is toegestaan, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt overschreden
  2. e. dienstwoningen zijn niet toegestaan.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming zodanig te wijzigen dat, in uitzondering op het bepaalde in het derde lid onder a, een geluidsgevoelige functie wordt gevestigd indien uit onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt overschreden, een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen;
  2. b. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een procedure hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder te worden doorlopen;
  3. c. voordat burgemeester en wethouders overgaan tot wijziging, dient de procedure zoals opgenomen in artikel 30 te worden gevolgd.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor school- en kindertuinen en volkstuinen één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen en ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindinszone' tevens voor het bepaalde in 27;

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Verkeer - Hoofdverkeersweg

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de stad en de wijk;
  2. b. openbaar vervoerstroken;
  3. c. parkeerplaatsen;
  4. d. het in stand houden van de stedelijke groene hoofdstructuur te weten de bomenrijen;
  5. e. voet- en fietspaden;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Verkeer - Straat

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Straat aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. straten met doorgaande rijbanen;
  2. b. openbaarvervoerstroken en -banen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. ongebouwde parkeervoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. voet- en fietspaden;
  2. b. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. a. 'detailhandel' tevens voor een bloemenkiosk;
  2. b. 'horeca' tevens voor eeen horeca-inrichting in de categorie middelzwaar ter plaatse van Beresteinlaan 204 en een viskiosk ter plaatse van de Ambachtsgaarde;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsstraat

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voet- en fietspaden;
  2. b. wegen ten behoeve van de ontsluiting van de buurt;
  3. c. woonerven;
  4. d. groen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. parkeerplaatsen;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en -wegen;
  2. b. vijvers;
  3. c. oevers;
  4. d. voet- en fietspaden;


en ter plaatse van de aanduiding:

  1. e. 'ecologische verbindinszone' tevens voor het bepaalde in 27;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen en overige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, overbeschoeiingen, duikers en steigers worden gebouwd met een maximale hoogte van 2m.
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' mag een brug voor fietsers en voetgangers worden gerealiseerd.

Artikel 18 Wonen - 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ongebouwde parkeervoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. c. 'bijgebouw' tevens voor een bijgebouw
  2. d. 'bedrijf' tevens voor bedrijfsmatige activiteiten behorend tot de categorieën A en B van bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging op de begane grond;
  3. e. 'dienstverlening' tevens voor dienstverlening;
  4. f. 'garage' uitsluitend voor garages;
  5. g. 'gemengd' tevens voor detailhandel, dienstverlening, kantoren en bedrijven in de categorieën A t/m C van bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging op de begane grond;
  6. h. 'maatschappelijk' tevens voor:
    1. 1. een wijkcentrum en welzijsvoorzieningen op de begane grond op het adres Melis Stokelaan 2492 t/m 2496;
    2. 2. ondergeschikte onzelfstandige horeca ten behoeve van de bovengelegen seniorenwoningen in de categorie middelzwaar op de begane grond op het adres Beresteinlaan 629 t/m 635;
  7. i. 'parkeergarage' tevens voor een gebouwde parkeervoorziening in maximaal één laag beneden peil;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, tuinen, erven, groen, water en overige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Artikel 19 Wonen - 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ongebouwde parkeervoorzieningen;


en ter plaatse van de aanduiding:

  1. c. 'garage' uitsluitend voor garages;
  2. d. 'parkeergarage' tevens voor een gebouwde parkeervoorziening in maximaal één laag beneden peil;


één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, tuinen, erven en overige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming gelden de volgende regels:

  1. 1. ten dienste van de bedoelde leiding(en) mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  2. 2. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan;

20.3 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan afwijking verlenen van het bepaalde in lid 2, sub 2, voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
  2. 2. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  4. 4. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  5. 5. het permanent opslaan van goederen;
  6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  1. b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
  1. 1. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  2. 2. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  3. 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan;
  4. 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  1. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  2. d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 21 Leiding - Riool

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolwaterpersleiding, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de op de plankaart aangeduide zone van de bestemming Leiding - Riool gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de rioolwaterpersleiding zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn, voor zover deze met de bestemming Leiding - Riool samenvallen en in tegenstelling tot het bepaalde in de bouwregels van deze bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het tweede lid onder b, met dien verstande dat:

  1. a. het bouwen van gebouwen/bouwwerken, geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de rioolwaterpersleiding;
  2. b. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  3. c. het bepaalde in de bouwregels van de bestemming die met de bestemming Leiding - Rioolsamenvalt, in acht wordt genomen.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of in de voor Leiding - Riool aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    4. 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    5. 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    6. 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    7. 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    1. 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    2. 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    3. 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    1. 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
    3. 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Artikel 22 Waarde - Archeologie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in het eerste lid, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

22.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  1. a. het archeologisch onderzoek;
  2. b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de waterkering, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 onder de voorwaarde dat:

  1. a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
  2. b. hieromtrent een keurvergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  3. c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of in de voor Waterstaat - Waterkeringaangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    4. 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
    5. 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    6. 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    7. 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  2. b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    1. 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    2. 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    3. 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    1. 1. geen afbreuk doen aan behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen;
    2. 2. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

  1. 1. de in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  2. 2. een overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen en bebouwingspercentages is tenzij in de regels anders is bepaald slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen deze zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt;
  3. 3. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan, voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  4. 4. installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming en daarnaast op overige gebouwen, die niet als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of niet zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht
  5. 5. tenzij in de regels anders is bepaald mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  6. 6. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 15 m2 zijn toegestaan;
  7. 7. bouwwerken voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 meter en indien bovengronds geplaatst de oppervlakte niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  8. 8. bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    1. a. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    2. b. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen;
  9. 9. binnen de geometrisch bepaalde vlakken welke onderdeel uitmaken van dit plan is straatmeubilair toegestaan;
  10. 10. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. a. indien de afmetingen van een parkeerruimte voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, uitgaande van langsparkeren en ten minste 2,50 m bij 5,00 m in geval van haaks parkeren;
    2. b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan trottoir grenst, ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
  11. 11. bij het realiseren van bestemmingen volgens dit bestemmingsplan dienen de Wet geluidhinder, het Haags ontheffingenbeleid en de voor dit bestemmingsplan afgegeven beschikking hogere grenswaarden in acht te worden genomen.

Artikel 26 Algemene Gebruiksregels

  1. 1. het is verboden de zich binnen de bij de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan.
  2. 2. tot verboden gebruik als bedoeld in het eerste lid wordt, tenzij in de regels anders is bepaald in ieder geval gerekend:
    1. a. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    2. b. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  3. 3. indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het in stand houden en versterken van de ecologische verbindingszone en de daarbij behorende natuurwaarden.

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

28.1 Afwijking van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:

  1. 1. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentage met maximaal 15%;
  2. 2. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en van door hoogtegrenzen omkaderde vlakken tot een maximum van 3 m;
  3. 3. beneden peil gelegen ruimten in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  4. 4. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2;
  5. 5. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast.

28.2 Afwijking algemene gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:

  1. 1. de parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
  • op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
  • nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om afte wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
  • het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
  1. 2. de vestiging en exploitatie van een detailhandel in (consumenten)vuurwerk met de daarbij behorende opslag ter plaatse van de aanduiding en/of bestemming detailhandel, met dien verstande dat:
    1. a. de opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 kg;
    2. b. het totaal aantal vestigingen in Den Haag met een toegestane opslag van 1.000 kg niet meer mag bedragen dan 68 en het totaal aantal vestigingen in stadsdeel Escamp niet meer mag bedragen dan 12;
    3. c. voordat de afwijking wordt toegestaan, wordt advies ingewonnen van de veiligheidsregio.
  2. 3. de categorie-indeling van van een horeca-inrichting. Daarbij kan advies gevraagd worden aan de daartoe aangestelde toetsingscommissie horeca.
  3. 4. het bepaalde in Artikel 26 eerste lid, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

28.3 Afwijking overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  2. b. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
  3. c. een elektronische sirene ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
  4. d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken.

28.4 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen afwijkingen worden niet toegestaan indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Wijzigen Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de van dit plan deel uitmakende dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' te wijzigingen door middel van het laten vervallen van deze dubbelbestemming indien door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

29.2 Wijzigen Verkeer-Verblijfsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de van dit plan deel uitmakende bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied', voorzover voorzien van de aanduiding nutsvoorziening te wijzigingen in de bestemming 'Wonen'.

Artikel 30 Algemene Procedureregels

30.1 Algemene wijzigingsregels

  1. 1. Het ontwerp van het plan tot wijziging ligt gedurende zes weken ter inzage.
  2. 2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een nieuwsblad dat in de gemeente wordt uitgegeven en voorts op de gebruikelijke wijze.
  3. 3. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder 1 genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp.
  4. 4. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vrederust.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In de 'Nota Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' is vastgelegd dat de komende jaren een actualisering plaatsvindt van een groot aantal verouderde bestemmingsplannen. Deze nota is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 december 2006.

De actualiseringsslag vloeit voort uit de in de Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro) vastgelegde actualiseringsverplichting. In de Wro is vastgelegd dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt en dat deze bestemmingsplannen eens in de tien jaar moeten worden geactualiseerd (art. 3.1 Wro). Vrederust is in deze nota opgenomen als prioriteit II.

Een deel van het plangebied (Vrederust-West; de Drevenbuurt) is aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. In de Monumentenverordening is vastgelegd dat de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden, die door het aanwijzingsbesluit worden beschermd, worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan is voor dat deel van het plangebied een beschermend bestemmingsplan zoals bedoeld in de Monumentenverordening.

Tenslotte maakt het bestemmingsplan Vrederust een aantal nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk.

1.2 Doel

Het bestemmingsplan biedt een actueel juridisch-planologisch kader. De bestaande situatie vormt daarbij het vertrekpunt. De karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de wijk enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners, ondernemers en gebruikers anderzijds. Het bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is en voor het beheer ervan in de toekomst.

De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privé-gebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. In het plangebied zijn voldoende voorzieningen: maatschappelijk (sport, welzijn et cetera) en winkels.

1.3 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied ligt in Den Haag-Zuidwest. Den Haag-Zuidwest is als grote stadsuitbreiding van Den Haag in de wederopbouwperiode in de tweede helft van de 20e eeuw gerealiseerd (zie paragraaf 2.2). Onderstaande afbeelding bevat een weergave van de ligging van Den Haag-Zuidwest in de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0223BVrederust-50VA_0001.png"

Afbeelding 1 - Ligging Den Haag-Zuidwest

Onderstaande afbeelding bevat een weergave van de wijkindeling in Den Haag-Zuidwest. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de wijk Vrederust. De begrenzing van het plangebied wordt vanaf het noordwesten met de klok mee gevormd door de Melis Stokelaan, de Dedemsvaartweg, de Erasmusweg en de Lozerlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0223BVrederust-50VA_0002.png"

Afbeelding 2 - Wijkindeling Den Haag-Zuidwest

1.4 Geldende Planologische Regelingen

Bestemmingsplan Vrederust vervangt de volgende juridische regimes:

Bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd
Uitbreidingsplan Vrederust-West 4 maart 1957 20 januari 1958
Uitbreidingsplan Vrederust-West II 25 november 1957 23 juni 1958
Afwijking uitbreidingsplan Vrederust - West
(hoek Schuttersdreef/ Melis Stokelaan/ Beresteinlaan)
5 mei 1961 10 juli 1961
Uitbreidingsplan Vrederust-Oost 9 april 1956
Herziening uitbreidingsplan Vrederust-Oost
(hoek Ambachtsgaarde/Beresteinlaan)
27 augustus 1962 28 november 1962
Herziening uitbreidingsplan Vrederust-Oost
(Drapeniersgaarde)
17 februari 1964 17 juni 1964
Afwijking uitbreidingsplan Vrederust-Oost
(hoek Beresteinlaan/Wolweversgaarde)
19 maart 1965 21 juli 1965
Bestemmingsplan Ambachtsgaarde Korte-Zijde 27 november 2008 n.v.t.
Bestemmingsplan Dedemsvaartweg II 6 oktober 1988 11 april 1989
Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk 25 november 2004 5 juli 2005
Parapluherziening Seksinrichtingen 25 november 2004 15 maart 2005
Paraplubestemmingsplan Archeologie 23 september 2010 n.v.t.

Een kaart met een overzicht van de vigerende regelingen is als bijlage bijgevoegd.

1.5 Leeswijzer

Nadat in dit eerste hoofdstuk de aanleiding en het doel van het bestemmingsplan, de ligging en begrenzing van het plangebied en de vigerende planologische regelingen zijn beschreven wordt in het volgende hoofdstuk een beschrijving van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de beleidskaders die voor het plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende milieuaspecten. Hoofdstuk 5 geeft de planbeschrijving weer. In dat hoofdstuk wordt een integrale afweging gemaakt ten aanzien van alle relevante beleidsuitgangspunten en hoe deze 'vertaald' zijn naar het plan. In dat hoofdstuk worden tevens de relevante juridische aspecten beschreven, waaronder een artikelsgewijze toelichting op de regels. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 zijn de resultaten van overleg en inspraak verwerkt.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Den Haag-Zuidwest kwam tot stand in de zogenaamde 'wederopbouwperiode'. In deze periode na de tweede wereldoorlog werden 30.000 woningen voor zo'n 100.000 inwoners gebouwd. De oorspronkelijke structuurvisie voor Zuidwest is gemaakt door Dudok, die in 1943 Berlage opvolgde als stedenbouwkundig adviseur van de gemeente Den Haag. In 1949 presenteerde Dudok zijn Structuurplan voor Groot 's-Gravenhage. De basis voor dit structuurplan vormde de wegenstructuur, een stelsel van zeer brede verkeerswegen die aansloten op de belangrijkstedoorgaande routes.De lineaire structuur van Den Haag met lange verkeerswegen parallel aan de kust zette Dudok in het Zuidwestelijke stadsdeel voort. Als scheiding tussen de woonwijken waren brede groene stroken gedacht, die samen met de bestaande groengebieden één groot groensysteem vormden. Een grote verdienste van Dudok was dat hij de uitbreidingsplannen voor Zuidwest grotendeels liet aansluiten bij de bestaande wegenstructuur en de verkaveling van de polders, hierdoor was het mogelijk iedere nieuwe buurt binnen korte tijd bouwrijp te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0223BVrederust-50VA_0003.png"

Afbeelding 3 - Structuurplan voor Groot 's Gravenhage uit 1949


Den Haag-Zuidwest, dat het grootste aaneengesloten, naoorlogse stadsdeel van Nederland zou gaan vormen, is gebouwd tussen 1950 en circa 1967. De nieuwe wijken moesten voldoen aan nieuwe inzichten op het gebied van stedenbouw en volkshuisvesting. De opzet van de woonwijken werd ruimer, opener en groener in vergelijking met vooroorlogse stadsuitbreidingen. Ook de kwaliteit van de woningen ging met grote sprongen vooruit. De woningen werden breder en minder diep, zodat in meer vertrekken daglicht kon toetreden. De typische Haagse portiekwoning, met open portiek vanaf de straat, maakte plaats voor etagebouw met afgesloten trappenhuizen en bergingen in de onderbouw . Bouwblokken werden geopend en kregen gemeenschappelijke tuinen waarin voor individuele tuinen, schuurtjes en schuttingen geen plaats meer was.

In de wijken van Zuidwest is een ontwikkeling in de verhoudingen tussen architectuur en stedenbouw te zien. In Vrederust is de straat met gesloten wand niet meer het ordenend principe maar de wooneenheid. De woongebouwen worden niet meer ingezet om straatwanden te vormen maar oriëntatie op de zon en ruimtelijke geleding krijgen voorrang. Door gestapelde bouw en eengezinswoningen in reperteerbare eenheid in afwisselende stroken samen te voegen ontstaat een ruimtelijk onbegrensde stempel. Door herhaling van deze stempels ontstaan bebouwingsvelden, waarin de stedelijke ruimte onbepaald raakt. Bijna alle gebouwen zijn 3 of 4 lagen hoog. De gemeente wilde geen eengezinswoningen bouwen in verband met schaarse grond. Hoger bouwen was financieel niet rendabel, omdat er dan weer liften nodig waren.

Na de bouw van Den Haag-Zuidwest voltrekt zich een geleidelijke verandering in de wijken. De kinderen van de gezinnen verlaten het ouderlijke huis en daarmee komen de collectieve ruimten er verlaten bij te liggen. Door de komst van de auto en telefoon worden afstanden minder belangrijk en treedt schaalvergroting op. De buurt is niet langer de maat der dingen. In de laatste fase trekken ook de bewoners van het eerste uur langzaam weg. In de goedkope huizen komen Hagenaars met lage inkomens en opnieuw kinderen. De huizen zijn hiervoor eigenlijk te klein en dit conflicteert met de rust die de ouderen juist wensen. Sinds de jaren '80 wordt deze verandering onderkend en worden maatregelen genomen.

Een belangrijke insteek was woningverbetering. Woningen werden beter geïsoleerd door toepassing van nieuwe kunststof kozijnen en het inpakken van de gevel. Naast woningverbetering is er op verschillende plaatsen in Vrederust veel vernieuwd. Op een aantal locaties zijn sportvelden en scholen vervangen door woningbouw. Ook met de vernieuwingen van de laatste 10 tot 20 jaar kent Vrederust een sociaal economische achterstand en veiligheidsproblemen. Dit vergt van de gemeente, corporaties, maatschappelijke organisaties een blijvende aandacht voor deze wijk. De noodzaak tot renovatie, groot onderhoud en sloop- nieuwbouwplannen blijft daarmee actueel.

2.3 Ruimtelijke Structuur

2.3.1 Ruimtelijke hoofdstructuur en verbindingen

Den Haag-Zuidwest is goed opgenomen in het stadsnetwerk van wegen. De oriëntatie van de wegenstructuur borduurt verder op het voor Den Haag karakteristieke patroon van lange lijnen parallel aan de kust en strandwallen in Zuidwest. Een duidelijk grid van hoofdwegen deelt Zuidwest in afzonderlijke wijken. De oriëntatie binnen dit grid wordt vergemakkelijkt door de combinatie van continue lange wegen in oost/west-richting en de kortere meer fragmentarische dwarsverbindingen.

De stempelverkavelingen die bestaan uit combinaties van portieketages-flats en eengezinswoningen zijn bepalend voor de stedenbouwkundige opbouw van de wijk. Hierdoor is er variatie in bouwhoogte en vorm. De oriëntatie van de gebouwen is zowel parallel aan de weg als haaks op de weg. In de randen van de wijk komen bijzondere verkavelingen voor in de vorm van strokenverkavelingen. losstaande torens en grote bouwblokken. In Vrederust is systeembouw in beton toegepast. Balkonhekken, vensterpartijen, gevelbekleding en dakranden zijn in de vorm van geprefabriceerde elementen aangebracht. De grootste betekenis voor de architectuur van de toepassing van systeembouw en andere moderne bouwtechnieken is dat gevels niet langer dragend zijn maar alleen een afsluitende functie hebben. Hierdoor worden gevels dunner en transparanter. Kenmerkend voor deze bouwtechniek zijn de zogenaamde 'weefgevels'. Door de toepassing van weefgevels wordt een compositie van horizontale en verticale lijnen gecreëerd. Ogenschijnlijk alledaagse woonblokken krijgen charme door bijzonder vormgegeven portieken of verbijzondere kopgevels.

Vrederust bestaat in ruimtelijk opzicht uit twee delen:

  • Vrederust-West (ten zuid-westen van de Beresteinlaan): de Drevenbuurt;
  • Vrederust-Oost (ten noord-oosten van de Beresteinlaan): de Gaarden

Daarnaast is de bebouwing aan de Dedemsvaartweg absoluut noemenswaardig. De daar, in de jaren '90, gerealiseerde appartementencomplexen zijn het resultaat van het woningbouwfestival Dedemsvaartweg. Eind tachtiger jaren ontstond binnen de gemeente Den Haag het idee om aandacht te besteden aan de 200.000e woning die gebouwd werd. Nu was de Dedemsvaartweg aan één kant bebouwd (inmiddels zelfs al weer deels gesloopt en vervangen door nieuwbouw), aan de andere kant (het binnen het plangebied gelegen gedeelte) waren er geen woningen maar was het een groenstrook over de hele lengte. Daar zouden woningen komen. De gemeente heeft verschillende architecten en ontwerpers gevraagd om een deel van het festival te verzorgen. Er moesten frisse en opvallende woningen en flats komen. Dat is zeker gelukt. Basis hiervoor was het stedenbouwkundig plan van Kees Christiaanse. Het plan bevatte 45 verschillende projecten en totaal 550 woningen in verschillende woontypen. In 2003 zijn de laatste woningen opgeleverd.

Het woningbouwfestival had betrekking op de Dedemsvaartweg tussen de Meppelweg en de Erasmusweg. Een groot deel daarvan ligt buiten het plangebied. Uitsluitend het gedeelte tussen de Melis Stokelaan en de Erasmusweg maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Hier zijn uitsluitend appartementencomplexen gerealiseerd. Het complex op de hoek Melis Stokelaan / Dedemsvaartweg, met ogenschijnlijk een groot gat in het midden, is bestemd voor verhuur. De overige vier complexen bestaan uit koopappartementen in een enorme diversiteit.

2.3.2 Beschermd stadsgezicht

Vrederust-West (de Drevenbuurt)

De tussen 1956 en 1965 gerealiseerde Drevenbuurt is de laatste wijk die als onderdeel van de grote stadsuitbreidingen in Den Haag-Zuidwest tijdens de wederopbouw werd aangelegd in het gebied van de Escamppolder en de Uithofspolder.

Voor de uitleg van Vrederust-West werd voor een totaal andere opzet gekozen dan tot dan toe gebruikelijk was. De woningbouw zou hier voor het eerst in Den Haag in zijn geheel in systeembouw worden uitgevoerd. Bij het bouwsysteem Rottinghuis wordt gebruik gemaakt van grote gestandaardiseerde en geprefabriceerde elementen, die met behulp van loopkranen op de bouwplaats worden gemonteerd en op deze manier continubouw op grote schaal mogelijk maken. De afmetingen, situering en groepering van de bouwblokken zijn in verband met de loop van de kraanroutes zo geplaatst dat het plan op een technisch en economische aanvaardbare manier kan worden gerealiseerd. Maar ook verlevendiging van de verkaveling is een motief geweest voor het huidige plattegrond van Vrederust -West.

Door middel van het knippen van bouwblokken en het laten verspringen van straten en bouwblokken is hier een open en dynamische verkaveling tot stand gebracht. De randen langs de Erasmusweg en de Lozerlaan kregen speciale aandacht. Het streven naar openheid en doorzicht vanuit de buurt naar buiten en omgekeerd heeft hier tot levendige stadsranden geleid.

Bebouwingsbeeld en architectuur

Het bebouwingsbeeld wordt niet alleen stedenbouwkundig maar ook architectonisch en bouwtechnisch bepaald door het toegepaste systeem Rottinghuis. Rottinghuis wilde het bouwproces terugbrengen tot de montage van de essentiële elementen.

Een bewijs voor de vele variatiemogelijkheden van het bouwsysteem wordt met Vrederust-West geleverd. De plaatsing van entrees, trappenhuizen, woonkamers en balkons zijn afgestemd op de ligging in het bouwblok en de oriëntatie op de zon. De verschillen in opbouw zijn door architect Frans Klein op subtiele manier in het gevelontwerp opgenomen. De verkaveling is gevarieerd maar altijd open. Vanuit de bouwblokken, voor zover hiervan nog sprake is, zijn doorzichten naar buiten gecreëerd en omgekeerd wordt de voorbijganger diagonale zichtlijnen tot diep in de buurt geboden.

De woningen worden ontsloten door portieken en zijn in vier lagen op een onderbouw met bergingen geplaatst. De bouwblokken hebben een plat dak en variëren in lengte van 2 tot 4 portieken. Aan de Erasmusweg zijn ter afsluiting van de wijk lange bouwblokken aan pleintjes gesitueerd, gecombineerd met korte haakse blokken en stroken garages.

De andere beëindiging van de wijk aan de Lozerlaan bestaat uit schuin geplaatste blokjes aan een waterpartij. Langs de Dreef is winkelbebouwing opgenomen aan een vierkant pleintje en aan een lange straat. Bij de winkels zijn de woningen in plaats van op een halve verdieping van bergingen op een laag winkels geplaatst. De winkels zijn van betonnen luifels voorzien, plaatselijk uitgebouwd tot speels vormgegeven eilandetalages.

Structurele en/of functionele veranderingen

In Vrederust-West is de oorspronkelijke opzet en architectuur nagenoeg ongeschonden bewaard gebleven. Het buurtwinkelcentrum heeft weliswaar een groot deel van haar functie verloren maar is met behoud van de architectonische karakteristiek deels verbouwd tot woningen. Wel hebben twee van de drie hoge woontorens een complete metamorfose ondergaan. De baksteengevels zijn achter pastelkleurig stucwerk verdwenen, het oorspronkelijke gevelbeeld is vervlakt en ook de horizontale geleding is niet langer zichtbaar.

Waardering

De aanleg van Vrederust-West betekende de voltooiing van de stadsuitbreidingen in Den Haag-Zuidwest en vormde tevens één van de architectonische- en stedenbouwkundig hoogtepunten ervan. Dit mede dankzij het contract met de NV Gembouw, licentiehouder van het systeem Rottinghuis. De open verkaveling en de hoge kwaliteit van de bebouwing van een groot deel van de Drevenbuurt wordt bepaald door de bouwtechnische eisen van het bouwsysteem én door architect Frans Klein, die het ontwerp van de woningen voor zijn rekening nam. Met de bouw van Vrederust-West werden de stadsuitbreidingen van Den Haag-Zuidwest op succesvolle wijze voltooid.

De typering en bijzondere kwaliteiten van Vrederust-West zijn:

  • waardevol als eerste woonbuurt in Den Haag dat in zijn geheel in systeembouw werd uitgevoerd en typerend voor de innovaties in de volkshuisvesting van de na-oorlogse wederopbouw;
  • de samenhang tussen verkaveling, bebouwing en openbaar groen;
  • de bijzondere beëindiging van de stadsrand bepaald door de waterpartijen en randbebouwing langs de Lozerlaan;
  • de ook in detail nog goed bewaard gebleven oorspronkelijke architectuur.

Vanwege deze bijzondere kwaliteiten is Vrederust-West in 2004 aangewezen als beschermd stadsgezicht (zie ook paragraaf 3.3.1).

2.3.3 Monumenten

Binnen het plangebied zijn geen monumentale gebouwen aanwezig.

2.3.4 Verkeer en infrastructuur

De wijk Vrederust wordt omsloten door drie belangrijke doorgaande wegen: de Lozerlaan, de Melis Stokelaan en de Erasmusweg. De Steenhouwersgaarde aan de noord-oostzijde van de wijk vervult slechts een verkeersfunctie voor de buurt. De wijk wordt doorsneden door de van noord-west naar zuid-oost lopende Beresteinlaan en Vrederustlaan.

De wijk is goed bereikbaar met het openbaar vervoer. De tramlijnen 9 naar Scheveningen Zwarte Pad en de lokale buslijnen 21 (Lozerlaan-Zwarte Pad), 25 (Lozerlaan-Grote Markt) en 27 (Wateringen-Leyenburg) verbinden de wijk met de rest van de stad.

Ook voor het (brom-)fietsverkeer is de wijk goed toegankelijk. Bij de belangrijkste wegen zijn vrijliggende fietspaden.

2.3.5 Groen en water

De hoofdgroenstructuur in Vrederust bestaat uit twee assen van het zogenaamde 'groene assenkruis'. De secundaire groenstructuur bestaat uit een stelsel van singels en groene buurtwegen (dankzij een groene middenberm) met daaraan gekoppeld parkjes, sportvelden en bijzondere complexen als scholen en kerken. In Vrederust wordt de secundaire structuur gekenmerkt door openheid: de ruimtes lopen in elkaar over en de straatprofielen hebben een asymmetrische opbouw. De langgerekte singel langs De Gaarde en Schutters- en Pachtersdreef vormt een karakteristieke structuur voor de wijk Vrederust. Tussen de Dedemsvaartweg en de Steenhouwersgaarde ligt een groenzone met sportvelden.

In het algemeen geldt dat groen en water het beeld van Vrederust bepalen. Er zijn royaal gedimensioneerde straatprofielen met veel ruimte voor bomenrijen en singels met groene oevers. De bomen zijn volgroeid en hebben een robuust karakter. De aanwezige gemeenschappelijke binnentuinen versterken het groene beeld van Vrederust.

De wijk is bovendien gelegen in de nabijheid van grotere groengebieden: de Uithof en de Erasmuszone.

2.3.6 Bodem

Binnen het plangebied bestaat de bodem uit klei en veen, afgewisseld met zand (zie ook paragraaf 2.3.7). De kwaliteit van de bodem en eventueel aanwezige verontreiniging komt in hoofdstuk 4 aan de orde.

2.3.7 Archeologie

Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van onder natte omstandigheden afgezette bodemlagen. Klei en veen domineren de ondergrond. Deze ondergrond wordt afgewisseld met zand, afkomstig van zandkopjes. De zandkopjes zijn restanten van strandwallen die in de prehistorie onder invloed van overstromingen voor een deel zijn opgeruimd. De zandkopjes lopen parallel aan de kust. Een van die zones doorkruist het plangebied. Er ligt een grote zandkop tussen de Beresteinlaan en Vrederustlaan. De zandkop loopt vanaf De Gaarde naar de Melis Stokelaan en door buiten het plangebied richting de Lozerlaan en Hengelolaan. Daarnaast liggen net ten zuiden van het plangebied resten van een geul, die heeft behoord tot het Gantelsysteem. Deze geul loopt bij de westelijke grens van het plangebied bij de Lozerlaan. Het gaat om een verlande waterloop, die vroeger het gebied ontwaterde. Dit soort waterlopen bleef na verlanding vaak als lichte verhoging in het landschap zichtbaar. In de periode dat zij watervoerend waren, waren met name de oeverwallen van de geulen aantrekkelijke woonplekken. Na de verlanding was de verhoogde geulbedding zelf een te prefereren locatie. Samenhangend met deze geul zijn een vijftal vindplaatsen bekend in en direct naast het plangebied. Ter plaatse van de Lozerlaan en de Dreven, is een samenhangend complex van vindplaatsen uit de ijzertijd en Romeinse tijd aangetroffen. Ook aan de zuidoostkant van het bestemmingsplangebied, in het verlengde van de Stoeldraaiersgaarde is een vindplaats uit de Romeinse tijd aangetroffen die wordt geassocieerd met de geul. Het zou goed kunnen dat de geul nog zijgeulen heeft gehad, waar ook bewoningssporen kunnen worden aangetroffen, maar deze zijn vooralsnog niet gekarteerd.

De rest van het plangebied was in de late prehistorie en vroeghistorische perioden naar alle waarschijnlijkheid te drassig voor bewoning. Alleen die plaatsen waar zandkopjes en geulen voorkomen hebben een hoge archeologische verwachting voor bewoningssporen uit die perioden.

In de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd maakte het plangebied ten oosten van de Beresteinlaan deel uit van de West Escampspolder. Het gebied bestond toen uitsluitend uit weilanden en sloten. Uit die periode is in dit deel van het plangebied geen bebouwing bekend. Het gebied ten westen van de Beresteinlaan was onderdeel van de Uithofspolder. Hier bevond zich de hoeve Vrederust, ongeveer op de kruising Dorpersdreef, Schependreef. Deze boerderij is afgebroken en gedeeltelijk archeologisch onderzocht toen de wijk werd aangelegd. Hierbij is vastgesteld dat de boerderij een middeleeuwse voorganger moet hebben gehad, daterend uit de 11e tot 13e eeuw. Waarschijnlijk zijn resten van deze hoeve nog in de ondergrond aanwezig.

2.3.8 Kabels en leidingen

Onder de Lozerlaan ligt een gasleiding van 79,9 bar. In paragraaf 4.4.3 wordt hier nader op ingegaan.

Onder de Melis Stokelaan en de Beresteinlaan ligt een persleiding van het Hoogheemraadschap. De consequenties van deze leiding worden beschreven in paragraaf 4.9.

Verder zijn er binnen het plangebied geen planologisch relevante kabels of leidingen aanwezig.

2.4 Functionele Structuur

2.4.1 Wonen

Vrederust is voornamelijk een woongebied met voorzieningen voor de buurt. Een groot deel van de woningen bestaat uit appartementgebouwen van vier hoog zonder lift gebouwd in de jaren '50. De laatste twintig jaar zijn er bij diverse sloop- nieuwbouwplannen ook eengezinswoningen toegevoegd om de woningvoorraad gevarieerder te maken.

Kenmerkend voor de wijk Vrederust is een hoog percentage niet-westerse allochtonen. Het gemiddeld besteedbaar inkomen is lager dan dat in de rest van Den Haag. Verder heeft de wijk een hoger percentage mensen dat afhankelijk is van een uitkering dan het Haagse gemiddelde.

2.4.2 Voorzieningen

De vergrijzing en vermindering van de woningbezetting heeft een duidelijke invloed op de voorzieningenstructuur in Vrederust. Er ontstaat een overmaat aan scholen, kerken, winkels en sport- en speelterreinen in de wijk.


Detailhandel en voorzieningen

Het oorspronkelijke ontwerp van Zuidwest voorzag in een fijnmazige detailhandelsstructuur. Maar door afname van het bestedingsniveau en door krimp van de bevolkingsomvang, was deze structuur niet meer passend. De algemene trend naar schaalvergroting, de toenemende concurrentie en het streven naar meer efficiency in de bedrijfsvoering heeft geleid tot minder winkelgebieden. Sinds 1985 wordt gewerkt aan de modernisering van het winkelbestand, het verbeteren van de koopkrachtbinding en het tegengaan van de overbewinkeling. Voor de detailhandelsstructuur van Zuidwest is gekozen voor een heldere opbouw van de winkelstructuur: één stadsdeelcentrum ondersteund door twee wijk- en drie buurtcentra De winkelcentra zijn geografisch evenwichtig verspreid over Zuidwest. Het onlangs gerenoveerde Ambachtsgaarde vormt het centrale wijkcentrum van Vrederust. Het winkelcentrum heeft voornamelijk aanbod in de dagelijkse branches.

Bedrijvenstrips
De strips aan de Dreef, Vrederustlaan en Zwaarvegersgaarde maakten onderdeel uit van de oorspronkelijke fijnmazige detailhandelsstructuur. Deze stroken zijn inmiddels (grotendeels) ontwinkeld. Er zit nog slechts een enkel detailhandelsbedrijf. In deze voormalige winkelstrips zijn met name dienstverlenende functies en kleinschalige bedrijfjes gevestigd.

Bedrijven

Over het algemeen is de gemiddelde omvang van de bedrijven of instellingen in Zuidwest klein. Dit geldt ook voor de wijk Vrederust. Aan de Bierbrouwersgaarde en de Wolweversgaarde zijn garagebedrijven en bouwgerelateerde bedrijven gevestigd. Zoals genoemd zijn ook in de voormalige winkelstrips enkele kleinschalige bedrijfjes gevestigd. Het merendeel van de bedrijven bevindt zich in de sector commerciële consumentverzorgende en zakelijke dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid en opslag. Deze bedrijven zijn met name lokaal verzorgend van aard en voor hun inkomsten vooral afhankelijk van de lokale bevolking.

Overige voorzieningen: horeca en kantoren

In de wijk zijn een restaurant en een paar snackbars en cafe's gevestigd. Het aantal horecavestigingen is relatief laag. Het voormalige schoolgebouw aan de Zwaardvegersgaarde 95 is momenteel (tijdelijk) in gebruik als kantoorruimte. Verder zijn binnen het plangebied geen zelfstandige kantoren aanwezig.


Maatschappelijk

Het aanbod aan onderwijs- en welzijnsvoorzieningen binnen Vrederust is goed. Een deel van deze voorzieningen heeft een wijkoverstijgende functie. De accommodaties zijn echter verouderd en ook bij deze voorzieningen speelt schaalvergroting een rol. Bij het voortgezet onderwijs leidt dit tot samenbundeling van verschillende organisaties en daarmee tot veranderende ruimteclaims.

In het plangebied zijn de volgende scholen aanwezig:

  • de Inspecteur de Vriesschool (Beresteinlaan 629): een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen;
  • de Springplank (Pachtersdreef 3): school voor speciaal basisonderwijs (met buitenschoolse opvang);
  • Erasmus (Ambachtsgaarde 1): basisschool (met peuterspeelzaal 't Klimhof);
  • Petrus Donders (Ambachtsgaarde 5): basisschool (met peuterspeelzaal De Peutergaarde);
  • Hofstede Praktijkschool (Droogscheerdersgaarde 70-74): school voor praktijkonderwijs;
  • Koetsveldschool (Zwaardvegersgaarde 25): school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen.

Daarnaast zijn een aantal woonzorgcomplexen in het plangebied aanwezig. Aan de Beresteinlaan en De Gaarde zijn orthopedagogische behandelcentra gevestigd. Verzorgingshuizen en verpleeghuizen worden volgens nieuwe concepten gerenoveerd of gesloopt en nieuw gebouwd.

Het Multifunctionele Centrum aan de Melis Stokelaan voorziet in de grote behoefte aan een volwaardig wijkcentrum.

Sport en recreatie

Den Haag-Zuidwest, en ook de wijk Vrederust, heeft een goede sport-infrastructuur. Op regionaal niveau zijn het Zuiderpark en De Uithof belangrijke functies. In Zuidwest zijn veel sportvoorzieningen, waaronder voetbal, honkbal, korfbal en rugby. Er is sprake van een oververtegenwoordiging van veldsporten, met name voetbal. Wat betreft de gemeentelijke accommodaties is in Zuidwest bijna alles vertegenwoordigd, zij het vaak verouderd. In het plangebied is aan de Melis Stokelaan sportpark Escamp II gevestigd. Voor de gemeentelijke gymnastieklokalen geldt dat de meeste verouderd zijn en niet of nauwelijks geschikt voor wedstrijd- of verenigingssport. De vele, karakteristieke speelvoorzieningen op de groene binnenterreinen tussen de portiekflats kampen vaak met problemen van beheer en overlast. Aan de Pachtersdreef is een voetbalveld (Cruijff-court) gerealiseerd. Aan de Gaarde bevindt zich een skatebaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Vrederust vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk naar de periode 2020-2030. Door deze nota tracht het kabinet bij te dragen aan een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en de borging van de veiligheid.

Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water.

Om een eenzijdige samenstelling van de bevolking te voorkomen, stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Om de trek van midden- en hogere inkomens uit de stad te voorkomen zijn volgens de Nota Ruimte meer hoogstedelijke woonmilieus nodig, en blijven stedelijke vernieuwing en herstructurering dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten.

Nieuwe bebouwing moet ten behoeve van de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten zoveel mogelijk worden geconcentreerd in bestaand bebouwd gebied. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt.

Het bestemmingsplan is daar waar dit van toepassing is in overeenstemming met het verwoorde beleid uit de Nota Ruimte (zie ook paragraaf 5.3).

3.2.2 Provinciaal beleid

Provinciale Structuurvisie

Op 2 juli 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Structuurvisie “ Visie op Zuid-Holland” vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  1. 1. aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
  2. 2. duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
  3. 3. divers en samenhangend stedelijk netwerk
  4. 4. vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
  5. 5. stad en land verbonden

In de functiekaart (gewenste en mogelijke ruimtelijke functies; wat komt waar) is het plangebied aangewezen als ''Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer'. Het betreft een aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen en in de nabijheid en invloessfeer van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet zijn gelegen. De tramlijn langs de Melis Stokelaan is hierbij aangemerkt als 'Regionale railverbinding'. De Erasmusweg is daarnaast aangemerkt met de functie '(Boven)regionale wegverbinding'. Ook is een deel van het plangebied (sportvelden langs Dedemsvaartweg) aangegeven als 'Stedelijk groen': groengebied binnen stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie recreatie waaronder parken en sportvoorzieningen, volkstuinen en/of begraafplaats. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Provinciale Structuurvisie (zie ook paragraaf 5.3).

Verordening Ruimte

In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten) voorziet hierin. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Verordening Ruimte (zie ook paragraaf 5.3).

3.2.3 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het stadsgewest en de betrokken gemeenten. Voor dit bestemmingsplan is de prioriteit herstructurering en intensiever gebruik van stedelijke wijken van toepassing. In de afgelopen periode zijn delen van de na-oorlogse woningbouw in Vrederust gesloopt en is er nieuwbouw voor teruggekomen. De komende periode zijn er echter weinig herstructureringsplannen zodat in dit bestemmingsplan met name de bestaande situatie is vastgelegd.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

3.3 Sectoraal Beleid

3.3.1 Bebouwing, beschermd stadsgezicht en monumenten

Bij besluit van 4 november 2004 is Vrederust-West (de Drevenbuurt) aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Vrederust-West is de laatste wijk die als onderdeel van de grote stadsuitbreidingen in Den Haag-Zuidwest tijdens de wederopbouw werd aangelegd. In deze periode deden nieuwe wijzen van verkaveling hun intrede, zoals strokenbouw en stempelverkaveling. Vrederust-West is één van de stadsdelen die voor deze periode het meest typerend is en waarvan de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit het best bewaard is gebleven. Het aanwijzingsbesluit is als bijlage bijgevoegd (Bijlage 1 Beschermd Stadsgezicht).

Aanwijzing van een stadsgezicht leidt niet tot individuele bescherming van de bebouwing, maar is gericht op het in stand houden van de waardevolle karakteristieken, die in de toelichting op de aanwijzing zijn gedefinieerd. Hoe met de cultuurhistorische waarden moet worden omgegaan bij nieuwe ontwikkelingen in een gemeentelijk beschermd stadsgezicht staat in de notitie 'Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten'. In de tabel in paragraaf 5.3 is een verantwoording opgenomen van de wijze waarop de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is vertaald in het juridisch bindende gedeelte van het bestemminsplan.

3.3.2 Wonen

Het woonmilieu

In de woonvisie wordt het (toekomstige) woonmilieu van dit gebied getypeerd als groenstedelijk. In het gebied vindt een vernieuwingsopgave plaats.

Het huidige (stedelijk naoorlogs) woonmilieu betreft een eenzijdig woontype. Er zijn voornamelijk vierlaagse portiekflats aanwezig. De flats sluiten onvoldoende aan bij de huidige woonwensen. De woningen zijn klein en slecht geïsoleerd en er is vaak geen lift aanwezig.

De naoorlogse wijken hebben een aantal voordelen ten opzichte van de Vinex-wijken. Er zijn meer voorzieningen aanwezig en het groen is volgroeid. Deze voordelen worden in de loop van de tijd steeds kleiner omdat de VINEX-wijken zich op deze gebieden verder ontwikkelen.

Om ervoor te zorgen dat het gebied in de toekomst voldoende kansen heeft om een vitaal leefgebied te zijn, ondergaat het huidige woonmilieu een transformatie naar een woonmilieu dat wordt aangeduid als groen en ontspannen. De opgave waar Den Haag Zuidwest voor staat is om een meer gevarieerd woonmilieu te ontwikkelen met een betere woningmarktpositie. Hiervoor is een grote herstructureringsopgave gestart. De herstructurering biedt enerzijds de mogelijkheid aan mensen met midden- en hogere inkomens om in de wijk te blijven wonen. Anderzijds moeten ook nieuwe huishoudens met hogere inkomens verleid worden om zich in dit woonmilieu te vestigen. Vooral (startende) gezinnen en empty nesters zijn kansrijke doelgroepen.

Het plangebied

Het plangebied ligt in de wijk Vrederust en bevat de buurt Dreven en Gaarden. In de wijk heeft al volop vernieuwing plaatsgevonden. Het meest recent zijn de opleveringen geweest van Het Podium dat 211 woningen en bedrijfsruimten bevat (tussen Melis Stokelaan en Wolweversgaarde) en Erasmuspark dat 287 eengezinswoningen betreft (tussen De Gaarde, Vrederustlaan en Erasmusweg). De afsluiting van het laatstgenoemde plan is de bouw van het appartementencomplex Erasmuspark dat gerealiseerd is op de hoek van de Vrederustlaan en de Erasmusweg. In uitvoering is momenteel het plangebied Gaarden Noord Oost. Hier worden 2 scholen en 58 woningen gebouwd.

In de wijk Vrederust is in de toekomst nog een ontwikkeling voorzien in het gebied Gaarden-Zuid tussen de Schrijnwerkersgaarde en de Erasmusweg. De gerealiseerde en nog te bouwen plannen leveren een bijdrage aan de doelstelling om in Haag Zuidwest een meer gevarieerd woningbestand te realiseren.

3.3.3 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

Op 6 oktober 2011 heeft de Raad de nota "Kracht van kwaliteit - Economische Visie Den Haag" vastgesteld (RV 126_2011, RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

• Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag

• Kracht van de stad: quality of life –aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers

• Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb

• Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap.

In deze paragraaf worden het economisch beleid ten aanzien van detailhandel, bedrijven en horeca nader beschreven. Daarbij wordt specifiek ingegaan op de betekenis van dit beleid voor het bestemmingsplan Vrederust.

3.3.4 Onderwijs, welzijn en maatschappelijke zorg

3.3.5 Groen

Groen kleurt de stad

In de nota "Groen kleurt de stad", Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven.

Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:

  1. 1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  2. 2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  1. 1. ruimte voor groen in en om de stad;
  2. 2. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  3. 3. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  4. 4. samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de "Structuurvisie 2020" in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.

In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur".

De groenstructuren langs de Lozerlaan en de Melis Stokelaan en de sportvelden ten westen van de Dedemsvaartweg maken deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SGH). Voor de SGH is o.a. de ambitie geformuleerd om de groen recreatieve verbinding tussen Kijkduin en Midden-Delfland te versterken. Met eventuele herinrichting van de Lozerlaan moet hiermee rekening gehouden worden.

Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018

In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

In het plangebied liggen de sevz Erasmuszone en Groene Assen. De Erasmuszone is een verbinding tussen de kerngebieden De Uithof en de Rijswijkse Voorden. Op grotere schaal is het een onderdeel van de verbinding tussen de duinen en Midden-Delfland. De Groene Assen verbinden de kerngebieden Madestein, de Uithof en het Zuiderpark.

De groenstroken langs de sportvelden aan de Melis Stokelaan / Dedemsvaartweg en de singel langs de De Gaarde vormen een onderdeel van de SEHS. Ze zijn onderdeel van het Groene Assenkruis in Den Haag Zuidwest. Dit Groene Assenkruis is aangelegd in de periode 1949-1963 en bestaat uit water met waar mogelijk natuurvriendelijke oevers en aansluitend gras met veel bloemen. Karakteristiek zijn ook de bomenrijen met hier en daar bosjes of struweel. Deze inrichting past bij de omringende grote groengebieden die door de groene assen worden verbonden, namelijk De Uithof en het Zuiderpark. De groene as langs de Dedemsvaartweg heeft betekenis als een groene geleding binnen het stadsdeel. De singel langs de De Gaarde heeft een breed profiel met waardevolle bomen en speelt voornamelijk op een wat lager schaalniveau een rol.

De groenzones en/of bomenrijen langs de Lozerlaan, Melis Stokelaan maken onderdeel uit van de stedelijke ecologische verbindingszone Groene Assen. Ook de waterlopen in het plangebied behoren tot de ecologische verbindingszone Groene Assen. De langgerekte groene strook en watergang langs de Erasmusweg maken onderdeel uit van de ecologische verbindingszone Erasmuszone.

Op sommige plaatsen verhinderen wegen, steile oevers of krappe duikers het optimaal functioneren van de groenzones als ecologische verbindingszones. Verkeerswegen die de evzs onderbreken en krappe duikers vormen een barrière voor diersoorten. De inzet is om bij reconstructies zo veel mogelijk van deze barrières op te heffen, onder meer door de aanleg van faunapassages en de aanleg van natuurvriendelijke oevers.

Bouwplannen mogen niet leiden tot oppervlakteverlies en kwaliteitsverlies van deze zones. De functie van de zones als verbindingszone en leefgebied voor flora en fauna moet behouden blijven.

Bomenverordening Den Haag 2005

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden.

Binnen het plangebied staan op dit moment geen monumentale bomen.

3.3.6 Sport en recreatie

De doelstelling van het gemeentelijke Sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat. Dit met het oogmerk dat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig en intensief sporten, op een prettige verantwoorde manier en bij voorkeur in georganiseerd verband. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk te maken.

De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

In paragraaf 5.3 wordt beschreven hoe bovenstaand beleid in het plangebied tot uiting komt.

3.3.7 Verkeer en parkeren

Het algemene verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroom routes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Tussen het verkeer- en vervoersbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.


Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend.


Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer tracht de gemeente zoveel mogelijk te concentreren op een stelsel van hoofdroutes met voldoende capaciteit. Dit is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken en draagt bij aan de verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is ook van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers. Het Verkeerscirculatieplan voor het centrumgebied is er onder andere op gericht om doorgaand verkeer uit de binnenstad te weren en de verblijfskwaliteit van de binnenstad voor voetgangers en fietsers te vergroten (buiten het plangebied).


Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen zowel bij woningen en werklocaties maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte. Bij de herinrichting van de openbare ruimte zullen de langzaam verkeerroutes extra aandacht krijgen.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. De parkeernormen en het toepassingskader zijn daarom in dit bestemmingsplan opgenomen (Bijlage 3 Parkeernormen).

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Voor de in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen aan de Ambachtsgaarde is de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de op dit moment aanwezige parkeerplaatsen (zie paragraaf 5.2.2).

Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

3.3.8 Openbare ruimte

Kadernota Openbare Ruimte

De Kadernota Openbare Ruimte (2004) is voor de gemeente Den Haag het beleidskader voor de inrichting (eenvoud, harmonie en ruimte), het onderhoud (schoon, heel en veilig) en het gebruik (functioneel, veelzijdig en flexibel) van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. Er zijn drie kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:

  • Residentie Kwaliteit is de standaard- of basiskwaliteit;
  • Hofstad Kwaliteit is een bijzondere kwaliteit;
  • Maatwerk Kwaliteit geeft marktpartijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven; Publiekprivate Samenwerking (PPS).


Afhankelijk van de functies in een gebied, de cultuurhistorische waarde en de betrokkenheid van de private partijen hanteert de gemeente een bepaalde kwaliteitsstandaard. Voor het plangebied is dit residentiekwaliteit.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten behandeld. Daarbij worden per milieuthema de consequenties van dit bestemmingsplan beschreven.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Bij de reconstructie van (spoor)wegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld.

Dit bestemmingsplan biedt, met uitzondering van een beperkt aantal woningen ter plaatse van de bouwlocatie op het plein van de Ambachtsgaarde, geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een (spoor)weg is ook niet aan de orde.

Ten behoeve van de herontwikkeling van de locatie op de Ambachtsgaarde is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 2 Akoestisch onderzoek). Uit dit onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het relevante wegverkeer niet wordt overschreden, zodat er geen ontheffing hogere grenswaarden hoeft te worden aangevraagd.
Ter onderbouwing van de uitvoerbaarheid van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor het perceel Zwaardvegersgaarde 95 (zie paragraaf 5.2.5) is eveneens onderzoek gedaan naar de akoestische gevolgen (Bijlage 3 Milieutechnisch onderzoek). Uit dit onderzoek blijkt dat de wijzigingsbevoegdheid uitvoerbaar is. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal een procedure ontheffing hogere grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder moeten worden doorlopen.
De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.

4.3 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden. In 2007 is het hoofdstuk Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer in werking getreden. Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009; de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.

Dit bestemmingsplan schept geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen. Het te realiseeren appartementencomplex aan de Ambachtsgaarde blijft ver onder de NIBM-drempel. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de besluitvorming over dit bestemmingsplan.

4.4 Externe Veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6(kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

4.4.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

De Lozerlaan maakt deel uit van de, door de gemeenteraad vastgestelde, Route gevaarlijke stoffen. Op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet bij een bestemmingsplan de risicobenadering worden toegepast. Dit geldt wanneer het plangebied binnen 200 m van de transportas is gesitueerd. De Lozerlaan ligt binnen het plangebied.

Adviesbureau AVIV heeft in opdracht van het Stadsgewest Haaglanden een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor de hele Route gevaarlijke stoffen. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar bevindt zich op de weg. Er zijn daarom geen ruimtelijke beperkingen ten aanzien van het plaatsgebonden risico.

Het voornoemde adviesbureau heeft ook het groepsrisico (GR) voor de Route gevaarlijke stoffen berekend. Het groepsrisico is vervolgens in 3 niveaus onderverdeeld, met als referentie de oriëntatiewaarde.

Groepsrisiconiveau Kleur Niveau t.o.v. oriëntatiewaarde
Groepsrisiconiveau 1 groen GR < 0,1 x oriëntatiewaarde
Groepsrisiconiveau 2 geel 0,1 x oriëntatiewaarde < GR < 1,0 x oriëntatiewaarde
Groepsrisiconiveau 3 rood GR > 1,0 x oriëntatiewaarde

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0223BVrederust-50VA_0005.jpg"

Afbeelding 5 - Invloedsgebieden route gevaarlijke stoffen (Bron: Geoweb Stadsgewest Haaglanden) Groen: Groepsrisiconiveau Blauw: 1% letaliteitscontour (150 meter)


De resultaten zijn weergegeven in het "Werkdocument (versie 1-2008), Verantwoording groepsrisico bij de ruimtelijke inrichting langs wegen met vervoer gevaarlijke stoffen (LPG-transport)", april 2008, opgesteld door het Bureau Externe Veiligheid van het Stadsgewest Haaglanden in samenwerking met AVIV.

De uit voorgaand onderzoek verkregen groepsrisiconiveaus zijn ook grafisch gepresenteerd in Geoweb, een computerapplicatie in beheer bij het Stadsgewest Haaglanden. Deze applicatie is echter niet toegankelijk voor het publiek. Een uitsnede van de kaart, ter plaatse van het plangebied, is weergegeven in bovenstaande afbeelding. Hieruit kan worden opgemaakt dat voor de Lozerlaan sprake is van groepsrisiconiveau 1 (groen).

De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen stelt dat bij het uitblijven van ontwikkelingen nadere verantwoording niet nodig is. Bovendien is het groepsrisico kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Voor het bestemmingsplan Vrederust behoeft daarom geen aanvullende risicobeoordeling externe veiligheid plaats te vinden.

De in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen winkelcentrum Ambachtsgaarde, de Goudsmidsgaarde 5 en de Albert Heijn Ambachtsgaarde liggen binnen het invloedsgebied van de transportroute gevaarlijke stoffen Lozerlaan. Door de Veiligheidsregio Haaglanden wordt een aantal maatregelen geadviseerd (zie hoofdstuk 7.1).

4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Delft-Leiden. Over dit baanvak vindt bovendien geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk.

4.4.3 Buisleidingen

In de directe nabijheid van het plangebied is een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie gesitueerd (A-617-KR-008). Deze leiding heeft een diameter van 12” en een werkdruk van 79,9 bar. De leiding loopt vanuit het zuiden parallel aan de Lozerlaan.

Op deze leiding is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. Voor deze leiding zijn een plaatsgebonden risicoberekening (PR) en groepsrisicoberekeningen (GR) uitgevoerd (Bijlage 3Milieutechnisch onderzoek).

De risicostudie is uitgevoerd conform de door de overheid gestelde richtlijnen voor het uitvoeren van risicoanalyses aan ondergronds gelegen hogedruk aardgastransportleidingen. De analyse is uitgevoerd met het pakket CAROLA. CAROLA is een softwarepakket dat in opdracht van de Nederlandse overheid is ontwikkeld, specifiek ter bepaling van het plaatsgebonden risico en groepsrisico van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen.

Uit het onderzoek komt naar voren dat de hoge druk aardgasleiding geen plaatsgebonden risico met zich meebrengt dat aanpassing van het bestemmingsplan vereist. Nergens binnen het plangebied treedt een plaatsgebonden risico van meer dan 10-6 op. In de bestaande situatie ligt het groepsrisico ruimschoots beneden de oriëntatiewaarde; daarvan getuigt de overschrijdingsfactor 0,119. Door het bestemmingsplan in kwestie neemt het aantal binnen het invloedsgebied verblijvende personen niet toe. Het bestemmingsplan leidt er niet toe dat (beperkt) kwetsbare objecten binnen een gebied met
een groepsrisico van meer dan 10-6 wordt geprojecteerd. Daarmee is het bestemmingsplan niet van invloed op de mate waarin de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt nageleefd. Door het bestemmingsplan wijzigt evenmin de overschrijdingfactor voor het groepsrisico. Het bestemmingsplan heeft daarom geen gevolgen voor de externe veiligheid binnen het plangebied dat met de hoge druk aardgasleiding samenhangt.

4.4.4 Inrichtingen

Aan de Lozerlaan is, buiten het plangebied, een LPG-tankstation gevestigd. De doorzet van dit station bedraagt 999 m3 LPG per jaar (Bron: www.risicokaart.nl ). De plaatsgebonden risicocontouren met een kans van 10-6 per jaar (PR 10-6) bedragen daarom minimaal 45 meter vanaf het vulpunt, 25 meter vanaf de ondergrondse tank en 15 meter vanaf de afleverzuil. Binnen het plangebied zijn binnen deze contouren geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Binnen de groepsrisicocontour vinden geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Een nader onderzoek naar het groepsrisico als gevolg van stationaire risicobronnen is niet vereist.

In de nabijheid van het plangebied is Vuurwerkhandel Caravan Import Erasmus gesitueerd (Erasmusweg 872), waar sprake is van opslag van consumenten vuurwerk. Volgens het Vuurwerkbesluit van 22 januari 2002 gelden er veiligheidsafstanden van 8 meter (Bijlage 3 artikel 1.2.a). Het bestemde gebied ligt op 28 meter van de erfgrens van de vuurwerkhandel. Er is derhalve geen sprake van verhoogd gevaar voor de bevolking in het plangebied.

Aan de Beresteinlaan bevindt zich een gasdrukregel- en meetstation van Eneco buiten het plan gebied. Volgens de Provinciale risicokaart is sprake van een veiligheidscontour van 25 m rondom het gasdrukregel- en meetstation. Het gasdrukregel- en meetstation van Eneco is gesitueerd aan de Beresteinlaan nabij de Hengelolaan, op meer dan 25 meter buiten het plangebied.

4.5 Bezonning

Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat bewoners zoveel mogelijk hun wooncarrière in hun eigen wijk kunnen maken. Het vergroten van hun woning is daarin een belangrijk instrument, reden waarom het bestemmingsplan voorziet in deze bouwmogelijkheid voor zoveel mogelijk woningen. De mate van achteruitgang van de bezonning van belendende woonpanden is een belangrijk aandachtspunt. Daarom is bij de opstelling van het bestemmingsplan een bezonningsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door adviesbureau Peutz en is als bijlage bijgevoegd en maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan (Bijlage 4 Bezonningsonderzoek).

Doel van dit onderzoek is om de invloed van de bebouwing op de bezonning van de omliggende bebouwing in relatie tot de huidige bezonningssituatie in beeld te brengen. Daarbij is getoetst aan de specifieke bezonningsnorm van de gemeente Den Haag:

  • toetsingsdata 19 februari (/ 21 oktober) bij een minimale zonhoogte van 10 graden;
  • meting van de bezonning op 0,75 meter hoogte in het midden van de voor- en achtergevels (van de onderste woonlaag) van woningen in de directe omgeving van de nieuwbouw.

Na het uitvoeren van een basisonderzoek is een optimalisatieonderzoek uitgevoerd waaruit volgt welke mate van bebouwing van het dakvlak mogelijk is zodanig dat aan de Haagse bezonningsnorm wordt voldaan. In de Haagse bezonningsnorm is vastgelegd dat woningen, op bovengenoemde toetsinsdata en meethoogte, minimaal 2 uur zon moeten ontvangen. Daarnaast is in het door de raad vastgestelde beleid voor dakopbouwen een excessenregeling opgenomen. Deze regeling heeft als doel om te voorkomen dat er een excessieve afname van de bezonning op woningen plaatsvindt als gevolg van de realisatie van dakopbouwen. Hiervan is sprake bij een afname van de bezonningsduur van meer dan 50% op de normdata.

4.6 Bodem

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben enkele bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat ter plaatse van het plangebied om taxibedrijven, consumentengoederen reparatiebedrijven, een tuinderij, een stomerij, een zwembad, fiets-, brom- en motorenreparatiebedrijf, schoen- en lederwarenreparatiebedrijven, schilder- en glaszetbedrijven, een loodgieter, een autoreparatiebedrijven, een metaalconstructiebedrijf, een transportbedrijf, verpleeghuizen, een verfspuiterij en een kunststofverwerkende fabriek.

Binnen het plangebied zijn ondergrondse olietanks bekend. Een enkele daarvan is nog in gebruik, maar de meesten zijn verwijderd of buiten gebruik gesteld.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat er binnen het plangebied sprake is van enkele gevallen van ernstige bodemverontreiniging, die reeds zijn gesaneerd. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreining bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Ter plaatse van sommigen van de gesaneerde gevallen zijn restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen zijn. De gesaneerde locaties zijn wel geschikt voor het huidige gebruik.

Voor de delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat het plangebied is gelegen in bodemkwaliteitskaartzone 2. De bovengrond (0,0-0,5 m-mv) in dit gebied is licht verontreinigd met kwik, lood en PAK (teerachtige stoffen). De ondergrond (0,5-2,0 m-mv) is licht verontreinigd met kwik en lood.

4.7 Archeologie

De gemeente Den Haag is op grond van de Monumentenwet 1988 verplicht bij het vaststellen van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening te houden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Hiertoe heeft de gemeente een gemeentelijke Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) vastgesteld.

Op de AWVK komen drie eenheden voor:

  1. 1. Gebieden met een archeologische waarde, waar aan activiteiten met een bodemverstoring dieper dan 50 cm onder maaiveld voorwaarden kunnen worden gesteld met het oog op de bescherming van die waarden;
  2. 2. Gebieden met een archeologische verwachting, waar aan activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld voorwaarden kunnen worden gesteld met het oog op de bescherming van eventuele archeologische waarden; en
  3. 3. Gebieden zonder archeologische verwachting waar geen voorwaarden gelden voor bodemverstorende activiteiten.

In paragraaf 2.3.7 is de bestemmingsplanspecifieke inhoudelijke onderbouwing van de AWVK gegeven.

De eerste twee eenheden van de AWVK krijgen een vertaling in het bestemmingsplan door middel van een aanduiding en dubbelbestemming op de plankaart met daaraan gekoppeld in de planregels bouwvoorschriften en een vergunningplicht voor werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (voorheen aanlegvergunningenstelsel).

Gebieden met een archeologische waarde worden in het bestemmingsplan opgenomen als “Waarde Archeologie I”, gebieden met een archeologische verwachting als “Waarde Archeologie II” met de daarbij horende vrijstellingsbepalingen.

Initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting kunnen op grond van de dubbelbestemming verplicht worden archeologisch onderzoek uit te laten voeren. In de gemeentelijke monumentenverordening zijn daarnaast nadere eisen vastgelegd waaraan archeologisch onderzoek binnen de gemeente moet voldoen.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer is gemandateerd als bevoegd gezag inzake de archeologische monumentenzorg en stelt de behoudenswaardigheid van archeologische vindplaatsen vast alsmede de voorwaarden waaraan een initiatiefnemer in het kader van de archeologische monumentenzorg moet voldoen.

Die voorwaarden kunnen bestaan uit de verplichting tot:

  • het uitvoeren van archeologisch (voor-)onderzoek om aard en kwaliteit van de archeologische ondergrond vast te stellen;
  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.


Zoals in paragraaf 2.3.7 wordt aangegeven geldt voor delen van het bestemmingsplangebied een archeologische verwachting. Deze delen zijn voorzien van de dubbelbestemming Waarde-Archeologie. Voor werkzaamheden die de grond roeren in het kader van bouwplannen zijn bouwregels opgenomen op grond waarvan aan de omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden gesteld. Voor een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is eveneens een omgevingsvergunning verplicht op grond van artikel 22 van de regels van het bestemmingsplan.

4.7.1 Ambachtsgaarde

Voor de in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling van de pleinlocatie Ambachtsgaarde (zie paragraaf 5.2.2) is archeologisch onderzoek uitgevoerd (zowel een bureauonderzoek als een inventariserend onderzoek). Dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd en maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan (Bijlage 5 Archeologisch onderzoek).

Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat er in het plangebied een kans is op het aantreffen van archeologische sporen en resten van bewoning vanaf de late prehistorie tot aan de nieuwe tijd. De kans is groot dat deze worden verstoord door de ontwikkelingsplannen. Om te toetsen of er daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn, is er een inventariserend onderzoek in de vorm van archeologische grondboringen uitgevoerd. Daarbij zijn geen archeologische waarden aangetroffen. De oorspronkelijke geologische opbouw is goed bewaard gebleven en bestaat uit lagen die voornamelijk onder natte omstandigheden zijn afgezet, wat de kans op archeologie in het algemeen klein maakt.

Op basis van bovenstaande wordt geadviseerd geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren en aan het voorgestelde bouwplan geen voorwaarden in het kader van de archeologische monumentenzorg te verbinden.

4.8 Flora En Fauna

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De wet voorziet in een zorgplicht voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen. Daarbij dient men rekening te houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen, opdat dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de wet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. Zij bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor soorten, die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

4.8.1 Ambachtsgaarde

Voor de realisatie van het appartementencomplex Ambachtsgaarde is een Eco-effectenscan uitgevoerd. Deze scan is als bijlage bijgevoegd en maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan (Bijlage 6Eco-effectenscan).

Op basis van een locatiebezoek en een literatuurstudie is geïnventariseerd welke beschermde soorten er in het projectgebied aanwezig kunnen zijn en welke beschermde natuurgebieden er in de omgeving van het projectgebied liggen. Aan de hand van de projectbeschrijving is getoetst of het project in strijd is met de natuurwetgeving: de natuurbeschermingswet, EHS-beleid en de Flora- en faunawet.

Het project ligt buiten de invloedssfeer van beschermde natuurgebieden of ecologische verbindingszones. Een nadere toetsing aan de Natuurbeschermingswet of de Ecologische Hoofdstructuur is niet nodig.

De onderstaande tabel is een samenvatting van de resultaten uit het uitgevoerde onderzoek. In de onderstaande tabel wordt het effect van het project op de functionaliteit van het leefgebied per beschermde soort of soortgroep weergegeven.

Tabel 1: Effecten beschermde natuurgebieden

Soort Wet* Aanwezig Effecten op functionaliteit
Wilde planten FF 1t/m 3 Niet verwacht n.v.t.
Vogels FF
Meerkoet FF Potentieel Geen effect op functionaliteit, maatregelen zijn
niet nodig
Zoogdieren
Alg. voorkomende zoogdieren,
zoals muizen, egel, konijn, e.d.
FF1 Niet verwacht n.v.t.
Beschermde zoogdieren FF2 Niet verwacht n.v.t.
Ruige dwerg-, water-, rosse
vleermuis
FF3, HRIV Potentieel Geen effect op functionaliteit, maatregelen zijn
niet nodig
Amfibieën FF 1 t/m 3 Niet verwacht n.v.t.
Vissen FF 1 t/m 3 N.v.t. n.v.t.
Insecten FF 1 t/m 3 Niet verwacht n.v.t.

* FF = Flora- en faunawet, tabel 1 t/m 3, categorie 1 t/m 5, HR = Habitatrichtlijn, bijlage II of IV


Voor het project is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Gezien de beperkte negatieve effecten van het project wordt het niet nodig geacht om maatregelen te treffen. Wel wordt geadviseerd om voorafgaand aan de werkzaamheden een nieuwe quick scan flora en fauna uit te voeren.

4.9 Water

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken op verschillende niveaus van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees niveau

Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

Het in werking treden en uitwerken van de KRW heeft een belangrijke verandering in het waterbeheer teweeg gebracht. Deze Europese wet- en regelgeving is vanaf 22 december 2000 van kracht en in de nationale wet- en regelgeving overgenomen. De richtlijn heeft tot doel de kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. Waterbeheerders op internationaal, nationaal en regionaal niveau zijn gevraagd waterkwaliteitsdoelen en maatregelen te bepalen, die leiden tot het bereiken en behouden van een goede waterkwaliteit van oppervlakte- en grondwater.

In Nederland is bestuurlijk afgesproken waterkwaliteitsdoelen en maatregelen te bepalen die maatschappelijk aanvaardbaar en financieel haalbaar zijn.

Om de opgave KRW daadwerkelijk tot uitvoering te brengen, hebben Delfland en de gemeenten binnen Delfland (waaronder Den Haag) een gezamenlijke bestuursovereenkomst “Kaderrichtlijn Water Delfland” ondertekend.

De opgave KRW voor de gemeenten binnen Delfland ligt op het vlak van de afvalwaterketen en de (her)inrichting van het watersysteem. Het gaat concreet om het uitvoeren van bestaande (landelijke) afspraken rondom de riolering én de aanleg van natuurvriendelijke oevers, vispaaiplaatsen en vispasseerbare kunstwerken. Het (her)inrichten van het watersysteem is een ingewikkelde opgave binnen het beheersgebied van Delfland vanwege de ruimtedruk en toekomstige ruimteclaims. In de bestuursovereenkomst is een ruimtelijke strategie vastgelegd.

De opgave KRW binnen Den Haag ligt op beide vlakken. De doelen rondom de riolering zijn vastgelegd in het Gemeentelijke Rioleringsplan 2011-2015.


Landelijk niveau

Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)

De wateroverlastproblemen in de laatste jaren van de vorige eeuw vormden de directe aanleiding voor het uitvoeren van een studie door de zogeheten 'Commissie Waterbeheer in de 21ste eeuw'. In 2001 adviseerde de commissie in haar eindrapport het Nederlandse waterbeheer (waterkeringen, peilbeheer, aan- en afvoer water) blijvend aan te passen aan de verwachte effecten van klimaatverandering door twee richtinggevende strategieën voor duurzaam waterbeheer voor te stellen:

  • Voor het waterkwantiteitsbeheer: vasthouden – bergen – afvoeren en
  • Voor het waterkwaliteitsbeheer: schoonhouden – scheiden – zuiveren.

In navolging van het advies maakten alle waterbeherende overheden in 2003 afspraken over het tot 2015 op orde brengen en houden van het watersysteem, daarbij rekening houdend met de effecten van autonome ontwikkelingen zoals klimaatverandering. De afspraken zijn vastgelegd in het zogenaamde Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Het oorspronkelijke NBW richtte zich primair op de integrale aanpak van veiligheids- en wateroverlastproblemen. Het tegengaan van watertekorten, verdroging en het verbeteren van de waterkwaliteit werden waar mogelijk in de planvorming en uitvoering meegenomen. Door het actualiseren van het NBW in 2008 is echter het verbeteren van de waterkwaliteit aan de primaire aandachtspunten toegevoegd.

In het NBW is de afspraak opgenomen dat waterbeheerders voor het oplossen van hun wateropgaven de mogelijkheden onderzoeken om aan te sluiten bij plannen of projecten op andere beleidsterreinen. Daarom stelt het NBW ook dat gemeentelijke waterplannen de ruimtebehoefte vanuit het waterbeheer moeten aanduiden, zodat deze in ruimtelijke planvormen kan worden opgenomen.

Regionaal niveau

Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020

Den Haag is een van de negen gemeenten die deelnemen aan het Stadsgewest Haaglanden. Het stadsgewest is een samenwerkingsverband voor de regio Haaglanden dat zich richt op de aanpak van regionale en/of bovenlokale zaken op het vlak van leefbaarheid en bereikbaarheid van de regio. Doel is de regio als aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgeving in stand te houden en te ontwikkelen.

Het stadsgewest heeft recent een visie op de toekomstige ontwikkeling van het gebied opgesteld, het Regionale Structuurplan Haaglanden 2020 . In dit plan hebben de samenwerkende gemeenten afgesproken de ontwikkeling en het behoud van een sterk vestigingsklimaat en een aantrekkelijke leefomgeving samen te laten gaan met de inrichting van een robuust en beheersbaar watersysteem. In de periode tot 2015 zal de aandacht daarbij uitgaan naar het uitvoeren van de waterbergingsmaatregelen vanuit Waterkader Haaglanden. Voor de langere termijn tot 2030 richt het stadsgewest zich op het tot uitvoering brengen van een maatschappelijk breed gedragen regionale klimaatadaptatiestrategie en het realiseren van een goede waterkwaliteit. Deze strategie moet de basis vormen voor (toekomstige) besluiten over de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied en bijbehorende investeringsbeslissingen.

Waterkader Haaglanden

Het Waterkader Haaglanden is een initiatief van het Stadsgewest Haaglanden, de provincie Zuid-Holland en Delfland om samen de waterbergingsopgave in de regio aan te pakken. Op 22 februari 2006 ondertekenden bestuurders van de betrokken partijen daartoe het Regionaal Bestuursakkoord Water Haaglanden. Daarin staat centraal: ruimte maken voor water en economie met innovatieve projecten. Dit bestuursakkoord ondersteunt het uitvoeren van de in 2008 bestuurlijk vastgestelde Waterbergingsvisie Den Haag. In de visie is concreet de waterbergingsopgave voor het Haagse grondgebied uitgewerkt. Ook zijn afspraken tussen Den Haag en Delfland vastgelegd over de doorwerking van de opgave in ruimtelijke plannen en het uitvoeren van maatregelen.

Waterbeheerplan Delfland 2010-2015

In het Waterbeheerplan 2010-2015, “Keuzes maken en kansen benutten' kiest Delfland voor een goede balans tussen een veilig gebied met schoon water voor nu en in de toekomst en een financieel gezonde huishouding. Het Waterbeheerplan 2010-2015 is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende zes jaar in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Voorbeelden zijn de aanleg van 24 hectare natuurvriendelijke oevers, meer ruimte voor vis, goed zwemwater, het aan de norm laten voldoen van 74 kilometer regionale dijken en de aanleg van waterbergingen.

Gemeentelijk niveau

Waterplan den Haag 2010-2015

Waterplan Den Haag (1998-2012) en het in ontwikkeling zijnde nieuwe Waterplan Den Haag vertaalt de belangrijkste beleidskaders, Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), naar Haagse waterdoelen. Het stedelijk Waterplan, dat gezamenlijk met het Hoogheemraadschap van Delfland is opgesteld, beschrijft hoe de gemeente en het Hoogheemraadschap duurzaam met water in en om de stad willen omgaan. Het Waterplan besteedt niet alleen aandacht aan waterkwaliteit, maar ook aan veiligheid, recreatie en de relatie van water met ruimtelijke ordening.

De gemeente en het hoogheemraadschap hebben daarom de volgende langetermijndoelstelling voor water: “Het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan”.

De gemeente en het Hoogheemraadschap streven er naar deze langetermijndoelstelling uiterlijk in 2027 te bereiken in overstemming met de termijnen van het huidige waterkwaliteitsbeleid in Nederland door de komst van de KRW. Om deze doelstelling water ook daadwerkelijk in 2027 te kunnen bereiken, wordt in dit waterplan een integraal beleidskader water beschreven van beleidsdoelen, ambities en maatstaven voor het integreren van het waterbeheer in andere opgaven van de stad.

De gemeente en het Hoogheemraadschap willen deze doelen bereiken met duurzame oplossingen. Dit is niet eenvoudig in een dichtbebouwde stad als Den Haag. De beleidsdoelen zijn dan ook alleen te bereiken als de wateropgaven in samenhang met (ruimtelijke) opgaven op andere beleidsterreinen worden opgepakt. Daartoe zijn de beleidsdoelen gebiedsgericht toets- en meetbaar uitgewerkt.

Ruimtelijke structuurvisie 2020 'Den Haag, Wereldstad aan Zee'

Den Haag heeft haar ideeën en wensen wat betreft de toekomst van de stad vastgelegd in de ruimtelijke Structuurvisie 2020, 'Den Haag, wereldstad aan zee'. Deze visie is de grondslag voor het opstellen van zogenaamde masterplannen voor een aantal onderscheiden herstructureringsgebieden in Den Haag. Deze masterplannen bieden een goede gelegenheid om de wensen en eisen vanuit duurzaam stedelijk waterbeheer integraal mee te laten wegen in de ruimtelijke planvorming rondom deze gebieden. Op deze wijze kunnen zaken als de ontwikkeling en verbetering van de bestaande ecologische water- en groenstructuur én het zoeken naar waterbergingsmogelijkheden worden voortgezet. De positie van het water in deze masterplannen verschilt per plan. Dit komt door de verschillen in de karakteristieken van elk herstructureringsgebied (ondergrond, kenmerken (lokaal) watersysteem, lokale watervraagstukken, beoogde inrichting en het gebruik van het gebied). In Masterplan Scheveningen-Kuststrook krijgt de versterking van de zeewering (veiligheid) in relatie tot een kwaliteitsimpuls van de openbare ruimte aandacht.

Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008-2018

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. Om de gewenste ecologische hoofdstructuur te realiseren heeft Den Haag daarom in 2008 de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008-2018 vastgesteld. In de nota worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding watergangen.

Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015.

Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

Waterkwantiteit in het plangebied

Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, dat ligt in de Eshofpolder (waterpeil NAP -1,75 m). Na maatregelen die afgesproken zijn in de Waterbergingsvisie zal in de Eshofpolder een maximaal toelaatbare peilstijging van 60 cm mogelijk zijn

Samen met het Hoogheemraadschap is een Watervisie opgesteld, waarin met name gekeken wordt naar het waterbergingsvraagstuk en de eventuele oplossingsrichtingen. Op basis van de Watervisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Overeenkomstig de Watervisie behoeven in dit plan geen maatregelen te worden opgenomen. Eén van de uitkomsten van de Watervisie is, dat voor de Eshofpolder door het toevoegen van 1,2 ha. water en door middel van maatregelen anders dan het toevoegen van oppervlaktewater, het thema waterkwantiteit voldoende onder controle zal kunnen worden gehouden. Binnen het plangebied behoeft echter geen extra ruimte te worden gereserveerd om maatregelen te kunnen realiseren.

Waterkwaliteit in het plangebied

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015.

Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met de levensloop van riolering (van cradle to cradle), met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

Veiligheid en waterkering

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

Langs de Erasmusweg ligt een Polderkade. Het deel van de bij deze polderkade behorende beschermingszone dat binnen de bestemmingsplangrens valt is door middel van de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen op de plankaart.

Ecologie

Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. Het plangebied ligt niet in een ecologische verbindingszone van rijk, provincie of gemeente. Bij de inrichting van het gebied hoeft met ecologische factoren dan ook geen rekening te worden gehouden. In het plangebied zijn natuurvriendelijke oevers aanwezig in de groenstrook langs de Erasmusweg.

4.10 Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid (2005) dat werd geïntroduceerd in het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006. Het gebiedsgericht milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied waardoor de kwaliteiten van dat gebied verbetert of beter beschermd kunnen worden.

Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip moeten hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengde gebieden met accent op wonen ('gemengd wonen'), gemengde gebieden met accent op werken ('gemengd werken'), verkeersinfrastructuur, groene hoofdstructuur en water.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Wonen'. Woongebieden zijn min of meer monofunctionele gebieden. De voorzieningen in het gebied staan in beginsel ten dienste van het gebied zelf. Hierbij moet gedacht worden aan onder andere winkelvoorzieningen, scholen, buurtcentra en kleinschalige bedrijvigheid aan huis. De verkeersinfrastructuur is ingericht voor bestemmingsverkeer, waarbij voetgangers en fietsers de ruimte hebben. Grote verkeersaders zijn niet aanwezig.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

Vrederust behoort tot het gebiedstype Wonen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de volgende milieuambities richtinggevend.

thema ambitie
Bodem extra
Externe veiligheid maximaal
Geluid maximaal
Lucht maximaal
Mobiliteit extra
Schoon extra
Water ambities per poldereenheid
Natuur extra
Klimaat maximaal

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (Hoofdstuk 2), het beleidskader (Hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (Hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.3 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Paragraaf 5.4 bevat een artikelsgewijze toelichting op de regels van het bestemmingsplan. Eerst wordt echter ingegaan op de nieuwe ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

5.2 Nieuwe Ontwikkelingen

In deze paragraaf worden de nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied beschreven. Daarbij wordt ingegaan op de herstructurering, winkelcentrum Ambachtsgaarde, de bouwhoogte langs doorgaande wegen, dakopbouwen en enkele overige ontwikkelingen.

5.2.1 Herstructurering

De herstructurering van de wijk is in de jaren negentig in gang gezet en leidde vooral de afgelopen tien jaar tot veel bouwactiviteiten. Bij de herstructurering zijn verschillende sporen gevolgd. In de eerste jaren is er vooral woningverbetering uitgevoerd. Daarna volgde de transformatie van complexen en sloop-nieuwbouw van hele woonvelden.

Voorbeeld van woningverbetering is het complex aan de Melis Stokelaan waar de woningen bouwfysisch zijn verbeterd, liften aan de portieken zijn toegevoegd en het bouwblok met een extra laag woningen is opgetopt. Het complex tussen de Steenhouwersgaarde en de Wolweversgaarde is een voorbeeld van transformatie. Hier zijn de koppen van de bouwblokken gesloopt en vervangen door nieuwbouw met grotere woningen. Tussen de bouwblokken in, aan de rand van de binnentuinen, zijn tot slot blokjes eengezinswoningen toegevoegd.

Sloop-nieuwbouw van hele woonvelden is toegepast tussen de Melis Stokelaan en De Gaarde. Langs de Melis Stokelaan is het Podium gerealiseerd: een complex met eengezinswoningen, appartementen en ruimte voor niet woonfuncties zoals dienstverlening. Nog in aanbouw is het project Wolweverij dat bestaat uit 58 grondontsloten woningen. Ook tussen de Erasmusweg en De Gaarde is een heel woonveld vernieuwd en is het Erasmuspark gerealiseerd. Hier zijn overwegend grondontsloten woningen in de plaats gekomen van de oorspronkelijke blokken met portiek-etage woningen.

Niet alleen woningen maar ook voorzieningen zijn geherstructureerd of vernieuwd. Zo zijn er nabij De Gaarde twee nieuwe scholen gebouwd: de Koetsveldschool en de Hofstede Praktijkschool.De Erasmusschool en de Petrus Dondersschool werken samen met Stichting MOOI en DAK kindercentra aan de vorming van de Brede Buurtschool Vrederust. Naast een intensievere samenwerking zal er ook gedeeltelijk nieuwbouw tussen de schoolgebouwen gerealiseerd kunnen gaan worden. Onderzocht wordt of de kavel aan de Goudsmidsgaarde 5, of een deel ervan, ook benut kan worden voor de Brede Buurtschool.

Bijzondere voorzieningen zoals de verzorgingshuizen zijn gemoderniseerd, kerken die hun functie verliezen worden hergebruikt of gesloopt zoals de voormalige Sjalomkerk aan de Ambachtsgaarde en aan De Gaarde is een moskee gebouwd.

Van de drie winkelvoorzieningen die de wijk van oorsprong telde, resteert nog het centrum aan de Ambachtsgaarde, de overige twee voormalige winkelstrips zijn getransformeerd. Het kleine wijk-winkelcentrum Ambachtsgaarde is behouden en de herstructurering die vanaf 2000 is ingezet wordt de komende jaren afgerond.

Niet alleen de gebouwde omgeving, maar ook voorzieningen in de openbare ruimte zijn aangepakt. Zo is het plantsoen aan de Pachtersdreef opgeknapt en is een Cruijff Court aangelegd. Ook de inrichting van het plantsoen tussen de Steenhouwersgaaarde en de Dedemsvaartweg is aangepast. En er wordt, na afronding van het project Wolweverij, een nieuw speelterrein aangelegd naast de bestaande skatebaan aan De Gaarde.

Voor Vrederust betekent dit dat de grootschalige herstructurering, die met een voortvarend tempo is aangepakt, nagenoeg is afgerond. De bouwactiviteiten zullen de komende jaren steeds meer afnemen. Corporaties hebben geen grootschalige sloop-nieuwbouw plannen meer en ook de grootschalige onderhoudsprojecten zijn bijna uitgevoerd. Bij een enkel complex wordt nog onderzocht wat de beste oplossing is: doorexploiteren of vernieuwen.

De herstructureringsprojecten hebben er aan bijgedragen dat het uiterlijk van de wijk aanzienlijk is veranderd. De kwaliteit van de woningen sluit veel meer aan bij de huidige woonwensen en het woningaanbod is nu veel gedifferentieerder. Ook de woon- en leefomgeving is verbeterd doordat delen van de openbare ruimte zijn aangepakt en speelvoorzieningen zijn afgestemd op de huidige vraag. Vrederust is nagenoeg 'klaar met de verbouwing' en kan met vertrouwen de komende tijd tegemoet zien.

5.2.2 Winkelcentrum Ambachtsgaarde

Het winkelcentrum Ambachtsgaarde ligt centraal in de wijk Vrederust en wordt gevormd door het Lange Blok op het plein en het Korte Blok aan de Ambachtsgaarde. Omdat het winkelcentrum slecht functioneerde, de uitstraling verloederde en het aantal bezoekers en de bestedingen afnamen, is de gemeente samen met marktpartijen in 2005 gestart met de herstructurering. Inmiddels zijn vier van de zes deelplannen uitgevoerd. De winkels in het Lange Blok zijn opgeknapt, de AH-supermarkt is uitgebreid en er is een nieuw appartementencomplex met winkels en een ondergrondse parkeergarage gebouwd op de plek van de gesloopte Sjalomkerk. Ook de openbare ruimte is aangepakt en er is een openbaar parkeerterrein op het plein aangelegd.


Pleinlocatie en Korte Blok

De twee deelplannen die nog resteren zijn de bouwlocatie op het plein en het Korte Blok.

De gemeente heeft de winkels in het Korte Blok aangekocht om het overschot aan kleine winkels te verminderen. De winkelunits zouden herontwikkeld worden tot woningen. Hiervoor is destijds ook de bestemming aangepast. Op de pleinlocatie was een tweede supermarkt met woningen gepland. Vanwege de gevolgen van de economische crisis en de veranderingen in de woningmarkt hebben de marktpartijen waarmee de gemeente samenwerkte, geen haalbare plannen kunnen ontwikkelen.

Vanaf eind 2010 is de gemeente in gesprek met de nieuwe eigenaar van de winkels in het centrum. Deze heeft voor het Korte Blok en de pleinlocatie planvoorstellen ingediend om de herstructurering van het centrum af te ronden. Belangrijk onderdeel hiervan is de toevoeging van een tweede winkeltrekker, een discountwinkel. Deze winkel is een aanvulling op het huidige eenzijdige winkelaanbod en dient om het centrum te versterken en meer bezoekers en bestedingen aan te trekken. Omdat de pleinlocatie te klein is voor deze trekker, is deze in het Korte Blok gesitueerd. Hiervoor zal het achterterrein van het korte Blok moeten worden bebouwd. De resterende ruimte in dit blok is bestemd voor kleinschalige units voor bedrijven.

De aantrekkelijkheid en de levendigheid van het winkelcentrum kan verder toenemen als de winkels worden aangevuld met een gevarieerd programma zoals een horecafunctie die voor een brede doelgroep aantrekkelijk is. Op de pleinlocatie is voorgesteld een complex te realiseren voor verschillende functies waaronder wonen, horeca en maatschappelijke dienstverlening.

Door toevoeging van een breed programma ontstaat een aantrekkelijke mix van bestaande kleinere winkels, twee grotere trekkers: de supermarkt en de discountwinkel, (dag)horeca, maatschappelijke dienstverlening, kleinschalige bedrijvigheid en wonen. Met dit programma kan het winkelcentrum zich ontwikkelen tot een functioneel, aantrekkelijk en divers centrum en tot het “centrale hart” van Vrederust.


Verkeer en parkeren

Vrederust kent geen betaald parkeerregime en men kan vrij op straat parkeren. Op het plan zijn de parkeernormen van de gemeente Den Haag van toepassing. Op basis van het programma uit de voorstellen van de marktpartij, is een voorlopige parkeerbehoefte berekend. Vanwege het gemengde karakter van het winkelcentrum is dubbelgebruik van parkeerplaatsen op en rond het plein mogelijk. Dat houdt in dat een parkeerplaats niet exclusief aan één functie toebedeeld wordt maar door verschillende bezoekers gedurende de dag gebruikt kan worden. De parkeerbehoefte rond de Ambachtsgaarde zal het grootst zijn tijdens de koopavond als bewoners en bezoekers van de winkels gelijktijdig aanwezig zijn. Ten opzichte van de huidige aanwezige parkeerplaatsen is er, op basis van het nieuwbouwprogramma, een tekort aan 5 parkeerplaatsen berekend. Er zijn mogelijkheden om het aantal parkeerplaatsen op de openbare straat uit te breiden, bijvoorbeeld door langsparkeren te vervangen door gestoken parkeerplaatsen. Gestoken parkeren is ook voor het nieuwe appartementencomplex aan de Ambachtsgaarde toegepast.

Bij de uitwerking van de planvoorstellen tot bouwplannen wordt het exacte aantal aan te leggen parkeerplaatsen bepaald. Hiervoor wordt een herinrichtingsplan opgesteld waarin wordt aangegeven waar deze plaatsen in de openbare ruimte zullen worden gerealiseerd. Het herinrichtingsplan moet voldoen aan de normen uit het Handboek Openbare Ruimte van de gemeente. Bij de uitwerking zijn de ruimtelijke kwaliteit en het vormgeven van een heldere looproute tussen het Korte Blok en het winkelplein, en de aanwezigheid van straatbomen belangrijke aandachtspunten. Het gegeven dat 'dubbelgebruik' van de parkeercapaciteit mogelijk is, biedt voldoende ruimte om tot een plan te komen dat beantwoordt aan zowel de parkeeropgave als aan een goede ruimtelijke kwaliteit.

5.2.3 Bouwhoogte langs doorgaande wegen

Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven volgt uit de structuurvisie dat bij herstructurering langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van vijf bouwlagen. In Vrederust gaat het voor wat betreft de doorgaande wegen om Lozerlaan, Melis Stokelaan, Dedemsvaartweg en Erasmusweg. De bebouwing langs deze wegen bestaat grotendeels al uit minimaal vijf bouwlagen. Daar waar dit nog niet het geval is wordt dit mogelijk gemaakt door middel van het toestaan van een dakopbouw (zie paragraaf 5.2.4). Voor het Erasmuspark is hiervan afgezien aangezien hier recent reeds een herstructureringsopgave heeft plaatsgevonden. De hoogbouw in het Erasmuspark heeft reeds een bouwhoogte van 41 meter.

5.2.4 Dakopbouwen

Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat bewoners zoveel mogelijk hun wooncarrière in hun eigen wijk kunnen maken. Het vergroten van de woning is daarin een belangrijk instrument, reden waarom het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk woningen in deze bouwmogelijkheid voorziet.

Uitgangspunt is dat dakopbouwen in de hele stad zijn toegestaan, tenzij het uit stedenbouwkundig en/of cultuurhistorisch oogpunt niet verantwoord is. Voor dit plangebied is een afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Dit kader biedt zowel voor potentiële aanvragers als voor omwonenden duidelijkheid waarom er wel of geen dakopbouw wordt toegestaan. De cultuurhistorische verantwoording komt met name tot uiting in de hieronder beschreven ensemblewaarde. Bij deze stedenbouwkundige en cultuurhistorische verantwoording spelen de volgende aspecten een rol:

  • Straatprofielen: het betreffende straatprofiel moet voldoende ruim bemeten zijn om dakopbouwen aan één of twee kanten toe te voegen. Hierbij speelt enerzijds de lichtinval en de bezonning van de gevels een rol, maar ook de verhoudingen tussen straatbreedte en hoogte van de omliggende bebouwing.
  • Binnenterreinen: het betreffende binnenterrein moet voldoende maat hebben om ophoging van de aanliggende bebouwing mogelijk te maken. Hierbij spelen met name lichtinval en de mate van bezonning van de gevels een rol.
  • Hoogte stedelijke omgeving: (1) hoe hoog zijn de omliggende panden? Hoe verhoudt zich het toevoegen van een dakopbouw tot het omliggend stedelijk gebied? De behoefte aan dakopbouwen speelt met name bij twee of drie bouwlagen in de bestaande situatie.
  • Dakvormen: dakopbouwen liggen het meest voor de hand bij platte daken en zeer flauw hellende daken (vlieringen; geen stahoogte). Ook bij schuine daken worden dakopbouwen echter niet uitgesloten.
  • Ensemblewaarde: hier wordt met name gekeken naar de stedenbouwkundige samenhang en het cultuurhistorisch belang van het betreffende gebied. In straten met een sterke eenheid en hoogwaardige architectuur zal een dakopbouw niet altijd mogelijk zijn. Waar van toepassing vormen de waarden zoals die zijn vastgelegd in het aanwijzingsbesluit tot beschermd stadsgezicht een centrale rol (redengevende omschrijving).
  • Architectuur: de architectuur van het pand kan van invloed zijn op de positionering van de dakopbouw op het dakvlak. Zo kan de specifieke architectuur aanleiding geven om te verlangen dat de dakopbouw wordt opgemetseld op de bestaande voorgevel. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij dakopbouwen in de Bloemenbuurt. Op die manier kan het aspect 'architectuur' onderdeel worden van de stedenbouwkundige verantwoording.

In de stedenbouwkundige verantwoording wordt geen onderscheid gemaakt tussen woningen in particulier eigendom of corporatiebezit.

Het gaat in Vrederust om de mogelijke realisatie van dakopbouwen op de veel in het gebied aanwezige vierlaagse portiekbouw. In delen van het plangebied heeft deze ingreep (verhoging met één laag) reeds plaatsgevonden. Daarnaast zijn op een aantal plaatsen eengezinswoningen voorzien van de mogelijkheid om een dakopbouw te realiseren.

Voor de woningen waar na bovenstaande stedenbouwkundige en cultuurhistorische afweging een dakopbouw mogelijk is, is bij het totstandkomen van dit bestemmingsplan een bezonningsonderzoek uitgevoerd. In een aantal gevallen betekent dit, dat er vanwege de schaduwwerking van de dakopbouw niet het volledige dakvlak bebouwd mag worden. Dit is op de plankaart van dit bestemmingsplan aangegeven middels bouwaanduidingen.

5.2.5 Overige ontwikkelingen

Naast de hierboven geschetste ontwikkelingen worden de volgende ontwikkelingen in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt:


Perceel Goudsmidsgaarde 5

Dit perceel ligt momenteel braak. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aan dit perceel een regeling toegekend die aansluit bij de omliggende percelen. Concreet betekent dat dat aan het perceel een maatschappelijke bestemming is toegekend. De maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter. Verder mag maximaal 40% van het perceel worden bebouwd. Indien er geen behoefte is om de hele kavel te benutten voor een maatschappelijke bestemming, zal worden nagegaan voor welke overige functies de kavel geschikt is. Hierbij wordt ook gedacht aan kleinschalige woningbouw, bijvoorbeeld voor particulier opdrachtgeverschap. Bij eventuele toekomstige functiewijziging, zal zoveel mogelijk worden aangesloten op de bouwregels uit dit bestemmingsplan.

Perceel Zwaardvegersgaarde 95

Op dit perceel heeft in het verleden een school gestaan. Momenteel is het perceel tijdelijk in gebruik bij de dienst OCW van de gemeente. Voor dit perceel is een bestemmingsregeling opgenomen die een toekomstige invulling mogelijk maakt. Door middel van een gemengde bestemming zijn zowel maatschappelijke functies als bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Van het perceel mag 50% worden bebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 7 meter. Middels een wijzigingsbevoegdheid wordt daarnaast de realisatie van woningen mogelijk gemaakt. Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt kan de maximale bouwhoogte worden verhoogd naar maximaal 12 meter.

Uitbreiding Albert Heijn Ambachtsgaarde
In de huidige situatie heeft de Albert Heijn Ambachtsgaarde een laad- en losstrook aan de achterzijde. Deze laad- en losstrook is bereikbaar vanaf de Beresteinlaan. In het bestemmingsplan is ter plaatse van deze strook een bouwvlak opgenomen. Dat betekent dat op deze strook bebouwing kan worden opgericht. Hierdoor kan de interne logistiek van de winkel worden verbeterd en tegelijkertijd de stedenbouwkundige uitstraling worden verbeterd.

Daarnaast zijn bij de stedenbouwkundige analyse van het plangebied een tweetal ontwikkelingen benoemd, die de stedenbouwkundige samenhang binnen het gebied zouden versterken. Deze ontwikkelingen zijn op dit moment echter nog niet voldoende concreet uitgewerkt om direct in de bestemmingsplanregeling zelf (regels en verbeelding) op te nemen. Indien er zich te zijner tijd concrete initiatieven voor aandienen wordt voor deze ontwikkelingen een separate juridisch-planologische procedure doorlopen. Wel worden de ontwikkelingen op dit moment al in deze toelichting benoemd. Het betreft de volgende ontwikkelingen:


Bedrijvenstrook Bierbrouwersgaarde

De bestaande bedrijfsruimten aan de Bierbrouwersgaarde zouden in de toekomst kunnen worden vervangen door een combinatie van woningen en bedrijfsruimte. Bij bedrijfsruimte gaat het dan om het type bedrijven dat nu ook in deze strook gevestigd is (categorie B). Er is een invulling van drie bouwlagen denkbaar.

Perceel hoek De Gaarde / Zwaardvegersgaarde

Op het perceel op de hoek van De Gaarde en de Zwaardvegersgaarde is momenteel een woonzorgcomplex gesitueerd. Dit complex is positief bestemd. De huidige bebouwing bestaat uit twee bouwlagen en een kapverdieping. Gelet op de grootte en ligging van het perceel is van uit stedenbouwkundig oogpunt een intensiever bouwvolume (zowel in oppervlakte als in hoogte) denkbaar.


Daarnaast zijn vanzelfsprekend de vrijstellingen van het voorheen geldende bestemmingsplan in het plan verwerkt.

5.3 Verantwoording Van Bestemmingen

Zoals al werd aangegeven heeft het bestemmingsplan als eerste doel om de bestaande ruimtelijke structuur juridisch-planologisch zodanig te regelen, dat deze wat betreft functie, bouwvorm, ligging, afmetingen in een goede ruimtelijke ordening worden ondergebracht.

In eerste instantie worden aan de hand van de bestaande situatie de bestemmingen afgewogen. Als leidraad of als toetsingskader dienen het beleidskader en de milieukwaliteitseisen.

Beleidskader Vertaling in het bestemmingsplan
Ruimtelijk beleid
De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen
Zoals in paragraaf 5.2.3 is aangegeven bestaat de bebouwing langs de doorgaande wegen in het plangebied grotendeels al uit meer dan vijf bouwlagen. Daar waar dat nog niet het geval is wordt bebouwing in vijf bouwlagen mogelijk gemaakt door de mogelijkheid om een dakopbouw te realiseren.
Structuurvisie Den Haag Zuidwest De verschillende functies in deze dynamische zone worden door middel van de bestemmingen vastgelegd. Daarnaast zijn op onderdelen ontwikkelingen toegestaan die aansluiten bij de uitgangspunten van deze structuurvisie.
De Monumentenverordening Den Haag verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vrederust-West worden in dit bestemmingsplan beschermd. In onderstaande tabel is aangegeven op welke wijze de in de aanwijzing benoemde waarden zijn vertaald in dit bestemmingsplan. Het aanwijzingsbesluit met bijbehorende toelichting is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
Wonen
Herstructurering De gerealiseerde en nog te bouwen plannen leveren een bijdrage aan de doelstelling om in Haag Zuidwest een meer gevarieerd woningbestand te realiseren.
Horeca
De Horecastructuurvisie heeft als doel de horeca meer ruimte te geven voor nieuwe initiatieven en nieuwe formules. Centrale doelstelling is concentratie en optimalisatie van horeca. Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven is de 70/30%-regel overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Hierdoor wordt ruimte geboden aan de ontwikkeling van de horecafunctie. Horeca is mogelijk binnen de bestemmingen 'Gemengd-1', 'Gemengd-3' (Zwaardvegersgaarde) en 'Gemengd-4'.
Detailhandel
De detailhandelsvisie, beschreven in het actieprogramma Den Haag winkelstad (2011), heeft als doel behoud van de sterke winkelkwaliteit in buurten- en wijken. De versterking van winkelcentrum Ambachtsgaarde en de omvorming van voormalige winkelstrips naar bedrijvenstrips dragen bij aan dit doel.
Bedrijven
Uit verschillende onderzoeken (zie par. 3.3.3.2) blijkt dat de bedrijfshuisvestingsbehoefte in Vrederust relatief groot is. Er is met name behoefte aan kleinschalige bedrijfsruimte. In de functiemengingsstrategie is een regeling opgenomen voor de vestiging van praktijk-, bedrijfsruimte- en kantoorruimte-units. Units kleiner dan +/-100 m2 kunnen een plaats krijgen langs de woonstraten. Units tot aan +/-500 m2 krijgen een plaats langs de doorgaande wegen. Het bestemmingsplan Vrederust biedt juridisch-planologische ruimte aan praktijk-, bedrijfsruimte- en kantoorruimte. Zo zijn de voormalige winkelstrips voorzien van ruime bestemmingsmogelijkheden (bestemming Gemengd - 3). Ook bij de nieuwe ontwikkelingen rond de Ambachtsgaarde wordt ruimte geboden voor de vestiging van kleinschalige bedrijven (bestemmingen Gemengd - 2 en Gemengd - 4).
Maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatie
OCW Dit bestemmingsplan geeft voldoende ruimte aan de ontwikkeling van maatschappelijke voorzieningen. Dit vindt onder andere plaats door de ruime bestemmingsomschrijving bij de bestemming Maatschappelijk, mogelijkheden binnen de verschillende gemengde bestemmingen.
Sport De bestaande sportvoorzieningen zijn in het bestemmingsplan opgenomen.
Verkeer
Het Verkeersplan (zie paragraaf 3.3.7) hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie. De bestemming Verkeer-Hoofdverkeersweg is gericht op de Lozerlaan, Melis Stokelaan, Dedemsvaartweg en Erasmusweg. De bestemming Verkeer-Straat ziet op verschillende straten in het plangebied. Alle straten in het plangebied die niet als hoofdverkeersweg of straat kunnen worden geclassificeerd, vallen onder de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat. Ook Verblijfsgebieden zijn apart bestemd.

Het bestemmingsplan biedt de ruimte om de Erasmusweg in de toekomst te wijzigen van een weg met 2 x 1,5 rijstrook en parkeerstrook in een weg met 2 x 2 rijstroken.
Milieuzonering
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. Solitaire bedrijfsvestigingen zijn onder de bestemming Bedrijf (B) geschaard. Hier zijn bedrijfsactiviteiten in de categorieën A en B toegestaan, zowel activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd als activiteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden. Langs doorgaande wegen zijn bedrijfsactiviteiten in categorie C toegestaan.
Bezonning
Binnen de gemeente Den Haag zijn bezonningsnormen vastgesteld. De effecten van het toelaten van dakopbouwen op de bezonning binnen het plangebied zijn onderzocht. Daarbij is getoetst aan de bezonningsnormen. De vertaling van het bezonningsonderzoek naar het bestemmingsplan is beschreven in paragraaf 5.2.4.
Parapluherzieningen
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:
Detailhandel Vuurwerk erk In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Dit beleid is vertaald in het onderhavige bestemmingsplan.
Seksinrichtingen De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen. Deze regeling is vertaald in dit bestemmingsplan.
Archeologie In dit paraplubestemmingsplan wordt ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde (archeologie)' toegevoegd en worden regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan omgevingsvergunningen. Deze regeling is middels dubbelbestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan.

In onderstaande tabel is aangegeven op welke wijze de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is verwerkt in het bestemmingsplan. Daarbij is uitgegaan van de typeringen in het aanwijzingsbesluit zoals die voor de verschillende onderdelen van de deelgebieden is geformuleerd. Per onderdeel wordt aangegeven op welke wijze dit is vertaald in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.

Typering in de aanwijzing Vertaling in het bestemmingsplan
Waardevol als eerste woonbuurt in Den Haag dat in zijn geheel in systeembouw werd uitgevoerd en typerend voor de innovaties in de volkshuisvesting van de naoorlogse wederopbouw
De samenhang tussen verkaveling, bebouwing en openbaar groen Deze samenhang is in het bestemmingsplan vertaald middels de in het plan opgenomen bestemmings- en bouwvlakken. Hiermee wordt deze samenhang in juridisch-planologische zin geborgd.
De bijzondere beëindiging van de stadsrand bepaald door de waterpartijen en randbebouwing langs de Lozerlaan Voor de borging van de bijzondere beëindiging van de stadsrand in het bestemmingsplan is meer in bijzonder aandacht besteed aan het gebruik van de verschillende bestemmingen en de ligging van de bestemmingsvlakken. De groene setting van de randbebouwing is geborgd middels een bestemming Groen. De bijzondere verkaveling van de bebouwing zelf is vastgelegd middels in de bestemmingen opgenomen bouwvlakken. De waterpartijen zijn in de bestemming Water opgenomen.
De ook in detail nog goed bewaard gebleven oorspronkelijke architectuur Dit onderdeel laat zich niet goed vertalen in een bestemmingsplan. Voor het bewaren van de oorspronkelijke architectuur is de welstandstoets een meer geëigend instrument. Bijzondere elementen die wel ruimtelijk relevant zijn, zijn wel in het bestemmingsplan vertaald. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de bijzondere overbouwing bij voormalig winkelcentrum De Dreef. Deze 'vormentaal' is blijkens de toelichting van het aanwijzingsbesluit kenmerkend voor de wederopbouw-architectuur.

5.4 Toelichting Op De Regels

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de plankaart en de regels.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.

Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 23) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de doeleinden en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in de betreffende bestemmingsbepaling opgenomen.

Algemene regels. De algemene regels (artikel 24 tot en met 30) bevatten algemene - voor alle bestemmingen geldende - bepalingen zoals algemene bepalingen ten aanzien van het bouwen, ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken en algemene afwijkingsbepalingen.

Overgangs- en slotregels. De laatste twee bepalingen (artikel 31 en 32) betreffen achtereenvolgens het overgangsrecht en de slotregel.

Als bijlage bij de regels is opgenomen:

  • Bijlage 1: Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemening VNG;
  • Bijlage 2: Staat van Horecacategorieën;
  • Bijlage 3: Parkeernormen.

Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. Een belangrijk onderdeel van de begripsbepalingen zijn de definities van inrichtingen die voorheen in de Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. (de LMV-inrichtingen) werden geregeld. Dit plan vervangt voor wat betreft het plangebied het beleid in deze verordening.

Bestemmingsregels

In deze paragraaf worden de verschillende bestemmingsregels kort toegelicht.

Artikel 3 Bedrijf

Binnen de bestemming zijn bedrijven in categorie A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging als opgenomen in Bijlage 1 - Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging van de regels, toegestaan. De brandweerkazerne is specifiek aangeduid. De bouwvlakken zijn op een dusdanige manier opgenomen, dat er beperkte uitbreidingsmogelijkheden bestaan. De bouwhoogte van de bebouwing is op de plankaart aangegeven. In de regels wordt verwezen naar de hoogteaanduidingen op de plankaart.

Artikel 4 Gemengd - 1

Deze bestemming is toegekend aan de in paragraaf 3.3.3.1 van de toelichting beschreven concecntratiegebied voor detailhandel: winkelcentrum Ambachtsgaarde. De bestemmingsregeling is hier op toegesneden.

Artikel 5 Gemengd - 2

De bestemming is toegekend aan het Korte Blok van de Ambachtsgaarde. De toekomstige ontwikkeling van dit gebied wordt beschreven in paragraaf 5.2.2 van de toelichting. Binnen deze bestemming worden de daar geschetste ontwikkelingen gefaciliteerd. De regeling is zodanig opgesteld dat het achterterrein van het Korte Blok kan worden bebouwd.

Artikel 6 Gemengd - 3

De bestemming Gemengd-3 is toegekend aan de reeds van functie getransfomeerde voormalige winkelstrips in het plangebied. Aan deze locaties is vanwege de levensvatbaarheid een ruime bestemming toegekend. Detailhandel en horeca zijn echter, vanuit de in de toelichting beschreven beleidsmatige uitgangspunten, uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding opgenomen aanduidingen. Dit betreffen de bestaande vestigingen ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp bestemmingsplan.

Artikel 7 Gemengd - 4

Deze bestemming is toegekend aan de ontwikkellocatie op het plein van de Ambachtsgaarde waar een nieuw appartementencomplex met voorzieningen wordt ontwikkeld. Deze planontwikkeling is beschreven in paragraaf 5.2.2 van de toelichting.

Artikel 8 Gemengd - 5

De bestemming is toegekend aan het perceel Zwaardvegersgaarde 95. In paragraaf 5.2.5 van de toelichting worden de op dit perceel voorgestane mogelijkheden geschetst.

Artikel 9 Groen

In het plangebied zijn grote en kleine groenvoorzieningen aanwezig die op wijkniveau, buurtniveau en straatniveau van belang zijn. Kleine groenvoorzieningen maken deel uit van het straatprofiel en zijn daarom onderdeel van de verschillende verkeersbestemmingen. Binnen deze bestemming zijn speelvoorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals bijvoorbeeld afscheidingen en speeltoestellen) zijn binnen deze bestemming mogelijk. Deze bestemming is toegekend aan het in de toelichting beschreven Groene Assenkruis (paragraaf 3.3.5).

Artikel 10 Maatschappelijk

De op de plankaart voor Maatschappelijk aangegeven gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, waaronder gezondheidszorg, onderwijs, religie, zorginstellingen, waaronder verzorgingshuizen, verzorgingscentra, woongroepen en inrichtingen voor gehandicapten en welzijnsvoorzieningen, Tevens zijn op de daartoe aangeduide gronden tevens aan de naastgelegen maatschappelijke bestemming gelieerde aanleunwoningen toegestaan. De bebouwing op deze gronden wordt omwille van de flexibiliteit gereguleerd middels een bebouwingspercentage. Hier op is één uitzondering gemaakt ten aanzien van een deel van het perceel behorend tot Goudsmidsgaarde 5. Uit het bezonningsonderzoek volgt dat hier aandacht moet worden besteed aan de bezonning van het naastgelegen plein. Hier mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt aangetoond dat aan de Haagse bezonningsnorm wordt voldaan.

Artikel 11 Recreatie

De bestemming Recreatie is toegekend aan de school- en kindertuinen langs de Erasmusweg.

Artikel 12 Sport

Deze bestemming is toegekend aan de sportvelden langs de Dedemsvaartweg.

Artikel 13 Verkeer - Hoofdverkeersweg

De op de plankaart als Verkeer-Hoofdverkeersweg aangewezen gronden zijn bestemd voor hoofdverkeerswegen. Deze worden gedefinieerd als rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks-en andere wegen. Naast rijbanen voor gemotoriseerd verkeer zijn bus- en trambanen en voet- en fietspaden, gescheiden van het gemotoriseerd verkeer, toegestaan. Tevens zijn bij de bestemming behorende bebouwing, groen en overige voorzieningen toegestaan.

Artikel 14 Verkeer - Straat

Onder deze bestemming vallen de straten met doorgaande rijbanen. Het gaat om doorgaande rijbanen voor verkeer, in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten: de buurtontsluitingswegen. Ten aanzien van de inrichting zijn dezelfde voorzieningen als bij hoofdverkeerswegen toegestaan.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

De op de plankaart voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, wegen ten behoeve van de bevoorrading van de aan bestemming grenzende bebouwing, parkeerplaatsen, luifels, wind- en terrasschermen, kunstobjecten en speelvoorzieningen. De verschillende transformatogebouwen in het plangebied zijn grotendeels binnen deze bestemming opgenomen en voorzien van een aanduiding nutsvoorziening. Binnen deze bestemming zijn eveens een tweetal kiosken (viskiosk en bloemenkiosk Ambachtsgaarde) en een koffiehuis opgenomen.

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsstraat

De op de plankaart als Verkeer-Verblijfstraat aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsstraten. Het gaat grotendeels om openbare ruimte die niet voor doorgaand verkeer is aangewezen. Deze straten bestaan uit rijbanen voor het lokale gebiedsgebonden verkeer, ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. De kantine voor medewerkers van het openbaar vervoer aan de Erasmusweg is binnen deze bestemming opgenomen.

Artikel 17 Water

De voor Water aangewzen gronden zijn bestemd voor waterlopen en -wegen, vijvers, oevers, voet- en fietspaden en bijbehorende voorzieningen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Artikel 18 Wonen - 1

De op de plankaart voor Wonen-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven. Onder voorwaarden is de vestiging van een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan.
Op de plankaart zijn de bebouwingsvlakken met daarbij de maximaal toegestane bebouwingshoogte opgenomen. De bestemming bevat een regeling voor de realisatie van dakopbouwen. Middels functieaanduidingen wordt van de woonbestemming afwijkend gebruik geregeld.
Deze bestemming is toegekend aan de meergezinswoningen en eengezinswoningen die niet zijn voorzien van een tuin.

Artikel 19 Wonen - 2

Deze bestemming is toegekend aan eengezinswoningen met een tuin. In tegenstelling tot de bestemming Wonen-1 bevat dit artikel dan ook een erfbebouwingsregeling.

Artikel 20 Leiding - Gas

Binnen het plangebied zijn twee gasleidingen gelegen. Deze leidingen worden middels een dubbelbestemming beschermd. Er is onderzoek gedaan naar de externe veiligheidsconsequenties van de leidingen (zie paragraaf 4.4.3).

Artikel 21 Leiding - Riool

Binnen het plangebied is een rioolpersleiding gelegen. Deze leiding wordt middels een dubbelbestemming beschermd.

Artikel 22 Waarde - Archeologie

In het plan is het archeologisch waardevol gebied beschermd door middel van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Daarnaast zijn er bouwregels gesteld, die in het kader van het bouwen van bouwwerken met grondroering van toepassing zijn. Ten slotte is er een vergunningsstelsel opgenomen voor het verrichten van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in dit gebied.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de polderkade langs de Erasmusweg. De dubbelbestemming bevat een stelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunningenstelsel). Deze regeling dient ter bescherming van de polderkade. Daarnaast is een specifieke bouwregeling aan deze bestemming gekoppeld. Uitsluitend bouwwerken waarbij grondroering is vereist vallen onder deze regeling.

Algemene Regels

De artikelen 24 t/m 30 bevatten de algemene regels van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze artikelen de algemene bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen. Deze regels gelden voor het hele plangebied.

In artikel 28 zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze bepalingen maken een toekomstige wijziging van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie mogelijk. Daarnaast wordt de wijziging van de van dit plan deel uitmakende bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied', voorzover voorzien van de aanduiding nutsvoorziening, in de bestemming 'Wonen' mogelijk gemaakt. Van deze bepaling kan gebruik worden gemaakt bij een toekomstige herstructureringsopgave in het gebied. Er kan zowel gebruik worden gemaakt van de bestemming Wonen-1 als de bestemming Wonen-2.

Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor omgevingsvergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 32 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels van het bestemmingsplan Vrederust'

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe juridisch-planologische regeling voor een bestaande situatie. Deze regeling gaat in hoofdzaak uit van consolidering van deze situatie. Daarnaast bevat het bestemmingsplan een aantal concrete ontwikkelingen. Voor die ontwikkelingen is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, zie kader.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met met één of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1.000 m2

Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

Indien namelijk sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

Hieronder wordt per ontwikkeling langsgelopen of kostenverhaal geregeld is.

Winkelcentrum Ambachtsgaarde

Zowel de ontwikkeling voor de pleinlocatie als die voor het Korte Blok zijn bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro (bouw van een hoofdgebouw respectievelijk verbouwing van meer dan 1.500 m2 bvo met functiewijziging). De pleinlocatie is momenteel in vol eigendom van de gemeente Den Haag waarmee kostenverhaal voor deze ontwikkeling is verzekerd.
De gemeente is tevens volledig eigenaar van de begane grond van het Korte Blok. De verdiepingen daarboven zijn onder de Algemene Voorwaarden 1923 in erfpacht uitgegeven. Onder deze voorwaarden is geen berekening van meerwaardesuppletie mogelijk. De ontwikkeling is echter voorzien op de begane grond waarop de gemeente, conform het appartementsrecht, een exclusief gebruiksrecht heeft. De gemeente is daarmee de enige appartementseigenaar die van een eventuele waardestijging profiteert. Daarmee is kostenverhaal ook voor dit bouwplan verzekerd.


Goudsmidsgaarde 5

Voor het braakliggende terrein wordt een bouwplan voor maatschappelijke functies voorzien. Dit is een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro (bouw van een hoofdgebouw). Het perceel is in vol eigendom van de gemeente waarmee kostenverhaal anderszins verzekerd is.


Zwaardvegersgaarde 95
Voor dit perceel wordt een bouwplan voor maatschappelijke en bedrijfsmatige functies voorzien. Dit is een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro (bouw van een hoofdgebouw). Het perceel is in vol eigendom van de gemeente waarmee kostenverhaal anderszins verzekerd is.

Uitbreiding Albert Heijn Ambachtsgaarde

Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van de bebouwing ter plaatse van de laad- en losstrook van de Albert Heij. Deze ontwikkeling is geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro (uitbreiding minder dan 1.000 m2) waardoor afdeling 6.4 van de Wro niet van toepassing is op deze ontwikkeling.

Conclusie
Het bestemmingsplan gaat in hoofdzaak uit van consolidering van de bestaande situatie. Voor de opgenomen ontwikkelingen is kostenverhaal anderszins verzekerd doordat de gemeente de te ontwikkelen gronden volledig in eigendom heeft.
Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Doordat kostenverhaal voor de ontwikkelingen anderszins is verzekerd, kan op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro worden besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

Het maatschappelijke draagvlak van het bestemmingsplan wordt getoetst door middel van wettelijk vooroverleg en de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan voor zienswijzen.

7.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Het voorontwerp bestemmingsplan wordt t.b.v. het wettelijke vooroverleg verzonden aan diverse vooroverlegpartners

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 2 november 2011 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  1. 1. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, VROM-Inspectie
  2. 2. Provincie Zuid-Holland
  3. 3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  4. 4. Dunea
  5. 5. Hoogheemraadschap van Delfland
  6. 6. Politie Haaglanden
  7. 7. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  8. 8. Veiligheidsregio Haaglanden Regionale Brandweer
  9. 9. Stadsgewest Haaglanden
  10. 10. HTM Infra
  11. 11. Veolia Transport
  12. 12. Stedin B.V.
  13. 13. TenneT Regio West
  14. 14. N.V. Nederlandse Gasunie
  15. 15. Kamer van Koophandel Haaglanden
  16. 16. Stichting BOOG
  17. 17. Het bestuur van de Stichting Wijkberaad Vrederust
  18. 18. Burgemeester en wethouders van Westland
  19. 19. Staedion
  20. 20. Haag Wonen
  21. 21. Vestia

Van de onder 1, 2, 8, 13, 14 en 15 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. De onder 1, 2, 13 en 15 genoemde instanties hebben te kennen gegeven dat het concept van het ontwerp hen (vooralsnog) geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Van de onder 13 genoemde instantie zijn geen eigendommen van hun bedrijf betrokken. De reacties van de onder 8 en 14 genoemde instanties worden in dit hoofdstuk behandeld.
Tijdens de totstandkoming van het concept ontwerp bestemmingsplan hebben vertegenwoordigers van de gemeente een presentatie over de uitgangspunten van het bestemmingsplan gegeven bij het bestuur van de Stichting Wijkberaad Vrederust (17). Hier op wordt ook in dit hoofdstuk ingegaan.

Met de partijen 19 t/m 21 heeft bij de totstandkoming van het concept ontwerp bestemmingsplan overleg plaatsgevonden over de bestemming van de voormalige winkelstrips (zie paragraaf 3.3.3 en hoofdstuk 5).

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.


1. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, VROM-Inspectie

“Op 7 november 2011 heb ik uw verzoek ontvangen om advies op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het voorontwerpbestemmingsplan “Vrederust”.

In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd overleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördineert de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, projectbesluiten en structuurvisies.

Het bovengenoemde plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB.”

Reactie

Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

2. Provincie Zuid-Holland

“Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie.

Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de

verordening Ruimte. Het plan is conform dit beleid.

Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.”

Reactie

Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.


5 Hoogheemraadschap van Delfland

“Zoals telefonisch besproken hierbij Gis-bestanden van de legger waterkeringen en persleidingen. Deze zijn te gebruiken voor het opstellen van het plan Vrederust en toekomstige plannen. Let wel, de Gis bestanden zijn veranderlijk en hier kunnen geen rechten aan worden ontleend.

Voor de polderkade aan de Erasmusweg geldt dat de hartlijn van de kade is weergegeven. De kernzone van deze kade is 13 m breed en daarnaast geldt aan beide zijden van de kade een beschermingszone van 15 m. Beide zones dienen als dubbelbestemming Waterstaat- Waterkering op de verbeelding te worden opgenomen.

Wil je de opmerkingen zoals we telefonisch hebben besproken verwerken. Graag zien we de het aangepaste bestemmingsplan tegemoet zodat wij deze officieel kunnen goedkeuren.”

Reactie
De door het Hoogheemraadschap verstuurde Gis-bestanden zijn gebruikt voor de op de verbeelding (plankaart) opgenomen dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering. Zowel de kernzone als de beschermingszone van de betreffende polderkade zijn binnen deze dubbelbestemming opgenomen. De telefonisch doorgesproken tekstuele aanpassingen zijn in het bestemmingsplan verwerkt.

8. Veiligheidsregio Haaglanden Regionale Brandweer

Risicobronnen

Binnen en in de nabijheid van het plangebied bevinden zich diverse risicobronnen op het gebied van externe veiligheid.

Vanwege de aanwezigheid van de transportroute gevaarlijke stoffen Lozerlaan (N211) is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2010 van toepassing op dit bestemmingsplan. Deze weg ligt in het zuiden binnen het plangebied. Over deze route worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en giftige vloeistoffen vervoerd. In het bestemmings-plan is aangegeven dat de PR 10-6-contour zich, op basis van de informatie van Geoweb Haaglanden, op de weg bevindt. Het invloedsgebied van deze weg bedraagt 45 meter voor brandbare vloeistoffen, 325 meter voor brandbare gassen en 880 meter voor giftige vloeistoffen (Handleiding Risicoanalyse Transport (concept), Ministerie van Infrastructuur en Milieu – Rijkswaterstaat, 1 november 2011, pagina 16 en e-mail 'Kader externe veiligheid weg (versie januari 2011) en HART', 22 februari 2012 van Manon Kruiskamp (Rijkswaterstaat). ). Door het vervoer van deze giftige vloeistoffen liggen de ontwikkelingen in het winkelcentrum Ambachtshof, de Goudsmidsgaarde 5 en de Albert Heijn Ambachtsgaarde binnen het invloedsgebied. Het groepsrisico van deze transportroute ligt volgens het bestemmingsplan op basis van de informatie van Geoweb Haaglanden onder de 0,1 van de oriëntatiewaarde.

Op het bestemmingsplan is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing vanwege het LPG-tankstation Shell Lozerlaan, direct ten zuidwesten van het plangebied. De doorzet van dit station bedraagt 999 m3 LPG per jaar (Bron: www.risicokaart.nl ). De plaatsgebonden risicocontouren met een kans van 10-6 per jaar (PR 10-6) bedragen daarom minimaal 45 meter vanaf het vulpunt, 25 meter vanaf de ondergrondse tank en 15 meter vanaf de afleverzuil. Binnen het plangebied zijn binnen deze contouren geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Het juridische invloedsgebied van deze inrichting bedraagt 150 meter (Bron: Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)). Binnen deze afstand zijn binnen het bestemmingsplan de woonbestemmingen aan de Lozerlaan aanwezig. Op basis van risicoberekeningen in het verleden (Bron: Toelichting bij GIS-bestanden Risicokaart Haaglanden LPG-tankstations, AVIV, 8 december 2011) ligt het groepsrisico van deze inrichting tussen de 0,1 en 1 van de oriëntatiewaarde (OW). Aangezien binnen het invloedsgebied van dit tankstation geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, wordt geen toename van het groepsrisico verwacht.

Vanwege de aanwezigheid van 2 hoge druk aardgastransportleidingen in het zuiden van het plangebied, is op het bestemmingsplan het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb) van toepassing. In onderstaande tabel zijn de eigenschappen van deze leidingen opgenomen (Bronnen: 'Milieutechnisch onderzoek bestemmingsplan Vrederust', Gemeente Den Haag, projectnummr: 95014734-02, 30 januari 2012 en www.risicokaart.nl).

Naam Druk (bar) Diameter (inch) PR 10-6 Invloeds-gebied Geurstof toegevoegd Hoogte Groepsrisico Ligging binnen het plangebied
A-617 79,9 12,75 0 m. 180 m. Nee 0,119 van OW Binnen plangebied parallel aan Lozerlaan
W-509-02 40 16 0 m. 170 m. Ja < 0,1 van OW Binnen plangebied parallel aan Lozerlaan

Eigenschappen hoge druk aardgastransportleidingen.


Uit bovenstaande tabel blijkt dat de PR 10-6-contouren van beide leidingen ter hoogte van het plangebied op de leidingen zelf liggen en daarmee niet over bebouwing heen. De invloedsgebieden van beide leidingen liggen voornamelijk over de woonbebouwing nabij de Lozerlaan. Het groepsrisico blijft bij beide leidingen gelijk, aangezien met het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen binnen deze gebieden worden voorzien.

Scenariobeschrijving

Naast de 'dagelijkse incidenten' die zich binnen het plangebied voor kunnen doen, zoals brand, wateroverlast of een aanrijding, gelden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de Lozerlaan (N211), het LPG-tankstation en de hoge druk aardgastransportleidingen de volgende meest waarschijnlijke en ergst denkbare scenario's.

1. Transport gevaarlijke stoffen

Het meest waarschijnlijke scenario is een lekkage van een tankwagen met gevaarlijke stoffen. Hierbij komt een kleine hoeveelheid van de vervoerde stof vrij. Hoe groot de effecten naar de omgeving zullen zijn, is afhankelijk van de vervoerde stof (brandbaar of giftig) en de hoeveelheid die is vrijgekomen. Bij de meeste stoffen zal de omgeving uit voorzorg worden ontruimd, maar zullen er, buiten irritatie aan luchtwegen en/of ogen en/of stankoverlast, weinig problemen zijn.

Binnen het plangebied kunnen bij het ergst denkbare scenario vele doden en gewonden vallen. Het ergst denkbare scenario is in dit geval een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) van een LPG tankwagen door impact (zoals een aanrijding). Hierbij zal de gehele inhoud van de tankwagen ineens explosief vrijkomen. Als gevolg van de explosie is er ook een drukgolf, waarbij veel hitte vrij komt door de ontstane vuurwolk. De kans hierop is afhankelijk van verschillende omstandigheden, maar in de meeste gevallen erg klein.

Bij het ergst denkbare scenario zullen tot 325 meter (1% letaliteitgrens) van het incident nog slachtoffers kunnen vallen. Tot op ongeveer 400 meter kunnen mensen eerste graads brandwonden oplopen. In gebouwen zijn mensen deels beschermd, maar tot op 90 meter kunnen er ook binnenshuis nog doden vallen, mede door de drukgolf die ontstaat.

Indien de tankwagen een giftige vloeistof vervoert, is het afhankelijk van de soort stof tot op welke afstand mensen slachtoffer kunnen worden. Dit kan in sommige gevallen leiden tot een invloedsgebied van 880 meter. Gezien de afstand tot het plangebied is de kans groot dat de aanwezigen slachtoffer worden of overlijden wanneer de wind in de richting van het plangebied staat.

2. LPG tankstation

Volgens de handleiding risicoberekeningen BEVI moet voor een LPG tankstation als meest waarschijnlijk en meest voorkomende ongeval rekening worden gehouden met een lekkage van de losslang (kans hierop is 1,4* 10-3 per jaar). Hierbij komt er een beperkte hoeveelheid LPG vrij, die zal ontbranden indien er een vonk bij komt.

Het ergst denkbare scenario voor een LPG tankstation is een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) van een LPG tankwagen die betrokken is bij een brand nabij of in het LPG tankstation. Hierbij zal de gehele inhoud van de tankwagen ineens explosief vrijkomen. Daarbij komt veel hitte vrij door de ontstane vuurwolk en als gevolg van de explosie is er ook een drukgolf. Door dit scenario kunnen tot op 325 meter personen overlijden en tot 500 meter personen gewond raken als gevolg van het incident. De kans hierop is afhankelijk van verschillende omstandigheden, maar in de meeste gevallen erg klein (kans kleiner dan 1 op de 10 miljoen per jaar).


3. Aardgastransportleidingen

Het meest waarschijnlijke en meest voorkomende ongeval is beschadiging van de buisleiding door grondwerkzaamheden. Hierbij kan aardgas uitstromen, maar aangenomen wordt dat door snel en accuraat optreden van alle betrokkenen (o.a. Gasunie, brandweer, omwonenden) de ontstane gaswolk niet tot ontbranding zal komen. Omdat het bij leiding A-617 gaat om een reukloos gas (er is nog geen geurstof toegevoegd) zal een lekkage van deze leiding door omwonenden moeilijk ontdekt worden. Pas als men de lekkage ziet of hoort zal men actie ondernemen.

Het ergst denkbare scenario is een grote breuk in de aardgastransportleiding die explosief tot ontbranding komt en het ontstaan van fakkelbrand. Bij dit scenario is tot in de wijde omgeving de explosie en hitte merkbaar. De afstand tot waar vele slachtoffers kunnen vallen, secundaire branden kunnen ontstaan door de vrijgekomen hitte of mensen eerstegraads brandwonden oplopen is afhankelijk van de leiding. Hieronder is een overzicht opgenomen met een benadering van de afstanden.

Naam Druk (bar) Diameter (inch) 100% Let. 1% Let. (Invl.gb) Secundaire branden
(10 kW/m2)
Eerste-
graads brand-
wonden
(3 kW/m2)
A-617 79,9 12,75 90 m. 180 m. 120 m. 255 m.
W-509-02 40 16 80 m. 170 m. 100 m. 190 m.

Effectafstanden per hoge druk aardgastransportleiding


Geadviseerde maatregelen

In het bestemmingsplan is al een maatregel opgenomen waardoor de kans op incidenten met de hoge druk aardgastransportleidingen worden verkleind. In dit advies wordt er vanuit gegaan dat deze maatregel behouden blijft. In het bestemmingsplan is de volgende maatregelen verwerkt:

  1. 22. In het bestemmingsplan zijn ten behoeve van de locaties van de hoge druk aardgastransportleidingen belemmeringenstroken opgenomen waarbinnen een aanleg-vergunningenstelsel geldt en voorschriften zijn opgenomen al dan niet de toegestane bebouwing binnen deze strook.

De Veiligheidsregio Haaglanden is zich ervan bewust dat hier voornamelijk sprake is een bestaande situatie en houdt daar in haar advies ook rekening mee. Mede met het oog op de toekomst worden meerdere adviezen gegeven. De adviezen hebben niet alleen betrekking op het ergst denkbare scenario. Ongeacht het type incident (van een lekkage tot een het vrijkomen van giftige stoffen) hebben ze een positief effect op de zelfredzaamheid, de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid.

Kans – en effectreducerende maatregelen

Om de risico's te verkleinen wordt hieronder een aantal adviezen gegeven.

Ongeacht het incident (van een 'gewone' brand tot een incident op de Lozerlaan (N211) waarbij giftige stoffen vrijkomen), heeft afschakelbare ventilatie een positieve invloed op het beperken van de schadelijke effecten van de vrijgekomen stoffen binnen de objecten in het plangebied.

A. Om de gevolgen bij het vrijkomen van toxische stoffen te beperken, wordt geadviseerd om binnen 880 meter vanaf de N211 bij (vervangende) nieuwbouw van de objecten bestemd voor het verblijf van personen een technische voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld. Dit mag ook een handmatige handeling zijn.

Binnen de invloedsgebieden van het transport van gevaarlijke stoffen over de Lozerlaan (N211) en de 325 meter vanaf het LPG-tankstation zijn verschillende objecten aanwezig waarin groepen beperkt of niet zelfredzame personen kunnen verblijven, zoals scholen en verzorgingstehuizen. Het is van belang dat het personeel en/of de begeleiders zijn voorbereid op eventuele calamiteiten buiten de objecten, zodat zij de (beperkt) zelfredzame personen bij calamiteiten kunnen begeleiden om zichzelf in veiligheid te brengen.

B. Binnen 880 meter van de Lozerlaan (N211) en 325 meter vanaf het LPG-tankstation wordt geadviseerd dat de objecten waarin groepen beperkt of niet zelfredzame personen kunnen bevinden, het aanwezige personeel en/of de begeleiders zijn voorbereid op eventuele calamiteiten (met gevaarlijke stoffen) die buiten de objecten kunnen plaatsvinden, maar effecten binnen de objecten kunnen hebben. Hierbij is het van belang dat zij ook weten hoe daarbij te handelen. Bijvoorbeeld om de bewoners/gebruikers van de objecten te assisteren om zichzelf in veiligheid te brengen.

Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid

Naast bovenstaande is het belangrijk dat de zelfredzaamheid van mensen wordt verhoogd.

Bij een incident met gevaarlijke stoffen op de Lozerlaan (N211), een BLEVE bij het LPG-tankstation Shell Lozerlaan of een incident met (één van) de hoge druk aardgastransportlei-dingen, is het van belang dat mensen veilig kunnen vluchten. Hiervoor is een vluchtweg vanuit het object, richting de omgeving, in een afgekeerde zijde van deze risicobronnen van belang.

C. Bij eventuele verbouw of (vervangende) nieuwbouw van objecten binnen 325 meter vanaf de Lozerlaan (N211) is het belangrijk dat mensen veilig kunnen vluchten. Dit betekent dat een vluchtweg wordt geadviseerd, via de tuin/gevel aan de afgekeerde zijde van de risicobronnen.

Om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn en weten hoe ze moeten reageren bij een ongeval met één of meerdere risicobronnen, is het van belang dat zij hier vooraf over worden geïnformeerd. Voor deze risicocommunicatie is het belangrijk de bewoners/gebruikers binnen de invloedsgebieden van de risicobronnen over de verschillende risico's en gevaren te informeren. Daarbij dient ook de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren aan bod te komen.

Op dit moment wordt er op regionaal niveau een (risicocommunicatie)campagne ontwikkeld, waarin o.a. deze aspecten worden behandeld. Mogelijk dat de gemeente voor dit plangebied gebruik kan maken van de hulpmiddelen die onder andere in deze campagne worden ontwikkeld.

D. Geadviseerd wordt om de bewoners en gebruikers van objecten binnen de invloedsgebieden van de risicobronnen te informeren over de verschillende risico's en gevaren van de transportroute gevaarlijke stoffen, het LPG-tankstation en de hoge druk aardgastransport-leidingen en de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.

Maatregelen ten behoeve van de hulpverlening

Voor wat betreft de bereikbaarheid (Eisen ten behoeve van de bereikbaarheid voor de hulpdiensten, zijn onder andere vermeld in het Handboek Openbare Ruimte, Deel 3, 'Technische eisen voor de inrichting van de openbare ruimte', 4 oktober 2007) en bestrijdbaarheid (Door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) is onder andere voor de bluswatervoorzieningen de 'Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid' ontwikkeld) van incidenten is het van belang dat de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Op dit moment zijn hier geen aanvullingen voor. De afstemming op deze aspecten vindt ook binnen reguliere overleggen plaats. Aanvullingen op de bereikbaarheid en bluswatervoor-zieningen, in verband met eventuele toekomstige wijzigingen binnen het plangebied, zullen worden gedaan op het moment dat de Veiligheidsregio Haaglanden bij die ontwikkelingen wordt betrokken.


Tot slot
In onderstaande tabel zijn de maatregelen samengevat die genomen kunnen worden om de risico's te beperken. In de tabel is een inschatting opgenomen van de bijdrage die een maatregel kan leveren aan de risicobeperking van een bepaald scenario.

Scenario's
Dagelijkse scenario's Transportroute gevaarlijke stoffen LPG-tankstation Hoge druk aardgastransport-leiding
Zoals brand, waterover-
last, etc.
'Lekkage tank-
wagen'
'BLEVE tank-
wagen met brandbaar gas'
'Tankwagen met vrijkomen giftige vloeistof' 'Lekkage losslang' 'BLEVE LPG-
tank-
wagen'
'lekkage' 'fakkel-
brand'
Geadviseerde maatregelen Kans- en effectreducerende maatregelen
A. Afschakelbare ventilatie + + 0 ++ 0 0 0 0
B. Personeel/
Begeleiders zijn voorbereid op calamiteiten buiten object
+ ++ ++ ++ ++ ++ n.v.t voor Vrede-
rust
n.v.t voor Vrede-
rust
Geadviseerde maatregelen Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid
C. Ontvluchting van risicobron af 0 + ++ + ++ ++ ++ ++
D.Risico-
communicatie
+ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++

Legenda: ++ = zeer positief effect op verlaging risico; + = positief effect op verlaging risico; 0 = geen effect op risico


De Veiligheidsregio Haaglanden adviseert om deze maatregelen over te nemen, zodat de (externe) veiligheid voor dit plangebied kan verbeteren. De genoemde maatregelen worden in het kader van externe veiligheid (art. 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, art. 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en paragraaf 4.3 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen) geadviseerd, deze kunnen ook een positief effect hebben op de (brand)veiligheid. Wel is het belangrijk dat in de verdere uitwerking van de ontwikkellocaties binnen het plangebied ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.

Het totaal aantal te verwachten slachtoffers (en daarmee de benodigde hulpbehoefte) bij het ergst denkbare scenario, in dit geval het vrijkomen van giftige stoffen op de Lozerlaan (N211), een BLEVE van een LPG-tankwagen bij het LPG-tankstation of een fakkelbrand van een hoge druk aardgastransportleiding, is groot. De beschikbare hulpverleningscapaciteit is waarschijnlijk onvoldoende groot om direct aan de benodigde hulpvraag te voldoen. Assistentie vanuit andere regio's is hierbij noodzakelijk.

Ik verwacht u hiermee voldoende van advies te hebben voorzien om maatregelen te kunnen treffen en een verantwoording groepsrisico op te kunnen stellen ten behoeve van dit ruimtelijke besluit.

Niet alle geadviseerde maatregelen kunnen worden opgenomen in dit bestemmingsplan, maar zijn bedoeld voor andere afdelingen binnen de gemeente. Deze maatregelen kunnen mogelijk binnen andere ruimtelijke plannen of door andere disciplines van de gemeente worden geborgd. Voorbeelden hiervoor zijn een bouwplan en/of een afdeling communicatie. Een deel van de maatregelen is mogelijk al overgenomen, maar is toch weergegeven, om deze ook in de toekomst te borgen.

Reactie

Het bestemmingsplan is opgesteld om het plangebied een actueel juridisch-planologisch kader te bieden. Daarnaast maakt het bestemmingsplan een aantal ontwikkelingen mogelijk. De in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen winkelcentrum Ambachtsgaarde, de Goudsmidsgaarde 5 en de Albert Heijn Ambachtsgaarde liggen binnen het invloedsgebied van de transportroute gevaarlijke stoffen Lozerlaan. Bij deze ontwikkelingen is in de toelichting van het bestemmingsplan dan ook een relatie gelegd met dit advies en de daarin geadviseerde maatregelen. Bij toekomstige ontwikkelingen in het plangebied wordt ook rekening gehouden met de in dit advies opgenomen maatregelen.

13. Tennet Regio West

“Met de brief van 2 november 2011, kenmerk DSO/2011.1650 van uw Dienst Stedelijke Ontwikkeling, ontvingen wij een exemplaar van de kennisgeving van het concept ontwerp van het bestemmingsplan Vrederust. In het plangebied zijn geen eigendommen van ons bedrijf aanwezig. Wij danken u voor het toezenden van de kennisgeving”


Reactie

Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

14. N.V. Nederlandse Gasunie

“Naar aanleiding van uw brief van 2 november 2011 waarmee u ons bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, deed toekomen, hebben wij het plan beoordeeld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

In het plangebied ligt een tweetal gastransportleidingen met toebehoren welke in eigendom zijn van ons bedrijf.

Verbeelding

De beide gastransportleidingen zijn juist op de verbeelding weergegeven. Wel valt het ons op dat de plangrens, parallel aan de Erasmusweg, volgens onze kaart overlapt met de gemeentegrens. Waarmee een strook van het bestemmingsplan binnen de gemeente Westland zou liggen. Omdat we niet weten of het zo bedoelt is, informeren wij u hierover.

Toelichting

Hoewel beide gastransportleidingen op de verbeelding zijn weergegeven, wordt bij de verantwoording van de externe veiligheid alleen verwezen naar de A-617. Wij verzoeken u ook de gastransportleiding W-509-02 mee te nemen in de berekening voor de verantwoording van de externe veiligheid.

De leidinggegevens zijn:

- A-617 12" 79,9 bar

- W-509-02 16" 40 bar

In paragraaf 4.4.3 'Buisleidingen' verwijst u naar de gastransportleiding met 'A-617-KR-008'. Met het gedeelte 'KR-008' wordt een segment van de leiding aangegeven, die in dit geval niet overeenkomt met de ligging van de leiding ten opzichte van het bestemmingsplan. Wij verzoeken u dan ook om bij het benoemen van de gastransportleidingen u te beperken tot het leidingnummer.”

Reactie

Verbeelding
Uit nader contact met de Gasunie is gebleken dat de op de plankaart gehanteerde grenzen wel kloppen. De gehanteerde plangrens valt voor het deel parallel aan de Erasmusweg samen met de kadastrale gemeentegrens.

Toelichting
Inmiddels heeft een milieutechnisch onderzoek naar de externe veiligheidsaspecten van beide leidingen plaatsgevonden. De betreffende paragraaf uit de toelichting van het bestemmingsplan (par. 4.4) is hierop aangepast. Het milieutechnisch onderzoek is als bijlage bij het bestemmingsplan bijgevoegd. Hierbij worden geen segmenten betrokken die geen relatie hebben met het plangebied.

15. Kamer van Koophandel Haaglanden

“In het kader van het bepaalde in de art. 3.1.1. Bro ontvingen wij een exemplaar van het voorontwerp-bestemmingsplan Vrederust. Voor de goede orde delen wij u mee dat dit voorontwerp ons geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.”

Reactie

Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

17. Het bestuur van de Stichting Wijkberaad Vrederust

Op dinsdag 22 november 2011 hebben vertegenwoordigers van de gemeente bij een bijeenkomst van het Wijkberaad Vrederust een toelichting gegeven op het bestemmingsplan Vrederust. De notulen van deze bijeenkomst zijn als Bijlage 7 bijgevoegd. Naar aanleiding van de opmerkingen die tijdens de bijeenkomst zijn gemaakt is de bestemming van de 55+ woningen behoerend tot Iependal aan de Melis Stokelaan/Schuttersdreef aangepast van Maatschappelijk (met de functieaanduiding Wonen) naar Wonen. De bijeenkomst was voor het overige voornamelijk informerend van aard.

7.2 Ter Inzage Legging

Het ontwerp bestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn zienswijzen ingediend. Zowel voorafgaand aan als tijdens de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan zijn inloopavonden georganiseerd. Deze momenten zijn gebruikt om het maatschappelijk draagvlak van het bestemmingsplan te vergroten. De reactie van de gemeente op de ingediende zienswijzen is opgenomen in het bij dit bestemmingsplan behorende raadsbesluit.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging

SBI-code Omschrijving Cat.
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² B
014 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
0142 KI-stations B
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week B
1584 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer B
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 Grafische afwerking A
2223 Binderijen B
2224 Grafische reproduktie en zetten B
2225 Overige grafische aktiviteiten B
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 - verbandmiddelenfabrieken B
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 Aardewerkfabrieken:
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 - indien p.o. < 2.000 m² B
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28 VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACHINES en TRANSPORTMIDDELEN)
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 Kantoormachines- en computerfabrieken B
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 Muziekinstrumentenfabrieken B
3661.1 Sociale werkvoorziening B
40 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 - < 10 MVA B
40 Gasdistributiebedrijven:
40 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 - blokverwarming B
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 - < 1 MW B
45 BOUWNIJVERHEID
45 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 Grth in dranken C
5135 Grth in tabaksprodukten C
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 - algemeen C
5153 - indien b.o. < 2000 m2 B
5153.4 zand en grind:
5153.4 - indien b.o. < 200 m² B
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 - algemeen C
5154 - indien b.o. <2.000 m² B
5156 Grth in overige intermediaire goederen C
5162 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid C
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5552 Cateringbedrijven B
60 VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven B
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten C
642 Telecommunicatiebedrijven A
642 zendinstallaties:
642 - FM en TV B
642 - GSM en UMTS-steunzenders B
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Switchhouses B
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
7525 Brandweerkazernes C
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 Wasverzendinrichtingen B

Bijlage 2 Staat Van Horecacategorieën

Bijlage 2 Staat van Horecacategorieën

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 1 Beschermd Stadsgezicht

Bijlage 1 Beschermd Stadsgezicht

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Milieutechnisch Onderzoek

Bijlage 3 Milieutechnisch onderzoek

Bijlage 4 Bezonningsonderzoek

Bijlage 4 Bezonningsonderzoek

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek

Bijlage 6 Eco-effectenscan

Bijlage 6 Eco-effectenscan

Bijlage 7 Notulen Wijkberaad Vrederust

Bijlage 7 Notulen Wijkberaad Vrederust