KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Gemengd - 1
Artikel 5 Gemengd - 2
Artikel 6 Gemengd - 3
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Maatschappelijk-1
Artikel 9 Maatschappelijk-2
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg
Artikel 12 Verkeer - Straat
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsstraat
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen - 1
Artikel 17 Wonen - 2
Artikel 18 Wonen - 3
Artikel 19 Leiding - Gas
Artikel 20 Leiding - Hoogspanning
Artikel 21 Leiding - Riool
Artikel 22 Leiding - Water
Artikel 23 Waarde - Archeologie
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Artikel 26 Algemene Bouwregels
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 31 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
Artikel 33 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Horeca-categorieën
Bijlage 2 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging
Bijlage 3 Nota Parkeernorm Den Haag, Inlegvel Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Cultureel Erfgoed
2.4 Ruimtelijke Structuur
2.5 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Cultureel Erfgoed
3.3 Ruimtelijk Beleid
3.4 Sectoraal Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Inleiding
4.2 Geluid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Bodem
4.6 Flora En Fauna
4.7 Water
4.8 Gebiedsgericht Milieubeleid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Recente Ontwikkelingen
5.3 Nieuwe Ontwikkelingen
5.4 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
5.5 Verantwoording Van Bestemmingen
5.6 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Vooroverleg
7.2 Ter Inzage Legging
Bijlagen
Bijlage 1 Kloosterbuuren: Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Kloosterbuuren: Beoordeling Bodemonderzoeken Dienst Stadsbeheer
Bijlage 3 Kloosterbuuren: Ecologische Quickscan
Bijlage 4 Kloosterbuuren: Jaarrond Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 5 Kloosterbuuren: Watertoets
Bijlage 6 Bezonningsonderzoek
Bijlage 7 Lijst Van Monumentale Bomen 2013

Moerwijk

Bestemmingsplan - gemeente 's-Gravenhage

Vastgesteld op 27-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Moerwijk met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daabij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.9 ambacht/ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.10 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.11 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.14 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.15 bed & breakfast

een voorziening gericht op het – binnen een woning en door de bewoner - bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit aan maximaal vier personen. Onder een 'bed and breakfast' wordt niet verstaan het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.17 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.18 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte.

1.22 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 Bevi:

Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.

1.25 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.26 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.27 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.29 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.30 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.33 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, danwel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzijn indirect, steun vindt in of op de grond.

1.34 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars.

1.35 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.36 dakopbouw:

een vergroting van een gebouw welke een onzelfstandige uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie, en daarvan deel uitmaakt.

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede ondergeschikte horeca als bedoeld in artikel 1.55. Onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan.

1.38 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in personenauto's, motoren, caravans, boten, productiegebonden grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.

1.39 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen, alsmede ondergeschikte horeca als bedoeld in artikel 1.55. onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.

1.40 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.41 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.42 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.43 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 geluidgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit geluidhinder.

1.46 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit geluidhinder.

1.47 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.48 gezondheidszorg

een apotheek, GGD, bloedbank of bloedafnamepunt (prikpost) of daarmee vergelijkbare inrichting.

1.49 grens verschillende hoogten:

een op de verbeelding aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.50 groenvoorziening

parken, plantsoenen, (hout)beplantingen, gazons en bermen die niet behoren tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.

1.51 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.52 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.

1.53 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, noodzakelijk voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst.

1.54 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.55 horeca-inrichting:

  1. a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  2. b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor inrichtingen waar horeca in ondergeschikte zin plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage Staat van Horeca-categorieën bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie Licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away / maaltijdbezorging.
categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Een horecavorm die binnen deze categorie valt is onder andere een restaurant.

categorie zwaar:

Horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.

Horeca-inrichtingen rond de uitgaanskernen Grote Markt, Plein, Spui, Buitenhof en Scheveningen-Bad, kennen vrije openingstijden.

ondergeschikte horeca:

ondergeschikte horeca is op basis van de 'Toekomstvisie Horeca' toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte mits wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden:

  1. 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m2 Bvo;
  2. 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  3. 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  4. 4. de uitstraling van de hoofdfunctie moet behouden blijven.

1.56 hotel en/of pension:

elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.57 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.58 internetcafé / -gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.59 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.60 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.

1.61 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.

1.62 kapverdieping

een in de kap van een gebouw gelegen ruimte, waarvan de vloer niet meer dan 1,20 m. onder de goothoogte ligt, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.63 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.64 kiosk:

een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.

1.65 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.66 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.67 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.68 levensbeschouwelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten en/of samenzijn in het kader van levensbeschouwing.

1.69 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.70 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.71 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.72 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.73 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.74 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.75 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.76 pand

een (deel van een) gebouw met een eigen toegang, welke door de wijze van gebruik als zelfstandige entiteit functioneert.

1.77 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.78 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.

1.79 pergola:

een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.

1.80 perifere detailhandelsbedrijven:

  1. a. bouwmarkten;
  2. b. tuincentra;
  3. c. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2;
  4. d. detailhandel in keukens, sanitair, vloerbedekking, parket, zonwering en tenten, met daarbij passende nevenassortimenten;
  5. e. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
  6. f. detailhandel in volumineuze goederen zoals personenauto's, motoren, caravans, boten, productiegebonden grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.

1.81 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.82 plankaart / verbeelding:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Moerwijk.

1.83 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.84 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.85 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.86 recreatie-inrichting:

een inrichting, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het houden van bijeenkomsten van recreatieve aard of de uitoefening van recreatieve activiteiten, al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, alsmede inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn voor het gebruik door anderen dan de eigenaar of houder. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.87 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.88 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.89 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.90 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.91 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.92 staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, behorende bij dit bestemmingsplan Moerwijk.

1.93 staat van horeca-inrichtingen:

de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan Moerwijk.

1.94 stedelijke groene hoofdstructuur:

de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of Europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.

1.95 straat met doorgaande rijbaan:

doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.

1.96 straathandel

de voor een dag of voor een bepaalde periode met een verkoopinrichting te koop aanbieden en/of verkopen van goederen en/of ter plekke bereide etenswaren, waarbij zich tenminste een bij die verkoop betrokken partijen zich op of aan de weg bevindt.

1.97 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.98 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.99 verenigingsleven

op sociaal, maatschappelijk en/of sportief vlak georienteerde bijeenkomsten en activiteiten.

1.100 verkoopvloeroppervlak (vvo):

de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.

1.101 voorgevelrooilijn:

De voorgevelrooilijn is:

  1. 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. 2. voor andere terreinen dan onder 1:
    1. a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom: de grens van de weg;
    2. b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom: de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.

1.102 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder

1.103 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.104 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.105 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.106 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang); onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.

1.107 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

1.108 woonboot:

een boot/vaartuig, die/dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt of tot woning is bestemd.

1.109 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.

1.110 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.111 zorgtuin

een ruimte waar maximaal 15 personen met een zorg- en/of hulpvraag, met of zonder ABWZ indicatie, onder begeleiding een dagbestedingsactiviteit uitvoeren waarbij het accent van deze activiteiten verband houdt met het telen en kweken van gewassen, al dan niet in de volle grond, het uitvoeren van onderhoud aan bouwwerken ter plaatse en/of creatieve activiteiten zoals schilderen en boetseren.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de verbeelding, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een windturbine:

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:

  1. a. verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg en inclusief ondergeschikte detailhandel;
  2. b. nutsbedrijf;
  3. c. feestzaal

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede detailhandel zoals nader omschreven in lid 3.3.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen(vm)";
  2. b. ter plaatse van de aanduiding als bedoeld onder a is detailhandel toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit, onder dien verstande dat het totale bruto-vloeroppervlakte aan ondergeschikte detailhandel niet meer mag bedragen dan 145 m2.
  3. c. een feestzaal is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding "horeca (h)";
  4. d. ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf mag worden benut ten behoeve van kantoren behorende bij dit bedrijf. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is behoudens een feestzaal, geen andere horeca-inrichting in de categorie 'zwaar' zoals opgenomen in bijgaande Staat van Horeca-categorieën toegestaan;
  6. f. dienstwoningen zijn niet toegestaan;
  7. g. buitenopslag is niet toegestaan;
  8. h. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn.

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

op de begane grond:

  1. a. detailhandel;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. horeca in de 'categorie licht' van de bijgevoegde Staat van Horeca-categorieën;

op de verdiepingen:

  1. d. wonen;


en ter plaatse van de aanduiding:

  1. e. 'horeca tot en met categorie 2' een horecavestiging op de begane grond in de categorie 'middel-zwaar' van de bijgevoegde Staat van Horeca-categorieën;
  2. f. 'horeca tot en met categorie 3' een horecavestiging op de begane grond in de categorie 'zwaar' van de bijgevoegde Staat van Horeca-categorieën.


één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Per winkelgebied (Betje Wolffstraat, Jan Luykenstraat en Heeswijkplein) mag in maximaal 20% van het aantal panden met deze bestemming, op de begane grond een horeca-inrichting in de categorie 'licht' gevestigd worden;
  2. b. horeca-inrichtingen in de categorie 'middel-zwaar' en 'zwaar' aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijven toegestaan, waarbij de categorie-indeling van een vestiging niet verzwaard mag worden;
  3. c. binnen deze bestemming zijn uitsluitend niet zelfstandige kantoren toegestaan;
  4. d. dienstwoningen zijn niet toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.3 onder a voor het toestaan van horeca in de categorie licht van de Staat vanHoreca-categorieën tot een maximum van 30% van het aantal panden binnen deze bestemming per winkelgebied.

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. a. op de begane grond voor bedrijven behorend tot de categorieën A en B van de Staat van bedrijven bijfunctiemenging ;
  2. b. op de begane grond voor dienstverlening;
  3. c. op de verdieping voor wonen;

en op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. 'horeca tot en met categorie 2' een horecavestiging in de categorie 'middel-zwaar' van de bijgevoegde Staat van Horeca-categorieën;
  2. e. 'horeca tot en met categorie 3' een horecavestiging in de categorie 'zwaar' van de bijgevoegde Staatvan Horeca-categorieën;
  3. f. 'kinderdagverblijf' voor jeugd-, kinder- en buitenschoolse opvang.

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. horeca-inrichtingen in de categorie 'middel-zwaar' en 'zwaar' aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijven toegestaan, waarbij de categorie-indeling van een vestiging niet verzwaard mag worden;
  2. b. het totale bruto-vloeroppervlakten behoeve van dienstverlening mag per pand niet meer bedragen dan 100 m2;
  3. c. binnen deze bestemming zijn uitsluitend niet zelfstandige kantoren toegestaan;
  4. d. dienstwoningen zijn niet toegestaan.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 1, opdat niet in de Staat van bedrijven bij functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;
  2. b. lid 1, ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie C uit de Staat van bedrijven bijfunctiemenging, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie.

Artikel 6 Gemengd - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorend tot de categorieën A en B van de Staat van bedrijven bij functiemenging, met uitzondering van:
    1. 1. inrichtingen bedoeld in artikel 41 van het Besluit geluidhinder;
    2. 2. garagebedrijven zoals bedoeld in artikel 4, vijfde lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. onderwijs;
  4. d. levensbeschouwelijke voorzieningen;
  5. e. speel- en sportvoorzieningen;
  6. f. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;


en ter plaatse van de aanduiding:

  1. g. 'horeca tot en met categorie 2' een horecavestiging op de begane grond toegestaan, in de categorie 'middelzwaar' van de bijgevoegde Staat van Horeca-categorieën.
  2. h. 'kinderdagverblijf' tevens voor jeugd-, kinder- en buitenschoolse opvang;
  3. i. 'parkeerterrein' is een parkeerterrein toegestaan

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

In uitzondering op het bepaalde in lid 1:

  1. a. is ter plaatse van de aanduiding 'garage' is een autogaragebedrijf op de begane grond toegestaan;
  2. b. is ter plaatse van de aanduiding (-b) geen andere bedrijven toegestaan dan het leer-werkbedrijf behorende bij de naastgelegen onderwijsinstelling;
  3. c. zijn ter plaatse van de aanduiding (-w) geen woningen toegestaan;
  4. d. is ter plaatse van de functie-aanduiding "horeca middelzwaar" [h afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0022.jpg"2] horeca in de categorie "middelzwaar" toegestaan;
  5. e. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van dienstverlening en bedrijvigheid mag per pand niet meer bedragen dan 500 m2.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 1:

  1. a. opdat niet in de Staat van bedrijven bij functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;
  2. b. opdat ter plaatse van de Guntersteinweg 377 een horecavestiging ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' tevens op de verdieping is toegestaan;
  3. c. ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie C uit de Staat van bedrijven bij functiemenging, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie, en:
    1. 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    2. 2. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorziening, zoals parken, grasvelden, plantsoenen, gazons, bermen en bermsloten;
  2. b. ecologische verbindingszones;
  3. c. fiets- en voetgangersbruggen;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. straatmeubilair;
  8. h. bergingen, ten behoeve van de naast gelegen woonschepen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. i. 'br' ten behoeve van een verkeersbrug voor (gemotoriseerd) verkeer;
  2. j. 'horeca tot en met categorie 2' ten behoeve van een horecavestiging in de categorie 'middel-zwaar' zoals opgenomen in de Staat van Horeca-categorieën;
  3. k. 'maatschappelijk' voor een openlucht buurthuis, inclusief het telen van gewassen;
  4. l. 'openbaar vervoer' tevens voor een trambaan waaronder mede begrepen een keerlus;
  5. m. 'recreatie' tevens voor een zorgtuin, inclusief als ondergeschikte activteit het verkopen en/of leveren van aldaar geproduceerde gewassen, goederen en diensten die verband houden met de zorgtuin;
  6. n. 'specifieke vorm van horeca - kiosk' tevens voor horeca in de categorie licht, zoals bedoeld in de Staat van Horeca-categorieën;
  7. o. 'speelvoorziening' is een geheel verharde, openbare speelvoorziening toegestaan zoals een honkbalveld, een basketbalveld en/of een pannakooi;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder 7.2.1 ten behoeve van het bouwen van kassen buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. 1. deze kassen gesitueerd zijn binnen het gebied met de aanduiding 'recreatie' of 'maatschappelijk';
    2. 2. niet hoger zijn dan 3 meter;
    3. 3. niet meer dan 20% van het totale oppervlak van het perceel aan kassen aanwezig is, met een maximum van 120 m2.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder 7.2.2, zijn buiten het bouwvlak twee parasols met een afmeting van 7 bij 7 meter en een hoogte van maximaal 2,60 meter toegestaan binnen de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2'

Artikel 8 Maatschappelijk-1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bibliotheek;
  2. b. gezondheidszorg;
  3. c. jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang;
  4. d. levensbeschouwelijke voorzieningen
  5. e. peuterspeelzalen
  6. f. onderwijs;
  7. g. dienstverlening;
  8. h. parkeren;
  9. i. speelvoorzieningen;
  10. j. sportvoorzieningen;
  11. k. verenigingsleven;
  12. l. welzijnsvoorzieningen,

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. m. 'wonen' tevens voor wonen ten behoeve van de bestemming.

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van:

  1. a. lid 8.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke. tot een maximum hoogte van 1,5 m;
  2. b. lid 8.2.1, onder c ten behoeve van het verschuiven van de door hoogtegrenzen omkaderde vlakken met maximaal 3 m, met dien verstande dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken ongewijzigd dient te blijven.

8.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Horeca is uitsluitend toegestaan als een aan de hoofdfunctie gerelateerde nevenactiviteit, waarbij:
    1. 1. de openingstijden van horeca gebonden zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
    2. 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.
  2. b. Jeugd-, kinder- en buitenschoolse opvang dient te voldoen aan de criteria genoemd in de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in den Haag' (RIS085329);
  3. c. Jeugd-, kinder- en buitenschoolse opvang dient te voldoen aan de criteria genoemd in de Wet geluidhinder;
  4. d. het vestigen van een andere geluidsgevoelige functie is toegestaan, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt overschreden.

Artikel 9 Maatschappelijk-2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gezondheidszorg;
  2. b. zorginstellingen, waaronder begrepen verzorgingshuizen en verpleeghuizen met inbegrip van aan de bestemming verbonden zelfstandige woningen;
  3. c. parkeren;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. 'kinderdagverblijf' voor een jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Horeca is uitsluitend toegestaan als een aan de hoofdfunctie gerelateerde nevenactiviteit, waarbij:
    1. 1. de openingstijden van horeca gebonden zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
    2. 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.
  2. b. Met de zorg verband houdende functies zoals fysiotherapie, thuiszorg en een activiteitencentrum zijn als ondergeschikte functie toegestaan;
  3. c. Jeugd-, kinder- en buitenschoolse opvang dient te voldoen aan de criteria genoemd in de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in den Haag' (RIS085329);
  4. d. Jeugd-, kinder- en buitenschoolse opvang dient te voldoen aan de criteria genoemd in de Wet geluidhinder;
  5. e. het vestigen van een andere geluidsgevoelige functie is toegestaan, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt overschreden;.

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeren alsmede voor horeca zoals nader omschreven in artikel 10.3.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Aanvullend op de in lid 1 aangegeven bestemmingsomschrijvingen zijn binnen de bij de bestemming behorende bebouwing eveneens welzijnsvoorzieningen, waaronder maatschappelijk, welzijn en verenigingsleven toegestaan;
  2. b. Horeca is uitsluitend toegestaan als een aan de hoofdfunctie gerelateerde nevenactiviteit, waarbij:
    1. 1. de openingstijden van horeca gebonden zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
    2. 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.

Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad;
  2. b. openbaar vervoerstroken en -banen waaronder begrepen een trambaan;
  3. c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  4. d. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  5. e. voet- en fietspaden,

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. f. 'brug' tevens voor een brug ten behoeve van het rail- en/of wegverkeer,

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Verkeer - Straat

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. straten met doorgaande rijbanen;
  2. b. openbaar vervoerstroken- en banen waaronder mede begrepen een trambaan;
  3. c. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  4. d. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  5. e. voet- en fietspaden,

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. f. 'br' ten behoeve van een verkeersbrug voor (gemotoriseerd) verkeer;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. voet- en fietspaden;
  2. b. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. scootmobielbergingen;
  7. g. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  8. h. terrassen ten behoeve van de aangrenzende horecafunctie;

een en ander met de daarbij behorende, bouwwerken geen gebouw zijnde, water en overige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsstraat

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voet- en fietspaden;
  2. b. wegen ten behoeve van de ontsluiting van de buurt;
  3. c. woonerven;
  4. d. groen;
  5. e. scootmobielbergingen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. ongebouwde parkeervoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. h. 'openbaar vervoer' tevens voor een trambaan waaronder mede begrepen een keerlus;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en -wegen;
  2. b. waterberging;
  3. c. oever;
  4. d. vaarweg;
  5. e. vijver;
  6. f. ecologische verbindingszones;
  7. g. steiger;
  8. h. fiets- en voetgangersbruggen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. i. 'br' ten behoeve van een verkeersbrug ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer;
  2. j. 'woonschepenligplaats' tevens voor het gebruik als ligplaats voor woonschepen. Op woonschepen en bijbehorende bouwwerken is de 'Verordening op de Binnenwateren' van de gemeente Den Haag van toepassing;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, voet- en fietspaden, groen en overige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het aantal woonschepen mag niet meer bedragen dan het aantal dat in het aanduidingsvlak op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 16 Wonen - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ongebouwde parkeervoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. c. 'b' op de begane grond tevens voor bedrijven behorend tot de categorieën A en B van de Staat vanbedrijven bij functiemenging;
  2. d. 'parkeergarage' tevens voor een gebouwde parkeervoorziening in maximaal één laag beneden peil;
  3. e. 'nutsvoorziening' tevens voor een nutsvoorziening;
  4. f. 'horeca tot en met categorie 1' tevens voor een horeca-inrichting in de categorie 'licht' zoals op genomen in de Staat van Horeca-categorieën op de begane grond;
  5. g. 'horeca tot en met categorie 3' tevens voor een horeca-inrichting in de cateogrie 'zwaar' zoals opgenomen in de Staat van Horeca-categorieën op de begane grond;
  6. h. 'seksinrichting' voor een seksinrichting op de eerste verdieping op het adres Beatrijsstraat 124,
  7. i. 'dienstverlening' voor dienstverlenende bedrijven zoals bedoeld in artikel 1.39 exclusief de daarin genoemde ondergeschikte horeca;
  8. j. 'detailhandel' ten behoeve van een buurtsuper;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, tuinen, erven, groen, water en overige voorzieningen, zoals de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf .

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. ter plaatse van de1e fase Kloosterbuuren (Middachtenweg-Grovestinstraat-Ekensteinstraat- Raaphorstlaan), is binnen deze bestemming tevens parkeren en verblijfsstraten toegestaan;
  2. b. voor specifieke gebruiksregels voor de seksinrichting aan de Beatrijsstraat 124 wordt verwezen naar artikel 27 onder c.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in artikel 16.1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' tevens horecavestigingen in de categorie 'middel-zwaar' of 'licht' van bijgevoegde Staat van Horeca-categorieën toestaan.

Artikel 17 Wonen - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;


en ter plaatse van de aanduiding:

  1. b. 'bedrijf' tevens voor bedrijfsmatige activiteiten behorend tot de categorieën A en B van bijgevoegde Staat van bedrijven bij functiemenging;
  2. c. 'bedrijf tot en met categorie 1' tevens voor een taxibedrijf;
  3. d. 'detailhandel' tevens voor detailhandel en dienstverlening;
  4. e. 'garagebox' uitsluitend voor garageboxen ten behoeve van de stalling van voertuigen of het gebruik als berging;
  5. f. 'gemengd' tevens voor dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid, bibliotheek, welzijnsvoorzieningen m.u.v. peuterspeelzalen en kindercentra;
  6. g. 'horeca tot en met categorie 1' voor een horeca-inrichting in de categorie licht zoals bedoeld in de Staat van Horeca-categorieën
  7. h. 'horeca tot en met categorie 2' tevens voor een horeca-inrichting in de categorie middel-zwaar zoals bedoeld in de Staat van Horeca-categorieën;
  8. i. 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke functies waaronder wordt verstaan gezondheidszorg, praktijkruimten, kinderopvang, dienstverlening, verenigingsleven en welzijnsinstellingen;
  9. j. 'kinderdagverblijf' tevens voor jeugd-, kinder- en buitenschoolse opvang;
  10. k. 'nutsvoorziening' tevens voor een nutsvoorziening;
  11. l. 'parkeren' ten behoeve van een ongebouwde parkeervoorziening;
  12. m. 'parkeergarage' tevens voor een gebouwde parkeervoorziening in maximaal één laag beneden peil;
  13. n. 'praktijkruimte' tevens voor een dierenkliniek op de begane grond en 1e verdieping;


één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, tuinen, erven en overige voorzieningen, zoals de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf .

17.2 Bouwregels

17.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. de functies bedrijf, bedrijf tot en met categorie 1, detailhandel, gemengde doeleinden, horeca tot en met categorie 1 of categorie 2, maatschappelijk en kinderdagverblijf zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond;
  2. b. jeugd-, kinder- en buitenschoolse opvang dient te voldoen aan de criteria genoemd in de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' (RIS085329);
  3. c. jeugd-, kinder- en buitenschoolse opvang dient te voldoen aan de criteria genoemd in de Wet geluidhinder.

Artikel 18 Wonen - 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen,

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. b. 'gemengd' tevens voor kantoren, dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid en welzijnsvoorzieningen m.u.v. peuterspeelzalen en kindercentra;

een en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, parkeren, verblijfstraten, water en overige voorzieningen, zoals de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf .

18.2 Bouwregels

18.3 specifieke bouwregels

  1. a. de oppervlakte aan aan- en bijgebouwen zijn uitgezonderd van het op de verbeelding aangegeven maximale bebouwingspercentage.

18.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. De totale bruto-vloeroppervlakte ten behoeve van kantoren mag per pand niet meer bedragen dan 100 m2.

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

  1. 1. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding;
  2. 2. In geval van strijdigheid van regels met de regels van de samenvallende bestemmingen, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Gas' als bedoeld in artikel 19.1 gelden de volgende regels:

  1. 1. ten dienste van de bedoelde leiding(en) mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  2. 2. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan;

19.3 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid twee, onder 2, voor het bouwen overeenkomstig en met inachtneming van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en hiertoe vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
  2. 2. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    4. 4. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
    5. 5. het permanent opslaan van goederen;
    6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  2. b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    1. 1. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    2. 2. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    3. 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  4. d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3, onder c, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 20 Leiding - Hoogspanning

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een:

  1. a. ondergrondse hoogspanningsleiding,

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

  1. a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten en hoogspanningsmasten toegestaan;
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van:

  1. a. het bepaalde in 20.2 sub b onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen van gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leiding;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    4. 4. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
    5. 5. het permanent opslaan van goederen;
    6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    7. 7. het aanleggen van kabels en leidingen.
  2. b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    1. 1. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemmingen betreffen;
    2. 2. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    3. 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het ter inzage leggen van de ontwerpverordening en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  4. d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4, onder c, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 21 Leiding - Riool

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Riool' als bedoeld in lid 21.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van:

  1. a. het bepaalde in lid 21.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, de hieronder te noemen werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het roeren, ontginnen, verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van de grond, of het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    4. 4. het aanleggen van drainage;
    5. 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
    6. 6. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    7. 7. het aanleggen van dijken of andere taluds, dan wel het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
    8. 8. het aanleggen van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behalve indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
    9. 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    10. 10. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    11. 11. het permanent opslaan van goederen.
  2. b. De onder a. genoemde verboden gelden niet voor werken en werkzaamheden indien:
    1. 1. deze noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de leiding en de belemmeringenstrook;
    2. 2. deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het bestemmingsplan is bestemd;
    3. 3. deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen krachtens een verleende vergunning.
  3. c. De onder a. genoemde bouwwerken of werken zijn slechts toelaatbaar indien:
    1. 1. deze geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. deze geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Artikel 22 Leiding - Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterleiding met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Water' als bedoeld in lid 22.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van:

  1. a. het bepaalde in lid 22.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, de hieronder te noemen werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het roeren, ontginnen, verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van de grond, of het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    4. 4. het aanleggen van drainage;
    5. 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
    6. 6. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    7. 7. het aanleggen van dijken of andere taluds, dan wel het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
    8. 8. het aanleggen van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behalve indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
    9. 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    10. 10. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    11. 11. het permanent opslaan van goederen.
  2. b. De onder a. genoemde verboden gelden niet voor werken en werkzaamheden indien:
    1. 1. deze noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de leiding en de belemmeringenstrook;
    2. 2. deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het bestemmingsplan is bestemd;
    3. 3. deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen krachtens een verleende vergunning.
  3. c. De onder a. genoemde bouwwerken of werken zijn slechts toelaatbaar indien:
    1. 1. deze geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. deze geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Artikel 23 Waarde - Archeologie

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in lid 23.1, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

23.3 Nadere eisen-regeling

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  1. a. het archeologisch onderzoek;
  2. b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de waterkering, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 onder b onder voorwaarden dat:

  1. a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
  2. b. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  3. c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
  1. 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
  2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  4. 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
  5. 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  6. 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
  7. 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen.
  1. b. de onder a genoemde verboden gelden niet:
  1. 1. indien en voor zover de in artikel 24.1 genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
  2. 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
  3. 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen krachtens een verleende vergunning.
  1. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
  1. 1. geen ingrijpende beletselen teweegbrengen voor een doelmatig gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. 2. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  3. 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene Bouwregels

  1. a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  2. b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 m boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld bevinden;
  3. c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  4. d. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  5. e. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  6. f. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen - zoals transformatorhuisjes, elektricitieitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer - met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximaal bruto-vloeroppervlak tot 15 m2, zijn toegestaan;
  7. g. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 m en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  8. h. bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
  1. 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
  2. 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen;
  1. i. binnen de van dit plan deel uitmakende gronden is straatmeubilair toegestaan;
  2. j. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
    2. 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt;
  3. k. bij het realiseren van bestemmingen volgens dit bestemmingsplan dienen de Wet geluidhinder, het Haags ontheffingenbeleid (Ris 20405) in acht te worden genomen;
  4. l. bij hoofdgebouwen moeten bestaande opgangen op straatniveau naar hoger gelegen verdiepingen, gehandhaafd blijven, tenzij de toegankelijkheid op een andere manier verzekerd is.

Artikel 27 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    1. 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    2. 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  2. b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' [si] geldt ten aanzien van het gebruik als seksinrichting dat:
    1. 1. het gebruik niet mag worden vergroot ten opzichte van de omvang die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
    2. 2. het gebruik als seksinrichting niet mag worden hervat indien het gebruik langer dan een jaar is onderbroken;
  4. d. Tenzij in de regels anders is bepaald, is een webwinkel alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt;
  5. e. Straathandel is met inachtneming van het gestelde in de Straathandelsverordening toegestaan.

Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels

28.1 Waterstaat - beschermingszone

  1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de waterstaatkundige werken, een en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
  2. 2. Voor het bouwen binnen de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' gelden de volgende regels:
    1. a. ten dienste van het behoud van de waterkering zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
    2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in uitzondering op het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
  3. 3. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 2, b, onder de voorwaarde dat:
    1. a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
    2. b. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
    3. c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

28.2 Veiligheidszone - lpg

  1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – lpg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen die hoofdzakelijk gericht zijn op het langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen, vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.
  2. 2. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi' mogen uitsluitend kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd indien daarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen voor het groepsrisico.
  3. 3. Burgemeester en wethouders zijn in dat verband bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van vluchtwegen.

28.3 Zone overig - ecologische verbindingszone

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'zone overig - ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor het in stand houden of stimuleren van natuurlijke waarden.

Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels

29.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentage met maximaal 10%;
  2. b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 m;
  3. c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  4. d. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  5. e. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2.

29.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. de vestiging van een horeca-inrichting in een andere categorie ter plaatse van de aanduiding [h<...] en/of bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Daarbij kan advies worden ingewonnen van de toetsingscommissie horeca;
  2. b. de vestiging en exploitatie van detailhandel in (consumenten)vuurwerk met de daarbij behorende opslag ter plaatse van de bestemming detailhandel, met dien verstande dat:
    1. 1. de opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 kg;
    2. 2. het totaal aantal vestigingen in Den Haag met een toegestane opslag tot 1.000 kg niet meer mag bedragen dan 68 en het totaal aantal vestigingen in het stadsdeel Escamp niet meer mag bedragen dan 12;
    3. 3. voordat het afwijken wordt toegestaan, wordt advies ingewonnen bij de brandweer;
  3. c. de vestiging of uitbreiding van een seksinrichting indien:
    1. 1. er sprake is van uitbreiding van de vloeroppervlakte van de bestaande, rechtmatig gevestigde seksinrichting vanwege wettelijke eisen in verband met de bedrijfsvoering of wanneer er sprake is van concentratie van activiteiten van meerdere locaties in de gemeente Den Haag;
    2. 2. bij verplaatsing van een locatie binnen de gemeente Den haag, in het geval de nieuwe locatie qua leefomgeving ten opzichte van de oude locatie beter geschikt is;
    3. 3. bij concentratie of verplaatsing er geen uitbreiding van de brutovloeroppervlakte plaatsvindt;
  4. d. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    1. 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    2. 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
    3. 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
  5. e. het bepaalde in artikel 27 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

29.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan.
  2. b. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, openbare speelvoorzieningen, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  3. c. bouwwerken ten behoeve van veiligheidvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers;
  4. d. één mast of soortgelijk bouwwerk per erf, met een maximale hoogte van zes meter;
  5. e. buitentrappen, liftschachten, loopbruggen en andere voor de toegankelijkheid van gebouwen noodzakelijke constructies.

29.4 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen afwijkingen worden niet toegestaan indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels

30.1 Wijzigen Waarde - archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de van dit plan deel uitmakende gronden met de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" te wijzigen door middel van het laten vervallen van deze dubbelbestemming indien door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden of verwachtingen (meer) aanwezig zijn.

30.2 Wijziging functieaanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot wijziging van het plan, in die zin dat een functieaanduiding horeca van de digitale verbeelding kan worden verplaatst of verwijderd, indien:

  1. a. het gebruik ten behoeve waarvan de functieaanduiding was opgenomen, voor ten minste één jaar is onderbroken;
  2. b. het gebruik ten behoeve waarvan de functieaanduiding was opgenomen, is beëindigd doordat het pand voor de toegestane bestemming wordt gebruikt;
  3. c. het gebruik ten behoeve waarvan de functieaanduiding is opgenomen, vanuit het woon- en leefmilieu ter plaatse niet langer aanvaardbaar wordt geacht;
  4. d. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, dienen de in artikel 31 opgenomen procedureregels gevolgd te worden.

Artikel 31 Algemene Procedureregels

31.1 Algemene procedureregels

  1. a. Het ontwerp van het plan tot wijziging ligt gedurende zes weken ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in het "Gemeenteblad" dat door de gemeente wordt uitgegeven (zie: www.denhaag.nl) en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a. genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp;
  4. d. burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Moerwijk.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Horeca-categorieën

Bijlage 2 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging

Bijlage 3 Nota Parkeernorm Den Haag, Inlegvel Parkeernormen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

In de 'Nota Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' is vastgelegd, dat de komende jaren een actualisering plaatsvindt van een groot aantal verouderde bestemmingsplannen. Deze nota is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 december 2006. De actualiseringsslag vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro). In de Wro is vastgelegd dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt en dat deze bestemmingsplannen eens in de tien jaar moeten worden geactualiseerd (art. 3.1 Wro).

Voor het grootste deel van het plangebied geldt nu nog het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan Moerwijk" uit 1953 en betreft een verordening met kaart. Vanwege het verouderde en ontoereikende juridisch-planologisch kader, is aan dit herzieningsplan een hoge prioriteit toegekend. Het geactualiseerde bestemmingsplan Moerwijk maakt op beperkte schaal ook nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan

Doel van dit bestemmingsplan is om een actueel juridisch-planologisch kader te bieden waarmee een goed beheer van het plangebied mogelijk wordt. De bestaande situatie vormt daarbij het vertrekpunt. De karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Het bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is en voor het beheer ervan in de toekomst. Voor aanbouwen en verbouwingen aan woningen wordt een concreet toetsingskader voor omgevingsvergunningen en handhavingszaken gecreëerd. Met dit bestemmingsplan wordt tegemoet gekomen aan de verdichtingsopgave waarvoor de gemeente Den Haag zich gesteld ziet door het opnemen van een dakopbouwenregeling, het direct planologisch mogelijk maken van één beperkte woningbouwontwikkeling en indirect door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk maken van een tweede beperkte woningbouwmogelijkheid.

1.3 Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied ligt in Den Haag-Zuidwest en in het stadsdeel Escamp. Den Haag-Zuidwest is als grote stadsuitbreiding van Den Haag in de wederopbouwperiode in de tweede helft van de 20e eeuw gerealiseerd. Onderstaande afbeelding bevat een weergave van de ligging van Den Haag-Zuidwest in de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0001.png"

kaart 1: Ligging Den Haag-Zuidwest

Onderstaande afbeelding bevat een weergave van de wijkindeling in Den Haag-zuidwest. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de wijk Moerwijk. De begrenzing van het plangebied wordt vanaf het noordwesten met de klok mee gevormd door de Melis Stokelaan, Moerweg, Troelstrakade, het spoorwegtraject, de gemeentegrens en de Loevesteinlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0002.png"

kaart 2: Wijkindeling Den Haag-Zuidwest

1.4 Geldende Planologische Regelingen

1.4.1 Vigerende bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Moerwijk vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd
Verordening nr. 11A en B en toelichtende beschrijving van Uitbreidingsplan Moerwijk
1e ged. herziening uitbreidingsplan Moerwijk
1e wijziging uitbreidingsplan Moerwijk
2e wijziging uitbreidingplan Moerwijk
2e ged. herziening uitbreidingsplan Moerwijk
3e wijziging uitbreidingsplan Moerwijk
3e ged. herziening uitbreidingsplan Moerwijk
27 april 1953

3 september 1956
26 maart 1957
10 maart 1959
9 april 1959
24 juni 1960
25 september 1961
29 september 1953

25 februari 1957
3 juli 1957

10 augustus 1959
15 september 1960
Uitbreidingsplan Rustenburg-Oostbroek 24 januari 1927 17 september 1928
Uitbreidingsplan Morgenstond 18 april 1950
Uitbreidingsplan Morgenstond, afwijkingsbesluit 8 september 1955 1 december 1955
Uitbreidingsplan Berlage 1911

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  1. a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  2. b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  3. c. Parapluherziening Archeologie. De parapluherziening heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming ‘Waarde (archeologie)’ toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan bouwvergunning.

De wijze waarop bestemmingsplan Moerwijk het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk 5.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Moerwijk aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande (en de te ontwikkelen) situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Moerwijk ligt op de grens van drie polders: de Noordpolder ('t Noordblok), de voormalige Oost-Escamppolder en de Wippolder. De Moerweg (Westerbeek of Lange Laak) en de Erasmusweg (Molensloot of Korte Laak) vormen de grenzen tussen deze polders. Om kosten te besparen is het gebied niet ontpolderd. Kenmerkend voor Moerwijk is het royale groen. De waterpartijen en de brede singels dragen aan die uitstraling bij.

Het oudste deel van Moerwijk is grotendeels tot stand gekomen op basis van het 'Plan Moerweg' van de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting uit 1930. De geplande arbeiderswijk ten westen van het Laakkanaal kreeg een Berlagiaanse opzet van hoge gesloten randbebouwing en lagere bebouwing rond binnenpleinen. Bij de uitvoering zijn wijzigingen in het plan aangebracht: de bebouwing werd verdicht ten koste van de binnenruimten, de geplande HTM-remise verviel en er kwamen meer hoekwinkels. Drie woningcorporaties -Beter Wonen, Patrimonium en Luctor et Emergo- bouwden hier. In 1933 waren de eerste huizen gebouwd. Door de economische crisis stagneerde de bouw vanaf 1935. Het deel ten noorden van de Melis Stokelaan kwam grotendeels nog voor 1940 gereed; ten zuiden van deze laan was veel minder gerealiseerd (Esmoreitplein).

Na de oorlog startte men met de voltooiing van het vooroorlogse deel van Moerwijk en de aanleg van straten in het naoologse deel van Moerwijk volgens het vooroorlogse plan. Deze bebouwing kwam echter tot stand volgens een plan van W.M. Dudok uit 1949, evenals de stedenbouwkundige opzet van de zuidwestelijke delen van Moerwijk. De bestaande buurten ( voor 1940) zouden daarbij aangesloten worden op de te ontwerpen hoofdwegenstructuur van de stad. Voor het midden van de jaren vijftig was de wijk vrijwel voltooid. Eind jaren zestig werden twee gebouwen van veertien verdiepingen aan het Erasmusplein gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0003.jpg"

Weldamstraat, Moerwijk Oost

Het naoorlogse deel van Moerwijk is onderdeel van het gebied Den Haag-Zuidwest. Dit hele gebied kwam tot stand in de zogenaamde 'wederopbouwperiode'. In deze periode na de tweede wereldoorlog werden 30.000 woningen voor zo'n 100.000 inwoners gebouwd. De oorspronkelijke structuurvisie voor Zuidwest is gemaakt door Dudok, die in 1943 Berlage opvolgde als stedenbouwkundig adviseur van de gemeente Den Haag. In 1949 presenteerde Dudok zijn Structuurplan voor Groot 's-Gravenhage. De basis voor dit structuurplan vormde de wegenstructuur, een stelsel van zeer brede verkeerswegen die aansloten op de belangrijkstedoorgaande routes.De lineaire structuur van Den Haag met lange verkeerswegen parallel aan de kust zette Dudok in het Zuidwestelijke stadsdeel voort. Als scheiding tussen de woonwijken waren brede groene stroken gedacht, die samen met de bestaande groengebieden één groot groensysteem vormden. Een grote verdienste van Dudok was dat hij de uitbreidingsplannen voor Zuidwest grotendeels liet aansluiten bij de bestaande wegenstructuur en de verkaveling van de polders, hierdoor was het mogelijk iedere nieuwe buurt binnen korte tijd bouwrijp te maken.

Den Haag-Zuidwest, dat het grootste aaneengesloten, naoorlogse stadsdeel van Nederland zou gaan vormen, is gebouwd tussen 1950 en circa 1967. De nieuwe wijken moesten voldoen aan nieuwe inzichten op het gebied van stedenbouw en volkshuisvesting. De opzet van de woonwijken werd ruimer, opener en groener in vergelijking met vooroorlogse stadsuitbreidingen. Ook de kwaliteit van de woningen ging met grote sprongen vooruit. De woningen werden breder en minder diep, zodat in meer vertrekken daglicht kon toetreden. De typische Haagse portiekwoning, met open portiek vanaf de straat, maakte plaats voor etagebouw met afgesloten trappenhuizen en bergingen in de onderbouw . Bouwblokken werden geopend en kregen gemeenschappelijke tuinen waarin voor individuele tuinen, schuurtjes en schuttingen geen plaats meer was.

In de wijken van Zuidwest is een ontwikkeling in de verhoudingen tussen architectuur en stedenbouw te zien. In Moerwijk is de straat met gesloten wand niet meer het ordenend principe maar de wooneenheid. De woongebouwen worden niet meer ingezet om straatwanden te vormen maar oriëntatie op de zon en ruimtelijke geleding krijgen voorrang. Door gestapelde bouw en eengezinswoningen in reperteerbare eenheid in afwisselende stroken samen te voegen ontstaat een ruimtelijk onbegrensde stempel. Door herhaling van deze stempels ontstaan bebouwingsvelden, waarin de stedelijke ruimte onbepaald raakt. Bijna alle gebouwen zijn 3 of 4 lagen hoog. De gemeente wilde geen eengezinswoningen bouwen in verband met schaarse grond. Hoger bouwen was financieel niet rendabel, omdat er dan weer liften nodig waren.

Na de bouw van Den Haag-Zuidwest voltrekt zich een geleidelijke verandering in de wijken. De kinderen van de gezinnen verlaten het ouderlijke huis en daarmee komen de collectieve ruimten er verlaten bij te liggen. Door de komst van de auto en telefoon worden afstanden minder belangrijk en treedt schaalvergroting op. De buurt is niet langer de maat der dingen. In de laatste fase trekken ook de bewoners van het eerste uur langzaam weg. In de goedkope huizen komen Hagenaars met lage inkomens en opnieuw kinderen. De huizen zijn hiervoor eigenlijk te klein en dit conflicteert met de rust die de ouderen juist wensen. Sinds de jaren '80 wordt deze verandering onderkend en worden maatregelen genomen.

2.3 Cultureel Erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitnmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historsch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Moerwijk aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied Moerwijk is onderzoek verricht naar de cultuur historische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen:

2.3.2 Archeologie

2.4 Ruimtelijke Structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

Moerwijk neemt in het palet van wijken van Den Haag Zuidwest een bijzondere plaats in. De verdeling in 4 buurten is relatief klassiek van opzet. De invullingen hebben echter een typisch naoorlogs idioom: (half-)open strokenverkavelingen domineren de opzet. Dit was het resultaat van het debat, dat op dat moment door architecten en stedenbouwkundigen werd gevoerd met als hoofdthema de 'wijkgedachte', die als onmisbaar gegeven voor de uitbreiding van de stad werd gezien: een structurele opbouw van gezin tot buurt, van buurt tot wijk, van wijk tot stadsdeel en van stadsdeel tot stad. De wijk speelde in deze filosofie een cruciale rol. Deze moest dusdanig zijn opgebouwd dat een levendige volksgemeenschap mogelijk werd gemaakt. Dudok kende de discussie, maar was toch enigszins sceptisch. Desondanks groeide Moerwijk uit tot één van de schoolvoorbeelden van het vroeg-naoorlogse gemeenschapsleven. De open structuur en de gemeenschappelijke tuinen zijn hier een typisch uitvloeisel van. De bebouwing wordt gedomineerd door flats in 3 of 4 lagen – 88% van de voorraad – aangevuld met wat portiekwoningen en beneden-/bovenwoningen. Bijzonder zijn de open ruimtes in de centra van de wijken West, Noord en Oost, waaraan het voorzieningenprogramma is gekoppeld. In Oost is dat het Heeswijkplein. In Zuid zijn er twee van dat soort plekken, echter minder open dan in de andere buurten. De eerste is de zogenaamde kloosterlocatie aan de Grovestinstraat, waar de kerk met bijbehorende klooster en een paar schoolgebouwen om een soort binnenplein zij gegroepeerd. De tweede plek is het Westhovenplein met een groot schoolgebouw, een wijkcentrum en een strip, waar ruimte is gecreëerd voor voorzieningen en bedrijven met daarboven appartementen.

In het plangebied zijn enkele gebouwencomplexen aangewezen als gemeentelijk monument. Zie ook paragraaf 2.3.1.3.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur

Openbaar Vervoer

De ontsluiting van de wijk met openbaar vervoer is voorzien met verschillende buslijnen en tramlijnen 9 en 16. Daarnaast is ook NS station Moerwijk gelegen aan de rand van gebied. Vanaf station Moerwijk rijden stoptreinen naar Delft en Rotterdam en naar Den Haag HS. Vanuit Den Haag Hollands Spoor rijden enkele stoptreinen door naar Den Haag Centraal en naar Leiden.

Tramlijn 9 verbindt de wijk Belgisch Park in stadsdeel Scheveningen via het Kurhaus, door het centrum van Den Haag, via NS-stations Centraal en Hollands Spoor met de wijk Vrederust. Deze tram rijdt over de in dit plangebied gelegen Fruitweg en Melis Stokelaan. Lijn 9 is onderdeel van het Actieprogramma Regionaal OV van het Rijk met als doel kwaliteitsverbetering en capaciteitsverhoging van lijn 9. In dat kader zijn er diverse veranderingen doorgevoerd op deze lijn waardoor de tram langere tijd een aangepaste route reedt. Onlangs is de Melis Stokelaan heringericht en per 6 januari 2014 is de vernieuwde trambaan in gebruik genomen.

Tramlijn 16 rijdt over de Erasmusweg en verbindt Wateringseveld met het centrum van Den Haag en NS station Den Haag Centraal, via Laak en NS station Den Haag HS. Bij de stations Den Haag HS en Den Haag Centraal kan overgestapt worden op een groot aantal andere tramlijnen en buslijnen. Hierdoor is een groot gedeelte van de stad bereikbaar. Daarnaast verbindt de tramlijn het winkelcentrum Leyweg met de wijk Wateringseveld. Tramlijn 16 heeft haltes bij NS Station Moerwijk, het Heeswijkplein, Erasmusplein (Middachtenweg), Geysterenweg, Remmersteinstraat en Hardenbroekstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0005.jpg"

Over de Loevesteinlaan rijdt buslijn 23 van de HTM, deze lijn heeft een halte bij de Cannenburglaan. Buslijn 23 is een lange lijn en doet een groot gedeelte van de stad aan. Lijn 23 rijdt van Kijkduin naar Duindorp en vice versa via het Leyenburg Ziekenhuis/ OV-knoop Leyweg, winkelcentrum Leyweg, Moerwijk, Rijswijk, Voorburg, Bezuidenhout, Benoordenhout en Scheveningen. Bij de OV-knoop Leyweg kan overgestapt worden op verschillende bus- en tramlijnen naar onder andere het Westland. Ook op andere haltes is overstappen mogelijk.

Ook buslijn 26 ontsluit Moerwijk, deze buslijn heeft een halte bij station Den Haag Moerwijk. Buslijn 26 verbindt Kijkduin met het NS station Voorburg. Vanuit station Voorburg kan onder andere overgestapt worden op de stoptrein naar Zoetermeer en Gouda. Buslijn 26 verbindt Moerwijk verder met het Leyenburg Ziekenhuis/ OV-knoop, Rustenburg Oostbroek, Laak, NS station Den Haag HS en bedrijventerrein De Binckhorst.

Tenslotte doet ook buslijn 130 Moerwijk aan. Deze lijn heeft haltes bij het Erasmusplein en de Guntersteinweg. Buslijn 130 rijdt van de Grote Markt in het centrum van Den Haag via de Schildersbuurt, Transvaal en Rijswijk naar Delft.

Autoverkeer

Moerwijk Zuid en Oost worden voor het autoverkeer ontsloten via de Erasmusweg, Middachtenweg en de Loevesteinlaan/Schaapweg. De Middachtenweg en de Loevesteinlaan/Schaapweg ontsluiten de twee wijken via Rijswijk naar de A4. De Erasmusweg is de belangrijkste verbinding naar het centrum van Den Haag, het bedrijventerrein De Binckhorst en naar de Lozerlaan.

De Middachtenweg maakt deel uit van de regionale route tussen Den Haag en Delft en is een belangrijke ontsluitingsweg voor Den Haag Zuidwest en Rijswijk. Het is, naast de Wippolderlaan, A12, N14 en het toekomstige Trekvliettracé, één van de vijf inprikkers van Den Haag.

De Erasmusweg maakt samen met de Neherkade deel uit van de stedelijke as en is zowel voor de ontsluiting van Den Haag Zuidwest als bedrijventerrein De Binckhorst een belangrijke weg. Daarnaast vormen de Erasmusweg en de Neherkade een belangrijke schakel in de verbinding van het Westland met het Centrum van Den Haag.

Langzaamverkeer

De Middachtenweg, Geysterenweg/Guntersteinweg, Erasmusweg en Loevesteinlaan/Schaapweg maken deel uit van het hoofdroutenetwerk voor de fiets. De laatste twee wegen hebben vrijliggende fietspaden. Op de Middachtenweg moet deels gebruik worden gemaakt van de parallelweg. Daar zijn namelijk enkele jaren geleden de vrijliggende fietspaden verdwenen vanwege toenemende wortelopdruk van de bomen.

De Geysterenweg/Guntersteinweg en Erasmusweg maken deel uit van het sterroute netwerk.

Voor voetgangers zijn geen specifieke voorzieningen in het gebied aanwezig. Er zijn wel plannen om voetgangersverbindingen naar het Park Overvoorde in Rijswijk aan te leggen. Langs alle wegen zijn trottoirs aanwezig zodat voetgangers de voorzieningen en openbaar vervoer haltes in het gebied kunnen bereiken.

Parkeren

Het parkeren vindt momenteel grotendeels plaats op openbare straat.

2.4.3 Water en groenstructuur

De water- en groenstructuur van Moerwijk wordt bepaald door de waterlopen en bijbehorende taluds met bomen op de Erasmusweg en de Moerweg.

Een tweetal groene assen op wijkniveau worden gevormd door de:

  • Rhijnvis Feithlaan met aansluitend de Jan Luykenlaan en van Maerlantlaan. In deze ader liggen ook de sportterreinen van Moerwijk.
  • van Cannenburglaan - Westhovenplein - Raaphorstlaan in het zuidoostelijk deel van de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0006.png"

Groenstructuur Moerwijk

2.4.4 Bodem

Binnen het plangebied bestaat de bodem uit klei en veen, afgewisseld met zand (zie ook paragraaf 2.3.2.1). De kwaliteit van de bodem en eventueel aanwezige verontreiniging komt in hoofdstuk 4 aan de orde.

2.4.5 Kabels en leidingen

Onder de Melis Stokelaan ligt een persleiding van het Hoogheemraadschap. Onder (delen van) de Fruitweg, Troelstrakade, Van Ruysbroekstraat, Erasmusweg en de Loevesteinlaan ligt een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding. Buiten de voornoemde leidingen zijn er binnen het plangebied geen planologisch relevante kabels of leidingen aanwezig.

2.5 Functionele Structuur

2.5.1 Bedrijven

In Moerwijk is de woonfunctie zeer dominant: 80% van het bruto vloeroppervlak wordt in beslag genomen door wonen. Over het algemeen is de gemiddelde omvang van de bedrijven klein. Zoals genoemd zijn ook in de voormalige winkelstrips enkele kleinschalige bedrijfjes gevestigd. Het merendeel van de bedrijven bevindt zich in de sector commerciële consumentverzorgende en zakelijke dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid en opslag. Deze bedrijven zijn met name lokaal verzorgend van aard en voor hun inkomsten vooral afhankelijk van de lokale bevolking.

In Den Haag Zuidwest is tussen 1980 en 1993 gestart met het omvormen van niet meer levensvatbare winkelstrips naar bedrijvenstrips. Hiermee liep en loopt Den Haag ver vooruit op ander steden. Winkels zijn actief uitgeplaatst, waardoor Den Haag in tegenstelling tot andere grote steden nauwelijks problemen kent met verpauperde winkelstrips. Deze strips behoren dan ook al langere tijd niet meer tot de hoofdwinkelstructuur.

In Moerwijk zijn in termen van bedrijvigheid een aantal belangrijke locaties die bijdragen aan de wijkeconomie in Den Haag Zuidwest. Dit zijn de verzamelgebouwen:

  • Hart van Moerwijk aan de Guntersteinweg en
  • de Kazerne aan de Erasmusweg.

Verder komen er in het plangebied nog solitaire bedrijven voor aan o.a. van Baerlestraat en Zijpendalstraat.

2.5.2 Cultuur en Ontspanning

In Moerwijk zijn geen vestigingen met betrekking tot cultuur en onspanning.

2.5.3 Detailhandel

Het oorspronkelijke ontwerp van Zuidwest voorzag in een fijnmazige detailhandelsstructuur. Maar door afname van het bestedingsniveau en door krimp van de bevolkingsomvang, was deze structuur niet meer passend. De algemene trend naar schaalvergroting, de toenemende concurrentie en het streven naar meer efficiency in de bedrijfsvoering heeft geleid tot minder winkelgebieden. Sinds 1985 wordt gewerkt aan de modernisering van het winkelbestand, het verbeteren van de koopkrachtbinding en het tegengaan van de overbewinkeling. Voor de detailhandelsstructuur van Zuidwest is gekozen voor een heldere opbouw van de winkelstructuur: één stadsdeelcentrum ondersteund door twee wijk- en drie buurtcentra De winkelcentra zijn geografisch evenwichtig verspreid over Zuidwest. Net buiten het plangebied ligt het stadsdeelcentrum Leyweg.

Het centrale wijkcentrum van Moerwijk-oost is gelegen aan het Heeswijkplein en voor het westelijk deel van Moerwijk aan de Betje Wolffstraat. De winkelcentra's hebben voornamelijk aanbod in de dagelijkse branches en daarnaast wat aanverwante dienstverlening zoals kappers en een stomerij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0007.jpg"

Hoofdwinkelstructiiur: Heeswijkplein

In de Jan Luykenlaan en de aansluitende Van Baerlestraat is nog een kleine concentratie met een menging van detailhandel, dienstverlening, horeca, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen aanwezig.

Aan de Loevesteinlaan is onder de woonbebouwing een kleine winkelstrip aanwezig waarin ondermeer twee horecagelegenheden en een aantal winkels in de niet dagelijkse levensbehoefte is gevestigd.

In het noord-oosten van het plangebied zien we nog de van oudsher aanwezige winkels op hoeken van straten al zijn ze ook in dat gebied in de loop van de tijd in aantal verminderd.

2.5.4 Dienstverlening

In het plangebied zijn zowel in de winkelcentra's als daarbuiten verspreid dienstverlenende bedrijven aanwezig.

2.5.5 Horeca

In de wijk zijn enkele restaurants, zeven snackbars en zo'n 12 cafe's gevestigd, allen op de begane grond. In buurthuis 'Hart van Moerwijk' aan de Gunterstynweg is een restaurant op de derde verdieping aanwezig. Toch overheerst het woonklimaat en is het aantal horecavestigingen relatief laag.

2.5.6 Kantoren

Er zijn binnen het plangebied geen kantoren van betekenis aanwezig. De aanwezige kantoorruimten zijn kleine vestigingen tot < 250m2.

2.5.7 Maatschappelijk

De vergrijzing en vermindering van de woningbezetting heeft een duidelijke invloed op de voorzieningenstructuur in Moerwijk. Er ontstaat een overmaat aan scholen, kerken, wijkcentra's en verenigingsgebouwen en sport- en speelterreinen in de wijk.

2.5.8 Sport en recreatie

Den Haag-Zuidwest, en ook de wijk Moerwijk, heeft een goede sport-infrastructuur. Op regionaal niveau zijn het Zuiderpark en De Uithof belangrijke functies. In Zuidwest zijn veel sportvoorzieningen, waaronder voetbal, honkbal, korfbal en rugby. Er is sprake van een oververtegenwoordiging van veldsporten, met name voetbal. Wat betreft de gemeentelijke accommodaties is in Zuidwest bijna alles vertegenwoordigd, zij het vaak verouderd. In het plangebied zijn twee sportparken gelegen, namelijk aan de Anna Bijnslaan en het sportveld aan de Aagje Dekenlaan. Dit laatste complex wordt op termijn gesloopt. Het nieuwe club/kleedgebouw van TAC'90 en een geheel nieuwe gymzaal maken onderdeel uit van de nieuwbouw voor Scholengemeenschap Zuid-West Den Haag aan de Roemer Visscherstraat. In de wijk zijn ook diverse playgrounds aanwezig waar met name gevoetbald wordt. De vele, karakteristieke speelvoorzieningen op de groene binnenterreinen tussen de portiekflats kampen vaak met problemen van beheer en overlast.

In het gebied zijn in de volgende straten speelplekken aanwezig:

  • Heeswijkplein
  • Fraeylemastraat
  • Westhovenplein
  • Pieter Langedijkstraat
  • Jan Vosstraat
  • Vier Heemskinderstraat
  • Van Maerlantlaan
  • Van Ruysbroekstraat

2.5.9 Wonen

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Moerwijk vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. In de eerste paragraaf wordt het beleid op het gebied van archeologie en (gebouwde) monumenten behandeld. In het geldende beleidskader zijn vervolgens twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De tweede paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet.

3.2 Cultureel Erfgoed

3.2.1 Cultuurhistorische waarde

3.2.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  1. 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  2. 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  3. 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

3.3 Ruimtelijk Beleid

3.3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Moerwijk worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang. Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Moerwijk geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.3.2 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" vastgesteld.

Provinciale structuurvisie

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

In de functiekaart (gewenste en mogelijke ruimtelijke functies; wat komt waar) is het plangebied aangewezen als "Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer'. Het betreft een aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen en in de nabijheid van haltes en hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet zijn gelegen. De tramlijn langs de Melis Stokelaan is hierbij aangemerkt als 'regionale railverbinding'. De Erasmusweg is daarnaast aangemerkt met de functie '(Boven)regionale wegverbinding'. Het gebied dat ten zuiden van de Guntersteinweg is gelegen, ter plaatse van de volkstuinen en de openbare ruimte aan weerszijde van het woonwagencentrum, is aangemerkt als 'stedelijk groen'.

In de Provinciale Verordening Ruimte zijn onder andere regels en kaartbeelden openomen over bebouwingscontouren,kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel en molenbiotopen.

De waterkering ten zuiden en zuidwesten van het Kaalkanaal is door de provincie aangewezen als regionale waterkering. In artikel 10 van de verordening is bepaald dat de waterkeringen als zodanig bestemd worden en regels worden opgenomen voor onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van de keringen. Zowel de beschermingszone als kernzone dienen te worden bestemd. Andere bestemmingen zijn slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen. Er komen geen grootschalige bedrijven- en/of kantoorlocaties in het plangebied voor.

Het bestemmingsplan Moerwijk is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

3.3.3 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden;
  • het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor de verschillende beleidsectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel. Voor dit bestemmingsplan is de prioriteit herstructurering en intensiever gebruik van stedelijke wijken van toepassing. In de afgelopen periode zijn kleine delen van de na-oorlogse woningbouw in Moerwijk gesloopt en is er nieuwbouw voor teruggekomen. De grotere herstructureringsopgave zoals die in 2009 was voorzien, is vanwege de verslechterende marktomstandigheden uitgebleven.

Het bestemmingsplan Moerwijk is in overeenstemming met het regionaal beleid, zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.3.4 Gemeentelijk beleid

3.4 Sectoraal Beleid

3.4.1 Groen

3.4.2 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit”. Deze nota is door de Raad vastgesteld op 6 oktober 2011 (RV 126_2011, RIS 181227).
De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;
  • Kracht van de stad: quality of life –aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;
  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal midden- en kleinbedrijf;
  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

In deze paragraaf worden het economisch beleid ten aanzien van detailhandel, bedrijven en horeca nader beschreven. Daarbij wordt specifiek ingegaan op de betekenis van dit beleid voor het bestemmingsplan Moerwijk.

3.4.3 Onderwijs, welzijn en maatschappelijke zorg

3.4.4 Sport en recreatie

De doelstelling van het gemeentelijke Sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat. Dit met het oogmerk dat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig en intensief sporten, op een prettige verantwoorde manier en bij voorkeur in georganiseerd verband. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk te maken.

De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

3.4.5 Verkeer en infrastructuur

3.4.6 Wonen

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder 'milieu' verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving.

In dit hoofdstuk komen de voor dit plangebied relevante milieuaspecten aan bod. Daarbij wordt per milieuthema de consequenties van dit bestemmingsplan als geheel en de beide nieuwe ontwikkelingen in het bijzonder beschreven.

4.2 Geluid

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een uitspraak worden gedaan over de akoestische kwaliteit binnen het plangebied. Daarnaast moeten op grond van de Wet geluidhinder, de daarmee samenhangende wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De Wet geluidhinder onderscheidt daarbij drie afzonderlijke bronnen:

  1. 1. Industrielawaai: de geluidbelasting door geluidbronnen op een gezoneerd industrieterrein;
  2. 2. Railverkeerslawaai: de geluidbelasting door treinverkeer op bij het bij wet aangewezen spoornetwerk;
  3. 3. Wegverkeerslawaai: de geluidbelastingsplichtige wegen;

In het navolgende wordt kort op de drie voorgaande bronnen binnen het kader van de Wet geluidhinder ingegaan en wat dat betekent voor de nieuwe ontwikkellocatie Kloosterbuuren.

Industrielawaai

De Wet geluidhinder stelt wettelijke grenswaarden aan de geluidbelasting door industrieële geluidbronnen, als deze zich binnen de begrenzing van een gezoneerd industrieterrein bevinden. Dat is het geval als op de verbeelding een dergelijk gezoneerd industrieterrein is ingetekend en/of de planregels de vestiging van een zogenoemde 'grote lawaaimaker' niet uitsluiten. In dit geval zijn deze beide voorwaarden niet aan de orde. Binnen het plangebied Moerwijk bevindt zich geen gezoneerd industrieterrein. Daarom is het regime van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder, op grond waarvan de wettelijke geluidgrenswaarden voor industrielawaai gelden, niet van toepassing op het bestemmingsplan Moerwijk.

Railverkeerslawaai

Op grond van hoofdstuk VII van de Wet geluidhinder geldt, vergelijkbaar als voor wegen, een wettelijke zone langs de spoorrails tussen Delft en Den Haag. De zonebreedte langs dergelijke spoorbanen variëert van 100 tot 1200 meter, afhankelijk van de intensiteit van het treinverkeer. Langs het tracé van de spoorbaan dat langs de zuidoostzijde van het plangebied loopt, ligt een zone van 100 meter breed. De nieuwe ontwikkeling Kloosterbuuren ligt ruimschoots buiten deze zone. Daarom is de geluidbelasting door het railverkeer ter hoogte van deze ontwikkellocatie niet getoetst aan wettelijke geluidgrenswaarden.

Wegverkeerslawaai

Op grond van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder ligt langs elke weg waarop een hogere maximale rijsnelheid dan 30 km/h geldt, een wettelijke geluidzone. De geluidbelasting ter hoogte van 'geluidgevoelige objecten' veroorzaakt door het wegverkeer is binnen deze zone aan wettelijke grenswaarden gebonden. Het plangebied wordt omlijst en doorkruist door wegen waarlangs een dergelijke wettelijke zone ligt. Daarom is bij de voorbereiding van het bestemmingsplan onderzoek gedaan naar de geluidbelasting vanwege deze wegen ter hoogte van locatie waar het bestemmingsplan de realisatie van geluidgevoelige objecten mogelijk maakt.

Uit deze onderzoeken volgt dat alleen de geluidbelasting ter hoogte van een deel van de geprojecteerde nieuwbouwwoningen binnen de Kloosterbuurenlocatie hoger ligt, dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde van 48 dB op grond van de Wet geluidhinder vanwege hun ligging aan de Middachtenweg. Voor deze woningen is een ontheffing van deze voorkeursgrenswaarde aangevraagd en betrokken bij de lopende procedure omgevingsvergunning voor de 1e fase van dit plangebied. Daarbij is geborgd dat, zoals geëist op grond van het Haagse ontheffingenbeleid, deze woningen ten minste één gevel hebben met een relatief lage geluidbelasting (een zogenoemde geluidluwe gevel). Het verkrijgen van de ontheffing hogere grenswaarden ligt daardoor in de rede.

Op deze wijze wordt wat betreft het akoestische woon- en leefklimaat met het bestemmingsplan voldoende waarborgen geboden voor een goede ruimtelijke ordening.

4.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden (Stb. 414, 2008 en Stb. 434, 2008). Daarmee is de zogenoemde Wet luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5,titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Op grond van deze Wet luchtkwaliteit worden wettelijke grenswaarden gesteld aan de concentratie van verschillende verontreinigende stoffen in de lucht. Van deze diverse verontreinigende stoffen zijn over het algemeen stikstofdioxide (NO2) en zogenoemd fijnstof (PM10) maatgevend.

De Wet luchtkwaliteit stelt dat bestuursorganen hun bevoegdheden kunnen uitoefenen indien (art.5.16):

  • dit niet leidt tot het overschrijden van de grenswaarden voor luchtkwaliteit;
  • aannemelijk is gemaakt dat het niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Projecten die de luchtkwaliteit niet in betekenende mate (NIBM) verslechteren, worden niet meer

getoetst aan de grenswaarden en kunnen zondermeer doorgang vinden.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in het Besluit en de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen). Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen. De beide ontwikkelingen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt omvatten woningen en maatschappelijke functies. Door deze combinatie van functies kan niet zonder meer op grond van het besluit en de regeling niet in betekenende mate worden vastgesteld of het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Wet luchtkwaliteit. Om dit te beoordelen is gebruik gemaakt van de door AgentschapNL ontwikkelde, zogenoemde NIBM-tool.

Bij de berekening van de bijdrage zijn niet alleen de met dit plan te realiseren nieuwe ontwikkeling betrokken, maar ook twee recent vergunde ontwikkelingen (BBS Moerwijk aan de Van Ruysbroekstraat en Haagse Hogeschool aan de Roemer Visscherstraat) die nog in aanbouw zijn. Voor die drie ontwikkelingen binnen het plangebied, is gebruik gemaakt van de intensiteiten zoals deze in het kader van de NSL-monitoring zijn gebruikt. Deze intensiteiten zijn ontleend aan de zogenoemde NSL-Monitoringstool. Daarbij is uitgegaan van het peiljaar 2015. Omdat voor de naleving van de wettelijke grenswaarden in 2015 de concentratie NO2maatgevend is, zijn de berekeningen tot deze stof beperkt. De met de vier projecten binnen het plangebied samenhangende verkeersgeneratie is vastgesteld aan de hand van kentallen. Deze kentallen zijn ontleend aan de CROW-publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (publicatienummer 317). Vervolgens is voor de aanvoerwegen naar het plangebied, met behulp van de NIBM-tool nagegaan of sprake is van een niet in betekenende mate bijdrage aan de plaatselijke luchtkwaliteit. Het resultaat van deze beoordeling is samengevat in de volgende tabel.

Int NO2/PM10 NO2/PM10
Straat Autonoom Bestemmingsplan Autonoom Bestemmingsplan Toename
Melis Stokelaan 3.120 +126 3.23 3.34 0,11
Soestdijksekade 17.766 +153 16.40 16.51 0,11
Middachtenweg 12.393 +732 11.87 12.42 0,55

Uit het voorgaande overzicht kan worden opgemaakt dat de bijdrage door de ontwikkelingen binnen het plangebied kleiner is dan de 1,2 mg/m3, die in het Besluit niet in betekenende mate wordt aangehouden. Het bestemmingsplan inclusief het effect van twee recent verleende projecten, draagt dus niet in betekenende mate bij aan de plaatselijke luchtkwaliteit. Daarmee biedt het bestemmingsplan wat betreft de luchtkwaliteit voldoende waarborgen voor een goede ruimtelijke ordening.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Algemene beginselen externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit). Of hiervan sprake is, wordt in de volgende paragrafen uitgewerkt.

4.4.2 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het uitgangspunt is dat er een verplichting geldt om het groepsrisico mee te wegen en te verantwoorden bij geprojecteerde of bestaande buisleidingen. De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Aan de zuidoostzijde van het plangebied ligt een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie (W509-06-KR-015). Deze leiding heeft een diameter van 12” en een werkdruk van 40 bar. De leiding loopt grofweg langs de Fruitweg, de Troelstrakade, de Van Ruysbroekstraat, de Erasmusweg, de hoek om de Schaapweg in richting Gemeente Rijswijk. In onderstaande tabel zijn de eigenschappen van deze leiding opgenomen.

Naam Druk (bar) Diameter (inch) Pr 10-6 Invloedsgebied Geurstof toegevoegd Hoogte
GR
Ligging tov plangebied
W-509-06 40 12,2 0 m. 140 m. Ja 0.306 van noord naar zuid

Bron: Geoweb Haaglanden, 20 november 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0017.jpg"

Ligging aardgastransportleiding inclusief beschermingszone

De buisleiding heeft binnen het plangebied geen plaatsgebonden risicocontour met een kans van 10-6 (PR10-6) per jaar. Dit vormt daarmee geen belemmering voor dit plangebied. Binnen het invloedsgebied liggen woon-, maatschappelijke- en gemengde bestemmingen.

In het voorgaande is al aangegeven dat met het bestemmingsplan één nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt en daarnaast twee andere ontwikkelingen via een Wabo-procedure vergund zijn. Deze drie ontwikkelingen zijn met blauw in de voorgaande figuur binnen het plangebied ingetekend. Van deze ontwikkelingen ligt alleen de reeds vergunde BBS Moerwijk binnen het invloedsgebied (100% legaliteitgebied) van de hoge druk aardgasleiding. Door Royal HaskoningDHV is een zogenoemde kwantitatieve risico analyse uitgevoerd (dossier BC6278-100-100, regnr. MD-AF20131568/ISEE, november 2013), waarbij zowel het plaatsgebonden als het groepsrisico zijn vastgesteld dat met deze ontwikkeling en de buisleiding samenhangt.

Het berekende groepsrisico over het kilometer leidingtracé langs het plangebied laat een iets andere FN-curve zien na realisatie van het plan 'Brede Buurtschool Moerwijk'. De maximale waarde ten opzichte van de oriëntatiewaarde neemt niet aantoonbaar toe na deze realisatie. De overschrijdingfactor van het berekende groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde is zowel in de huidige situatie als na realisatie van het plan 0.32. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt hiermee niet overschreden. De verantwoording van het groeprisico hoeft in deze plantoelichting niet plaats te vinden omdat de binnenplanse ontheffing op 19 december 2013 reeds verleend is.

Het deel van de aardgastransportleiding binnen het plangebied en de zakelijk rechtzones (4 m aan weerszijden van de leiding) zijn op de verbeelding 'als leiding' weergegeven en in de regels met de nodige beschermingseisen opgenomen.

4.4.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Vanwege de aanwezigheid van de transportroutes gevaarlijke stoffen rijkswegen A4 en A13 (knooppunt Ypenburg) is de circulaire 'Risiconoerming vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2012 van toepassing op dit bestemmingsplan. Het kruispunt van de rijksweg A4 met de Rijksweg A13 (knooppunt Ypenburg) ligt op ongeveer 2600 meter van dit plangebied. Over het knooppunt Ypenburg worden naast brandbare vloeistoffen en brandbare gassen, met een invloedsgebied van respectievelijk 45 en 325 meter, ook giftige vloeistoffen en giftige gassen vervoerd. Het invloedsgebied als gevolg van het tranport van giftige vloeistoffen en -gassen bedraagt ter plaatste meer dan 4000 meter. Het plangebied ligt in zijn geheel in het invloedsgebied van giftige vleoistoffen en -gassen. Gezien de afstand van deze risicobron tot het plangebied zal het groepsrisico niet zichtbaar toenemen.

Het plangebied ligt niet binnen 200 m van de thans geldende Route gevaarlijke stoffen (RIS258608/260481, vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2013). Een nadere verantwoording is niet noodzakelijk.

4.4.4 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Direct ten oosten van het plangebied ligt de spoorverbinding Leiden - Rotterdam. Volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 31 juli 2012 behoeft, voor de niet in bijlage 4 van die Circulaire genoemde spoorwegen, het groepsrisico niet beoordeeld en verantwoord te worden. Dit is omdat de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die over deze spoorwegen worden vervoerd, niet of nauwelijks van invloed zijn op het groepsrisico. Geen van de spoorbanen gelegen op Haags grondgebied komen voor in bijlage 4. Een nadere verantwoording is daarom niet noodzakelijk.

4.4.5 Inrichtingen

Aan de Schaapweg (gemeente Rijswijk) bevindt zich een LPG-tankstation T.E.M. West (zie figuur 1). De vigerende milieuvergunning voor dit LPG-tankstation is verleend op 27 juni 2000. Volgens de aanvraag om milieuvergunning is sprake van een jaarlijkse maximale doorzet van maximaal 999 m3. De plaatsgebonden risicocontouren met een kans van 10-6 per jaar bedragen voor het vulpunt voor de LPG-tanwagen, de ondergrondse LPG-tank en de afleverzuil, respectievelijk 45, 25 en 15 meter (Bron: beschikking Shell Nederland Verkoopmaatschappij BV, beschikkingnr. 07.003821/DGZ). Zowel binnen het invloedsgebied als het gebied waarbinnen het plaatsgebonden risico overeenkomt met een frequentie van 10-6 , zijn met het bestemmingsplan geen ontwikkelingen geprojecteerd. Het bestemmingsplan is daarmee niet van invloed op de externe veiligheid die met dit LPG-station samenhangt. De met het LPG-tankstation samenhangende risico-contour is op de verbeelding ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0018.png"

Ligging risicocontour (rood) en invloedsgebied (blauw) rondom LPG-tankstation aan de Schaapweg te Rijswijk

Door Adviesgroep AVIV BV is op 11 juni 2010 een onderzoeksrapport opgesteld (rapportnummer 101777) naar de externe veiligheid die met dit tankstation samenhangt. Uit dit onderzoek blijkt dat, bij bevoorrading van het tankstation door tankwagens voorzien van een hittewerende coating, de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico op dat moment niet werd overschreden. Het tankstation wordt inderdaad bevoorraad met tankwagens voorzien van een hittewerende coating.

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen het invloedsgebied waardoor een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk is.

Gelet op het voorgaande biedt het bestemmingsplan voldoende waaborg voor de externe veiligheid binnen het plangebied en daarmee, wat dit milieuthema betreft, voldoende waarborgen voor een goede ruimtelijke ordening.

4.4.6 Advies Veiligheidsregio Haaglanden

De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplicht vooroverleg (ex artikel 3.1.1. Bro) de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) om advies gevraagd.

De VRH geeft aan dat de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in onderhavig bestemmingsplan, binnen het invloedsgebied van de rijksweg A4 en A13 (knooppunt Ypenburg) vallen. Door de aanwezigheid van o.a. deze risicobronnen op het gebied van externe veiligheid is er een risico op het gebied van externe veiligheid.

De hierna genoemde maatregelen worden door de VHR geadviseerd in het kader van externe veiligheid (art. 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, art. 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en paragraaf 4.3 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen) en art. 10 van de Wet veiligheidsregio's. Deze maatregelen kunnen ook een positief effect hebben op de (brand)veiligheid. Ook is het belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals de realisatie van nieuwe ontwikkelingen, specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Als gevolg daarvan kunnen extra maatregelen nodig zijn. Niet alle geadviseerde maatregelen kunnen worden geborgd in het kader van het bestemmingsplan. Deze maatregelen kunnen mogelijk binnen andere ruimtelijke plannen of door andere disciplines van de gemeente worden geborgd. Voorbeelden hiervan zijn een omgevingsvergunning en/of een afdeling communicatie.

Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid:

  1. a. Bij eventuele verbouw en/of (vervangende) nieuwbouw van objecten, bestemd voor het verblijf van personen, wordt onafhankelijk van de locatie van het incident een vluchtweg vanuit de objecten geadviseerd, via de tuin/gevel(s) aan de afgekeerde zijde(n) van de risicobronnen. Deze maatregel geldt voor de objecten welke zijn gelegen binnen 325 meter van de Ockenburghstraat, Kijkduinseweg of Machiel Vrijenhoeklaan, het LPG-tankstation BP en/of binnen 180 meter van de buisleiding A-617. Daarnaast geldt deze maatregel ook voor de ontwikkellocaties 3 t/m 6.
  2. b. Geadviseerd wordt dat het personeel, de BHV-organisatie en/of de begeleiding van groepen personen, is voorbereid op calamiteiten met het transport van gevaarlijke stoffen op de Ockenburghstraat, Kijkduinseweg of Machiel Vrijenhoeklaan, het LPG-tankstation BP of met de hoge druk aardgastransportleiding. Dit kan geborgd worden in een plan ten behoeve van noodsituaties. Hierbij is het ook belangrijk dat dit structureel wordt geoefend. Dit geldt ook voor de ontwikkellocaties 3 t/m 5.
  3. c. Geadviseerd wordt om bewoners, bezoekers en vaste gebruikers binnen het invloedsgebied van één of meerdere risicobronnen te informeren over de verschillende risico's en gevaren van deze risicobronnen. Daarbij dient men tevens geïnformeerd te worden over de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.

Maatregelen ten behoeve van de hulpverlening:

  1. d. Zowel de bereikbaarheid voor de hulpdiensten als de bluswatervoorzieningen zijn in de huidige situatie onder normale omstandigheden voldoende. Geadviseerd wordt om voor nieuw te ontwikkelen locaties vooraf nadere afstemming te hebben met de VRH met betrekking tot de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid.

4.5 Bodem

Rijksbeleid

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  1. a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  2. b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  3. c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Gemeentelijk beleid

Op 18 juli 2013 heeft de gemeenteraad de 'Nota bodembeheer gemeente Den Haag 2013-2023' vastgesteld. Deze nota gaat in op het hergebruiksbeleid voor grond en baggerspecie op het grondgebied van de gemeente Den Haag. Bij graafwerkzaamheden en bewerkingen van de (water)bodem komt grond vrij. Het ontgraven en toepassen van grond valt onder het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit.

Het gemeentelijke grondstromenbeleid (nuttig hergebruik van grond) moet praktisch uitvoerbaar, milieuhygiënisch verantwoord en transparant zijn. Hiermee wordt vorm gegeven aan het duurzaam en verantwoord beheer van de bodem in de gemeente Den Haag. Er zijn vier motieven voor het duurzaam en verantwoord bodembeheer:

• Standstill op beheergebiedniveau (de kwaliteit van de bodem mag niet verslechteren);

• Het beschermen van waardevolle natuurgebieden;

• Beperking van het gebruik van primaire grondstoffen (aanvoer van schoon zand);

• Kostenbesparing.

Deze nota bodembeheer geeft aan hoe de vrijkomende grond op en in de bodem kan en mag worden hergebruikt of toegepast. De nota is bedoeld voor iedereen die te maken heeft met grondverzet op het gemeentelijke grondgebied. Daarnaast biedt de nota een kader voor de beoordeling en de handhaving van het hergebruiksbeleid voor grond.

Naast deze nota heeft de gemeente een nieuwe bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze kaart geeft de chemische bodemkwaliteit weer binnen de gemeente voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte (2 m-mv). De bodemkwaliteitskaart en de nota bodembeheer vormen samen een belangrijk basis voor het duurzame en verantwoorde hergebruiksbeleid van grond in de gemeente.

Verontreiniging in het plangebied

Het plangebied betreft de gehele wijk Moerwijk welke direct ten oosten van het Zuiderpark is gelegen. De wijk is onderverdeeld in de buurten Moerwijk-oost, -west, -noord en -zuid. Het gebied is aangelegd en bebouwd tussen 1930 en circa 1955.

Op en in de direct omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om chemische wasserijen, garagebedrijven, schildersbedrijven, benzinestations, brandstofhandels, werkplaatsen, drukkerijen, taxibedrijven, (brom)fietsenmakers, een machine fabriek, een tandtechnisch laboratorium, een ongedierte bestrijdingsbedrijf en een woningtextielfabriek. Verder hebben bij veel woningen en overige gebouwen ondergrondse huisbrandolietanks gelegen.

In en om de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op een aantal locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Enkelen daarvan zijn reeds gesaneerd.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn, zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Het plangebied is gelegen in zone B3/O1 van de bodemkwaliteitskaart. Hier verwacht de gemeente Den Haag een slechtere bodemkwaliteit vanwege de stedelijke ophooglaag. De grond is indicatief licht tot sterk verontreinigd. Grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart is alleen mogelijk binnen de zone, niet naar andere zone's.

Kloosterbuuren

Voor de westzijde van het plangebied is momenteel een aanvraag omgevingsvergunning in procedure waarbij dit onderdeel uitvoerig is onderzocht. Dit bestemmingsplan maakt voor het oostelijk deel wel een nieuwe woonbestemming mogelijk, de zogenaamde 2e fase (zie ook paragraaf 5.3.1)

In opdracht van de gemeente heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden naar de staat van de bodem op de gronden met de drie schoolgebouwen. Uit dit onderzoek bleek dat er mogelijk een metalenverontreiniging in de grond onder het schoolgebouw Grovestinsstraat 48 zit. Na voltooiing van de bovengrondse sloop van het schoolgebouw, dient een aanvullend bodemonderzoek naar de aard en omvang van de grondverontreiniging onder dit gebouw te worden uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek, dient mogelijk een saneringsplan te worden opgesteld. Het bodemonderzoek is beoordeeld en dat advies daarover is als Bijlage 2 aan de toelichting toegevoegd.

4.6 Flora En Fauna

4.6.1 Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De wet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door bij de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen rekening te houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen zodat dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Gelet op het laag-dynamische karakter van het bestemmingsplan kan met toetsing aan de Flora- en Faunawet bij de vergunningverlening worden volstaan. Daarbij is met name het volgende aandachtspunt van belang. Bij sloop van gebouwen mogen geen verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels worden verstoord. Sloopwerken dienen bij voorkeur in de periode tussen half september en half november te worden uitgevoerd. Voordat er werkzaamheden plaatsvinden, dienen de flora en fauna nader onderzocht te worden middels een zogenaamde quickscan. Wanneer werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van beschermde soorten, dient een ontheffing aangevraagd te worden.

Kloosterburen

Van der Helm milieubeheer heeft op 18 maart 2013 een onderzoek naar beschermde soorten in het gehele plangebied uitgevoerd in de vorm van een ecologische quick-scan, zie Bijlage 3. Uit deze ecologische scan blijkt dat nader onderzoek vereist is naar de aanwezigheid van vleermuizen op het moment dat sloopactiviteiten ten behoeve van de tweede fase worden verricht. Ten behoeve van het bouwplan van fase 1, welk terrein al bouwrijp is, zijn geen beperkingen vanuit de Flora- en faunawet aanwezig.

Op 25 oktober 2013 is voor fase 2 ook het jaarrond onderzoek door Van der Helm milieubeheer opgesteld, wat als Bijlage 4 aan de toelichting is toegevoegd.

Er is één verblijfplaats van een gewone dwergvleermuis aangetroffen, namelijk in het westelijk te slopen pand aan de Grovestinsstraat wat gebruikt wordt als zomer- en paarverblijf en mogelijk ook als winterverblijf. Een ontheffing van de Flora- en Faunawet is derhalve noodzakelijk. Daartoe wordt momenteel een activiteitenplan opgesteld waarin de compenserende maatregelen worden opgenomen.

Er mag niet eerder begonnen worden met de sloop van het pand, dan nadat voornoemde ontheffing is verleend. Voor het overige deel van het project zijn op het gebied van de Flora- en Faunawet geen belemmeringen aanwezig.

Met voornoemde onderzoeken is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan voor wat betreft de nieuwe ontwikkeling, voldoende zekergesteld.

4.6.2 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen. Er bevinden zich geen Natura-2000 gebieden in of nabij het plangebied.

4.6.3 Omgevingsvergunning voor kappen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag zie de bijgevoegde lijst Lijst van monumentalebomen 2013. Binnen het plangebied staan aan de Drakensteinweg 11 bomen (Zelkova serrata) en aan de Van Effenstraat 9 gewone vleugelnootbomen (Pterocaria fraxinifolia) die voorkomen op de lijst van Monumentale bomen.

4.7 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de verbeelding en de regels. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt.

4.7.1 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

4.7.2 Planbeschrijving

4.8 Gebiedsgericht Milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het GebiedsgerichtMilieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Wonen'. Woongebieden zijn min of meer monofntionele gebieden. De voorzieningen in het gebied staan in beginsel ten dienste van het gebied zelf. Hierbij moet gedacht worden aan onder andere winkelvoorzieningen, scholen, buurtcentra en kleinschalige bedrijfigheid aan huis. De verkeersinfrastructuur is gericht op bestemmingsverkeer, waarbij voetgangers en fietsers de ruimte hebben. Grote verkeersadres zijn niet aanwezig.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

Moerwijk behoort tot het gebiedstype 'Wonen'. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema Welk ambitietype? Kwalitatieve uitwerking
Bodem Extra Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden
Externe veiligheid Maximaal Er vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over het spoor plaats. Het bestemmingsplan maakt binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Schaapweg te Rijswijk geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Bedrijven met een extern veiligheidsrisico mogen niet worden gevestigd. De opslag en verkoop van vuurwerk is uitsluitend via een afwijking mogelijk gemaakt.
Geluid Maximaal Het plangebied wordt omsloten door drukke doorgaande straten als de Melis Stokelaan en de Erasmusweg. Daarnaast zorgt het spoor in het zuidoostelijk deel van het plangebied voor extra geluidoverlast. Bij een deel van de geprojecteerde woningen in het project Kloosterbuuren aan de Middachtenweg, is sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor is een ontheffing van de voorkeurswaarde verleend, omdat stedenbouwkundige of bronmaatregelen niet of onvoldoende mogelijk zijn.
Lucht Maximaal De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Mobiliteit Extra Parkeernormen volgens de Nota parkeernormen, dubbelgebruik parkeerplaatsen.
Schoon Extra In de Kadernota Openbare Ruimte (2004) zijn richtinggevende kwaliteitsniveaus voor de kwaliteit en onderhoud van de openbare ruimte gegeven: Residentiekwaliteit geldt voor de inrichting en onderhoud van de openbare ruimte van alle woon- en werkgebieden. Op basis hiervan heeft het gemeentebestuur bepaald dat de wijk Moerwijk wordt schoongemaakt en schoongehouden op Residentiekwaliteit.
Water Ambities per poldereenheid Binnen het thema water zijn de volgende onderwerpen voor het plangebied van belang: waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, veiligheid en waterkering en afvalwater en riolering (zie paragraaf 4.8) Het plan heeft geen nadelige effecten op de waterkwaliteit.
Natuur Extra In of op korte afstand van het plangebied is geen Natura-2000 gebied gelegen. De stedelijke ecologische verbindingszones zijn voor het grootste deel beschermd met een groen bestemming.
Klimaat Maximaal De rijksoverheid en de bouwpartijen in Nederland hebben afgesproken uiterlijk in 2020 alle nieuwbouw CO2-neutraal te bouwen, met een tussenstap van 50% CO2-reductie in 2015.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.3 wordt het plan beschreven en in paragraaf 5.3 worden de in het plan opgenomen ontwikkleingen aangegeven.Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.5 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.6 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Recente Ontwikkelingen

In de afgelopen jaren heeft de herstructurering van Zuidwest Den Haag in Moerwijk gestalte gekregen door de nieuwbouw van:

  • seniorenwoningen in het verzorgingshuis Mea Vita aan de Twickelstraat,
  • een aantal appartementen boven de nieuwe supermarkt op het Heeswijkplein.
  • ca 150 woningen in het bouwblok Remmersteinstraat / Erasmusweg / Rijnauwenstraat / Cannenburglaan.
  • 11 stadswoningen en 19 tuinwoningen aan de Schoonhetenstraat / Assumburgweg / Swanenburgstraat (2003-2004);
  • 220 woningen in het gebied tussen Middachtenweg - Guntersteinweg - Geysterenweg en Raaphorstlaan bestaande uit eengezinswoningen in twee en drie bouwlagen en twee flatgebouwen in zes/zeven bouwlagen aan de Middachtenweg (2009-2010);
  • 70 appartementen aan de Middachtenweg (2010-2011);
  • 79 eengezinswongen aan de Hackfortstraat - Wildenburghstraat en Verwoldestraat (2010-2011);
  • in de Roemer Visscherstraat - Sara Burgerhartweg is in 2012 gestart met de bouw van de Haagse Hogeschool, een sportgebouw met kinderopvang en daarbij ook 32 wooneenheden en werk- en leervoorzieningen.

5.2.1 Van Ruysbroekstraat - Rederijkerstraat

In de Raamovereenkomst Investeringsprogramma Krachtwijken Den Haag (rv 97-2008, RIS 154371) tussen de gemeente en de drie Haagse woningcorporaties zijn plannen opgenomen voor vier brede (buurt)scholen, waarbij het doel is nieuwbouw te realiseren voor een basisschool, kinderopvang en andere functies in een multifunctionele accommodatie. Volgens de Raamovereenkomst zou deze nieuwbouw worden gefinancierd en gerealiseerd door de deelnemende corporaties, waarna de vrijvallende locaties konden worden herontwikkeld. Als gevolg van gewijzigde omstandigheden bleek financiering door de gemeente noodzakelijk om de brede buurtscholen te kunnen realiseren. Op het concept Programma onderwijshuisvesting 2012 zijn twee projecten voor realisatie van brede (buurt)scholen opgenomen.

Een daarvan is de bekostiging van de bouwvoorbereiding van de nieuwbouw van de brede (buurt)school Moerwijk aan de Van Ruysbroekstraat 35. Deze brede school Moerwijk bestaat uit de openbare basisschool De Kleine Wereld, thans gehuisvest aan de Rederijkerstraat 120 en Van Ruysbroekstraat 1, en de openbare school voor speciaal onderwijs Cor Emous, thans gehuisvest aan de Twickelstraat 5. Daarnaast worden er in dit gebouw een kinderdagverblijf, een voorschoolse opvang, een bibliotheek en sportvoorzieningen gehuisvest.

De omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en afwijken bestemmingsplan met binnenplanse ontheffing, is op 19 december 2013 verleend. Deze ontwikkeling is conform de verleende vergunning in het bestemmingsplan opgenomen. De gebouwen in de directe omgeving worden gesloopt; er is nog geen aanvullend bouwprogramma op deze locatie bekend.

5.2.2 Functiewijzigingen

De locaties van de voormalige Brandweerkazerne aan de Erasmusweg en het schoolgebouw aan het Westhovenplein zijn inmiddels voor een aantal jaren verhuurd. Aan beide panden is een ruime bestemming toegekend zodat een flexibel gebruik mogelijk is. Er zijn op dit moment nog geen concrete bouwplannen voor beide locaties bekend.

5.3 Nieuwe Ontwikkelingen

In deze paragraaf worden de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied beschreven. Dit bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard en maakt alleen twee nieuwe bouwplannen mogelijk. Zoals in hoofdstuk 3 al is aangegeven, wordt er met dit plan daarnaast nieuwe ruimte geboden in de vorm van dakopbouwen en het verhogen van de bouwhoogte langs doorgaande wegen.

5.3.1 Kloosterbuuren

De locatie omvat het gebied dat wordt ingesloten door de Middachtenweg, Grovestinsstraat, Nienoordstraat en Raaphorstlaan. In het gebied staan inmiddels leeggekomen schoolgebouwen, twee kerkgebouwen en een klooster. Het gedeelte aan de Middachtenweg ligt al een aantal jaren braak. Behoudens de twee bestaande kerkgebouwen en kloostergebouwen zal alle bebouwing worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwe woningen. Met de nieuw geplande 118 eengezinswoningen in de vrije sector (koop en huur) wordt een bijdrage geleverd aan de in de Gebiedsvisie Moerwijk geformuleerde opgave om in Moerwijk Zuid meer differentiatie in woonmilieus aan te brengen en te voorzien in de behoefte aan de vrije sector woningen voor midden- en hogere inkomens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0020.jpg"

Uitgangspunt in de nieuwe verkavelingsopzet is de stedenbouwkundige structuur van Dudok. Het woongebied wordt doorsneden door de Grovestinsstraat. Deze straat blijft voor autoverkeer toegankelijk en wordt omgevormd tot een centrale laan met aan weerszijden voortuinen. Aan de Middachtenweg komt een langwerpig bouwblok dat de begrenzing van de lineaire stadsstraat herstelt.

De overige publieke ruimten in het plan blijven autovrij en zijn geheel in laagbouw gedacht. De langzaam verkeersas die in NZ richting over het kerkplein loopt blijft bestaan. De kerk, het paterhuis en fraterhuis worden opgenomen in een stelsel van publieke ruimten.

Bouwhoogte

Per locatie is een bouwhoogte gekozen die stedenbouwkundig gewenst is. De blokken aan de Middachtenweg zijn drielaagse blokken met een flauwe kap, plaatselijke voorzien van hogere volumen. De blokken aan de Raaphorstlaan hebben een vergelijkbare opbouw. De hoeken bij de kerk-as krijgen een hoogte accent, de andere juist niet. Aan het kerkplein komt een mix van hogere en lagere volumen voor. De hogere volumen van drie lagen met of zonder kap accenturen de hoeken. Aan het plein tegenover de kerk kan een lager blok van twee lagen met kap komen. De overige blokken hebben een kleinere schaal van twee lagen met een kap en hebben geen accenten.

Programma

Ten behoeve van de uitvoering van het project zijn inmiddels vier portiekflats gesloopt, in totaal 114 woningen. In de nieuwe situatie komt hier een gemengd programma voor in de plaats, dat verdeeld is in twee bouwblokken. Het totale nieuwe programma van fase 1 en 2 bevat 118 grondgebonden woningen met parkeren op maaiveld op de openbare straat. Fase 1 ligt tussen de Middachtenweg, Grovestinstraaat/Ekensteinstraat en Raaphorstlaan en betreft 57 woningen. Fase 2 ligt tussen de Grovenstinstraat, Nienoordstraat, Raaphortslaan en Ekensteinstraat en betreft 61 woningen. In beide fases zijn zowel vrije sector koop- als huurwoningen aanwezig.

Op 19 december 2013 is de ontwerp omgevingsvergunning voor de 1e fase (uitgebreide procedure) ter inzage gelegd. De ontwikkeling van deze eerste fase wordt conform in het bestemmingsplan opgenomen. Bij recht maakt dit bestemmingsplan de ontwikkeling van de tweede fase mogelijk met de bestemming Wonen - 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0021.png"

situatietekening nieuwe plangebied Kloosterbuuren

5.3.2 Nieuwlandstraat 6-8

De te ontwikkelen locatie is onderdeel van een bijzondere zone in dit deel van Moerwijk. De zone wordt begrensd door de singel langs de Van Alphenlaan, die een doorkijk geeft tot aan het Zuiderpark en het speelveld tussen de Nieuwlandstraat en de Oudaenstraat.

Voor deze te ontwikkelen locatie zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld welke door het College van B&W in 2011 zijn bekrachtigd (RIS179919).

Het plan is een particulier initiatief waarvan de ontwikkeling geheel voor rekening en risico plaatsvindt van de initiatiefnemer/ontwikkelaar.

Op basis van de stedenbouwkundige randvoorwaarden is een beginselplan ontwikkeld en op 1 maart 2012 een aanvraag omgevingvergunning ingediend. Het ontwerp voor een omgevingsvergunning is op 25 april 2013 ter visie gelegd. Op deze ontwerp vergunningsverlening is een aantal bezwaren ingediend. Gezien het stadium van de omgevingsvergunning, is in het ontwerp van dit bestemmingsplan nog een wijzigingsbevoegdheid opgenomen onder dezelfde stedenbouwkundige randvoorwaarden. Gedurende de procedure van dit bestemmingsplan, is echter duidelijk geworden dat een realisatie van dit plan conform alle uitgangspunten zeer onwaarschijnlijk werd, bijvoorbeeld gezien de grote daling van behoefte aan kinderdagverblijven. Omdat een wijzigingsbevoegdheid in het kader van de rechtszekerheid met voldoende waarborgen moet zijn omkleed, is besloten de wijzigingsbevoegdheid niet over te nemen in het vast te stellen bestemmingsplan Moerwijk. Inmiddels heeft de initiatiefnemer de aanvraag omgevingsvergunning ingetrokken. Volgens de gemeente is woningbouw op deze locatie nog steeds goed voorstelbaar. Momenteel wordt er dan ook verder gesproken met initiatiefnemer over de bouw van grondgebonden woningen en is de verwachting dat dit zal resulteren in een aanvraag omgevingsvergunning.

5.3.3 Functiewijzigingen

In Zuidwest Den Haag komen op termijn locaties beschikbaar waarbij de huidige bestemming niet meer wordt gecontinueerd. Er kunnen bijvoorbeeld schoolgebouwen leeg komen en bedrijven worden opgeheven. In die gevallen zal worden onderzocht of hergebruik van bestaande gebouwen voor nieuwe functies mogelijk is, dan wel dat sloop en nieuwbouw in de rede ligt. Gezien de verdichtingsopgave waarvoor Den Haag zich gesteld ziet, zal daarbij nagenoeg altijd de functie 'wonen' betrokken worden.

Aangezien Moerwijk gezien de incourante woningvoorraad een zwakke positie op de Haagse woningmarkt heeft, is het plangebied in de Haagse Woonvisie aangewezen als herstructureringsgebied. In principe ligt de nadruk op het bouwen van eengezinswoningen in combinatie met het verbeteren van de woonomgeving, maar ook aan appartementen bestaat alsdus de Woonvisie nog steeds behoefte.

5.3.4 Extra bouwlagen

Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat bewoners zoveel mogelijk hun wooncarrière in hun eigen wijk kunnen maken. Het vergroten van hun woning is daarin een belangrijk instrument en tevens de reden waarom dit bestemmingsplan voorziet in deze bouwmogelijkheid. Hierna volgt een beschrijving van de mogelijkheid voor het creeeren van een extra bouwlaag dan wel een dakopbouw en waar in het plangebied dat wel of niet mogelijk wordt gemaakt.

5.4 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt onder andere het bestemmingsplan. Op grond van het Bro dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard gemotiveerd te worden met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.

Het volledig toepassen van de ladder is in dit geval niet noodzakelijk want er worden met dit bestemmingsplan geen van betekenis zijnde nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Niettemin wordt hierna een beknopte analyse op de verschillende onderwerpen gegeven.

5.4.1 Wettelijk kader

Artikel 1.1.1. van het Bro definieert relevante begrippen. Daaraan is in het eerste lid een omschrijving toegevoegd van:

  • bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;
  • stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Moerwijk is gelegen in bestaand stedelijk gebied.

Verder is nog lid 2 van artikel 3.1.6 Bro relevant, dat luidt:

  • De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
    a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
    b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
    c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De ladder voor duurzame verstedelijking richt zich op initiatieven voor wonen, werken, detailhandel en overige voorzieningen. Voor dit plangebied zijn de thema's wonen, werken en detailhandel van belang en die worden hierna verder uitgewerkt.

5.4.2 Wonen

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter. Er wordt één nieuwe ontwikkellocatie voor wonen rechtstreeks mogelijk gemaakt: project Kloosterbuuren, fase 2 alwaar maximaal 61 woningen worden gerealiseerd. Deze ontwikkeling betreft een verdichting in binnenstedelijk gebied van beperkte omvang. Het totaal aan nieuwe wooneenheden is van ondergeschikte betekenis, zowel gezien het provinciale belang als de regionale afstemmingsverplichtingen.

5.4.3 Detailhandel

In de Notitie Detailhandel Zuid-Holland is aangegeven, dat nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk zijn als de behoefte is aangetoond en er regionaal afstemming heeft plaatsgevonden (par. 3.1 blz. 10). Verder is het perifere detailhandelsbeleid restrictief. In het plangebied komt geen perifere detailhandel voor en van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van detailhandel is geen sprake. Wel wordt voor de volledigheid hierna een overzicht gegeven van het aantal vierkante meters detailhandel dat met het voorgaande bestemmingsplan kon worden gerealiseerd en wat daarvan in dit nieuwe bestemmingsplan is overgenomen.

5.4.4 Werken

Het uitbreidingsplan Moerwijk maakte op een vijftal locaties in het plangebied bedrijvigheid mogelijk. Deze bedrijvigheid diende ingevolge artikel 7 van deel A van de verordening Uitbreidingsplan Moerwijk wel gericht te zijn op de voorzieningen die in de onmiddellijke behoeften van de bewoners van de wijk voorzagen.

Sindsdien is het merendeel van de bedrijvigheid uit de wijk vertrokken. Aangezien de woonfunctie dominant is in Moerwijk, is er voor gekozen om voor de bestaande, verspreid in het plangebied voorkomende sollitaire bedrijvigheid een functieaanduiding op te nemen en de hoofdbestemming Wonen te laten zijn. De inmiddels verdwenen bedrijfsbestemmingen waren onder meer gesitueerd in de binnenterreinen van de Van Effenstraat en Staringstraat, een blokje tegenover de toekomstige BBS Moerwijk aan de Van Ruysbroekstraat en aan de westelijke zijde van de Weldamstraat. De bedrijvigheid aan de Rijnauwenstraat en de Van Baerlestraat is wel gebleven. Maar zoals gezegd prevaleert ook hier de woonfunctie en is de bedrijvigheid op de begane grond via een functieaanduiding toegelaten.

In het kader van hergebruik van vrijkomende ruimtes (zie ook 5.3.3) is het voormalige kantoor van Staedion aan de Guntersteinweg en de voormalige brandweerkazerne op de hoek van de Erasmusweg/ Assumburgweg verhuurd als bedrijfsverzamelruimte. De bestemming Gemengde Doeleinden - 3 is toegekend en daarmee wordt onder meer bedrijvigheid in de categorie A en B van de Staat van bedrijvenbij functiemenging mogelijk gemaakt.

Conclusie: Het totale netto vloeropperblak aan bedrijvigheid is met ongeveer 2500 m2 afgenomen.

5.5 Verantwoording Van Bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2500.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en verbeelding.

Beleidskader Vertaling in het bestemmingsplan
Cultureel erfgoed
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld.
Ruimtelijk beleid
De Structuurvisie Den Haag 2020 en de Agenda voor de Haagse Verdichting bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. In het plangebied bevinden zich de volgende doorgaande wegen: Melis Stokelaan, Erasmusweg, Moerweg en de Loevesteinlaan. De huidige bebouwing langs deze wegen bestaat al grotendeels uit vijf bouwlagen of meer. Aan de Troelstrakade is een vijfde bouwlaag stedenbouwkundig onwenselijk.
Dit bestemmingsplan maakt daarom geen extra bouwlagen mogelijk.
optoppen (dakopbouwen) In verschillende delen van het plangebied worden dakopbouwen mogelijk gemaakt. Op die locaties is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw' opgenomen. Voor een uitgebreide verantwoording wordt verwezen naar paragraaf 5.3.4.2.
verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen; In het bestemmingsplan is voor de als Wonen -2opgenomen percelen, geen aan- en bijgebouwenregeling mogelijk, omdat de gronden rondom niet in eigendom van bewoners zijn dan wel een functie hebben als parkeervoorziening. Woningen met eigen erven, kennen wel een verruiming van de mogelijkheden voor het bouwen van aan- en bijgebouwen. Die woningen zijn als Wonen - 1 bestemd.
Verkeer en parkeren
De “Haagse Nota Mobiliteit” hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie. De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is gericht op de Loevesteinlaan, Melis Stokelaan, Erasmusweg, Moerweg en de Middachtenweg. De bestemming Verkeer - Straat ziet op verschillende straten in het plangebied. Alle straten in het plangebied die niet als hoofdverkeersweg of straat kunnen worden geclassificeerd, vallen onder de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat. Ook verblijfsgebieden zijn apart bestemd. In hoofdverkeerwegen en straten en in een deel van de groenbestemming is de aanleg van railverbindingen mogelijk.
In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. In de regels van het bestemmingsplan is een parkeerregeling opgenomen. Bij nieuwbouw is het uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein wordt gerealiseerd. Hiertoe zijn parkeernormen in de bijlage opgenomen. Mocht parkeren op eigen terrein problematisch zijn, dan bestaat de mogelijkheid het parkeren op te lossen door elders, bijvoorbeeld in parkeergarages, voor parkeerkeergelegenheid te zorgen.
Wonen
Het uitgangspunt van de Woonvisie is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Het plangebied is direct herkenbaar als groen stedelijk woonmilieu met als woonsferen; “stedelijk wonen in de luwte” (noordelijk deel) en "groen en ontspannen wonen in de stad" (zuidelijk deel onder de Erasmusweg). In het plangebied wordt binnen vele bestemmingen (GD1, GD2, GD3, Maatschappelijk -1 en -2, en Wonen) wonen mogelijk gemaakt.
Bij functiewijzigingen en/of ruimtelijke ontwikkelingen wordt binnen deze bestemmingen prioriteit gegeven aan de woonfunctie op de verdiepingen. Mede daarom is in artikel 26 onder m, ook bepaald dat de bestaande opgangen bij hoofdgebouwen naar hogergelegen verdiepingen gehandhaafd moeten blijven, en is in art. 29.3 onder g, voorzien in een afwijkingsbevoegdheid voor o.a. buitentrappen en loopbruggen.
Economie
Detailhandel De Betje Wolffstraat, het Heeswijkplein en Jan Luykenstraat maken onderdeel uit van de hoofdwinkelstructuur. Door deze gebieden een brede bestemming te geven (Gemengd - 1 en Gemengd - 2), wordt de winkelkwaliteit in de buurt behouden en waar mogelijk versterkt.
Horeca Het bestemmingsplan maakt binnen een aantal gemengde bestemmingen horeca gemengd met andere functies als detailhandel dienstverlening, maatschappelijk en wonen mogelijk. Bij de verhouding detailhandel en dienstverlening versus horeca wordt de 80/20%-regel voor het aantal vestigingen / panden gehanteerd. Dit is in de regels verankerd.
Functiemenging In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Op basis van de Functiemengingstrategie zijn kantoor-, praktijk- en bedrijfsruimten tot 100 m2 langs de woonstraten in een wijk mogelijk. Langs doorgaande wegen is een maximum van 500 m2 mogelijk. Functiemenging komt in dit bestemmingsplan tot uiting in de opzet van de verschillende gemengde bestemmingen.
Onderwijs, cultuur en welzijn
Maatschappelijke voorzieningen Dit bestemmingsplan geeft ruimte aan de ontwikkeling en gebruik van maatschappelijke voorzieningen. Dit vindt onder andere plaats door de ruime bestemmingsomschrijving bij de bestemming 'Maatschappelijk - 1'.
Onderwijs Onderwijsvoorzieningen hebben een de brede 'Maatschappelijk - 1' bestemming gekregen zodat er naast onderwijs ook nog aanverwante activiteiten mogelijk zijn.
Sport De bestaande sportvoorzieningen zijn in het bestemmingsplan opgenomen.
Groen
Haagse Stedelijke ecologische verbindingszones De beschermde bomen aan de Drakensteinweg zijn opgenomen in de bestemming Groen. De stedelijke ecologische verbindingszones zijn op de verbeelding met een gebiedsaanduiding weer gegeven en beschermd in artikel 28.3. Daarnaast is binnen de bestemmingen Groen en Water opgenomen dat die gronden mede bestemd zijn ten behoeve van de instandhouding van de ecologische verbindingszones.
Bezonning
Binnen de gemeente Den Haag zijn bezonningsnormen vastgesteld. De effecten van het toelaten van dakopbouwen op de bezonning binnen het plangebied zijn onderzocht. Daarbij is getoetst aan de bezonningsnormen. De vertaling van het bezonningsonderzoek naar het bestemmingsplan is beschreven in paragraaf 5.3.4
Parapluherzieningen
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:
Detailhandel Vuurwerk In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Dit beleid is vertaald in het onderhavige bestemmingsplan. Binnen het plangebied is ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan geen opslag- en/of verkoopadres vuurwerk vergund.
Seksinrichtingen De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen. Deze regeling is vertaald in dit bestemmingsplan. Er is in het plangebied een vergunde seksinrichting aanwezig die in de regels op een adres is vastgelegd.
Archeologie In dit paraplubestemmingsplan wordt ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan omgevingsvergunningen. Deze regeling is middels dubbelbestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan.

5.6 Toelichting Op De Regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  1. 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  2. 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 24) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  3. 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 25 tot en met 31) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 32, de slotregel in artikel 33.

5.6.1 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
- geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
- naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In artikel 2' is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.6.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan twee nutsbedrijven, een feestzaal en een tankstation aan de Middachtenweg. Andere bedrijven zijn opgenomen binnen de bestemmingen Gemengd - 2 en Gemengd- 3. Voor het tankstation aan de Middachtenweg is een specifieke aanduiding opgenomen op de verbeelding: 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'. Hier is een verkooppunt van motorbrandstoffen toegestaan alsmede bij de functie behorende ondergeschikte detailhandel.

De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven. In de regels wordt verwezen naar de hoogteaanduidingen op de verbeelding.

Artikel 4 Gemengd - 1

Deze bestemming is toegekend aan de drie gebieden die behoren tot de hoofdwinkelstructuur zoals benoemd in de nota 'Detailhandelsnota Den Haag', te weten de Betje Wolffstraat, de Jan Luykenstraat en het Heeswijkplein. Passende functies zijn detailhandel, dienstverlening met uitzondering van dienstverlening op administratief gebied, horeca op de begane grond in de categorie licht en wonen uitsluitend op de verdieping toegelaten. Conform het horecabeleid is per winkelgebied 20% van het aantal vestigingen als horeca in de categorie licht toegestaan. De huidige vestigingen in een zwaardere horecacategorie zijn door middel van aanduidingen opgenomen op de verbeelding. De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven.

Artikel 5 Gemengd - 2

In deze bestemming is bedrijvigheid (cat. A en B), dienstverlening en wonen op de verdieping toegelaten. Daarnaast zijn er bestaande horecabedrijven in categorie 2 en 3 uit de Staat vanHoreca-categorieën die zijn voorzien van een aanduiding op de verbeelding. Aangezien de oppervlakte van die hogere categorie horeca-inrichtingen al meer bedraagt dat 20% van het aantal panden in die bestemming, is geen extra mogelijkheid voor horeca-inrichtingen in de lichte categorie opgenomen. Uiteraard is het wel mogelijk dat een lichte categorie horeca-inrichting zich vestigt ter plaatse van huidige zwaardere horeca-inrichtingen. Tot slot is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen bedrijvigheid niet voorkomend in de staat van bedrijfscategorieen of die van een hogere categorie (C) toe te laten. De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven.

Artikel 6 Gemengd - 3

Deze bestemming is bedrijvigheid (cat. A en B), dienstverlening, onderwijs, religie, speel- en sportvoorzieningen en wonen op de verdieping toegelaten. Daarnaast is een bestaand garagebedrijf van een specifieke aanduiding op de verbeelding voorzien alsmede een kinderdagverblijf. De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven. Tot slot is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen bedrijvigheid niet voorkomend in de staat van bedrijfscategorieen of die van een hogere categorie (C) toe te laten.

Artikel 7 Groen

In het plangebied zijn grote en kleine groenvoorzieningen aanwezig die op wijkniveau, buurtniveau en straatniveau van belang zijn. Kleine voorzieningen maken in sommige gevallen deel uit van het straatprofiel en zijn dan onderdeel van de verschillende verkeersbestemmingen.

Binnen de bestemming Groen zijn onder meer groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en straatmeubilair toegestaan. Ook zijn groenvoorzieningen voor educatieve doeleinden, zoals school- en kindertuinen alsook een natuurspeeltuin toegelaten. Aansluitend aan de specifieke aanduiding 'woonschepenligplaats' binnen de bestemming Water, zijn in de bestemming Groen onder voorwaarden ook bergingen ten behoeve van de woonboten toegelaten. Verder zijn binnen deze bestemming enkele specifiek voorkomende functies met een aanduiding opgenomen op de verbeelding, zoals horeca, openbaar vervoer en een buurthuis.

Gebouwen, anders dan de bergingen bij de woonboten, mogen enkel in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken binnen de specifieke aanduidingen gerealiseerd worden. Ook de maximale hoogte is in die gevallen op de verbeelding aangegeven.

Artikel 8 Maatschappelijk-1

In deze bestemming is onder meer onderwijs, jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang, openbare dienstverlening toegelaten. Daar waar er een woonfunctie aanwezig is, is dit met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Gebouwen dienen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te worden gerealiseerd.

Artikel 9 Maatschappelijk-2

Deze bestemming is specifiek voorbehouden aan functies op het gebied van gezondheidszorg en zorginstellingen aangezien het hier een combinatie van wonen met maatschappelijke voorzieningen betreft. Het aanwezige kinderdagverblijf is met een specifieke aanduiding op de verbeelding aangegeven.Gebouwen dienen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te worden gerealiseerd. Ook de maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven.

Artikel 10 Sport

In deze bestemming zijn sportvoorzieningen toegelaten. De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven. Daarnaast wordt in de regels mogelijk gemaakt dat ondergeschikte gebouwtjes zoals een dug-out ook buiten het bouwvlak onder voorwaarden zijn toegestaan.

Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Deze bestemming is toegewezen aan de doorgaande wegen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor: wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad, railverkeer, instandhouding van de stedelijke ecologische verbindingszone, openbaar vervoerstroken, parkeerplaatsen, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, voet- en fietspaden en ter plaatse van de aanduiding 'vm' een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 12 Verkeer - Straat

Wegen met deze bestemming dienen vooral voor de ontsluiting van wijken en buurten en het inter-wijkverkeer. Het aandeel doorgaand verkeer is lager dan bij hoofdverkeerswegen, net als de intensiteiten. De gronden met de bestemming Verkeer - Straat zijn bestemd voor: straten met doorgaande rijbanen, openbaar vervoerstroken en banen, instandhouding van de ecologische verbindingszone, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, parkeerplaatsen en voet- en fietspaden met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

De op de verbeelding voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, wegen ten behoeve van de bevoorrading van de aan deze bestemming grenzende bebouwing, ongebouwde parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, instandhouding van de ecologische verbindingszone, speelvoorzieningen en terrassen ten behoeve van de aangrenzende horeca functie.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsstraat

Wegen met deze bestemming zijn bestemd voor de afwikkeling van lokaal, gebiedsgebonden verkeer en dienen voor de ontsluiting van buurten en de direct aangelegen bestemmingen. Deze wegen zijn niet bedoeld voor het doorgaande verkeer over grotere afstanden. De gronden met de bestemming Verkeer -Verblijfsstraat zijn bestemd voor: voet- en fietspaden, wegen en ongebouwde parkeervoorzieningen, groen en de instandhouding van de stedelijke ecologische verbindingszone met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, water en overige voorzieningen.

Artikel 15 Water

De bestemming Water is toegekend aan al het water binnen het plangebied. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor water, vaarweg, waterberging en oever met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, voet- en fietspaden en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' zijn tevens woonboten toegestaan tot een maximum van 20 zoals op de verbeelding is weergegeven. Op of in deze gronden mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, zoals kademuren, kunstwerken en bruggen voor fietsers en voetgangers.

Artikel 16 Wonen - 1

Deze bestemming is toegekend aan eengezinswoningen met een tuin. In tegenstelling tot de bestemming Wonen - 2, bevat dit artikel dan ook een erfbebouwingsregeling. Op panden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-dakopbouw' mag een dakopbouw van maximaal 3,5 meter hoog gerealiseerd worden. Op de verbeelding is op een aantal plaatsen een aanduiding voor een afwijkende functie opgenomen.

Artikel 17 Wonen - 2

De op de verbeelding voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor een- en meergezinswoningen die niet zijn voorzien van een tuin. Onder voorwaarden is de vestiging van een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan. Op de verbeelding zijn de bebouwingsvlakken met daarbij de maximaal toegestane bebouwingshoogte opgenomen. Op panden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw' mag een dakopbouw van maximaal 3,5 mter hoog gerealiseerd worden. Op de verbeelding is op een aantal plaatsen een aanduiding opgenomen voor een afwijkende functie.

Deze bestemming is ook toegekend aan alle appartementencomplexen met gemeenschappelijk erf. Aangezien daar geen sprake is van privé-tuinen, is geen aan- en bijgebouwen regeling opgenomen. Parkeren is afhankelijk van de aanduiding op de verbeelding, toegestaan in overdekte vorm en/of in een half verdiepte of geheel ondergrondse parkeervoorziening binnen het bouwvlak alsook op maaiveld.

Artikel 18 Wonen - 3

Deze bestemming is toegekend aan de nieuw te ontwikkelen woningen in de tweede fase van het project Kloosterbuuren en aan vier woningblokken tussen de Erasmusweg en het Westhovenplein. Voor het overige deel van de ontwikkellocatie is een bebouwingspercentage en maximale hoogte aangegeven teneinde flexibiliteit te behouden.

Artikel 19 Leiding - Gas

Binnen het plangebied is een gasleiding gelegen. Deze leiding wordt middels een dubbelbestemming beschermd.

Artikel 20 Leiding - Hoogspanning

Binnen het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsleiding gelegen. Deze leiding wordt middels een dubbelbestemming beschermd.

Artikel 21 Leiding - Riool

Binnen het plangebied is een rioolpersleiding gelegen. Deze leiding wordt middels een dubbelbestemming beschermd.

Artikel 22 Leiding - Water

Door het plangebied lopen twee planologisch relevante waterleidingen. Deze gronden hebben de dubbelbestemming Leiding - Water gekregen. De gronden zijn primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van de waterleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.

Artikel 23 Waarde - Archeologie

De met deze dubbelbestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

De met deze dubbelbestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterhuiskundige en/of waterstaatkundige functies en voor het behoud, herstel en verbetering van de waterhuishouding.

Algemene Regels

De artikelen 25 tot en met 31 bevatten de algemene regels van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze artikelen de algemene bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen. Deze regels gelden voor het hele plangebied.

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 29.

Artikel 27 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 29.

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels

ln dit artikel staan regels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden binnen de op de verbeelding opgenomen gebiedsaanduidingen. Op de verbeelding zijn een drietal gebiedsaanduidingen opgenomen: de waterstaat - beschermingszone, veiligheidszone - lpg en zone - ecologische verbindingszone.

De waterkering langs het Laakkanaal, aan de zijde van de Troelstrakade en het Willem Dreespark, ligt buiten het plangebied maar een deel van de bijbehorende beschermingszone valt wel over het plangebied. Voor het (ondergronds) bouwen in deze zone is de Algemene Keur van Delfland van toepassing. De bescherming daarvan is met de regels in dit artikel geborgd.

Een klein gedeelte van het plangebied ligt in de veiligheidszone behorende bij het LPG-tankstation aan de Schaapweg in Rijswijk. Deze zone wordt voor zover mogelijk beschermd door middel van de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - LPG. In dit artikel zijn daarvoor nadere regels opgenomen.

Binnen het plangebied zijn twee stedelijke ecologische verbindingszones gelegen, te weten de Erasmuszone en de Groene Assen. Beide verbindingszones worden zo ver als mogelijk beschermd door middel van de gebiedsaanduiding zone - ecologische verbindingszones.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Tenslotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 30 Algemene wijzigingsregels

Het plan bevat een wijzigingsregel om de dubbelbestemming Waarde-Archeologie te laten vervallen indien door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden of verwachtingen niet meer aanwezig zijn. Tot slot is in dit artikel een wijzigingsmogelijkheid opgenomen om de functieaanduiding Horeca te verplaatsen dan wel te verwijderen indien daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 31 Algemene procedureregels

De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij gebruik wil maken van de wijzigingsmogelijkheden die in de regels zijn opgenomen.

Overgangs- en slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor omgevingsvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voorzover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 33 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Moerwijk'.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe juridisch-planologische regeling voor een bestaande situatie. Daarnaast bevat het bestemmingsplan twee nieuwe ontwikkelingen en daarvoor is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met met één of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1.000 m2

Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

Indien namelijk sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  1. 1. een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  2. 2. meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  3. 3. een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

Hieronder wordt per ontwikkeling langsgelopen of kostenverhaal geregeld is.

Kloosterbuuren

Dit is een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1. Bro (bouw van een of meer woningen). De voor de ontwikkeling van fase 1 en 2 benodigde grond is volledig in eigendom van de gemeente. Kostenverhaal is voor deze ontwikkeling hiermee verzekerd.

Conclusie

Het bestemmingsplan gaat in hoofdzaak uit van consolidering van de bestaande situatie. Voor de opgenomen ontwikkeling is kostenverhaal anderszins verzekerd doordat de gemeente de te ontwikkelen gronden volledig in eigendom heeft. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Doordat kostenverhaal voor de ontwikkelingen anderszins is verzekerd, kan op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro worden besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

Het maatschappelijke draagvlak van het bestemmingsplan wordt getoetst door middel van wettelijk vooroverleg en de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan voor zienswijzen.

7.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Het voorontwerp bestemmingsplan wordt t.b.v. het wettelijke vooroverleg verzonden aan diverse vooroverlegpartners

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 15 november 2013 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  1. 1. Ministerie van EL&I
  2. 2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  3. 3. Provincie Zuid-Holland
  4. 4. Stadsgewest Haaglanden
  5. 5. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  6. 6. Hoogheemraadschap van Delfland
  7. 7. Dunea
  8. 8. Politie Haaglanden
  9. 9. Veiligheidsregio Haaglanden, Regionale Brandweer
  10. 10. Veolia Transport Haaglanden
  11. 11. HTM Infra
  12. 12. NS Stations
  13. 13. ProRail, Operatie, AM, Veiligheid en Compliance
  14. 14. Stedin B.V.
  15. 15. TenneT Regio West
  16. 16. N.V. Nederlandse Gasunie
  17. 17. Stichting BOOG
  18. 18. Kamer van Koophandel Haaglanden
  19. 19. Wijkorganisatie Moerwijk
  20. 20. Het bestuur van Staedion Vastgoed
  21. 21. Woningstichting Haag Wonen
  22. 22. Vestia Den Haag Zuid-Oost
  23. 23. Burgemeester en wethouders van Rijswijk

Van de onder 6, 11, 15, 16 en 21 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. De voorgestelde maatregelen genoemd in het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden (instantie genoemd onder nummer 9) zijn opgenomen in paragraaf 4.4 van de toelichting. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Daarnaast is een reactie ontvangen van de Christelijk Gereformeerde Kerk Den Haag (Scriba).

6. Hoogheemraadschap van Delfland

“In het kader van artikel 3.1.1 Bra heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Moerwijk in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.

Advies

Wij geven u graag nog advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij opmerkingen over "Waterkwantiteit" en "Veiligheid en waterkeringen ".

Waterkwantiteit

In uw waterparagraaf beschrijft u, dat de nieuwe ontwikkelingen niet lelden tot vergroting van het verhard oppervlak. WIJ verzoeken u hieraan toe te voegen, dat bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan het standstill-principe. Dit houdt in, dat als bij nieuwe ontwikkelingen het verhard oppervlak toeneemt, deze toename gecompenseerd moet worden.

Daarnaast verzoeken wij u de volgende beschrijving toe te voegen.

"In de bergingsvisie van Den Haag is een bergingsopgave voor de Noordpolder vastgesteld. Naar aanleiding van deze vaststelling is een inundatietoets voor de Noordpolder (Delfland, 2010) uitgevoerd. De resultaten laten zien dat in de Noordpolder wateroverlast kan optreden in en rond parken, onverharde oevers, sportvelden en volkstuinen met een kans eens in de 30/40 jaar. De Noordpolder voldoet hiermee aan de eis van eens in de 10 jaar van de Provinciale verordening van 2009. Dit betekent dat binnen de Noordpolder geen noodzaak is om de vastgestelde waterbergingstekort op te lossen binnen toekomstige ontwikkelingen.

Daarnaast hebben de resultaten laten zien dat stijging van het waterpeil door zeer hoge intensieve neerslag, water op straat kan veroorzaken door de beperking van de afvoer van de riolering. Dit kan aangepakt worden door bijvoorbeeld het verruimen van het lokale watersysteem direct achter een riooloverstort. Bij nieuwe ontwikkelingen kan dit mogelijk wel meegenomen worden.”


Veiligheid en waterkeringen

Voor wat de dubbelbestemming van de beschermings- en kernzone van de waterkering op de meegestuurde verbeelding betreft, is het lastig te beoordelen of deze correct is aangegeven. Dit komt, omdat het inzoomen niet goed gaat.

Daarom is gebruik gemaakt van ruimtelijke plannen.nl. Alleen lijkt de dubbelbestemming hier niet overeen te komen met de meegestuurde verbeelding.

Wij verzoeken u dit na te gaan met onze eerder meegestuurde shapefiles van deze dubbelbestemming (email 20-9-2013 aan D. van Dijk).

In subparagraaf 4.8.2.3 Veiligheid en waterkering verzoeken wij u de zin "Daarnaast is de keur ...... beschermingszone." te veranderen in "De keur van Delfland is ook van toepassing op de naast de kernzone gelegen beschermingszone.". Daarnaast verzoeken wij u op te nemen, dat de beschermingszone aan beide zijden van de kernzone aanwezig is met een breedte van 15 m.

Voor meer informatie of vragen kunt u terecht bij de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief.”

Reactie

Het standstill-principe was inderdaad nog niet opgenomen in de paragraaf over waterkwantiteit maar is momenteel ook nog onderwerp van gesprek tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap. Het onvoorwaardelijk opnemen van het standstill-beginsel is in het kader van de voorheen geldende afspraken per poldergebied naar het oordeel van de gemeente te regide. Wij erkennen het belang van het waterschap maar vragen ruimte om per plan maatwerk te leveren ten aanzien van de noodzaak van compenseren en op welke wijze dit het beste kan gebeuren. De dubbelbestemming Waterkering is vergeleken met de op 20 september jl gemailde shapefiles en waar nodig aangepast.

Gevraagd wordt om in de toelichting te vermelden dat de beschermingszone van de waterkering aan beide zijden van de kernzone aanwezig is met een breedte van 15 meter. Dit stond al in de toelichting onder paragraaf 4.8.2.3. verwerkt.

Conclusie

De verbeelding is op onderdelen aangepast ten aanzien van de dubbelbestemming 'Waterkering'. Paragraaf 4.8.2.1. is aangepast.

9. Veiligheidsregio Haaglanden

Conclusie

Enkele onderdelen van deze reactie zijn ter informatie toegevoegd aan de paragrafen 4.4.2 t/m 4.4.5. De geadviseerde maatregelen kunnen geen rechtstreekse doorwerking hebben in bestemmingsplannen. Aangezien de inhoud daarvan wel van belang is voor onder andere de WABO-vergunningverlening, zijn de maatregelen wel opgenomen in paragraaf 4.4.6 van de toelichting van dit bestemmingsplan.


11. HTM Infra
“Bij het bestuderen van het ontwerpbestemmingsplan Moerwijk (ex art. 3.1.1 Bro) vielen mij een aantal zaken op:

- In de toelichting (2.4.2, verkeer en infra) wordt tramlijn 9 niet genoemd. Ik denk dat deze tram ook een belangrijke functie heeft voor de wijk.

- In art. 7 (groen) is waar nodig een functieaanduiding voor de tram geregeld, maar in art. 7.2.2 wordt voor masten een max. hoogte van 6 m genoemd; dit is te weinig voor de bovenleidingmasten van de tram, die 12 m (moeten) zijn.

- Een soortgelijke opmerking geldt voor art. 12 (straat), waar een max. hoogte voor masten van 5m is genoemd.

Tenzij de bovenleidingmasten niet onder genoemde bouwregels vallen, zie ik dit graag aangepast.

Verder heb ik geen opmerkingen op het plan.”

Reactie

Tramlijn 9 rijdt inderdaad aan de noordkant van het plangebied en zal daarom worden opgenomen in de toelichting. Er is in de regels inderdaad onvoldoende rekening gehouden met masten ten behoeve van het tramverkeer. Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zijn uitgezonderd van de maximale maatvoering voor palen en masten.

Conclusie

Alle onderdelen van deze reactie zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

15. TenneT

"Wij ontvingen uw brief van 15 november 2013 (kenmerk DSO_SO/2013.10329) met betrekking tot het concept ontwerp-bestemmingsplan Moerwijk van uw gemeente.

In dit plan is door uw gemeente rekening gehouden met de aanwezigheid van onze ondergrondse 150.000 Volt transportverbinding Den Haag- Rijswijk (GV-RW150).

Voor de goede orde merken wij aanvullend op dat in lid 20.1 van artikel 20 Leiding – Hoogspanningsverbinding van de Regels en onderaan op bladzijde 64 van de Toelichting staat vermeld "bovengrondse hoogspanningsleiding". Aangezien het een kabelverbinding betreft verzoeken wij u de desbetreffende teksten te wijzigen in "ondergrondse hoogspanningsverbinding"."

Reactie

Abusievelijk is er inderdaad op drie plaatsen bovengronds in plaats van ondergrondse buisleiding opgenomen in het concept ontwerp bestemmingsplan.

Conclusie

Alle onderdelen van deze reactie zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

16. N.V. Nederlandse Gasunie

“Naar aanleiding van uw brief van 15 november 2013 waarmee u ons bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, deed toekomen, hebben wij het plan beoordeeld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

In het plangebied ligt een gastransportleiding met toebehoren, die in eigendom is van ons bedrijf.

Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en het beperken van gevaar voor goederen en personen in de directe omgeving, is wettelijk bepaald dat het voldoende is om de belemmeringenstrook te beperken tot een zone van 4 meter ter weerszijden van de onderhavige leiding. Wij verzoeken u dan ook de breedte van de belemmeringenstrook terug te brengen tot hierboven genoemde afstand. Zie in dit verband het bepaalde in artikel 14, eerste lid Bevb in samenhang met artikel 5 van de Revb.

Gezien het feit dat de leiding zich bevindt in het gebied waarin de aanleg van de diverse infrastructurele voorzieningen worden gerealiseerd, verzoeken wij u over de mogelijke consequenties en eventueel te treffen maatregelen tijdig overleg te plegen met onze tracébeheerder, de heer P.G. Meijers te Waddinxveen, telefoonnummer +31 (0)6 1100 5735.

Indien gewenst, kunt u voor een nadere toelichting contact opnemen met ondergetekende.

Reactie

De beschermingszone aan weerszijde van de aardgastransportleiding is op de verbeelding aangepast tot 4 meter in plaats van 5 meter. Met dit bestemmingsplan worden geen rechtstreekse infrastructurele wijzigingen uitgevoerd. De tweede opmerking wordt dan ook voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie

De breedte van de beschermingszone is op de verbeelding aangepast.


21. Haag Wonen

Haag Wonen reageert op de bestemming die komt te rusten op het perceel Nienoordstraat 4. Op dit perceel staat het voormalig fraterhuis 'de Gentiaan', dat sinds 4 september 2009 eigendom is van woningstichting Haag Wonen. Het perceel maakt onderdeel uit van de locatie genaamd Kloosterbuuren. Woningen en gebouwen zijn eigendom van Haag Wonen.

De Gentiaan heeft volgens het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'woongebouw', met als toevoeging 'bejaarden, studenten'. In de loop der tijd heeft het gebouw onder meer dienst gedaan als fraterhuis en als opvang voor daklozen. De (enkel)bestemming volgens het concept bestemmingsplan is 'Maatschappelijk 2'. De daarvoor aangewezen gronden zijn bestemd voor 'gezondheidszorg', zorginstellingen (verzorgingshuizen en verpleeghuizen) en parkeren.

Deze bestemming is een beperking van de mogelijkheden die het perceel onder het vigerende bestemmingsplan heeft. Om die reden acht Haag Wonen dit een ongewenste wijziging. Voor wat betreft artikel 9.1 sub a. van de nieuwe bestemmingsomschrijving laat Haag Wonen het volgende weten.

'Gezondheidszorg': deze voorziening is naar de mening van Haag Wonen in voldoende mate in de omgeving aanwezig. Het bestaande gebouw leent zich niet voor een dergelijk gebruik, althans niet dan nadat er ingrijpende verbouwingen hebben plaatsgevonden. Haag Wonen acht de vrees reëel dat in de huidige tijd geen enkele partij interesse zal hebben om die reden.

Voor wat betreft artikel 9.1 sub b. van de nieuwe bestemmingsomschrijving laat Haag Wonen het volgende weten. In de huidige en toekomstige tijd - als gevolg van de wijzigingen van de AWBZ - is er sprake en zal er sprake zijn van leegstand in verzorgings- en verpleeghuizen. Naar verwachting zullen in de komende jaren zo'n 800 van de 2000 instellingen de deuren moeten sluiten. Dat betekent voor verhuurders van zorgvastgoed als Haag Wonen, dat gebouwen c.q. percelen met louter de bestemming 'Maatschappelijk 2' beduidend moeilijker zo niet onmogelijk te verhuren dan wel te verkopen zullen zijn door die krimpende markt van zorginstellingen.

Haag Wonen ziet om bovenstaande redenen de nieuwe bestemming van 'Maatschappelijk 2' als een ongewenste inperking van de mogelijkheden van het perceel. Gezien de voorgeschiedenis - zowel voor wat betreft de vigerende bestemming als het daadwerkelijke gebruik in de loop der jaren - zou de voortzetting van de status 'woongebouw' en wel zonder dan wel enige inperking voor wat betreft het gebruik meer voor de hand liggen.

Tot slot laat Haag Wonen u nog het volgende weten. Vanwege het reeds sinds 3 à 4 jaar lopende overleg tussen de gemeente Den Haag, Haag Wonen en projectontwikkelaar ERA over de herontwikkeling van het gebied Middachtenweg zijn wij verrast over het feit dat wij niet via de gemeente zijn geïnformeerd en dat wij via 'Ruimtelijke plannen.nl' over het bestaan van het concept bestemmingsplan 'Moerwijk' hebben moeten vernemen. In de planvorming van de afgelopen jaren is vrijwel alleen maar de bestemming wonen aan de orde geweest om het gebouw. Daarom zou die bestemming ook in het nieuwe bestemmingsplan moeten worden toegekend.”

Reactie
Het tot op heden vigerende bestemmingsplan betreft het Uitbreidingsplan Moerwijk. Daarin heeft dit perceel voor het grootste deel de bestemming 'openbare en bijzondere doeleinden'. Het overige deel van het perceel valt binnen de bestemming 'school'. Er werd ook gewoond, zowel toen het een fraterhuis was als toen de Kessler Stichting het pand gebruikte voor dak- en thuislozenopvang. In beide gevallen gaat het dan niet om zelfstandig woongebruik maar overnachtingen in verband met de maatschappelijke hoofdfunctie. Aangezien het een conserverend bestemmingsplan betreft, is gekozen voor een bestemming die zo dicht mogelijk bij de oude bestemming en het oude gebruik ligt: Maatschappelijk 2.

De door Haag Wonen aangehaalde bestemming 'woongebouw' komt dus niet uit het vigerende Uitbreidingsplan Moerwijk. Uit aanvullende informatie van Haag Wonen is gebleken dat zij hun standpunt baseren op een door de gemeente Den Haag op 12 februari 2012 verzonden brief. De verwarring is wellicht ontstaan omdat in die brief het woord 'bestemming' enige malen terug komt, maar daarmee geen verwijzing naar een planologische bestemming wordt bedoeld. De term 'woongebouw' komt dan ook niet voor in de lijst van landelijk geldende bestemmingen zoals opgenomen in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Waar de term 'woongebouw' wel naar refereert, is een gebruiksdoel zoals overheden dat ingevolge de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (BAG) verplicht zijn om toe te kennen aan alle zelfstandige verblijfsobjecten. Deze gebruiksdoelen worden door overheden o.a. gebruikt rondom de toetsing voor uitkeringen en subsidies maar ook om huisnummers en kabelaansluitingen aan te koppelen. Het gebruiksdoel zoals bedoeld in de BAG wordt vaker verward met de planologische bestemming en/of het feitelijke gebruik maar heeft dus een andere grondslag en doel dan een bestemming en gebruiksfuncties zoals op genomen in een bestemmingsplan of beheersverordening.

Naast mede-overheden die wij in het kader van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening dienen te informeren over een in voorbereiding zijnd bestemmingsplan, informeert de gemeente Den Haag daarnaast ook o.a. woningcorporaties al in dit stadium van de procedure. De stelling dat Haag Wonen niet geïnformeerd is over deze procedure, is dan ook onjuist.

Conclusie

Met de nu opgelegde bestemming 'Maatschappelijk 2' wordt gezien het voorgaande geen planologisch andere of grotere beperking opgelegd dan hetgeen nu het geval is. Er zijn geen wijzigingen in het plan aangebracht vanwege deze reactie.

Christelijk Gereformeerde Kerk Den Haag (Scriba)

“Op ruimtelijke plannen. nl hebben we gezien dat u als gemeente bezig bent met het maken van een nieuw bestemmingsplan voor de wijk Moerwijk. Wij als kerkelijke gemeente bezitten daar op de locatie Rhijnvis Feithlaan 114 een kerkgebouw, bekend als de Nebokerk.

Omdat we recent als christelijk gereformeerde kerk in Den Haag en Rijswijk drie kerken bestuurlijk hebben samengevoegd, is er nu een discussie gaande over hoe wij om willen gaan met onze drie kerkgebouwen. In dit kader willen wij graag overleg met u over wat de mogelijkheden zijn voor de locatie van de Nebokerk en/of de aan deze locatie te geven bestemming.

Globaal zijn er voor ons drie opties:

  • • Het renoveren van het huidige kerkgebouw,
  • • sloop en nieuwbouw op deze locatie met eventueel toevoegen van andere functies,
  • • afstoten van deze locatie of dit kerkgebouw te koop aanbieden.

Omdat de discussie op dit moment nog niet is afgerond over de locatie van de gefuseerde kerk willen wij graag genoemde opties omtrent de Nebokerk met u bespreken, bezien welke opties voor de gemeente bespreekbaar zijn en wat de voorwaarden zijn, die er aan worden verbonden. In het nieuwe bestemmingsplan willen wij graag deze opties opgenomen hebben zodat dit nieuwe bestemmingsplan geen blokkade is voor eventuele ontwikkelingen.

Om deze reden verzoeken wij om overleg met de opstellers van dit bestemmingsplan zodat we voordat het ontwerp ter visie gaat weten wat wel en niet mogelijk is en wat past binnen uw stedenbouwkundige visie. Graag ontvangen wij van u bericht. Voor telefonisch overleg kunt u contact opnemen met ondergetekende.”

Reactie

Aangezien het een conserverend bestemmingsplan betreft en het verzoek van de Christelijk Gereformeerde Kerk nog onvoldoende conreet is, is de oorspronkelijke bestemming niet gewijzigd. Aangezien tenminste twee van de drie genoemde opties maatschappelijke functies inhouden (zie daarvoor onder andere de begripsomschrijving in artikel 1 en bestemmingsomschrijving in artikel 8.1 van de regels), zal de Christelijk Gereformeerde Kerk in beginsel geen functionele belemmeringen aantreffen vanwege dit nieuwe bestemmingsplan. Om tegemoet te komen aan een mogelijke nieuwbouw en/of renovatie, is het bouwvlak van de verbeelding verwijderd en is daarvoor in de plaats een bouwpercentage en -hoogte opgenomen. Dit geeft initiatiefnemers meer speelruimte in de wijze waarop bouwkundige veranderingen kunnen plaatsvinden. Indien de Christelijk Gereformeerde Kerk haar keuze heeft gemaakt, kan daarna altijd een beginselplan worden ingediend om het concrete verzoek af te stemmen met de diverse wetten en beleidsregels.

Er ligt vanuit de gemeente voor het naastgelegen perceel wel een stedenbouwkundige visie. Deze wordt als een wijzigingsgebied in het bestemmingsplan opgenomen. Voor de volledigheid is dit wijzigingsgebied ook over het perceel van de Christelijk Gereformeerde Kerk gelegd om eventueel een combinatie van nieuwbouwplannen te faciliteren.

Conclusie

De bestemming Maatschappelijk -1 is gehandhaafd. Op de verbeelding is het bouwvlak verwijderd en daar voor in de plaats een maximale bebouwingspercentage en bouwhoogte opgenomen. Er is een wijzigingsbevoegdheid over dit en het naastgelegen perceel gelegd teneinde in de toekomst eventueel een woonbestemming te kunnen faciliteren.

7.2 Ter Inzage Legging

Het ontwerp bestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn wel/geen zienswijzen ingediend. Zowel voorafgaand aan als tijdens de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan zijn inloopavonden georganiseerd. Deze momenten zijn gebruikt om het maatschappelijk draagvlak van het bestemmingsplan te vergroten. De reactie van de gemeente op de ingediende zienswijzen is opgenomen in het bij dit bestemmingsplan behorende raadsbesluit.

Bijlagen

Bijlage 1 Kloosterbuuren: Archeologisch Onderzoek

Bijlage 2 Kloosterbuuren: Beoordeling Bodemonderzoeken Dienst Stadsbeheer

Bijlage 3 Kloosterbuuren: Ecologische Quickscan

Bijlage 4 Kloosterbuuren: Jaarrond Onderzoek Vleermuizen

Bijlage 5 Kloosterbuuren: Watertoets

Bijlage 6 Bezonningsonderzoek

Bijlage 7 Lijst Van Monumentale Bomen 2013