KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd 1
Artikel 4 Gemengd 2
Artikel 5 Gemengd 3
Artikel 6 Gemengd 4
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Kantoor 1
Artikel 9 Kantoor 2
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg
Artikel 12 Verkeer - Straat
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsstraat
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Leiding - Water
Artikel 18 Waarde - Archeologie
Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 25 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Horeca-categorieën
Bijlage 2 Nota Parkeernormen Den Haag, Inlegvel Parkeernormen
Bijlage 3 Besluit Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum
Bijlage 4 Toelichting Besluit Rijksbeschermd Stadsgezicht
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Ruimtelijke Structuur
2.4 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Sectoraal Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Inleiding
4.2 Milieueffectrapportage
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Groen
4.7 Water
4.8 Bodem
4.9 Archeologie
4.10 Gebiedsgericht Milieubeleid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Nieuwe Ontwikkelingen
5.3 Keuze En Verantwoording Van Bestemmingen
5.4 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg
7.2 Inspraak- En Participatieverordening
Bijlagen
Bijlage 1 Monumentale Bomen Den Haag
Bijlage 2 Kaart Monumentale Bomen
Bijlage 3 M.e.r.-beoordeling
Bijlage 4 Bijlage 1 M.e.r.-beoordeling
Bijlage 5 Luchtrapport
Bijlage 6 Akoestisch Rapport
Bijlage 7 Bijlagen En Figuren Milieuonderzoeken
Bijlage 8 Eco-effectscan
Bijlage 9 Rapport Windklimaat
Bijlage 10 Rapport Bezonning
Bijlage 11 Aanvullend Rapport Windklimaat
Bijlage 12 Aanvullend Rapport Bezonning

Spuikwartier 2013

Bestemmingsplan - 's-Gravenhage

Vastgesteld op 31-10-2013 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Spuikwartier 2013 van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0247ESpuikwartr-50VA met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.4 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan-huis-gebonden bedrijf:

het door een bewoner bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.8 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, door de bewoner kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.9 ambacht/ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.10 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.11 automatenhal:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.

1.12 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.15 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.16 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte.

1.18 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi:

Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.

1.22 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.23 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.31 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars.

1.33 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):

de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.

1.34 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan.

1.36 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.

1.37 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.38 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.39 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.40 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.41 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geluidgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.43 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.44 grens verschillende hoogten:

een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.45 groenvoorziening:

groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.

1.46 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.47 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.48 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.49 horeca-inrichting:

  1. a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  2. b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel, waaronder bed & breakfast maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor inrichtingen waar horeca in ondergeschikte zin plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage Staat van Horeca-categorieën bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie Licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away / maaltijdbezorging.


categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Een horecavorm die binnen deze categorie valt is onder andere een restaurant.

categorie zwaar:

Horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.

1.50 ondergeschikte horeca

ondergeschikte horeca is op basis van de 'Toekomstvisie Horeca 2010-2015' toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de functies 'detailhandel', 'dienstverlening', 'cultureel', ' en 'maatschappelijk':

  1. 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m2 Bvo;
  2. 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  3. 3. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven;
  4. 4. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan.

1.51 hotel en/of pension:

elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.52 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.53 internetcafé/-gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.54 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.

1.55 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.

1.56 kapverdieping:

een in de kap van een gebouw gelegen ruimte, waarvan de vloer niet meer dan 1,20 m. onder de goothoogte ligt, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.57 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.58 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.59 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.60 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.61 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.62 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, windmolens t.b.v. de energievoorziening, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.63 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.64 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.65 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.66 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.67 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.

1.68 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.69 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Spuikwartier 2013.

1.70 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.71 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.72 recreatie-inrichting:

een inrichting, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het houden van bijeenkomsten van recreatieve aard of de uitoefening van recreatieve activiteiten, al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, alsmede inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn voor het gebruik door anderen dan de eigenaar of houder. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.73 rijksbeschermd stadsgezicht:

een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet.

1.74 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.75 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.76 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.77 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.78 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.79 staat van bedrijfsactiviteiten:

de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan Spuikwartier 2013.

1.80 staat van horeca-categorieën:

de staat van horeca-categorieën, behorende bij dit bestemmingsplan Spuikwartier 2013.

1.81 straat met doorgaande rijbaan:

doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.

1.82 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.83 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.84 voorgevelrooilijn:

De voorgevelrooilijn is:

  1. 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd, de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. 2. voor andere terreinen dan onder a bedoelt: voor zoveel gelegen in de bebouwde kom, de grens van de weg en voor zoveel gelegen buiten de bebouwde kom, de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.

1.85 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.86 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang); onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.

1.87 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

1.88 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.

1.89 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuur en ontspanning, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. horeca tot en met de categorie middelzwaar, uitsluitend op de begane grond;
  5. e. kantoor;
  6. f. sport, uitsluitend op de begane grond;
  7. g. welzijnsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  8. h. wonen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' (os) op de plankaart tevens voor een ontsluiting;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, ondergrondse parkeervoorzieningen tot twee lagen en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere regels

Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen ten aanzien van de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en windhinder, alsmede in verband met de uitwerking ervan op de historische binnenstad.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid 3.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels

In uitzondering op het gestelde in lid 1 ten aanzien van de functies genoemd onder a, b, c, d, f en g zijn deze functies ook op de verdiepingen toegestaan indien deze functies ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan al op de verdiepingen aanwezig waren.

Artikel 4 Gemengd 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuur en ontspanning, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. kantoor;
  5. e. welzijnsvoorzieningen, waaronder begrepen educatieve voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. wonen, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  7. g. horeca tot en met de categorie middelzwaar, uitsluitend op de begane grond aan de zijde van de Turfmarkt, Muzenplein en Muzenstraat;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' (h) op de plankaart tevens voor horeca tot en met de categorie zwaar;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' (os) op de plankaart tevens voor een ontsluiting;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' (ov) op de plankaart tevens voor een openbaar vervoersbaan;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' (tu) op de plankaart tevens voor een tunnel;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, ondergrondse parkeervoorzieningen tot twee lagen en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid 4.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m.

Artikel 5 Gemengd 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor;
  2. b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. (openbare) dienstverlening;
  4. d. horeca tot en met de categorie zwaar, uitsluitend op de begane grond;
  5. e. welzijnsvoorzieningen, waaronder begrepen een bibliotheek;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling' (sv-fs) op de plankaart tevens voor een fietsenstalling;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, ondergrondse parkeervoorzieningen tot twee lagen en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid 5.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Op de begane grond dienen in de bebouwing, grenzend aan de bestemmingsgrens, behoudens de toegangen tot het gebouw, uitsluitend ruimten ten behoeve van detailhandel, (openbare) dienstverlening, horeca en/of welzijnsvoorzieningen te worden gesitueerd.

Artikel 6 Gemengd 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (muziek)theater;
  2. b. onderwijs;
  3. c. kantoor;
  4. d. detailhandel;
  5. e. congres- en vergaderaccommodaties;
  6. f. verkeer;
  7. g. horeca tot en met de categorie zwaar;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten voor parkeergarages, al dan niet ondergrondse laad- en losperrons en overige voorzieningen. Tevens zijn ondergrondse parkeervoorzieningen tot twee lagen toegestaan.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en/of vormgeving van gebouwen en de ruimtelijke inpassing in de omgeving, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft bezonning en windhinder, alsmede in verband met de uitwerking ervan op de historische binnenstad;
  2. b. de situering van in- en/of uitritten van de parkeergarage(s) en de situering van de expeditie.

6.4 Specifieke gebruiksregels

De onder lid 1 sub c,d en e genoemde functies dienen gerelateerd te zijn aan de hoofdfuncties (muziek)theater en onderwijs.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor hotel en horeca tot en met de categorie middelzwaar, één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, ondergrondse parkeervoorzieningen tot twee lagen en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid 7.2.1, onder b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m.

Artikel 8 Kantoor 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor;
  2. b. horeca tot en met de categorie middelzwaar;
  3. c. sport;
  4. d. detailhandel;
  5. e. dienstverlening;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' (ov) op de plankaart tevens voor een openbaar vervoersbaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' (tu) op de plankaart tevens voor een tunnel;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, voet- en fietspaden, groen, water, parkeervoorzieningen, ondergrondse parkeervoorzieningen tot twee lagen en overige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid 8.2.1, onder b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m.

8.4 Specifieke gebruiksregels

De functies zoals genoemd in lid 1 onder b, c, d en e zijn uitsluitend toegestaan binnen de eerste vier bouwlagen. In uitzondering op lid 1 onder b is uitsluitend binnen de eerste bouwlaag horeca tot en met de categorie zwaar toegestaan, niet zijnde een feestzaal.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van:

  1. a. het bepaalde in lid 4 ten behoeve van het vestigen van de functie genoemd in lid 1 onder c binnen een andere bouwlaag;
  2. b. het bepaalde in artikel 22 onder b indien kan worden aangetoond dat sprake is van een afwijkende parkeerbehoefte.

Artikel 9 Kantoor 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. kantoor; b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' (gd) op de plankaart tevens voor horeca tot en met de categorie middelzwaar, detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond; c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' (os) op de plankaart tevens voor een ontsluiting; d. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' (ov) op de plankaart tevens voor een openbaar vervoersbaan; e. ter plaatse van de aanduiding 'viaduct' (sv-vi) op de plankaart tevens voor een viaduct; f. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' (tu) op de plankaart tevens voor een tunnel;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen, ondergrondse parkeervoorzieningen tot twee lagen en overige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid 9.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, water en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' (ov) op de plankaart zijn de gronden tevens bestemd voor een openbaar vervoersbaan en ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' (tu) op de plankaart tevens voor een tunnel.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad;
  2. b. openbaar vervoerstroken;
  3. c. parkeerplaatsen;
  4. d. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  5. e. voet- en fietspaden;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'brug' (br) op de plankaart tevens voor een oeververbinding ten behoeve van het gemotoriseerd verkeer;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' (os) op de plankaart tevens voor een ontsluiting;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' (tu) op de plankaart tevens voor een tunnel;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-viaduct' (sv-vi) op de plankaart tevens voor een viaduct; één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, ondergrondse parkeervoorzieningen tot twee lagen en overige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

Op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, ten dienste van de bestemming toegestaan.

Artikel 12 Verkeer - Straat

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. openbaar vervoerstroken;
  3. c. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  4. d. parkeerplaatsen;
  5. e. voet- en fietspaden,
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'brug' (br) op de plankaart tevens voor een oeververbinding ten behoeve van het gemotoriseerd verkeer;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' (os) op de plankaart tevens voor een ontsluiting;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' (ov) op de plankaart tevens voor een openbaar vervoersbaan;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' (tu) op de plankaart tevens voor een tunnel;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water, parkeervoorzieningen, ondergrondse parkeervoorzieningen tot drie lagen uitsluitend ter plaatse van de Kalvermarkt en overige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

Op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, ten dienste van de bestemming toegestaan.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voet- en fietspaden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  4. d. terrassen ten behoeve van de aangrenzende bestemming horeca;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' (os) op de plankaart tevens voor een ontsluiting;

f. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' (ov) op de plankaart tevens voor een openbaar vervoersbaan; g. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' (tu) op de plankaart tevens voor een tunnel;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water, ondergrondse parkeervoorzieningen tot twee lagen en overige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsstraat

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voet- en fietspaden;
  2. b. wegen;
  3. c. openbaar vervoerstroken;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  6. f. terrassen ten behoeve van de aangrenzende bestemming horeca;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'brug' (br) op de plankaart tevens voor een oeververbinding ten behoeve van het gemotoriseerd verkeer;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' (os) op de plankaart tevens voor een ontsluiting;

i. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' (ov) op de plankaart tevens voor een openbaar vervoersbaan; j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-viaduct' (sv-vi) op de plankaart tevens voor een viaduct;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water, parkeervoorzieningen, ondergrondse parkeervoorzieningen tot twee lagen en overige voorzieningen. Ter plaatse van de bomenrij aan het Spui is deze bestemming tevens gericht op de instandhouding van de stedelijke ecologische hoofdstructuur.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. vaarweg;
  3. c. waterberging;
  4. d. oever;
  5. e. steiger;
  6. f. openbaar vervoersbaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'brug' (br) op de plankaart tevens voor een oeververbinding ten behoeve van het gemotoriseerd verkeer;

h. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' (ov) op de plankaart tevens voor een openbaar vervoersbaan; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-viaduct' (sv-vi) tevens voor een viaduct;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, voet- en fietspaden, groen en overige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

Op of in deze gronden mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, zoals kademuren, kunstwerken, alsmede bruggen voor fietsers en voetgangers.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen/woningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' (os) op de plankaart tevens voor een ontsluiting;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water, ondergrondse parkeervoorzieningen tot twee lagen en overige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid 16.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten e.d. tot een maximum hoogte van 1,5 m.

Artikel 17 Leiding - Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterleiding met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Water' als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking toestaan van het bepaalde in lid 2 onder b onder de voorwaarde dat:

  1. a. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
  2. b. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
  3. c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, de hieronder te noemen werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het roeren, ontginnen, verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van de grond, of het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    4. 4. het aanleggen van drainage;
    5. 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
    6. 6. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    7. 7. het aanleggen van dijken of andere taluds, dan wel het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
    8. 8. het aanleggen van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behalve indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
    9. 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    10. 10. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    11. 11. het permanent opslaan van goederen.
  2. b. De onder a. genoemde verboden gelden niet voor werken en werkzaamheden indien:
    1. 1. deze noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de leiding en de belemmeringenstrook;
    2. 2. deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het bestemmingsplan is bestemd;
    3. 3. deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  3. c. De onder a. genoemde bouwwerken of werken zijn slechts toelaatbaar indien:
    1. 1. deze geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;

deze geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in lid 18.1, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

18.3 Nadere eisen-regeling

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  1. a. het archeologisch onderzoek;
  2. b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen als bedoeld in artikelen 3 tot en met 16, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht, zoals beschreven in de toelichting op het aanwijzingsbesluit, opgenomen in bijlage 3 van de regels (beschermd stadsgezicht), één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gelden de volgende regels:

  1. a. het bouwen binnen de grenzen van het rijksbeschermd stadsgezicht moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in het eerste lid;
  2. b. het bepaalde onder a geldt niet voor bouwplannen die (mede) ten doel hebben het herstel van de oorspronkelijke waarden van de betreffende bouwwerken;
  3. c. het bepaalde onder a heeft, ingeval van strijdigheid, voorrang op de bouwregels behorende bij de samenvallende bestemmingen en op de algemene bouw- en afwijkingsregels;
  4. d. het bepaalde onder a geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

  1. a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  2. b. Overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 m boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld bevinden;
  3. c. Een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  4. d. Windafschermende voorzieningen in de vorm van windschermen en dergelijke, mogen op of boven de gronden die deel uitmaken van dit bestemmingsplan worden gebouwd;
  5. e. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  6. f. Tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  7. g. Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen - zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer - met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximaal bruto-vloeroppervlak tot 15 m2, zijn toegestaan;
  8. h. Bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 m en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  9. i. Bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    2. 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen;
  10. j. Binnen de van dit plan deel uitmakende gronden is straatmeubilair toegestaan;
  11. k. Binnen de van dit plan deel uitmakende gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van windafschermende voorzieningen;
  12. l. Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
    2. 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt;
  13. m. Bij het realiseren van bestemmingen volgens dit bestemmingsplan dienen de Wet geluidhinder, het Haags ontheffingenbeleid (Ris 20405) en de voor dit bestemmingsplan afgegeven beschikking hogere grenswaarden in acht te worden genomen.

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    1. 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    2. 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  2. b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  3. c. Tenzij in de regels anders is bepaald, is een webshop alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt.

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

23.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentage met maximaal 10%;
  2. b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 m;
  3. c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  4. d. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  5. e. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2.

23.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. de vestiging van een horeca-inrichting in een andere categorie ter plaatse van de aanduiding [h] en/of bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Daarbij kan advies worden ingewonnen van de toetsingscommissie horeca;
  2. b. de vestiging van een Bed & Breakfast binnen een woonfunctie, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt;
  3. c. de vestiging en exploitatie van detailhandel in (consumenten)vuurwerk met de daarbij behorende opslag ter plaatse van de functieaanduiding [dhe] en/of bestemming detailhandel, met dien verstande dat:
    1. 1. de opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 kg;
    2. 2. het totaal aantal vestigingen in Den Haag met een toegestane opslag tot 1.000 kg niet meer mag bedragen dan 68 en het totaal aantal vestigingen in het stadsdeel Centrum niet meer mag bedragen dan 14;
    3. 3. voordat het afwijken wordt toegestaan, wordt advies ingewonnen van de veiligheidsregio Haaglanden;
  4. d. de vestiging of uitbreiding van een seksinrichting indien:
    1. 1. er sprake is van uitbreiding van de vloeroppervlakte van de bestaande, rechtmatig gevestigde seksinrichting vanwege wettelijke eisen in verband met de bedrijfsvoering of wanneer er sprake is van concentratie van activiteiten van meerdere locaties in de gemeente Den Haag;
    2. 2. bij verplaatsing van een locatie binnen de gemeente Den haag, in het geval de nieuwe locatie qua leefomgeving ten opzichte van de oude locatie beter geschikt is;
    3. 3. bij concentratie of verplaatsing er geen uitbreiding van de brutovloeroppervlakte plaatsvindt;
  5. e. de vestiging van een belwinkel / internetcafé indien:
    1. 1. de vestiging niet binnen 250 m van een woon- of restrictiegebied is gelegen;
    2. 2. in de bestemming Gemengd 1 de vestiging niet binnen 150 m van een gevestigde belwinkel / internetcafé is gelegen;
    3. 3. in de bestemming Gemengd 2 de vestiging niet binnen 500 m van een gevestigde belwinkel / internetcafé is gelegen;

voor vergunningverlening kan advies worden gevraagd aan de daartoe ingestelde toetsingscommissie;

  1. f. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
  1. 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
  2. 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
  3. 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
  1. g. het bepaalde in artikel Algemene gebruiksregels onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

23.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 3 m bedraagt;
  2. b. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  3. c. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
  4. d. sirenes ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructies;
  5. e. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  6. f. bouwwerken ten behoeve van veiligheidvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers.

23.4 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen afwijkingen worden niet toegestaan indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels

24.1 Wijziging bestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot wijzigen van het plan, in die zin dat de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-wijzigingsgebied' kan worden gewijzigd in de bestemming Horeca, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. in de bestemming Horeca zijn uitsluitend vergader- en congresfaciliteiten en horeca tot en met de categorie middelzwaar toegestaan, ten dienste van de reeds bestaande Horeca-bestemming, zoals beschreven in artikel 7;
  2. b. ten behoeve van de bestemming Horeca mag bebouwing worden opgericht in de vorm van een uitbreiding van de in artikel 7 opgenomen gebouwen, met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximum oppervlak van 700 m2, waarbij een strook met een breedte van tenminste 6 m parallel aan de oostelijke zijde van het bouwvlak van de GD4-bestemming vrij moet blijven van bebouwing.
  3. c. voordat burgemeester en wethouders overgaan tot wijziging, dient de procedure zoals opgenomen in artikel 25 te worden gevolgd.

Artikel 25 Algemene Procedureregels

25.1 Algemene wijzigings- en uitwerkingsregels

  1. a. Het ontwerp van het plan tot wijziging ligt gedurende zes weken ter inzage;
  2. b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in het 'Gemeenteblad' dat door de gemeente wordt uitgegeven (zie: www.denhaag.nl) en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a. genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp;
  4. d. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Spuikwartier 2013.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Horeca-categorieën

Bijlage 2 Nota Parkeernormen Den Haag, Inlegvel Parkeernormen

Bijlage 3 Besluit Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum

Bijlage 4 Toelichting Besluit Rijksbeschermd Stadsgezicht

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Spuikwartier 2013 op.

  1. a. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Het vigerende bestemmingsplan "Spuikwartier" dateert van 1988. In de nota 'Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' is aan het bestemmingsplan Spuikwartier 2013 vanwege het ontoereikende juridisch-planologisch kader prioriteit 2 toegekend.
  2. b. Het Rijksbeschermd stadsgezicht Centrum maakt deel uit van het plangebied. Doel van de aanwijzing is om de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en architectonische kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkeling binnen het gebied. Ingevolge artikel 36 de Monumentenwet 1988 moeten deze cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan voldoet de gemeente aan deze verplichting.
  3. c. Door middel van dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van het Spuiforum mogelijk gemaakt, een nieuw centrum voor muziek, dans, evenementen en ontmoetingen waarin het Lucent Danstheater, de Dr. Anton Philipszaal en het Koninklijk Conservatorium worden samengebracht. In paragraaf 5.2 wordt deze ontwikkeling nader beschreven.

1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Spuikwartier 2013 is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader en het bieden van kaders voor de ontwikkeling van het Spuiforum.

1.3 Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied ligt in het oosten van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het plangebied is globaal als volgt: Herengracht, Koningin Julianaplein, Rijnstraat, Schedeldoekshaven, Ammunitiehaven, Spui, Kalvermarkt, Fluwelen Burgwal. De begrenzing is op kaart NL.IMRO.0518.BP0247ESpuikwartr-.50VA aangegeven.

1.4 Geldende Planologische Regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Spuikwartier 2013 vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd onherroepelijk
Spuikwartier 23-08-1982 26-03-1985 24-08-1988
Spuikwartier 1e herz. 29-10-1987 23-02-1988 23-02-1988
Spuikwartier 2e herz. 14-04-1988 15-11-1988 02-02-1990
Spuikwartier 5e herz. 24-02-1994 12-07-1994 04-10-1994
Spuikwartier 6e herz. 01-06-1995 16-01-1996 30-06-1998
Den Haag Nieuw Centraal 20-09-2007 20-05-2008 20-03-2009
Spuimarkt e.o. 04-11-2004 14-06-2005 26-07-2006
Spui 09-07-2009 n.v.t. 01-10-2009

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  1. a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  2. b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.

c. Parapluherziening Archeologie. De parapluherziening heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde (archeologie)' toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan omgevingsvergunning.

De wijze waarop bestemmingsplan Spuikwartier 2013 het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk 5.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Spuikwartier 2013 aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. In dit hoofdstuk wordt ook de ontwikkeling van het Spuiforum beschreven, welke met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Het Spuikwartier is ontstaan rond het Spui, een in 1345 gegraven gracht die het centrum van Den Haag verbond met de Vliet en daarmee met het achterland. Rondom deze belangrijke waterloop ontstond een heel stelsel aan havens, waardoor de buurt uitgroeide tot het centrum van handel en nijverheid van Den Haag. Tussen 1613 en 1619 werden als een soort verdedigingwerk de nog bestaande singelgrachten aangelegd, waartoe de in het plangebied gelegen Oranje Buitensingel behoort. Tot in de 19e eeuw bleef het Spui de belangrijkste vaarroute van Den Haag. Vanaf 1861 werden het Spui en de aanliggende havens stapsgewijs gedempt. Dit werd noodzakelijk geacht, omdat de grachten stonken en voor verspreiding van ziekten zorgden. Ook de terugloop van het handelsverkeer over water (ten gunste van rail en weg) heeft hiertoe bijgedragen. Langzaam trad de verloedering en verpaupering in, tot het gebied in de zestiger jaren van de twintigste eeuw nog slechts een buurt was waarin krotten en afbraak (met bijbehorend gebruik) de boventoon voerde. Uiteindelijk werd vrijwel het hele gebied ten oosten van het Spui met de grond gelijk gemaakt. Veel architecten, stedenbouwkundigen en ontwikkelaars beten hun tanden stuk op het gebied dat daardoor lang braak bleef liggen. In de zeventiger jaren werd met de bouw van de ministeries en de aanleg van het Bernhardviaduct, de weg naar een functionele invulling ingeslagen. De bouw van o.a. ministeries, theaters en het stadhuis zorgden ervoor dat het gebied weer deel ging uitmaken van het centrum van de stad.

2.3 Ruimtelijke Structuur

2.3.1 Bebouwing (incl. beschermd stadsgezicht en monumenten)

2.3.2 Verkeer en infrastructuur

De Turfmarkt vormt voor langzaam verkeer de verbinding tussen het Centraal Station en de binnenstad. Hiermee vervult de Turfmarkt een belangrijke doorloopfunctie.

Dwars over de Turfmarktroute en centraal door het gebied ligt een tramspoor. Dit exploitatiespoor verbindt de halte Kalvermarkt via de Schedeldoekshaven met de maaiveldhaltes van het Centraal Station in de Rijnstraat.

De Schedeldoekshaven en Ammunitiehaven fungeren als verbindingsroute vanuit en naar de binnenstad voor het gemotoriseerd verkeer en het fietsverkeer. Deze wegen maken tevens onderdeel uit van een parkeerlus vanaf de centrumring door het oostelijk deel van de binnenstad. Daarnaast zijn ook de ontsluitingen voor het expeditieverkeer ten behoeve van de gebouwen tussen de Turfmarkt en de Schedeldoekshaven aan de Schedeldoekshaven gelegen.

De Zwarteweg en Oranjebuitensingel ontsluiten de direct aangelegen bestemmingen; de parkeergarages en worden ook gebruikt voor expeditieverkeer.

De Herengracht, Fluwelen Burgwal en Kalvermarkt vormen ook een route die zowel bezoekersgarages ontsluit vanaf het noord-oostelijk deel van de binnenstad als de direct aangelegen bestemmingen en worden ook gebruikt voor expeditieverkeer.

De garage van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt ontsloten via de Schedeldoekshaven (in- en uitrit). De garage van het ministerie van Veiligheid en Justitie wordt ontsloten door het weggedeelte tussen de Kroon en de ministeries (zowel in- als uitrit). De garages onder de beide ministeriekantoren zijn voor een deel ook onderling verbonden, waarbij er een scheiding is tussen de inrijroute en uitrijroute. De inrit bevindt zich ondergronds tussen de ministeries en de theaters. De uitrit bevindt zich op maaiveld direct aan de Schedeldoekshaven.

In het plangebied zijn alleen op de Zwarteweg en Fluwelen Burgwal parkeerplaatsen op de openbare weg aanwezig.

Voor de parkeerplaatsen op straat geldt een betaald parkerenregime. De parkeerdruk in dit gebied is hoog. De complexen in het plangebied hebben eigen (gebouwde) parkeervoorzieningen waar via de Zwarteweg, Oranjebuitensingel, Schedeldoekshaven en de Fluwelen Burgwal in- en uit gereden wordt.

Een deel van het Prins Bernhardviaduct valt onder dit bestemmingsplan en vormt een route tussen het rijks-/hoofwegennet en het plangebied inclusief de parkeergarages in de binnenstad.

2.3.3 Kabels en leidingen

In het gebied liggen geen grote transportleidingen.

2.4 Functionele Structuur

De basis van het Spuikwartier ligt in de 14e eeuw. De historische bebouwing aan de Herengracht heeft zijn oorsprong rond 1700. De ligging in de binnenstad en de oriëntatie op de winkelkern en het culturele centrum enerzijds en het Centraal Station anderzijds bepalen de waarde en de potentie van het plangebied. In het gebied hebben zich de afgelopen decennia al in toenemende mate centrumfuncties gevestigd. Door het stadhuis en de theaters is het zwaartepunt van centrumfuncties zelfs enigszins in oostelijke richting verschoven.

2.4.1 Wonen

De woningvoorraad in het Spuikwartier bestaat uit particulier bezit (koop en verhuur). In het gebied is er geen corporatiebezit. De huishoudens in het plangebied bestaan voornamelijk uit één of tweepersoonshuishoudens, zonder kinderen.

Eind jaren negentig is het gebied tussen de Turfmarkt, Fluwelen Burgwal, Herengracht en Zwarteweg herontwikkeld. Dit gebied is de schakel tussen de laagbouw van het historische centrum en de hoogbouw rond treinstation Den Haag Centraal. Er is sprake van een zeer intensieve vorm van functievermenging van wonen en werken in combinatie met winkels en recreatie binnen een zeer hoge bebouwingsdichtheid. De ontwikkeling heeft zo'n 315 woningen toegevoegd, met name hoogbouw en in de appartementensfeer.

2.4.2 Detailhandel, dienstverlening en horeca

Verspreid in het plangebied komen detailhandel, dienstverlening en horeca voor, met name langs de Herengracht, de Turfmarkt en aan het Muzenplein. Verder is er een Mercure hotel gevestigd aan het Spui.

2.4.3 Kantoren

In het plangebied zijn diverse kantoren gevestigd, waaronder enkele kantoren ten behoeve van overheidsinstanties: het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport aan het Parnassusplein, het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Welzijn en Rijksgebouwendienst aan de Rijnstraat en het Stadhuis aan het Spui.

2.4.4 Cultuur en Ontspanning

Aan het Spuiplein zijn de Dr. Anton Philipszaal en het Lucent Danstheater gevestigd, met een breed programma van dansvoorstellingen, klassieke concerten, theaterconcerten, opera's, familievoorstellingen en musicals. Het Residentie Orkest en het Nederlands Dans Theater verzorgen hier een groot aantal voorstellingen. Het Stadhuis (Atrium) en bibliotheek worden mede gebruikt voor tentoonstellingen en voorstellingen. Door middel van dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van het cultuurcentrum Spuiforum mogelijk gemaakt. In paragraaf 5.2 wordt deze ontwikkeling nader beschreven.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Spuikwartier 2013 vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Spuikwartier 2013 worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels, maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Spuikwartier 2013 geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

Modernisering monumentenzorg

In november 2009 stemde de Tweede kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd.Bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt een beschrijving opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

3.2.2 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Het bestemmingsplan Spuikwartier 2013 komt overeen met het provinciale beleid zoals verwoord in Provinciale Structuurvisie en Verordening. In paragraaf 5.2 wordt in het kader van de 'ladder stedelijke vernieuwing' de ontwikkeling van het Spuiforum onderbouwd

3.2.3 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor Den Haag /dit bestemmingsplan hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag;
  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Voor de verschillende beleidsectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Het bestemmingsplan Spuikwartier 2013 is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

3.3 Sectoraal Beleid

3.3.1 Bebouwing

Rijksbeschermd stadsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Spuikwartier 2013 maakt deel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum ('s Gravenhage uitbreiding) (zie paragraaf 2.3.1.2). De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing.

Onderdeel van deze toelichting is de historisch ruimtelijke waarderingskaart, die de bebouwing langs de Fluwelen Burgwal van belang acht vanwege de rooijlijn en de bebouwingsschaal. Bij de bebouwing van de Herengracht is ook het historische bebouwingsbeeld van belang. De bebouwing aan deze zijde van de Herengracht is verhoudingsgewijs voornaam en kent enkele grote monumentale gebouwen.

De samenhang in het bebouwingsbeeld van het plangebied schuilt met name in een overeenkomstige verticale opbouw van plint of sousterrein, drie bouwlagen, een kroonlijst en meestal een kap. De kappen gaan vaak schuil achter een geprononceerde kroonlijst.

Ondanks deze gemeenschappelijke karakteristieken is sprake van een pluriform gevelbeeld: diversiteit aan bouwstijlen en veelal individuele bebouwing in plaats van seriebouw. Karakteristiek is verder dat de bouwhoogte van de verschillende verdiepingen naar boven toe afneemt en aanbouwen lager zijn dan het hoofdgebouw. Typerend daarbij is dat de bouwhoogten onderling vaak net verschillen.

Monumentale gebouwen

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) niet toegestaan. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.

In paragraaf 2.3.1.3 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

3.3.2 Verkeer en infrastructuur

3.3.2.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2012 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur enRuimte.

3.3.2.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is er op gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. Het inlegvel met de parkeernormen uit deNota Parkeernormen DenHaag is in dit bestemmingsplan in bijlage Nota Parkeernormen Den Haag, inlegvel parkeernormen opgenomen.

In de gebruiksregels is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van één fietsparkeerplaats per drie medewerkers.

3.3.3 Wonen

Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen.

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur.

Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Het plangebied is in de Woonvisie getypeerd als een hoogstedelijk woonmilieu, met woonsfeer Metropolitaan wonen. Dit gebied is onderdeel van de binnenstad waar ingezet wordt op versterking en uitbreiding van de woonfunctie (via differentiatie in architectuur en woningtypologie).

Insteek bij ruimtelijke ontwikkelingen is realisatie van appartementencomplexen van hoogwaardige kwaliteit en aansprekende architectuur gericht op specifieke woonwensen voor diverse stedelijk georiënteerde doelgroepen. Voor het Spuikwartier liggen hiervoor in de toekomst mogelijkheden in de vorm van kleinschalige transformatie en optopping bestaande bouw. Maar de versterking van de woonfunctie vindt vooral plaats in het, hier buiten beschouwing gelaten, naastgelegen, Wijnhavenkwartier.

3.3.4 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit”. Deze nota is door de Raad vastgesteld op 6 oktober 2011 (RV 126_2011, RIS 181227).
De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life –aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat.

Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening) met veel aandacht voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs, ondermeer met topopleidingen.

Bedrijven

Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingopgave. Om deze verdichtingopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren wordt veel gedacht aan functiemenging. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen.

Kantoren

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd. Met de nota 'Kantorenmarkt, ontwikkelingen en maatregelen' (2011 DSO/2011.1678 - RIS 182105) is hierover aangegeven, dat meer dan voorheen pro-actief kantoorbestemmingen werkt aan het verruimen met andere functies bij actualisatie van bestemmingsplannen.

Detailhandel

Regionaal beleid

Het Stadsgewest Haaglanden heeft op 13 december 2006 de Regionale Structuurvisie Detailhandel vastgesteld. Voor Den Haag beoogt de nota de versterking van de winkelfunctie in de Haagse binnenstad. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt.

De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in deze structuurvisie is aangegeven. In het wensbeeld zijn spelregels opgesteld voor een aantal speciale winkelcategorieën: Dit zijn onder andere:

  • Voor bouwmarkten en tuincentra geldt dat vestiging buiten de winkelcentra (de aangewezen concentratiegebieden), bespreekbaar is. Vestigingen van meer dan 3.000 m² vergen toestemming van het stadsgewest;
  • De grootschalige woonzaken zijn aangewezen op de perifere locaties buiten Den Haag, en op de grootschalige concentratie Haaglanden MegaStores in Den Haag;
  • Detailhandel op trafficlocaties, de belangrijke knooppunten van openbaar vervoer, is onder voorwaarden toegestaan;
  • Bij kleine kernen en buurt- en winkelcentra wordt het lokale beleid gevolgd;
  • Solitaire megasupermarkten zijn niet toegestaan. In winkelkernen alleen als er marktruimte is. Dit wordt regionaal bijgehouden.

Gemeentelijk beleid

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.


Het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011) bevat een actualisatie van een deel van het detailhandelsbeleid. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse detailhandelsbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse binnenstadsplan. Voor bestemmingsplannen zijn de volgende acties van belang: bij perifere detailhandelinitiatiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Voor gebieden met een onzeker marktperspectief wordt een strategie ingezet van bestemmingsverruiming, waarbij de markt zijn werk moet doen.

Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 is op 4 februari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. De toekomstvisie geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties). Er zijn verschillende ontwikkelingen die vragen om een nieuw, toekomstgericht horecabeleid.

Op dit moment is er nog maar weinig ruimte beschikbaar op de meest aantrekkelijke horecalocaties. De horeca-ontwikkeling zit hierdoor teveel 'op slot'. Er wordt vanuit diverse plannen ingezet op verschillende ontwikkelingslocaties voor de middellange en lange termijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Scheveningen kuststrook, de Binnenstad, maar zeker ook aan locaties zoals de Binckhorst, het Beatrixkwartier en Laakhaven.

Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.

Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.

Hotelbeleid

Het hotelbeleid staat in de nota 'Roomservice' die in juni 2000 is vastgesteld. Dit vormt nog steeds het vigerende beleid van de stad. Periodiek wordt een voortgangsbericht vastgesteld dat de resultaten van de afgelopen jaren evalueert, recente ontwikkelingen in de sector beschrijft en de ambitie van Den Haag op het gebied van de hotelsector plaatst binnen het grotere kader van de internationale en toeristische ambities van de stad.

Het hotelbeleid van de gemeente Den Haag is globaal geformuleerd en geeft ruimte voor een op de marktsituatie aangepaste strategie bij de uitwerking. Deze is gericht op een mix van het actief en stimulerend optreden van de gemeente, het faciliteren van initiatiefnemers in het bestaande stedelijke gebied en waar mogelijk het wegnemen van belemmeringen bij de exploitatie van de bestaande hotels. Substantiële uitbreiding van het aantal hotelkamers wordt alleen actief ondersteund indien er marktruimte bestaat voor het betreffende hotelsegment of het initiatief zorgt voor extra (aanvullende) marktvraag. Het bieden van ruimte aan bijzondere, kleinschalige formules vormt één van de elementen in deze strategie.

Speerpuntgebieden in het hotelbeleid zijn de Binnenstad, de Internationale Zone en Scheveningen. Het hotelbeleid wijst geen locaties aan en de strategie geeft slechts aan waar ruimte voor bestaat, met name in kwalitatieve zin.

3.3.5 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

Onderwijs

Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

In het plangebied zijn geen scholen gevestigd.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente streeft er naar om alle GOA-basisscholen (Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid) samen te laten werken met een gesubsidieerde peuterspeelzaal zodat ze alle uiteindelijk voorschool worden. Een voorschool bestaat uit een peuterspeelzaal en een GOA-basisschool die dezelfde Voor- en Vroegschoolse Educatie programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk, dat de peuterspeelzaal gehuisvest is in of in de nabije omgeving van de samenwerkende basisschool.

In het plangebied liggen geen GOA-basisscholen etc.

Kinderopvang

De raad heeft op 19 april 2001 de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld (RIS 85329). Het doel van de nota is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang. Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001)
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk)
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren

Welzijn en zorg

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Maatschappelijke voorzieningen

Op basis van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) dient de gemeente voor samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening te zorgen en voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het aanbod en de bereikbaarheid van voorzieningen dient goed te zijn. Van gemeentewege wordt multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg gestimuleerd. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar men zo nodig met begeleiding kan wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang.

3.3.6 Cultuur en ontspanning

Cultuur

De gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties.

Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.

Leisure

Den Haag streeft met de Leisurenota Den Haag 2005-2010 naar een optimaal en onderscheidend ontspanningspakket, zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau. Een goed aanbod is van belang voor het vestigings-, bezoek- en woonklimaat. Op dit moment is er voor de meeste deelbranches nog volop ruimte in de markt aanwezig. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Belangrijkste leisurelocaties zijn de kuststrook en de binnenstad. Qua versterking van het aanbod ligt de prioriteit bij de congressector, de evenementenmarkt, cultuur, attracties en nieuwe trekkers. Daarnaast wordt gestreefd naar uitbreiding van het basisaanbod voor de doelgroepen kinderen, jongeren, 'nieuwe' ouderen en niet-westerse bevolkingsgroepen.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder 'milieu' verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen, water, bodem, archeologie, en gebiedsgericht milieubeleid.

4.2 Milieueffectrapportage

Binnen de ruimtelijke ordening wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. Een van de instrumenten die een bijdrage kan leveren aan het milieubelang binnen de besluitvorming van ruimtelijke ingrepen is het instrument 'milieueffectrapportage', kortweg m.e.r. Een milieueffectrapportage brengt de milieugevolgen van een besluit in beeld, voordat het besluit wordt genomen. Zo kan het bevoegd gezag dat het besluit neemt de milieugevolgen op een transparante en navolgbare wijze bij haar afwegingen betrekken.


Wettelijk kader milieueffectrapportage

Milieueffectrapportage is gebaseerd op Europese regelgeving (richtlijn van de raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten). In Nederland is m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in de uitvoeringswetgeving in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur (het Besluit milieueffectrapportage). Er bestaat een beperkte en een uitgebreide m.e.r.-procedure. Daarnaast gelden voor projecten, die vallen onder onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., een m.e.r.-beoordelingsplicht of een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht. Welke procedure van toepassing is, hangt af van het project. Ten behoeve van de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling van het Spuiforum, is een m.e.r.-beoordelingsplicht doorlopen. De opgestelde m.e.r.-beoordeling (projectnr. 260052, revisie 2, 15 april 2013) is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.


Resultaten m.e.r.-beoordeling

Uit de uitgevoerde m.e.r.-beoordeling blijkt dat de effecten voor de onderzochte (milieu)thema's niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Hierdoor is het niet noodzakelijk een m.e.r.-procedure voor de ontwikkeling van het Spuiforum te doorlopen. De belangrijkste effecten betreffen bodem, archeologie, geluid en luchtkwaliteit. Voor bodem en archeologie dient bij de realisatie van de ontwikkeling rekening gehouden te worden met daar aanwezige vervuilde grond (in het geval van bodem) en de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden (archeologie). Ten aanzien van luchtkwaliteit is een lichte toename van de concentratie NO2 berekend op de Schedeldoekshaven van circa 0.7 microgram per m3. Deze bijdrage valt onder de bepalingen van niet in betekenende mate bijdragen en leidt ook niet tot overschrijdingen van de gestelde normen.

Ten slotte zorgt de realisatie van Spuiforum ervoor dat bebouwing dichter op het Spui en de Schedeldoekshaven komt te staan. Hier wordt de geluidbelasting op de gevel dusdanig dat hiervoor hogere grenswaarden verleend dienen te worden.

4.3 Externe Veiligheid

Algemene beginselen externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

- een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en

- een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk). De beoordeling van de externe veiligheid vindt in laatstgenoemde geval plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen drie effectgebieden (A, B en C-zone). De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel (gevaar voor rondvliegend glas).

De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport verschenen (concept). In deze handleiding zijn de effectafstanden 1%-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.

Tabel 1: Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Stofcategorie Invloedsgebied [m]
LF1 Brandbare vloeistoffen (diesel) 45
LF2 Brandbare vloeistof (benzine) 45
GF3 Brandbare gassen (propaan, LPG) 355
GT3 Toxisch gas (ammoniak) 560
LT1 Toxische vloeistof (acrynitril) 730
LT2 Toxische vloeistof (propylamine) 880
LT3 Toxische vloeistof (acroleïne) > 4.000
LT4 Toxische vloeistof (methylisocyanaat) > 4.000

Bron: bijlagenrapport Handleiding Risicoanalyse Transport (HART)

Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31 juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht.

Voor het vaststellen van het maximale invloedsgebied is gebruik gemaakt van de meest recente vervoerscijfers van Rijkswaterstaat. Hierbij zijn de volgende trajecten beschouwd:

- A4, tussen afslag Zoeterwoude Dorp en knooppunt Prins Clausplein (Z7)

- A4, tussen knooppunt Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg (Z8)

- A4, tussen knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (Z9)

- A12, tussen knooppunt Prins Clausplein en afslag 3 (Utrechtsebaan)

- N44 tussen Wassenaar en de Benoordenhoutseweg

De vervoersfrequenties voor deze wegvakken staan in onderstaande tabel.

Tabel 3: Vervoersfrequenties gevaarlijke stoffen rijkswegen Den Haag

Traject GF3 LT1 LT2 LT3 LT4
N44 / Benoordenhoutseweg 575 0 0 0 0
A12 / Utrechtsebaan 830 0 0 0 0
Z7 1578 29 204 66 0
Z8 2376 208 682 32 0
Z9 281 0 88 0 0

Bron: Tellingen AVIV 2007 (databestand Rijkswaterstaat november 2011 en 2009 (A12)

Het plangebied ligt op iets meer dan 4 km vanaf de A4 (tracé Z8) en circa 700 m vanaf de A12 / Utrechtsebaan. Het plangebied ligt daarmee buiten de invloedsgebieden van de stoffen die feitelijk over de A4 (tracé Z8) en de Utrechtsebaan worden vervoerd.

Een nader onderzoek naar het groepsrisico is niet noodzakelijk. Er behoeven geen maatregelen in het kader van de zelfredzaamheid te worden overwogen.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend en verantwoord.

Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.

Inrichtingen

Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van LPG-installaties (150 m) of andere risicovolle objecten waarvoor het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Het plangebied ligt evenmin binnen de effectafstanden van een inrichting voor de opslag van explosieven of binnen een veiligheidscontour van een inrichting waarvoor het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer van toepassing is.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het Spuiforum, welke als ontwikkeling deel uitmaakt van dit bestemmingsplan, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (d.d. 22 april 2013, projectnr. 260052 revisie 04). Deze is als bijlage 6 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op:

  • Schedeldoekshaven/Ammunitiehaven de geluidbelasting

- op de zuidgevel ten hoogste 59 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh bedraagt,

  • Spui de geluidbelasting

- op de westgevel ten hoogste 62 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh bedraagt,

De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt bij beide wegen overschreden. De maximaal te ontheffen geluidbelasting van 63 dB wordt echter niet overschreden. Vanwege de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is onderzoek verricht naar mogelijke maatregelen om de geluidbelasting bij de geluidgevoelige bestemmingen te beperken.

Geadviseerde maatregelen

Het toepassen van geluidbeperkende maatregelen blijkt niet mogelijk te zijn:

Bronmaatregelen

Nabij het bouwplan zijn kruispunten gelegen waardoor geen bronmaatregel (dunne deklagen) toegepast kunnen worden in verband met optrekkend, remmend en wringend verkeer, dit conform het Uitvoeringsprogramma omgevingslawaai Den Haag (2009-2013), bijlage 2 "Richtlijn stille wegdekken".

Ook een snelheidsverlaging van 50 km/u naar 30 km/u is niet mogelijk omdat het Spui, de Schedeldoekshaven en de Ammunitiehaven onderdeel zijn van de hoofdroutekaart voor hulpdiensten en openbaar vervoer.

Overdrachtsmaatregelen

Maatregelen in het overdrachtsgebied door middel van het toepassen van een geluidscherm wordt stedenbouwkundig niet inpasbaar geacht en zijn derhalve niet nader onderzocht.

Hogere grenswaarden

Maatregelen om de geluidbelasting ter plaatse van het nieuw te bouwen Spuiforum terug te brengen zijn niet mogelijk. Het college van Burgemeester en Wethouders dient daarom hogere waarden vast te stellen voor de onderwijsfunctie, aangezien deze geluidsgevoelig is. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zal een ontwerp-besluit hogere grenswaarden ter inzage worden gelegd. Het besluit tot vaststelling van hogere grenswaarden dient te worden genomen voordat tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt overgegaan.

Cumulatie

Indien een geluidgevoelige bestemming waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld in de zone van meerdere geluidbronnen ligt, dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe hoog de gecumuleerde geluidbelasting is. In deze situatie zijn beide wegen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld zélf de maatgevende bron voor het gecumuleerde geluidniveau. Het treffen van maatregelen om de geluidbelasting ter plaatse van het Spuiforum te reduceren zijn niet doelmatig, waarmee de gecumuleerde geluidbelasting geen beletsel vormt voor het vaststellen van deze hogere waarden. In het beleid hogere grenswaarde Wet geluidhinder uit februari 2011 van de gemeente Den Haag staat vermeld dat het college de maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting voor bouw- en bestemmingsplannen in hoogbelaste gebieden gesteld heeft op 69,5 dB. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt maximaal 65 dB. De maximaal aanvaarbare gecumuleerde geluidbelasting van 69,5 dB wordt niet overschreden.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Ten behoeve van de ontwikkeling van Spuiforum, welke als ontwikkeling deel uitmaakt van dit bestemmingsplan, is een luchkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (d.d. 20 maart 2013, projectnr. 258633). Deze is als bijlage 5 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd. De uitkomsten van het onderzoek staan hieronder beschreven.

Stikstofdioxide

De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide wordt in 2015 nabij de tunnelmond van de Koningstunnel overschreden. De toename als gevolg van het plan is echter voor alle in dit onderzoek betrokken wegvakken minder dan 1,2 µg/m3 waardoor geconcludeerd kan worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide.

Fijn stof

De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof wordt op geen van de beoordelingspunten overschreden, ongeacht het rekenjaar. Ook de grenswaarde voor de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 niet meer dan 35 maal per jaar overschreden. Ook ten aanzien van fijn stof kan worden opgemerkt dat de toename als gevolg van het plan langs alle in dit onderzoek betrokken wegvakken minder dan 1,2 µg/m3 is. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof.

Conclusie

Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer staat verdere besluitvorming dus niet in de weg.

4.6 Groen

Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen.

De bomenrijen langs het Spui maken onderdeel uit van de stedelijke ecologische hoofdstructuur.

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het Spuiforum is een Eco-effectscan uitgevoerd, d.d. 17 april 2013 (rapportnr. 213073/AQT301 FF/TG). Deze is als bijlage 8 bij de toelichting opgenomen.Het project ligt buiten de invloedssfeer van beschermde natuurgebieden of ecologische verbindingszones. Een nadere toetsing aan de Natuurbeschermingswet of de Ecologische Hoofdstructuur is niet nodig. Op basis van een locatiebezoek en een literatuurstudie is geïnventariseerd welke beschermde soorten er in het projectgebied aanwezig kunnen zijn. Aan de hand van de projectbeschrijving is getoetst of het project in strijd is met de Flora- en faunawet. Potentieel zouden algemene inheemse vogels en vleermuizen ter plaatse aanwezig kunnen zijn.

De nesten van vogels in het projectgebied zijn beschermd tijdens het broeden. Om verstoring van broedvogels te voorkomen, wordt geadviseerd de werkzaamheden buiten het broedseizoen (grofweg van 15 maart t/m 15 juli) uit te voeren. Indien de werkzaamheden in de periode februari t/m augustus worden uitgevoerd, dient de aanwezigheid van vogelnesten voorafgaand aan de werkzaamheden gecontroleerd te worden. Indien vogelnesten aangetroffen worden, dienen de werkzaamheden nabij het nest uitgesteld te worden totdat de jongen uitgevlogen zijn of dient een niet-verstoringszone rond het nest opgesteld te worden. Voor het verstoren van vleermuizen op niet essentieel functionele gebieden is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. De zorgplicht blijft echter wel van toepassing. Om verstoring van vleermuizen te voorkomen, dient gevoerde verlichting tussen zonsondergang en zonsopkomst in de periode maart t/m september naar de grond gericht te worden.

Kapvergunningen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag zie Bijlage 1 Monumentale bomen Den Haag en Bijlage 2 Kaart monumentale bomen.

4.7 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt.

4.7.1 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets 2007 opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

Wateragenda en Waterbergingsvisie Den Haag
De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer middels een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn. Belangrijk nieuw element in de Wateragenda is dat het zich behalve op de waterkwaliteit en waterveiligheid óók op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt. De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom de lange termijndoelstelling voor dit waterplan: het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan.

In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterbergingsvisie Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht deelgebiedsrapportages.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. Om de gewenste ecologische hoofdstructuur te realiseren heeft Den Haag daarom in 2008 de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008-2018 vastgesteld. In de nota worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding watergangen en aanleg natuurvriendelijke oevers.

Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015.

Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

Handreiking watertoets voor gemeenten (2012)

Bij herinrichting, stedelijke vernieuwing of nieuwbouw zullen alle mogelijke kansen voor het bergen van extra water - op basis van de nieuwe inzichten in het waterbeheer- worden benut in de planvorming, zodat een bijdrage wordt geleverd aan een robuust watersysteem. Als bij nieuwe ontwikkelingen de verharding toeneemt, dan moet extra waterberging worden gegraven.

Dit sluit ook aan bij de recente Doorstroomstudie Den Haag, waarbij aangegeven wordt dat het raadzaam is om meer water vast te houden en zo mogelijk water te laten infiltreren in de bodem.

4.7.2 Planbeschrijving

Veiligheid en waterkering

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding. In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Waterkwantiteit

Het plangebied valt binnen het boezemgebied. De boezem heeft een peil van NAP -0,43 m en een maximale peilstijging van 0,3 m. In de boezem is geen waterbergingsopgave aanwezig. Hierdoor is in dit gebied bij ontwikkelingen, waarbij geen sprake is van functieverandering, alleen de richtlijn dempen is graven van toepassing. In het plangebied is een primaire watergang aanwezig. Deze heeft de bestemming 'Water' gekregen op de planverbeelding.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. Binnen het plangebied zijn geen KRW-waterlichamen aanwezig.

Afvalwater en riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. In het plangebied zijn geen persleidingen of rioolgemalen aanwezig.

4.7.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

4.8 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden voor stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  1. a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  2. b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  3. c. het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om benzineservicestations, schildersbedrijven, smederijen, chemische wasserijen, benzinepompen, exportslachterijen, broodfabrieken, consumptie-ijsfabrieken, metaalconstructiebedrijven, timmerwerkplaatsen, vleesrokerijen, een autoplaatwerkerij, een autospuitbedrijf, een brandstofdetailhandel, een brandstoffengroothandel, een chemie-grafisch bedrijf, een galvaniseerinrichting, een handelsdrukkerij, een krantendrukkerij, een melkinrichting, een metaalgieterij, een slachtproductengroothandel, een vee- en mengvoederbedrijf, een verbandmiddelenfabriek, een verfmolen, een verfspuitinrichting, een vernikkelarij, een wagenmakerij en een ziekenhuis (militair hospitaal). Er zijn enkele ondergrondse brandstoftanks bekend, die alle zijn verwijderd.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat er in het plangebied sprake is van twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Deze twee gevallen zijn reeds gesaneerd, waarbij de gevallen volledig zijn verwijderd. Er is daarom geen sprake van gebruiksbeperkingen.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en zal er eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart.

4.9 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Spuikwartier 2013.

4.9.1 Gemeentelijk beleid

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  1. 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  2. 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  3. 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

4.9.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied ligt in een deel van Den Haag dat vooral door natte afzettingen wordt gekarakteriseerd. De bodemopbouw bestaat uit veen op zand van de Laag van Voorburg. De Laag van Voorburg is enige duizenden jaren geleden afgezet, nadat in de kustvlakte door de getijdenwerking strandwallen waren gevormd die konden gaan verstuiven en voor duinvorming zorgden. Omdat zich op het zand van de Laag van Voorburg veen bevindt, betekent dit dat de zandafzettingen vrij laaggelegen waren. Het veen ontwikkelde zich rond 500 voor Chr. vanuit drassige laagten en kon zich uiteindelijk over een groot deel van Den Haag verbreiden. Alleen de hoogste strandwallen en duinen bleven vrij van het veen. Hierop en op de flanken daarvan is in de prehistorie en Middeleeuwen gewoond en gewerkt. Sporen daarvan zijn op verschillende plekken aangetroffen. Met name op de flanken van de strandwallen die later zijn afgedekt met veen, zijn de conserveringsomstandigheden van (prehistorische en vroegmiddeleeuwse) archeologische resten vaak goed.

De natte geologische condities hebben de verdere geschiedenis van het plangebied bepaald. Vanaf de Middeleeuwen heeft het gebied deel uitgemaakt van de Bezuidenhoutsepolder en als zodanig dienst gedaan als weideland. De Fluwelen Burgwal vormde lange tijd de begrenzing van de stad. Halverwege de 17de eeuw is de stadskern vergoot en zijn nieuwe singels gegraven. Vanaf dat moment maakte een belangrijk deel van het plangebied deel uit van het stedelijk gebied. De huidige Oranjebuitensingel vormde de begrenzing.

Aan het begin van de 19de eeuw bevond zich aan de Fluwelen Burgwal en de Herengracht in het plangebied gesloten bebouwing. De achtererven waren nog grotendeels onbebouwd. Aan het eind van de 19de eeuw was het plangebied vrijwel volledig bebouwd.

In de tweede helft van de 20ste eeuw is het grootste deel van het plangebied grootschalig herontwikkeld waarbij eventueel tot dan aanwezige archeologische waarden verloren zijn gegaan. Uitzonderingen vormen het gebied tussen de Herengracht en Muzenstraat en delen bij het Spuiplein, Turfmarkt en Schedeldoekshaven.

Voor die delen wordt een dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen in het bestemmingsplan. Hier is een verwachting op het voorkomen van archeologische waarden uit de prehistorie, middeleeuwen en nieuwe tijd. In die delen waar de dubbelbestemming van kracht is gelden bouwregels en een aanlegvergunningenstelsel.

In paragraaf 5.3 wordt toegelicht hoe de archeologische waarden in het bestemmingsplan worden beschermd.

Zie ook de 'Archeologische kaart Den Haag'.

4.10 Gebiedsgericht Milieubeleid

Tien voor milieu

De nota Tien voor milieu (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing.

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het GebiedsgerichtMilieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype gemengd werken.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype gemengd werken van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema Ambitie Gebiedstype
Bodem Basis
Externe veiligheid Maximaal
Geluid Basis
Lucht Basis
Mobiliteit Extra
Schoon Maximaal
Water Ambities per poldereenheid
Natuur Basis
Klimaat Maximaal

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 3 van dit hoofdstuk een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.3 en de bestemmingen in paragraaf 5.4 globaal beschreven worden.

Maar eerst wordt in paragraaf 5.2 de ontwikkeling van het Spuiforum beschreven, welke met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

5.2 Nieuwe Ontwikkelingen

Spuiforum

Spuiforum is een nieuw centrum voor muziek, dans, evenementen en ontmoetingen waarin het Lucent Danstheater, de Dr. Anton Philipszaal en het Koninklijk Conservatorium worden samengebracht. Het omvat zalen voor de uitvoering van dans- en muziekvoorstellingen, ruimtes voor bijeenkomsten en evenementen, repetitie- en lesruimtes, kantoorfuncties, horeca, technische en logistieke functies. De ambitie is om in programmering, technische faciliteiten, onderlinge samenwerking en architectonische uitstraling een nationaal en internationaal toonaangevend project te realiseren dat de komende decennia een spilfunctie in het culturele leven in de stad zal vervullen. Met het stedenbouwkundig raamwerk (bijlage bij het op 8 november aangenomen raadsvoorstel 'realisatie Spuiforum' (RIS 251767) zijn op hoofdlijnen de plaats, maat (envelop) en functie van het Spuiforum vastgelegd. Ook zijn uitspraken gedaan over de wisselwerking met de stedelijke ruimte, essentiële aspecten zoals entrees, verkeersafwikkeling en dergelijke.

Met de positionering van het gebouw aan zowel de Turfmarktroute – als verbinding van het Centraal Station met het kernwinkelgebied - en het Spui – als de historische ruggengraat van het stedelijk leven in Den Haag - biedt dit project de kans om het Spuiplein aantrekkelijker te maken, in overeenstemming met de economische en sociale potentie die deze plek in de stad heeft. Deze vernieuwde positionering leidt tot een verbrede Turfmarkt en de mogelijkheid om de Rivierenbuurt ruimtelijk te koppelen via de Ammunitie- en Schedeldoekshaven.

Deze kwalitatieve verbeteringen hebben als gevolg dat het restaurant, de trap, de inrit van de parkeergarage aan het Spui en de laagbouw van het hotel wegbestemd worden. De globale positie van Spuiforum wordt bepaald door de wens voor een verbreding van de Turfmarkt (Spuiplein) tussen het Spuiforum en stadhuis. Hiervoor dient het gebouw zo ver mogelijk richting de Schedeldoekshaven geplaatst te worden. Tegelijkertijd dient de route over de Schedeldoekshaven tussen de hoogbouw van het hotel en Spuiforum voldoende maat te hebben. Ten opzichte van het Spui staat het gebouw iets terug, zodat een voorplein ontstaat. Aan de andere zijde vormen de aansluiting met Wijnhaven 2 (het zogenaamde JuBi-kavel, waar de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken gehuisvest waren), de in- en uitritten van de parkeergarages en de toekomstige expeditie randvoorwaarden voor de situering. De oriëntatie van het gebouw sluit aan op de huidige hoofdrichting van stadhuis en Wijnhavenkwartier.

Bouwvlak

Er is gekozen voor een gedifferentieerd bouwvlak. Het grondvlak meet circa 73 meter bij 110 meter en heeft een hoogte van maximaal 40 meter. Het hoofdvolume, inclusief ondergeschikte bouwdelen zoals erkers, balkons, dakterrassen en luifels past binnen het bouwvlak. Het dient mogelijk te zijn om onder de ondergeschikte bouwdelen door te rijden.

Op het hoofdvolume ligt een bouwvlak met een hoogte tot 70 meter, gemeten vanaf maaiveld. Dit bouwvlak ligt achter de dakrand van het hoofdvolume, met een zogenaamde 'set back'. De vorm van dit bouwvlak volgt de vorm van een halve cilinder, waarbij de vlakke doorsnede op het hoofdvolume ligt. De cilinder ligt parallel aan de Turfmarkt en in de lengterichting symmetrisch ten opzichte van het hoofdvolume.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0247ESpuikwartr-50VA_0001.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0247ESpuikwartr-50VA_0002.jpg"

Voorlopig ontwerp, juli 2013 Bestemmingsplanvolume

Bij de bepaling van het bouwvlak en hoogtebegrenzingen is rekening gehouden met het voorlopig ontwerp van Neutelings Riedijk Architecten van 11 juni 2013 (RIS260021_Bijlage Presentatieboek Spuiforum). Bij de uitwerking is binnen het bouwvlak een architectonische verfijning mogelijk.

Onder en rondom het gebouw is een ondergrondse parkeergarage mogelijk, bestaande uit maximaal

twee lagen, inclusief entrees.

Het is mogelijk dat een klein deel van het gebouw zich binnen het bestemmingsplan Wijnhavenkwartier bevindt. Dit gebouwdeel dient te passen binnen de vigerende bestemmingen van dit bestemmingsplan.

Stedenbouwkundige randvoorwaarden

De positie van het gebouw wordt bepaald door de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden: Tussen Spuiforum en de hoogbouw van het hotel wordt een straat met ruimte voor voetgangers, fietsverkeer, expeditie en dergelijke gerealiseerd. De buitengevel van het Spuiforum staat aan de zijde van de Schedeldoekshaven op maaiveld in het verlengde van de gevel van Wijnhaven 1.

Binnen de wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk dat ten bate van het functioneren van het hotel functies worden toegevoegd. De straatfunctie dient hierbij gewaarborgd te worden en het straatprofiel zo ruim mogelijk gehouden. De straat valt hier binnen de bestemmingen GD-4 (Gemengd) en V-VS (Verkeer-Verblijfsstraat).

Het nieuwe Spuiplein, gelegen tussen Spuiforum en het stadhuis, is onderdeel van de Turfmarktroute en sluit aan op het Spui. Het Spuiforum biedt zo veel mogelijk ruimte aan dit plein. De gewenste breedte van dit plein bedraagt circa 35 - 40 meter, gemeten tussen de gevels op maaiveld.

Het Spuiforum staat aan het Spui. Tussen Spui en Spuiforum is er een voorruimte. De diepte van deze ruimte wordt beperkt door enerzijds de minimale lengtemaat van het gebouw en anderzijds bouwtechnische randvoorwaarden van de bestaande constructie van de in- en uitritten naar de parkeergarages aan de achterzijde. Het gebouw steekt echter niet door de rooilijn heen.”

Cultuurhistorische inpassing

De omgeving van het Spuiforum kent een lange geschiedenis. Zo werd het Spui in 1345 aangelegd. Het historische centrum is grotendeels rijksbeschermd stadsgezicht, zoals de overzijde van het Spui met de Nieuwe Kerk en tuin (rijksmonumenten) en de overzijde van de Kalvermarkt – achter het stadhuis. Deze gebieden kenmerken zich door een aantrekkelijk gemengd stedelijk milieu. Het Spui- en Wijnhavenkwartier maken onderdeel uit van het nieuwe centrum van Den Haag en bestaan uit grotere gebouwensembles met een mix van functies. De naastgelegen Rivierenbuurt is een woonbuurt die door een brede weg afgesneden is van het centrum.

Het Spuiforum en de te realiseren openbare ruimte voegen zich naar de geschiedenis van de plek. Spuiforum draagt in maat, schaal en functie bij aan deze bijzondere locatie van Den Haag. Het houdt rekening met de historische gelaagdheid van de omgeving, draagt hier aan bij en maakt deze beter beleefbaar. Dit wordt op de volgende punten toegelicht:

Met de bouw van Spuiforum kan het Spui als een structurerend element van het centrum van de stad sterk aan herkenbaarheid en kwaliteit winnen. Aan het Spui kan iets van de vooroorlogse uitgaanssfeer van het 'Hofspui' worden hersteld, met een uitstraling op het huidige Spui die nog steeds kwaliteit heeft: een strategische positie in de binnenstad en samenhangende wanden met architectuur van hoge kwaliteit.

Tussen Spuiforum en stadhuis wordt een nieuw Spuiplein gerealiseerd. Met dit plein wordt gerefereerd aan de vroegere Houtmarkt en Turfmarkt die een vrij zicht op de Nieuwe Kerk boden. Dit zicht wordt met dit plein hersteld.

De oriëntatie en maatvoering van het Spuiforum sluiten aan op de gebouwen in dit deel van het Spui- en Wijnhavenkwartier.

Tegelijkertijd begeleidt het Spuiforum de Turfmarktroute die o.a. Den Haag Centraal en met het Spui verbindt.

Tenslotte biedt de realisatie van Spuiforum de mogelijkheid om de verbinding met de Rivierenbuurt te herstellen die door de aanleg van een brede weg (Schedeldoekshaven en Ammunitiehaven) en het Prins Bernardviaduct verstoord werd.

Spuiforum past binnen de hoogteopbouw van het Wijnhavenkwartier met vanaf het Spui een oplopende hoogte tot 140 meter aan de Zwarteweg. Aan het Spui voegt het Spuiforum zich naar de hoogtes van het stadhuiscomplex, hotel en het in aanbouw zijnde complex Amadeus, met een hoogte tussen de 30 en 55 meter.

Verkeer

Het Spuiforum is een multifunctioneel complex dat verkeer genereert vanaf en naar het complex. Dagelijks zullen vele bezoekers, werknemers en studenten op weg gaan naar dit complex dan wel daar vandaan vertrekken naar een andere bestemming. Het complex is goed bereikbaar per openbaar vervoer en met de hoofdstations Den Haag CS en HS op loopafstand. Ook ligt het complex centraal in het stedelijk gebied en direct aan twee doorgaande hoofdroutes voor de fiets. Het aandeel fiets- en OV-gebruik door de bezoekers, werknemers en studenten zal dan ook relatief hoog zijn. Met name van de bezoekers en werknemers zal een deel ook met de auto van en naar het complex reizen. Met de auto is het Spuiforum ook goed bereikbaar, zowel vanaf de centrumring als vanaf het rijkswegennet (A12). Direct onder en bij het Spuiforum zijn openbare parkeergarages aanwezig.

Op basis van het programma is berekend dat het Spuiforum dagelijks wordt bezocht door maximaal circa 12.500 bezoekers. Met name voor de bezoekers van de zalen moet hierbij in acht worden genomen dat bezoekers van een voorstelling ook gebruik maken van de horeca in het gebouw of een winkel bezoeken. Daarmee is het totaal aantal bezoekers lager dan de som van de bezoekers van de afzonderlijke functies. Uitgaande van de aanname dat 20% van de bezoekers van de zalen ook andere functies bezoekt, komen er dagelijks maximaal tussen de 10.000 en 11.000 mensen naar het Spuiforum. Dit is een conservatieve aanname, omdat ingezet wordt op een combinatie van het bezoek aan de zalen met bezoek aan de horeca of andere commerciële functies in het Spuiforum. Per saldo zijn er naar verwachting minder afzonderlijke bezoekers.

Als globale indeling voor de vervoerwijze-keuze wordt uitgegaan van een gebruik van:

  • het openbaar vervoer door 40% van de bezoekers;
  • de fiets door 25% van de bezoekers;
  • de auto door 30% van de bezoekers;
  • te voet door 5% van de bezoekers.

Deze indeling is globaal en hangt sterk af van de aard de functies en de programmering. Deze indeling is deels gebaseerd op het Bezoekersonderzoek Binnenstad. Daaruit blijkt dat het grootste deel van de bezoekers van de binnenstad met het openbaar vervoer reist, namelijk 45%.

Het Spuiforum vervult een bovenlokale functie waardoor het aandeel bezoekers dat met het openbaar vervoer reist ook hoog zal zijn. Gezien het moment van theaterbezoek (nadruk op avond en weekenden) zal het aandeel echter wat lager zijn dan voor de binnenstad als geheel. Het aandeel van de fiets in het verplaatsingsgedrag van de bezoekers ligt juist hoger dan dat van de binnenstad als geheel (17%). Dit hangt enerzijds samen met de momenten van theaterbezoek, maar anderzijds ook met de functies in het Spuiforum die vooral een lokaal publiek aantrekken zoals horeca en kleinere optredens. Wat betreft het auto- en fietsgebruik sluit deze indeling aan op de landelijke kencijfers van het CROW voor een theater op een centrumlocatie.

Het totaal aan bezoekers van het Spuiforum genereert echter niet allemaal 'nieuw' verkeer. In de huidige situatie zijn er ook theaterzalen en is er horeca op die locatie aanwezig. Ten opzichte van de huidige functies neemt het totaal aantal bezoekers van het Spuiforum toe met ca. 4500 per dag. Deze nieuwe bezoekers leiden tot een toename van het aantal gebruikers van het openbaar vervoer en van het aantal fietsers en automobilisten in de stad. Deze extra verplaatsingen vinden echter sterk verspreid over de dag plaats en zijn vervolgens weer te verdelen over de verschillende routes van en naar het Spuiforum. De aantallen extra reizigers en ritten voor de afzonderlijke vervoerwijzen zijn geen aanleiding voor het aanpassen van de infrastructuur voor openbaar vervoer, fiets of autoverkeer. Wel zullen er adequate voorzieningen worden getroffen voor het stallen van fietsen en het parkeren van auto's.

Op basis van het programma komen er dagelijks maximaal tussen de 10.0000 en 11.000 mensen naar het Spuiforum. Voor de verschillende groepen is op basis van ervaringscijfers en landelijke richtlijnen een aanname gedaan over het autogebruik. Het grootste aandeel autogebruik zit bij de bezoekers van de zalen. Daarvoor is gerekend met 15% die als bestuurder komt (en dus een auto moet parkeren) en dat er gemiddeld twee bezoekers in een auto reizen. Dit komt overeen met het landelijke kencijfer dat voor een theater op een centrumlocatie circa 30% van de bezoekers met de auto komt. Voor de werknemers is uitgegaan van de gemeentelijke parkeernorm die er van uit gaat dat 1 op de 10 werknemers met de auto reist. Voor het conservatorium is een laag aandeel autogebruik (5%) aangehouden omdat dit merendeels studenten zijn. Op basis van deze cijfers is berekend dat het Spuiforum per dag ca. 3.000 autoritten naar en vanaf het complex genereert.

De 3.000 ritten per dag zijn echter geen extra ritten. De huidige theaterzalen en de horeca genereren nu immers ook al ritten door hun bezoekers en personeel. Op een vergelijkbare wijze als hiervoor is aangeven is de ritproductie bepaald voor de huidige functies. Van de 3.000 dagelijkse ritten van en naar het Spuiforum worden er in de huidige situatie al dagelijks 2.000 gemaakt. Door de toevoeging van functies en programma aan het Spuiforum worden dagelijks ca.1.000 nieuwe autoritten gegenereerd.

Voor deze ritten is vervolgens de oriëntatie bepaald (waar komt men vandaan en waar gaat men heen), de zogeheten distributie van het verkeer van en naar het Spuiforum. Dit is gebaseerd op een analyse met het verkeersmodel. Het grootste deel van dit verkeer rijdt via het Prins Bernhardviaduct (45%), via de Lekstraat (10%), de Rijswijkseweg (10%) en de Zuid Hollandlaan (10%). Het Spuiforum leidt tot een extra belasting van het Prins Bernhardviaduct met 20 tot 30 ritten per uur per richting. Op de andere aanrijroutes is het aantal extra ritten lager en heeft het Spuiforum een relatief beperkt effect op het verkeersaanbod.

In de berekening is er van uitgegaan dat alle extra ritten ten gevolge van het Spuiforum via de Schedeldoekshaven naar of vanuit de cluster van parkeergarages aldaar rijden. In werkelijkheid zullen de bezoekers niet allemaal van deze garages gebruik maken dus zal het beeld nog diffuser worden.

Bezonning/windhinder

Ten behoeve van de ontwikkeling Spuiforum zijn een bezonnings- en een windhinderonderzoek uitgevoerd (respectievelijk rapportnr. O 15383-2-RA d.d. 26 april 2013 en O 15383-1-RA d.d. 26 april 2013), welke als bijlagen 9 en 10 bij de toelichting van dit bestemmingsplan zijn gevoegd. Tevens zijn aanvullende onderzoeken uitgevoerd (respectievelijk rapportnr. O 15383-6-RA d.d. 28 juni 2013 en O 15383-5-RA d.d. 24 juni 2013), welke als bijlagen 11 en 12 bij de toelichting van dit bestemmingsplan zijn gevoegd. De conclusies van de onderzoeken luiden als volgt:

Bezonning

• Het maximale bouwvolume binnen bestemmingsplan Spuikwartier geeft op de toetsingsdatum (19 februari) in beperkte mate schaduw bij de bestaande woonbebouwing. In totaal is de bezonning op vijf maatgevende woninggevels onderzocht, waarbij de potentiële bezonningsduur 10 tot 20 minuten afneemt. Door de mogelijke bouwplannen binnen bestemmingsplan Wijnhavenkwartier is bij enkele woningen aan de Turfmarkt sprake van een bezonningssituatie die niet voldoet aan de gemeentelijke bezonningsnorm, waardoor de bezonning niet verder mag afnemen. In hoofdstuk 3 is grafisch aangegeven welk deel van het bouwvolume bepalend is voor de onderbreking van het zonlicht en derhalve bij de planuitwerking aan het bouwvolume onttrokken zou moeten worden. Bij het schetsontwerp Spuiforum van Neutelings Riedijk Architecten wordt een kleiner bouwvolume gehanteerd waardoor bij geen van de bestaande woningen sprake is van een afname van de bezonning.

• Op enkele geveldelen van de bebouwing zoals mogelijk volgens bestemmingsplan Wijnhavenkwartier is als gevolg van de geplande bebouwing binnen bestemmingsplan Spuikwartier sprake van minimale bezonningsmogelijkheden. Er kan nog geen concrete toetsing plaats vinden, het geprojecteerde gebouw is een representatie van hetgeen binnen het bestemmingsplan Wijnhavenkwartier mogelijk is, zonder dat er concrete gebouwontwerpen of bouwplannen zijn. Hierbij is in het onderzoek een straat van 10 tot 15 meter breedte gehanteerd tussen de bouwdelen Spuikwartier en Wijnhavenkwartier. Volgens de plankaart kunnen de gebouw tegen elkaar aan worden gebouwd waarmee bezonning onmogelijk is. Op dit moment is op de betreffende locatie nog de oude kantoorbebouwing van het ministerie van Justitie en Binnenlandse zaken aanwezig.

Windhinder

Het beleid van de gemeente ten aanzien van bezonning en windhinder is in 2010 geactualiseerd (RIS 170509). Voor windhinder en windgevaar wordt verwezen naar de in 2006 opgestelde Nederlandse norm 'Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving' (NEN 8100).

In paragraaf 4.2 'Windhinder en windgevaar' van RIS 170509 wordt ten aanzien van de bestaande norm voor windhinder en windgevaar het volgende gesteld:

  • de bestaande norm (uit 1996) te vervangen door de norm NEN 8100;
  • voor windhinder een windklimaat na te streven zoals genoemd is in de NEN 8100 voor de betreffende activiteiten en minimaal na te streven de kwalificatie 'matig';
  • de kwalificatie 'slecht' slechts bij hoge uitzondering en onder nadere voorwaarden toe te staan;
  • voor windgevaar moet de kwalificatie 'gevaarlijk' in beginsel worden voorkomen.

In paragraaf 5 'Besluitvorming t.a.v. wind- en bezonningsklimaat' is het volgende beleid ten aanzien van windhinder en windgevaar geformuleerd:

  • de in RIS 170509 genoemde nieuwe norm vormt het toetsingskader voor stedenbouwkundige plannen, bestemmingsplannen en projectbesluiten, al of niet gecombineerd met bouwplannen;
  • indien het project niet voldoet aan de normen dan kan het project worden geweigerd dan wel desalniettemin worden besloten dat onder voorwaarden met de planontwikkeling wordt ingestemd;
  • naast bezonning en wind weegt de gemeente immers nog vele andere aspecten af zoals architectonische vormgeving, functies, verkeer, parkeren, financiën, volkshuisvesting, sociale veiligheid etcetera;
  • onderdeel van de afweging is ook dat er voorwaarden (financieel en materieel) kunnen worden opgelegd aan de initiatiefnemer om maatregelen te nemen in de openbare ruimte met het oog op de reductie van windhinder.

De gemeente heeft als taak om al deze aspecten op een evenwichtige wijze tot gelding te laten komen. Het spreekt voor zich dat het aspect veiligheid/gevaar en een slecht klimaat bij wind een hard punt moet zijn. Indien hiervan toch wordt afgeweken dan moeten daarvoor zwaarwegende redenen zijn. De overige aspecten t.a.v. wind en bezonning maken deel uit van de genoemde bredere afweging. Afwijking van die normen is in concrete gevallen mogelijk als de totale belangenafweging daartoe noopt.

De situatie

In het bestemmingsplan is de Turfmarkt aangegeven als verblijfsgebied (V-VB); dit komt overeen met de windklasse slentergebied. In de huidige situatie heerst tussen Wijnhaven en Spui een matig tot goed windklimaat. Rond de Wijnhaven is het klimaat slecht. Op het Spui met de bestemming verblijfsstraat (V-VS) en de windklasse loopgebied is het windklimaat goed.

Ten gevolge van het ontwerp bestemmingsplan verslechtert deze situatie. Op basis van de zienswijzen is het bouwvlak van het Spuiforum aangepast en opnieuw doorgerekend op het windklimaat. Daaruit blijkt dat het windklimaat op de Turfmarkt voor de kwaliteitsklasse slentergebied matig tot goed is, met uitzondering van de doorgang nabij Hulshoff en Spuiforum.

Het klimaat aan het Spui en tussen hotel en Spuiforum is voor de klasse loopgebied matig tot goed. Rond de hoeken van het Spuiforum aan het Spui is het windklimaat slecht, maar minder slecht dan in het ontwerp bestemmingsplan. Waar een slecht windklimaat heerst worden nadere eisen gesteld.

Maatregelen

Ten behoeve van bezonning en windhinder zijn in de regels van het bestemmingsplan nadere eisen opgenomen; het bevoegd gezag kan nadere regels stellen ten aanzien van de situering en/of vormgeving van gebouwen en de ruimtelijke inpassing in de omgeving ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft bezonning en windhinder, zodat deze gevolgen tot een minumum beperkt blijven. Tevens zijn windwerende voorzieningen in alle bestemmingen toegestaan.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In deze paragraaf wordt aan de hand van de ladder voor duurzame verstedelijking ingegaan op de behoefte die er bestaat aan de ontwikkeling van het Spuiforum. De ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Bro. Overheden dienen op grond van het Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.

Voor dit bestemmingsplan is Artikel 3.1.6 uit het Bro van toepassing:

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins”

Trede 1

Bepalen regionale vraag naar ruimte

Ten aanzien van deze stedelijke voorziening wordt als eerste de regionale vraag naar ruimte bepaald. Het gaat voor het Spuiforum om een ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. De huidige theaters op het Spuiplein zijn destijds zeer goedkoop en solitair gebouwd ten behoeve van het Nederlands Danstheater en Residentie Orkest. De gebouwen zijn dringend aan vervanging of zeer grondige renovatie toe. Spuiforum is een nieuw centrum voor muziek, dans, evenementen en ontmoetingen waarin het Lucent Danstheater, de Dr. Anton Philipszaal en het Koninklijk Conservatorium worden samengebracht. Het is een stedelijke voorzieningen die voorziet in een behoefte aan cultuur en ontspanning, waarbij het verzorgingsgebied stedelijk, regionaal en zelfs bovenregionaal is.

Trede 2

Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied

Het gaat dus om het samenvoegen van het bestaande Lucent Danstheater, de Dr. Anton Philipszaal en het Koninklijk Conservatorium. Het zal plaats vinden op de huidige locatie van het Lucent Danstheater en de Dr. Anton Philipszaal.

Op verschillende manieren is gewerkt aan een doelmatiger gebruik van de ruimte:

  • Efficiënter en gezamenlijk gebruik: Gebleken is dat de instellingen met een goede gezamenlijke inroostering en afstemming uit de voeten kunnen met minder ruimten. Dit leidt onder andere tot het schrappen van enkele grote lesruimtes;
  • Lesruimten Koninklijk Conservatorium: Op basis van bijgestelde toekomstverwachtingen omtrent het studentenaantal is het aantal les- en studieruimten voor het Koninklijk Conservatorium verlaagd.

In het raadsvoorstel 'realisatie Spuiforum' (RIS 251767) is ten aanzien van de financiële haalbaarheid alles uitgewerkt. Het gaat om realisatiekosten, dekking en exploitatie. Ook is als bijlage van het raadsvoorstel een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) opgenomen. Deze gebiedsontwikkelingsvisie is een ruimtelijke vertaling van een breed gedragen ambitie om het Spui te herontwikkelen tot het culturele hart van Den Haag met nationale en internationale uitstraling. De uitgevoerde MKBA draagt bij aan de uitwerking van verschillende planonderdelen en onderbouwing van de definitieve besluitvorming van het project.

5.3 Keuze En Verantwoording Van Bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2000.

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden is de digitale verbeelding beslissend.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP 2008, bijlage 9, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.

Beleidskader Vertaling in het bestemmingsplan
Cultureel erfgoed
Een klein deel van het plangebied maakt deel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum ('s Gravenhage uitbreiding) (zie paragraaf 2.3.1.2). De gemeenteraad moet dan ook ingevolge de Monumentenwet 1988 een bestemmingsplan vaststellen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht. Deze is tezamen met het aanwijzingsbesluit als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan opgenomen. De cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht worden in dit bestemmingsplan beschermd, doordat in de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie de waarden zoals die beschreven staan in de (toelichting op de) aanwijzing tot beschermd stadsgezicht van toepassing worden verklaard op het deel van het plangebied dat deze dubbelbestemming heeft.
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf ...). Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 4.9). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde-Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld.
Verkeer
De “Haagse Nota Mobiliteit”. hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie. De rangorde die in het beleid is verwoord, is ook bij de aanwijzing van de bestemmingen gehanteerd. De bestemming Verkeer-Hoofdverkeersweg is toegekend aan de Schedeldoekshaven, Ammunitiehaven en een deel van het Prins Bernhardviaduct. De Herengracht, Kalvermarkt en de Fluwelen Burgwal hebben de bestemming Verkeer-Straat gekregen. De bestemming Verkeer-Verblijfsgebied is van toepassing op het Muzenplein, Muzenstraat en Calliopestraat. De overige straten in het plangebied hebben de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat.

In de nota "Parkeerkader Den Haag 2010-2020" is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Bij nieuwbouw is het uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein wordt gerealiseerd. Hiertoe zijn parkeernormen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.
Wonen
Het plangebied is in de Woonvisie getypeerd als een hoogstedelijk woonmilieu, met woonsfeer Metropolitaan wonen. Insteek bij ruimtelijke ontwikkelingen is realisatie van appartementencomplexen van hoogwaardige kwaliteit en aansprekende architectuur gericht op specifieke woonwensen voor diverse stedelijk georiënteerde doelgroepen. Voor het Spuikwartier liggen hiervoor in de toekomst mogelijkheden in de vorm van kleinschalige transformatie en optopping bestaande bouw. Ten aanzien van de functies wordt ingezet op functiemenging door middel van een brede opzet van de verschillende in het plan opgenomen gemengde bestemmingen. De woonfunctie wordt daar waar mogelijk en gewenst gemengd met overige functies.
Economie
Detailhandel De Turfmarkt en de Herengracht maken onderdeel uit van de hoofdwinkelstructuur. Door middel van de bestemmingen 'Gemengde Doeleinden 1 en 2' is detailhandel in deze straten mogelijk gemaakt.
Horeca Het bestemmingsplan maakt het mengen van horeca met functies als wonen en detailhandel mogelijk. Hierdoor wordt het gemengd stedelijk milieu in stand gehouden en bevorderd.
Kantoren In dit plangebied zijn geen nieuwe locaties voor kantoorontwikkeling voorzien. Bestaande kantoorgebouwen zijn positief bestemd.
Functiemenging In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Functiemenging komt in dit bestemmingsplan tot uiting in de opzet van de verschillende 'Gemengde Doeleinden' bestemmingen, die diverse functies toestaan.
Onderwijs, cultuur en welzijn
Maatschappelijke Voorzieningen Dit bestemmingsplan biedt ruimte aan welzijnsvoorzieningen binnen de bestemmingen 'Gemengde Doeleinden 1 en 2'. Binnen de bestemming 'Gemengde Doeleinden 3' zijn maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een bibliotheek en kinderopvang toegestaan.
Cultuur Op termijn worden het Lucent Danstheater, de Dr. Anton Philipszaal en het Koninklijk Conservatorium samengebracht in de vorm van het nieuw te ontwikkelen Spuiforum, welke door middel van dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
Groen
Inzet is de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (paragraaf 4.6 Groen) duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. De bomenrij langs het Spui maakt onderdeel uit van de stedelijke ecologische hoofdstructuur. In de regels is bepaald dat de stedelijke ecologische hoofdstructuur in stand dient te worden gehouden.

5.4 Toelichting Op De Regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  1. 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  2. 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 19) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  3. 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 20 tot en met 25) bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 26, de slotregel in artikel 27.

5.4.1 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd-1

Deze bestemming is toegekend aan het deel van de Herengracht dat binnen het plangebied valt. Binnen deze bestemming zijn onder meer detailhandel, dienstverlening, horeca en wonen toegestaan.

Artikel 4 Gemengd-2

Binnen deze bestemming zijn meerdere functies toegestaan, waaronder wonen, kantoor en dienstverlening. Zware horeca is uitsluitend toegestaan daar waar op de plankaart de aanduiding horeca specifiek is aangegeven.

Artikel 5 Gemengd-3

Het stadhuis-/bibliotheekcomplex maakt deel uit van deze bestemming, waarbinnen o.a. kantoor, welzijnsvoorzieningen en (openbare) dienstverlening zijn toegestaan.

Artikel 6 Gemengd-4

Deze bestemming heeft betrekking op het Spuiforum. Hierbinnen zijn o.m. theater, onderwijs, horeca in de categorie zwaar en detailhandel toegestaan.

Artikel 7 Horeca

Binnen deze bestemming zijn de functies hotel en horeca tot en met de categorie middelzwaar toegestaan.

Artikel 8 Kantoor 1

In de bestemming Kantoor zijn o.a. kantoren, horeca en dienstverlening toegestaan met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Artikel 9 Kantoor 2

In de bestemming Kantoor zijn kantoren toegestaan met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Artikel 10 Tuin

Binnen deze bestemming zijn - behalve tuinen - ook water en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

Artikel 11 Verkeer-Hoofdverkeersweg

Aan de hoofdverkeerswegen die zich in het plangebied bevinden is de bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg toegekend.

Artikel 12 Verkeer Straat

Deze bestemming ziet op alle straten in het plangebied, met uitzondering van de 30 km straten.

Artikel 13 Verkeer-Verblijfsgebied

Deze bestemming heeft betrekking op de verblijfsgebieden voor voetgangers en fietsers die zich in het plangebied bevinden. Tevens zijn binnen deze bestemming parkeerplaatsen toegestaan.

Artikel 14 Verkeer-Verblijfsstraat

Aan de 30 km straten in het plangebied is de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat toegekend.

Artikel 15 Water

De voor water aangewezen delen van het plangebied zijn bestemd voor water, oever, waterberging, recreatie en (vaar)weg op en over het water.

Artikel 16 Wonen

Binnen deze bestemming zijn woningen toegestaan. Het uitoefenen van een beroep/bedrijf aan huis wordt onder voorwaarden mogelijk gemaakt.

Artikel 17 Leiding-Water

Dit artikel regelt dat de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd zijn voor de aanleg en instandhouding van een waterleiding met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 18 Waarde-Archeologie

Deze bestemming heeft betrekking op die delen van het plangebied die een archeologische verwachting hebben. Dit artikel bepaalt dat die gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hiertoe is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Artikel 19 Waarde-Cultuurhistorie

Deze bestemming heeft betrekking op het deel van het plangebied dat als rijksbeschermd stadsgezicht is aangewezen. Dit artikel bepaalt dat de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht.

5.4.2 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 23.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 23.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om een een deel van de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat zodanig te wijzigen dat hier bebouwing kan worden opgericht t.b.v. het bestaande hotel.

Artikel 25 Algemene procedureregels

In de algemene procedureregels staat de procedure beschreven die het college moet volgen als zij gebruik wil maken van de in artikel 24 opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

Overgangs- en slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 27 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Spuikwartier 2013'.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling van het Spuiforum is kostenverhaal verzekerd doordat de gemeente alle te ontwikkelen gronden volledig in eigendom heeft en gronden in erfpacht heeft uitgegeven en opstalrechten heeft gevestigd. Alle erfpachtrechten zijn op basis van AB 1986 gevestigd. Omdat het kostenverhaal voor de ontwikkelingen verzekerd is en aanvullende eisen niet noodzakelijk zijn wordt - op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro - besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

De gehele ontwikkeling wordt financieel gedekt via een onrendabel investeringskrediet dat is verstrekt ten behoeve van de realisatie van de gezamenlijke huisvesting van het Residentie Orkest, het Nederlands Danstheater, het Koninklijk Conservatorium en Stichting Dans- en Muziekcentrum ter hoogte van € 181,1 mln (18 juli 2013 / RIS 260021).

De ontwikkeling van het Spuiforum valt binnen de gemeentelijke grondexploitatie en is economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 11 maart 2013 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  1. 1. Ministerie van EL&I
  2. 2. Ministerie van Defensie (Domeinen)
  3. 3. Ministerie van BZK, Rijksgebouwendienst
  4. 4. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  5. 5. Provincie Zuid-Holland
  6. 6. Stadsgewest Haaglanden
  7. 7. Hoogheemraadschap van Delfland
  8. 8. Dunea
  9. 9. Politie Haaglanden
  10. 10. Veiligheidsregio Haaglanden, Regionale Brandweer
  11. 11. HTM Infra
  12. 12. Stedin B.V.
  13. 13. TenneT Regio West
  14. 14. N.V. Nederlandse Gasunie
  15. 15. Stichting Haagse Gracht
  16. 16. Het bestuur van de Fietsersbond enfb
  17. 17. P1 Off Street
  18. 18. Kamer van Koophandel
  19. 19. Koninklijke Horeca Nederland
  20. 20. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming
  21. 21. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging
  22. 22. Stichting Haags Milieucentrum
  23. 23. IVN, Vereniging voor Natuur- en Milieu-educatie
  24. 24. Haagse Vogelbescherming
  25. 25. Haags Monumentenplatform
  26. 26. Stichting Vrienden van Den Haag
  27. 27. Bewonersorganisatie Rivierenbuurt/Spuikwartier
  28. 28. Stichting BOOG

Van de onder 7, 10 en 14 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Van de onder 13 genoemde instantie zijn geen eigendommen van hun bedrijf betrokken. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

7. Hoogheemraadschap van Delfland

In het kader van art. 1.3.1 Bro heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp bestemmingsplan Spuikwartier 2013 in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland in een reactie kenbaar te maken of met het voorontwerp bestemmingsplan kan worden ingestemd.


Advies

Het concept geeft ons aanleiding tot het maken van onderstaande opmerkingen. Het betreft de thema's 'Algemeen' en 'Waterkwantiteit'.

Algemeen

Wilt u in de verwijzing naar de Handreiking watertoets aanpassen aan de actuele versie: 'Handreiking watertoets voor gemeenten' (2012). Deze handreiking is te vinden op onze website (www.hhdelfland.nl/watertoets).


Waterkwantiteit

U stelt dat de verharding nauwelijks toeneemt. Wij verzoeken u dat te onderbouwen met een afbeelding van de vigerende plankaart en de betreffende regels. Indien de verharding toeneemt verzoeken wij u om de eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding te compenseren en dit te borgen in de regels en op de verbeelding. Dit is in overeenstemming met de Waterbergingsvisie Den Haag: Bij herinrichting, stedelijke vernieuwing of nieuwbouw zullen alle mogelijke kansen voor het bergen van extra water - op basis van de nieuwe inzichten in het waterbeheer- worden benut in de planvorming, zodat een bijdrage wordt geleverd aan een robuust watersysteem. Als bij nieuwe ontwikkelingen de verharding toeneemt, dan moet extra waterberging worden gegraven." (Waterbergingsvisie Den Haag, Samenvatting blz. 27.) Dit is zeker actueel gezien de recente Doorstroomstudie Den Haag. Gezien de recente Doorstroomstudie Den Haag is het bovendien raadzaam om meer water vast te houden in het verstedelijkt gebied van Den Haag. Wij verzoeken u om bij nieuwe ontwikkeling maatregelen te treffen om regenwater langer vast te houden en zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem.

Reactie

De verwijzing naar de Handreiking watertoets is in het bestemmingsplan aangepast, daarnaast is de tekst van de waterparagraaf hieraan aangepast.

De onderbouwing van de stelling dat de verharding niet of nauwelijks toeneemt zal aan het Hoogheemraadschap worden toegezonden.

10. Veiligheidsregio Haaglanden, Regionale Brandweer

Naar aanleiding van uw verzoek van 11 maart 2013 om advies uit te brengen in het kader van externe veiligheid over het concept ontwerp-bestemmingsplan Spuikwartier 2013, te Den Haag kan ik het volgende berichten. Het plangebied ligt in het centrum van Den Haag en wordt begrensd door de Herengracht, het Koningin Julianaplein, de Rijnstraat, de Schedeldoekshaven, de Ammunitiehaven, het Spui, de Kalvermarkt en de Fluwelen Burgwal. Het bestemmingsplan actualiseert het huidige bestemmingsplan. Daarnaast maakt het bestemmingsplan de realisatie van het 'Spuiforum' mogelijk: een centrum voor muziek, dans, evenementen en ontmoetingen. Hierin worden het Lucent Danstheater, de Dr. Anton Philipszaal en het Koninklijk Conservatorium samengebracht. In het kader van fysieke en externe veiligheid is het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen, zoals :

• Transportroutes gevaarlijke stoffen, inclusief het transport door buisleidingen;

• Inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.

Geconstateerd is dat in de omgeving van het bestemmingsplan geen risicobronnen aanwezig zijn, die een relevante impact op het plangebied kunnen veroorzaken. De bluswatervoorziening is voor dit plan gebied onder normale omstandigheden voldoende. De bereikbaarheid voor de hulpdiensten in de omgeving van het Muzenplein is wel een aandachtspunt in verband met 'pollers' en ' foutparkeerders'. De uitvoering van dit bestemmingsplan zal naar verwachting niet leiden tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis van bovenstaande besloten in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan. Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals de realisatie van het Spuiforum, specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid van de objecten.

Reactie

Bij het bouwplan voor het Spuiforum en de uitvoering daarvan zal specifiek worden gekeken naar de brandveiligheid van de objecten.

14. N.V. Nederlandse Gasunie

Bij e-mailbericht van 11 maart 2013 heeft Gasunie, namens u, het bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Reactie

De vooroverleg-reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

7.2 Inspraak- En Participatieverordening

PM

Bijlagen

Bijlage 1 Monumentale Bomen Den Haag

Bijlage 2 Kaart Monumentale Bomen

Bijlage 3 M.e.r.-beoordeling

Bijlage 4 Bijlage 1 M.e.r.-beoordeling

Bijlage 5 Luchtrapport

Bijlage 6 Akoestisch Rapport

Bijlage 7 Bijlagen En Figuren Milieuonderzoeken

Bijlage 8 Eco-effectscan

Bijlage 9 Rapport Windklimaat

Bijlage 10 Rapport Bezonning

Bijlage 11 Aanvullend Rapport Windklimaat

Bijlage 12 Aanvullend Rapport Bezonning