Noordhof
Uitwerkingsplan - 's-Gravenhage
Vastgesteld op 14-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 uitwerkingsplan:
het uitwerkingsplan Noordhof met de plankaart zoals vervat in de verbeelding van de geometrisch bepaalde planobjecten als de bijbehorende regels en bijlage zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.UP0005BNoordhof-50VA. Het uitwerkingsplan is een uitwerking van de bestemmingsplannen Wateringse Veld en de eerste herziening hiervan. De bepalingen deze bestemmingsplannen, voor zover relevant voor onderhavig plangebied, blijven van toepassing;
1.2 bestemmingsplan Wateringseveld:
het bestemmingsplan Wateringseveld" vastgesteld door de gemeenteraad van Den Haag op 06-06-1996, op 28 januari 1997 deels goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en bij uitspraak van de Raad van State op 11-03-1999 onherroepelijk geworden. Voor zover de onthouding van goedkeuring binnen het plangebied gelegen is, is dat in de eerste herziening hersteld.
Relevante bepalingen zijn opgenomen in de bij de regels behorende bijlage 1 uittrekselBestemmingsplan Wateringse Veld;
1.3 bestemmingsplan Wateringseveld 1ste herziening
het bestemmingsplan Wateringseveld 1ste herziening vastgesteld door de gemeenteraad op 18-12
1997, op 21-07-1998 deels goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en bij uitspraak van de Raad van State op 21 juli 1998 onherroepelijk geworden. De onthouding van goedkeuring betrof enkele plandelen die geen onderdeel uitmaken van het onderhavige plangebied. Relevante bepalingen zijn opgenomen in de bij de regels behorende bijlage 2 uittreksel Bestemmingsplan Wateringse Veld,1e herziening;
1.4 aanbouw:
een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw;
1.5 aan-huis-gebonden bedrijf:
het door een bewoner bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.
1.6 aan-huis-gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, door de bewoner kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.
1.7 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingsgrens:
een grens van een bouwperceel of woonwagenstandplaats, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.16 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
- b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.17 uitbouw:
een uitbreiding van de bestaande ruimte van het hoofdgebouw dat naar buiten steekt, vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Groen
2.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen(voorziening);
- b. voetpad;
- c. park;
- d. water;
- e. spelen,
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, en overige voorzieningen.
2.2 Bouwregels
De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voetpaden;
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsstraat
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. wegen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. groen waaronder bermen;
één en ander met de daarbij behorende, bouwwerken geen gebouw zijnde, en overige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf,
één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan-, uit- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen en overige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 5.2.1, onder d ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouwen buiten het aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat de afstand van de hoofdgebouwen tot de Noordweg minimaal 8 m en tot overige wegen en de plangrenzen minimaal 3 m dient te zijn.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. waterweg;
- c. oever;
één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, voet- en fietspaden, groen en overige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' [WR-A] aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in 7.1, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m van het oorspronkelijke maaiveld waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
7.3 Nadere eisen-regeling
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:
- a. het archeologisch onderzoek;
- b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Voor het uitvoeren van werken geen bouwwerken zijnde met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m, dient een door het bevoegd gezag af te geven omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het betreft de volgende werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
- 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- 2. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
- b. Het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden welke:
- 1. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
- 2. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingnetten;
- 3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de terinzage legging van het ontwerp van dit plan.
- c. De aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld onder a. dient bij het indienen van de aanvraag een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- d. Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of:
- 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Algemene Regels Inzake Bouwen
Artikel 9 Anti-dubbeltelregeling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan Noordhof.
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Uittreksel Bestemmingsplan Wateringse Veld
Bijlage 2 Uittreksel Bestemmingsplan Wateringse Veld, 1e Herziening
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Uitwerkingsplan
Aanleiding voor het uitwerkingsplan is het initiatief voor de ontwikkeling van woonwijk Noordhof. Het plangebied ligt in Wateringse Veld, in het zuidwesten van Den haag. Het gaat om een woningbouwlocatie van ca 32 woningen. In Noordhof komen hoofdzakelijk vrijstaande woningen op ruime groene kavels.
Het uitwerkingsplan is een uitwerking van het "Bestemmingsplan Wateringseveld" (moederplan A), onherroepelijk op 28 februari 1997 en, voor een klein deel, het Bestemmingsplan Wateringseveld 1e herziening (moederplan B), onherroepelijk op 21 juli 1998. In de eerste herziening zijn voornamelijk niet goed gekeurde delen van het oorspronkelijke plan alsnog vastgelegd.
Voor het plangebied is tevens het Bestemmingsplan Parapluherziening Archeologie relevant. Dit plan is vastgesteld op 23 september 2010 en onherroepelijk per 17 december 2010. Op grond hiervan is in het plan de dubbelbestemming waarde archeologie opgenomen. Zie verder ook paragraaf 3.6 Archeologie.
Het grondgebied van de moederplannen beslaat het Haagse deel van de Vinexlocatie Wateringseveld, gelegen tussen de Erasmusweg, en de gemeenten Rijswijk en Westland.
Gezien de omvang van de bouwlocatie en het feit dat de planontwikkeling zich over meerdere jaren uitstrekt is daarbij gekozen voor een globaal eindplan met bestemmingen die rechtstreeks gelden en bestemmingen die nader uitgewerkt dienen te worden. Het plangebied van onderhavig uitwerkingsplan ligt dus binnen een uit te werken bestemming.
De hoofdopzet en uitgangspunten voor de ontwikkeling van Wateringse Veld worden uitgebreid beschreven in genoemde bestemmingsplannen. De uit te werken percelen voor de Noordhof zijn hierin opgenomen met de bestemming: "Linten, deelgebied Noordweg, nader uit te werken" (L-1UW). Deze bestemming verplicht tot het uitwerken van het gebied tot een woningbouwlocatie met een lage bebouwingsdichtheid. Daarbij is de doelomschrijving en de beschrijving in hoofdlijnen van de bestemming “Linten, art. 6" van de moederplannen relevant.
1.2 Ligging Plangebied
In afbeelding 1 is het plangebied met kavelaanduiding aangegeven. Onderhavig plangebied wordt begrensd door:
- De Tomatenlaan aan de oostzijde;
- De Havanna singel aan de zuidzijde;
- Orka-terrein Noordweg/ Laan van Wateringseveld aan de westzijde;
- De Noordweg aan de Noordzijde.
De plangrenzen en maatvoering zijn indicatief, voor exacte grenzen en maatvoering zie plankaart behorend bij onderhavig uitwerkingsplan.
1.3 Leeswijzer
In het voorgaande hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van het uitwerkingsplan aangegeven en is er ingegaan op de onderliggende bestemmingsplannen en de ligging van het gebied.
Hoofdstuk 2 staat de Stedenbouwkundige opzet vermeld en wordt ingegaan op de uitwerkingsnormen uit het bestemmingsplan Wateringseveld inclusief de eerste herziening. De fysieke uitvoerbaarheid; milieu, archeologie en natuur is beschreven in de hoofdstuk 3. In de planbeschrijving, hoofdstuk 4, wordt het juridisch plan beschreven waarin de aanpassingen vanwege de nieuwe Wro staan vermeld en een toelichting op de voorschriften. In hoofdstuk 5 wordt tenslotte ingegaan op de economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Stedenbouwkundig Plan
2.1 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden
Luchtfoto plangebied
Verkavelingsimpressie van het plangebied
2.1.1 Algemene sfeer
Woonbuurt Noordhof vormt het, in het moederplan genoemde ‘achterliggend gebied’ van het lint Noordweg. Uitgangspunt voor de ontwikkeling van deze locatie is uitbreiding van de woonbebouwing in een lage dichtheid. Relatief grote privetuinen en bebouwing met een kleinschalig karakter dienen een groen en open beeld te vormen.
De verkavelingsimpressie van Noordhof geeft een indruk van het beoogde karakter van deze nieuwe buurt aan de Noordweg. Er wordt een kleinschalige, intieme maar ook hoogwaardige woonsfeer nagestreefd. Door middel van een grote variatie in de verschijningsvorm van de woningen wordt aansluiting gezocht bij de rijke diversiteit en variatie langs de Noordweg. Ter inspiratie wordt verwezen naar de, in het Wateringse Veld nabij gelegen buurten De Rhijenhof en Wateringse Binnentuinen.
Door de variatie in architectuur en de verschillende woningen ontstaat een woonomgeving met een eigen kwaliteit en karakter. Hiermee wordt een duidelijk onderscheid gemaakt met de ernaast gelegen, meer stedelijke buurt Hoge Veld en overige, nabij gelegen woonbuurten met een eenduidige architectonische uitstraling zoals Parkbuurt Oosteinde, Zonneveld en het Graaflandplantsoen.
2.1.2 Woningtypes en positionering
Om het bestaande kleinschalige karakter van de omgeving te kunnen handhaven wordt het plan uitgewerkt met vooral vrijstaande eengezinswoningen op ruime groene kavels. Incidenteel kunnen de woningen worden geschakeld door middel van bijgebouwen. De woningen hebben een hoofdvorm van maximaal twee lagen met een kap.
De afstanden tussen voorgevelrooilijn en erfgrenzen zijn variabel, met een minimum van 3 meter. Voor de woningen die direct aan de Noordweg gesitueerd zijn geldt een minimale afstand van 8 meter. Deze afstand van de woningen tot de voorerfgrens en de ruimte tussen de vrijstaande woningen zorgen voor het gewenste open karakter van de bebouwing. Doorzichten tussen de woningen en het groen van zij- en voortuinen dragen bij aan het groene karakter van de buurt. Om het groene beeld langs de zuidelijk gelegen plas niet te belemmeren, houdt de achtergevel van de hoofdbebouwing een afstand van minimaal 8 meter tot de perceelsgrens.
ruime voor en zijtuinen
2.1.3 Oriëntatie
In de stedenbouwkundige structuur is het van belang dat de woningen zich representatief presenteren aan de openbare ruimte. Van alle gevelvlakken die zichtbaar zijn vanuit het openbaar gebied wordt daarom een zekere levendigheid gevraagd, die verder gaat dan het plaatsen van een enkele raam en/of deur, een verspringing of wat decoratieve elementen.
Langs de Noordweg is er daarom voor gekozen om de percelen te oriënteren naar deze ontsluitingsroute. Deze woningen grenzen aan twee kanten aan openbaar gebied, waarbij de Noordweg een sterker publiek karakter heeft dan het interne laantje. Aan de Noordweg dienen de woningen een representatief karakter te hebben, in het bijzonder in het bovenste deel van de woning. Uit praktische overwegingen wordt de ontsluiting van zoveel mogelijk woningen vanaf de interne straten geregeld. Dit is overigens een oriëntatie- en ontsluitingswijze die aan de Noordweg vaker voorkomt.
Een ventweg langs de Noordweg is daarbij niet gewenst. Wel zijn er beperkt inritten vanaf de Noordweg mogelijk. Ruime groene voortuinen domineren het beeld langs de Noordweg. Dit beeld dient gecontinueerd te worden.
Kleinschalige verbijzondering van hoekwoningen
2.1.4 Variatie en markering
Langs het lint van de Noordweg en het achterliggend gebied wordt een variatie van woningtypes nagestreefd. Dit onder het thema “eenheid in verscheidenheid”. Om het nagestreefde straatbeeld te kunnen waarborgen, wordt voor de architectonische kenmerken van de woningen en voor de kleur- en materiaaltoepassing een individuele ontwikkeling per pand voorgesteld.
Ten behoeve van het bereiken van diversiteit worden de woningen voorzien van opties (uitbouwen, ramen, erkers, luifels, dakkapellen, balkons, etc...). Op beeldbepalende plaatsen worden dergelijke verbijzonderingen bij voorkeur standaard aan de woning toegevoegd.
De woningen in zichtlijnen worden zorgvuldig gepositioneerd. Daarbij wordt ernaar gestreefd dat aan het eind van de zichtlijn telkens een prominent gevelbeeld wordt gepositioneerd. Dit kan een markante gevel of prominent onderdeel van de woning zijn.
Markeringspunten op straathoeken en in zichtlijnen mogen afwijkende kap- of dakvormen hebben.
Net als met de hoogte kan met de kapvorm en –richting uitdrukking worden gegeven aan de variatie en rijke detaillering van de woningen. Daartoe worden afwisselend langs- en dwarskappen toegepast
grote variatie in woningtypes en aanbouwopties
2.1.5 Aan- en bijgebouwen
Aanbouwen, bijgebouwen en aangebouwde bijgebouwen vormen een onderdeel van het ontwerp van de woning en daarvoor gelden dezelfde kleur- en materiaalregels als voor het hoofdgebouw. Zo gaat er de voorkeur naar uit om de aan- en bijgebouwen die direct zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte uit te voeren met een pannendak.
Vooral achter de woningen zijn uitbreidingen van de woningen toegestaan. Hiermee kunnen de woningen onder andere mede benut worden voor werken aan huis. De regels van het uitwerkingsplan samen met de wettelijke mogelijkheden van de Wabo (zgn kruimelregeling bijlage 2 Bor) zorgen voor substantiële uitbreidingsmogelijkheden van aan- en bijgebouwen. De ruimtes achter in de tuinen dienen overwegend vrij te worden gehouden van bebouwing. Dit om een ontwikkeling met forse bomen mogelijk te maken.
Over de gehele buurt wordt extra aandacht gevraagd voor de kavels die aan meer dan één zijde aan openbaar gebied grenzen. Hier kunnen aanbouwen en bijgebouwen worden gebruikt als afscherming van private ruimte. Uitgangspunt is dat volumes groter dan 30 m3 voorzien zijn van ramen en minimaal 2 meter uit de zijerfgrens met het openbaar gebied komen te liggen. Bij de toegestane bouwhoogten zijn geen onacceptabele effecten te verwachten ten aanzien van bezonnings- of windhinder.
posities aan- en bijgebouwen
2.1.6 Scheiding openbaar -privé
Aan de voorzijde van de woningen is de erfafscheiding beperkt met een lage tuinmuur van 40 cm hoogte, waarbij wordt gestreefd naar een duurzame vormgeving gecombineerd met groen. Gedacht wordt daarbij aan een combinatie van een muur met een hekwerk, een muur met een pergola of een muur met een haag (beuken of liguster). Indien de erfafscheiding aan de ecologische zone zit komt er in deze zone een voetpad en greppel naast de tuinmuur.
De lage erfafscheiding aan de voorzijde wordt om de hoek doorgezet langs de zij-erven die grenzen aan de openbare ruimte. Deze lage erfgrens overlapt minimaal voor 1/3 deel de zijgevel van de woning. Daarna gaat de lage erfafscheiding over in een hoge.
2.1.7 parkeren en verkeer
Volgens de vigerende parkeernormen valt het plangebied in ‘overig gebied en zijn het beoogde type woningen aan te merken als ‘3 of meer kamers, vrije sector’ op grond waarvan een parkeernorm van 1,0-2,0 wordt voorgeschreven. De parkeernorm in het plan gaat uit van 1,5 parkeerplaats per woning op eigen terrein en daarnaast van 0,3 (3) parkeerplaats per woning ten behoeve van bezoekers op de openbare weg.
Er wordt op eigen terrein geparkeerd. Bij een opstelmogelijkheid achter elkaar op eigen erf, telt slechts één plek voor vol mee, de volgende plek(ken) voor een “halve” parkeerplaats. Parkeerplaatsen naast elkaar op eigen erf, waar de voorkeur naar uit gaat, tellen ieder voor één hele plek. Voorwaarde is dat de plekken naast elkaar in de breedte minimaal 5,5 meter vrije opstelruimte bieden.
Garages worden niet verplicht gesteld en tellen niet mee in de parkeerbalans van de buurt.
De ontsluiting van het plangebied zal plaatsvinden via de Noordweg en de Tomatenlaan. De Noordweg zal in de praktijk naar verwachting het meest worden gebruikt, maar een tweede ontsluiting via de Tomatenlaan is zonder meer gewenst. In geval van calamiteiten maar ook een situatie waarbij bijvoorbeeld een verhuiswagen/leverancier of bij werkzaamheden de weg blokkeert is het wenselijk om twee ontsluitingen te hebben en daarmee de bereikbaarheid van deze woningen in principe te garanderen.
2.1.8 architectuur en materialisatie
Gezien de lintbebouwing van de Noordweg wordt qua architectuurstijl gedacht aan de traditionele kapvormen met gevels in baksteen. De toets in hoeverre het bouwplan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand is aan de welstandcommissie. In het kader van die toets wordt de architectuur en materialisatie betrokken.
2.1.9 Openbare ruimte en speelvoorzieningen
Het uitwerkingsplan valt geheel binnen de verplicht uit te werken bestemming uit de moederplannen: Linten, deelgebied Noordweg, nader uit te werken (L-1UW). Het reeds gerealiseerde openbaar groen met daarin de stedelijke groene ecologische verbindingszone (zie Nota Stedelijke EcologischeVerbindingszones ) Havannasingel is in het plangebied van het uitwerkingsplan opgenomen.
Tevens is een enkele uitbreiding voor woningen opgenomen die in overeenstemming is met de stedenbouwkundige randvoorwaarden.
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaand tabel geeft voor Den Haag invulling aan de nieuwe richtlijn.
Tabel J: Actieradius, speelbelasting en speeloppervlakte
Leeftijdsgroepen* | 1 speelplek / per hoeveel kinderen | Actieradius | Speeloppervlakte |
0-6 jaar | 50 tot 75 kinderen | 100 tot 150 meter | 200 m2 |
7-12 jaar | 75 tot 100 kinderen | 400 tot 600 meter | 500 m2 |
13-18 jaar | 100 tot 125 kinderen | 1000 meter | > 750 m2 |
Bronvergelijking: Handboek gemeentelijk speelruimtebeleid, 2006.
Uitgaande van de onderstaande tabel kunnen bij nieuwe woningbouwlocaties prognoses gemaakt worden wat de openbare buiten speelruimtebehoefte is. Afhankelijk van de verwachte leeftijdsopbouw en het huidige omgevingsaanbod kan bepaald worden hoe groot de behoefte is aan buiten speelruimte voor de komende jaren.
Tabel K: Woonmilieu huidige situatie naar 7 milieus (incl. Werkgebieden)
Woonmilieu | Gemiddelde woning bezetting in deze nieuwbouw |
Groen stedelijk | 1,779 |
Werkgebieden | 2,245 |
Totaal | 2,702 |
Bron: Bevolkingsprognose Den Haag 2006-2022 blz.96
Daar waar in de richtlijn van 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dient de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied, samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.
In de directe omgeving, op het nabijgelegen ORKA terrein zijn speelvoorzieningen voor diverse leeftijdsgroepen aanwezig. Andere speelvoorzieningen zijn iets verder in het Hoge Veld (binnenhoven) aanwezig.
Aan de overzijde van de Noordweg komen sportvelden met lichtmasten. Daarbij dient een richtafstand van 50 meter tot woningen in acht genomen te worden.
Kadernota en Handboek openbare ruimte
Bij de inrichting van het openbaar gebied is het gebruik van materialen en elementen conform de dan meest recente versie van het Handboek Openbare Ruimte en de kadernota Openbare ruimte het uitgangspunt. In dat geval moet het, op de nieuwe woningaantallen aangepaste, begrotingskader toereikend zijn voor beheer (zie RV 248,1997). Bij de keuze voor afwijkende materialen en/of beheer en onderhoud op een hoger niveau dan residentiekwaliteit zal een beheerplan worden vastgesteld, waarin de extra beheer- en onderhoudskosten zijn aangegeven en gedekt worden. Trafo's worden niet geplaatst in de openbare ruimte maar in de bouwmassa.
2.2 Het Bestemmingsplan
Het uitwerkingsplan is een uitwerking van de bestemmingsplannen "Bestemmingsplan Wateringseveld" en, voor een klein deel, de eerste herziening hiervan. Het oorspronkelijke bestemmingsplan (moederplan A) is vastgesteld op 06-06-1996 en deels onherroepelijk geworden op 28 februari 1997. aan de westzijde ligt het uitwerkingsplan voor een klein deel in de 1e herziening (moederplan B) dat op 18 december 1997 is vastgesteld en op 21 juli 1998 onherroepelijk is geworden. In de 1e herziening zijn voornamelijk niet goed gekeurde delen van het oorspronkelijke plan alsnog vastgelegd. Daarbij is een vrijstelingsmogelijkheid opgenomen voor een rioolgemaal. Dit gemaal is ten westen van het plangebied, op het zgn Orka-terrein gebouwd.
Voor het gebiedsdeel van de moederplannen waarop dit uitwerkingsplan van toepassing is, is de uit te werken bestemming 1 “Linten 1 Noordweg " van toepassing (L-1UW). Vanwege de huidige regelgeving op basis van de 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008' (SVBP), is de bestemming in het uitwerkingsplan gewijzigd in de bestemming 'Wonen'.
Bij besluit van gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, d.d. 06-05-2008, onherroepelijk op 25-02-2009, is vrijstelling verleend van de herzieningstermijn voor o.a. deze plannen tot respectievelijk 6 juni 2016 en 18 december 2017.
Vanwege het overgangsrecht van de nieuwe Wro (1 juli 2008) is art. 11 WRO (oud), de basis van de uitwerkingsregels uit het moederplan, omgezet in art. 3.6 Wro. Zie hiervoor paragraaf 4.1 Juridisch plan.
De uitwerking van dit plan heeft vanzelfsprekend plaats gevonden binnen de uitwerkingsregels die daarvoor in het moederplan geformuleerd zijn en voldoet dan ook in de daaraan gestelde beperkingen en normen.
In het uitwerkingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
- Wonen
- Verkeer, verblijfsgebied
- Verkeer, verblijfsstraat
- Groen
Tevens komt de dubbel bestemming Archeologie voor vanwege het Bestemmingsplan Parapluherziening Archeologie. Zie verder ook paragraaf 3.6 Archeologie.
De bestemmingen worden in paragraaf 4.2 Toelichting op de voorschriften toegelicht.
Hoofdstuk 3 Fysieke Uitvoerbaarheid
Bij de ontwikkeling van onderhavig plan dient rekening te worden gehouden met de waterhuishouding evenals met milieuaspecten zoals geluidshinder, luchtkwaliteit en bodemkwaliteit. Ook dient rekening gehouden te worden met mogelijke archeologische vondsten.
3.1 Bodem
Het plangebied is gelegen in het noordelijke deel van Wateringseveld. Het gaat om het gebied dat grofweg wordt begrensd door Noordweg, Tomatenlaan, Havannasingel en Laan van Wateringseveld.
Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben enkele bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Voornamelijk gaat het om glastuinbouw.
Binnen het plangebied zijn geen ondergrondse olietanks bekend.
In en om de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat er binnen het plangebied sprake is van enkele gevallen van ernstige bodemverontreiniging, welke reeds allen zijn gesaneerd. Er is sprake van ernstige bodemverontreiniging bij een gemiddelde overschrijding van de interventie waarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodem volume). Ter plaatse van sommigen van de gesaneerde gevallen zijn rest verontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen zijn. De gesaneerde locaties zijn wel geschikt voor het huidige gebruik.
Voor de delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw gepland is en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet dit alsnog gebeuren. De afgelopen jaren zijn in het grootste deel van het plangebied verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd. De laatste percelen worden in 2011 onderzocht. Enkele bodemrapportages zijn ouder dan vijf jaar. Voordat gebouwd mag worden, moeten deze worden geactualiseerd. Slechts nadat het bevoegd gezag de resultaten hiervan heeft geaccordeerd kunnen omgevingsvergunningen worden verleend.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat het plangebied is gelegen in bodemkwaliteitskaartzone Wateringseveld noord. De bovengrond (0,0-0,5 m-mv) in dit gebied is licht verontreinigd met cadmium, kwik, lood, zink en PAK (teerachtige stoffen). De ondergrond (0,5-2,0 m-mv) is licht verontreinigd met PAK.
3.2 Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer zijn niet van toepassing omdat art 5.16 Wet milieubeheer hiervan geen toetsing kent voor uitwerkingsplannen.
3.3 Geluid
Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan Wateringse Veld is ter voldoening aan het bepaalde in de Wet geluidhinder onderzoek verricht naar de geluidbelasting op de gevels van de ter plaatse te realiseren woonbebouwing. Voor een eventuele overschrijding van de voorkeursgrenswaarden kan gebruik gemaakt worden van de op basis van het moederplan (Bestemmingsplan Wateringseveld) vastgestelde hogere waarden Wet geluidshinder (24 april 1996, S96001984).
3.4 Water
3.4.1 Waterplan en Waterbergingsvisie Den Haag
Het Waterplan Den Haag 1998-2012 en het in voorbereiding zijnde uitvoeringsplan 2011-2016 is een gezamenlijk plan van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad. Belangrijk nieuw element in dit Waterplan is dat het zich behalve op de waterkwaliteit ook op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt.
De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom de lange termijndoelstelling voor dit waterplan: Het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan.
In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterbergingsvisie Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht deelgebiedsrapportages.
3.4.2 Stedelijke ecologische verbindingszones Den Haag 2008-2018 Waterbergingsvisie Den Haag
Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. Om de gewenste ecologische hoofdstructuur te realiseren heeft Den Haag daarom in 2008 de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008-2018 vastgesteld. In de nota worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding watergangen en aanleg natuurvriendelijke oevers.
3.4.3 Afvalwater en riolering
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015.
Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.
Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de aansluitleidingen en de hoofdriolering.
3.4.4 Watertoets
In een vroeg stadium is uitgebreid overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap Delfland om te komen tot een goede invulling van de watervraagstukken in Wateringse Veld. Daarna is overleg gevoerd tijdens het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing van het project ten behoeve waarvan vrijstelling van het geldende bestemmingsplan moest worden verleend (zie paragraaf 1.1). Ten aanzien van de verschillende waterthema's is gezamenlijk gekeken naar de beleidsmatige vraagstukken en mogelijkheden voor oplossingen binnen het plangebied.
In overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland is gekomen tot een waterparagraaf voor het hele gebied. De afspraken hierin zullen bij elke afzonderlijke bouwaanvraag als vertrekpunt dienen.
De aspecten waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit, ecologie, onderhoud en bagger, afvalwater en riolering en de bestemming zijn evenals de opmerkingen van het Hoogheemraadschap van Delfland aldus verwerkt in het waterhuishoudkundig plan.
Het plangebied ligt niet in de invloedssfeer van een waterkering, zodat dit onderwerp in onderhavig uitwerkingsplan niet aan de orde is.
Waterkwantiteit
In het Wateringseveld wordt een substantiële hoeveelheid oppervlaktewater aangelegd. Het plan gaat uit van ruim 8% open water. In combinatie met een mogelijke peilstijging biedt deze oppervlakte voldoende ruimte voor waterberging: er wordt voldaan aan de bergingsnorm van 325 m³ per hectare.
Waterkwaliteit en ecologie
Het ambitieniveau ten aanzien van de waterkwaliteit in het plangebied is de hoogste: 'Water dat leeft'. De voornaamste doelen zijn duurzaam waterbeheer en het ontwikkelen van waterafhankelijke natuur. De inrichting van het watersysteem, met name wat de ecologische zone Havannasingel betreft, met veel planten in en langs het water bevordert de waterkwaliteit. Deze ecologische zone is deels in het plangebied gelegen.
Onderhoud en bagger
Voor het onderhoud van de watergangen en de waterkeringen gelden de verbods- en gebodsbepalingen uit de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland. Langs watergangen moet een beschermingszone in acht worden genomen, op en langs waterkeringen een kernzone en een beschermingszone. De hoofdwatergangen zullen na de overdracht worden onderhouden door het Hoogheemraadschap van Delfland. De overige watergangen door de gemeente. In het plangebied Noordhof bevindt zich geen hoofdwatergang.
Afvalwater & riolering
Conform het rioleringsbeleid in de 'Leidraad Riolering' moeten alle panden in het plangebied – onderdeel van het stedelijk gebied – op de riolering zijn aangesloten. Door het aanleggen van een gescheiden rioolstelsel wordt invulling gegeven aan het rioleringsbeleid. Conform de 'Beslisboom afkoppelen' wordt in de waterhuishouding van het plangebied gestreefd naar afkoppeling van de regenwaterafvoer en zoveel mogelijk direct lozen van schoon water op het oppervlaktewater.
3.5 Externe Veiligheid
Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig of toegestaan.
Naast het plangebied (Noordweg / Laan van Wateringseveld) is het zgn Orka-terrein. Op dit terrein is een Onderstation ten behoeve van de HTM, een Rioolgemaal, een Ketelhuis tbv stadsverwarming voor 3000 woningen en een Avonturenspeelplek. De afstand tot de woningen is echter zodanig dat er geen risiconormen op basis van externe veiligheid voor toekomstige bewoners overschreden worden.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen wegen, spoorwegen en aardgastransportleidingen aanwezig waarvoor nader onderzoek naar risico's ivm vervoer gevaarlijke stoffen en aardgas plaats dient te vinden.
3.6 Archeologie
3.6.1 Beleid
De gemeente Den Haag draagt sinds 1982 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het archeologie beleid van de gemeente is er op gericht:
- te zorgen voor het behoud van zoveel mogelijk archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; - een archeologisch depot te onderhouden waar alle in Den Haag aangetroffen archeologische voorwerpen op een veilige en systematische manier kunnen worden bewaard;
- te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek middels tentoonstellingen, publicaties, presentaties etc. onder de aandacht worden gebracht van de Haagse burger.
Voor het uitvoeren van het archeologisch beleid, voor het ontwikkelen van nieuw beleid dienaangaande en voor het nemen van beslissingen aangaande beheer en behoud van archeologische waarden hebben Burgemeester en wethouders de Afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer gemandateerd.
Het huidige archeologische beleid is verwoord in de nieuwe beleidsnota Archeologie 2011-2020. Deze is geënt op de herziening van de Monumentenwet 1988, middels de inwerkingtreding per 1 september 2007 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Deze herziene wet kent enkele nieuwe elementen.
Een nieuw element is de bepaling dat “de verstoorder betaalt”: initiatiefnemers van projecten die schade aan archeologische waarden zullen veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek.
Nieuw is ook dat de gemeente optreed als bevoegd gezag inzake archeologie. In dat kader legt deze wet ook de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden.
In het kader van deze wet is een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart opgesteld en een gemeentelijke onderzoeksagenda (GOA) geschreven.
De Haagse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar zeer ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. Indien in een in voorbereiding zijnde bestemmingsplan gebieden met archeologische waarden en/of verwachtingen aanwezig zijn, zoals het onderhavige, dan staan deze gebieden aangegeven op de plankaart binnen de aanduiding “ Waarde - Archeologie”. Voor werkzaamheden die daar de grond roeren, geen bouwwerken zijnde, is een omgevingsvergunning (activiteit aanleg) noodzakelijk, zoals aangegeven in de voorschriften van het bestemmingsplan. Dat geldt eveneens voor roeren van grond in het kader van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden. Een vrijstelling geldt voor werken met een kleiner oppervlak dan 50 m2 of die ondieper zijn dan 0,5 meter.
Initiatiefnemers dienen bij de aanvraag van bovengenoemde vergunningen een rapport te overleggen. Daarin moet de daadwerkelijke archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord zijn vastgesteld.
Het vaststellen van de daadwerkelijke archeologische waarde vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Voor zover deze stappen gevolgd moeten worden, dienen deze in dat rapport opgenomen te worden met vermelding van de resultaten. Teneinde onnodige procedures te vermijden wordt initiatiefnemer verzocht vooraf contact op te nemen met de Afdeling Archeologie van de gemeente.
3.6.2 plangebied
Op basis van het Bestemmingsplan Parapluherziening Archeologie geldt voor vrijwel het gehele plangebied de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie”. Voor de, binnen deze dubbelbestemming gelegen gronden is grotendeels reeds archeologisch waardestellend onderzoek verricht zie Bijlage 1Archeologisch vooronderzoek. Aan de advies verplichting zoals opgenomen in Artikel 7 Waarde -Archeologie is voor deze onderzochte gebieden voldaan. Uit de archeologische (voor) onderzoeken blijkt dat in vrijwel het hele plangebied een behoudenswaardige archeologische vindplaats aanwezig is. Daarom worden voorwaarden gesteld aan omgevingsvergunningen bij bouwen en voor overige werkzaamheden die de grond beroeren. Een gedeelte van het plangebied is reeds archeologisch opgegraven. Daar gelden voor de omgevingsvergunning geen aanvullende voorwaarden meer.
3.7 Natuurbeschermingswet
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten) is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.
In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen).
Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden.
Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied of beschermd natuurmonument. In de directe omgeving liggen geen gebieden die deel uitmaken van Natura 2000 of een beschermd natuurmonument. Op grond van de afstand tot beschermde gebieden en de aard van de voorziene ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan worden geen effecten op beschermde gebieden verwacht.
3.8 Flora En Fauna
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden.
Op grond van de Flora- en Faunawet is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten in het plangebied1, zie ook bijlage 3 Natuuronderzoek, aanvraag ontheffing Flora enFaunawet. Uit het onderzoek blijkt dat in het Hoge Veld als geheel diverse beschermde zoogdieren, vogels amfibieën en een beschermde plantensoort voorkomen.
- 1. De Groene Ruimte BV, Projectplan Wateringse Veld - Hoge veld, aanvraag ontheffing Flora - en Fauna wet, nr. 04500b, 29 maart 2005.
3.9 Bomen
Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd.
In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen. Er zijn geen monumentale bomen aangewezen in het plangebied.
De Boswet, op basis waarvan voor de grote groengebieden in Den Haag een meldings- en herplantplicht geldt is niet van toepassing voor het onderhavige plangebied.
3.10 Groen Kleurt De Stad
In de nota “Groen kleurt de stad”, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven.
Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:
1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker.
2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
1. ruimte voor groen in en om de stad;
2. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
3. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
4. samen het groen beheren.
Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de “Structuurvisie 2020” in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten. In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de “Stedelijke Groene Hoofd Structuur” en een kaart met “Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur”.
Het uitwerkingsgebied behoort volgens de nota “Groen kleurt de stad”, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2025, niet tot de Groene Hoofdstructuur.
3.11 Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones
In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
Wateringseveld vormt een natte en droge verbinding tussen Den Haag en het buitengebied. Lijnvormige elementen als natuurvriendelijke oevers en bloemrijke bermen langs watergangen met een goede waterkwaliteit zijn de belangrijkste elementen in de ecologische verbindingszone. Daarbij is nat, drassig en droog groengebied aanwezig.
Voor het onderhavige uitwerkingsplan valt de bestemming: Groen (art. 3) grotendeels binnen de nieuwe (stedelijke) ecologische verbindingszone Havannasingel. Daarbij gaat het om het, binnen deze bestemming gelegen water met natuurvriendelijk aangelegde oevers, waarbij zowel nat, drassig en droog groen gebied aanwezig is.
3.12 Tien Voor Milieu, Contourennota Voor Milieubeleid
In februari 2006 heeft de gemeenteraad de nota 'Tien voor milieu; contouren voor milieubeleid 2006 - 2010' aanvaard als richtinggevend document. In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing.
In de voorloper van de contourennota is aangegeven dat vroegtijdige samenwerking op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu van groot belang is. Dit heeft vorm gekregen in het gebiedsgerichte milieubeleid dat de gemeenteraad in september 2005 heeft vastgesteld.
In de contourennota wordt dit onderstreept met de notie dat de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame wereldstad aan zee wordt bepaald door een aantal Haagse kaders, zoals de Structuurvisie 2020 en de Maatschappelijke visie 2020, overigens in het volle besef dat stedelijke ontwikkeling van groot belang is voor de positie van Den Haag in de regio en Europa.
De contourennota benadrukt dat dit gepaard moet gaan met fundamentele keuzes in de afweging tussen economische, ruimtelijke, sociale en milieubelangen. Het gebiedsgericht milieubeleid is hét instrument om de milieubelangen in te brengen in de dynamiek van ruimtelijke ontwikkeling.
Gebiedsgericht milieubeleid
Op basis van het gebiedsgerichte milieubeleid is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van een zelfde functie (bijvoorbeeld wonen of werken). Gebieden met een zelfde functie behoren tot het zelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: bodem, lucht, water, externe veiligheid, mobiliteit, natuur, geluid, afval en klimaat. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. De wijk Noordhof behoort tot het gebiedstype: 'Wonen'.
In de duurzaamheidparagraaf worden de ambities uit het gebiedsgericht milieubeleid ten aanzien van Noordhof beschreven en zijn voor de ontwikkeling van dit gebied van toepassing.
Duurzaamheid
Op basis van het gebiedsgericht milieubeleid, wordt aan het plangebied en haar directe omgeving het gebiedstype 'wonen' toegekend.
In de afweging over de duurzaamheid kan gesteld worden dat na toetsing van de maatregelen die genomen moeten worden aan de mogelijkheden die de ingreep biedt, de gevraagde ambitieniveau grotendeels gehaald worden.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ambitieniveau en ambities.
Thema | Welke ambitie is vastgesteld? | Wordt de ambitie in het plan gerealiseerd? | Toelichting |
Bodem | |||
Kwaliteit grond | Extra | Ja | Binnen het plangebied zijn delen waar de bodem gesaneerd is ivm ernstige bodemverontreiniging. De gesaneerde locaties zijn geschikt voor bewoning. Voor de delen van het plangebied waar nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Er zijn ook locaties waar uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Daar kan pas gebouwd worden wanneer de onderzoeken geactualiseerd zijn. |
Kwaliteit grondwater | Extra | Ja | Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd. wat geen gevolgen heeft voor de woonfunctie. |
Externe veiligheid | |||
Algemene omschrijving | Maximaal | ja | Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig of toegestaan. In de nabijheid van het plangebied zijn geen wegen, spoorwegen en aardgastransportleidingen aanwezig waarvoor nader onderzoek naar risico's ivm vervoer gevaarlijke stoffen en aardgas plaats dient te vinden. |
Inrichtingen | Maximaal | Ja | Naast het plangebied (Noordweg / Laan van Wateringseveld) is het zgn Orka-terrein. Op dit terrein is een Onderstation ten behoeve van de HTM, een Rioolgemaal, een Ketelhuis tbv stadsverwarming voor 3000 woningen en een Avonturenspeelplek. De afstand tot de woningen is echter zodanig dat er geen risiconormen op basis van externe veiligheid voor toekomstige bewoners overschreden worden. |
Geluid | |||
Algemene omschrijving | Maximaal | Ja | Het de locatie betreft een geluidgevoelige bestemming, aan voorkeur grensvoorwaarden wordt voldaan. |
Lucht | |||
Luchtkwaliteit | Maximaal | N.b. | De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer zijn niet van toepassing. |
Mobiliteit | |||
Autoverkeer en openbaar vervoer | Extra | Ja | De Laan van Wateringse Veld (centrale as) is de wijkontsluitingsweg (50 km). De Laan vormt een snelle verbinding met enerzijds de N211 en A4, anderzijds met de Erasmusweg. Op deze laan zijn ook de openbaar vervoer voorzieningen (trams en bussen) geconcentreerd. Alle omliggende buurten worden via 30 km wegen ontsloten, op de Laan van Wateringse Veld. |
Langzaam verkeer | Extra | Ja | Er is een wandelroute naar de dichtbijzijnde OV-halte aan de Laan van Wateringse Veld via het Orkaterrein. Het fietspad langs de Noordweg voorziet in een goede ontsluiting voor fietsers van en naar plangebied Noordhof. |
Schoon | |||
Algemeen | Extra | Ja | Voldoende ruimte voor veegwagens, veegbeleid en communicatie. De beherende partijen worden in een vroeg stadium bij het ontwerp van de openbare ruimte betrokken. |
Milieu / Water | |||
Algemeen | Water dat leeft | Ja | In Wateringseveld komt ruim 8% open water. In combinatie met een mogelijke peilstijging biedt deze oppervlakte voldoende ruimte voor waterberging: er wordt voldaan aan de bergingsnorm van 325 m³ per hectare. Het aanwezige water vormt een doorlopend ecologische verbinding met natuurvriendelijke oevers. De riolering bestaat uit een gescheiden systeem. |
Natuur | |||
Algemeen | Extra | Ja | Het plangebied ligt deels aan de zuidzijde in een ecologische verbindingszone. Mede vanwege deze zone, heeft de waterloop groene, ruimtelijke en landschappelijke betekenis. Groen staat als bestemming opgenomen ten behoeve van openbaar groen en vanwege de Stedelijke zone. Het gaat daarbij om nat, drassig en droog groen. |
Klimaat | |||
Algemeen | Maximaal | Gedeeltelijk | Het milieubeleid is gericht op het realiseren van een CO2-neutrale stad in het jaar 2050. De initiatiefnemer dient aan te geven op welke wijze het bouwplan klaar is voor een transitie naar duurzame energiebronnen. Er is een prestatiegerichte werkwijze dat inhoudt dat ambities worden benoemd en worden vastgelegd. Dit gebeurt binnen de gemeente Den Haag voor woongebouwen met GPR Gebouw en voor utiliteitsgebouw- en met Greencalc+ of GPR Gebouw. Daarnaast heeft de gemeente een conve- nant ter stimulering van het gebruik van FSC-hout ondertekend. |
Toelichting ambitieniveau:
- basis: dit niveau beschrijft de ambities die aansluiten op de bestaande wet- en regelgeving;
- extra: dit niveau beschrijft een ambitie die een stuk verder gaat dan het wettelijke minimum. Uitgangspunt bij het niveau extra is dat de ambities met een extra inspanning gehaald kunnen worden.
maximaal: dit niveau beschrijft de maximaal haalbare ambitie voor een thema. Het gaat dan om een in de praktijk haalbare ambitie en niet om het theoretische haalbare niveau.
3.13 Duurzaam Bouwen
De gemeente Den Haag heeft hoge ambities op het gebied van duurzaam bouwen. Er wordt een zogenaamde prestatiegerichte werkwijze gehanteerd waarbij de ontwerpende partijen vrijheid heeft in de wijze waarop die hoge milieu-ambitie wordt ingevuld.
Nadruk binnen het milieubeleid van de gemeente Den Haag ligt op het realiseren van een CO2-neutrale stad in het jaar 2050. De initiatiefnemer dient aan te geven op welke wijze het bouwplan klaar is voor een transitie naar duurzame energiebronnen. Daarnaast heeft de gemeente Den Haag een convenant ter stimulering van het gebruik van FSC-hout ondertekend.
De prestatiegerichte werkwijze houdt in dat ambities worden benoemd en worden vastgelegd. Dit gebeurt binnen de gemeente Den Haag voor woongebouwen met GPR Gebouw en voor utiliteitsgebouwen met Greencalc+ of GPR Gebouw.
In het kader van de bouwplanprocedure zal getoetst worden op welke wijze de duurzaamheidsvisie is verwerkt en hoe geanticipeerd kan worden op het gebiedsgerichte milieubeleid.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Juridisch Plan
De juridisch-planologische regeling ten behoeve van onderhavig plan geschiedt door middel van de
bindende planstukken, te weten de regels en de plankaart. Vanzelfsprekend dienen daarnaast
de in het moederplan, Bestemmingsplan Wateringseveld en de eerste herziening daarvan, opgenomen bindende planstukken in acht te worden genomen. Zie hiervoor ook bijlage "uittreksel BestemmingsplanWateringse Veld" en uittreksel Bestemmingsplan Wateringse Veld, 1e herziening.
Het uitwerkingsplan heeft tot doel het in dit plan uitgewerkte woninglocatie van Wateringseveld te kunnen realiseren.
Dit uitwerkingsplan is een uitwerking van de bestemming Linten artikel 6, nader aangeduid met Noordweg (L1-UW), zoals aangegeven in het bestemmingsplan "Wateringse Veld" inclusief de eerste herziening hiervan.
Voor de aanvullende begripsbepalingen en relevante wordt verwezen naar het bestemmingsplan "Wateringse Veld".
In paragraaf 4.2 staat een toelichting op de verschillende bestemmingen binnen het plangebied van het uitwerkingsplan.
4.1.1 Nieuwe Wet ruimtelijke ordening
Vanwege het overgangsrecht van de nieuwe Wro (1 juli 2008) is art. 11 WRO (oud), de basis van de uitwerkingsregels uit het moederplan, omgezet in art. 3.6.Wro. Dit gegeven heeft als consequentie dat de goedkeuring op het uitwerkingsplan van Gedeputeerde Staten van de provincie niet meer vereist is. Daarbij dient het uitwerkingsplan te worden voorbereid met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens gaat paragraaf 3.2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro over de Standaardregels in bestemmingsplannen) boven de regels van het bestemmingsplan.
Op grond hiervan wordt de volgende procedure in acht genomen:
- a. Het ontwerp van het plan tot uitwerking ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzage legging tevoren bekend in een nieuwsblad dat in de gemeente wordt uitgegeven (Posthoorn), via de website (www.denhaag.nl) en voorts op de gebruikelijke wijze.
- c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp.
- d. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzage legging omtrent de vaststelling van het uitwerkingsplan.
Vanwege de dititaliseringsverplichtingen op grond van de Wro is de benaming van de uit te werken bestemmingen aangepast op de methodiek 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008' (SVBP). Deze wettelijke regeling kent geen bestemming 'Linten' meer. Daarom is gekozen voor de meest aansluitende benaming. Het betreft uitsluitend een technische wijziging. Inhoudelijk gezien gaat het om dezelfde bestemming. ook is, conform SVBP, is de term 'bouwstrook' vervangen v oor 'bouwvlak'.
4.2 Toelichting Op De Voorschriften
Wonen:
De bestemming 'Wonen' biedt de mogelijkheid om vrijstaande woningen, middels bijgebouwen geschakelde woningen en/of twee-onder-een kapwoningen te realiseren. In deze bestemming is een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan. De regels hiervoor zijn in de begripsbepaling opgenomen (artikel 1.5 aan-huis-gebonden bedrijf: en 1.6 aan-huis-gebonden beroep:).
Op de plankaart binnen de woonbestemming staan de bouwvlakken voor de hoofdbebouwing en bijgebouwen aangegeven.
Verkeersdoeleinden - verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' voorziet in verblijfs- en woonstraten en parkeerplaatsen. wordt toegekend om ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden alsmede parkeren en groenvoorzieningen mogelijk te maken.
Verkeersdoeleinden - verblijfsstraat
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsstraat' wordt toegekend om een voetpad alsmede parkeren en groenvoorzieningen mogelijk te maken. De bestemming sluit aan op het ‘voetpad’ over het Orkaterrein naar de Laan van Wateringseveld en biedt daarmee de mogelijkheid op een voetgangersverbinding tussen het plangebied en de bushalte op de Laan van Wateringseveld.
Groen
De binnen de plangrenzen gelegen groenelementen wordt mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Groen', voetpad taluds en bermen. Hierbinnen is gedeeltelijk de stedelijke ecologische zone Havannasingel gelegen. Binnen de ecologische zone dient er zowel nat, drassig en droog ecologisch groengebied aanwezig te zijn. Tussen de achtertuinen en de ecologische zone komt een (onverhard) voetpad met een bufferzone, wat er mede op gericht is om de scheiding tussen de bestemmingen wonen en de ecologische zone te waarborgen.
Waarde - Archeologie
Omdat het plangebied grotendeels uit gebied bestaat waar archeologische waarden verwacht worden, is voor dat deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. In de dubbelbestemming zijn bouwregels gesteld, die in het kader van het bouwen van bouwwerken met grondroering van toepassing zijn. Ten slotte is er een vergunningsstelsel opgenomen voor het verrichten van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in dit gebied.
Voor het grootste deel van de dubbelbestemming is reeds archeologisch waardestellend onderzoek verricht. Aan de bepaling om advies te vragen bij bouwwerkzaamheden of werkzaamheden waarbij de grond beroerd wordt is zodoende reeds voldaan.Om te bepalen wat het oorspronkelijke maaiveld is, zoals vermeld in art. 6.2, wordt verwezen naar Bijlage 2 Matenplan Archeologisch onderzoek.”
Water
Het binnen de plangrenzen gelegen deel van de hoofdwatergang nabij de Havannasingel wordt bestemd als 'Water', en maakt onderdeel uit van de stedelijke ecologische zone Erasmusveld / Havannasingel. De bestemming water maakt een nat, drassig en droog ecologisch groengebied mogelijk.
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
De exploitatie van het plangebied geschiedt in het kader van een publiek-private samenwerking. De samenwerking is in 22 december 1995 vastgelegd in het Samenwerkingsconvenant Wateringse Veld. Hierin wordt door de gemeente Den Haag en Bouwfonds Woningbouw BV de oprichting van een gemeenschappelijke grondexplotatiemaatschappij geregeld, evenals zaken als de ontwikkeling van het plangebied en de financiering.
Voor onderhavig plan geldt geen verplichting op een exploitatieplan op grond van art. 6.1.2 Wro. Daarbij biedt de Invoeringswet Wro geen mogelijkheid om aan een uitwerkingsplan een bijgewerkt exploitatieplan te koppelen behorend bij een moederplan die vastgesteld is onder de (oude) WRO. Onder deze WRO zijn in het geheel geen exploitatieplannen vastgesteld die gekoppeld zijn aan bestemmingsplannen. Ook voor de onderhavige moederplannen zijn geen exploitatieplannen vastgesteld.