KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen - 1
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer - Straat
Artikel 7 Verkeer - Verblijfstraat
Artikel 8 Water - 1
Artikel 9 Water - 2
Artikel 10 Wonen - 1
Artikel 11 Woongebied - 1
Artikel 12 Woongebied - 2
Artikel 13 Leiding - Gas Voorlopige Bestemming
Artikel 14 Leiding - Gas
Artikel 15 Waarde - Archeologie
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Overige Regels
Artikel 20 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
1.3 Begrenzing Van De Herziening
1.4 Geldende Planologische Regelingen
Hoofdstuk 2 Milieuaspecten
2.1 Inleiding
2.2 Externe Veiligheid
2.3 Flora- En Fauna
2.4 Onderzoek Explosieven
2.5 Water
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Inleiding
Hoofdstuk 4 Economische Uitvoerbaarheid
4.1 Algemeen
4.2 Exploitatieplan
4.3 Conclusie
Hoofdstuk 5 Overleg En Inspraak
5.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg
Bijlagen
Bijlage 1 Externe Veiligheidsonderzoek
Bijlage 2 Notitie Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 3 Quickscan Ecologie
Bijlage 4 Vooronderzoek Conventionele Explosieven

Madestein-Vroondaal, 1e herziening

Bestemmingsplan - gemeente 's-Gravenhage

Vastgesteld op 15-12-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 1e herziening van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 herziening

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0297AMadeVroon1h-50VA met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 moederplan

het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal van de gemeente 's Gravenhage, meer specifiek de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518AMadeVroondl-51VA met de bijbehorende regels (en bijlagen).

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 hoogte van een bouwlaag

De hoogte van een bouwlaag is maximaal 3,5 meter met dien verstande dat voor andere doeleinden dan wonen een maximale hoogte van 4 meter per bouwlaag is toegestaan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik zoals omschreven in artikel 4 van het moederplan.

3.2 Bouwregels

  1. a. voor het bouwen gelden de regels zoals bepaald in artikel 4 van het moederplan;
  2. b. in afwijking van het gestelde onder a, geldt dat de hoogte van een bouwlaag van een gymzaal niet meer dan 6 meter bedraagt;
  3. c. in afwijking van het gestelde onder a, geldt dat ter plaatse van een gymzaal slechts 1 bouwlaag is toegestaan.

Artikel 4 Groen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. de voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik zoals bepaald in artikel 5 van het moederplan;
  2. b. in aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor onsluitingswegen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. c. 'parkeerterrein' (p), tevens voor een parkeerterrein.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels zoals bepaald in artikel 5 van het moederplan

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' (p) mogen ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal parkeerplaatsen gerealiseerd worden;
  2. b. voor wat betreft de maatvoeringsvlakken, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' (p) geen maximum aantal parkeerplekken op de verbeelding is opgenomen mag het gezamenlijke aantal parkeerplaatsen (binnen die maatvoeringsvlakken) niet meer dan 83 bedragen.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd als groenvoorziening bij de woning, niet zijnde zijerf of achtererfgebied, zoals bedoeld in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, een en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals, bouwwerken geen gebouwen zijnde, verhardingen, groen en water.

5.2 Bouwregels

  1. a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1 meter bedragen.

Artikel 6 Verkeer - Straat

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik zoals bepaald in artikel 12 van het moederplan.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels zoals bepaald in artikel 12 van het moederplan.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfstraat

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik zoals bepaald in artikel 13 van het moederplan.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels zoals bepaald in artikel 13 van het moederplan.

Artikel 8 Water - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik zoals bepaald in artikel 14 van het moederplan;
  2. b. in aanvulling op het bepaalde in lid a zijn de gronden tevens bestemd voor ontsluitingswegen en ten behoeve van langzaam verkeer bruggen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels zoals bepaald in artikel 14 van het moederplan.

Artikel 9 Water - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik zoals bepaald in artikel 14 van het moederplan.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen de gronden met in inachtneming van het gestelde in lid 3 tevens gebruikt worden voor park en plantsoen met bijbehorende wegen, paden en voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels zoals bepaald in artikel 14 van het moederplan.

9.3 Specifieke gebruiksregels

De gronden mogen alleen ingericht en gebruikt worden voor park en plantsoen, nadat hierover een positief advies van Hoogheemraadschap Delfland is ontvangen.

Artikel 10 Wonen - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik zoals bepaald in artikel 15 van het moederplan.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels zoals bepaald in artikel 15 van het moederplan.

Artikel 11 Woongebied - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik zoals bepaald in artikel 17 van het moederplan.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels zoals bepaald in artikel 17 van het moederplan.

Artikel 12 Woongebied - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik zoals bepaald in artikel 18 van het moederplan.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels zoals bepaald in artikel 18 van het moederplan.

Artikel 13 Leiding - Gas Voorlopige Bestemming

13.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De op grond van artikel 3.2 Wet ruimtelijke ordening voor 'Leiding - Gas Voorlopige bestemming' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding;
  2. b. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, krijgt de dubbelbestemming 'Leiding - GasVoorlopige bestemming' voorrang.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Gas Voorlopige bestemming' als bedoeld in lid 13.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de bedoelde leiding mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan;

13.3 Voorwaardelijke verplichting

Gronden ter plaatse van de onder 13.1 genoemde bestemming mogen in afwijking van het bepaalde in lid 2 sub b, alleen conform de onderliggende bestemming(en) gebruikt of bebouwd worden, wanneer;

  1. a. de leiding als bedoeld in artikel 13.1 is verwijderd danwel buiten gebruik is gesteld en;
  2. b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder(s).

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas Voorlopige bestemming' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    4. 4. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
    5. 5. het permanent opslaan van goederen;
    6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  2. b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    1. 1. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    2. 2. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    3. 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan;
    4. 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  4. d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4, onder c, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

13.5 Geldigheid van de bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in artikel 13.1 geldt tot het moment van buitengebruikstelling van de leiding met de bestemming 'Leiding - Gas Voorlopige bestemming', maar uiterlijk tot 5 jaar na de datum van vaststelling van dit plan.

13.6 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

De op grond van artikel 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening voor 'Leiding - Gas Voorlopige bestemming' aangewezen gronden zijn na buiten gebruikstelling van de leiding als bedoeld in he vorige lid of het verstrijken van de termijn zoals bedoeld in 13.5 uitsluitend bestemd voor:

  1. a. 'Gemengd' zoals bedoeld in Artikel 3 van dit plan, wanneer de oorspronkelijk binnen de bestemming gesitueerde gastransportleiding is verwijderd, danwel buiten gebruik is gesteld;
  2. b. 'Leiding - Gas' zoals bedoeld in Artikel 14 van dit plan, wanneer de oorspronkelijk binnen de bestemming gesitueerde gastransportleiding niet is verwijderd, danwel buiten gebruik is gesteld.

13.7 Voorwaardelijke verplichting

Gronden ter plaatse van de onder 13.6 genoemde bestemming mogen alleen conform de deze bestemming gebruikt of bebouwd worden en werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder 13.4 sub a zijn alleen toegestaan, wanneer;

  1. a. de oorspronkelijke, binnen de bestemming gesitueerde gastransportleiding is verwijderd danwel buiten gebruik is gesteld en;
  2. b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder(s).

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding;
  2. b. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, krijgt de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Gas' als bedoeld in lid 14.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de bedoelde leiding mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  2. b. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan;

14.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid 2, onder b, voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
  2. b. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    4. 4. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
    5. 5. het permanent opslaan van goederen;
    6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  2. b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    1. 1. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    2. 2. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    3. 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan;
    4. 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  4. d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4, onder c, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 15 Waarde - Archeologie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik zoals bepaald in artikel 21 van het moederplan.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels zoals bepaald in artikel 21 van het moederplan.

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik zoals bepaald in artikel 22 van het moederplan.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels zoals bepaald in artikel 22 van het moederplan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels

17.1 Waterstaat - beschermingszone

Ter plaatse van de aanduiding Waterstaat - beschermingszone geldt het bepaalde uit artikel 26.1 van het moederplan.

17.2 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geldt het bepaalde uit artikel 26.2 van het moederplan.

17.3 Milieuzone - geurzone

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geurzone' geldt het bepaalde uit artikel 26.3 van het moederplan.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

18.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de gronden met de bestemming Groen - 1 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming "Horeca":

  1. a. in de categorieën licht en middelzwaar uit de Staat van Horeca-categorieën als opgenomen in de bijlagen van het moederplan;
  2. b. met aan de bestemming horeca ondergeschikte expositieruimte;

met de daarbij behorende gebouwen, terrassen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

18.2 Verleggen bestemmingsgrenzen Leiding - Gas

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de geometrische bepaalde vlakken, welke deel uitmaken van de verbeelding van dit plan te wijzigen in de zin dat de bestemmingsgrenzen van de dubbel bestemming Leiding - Gas verlegd kunnen worden mits:

  1. a. de leiding deel zal uitmaken van een permanente infrastructuur;
  2. b. de inpassing en uitvoering van de leiding met bijbehorende zone(s) de instemming hebben van de leiding beheerder(s);
  3. c. voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijnde overige wet- en regelgeving.
  4. d. voordat burgemeester en wethouders overgaan tot wijziging, de procedure zoals opgenomen in artikel Artikel 20 dient te worden gevolgd.

Artikel 19 Overige Regels

  1. a. De regels, verbeelding en toelichting van het voorliggende bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 1e herziening prevaleren indien deze afwijken van- of aanvullend zijn op het moederplan (bestemmingsplan Madestein-Vroondaal);
  2. b. Ingeval het gestelde onder a niet van toepassing is, dan zijn de regels uit het moederplan, bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, onverminderd van toepassing op het voorliggende plan.

Artikel 20 Algemene Procedureregels

20.1 Algemene wijzigings- en uitwerkingsregels

  1. a. Het ontwerp van het plan tot wijziging ligt gedurende zes weken ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in het "Gemeenteblad" dat door de gemeente wordt uitgegeven (zie: www.denhaag.nl) en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a. genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp;
  4. d. burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  1. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid onder 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid onder 1 met maximaal 10%;
  2. 3. Het eerste lid onder 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het tweede lid onder 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het tweede lid onder 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. Het tweede lid onder 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 1e herziening.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

Met dit bestemmingsplan wordt op enkele plaatsen de bestemming 'Groen' in de bestemming 'Woongebied-1' en 'Wonen-1' gewijzigd. Het gaat om het herstellen van fouten. Het is altijd de bedoelding geweest deze gronden uit te geven en voor wonen te bestemmen. Gedeeltelijk zijn de betreffende gronden reeds als tuin, behorende bij de woonfunctie uitgegeven. In het moederplan is er per abuis de bestemming Groen aan gegeven. Deze fout wordt met dit bestemmingsplan hersteld.

Op basis van het stedenbouwkundigplan Vroondaal, Aangenaam Haags, van 12 februari 2013 en het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal (het moederplan) is reconstructie van de kruising Madesteinweg met de Madepolderweg mogelijk. Deze reconstructie zou tot de kap van te veel bomen leiden, zodat een aangepast ontwerp voor het kruispunt is gemaakt. Met het aangepaste ontwerp voor het kruispunt is ook het ontwerp voor het overige deel van de Madepolderweg iets aangepast. De Madepolderweg zal hierdoor op een paar plaatsen iets anders komen te liggen dan eerst werd voorzien. Verder zal de bij de oorspronkelijke kruising van de Madesteinweg en Madepolderweg gesitueerde hogedrukgasleiding met behorende belemmeringsstrook verlegd moeten worden, om de bouw van een basisschool mogelijk te maken.

Door het laten vervallen van 88 parkeerplaatsen en door de parkeerplaatsen die verplaatst worden uit te voeren met waterdoorlatende bestrating wordt de afstroom van regenwater vertraagd.

Bovendien voorziet de herziening van het bestemmingsplan in enkele (ondergeschikte) wijzigingen, gericht op verduidelijking van regels en herstel van omissies.

Het gaat daarbij om de volgende onderdelen:

  • verplaatsing van de nabij de kruising van de Madesteinweg met de Madepolderweg gesitueerde parkeerplaats en het opnemen van een regeling voor het aanleggen van maximaal 36 parkeerplaatsen in de bestemming Groen - 1 langs de Madesteinweg (een even groot aantal parkeerplaatsen als op het huidige parkeerterrein aanwezig is);
  • de mogelijkheid tot het aanleggen van ontsluitingswegen binnen de bestemming Groen - 1 en Water- 1;
  • wijziging van de bestemming van de parkeerplaats ter hoogte van Madepolderweg 39 van Verkeer - Verblijfsstraat in Groen - 1 en het opnemen van een regeling voor het verleggen van de parkeerplaatsen binnen een deel van park Madestein, waarbij de aanleg van maximaal 83 parkeerplaatsen mogelijk is (50% van de 166 parkeerplaatsen die nu aanwezig zijn op het parkeerterrein langs de Madepolderweg) ;
  • een aanpassing van de wijze van meten, waardoor in het geval van woningen een hogere eerste bouwlaag mogelijk gemaakt wordt (3,5 meter in plaats van 3 meter);
  • de mogelijkheid om binnen de bestemming Gemengd een gymzaal met een hoogte van maximaal 6 meter te realiseren;
  • meer flexibiliteit binnen de bestemming 'Water - 1' om ontsluitingswegen en bruggen ten behoeve van voetgangers en fietsers mogelijk te maken;
  • het veranderen van Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 (de bebouwingsmogelijkheden nemen niet toe);
  • het ter hoogte van de Gravin Jacobalaan en ter hoogte van de Oostmadeweg aanpassen van de bestemming Groen in Woongebied - 1, Wonen - 1 en Tuin;
  • de mogelijkheid om een geplande waterpartij in park Madestein te kunnen verleggen, waarvoor er aan de waerpartij een nieuwe ruimere bestemming Water - 2 wordt gegeven;
  • wijzigen van de bestemming Groen in Woongebied - 2 ter hoogte van de Van Elswijkbaan.

Voor een overzicht van de wijzigingen van het bestemmingsplan, betrekking hebbend op de verbeelding en de regels wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de planbeschrijving.

1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 1e herziening is:

  1. a. reconstructie van de kruising Madesteinweg - Madepolderweg mogelijk maken;
  2. b. verplaatsing van hogedruk aardgastransportleiding ter plaatse van de kruising van de Madesteinweg met de Madepolderweg mogelijk te maken;
  3. c. het herstel van enkele omissies.

1.3 Begrenzing Van De Herziening

Het plangebied ligt in het stadsdeel Loosduinen van de gemeente Den Haag en beslaat een deel van het plangebied van moederplan Madestein - Vroondaal.

In afbeelding 1.1 wordt het plangebied in de gemeente Den Haag weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0297AMadeVroon1h-50VA_0001.png"

Afbeelding 1.1: ligging plangebied in de gemeente Den Haag

1.4 Geldende Planologische Regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 1e herziening herziet het volgende bestemmingsplan op onderdelen:

Madestein -Vroondaal 20 februari 2014 (vastgesteld) 27 juli 2015 (onherroepelijk)

1.4.2 Samenhang met moederplan Madestein - Vroondaal

Het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 1e herziening dient gelezen te worden in samenhang met het moederplan Madestein - Vroondaal. In artikel 19 van de herziening is dan ook bepaald dat voor zover niet anders is bepaald de regels uit het moederplan van toepassing blijven.


De inwerkingtreding van de herziening vervangt, voor zover het gaat om de herziene onderdelen, de regeling uit het moederplan.

Voor alle overige niet gewijzigde onderdelen blijft het moederplan gelden. Dat geldt ook voor de toelichting bij het moederplan.

Hoofdstuk 2 Milieuaspecten

2.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan dient gelezen te worden in samenhang met het moederplan Madestein - Vroondaal. De relevante milieuaspecten zijn reeds beschreven in dit plan.

Vanwege het mogelijk maken van het verleggen van de hoofdtransportaardgasleiding en het opnemen van een flexibele regeling voor de ligging van bruggen en parkeerplaatsen in park Madestein, is onderzoek gedaan naar de aspecten externe veiligheid en ecologie.

In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van deze onderzoeken beschreven.

2.2 Externe Veiligheid

2.2.1 Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transport risico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

2.2.2 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grond roer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

  1. 1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
  2. 2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  1. 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  2. 2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  3. 3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  4. 4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  5. 5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:

  • Structuurvisieniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
  • Bestemmingsplanniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
  • Bouwplanniveau: -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.

Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.

Voorlichting burgers bij (dreigende) calamiteit

In het kader van de 'wat doe je' campagne zijn folders gemaakt en voor het publiek beschikbaar gesteld via de stadsdeelkantoren en de brandweerkazernes in Den Haag. In deze folders wordt voor verschillende calamiteiten (brand, uitvallen nutsvoorzieningen) de te nemen maatregelen beschreven.

Het alarmeren van de bevolking vond tot voor kort alleen plaats met behulp van sirenes en door middel van huis-aan-huis meldingen door de hulpdiensten, eventueel met een geluidswagen. Beide systemen hebben beperkingen: een sirene geeft geen informatie over de ramp, huis-aan-huis gaan of een geluidswagen inzetten kost tijd.

Sinds 11 juni 2012 kunnen bewoners van Den Haag snel geïnformeerd worden in geval van een (dreigende) calamiteit met gevaarlijke stoffen door de inzet van NL-Alert.

NL-Alert is een nieuw waarschuwings- en alarmeringssysteem van de overheid voor de mobiele telefoon dat die beperkingen kan ondervangen. Door middel van cell-broadcasting kunnen bewoners in de nabijheid van een risicovol object tijdig worden gealarmeerd in geval van een (dreigende) calamiteit via een sms-bericht. NL-Alert beperkt zich niet alleen tot het waarschuwen maar meldt ook dát er iets aan de hand is en wat mensen moeten doen. Via de meldkamer van de regionale Brandweer wordt het bericht naar de dichtstbijzijnde GPRS-zendmast gestuurd. Omdat het bericht naar een specifiek zendgebied wordt gestuurd, kan informatie toegesneden op de situatie worden geleverd.

De bevolking alarmeren met korte teksten naar mobiele telefoons is nieuw. De TU Delft heeft daarom via een webexperiment onderzocht wat voor type alarmberichten het duidelijks en effectiefst zijn. Een belangrijke voorwaarde is dat de berichten kort zijn. Om de ontvanger van een bericht tot actie te bewegen is van belang om in het tekstbericht de locatie van de (dreigende) ramp te vermelden.

NL-Alert en cell-broadcasting zijn nog geen bekende begrippen. Bekendheid met de techniek is een voorwaarde, zodat de bevolking weet onder welke omstandigheden een bericht op een mobiele telefoon kan worden ontvangen. Met de invoering van dit alarmeringssysteem is ook een voorlichtingscampagne in Haaglanden gestart.

2.2.4 Aardgastransportleiding W-509-02

In en nabij het plangebied bevind zich de hogedruk aardgastransportleiding W-509-02. Om de verdere ontwikkeling van Madestein - Vroondaal mogelijk te maken wordt een gedeelte van deze leiding verlegd.

In afbeelding 2.1 worden de huidige en toekomstige ligging van de leiding weergegeven. De nieuwe ligging van de leiding is weergegeven met een stippellijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0297AMadeVroon1h-50VA_0002.png"

Afbeelding 2.1: huidige en toekomstige ligging aardgastransportleiding W-509-02 (bron: AVIV BV)

Door AVIV BV is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd, zie bijlage 1 Externeveiligheidsonderzoek.

2.2.5 Verantwoording groepsrisico

Door verlegging van de leiding neemt het groepsrisico toe. Voor de toename van het groepsrisico dient een verantwoording groepsrisico opgesteld te worden. Ten behoeve hiervan is door Aviv adviseurs een notitie opgesteld, zie bijlage 2 Notitie verantwoording groepsrisico.

Geconcludeerd wordt dat de gemeente Den Haag met de vermelding van de aspecten zoals in paragraaf 3.1 t/m 3.7 van de Notitie verantwoording groepsrisico is aangegeven, bij de vaststelling van het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal 1e herziening het groepsrisico heeft verantwoord dat met de aanwezigheid van de hogedruk aardgasleiding W-509-02 van de Nederlandse Gasunie samenhangt.

Het standpunt dit groepsrisico te accepteren berust op de volgende overwegingen:

  • het vertrouwen in de inherente veiligheid van de hogedruk aardgastransportleiding en de deugdelijkheid van het Veiligheidsbeheerssysteem dat de exploitanten verplicht zijn te onderhouden om de kans op het stukgaan van een aardgastransportleiding acceptabel klein te houden;
  • het toezicht daarop door de Inspectie van het ministerie van I&M;
  • de maatregelen die uit hoofde van de Grondroerdersregeling wettelijk zijn vereist en die moeten zorgen dat graafwerkzaamheden niet worden uitgevoerd zonder dat is vastgesteld of ter plekke leidingen in de grond liggen;
  • het vertrouwen in de zorgvuldigheid waarmee de leidingexploitanten en de Inspectie uitvoering geven aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om de inherente veiligheid van de leidingen op een zodanig hoog peil te houden dat de kans op een ramp acceptabel klein blijft;
  • de berekende kansen op een ramp weliswaar toenemen, maar nog onder de referentiekansen liggen die als de oriëntatiewaarde is weergegeven en waarmee het bestuur het groepsrisico moet vergelijken;
  • de acceptatie dat de rampbestrijdingsorganisatie van de Veiligheidsregio niet elke omvang van een ramp, veroorzaakt door een calamiteit met een aardgasleiding, adequaat kan bestrijden zonder opschaling naar een bovenregionaal of landelijk niveau.

2.2.6 Advies Veiligheidsregio Haaglanden

De Veiligheidssregio Haaglanden is in staat gesteld advies te geven op het concept bestemmingsplan en het voornemen de hoge druk aardgasleiding te verleggen.

Kort samengevat komt het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden (dd. 13 januari 2016, referentie P16.0000050/SL) op het volgende neer: Beschouw naast de verantwoording van het groepsrisico voor de verlegging van de hoge druk aardgasleiding ook het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuweweg (N211) en indien noodzakelijk, geef hierover een verantwoording. Verder adviseert de Veiligheidsregio de volgende maatregelen om de kans op incidenten te verkleinen, de effecten van incidenten te beperken en de zelfredzaamheid van de aanwezigen te verbeteren:

  • afschakelbare ventilatie
  • vluchtweg van een risicobron af
  • voorbereiding interne organisatie
  • risicocommunicatie

Reactie op advies

De rapportage Groepsrisico van Aviv (dd 8 oktober 2015 en opgenomen als bijlage bij deze toelichting) had niet zozeer betrekking op verandering van de omgeving, als wel op de wijziging van het buisleidingtracé.

Uit het milieutechnisch onderzoek uitgevoerd voor bestemmingsplan Madestein - Vroondaal (het moederplan) dd 23 januari 2014, opdrachtnr.: 95016381, blijkt dat het GR door vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg meer dan 1000 keer kleiner is dan de oriëntatiewaarde.

De voorgestelde maatregelen worden niet met het bestemmingsplan geregeld, waardoor ze voor kennisname aangenomen worden.

2.3 Flora- En Fauna

Om inzichtelijk te maken of er vanuit ecologie geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van specifieke onderdelen van het bestemmingsplan is er een quickscan ecologie uitgevoerd (Quickscan ecologie 1e herziening bestemmingsplan Madestein - Vroondaal). In deze paragraaf wordt een samenvatting van de onderzoeksresultaten weergegeven. Het volledige onderzoek is als bijlage bij de toelichting opgenomen. Zie bijlage 3.

2.3.1 Flora

Op basis van globale (landelijke) verspreidingsgegevens kunnen beschermde plantensoorten worden verwacht (brede orchis, gevlekte orchis, moeraswespenorchis, waterdrieblad, daslook, stengelloze sleutelbloem en parnassia. In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen waarnemingen van beschermde planten bekend. Tijdens het veldbezoek is geconstateerd dat enkele delen van het plangebied geschikte locaties kunnen zijn voor rietorchis, brede orchis en moeraswespenorchis (alle tabel 2 Ffw). Indien deze locaties worden bebouwd kunnen groeiplaatsen worden aangetast. Daarom dient nader onderzoek naar deze orchissen uitgevoerd te worden. Het is mogelijk om eventueel aanwezige beschermde planten voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is dan niet noodzakelijk, wanneer er gewerkt wordt met een door het bevoegd gezag goedgekeurde gedragscode.

De eventuele aanwezigheid van groeiplaatsen van strikt beschermde flora vormt geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan.

2.3.2 Grondgebonden zoogdieren

Op basis van globale (landelijke) verspreidingsgegevens kunnen er grondgebonden zoogdieren (eekhoorn en steenmarter) in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. In of in de omgeving van het plangebied zijn geen waarnemingen van deze soorten bekend. Park Madestein biedt een voor eekhoorn geschikte biotoop. In 2013 heeft onderzoek naar eekhoorns plaatsgevonden (E.C.O. logisch, 2013. Zoogdieren in 's Gravenhage, 2013. Inventarisatie van muizen, marterachtigen, eekhoorn, vos en overige kleine zoogdieren). Er zijn tijdens dit onderzoek geen verblijfplaatsen van eekhoorns aangetroffen.

Een negatief effect op grondgebonden zoogdieren wordt daarom uitgesloten.

2.3.3 Vleermuizen

Op basis van verspreidingsgegevens kunnen vleermuizen in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. Als geschikte bomen worden gekapt dient nader onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen uitgevoerd te worden. Nader onderzoek dient volgens een goedgekeurde methode voor onderzoek naar vleermuizen te worden uitgevoerd. De noodzaak tot het treffen van maatregelen en/of het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en faunawet is afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek.

Uit eerder uitgevoerd onderzoek (Mostert, K., 2012. Vleermuizen in Den Haag en omgeving 2009-2011. Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland) dat in de periode 2009 - 2011 is uitgevoerd, blijkt dat het plangebied voor verschillende soorten vleermuizen van belang is als foerageergebied. Doordat de hiervoor belangrijkste structuren zoals bosranden onaangetast blijven, zijn effecten op voorhand uitgesloten. Verhoging van de uitstraling en lichtsterkte van kunstmatige lichtbronnen moet worden voorkomen.

Indien een verblijfplaats van vleermuizen wordt aangetroffen en aangetast, zijn mitigerende maatregelen nodig en moet een ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd.

De eventuele aanwezigheid van een verblijfplaats van vleermuizen vormt geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan.

2.3.4 Vogels

Op basis van verspreidinggegevens kunnen ooievaar, buizerd, wespendief, havik, sperwer, boomvalk, slechtvalk, ransuil, kerkuil, steenuil, roek, huismus en gierzwaluw in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. Indien bomen worden gekapt dient onderzoek naar buizerd, havik, sperwer, ransuil en boomvalk plaats te vinden. Indien geschikte nesten worden aangetroffen is nader onderzoek nodig. De noodzaak tot het treffen van mitigerende maatregelen en het aanvragen van een ontheffing van de Flora en faunawet is afhankelijk van de resultaten van nader onderzoek. De eventuele aanwezigheid van jaarrond beschermde vogelsoorten vormt geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan.

2.3.5 Amfibieën

Op basis van verspreidingsgegevens kan de rugstreeppad in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. Het wordt echter uitgesloten dat de rugstreeppad in het plangebied voorkomt. Een negatief effect op amfibieën wordt uitgesloten indien wordt voorkomen dat geschikt habitat ontstaat voorafgaand en tijdens werkzaamheden.

2.3.6 Reptielen

Op basis van verspreidinggegevens kan zandhagedis in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. Er zijn echter geen waarnemingen van beschermde reptielen bekend. In het plangebied is geen geschikte habitat voor zandhagedis aanwezig. Een negatief effect op reptielen wordt uitgesloten.

2.3.7 Vissen

Op basis van globale verspreidingsgegevens kunnen kleine modderkruiper en bittervoorn in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. Voor het aanleggen van bruggen voor langzaam verkeer wordt er mogelijk in het natte profiel van watergangen gewerkt, waar geschikt habitat voor kleine modderkruiper en bittervoorn aanwezig is. Eventuele maatregelen die nodig zijn om negatieve effecten te voorkomen zijn afhankelijk van nader onderzoek. De eventuele aanwezigheid van beschermde vissen vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

2.3.8 Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden

Op basis van verspreidingsgegevens komen geen beschermde dagvlinders, libellen en overige ongewervelden in of in de nabijheid van het plangebied voor. De aanwezigheid van- en effecten op beschermde dagvlinders, libellen en ongewervelden wordt dan ook uitgesloten.

2.3.9 Conclusies toetsing Flora- en faunawet

Uit de toetsing van de met het bestemmingsplan beoogde ingrepen aan de Flora- en faunawet blijkt dat negatieve effecten op beschermde soorten (orchissen, jaarrond beschermde broedvogels en algemene broedvogels, vleermuizen, kleine modderkruiper, bittervoorn en rugstreeppad) niet met zekerheid kunnen worden uitgesloten.

Voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het noodzakelijk voorafgaand aan een aantal werkzaamheden nader onderzoek uit te voeren. Indien er geen beschermde soorten aangetroffen worden, zijn er ten aanzien van ecologie geen belemmeringen voor de plannen. Wanneer er tabel 2 soorten aangetroffen worden kan er volgens een goedgekeurde gedragscode worden gewerkt. Indien tabel 3 soorten worden aangetroffen en aangetast, zijn mogelijke maatregelen nodig en moet er mogelijk een ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. In dat geval zullen er maatregelen getroffen worden en zal ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Het is niet te verwachten dat deze ontheffing niet zal worden verleend.

2.4 Onderzoek Explosieven

In opdracht van Ingenieursbureau Den Haag heeft Saricon een vooronderzoek 'Conventionele Explosieven' (CE) uitgevoerd ter plaatse van de Leugenbrug te (Nieuweweg). Aanleiding voor het vooronderzoek vormt de voorgenomen vervanging van de brug. Op basis van de beoordeling van bronnenmateriaal is geconcludeerd dat er voldoende indicaties zijn om te spreken van de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven. Afwerpmunitie kan aanwezig zijn als gevolg van twee luchtaanvallen die in het onderzoeksgebied hebben plaatsgevonden. Het onderzoeksgebied is verdacht op conventionele explosieven.

Geadviseerd wordt voorafgaand aan werkzaamheden opsporing van CE uit te laten voeren binnen het verdachte gebied.

Het vooronderzoek is als Bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.

2.5 Water

De waterpartij nabij de kruising Madepolderweg/ Madesteinweg is vanuit het waterbelang "Primair water", omdat het van belang is voor de afvoer van het water naar het gemaal. Vanuit dit belang is de waterpartij rechtstreeks als "Water" bestemd. Omdat het vanwege de herinrichting van het park mogelijk wenselijk is de ligging van de waterpartij aan te passen is de waterpartij apart bestemd (Water - 2). In de regels is bepaald dat onder voorwaarde van een positief advies van het Hoogheemraadschap Delfland het mogelijk is de waterpartij in te richten en te gebruiken als park en plantsoen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

Hoofddoel voor onderhavige herziening van het bestemmingsplan is de verlegging van de hoge druk aardgastransportleiding nabij de kruising van de Madesteinweg met de Madepolderweg en het herinrichten van dit kruispunt. Daarnaast worden enkele omissies hersteld en regels verduidelijkt.

In dit hoofdstuk wordt beschreven om welke aanpassingen het gaat.

3.1.1 Verplaatsen gasleiding

Op basis van het stedenbouwkundigplan Vroondaal, Aangenaam Haags, wordt de kruising van de Madesteinweg met de Madepolderweg gereconstrueerd. Onderdeel van de reconstructie is het verplaatsen van de hogedruk aardgastransportleiding met de bijbehorende belemmeringenstrook. De leiding met genoemde veiligheidsstrook ligt in het moederplan in de bestemming 'Gemengd'. Met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt dat de gasleiding verplaatst wordt en ten noorden van de Madepolderweg, in de bestemming 'Groen - 1 komt te liggen.

De uitvoerbaarheid van de verlegging van de gasleiding was in het moederplan onvoldoende aangetoond, waardoor het niet mogelijk was de verplaatsing van de gasleiding mee te nemen.

Beoogd wordt de leiding in 2017 te verplaatsen. Het te verwijderen deel van de gastransportleiding heeft daardoor een voorlopige dubbelbestemming gekregen. In deze voorlopige bestemming is een ruime vervaldatum aangehouden, om uitloop van de werkzaamheden en de overgangsperiode tussen in gebruik name van de nieuwe leiding en uit gebruik name van het deel van de bestaande leiding op te vangen. In artikel 13.5 is bepaald dat de voorlopige bestemming uiterlijk 5 jaar na datum van vaststelling van dit plan vervalt. Wanneer de leiding is verwijderd of buiten gebruik is gesteld krijgen deze gronden de definitieve bestemming 'Gemengd' zoals beschreven in artikel 3 van dit plan. Wanneer de leiding niet is verwijderd of niet buiten gebruik is gesteld, krijgen deze gronden de definitieve bestemming Leiding -Gas, zoals beschreven in artikel 14 van dit plan.

Door zowel in de voorlopige bestemming als de definitieve bestemming de voorwaardelijke verplichting op te nemen dat de gronden ter plaatse van de bestemming alleen gebruikt of bebouwd mogen worden, wanneer de leiding buiten gebruik is genomen en hierover schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder, is geborgd dat zolang de leiding nog in gebruik is niet op de leiding, of binnen de beschermingszone gebouwd wordt en dat er altijd schriftelijk advies ingewonnen wordt bij de leidingbeheerder.

3.1.2 Wijziging van de bestemming van een waterpartij

De bestemming van de waterpartij naast de gronden met de bestemming Wetgevingszone -wijzigingsgebied 1 wordt gewijzigd van Water in Groen - 1.

Deze wijziging heeft geen concequenties voor het waterbergend vermogen. Binnen de bestemming Groen uit het moederplan en binnen de bestemming Groen - 1 uit dit bestemmingsplan kan overal water gerealiseerd worden.

3.1.3 Wijze van meten

Binnen de Wijze van meten heeft de volgende wijziging plaatsgevonden:

  • De hoogte van de bepaling over de hoogte van bouwlagen, zoals vermeld in art 2 (wijze van meten) wordt aangepast. Voor wonen geldt nu dat de maximale hoogte van de eerste bouwlaag 3,5 meter is in plaats van 3 meter. De hoogte van de overige bouwlagen blijft 3 meter.

3.1.4 Wijzigingen binnen de bestemming Gemengd

Binnen de bestemming Gemengd hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden:

Regels

  • Een gymzaal mag een maximale hoogte van 6 meter hebben.

3.1.5 Wijzigingen binnen de bestemming Woongebied - 1

Binnen de bestemming Woongebied - 1 hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden:

Verbeelding

  • Ter plaatse van de Gravin Jacobalaan is langs het water van het Grand Canal een strook grond abusievelijk bestemd als 'Groen'. Omdat het hier gaat om uit te geven grond ten behoeve van woningen (kavels) krijgt deze strook deels de bestemming Woongebied - 1.

3.1.6 Wijzigingen binnen de bestemming Woongebied - 2

Binnen de bestemming Woongebied - 2 hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden:

Verbeelding

  • Ter plaatse van de Van Elswijkbaan is een strook grond abusievelijk bestemd als 'Groen'. Omdat het hier gaat om uit te geven grond krijg deze grond de bestemming Woongebied - 2.

3.1.7 Wijzigingen binnen de bestemming Wonen - 1

Binnen de bestemming Wonen - 1 heeft de volgende wijziging plaatsgevonden:

Verbeelding

  • Ter plaatse van de Gravin Jacobalaan, ligt langs het water van het Grand Canal, een strook grond met de bestemming 'Groen'. Omdat het hier gaat om uit te geven grond ten behoeve van woningen (kavels) krijgt deze strook deels de bestemming Wonen - 1.

3.1.8 Wijzigingen binnen de bestemming Water

Binnen de bestemming Water hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden:

Verbeelding

  • De bestemming van de waterpartij direct naast Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 wordt gewijzigd in Groen - 1.

Regels

Binnen de bestemming Water wordt mogelijk gemaakt dat overal ontsluitingswegen en bruggen ten behoeve van langzaam verkeer gerealiseerd kunnen worden. Dit geeft meer flexibiliteit bij de uitvoering van de stedenbouwkundige visie voor recreatiegebied Madestein.

3.1.9 Wijzigingen binnen de bestemming Groen

Een deel van de gronden met de bestemming Groen heeft de bestemming Groen - 1 gekregen. Daarnaast hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden:

Regels

  • In de bestemmingsomschrijving wordt opgenomen dat binnen de bestemming Groen - 1 toegangswegen toegestaan zijn. Hiermee wordt het ontsluiten van percelen en parkeerterreinen via de bestemming Groen - 1 mogelijk.
  • In de bestemmingsomschrijving wordt opgenomen dat ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' een parkeerterrein toegestaan is.
  • In de specifieke gebruiksregels wordt bepaald dat ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal parkeerplaatsen aangelegd mag worden.

Verbeelding

  • De bestemming van de huidige parkeerplaats parallel aan de Madepolderweg wordt aangepast. De bestemming wordt gewijzigd van Verkeer - Verblijfsstraat in de bestemming Groen - 1.
  • De bestemming van de parkeerplaats op de hoek Madesteinweg - Madepolderweg wordt aangepast. De bestemming wordt gewijzigd van Verkeer - Verblijfsstraat in de bestemming Groen - 1.
  • Ter plaatse van een deel van park Madestein wordt de aanduiding 'parkeerterrein' (p) opgenomen. Hiermee wordt enige flexibiliteit opgenomen ten aanzien van de ligging van de parkeerplaatsen. Het maximum aantal aan te leggen parkeerplaatsen is beperkt tot 83.
  • Ter plaatse van de hoek Madesteinweg - Madepolderweg wordt de functieaanduiding 'parkeerterrein' opgenomen, evenals de maatvoeringsaanduiding '36 parkeerplaatsen'. Hiermee wordt enige flexibiliteit opgenomen ten aanzien van de ligging van de parkeerplaatsen, maar wordt het maximum aantal aan te leggen parkeerplaatsen beperkt tot 36.
  • Ter plaatse van de Oostmadeweg (ter hoogte van de Madesteinweg) ligt langs het water van het Grand Canal, een strook grond met de bestemming 'Groen'. Omdat het hier gaat om nog uit te geven grond ten behoeve van woningen (kavels) krijgt deze grond de bestemming Tuin. Bebouwing op deze strook grond wordt uitgesloten (het besluit hogere grenswaarden dat destijds genomen is voorziet hier niet in geluidgevoelige bebouwing).

3.1.10 Wijzigingen binnen de algemene wijzigingsregels

Binnen de algemene wijzigingsregels hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden mede vanwege het verleggen van de gasleiding:

Regels

  • In artikel 18.1 (Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1) wordt in plaats van een percentage een maximaal te bebouwen oppervlakte opgenomen van 645 m2 per bouwlaag. De bebouwingsmogelijkheden blijven gelijk aan wat al mogelijk was.
  • Artikel 18.2 (Verleggen bestemmingsgrenzen Leiding - Gas) wordt toegevoegd. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt de bestemmingsgrenzen van de dubbelbestemming Leiding - Gas te verleggen.

Verbeelding

  • De vorm van Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1, op de hoek Madesteinweg - Madepolderweg veranderd door de verlegging van het kruispunt en de hoofdtransportleiding gas met bijbehorende belemmeringenstrook.

Hoofdstuk 4 Economische Uitvoerbaarheid

4.1 Algemeen

Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

4.2 Exploitatieplan

De gemeente Den Haag en de Ontwikkelingscombinatie Madestein VOF (bestaande uit Bouwfonds Ontwikkeling en Synchroon) hebben in december 2008 een samenwerkingsovereenkomst getekend ten behoeve van de ontwikkeling van het project Vroondaal. Deze partijen werken na ondertekening van de overeenkomst samen onder de naam “PPS Vroondaal Ontwikkeling”. De gemeente is voor 50% aandeelhouder. In 2012 heeft de PPS Vroondaal Ontwikkeling in samenwerking met de gemeente Den Haag een nieuw stedenbouwkundig plan uitgewerkt, inclusief vertrouwelijke grondexploitatie (RIS 256696). De uitvoering van het stedenbouwkundig plan wordt mogelijk gemaakt door een herziening van onderhavig bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Afdeling 6.4 Grondexploitatie) verplicht gemeenten om tegelijkertijd met een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Het primaire doel van een exploitatieplan is om kosten te kunnen verhalen bij alle eigenaren in het exploitatieplangebied, zodat zij bij zelfrealisatie een evenredige bijdrage betalen in de exploitatiekosten. Dat betekent dat de gemeente, ten aanzien van situaties waarin eigenaren de ontwikkeling zelf realiseren, geen verlies lijdt op de exploitatiekosten.

Binnen het bestemmingsplangebied van het moederplan bevinden zich grondeigenaren die niet binnen de samenwerkingsovereenkomst vallen en waarmee de gemeente Den Haag nog geen overeenkomst heeft gesloten. Voor het moederplan geldt daarom dat het kostenverhaal niet voor alle bouwplannen als bedoeld in art. 6.12 Wro anderszins verzekerd is. De gemeente voldoet daarom aan de plicht om een exploitatieplan vast te stellen. Blijkens paragraaf 6.3 van het exploitatieplan zijn de geraamde opbrengsten hoger dan de geraamde kosten in het plan. De exploitatiebijdragen zoals opgenomen in het exploitatieplan komen ten gunste aan de grondexploitatie.

De vertrouwelijke grondexploitatie van de PPS behorend bij het nieuwe stedenbouwkundig plan is financieel sluitend (zie: RIS 256697). Hierbij is het uitgangspunt van actief grondbeleid gehanteerd, waarbij de gemeente en PPS besluiten tot actief aankopen van gronden ten behoeve van realisatie van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan (moederplan) is financieel uitvoerbaar.

Met deze herziening van het moederplan worden geen nieuwe bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12 lid 1 Wro mogelijk gemaakt. Het opstellen van exploitatieplan is niet nodig.

4.3 Conclusie

Voor de ontwikkelingen die met het moederplan en deze herziening mogelijk gemaakt worden is een exploitatieplan opgesteld. Het kostenverhaal is hiermee verzekerd.

Hoofdstuk 5 Overleg En Inspraak

5.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Madestein – Vroondaal, 1e herziening is op

16 december 2015 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  1. 1. Provincie Zuid-Holland
  2. 2. Ministerie EL&I
  3. 3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  4. 4. Hoogheemraadschap van Delfland
  5. 5. Dunea
  6. 6. Staatsbosbeheer
  7. 7. Burgemeester en wethouders van Westland
  8. 8. Politie Haaglanden
  9. 9. Veiligheidsregio Haaglanden
  10. 10. Veolia Transport Haaglanden
  11. 11. HTM Personenvervoer NV
  12. 12. Stichting Haagse Gracht
  13. 13. Het bestuur van de Stichting Duinbehoud
  14. 14. Het bestuur van de Fietsersbond enfb
  15. 15. Kamer van Koophandel Haaglanden
  16. 16. Koninklijk Horeca Nederland
  17. 17. Het bestuur van de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o.
  18. 18. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging
  19. 19. Stichting Haags Milieucentrum
  20. 20. Bestuur Haagse Vogelbescherming
  21. 21. Stichting Het Zuid-Hollands Landschap
  22. 22. Stedin B.V.
  23. 23. TenneT Regio West
  24. 24. N.V. Nederlandse Gasunie
  25. 25. Metropoolregio Den Haag Rotterdam (MRDH)
  26. 26. Haagse Tuinen I
  27. 27. Haagse Tuinen II
  28. 28. Nebro Ontwikkelingsbedrijf BV
  29. 29. Varese Investeringen IV BV
  30. 30. J.L. Konijnenburg
  31. 31. Nederpelt Holding B.V.
  32. 32. Rotterdamse Ontwikkelings Maatschappij B.V.

Van de instanties onder nummer 3, 8, 9, 11 en 24 is een schriftelijke reactie ontvangen. De instantie onder nummer 32 heeft telefonisch gereageerd. De reactie van instantie nummer 9 is behandeld in paragraaf 2.2.6 van de toelichting. Op 2 februari 2016 is op het stadsdeelkantoor Loosduinen gesproken met de Commissie Loosduinen.

De instantie(s) onder nummer 3, 11 en 32 hebben aangegeven met het concept in te kunnen stemmen. Van de overige genoemde instanties zijn geen reacties ontvangen.

3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland

“Hartelijk dank voor het toesturen van het voorontwerpbestemmingsplan Madestein Vroondaal. Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid ziet geen aanleiding om te reageren op dit plan. Rijkswaterstaat blijft in de toekomst graag op de hoogte van relevante ruimtelijke plannen in uw gemeente.”

Reactie

De reactie van Rijkswaterstaat wordt voor kennisgeving aangenomen.

8. Politie Haaglanden (Ekelmans + Meijer advocaten)

1. Gevraagd wordt of de herziening voorziet in een wijziging van de verbeelding van de bestemming Wonen, Woongebied – 1 en Woongebied 2 en of de enige wijziging binnen deze bestemming eruit bestaat dat de bouwhoogte van de woningen 0,5 meter hoger wordt.

2. De herziening voorziet erin dat de hoogte van de eerste bouwlaag van de woningen binnen Woongebied – 2 en Woongebied – 1 3,5 meter mag zijn in plaats van 3 meter. Artikel 26.2 van de planvoorschriften van het onherroepelijke plan bepaalt dat binnen de geluidscontour voldoende voorzieningen moeten worden getroffen om ervoor te zorgen dat de geluidswaarden niet worden overschreden. Wanneer de woningen hoger worden, zullen ook meer of zwaardere maatregelen getroffen moeten worden om aan de geluidscontour te voldoen. Mogelijk zal een hogere geluidswal gebouwd moeten worden, terwijl de maximale hoogte van de geluidswal 12,5 meter blijft. Gevraagd wordt, in hoeverre met eventueel extra geluidsreducerende maatregelen rekening wordt gehouden.

3. De herziening voorziet uitsluitend in een wijziging van (een deel) van de planvoorschriften behorend bij de bestemming Wonen, Woongebied – 1 en Woongebied – 2) en niet in en wijziging van de verbeelding. Gevraagd wordt de verbeelding aan te passen, zodat duidelijk is dat bij de herziening de geldende geluidscontour niet vervalt (of wijzigt).

4. Binnen de bestemming Groen worden direct naast de Levende Have ontsluitingswegen toegestaan ten behoeve van de nieuwe woningen, alsmede maximaal 83 parkeerplaatsen. Binnen de bestemming Water worden bruggen ten behoeve van langzaam verkeer en erfontsluiting toegestaan. Indien in de nabijheid van De Levende Have geparkeerd wordt en er looproutes worden gecreëerd zou dit kunnen zorgen voor extra overlast. De levende Have verzoekt de ontsluitingswegen en parkeerplaatsen duidelijker te markeren op de verbeelding en binnen het gebied het meest dichtbij De Levende Have geen parkeerplaatsen, bruggen en ontsluitingswegen mogelijk te maken.

Reactie

1. De herziening voorziet in een wijziging van de verbeelding binnen de bestemming Groen. Ter hoogte van de Gravin Jacobalaan wordt de bestemming van de strook grond direct gelegen aan het Grand Canal gewijzigd van Groen in Woongebied - 1 en Wonen - 1. Daarnaast wordt de bestemming gewijzigd van een perceel grond op de hoek Oostmadeweg – Madesteinweg van Groen in Tuin. Binnen de bestemming Woongebied 2 vinden er geen wijzigingen op de verbeelding plaats.

2. Bij het onderzoek naar de maatregelen die nodig waren om de bedrijfsvoering van Levende Have veilig te stellen, is indertijd uitgegaan van een maximale bebouwingshoogte van vier woonlagen. Op deze bebouwingshoogte is het scherm 12,5 meter boven maaiveld gedimensioneerd.

Het mogelijk maken van een eerste bouwlaag met een hoogte van 3,5 meter in plaats van 3 meter heeft geen consequenties voor de hoogte van de geluidswal. Bij het berekenen van de geluidbelasting op de woningen door Levende Have is een beoordelingshoogte (de plaats waar zich hinder kan voordoen) van 10,5 meter aangehouden. Omdat geluid niet op een vast punt de woning in komt, is rekenen met een beoordelingshoogte van 10,5 meter ook in het geval van een eerste verdieping met een hoogte van 3,5 meter voldoende. Er bestaat geen noodzaak een hogere geluidswal te bouwen.

3. De herziening voorziet zowel in een wijziging van de regels als een wijziging van de verbeelding.

In de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP 2012) is bepaald dat wanneer de regels van een bestemming worden aangepast, het plangebied bestaat uit de vlakken met die bestemming. De aanduiding 'geluidzone – industrie' vervalt niet. In artikel 19.a, juncto 1.3 van de regels van de herziening is bepaald dat de regels van het moederplan onverminderd van toepassing zijn op de herziening, tenzij anders is bepaald. Nu in de regels van bestemmingsplan Madestein – Vroondaal niet bepaald is dat de aanduiding 'geluidzone – industrie' niet van toepassing is, vervalt deze aanduiding niet.

Hoewel het vanuit de systematiek van het herzien van bestemmingsplannen niet nodig is de geluidzone zichtbaar te maken, is gelet op het specifieke belang van Levende Have, de geluidzone wel zichtbaar gemaakt op de verbeelding van de herziening.

4. Het bestemmingsvlak Groen - 1 en de functieaanduiding 'parkeerterrein' zijn aangepast. Het is niet meer mogelijk om in de directe omgeving van Levende Have parkeerplaatsen en ontsluitingswegen aan te leggen. In het moederplan was het al mogelijk om binnen de bestemming Groen looproutes aan te leggen. Het plan is op dit punt niet gewijzigd. Daarnaast zijn looproutes en bruggen geen geluidgevoelige bestemming. De aanleg ervan heeft geen invloed op de milieuruimte van Levende Have.

11. HTM Personenvervoer NV

In reactie op het verzoek om commentaar op het ontwerpbestemmingsplan Madestein – Vroondaal 1e herziening, ex art 3.1.1 Bro, kan ik u melden dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Reactie

De reactie van HTM Personenvervoer NV wordt voor kennisgeving aangenomen.

24. N.V. Nederlandse Gasunie

A. Externe veiligheid

Bij e-mailbericht van 3-12-2015 hebben wij het bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid.

Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Reactie

De reactie van de Nederlandse Gasunie voor dit onderdeel wordt voor kennisgeving aangenomen.

B. Transport
Naar aanleiding van uw brief van 16 december 2015 waarmee u ons bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, heeft toegezonden, hebben wij het plan beoordeeld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

Met ingang van 1 januari 2016 zijn delen van de eigendommen van Gasunie Transport Services B.V. onder algemene titel overgegaan naar Gasunie Grid Services B.V. Deze reactie wordt namens beiden (verder: Gasunie) ingediend, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft. Alle correspondentie kan plaatsvinden via het postadres van Gasunie Transport Services B.V. Binnen de begrenzing van de herziening ligt een gastransportleiding van ons bedrijf.

1. Verbeelding

Ligging gastransportleiding niet correct weergegeven

1a De ligging van de in het plangebied aanwezige gastransportleiding is niet correct weergegeven. Wij verzoeken u om de ligging correct weer te geven, u kunt hiervoor gebruik maken van de bijgevoegde digitale leidinggegevens.

Samenvallen dubbelbestemming 'Leiding-Gas' met nieuwe bestemmingen 'Gemengd' en 'Water'

1b Uit de verbeelding blijkt dat, nabij Madepolderweg, de nieuwe bestemmingen 'Gemengd' en 'Water' over de gastransportleiding is geprojecteerd. De bestemmingen 'Gemengd' en 'Water' verdragen zich niet met de aanwezigheid van de gastransportleiding.

De door u voorgestelde ontwikkelingen vormen een risico voor de integriteit en veilige ligging van de gastransportleiding. U dient, gelet op de veiligheidsaspecten die hier gelden, een alternatief te zoeken dat wel aanvaardbaar is. Wij verzoeken u contact op te nemen met onze tracébeheerder, de heer B.E. Stokman te Waddinxveen, telefoonnummer 06-55758368 of e-mail: B.E.Stokman@gasunie.nl. Tot uit dit overleg het tegendeel blijkt, kan Gasunie niet instemmen met deze ontwikkeling binnen de belemmeringenstrook.

Reactie

1a In het concept (ontwerp) bestemmingsplan Madestein – Vroondaal 1e herziening hebben het toekomstige tracé en het deel van het bestaande tracé dat gehandhaafd wordt de dubbelbestemming Leiding - Gas gekregen. Dit is aangepast.

Het deel van het bestaande tracé dat verwijderd wordt heeft de bestemming Leiding - Gas Voorlopigebestemming gekregen. Door in artikel 13.3 de bepaling op te nemen dat de gronden met deze bestemming alleen gebruikt en bebouwd mogen worden, wanneer de gasleiding buiten gebruik is gesteld en wanneer schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder is de integriteit en een veilige ligging van de leiding verzekerd.

De voorlopige bestemming geldt tot uiterlijk 5 jaar na de datum van vaststelling van dit plan, danwel tot het moment van buitengebruikstelling van de leiding. Na deze datum krijgen de gronden de bestemming 'Gemengd' zoals bepaald in artikel 3 van dit plan, wanneer de leiding buiten gebruik is gesteld of is verwijderd. Wanneer na deze datum de leiding niet buiten gebruik is gesteld of niet is verwijderd, krijgen deze gronden de bestemming Leiding - Gas zoals bepaald in Artikel 14 van dit plan. Door ook voor de definitieve bestemming een bepaling op te nemen (in artikel 13.5) dat de gronden met deze bestemming alleen gebruikt en bebouwd mogen worden, wanneer de gasleiding buiten gebruik is gesteld en wanneer schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder is ook dan de integriteit en een veilige ligging van de leiding verzekerd.

1b In het onherroepelijke bestemmingsplan Madestein-Vroondaal (moederplan) is op de verbeelding de bestaande gastransportleiding geprojecteerd over de (bestaande) bestemmingen 'Gemengd' en 'Water' door het opnemen van de dubbelbestemming Leiding - Gas. Op de verbeelding van het concept (ontwerp) bestemmingsplan 'Madestein-Vroondaal 1e herziening' is het nieuwe deel van de gastransportleiding geprojecteerd over de bestemming 'Groen - 1' en Verkeer - Straat.

Dit onderdeel van de reactie van de Nederlandse Gasunie heeft tot aanpassingen van het bestemmingsplan geleid.

32. Rotterdamse Ontwikkelings Maatschappij B.V.

De heer J. van Vianen van de Rotterdamse Ontwikkelings Maatschappij B.V. (ROM B.V.) heeft op 5 januari 2015 telefonisch contact opgenomen met de behandelend ambtenaar van het bestemmingsplan. Gevraagd werd om een toelichting op de wijzigingen ter hoogte van de ontwikkellocatie van ROM B.V. Geconcludeerd werd dat de voorgenomen wijzigingen ten opzichte van het moederplan die met bestemmingsplan Madestein- Vroondaal, 1e herziening mogelijk gemaakt worden geen belemmering vormen voor de door ROM B.V. voorgenomen ontwikkeling.

Reactie

Het telefonisch overleg met Rotterdamse Ontwikkelings Maatschappij B.V. heeft niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan geleid.

Bijlagen

Bijlage 1 Externe Veiligheidsonderzoek

Bijlage 2 Notitie Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 3 Quickscan Ecologie

Bijlage 4 Vooronderzoek Conventionele Explosieven