Rijksstraatweg 42b e.o.
Bestemmingsplan - Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht
Vastgesteld op 12-04-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Rijksstraatweg 42b e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0531.bp24RvRRijksstraat-3001 van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
- a. aanbouw: een aangebouwd bijgebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
- b. uitbouw: een uitbreiding van de woonruimte, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wabo.
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.12 bijbehorende bouwwerken
Al dan niet met het hoofdgebouw verbonden aan- en uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.15 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.21 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.26 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 45° en minder dan 55°.
1.27 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.28 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.29 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.30 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.31 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en minimaal 2 open wanden/ gevels.
1.32 paardenbak
een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden.
1.33 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.34 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.35 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.36 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Indeling van bedrijven in categorieën overeenkomstig of vergelijkbaar met de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
1.37 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.38 voorgevellijn
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijke voorgevels van de hoofdgebouwen.
1.39 weidegang
gedurende een (substantieel) gedeelte van het jaar, nagenoeg dagelijks buiten laten lopen van paarden en/of andere dieren, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte door de dieren buiten verzameld wordt en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.
1.40 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvestiging van een afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot de perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 de hoogte van de eerste bouwlaag
wordt gemeten van 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. akker- en vollegrondstuinbouwbedrijven;
- b. kleinschalige landschapselementen;
- c. weidegang van paarden en andere dieren, zoals gedefinieerd in artikel 1.39;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogelijk uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m;
- c. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m2;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
4.3 Afstemming met gasleiding
- a. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van tuin-gesloten verharding verboden' is het verboden boven de gasleiding een gesloten verharding aan te brengen zonder omgevingsvergunning;
- b. een vergunning voor het aanbrengen van gesloten verharding kan worden verleend:
- 1. indien de belangen van de leiding niet worden geschaad;
- 2. alvorens te beslissen op een aanvraag om een vergunning, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor watergangen, bijbehorende taluds en kunstwerken zoals bruggen en duikers.
5.2 Bouwregels
Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijn de toegelaten met een maximale bouwhoogte van 2 m.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen geldt het gestelde in het kavelpaspoort zoals opgenomen in in bijlage 1, alsmede de volgende regels:
- a. op deze gronden mag worden gebouwd.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4 ten behoeve van de kleinschalige bedrijvigheid als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
- a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2;
- b. aangetoond dient te worden dat de parkeerdruk in de omgeving niet onevenredig toeneemt door de type bedrijfsvoering;
- c. de bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredige afbreuk doen aan de woningen en andere gevoelige functies in de omgeving;
- d. de bedrijvigheid dient onder Categorie A van de in Bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging te vallen.
6.6 Afstemming met gasleiding
- a. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen- gesloten verharding verboden' is het verboden boven de gasleiding een gesloten verharding aan te brengen zonder omgevingsvergunning;
- b. een vergunning voor het aanbrengen van gesloten verharding kan worden verleend:
- 1. indien de belangen van de leiding niet worden geschaad;
- 2. alvorens te beslissen op een aanvraag om een vergunning, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
Artikel 7 Leiding - Gas
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringstroken.
7.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2 een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en de veiligheid van de gasleiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad, vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant en indien er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning (voor bouwen) een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
10.2 Bestaande bouwwerken
Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Gebruiksregels ten aanzien van onbebouwde gronden
11.2 Gebruiksregels ten aanzien van bouwwerken
11.3 Gebruiksregels ten aanzien van parkeren
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie" geldt een zone als bedoeld in artikel 40 en artikel 41, eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Vervanging van bestaande geluidgevoelige objecten is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
12.2 Veiligheidszone - leiding gas
Ter plaatse van de aanduiding "Veiligheidszone - leiding gas" is het niet toegestaan om horecavoorzieningen en aanvullende voorzieningen, zoals (kleinschalige) voorzieningen voor sport-, (natuur)educatie- en gezondheidscentrum, te ontwikkelen.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van de bestemmingsregels reeds een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. de bouw ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen van:
- 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 25 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 4 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
- 2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 15 m.
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor afwijken dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer).
- c. het in geringe mate aanpassen van het plan zoals een bouwgrens of een (andere) aanduiding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van de juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is om het plan aan te passen aan de werkelijke toestand van het terrein, waarbij de grenzen met niet meer dan 1 m mogen worden verschoven.
13.2 Paardenbakken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor de aanleg van een paardenbak, onder de voorwaarden dat:
- a. maximaal 1 paardenbak per woning is toegestaan;
- b. de paardenbak gesitueerd wordt op gronden grenzend aan de woning waar deze bij behoort;
- c. het is toegestaan om de paardenbak te situeren op gronden met de bestemming Wonen of Agrarisch;
- d. de paardenbak achter de bebouwing gerealiseerd wordt;
- e. de maximale maatvoering van een paardenbak 800 m2 bedraagt;
- f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
- g. de paardenbak niet voor commerciële doeleinden gebruikt wordt;
- h. de paardenbak niet leidt tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
- i. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing zoals opgenomen in mooiijsselmonde.nl;
- j. lichtmasten en geluidsvoorzieningen niet zijn toegestaan;
- k. overige bouwwerken of een overkapping niet zijn toegestaan.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
14.2 Archeologische waarden
Wijziging ten behoeve van verwijdering van bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken met de bestemming Waarde -Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Rijksstraatweg 42b e.o.'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is de wens om de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing aan de Rijksstraatweg 42b in Hendrik-Ido-Ambacht te slopen en in ruil hiervoor 5 nieuwe burgerwoningen te realiseren. Daarnaast zullen 2 bestaande bedrijfswoningen worden bestemd als burgerwoning.
Eén van de beschikbare instrumenten om de sanering daadwerkelijk uit te kunnen voeren is de inzet van de (voormalige) provinciale regeling 'ruimte voor ruimte'. Deze regeling biedt mogelijkheden om in ruil voor het slopen van kassen een beperkt aantal woningen terug te bouwen. Vanwege schaalvergroting in de glastuinbouw hebben én zullen veel kassen in het Deltapoortgebied hun functie verliezen. Daarnaast wordt met deze ontwikkeling de openheid van het landschap en daarmee de recreatieve waarde ervan vergroot. De gemeenten Barendrecht, Ridderkerk, Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht hebben daarom, oorspronkelijk met ondersteuning vanuit de provincie, een gezamenlijk programma opgezet, waarbij met diverse ondernemers vergelijkbare afspraken zijn gemaakt over de transitie van glas naar wonen. In combinatie met de aanleg van het Waalbos wordt zo een aantrekkelijke nieuwe betekenis aan delen van het landelijk gebied tussen deze gemeenten gegeven.
Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied Sandelingen-Ambacht'. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken dient dan ook een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin en maakt de gewenste ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt aan de oostzijde van de Rijksstraatweg te Hendrik-Ido-Ambacht en bestaat in de huidige situatie hoofdzakelijk uit kassen voor sierteelt. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (plangebied rood omkaderd)
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Sandelingen-Ambacht' dat is vastgesteld op 10 september 2012. Dit bestemmingsplan voorziet in de bestemming 'Agrarisch' waarbij voor de agrarische bedrijfsbebouwing een bouwvlak is toegekend. De aanwezige kassen zijn voorzien van de functieaanduidingen 'sierteelt' en 'kas'. In figuur 1.2 is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan opgenomen.
Het plangebied wordt doorsneden door een aardgastransportleiding. Hiervoor is de figuur 'hartlijn leiding - gas' en de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen ter bescherming van de aardgastransportleiding. De beschermingszone, aangeduid met de dubbelbestemming valt geheel binnen het plangebied. Aan weerszijden van de leiding ligt een veiligheidszone, die is aangeduid met de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding gas'. Binnen deze zone is het niet toegestaan om aanvullende voorzieningen, zoals (kleinschalige) voorzieningen voor sport-, (natuur)educatie- en gezondheidscentrum ten behoeve van dagrecreatie te realiseren. Tenslotte valt het plangebied binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie' als gevolg van het industrieterrein Kijfhoek ten zuiden van het plangebied. Deze geluidzone bepaalt dat er geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogen worden gerealiseerd.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan (plangebied rood omkaderd)
Strijdigheid met het bestemmingsplan
Het plan bestaat uit de omzetting van 2 bedrijfswoningen naar burgerwoningen en de bouw van 5 extra burgerwoningen op basis van de ruimte voor ruimteregeling. Dit is niet mogelijk op basis van de agrarische bestemming. Daarnaast voorzien de beschreven functieaanduidingen en veiligheidzones in de nodige beperkingen om woningen te realiseren. De beoogde ontwikkeling is daarmee in strijd met het geldende bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de ruimtelijke analyse van het gebied aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader. Het geldende bestemmingsplan houdt geen rekening met de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling dient in overeenstemming te zijn met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In onderstaand hoofdstuk wordt het voornemen van de sanering van glastuinbouw en het realiseren van ruimte voor ruimtekavels voor burgerwoningen, getoetst aan het beleid van gemeente, regio en provincie en de gewenste kwaliteitsverbetering in het Deltapoortgebied.
2.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro doen geen uitspraken op lokaal niveau. De verantwoording voor deze opgaven is bij de provincie en gemeenten neergelegd. Wel kan worden gesteld dat de mogelijkheden die het project biedt passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening)
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Bij de ladder moet de regionale behoefte aangetoond worden, of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten.
Toetsing
Deze ontwikkeling maakt de realisatie van ruimte voor ruimtewoningen mogelijk in ruil voor de sloop van bebouwing/kassen. Gelet op de kleinschaligheid van de ontwikkeling is het plan niet aan te merken als een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef onder 1, van het Bro. De voorliggende ontwikkeling kan dan ook niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling, waardoor toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is. Jurisprudentie heeft dit reeds bevestigd. Wel voldoet het plan aan de uitgangspunten van de duurzaamheidsladder. Het project geeft invulling aan de behoefte aan kwaliteitsverbetering in het Deltapoortgebied. Het toestaan van enkele ruimte voor ruimte woningen op de saneringslocatie maakt deze kwaliteitsverbetering financieel mogelijk. Ook is de locatie passend ontsloten.
2.3 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerde versie augustus 2020)
Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. De voor dit plan relevante beleidsuitgangspunten uit de visie worden hierna behandeld.
Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). Om de ruimtelijke impact van een ontwikkeling te bepalen, wordt gekeken naar de wisselwerking tussen gebiedskwaliteiten en de aard en omvang van de ontwikkeling. Er wordt onderscheid gemaakt tussen 3 soorten ontwikkelingen, namelijk inpassing, aanpassing en transformatie. Voor het bepalen van de ruimtelijke kwaliteit van een locatie wordt de kwaliteitskaart gebruikt.
Laag van de ondergrond
Het plangebied maakt deel uit van een rivierdeltacomplex en is opgebouwd uit rivierklei en veen. Als richtpunt voor ontwikkelingen in dit gebied geldt dat het verschil tussen komgronden en oeverwallen herkenbaar moet blijven.
Laag van de cultuur- en natuurlandschappen
Het plangebied maakt eveneens onderdeel uit van een 'zeekleipolder'. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders. De dorpen liggen als compacte kernen in het landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek aan de rand van een polder. Overige bebouwing ligt langs de dijken en spaarzaam in de polders zelf.
Ontwikkelingen in het gebied dienen bij te dragen aan het versterken van karakteristieke kenmerken, zoals het behouden van de dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalige, open polder. Bebouwing dient zich te concentreren in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders. Bij ontwikkelingen dient de relatief onregelmatige verkaveling herkenbaar te blijven.
Laag van de stedelijke occupatie
Het plangebied bevindt zich binnen een zone van verspreid glas buiten glastuinbouwgebied. Zodra kassen in dit gebied hun tuinbouwfunctie verliezen, heeft sanering prioriteit vanwege de relatief grote invloed op de omgeving.
Laag van de beleving
De Rijksstraatweg bevindt zich buiten de bebouwde kom van Hendrik-Ido-Ambacht en is aangewezen als 'groene buffer'. Deze buffer is een niet verstedelijkt landschap van relatief beperkte omvang tussen of grenzend aan de steden. Binnen deze zone mogen geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Daarnaast dienen ontwikkelingen bij te dragen aan de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde en de contrastkwaliteit met het stedelijk gebied.
Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie augustus 2020)
In de Omgevingsverordening heeft de provincie regels gesteld om de provinciale hoofdbelangen uit de Omgevingsvisie Zuid-Holland 2040 juridisch te borgen. Gemeenten moeten bij het maken van ruimtelijke plannen deze regels in acht nemen. De Omgevingsverordening is daarmee een kaderstellend instrument van de provincie voor gemeenten.
De verordening bevat regels ten aanzien van een aantal belangrijke ruimtelijke onderwerpen, zoals kantoren, bedrijventerreinen, glastuinbouw- en bollenteeltgebied, archeologie en provinciale vaarwegen. Voor de beoogde herontwikkeling zijn de volgende artikelen uit de Omgevingsverordening relevant.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
- 1. Een omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
- a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
- b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
- zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en;
- het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
- c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
- een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
- het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.
- 2. Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën zijn:
- a. n.v.t.
- b. een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder c gestelde voorwaarden.
- 3. Aanvullende ruimtelijke maatregelen zijn:
- a. de aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):
- duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
- wegnemen van verharding;
- toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
- andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
- b. de onder a genoemde maatregelen worden in beginsel getroffen binnen hetzelfde plangebied als de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat niet mogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen elders in de motivering inzake ruimtelijke kwaliteit worden betrokken;
- c. in afwijking van onder b kan het bevoegd gezag in plaats van het treffen van ruimtelijke maatregelen een (gedeeltelijke) financiële compensatie verlangen door middel van een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door provinciale staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen, mits de daadwerkelijke uitvoering van de compenserende ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen afdoende is verzekerd.
- a. de aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):
- 4. Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
- a. waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn; of
- b. die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.
Bij aanvullende ruimtelijke maatregelen gaat het onder andere om de maatregelen uit de regeling 'ruimte voor ruimte'. Op basis van deze voormalige regeling kon in ruil voor de sloop van 1.000 m² bebouwing of 5.000 m² kassen een woning buiten bestaand stedelijk gebied worden gebouwd. Bij de beoordeling van de aanvullende ruimtelijke (kwaliteits-)maatregelen hanteert de provincie vooralsnog deze oppervlaktes als uitgangspunt.
In de toelichting van de Omgevingsverordening zijn de beschermingscategorieën verder uitgewerkt. In het plangebied is beschermingscategorie 2 van toepassing. Onderstaande visie is daarop van toepassing.
Gebieden met bijzondere kwaliteit (beschermingscategorie 2)
De provincie wil een aantal specifieke waarden en gebieden in stand houden omdat ze landschappelijk, ecologisch of qua gebruikswaarde bijzonder en kwetsbaar zijn. In die hoedanigheid leveren ze een belangrijke en specifieke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van Zuid-Holland. De instandhouding van deze waarden vraagt om hierop toegespitste vormen van bescherming en ontwikkeling, naast de generieke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van het instandhouden van de specifieke waarden. Het betreft gebieden met de volgende kwaliteiten:
- Belangrijke weidevogelgebieden, gelegen buiten het NNN, vanwege de specifieke maatschappelijke verantwoordelijkheid voor deze karakteristieke en kwetsbare vogels, die mede de kwaliteit van het Zuid-Hollandse (veen)weidelandschap bepalen.
- Openbare recreatiegebieden, vanwege hun onmisbare bijdrage aan de leef- en vestigingskwaliteit in zowel het stedelijk als het landelijk gebied in de provincie.
- Groene buffers. Als landschap zijn deze gebieden relatief klein, soms ruimtelijk versnipperd en altijd medebepaald door stadsranden. Behoud van deze ruimtes is van belang voor de identiteit en leefkwaliteit van het stedelijk gebied. De stedelijke druk is relatief groot, maar tegelijkertijd vormen ze op de schaal van de provincie een onmisbare 'tegenhanger' van de stedelijke dynamiek en verdichting. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier mogelijk, maar extra bescherming tegen (grootschalige) stedelijke ontwikkeling is van belang om de schaal en het karakter van deze gebieden in stand te houden.
Bij het toepassen van de ruimte voor ruimteregeling voor deze ontwikkeling worden bestaande kassen gesloopt en vervangen door nieuwe woningen. Door de sloop zal de openheid van het landschap toenemen waardoor het contrast met het stedelijke gebied wordt vergroot. Hierdoor neemt de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde van het gebied toe. Bij de herinrichting van het gebied dient tevens een bijdrage worden geleverd aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
- 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
- a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
- b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.
Toetsing omgevingsvisie en -verordening
Met deze ontwikkeling is sprake van aanpassen. Als gevolg van deze ontwikkeling dient de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk te blijven.
Het plangebied valt in beschermingscategorie 2: 'gebieden met een specifieke kwaliteit'. Het gebied bevindt zich in een groene buffer. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier mogelijk, maar dienen bij te dragen aan de ruimtelijke kwaliteit. In de groene ruimte rond het stedelijk gebied is behoud van aantrekkelijke landschappen en toegankelijke natuur nabij de stad een belangrijke opgave. Er is regionale behoefte aan kwaliteitsverbetering door sanering van glas in deze bufferzone. De bouw van ruimte voor ruimtewoningen maakt dit financieel mogelijk. De hoeveelheid bebouwing/glas neemt per saldo af. Ook voldoet de ontwikkeling aan de uitgangspunten van artikel 6.9. De sanering van glas en bebouwd oppervlak zorgt voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Door de beoogde ontwikkeling neemt de openheid toe. In dit geval is sprake van 'aanpassen' omdat enkele woningen worden gerealiseerd.
Om te zorgen voor een goede inpassing van de woningen wordt de handreiking 'Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit' gebruikt als inspiratiekader voor de architectuur en de inrichting en beplanting van het erf. Door gebruik te maken van de karakteristieke kenmerken van polderwoningen wordt de ontwikkeling ingepast in het bestaande natuur- en cultuurlandschap. De vier nieuwe woningen die direct aan de Rijksstraatweg zijn beoogd, krijgen de uitstraling van een polderwoning. De woning die achter een polderwoning in het noorden van het plangebied is beoogd, krijgt de uitstraling van een schuurwoning. Voor het plan is een kavelpaspoort opgesteld waarin nader wordt ingegaan op beeldkwaliteit. Dit kavelpaspoort is opgenomen in bijlage 1.
2.4 Regionaal Beleid En Gemeentelijk Beleid
Gebiedsprofiel IJsselmonde, Provincie Zuid Holland (2013)
Het landschap van IJsselmonde bestaat in de basis uit open agrarische polders. De verstedelijking, de aanleg van (spoor)wegen en de realisatie van woningen en glastuinbouw hebben echter geleid tot een versnipperd landschap dat plaatselijk verrommeld is. De potentie voor IJsselmonde ligt in het verbinden van stad en land. Het plangebied ligt aan een karakteristiek polderlint waarvoor de kavelrichting, de variatie in bebouwing en de doorzichten naar de polder kenmerkend zijn. De polderwegen zijn onderdeel van het landschap door hun lange, rechte karakter met weinig beplanting waardoor de openheid van de polder beleefbaar is. Verder wordt het gebied momenteel gekenmerkt door verspreide glastuinbouw. De ambitie is om deze zo veel mogelijk te verplaatsen naar grootschalige glastuinbouwclusters met aandacht voor landschappelijke inpassing. De sanering van de glastuinbouw voor deze ontwikkeling draagt bij aan de openheid met doorzichten naar de polder.
Gebiedsvisie Deltapoort 2025 (2012)
De Gebiedsvisie Deltapoort 2025 is het ruimtelijk kader (op hoofdlijnen) waarbinnen verschillende ruimtelijke opgaven binnen Deltapoort, waaronder de sanering van (verspreid liggende) glastuinbouwbedrijven, worden uitgevoerd, met als doel het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. In dit kader hebben de gemeenten Barendrecht, Ridderkerk, Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht de ambitie geformuleerd om in vier jaar tijd 35 hectare verspreid liggend glas te saneren.
In het Deltapoort-gebied worden vijf themagebieden met een groene hoofdtint onderscheiden. Deze themagebieden vormen tezamen het landschappelijk raamwerk; door thematisering worden de landschappelijke kwaliteiten van het betreffende gebied (en dus het raamwerk) versterkt. Het plangebied is aangeduid als Tuin van de Deltapoort.
Figuur 2.1 Uitsnede ruimtelijk streefbeeld (plangebied rood omcirkeld).
Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit (2014)
In 2014 is door de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit vastgesteld in samenwerking met de gemeenten Barendrecht en Zwijndrecht. Op basis van de eerder vastgestelde Gebiedsvisie Deltapoort wordt hiermee aangestuurd op een ruimtelijk kwalitatiever gebied.
In het sterk verstedelijkte polderlandschap van dit deel van de zuidelijke Randstad zijn altijd nog gebieden te vinden met een landelijk en agrarisch karakter. Deze gebieden vormen het buitengebied van Oost-IJsselmonde. De polders, die eeuwen geleden gewonnen zijn op het water, boden van oudsher ruimte aan de vruchtbare akkers, tuinen en boomgaarden die dit gebied van voedsel voorzagen en dat tot op de dag van vandaag ook nog altijd doen. Ontwikkelingen en innovaties in de glastuinbouw hebben echter geleid tot schaalvergroting, en een verdere 'verglazing' van het buitengebied – door grote kassencomplexen oogt het buitengebied voller en minder groen. Door de schaalvergroting is het buitengebied van Oost-IJsselmonde te klein geworden voor toekomstbestendige glastuinbouw en zal op termijn het overgrote deel van de glastuinbouwbedrijven uit het gebied verdwijnen. Tegelijkertijd is door de enorme verstedelijking open ruimte schaars geworden. Er is behoefte aan een kwalitatief hoogwaardig buitengebied, waar niet alleen ons voedsel wordt verbouwd, maar dat ook ruimte biedt aan ontspanning, recreatie en natuur. Het verdwijnen van de kassen biedt goede kansen om in het buitengebied meer open ruimte met belevings- en gebruikskwaliteit te realiseren.
Eén van de beschikbare instrumenten om de sanering daadwerkelijk uit te kunnen voeren is de inzet van de (voormalige) provinciale regeling 'ruimte voor ruimte'. Deze regeling biedt mogelijkheden om in ruil voor het slopen van kassen een beperkt aantal woningen terug te bouwen. Het idee daarachter is dat de nieuw te bouwen woningen geld opleveren, waardoor het financieel haalbaar wordt de kassen te slopen en er ruimte voor terug te brengen. De inmiddels verbrede handreiking gaat verder dan alleen woningen.
Inspiratie
Het ruimte voor ruimte traject is in volle gang. Op steeds meer plekken in het Deltapoortgebied worden kassen gesloopt en woningen teruggebouwd. Dit levert niet automatisch een hogere ruimtelijke kwaliteit op. Hoewel een meer open landschap ontstaat, worden ook woningen teruggebouwd. In de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit staat onder meer welk type huizen en soorten beplanting het beste bij het landschap passen. De handreiking bevat ook veel foto's en afbeeldingen van streekeigen beplanting en er staan voorbeelden in van woningen die goed in het landschap van Deltapoort passen. De gemeenten willen op deze wijze de nieuwe bewoners van het gebied inspireren om de ontwikkelingen mooi in het landschap van Deltapoort in te passen. Zie www.mooiijsselmonde.nl.
Mogelijkheden voor en impact van de ruimte voor ruimte regeling
Niet voor alle bedrijven biedt de ruimte voor ruimte regeling reële mogelijkheden om op de eigen locatie terug te bouwen. Op een aantal plekken zijn er vanuit milieu en externe veiligheid locaties aan te wijzen die op het eerste gezicht niet geschikt zijn voor de ontwikkeling van woningen. Voor deze locaties is in ieder geval eerst aanvullend onderzoek nodig. Daarnaast zijn er gebieden aan te wijzen waar de ruimtelijke situatie zo kwetsbaar is dat het terugbouwen van woningen niet zonder meer leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Om die reden is de inpassing van woningen hier alleen onder strenge voorwaarden mogelijk. Het betreft hier locaties in de open polder en langs de Waal, waar gestreefd wordt naar meer zicht en openheid en het publiek toegankelijk maken van het landschap. Daarnaast is de impact van de sanering van het glas op de ruimtelijke kwaliteit niet op iedere locatie even groot. Er zijn locaties waar de kassen de beleving van het landschap niet of nauwelijks in de weg staan, op andere plekken blokkeren ze het zicht en is het glas juist wel een doorn in het oog.
Figuur 2.2 kaart mogelijkheden regeling Ruimte voor Ruimte
In het voorliggende plangebied is 'ruimte voor ruimte mogelijk onder strenge voorwaarden, vanwege kwetsbaarheid van het landschap'.
Regeling
In het kort komt de ruimte voor ruimte regeling op het volgende neer: In ruil voor de sloop van alle kassen en bijgebouwen krijgt een tuinder het bouwrecht voor een aantal woningen, onder de voorwaarde dat de ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Het woningaantal is gerelateerd aan het oppervlak dat tuinders moeten slopen. Zowel voor elke 5.000 m2 kas als voor elke 1.000 m2 bijgebouw krijgt een tuinder het bouwrecht voor 1 woning. Deze 'ruimte voor ruimtewoning' moet voldoen aan een aantal kwantitatieve uitgangspunten (pagina 26 handreiking), waaronder de inhoud en oppervlakte van de bebouwing en de kavelmaat.
Gebruiksaanwijzing
- 1. Bereken op basis van het aantal m2 glas en bijgebouwen het aantal in te passen woningen.
- 2. Bepaal aan de hand van de beschrijving van het deelgebied (hoofdstuk 8) het landschapstype waarin de locatie zich bevind.
- 3. Selecteer aan de hand van het landschapstype een of meer passende bebouwingsvormen en welke bouwstenen daarbij horen.
- 4. Selecteer de bouwstenen die het beste bij de locatie en bij de wensen en voorkeuren van de tuinder/nieuwe bewoners passen.
- 5. Maak een schetsontwerp: combineer de verschillende bouwstenen tot een totaalplan voor de verschijningsvorm van de bebouwing en de landschappelijke inpassing daarvan.
- 6. En illustreer dit met referentiebeelden van architectuur en beplanting.
De ruimte voor ruimte regeling biedt vier manieren om bij te dragen aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit:
- 1. Iets weghalen
- 2. Iets toevoegen
- 3. Iets opknappen
- 4. De bijvangst
Figuur 2.3 Uitsnede visiekaart met deelgebieden
Polder Sandelingen-Ambacht
Polder Sandelingen-Ambacht ligt tussen twee polderwegen, de Rijksstraatweg en de Langeweg. Aan de noordoostzijde snijdt de snelweg de polder af. Door de sanering van de kassen zijn er kansen om dit landschap weer open en zichtbaar te maken, zowel vanaf de polderweg als vanaf de snelweg. Langs de polderwegen ligt een aantal compacte erven, ruim uit elkaar, in het open landschap. De erfbeplanting biedt beschutting tegen de impact van de snelweg. Tussen de erven is ruimte voor grasland met paarden of schapen, zodat er zicht blijft op de achtergelegen polder, die gebruikt wordt voor grondgebonden landbouw.
Het gebied behoort tot de Tuin van Deltapoort, een gebied in het hart van Oost-IJsselmonde, waar ruimte is voor een gemengd milieu waar wonen, werken, recreatie en verbrede landbouw en tuinbouw gecombineerd worden.
Toetsing
Uit het schetsontwerp blijkt dat invulling wordt gegeven aan de uitgangspunten van de handreiking (zie hoofdstuk 3 en bijlage 1). Er wordt voor in totaal 20.800 m² aan glasopstanden en 1.014 m² aan bijgebouwen gesaneerd. Voor 20.000 m² aan glasopstanden kunnen 4 woningen worden gerealiseerd. Voor de 1.000 m² aan bijgebouwen mag nog eens 1 woning worden gerealiseerd. Daarmee zijn er in totaal bouwrechten voor afgerond 5 woningen aanwezig. In onderhavig plan worden vijf woningen gerealiseerd met deze bouwrechten. Er resteert dan nog 0,2 bouwrecht (voor de resterende 800 m² aan glasopstand en 14 m² aan bijgebouw).
Door het saneren van de kassen neemt de openheid van het gebied toe, waardoor het contrast stad en landelijk gebied wordt verbeterd. De belevingswaarde van het landschap zal door de planontwikkeling toenemen. Het plan voorziet in de realisatie van 5 nieuwe woningen en behoud van 2 bestaande woningen, waarbij 2 clusters ontstaan van 3 woningen en daarnaast 1 losse woning. Deze clusters liggen op ruime afstand van elkaar, waardoor de openheid van het landschap wordt gewaarborgd. Er komen totaal 4 inritten aan het polderlint, namelijk 2 bestaande inritten en 2 nieuw te realiseren inritten. Deze worden in sommige gevallen gedeeld door 2 of 3 woningen. De clusters van woningen worden omrand met een watergang waarbij het erf aan de voorzijde een meer gecultiveerde uitstraling krijgt en aan de achterzijde een meer landschappelijke uitstraling. De erfinrichting en beplanting zorgt er samen voor dat het plan landschappelijk wordt ingepast en een positieve bijdrage zal leveren aan de Tuin van Deltapoort.
Gemeentelijke structuurvisie 'Waar de Waal stroomt'
Op 6 juli 2009 is de gemeentelijke structuurvisie 'Waar de Waal stroomt' vastgesteld. De structuurvisie gaat in op de gewenste ontwikkelingen op het gebied van wonen, zorg, welzijn, onderwijs, winkelvoorzieningen en beschrijft de ruimtelijke inpassing van al deze ambities. De structuurvisie gaat onder andere over het behoud van historische en karakteristiek waardevolle elementen en over de versterking van de waterstructuur en de rol van de Waal en de Noord daarin. De visie gaat in op de groenstructuur en het belang van het Baxpark, Sandelingen-Ambacht en de Sophiapolder daarin.
Figuur 2.4 Uitsnede Structuurvisie kaart Hendrik-Ido-Ambacht
Toetsing
Het plangebied ligt in de zoekzone voor recreatie, natuurgebied en cultuurpark. Ook wordt hier voorzien in het realiseren of bijdragen aan een ecologische verbinding. Het voornemen wordt niet specifiek aangeduid als één van de voorziene ontwikkelingen. Wel draagt het voornemen bij aan de uitgangspunten van die visie. Door het saneren van de kassen, waardoor de openheid van het gebied toeneemt en een beter contrast ontstaat tussen stad en landschap, draagt de ontwikkeling bij aan het versterken van de landelijke en recreatieve belevingswaarde van het gebied en het in de toekomst realiseren van een ecologische verbindingszone.
2.5 Conclusie
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt concreet invulling gegeven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap en ambitie van zowel provincie, regio en gemeente, waarbij verspreid glas wordt opgeruimd door het mogelijk maken van ruimte voor ruimtewoningen.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Omgeving plangebied
Het plangebied ligt aan de oostzijde van de Rijksstraatweg. De locatie bevindt zich in het buitengebied aan de westzijde van Hendrik-Ido-Ambacht. De Rijksstraatweg vormt de gemeentegrens tussen Ridderkerk en Hendrik-Ido-Ambacht. Deze weg kenmerkt zich als een rechte polderweg met voornamelijk agrarische (bedrijfs)functies, waaronder een aantal glastuinbouwbedrijven. Aan de voorzijde van de bedrijven langs de weg bevinden zich een aantal bedrijfswoningen in de vorm van vrijstaande, landelijke woningen. De locatie bevindt zich ongeveer 420 meter ten westen van de Rijksweg A16 en circa 850 meter ten noorden van het rangeerterrein Kijfhoek.
Het plangebied
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit twee bedrijfswoningen, kassen, bijgebouwen en een waterbassin. De twee bedrijfswoningen zullen worden bestemd tot burgerwoning. De aanwezige kassen (20.800 m2) en bedrijfsbebouwing (1.014 m²) zullen worden verwijderd waarna er ruimte ontstaat voor de realisatie van 5 extra burgerwoningen.
In figuur 3.1 is een overzicht opgenomen van het perceel, waarbij is aangegeven welke bebouwing dient te worden gesloopt. Tevens zijn de twee te behouden bedrijfswoningen aangeduid.
Figuur 3.1 Overzicht te slopen en te handhaven bebouwing
Toekomstige situatie
Na de sloop van de kassen en bijgebouwen worden 5 nieuwe woningen gerealiseerd binnen het plangebied. De woningen worden samen met de bestaande bedrijfswoningen geclusterd in 2 clusters van 3 woningen en 1 losse woning. Met deze positionering worden 2 zichtlijnen richting het open landschap gecreëerd (figuur 3.2).
Figuur 3.2 Ontwerp met positie van de woningen (de woning gelegen naast de kas schuift 10 meter van de kas af in afwijking tot wat hier verbeeld is - de zichtlijnen blijven behouden)
De bestaande 2 bedrijfswoningen worden omgezet naar reguliere burgerwoningen. Ter compensatie van de te slopen kassen en agrarische bedrijfsbebouwing mogen in totaal 5 nieuwe burgerwoningen worden gebouwd. Aan de bouw van deze woningen zijn, in het kader van de 'Handreiking ruimte voor ruimtelijke kwaliteit', voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zijn voor dit perceel uitgewerkt in een zogenoemd 'kavelpaspoort'.
Het kavelpaspoort is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting. Het kavelpaspoort geeft aan binnen welke kaders de woningen gerealiseerd mogen worden. Op het kavelpaspoort is aangegeven op welke locaties de 5 nieuwe woningen komen, namelijk 1 woning in het zuiden, 2 in het midden (naast de bestaande woning) en 2 in het noorden van het plangebied. Van de 2 woningen in het noorden ligt één woning verder naar achteren op het erf. Deze woning krijgt het uiterlijk van een schuurwoning met de eenvoudige uitstraling en architectuur van een bijgebouw. De overige 4 woningen worden gerealiseerd aan het lint van de Rijksstraatweg in de vorm van polderwoningen met een landelijke uitstraling. Hierdoor blijft de traditionele opzet van het hoofdgebouw langs de weg en bijgebouw aan de achterzijde behouden. De woningen worden ontsloten door middel van 4 inritten aan de Rijksstraatweg. Daarbij delen de noordelijke 3 woningen een brede inrit. Ook 2 van de woningen in het midden van het plangebied delen een brede inrit. De overige 2 inritten zijn enkele inritten. Verder staan in het kavelpaspoort de toegestane afmetingen voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken vermeld. Deze zijn vertaald in de regels bij dit bestemmingsplan. Figuur 3.3 bevat een uitsnede van het kavelpaspoort.
Figuur 3.3 Uitsnede kavelpaspoort
Aan de zuidrand van de noordelijke 3 woningen, van de middelste 3 woningen en tussen 2 van de middelste woningen worden sloten gegraven. Een impressie hiervan is weergegeven in figuur 3.4. Ook wordt de sloot rondom de kas in het zuiden van het plangebied een paar meter verlegd, zodat de eigenaar van de kas er met zijn tractor omheen kan rijden.
Figuur 3.4 Impressie ontwerp
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
4.2 Milieueffectrapportage
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusies
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde.
Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Ten behoeve van de m.e.r.-beordelingsbeslissing is een aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is opgenomen in Bijlage 8. Op basis van deze notitie heeft het bevoegd gezag besloten dat geen volledige m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden.
4.3 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Met behulp van de Digitale Watertoets is het Waterschap geïnformeerd over de ontwikkeling (07-01-2020). Naar aanleiding hiervan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader worden behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Omgevingsvisie Zuid-Holland
- Omgevingsverordening Zuid-Holland
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2016-2020 staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak, binnen de bebouwde kom, van 500 m² of meer, moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Buiten de bebouwde kom is een vergunning noodzakelijk vanaf 1.500 m2. Voor een toename aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.
Gemeentelijk beleid
Voor de gemeenten Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht is gezamenlijk het 'Waterplan van H tot Z' opgesteld, omdat de stedelijke watersystemen van beide gemeenten een zodanige samenhang vertonen dat ze niet los van elkaar gezien kunnen worden. In het waterplan is aangegeven hoe de gemeenten in samenwerking met het waterschap en zuiveringsschap tot een goed en gezond watersysteem kunnen komen. Het waterplan beperkt zich tot het stedelijke watersysteem binnen de bebouwde kom van Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht. Het plan bevat daarom geen uitgangspunten voor het buitengebied, waar deze ontwikkeling plaatsvindt.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit kassen voor sierteelt, twee bedrijfswoningen en een waterbassin. De bodem in het plangebied bestaat uit veen op ongerijpte klei. In het plangebied is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,4 m tot 0,8 m beneden het maaiveld en de gemiddelde laagste grondwatertrap meer dan 1,2 m onder maaiveld ligt.
Waterkwantiteit
Aan de randen van het plangebied zijn diverse watergangen aanwezig. Dit betreffen zowel overige watergangen met een beschermingszone van 1 m als een hoofdwatergang aan de oostkant met een beschermingszone van 3,5 m. Binnen deze beschermingszone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden. Het plangebied valt binnen de beschermingszone van deze watergangen.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
In de huidige situatie is de locatie deels aangesloten op de gemeentelijke riolering.
Toekomstige situatie
Algemeen
In de toekomstige situatie worden de aanwezige kassen verwijderd. Hierna ontstaat ruimte voor de realisatie van vijf extra woningen. De twee bestaande bedrijfswoningen blijven gehandhaafd en worden omgezet naar burgerwoningen. Omdat de aanwezige kassen worden gesloopt is sprake van een afname in verharding. Daarnaast worden enkele nieuwe watergangen gegraven. Watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet aan de orde.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering, vigerend waterschapsbeleid en het Gemeentelijke Rioleringsplan 2014-2018 is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting;
- (in)filtratie van afstromend hemelwater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor dit plan is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft een positieve invloed op het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse door de sloop van de bestaande kassen en het graven van nieuwe watergangen. Voor de te graven watergangen dient een vergunning aangevraagd te worden.
4.4 Ecologie
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Zuid-Holland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
- Natura-2000 gebieden;
- Natuurnetwerk Nederland (NNN).
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland
In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het NatuurNetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oude Maas ligt ruim 3,7 km ten zuidwesten van het plangebied. De afstand tot het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura-2000 gebied Biesbosch bedraagt circa 10,3 km (ten zuidoosten van het plangebied). Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
Figuur 4.1 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebieden (bron:AERIUS calculator)
Stikstofdepositie
Omdat vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie niet op voorhand uit te sluiten zijn, is een Aerius berekening uitgevoerd waarin de depositie-effecten als gevolg van de aanleg- en gebruiksfase op Natura 2000-gebied zijn berekend. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 2. Uit de resultaten blijkt dat er voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase geen sprake is van stikstofdeposities hoger dan 0,00 mol/ha/jr. De stikstofdepositie van deze ontwikkeling vormt in het kader van de Wet Natuurbescherming geen belemmering.
Soortenbescherming
Op 2 december 2019 is door adviesbureau Mertens een bezoek gebracht aan het plangebied en de directe omgeving. De rapportage van deze quickscan is opgenomen in bijlage 3. Uit het veldonderzoek blijkt dat het voorkomen van en negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels met vaste rust- en verblijfplaatsen kan worden uitgesloten.
In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren en/of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden. Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels met vaste rust- en verblijfplaatsen wordt uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in Provincie Zuid-Holland. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De plannen aan Rijksstraatweg 42b te Hendrik-Ido-Ambacht zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
In het kader van duurzaam bouwen worden ook de mogelijkheden voor natuurinclusief bouwen bekeken. Zo wordt er bekeken of de nieuwe watergangen natuurinclusief gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en inheemse planten te gebruiken in de oeverbegroeiing. Ook wordt geadviseerd om de nieuwe woningen natuurinclusief te bouwen, bijvoorbeeld door het ophangen van nestkasten voor mussen.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Er is geen sprake van stikstofdeposities hoger dan 0,00 mol/ha/jr. De Wet natuurbescherming staat de ontwikkeling niet in de weg. Wel is het noodzakelijk om de werkzaamheden buiten het broedseizoen van algemene broedvogels uit te voeren of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen.
4.5 Geluid
Beoogde ontwikkeling
Binnen het plangebied worden 5 nieuwe burgerwoningen mogelijk gemaakt. Tevens worden 2 bestaande bedrijfswoningen bestemd als burgerwoningen. De nieuwe woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
Ook dienen volgens de Wet geluidhinder alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Het plangebied ligt binnen de geluidszone (50 dB(A)) van het rangeerterrein Kijfhoek, zie figuur 4.2. De vijf woningen die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn geluidsgevoelige objecten. Hierdoor is het uitvoeren van akoestisch onderzoek noodzakelijk om aan te tonen dat er wordt voldaan aan de grenswaarde.
Figuur 4.2 Ligging plangebied binnen geluidzone Kijfhoek (bron: geoloket Zuid-Holland)
Toetsingskader
Wegverkeerslawaai
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Aangezien voor auto(snel)wegen een buitenstedelijke ligging geldt bedraagt de uiterste grenswaarde voor de A16 53 dB. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van de aftrek conform artikel 3.6 uit het Reken- en Meetvoorschrift 2006 is gebruik gemaakt.
Industrielawaai
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).
Onderzoek en conclusie
Door Rho Adviseurs is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai en industrielawaai. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. Naar aanleiding van reacties uit het vooroverleg zijn er nog aanpassingen doorgevoerd aan de positionering van het bouwvlak van woning A (figuur 4.3). Deze woning is naar aanleiding van een vooroverlegreactie 10 meter noordelijker gepositioneerd. Doordat dit geen wijziging oplevert ten aanzien van de geluidbelasting van relevante wegen en andere bronnen is het akoestisch onderzoek in bijlage 5 niet aangepast en is figuur 4.3 daarmee ongewijzigd gebleven.
Ten opzichte van het industrieterrein Kijfhoek wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voldaan. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 49 dB(A).
Als gevolg van de A16 en de Rijksstraatweg wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde overschreden op de gevels van de woningen voor wegverkeerslawaai. Dit is berekend inclusief aftrek van 5 dB aftrek artikel 110g Wgh voor de Rijksstraatweg en 3 dB aftrek artikel 110g Wgh voor de A16. Bezien is of met maatregelen de geluidbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Uit het onderzoek blijkt dat bronmaatregelen om de geluidbelasting te reduceren niet doeltreffend zijn of redelijkerwijs niet mogelijk zijn vanwege overwegende bezwaren verkeerskundige, vervoerskundige, financiële of praktische aard. Voor de 5 woningen dienen daarom hogere grenswaarden vastgesteld te worden conform tabel 4.1. Hiervoor dient bij het vaststellen van het bouwplan, rekening gehouden te worden met de binnenwaarde van 33 dB uit het Bouwbesluit.
Tabel 4.1 - hogere grenswaarden woningen
Woning | Ontheffingswaarde | Bron |
Woning A | 53 dB/52 dB | Rijksstraatweg/A16 |
Woning B | 53 dB/53 dB | Rijksstraatweg/A16 |
Woning C | 53 dB/53 dB | Rijksstraatweg/A16 |
Woning D | 53 dB/53 dB | Rijksstraatweg/A16 |
Woning E | 53 dB | A16 |
Figuur 4.3 Naamgeving te realiseren woningen
4.6 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Onderzoek
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten middels 4 in/-uitritten aan de Rijksstraatweg. Dit is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom, waar een maximum snelheid van 60 km/u geldt. Deze weg verbindt Rijsoord met Hendrik-Ido-Ambacht en geeft toegang tot de A16 richting Rotterdam en Dordrecht. Vanaf de Rijksstraatweg zijn Rotterdam en Dordrecht binnen 15 minuten te bereiken.
De Rijksstraatweg heeft een vrijliggend fietspad. De scheiding van snel en langzaam verkeer is volgens de principes van Duurzaam Veilig en komt de verkeersveiligheid ten goede. Op circa 900 m van het plangebied bevinden zich bushaltes waar bussen halteren in de richtingen Rotterdam, Beverwaard, Ridderkerk en Barendrecht.
Parkeren
Ter plaatse geldt de Parapluherziening parkeernormen Hendrik-Ido-Ambacht (vastgesteld juli 2019). In deze Parapluherziening is de Parkeernota Nieuwe ontwikkelingen 2018 bijgesloten. Volgens deze Nota geldt voor nieuwe vrijstaande woningen in het buitengebied een parkeernorm van 2,4 parkeerplaatsen per woning. De kavels beschikken over voldoende ruimte om deze parkeerbehoefte op te vangen. Er worden geen problemen verwacht bij het parkeren.
Verkeersgeneratie en afwikkeling
Binnen het plangebied worden vijf nieuwe woningen mogelijk gemaakt en verdwijnt 20.800 m2 aan kassen en 1.014 m² aan bijgebouwen. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Op basis van het autobezit in deze gemeente worden gemiddelde kencijfers gehanteerd uit publicatie 381 van het CROW.
In de huidige situatie staan twee woningen, welke behouden blijven in het bestemmingsplan. Daarnaast wordt voor 20.800 m2 aan (sierteelt)kassen en aan 1.014 m² bijgebouwen gesaneerd. De beide bedrijfswoningen blijven behouden in de toekomstige situatie. De toename van vijf woningen leidt volgens kencijfers van het CROW (publicatie 381) tot ongeveer 40 motorvoertuigen per etmaal (8,2 mvt per woning). Door het saneren van de kassen verdwijnt de verkeersaantrekkende werking die hiermee gemoeid is. De eventuele toename die per saldo overblijft is dermate gering dat het zal opgaan in het heersende verkeersbeeld van de Rijksstraatweg.
Conclusie
De bereikbaarheid van het plangebied vanuit de verschillende vervoerswijzen is goed. Door de ontwikkelingen kan de verkeersgeneratie in beperkte mate toenemen. De intensiteit op de Rijksstraatweg neemt hierdoor nauwelijks toe en zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte van de woningen dient op eigen terrein opgevangen te worden. Hiervoor is voldoende ruimte. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
4.7 Luchtkwaliteit
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Onderzoek en conclusie
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van vijf nieuwe woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te geven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Langeweg ten zuiden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2018 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wm lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 25,4 µg/m³ voor NO2, 19,4 µg/m³ voor PM10 en 11,9 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 7,1 dagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.8 Bedrijven En Milieuhinder
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van vijf burgerwoningen en het omzetten van twee bedrijfswoningen in burgerwoningen. In de directe omgeving van het plangebied zijn hoofdzakelijk agrarische gronden aanwezig. Vanwege de aanwezigheid van diverse (agrarische) bedrijven in de directe omgeving en de ligging aan de Rijksstraatweg kan het gebied getypeerd worden als (matig) gemengd gebied.
Ten zuidoosten van het plangebied, aan de overzijde van de Rijksstraatweg en direct ten zuiden van het plangebied zijn kassen gelegen. Op basis van de VNG-publicatie geldt voor kassen een richtafstand van 10 m binnen een gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Overige bedrijven in de omgeving liggen op ruimere afstand en zijn niet van invloed op de milieusituatie ter plaatse van het plangebied en worden tevens niet belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.9 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Beheerplan Kijfhoek
Door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) is het 'Beheerplan Groepsrisico Kijfhoek' opgesteld van de gemeenten Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Barendrecht. Het door Kijfhoek veroorzaakte risico biedt slechts beperkte ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Het plan voorziet in een samenhangend beleids- en afsprakenkader voor de vier gemeenten. Daarmee wordt de wijze waarop de betreffende gemeenten de door Kijfhoek veroorzaake veiligheidsrisico's betrekken in hun ruimtelijke planprocedures, eenduidig en consistent verankerd.
Onderzoek
In de omgeving van het plangebied zijn diverse risicobronnen aanwezig. De relevante risicobronnen in de directe omgeving worden hieronder beschreven.
Rangeerterrein Kijfhoek
Ten zuiden van het plangebied op circa 800 m afstand is het rangeerterrein Kijfhoek gelegen. Kijfhoek is een inrichting die onder het Bevi valt. In onderstaande afbeelding zijn de risicocontouren verbeeld waarin te zien is dat het plangebied buiten de PR 10-6 contour ligt en binnen het effectgebied (PR 10-8).
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van vijf nieuwe woningen en het omzetten van twee bedrijfswoningen in burgerwoningen. In het Beheerplan Kijfhoek zijn groepsrisicoberekeningen uitgevoerd waarin diverse toekomstige ontwikkelingen zijn meegenomen. De ontwikkelingen die in voorliggend plan worden mogelijk gemaakt zijn hier onderdeel van. Uit deze berekeningen blijkt dat na de ontwikkelingen de oriënterende waarde van het groepsrisio niet wordt overschreden. De hoogte van het groepsrisico vormt dan ook geen belemmering.
Figuur 4.4 PR-risicocontouren Spooremplacement Kijfhoek ten opzichte van locatie beoogde woningen (blauwe cirkel) (bron: Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid)
LPG-tankstations
Op meer dan 900 m ten zuidoosten van het plangebied zijn drie LPG-tankstations gelegen. Deze liggen op dusdanig grote afstand dat deze geen invloed hebben op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. De invloedsgebieden reiken niet tot aan het plangebied. De aanwezige LPG-tankstations vormen hiermee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Op circa 180 m ten oosten van het plangebied is de hogedruk aardgasleiding W-507-01 gelegen. Het invloedsgebied van deze leiding bedraagt 140 m en reikt niet over het plangebied. Deze leiding vormt dan ook geen belemmering.
Aan de noordkant loopt de hogedruk aardgasleiding A-555 door het plangebied. Het invloedsgebied van deze leiding bedraagt 490 m. Het plangebied ligt dus volledig binnen het invloedsgebied. Door AVIV is in april 2020 een groepsrisicoberekening van deze buisleiding gedaan, dit is te vinden in bijlage 6. Hieruit blijkt dat de PR10-6 risicocontour van deze buisleiding niet buiten de leiding ligt. De PR10-6 risicocontour staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Daarnaast blijkt dat het groepsrisico van de leiding ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Deze bedraagt 0,015 * de oriëntatiewaarde. Door de beoogde realisatie neemt het groeprisico in de toekomstige situatie niet toe. Wel is er sprake van een belemmeringenstrook van 5 meter waarin geen werkzaamheden mogen plaatsvinden. De buisleiding vormt hiermee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Ten noordoosten van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A16. Uit het Basisnet Weg blijkt dat deze weg een veiligheidszone heeft van 26 m (gemeten van het midden van de weg). Ook is rondom de weg sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. Vanwege het vervoer van brandbare gassen bedraagt het maatgevende invloedsgebied 355 m. Het plangebied ligt op circa 360 m afstand en ligt dus buiten het invloedsgebied. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A16 vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Vervoer van gevaarlijke transporten over het spoor
Het spoortraject Kijfhoek – Barendrecht ligt op circa 800 m afstand ten zuiden van het plangebied. Over dit spoortraject vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De PR10-6 risicocontour bedraagt 38 m. Het plasbrandaandachtsgebied bedraagt 30 m. Beide reiken niet tot aan het plangebied. Door het vervoer van giftige gassen en vloeistoffen is het invloedsgebied > 4 km. Het plangebied ligt hier binnen. Omdat het plangebied in zijn geheel op meer dan 200 m afstand vanaf de buitenrand van de transportroute is gelegen, kunnen hierdoor geen ruimtelijke verplichtingen gesteld worden aan de ontwikkeling en is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk.
Verantwoording groepsrisico
Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de aardgasleiding en het spoortraject dient wel een verantwoording opgesteld te worden. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording, omdat het groepsrisico niet toeneemt en de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Deze verantwoording is hieronder opgenomen.
Scenario
- Fakkelbrand: Voor een hogedruk aardgastransportleiding is het maatgevende scenario een fakkelbrand. Bijvoorbeeld bij (graaf)werkzaamheden door derden ontstaat een breuk in een hogedruk aardgastransportleiding. Het aardgas stroomt onder hoge druk continu uit. Het brandbare gas ontsteekt waardoor een fakkelbrand optreedt die duurt totdat na inblokken van de leiding de druk afneemt. Deze fakkel kan voor de grootste leidingen tot een hoogte van enkele honderden meters reiken. De fakkelbrand is hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken. Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur, bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. De effecten zijn doden, gewonden (zeer zwaargewond tot lichtgewond), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden).
- Vrijkomen van giftige gassen of vloeistoffen: Door een incident op het spoor scheurt de wand van een spoorketelwagon met toxische vloeistof/gas. Een groot deel van de toxische vloeistof stroomt in korte tijd uit. De toxische vloeistof vormt een plas en verdampt deels direct om gedurende korte tijd meegevoerd te worden door de wind. Door deze giftige gaswolk kan, afhankelijk van de aard en hoeveelheid van de stof, bij een aantal personen binnen het plangebied letaal letsel optreden ten gevolge van blootstelling aan de gaswolk. De effectafstand is afhankelijk van de aard en hoeveelheid van de getransporteerde stof en van de windrichting.
Zelfredzaamheid
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van 5 extra woningen. De aanwezige personen zullen over het algemeen dan ook zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen kunnen begeleiden, zodat ze gezamenlijk kunnen vluchten. Ingeval van een incident op het spoor waarbij sprake is van een het vrijkomen van een toxische vloeistof/gas is blootstelling aan een toxisch gas het bepalende scenario. Hierbij biedt 'schuilen' de beste wijze van zelfredzaamheid. Ramen en deuren moeten eenvoudig kunnen worden gesloten en (mechanische) ventilatiesystemen moeten worden uitgeschakeld in het geval van een incident.
Bestrijdbaarheid
Ten aanzien van de bestrijdbaarheid geldt dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten via de Rijksstraatweg, vanuit noordelijke en zuidelijke richting. Nabij het plangebied zijn voldoende opstelplaatsen voor hulpdiensten aanwezig. Een incident met de aardgastransportleiding (fakkelbrand) zal voor de brandweer moeilijk te bestrijden zijn, vooral omdat de lekkage van de leiding door de Gasunie verholpen moet worden. Vanwege de ruime afstand tot het spoor en het projectgebied is de bestrijdbaarheid op de planlocatie niet van toepassing. De bestrijding vindt plaats bij de bron, op ruime afstand van het plangebied.
Maatregelen
Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om de zelfredzaamheid te vergroten. Het gaat hierbij enerzijds om bouwkundige maatregelen en anderzijds om het zorg dragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de aanwezigheid van de verschillende risicobronnen in de omgeving geen belemmeringen opleveren voor de beoogde ontwikkeling. Daarnaast is de zelfredzaamheid en bereikbaarheid van het plangebied goed en zijn er tevens verschillende maatregelen mogelijk om de zelfredzaamheid te vergroten. Het aspect externe veiligheid staat de boogde ontwikkeling niet in de weg.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
- defensie brandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
Onderzoek en conclusie
In de paragraaf 'Externe veiligheid' is ingegaan op de aanwezige aardgasleidingen in en nabij het plangebied. De aardgastransportleiding en belemmeringenstrook is voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Verder zijn er geen planologische relevante leidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig in en nabij het plangebied. Er wordt geconcludeerd dat het aspect relevante leidingen de uitvoering van de beoogde ontwikkeling niet belemmert.
4.11 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
Om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen is door AT MilieuAdvies B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Vanwege de aanwezigheid van diverse asbesthoudende materialen en een slakkenfundering op de locatie is door AT MilieuAdvies B.V. tevens een indicatief asbestonderzoek in de bodem uitgevoerd. Het gecombineerde onderzoek is opgenomen in Bijlage 4.
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er conform de Wet bodembescherming (Wbb) geen aanleiding voor de uitvoering van nader onderzoek of het nemen van saneringsmaatregelen. De aangetoonde licht verhoogde gehalten in grond en grondwater geven geen beperkingen ten aanzien van het huidige gebruik en de voorgenomen herinrichting van de locatie ten behoeve van woningbouw. De aangetoonde sterk verhoogde gehalten aan nikkel in het grondwater ter plaatse van de kassen betreffen naar alle waarschijnlijkheid verhoogde achtergrondwaarden. Dit komt vaker voor in glastuinbouwgebieden. Het bevoegd gezag dient hierover uitsluitstel te geven.
Bij het indicatief asbestonderzoek is op en in de bodem visueel en analytisch geen asbest aangetroffen. Door het aantreffen van een bijmenging aan puin in de bodem onder de betonnen vloer van de schuur van kas 3 dient formeel te worden geadviseerd hier asbestonderzoek in grond uit te voeren middels het graven van inspectiegaten en het verrichten van asbestanalyses. Een bijmenging aan puin kan mogelijk duiden op de aanwezigheid van asbest in de bodem. Echter doordat het sporen puin betreft en deze slechts plaatselijk (boring 48) zijn aangetroffen in een grondlaag met beperkte laagdikte, wordt verondersteld dat een dergelijk asbestonderzoek niet noodzakelijk is. Ook hier dient het bevoegd gezag uitsluitsel over te geven.
4.12 Archeologie En Cultuurhistorie
Toetsingskader
Rijksbeleid
De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag van Malta inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving. De wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten:
- het streven naar behoud in situ van archeologische waarden;
- het tijdig betrekken van de archeologische waarden in de ruimtelijke ordening door het opnemen van harde juridische eisen in bestemmingsplannen;
- de verstoorder betaalt voor het onderzoek en de documentatie van archeologische waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk archeologiebeleid is op 13 januari 2014 vastgesteld door de gemeenteraad. Op de bijbehorende archeologische beleidsadvieskaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone (VAW). Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is. Zie figuur 4.5 voor een uitsnede van de archeologische beleidsadvieskaart.
Figuur 4.5 Uitsnede beleidsadvieskaart (rode contour betreft het plangebied)
Onderzoek
Ter plaatse van het plangebied geldt op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid de verwachtingszone VAW 4. Bij ontwikkelingen in deze zone geldt bij bodemingrepen dieper dan 50 cm beneden maaiveld en een plangebied groter dan 2.500 m2 een vrijstelling van archeologisch onderzoek. De beoogde ontwikkeling voorziet niet in meer dan 2.500 m² aan bebouwing. Daarmee is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Overeenkomstig het archeologiebeleid wordt wel een zogenoemde dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische lage verwachting' opgenomen.
Cultuurhistorie
De kassen en woonbebouwing in het plangebied hebben geen cultuurhistorische waarde. In de nabije omgeving is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig (zie figuur 4.6). Er zijn om die reden geen cultuurhistorische belangen in het geding.
Figuur 4.6 Uitsnede kaart Cultuur historische atlas, plangebied binnen rode cirkel (bron: Provincie Zuid-Holland)
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.13 Eindconclusie
Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe de juridische regeling is vormgegeven.
5.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan na realisatie van de ontwikkeling een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling.
De planopzet biedt flexibiliteit voor de beoogde herinrichting en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de gebruikers van de aangrenzende gebieden. De in het plan vastgelegde omvang van de diverse functies is vastgelegd op de verbeelding en in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.
Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De regeling is tevens afgestemd op het gemeentelijk handboek voor bestemmingsplannen en het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied Sandelingen-Ambacht'.
5.2 Opbouw Regels
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
5.3 De Bestemmingen
Agrarisch
De agrarische gronden die geen onderdeel uitmaken van de woonpercelen worden wederom voorzien van de huidige bestemming 'Agrarisch'. Hierbinnen zijn maar beperkt bouwmogelijkheden opgenomen. Op deze gronden is ook weidegang toegelaten.
Tuin
Op de gronden waar erfbebouwing niet wenselijk is, om de openheid te behouden, is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Dit betreffen hoofdzakelijk de aanwezige voor- en zijtuinen. Erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
Water
Diverse watergangen die (mede) bepalend zijn voor de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de ontwikkeling zijn specifiek bestemd.
Wonen
De 5 nieuwe woningen en de 2 naar burgerwoningen om te zetten voormalige bedrijfswoningen zijn voorzien van de passende bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming is een bouwvlak toegekend waarbinnen de hoofdgebouwen gerealiseerd moeten worden. De bestemming biedt daarnaast ruimte tot het realiseren van bijbehorende gebouwen, tuinen en erven. Daarnaast zijn er in de regels bepalingen opgenomen ten aanzien van de ligging van de voorgevel, de inhoud en de kapvorm van de woningen. Naast de woonfunctie is beroepsuitoefening aan huis onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Door een koppeling aan de regels zijn de voorwaarden uit het kavelpaspoort tevens van toepassing verklaard.
Leiding - Gas (dubbelbestemming)
De aanwezige gasleiding is voorzien van de passende dubbelbestemming 'Leiding - Gas' overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan.
Waarde - Archeologische lage verwachting (dubbelbestemming)
Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden, is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische lage verwachting' opgenomen. Deze bestemming regelt dat bij nieuwbouw (geen vervangende nieuwbouw) van gebouwen met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en bij graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm nader archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. Indien uit dit onderzoek blijkt, dat ter plaatse geen waarden aanwezig zijn, kunnen de bouwwerkzaamheden alsnog doorgang vinden.
Geluidszone - industrie (gebiedsaanduiding)
Het plangebied valt binnen de geluidzone van industrieterrein Kijfhoek. Binnen deze zone mogen, behoudens de beoogde woningen uit dit plan, geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden opgericht. Hiervoor is de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' opgenomen.
Veiligheidszone - leiding gas (gebiedsaanduiding)
In het plangebied ligt een gasleiding. De 100% letaliteitszones van de buisleiding is aangegeven met de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - leiding gas'.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De uitvoering en kosten van het voornemen berusten volledig bij de initiatiefnemer. Met de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin is geregeld dat de eventuele uitgekeerde (tegemoetkomingen in) planschade door de initiatiefnemer aan de gemeente worden vergoed. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid voldoende verzekerd.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Inspraak en vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 3 september, waarna het gedurende vier weken voor eenieder mogelijk was om een inspraakreactie in te dienen. Deze publicatie heeft plaatsgevonden in de lokale krant De Brug en op de gemeentelijke website. Daarnaast is het plan ook toegestuurd aan de verschillende wettelijke overlegpartners op basis van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. De nota inspraak en overleg is bijgevoegd in Bijlage 7.
6.2.2 Ontwerp
Het ontwerp bestemmingsplan is, op grond van afdeling 3.4 Awb, voor een periode van zes weken ter inzage gelegd en vervolgens, mede naar aanleiding van ingekomen zienswijzen, gewijzigd vastgesteld.
Verwezen wordt naar de Nota zienswijzen en het Raadsbesluit.
Bijlage 1 Kavelpaspoort
Bijlage 2 Svb 'Functiemenging'
Bijlage 2 SvB 'functiemenging'
Bijlage 1 Kavelpaspoort
Bijlage 2 Stikstofonderzoek
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Quickscan flora en fauna
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek En Indicatief Asbestonderzoek Bodem
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek en indicatief asbestonderzoek bodem
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek
Bijlage 6 Qra Buisleiding
Bijlage 7 Nota Van Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 7 Nota van inspraak en vooroverleg
Bijlage 8 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 8 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling