KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Kantoor
Artikel 4 Verkeer - Straat
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsstraat
Artikel 6 Water
Artikel 7 Waarde - Archeologie
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Besluit Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum
Bijlage 2 Toelichting Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum
Bijlage 3 Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Ruimtelijke Structuur
2.4 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Sectoraal Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Inleiding
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Bezonning
4.6 Natuur
4.7 Water
4.8 Bodem
4.9 Archeologie
4.10 Gebiedsgericht Milieubeleid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Nieuwe Ontwikkeling
5.3 Verantwoording Van Bestemmingen
5.4 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
Bijlagen
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Kader Korte Voorhout E.o.
Bijlage 2 Inrichtingsvoorstel
Bijlage 3 Bureauonderzoek Archeologische Waarden
Bijlage 4 Bezonningsstudie

Smidsplein

Bestemmingsplan - 's-Gravenhage

Vastgesteld op 29-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Smidsplein e.o. van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0239ESmidsplein.50VA bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.7 archeologisch monument:

terrein dat van algemeen belang is wegens alle daar voor tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.10 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.11 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.12 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte.

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, zowel boven als beneden maaiveld of peil, met uitzondering van de parkeergarages.

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars.

1.27 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):

de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.

1.28 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.29 dakopbouw:

bebouwing, welke een uitbreiding vormt van het onder het dak gelegen gebouw en daarvan deel uitmaakt.

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.

1.31 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.33 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.34 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 geluidgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.37 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.38 grens verschillende hoogten:

een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.39 groenvoorziening:

groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.

1.40 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.41 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.42 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.43 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.44 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.

1.45 kap of kapverdieping:

een ruimte in een gebouw, die door tenminste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.46 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.47 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.48 natuurgebied:

door het rijk aangewezen Natura 2000 gebieden, Natuurmonumenten en Habitatrichtlijngebieden waaraan ook het rijkscompensatiebeginsel is verbonden, alsmede gebieden behorende tot de stedelijke groene hoofdstructuur.

1.49 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.50 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.51 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.52 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.53 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.54 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerplaats, parkeerterrein of parkeergarage.

1.55 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.

1.56 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.57 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Smidsplein e.o..

1.58 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.59 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.60 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.61 rijksbeschermd stadsgezicht:

een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet.

1.62 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.63 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.64 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.65 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.66 staat van horeca-inrichtingen:

de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan Smidsplein e.o..

1.67 stedelijke groene hoofdstructuur:

de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of Europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.

1.68 straat met doorgaande rijbaan:

doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.

1.69 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.70 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.71 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.72 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.73 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 (bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Kantoor

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor;
  2. b. parkeren;
  3. c. ontsluiting(en) van een parkeergarage;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" een onderdoorgang/overbouwing;
  5. e. onderbouw;
  6. f. kunstwerken en -objecten;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, voet- en fietspaden, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning:

  1. a. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1, onder f, een lagere minimum hoogte van de bebouwingsvrije onderdoorgang toestaan, mits een dergelijke aanpassing op stedenbouwkundig verantwoorde wijze kan worden ingepast en met dien verstande dat alsdan een minimum hoogte van 2.40 m, of voor zover de bebouwing zich boven een rijstrook bevindt, 4.20 m ten opzichte van het maaiveld dient te worden aangehouden en het totale bruto-vloeroppervlak, zoals aangegeven in het lid 3.2.1, onder a, daardoor niet wordt overschreden;

3.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering van de ontsluiting(en) van een parkeergarage vanuit het oogpunt van stedenbouwkundige inpasbaarheid en verkeersveiligheid.

Artikel 4 Verkeer - Straat

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Straat aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. railverkeer;
  3. c. openbaarvervoerstroken en -banen;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. parkeren;
  6. f. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding "brug (br)" een brug;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" overkragende bebouwing ten behoeve van de aangrenzende bestemming Kantoor;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning:

  1. a. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1, onder b, een lagere minimum hoogte van de overkragende bebouwing toestaan, mits een dergelijke aanpassing op stedenbouwkundig verantwoorde wijze kan worden ingepast en met dien verstande dat alsdan een minimum hoogte van 2.40 m, of voor zover de bebouwing zich boven een rijstrook bevindt, 4.20 m ten opzichte van het maaiveld dient te worden aangehouden;

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsstraat

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsstraat aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfs- en woonstraten;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeren;
  4. d. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" overkragende bebouwing ten behoeve van de aangrenzende bestemming Kantoor;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning:

  1. a. in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1, onder b, een lagere minimum hoogte van de overkragende bebouwing toestaan, mits een dergelijke aanpassing op stedenbouwkundig verantwoorde wijze kan worden ingepast en met dien verstande dat alsdan een minimum hoogte van 2.40 m, of voor zover de bebouwing zich boven een rijstrook bevindt, 4.20 m ten opzichte van het maaiveld dient te worden aangehouden;

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. vaarweg;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" overkragende bebouwing ten behoeve van de aangrenzende bestemming Kantoor;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde en overige bij de bestemming behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning:

  1. a. in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1, onder b en c, een lagere minimum hoogte van de overkragende bebouwing toestaan, mits een dergelijke aanpassing op stedenbouwkundig verantwoorde wijze kan worden ingepast en met dien verstande dat alsdan een minimum hoogte van 2.40 m;

6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. het extensief dagrecreatief gebruik, het verkeer op of over het water, is toegestaan.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in het eerste lid, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

7.3 Nadere eisen-regeling

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  1. a. het archeologisch onderzoek;
  2. b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Voor het uitvoeren van werken geen bouwwerken zijnde met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m, dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het betreft de volgende werken en werkzaamheden:
    1. 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    2. 2. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
  2. b. Het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
    2. 2. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de terinzagelegging van dit plan.
  3. c. De aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld onder a. dient bij het indienen van de aanvraag een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van een rijksbeschermd stadsgezicht, zoals beschreven in het aanwijzingsbesluit Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum van 28 juni 1994, met de bijbehorende toelichting, zoals opgenomen in de bijlagen 1 en 2 bij de regels van dit plan.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gelden de volgende regels:

  1. a. het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 8.1, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren;
  2. b. het gestelde onder a geldt niet voor bouwplannen die (mede) ten doel hebben het herstel van de oorspronkelijke waarden van de betreffende bouwwerken.
  3. c. het gestelde onder a heeft, bij strijdigheid daarmee, voorrang op de bouwregels van de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in 8.1 en de algemene bouw- en afwijkingsregels.
  4. d. het gestelde onder a geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken en nadat hierover advies is ingewonnen van de commissie als bedoeld in artikel 1 lid 9 van de Monumentenverordening Den Haag.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de buitenkant van gevels en muren die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn te pleisteren, of op soortgelijke wijze te behandelen.
  2. b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    1. 1. indien en voor zover de werken en werkzaamheden als genoemd onder a noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    2. 2. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
    3. 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die van zeer ondergeschikte betekenis zijn.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    1. 1. geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarde(n) als bedoeld in lid 8.1 of als deze door het stellen van voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen worden veiliggesteld;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het terrein van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in het eerste lid;
    3. 3. geen neveneffecten teweegbrengen die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

  1. a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  2. b. het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald;
  3. c. het verbod als bedoeld onder b. geldt niet ingeval van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, ventilatiekanalen e.d.: evenmin geldt bedoeld verbod in geval van, gevel- en kroonlijsten, balkons, koekoeken, overstekende daken, schoorstenen en soortgelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt;
  4. d. Het is toegestaan om installaties voor mobiele telecommunicatie te plaatsen op gebouwen, die niet als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of niet zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht;
  5. e. binnen de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit plan zijn bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 15 m2 toegestaan;
  6. f. Ten behoeve van de bestemmingen, waarbij binnen een van dit plan deel uitmakend geometrisch bepaalde vlak een bouwperceel met een bouwvlak is opgenomen, zijn bouwwerken ten behoeve van de inzameling van afval toegestaan;
  7. g. Bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    2. 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen;
  8. h. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken welke onderdeel uitmaken van dit plan is straatmeubilair toegestaan;
  9. i. Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van een parkeerruimte voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, uitgaande van langsparkeren en ten minste 2,50 m bij 5,00 m in geval van haaks parkeren;
    2. 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan trottoir grenst, ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Behoudens het bepaalde in Artikel 13 is het verboden de zich binnen de bij de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van dit plan.
  2. b. Tot verboden gebruik wordt, tenzij in de regels anders is bepaald, in ieder geval gerekend:
    1. 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    2. 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf, de verkoop en opslag van vuurwerk of een belwinkel.
  3. c. Het bepaalde onder a ten aanzien van het gebruik van gronden heeft geen betrekking op bouwen.
  4. d. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's ruimte zijn aangebracht in of onder dat gebouw.
  5. e. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het stallen of parkeren van fietsen en bromfietsen en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:
    1. 1. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voor zover betrekking hebbende op ondergeschikte bouwonderdelen zoals erkers, balkons, galerijen, buitentrappen, luifels, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke bouwdelen in geval de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter;
    2. 2. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn voor een meer verantwoorde ruimtelijke of technische plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein tot een maximum van 3 meter;
    3. 3. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie en windmolens op gebouwen die zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast
    4. 4. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
    5. 5. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2;
    6. 6. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en vergelijkbare vervoermiddelen. De omgevingsvergunning kan voor een bepaalde termijn worden verleend. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden afgegeven;
    7. 7. containers, al dan niet beneden peil gelegen, voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijk afval;
    8. 8. kunst- en reclameobjecten;
    9. 9. de parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
      • op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
      • nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
      • het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.
  2. b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in het plan opgenomen gebruiksregels wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Eenmalig kan afgeweken worden met een omgevingsvergunning van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk, als bedoeld onder a, met maximaal 10%.
  3. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Smidsplein e.o..

Bijlagen

Bijlage 1 Besluit Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum

Bijlage 2 Toelichting Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum

Bijlage 3 Parkeernormen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Smidsplein e.o. op.

  1. a. De locatie waarop nu het voormalige AXA-gebouw en de Franse ambassade gevestigd zijn, wordt, na sloop van de huidige bebouwing, in zijn geheel bestemd voor nieuwbouw van de Hoge Raad der Nederlanden. Met dit bestemmingsplan wordt deze ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.
  2. b. In het Stedenbouwkundig kader Korte Voorhout e.o. heeft de gemeente stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden neergelegd, onder andere voor deze locatie. Voor zover dit stedenbouwkundig kader ziet op het plangebied vormt het een referentiekader voor hetgeen in het bestemmingsplan is neergelegd. Het Stedenbouwkundig kader Korte Voorhout e.o. is integraal opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting.
  3. c. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Het vigerende bestemmingsplan "Binnenhof e.o." dateert van 12 januari 1989. In de nota 'Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' is aan het bestemmingsplan Binnenhof e.o. vanwege het ontoereikende juridisch-planologisch kader prioriteit 3 toegekend. Met het opstellen van Smidsplein e.o. wordt voor onderhavig plangebied voldaan aan de wettelijke verplichting om te beschikken over actuele bestemmingsplannen.
  4. d. Het plangebied valt binnen het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum, waarvan het besluit tot aanwijzing en de toelichting zijn opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 2 bij de regels van dit plan. Het onderhavige bestemmingsplan strekt mede tot bescherming daarvan.
  5. e. Op grond van de Wro moeten alle nieuwe bestemmingsplannen, dus ook dit plan, "digitaal raadpleegbaar" beschikbaar worden gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl. Dit plan komt daaraan tegemoet.

1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Smidsplein e.o. is tweeledig:

  1. a. het juridisch-planologisch mogelijk maken van de nieuwbouw voor de Hoge Raad der Nederlanden;
  2. b. het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader.

1.3 Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied ligt in het centrum van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het plangebied is globaal als volgt:

  1. a. de gracht Gietkom in het noorden;
  2. b. de Prinsessegracht in het oosten;
  3. c. het Korte Voorhout in het zuiden;
  1. a. het Smidsplein in het westen.

1.4 Geldende Planologische Regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Smidsplein e.o. vervangt gedeeltelijk het volgende bestemmingsplan:

bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd onherroepelijk
Binnenhof e.o. 12 januari 1989 5 september 1989 22 maart 1991

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan Smidsplein e.o. voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  1. a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven waarbij verkoop of opslag van consumentenvuurwerk plaatsvindt.
  2. b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichting (2004) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  3. c. Paraplubestemmingsplan Archeologie (2010). In dit paraplubestemmingsplan wordt ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde (archeologie)' toegevoegd en worden regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan bouwvergunningen.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Smidsplein e.o. aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande en de te ontwikkelen situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan. Hoofdstuk 7 geeft ten slotte de vooroverlegreacties op het voorontwerpbestemmingsplan weer alsmede de beantwoording daarvan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied kort beschreven. Daarnaast is een uitgebreide beschrijving terug te vinden in Bijlage 1, in het Stedenbouwkundig kader Korte Voorhout e.o.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

2.2.1 Periode vanaf 1600 tot aan de Tweede Wereldoorlog

Het Korte Voorhout/Tournooiveld is van oudsher het voorportaal vanuit de binnenstad naar het Malieveld/Haagse Bos en omgekeerd de groene verbinding van het Malieveld/Haagse Bos naar de Lange Vijverberg/Binnenhof.

In de loop van de eeuwen heeft de omgeving zich ontwikkeld door het toevoegen en vervangen van bebouwing. Zo is op een kaart van Johan Blaeu uit 1649 is het Smidswater al te zien, net als de sprong in de gevelwand van het Korte Voorhout aan de zuidzijde. Op een kaart van Gerrit van der Giessen uit 1729 is de Nieuwe Uitleg inmiddels gerealiseerd. De gevelwanden van Korte Voorhout en Tournooiveld waren opgebouwd uit een aantal qua massa en verschijningsvorm bescheiden panden. Op een kaart van Iven Besoet uit 1747 bezitten de panden aan de zuidzijde nu een voornamer karakter en is een groot pand met voorplein te herkennen. Op een kadastrale minuut van 1832 is de Koninklijke Schouwburg, oorspronkelijk gebouwd als stadspaleis door Pieter de Swart, gerealiseerd, maar de Schouwburgstraat is er nog niet. Deze zou pas in 1863 opengesteld worden voor publiek. De versmalling van het Korte Voorhout is nog steeds duidelijk herkenbaar. Voornoemde kaarten en kadastrale minuut zijn opgenomen in het Stedenbouwkundig kader Korte Voorhout e.o.

De geleidelijke ontwikkeling met voortdurende sloop en nieuwbouw is doorgegaan tot vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Op onderstaande kaart, welke eveneens is opgenomen in het Stedenbouwkundigkader Korte Voorhout e.o., zijn op de huidige situatie de rooilijnen aangegeven van vlak voor de Tweede Wereldoorlog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0239ESmidsplein-50VA_0001.jpg"

Rooilijnen vlak voor de Tweede Wereldoorlog

Met name valt uit bovenstaande kaart op dat de toegang tot het Smidsplein veel smaller was, waardoor het Smidswater veel meer verscholen lag ten opzichte van het Korte Voorhout. Het pleintje lag in de bocht van de oorspronkelijke stadsgracht die liep via het Smidswater en de Gietkom naar de Prinsessegracht en lag niet recht tegenover het water.

Op onderstaande kaart, welke eveneens is opgenomen in het Stedenbouwkundig kader Korte Voorhoute.o., zijn functies van bepaalde gebouwen van vlak voor de oorlog opgenomen. Het betreft verschillende, deels publieke functies, zoals een theater, het gerechtsgebouw, de provinciale griffie, een hotel en ook toen al het Franse consulaat. Alle panden waren met hun hoofdingang georiënteerd op het Korte Voorhout.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0239ESmidsplein-50VA_0002.jpg"

Functies vlak voor de Tweede Wereldoorlog

In de oorlog is een groot deel van de bebouwing rond het Korte Voorhout gebombardeerd en onherstelbaar beschadigd.

2.2.2 Wederopbouw

Na de Tweede Wereldoorlog werd door Dudok een wederopbouwplan opgesteld, dat het herstel van het vooroorlogse karakter van het getroffen gebied nastreefde. In afwijking van die vooroorlogse situatie werd alle bouwgrond bestemd voor openbare en bijzondere gebouwen. Een van de kenmerken van het wederopbouwplan was een herschikking van de bebouwing aan de zijde van het plangebied voor een betere bredere verbinding ter plaatse van het Smidsplein met het Smidswater. Daarnaast was een belangrijk kenmerk het planten van vier rijen bomen voor versterking van de band met de Koekamp.

De gemeenteraad stelde Dudoks plan in 1951 vast, waarna het gedeeltelijk uitgevoerd werd. Waar echter het wederopbouwplan het herstel van het vooroorlogse karakter beoogde, verrezen aan de zijde van het plangebied gebouwen met een modernistische in plaats van traditionalistisch signatuur:

  • het AXA-gebouw, een kantoorgebouw uit 1974 van architecten H. le Grand en P. Selle; het gebouw is oorspronkelijk gebouwd voor de verzekeringsmaatschappij Equity en Law;
  • de Franse ambassade, uit 1972, een ontwerp van Verhave, Luyt, De Iongh, Stikker;
  • de Amerikaanse ambassade uit 1959, naar ontwerp van de Hongaars-Amerikaanse architect Marcel Breuer.

Voor wat betreft de maat, schaal en architectuur van deze gebouwen kan worden vastgesteld, dat zij -drie afzonderlijke blokken met een hoogte van 4 tot 6 lagen- relatief ver afstaan van de vooroorlogse bebouwing. Dit laatste geldt eveneens voor het aan de overkant gelegen gebouw van het Ministerie van Financiën, wat aan de zuidoostzijde van het Korte Voorhout is gerealiseerd.

Concluderend kan worden gesteld dat indien men het gebied betreedt vanaf de kant van het Malieveld, het door de schaalvergroting, de architectuur, de gewijzigde rooilijnen en het gebruik, nauwelijks meer waarneembaar is dat men hier (de 'voorhof' tot) de historische binnenstad betreedt.

2.3 Ruimtelijke Structuur

2.3.1 Bebouwing (incl. beschermd stadsgezicht en monumenten)

2.3.2 Verkeer en infrastructuur

Het plangebied omvat drie wegvakken en kent geen doorgaande routes voor het autoverkeer.

Het plangebied wordt aan één zijde omsloten door een hoofdroute voor zowel het autoverkeer, de fiets en het openbaar vervoer, namelijk de route Koningskade. De Koningskade maakt onderdeel uit van de Centrumring voor het autoverkeer en is onderdeel van het hoofdroutenet voor de fiets.

Aan de zuidoostzijde wordt het plangebied omsloten door het Korte Voorhout. Het Korte Voorhout is onderdeel van één van de parkeerroutes in de binnenstad en is, na de invoering van het Verkeerscirculatieplan, nog slechts in hoofdzaak door bestemmingverkeer in gebruik.

De bestemming verblijfsstraat is gegeven aan het Smidsplein, waar autoverkeer weliswaar mogelijk is, maar het verblijfskarakter overheerst.

Het plangebied wordt goed ontsloten door openbaar vervoer. Op de Prinsessegracht rijden de tramlijnen 8 en 9 en deze hebben een halte in het plangebied. Via het Korte Voorhout rijden de tramlijn 10, 16 en 17 en deze hebben ook een halte ter hoogte van het plangebied.

Het plangebied telt slechts enkele parkeerplaatsen op straat, namelijk een aantal parkeerplaatsen langs de Prinsessegacht en op het Smidsplein (gereserveerde plaatsen). Voor de parkeerplaatsen op straat geldt een betaaldparkerenregime; bewoners en bedrijven kunnen een parkeervergunning aanvragen. De parkeerdruk in dit gebied is hoog.

De bestaande complexen in het plangebied hebben reeds een (gebouwde) parkeervoorziening voor eigen gebruik.

2.3.3 Groen en openbare ruimte

Het Korte Voorhout is van oorsprong een voorname, groene entree van Den Haag die zorgde voor een vanzelfsprekende, geleidelijke, overgang naar de Haagse binnenstad. Deze voornaamheid uit zich nog steeds in het aanwezige profiel van de openbare ruimte met veel groen. Er zijn hier van oudsher vele (overheids-) kantoorfuncties en culturele instellingen gevestigd. De uitstraling van de huidige bebouwing binnen het plangebied draagt echter nu niet bij aan deze zo gewenste voornaamheid en goede overgang naar de binnenstad.

2.3.4 Water

Direct achter het AXA-gebouw en de Franse Ambassade is de Gietkom gelegen. Evenals het Smidswater is de Gietkom ongeveer 400 jaar geleden gegraven. De Gietkom is de kortste gracht van Den Haag. De naam is ontleend aan de vroeger in de nabijheid gelegen en in de Tweede Wereldoorlog verwoestte 17e eeuwse Kanongieterij van Den Haag. Bijzonder is dat de Gietkom geen kades of oevers heeft. Aan beide lange zijdes staan gebouwen.

2.3.5 Bodem

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben vroeger enkele bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging gehad. Het ging daarbij om een drukkerij, een fotografisch bedrijf en een kolenopslag. Voor zover bekend zijn er geen ondergrondse olietanks in het plangebied aanwezig.

Ter plaatse van het plangebied zijn (nog) geen verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd en zijn er geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume).

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat het plangebied is gelegen in bodemkwaliteitszone 3. De grond (0-2,0 m-maaiveld) in bodemkwaliteitszone 3 is gemiddeld matig verontreinigd met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart.

Indien in het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Momenteel is men is voornemens om in het plangebied de bestaande bebouwing te slopen ten behoeve van nieuwbouw voor de Hoge Raad. Voor deze sloop- en bouwplannen zal bodemonderzoek worden uitgevoerd en eventueel, afhankelijk van de uitkomsten, gesaneerd moeten worden.

2.3.6 Archeologie

Op de gemeentelijke Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) valt het gehele plangebied binnen de zone met een archeologische verwachting. In de eerste plaats is deze toegekend vanwege de ligging o p de grens van de historische stadskern. Deze kan omschreven worden als één grote vindplaats van archeologische sporen en restanten van de oorsprong en ontwikkeling van de middeleeuwse nederzetting Die Haeghe. Binnen het plangebied worden dan ook sporen en resten verwacht van stedelijke infrastructuur, bewoning en grondgebruik uit Middeleeuwen en Nieuwe tijd.

Ten tweede ligt het plangebied volgens de Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk op een van de strandwallen van de Haagse kustregio, direct aan de overgang naar de strandvlakte. Dit landschap werd vanaf de prehistorie al gebruikt door de mens. De strandwallen waren namelijk uiterst geschikt voor bewoning, vanwege de hogere positie in het landschap. De lagere delen van de duinen en de strandvlaktes werden daarbij benut als jaag- en voedselverzamelgebieden en/of landbouwgronden. Vrij snel na hun ontstaan werden de strandwallen dan ook in gebruik genomen. Dat betekent dat in het plangebied sporen en resten aanwezig kunnen zijn van nederzettingen, grafvelden of akkers vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) tot ver in de vroeghistorische periode.

De archeologische verwachting van het plangebied wordt onderbouwd door drie vindplaatsen in de onmiddellijke nabijheid, waar sporen zijn gedocumenteerd van prehistorisch landgebruik (Bronstijd, en mogelijk IJzertijd/Romeinse tijd) maar ook van bewoning uit de late middeleeuwen/nieuwe tijd (muurwerk, beerputten, e.d.).

In Bijlage 3 bij de toelichting is het gemeentelijke Bureauonderzoek archeologische waarden uit maart 2010 opgenomen.

2.4 Functionele Structuur

2.4.1 Wonen

Het plangebied ligt in de Haagse binnenstad. Veel gebouwen in de binnenstad genieten bekendheid in het hele land. Daarbij kan met name worden genoemd het politieke centrum van Nederland, het in de nabijheid van het plangebied gelegen Binnenhof. Het plangebied en de directe omgeving worden aangemerkt als centrum stedelijk woonmilieu. Er bevinden zich geen woningen in het plangebied.

2.4.2 Kantoren

Het plangebied bevat twee kantoorpanden. Beide kantoorpanden zullen worden gesloopt ten behoeve van de nieuwbouw voor de Hoge Raad der Nederlanden.

De Franse ambassade, welke nog is gevestigd in het kantoorpand Smidsplein 1, zal verhuizen naar het zogenaamde "Kodakpand" in de Anna Paulownastraat.

Het kantoorpand Korte Voorhout 20, het Axa-gebouw, waarin voorheen (onder andere) een verzekeringsfirma was gehuisvest, is na leegstand tijdelijk in gebruik genomen tot het zal worden gesloopt.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Smidsplein e.o. vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar de periode 2020-2030 vastgelegd . Met deze nota tracht het kabinet bij te dragen aan een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en de borging van de veiligheid.

Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water.

Om een eenzijdige samenstelling van de bevolking te voorkomen, stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Om de trek van midden- en hogere inkomens uit de stad te voorkomen zijn volgens de Nota Ruimte meer hoogstedelijke woonmilieus nodig, en blijven stedelijke vernieuwing en herstructurering dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten.

Nieuwe bebouwing moet ten behoeve van de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten zoveel mogelijk worden geconcentreerd in bestaand bebouwd gebied. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt.

Het bestemmingsplan is daar waar dit van toepassing is in overeenstemming met het verwoorde beleid uit de Nota Ruimte. In lijn met de Nota Ruimte zorgt de nieuwbouw van de Hoge Raad in bestaand gebied voor bundeling van verstedelijking en behoud van een belangrijke centrale functie in de binnenstad van Den Haag.

3.2.2 Provinciaal beleid

Provinciale structuurvisie

Op 2 juli 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Structuurvisie “ Visie op Zuid-Holland” vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  1. 1. aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
  2. 2. duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
  3. 3. divers en samenhangend stedelijk netwerk
  4. 4. vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
  5. 5. stad en land verbonden

In de functiekaart (gewenste en mogelijke ruimtelijke functies; wat komt waar) is het plangebied aangewezen als 'Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer' en 'stedelijk groen'.

Verordening Ruimte

In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten) voorziet hierin. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Verordening Ruimte.

3.2.3 Regionaal beleid

Het Stadsgewest Haaglanden heeft in 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) vastgesteld. Het RSP geldt als referentiekader (dus geen toetsingskader) voor bestemmingsplannen van de gemeenten in het stadsgewest Haaglanden, voor zover daarbij regionale belangen in het geding zijn. In het RSP spreken de negen regiogemeenten de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De ambities zijn gericht op ontwikkelingen met een bovenlokale invloed, waarbij 10 topprioriteiten zijn geformuleerd. Één daarvan: het intensiveren van het gebruik van het stedelijke gebied om de verwachte groei van het aantal huishoudens op te vangen en de kwaliteit van de woningvoorraad op peil te houden is van toepassing op de hele stad en dus ook op het plangebied. Dit beleid heeft een plaats gekregen in de structuurvisie Den Haag 2020 (zie hierna).

3.2.4 Gemeentelijk beleid

3.3 Sectoraal Beleid

3.3.1 Bebouwing

Rijksbeschermd stadsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Smidsplein e.o. maakt deel uit van het Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum ( bijlagen 1 en 2 bij de regels van dit plan, zie tevens paragraaf 2.3.1.2). De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. Met het vaststellen van bestemmingsplan Binnenhof e.o. (12 januari 1989) is reeds aan deze verplichting voldaan.

3.3.2 Verkeer en parkeren

3.3.3 Wonen

Woonvisie Den Haag 2009-2020

De Haagse Structuurvisie streeft naar groei van het inwoneraantal van de stad als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen en voor een goede economische, sociale en culturele ontwikkeling. Hiervoor zal het aantal woningen moeten groeien.

In de Woonvisie Den Haag 2009-2020, door de raad vastgesteld op 19 november 2009, is de groeiambitie vastgesteld op 20.000 tot 25.000 woningen. De woonvisie biedt ook de kaders voor deze groei. De kern van de woonvisie is: als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren, en de woonkwaliteit van de bestaande woningen verhogen. De stad moet daarom in een breed scala aan typen van woonwensen kunnen voorzien. Dit vereist gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken. Hoewel differentiatie van woonmilieus en woonsferen het uitgangspunt is, moet dit binnen een stedelijk kader gebeuren. Daarom dient er gekozen te worden voor woonvormen die passen bij een stedelijke omgeving. De nieuwbouw zal daarom grotendeels plaatsvinden in de vorm van appartementen en stadswoningen, en tussenvormen daarvan.

Kansen voor groei en verdichting liggen veelal in de zogenaamde transformatiemilieus waar verouderde bedrijventerreinen worden omgezet in gemengde woonwerkgebieden. Aan de stadsranden vindt eveneens uitbreiding plaats door transformaties in de overgangszones van stad naar platteland.

Sturend voor de transformatie en uitbreiding van woonmilieus is het beleid om selectieve migratie uit de stad van midden- en hogere inkomens om te buigen, deze inkomensgroepen aan de stad te binden en zo mogelijk van elders aan te trekken. Bij de herstructurering van de goedkope sociale woningvoorraad in bestaande gebieden wordt getracht een woonmilieu te bieden dat inspeelt op woonwensen van bepaalde groepen midden- en hogere inkomens, mede om segregatie, concentratie van kansarme bewoners en cumulatie van achterstandssituaties tegen te gaan. Een goed 'schoon, heel en veilig' leef- en woonklimaat is een belangrijke voorwaarde voor alle stedelijke woongebieden. Daarbij moeten voldoende, goede en betaalbare woningen voor de lage inkomensgroepen blijven bestaan.

Binnen het plangebied bevinden zich geen woningen.

3.3.4 Economie

3.3.5 Groen

3.3.6 Openbare Ruimte

Op 10 februari 2003 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Kadernota Openbare Ruimte (KOR) vastgesteld. Zij dient als integraal beleidskader voor de inrichting van de openbare ruimte. Met deze nota wordt een samenhangend kader gegeven voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. De nota schetst daartoe een drietal kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:

  • Residentiekwaliteit (standaard- of basiskwaliteit);
  • Hofstadkwaliteit (bijzondere kwaliteit);
  • Maatwerkkwaliteit (geeft partijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven binnen publiekprivate samenwerking.

Afhankelijk van de functies in een gebied, de cultuurhistorische waarde en betrokkenheid van de private partijen geldt een bepaalde kwaliteitsstandaard. Voor het plangebied, als onderdeel van de binnenstad, is Hofstadkwaliteit als standaard gekozen. Hofstad Kwaliteit is een genormeerde wijze van inrichting en onderhoud van de openbare ruimte in speciaal daarvoor aangewezen gebieden: de Binnenstad en delen van Scheveningen-Kuststrook. Het zijn intensief gebruikte en drukbezochte delen van de stad die een toeristisch trekpleister vormen en het internationaal visitekaartje van Den Haag zijn. De bestrating, het straatmeubilair en het groen moeten aan hoge eisen van uitstraling, functionaliteit en duurzaamheid voldoen.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder 'milieu' verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, bezonning, natuur, water, bodem, archeologie, en gebiedsgericht milieubeleid.

4.2 Externe Veiligheid

4.2.1 Algemene beginselen externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk).

De beoordeling van de externe veiligheid vindt plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen 3 effectgebieden (A, B en C-zone). De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel (gevaar voor rondvliegend glas).

De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

4.2.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

De Zuidhollandlaan/ Koningskade maakt deel uit van de door de gemeenteraad vastgestelde Route gevaarlijke stoffen. De route is voor het laatst in 2004 aangepast (raadsvoorstel 42, 24 februari 2004, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 maart 2004). Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied (200 m) van dit traject. Het groepsrisico hoeft daarom bij de planbeoordeling niet te worden betrokken. Snelwegen bevinden zich op grote afstand van het plangebied.

4.2.3 Gasleiding

Er bevinden zich geen hogedrukaardgastransportleiding in de buurt van het plangebied.

4.2.4 Inrichtingen

Er zijn geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m vanaf de grens van het plangebied. Dicht bij het plangebied, op de hoek Bezuidenhoutseweg tegenover de percelen 5-11, bevindt zich een gasdrukregel- en meetstation waarvoor een plaatsgebonden risicocontour 10-6 geldt van 15 meter. De geplande ontwikkelingen bevinden zich op ruime afstand daarvan. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, als gevolg van stationaire risicobronnen, is niet vereist.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Bij de reconstructie van wegen en/of spoorwegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld in het kader van de Wgh.

Het onderhavige bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een weg en/of spoorweg is ook niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek voor het bestemmingsplan Smidsplein e.o. niet noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.

4.4 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden. In 2007 is het hoofdstuk Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer in werking getreden. Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009; de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een drempel van 33.333 m².

Bestemmingsplan Smidsplein e.o. maakt de ontwikkeling van een kantoorgebouw kleiner dan 33.333 m2 mogelijk. Daarmee is er sprake van een project dat niet in tekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de besluitvorming over dit bestemmingsplan.

4.5 Bezonning

Voor de nieuwe mogelijke bouwmassa van het gebouw voor de Hoge Raad is een bezonningsstudie uitgevoerd voor de woningen aan het Smidswater. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting.

Deze is getoetst aan de Haagse norm voor bezonning.

De Haagse norm is als volgt:

  1. 5. totaal minimaal 2 uur zon per dag op voor en achtergevels,
  2. 6. op 19 februari en 21 oktober,
  3. 7. bij een bezonningshoogte van minimaal 10° (voor deze dagen van ca. 9.00 uur tot 17.00 uur),
  4. 8. op het midden van de gevel op 75 cm boven vloerniveau.

In de bezonningsstudie is de huidige situatie vergeleken met de nieuwe situatie. Voor deze nieuwe situatie is uitgegaan van de maximaal mogelijke bouwmassa.

Uit de bezonningsstudie blijkt het volgende.

De bezonning van de voorgevel van een aantal woningen aan het Smidswater verslechterd tussen 9.00 uur en 9.30 uur. Tussen 9.30 en 11.00 uur is er geen verschil.

Na 11.00 is er geen bezonning meer op de voorgevel als gevolg van de zonnestand, hetgeen derhalve niet het gevolg is van de nieuwbouw.

De bezonning op de achtergevel verandert niet als gevolg van de mogelijke nieuwbouw voor de Hoge Raad. Vanaf 11.00 uur tot 15.00 uur is er op de achtergevel zon in de huidige en nieuwe situatie.

Totaal blijft de bezonning dus ruim boven de 2 uur per dag.

4.6 Natuur

4.6.1 Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De wet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de wet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad) over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt . Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden.

De Flora- en Faunawet is niet van toepassing op het bestemmingsplangebied.

4.6.2 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten) is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998 (oktober 2005 in werking getreden). In januari 2006 is de aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart, Waarmee de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland zijn vervallen.

In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal en Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen).

Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden.

Het bestemmingsplangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied of beschermd natuurmonument. Op grond van de afstand tot beschermde gebieden en de aard van de voorziene ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan worden geen effecten op beschermde gebieden verwacht.

4.6.3 Boswet

In het bestemmingsplangebied zijn geen grote groengebieden aanwezig die onder de Boswet vallen.

4.6.4 Bomenverordening Den Haag 2005

Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.

De bomen op het Smidsplein en de vier rijen platanen aan het Korte Voorhout staan niet op de Lijst Monumentale Bomen in Den Haag 2006.

4.7 Water

4.7.1 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken op verschillende niveaus van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

4.7.2 Planbeschrijving

4.7.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernomen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

4.8 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  1. a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  2. b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  3. c. het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

4.9 Archeologie

De gemeente Den Haag is op grond van artikel 38a uit de Monumentenwet 1988 verplicht bij het vaststellen van een bestemmingsplan of beheersverordening zoals bedoeld in respectievelijk artikel 3.1 en 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening te houden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Hiertoe heeft de gemeente een gemeentelijke Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld.

Op de AWVK komen drie eenheden voor:

  1. 1. Gebieden met een archeologische waarde: dat wil zeggen terreinen waarvan bekend is dat er archeologische resten en sporen aanwezig zijn. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt het bevoegd gezag hier voorwaarden aan de omgang met de archeologische waarden bij activiteiten met een bodemverstoring dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  2. 2. Gebieden met een archeologische verwachting: dat wil zeggen zones waar betekenisvolle archeologische resten en sporen worden verwacht. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt het bevoegd gezag hier voorwaarden activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  3. 3. Gebieden waar geen betekenisvolle archeologische sporen en resten worden verwacht en dus geen voorwaarden gelden voor bodemverstorende activiteiten.

Op bestemmingsplanniveau krijgen de eerste twee eenheden van de AWVK een vertaling door middel van een aanduiding en dubbelbestemming op de plankaart, gekoppeld aan een vergunningenstelsel (bouw- en aanlegvergunning).

4.10 Gebiedsgericht Milieubeleid

Tien voor milieu

De nota Tien voor milieu (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing.

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het GebiedsgerichtMilieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype "Gemengd werken".

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype "Gemengd werken" van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema Ambitie Gebiedstype
Bodem Basis
Externe veiligheid Maximaal
Geluid Basis
Lucht Basis
Mobiliteit Extra
Schoon Maximaal
Water Ambities per poldereenheid
Natuur Basis
Klimaat Maximaal

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten vermeld van gepleegd onderzoek. Dit onderzoek diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand van deze resultaten wordt in paragraaf 5.3 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Afsluitend wordt de opzet van het bestemmingsplan en de bestemmingen in hoofdstuk 5.4 globaal beschreven worden.

In de volgende paragraaf wordt eerst de nieuwe ontwikkeling beschreven.

5.2 Nieuwe Ontwikkeling

5.2.1 Omgeving

5.2.2 Nieuwbouw voor de Hoge Raad der Nederlanden

De locatie waarop nu de het voormalige AXA-gebouw en de Franse ambassade gevestigd zijn, wordt, na sloop van de huidige bebouwing, in zijn geheel bestemd voor nieuwbouw van de Hoge Raad der Nederlanden.

Beoogd wordt een verzelfstandiging van het gebouw als tegenhanger van het ministerie van Financiën, waardoor op deze belangrijke entree van de stad twee herkenbare gebouwen met eigen karakter ontstaan. Het is van belang dat op deze entree van de binnenstad, welke van grote afstanden herkenbaar is, voor de Hoge Raad een gebouw wordt neergezet, dat zowel recht doet aan de betekenis van de Hoge Raad binnen de Staat der Nederlanden als aan de betekenis van deze plek in de binnenstad: een van de oudste en voornaamste entrees van de binnenstad. Deze entree krijgt in de binnenstad zelf een vervolg door het Lange Voorhout en de Lange Vijverberg met de Hofvijver en zicht op het Binnenhof.

Het basisvolume voor het gebouw van de Hoge Raad, zoals opgenomen in het bestemmingsplan, is een langgerekt gebouw. Binnen dit blok zijn er mogelijkheden voor onderdoorgangen, overkragingen, toevoegingen en uitsparingen. De kavel is circa 104 meter lang en 22 meter diep. Het maximale bruto-vloeroppervlak dat mag worden gerealiseerd bedraagt 15.000 m2 exclusief ondergronds parkeren. Het basisvolume kan van een dakopbouw worden voorzien die minimaal 1,5 meter uit de gevel is gesitueerd en met een maximale hoogte van 4 meter. Indien aan de lange zijden overkragingen zouden worden gerealiseerd kan de dakopbouw aan die zijden tot de rand worden gebouwd.

De hoofdingang van het gebouw zal aan het Korte Voorhout zijn gelegen. De zes beelden, die onlosmakelijk met de Hoge Raad verbonden zijn, zijn onderdeel van de ontwerpopgave en zullen wederom een waardige plaats krijgen. De regels van het bestemmingsplan maken dit mogelijk. Het betreft de volgende beelden.

Rechtsgeleerde Kunstenaar Afmeting
Johannes Voet (1646-1713) Andriessen, Mari 280x85x120
Ulricus Huber (1636-1694) Hall, F.J. van 280x85x120
Simon van Leeuwen (1626-1682) Krop, Hildo 275x85x120
Hugo de Groot (1583-1645) Polet, Johan 280x85x120
Cornelis van Bijnkershoek (1673-1743) Termote, Albert 277x85x120
Joan Melchior Kemper (1776-1824) Wenckebach, L.O. 277x85x120

De parkeerbehoefte wordt op eigen terrein onder maaiveld opgelost. Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald conform de gemeentelijke parkeereisen. Ontsluiting van de parkeervoorziening voor gemotoriseerd verkeer vindt plaats vanaf het Smidsplein.

5.3 Verantwoording Van Bestemmingen

Het bestemmingsplan heeft als doel het juridisch-planologisch mogelijk maken van de nieuwbouw voor de Hoge Raad der Nederlanden, alsmede het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader.

Beleidskader Vertaling in het bestemmingsplan
Ruimtelijk Beleid
De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen
De doorgaande weg in het plangebied waar van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen wordt uitgegaan is het Korte Voorhout. Reeds onder het bestemmingsplan uit 1989 werd aan de ambitie van de Structuurvisie voldaan. Met de nieuwbouw van de Hoge Raad wordt hier opnieuw invulling aan gegeven.
Cultuurhistorie en archeologie
Aanwijzing beschermd stadsgezicht
Het plangebied maakt deel uit van het Rijks beschermd stadsgezicht 's-Gravenhage.
De Monumentenwet 1988 / Monumentenverordening Den Haag verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht.
Met het vaststellen van bestemmingsplan Binnenhof e.o. (12 januari 1989) is reeds aan deze verplichting voldaan. Met de nieuwbouw van de Hoge Raad worden de cultuurhistorische waarden van het deel van het rijksbeschermd stadsgezicht niet aangetast. De aanwijzing tot Rijks beschermd stadsgezicht is als bijlage 1 bij de regels opgenomen, de toelichting daarop is opgenomen in bijlage 2 bij de regels. De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie is gericht op behoud en bescherming van de waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht en verwijst naar de bijlage.
Naast de regels die dit bestemmingsplan stelt, worden bouwwerken in het beschermd stadsgezicht getoetst aan redelijke eisen van welstand. In dit kader hanteert gemeente Den Haag de Welstandsnota.
Archeologie
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 4.9). Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.
Het bestemmingsplan vervangt het paraplubestemmingsplan Archeologie voor onderhavig plangebied.
De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 4.9). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels opgesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld.
Initiatiefnemers van vergunningplichtige activiteiten kunnen op grond van de dubbelbestemming verplicht worden om archeologisch onderzoek uit te laten voeren. De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer treedt daarbij op als gemandateerd bevoegd gezag inzake de archeologische monumentenzorg en stelt de behoudenswaardigheid van archeologische vindplaatsen vast, alsmede de voorwaarden waaraan een initiatiefnemer in het kader van de archeologische monumentenzorg dient te voldoen.
Die voorwaarden kunnen bestaan uit de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch (voor-)onderzoek om aard en kwaliteit van de archeologische ondergrond vast te stellen,
technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.
De gemeentelijke monumentenverordening voorziet daarnaast in nadere eisen waaraan archeologisch onderzoek binnen de gemeente moet voldoen.
Verkeer
Auto, fiets
Het Verkeersplan (zie paragraaf 3.3.2) hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie
In het bestemmingsplan zijn twee verkeersbestemmingen opgenomen, welke auto, fiets- en voetverkeer mogelijk maken. De bestemming Verkeer - Straat ziet op het Korte Voorhout en de Prinsessegracht. De bestemming Verkeer - Verblijfsstraat ziet op het Smidsplein.


Openbaar vervoer
Het beleid is gericht op een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerslijnen
Het binnen de bestemming Verkeer - Straat opgenomen bestaande wegennet biedt de mogelijk om dergelijke banen aan te leggen en bevat ook reeds bestaande openbaar vervoersbanen.
Parkeren
Het beleid gaat uit van het stellen van parkeereisen
In Bijlage 3 bij de regels zijn de parkeernormen opgenomen. Deze bijlage dient te worden gehanteerd bij de algemene bouwregels (afmetingen) en het gebruik en de algemene afwijkingsregels. De parkeerbehoefte geeft aan welke parkeercapaciteit er in theorie beschikbaar moet zijn binnen (of in de nabije omgeving van) het bouwplan. Aan de hand daarvan stelt de gemeente aan de hand van een concreet bouwplan de parkeereis op, waarin wordt aangegeven welk aantal parkeerplaatsen daadwerkelijk gerealiseerd dient te worden en waarbij ruimte is voor maatwerk. Daarbij wordt aangetekend dat uit nadere bestudering wel naar voren is gekomen dat door het bijzondere karakter van de beoogde gebruiker van de kantorenbestemming, te weten de Hoge Raad der Nederlanden, de gebouwkwaliteit met de daarbij behorende specifieke ruimten, die het rechterlijk functioneren met zich meebrengt, in dit geval en onder de in het bestemmnigsplan gestelde voorwaarden volstaan zou kunnen worden met 55 parkeerplaatsen. De huisvestingsnormen voor rechtspraak, die de Staat hanteert, zijn daarbij in ogenschouw genomen.
Overkragende bebouwing
Binnen de bestemmingen Verkeer - Straat en Verkeer - Verblijfsstraat en Water is een aanduiding "onderdoorgang"opgenomen.
Deze aanduiding ziet op de mogelijkheid van overkragende bebouwing ten behoeve van de bestemming Kantoor boven openbaar gebied aan de zijde Korte Voorhout en de hoek Smidsplein/Gietkom.
Water
Veiligheid en waterkering In het plangebied bevinden zich geen waterkeringen
Waterkwaliteit en ecologie
Bepaalde grachten (o.a. Smidswater) zijn in de Kaderrichtlijn Water (KRW) aangewezen als waterlichaam. Een aanzienlijk deel van de oevers van dergelijke wateren moeten op natuurvriendelijke wijze worden ingericht.
Door het plangebied loopt de Gietkom richting Smidswater. Evenals het Smidswater is de Gietkom een ongeveer 400 jaar geleden gegraven gracht. Bijzonder is dat de Gietkom geen kades of oevers heeft. Aan beide lange zijdes staan gebouwen. De aanleg van een natuurvriendelijke oever is bij deze bijzondere historische situatie niet mogelijk.
Waterkwantiteit Het plangebied is gelegen binnen het boezemgebied waar een waterpeil van NAP -0.43 wordt gehandhaafd. Voor het boezemgebied geldt geen waterbergingsopgave.
De nabij gelegen hofvijver heeft ten opzichte van het boezemwater een verhoogd peil (0,07 m - NAP) en loost op het boezemwater van Oostsingel door middel van een tweede duiker die langs het Smidsplein loopt.
Overkragende bebouwing
Binnen de bestemming Water is evenals binnen de 2 verkeersbestemmingen een aanduiding "onderdoorgang"opgenomen.
Deze aanduiding ziet op de mogelijkheid van overkragende bebouwing ten behoeve van de bestemming Kantoor boven openbaar water aan de zijde van de Gietkom. Tevens biedt de aanduiding de mogelijkheid van een terras boven het water.
Groenvoorzieningen
In 'Groen Kleurt de Stad' staat beschreven dat de bomen op de Nieuwe Uitleg, het Smidsplein en de vier rijen platanen aan het Korte Voorhout deel uitmaken van de stedelijke groene hoofdstructuur. Het is groen met een hoge cultuurhistorische waarde en ruimtelijke betekenis. De bomen staan echter niet op de lijst Monumentale Bomen in Den Haag 2006. In het Stedenbouwkundig kader Korte Voorhoute.o. is opgenomen dat het voorstelbaar is dat de bomenrij aan het Korte Voorhout direct langs de kavel van de Hoge Raad verwijderd dient te worden. De bomen zijn scheefgegroeid en staan zeer dicht bij de gevel. In de omgeving of elders moet compensatie worden geboden in dat geval.
Indien mogelijk zou de bomenrij vervangen kunnen worden door een nieuwe rij platanen verder uit de gevel langs het fietspad. Op deze wijze wordt het uitgangspunt van behoud van het gesloten bladerdak en het handhaven van vier rijen bomen op het Korte Voorhout geen geweld aan gedaan.
Aan het Smidsplein mogen twee bomen worden gekapt. Ook in het Inrichtingsvoorstel is aan dit onderwerp aandacht besteed. Veertien bomen zijn reeds gecompenseerd op het tegenover gelegen (semi-openbare) binnenterrein van het Ministerie van Financiën. Het kappen en herplanten van bomen wordt via een omgevingsvergunning geregeld.
Economie
Kantoren
Het plangebied behoort niet tot een kantorenconcentratiegebied. Wel zijn er in het plangebied reeds twee kantoorgebouwen aanwezig
De bestaande kantoorgebouwen worden vervangen voor de nieuwbouw van de Hoge Raad. De locatie krijgt dan ook opnieuw een bestemming Kantoor.

5.4 Toelichting Op De Regels

5.4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan bestaat uit een digitale plankaart, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:[1000].

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  1. a. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  2. b. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 8) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  3. c. Algemene regels. De algemene regels (artikel 9 tot en met 12) bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels.
  4. d. Overgangs- en slotregel. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 13, de slotregel in artikel 14).

5.4.2 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. Een belangrijk onderdeel van de begrippen zijn de definities van inrichtingen die voorheen in de Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. werden geregeld: dit plan vervangt voor wat betreft het plangebied het beleid in deze verordening. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.4.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Kantoor

De locatie waarop nu de het voormalige AXA-gebouw en de Franse ambassade gevestigd zijn, wordt, na sloop van de huidige bebouwing, in zijn geheel bestemd voor nieuwbouw van de Hoge Raad der Nederlanden. De bestemming -Kantoor- blijft daarmee feitelijk ongewijzigd. Binnen dit blok zijn er mogelijkheden voor een dakopbouw, onderdoorgangen, overkragingen, toevoegingen en uitsparingen. De kavel is circa 104 meter lang en 22 meter diep.

Artikel 4 Verkeer - Straat

Het Korte Voorhout en de Prinsessegracht krijgen de bestemming Verkeer - Straat. Deze bestemming maakt naast wegen ook openbaarvervoerstroken en -banen en fiets- en voetpaden mogelijk. Binnen de bestemming is de mogelijkheid van overkragende bebouwing ten behoeve van de bestemming Kantooropgenomen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsstraat

Het Smidsplein krijgt de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat. Onder deze bestemming vallen verblijfs- en woonstraten in een plangebied: rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. Ook speelvoorzieningen worden binnen deze bestemming toegestaan. Binnen de bestemming is de mogelijkheid van overkragende bebouwing ten behoeve van de bestemming Kantoor opgenomen.

Artikel 6 Water

De gracht parallel aan het Korte Voorhout, de Gietkom, welke naar het Smidswater loopt, is bestemd als Water. De bestemming staat het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, toe, ten dienste van de bestemming, zoals kademuren. Binnen de bestemming is de mogelijkheid van overkragende bebouwing en een terras ten behoeve van de bestemming Kantoor opgenomen.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

In het plan is de archeologische verwachtingswaarde beschermd door middel van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Daarnaast zijn er bouwregels gesteld, die in het kader van het bouwen van bouwwerken met grondroering van toepassing zijn. Ten slotte is er een vergunningsstelsel opgenomen voor het verrichten van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in dit gebied.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie

Het plangebied valt binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum. In dit gebied mag slechts worden gebouwd als de cultuurhistorische waarden en de uitwendige architectonische vormgeving, niet worden aangetast. Bij strijdigheid met andere bouwregels hebben deze algemene regels voorrang. Leidend bij de beoordeling ervan is de beschrijving van het bebouwingsbeeld, de typering en de waardering van het stadsgezicht in toelichting op het aanwijzingsbesluit in samenhang met het gemeentelijk beleid in de notitie Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten.

5.4.4 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn tot 0,2 m wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot 1,2 m ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing, tenzij in de bestemmingsregels anders is geregeld, uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een Rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijkingen van deze algemene bouwregels worden geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 12.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Afwijken via een omgevingsvergunning van de algemene gebruiksregels, ook de afwijking voor het meest doelmatige gebruik, worden geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 12.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor geringe afwijkingen in de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is het verlenen van een omgevingsvergunning mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor de inzameling van afval, zoals plastic, glas et cetera. Ten slotte is het verlenen van een omgevingsvergunning mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is het afwijken met een omgevingsvergunning van het algemeen gebruiksverbod: het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor het afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemeen gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag het verlenen van de omgevingsvergunning niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 14 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Smidsplein e.o.'

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan wordt opgesteld om de nieuwbouw van de Hoge Raad mogelijk te maken en voorziet dat in het plangebied een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt mogelijk gemaakt. Buiten die ontwikkeling is er geen andere ontwikkeling voorzien in het bestemmingsplan.

Ten behoeve van de ontwikkeling is het nodig het kostenverhaal te regelen. Indien, zoals in dit geval, sprake is van een bouwplan als voornoemd, is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling;

In dit geval is sprake van een anterieure overeenkomst. Op 23 maart 2010 is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de gemeente Den Haag en de Staat der Nederlanden, waarbij onder meer een anterieure overeenkomst is afgesloten. De Staat is eigenaar van de grond waar het AXA-gebouw op staat. De Staat is daarnaast voornemens om de grond waarop de Franse ambassade is gevestigd te verwerven van de Franse Staat ten behoeve van de nieuwbouw voor de Hoge Raad. Dit is mogelijk doordat de Franse Staat voornemens is haar ambassade elders in Den Haag onder te brengen. De samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Den Haag en de Staat der Nederlanden regelt onder andere verhaal van kosten en locatie-eisen. Daarmee is de financiële uitvoerbaarheid van het plan gegarandeerd en het kostenverhaal verzekerd. Voor de ontwikkeling wordt geen exploitatieplan vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op 10 januari 2011 in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden.

  1. 1. VROM-Inspectie
  2. 2. Rijksgebouwendienst (BZK)
  3. 3. Domeinen
  4. 4. Provincie Zuid-Holland
  5. 5. Rijkswaterstaat Dienst Zuid-Holland
  6. 6. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  7. 7. Dunea
  8. 8. Hoogheemraadschap van Delfland
  9. 9. Politie Haaglanden
  10. 10. Veiligheidsregio Haaglanden
  11. 11. Stadsgewest Haaglanden
  12. 12. HTM Infra
  13. 13. Veolia Transport
  14. 14. Stedin B.V.
  15. 15. TenneT Regio West
  16. 16. N.V. Nederlandse Gasunie
  17. 17. KPN Vast Net
  18. 18. Stichting BOOG
  19. 19. Stichting Haagse Gracht
  20. 20. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o.
  21. 21. Stichting Stedebouw & Stadsherstel
  22. 22. Bewonersplatform Binnenstad
  23. 23. Stichting Binnenstad

Van de volgende instanties zijn reacties ontvangen.

1. Gasunie d.d. 19 januari 2011

De Gasunie deelt mee dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtstbij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat leidingen van de Gasunie geen invloed hebben op de verdere planontwikkeling.

Reactie gemeente: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie.

2. Veiligheidsregio Haaglanden, de Brandweer d.d. 22 januari 2011

De Brandweer constateert dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Geadviseerd wordt om de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten binnen het plangebied te borgen. Een paar mogelijke maatregelen worden genoemd. Ook wordt aandacht gevraagd voor eventuele parkeerdrukte als gevolg van het plan.

Reactie gemeente: de voorgestelde maatregelen zien met name op de bouwplanfase en zullen in dat kader worden bezien en uitgewerkt. Het borgen van de bereikbaarheid voor hulpdiensten en bestrijdbaarheid van incidenten heeft uiteraard de aandacht van de gemeente en is waar dit ruimtelijk binnen een bestemmingsplan past opgenomen en gewaarborgd. Voor wat betreft parkeren is de mogelijkheid van een ondergrondse parkeergarage ten behoeve van de bestemming opgenomen. Het plangebied bevat overigens ook nu al een ondergrondse parkeergarage ten behoeve van de bestemming.

3. Stedin B.V. d.d. 27 januari 2011

Stedin deelt mee dat zij, voor zover dit betrekking heeft op de openbare gas- en elektriciteitsvoorziening, in principe geen bezwaar hebben tegen het bestemmingsplan.

Voor zover er voor de energiebehoefte binnen het bestemmingsplan rekening gehouden moeten worden met het stichten van een transformatorstation c.q. gasstation t.b.v. distributie van elektriciteit en/of gas en indien voor elektriciteit- en/of gasdistributienet bouwkundige voorzieningen, kabels en/of leidingen moeten worden gelegd, worden voorwaarden uiteengezet.

Reactie gemeente: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie. Voor zover genoemde ingrepen op enig moment in deze omgeving aan de orde zouden zijn, wordt dit uiteraard van allerlei waarborgen voorzien en op de juiste wijze uitgevoerd.

4. Tennet d.d. 3 februari 2011.

Tennet geeft aan dat er geen eigendommen van het bedrijf aanwezig zijn in het plangebied.

Reactie gemeente: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie.

5. VROM-Inspectie, Ministerie van Infrastructuur en Milieu d.d.10 februari 2011

De VROM-Inspectie geeft aan dat het plan de betrokken rijksdiensten geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijke Beleid (RNRB).

Reactie gemeente: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie.

6. Provincie Zuid-Holland d.d. 11 februari 2011

De Provincie Zuid-Holland heeft aangegeven dat het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het bestemmingsplan is conform dit beleid.


Reactie gemeente: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie.

7. Stichting Binnenstad Den Haag d.d. 14 februari 2011

Het bestuur van de Stichting Binnenstad is van mening dat de gemeente Den Haag nu de kans moet grijpen om van de locatie van de Amerikaanse Ambassade samen met de nieuwbouw van de Hoge Raad en het er tegenovergelegen Ministerie van Financiën een hoogwaardige entree naar de binnenstad te maken: vanaf (de parkeergarage onder) het Malieveld en de Bosbrug moet als het ware een rode loper worden uitgerold om de bezoeker naar de binnenstad te trekken. Daarvoor is het nodig dat de gebouwen aan deze route bijdragen aan het karakter en de uitstraling van zowel de Prinsessegracht als Voorhout/Toernooiveld, en -zoveel mogelijk- een publieksfunctie hebben. De verbouwing van het Ministerie van Financiën is de eerste stap in deze richting geweest.

Het bestuur kan zich daarom goed vinden in paragraaf 5.2 over de nieuwbouw van de Hoge Raad waarin gesteld wordt dat op de begane grond functies moeten worden gesitueerd die een levendige en/of bijzondere uitstraling hebben. Vooral de mogelijkheid van een publieksgerichte functie in de culturele sfeer op de begane grond heeft de voorkeur van de Stichting Binnenstad. Een dergelijke functie zou ook na kantooruren en in het weekend een levendiger uitstraling aan het Korte Voorhout geven. Een en ander maakt het overigens noodzakelijk om de parkeercapaciteit in de omgeving van het Smidsplein aanmerkelijk uit te breiden.

Het bestuur vraagt dringend deze eenmalige kans te grijpen en van het Korte Voorhout een hoogwaardige entree naar de binnenstad te maken.

Reactie gemeente: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie. De stedenbouwkundige uitgangspunten van het Stedenbouwkundig kader Korte Voorhout e.o. resulteren voor de verschillende projecten -zowel nieuwbouw als renovatie- in stedenbouwkundige kaders, welke een eigen tijdspad doorlopen. Om die reden is er sprake van een stapsgewijze aanpak, waarbij het uitgangspunt om de stedelijke ruimte te verbeteren en het Korte Voorhout e.o. tot een waardig portaal van de binnenstad te maken voorop staat. Echter, voor zover de Stichting Binnenstad een functie in de culturele sfeer na kantooruren en in het weekend voorstaat, dat dit niet past binnen de doelstellingen van dit bestemmingsplan, dat gericht is op het realiseren van nieuwbouw voor de Hoge Raad.

8. Stadsgewest Haaglanden d.d. 16 februari 2011

Het plan werd bestudeerd met het Regionaal Structuurplan als referentiekader. De Hoge Raad der Nederlanden is de hoogste rechtsprekende instantie van het land en maakt deel uit van het nationale cluster van regering en departementen. Hoewel het RSP meer nadruk legt op de internationale instanties die in Den Haag zijn gevestigd, is het belangrijk dat de Hoge Raad, gelet op haar maatschappelijke functie, een nieuwe hoogwaardige huisvesting krijgt in het historische centrum van Den Haag en in de nabijheid van de departementen. Het is ook van belang dat deze instantie goed bereikbaar blijft met het openbaar vervoer. Omdat het plan aan voornoemde criteria voldoet, past het binnen de planologische beleidskaders uit het RSP. Het Stadsgewest Haaglanden stemt in met het voorontwerp.

Reactie gemeente: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie.

9. Hoogheemraadschap van Delfland d.d. 18 februari 2011

Het Hoogheemraadschap stemt met het plan in en geeft aan, dat aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding invulling is gegeven.

Daarnaast wordt voor wat betreft de waterkwantiteit aangegeven dat in het centrumgebied van Den Haag op een aantal locaties technische maatregelen nodig zijn om te zorgen voor een goede doorstroming en voor een robuust watersysteem. In de gracht langs Houtweg en Nieuw Uitleg en Smidswater treden echter geen hoge stroomsnelheden op en is er geen noodzaak tot verbreden van de watergang.

Reactie gemeente: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie. De opmerkingen over waterkwantiteit zullen worden bezien bij herziening van plangebieden waar deze kwestie (wel) aan de orde is.

Bijlagen

Bijlage 1 Stedenbouwkundig Kader Korte Voorhout E.o.

Bijlage 2 Inrichtingsvoorstel

Bijlage 3 Bureauonderzoek Archeologische Waarden

Bijlage 4 Bezonningsstudie