Diverse locaties 2023
Bestemmingsplan - gemeente 's-Gravenhage
Vastgesteld op 14-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Diverse locaties 2023 met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0377ZDivLoc2023-50VA van de gemeente 's-Gravenhage.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw:
een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aan-huis-gebonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten door een bewoner in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.
1.6 aan-huis-gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang door een bewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, wordt uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 archeologische waarde:
de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.
1.9 automatenhal:
een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.
1.10 baliefunctie:
een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bed & breakfast
een voorziening gericht op het voor een kortdurend verblijf, binnen een woning door de eigenaar-bewoner, bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt aan maximaal vier bezoekers.
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.
1.14 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.15 belwinkel:
een (deel van een) gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.
1.16 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden.
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 Bevi-inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.20 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.21 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.
1.25 bouwmarkt:
detailhandelsvestiging waar bouwmaterialen en aanverwante zaken, alsmede materialen welke voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn, te koop worden aangeboden.
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.29 bruto-vloeroppervlak (bvo) van een functie:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.
1.30 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, dan wel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzij indirect, steun vindt in of op de grond.
1.31 culturele voorzieningen:
voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars. Binnen culturele voorzieningen is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.48
1.32 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):
de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.
1.33 dak:
iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.
1.34 dakopbouw:
een vergroting van een gebouw welke een onzelfstandige uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie, en daarvan deel uitmaakt.
1.35 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen detailhandel in volumineuze goederen, perifere detailhandel, straathandel, sekswinkel, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan. Binnen detailhandel is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.48.
1.36 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, brand- en explosiegevaarlijke goederen en detailhandel die zich uit het oogpunt van ruimtelijke ordening niet onderscheidt van de hiervoor genoemde detailhandel.
1.37 dienstverlening:
het bedrijfsmatig en publieksgericht verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie, op onder meer medisch, juridisch, financieel, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, kantoren, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven. Binnen dienstverlening is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.48.
1.38 eerste bouwlaag:
de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.
1.39 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.40 escortbedrijf:
een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.
1.41 flitsbezorging
Een specifieke vorm van detailhandel annex bezorgdienst, waarvan de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op de online verkoop en snelle levering van elektronisch aangeboden producten/boodschappen, welke vanuit een distributiecentrum, door een koeriersdienst aan en bij de consument worden geleverd, danwel ter plaatse door de consument kunnen worden afgehaald. Flitsbezorging richt zich niet primair op het door middel van de uitstalling ter verkoop aanbieden van producten/boodschappen aan het winkelend publiek.
1.42 garagebedrijf:
een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.
1.43 garagebox:
een gebouw dat dient voor niet bedrijfsmatige opslag en stalling van motorvoertuigen en (brom)fietsen.
1.44 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.45 geluidgevoelige functies en gebouwen:
functies en gebouwen waaraan op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer bescherming tegen bij die regelingen gereguleerde geluidbelasting toekomt.
1.46 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.47 hoofdgebouw:
een pand, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.48 horeca-inrichting, ondergeschikte horeca en aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca
horeca-inrichting:
- a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
- b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en discotheek, een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor locaties waar horeca in ondergeschikte zin dan wel gerelateerd aan de hoofdfunctie plaatsvindt.
Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:
categorie licht:
horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.
Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:
- verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
- het verstrekken van niet-alcoholische dranken;
Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 1" (h<1).
categorie middelzwaar:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.
Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:
- het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
- het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
- het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
- het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.
Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 2" (h<2).
categorie zwaar:
horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.
Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:
- het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
- het aanbieden van vermaak.
Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 3" (h<3).
In aanvulling op deze horeca-categorieën conform de staat van horeca-categorieën kunnen nog twee vormen van horeca voorkomen: ondergeschikte horeca en een aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca.
Ondergeschikte horeca:
Ondergeschikte horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen dan wel de functies "detailhandel" en "dienstverlening", mits wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:
- 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m² Bvo;
- 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
- 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
- 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.
Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca:
Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen "cultuur en ontspanning" en "sport" dan wel de functies "culturele voorzieningen", "museum" en "sportvoorzieningen" alsmede in bestemmingen en functies indien dit nader is omschreven in de bestemmingsregels, mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden:
- 1. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
- 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.
1.49 hotel en/of pension:
elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals horeca, terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.
1.50 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:
installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.
1.51 internetcafé / -gelegenheid:
een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).
1.52 kantoor:
een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder vergaderaccommodatie.
1.53 kap:
een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk ten minste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.
1.54 kapverdieping:
een in de kap van een gebouw gelegen ruimte, waarvan de vloer niet meer dan 1,20 m. onder de goothoogte ligt, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.55 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.56 laag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.57 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.58 luifel:
afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.
1.59 maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarbij ingevolge de regels bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn voorgeschreven.
1.60 medische en paramedische voorzieningen:
een instelling zoals een ziekenhuis c.a., kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling.
1.61 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
1.62 ondergeschikte bouwdelen:
delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.
1.63 ontheffingsbesluit:
het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.64 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.65 overbouwing/onderdoorgang:
een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.66 overkragende bebouwing:
bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.
1.67 pand:
(deel van een) gebouw met een eigen toegang, welke door de wijze van gebruik als zelfstandige entiteit functioneert.
1.68 parkeerdruk:
Het aantal in openbaar gebied geparkeerde auto's op het maatgevende moment, afgezet tegen de beschikbare parkeercapaciteit langs de openbare weg, waarbij rekening wordt gehouden met de voor de betreffende functies en voor het gebied geldende loopafstanden, zoals opgenomen in de Nota parkeernormen, uitgedrukt in procenten.
1.69 parkeervoorziening:
voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox tenzij in de regels anders is bepaald.
1.70 paviljoen:
gebouw of overdekte stellage in parken of op feestterreinen of stranden waar horeca, muziekoptredens of toneeluitvoeringen zijn toegestaan.
1.71 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
- b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.72 pergola:
een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.
1.73 plangrens:
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.
1.74 plint:
het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.
1.75 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.76 prostitutie-inrichting:
een bouwwerk geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.77 seksclub:
een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.
1.78 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.
1.79 sekswinkel:
een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.
1.80 staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:
de staat van bedrijven bij functiemenging behorende bij dit bestemmingsplan Diverse locaties 2023.
1.81 staat van horeca-categorieën:
de staat van horeca-categorieën, behorende bij dit bestemmingsplan Diverse locaties 2023.
1.82 stedelijke groene hoofdstructuur:
(groene) gebieden die vanuit stedelijk opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad, dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden.
1.83 supermarkt:
Een zelfbedieningswinkel met een winkelverkoopvloer-oppervlak van minimaal 500 m², waar een breed assortiment algemene en verse levensmiddelen wordt verkocht, met een additioneel assortiment non-food.
1.84 transferruimte:
voor het publiek toegankelijk gebied op maaiveldniveau, welk gebied is bedoeld voor het begeleiden van de loopstromen.
1.85 verbeelding
de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Diverse locaties 2023 (voorheen: plankaart).
1.86 verblijfsrecreatie:
bepaalde vorm van recreatief gebruik, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, pension of woning, ten behoeve van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.87 voorgevelrooilijn:
de voorgevelrooilijn is:
- 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- 2. voor andere terreinen dan onder 1:
- a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom: de grens van de weg;
- b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom: de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.
1.88 waterkering:
natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.
1.89 waterstaatkundige werken:
werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.
1.90 welzijnsvoorzieningen:
voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, kunst en sociaal cultureel werk; onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening.
1.91 winkelvloeroppervlak (wvo):
de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.
1.92 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een door bewoner(s) uitgeoefend aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep.
1.93 woonoppervlakte
het totaal van de oppervlakten van de vertrekken: woonkamer, keuken, badkamer/doucheruimte, slaapkamers(s), zolderkamer indien bereikbaar via vaste trap en met ruime mate van daglichtaanwezigheid. Overige ruimtes: kelder, bijkeuken, wasruimte, bergruimte/schuur, ingebouwde kasten groter dan 2 m², garage, zolder niet zijnde vertrek en verkeersruimten worden niet meegeteld.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:
de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.
2.2 bebouwingspercentage:
een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak, bestemmingsvlak of maatvoeringsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.
2.3 bouwdiepte:
vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouw(onder)delen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouw(onder)delen.
2.5 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 grondoppervlakte van bebouwing:
de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.
2.8 hoogte van een windturbine:
vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.9 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.10 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).
2.11 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:
de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimtes, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die deze ruimte of groep van ruimtes omhullen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 1
(Betreft locaties in bestemmingsplan Scheveningen Dorp)
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. culturele voorzieningen;
- b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- c. horeca op de begane grond in de 'categorie licht' met dien verstande dat:
- 1. in de Keizerstraat maximaal 31 vestigingen zijn toegestaan;
- 2. in de Badhuisstraat maximaal 19 vestigingen zijn toegestaan;
- d. publieksgerichte dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- e. welzijnsvoorzieningen;
- f. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;
en ter plaatse van de aanduiding:
- g. 'cultuur en ontspanning' tevens van het op een niet bedrijfsmatige wijze uitoefenen van muzikale activiteiten (t.b.v. de muziekschuur);
- h. 'horeca' tevens gebruik voor horeca in de categorie 'Middelzwaar' en 'Zwaar' zoals vermeld in Bijlage3 Lijst van Horecavestigingen Scheveningen Dorp;
- i. 'onderdoorgang' op het maaiveld tevens het gebruik als bedoeld in de naastliggende verkeersbestemming opgenomen bestemmingsomschrijving;
- j. 'opslag' tevens voor opslag ten behoeve van bedrijven;
- k. 'specifieke vorm van verkeer - garagebox' uitsluitend voor garages en bergingen;
- l. 'wonen' tevens voor wonen op de begane grond;
- m. 'hot' tevens voor hotels;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
a. In de panden behorend tot Badhuisstraat 51-65 en Keizerstraat 74 is de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk toegestaan, met dien verstande dat de opslag niet meer dan 1000 kilogram mag bedragen;
b. Indien een pand overeenkomstig artikel 3.1 onder m. als hotel is aangeduid heeft dit betrekking op de omvang daarvan op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan
Artikel 4 Gemengd - 2
(Betreft locaties in bestemmingsplan Centrum Loosduinen)
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, uitsluitend indien deze behoren tot de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging;
- b. detailhandel;
- c. dienstverlening;
- d. horeca in de categorieën I tot en met III van de staat van horeca-inrichtingen als opgenomen in Bijlage 3 Staat van Horecainrichtingen van de regels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding horeca op de verbeelding ;
- e. welzijnsvoorzieningen;
- f. wonen;
- g. een vuurwerkverkooppunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen";
- h. parkeervoorzieningen;
- i. onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang"op de verbeelding ;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen", aan- en bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - aan- en bijgebouwen" op de verbeelding, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke bouwregels
- a. De onder lid 4.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging, opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.
- b. van wonen afwijkende functies zijn uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan.
- c. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen" mogen de gronden op de begane grondlaag worden gebruikt voor de verkoop of opslag van vuurwerk, met dien verstande dat:
- 1. de opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 kg;
- 2. detailhandel in vuurwerk uitsluitend op de beganegrondlaag is toegestaan;
- 3. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming;
- 4. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk niet mag worden hervat indien het na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde onder het derde punt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- d. wonen is uitsluitend op de verdiepingen toegestaan;
- e. op de begane grond reeds, op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, rechtmatig aanwezige of vergunde woningen, worden geacht in overeenstemming met deze bestemming te zijn.
Artikel 5 Gemengd - 3
(Betreft locaties in bestemmingsplan Centrum Loosduinen)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. horeca in de categorieën I tot en met III van de staat van horeca-inrichtingen als opgenomen in Bijlage 3 van de regels;
- d. kantoor;
- e. welzijnsvoorzieningen;
- f. wonen;
- g. overdekte openbare voetgangerspassage;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
- a. wonen is uitsluitend op de verdiepingen toegestaan;
- b. op de begane grond reeds, op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, rechtmatig aanwezige of vergunde woningen, worden geacht in overeenstemming met deze bestemming te zijn.
Artikel 6 Wonen
(betreft locatie De Heemstraat 438)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. bedrijven in categorie A van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging;
- c. culturele voorziening;
- d. dienstverlening;
- e. detailhandel;
- f. kantoren;
- g. welzijnsvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen,
één en ander zoals nader bepaald in artikel 6.3 en met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde,
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
het gebruik van gebouwen voor andere functies dan wonen is uitsluitend toegestaan op de beganegrondlaag.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen de bestemming Waarde - Archeologie als bedoeld in artikel 7.1 geldt de voorwaarde dat indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering waarvoor een vergunning is vereist en waarbij de bodemverstorende werkzaamheden een diepte van 50 cm overschrijden, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarden van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:
- a. het archeologisch onderzoek;
- b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
- a. in de gebieden waar de dubbelbestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk samenvalt met de bestemming Waterstaat-Waterkering gelden in de eerste plaats de regels van de bestemming Waterstaat - Waterkering
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat-waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en verbetering van de waterhuishouding door middel van dijken, kades en dijksloten, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen de bestemming Waterstaat - Waterkering als bedoeld in artikel 8.1 gelden de volgende regels:
- a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
- b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken, waarvoor grondroering is vereist, toegestaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in de regels onder de voorwaarde dat:
- a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
- b. hieromtrent een watervergunning is verleend, danwel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
- c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Koppelbepaling
Met dit bestemmingsplan worden partiëel herzien de vigerende bestemmingsplannen:
- a. Scheveningen Dorp, met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0186DSchevenDrp-50VA
- b. Centrum Loosduinen, met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0209ACentrumLoos-50VA
- c. Schilderswijk met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0174ESchildersw-70OH
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
- a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
- b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 meter boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 meter boven maaiveld bevinden;
- c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
- d. installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
- e. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht, voor zover daarvoor een afwijking is verleend;
- f. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
- g. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 meter en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
- h. bouwwerken geen gebouwen zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
- 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
- i. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 4 meter bedraagt is toegestaan;
- j. het is verboden een bestaande woning bouwkundig te splitsen tot twee of meer zelfstandige woningen.
- k. of sprake is van voldoende (fiets)parkeergelegenheid wordt bepaald op basis van de (fiets)parkeernormen, (fiets)parkeereisen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in:
- 1. voor motorvoertuigen: de Nota parkeernormen Den Haag, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- 2. voor fietsen: de beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- l. burgemeester en wethouders passen de Nota parkeernormen Den Haag en beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016 toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning;
- m. Een ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- 1. Indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3.50 meter bij 5.00 meter bedraagt;
- 2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1.80 meter bij 5.50 meter en ten hoogste 3.25 bij 6.00 meter bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2.50 bij 5.00 meter bedraagt.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
- 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting:, een sekswinkel:, een paddoshop, een garagebedrijf: of een belwinkel:;
- b. Ingeval van een aan-huis-gebonden bedrijf of beroep mogen:
- 1. de activiteiten geen hinder voor de woonsituatie opleveren en niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn;
- 2. de activiteiten naar de aard en uitstraling geen afbreuk doen aan en in overeenstemming zijn met het karakter van de woning waarbij de activiteiten uitsluitend inpandig mogen worden uitgeoefend en geen buitenopslag en (licht)reclame tot gevolg hebben;
- 3. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- 4. de activiteiten aan de woonfunctie geen onevenredige verkeer aantrekkende werking tot gevolg hebben waarbij de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;
- c. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of functie daartoe aanleiding geeft, mag een gebouw of functie alleen worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren van voertuigen en (brom)fietsen, met dien verstande dat voldoende ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder de bebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij de bebouwing of functie behoort;
- d. of sprake is van voldoende (fiets)parkeergelegenheid, zoals genoemd onder c wordt bepaald op basis van de (fiets)parkeernormen, (fiets)parkeereisen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in:
- 1. voor motorvoertuigen: de Nota parkeernormen Den Haag, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- 2. voor fietsen: de beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- e. burgemeester en wethouders passen de Nota parkeernormen Den Haag en beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016 toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning;
- f. tenzij in de regels anders is bepaald, is een webshop alleen toegestaan mits geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt;
- g. ambulante handel is met inachtneming van het gestelde in de Verordening straathandel Den Haag 2017 toegestaan;
- h. Flitsbezorging is niet toegestaan binnen bestemmingen bestemming 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2', en 'Gemengd -3' van dit bestemmingsplan, voor zover het panden betreft die zijn gelegen binnen het kernwinkelgebied zoals bepaald in de Retailmonitor Den Haag 2017 (RIS301527 Bijlage 5);
- i. In uitzondering op het gestelde in lid 'h', is flitsbezorging wel toegestaan binnen het kernwinkelgebied - zoals bepaald in de Retailmonitor Den Haag 2017 (RIS301527 Bijlage 5) - indien zij reeds rechtmatig aanwezig, dan wel vergund was, op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
- j. speeltoestellen zijn toegestaan.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:
- a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentages mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt.
- b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken, functieaanduidingen en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 meter ;
- c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
- d. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
- e. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2;
- f. speeltoestellen met een hogere hoogte dan bepaald in artikel 11;
- g. Flitsbezorging binnen de bestemming Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Gemengd - 3, voor zover gelegen binnen het kernwinkelgebied zoals omschreven in de algemene gebruiksregels van dit plan en zoals bepaald in de Retailmonitor Den Haag 2017 (RIS301527 Bijlage 5), mits dit op een planologisch verantwoorde wijze kan worden ingepast.
- h. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
- 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
- 2. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.
- i. het bepaalde in artikel 11 onder [l] onder de voorwaarde dat:
- 1. De parkeerdruk in het gebied, waarin de bouwkundig te splitsen woning is gelegen, niet meer dan 90% bedraagt, danwel de parkeerbehoefte volledig op eigen terrein wordt opgelost of op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
- 2. Er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu plaatsvindt;
- 3. Het woonoppervlak van elke uit de bouwkundige splitsing ontstane woning ten minste 40 m2 bedraagt;
- 4. Elke zelfstandige woning die als gevolg van de bouwkundige splitsing ontstaat, dient één volledige bouwlaag danwel meerdere volledige bouwlagen te omvatten.
13.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:
- a. de vestiging van een horeca-inrichting in een andere categorie ter plaatse van de functieaanduiding [h<1, h<2, h<3] en/of bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Daarbij kan advies worden ingewonnen van de toetsingscommissie horeca;
- b. de vestiging van hotels binnen de bestemming Gemengd - 1, indien daarbij voldaan wordt aan de criteria voor nieuwe hotels in de Bijlage 1 Haags Hotelbeleid 2021, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- c. het realiseren van woningen op de begane grond binnen de bestemmingen Gemengd - 2, en Gemengd - 3, voorzover dat niet leidt tot een onevenredige nadelige invloed op het functioneren van het kernwinkelgebied;
- d. de vestiging van een bed & breakfast binnen een woonfunctie, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt;
- e. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
- 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
- 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
- 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.
- f. het bepaalde in artikel12 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
13.3 Afwijken overige regels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:
- a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
- b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
- c. bouwwerken ten behoeve van veiligheidsvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het wegverkeer zoals snellaadstations;
- e. terrassen ten behoeve van horeca-inrichtingen.
Artikel 14 Overige Regels
- a. Indien in de regels van dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen betreft het wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen zoals deze luiden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. en bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
- c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Diverse locaties 2023.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
Voor een drietal locaties, verspreid over de stad en gelegen in verschillende bestemmingsplannen, is het wenselijk/noodzakelijk, dat een aanpassing van de bestemminglegging plaatsvindt.
Deze locaties betreffen:
- a. Diverse percelen gelegen in het bestemmingsplan Scheveningen Dorp,
- b. Het winkelgebied Loosduinen
- c. De Heemstraat 438.
1.2 Vormgeving
Dit reparatieplan bestaat uit regels en een verbeelding die vergezeld gaan van de onderhavige toelichting. Het betreft partiële herzieningen, die in samenhang met de moederplannen moeten worden gelezen. De verbeelding is opgebouwd uit verschillende vlakken.
Vanwege de wettelijke eisen, die gesteld worden aan het publiceren van bestemmingsplannen op de website Ruimtelijke plannen.nl is het noodzakelijk, de te wijzigen regels met de daarop van toepassing zijnde dubbelbestemmingen, bijvoorbeeld vanwege archeologische waarden opnieuw vast te stellen. Voor de leesbaarheid zijn de feitelijke aanpassingen van de desbetreffende regels opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting.
1.3 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk komen de verschillende aanpassingen aan bod, met een motivering waarom de aanpassingen worden opgenomen. In hoofdstuk 3 komt de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan aan bod.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Planonderdelen
2.1 Diverse Percelen In Het Bestemmingsplan Scheveningen Dorp
Voor meerdere percelen binnen de grenzen van het bestemmingsplan Scheveningen Dorp geldt de bestemming Gemengd - 1. Deze percelen bevinden zich met name aan en nabij de Keizerstraat, de Badhuisstraat , de Prins Willemstraat en de Jurriaan Kokstraat. De bestemming Gemengd - 1 staat meerdere gebruiksmogelijkheden van de daarop gesitueerde panden toe. Hiertoe behoort het exploiteren van hotels, waarbij geen vestigingsbeperkingen worden gesteld aan zowel het aantal daarvan als aan de omvang.
uitsnede bestemmingsplantekening Scheveningen Dorp
Mede door de (hopelijk) achter ons liggende Coronacrisis en de mogelijke gevolgen daarvan voor het economisch klimaat in onze stad is het legitiem vragen te stellen bij een dergelijke ongeclausuleerde mogelijkheid tot het vestigen van hotel in en rond dit gedeelte van Scheveningen. Ook de gemeenteraad heeft daarover, bij de behandeling van de nota Haags Hotelbeleid 2021 (RIS310666) zijn zorgen geuit, hetgeen geleid heeft tot het aannemen van de motie "Beperk hotels Keizerstraat en Scheveningen Dorp".
foto's Keizerstraat
Ter uitvoering van zowel deze motie als de aanbevelingen in de nota Haags Hotelbeleid wordt met dit voorliggende bestemmingsplan beoogd een rem te zetten op de in het bestemmingsplan Scheveningen Dorp toegestane mogelijkheid tot het vestigen van hotels op percelen waarvoor de bestemming Gemengd 1 geldt. Hierbij is gekozen voor een clausulering van het beleid, in die zin, dat de vestiging van hotels op deze bestemming niet volledig wordt uitgesloten, maar achter een afwijkingsbevoegdheid wordt geplaatst. Hierdoor wordt het mogelijk dat bij iedere aanvraag tot vestiging van een hotel in dit deel van Scheveningen een afzonderlijke afweging wordt gemaakt, waarbij rekening gehouden kan worden met economische ontwikkelingen als ook de aard en omvang van de voorgenomen hotelvestiging en de al dan niet aanvaardbaarheid/inpasbaarheid in de omgeving. Met een dergelijke benadering wordt zowel recht gedaan aan de belangen van initiatiefnemers als aan die van de omwonenden. Wellicht ten overvloede: Deze nadere regels hebben enkel betrekking op nieuwvestiging van hotels. Bestaande of reeds vergunde hotels op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan blijven door middel van een functieaanduiding op de verbeelding zondermeer toegestaan. Het betreft hier de volgende adressen:
Keizerstraat 18
Keizerstraat 27A/29
Keizerstraat 71 c – Nieuwe Laantjes 44
Keizerstraat 150A
Keizerstraat 296
Keizerstraat 327
Keizerstraat 344A
Keizerstraat 356
Badhuisstraat 1
Badhuisstraat 6-8
Badhuisstraat 35
2.2 Wijzigen Bestemmingen Gemengd - 1 , -2 En -3 In Bestemmingsplan Centrum Loosduinen
Het bestemmingsplan Centrum Loosduinen omvat onder meer het kernwinkelgebied Loosduinen. Voor dit kernwinkelgebied gelden de bestemmingen Gemengd - 1, 2 en -3.
uitsnede bestemmingsplantekening Centrum Loosduinen
Percelen die deel uitmaken van het kernwinkelgebied
Binnen deze bestemmingen zijn een veelheid van gebruiksmogelijkheden opgenomen die overwegend aansluiten op het karakter van dit winkelgebied. Tot de toegestane gebruiksmogelijkheden behoort ook de functie wonen. Anders dan in andere kernwinkelgebieden is deze functie echter niet beperkt tot de bovenverdiepingen. Recent is gebleken, dat plannen ontwikkeld zijn, die erin voorzien bestaande winkelpanden te betrekken bij nieuwbouwplannen voor woningbouw. Wij achten een dergelijke ongeclausuleerde mogelijkheid voor de kracht van het winkelcentrum onwenselijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet erin, om aan deze ontwikkeling beperkingen te stellen. Daartoe wordt voorgesteld de woonfunctie, voorover deze thans niet reeds op de begane grond aanwezig is, te beperken.
foto's winkelcentrum Loosduinen
2.3 Wijzigen Bestemming Voor Perceel De Heemstraat 438
In het bestemmingsplan Schilderswijk is het perceel De Heemstraat 438 bestemd voor Wonen met de functieaanduiding 'gemengd' waardoor daar onder meer bedrijven in de categorie A zijn toegestaan.
uitsnede bestemmingsplan Schilderswijk
Hoewel bij de vaststelling van het bestemmingsplannen met deze functieaanduiding bij bestemmingen niet beoogd werd ook detailhandel toe te staan, is uit latere jurisprudentie gebleken dat de Raad van State onder de algemene aanduiding bedrijven ook detailhandel verstaat, behalve als dit in de staat van bedrijfsactiviteiten nadrukkelijk is uitgesloten. Om dit lek in de regels te dichten is in 2018 een paraplu-bestemmingsplan vastgesteld op grond waarvan detailhandel alsnog verboden is. Deze paraplu-herziening had ook op onderhavig perceel betrekking.
Door de eigenaar van het perceel De Heemstraat 438 is vanwege deze expliciete uitsluiting van detailhandel een aanvraag tot vergoeding van planschade ingediend.
foto De Heemstraat 438
Bij een planschadeclaim zijn er, indien deze terecht wordt geoordeeld twee mogelijkheden daaraan tegemoet te komen. In de eerste plaats kan dit door een financiële tegemoetkoming van de geleden schade of anderszins door herstel van het besluit waardoor de schade werd geleden. Aangezien echter sprake is van een bestaande situatie, waarbij gelet op de bescheiden omvang ook geen afbreuk wordt gedaan aan het winkelgebied Hofplein ligt het in de rede om ter plaatse van dit perceel de aanwezige detailhandel toe te staan.
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Juridische Planbeschrijving
De regeling van de vigerende bestemmingsplannen is van toepassing. In de regels van deze herziening zijn alleen de artikelen opgenomen waarvan aanvulling of aanpassing noodzakelijk is, zulks in samenhang met de eventuele dubbelbestemmingen . Deze veranderingen komen voort uit de in hoofdstuk 2 beschreven planonderdelen.
3.2 Beleid
Voorliggend bestemmingsplan betreft een partiële herziening van actuele, vastgestelde 'moederplannen'. Deze herziening bestaat uit aanpassingen die een beperkte ruimtelijke impact hebben. Het gaat om correcties van de verbeelding en/of de regels. Om deze reden behoeft dan ook geen verdere toetsing dan in hoofdstuk 2 vermeld aan het vigerende beleid plaats te vinden en kunnen sectorale onderzoeken grotendeels achterwege blijven.
3.3 Economische Uitvoerbaarheid
Het betreft hier een herziening van vigerende bestemmingsplannen, waarvan de noodzaak voorkomt uit:
- 1. het in overeenstemming brengen van een bestemmingsplan met de door de raad vastgestelde nota Haags Hotelbeleid 2021 en de motie "Beperk hotels Keizerstraat en Scheveningen Dorp;
- 2. het herstellen van onvolkomenheden;
- 3. het voorkomen van planschadeclaims;
In verband hiermede kan worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6:12 van de Wet ruimtelijke ordening en kan ook anderszins verhaal van kosten achterwege blijven.
3.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
3.4.1 Ladder voor duurzame ontwikkeling
Volgens de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland bevat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen een verantwoording van de locatiekeuze. Hiervoor is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk geïntroduceerd.
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Gezien de aard van de wijzigingen die in deze herziening zijn opgenomen zijn in dit reparatieplan geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor de te nemen stappen aan de orde zijn.
Hoofdstuk 4 Wet En Regelgeving
4.1 Inleiding
De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
- 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
- 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;
In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid en lucht.
4.2 Milieueffectrapportage
Vanaf 21 juli 2004 dient de Europese richtlijn Strategische milieubeoordeling 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de Lidstaten van de EU te worden toegepast. In Nederland wordt deze richtlijn aangeduid als de richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB). Deze Europese richtlijn is in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd. Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit milieueffectrapportage is het verplicht om voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) op te stellen.
Conclusie
Bij het voorliggende reparatieplan behoeft geen MER te worden opgesteld, aangezien ten gevolge van de aanpassingen geen nieuwe bouwrrechten ontstaan en tevens deze aanpassingen niet leiden tot een hogere milieubelasting ten opzichte van de vigerende situatie.
4.3 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
Tot risicovolle inrichtingen behoren ook LNG- en waterstoftankstations en windturbines. Hierop is het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet van toepassing. Voor dergelijke objecten zijn wel rekenmethoden vastgelegd om de veiligheidscontouren te bepalen. Hierbij worden vergelijkbare grenswaarden (PR 10-6) gehanteerd.
Voor de opslag van explosieven wordt geen risicobenadering maar een effectbenadering gehanteerd.
Op grond van artikel 2.6.6 (veiligheidszones munitieopslag civiele inrichting) van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening worden drie veiligheidszones aangewezen.
Voor zowel LPG- als LNG-tankstations heeft het Rijk aanvullend effectgericht beleid geformuleerd door middel van het vaststellen van circulaires. In de circulaires wordt onderscheid gemaakt tussen (beperkt) kwetsbare objecten en zeer kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een verzorgingstehuis en een kindercrèche). Mensen op hoge leeftijd en kleine kinderen zijn beperkt zelfredzaam. Daarom moet voor dergelijke verblijdsobjecten een grotere afstand tot het vulpunt van een LNG- of LPG-installatie aangehouden worden tenzij aanvullende maatregelen aan de gebouwen worden getroffen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.
De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.
Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
Aan het bouwen van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied zijn eisen gesteld op grond van artikel 2.3 eerste respectievelijk tweede lid van de Regeling Bouwbesluit 2012. Paragraaf 2.3 van deze regeling is eveneens op 1 april 2015 in
werking getreden (Stb. 2015, 92). In beide gevallen moet zijn voldaan aan de artikelen 2.5 t/m 2.9 van voornoemde regeling. Aanvullend moet het mechanisch ventilatiesysteem van een, als beperkt kwetsbare object aan te merken, bouwwerk binnen een veiligheidszone zijn uitgerust met een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit handmatig kan worden uitgeschakeld (artikel 2.10 van de regeling).
Deze bepalingen gelden niet voor bouwwerken met een hoge infrastructurele waarde als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (bijvoorbeeld telefoon- of elektriciteitscentrale).
Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
In de toelichting moet worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg (bestrijdbaarheid). Deze verplichting geldt ongeacht of het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen het invloedsgebied van de betreffende transportroutes. Op het vraagstuk zelfredzaamheid moet worden ingegaan wanneer (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van een dergelijke weg zijn geprojecteerd.
Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Dit routeringsbesluit is gewijzigd (RIS302166) en bij besluit van 16 mei 2019 door de gemeenteraad vastgesteld (besluiten-lijst RIS302538 onder G.10). De wijziging is op 1 oktober 2019 in werking getreden. Vanaf die datum zijn de venstertijden voor het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg komen te vervallen. Doorgaand vervoer van routeplichtige stoffen is niet meer mogelijk behoudens voor het bevoorraden van de LPG-tankstations aan de Prof. B.M. Teldersweg en de Rijksstraat 447 (Wassenaar) door middel van een ontheffing.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:
1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
Gemeentelijk beleid
De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:
- 4. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
- 5. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
- 6. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
- 7. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
- 8. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:
- Structuurvisieniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
- Bestemmingsplanniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
- Bouwplanniveau: -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.
Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.
Onderzoek en conclusie
Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied en in de omgeving daarvan geen bedrijven zijn gelegen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn.
Er vindt binnen het plangebied of de omgeving daarvan geen vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Ook zijn er binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Aangezien het plangebied niet binnen het invloedsgebied van enig risicobron ligt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Toetsing aan het gemeentelijk beleid kan daarom eveneens achterwege blijven.
4.4 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:
- woningen
- onderwijsgebouwen m.u.v. gymnastieklokalen;
- ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- medisch centra;
- poliklinieken;
- medische kleuterdagverblijven;
- terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
- woonwagenstandplaatsen.
De voorgestelde herzieningen zodanig ondergeschikt, dat daarvoor geen nadere geluidsonderzoeken hoeven plaats te vinden.
4.5 Luchtkwaliteit
De in dit bestemmingsplan opgenomen partiële herzieningen strekken er geen van alle toe, dat een zodanige intensivering van het gebruik en daarmede van het aantrekken van verkeer zal plaatsvinden, dat dit gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. Om die reden kan volstaan worden met een verwijzing naar de eventuele onderzoeken, die hieromtrent in de onderliggende "moeder"-plannen zijn verricht.
Voorts leidt dit bestemmingsplan niet tot nieuwe ontwikkelingen, waartoe onderzoek naar stikstof behoeft plaats te vinden.
Hoofdstuk 5 Overleg En Inspraak
5.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg
Inspraak
Het conceptontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de direct-belanghebbenden bij de herzieningen vermeldt in de toelichting onder 2.2.
.
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening op 27 september 2022 aan de volgende instanties toegezonden:
- 1. Provincie Zuid-Holland
- 2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
- 3. Dunea
- 4. Omgevingsdienst Haaglanden
- 5. GGD Haaglanden
- 6. Politie Eenheid Den Haag
- 7. Veiligheidsregio Haaglanden
- 8. HTM Personenvervoer NV
- 9. Veolia Transport Haaglanden
- 10. Stedin B.V.
- 11. TenneT Regio West
- 12. N.V. Nederlandse Gasunie
Van de volgende instanties is een reactie ontvangen:
7. Veiligheidsregio Haaglanden
Inhoud:
Geacht College,
U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 27 september 2022 verzocht om advies uit te brengen over de externe veiligheid omtrent het ontwerp-bestemmingsplan 'Diverse locaties 2023' te Den Haag. Hierbij treft u mijn reactie aan.
Voor een drietal locaties, verspreid over de stad en gelegen in verschillende bestemmingsplannen, is het wenselijk/noodzakelijk, dat een aanpassing van de bestemminglegging plaatsvindt.
Deze locaties betreffen:
Diverse percelen gelegen in het bestemmingsplan Scheveningen Dorp;
Het winkelgebied Loosduinen;
De Heemstraat 438.
In de notitie 'Advisering EV – Veiligheidsregio Haaglanden - invulling van de adviesrol bij ruimtelijke plannen', versie 2.3 van 11 mei 2021 (zie bijlage) is de werkwijze beschreven van de VRH voor de ontwikkelingen die in het kader van externe veiligheid door de VRH van een specifiek advies worden voorzien. Deze notitie is afgestemd met de gemeenten.
De ontwikkeling waar het adviesverzoek betrekking op heeft, valt niet onder één van de categorieën ontwikkelingen uit de notitie. In het kader van externe veiligheid zullen de ontwikkelingen niet zorgen voor een significante toe- of afname van het huidige risico. In verband met de aanwezigheid van onderstaande risicobronnen, wordt echter verwezen naar de notitie.
Risicobronnen
1. Diverse percelen gelegen in het bestemmingsplan Scheveningen Dorp:
- Plangebied ligt niet binnen invloedsgebied van externe veiligheidsrisicobronnen.
2. Het winkelgebied Loosduinen:
- Plangebied ligt op circa 240 meter ten oosten van de provinciale weg N211 (Lozerlaan).
4. De Heemstraat 438:
- Plangebied ligt op circa 50 meter ten oosten van hogedruk aardgasbuisleiding W-509-06-KR.
Dit bestemmingsplan maakt een functiewijziging van dit perceel van wonen naar gemengd mogelijk. Hiermee wordt het reeds bestaande detailhandel op deze locatie ook bestemmingsplan.
Voor de afweging over de eventueel te treffen maatregelen kan gebruik worden gemaakt van de in de notitie opgenomen maatregelen voor:
- Transport van gevaarlijke stoffen - brandbaar gas
- Hogedruk aardgastransportleidingen
Reactie:
De ingekomen reactie geeft geen aanleiding tot aanpassingen.
8. HTM Personenvervoer nv
Inhoud:
Geachte heer, mevrouw,
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro, betreffende het concept ontwerpbestemmingsplan Diverse locaties 2023, kan ik u melden dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Reactie:
De ingekomen reactie geeft geen aanleiding tot aanpassingen.
11. TenneT Regio West
Inhoud:
Hartelijk dank voor de toezending van bovengenoemd plan.
Binnen de grenzen van dit plan heeft TenneT (na een eerste beoordeling) noch bovengrondse-, noch ondergrondse hoogspanningsverbindingen in beheer.
Wij hebben dan ook geen opmerkingen op genoemd plan en wensen u veel succes bij de verdere uitwerking hiervan.
Reactie:
De ingekomen reactie geeft geen aanleiding tot aanpassingen.
5.2 Inspraak- En Participatieverordening
Het conceptontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de direct-belanghebbenden bij de herzieningen.
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Motie Beperk Hotelvestgigingen Scheveningen Dorp
Bijlage 2 Nota Haags Hotelbeleid
Bijlage 1 Haags Hotelbeleid 2021
Bijlage 1 Haags Hotelbeleid 2021
Bijlage 2 Staat Van Horeca-categorieën
Bijlage 2 Staat van horeca-categorieën
Bijlage 3 Lijst Van Horecavestigingen Scheveningen Dorp
Bijlage 3 Lijst van Horecavestigingen Scheveningen Dorp
Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging
Bijlage 5 Retailmonitor Den Haag 2017
Bijlage 5 Retailmonitor Den Haag 2017
Bijlage 6 Nota Parkeernormen Den Haag
Bijlage 6 Nota Parkeernormen Den Haag
Bijlage 7 Inlegvel Met Parkeernormen
Bijlage 7 Inlegvel met parkeernormen