KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Kantoor-1
Artikel 9 Kantoor-2
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer - Hoofdverkeersweg
Artikel 14 Verkeer - Straat
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsstraat
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen-1
Artikel 18 Wonen-2
Artikel 19 Wonen-3
Artikel 20 Leiding - Riool
Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene Bouwregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor De Beheersverordening
1.2 Doel Van De Beheersverordening
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Ruimtelijke Structuur
2.4 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Ruimtelijk Beleid
3.2 Sectoraal Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Inleiding
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Groen
4.6 Water
4.7 Bodem
4.8 Archeologie
4.9 Gebiedsgericht Milieubeleid
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Inleiding
5.2 Bestemmingen En Bestemmingsregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Horeca-categorieën
Bijlage 3 Nota Parkeernorm Den Haag, Inlegvel Parkeernormen
Bijlage 4 Besluit Rbs Willemspark
Bijlage 5 Toelichting Rbs Willemspark
Bijlage 6 Begrenzing Rbs Willempark
Bijlage 7 Besluit Rbs Centrum
Bijlage 8 Toelichting Rbs Centrum
Bijlage 9 Besluit En Toelichting Rbs Archipelbuurt/willemspark Ii
Bijlage 1 Monumentale Bomen Den Haag
Bijlage 2 Kaart Monumentale Bomen

Willemspark e.o.

Beheersverordening - gemeente Den Haag

Vastgesteld op 19-02-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

De beheersverordening Willemspark e.o. van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.8 ambacht/ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.9 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.10 automatenhal:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.

1.11 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.14 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.15 Bed & Breakfast

Een voorziening gericht op het – binnen een woning en door de bewoner - bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit aan maximaal vier personen. Onder een 'Bed and Breakfast' wordt niet verstaan het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.17 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.18 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte.

1.20 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 Bevi:

Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.

1.24 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.25 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.26 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.33 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.34 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars.

1.36 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):

de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.

1.37 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.38 dakopbouw:

een vergroting van een gebouw welke een onzelfstandige uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie, en daarvan deel uitmaakt.

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan.

1.40 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.

1.41 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.42 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.43 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.44 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.45 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 geluidgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.47 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.48 gemeentelijk beschermd stadsgezicht:

een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de gemeenteraad van Den Haag is aangewezen als beschermd stadsgebied.

1.49 grens verschillende hoogten:

een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.50 groenvoorziening:

groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.

1.51 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.52 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.53 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.54 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.55 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.56 horeca-inrichting:

  1. a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  2. b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor inrichtingen waar horeca in ondergeschikte zin plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage Staat van Horeca-categorieën bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie Licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away / maaltijdbezorging.
categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Een horecavorm die binnen deze categorie valt is onder andere een restaurant.

categorie zwaar:

Horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.

Horeca-inrichtingen rond de uitgaanskernen Grote Markt, Plein, Spui, Buitenhof en Scheveningen-Bad,

kennen vrije openingstijden.

1.57 ondergeschikte horeca

ondergeschikte horeca is op basis van de 'Toekomstvisie Horeca 2010-2015' toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de functies 'detailhandel', 'dienstverlening', 'cultuur en ontspanning', ' en 'maatschappelijk':

  1. 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m2 Bvo;
  2. 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  3. 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  4. 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.

1.58 hotel en/of pension:

elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.59 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.60 internetcafé / -gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.61 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.

1.62 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.

1.63 kapverdieping:

een in de kap van een gebouw gelegen ruimte, waarvan de vloer niet meer dan 1,20 m. onder de goothoogte ligt, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.64 kiosk:

een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.

1.65 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.66 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.67 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.68 museum:

een gebouw waarin voorwerpen van culturele waarde worden verzameld, bewaard en tentoongesteld, ten dienste van educatie, recreatie, studie en/of wetenschappelijk onderzoek; een museum wordt beheerd door een permanente instelling die niet is gericht op het maken van winst.

1.69 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.70 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.71 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.72 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.73 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.74 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.75 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.76 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.

1.77 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.78 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Willemspark e.o..

1.79 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.80 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.81 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.82 recreatie-inrichting:

een inrichting, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het houden van bijeenkomsten van recreatieve aard of de uitoefening van recreatieve activiteiten, al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, alsmede inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn voor het gebruik door anderen dan de eigenaar of houder. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.83 recreatieve waarde:

de aan een groengebied toe te kennen waarde voor het gebruik van het groen en de voorzieningen in vrije tijd voor ontspanning.

1.84 rijksbeschermd stadsgezicht:

een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet.

1.85 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.86 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.87 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.88 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.89 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.90 staat van bedrijfsactiviteiten:

de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze beheersverordening Willemspark e.o..

1.91 staat van horeca-inrichtingen:

de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij deze beheersverordening Willemspark e.o..

1.92 stedelijke groene hoofdstructuur:

de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of Europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.

1.93 straat met doorgaande rijbaan:

doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.

1.94 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.95 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.96 verkoopvloeroppervlak (vvo):

de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.

1.97 voorgevelrooilijn:

De voorgevelrooilijn is:

  1. 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. 2. voor andere terreinen dan onder 1:
    1. a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom: de grens van de weg;
    2. b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom: de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.

1.98 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.99 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang); onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.

1.100 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

1.101 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.

1.102 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. museum;
  2. b. culturele doeleinden;
  3. c. wetenschappelijk en (kunst)historisch onderzoek en onderwijs;
  4. d. ontvangst- en representatiedoeleinden;
  5. e. één bedrijfswoning ten dienste van de bestemming;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. f. "wonen" is op de verdiepingen bebouwing ten behoeve van wonen toegestaan welke niet ten dienste van de bestemming staat;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen, alsmede ondergeschikte horeca en detailhandel zoals nader omschreven in lid 4.4.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 4.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke, tot een maximum hoogte van 1,5 m.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte, waarbij onder verwijzing naar de begripsbepaling van 1.57 het schenken van alcohol is toegestaan indien gerelateerd aan de functies genoemd onder 4.1 onder a tot en met d;
  2. b. Detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de functies genoemd onder 4.1 onder a en b binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte;
  3. c. de bestemming laat het door bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toe.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. kantoor;
  4. d. welzijnsvoorzieningen met uitzondering van kindercentra;
  5. e. verenigingsleven;
  6. f. hotel;
  7. g. ondergeschikte horeca ten behoeve van de onder d en e genoemde functies;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. h. "maatschappelijk" is een kindercentrum ten behoeve van kinderopvang en buitenschoolse opvang toegestaan;
  2. i. "bedrijf" is een bedrijf, met uitzondering van een garagebedrijf, mits behorend tot de categorieën A en B uit de Staat van bedrijven bijfunctiemenging in de bijlagen bij de regels van dit plan, en uitsluitend op de begane grondlaag, toegestaan;
  3. j. "garage" is een garagebedrjif toegestaan;
  4. k. "specifieke vorm van verkeer - garagebox" is een garagebox ten behoeve van de stalling van voertuigen of het gebruik als berging toegestaan;
  5. l. "horeca tot en met horecacategorie 2" is een horeca-inrichting in de categorie "middelzwaar" toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water, parkeergelegenheid en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 5.2.1, onder b, ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m;
  2. b. lid 5.2.1 onder d.1, tot een maximum percentage van 40%, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht en het open karakter van het erf;
  3. c. lid 5.2.1 onder d.1, tot een maximum percentage van 60%, doch uitsluitend ten behoeve van een ondergrondse, geheel beneden peil gelegen parkeervoorziening en mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht;
  4. d. lid 5.2.1 onder d.3, voor wat betreft de hoogte van het bijgebouw ter plaatse van de erfscheiding, tot een maximum van 3,5 meter, indien en voor zover een dergelijke hoogte aansluit op de hoogte van de belendende bebouwing.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. de bestemming laat het door bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toe.
  2. b. het vestigen van een geluidgevoelige functie is toegestaan, mits uit akoestisch onderzoek bljikt dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden;
  3. c. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte, waarbij onder verwijzing naar de begripsbepaling van 1.57 het schenken van alcohol is toegestaan indien gerelateerd aan de functies genoemd onder 5.1 onder d en e;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding garage (ga) geldt ten aanzien van het gebruik als garagebedrijf dat:
    1. 1. het gebruik niet mag worden vergroot ten opzichte van de omvang die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
    2. 2. het gebruik als garagebedrijf niet mag worden hervat indien het gebruik langer dan een jaar is onderbroken;
    3. 3. het gebruik als garagebedrijf mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming als omschreven in lid 5.1;
    4. 4. indien toepassing is gegeven aan het gestelde onder 3 mag het gebruik als garagebedrijf niet opnieuw aanvangen.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. park;
  3. c. plantsoen;
  4. d. gazon;
  5. e. berm;
  6. f. talud;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. g. "specifieke bouwaanduiding-monument" tevens voor het monument op Plein 1813;
  2. h. "brug" tevens voor een brug;
  3. i. "detailhandel" tevens voor een kiosk ten behoeve van detailhandel op het Nassauplein,

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, voet- en fietspaden, in- en uitritten, water, speelvoorzieningen en overige bij de bestemming behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hotel;
  2. b. horeca-inrichtingen in de categorie "middelzwaar" op basis van de Staat van Horeca-categorieën als opgenomen in Bijlage 2 bij de regels van dit plan;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. c. "ontsluiting" tevens voor een ontsluiting van de binnen de naastgelegen bestemming Sport toegestane parkeergarage;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 7.2.1, onder b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m.

Artikel 8 Kantoor-1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor;
  2. b. parkeervoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. c. "bedrijfswoning" is op het adres Nassaulaan 12 één bedrijfswoning ten dienste van de bestemming toegstaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 8.2.1, onder b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m.

Artikel 9 Kantoor-2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. bergingen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige bij de bestemming behorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 9.2.1, onder b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijsdoeleinden;
  2. b. jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang;
  3. c. speelvoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. "bedrijfswoning" is één bedrijfswoning ten dienste van de bestemming toegstaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 10.2.1, onder b, ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m;
  2. b. lid 10.2.1 onder d.1, tot een maximum percentage van 40%, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht en het open karakter van het erf;
  3. c. lid 10.2.1 onder d.1, tot een maximum percentage van 60%, doch uitsluitend ten behoeve van een ondergrondse, geheel beneden peil gelegen parkeervoorziening en mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht;
  4. d. lid 10.2.1 onder d.3, voor wat betreft de hoogte van het bijgebouw ter plaatse van de erfscheiding, tot een maximum van 3,5 meter, indien en voor zover een dergelijke hoogte aansluit op de hoogte van de belendende bebouwing.

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportzaal/-hal/-centrum;
  2. b. squashcentrum;
  3. c. zwembad;
  4. d. sportvoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. e. "parkeergarage" een beneden peil gelegen parkeergarage;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede horeca zoals nader omschreven in lid 11.4.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 11.2.1, onder b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m.

11.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Horeca is toegestaan onder de voorwaarde dat:
    1. 1. deze functie gerelateerd is aan de hoofdfunctie;
    2. 2. de uitstraling van de hoofdfunctie behouden blijft;
    3. 3. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. terassen;
  3. c. ontsluiting aanliggende bebouwing;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.Binnen deze bestemming mag maximaal 15% per perceel worden verhard.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 12.2.2, onder c, ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen binnen het gebied, begrensd door de Nassaulaan, Javastraat, Zeestraat en Mauritskade, voor zover deze erfafscheidingen grenzen aan de bestemmingen Verkeer - Straat en Verkeer -Verblijfsstraat tot een hoogte van 2 meter, voor zover deze bestaat uit een open metalen hekwerk, al dan niet verankerd op een stenen voetmuur van maximaal 1 meter.

Artikel 13 Verkeer - Hoofdverkeersweg

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad;
  2. b. openbaar vervoerstroken en -banen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. voet- en fietspaden;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Verkeer - Straat

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. straten met doorgaande rijbanen;
  2. b. openbaar vervoerstroken- en banen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. voet- en fietspaden,

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsstraat

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voet- en fietspaden;
  2. b. wegen;
  3. c. parkeervoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterberging;
  3. c. vijvers;
  4. d. oevers;
  5. e. voet- en fietspaden;
  6. f. bruggen voor fietsers en voetgangers;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. g. 'brug' is een brug toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen en overige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. a. Op of in deze gronden mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, zoals kademuren, overbeschoeiingen, kunstwerken, duikers en steigers met een maximale hoogte van 2 m;
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een brug toegestaan.

Artikel 17 Wonen-1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. onbebouwde parkeervoorzieningen;
  3. c. tuinen en erven;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. "specifieke vorm van verkeer - garagebox" is een garagebox ten behoeve van de stalling van voertuigen of het gebruik als berging toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 17.2.1, onder b, ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m;
  2. b. lid 17.2.1 onder d.1, tot een maximum percentage van 40%, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht en het open karakter van het erf;
  3. c. lid 17.2.1 onder d.1, tot een maximum percentage van 60%, doch uitsluitend ten behoeve van een ondergrondse, geheel beneden peil gelegen parkeervoorziening en mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht;
  4. d. lid 17.2.1 onder d.3, voor wat betreft de hoogte van het bijgebouw ter plaatse van de erfscheiding, tot een maximum van 3,5 meter, indien en voor zover een dergelijke hoogte aansluit op de hoogte van de belendende bebouwing.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. de bestemming laat het door bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toe.

Artikel 18 Wonen-2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bergingen;
  3. c. bebouwde parkeervoorzieningen;
  4. d. terrassen;
  5. e. tuinen en erven;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. f. "ontsluiting" tevens voor een ontsluiting van parkeergarages;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. de bestemming laat het door bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toe.

Artikel 19 Wonen-3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van meergezinswoningen op een onderbouw;
  2. b. bergingen, stallingsruimte of andere dienstruimte in de onderbouw;
  3. c. onbebouwde parkeervoorzieningen;
  4. d. terrassen;
  5. e. tuinen en erven;

en ter plaatse van de aanduiding:

  1. f. "specifieke vorm van verkeer-garagebox" zijn garageboxen ten behoeve van de stalling van voertuigen of het gebruik als berging toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. lid 19.2.1, onder b, ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 m;
  2. b. lid 19.2.2 onder d, tot een maximale hoogte van 1 meter.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. de bestemming laat het door bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toe.

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een:

  1. b. rioolleiding;

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Riool' als bedoeld in lid Bestemmingsomschrijving gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten en hoogspanningsmasten toegestaan;
  2. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van:

  1. a. het bepaalde in lid 20.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
    2. 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, de hieronder te noemen werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het roeren, ontginnen, verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van de grond, of het scheuren van grasland;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    4. 4. het aanleggen van drainage;
    5. 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
    6. 6. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    7. 7. het aanleggen van dijken of andere taluds, dan wel het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
    8. 8. het aanleggen van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behalve indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
    9. 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    10. 10. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    11. 11. het permanent opslaan van goederen.
  2. b. De onder a. genoemde verboden gelden niet voor werken en werkzaamheden indien:
    1. 1. deze noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de leiding en de belemmeringenstrook;
    2. 2. deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het bestemmingsplan is bestemd;
    3. 3. deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  3. c. De onder a. genoemde bouwwerken of werken zijn slechts toelaatbaar indien:
    1. 1. deze geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    3. 3. deze geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht, zoals beschreven in de toelichtingen op de aanwijzingsbesluiten, opgenomen in bijlage 5, 8 en 9 bij de regels van het plan, één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' als bedoeld in lid 21.1 gelden de volgende regels:

  1. a. het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in 21.1, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren en nadat hierover advies is ingewonnen bij de monumentencommissie;
  2. b. het bepaalde onder a geldt niet voor bouwplannen die (mede) ten doel hebben het herstel van de oorspronkelijke waarden van de betreffende bouwwerken;
  3. c. het bepaalde onder a heeft, ingeval van strijdigheid, voorrang op de bouwregels behorende bij de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in de artikel 21.1 en op de algemene bouw- en ontheffingsregels;
  4. d. het bepaalde onder a geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken.

21.3 Nadere regels

Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige waarden aanwezig zijn.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Bouwregels

  1. a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  2. b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 m boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld bevinden;
  3. c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  4. d. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  5. e. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  6. f. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen - zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer - met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximaal bruto-vloeroppervlak tot 15 m2, zijn toegestaan;
  7. g. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 m en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  8. h. bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    2. 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen;
  9. i. binnen de van dit plan deel uitmakende gronden is straatmeubilair toegestaan;
  10. j. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
    2. 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt;
  11. k. bij het realiseren van bestemmingen volgens dit bestemmingsplan dienen de Wet geluidhinder, het Haags ontheffingenbeleid (Ris 20405) en de voor dit bestemmingsplan afgegeven beschikking hogere grenswaarden in acht te worden genomen.

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen deze beheersverordening, te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; Tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    1. 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    2. 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  2. b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  3. c. Tenzij in de regels anders is bepaald, is een webshop alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt.

Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels

25.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 m;
  2. b. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  3. c. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  4. d. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2.

25.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    1. 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    2. 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
    3. 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
    4. 4. het bepaalde in artikel 24 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

25.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 3 m bedraagt;
  2. b. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  3. c. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
  4. d. sirenes ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructies;
  5. e. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  6. f. bouwwerken ten behoeve van veiligheidvoorzieningen of verkeersregulering, zoals rampaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers.

25.4 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen afwijkingen worden niet toegestaan indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening Willemspark e.o..

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor De Beheersverordening

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een beheersverordening voor het plangebied "Willemspark e.o." op.

  1. a. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. In de Wro is een nieuw ruimtelijk instrument naast het bestemmingsplan geïntroduceerd: de beheersverordening. Deze verordening beoogt gemeenten een eenvoudig instrument te bieden om gebieden met een lage dynamiek van een passende juridisch-planologische regeling te voorzien. De gemeenteraad kan, voor die delen van het grondgebied van de gemeente waar geen ruimtelijk relevante ontwikkelingen worden voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied in overeenstemming met het bestaande gebruik wordt geregeld. Voorliggende beheersverordening ”Willemspark e.o." vormt het bindende kader voor het toelaatbaar ruimtelijk gebruik van de gronden binnen het gebied dat is vastgelegd op de kaart en voorschriften behorende bij deze verordening.
  2. b. Het plangebied valt ten dele binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Willemspark e.o., zoals dat op 21 juli 1971 is aangewezen (zie Bijlage 4, Bijlage 5 en Bijlage 6 bij de regels), alsmede binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum, van 28 juni 1994 (zie Bijlage 7 en Bijlage 8 bij de regels). Daarnaast valt het plangebied te dele binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Archipelbuurt/Willemspark II, zoals aangewezen op 25 juli 1996 (zie Bijlage 9 bij de regels). Ingevolge artikel 14 van de Monumentenverordening van Den Haag moeten de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Met de beheersverordening voldoet de gemeente aan deze verplichting.
  3. c. Op grond van de Wro moeten alle nieuwe plannen, ook deze beheersverordening, "digitaal raadpleegbaar" beschikbaar worden gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl. De beheersverordening komt aan deze eis tegemoet.

1.2 Doel Van De Beheersverordening

De gemeente Den Haag heeft zich tot doel gesteld om in het kader van de Wet ruimtelijke ordening een actualisering te laten plaatsvinden van een groot aantal vigerende bestemmingsplannen. Dit is vastgelegd in de "Nota bestemmingsplannen, in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020", die op 14 december 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld. In deze nota is ingegaan op de mogelijkheden die het instrument van de beheersverordening biedt in relatie tot de actualiseringsoperatie voor beheergebieden.

Het plangebied is voor wat betreft het bestemmingsplan Willemspark I in de nota opgenomen als prioriteit 2 en als prioriteit 3 met betrekking tot het bestemmingsplan Burgemeester de Monchyplein. Daarnaast is aan het bestemmingsplan Willemspark I destijds gedeeltelijk goedkeuring onthouden voor zover het betreft het adres Nassaulaan 8. Dit adres is om die reden in de nota als prioriteit 1 benoemd.

De bestemmingsplannen Willemspark I en Burgemeester de Monchyplein zijn plannen die onder de vigeur van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand zijn gekomen en waarvoor in principe een adequaat juridisch-planologisch kader geldt. De betreffende bestemmingsplannen waren bedoeld om de woonfunctie te versterken en het bijzondere karakter van de gebieden veilig te stellen.

Het ruimtelijke beleid voor de plangebieden samen wordt vervangen door deze beheersverordening. Het doel van de beheersverordening "Willemspark e.o." is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader. Gezien het feit dat beide gebieden, Willemspark I en Burgemeester de Monchyplein, voor het overgrote deel uit uitontwikkelde (woon)gebieden bestaan, er zich de afgelopen jaren geen ontwikkelingen hebben voorgedaan en deze de komende tien jaar ook niet worden verwacht, wordt er de voorkeur aan gegeven om een op beheer gerichte regeling toe te passen. Het ruimtelijke beleid, dat nu is neergelegd in verschillende bestemmingsplannen, wordt vervangen door deze beheersverordening. De juridische situatie zoals die in de bestemmingsplannen is vastgelegd, vormt het uitgangspunt voor de beheersverordening. De karakteristieke waarden van het gebied qua beeld, bebouwing en functies worden bij deze beheersverordening als uitgangspunt genomen

Met de beheersverordening “Willemspark e.o.” wordt voor het betreffende plangebied voldaan aan de in de nota vastgelegde en de uit de Wet ruimtelijke ordening voortvloeiende actualiseringsplicht.

1.3 Begrenzing Van Het Plangebied

Het gebied Willemspark is gelegen direct buiten de omgrachting van de oude stad en betreft een uit de 19e eeuw daterend villapark. Het is vernoemd naar Koning Willem II, die op dit terrein een landschapstuin (het Willemspark) liet aanleggen.

Het gebied rond het Burgemeester de Monchyplein is gelegen tussen het gebied Willemspark en de Archipelbuurt. Op het terrein stond voorheen het in de jaren 90 afgebroken stadhuis. Vanaf eind jaren 90 van de vorige eeuw is rond het plein nieuwe woonbebouwing opgericht naar een ontwerp van de Spaanse architect Ricardo Bofill.

Om te komen tot een logisch begrensd plangebied voor deze beheersverordening, is rekening gehouden met de aangrenzende plangebieden Zeeheldenkwartier, Sint Jacobskerk e.o., Binnenhof e.o., Archipelbuurt/Willemspark II en het stratenpatroon en verloop. Om die reden wijkt de beheersverordening op ondergeschikte onderdelen af van de begrenzing van de bestemmingsplannen Willemspark I en Burgemeester De Monchyplein. De afwijking van de vigerende begrenzing heeft daarnaast betrekking op de randen van het plangebied, waarbij het hart van de weg in plaats van de gevelrooilijn de plangrens gaat vormen in de beheersverordening. De reden is, dat op deze wijze beter rekening kan worden gehouden met verspringende rooilijnen, overkragingen, erkers etc.

Het plangebied van deze beheersverordening wordt globaal begrensd door:

  • Mauritskade;
  • Zeestraat;
  • Javastraat;
  • Alexanderplein;
  • Alexanderveld;
  • Burgemeester Patijnlaan;
  • Nassauplein;
  • Schelpkade;

De exacte grenzen van het gebied zijn vastgelegd op de bij deze beheersverordening behorende kaart met het nummer NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-

1.4 Geldende Planologische Regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

De beheersverordening Willemspark e.o. vervangt (gedeeltelijk) de volgende regelingen:

Regeling Vastgesteld
1 bestemingsplan Willemspark I 21-6-1982
2 bestemmingsplan Burgemeester De Monchyplein 2-6-1994
3 uitwerkingsplan Burgemeester De Monchyplein (woontoren) 23-5-2000
4 verordening (12/1956) Willemspark 3-9-1956
5 bestemmingsplan Archipelbuurt/Willemspark II 11-1-1982

Bovenstaande regelingen worden –voor zover ze op het plangebied zien- door deze beheersverordeningngen vervangen en komen daarmee te vervallen.Voor wat betreft het onder 5 genoemde bestemmingsplan ziet dit slechts op een deel van de verkeerswegen langs de plangrens, waarbij het hart van de weg, in plaats van de gevelrooilijn, de plangrens gaat vormen in de beheersverordening. De reden is dat op deze wijze beter rekening gehouden kan worden met verspringende rooilijnen, overkragingen, erkers, etc.

Onderstaande kaart bevat een weergave van de ligging van het plangebied in de stad:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0001.jpg"

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  1. a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In de Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven waarbij verkoop of opslag van consumentenvuurwerk plaatsvindt.
  2. b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door de Parapluherziening Seksinrichtingen (2004) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  3. c. Paraplubestemmingsplan Archeologie (2010). In dit paraplubestemmingsplan wordt ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde (archeologie)' toegevoegd en worden regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan bouwvergunningen.

1.5 Leeswijzer

De opbouw van deze toelichting bij de beheersverordening is als volgt. Hoofdstuk 2 geeft een kenschets van het plangebied, met een beschrijving van de verschillende ruimtelijke en functionele aspecten. In Hoofdstuk 3 worden de landelijke, regionale en lokale uitgangspunten en ambities van ruimtelijk en sectoraal beleid in relatie tot het plangebied beschreven. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuregelgeving. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische aspecten van deze beheersverordening. In dat hoofdstuk is ook een artikelsgewijze toelichting op de regels behorende bij deze verordening opgenomen. In Hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur een beschrijving van het plangebied gegeven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

2.2.1 Willemspark

Het Willemspark rond Plein 1813 is de eerste formele Haagse Stadsuitbreiding in de 19de eeuw en bezit voor Nederlandse begrippen een ongewone monumentaliteit en allure. Dit stadsdeel behoorde oorspronkelijk tot een groot gebied ten noorden van het Noordeinde, dat koning Willem II reeds voor zijn troonsbestijging in 1840 had aangekocht. Tijdens zijn koningschap liet hij hier een landschapstuin aanleggen en langs de Nassaulaan een manege (in 1853 verbouwd tot kerk), geflankeerd door 22 woonhuizen. Koning Willem III verkocht in 1855 het park voor 45.000 gulden aan de gemeente Den Haag. Op verzoek van het gemeentebestuur ontwierp de gemeentearchitect W.C. van der Waeyen Pieterszen hier in de jaren 1855 – 1858 een plan voor een villapark, dat in de daarop volgende jaren door verschillende aannnemer-architecten zou worden ingevuld. Een vrij groot terrein op de hoek Zeestraat – Scheveningse Veer, bleef overigens in particuliere handen en viel dan ook buiten het uitbreidingsplan. De planmatige aanleg van het villapark is gebaseerd op een nagenoeg recht assenkruis van twee lanen met op de kruising het ruime ovale Plein 1813. Bij het ontwerp was reeds uitgegaan van de plaatsing van een nationaal gedenkteken op dit plein. Het assenkruis is hiërarchisch opgevat. De brede, met een dubbele bomenrij beplante Sophialaan, gericht op de Willemskerk, is de hoofdas en de Alexanderstraat de secondaire as. Doordat de Alexanderstraat later een belangrijke verkeersfunctie heeft gekregen, wordt de Sophialaan als hoofdas niet meer als zodanig ervaren. Op de latere stadsuitleg van het Zeeheldenkwartier kreeg de Sophialaan bovendien geen directe aansluiting. Want hoewel het de bedoeling was om ter plekke van het huidige Zeeheldenkwartier een tweede villapark te realiseren, keurde het gemeentebestuur in 1868 een uitbreidingsplan goed, ingediend door particuliere investeerders, dat met zijn vrij smalle straten en aaneengesloten bebouwing niet als zodanig kan worden gezien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0002.png"

Het Noordeinde en het verlengde hiervan, de huidige Zeestraat, vormde vanaf de Middeleeuwen de verbinding tussen Den Haag en Scheveningen. Rond 1615 kwam door het graven van de singelomgrachting dit verlengde van het Noordeinde buiten de stadskern te liggen. Over de singelgracht werd bij het Scheveningse Veer ter verbinding een brug geslagen, de zogeheten Noordwalbrug. In de 18de eeuw bevonden zich tussen de Mauritskade en de Sophialaan korte rijen aaneengesloten bebouwing, twee molens en enkele losse gebouwen. Tijdens de aanleg van het Willemspark verdwenen de molens en een deel van de bebouwing maar bleef de resterende bebouwing staan. De overzijde werd eveneens bebouwd rond 1860, nog voordat het uitbreidingsplan Zeeheldenkwartier in 1868 werd goedgekeurd door het Gemeenbestuur.

De Mauritskade vormt onderdeel van de in 1615 gegraven singelomgrachting van de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0003.jpg"

2.2.2 Burgemeester De Monchyplein

De Javastraat was oorspronkelijk een eenvoudige landweg. De Archipelbuurt, net als het Willemspark, een vroeg negentiende eeuwse stadsuitleg, werd vanaf 1869 bebouwd. De eerste straten waren de Balistraat en de Surinamestraat. Op het voormalige exercitie- en kazerneterrein achter de Javastraat werd in 1953 het stadhuis van Den Haag gebouwd. Inmiddels heeft deze plaats gemaakt voor een groot wooncomplex van de hand van de Spaanse architect Ricardo Bofill.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0004.jpg"

2.3 Ruimtelijke Structuur

Het Willemspark, de eerste formele stadsuitleg van Den Haag in de negentiende eeuw, onderscheidt zich in zijn ruimtelijke structuur duidelijk van de binnenstad. De planmatige aanleg van het villapark is gebaseerd op een nagenoeg haaks assenkruis van twee lanen met op de kruising daarvan het ruime ovale Plein 1813. Het assenkruis is hiërarchisch opgevat met de brede, met een dubbele rij bomen beplante Sophialaan als hoofdas gericht op de voormalige Willemskerk en de Alexanderstraat als secondaire as, via de Parkstraat verbonden met de omgeving van het Binnenhof in het centrum. Aan dit assenkruis zijn de vrijstaande en gekoppelde neoclassicistische villa's symmetrisch gegroepeerd in een overvloed aan groen. De omsluitende bebouwing aan de Zeestraat, Javastraat, Nassaulaan en Mauritskade is gesloten van karakter en sluit daarmee aan op zowel de binnenstad als de aangrenzende negentiende eeuwse uitbreidingen. Het architectuurbeeld is overeenkomstig. In het midden van het Plein 1813 staat het destijds bekroonde monument, genaamd Ebenhaëzer, ter herdenking van de in dat jaar herwonnen soevereiniteit. De oorspronkelijke woonfunctie van het Willemspark heeft in de loop der tijd plaats gemaakt voor bijzondere functies in relatie met het regeringscentrum. Dat zelfde is het geval geweest met de Parkstraat en omgeving, die het geheel met het Hofkwartier verbindt. De lichte knik in het beloop van de Javastraat duidt op de pre-stedelijke oorsprong van die straat, die vroeger Schuddegeestlaan heette en vermoedelijk deel heeft uitgemaakt van een zeer oude kustroute.

Sinds de oprichting van dit stadsdeel hebben er een tweetal structurele wijzigingen plaats gevonden. De eerste heeft plaats gevonden op de hoek Zeestraat, Javastraat waar de oorspronkelijke villa vervangen is door een groot appartementencomplex. De tweede vond plaats bij de oprichting van het wooncomplex op het voormalige stadhuisterrein, Burgemeester de Monchyplein. De woningen (ruim 400), enkele stadshuizen en enkele grote appartementsgebouwen volgen de rooilijn van de straten Burgemeester Marijnenlaan, Burgemeester Kolfschotenlaan en Burgemeester Patijnlaan. Op het binnenterrein is een bebouwing gegroepeerd rondom een open ruimte met een vijver.

2.3.1 Bebouwing

2.3.2 Verkeer en infrastructuur

Autoverkeer

Door het plangebied lopen een aantal belangrijke wijkontsluitingswegen: de Javastraat en Burgemeester Patijnlaan. Deze laatste maakt ook onderdeel uit van de Centrumring. Verder zijn de Zeestraat, Alexanderstraat, Plein 1813 en Nassauplein de belangrijkste buurtontsluitingswegen. De rest van de wegen is bestemd voor plaatselijk verkeer.

Fiets

In het plangebied liggen een aantal hoofdroutes voor de fiets, waarvan er in het ontwerp van de Haagse Nota Mobiliteit twee zijn aangewezen als sterroute Fiets. Deze routes zijn opgenomen in het Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010. In de Alexanderstraat liggen geen speciale fietsvoorzieningen. Zo mogelijk komen hier in de toekomst fietsstroken of vrijliggende fietspaden.

Openbaar vervoer

Het plangebied wordt goed ontsloten door openbaar vervoer. Door de Alexanderstraat, Plein 1813 en de Javastraat rijdt een tramlijn. Daarnaast rijden er buslijnen door de Alexanderstraat, Plein 1813, Javastraat en Nassauplein.

Parkeren

Met de Uniformering Parkeerregeling Centrum is in april 2010 de werkingstijd van de parkeerregeling in het gebied rond Plein 1813 aangepast en verruimd. Het gebied rond het Monchyplein heeft de oude werkingstijden behouden. In beide gebieden geldt belanghebbendenparkeren.

2.3.3 Groenstructuur

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Evenmin is het aangewezen tot beschermd natuurmonument.

Binnen het plangebied zijn wel belangrijke bomenrijen aanwezig, die deel uitmaken van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Het betreft bomen langs de Mauritskade, Zeestraat, Alexanderstraat, Nassaulaan, Sophialaan en Javastraat. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op dit aspect.

2.3.4 Waterstructuur

In of nabij het plangebied liggen geen waterkeringen. In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op het wateraspect.

2.3.5 Bodem

De wijk heeft voornamelijk nog een woon- en kantoorfunctie en kent weinig bedrijvigheid (meer). Voorheen hebben op en in de directe omgeving van het plangebied bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om brandstofdetailhandel, benzineservicestations, een smederij, twee autoreparatiebedrijven, enkele schildersbedrijven, een exercitieterrein, een melkinrichting, een laboratorium, een cv-installatiebedrijf, een lasinrichting en een grutterswarenfabriek.

Bij verscheidene panden zijn ondergrondse tanks bekend. De meeste daarvan zijn verwijderd of onklaar gemaakt.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen.

Een deel van het plangebied valt binnen de contour van een verontreiniging afkomstig van een voormalige chemische wasserij op het Anna Paulownaplein 6 (1960 tot 1987). De grond en het (diepere) grondwater binnen deze contour zijn sterk verontreinigd met de bij de chemische reiniging toegepaste stoffen (vluchtige organische chloorkoolwaterstoffen, afgekort VOCl). De vervuiling wordt de komende jaren gesaneerd. De sanering van de omgeving is in 2010 opgestart en vindt plaats door gestimuleerde biologische afbraak en recirculatie van het grondwater van het Anna Paulownaplein vanaf het Noordeinde richting de Hogewal.

Binnen de rest van het plangebied zijn zeven locaties bekend waar er sprake is (geweest) van één of twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume).

Deze gevallen zijn reeds gesaneerd, waarbij er een restverontreiniging is achtergebleven. Met deze saneringen is middels een beschikking (per geval) ingestemd.

Op vijf andere locaties binnen het plangebied was sprake van een beperkte bodemverontreiniging, daar is eveneens een bodemsanering uitgevoerd, op één van die locaties is sprake van een restverontreiniging.

Door de restverontreiniging kan er sprake zijn van gebruiksbeperkingen.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn (voldoende) onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart.

2.3.6 Archeologie

In het plangebied Willemspark e.o. zijn nog geen archeologische vindplaatsen ('waarden') bekend. Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen op de flank van een lage strandwal. Vanwege hun hogere ligging en bodemgesteldheid waren strandwallen altijd aantrekkelijke locaties voor de mens. Daarom worden hier sporen van resten uit het verleden verwacht. De westelijke helft van het plangebied, tot aan de Sophialaan, ligt op de Laag van Voorburg (de strandwal). De oostelijke helft ligt op het Hollandveen, oftewel in de strandvlakte. Het plangebied ligt daarmee op een overgangsgebied, de flank. Het hele plangebied was in de late Middeleeuwen onderdeel van de polder Het Kleine Veentje. Het Willemspark werd in 1840 aangekocht door koning Willem II, die tijdens zijn regeringsperiode een landschapstuin liet aanleggen, met aan de Nassaulaan een manege en 22 woonhuizen. In 1855 verkocht Willem III het Willemspark aan de gemeente die er een Villawijk in liet ontwikkelen. Dit was de eerste formele uitbreiding van de stad in de 19de eeuw.

Aangezien het plangebied onderdeel uitmaakte van een polder is het redelijk laaggelegen. Het was klaarblijkelijk vochtig genoeg voor landbouw of als weidegrond. We gaan er daarom vanuit dat in het deel van het plangebied begrensd door Zeestraat, Javastraat en Schelpkade (het oorspronkelijke Willemspark) geen archeologische waarden voorkomen. Rond het Burgemeester De Monchyplein heeft in de jaren negentig van de 20ste eeuw een grootschalige ontwikkeling plaatsgevonden. Hierbij zijn eventueel aanwezige archeologische waarden verloren gegaan.

Uit de late Middeleeuwen en nieuwe tijd worden in het plangebied geen behoudenswaardige archeologische sporen verwacht.

2.3.7 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig.

2.4 Functionele Structuur

Het plangebied kent verschillende soorten functies. Hieronder wordt per functie nader ingegaan op het plangebied en daarvan -zij het niet uitputtend- voorbeelden gegeven.

2.4.1 Wonen

Het plangebied valt qua woonfunctie uiteen in 2 delen: het in de 19e eeuw als villapark gebouwde Willemspark, waar de woonfunctie sterk is teruggedrongen (de villa's zijn vaak in gebruik als kantoorruimte) en het aan het eind van de 20e eeuw gebouwde woongebied rond het Burgemeester de Monchyplein.

Het plangebied straalt een gevoel van ruimte en luxe uit door de parkachtige opzet. De woningen die in het plangebied zijn te vinden, bevinden zich vrijwel allemaal in het duurdere prijssegment. Het betreft veelal historisch karakteristieke panden van voor 1900. Een aantal hiervan hebben een ambassadefunctie.

De ruime opzet wordt benadrukt door het brede stratenpatroon en het vele groen. Aan het Plein 1813 en in de aangrenzende straten zijn veel stedelijke (kantoor) functies te vinden.

De huishoudens bestaan vooral uit de hogere inkomens. Internationals en expats zijn hierbij goed vertegenwoordigd.

2.4.2 Kantoren

Het Willemspark wordt voornamelijk gedomineerd door kantoren die oorspronkelijk als woning zijn gebouwd. Het gebied bezit voor Nederlandse begrippen een ongewone monumentaliteit en allure en is daarmee een gewilde kantorenlocatie met als centrum Plein 1813. Daarnaast zijn er in het gebied rond het Burgemeester de Monchyplein ook enkele kantoorpanden aanwezig.

De kantoorpanden in Willemspark e.o. worden voor een deel niet sec als kantoorruimte gebruikt, maar ook voor functies die de definitie kantoorruimte te boven gaat. Dit is traditioneel al het geval, maar het nieuwe werken zorgt er voor karakter nog meer diversifieert.

Hierbij gaat het om bijvoorbeeld opleiding en training , vergader- en congresfaciliteit (Herensociëteit, Buitenhuis), Kunsthandelshuis, ambassades en consulaten (bijvoorbeeld Belgie, Polen, Canada, Estland, italie) en combinaties met ambassadeurswoning (bijvoorbeeld Griekenland en Pakistan ). Daarnaast zijn brancheorganisatie en beroepsverenigingen en zakelijke dienstverlening met advocatenkantoren vertegenwoordigd en zijn enkele kantoren opgedeeld in appartementen.

De kantoorruimte bestaan uit zowel grote panden met meer dan 10.000 m2 (Vereniging Nederlandse Gemeenten en Landbouw Economisch Institituut) als om panden kleiner dan 500 m2 bvo.

2.4.3 Horeca

Binnen het plangebied zijn twee hotels gesitueerd, het Carlton Ambassador Hotel aan de Sophialaan/hoek Zeestraat en het Hilton hotel aan de Zeestraat/hoek Mauritskade.

2.4.4 Bedrjiven

Naast kantoren en kantoorachtige functies zijn er in het gebied van oudsher ook andere economische functies aanwezig, met name in het gebied achter de Javastraat, waar zich wat bedrijvigheid bevindt in de categorie A en B in de Staat van bedrijven bij functiemenging, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels van deze beheersverordening. Aanwezig zijn: garagebedrjiven op de adressen Alexanderplein 2 en Burgemeerster Marijnenlaan 192, alsmede een werkplaats op het adres Burgemeester Marijnenlaan 127.

2.4.5 Maatschappelijk

In het plangebied is aan de Nassaulaan een basisschool voor neutraal bijzonder onderwijs gesitueerd, de Haagse Scholen Vereniging.

2.4.6 Cultuur en Ontspanning

Aan de Zeestraat het museum Panorama Mesdag gelegen. Het museum huisvest een van de oudste 19e-eeuwse panorama's in de wereld, een vergezicht op de Noordzee, de duinen, Den Haag en Scheveningen. Het is in 1881 geschilderd door Hendrik Willem Mesdag, een beroemde kunstschilder uit de Haagse School.

2.4.7 Sport en recreatie

Op het terrein van het voormalige zwembad aan de Mauritskade verrijst een nieuw sportcomplex, annex parkeergarage.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Ruimtelijk Beleid

3.1.1 Inleiding

De beheersverordening Willemspark e.o. vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op deze beheersverordening van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet. De mate waarin de beleidskaders van toepassing zijn is gerelateerd aan de reikwijdte van een beheersverordening, zoals hiervoor in hoofdstuk 1 is uiteengezet.

3.1.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in de beheersverordening Willemspark e.o. worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

3.1.3 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

De beheersverordening Willemspark e.o. is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

3.1.4 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor Den Haag hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen.

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag;
  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Voor de verschillende beleidsectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

De beheersverordening Willemspark e.o. is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.1.5 Gemeentelijk beleid

3.2 Sectoraal Beleid

3.2.1 Bebouwing

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als “groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)” en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OCW en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Het rechtsgevolg van de aanwijzing is dat de gemeente verplicht wordt een ruimtelijke visie voor het gebied te ontwikkelen en hierbij rekening te houden met de cultuurhistorische waarden van het gebied. Zij dient dit vast te leggen in een bestemmingsplan of beheersverordening. Deze beheersverordening gaat uit van behoud van de typische ruimtelijke structuur, groenstructuur, architectuur en functies.

Het rijksbeleid hecht grote waarde aan het integreren van de cultuurhistorische waarden van een gebied in de stedenbouwkundige plannen. De Nota “Belvedere” en de recente nota van de minister van OCW ”Modernisering Monumentenzorg” geven hiervan blijk. Er wordt gestuurd op gebiedsgerichte monumentenzorg: cultuurhistorie als essentieel onderdeel van ruimtelijke planvorming en procedures. Het plangebied bestaat voor een groot deel uit beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde.

De gemeentelijke beleidsnotitie “Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten” geeft aan hoe vanuit een cultuurhistorische invalshoek wordt omgegaan met een beschermd stadsgezicht. Uitgangspunt is de algehele visie op het monumentenbeleid: Het motto “behoud gaat voor vernieuwen” vormt de leidende gedachte voor de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het beschermde stadsgezicht.

In zijn algemeenheid geldt binnen het gebied van het beschermd stadsgezicht dat de ten tijde van de ter visie legging van het plan bestaande ruimtelijke structuur van ondermeer straten, pleinen en groenvoorzieningen in hun onderlinge samenhang behouden moeten blijven. Vervanging of verandering van deze elementen is slechts toegestaan met behoud en zo nodig verbetering van deze elementen. Dit betekent dat voor wat betreft de bouwwijze aansluiting moet worden gezocht bij de bestaande omgeving en de daarin voorkomende cultuurhistorische waarden.

Rijksbeschermd stadsgezicht

Het plangebied valt ten dele binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Willemspark e.o., zoals dat op 21 juli 1971 is aangewezen (zie Bijlage 4, Bijlage 5 en Bijlage 6 bij de regels), alsmede binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum, van 28 juni 1994 (zie Bijlage 7 en Bijlage 8 bij de regels). Daarnaast valt het plangebied te dele binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Archipelbuurt/Willemspark II, zoals aangewezen op 25 juli 1996 (zie Bijlage 9 bij de regels).

De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een juridisch-planologische regeling vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die de grondslag voor de aanwijzing vormen en die verwoord zijn in de toelichting op de aanwijzing worden door deze beheersverordening beschermd.

Straatwanden

Straatwand van eerste orde:

Straatensembles van de eerste orde bezitten een hoge ensemblewaarde en vormen als het ware de dragers van het beschermd stadsgezicht. De volgende straten zijn straten van eerste orde:

Alexanderstraat, Javastraat, Nassaulaan, Nassauplein, Plein 1813, Sophialaan en de Zeestraat.

Straatwand van tweede orde:

Alle straten die dateren uit de tijd van de aanleg van de wijk. De volgende straten zijn straten van tweede orde:

Het laatste deel van de Laan Copes van Cattenburch, het eerste deel van de Zeestraat t.p.v. het Hilton hotel.

Straatwand van derde orde:

Alle straten met een afwijkende stedenbouwkundige structuur. De volgende straten zijn straten van derde orde:

Alle straten rondom het nieuwbouwplan van Ricardo Bofill.

Monumentale gebouwen

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 respectievelijk artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3.1.4 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

3.2.2 Verkeer en infrastructuur

3.2.3 Wonen

3.2.4 Economie

3.2.5 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

3.2.6 Cultuur en ontspanning

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. In het plangebied is een museum aanwezig, te weten Panorama Mesdag, Zeestraat 65.

Daarnaast staan in het plangebied kunst en herdenkingsmonumenten in de openbare ruimte, zoals het Onafhankelijkheidsmonument op Plein 1813 en reliëfs uit het afgebroken stadhuis op het Burgemeester de Monchyplein.

Broedplaatsen

In september 2005 zijn de notities 'Creatieve stad Den Haag' en 'Broedplaatsen' uitgebracht. Hierin spreekt het college de intentie uit gedurende een aantal jaren expliciet aandacht te schenken aan de creatieve stad en broedplaatsen. Eén van de instrumenten is locatiebeleid; het signaleren van kansrijke gebieden met gemengde 'rommel'milieus, de zorg voor voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijk milieu en het scheppen van ruimte voor creatieve milieus in bestemmingsplannen.

3.2.7 Sport en recreatie

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn voor de aanwezige functies binnen het plangebied.

4.2 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van risico's voor de omgeving (de kans op sterfgevallen) die ontstaan door opslag en transport van gevaarlijke stoffen zoals LPG, chloor, vuurwerk en munitie. Het transport kan zijn over weg, water, spoor en door buisleidingen.

Hierbij bestaan twee verschillende soorten risico's. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico geeft de kans aan dat een hele groep personen overlijdt door een ongeval met een risicovolle activiteit. In het groepsrisico wordt rekening gehouden met het aantal mensen dat in de buurt van een ongeval aanwezig kan zijn.

In het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)' en de bijbehorende 'Regeling externe veiligheid ' (Revi) zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. De normstelling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de 'Nota Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS)' (2006). De nota heeft geen wettelijk bindende werking maar is niet vrijblijvend. Een voorstel voor een wettelijke regeling voor vervoer van gevaarlijke stoffen is in voorbereiding.

Voor buisleidingen staan de veiligheidsafstanden in twee VROM-circulaires: Circulaire 'Regels inzake de zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen' (1984) en de Circulaire 'Bekendmaking van voorschriften ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3 categorie' (1991). Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is op 24 juli 2010 vastgesteld (Stb. 2010, 686). Dit besluit is op 1 januari 2011 in werking getreden. Op grond van dit besluit behoeft overigens geen verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden bij het vaststellen van een beheersverordening.

De regionale visie Externe Veiligheid "Samen Werken aan Externe Veiligheid" (2006) van Haaglanden is gericht op het beheersen van de risico's van het werken met en het opslaan en transporteren van gevaarlijke stoffen. Het doel daarvan is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van de risico's waaraan burgers worden blootgesteld. Welk risico aanvaardbaar is verschilt per situatie en vraagt om een zorgvuldige afweging en duidelijke informatie aan burgers en bedrijven. Ook het Haags Gebiedsgericht Milieubeleid is erop gericht om afhankelijk van de gebiedstypen plaatsgebonden risico's en groepsrisico's beperkt te houden. Dit houdt in dat in gebieden met woonfuncties de risico's verwaarloosbaar moeten zijn en dat de risico's in werk- en verkeersgebieden klein moeten zijn.

Buisleidingen

Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid van hogedrukaardgastransportleidingen en de toetsingsafstanden volgens het Besluit Veiligheid Buisleidingen. Het plangebied ligt buiten de toetsingsafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Een nadere risicobeoordeling op grond van deze circulaire is derhalve niet nodig.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie.

De onderhavige beheersverordening biedt geen mogelijkheid voor het realiseren van een nieuwe geluidsgevoelige bestemming. De reconstructie van een weg en/of spoorweg is ook niet aan de orde. Een geluidsonderzoek voor deze beheersverordening is daarom niet noodzakelijk.

4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De voorliggende beheersverordening staat geen ruimtelijk relevante ontwikkelingen toe die een negatieve invloed op de luchtkwaliteit hebben. Omdat er geen sprake is van de realisatie van nieuwe veroorzakende bestemmingen, verkeerskundige wijzigingen, die een negatieve beïnvloeding van de luchtkwaliteit tot gevolg hebben of van het realiseren van gevoelige bestemmingen, is nader onderzoek niet noodzakelijk.

4.5 Groen

Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

In het plangebied zijn meerdere bomenrijen onderdeel van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Deze spelen een belangrijke rol in het behouden van de structuur. Het betreft bomen langs de Mauritskade, Zeestraat, Alexanderstraat, Nassaulaan, Sophialaan en Javastraat.

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Het Willemspark e.o. is geen ecologische verbindingszone.

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Deze beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Een nader flora- en fauna-onderzoek is daarom niet aan de orde.

Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen.

Het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied.

Bomenverordening Den Haag 2005

Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een afwijking nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning voor kappen of een afwijking wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.

In het plangebied komen monumentale bomen voor. Zie hiervoor de lijst met monumentale bomen, die als bijlage 1 bij de toelichting van deze verordening is opgenomen.

4.6 Water

4.6.1 Inleiding

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. De hierbij gemaakt afspraken zijn in de beheersverordening verwerkt.

In 4.6.2 zijn daartoe per beleidsstuk de consequenties van het vigerende beleid voor onderhavige beheersverordening op overzichtelijke wijze in beeld gebracht. De waterhuishoudkundige consequenties van de beheersverordening zijn beperkt aangezien deze geen ruimtelijk relevante ontwikkelingen mogelijk maakt.

4.6.2 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets 2007 opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

Waterplan en Waterbergingsvisie Den Haag

Het Waterplan Den Haag 2011-2016 (in voorbereiding) is een gezamenlijk plan van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad. Belangrijk nieuw element in dit Waterplan is dat het zich behalve op de waterkwaliteit ook op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt.

De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom de lange termijndoelstelling voor dit waterplan: Het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan.

In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterberginsgvisie Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht deelgebiedsrapportages.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. Om de gewenste ecologische hoofdstructuur te realiseren heeft Den Haag daarom in 2008 de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008-2018 vastgesteld. In de nota worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding watergangen en aanleg natuurvriendelijke oevers.

Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015.

Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

Beleid Kenmerken Consequenties voor beheersverordening
Europese Kaderrichtlijn Water Waterbeheer per stroomgebied De kaderrichtlijn is vertaald in het Provinciaal Waterplan 2010-2015.
De Noordsingel is onderdeel van de Oostboezem en is in de Kaderrichtlijn Water aangewezen als waterlichaam. Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de oevers op natuurvriendelijke wijze ingericht moet worden.
4e Nota Waterhuishouding Integraal duurzaam waterbeheer met het oog op zowel kwaliteit als kwantiteit De nota is vertaald in het Provinciaal Waterplan 2010-2015.
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en Wet ruimtelijke ordening (Wro) Beschrijving taken en verantwoordelijkheden van gemeenten en waterschappen. Per 1 november 2003 Watertoets wettelijk verplicht gesteld. Deze paragraaf bevat de Watertoets van voorliggende beheersverordening.
Provinciaal Waterplan 2010-2015 (treedt per 1 januari 2010 in werking en vervangt het Beleidsplan Groen, Water en Milieu en het Grondwaterplan) Vertaling van de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland Het plangebied maakt geen deel uit van een grondwaterbeschermingsgebied.
Waterbeheerplan 2010-2015 Het plan bevat doelen voor de taken van het waterschap in de periode 2010-2015. De beheersverordening staat het beheer van het gebied niet in de weg.
Keur Hoogheemraadschap van
Delfland
Vergunning voor werken in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden Voor dempen en graven van watergangen en werkzaamheden aan of langs watergangen is de Keur van toepassing en is een vergunning op basis van de Keur vereist.
ABC-Delfland Werknorm voor waterberging Binnen het plangebied is geen waterbergingsopgave van toepassing.
Handreiking watertoets
Hoogheemraadschap van Delfland
Checklist en criteria voor gemeentelijke ruimtelijke plannen De beheersverordening voldoet aan deze checklist.
Waterbergingsvisie (2006) De gemeente en het Hoogheemraadschap hebben de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld gebracht en maatregelen afgesproken om het bergingstekort voor de verschillende delen van de stad op te lossen. Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, dat in het boezemgebied ligt. Er geldt hiervoor geen waterbergingsopgave.
Gemeentelijk Rioleringsplan Beleidsplan rioleringstaak gemeente De beheersverordening is niet van invloed op de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan.
Waterplan Den Haag 1998-2012 Gezamenlijk beleidsplan van gemeente Den Haag en Hoogheemraadschap van Delfland. Visie voor het samenhangende beheer van de riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater. Het Waterplan Den Haag vermeldt voor het plangebied als ambitieniveau 'water dat siert'. In dit ambitieniveau staat de beleving van het water centraal. Het oppervlaktewater ziet er aantrekkelijk
uit, het stinkt niet en wateroverlast wordt voorkomen.

4.6.3 Planbeschrijving

Waterkwantiteit in het plangebied

Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Het grootste deel van het plangebied is gelegen binnen het boezemgebied van Delfland. De boezem heeft een peil van NAP -0,43 m en een maximale peilstijging van 0,3 m. Er geldt geen waterbergingsopgave voor de boezem. Een kleiner deel van het plangebied ten noordwesten van de Burgemeester Marijnenlaan ligt binnen de polder Haagse Beek. In dit deel van de polder (peilgebied II) wordt een peil gehandhaafd van NAP -0,15 m en is een maximale prijsstijging van 0,3 m vastgesteld. Er geldt geen waterbergingsopgave voor de polder Haagse Beek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0008.png"

Waterkwaliteit; afvalwater en riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.

Veiligheid en waterkering

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Ecologie / Kaderrichtlijn Water

Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. De Noordsingel is onderdeel van de Oostboezem en is in de Kaderrichtlijn Water aangewezen als waterlichaam. Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de oevers op natuurvriendelijke wijze ingericht moet worden.

4.6.4 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.

4.7 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om meerdere brandstofdetailhandels, benzineservicestations, smederijen, autoreparatiebedrijven, lasinrichtingen, schildersbedrijven, timmerwerkplaatsen, autowasserijen, boekdrukkerijen, een paar likeurstokerijen, destilleerderijen, schietbanen, melkinrichtingen en melkontvangstations, een laboratorium, een cv installatiebedrijf, een verfspuitinrichting, een buskruitmolen, een frisdrankenfabriek, een bankwerkerij, een lettergieterij, een aardappelproductenfabriek en een chemische wasserij.

Bij verscheidene panden zijn ondergrondse tanks bekend. De meeste daarvan zijn verwijderd of onklaar gemaakt.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Binnen het plangebied is op verscheidene locaties sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). De meeste gevallen zijn reeds gesaneerd of worden momenteel gesaneerd. Bij verandering van het gebruik of herinrichting dient voor het nieuwe gebruik opnieuw bekeken te worden of de gevallen van ernstige bodemverontreiniging risico's met zich meebrengen. Ter plaatse van een deel van de gesaneerde gevallen zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen kunnen zijn.

Een deel van het plangebied valt binnen de contour van een verontreiniging afkomstig van een voormalige chemische wasserij op het Anna Paulownaplein 6. De grond en het (diepere) grondwater binnen deze contour zijn sterk verontreinigd met de bij de chemische reiniging toegepaste stoffen (vluchtige organische chloorkoolwaterstoffen, afgekort VOCl).

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn (voldoende) onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart.

4.8 Archeologie

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  1. 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: terreinen waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  2. 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente - als daartoe aanleiding bestaat - hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten;
  3. 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen;
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In het plangebied worden geen archeologische waarden verwacht. Dit betekent dat er geen dubbelbestemming waarde-archeologie is opgenomen, en er geen beperkende voorwaarden vanuit de archeologische monumentenzorg aan ontwikkelingen van toepassing zijn. In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53, Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht staat op zichzelf, en is niet opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

4.9 Gebiedsgericht Milieubeleid

Tien voor milieu

De nota Tien voor milieu (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing.

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het GebiedsgerichtMilieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype gemengd werken.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype gemengd werken van belang:

Thema Ambitie Gebiedstype Gemengd Werken
Bodem Basis
Externe veiligheid Maximaal
Geluid Basis
Lucht Basis
Mobiliteit Extra
Schoon Maximaal
Water Ambities per poldereenheid
Natuur Basis
Klimaat Maximaal

Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Inleiding

De beheersverordening bestaat uit een analoge en digitale plankaart, regels en een toelichting. De plankaart en regels zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  1. a. Inleidende regels (Hoofdstuk 1). De inleidende regels lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid.
  2. b. Bestemmingsregels (Hoofdstuk 2 ). De bestemmingsregels bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  3. c. Algemene regels (Hoofdstuk 3). De algemene regels bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels. Ook is een algemene gebiedsaanduiding opgenomen die voor een deel van de bestemmingen geldt.
  4. d. Overgangs- en slotregels. Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregel.

5.2 Bestemmingen En Bestemmingsregels

De bestemmingen in de voorliggende beheersverordening zijn ofwel gebaseerd op de voorheen geldende bestemmingsplannen, ofwel op het bestaande feitelijke gebruik. In onderstaande artikelsgewijze toelichting is per bestemming aangegeven hoe de bestemmingen tot stand zijn gekomen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Deze bestemming is toegekend aan de in het gebied aanwezige nutsvoorzieningen (transformatorhuisjes etc).

Artikel 4 Cultuur en Ontspanning

Deze bestemming is toegekend aan het in het plangebied gelegen museum, Panorama Mesdag.

Artikel 5 Gemengd

Deze bestemming is toegekend aan panden binnen het Willemspark (tussen de Javastraat en Mauritskade), gebaseerd op het voorheen geldende bestemmingsplan en het feitelijk gebruik. Binnen deze panden bestaat een keuzemogelijkheid binnen bepaalde functies (bijvoorbeeld Wonen of Kantoor) en ook de mogelijkheid van menging van functies binnen een gebouw (bijvoorbeeld Kantoor met bovenwoningen). In de meeste gevallen liggen buiten de bouwstroken nog terreingedeelten met een erffunctie waarop in principe bijgebouwen zijn toegestaan of zijn uitgesloten. Deze regeling is overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Hetzelfde geldt voor een aantal andere artikelen, waar deze bijgebouwenregeling is verwerkt.

Artikel 6 Groen

De groenvoorzieningen die zich bevinden in het openbare gebied van het plangebied zijn op deze wijze bestemd en op de plankaart aangegeven. De kiosk ter plaatse van het Nassauplein is met een aanduiding bestemd.

Artikel 7 Horeca

Deze bestemming is toegekend aan twee hotels aan de Zeestraat.

Artikel 8 Kantoor-1

Deze bestemming is toegekend aan het kantoorgebouw "Willemshof" aan de Nassaulaan.

Artikel 9 Kantoor-2

Deze bestemming is toegekend aan de Belgische ambassade, gelegen langs de Burgemeester Patijnlaan.

Artikel 10 Maatschappelijk

Binnen deze bestemming zijn de functies openbare dienstverlening, zorg- en welzijnsinstelling, onderwijs, jeugd-/kinder- en naschoolse opvang, verenigingsleven en religie toegestaan. Deze bestemmingsregeling is tot stand gekomen op grond van een combinatie van het bestaande feitelijke gebruik en de planologische mogelijkheden.

Artikel 11 Sport

Deze bestemming is gegeven aan het terrein van het voormalige zwembad aan de Mauritskade, waar een nieuw sportcomplex met parkeergarage wordt gebouwd.

Artikel 12 Tuin

De privéterreinen rondom de villa's met bijbehorend erf in het Willemspark hebben net als voorheen een specifieke tuinbestemming.

Artikel 13 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Hoofdverkeerswegen bestaan uit rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen. Binnen het plangebied betreft dit de Burgemeester Patijnlaan.

Artikel 14 Verkeer - Straat

Onder deze bestemming vallen de straten met doorgaande rijbanen, zoals de Javastraat. Het gaat om doorgaande rijbanen voor verkeer, in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten: de buurtontsluitingswegen.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsstraat

Onder deze bestemming vallen de verblijfs- en woonstraten in het plangebied, zoals het Burgemeester de Monchyplein. Het gaat grotendeels om openbare ruimte, welke niet voor doorgaand verkeer is aangewezen.

Artikel 16 Water

De voor water aangewezen delen van het plangebied zijn bestemd voor water, oever, waterberging, recreatie en (vaar) weg op en over het water. De bestemmingsregeling is tot stand gekomen op grond van de bestaande planologische mogelijkheden.

Artikel 17 Wonen-1, Artikel 18 Wonen-2 en Artikel 19 Wonen-3

Er zijn 3 woonbestemmingen opgenomen. De bestemming Wonen-1 ziet op de villa's en herenhuizen in het gebied ond het oude Willemspark, terwijl de bestemming Wonen-2 ziet op de woonbebouwing op het voormalige stadhuisterrein,rond het Burgemeester de Monchyplein. De bestemming Wonen-3 geldt voor het appartementencomplex op de hoek Zeestraat/Javastraat..

Afwijkende bestemmingen, zoals op de begane grond gelegen bedrijfjes, zijn door middel van een functieaanduiding op de plankaart aangeduid en in de regels benoemd. Bij wonen is een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.

Artikel 20 Leiding - Riool

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft bij schrijven van 27 maart 2013 aangegeven dat ten noorden van het plangebied, ter plaatse van de Burgemeester Patijnlaan, een rioolpersleiding aanwezig is met aan beide zijden een beschermingszone van 5 meter. De leiding inclusief beschermingszones is als dubbelbestemming Leiding - Riool opgenomen.

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

Deze bestemming heeft betrekking op feit dat het plangebied is aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht. Dit artikel bepaalt dat de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht. In het artikel is een vergunningplicht voor bepaalde werkzaamheden opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels van de beheersverordening. Deze regels gelden voor het hele plangebied.

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels hebben betrekking op alle in het plangebied gelegen bestemmingen, voor zover daarbinnen bebouwing is toegelaten. Het gaat daarbij onder meer om regels ten behoeve van nutsvoorzieningen, kleine uitstekende delen van bouwwerken, het plaatsen van installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie en de minimale omvang van parkeerplaatsen.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

De gebruiksregels bevatten in de eerste plaats een algemeen verbod om gronden en bouwwerken anders dan overeenkomstig de gegeven bestemming te regelen. De gebruiksregels gaan verder in op parkeernormen.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen een afwijking verlenen voor geringe afwijkingen in de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is een afwijking mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor afval, glas et cetera. Ten slotte is een afwijking mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemeen gebruiksverbod: Burgemeester en wethouders kunnen een afwijking verlenen van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemeen gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag de toepassing niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw plan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor vergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van deze beheersverordening afwijkt van dit plan.

Artikel 27 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van de beheersverordening moeten worden aangehaald: 'Regels beheersverordening Willemspark e.o.'

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Aangezien de beheersverordening conserverend van aard is zijn aan de uitvoering ervan geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente. Bovendien staat de beheersverordening geen bouwplannen toe waar kostenverhaal mogelijk is. De economische uitvoerbaarheid van de beheersverordening is daarmee gewaarborgd.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven Bij Functiemenging

Bijlage 1 Staat van bedrijven bij functiemenging

Bijlage 2 Staat Van Horeca-categorieën

Bijlage 2 Staat van Horeca-categorieën

Bijlage 3 Nota Parkeernorm Den Haag, Inlegvel Parkeernormen

Bijlage 3 Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen

Bijlage 4 Besluit Rbs Willemspark

Bijlage 4 Besluit RBS Willemspark

Bijlage 5 Toelichting Rbs Willemspark

Bijlage 5 Toelichting RBS Willemspark

Bijlage 6 Begrenzing Rbs Willempark

Bijlage 6 Begrenzing RBS Willempark

Bijlage 7 Besluit Rbs Centrum

Bijlage 7 Besluit RBS Centrum

Bijlage 8 Toelichting Rbs Centrum

Bijlage 8 Toelichting RBS Centrum

Bijlage 9 Besluit En Toelichting Rbs Archipelbuurt/willemspark Ii

Bijlage 9 Besluit en toelichting RBS Archipelbuurt/Willemspark II

Bijlage 1 Monumentale Bomen Den Haag

Bijlage 1 Monumentale bomen Den Haag

Bijlage 2 Kaart Monumentale Bomen

Bijlage 2 Kaart monumentale bomen