KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Toepassingsbereik
Artikel 2 Begrippen
Artikel 3 Wijze Van Meten
Artikel 4 Doelstelling
Hoofdstuk 2 Regels Over Functies En Activiteiten
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Natuur
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 10 Water
Artikel 11 Woongebied - 1
Artikel 12 Woongebied - 2
Artikel 13 Leiding - Gas
Artikel 14 Leiding - Water 1
Artikel 15 Leiding - Water 2
Artikel 16 Leiding - Water 3
Artikel 17 Waarde - Archeologie Terrein Van Hoge Archeologische Waarde
Artikel 18 Waarde - Archeologie
Artikel 19 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied - 1
Artikel 20 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied - 2
Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Zorgplicht
Artikel 25 Maatwerkvoorschriften
Artikel 26 Slopen
Artikel 27 Kappen Van Een Houtopstand
Artikel 28 Gedoogplicht
Artikel 29 Verboden
Artikel 30 Beleidsregels
Artikel 31 Algemene Bouwregels
Artikel 32 Geboden
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 35 Algemene Procedureregels
Artikel 36 Parkeren
Artikel 37 Geluid
Artikel 38 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 39 Overgangsrecht
Artikel 40 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Introductie Valkenhorst
1.2 Ontwikkeling In Het Kort
1.3 Wat Is Een Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte?
1.4 Hoe Is Het Plangebied Begrensd?
1.5 Welke Bestemmingsplannen Zijn Nu Van Toepassing?
1.6 Hoe Moet Deze Toelichting Gelezen Worden?
1.7 Herstelbesluit
Hoofdstuk 2 Waarom Een Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte?
2.1 Inleiding
2.2 Hoe Is Het 'Reguliere' Bestemmingsplan Verbreed?
2.3 Procedurele Versnelling Beroepsprocedure Met De Crisis- En Herstelwet
Hoofdstuk 3 Wat Is Er Nu In Het Plangebied?
3.1 Hoe Is Het Plangebied Ontstaan?
3.2 Plangebied In Relatie Tot Omgeving
3.3 Wat Zijn De Functionele Kenmerken Van Het Plangebied?
3.4 Infrastructuur En Openbaar Vervoer
3.5 Wat Zijn De Ruimtelijke Kenmerken?
Hoofdstuk 4 Hoe Wordt Valkenhorst Getransformeerd?
4.1 Wat Is De Essentie Van De Transformatie?
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
Hoofdstuk 5 Waar Hebben Wij Rekening Mee Gehouden?
5.1 Beleid
5.2 Planologische- En Milieuaspecten
Hoofdstuk 6 Hoe Wordt Dit Vertaald In Een Bestemmingsplan?
6.1 Leeswijzer Regels
6.2 Leeswijzer Beleidsregels
6.3 Wat Gaan Wij Regelen?
6.4 Hoe Gaan Wij Het Regelen?
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Onderzoek
7.2 Conclusie
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Vooroverleg
8.2 Participatie
8.3 Zienswijzen
8.4 Vaststelling Bestemmingsplan
8.5 Bestuurlijke Besluitvorming Herstelbesluit 6:19 Awb
Hoofdstuk 9 Procedure Bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten / Functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Milieu- En Veiligheidsonderzoek Nieuw Valkenburg
Bijlage 4 Ligging N206
Bijlage 5 Ontwikkelprincipe Groen Woonmilieu
Bijlage 6 Verplichte Onderzoeksgebieden Niet-gesprongen Explosieven
Bijlage 7 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 8 Maatregelen Recreatiedruk
Bijlage 9 Wegdekverharding
Bijlage 10 Bouwvelden Hogere Waarden
Bijlage 11 Overzicht Wijzigingen Herziening
Bijlage 1 Integraal Stedenbouwkundig Raamwerk
Bijlage 2 Stedenbouwkundige Visie Limesbuurt Bpd
Bijlage 3 Kwaliteitsboek
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Onderzoek Bedrijven En Milieuzonering En Externe Veiligheid
Bijlage 6 Bodemonderzoek
Bijlage 7 Cultuurhistorische Analyse
Bijlage 8 Natuurtoets
Bijlage 9 Passende Beoordeling En Stikstofonderzoek
Bijlage 10 Retailprogramma Nieuw-valkenburg Katwijk
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 12 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 13 Rapportage Vooronderzoek Explosieven 2021
Bijlage 14 Vooronderzoek Niet-gesprongen Conventionele Explosieven
Bijlage 15 Probleemanalyse Niet-gesprongen Conventionele Explosieven
Bijlage 16 Bodem- En Wateronderzoek
Bijlage 17 Mer
Bijlage 18 Onderzoek Interne Verkeerstructuur Valkenhorst
Bijlage 19 Verkeersonderzoek Projectlocatie Valkenburg (4cast)
Bijlage 20 Samenvatting En Beantwoording Vooroverlegreacties
Bijlage 21 Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen Chw-bestemmingsplan 'Woongebied Valkenhorst'
Bijlage 22 Aangenomen Amendement
Bijlage 23 Overzicht Wijzigingen Herstelbesluit
Bijlage 24 Zienswijzennota Chw-bestemmingsplan 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'

Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst

Bestemmingsplan - Gemeente Katwijk

Vastgesteld op 18-04-2024 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

  1. 1. Dit plan heeft betrekking op het Chw-bestemmingsplan 'Woongebied Valkenhorst' met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpVLKplv-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen van de gemeente Katwijk.
  2. 2. De regels van het Chw-bestemmingsplan als bedoeld onder a worden herzien zoals aangegeven in bijlage 11 bij de regels van dit plan. Voor het overige blijven de regels van het Chw-bestemmingsplan als bedoeld onder a ongewijzigd van toepassing.
  3. 3. De verbeelding van het Chw-bestemmingsplan als bedoeld onder a blijft ongewijzigd van toepassing.
  4. 4. De wijzigingen in dit plan als bedoeld onder 2 zijn vervat in deze geconsolideerde regeling.

Artikel 2 Begrippen

2.1 plan

het Chw-bestemmingsplan Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst met identificatienummer 'NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01' met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen van de gemeente Katwijk.

2.2 Chw-bestemmingsplan

het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

2.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.5 aanleggen

het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

2.6 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn, en waarvan de activiteiten op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie.

2.7 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

2.8 aan- en uitbouw

een aan het hoofdgebouw gebouwde ruimte, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is, maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap, met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

2.9 aanlegactiviteit

het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2.10 activiteit

handelingen of het nalaten hiervan die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.

2.11 activiteiten of gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder a respectievelijk b respectievelijk c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

onder een activiteit of gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 Wet algemene bepalingen wordt na de inwerkingtreding van de Omgevingswet mede begrepen de onder de werking van de Omgevingswet met de betreffende activiteit vergelijkbare activiteit.

2.12 achtererf

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

2.13 achtergevel

de van de weg af gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

2.14 agrarisch bedrijf

een onderneming in economische zin die overwegend of uitsluitend gericht is op het bedrijfsmatig telen van gewassen (land- of tuinbouwbedrijf) en/of het houden van dieren (veehouderij), dan wel het winnen/produceren van producten door middel van dit telen en geheel of deels gebonden is aan grond en/of opstallen als kassen of schuren als productiemiddelen.

2.15 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

2.16 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

2.17 archeologisch waardevol gebied

terrein dat op de archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Katwijk is aangeduid als gebied met hoge archeologische waarde.

2.18 archeologisch verwachtingsgebied

terrein dat in het plan is aangeduid als gebied met middelhoge tot hoge archeologische verwachting.

2.19 balkon

een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een gebouw behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.

2.20 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.21 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

2.22 bedrijfsmatige kamerverhuur

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging. Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

onder de definitie van bedrijfsmatige kamerverhuur valt niet:

  1. a. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²;
  2. b. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.

2.23 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, uitgezonderd prostitutie, met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

2.24 bestaand gebruik

het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezige of vergunde gebruik van gronden en bebouwing.

2.25 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal tot stand zijn gekomen of legaal tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2.26 bestaande bebouwing

bebouwing die aanwezig of vergund is op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

2.27 bijgebouw

niet voor bewoning bestemd gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

2.28 boom

een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 15 centimeter op 1,30 meter boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam; in afwijking van vorenstaande geldt, indien het een boom in privaat bezit betreft, een dwarsdoorsnede van minimaal 30 centimeter.

2.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

2.30 bouwlaag

een geheel of deels doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping, waarbij de maximale bouwhoogte voor verdiepingen 3 meter bedraagt.

2.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.32 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

2.33 bouwveld

een aaneengesloten verzameling bouwpercelen die een stedenbouwkundige samenhang vertonen en die door wegen en/of groenvoorzieningen en/of watergangen/-partijen worden begrensd.

2.34 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en bedoeld om ter plaatse te functioneren.

2.35 brutovloeroppervlak

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenmuren. Bij gebouwen bestaande uit meerdere bouwlagen wordt per bouwlaag gemeten.

2.36 commerciële voorzieningen

voorzieningen die primair vanuit een winstoogmerk worden geëxploiteerd en gericht zijn op het leveren van producten en/of diensten, waaronder in ieder geval detailhandel wordt verstaan.

2.37 dagrecreatie

recreatieve activiteiten ter ontspanning zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie die in de open lucht plaatsvinden gedurende de periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

2.38 dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter boven de dakvoet is gelegen.

2.39 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

2.40 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.

2.41 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet begrepen: detailhandel in volumineuze goederen, detailhandel in volumineuze goederen in de woonbranche, bouwmarkten, tuincentra, straathandel, sekswinkel, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse, het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit en een afhaalpunt voor een webwinkel.

2.42 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bijvoorbeeld reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, sleutel- en hakkenbars, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

2.43 dove gevel

een bouwkundige constructie die in een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht en die:

  1. a. geen te openen delen bevat en een met in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering ten minste gelijk is aan het verschillen tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB respectievelijk 35 dB, en:
  2. b. alleen bij uitzondering te openen geveldelen bevat, mits die delen niet direct grenzen aan de geluidgevoelige ruimte.

2.44 dunning

velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand.

2.45 eerstelijnsbebouwing

bebouwing die vanaf een bepaalde locatie kan worden beschouwd als de dichtstbijzijnde bebouwing zonder dat er sprake is van tussenliggende bebouwing.

2.46 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling.

2.47 erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

2.48 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

2.49 functiegrens

de grens van een functievlak.

2.50 functievlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.

2.51 fysieke leefomgeving

de fysieke leefomgeving omvat in ieder geval de volgende thema's:

  1. a. bouwwerken;
  2. b. infrastructuur;
  3. c. watersystemen;
  4. d. water;
  5. e. bodem;
  6. f. lucht;
  7. g. landschappen;
  8. h. natuur;
  9. i. cultureel erfgoed;
  10. j. werelderfgoed.

2.52 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

2.53 gebouw met gestapelde woningen

een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht zodanig dat deze boven, dan wel beneden en naast elkaar gerealiseerd zijn.

2.54 gebruik

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

2.55 geluidbelasting

De geluidbelasting zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

2.56 geluidgevoelige gebouwen, objecten, ruimten en terreinen

De gebouwen, objecten, ruimten en terreinen zoals aangewezen in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

2.57 geluidluwe buitenruimte

Een buitenruimte bij een woning die als verblijfsgebied dient en aan de geluidluwe zijde gesitueerd is, onder een geluidluwe buitenruimte kan ook een serre of afgesloten balkon worden verstaan mits in die ruimten sprake is van buitenluchtcondities.

2.58 geluidscherm

bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dienst doet als geluidwerende voorziening in de vorm van bijvoorbeeld een scherm of wal.

2.59 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

2.60 gemeentelijk monument

beschermde of te beschermen vervaardigde zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, dat valt onder de bescherming van de verordening gericht op de bescherming van erfgoed van de gemeente Katwijk zoals die geldt op het moment van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

2.61 grondgebonden woning

een woning die rechtstreeks toegankelijk is vanaf de openbare weg en waarvan minimaal één bouwlaag (deels) aansluit op het maaiveld met dien verstande dat slechts sprake is van grondgebonden woningen als deze voor, achter en/of naast elkaar en niet boven elkaar staan.

2.62 haagbeplanting

aaneengesloten beplanting in een specifieke vorm geschoren, niet hoger dan 3,50 meter vanaf het maaiveld.

2.63 hakhout

een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

2.64 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel, gelet op die functie het belangrijkst is.

2.65 (hoofd)waterstructuur

het geheel van werken van openbaar belang bedoeld om goede waterhuishouding en goede waterveiligheid te borgen, waarbij de hoofdwaterstructuur bestaat uit de belangrijkste watergangen en -lichamen in het plangebied en die watergangen en -lichamen essentieel zijn voor het functioneren van de waterhuishouding.

2.66 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een onderscheid gemaakt tussen lichte horeca, middelzware horeca en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m g genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

lichte horeca (categorie 1):

  1. a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, coffeeshop, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
  2. b. restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  3. c. daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;

middelzware horeca (categorie 2):

  1. d. bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
  2. e. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  3. f. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  4. g. pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie;

zware horeca (categorie 3):

  1. h. discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare activiteiten.

2.67 houtopstand

hakhout, een houtwal dan wel een of meer bomen.

2.68 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

2.69 invloedssfeer

de invloedssfeer omvat het gebied waarbinnen onderzoek naar NGE door de (geplande) ingreep en daaruit resulterende werken in de toekomst niet zonder meer mogelijk is en/of de geplande werkzaamheden zulke trillingen (hoger dan 1 meter/sec2) veroorzaken dat een kans op spontane detonatie aanwezig is.

2.70 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

2.71 kleinschalige detailhandelsactiviteiten

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met een maximaal brutovloeroppervlak van 250 m2 per vestiging.

2.72 kleinschalige horeca-acitiviteiten

bedrijfsmatige activiteiten gericht op het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, zonder de exploitatie van zaalaccommodaties en/of het verstrekken van recreatief nachtverblijf met een maximaal brutovloeroppervlak van 250 m2 per vestiging.

2.73 kwaliteitsboek

Een document dat uitgangspunten voor de beeldkwaliteitseisen en voor de inrichting van de openbare ruimte van Woongebied Valkenhorst bevat.

2.74 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

2.75 maaiveld

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft.

2.76 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening.

2.77 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

2.78 NGE

niet-gesprongen explosieven.

2.79 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, transformatorstations niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor de opwekking alsmede het transport van warmte en koude.

2.80 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

2.81 ondergeschikte horeca

het verstrekken van (kleine) eetwaren en/of (alcoholische) dranken tegen betaling, die verwant maar ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit, waarbij onderstaande criteria van toepassing zijn:

  1. a. de horeca-activiteit mag uitsluitend in samenhang met en ondersteunend aan de hoofdactiviteit plaatsvinden met een maximaal vloeroppervlak van 30% van het totale vloeroppervlak van de bebouwing;
  2. b. de toegang tot de horeca-activiteit is dezelfde toegang van de hoofdactiviteit; er is dus geen aparte ingang of openingstijden voor het horecagedeelte;
  3. c. de ondersteunende horecavoorziening dient tijdens openingsuren (of korter) van de hoofdactiviteit openbaar toegankelijk te zijn, verhuur of ter beschikking stellen aan derden tijdens en buiten openingstijden voor al dan niet besloten feesten en partijen en dergelijke is niet toegestaan.

2.82 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

2.83 ondergrondse infrastructuur

onder maaiveld gelegen kabels en leidingen bedoeld voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, dan wel bedoeld voor het transport van energie of informatie.

2.84 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

2.85 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

2.86 overkluizing

een civieltechnisch kunstwerk, waarmee een weg een andere weg, een plein of een waterloop (kruiselings) overwelft.

2.87 Parkeerbeleid

de Nota Parkeernormen 2020 van de gemeente Katwijk en iedere vastgestelde opvolger die ervoor in de plaats komt.

2.88 parkeergarage

een al dan niet (deels) ondergronds gelegen ruimte geheel of gedeeltelijk overdekt voor de stalling van voertuigen alsmede voor bergingen.

2.89 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

2.90 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang niet onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan, buiten beschouwing blijven;
  4. d. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan, buiten beschouwing blijven;
  5. e. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een brug, overkluizing, viaduct of ander kunstwerk: de bovenkant van het brugdek dan wel kunstwerk;
  6. f. indien op of bij het water gebouwd wordt: het ter plaatse aan te houden waterpeil.

2.91 prostitué(e)

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

2.92 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen thuisprostitutie.

2.93 rijksmonument

beschermde of te beschermen door mensen gemaakte waarden die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die zijn ingeschreven in het rijksmonumentenregister zoals bedoeld in de Erfgoedwet.

2.94 risicovolle inrichting

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

2.95 RPAS

afkorting van Remotely Piloted Aircraft Systems. Luchtvaartuigen waarbij de besturing op afstand plaatsvindt en/of waarbij de besturing van het luchtvaartuig plaats kan vinden zonder menselijke interventie.

2.96 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

2.97 sensorbased bedrijvigheid

het gehele cluster van bedrijvigheid gericht op:

  • het ontwikkelen, testen, bewerken, demonsteren, produceren op kleine schaal, herstellen, installeren of inzamelen van RPAS, Unmanned Systems en sensorbased toepassingen inclusief de aanverwante systemen, dienstverlening en toepassingen in zowel hard- als software;
  • de verhuur, opslag en distributie van RPAS, Unmanned Systems en sensorbased toepassingen inclusief aanverwante payloads (vracht, installaties en/of andere technische toepassingen);
  • praktijkonderwijs rondom RPAS, Unmanned Systems en sensorbased toepassingen.

2.98 sensorbased technologie

de inzet van een apparaat, module, machine of subsysteem dat tot doel heeft gebeurtenissen of veranderingen in zijn omgeving te detecteren en deze informatie op te slaan, te verzenden of te gebruiken om andere toepassingen aan te sturen of om processen op te starten.

2.99 sociale woningbouw

huur- of koopwoningen gericht op doelgroepen met een geringe financiële draagkracht, waarop de prijsstelling c.q. woonlasten van deze woningen is afgestemd. Voor Katwijk geldt dat ten aanzien van het beleid en de toedeling van woningen de Regionale woonagenda en de Verordening doelgroepen woningbouw Katwijk.

2.100 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

2.101 stedenbouwkundig raamwerk

een plan waarin de hoofdstructuren voor water, groen en verkeer zijn vastgelegd en waarmee kaders gesteld worden aan de nadere stedenbouwkundige uitwerking van de (deel)gebieden.

2.102 stikstofemitterende installaties

installaties die stikstof en/of stikstofhoudende gassen uitstoten naar de buitenlucht zoals gasgestookte verwarmings- of kookinstallaties, open haarden of pelletkachels.

2.103 thuisprostitutie

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

2.104 tuin

gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen, toegangspaden, etc.

2.105 top wonen milieu

een geografisch en stedenbouwkundig onderling samenhangend én verbonden groen woongebied, waarin een exclusieve woonfunctie in het hogere segment, met hoogwaardige en bij het gebied passende beeldkwaliteit van de bebouwing en openbare ruimte, is opgenomen. Dit woonmilieu kan verweven worden met de groene rand van het gebied en/of met één of meer sterk bepalende landschappelijke elementen.

2.106 unmanned systems

(gebruik van) systemen waarbij de besturing op afstand plaatsvindt en/of waarbij de besturing van het systeem plaats kan vinden zonder menselijke interventie.

2.107 verharding

gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede materialen waarbij sprake is van een massieve toplaag zoals asfalt, beton, of een slecht doorlatende toplaag in de vorm van verhardingen van al dan niet gebonden elementen zoals tegels, klinkers en grind.

2.108 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

2.109 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

2.110 voortuin

de tuin voor de voorgevelrooilijn van een bijbehorende woning.

2.111 waterpeil

de maximale hoogte van de waterspiegel van oppervlaktewater, uitgaande van de vastgestelde hoogte van het winterpeil in de legger van Hoogheemraadschap van Rijnland.

2.112 waterstaatkundige werken

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

2.113 wonen

het houden van hoofdverblijf of het gehuisvest zijn in een woning.

2.114 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden alsmede voor niet bedrijfsmatige kamerverhuur zoals bedoeld in artikel 2.22; onder woning dan wel wooneenheid wordt mede een zorgwoning begrepen.

2.115 zorgwoning

woning bestemd voor doelgroepen, zoals ouderen en personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24-uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum, met dien verstande dat de woning daar geen deel van uitmaakt.

Artikel 3 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

3.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (bouw)perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

3.2 de bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

3.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.4 De gebruiksoppervlakte van een bouwwerk

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

3.5 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

3.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

3.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Ter verduidelijking: indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

3.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.10 de bruto-vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte volgens NEN 2580, of zoals bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving.

3.11 de oppervlakte

het geheel van bebouwing en bijkomende voorzieningen zoals infrastructuur, gemeten over de totale oppervlakte van bouwwerken en bijkomende voorzieningen.

3.12 de breedte van een watergang

gemeten tussen de beide boveninsteken van een watergang.

Artikel 4 Doelstelling

  1. 1. het bestemmingsplan is met het oog op duurzame ontwikkeling gericht op het in onderlinge samenhang:
    1. a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en
    2. b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.
  2. 2. binnen de randvoorwaarden zoals gesteld onder 1 maakt het bestemmingsplan een flexibele transformatie naar een hoogwaardig woon-, werk- en recreatiegebied mogelijk.

Hoofdstuk 2 Regels Over Functies En Activiteiten

Artikel 5 Gemengd

5.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Gemengd' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  1. a. wonen in woningen;
  2. b. activiteiten gericht op maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. kleinschalige detailhandelsactiviteiten en kleinschalige horeca-activiteiten;
  4. d. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven;
  5. e. bedrijfsactiviteiten;
  6. f. onderzoek naar cultuurhistorisch waardevolle objecten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie -1';
  7. g. activiteiten gericht op aanleg, onderhoud en beheer van:
    1. 1. groen;
    2. 2. dagrecreatie en sport;
    3. 3. ondergrondse infrastructuur;
    4. 4. water en watergangen;
    5. 5. verkeer en verblijven;
    6. 6. nutsvoorzieningen;
    7. 7. opwekking en distributie van duurzame energie.
  8. h. het bouwen;
  9. i. het slopen;
  10. j. het kappen van een of meer houtopstanden.

5.2 Regels voor functies en activiteiten

5.3 Randvoorwaarden melding

5.4 Voorwaarden activiteit bouwen

Artikel 6 Groen

6.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Groen' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  1. a. activiteiten gericht op aanleg, onderhoud en beheer van groenvoorzieningen;
  2. b. activiteiten gericht op de bouw, het onderhoud en het beheer van nutsvoorzieningen;
  3. c. activiteiten gericht op ondergrondse infrastructuur;
  4. d. activiteiten gericht op aanleg, onderhoud en beheer van water en watergangen;
  5. e. activiteiten gericht op behouden en verbeteren van de waterkwaliteit;
  6. f. activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven;
  7. g. activiteiten die verband houden met de opwekking en distributie van duurzame energie;
  8. h. activiteiten gericht op dagrecreatie en sport;
  9. i. activiteiten gericht op de uitoefening van maatschappelijke voorzieningen;
  10. j. activiteiten gericht op aanleg, onderhoud en beheer van groenvoorzieningen, landschapselementen, water en watergangen alsmede extensief recreatief medegebruik;
  11. k. het aanleggen, waaronder de aanleg van verhardingen;
  12. l. het bouwen;
  13. m. het slopen;
  14. n. het kappen van een of meer houtopstanden;
  15. o. beheer en onderhoud.

6.2 Regels voor functies en activiteiten

6.3 Randvoorwaarden melding

6.4 Voorwaarden activiteiten bouw

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende voorwaarden:

Artikel 7 Natuur

7.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Natuur' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  1. a. activiteiten gericht op aanleg, onderhoud en beheer van:
    1. 1. bos, struiken en opgaande beplanting;
    2. 2. kruidachtige vegetaties;
    3. 3. water en watergangen;
    4. 4. nutsvoorzieningen;
    5. 5. infrastructuur.
  2. b. activiteiten gericht op behouden en verbeteren van de waterkwaliteit;
  3. c. activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven op voet- en fietspaden;
  4. d. activiteiten gericht op extensief recreatief medegebruik;
  5. e. behoud, ontwikkeling en bescherming van cultuurhistorische waarden van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten.

7.2 Regels voor functies en activiteiten

7.3 Randvoorwaarden melding

Bij het melden dat een activiteit als bedoeld in artikel 7.2.3 aanvangt of verandert, dient aangetoond te zijn dat wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de activiteiten hebben geen negatieve invloed op de chemische en ecologische kwaliteit die relevant is voor de in het water levende flora en fauna;
  2. b. de activiteiten hebben geen negatieve invloed op de leefomstandigheden voor niet-watergebonden flora en fauna;
  3. c. de activiteiten leiden niet tot veranderingen in het grondwaterpeil die negatieve gevolgen hebben voor flora en fauna;
  4. d. de activiteiten leiden niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden.

7.4 Voorwaarden activiteiten bouw

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende voorwaarden:

Artikel 8 Verkeer

8.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Verkeer' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  1. a. activiteiten die verband houden met (boven)lokaal verkeer, waaronder ook openbaar vervoer, met bijbehorende voorzieningen zoals:
    1. 1. straatmeubilair, met dien verstande dat speelvoorzieningen niet zijn toegestaan;
    2. 2. geluidswerende voorzieningen;
    3. 3. nutsvoorzieningen;
    4. 4. kruisingen en kunstwerken, zoals tunnels, viaducten en overbruggingen met bijbehorende voorzieningen zoals landhoofden;
    5. 5. opstelplaatsen voor inzamelmiddelen en -voorzieningen voor afvalstoffen;
    6. 6. parkeervoorzieningen;
    7. 7. groen en water, voor zover dit niet behoort tot een voortuin.
  2. b. activiteiten gericht op aanleg, onderhoud en beheer van:
    1. 1. verhardingen;
    2. 2. nutsvoorzieningen;
    3. 3. ondergrondse infrastructuur;
    4. 4. groen;
    5. 5. water en watergangen;
  3. c. kappen van een of meer houtopstanden;
  4. d. beheer en onderhoud.

8.2 Regels voor functies en activiteiten

8.3 Voorwaarden activiteit bouwen

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  1. a. activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven met bijbehorende voorzieningen zoals:
    1. 1. straatmeubilair, waaronder speelvoorzieningen;
    2. 2. geluidswerende voorzieningen;
    3. 3. nutsvoorzieningen;
    4. 4. kruisingen en kunstwerken, zoals tunnels, viaducten en overbruggingen met bijbehorende voorzieningen zoals landhoofden;
    5. 5. opstelplaatsen voor inzamelmiddelen en -voorzieningen voor afvalstoffen;
    6. 6. verhardingen;
    7. 7. parkeervoorzieningen;
    8. 8. groen en water, voor zover dit niet behoort tot een voortuin.
  2. b. activiteiten gericht op de bouw, het onderhoud en het beheer van nutsvoorzieningen;
  3. c. activiteiten gericht op ondergrondse infrastructuur;
  4. d. onderzoek naar cultuurhistorisch waardevolle objecten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie -1';
  5. e. het aanleggen;
  6. f. het bouwen;
  7. g. het slopen;
  8. h. het kappen van een of meer houtopstanden;
  9. i. beheer en onderhoud.

9.2 Regels voor functies en activiteiten

9.3 Voorwaarden activiteit bouwen

Artikel 10 Water

10.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Water' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  1. a. activiteiten gericht op aanleg, onderhoud en beheer van water en watergangen met bijbehorende kunstwerken en voorzieningen;
  2. b. activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven, waaronder het bevaren van watergangen;
  3. c. het verrichten van activiteiten gericht op dagrecreatie en sport;
  4. d. activiteiten gericht op aanleg, onderhoud en beheer van:
    1. 1. groen;
    2. 2. dagrecreatie en sport;
    3. 3. ondergrondse infrastructuur;
    4. 4. water en watergangen;
    5. 5. verkeer en verblijven;
    6. 6. nutsvoorzieningen;
    7. 7. opwekking en distributie van duurzame energie.
  5. e. onderzoek naar cultuurhistorisch waardevolle objecten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie -1';
  6. f. het slopen;
  7. g. het kappen van een of meer houtopstanden.

10.2 Regels voor functies en activiteiten

10.3 Voorwaarden activiteit bouwen

Artikel 11 Woongebied - 1

11.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Woongebied - 1' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  1. a. wonen in woningen;
  2. b. activiteiten gericht op maatschappelijke en commerciële voorzieningen, al dan niet in combinatie met wonen;
  3. c. activiteiten gericht op maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. kleinschalige detailhandelsactiviteiten en kleinschalige horeca-activiteiten;
  5. e. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. watercompensatie;
  8. h. een bebouwingsvrije zone;
  9. i. behoud, ontwikkeling en bescherming van cultuurhistorische waarden van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten;
  10. j. behoud, ontwikkeling en bescherming van cultuurhistorisch waardevolle objecten anders dan bedoeld onder i;
  11. k. onderzoek naar cultuurhistorisch waardevolle objecten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie -1';
  12. l. activiteiten gericht op aanleg, onderhoud en beheer van:
    1. 1. groen;
    2. 2. dagrecreatie en sport;
    3. 3. ondergrondse infrastructuur;
    4. 4. water en watergangen;
    5. 5. verkeer en verblijven;
    6. 6. nutsvoorzieningen;
    7. 7. opwekking en distributie van duurzame energie.
  13. m. het bouwen;
  14. n. het slopen;
  15. o. het kappen van een of meer houtopstanden.

11.2 Regels voor functies en activiteiten

11.3 Randvoorwaarden melding

11.4 Voorwaarden activiteit bouwen

Artikel 12 Woongebied - 2

12.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Woongebied - 2' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  1. a. wonen in woningen;
  2. b. activiteiten gericht op maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. kleinschalige detailhandelsactiviteiten en kleinschalige horeca-activiteiten;
  4. d. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven;
  5. e. behoud, ontwikkeling en bescherming van cultuurhistorische waarden van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten;
  6. f. activiteiten gericht op aanleg, onderhoud en beheer van:
    1. 1. groen;
    2. 2. dagrecreatie en sport;
    3. 3. ondergrondse infrastructuur;
    4. 4. water en watergangen;
    5. 5. verkeer en verblijven;
    6. 6. nutsvoorzieningen;
    7. 7. opwekking en distributie van duurzame energie.
  7. g. het bouwen;
  8. h. het slopen;
  9. i. het kappen van een of meer houtopstanden.

12.2 Regels voor functies en activiteiten

12.3 Randvoorwaarden melding

12.4 Voorwaarden activiteit bouwen

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Functie en activiteiten

13.2 Regels voor activiteiten

13.3 Verlening omgevingsvergunning

13.4 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.2.3 is niet benodigd voor de volgende functies en/of activiteiten:

  1. a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. b. die het normale onderhoud ten aanzien van de hogedrukaardgastransportleiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de andere door deze regels toegelaten functies en activiteiten betreffen;
  3. c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  4. d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 14 Leiding - Water 1

14.1 Functie en activiteiten

14.2 Regels voor activiteiten

14.3 Verlening omgevingsvergunning

Ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.2.2 en artikel 14.2.3 gelden de volgende regels:

  1. a. een omgevingsvergunning kan uitsluitend verleend worden indien de betreffende functies en/of activiteiten de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  2. b. alvorens te beslissen over de aanvraag van een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen functies en/of activiteiten de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

14.4 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.2.2 en artikel 14.2.3 is niet benodigd voor de volgende functies en/of activiteiten:

  1. a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de andere door deze regels toegelaten functies en activiteiten betreffen;
  3. c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  4. d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 15 Leiding - Water 2

15.1 Functie en activiteiten

15.2 Regels voor activiteiten

15.3 Verlening omgevingsvergunning

Ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.2.2 en artikel 15.2.3 gelden de volgende regels:

  1. a. een omgevingsvergunning kan uitsluitend verleend worden indien de betreffende functies en/of activiteiten de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  2. b. alvorens te beslissen over de aanvraag van een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen functies en/of activiteiten de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

15.4 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.2.2 en artikel 15.2.3 is niet benodigd voor de volgende functies en/of activiteiten:

  1. a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de andere door deze regels toegelaten functies en activiteiten betreffen;
  3. c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  4. d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 16 Leiding - Water 3

16.1 Functie en activiteiten

16.2 Regels voor activiteiten

16.3 Verlening omgevingsvergunning

Ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.2.2 en artikel 16.2.3 gelden de volgende regels:

  1. a. een omgevingsvergunning kan uitsluitend verleend worden indien de betreffende functies en/of activiteiten de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  2. b. alvorens te beslissen over de aanvraag van een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen functies en/of activiteiten de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

16.4 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.2.2 en artikel 16.2.3 is niet benodigd voor de volgende functies en/of activiteiten:

  1. a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de andere door deze regels toegelaten functies en activiteiten betreffen;
  3. c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  4. d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 17 Waarde - Archeologie Terrein Van Hoge Archeologische Waarde

17.1 Functies en activiteiten

17.2 Regels voor activiteiten

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Functies en activiteiten

18.2 Regels voor activiteiten

Artikel 19 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied - 1

19.1 Functies en activiteiten

19.2 Regels voor activiteiten

Artikel 20 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied - 2

20.1 Functies en activiteiten

20.2 Regels voor activiteiten

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

21.1 Functies en activiteiten

21.2 Regels voor activiteiten

21.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de bepalingen van deze regels omtrent de volgende onderwerpen:

  1. a. de inrichting van het terrein;
  2. b. de landschappelijke inpassing van gebouwen in relatie tot de cultuurhistorische waarden.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Functies en activiteiten

22.2 Regels voor activiteiten

22.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de bepalingen van deze regels omtrent de volgende onderwerpen, indien na afweging van de in het geding zijnde belangen, zoals landschappelijke, natuurwetenschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, stedenbouwkundige, verkeersbelangen en belangen die direct of indirect te maken hebben met de plan- doelstellingen of de bijzonder waarden van een gebied, het stellen van de hieronder genoemde eisen ten aanzien van de bebouwing redelijk gewenst of noodzakelijk is. Nadere eisen kunnen concreet worden gesteld ten aanzien van de terreininrichting en landschappelijke inpassing van de diverse functies binnen het plangebied.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Zorgplicht

  1. a. eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, is verplicht:
    1. 1. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
    2. 2. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken;
    3. 3. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd.
  2. b. aan de verplichtingen, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval voldaan, voor zover in het bestemmingsplan of een beleidsregel of een andere gemeentelijke verordening specifieke regels zijn gesteld met het oog op de leefomgeving, en die regels worden nageleefd.

Artikel 25 Maatwerkvoorschriften

25.1 Algemeen

Het college van burgemeester en wethouders kan met het oog op de doelstelling zoals genoemd in artikel 4 en de zorgplicht zoals genoemd in artikel 24, maatwerkvoorschriften stellen voor de activiteiten genoemd in artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels ter verbetering van de sociale veiligheid, en/of de gezondheid en/of de verkeersveiligheid, waarbij het relevante gemeentelijke beleid wordt betrokken.

25.2 Herplant na kappen van een houtopstand

Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 27.2 de voorwaarde verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag gestelde voorschriften moet worden herplant.

Artikel 26 Slopen

26.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het het slopen van bestaande bebouwing, ongeacht of dit plaatsvindt in het kader van bouwen, gebruiken en/of aanleggen, zoals bedoeld in artikel 5.2.4, 6.2.4, 7.2.4, 8.2.3, 9.2.3, 10.2.3, 11.2.4 en/of 12.2.4.

26.2 Sloopverbod

Ten aanzien van het slopen van bestaande bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. het slopen van bestaande bebouwing die aangewezen is als rijksmonument of gemeentelijk monument, dan wel het zodanig veranderen van het uiterlijk van die bestaande bebouwing dat een aantasting ontstaat van het bestaande gevelbeeld/aanzicht, is slechts toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag;
  2. b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning afwijkend of anderszins worden uitgevoerd.

Artikel 27 Kappen Van Een Houtopstand

27.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het het kappen van een houtopstand, ongeacht of dit plaatsvindt in het kader van bouwen, gebruiken en/of aanleggen, zoals bedoeld in artikel 5.2.4, 6.2.4, 7.2.4, 8.2.3, 9.2.3, 10.2.3, 11.2.4 en/of 12.2.4.

27.2 Kapverbod

Het vellen of het doen vellen van een houtopstand is slechts toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

27.3 Uitzonderingen op het kapverbod

Het verbod zoals bedoeld in artikel 27.2 is niet van toepassing op:

  1. a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
  2. b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
  3. c. fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
  4. d. kweekgoed;
  5. e. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
  6. f. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom zoals vastgesteld ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder a van de Wet natuurbescherming, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
    1. 1. ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; ofwel
    2. 2. bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totaal aantal rijen.
  7. g. houtopstand die moet worden geveld krachtens de plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of op last van het bevoegd gezag;
  8. h. houtopstand bestaande uit de conifeer Cupresocyparis leylandii;
  9. i. haagbeplanting.

27.4 Weigeringsgronden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 27.2 kan door het bevoegd gezag worden geweigerd op grond van:

  1. a. de volksgezondheid;
  2. b. de bescherming van het milieu;
  3. c. registratie door het bevoegd gezag als waardevolle of monumentale boom;
  4. d. de houtopstand is onderdeel van de hoofdgroenstructuur;
  5. e. de natuurwaarde van de houtopstand;
  6. f. de landschappelijke en beeldbepalende waarde van de houtopstand;
  7. g. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  8. h. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
  9. i. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

Artikel 28 Gedoogplicht

28.1 Onderhoud voorzieningen

De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer, de waterhuishouding of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd op of aan het bouwwerk.

28.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 28.1 geldt niet voor de gronden met de functie 'Leiding - Gas'.

Artikel 29 Verboden

29.1 Verboden gebruik

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de toegelaten functies en activiteiten. Onder verboden gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van onbebouwde gronden:
    1. 1. als staan- of ligplaats van onderkomens;
    2. 2. als staanplaats van voertuigen waarin (ambulante) detailhandel plaatsvindt;
    3. 3. als kampeer- of caravanterrein;
    4. 4. als opslag-, stort, of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
    5. 5. ten behoeve van lawaaisporten.
  2. b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
    1. 1. een seksinrichting;
    2. 2. bedrijfsmatige opslag van vuurwerk.
  3. c. het permanent of tijdelijk bewonen van bijgebouwen, anders dan voor mantelzorg;
  4. d. het in gebruik nemen van (delen van) een woning voor bedrijfsmatige kamerverhuur;
  5. e. het gebruiken en/of het laten gebruiken van gronden en de daarop aanwezige bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting;
  6. f. het gebruik van voortuinen op een zodanige manier dat meer dan 30% van de oppervlakte van een voortuin met een minimale oppervlakte van 20 m2 uit verharding bestaat.

29.2 Uitzondering

Het verbod zoals bedoeld in artikel 29.1 is niet van toepassing op gebruik dat verband houdt met de op gronden toegelaten functies en activiteiten zoals bepaald in hoofdstuk 2 van deze regels.

29.3 Verbod in NGE-verdachte gebieden

Ten aanzien van het uitvoeren van bouwactiviteiten en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op gronden die verdacht zijn op het aantreffen van NGE gelden de volgende regels:

  1. a. het is verboden om werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op de gronden die verdacht zijn op het aantreffen van niet-gesprongen explosieven zoals aangeduid in bijlage 6 met naam 'Verplichteonderzoeksgebieden niet-gesprongen explosieven';
  2. b. in aanvulling op het bepaalde onder a is het verboden om werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren in gebieden die tot de invloedssfeer van de onder a bedoelde gronden gerekend worden;
  3. c. het is verboden om op de gronden die verdacht zijn op het aantreffen van niet-gesprongen explosieven zoals aangeduid in bijlage 6 met naam 'Verplichte onderzoeksgebieden niet-gesprongen explosieven' werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren;
  4. d. in aanvulling op het bepaalde onder c is het verboden om werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren in de invloedssfeer van de onder a bedoelde gronden.

29.4 Afwijking verbod in NGE-verdachte gebieden

In afwijking van het bepaalde in artikel 29.3 is het bouwen en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op gronden die verdacht zijn op het aantreffen van niet-gesprongen explosieven zoals aangeduid in bijlage 6 met naam 'Verplichte onderzoeksgebieden niet-gesprongen explosieven' en aangrenzende bouwvelden toegestaan indien:

  1. a. bij een aanvraag om een omgevingsvergunning de initiatiefnemer aan de hand van onderzoek naar niet gesprongen explosieven in de vorm van detectieonderzoek of benadering kan aantonen dat op of in het te ontwikkelen gebied alsmede in een radius van 500 meter rondom dat gebied geen niet-gesprongen explosieven aanwezig (meer) zijn. Van dit explosievenonderzoek moet een Proces Verbaal van Oplevering (PVO) aan de gemeente ter goedkeuring worden overgelegd, alvorens met de werkzaamheden kan worden aangevangen;
  2. b. het gestelde in artikel 29.4 onder a geldt eveneens voor initiatieven waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is. Hierbij valt te denken aan graafwerkzaamheden, het plaatsen van bovengrondse obstakels die deels in de bodem komen (lantaarnpalen, schuttingen, etc. etc.), het aanleggen van bodemenergiesystemen, etc.;
  3. c. voor de uitvoering van de explosievenonderzoeken moet conform de WS-CS-OCE een Projectplan worden opgesteld dat ter goedkeuring aan de gemeente wordt overgelegd. Het onderzoek mag pas na schriftelijke goedkeuring van de gemeente plaatsvinden.

29.5 Gebruik eerder onderzoek

Ten aanzien van de onderzoeken zoals genoemd in artikel 29.4 geldt dat het bevoegd gezag kan besluiten dat een onderzoek naar niet gesprongen explosieven niet overgelegd hoeft te worden als op basis van eerder onderzoek aannemelijk is dat er geen niet gesprongen explosieven meer aanwezig zijn in het te ontwikkelen gebied alsmede in een radius van 500 meter rondom dat gebied.

29.6 Verbod woningbouw bij in werking hebben stikstofemitterende installaties

Het is verboden om in de functies 'Gemengd', 'Woongebied - 1' en/of 'Woongebied - 2' woningen te bouwen ten behoeve van de in artikel 5.1, onder a en/of artikel 12.1, onder a toegelaten activiteiten tot het moment dat het gebruik van stikstofemitterende installaties ten behoeve van de bestaande bebouwing in de functie 'Gemengd' als bedoeld in artikel 5.1 onder e, permanent gestaakt is, met dien verstande dat dit verbod in werking treedt na de bouw van 4.100 woningen van het totale aantal woningen als bedoeld in artikel 5.2.1, onder b, artikel 11.2.1, onder b en 12.2.1, onder b.

29.7 Verbod gebruiken gebouwen met stikstofemitterende installaties

Het is verboden om in de functies 'Gemengd', 'Woongebied - 1' en/of 'Woongebied - 2' stikstofemitterende installaties ten behoeve van bestaande bebouwing conform artikel 5.1, 11.1 en/of artikel 12.1 te bouwen en/of te gebruiken vanaf het moment dat de gronden in deze functies bouwrijp worden gemaakt.

29.8 Verbod bouw meer dan 500 woningen per jaar

Het is verboden meer dan 500 woningen per kalenderjaar te bouwen.

29.9 Verbod bouwrijp maken van gronden voor, bouwen van en gebruiken van woningen

Artikel 30 Beleidsregels

30.1 Beoordeling beleidsregels

Bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikelen 5, 6, 8, 9, 10, 11 en/of 12 van dit plan, en voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c of artikel 2.12 eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, maakt de bij de (rand)voorwaarden genoemde beleidsregel onderdeel uit van het beoordelingskader.

30.2 Relevante beleidsregels

Tot de beleidsregels, zoals bedoeld in artikel 30.1, behoren de bij dit bestemmingsplan behorende beleidsregels zoals vervat in de beleidsregel 'Beeldkwaliteit', beleidsregel 'Inrichting openbare ruimte', beleidsregel 'Duurzaamheid' en/of de beleidsregel 'Evenwichtig woningaanbod' die onderdeel uitmaken van de 'Beleidsregels (herziening) Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'.

30.3 Bevoegd gezag

  1. a. De beleidsregels 'Beeldkwaliteit' en 'Inrichting openbare ruimte' die onderdeel uitmaken van de 'Beleidsregels (herziening) Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' kunnen na de vaststelling van dit plan uitsluitend door de gemeenteraad worden gewijzigd, ingetrokken of herzien.
  2. b. De beleidsregels 'Duurzaamheid' en 'Evenwichtig woningaanbod' die onderdeel uitmaken van de 'Beleidsregels (herziening) Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' kunnen na de vaststelling van dit plan uitsluitend door het college van burgemeester en wethouders worden gewijzigd, ingetrokken of herzien.

Artikel 31 Algemene Bouwregels

31.1 Overschrijding functiegrenzen

Functiegrenzen mogen worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's, overstekken, luifels en afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt, met dien verstande dat:

  1. a. voor stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, luifels, afdaken en overstekken overschrijding over de volledige gevelbreedte is toegestaan;
  2. b. voor andere overschrijdingen dan bedoeld onder a geldt dat zij maximaal 50% van de gevelbreedte mogen beslaan;
  3. c. waar de in de aanhef genoemde elementen onderdeel zijn van een kwetsbaar object, zij niet toegelaten zijn op gronden met de functie 'Leiding - Gas'.

31.2 Ondergronds bouwen

Artikel 32 Geboden

32.1 Voorwaardelijke verplichting ecologische waarden

Bij het beginnen of veranderen van activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a en b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht moet aangetoond worden dat de ecologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

32.2 Voorwaardelijke verplichting uitvoering maatregelen recreatiedruk

  1. 1. Tot een met de functies 'Gemengd', 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2' strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig die in artikelen 4.1, sub a, 11.1, sub a en 12.1, sub a toegelaten activiteiten, tenzij op dat moment de van toepassing zijnde maatregelen zoals vervat in het document 'Maatregelen recreatiedruk' dat als bijlage 8 onderdeel uitmaakt van deze regels uitgevoerd zijn en in stand worden gehouden.
  2. 2. In afwijking van het bepaalde onder 1 mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikelen 5.1 sub a, 11.1 sub a en 12.1 sub a toegelaten activiteiten gebruikt worden onder de voorwaarde dat in het plangebied van dit bestemmingsplan een tijdelijk wandelpad zoals bedoeld onder 2 in het document 'Maatregelen recreatiedruk' dat als bijlage 8 onderdeel uitmaakt van deze regels aangelegd wordt dat voldoet aan de van toepassing zijnde voorwaarden zoals vervat in de eerdergenoemde bijlage 8.

32.3 Voorwaardelijke verplichting bodemkwaliteit

Tot een met de functies 'Gemengd', 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2' strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig die in artikel 5.1, 11.1 en 12.1 toegelaten functies en activiteiten zonder dat door middel van (nader) onderzoek is vast komen te staan dat de bodemkwaliteit voldoet aan de beoogde functie dan wel zonder het uitvoeren van de noodzakelijke (sanerings)maatregelen om te kunnen voldoen aan de vereiste bodemkwaliteit ten aanzien van de beoogde functie (wonen).

32.4 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie 1

In het plangebied op gronden met de aanduiding 'overige zone - watercompensatie' dient ten minste 15% van de toename van het verhard oppervlak uit nieuw oppervlaktewater te bestaan waarbij:

  1. a. voor de gronden in de functie 'Woongebied - 1' voldaan moet worden aan het bepaalde in artikel 11.2.1 onder m;
  2. b. bestaand oppervlaktewater moet behouden blijven;
  3. c. als niet voldaan kan worden aan het bepaalde in sub b, moeten dempingen van bestaand oppervlaktewater een-op-een gecompenseerd worden in hetzelfde peilgebied;
  4. d. er geen ontoelaatbare peilstijgingen plaatsenvinden;
  5. e. compensatie buiten het plangebied op een afstand van maximaal 5 kilometer van de plangrens gerealiseerd moet worden.

32.5 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie 2

In het plangebied dient op alle gronden, anders dan omschreven in artikel 32.4, watercompensatie plaats te vinden in de vorm van de aanleg van minimaal 17 hectare nieuw oppervlaktewater waarbij:

  1. a. voor de gronden in de functie 'Woongebied - 1' voldaan moet worden aan het bepaalde in artikel 11.2.1 onder m;
  2. b. ten aanzien van de gronden in de functies 'Gemengd' en 'Woongebied - 2' de ligging en dimensionering van de (hoofd)waterstructuur uitgewerkt moet worden in de stedenbouwkundige raamwerken zoals bedoeld in artikelen 5.2.1 en 12.2.1, met dien verstande dat het oppervlaktewater evenredig verdeeld moet worden over de te ontwikkelen gebieden;
  3. c. bestaand oppervlaktewater moet behouden blijven;
  4. d. als niet voldaan kan worden aan het bepaalde in sub c, moeten dempingen van bestaand oppervlaktewater een-op-een gecompenseerd worden in hetzelfde peilgebied;
  5. e. er geen ontoelaatbare peilstijgingen plaatsenvinden;
  6. f. compensatie buiten het plangebied op een afstand van maximaal 5 kilometer van de plangrens gerealiseerd moet worden.

32.6 Inrichting openbare ruimte

De inrichting van de openbare ruimte dient te voldoen aan de vigerende Visie Openbare Ruimte Katwijk (VORK) en de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (de DALI/LIOR) zoals deze gelden op het moment van de aanvraag van een omgevingsvergunning.

32.7 Geluidwerende maatregelen

Als verkeersbewegingen op wegen nabij geluidgevoelige gebouwen leiden tot een geluidbelasting op de gevel van deze gebouwen die hoger is dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, moeten daar waar geluidgevoelige gebouwen niet direct langs in de aanhef bedoelde wegen gesitueerd zijn, maatregelen die de geluidbelasting in de overdracht verminderen genomen worden.

32.8 Aanbrengen geluidreducerend asfalt

De deklaag van wegen zoals aangegeven op de kaart 'Wegdekverharding' die als bijlage 9 onderdeel uitmaakt van deze regels en de wegen in de functies 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' moet bestaan uit geluidreducerend asfalt van het type SMA NL5 of een asfalttype met een grotere geluidreductie, met uitzondering van de deklaag ter plaatse van:

  1. a. rotondes;
  2. b. met verkeersregelinstallaties geregelde kruispunten;
  3. c. maximaal de eerste 40 meter deklaag van wegen gerekend vanaf de onder a en b bedoelde rotondes en kruispunten.

32.9 Geluidbelasting

  1. 1. Woningen waarvoor een hogere waarde geldt zoals bedoeld in artikel 37.1.2 mogen pas voor wonen gebruikt worden indien per geluidbron:
    1. a. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan, of
    2. b. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat aan een vastgestelde hogere waarde, zoals bepaald in artikel 37.1.2, wordt voldaan.
  2. 2. Als voldaan is aan het bepaalde in lid 1, sub a, of lid 1, sub b, moet voldaan worden aan de volgende eisen:
    1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - geluidwerende voorziening' een geluidscherm met een minimale hoogte van 2 meter en een maximale hoogte van 4 meter wordt gerealiseerd, mits dit nodig is om te voldoen aan het bepaalde onder a of b;
    2. b. de gevels van de woningen uitgevoerd worden als een dove gevel, met dien verstande dat:
      • dove gevels uitsluitend toegestaan zijn voor de eerstelijnsbebouwing gezien vanaf de N206;
      • indien de geluidbelaste gevels van de eerstelijnsbebouwing langs de N206 uitgevoerd worden als dove gevel, afgeweken mag worden van het bepaalde onder a tot en met c.
    3. c. de gecumuleerde geluidbelasting van het wegverkeer in een woning niet meer dan 33 dB bedraagt, met dien verstande dat bij het bepalen van de gecumuleerde geluidbelasting tevens de geluidbelasting van niet-gezoneerde wegen betrokken wordt;
    4. d. de woning ten minste één gevel heeft met een geluidbelasting die niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidbronnen;
    5. e. ten minste 30% van het aantal verblijfsruimten of ten minste 30% van het totale oppervlak van het verblijfsgebied een geluidluwe gevel heeft;
    6. f. de geluidbelasting in een eventuele geluidluwe buitenruimte niet meer dan 5 dB hoger is dan de geluidbelasting op de geluidluwe gevel;
    7. g. de woningen, voor zover nodig, door de gekozen situering of bouwvorm een akoestisch afschermende functie voor andere woningen of voor andere gebouwen of geluidgevoelige objecten vervullen;
    8. h. met akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat voldaan wordt aan het bepaalde in lid 2, onder a tot en met g.

Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels

33.1 Overige zone - bestaand

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaand' mogen geen nieuwe woningen gebouwd worden.

33.2 Overige zone - zoekgebied testveld

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied testveld' mag tot mei 2028 geen nieuwe bebouwing opgericht worden teneinde ruimte vrij te waren voor een testveld met een maximale omvang van 500 bij 500 meter ten behoeve van activiteiten gericht op het uitoefenen van onderzoek en ontwikkeling van RPAS, sensorbased technologie, unmanned systems, en sensorbased bedrijvigheid, tenzij:

  1. a. een testveld ten behoeve van de in de aanhef genoemde activiteiten elders gerealiseerd is;
  2. b. een definitief testveld ten behoeve van de in de aanhef genoemde activiteiten wordt aangewezen binnen de aanduiding 'overige zone - zoekgebied testveld';
  3. c. uit een evaluatie van de in de aanhef genoemde activiteiten blijkt dat deze activiteiten geen stabiele, duurzame en in de toekomst financieel haalbare ontwikkeling vormen en beëindigd zijn.

Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels

34.1 Afwijkingsmogelijkheden

Mits voldaan wordt aan het bepaalde in 34.2 kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages voor zover deze noodzakelijk zijn voor een correcte technische uitvoering en/of om te voldoen aan wettelijke regelingen tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot:
    1. 1. voor kunstwerken: 40 meter;
    2. 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 meter;
  3. c. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
    2. 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt tot een maximum van 2 meter boven de maximale (bouw)hoogte.
  4. d. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een goothoogte van niet meer dan 4 meter (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en straatmeubilair.

34.2 Voorwaarden voor afwijking

Het afwijken zoals bedoeld in 34.1 is uitsluitend toegestaan als:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het overig bepaalde in deze regels in acht wordt genomen;
  3. c. de belangen van derden niet onevenredig geschaad worden;
  4. d. de afwijking past binnen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving.

Artikel 35 Algemene Procedureregels

35.1 Melding

Ten aanzien van de melding dat een activiteit aanvangt of verandert zoals bedoeld in artikel 5.3, 6.3, 11.3 en/of 12.3 gelden de volgende regels:

  1. a. voorafgaand aan het uitoefenen van een activiteit moet een melding gedaan worden waarbij onderstaande regels in acht genomen moeten worden:
    1. 1. een melding moet ten minste 4 weken voorafgaand aan het uitvoeren of veranderen van de desbetreffende activiteit worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders;
    2. 2. als de melding incompleet of onjuist is dan wel niet voldoet aan de indieningsvereisten zoals bedoeld in artikel 5.3, 6.3, 11.3 en/of 12.3, wordt de melding niet in behandeling genomen.
  2. b. een melding zoals bedoeld onder a wordt door de indiener van de melding ondertekend en bevat tenminste:
    1. 1. een omschrijving van de aard en omvang van de activiteit die zal worden verricht;
    2. 2. een aanduiding, inclusief begrenzing, van de locatie waar de activiteit zal worden verricht;
    3. 3. een beschrijving van de wijze waarop, voor zover vereist, invulling gegeven wordt aan de randvoorwaarden die gelden ten aanzien van de meldingsplichtige activiteit;
    4. 4. de naam en het adres van de indiener van de melding;
    5. 5. de dagtekening.
  3. c. bij het indienen van een melding wordt aangetoond hoe voldaan wordt aan de relevante indieningsvereisten zoals bedoeld in artikel 5.3, 6.3, 11.3 en/of 12.3.

35.2 Aanvraag omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand

Ten aanzien van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de kap van een houtopstand zoals bedoeld in artikel 27 gelden de volgende regels:

  1. a. de vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken;
  2. b. als de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) aan het bevoegd gezag een afschrift heeft gezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 7.1 van de Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

35.3 Beleidsregels

Artikel 36 Parkeren

36.1 Beoordeling Parkeerbeleid

Bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.2, 5.3, 5.4, 6.2, 6.3, 6.4, 11.2, 11.3, 11.4, 12.2, 12.3 en 12.4 van dit plan, en artikel 2.1 eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, maakt het bij de voorwaarden genoemde Parkeerbeleid onderdeel uit van het beoordelingskader.

36.2 bevoegd gezag

Het Parkeerbeleid kan door het college van burgemeester en wethouders worden gewijzigd, ingetrokken of herzien.

Artikel 37 Geluid

37.1 Regels vanwege wegverkeerslawaai

Voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige objecten en functies in de zin van de Wet geluidhinder gelden de volgende regels:

  1. a. voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde dan wel aan de hogere waarden, zoals opgenomen in artikel 37.1.2;
  2. b. wanneer niet kan worden voldaan aan het vereiste, zoals bedoeld onder a, dient de gevel van het gebouw waar sprake is van een te hoge geluidbelasting als dove gevel, dan wel als geluidwerend vlies, te worden uitgevoerd, met dien verstande dat dit uitsluitend van toepassing is op (delen van de) gevel(s) waarachter sprake is van het vestigen van een activiteit welke is aan te merken als gevoelig in de zin van de Wet geluidhinder.

37.2 Regels vanwege industrielawaai

Ten aanzien van industrielawaai gelden de volgende regels:

  1. a. bij aanvraag om een omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen en uitbreiden van een geluidgevoelige objecten zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit milieubeheer, moet aangetoond worden dat voldaan wordt aan de bepalingen ten aanzien van de geluidproductie voor bedrijfsactiviteiten uit afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
  2. b. het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - milieuzone';
  3. c. bij de aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a moet door middel van een akoestisch onderzoek aangetoond worden dat voldaan wordt aan de normen bedoeld onder a. Het bevoegd gezag kan besluiten dat het overgeleggen van een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is als:
    1. 1. op basis van de afstanden tussen een geluidgevoelig object en een geluidbron aannemelijk is dat voldaan wordt aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer;
    2. 2. met akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

37.3 Beoordelingsregels geluid

Bij de oprichten, uitbreiden en veranderen van woningen dient per geluidbron zoals bedoeld in 37.1 en 37.2 voldaan te worden aan de volgende eisen:

  1. a. de geluidbelasting op de gevels van woningen als gevolg van verkeer op 30-km/uurwegen in het plangebied mag niet leiden tot een aantasting van het akoestisch aanvaardbaar leefmilieu;
  2. b. de geluidwering van de gevel wordt berekend op basis van de gecumuleerde geluidbelasting van alle bronnen volgens de Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer.

Artikel 38 Overige Regels

38.1 Samenloopregeling

Waar in dit bestemmingsplan gronden zijn aangewezen voor de functies 'Leiding - Gas', 'Leiding - Water 1', 'Leiding -Water 2', 'Leiding - Water 3', 'Waarde - Archeologie terrein van hoge archeologische waarde', 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied - 1', 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied - 2', 'Waarde -Cultuurhistorie' en/of 'Waterstaat - Waterkering', mogen daar waar deze functies samenvallen op grond van de regels voor de ene functie geen bouwwerken, werken of werkzaamheden worden toegelaten indien deze op grond van de regels van een andere functie niet toelaatbaar zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 39 Overgangsrecht

39.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

39.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in lid 39.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  1. b. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  2. c. het onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

39.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 40 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Chw-bestemmingsplan 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Vervolgens beschrijft dit hoofdstuk wat een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is en wordt ingegaan op de ligging en begrenzing van het plangebied. Daarna gaat dit hoofdstuk in op de bestemmingsplannen die nu van toepassing zijn in het plangebied. Tot slot zet de laatste paragraaf uiteen hoe de resterende delen van deze toelichting opgebouwd zijn.

1.1 Introductie Valkenhorst

Het plangebied voor dit bestemmingsplan, genaamd 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'1, ligt in de gemeente Katwijk, tussen de kernen Katwijk, Leiden en Wassenaar. Het gebied is circa 475 hectare groot en bestaat voor een aanzienlijk deel uit het terrein van het voormalige Marinevliegkamp Valkenburg. Deze vliegbasis is in 2006 gesloten, waardoor kansen voor herontwikkeling zijn ontstaan. Het plangebied waar de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' plaatsvindt is opgenomen op figuur 1.1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0001.png"

Figuur 1.1.1: Luchtfoto van het plangebied

  1. 1. Tijdens de voorbereiding van dit bestemmingsplan is de naam "Nieuw Valkenburg" gebruikt. In week 50 van 2020 is de uitslag van een prijsvraag naar de naam van het plangebied bekend gemaakt en is de naam aangepast. De winnende naam is 'Valkenhorst'. In week 11 van 2021 is de naam gewijzigd tot "Woongebied Valkenhorst". Deze laatste naam is overgenomen in dit bestemmingsplan en de beleidsregels. In diverse achterliggende stukken die voor week 50 van 2020 opgeleverd zijn wordt echter nog de naam "Nieuw Valkenburg" gebruikt. Op dezelfde manier wordt in onderzoeken die voor week 11 van 2021 gesproken over "Valkenhorst". Waar mogelijk wordt deze naam tijdens de verdere planvorming in deze stukken aangepast. Met alle namen wordt op hetzelfde gebied gedoeld: het terrein van het voormalige Marinevliegkamp Valkenburg. In sommige onderzoeken wordt een plangrens gebruikt die op details afwijkt van de plangrens zoals deze opgenomen is in de toelichting. Het gaat hier om afwijkingen op kavelniveau die geen substantiële gevolgen hebben voor de inhoud van de onderzoeken. Tijdens de verdere planvorming wordt de plangrens in deze onderzoeken gewijzigd.

1.2 Ontwikkeling In Het Kort

Het voormalige Marine Vliegkamp Valkenburg en omgeving zullen de komende jaren transformeren naar een internationaal georiënteerd woon-, werk- en recreatiegebied. In totaal wordt de ontwikkeling van maximaal 5.600 woningen in combinatie met de ontwikkeling van bedrijfslocaties en diverse voorzieningen voorzien. De volledige ontwikkeling kan in vier categorieën ingedeeld worden.

De eerste categorie is de woningbouwopgave. Ten tweede wordt er binnen het plangebied invulling gegeven aan een 'werkpark'. Ten derde zijn er initiatieven van derden die een plek zouden kunnen krijgen in het plangebied. De voornaamste is het initiatief voor Unmanned Valley. Er zijn in en rond het plangebied ook meerdere recreatieve initiatieven van derden, waarvan het nodig kan zijn om de impact nader te onderzoeken. Op basis van het onderzoek kan de haalbaarheid van deze initiatieven op basis van milieueffecten bepaald worden. Ten vierde leiden de ontwikkelingen tot een inpassingsopgave voor ruimtelijke functies: voorzieningen en recreatie, infrastructuur, groen en water

Het Rijksvastgoedbedrijf, Bouwfonds Property Development (vanaf hier: BPD) en de gemeente Katwijk werken samen aan deze transformatie. Dit bestemmingsplan gaat over het Katwijkse deel van het voormalige Marine Vliegkamp Valkenburg en omgeving. Het nieuwe woon-, werk- en recreatiegebied heeft als werktitel het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'.

De ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' vindt plaats op een historische locatie: het voormalige Marinevliegkamp Valkenburg. Dit gebied bevat archeologisch erfgoed (waaronder de resten van de Romeinse Limes) en cultuurhistorische elementen, waaronder militair erfgoed. Deze cultuurhistorische waarden bestaan bijvoorbeeld uit (rijks)monumenten en de ruimtelijke opzet van de voormalige vliegbasis waarvan de ruimtelijke structuur van de twee voormalige start- en landingsbanen terugkomen in het stedenbouwkundig raamwerk. Het doel van de ontwikkeling van 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' is om nieuwe (woningbouw)ontwikkeling op een respectvolle manier in te passen in deze historische context. Met andere woorden, archeologisch en cultuurhistorische waardevolle elementen worden in deze ontwikkeling zoveel mogelijk bewaard en waar mogelijk ingepast of als uitgangspunt voor de ontwikkeling van de nieuwe situatie gebruikt. Hoe dit concreet vorm heeft gekregen wordt toegelicht in paragraaf 5.2.4.

1.3 Wat Is Een Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte?

Het bestemmingsplan is in essentie een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte zoals bedoeld in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Door voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op te stellen, wordt geanticipeerd op de Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking treedt en als doel heeft om het omgevingsrecht te herzien. Meer informatie over het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' en de werking van dit bestemmingsplan is opgenomen in hoofdstukken 2 en 6.

1.3.1 Achtergrond

De achtergrond van dit bestemmingsplan bestaat uit de (komst van de) Omgevingswet. De Omgevingswet is een omvangrijke stelselherziening van het omgevingsrecht. Tal van wetten en uitvoeringsregels (Algemene Maatregelen van Bestuur) worden ondergebracht in een wet en vier Algemene Maatregelen van Bestuur. Daarnaast worden er in de Omgevingswet zes kerninstrumenten benoemd. Het omgevingsplan is één van deze zes kerninstrumenten en fungeert onder meer als opvolger van het bestemmingsplan. Het maken van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt kansen om nu al ervaring op te doen met het maken van een omgevingsplan zoals dat onder de Omgevingswet plaats zal vinden. Dit omdat een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte net als een omgevingsplan over de gehele fysieke leefomgeving (zie verder) kan gaan.

Het verschil tussen een 'regulier' bestemmingsplan en een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte bestaat uit de mogelijkheden die een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt om meer te regelen dan uitsluitend zaken die betrekking hebben op een goede ruimtelijke ordening. Waar het 'reguliere' bestemmingsplan namelijk stelt dat alleen zaken geregeld mogen worden die betrekking hebben op een goede ruimtelijke ordening, biedt het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte de mogelijkheid om ook zaken te regelen die ertoe leiden dat er een 'veilige en gezonde fysieke leefomgeving' ontstaat/in stand wordt gehouden. De mogelijkheden die de verbrede reikwijdte biedt en die benut worden in dit bestemmingsplan worden toegelicht in hoofdstuk 2. Daarmee kunnen ook zaken die niet direct ruimtelijk relevant zijn worden geregeld in een bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan kunnen, binnen bepaalde kaders, meer en/of andere onderwerpen geregeld worden dan in een 'regulier' bestemmingsplan. Dit is een van de manieren waarop dit plan invulling geeft aan de eerdergenoemde 'verbrede reikwijdte'.

1.3.2 Aanmelding Crisis- en herstelwet

Het bestemmingsplan betreft een omvangrijk woningbouwprogramma, waarvan een deel pas op termijn uitgewerkt wordt in onder meer een stedenbouwkundig raamwerk. Van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' is bekend dat de locatie ontwikkeld wordt tot een hoogwaardig woon-, werk- en recreatiegebied. Het moment waarop deze ontwikkeling volledig gerealiseerd is en de exacte manier van ontwikkelen zijn echter nog niet (volledig) bekend. Dit brengt een bepaalde mate van onzekerheid met zich mee. Om met deze onzekerheid om te kunnen gaan, is een bestemmingsplan nodig dat het mogelijk maakt om in te spelen op veranderende (externe) omstandigheden. Om een dergelijk bestemmingsplan te kunnen maken, heeft de gemeente Katwijk dit plan als experiment aangemeld onder de Crisis- en herstelwet. De Crisis- en herstelwet (in samenhang met artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet) biedt een aantal experimenteermogelijkheden. Voor dit bestemmingsplan maakt de gemeente gebruik van een aantal van deze experimenteermogelijkheden. Van welke mogelijkheden gebruik is gemaakt en waarom van die mogelijkheden gebruik is gemaakt, hebben wij toegelicht in hoofdstuk 2.

Naast de mogelijkheid om te experimenteren met nieuwe regelgeving in voorbereiding op de Omgevingswet, biedt de Crisis- en herstelwet ook procedurele voordelen met een versnelde doorlooptijd bij de Raad van State (zie ook hoofdstuk 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0002.png"

Figuur 1.2.2.1: Afbakening plangebied uit het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet

1.4 Hoe Is Het Plangebied Begrensd?

Om de herontwikkeling van de Marine Vliegkamp Valkenburg mogelijk te maken, stelt de gemeente Katwijk een bestemmingsplan voor het gebied op. De begrenzing van het plangebied voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' is in onderstaande figuur weergegeven. De locatie betreft het Marine Vliegkamp Valkenburg, globaal begrensd door de N206, Randweg Vliegkamp, het Valkenburgse Meer, de gemeentegrens met Wassenaar en de Grote Watering. In dit gebied worden 5.600 woningen en bijbehorende voorzieningen gerealiseerd.

Voor de begrenzing van het plangebied is waar mogelijk aangesloten bij de grenzen van het provinciaal inpassingsplan (PIP) voor de RijnlandRoute en het ontwerp voor de HOV-baan langs deze provinciale weg. Aan de westzijde van het plangebied volgt de plangrens de gemeentegrens met Wassenaar.

Aan de noordzijde wordt de plangrens gevormd door de Grote Watering. Deze keuze is gemaakt omdat er in het hangaargebied wel ontwikkelingen voorzien zijn en de functies aan de 1e Mientlaan behouden blijven. Het is derhalve niet nodig om de functies aan de 1e Mientlaan in dit bestemmingsplan op te nemen, hier voorzien de stedenbouwkundige raamwerken immers geen ontwikkeling.

Aan de zuidzijde is de plangrens zo gelegd dat de bestaande (agrarische) bedrijfsfuncties buiten het plangebied gelaten worden. Een uitzondering hierop is het erf Zonneveld, hier worden binnen de grenzen van wat mogelijk is op dit cultuurhistorisch waardevolle erf ontwikkelingen voorzien. Om die reden is dit erf opgenomen in dit bestemmingsplan. Voor het overige is hier ook weer aangesloten op de grens van het PIP voor de RijnlandRoute.

Door het plangebied loopt een aantal waterstructuren. Daarnaast wordt het plangebied begrensd door een aantal waterstructuren. Voor zover deze waterstructuren binnen de grenzen van het plangebied liggen, maken zij onderdeel uit van dit bestemmingsplan. De waterstructuren lopen door buiten het plangebied. Buiten het plangebied maken de structuren geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In het achtergrondrapport over water (bijlage 16) en het het MER (bijlage 17) zijn de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op het gehele watersysteem bepaald. Dus hoewel niet al het onderzochte water in het plangebied ligt, is het effect op water wel integraal beoordeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0003.png"

Figuur 1.3.1: Globale begrenzing plangebied het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'

1.5 Welke Bestemmingsplannen Zijn Nu Van Toepassing?

Op dit moment gelden voor het plangebied de navolgende bestemmingsplannen. Aanvullend daarop is er ook nog één omgevingsvergunning verleend voor activiteiten in het plangebied en geldt er een voorbereidingsbesluit van het Rijk.

  • 'Landelijk gebied 1994' (onherroepelijk 18 oktober 1995);
  • 'Bestemmingsplan Archeologie gemeente Katwijk' (onherroepelijk op 29 oktober 2009);
  • 'Tijdelijk gebruik Locatie Valkenburg' (vastgesteld 7 mei 2012);
  • 'RijnlandRoute - gerechtelijke uitspraak' (vastgesteld 20 juli 2016);
  • 'Parapluplan Parkeren Katwijk' (vastgesteld op 11 maart 2021);
  • 'Omgevingsvergunning Verlenging Theaterhangaar en hangaar 2' (vastgesteld 23 januari 2020);
  • 'Parapluplan Standplaatsen Katwijk' (vastgesteld op 12 maart 2020);
  • 'Voorbereidingsbesluit hyperscale datacenters' (vastgesteld 16 februari 2022).

Na vaststelling van het bestemmingsplan 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' komen deze bestemmingsplannen te vervallen, voor zover zij in het plangebied van dit bestemmingsplan liggen.

1.6 Hoe Moet Deze Toelichting Gelezen Worden?

De toelichting van het bestemmingsplan is verdeeld in onderstaande hoofdstukken:

  • In hoofdstuk 2 lichten wij de meerwaarde van het bestemmingsplan voor de transformatie van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' toe. In dat hoofdstuk gaan we ook in op de wijze waarop de werking van het 'reguliere' bestemmingsplan verbreed is.
  • Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie op de gronden waar de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' voorzien is.
  • In hoofdstuk 4 worden door ons de belangrijkste elementen van de voorgenomen transformatie van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' beschreven.
  • In hoofdstuk 5 vatten wij het beleid alsmede planologische- en milieuaspecten samen die relevant zijn voor de transformatie van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'.
  • Hoofdstuk 6 licht toe hoe wij de vertrekpunten die voortvloeien uit de analyse van het beleid, de planologie van het plangebied en de milieusituatie ter plaatse hebben vertaald in regels voor de voorgenomen ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'.
  • In hoofdstuk 7 lichten wij de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan toe.
  • hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
  • Tot slot lichten wij in hoofdstuk 9 de procedure van het bestemmingsplan toe.

Waar nodig hebben wij in de tekst van deze toelichting naar een of meerdere bijlage(n) verwezen.

1.7 Herstelbesluit

In de raadsvergadering van 30 juni 2022 heeft de gemeenteraad van Katwijk het Chw-bestemmingsplan 'Woongebied Valkenhorst' gewijzigd vastgesteld. In die vergadering heeft de gemeenteraad ook beleidsregels die uitleg geven aan delen van dat Chw-bestemmingsplan, een kwaliteitsboek en een profielenboek vastgesteld. Laatstgenoemde twee documenten bevatten uitgangspunten voor de inrichting en beeldkwaliteit van het toekomstig woongebied.

Tegen het vaststellingsbesluit van de gemeenteraad is door een aantal partijen beroep ingesteld. “Een aantal van deze beroepsgronden is aanleiding om een zogenoemd herstelbesluit voor te bereiden. Daarnaast worden met het herstelbesluit enkele gebreken in de planregels hersteld. Het gaat om enkele onjuiste verwijzingen en het verduidelijken van enkele onderdelen van de planregels. Dit herstelbesluit wijzigt het bestemmingsplan 'Woongebied Valkenhorst' zoals dat in voornoemde raadsvergadering vastgesteld is. Bijlage 23 beschrijft welke wijzigingen dit herstelbesluit doorvoert in voornoemd Chw-bestemmingsplan.

Het herstelbesluit moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht. Na vaststelling en bekendmaking van het herstelbesluit wordt het herstelbesluit onverwijld aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State toegezonden. De reeds aanhangige beroepen hebben van rechtswege mede betrekking op het herstelbesluit. Dat artikel voorziet namelijk in een regeling die onnodige vertraging in een procedure voorkomt door een besluit te nemen waarmee geconstateerde omissies in een eerder besluit hersteld worden. Dit eerdere besluit is in dit geval het Chw-bestemmingsplan 'Woongebied Valkenhorst'.

Hoofdstuk 2 Waarom Een Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte?

Dit hoofdstuk gebruiken wij om toe te lichten waarom de voorgenomen transformatie van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' mogelijk wordt gemaakt door een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte.

2.1 Inleiding

De transformatie van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' vindt plaats op een organische en adaptieve manier. Dit omdat de realisatie van de voorziene 5.600 woningen en bijbehorende voorzieningen (zoals werk- en recreatielocaties) zal vorderen op basis van de behoefte aan woningen. Om die reden wordt een ontwikkeltijd van circa veertien tot twintig jaar geprognosticeerd. Voor een deel van de gronden in het plangebied (2.100 woningen) moet nog een stedenbouwkundig raamwerk opgesteld worden voor deze gronden ontwikkeld kunnen worden. Met het opstellen een nota van uitgangspunten voor en een eerste concept van dit stedenbouwkundig raamwerk wordt naar verwachting in 2021 begonnen. Eveneens naar verwachting worden deze documenten in het laatste kwartaal van 2021 vastgesteld. Het stedenbouwkundig raamwerk voor deze gronden moet vastgesteld zijn voor met de ontwikkeling van de gronden begonnen kan worden. De grote woningbouwopgave, gecombineerd met snel veranderende wensen van de woonconsument vragen om een plan dat, binnen bepaalde juridische grenzen, aangepast moet kunnen worden aan de wensen en mogelijkheden die actueel zijn op het moment dat delen van het plangebied ontwikkeld worden. Evenwel brengt het maken van een plan dat aan te passen is aan veranderende wensen en mogelijkheden een bepaalde mate van onzekerheid met zich mee. Om zo goed mogelijk met deze onzekerheid om te gaan hebben wij een aantal jaar geleden de minister van Infrastructuur en Milieu (thans de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) verzocht om een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' op te mogen stellen. Dit verzoek is ingewilligd waarmee dit bestemmingsplan een experiment in het kader van de Crisis- en herstelwet geworden is (zie ook paragraaf 1.3).

Het eerste lid van artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet en artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet wijzen het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' aan als een innovatief experiment. Dit experiment biedt de mogelijkheid om een bestemmingsplan op te stellen dat betrekking heeft op de gehele fysieke leefomgeving en niet uitsluitend op een 'goede ruimtelijke ordening'. Echter, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is geworden, gelden deze bestemmingsplannen als een vormvrije en buitenwettelijke planfiguur. Artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet biedt bestemmingsplannen zoals deze een wettelijke grondslag.

2.2 Hoe Is Het 'Reguliere' Bestemmingsplan Verbreed?

Artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet biedt een groot aantal mogelijkheden om te experimenteren met bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte. In dit bestemmingsplan wordt niet van al deze mogelijkheden gebruik gemaakt. Wel van een aantal, namelijk de navolgende:

Inhoud van de regels

In dit bestemmingsplan worden regels gesteld over de gehele fysieke leefomgeving, voor zover deze onderdeel is van het plangebied. Dit wijkt af van een 'regulier' bestemmingsplan, want daarin worden alleen regels gesteld over onderwerpen die ruimtelijk relevant zijn. Hier komt dus concreet de 'bredere' reikwijdte van dit bestemmingsplan tot uiting. Hiermee benutten wij de mogelijkheid uit sub 1 van artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Looptijd van het plan

De rechtskracht van dit bestemmingsplan is afgestemd op de verwachte maximale duur van de ontwikkeling en exploitatie van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst', 20 jaar. Hiermee benutten wij de mogelijkheid uit sub 2 van artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Integratie van verordeningen

Op basis van artikel 108 Gemeentewet mogen gemeenten verordeningen opstellen. Voor zover deze verordeningen betrekking hebben op de fysieke leefomgeving mogen zij op basis van sub 4 van artikel 7c uit het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet geïntegreerd worden in een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Deze mogelijkheid hebben wij in dit bestemmingsplan benut. Concreet heeft dit vorm gekregen door regels uit de APV van de gemeente over het kappen van houtopstanden op te nemen in dit bestemmingsplan.

Vergunningplichten en meldplichten

Sub 5 van artikel 7c uit het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet maakt het mogelijk om in de regels van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte te bepalen welke activiteiten direct toegestaan zijn, welke activiteiten na een melding toegestaan zijn en welke activiteiten na het verkrijgen van een vergunning toegestaan zijn. Van deze mogelijkheid hebben wij gebruik gemaakt in dit bestemmingsplan. Zo zijn activiteiten die bijvoorbeeld betrekking hebben op beheer en onderhoud van woningen (of andere functies) direct toegestaan en vereist het beginnen of veranderen van een bedrijfsactiviteit een melding. Tot slot hebben wij enkele zaken waar wij als gemeente grip op willen houden gekoppeld aan een vergunningplicht.

Beleidsregels

Dit bestemmingsplan maakt gebruikt van open normen die uitgelegd worden door beleidsregels. Beleidsregels leggen uit hoe de open norm geïnterpreteerd moet worden en hebben overwegend betrekking op kwalitatieve onderwerpen (kwantitatieve onderwerpen zoals woningaantallen zijn vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan). Het wijzigen van de beleidsregels verloopt via een andere procedure dan het wijzigen van het bestemmingsplan. Hiermee kan gemakkelijker ingespeeld worden op ontwikkelingen. De mogelijkheid tot het opnemen van open normen en daaraan gekoppelde beleidsregels bestaat op basis van sub 6 van artikel 7c uit het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

In dit bestemmingsplan zijn open normen opgenomen die betrekking hebben op de volgende onderwerpen:

  1. 1. De beeldkwaliteit van bebouwing: De inhoud van de beleidsregel die bij dit onderwerp hoort, is in het bijzonder gericht op bebouwing aan de rand van een bouwveld en/of aan de hoofdstructuren in het plangebied.
  2. 2. Inrichting van de openbare ruimte: Op basis van het gemeentelijk beleid voor de inrichting van de openbare ruimte is voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' in de bijbehorende beleidsregel bepaald hoe de openbare ruimte in verschillende delen van de nieuwe woonwijk ingericht moet worden.
  3. 3. Duurzaamheid: De ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' tot een inclusieve en hoogwaardige woonwijk vraagt om manieren van bouwen en gebruiken die zo duurzaam mogelijk zijn. In de beleidsregel die bij dit onderwerp hoort, hebben wij uitgangspunten voor de duurzame ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' vastgelegd. In deze beleidsregel stimuleren wij onder andere het natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen.
  4. 4. Evenwichtig woningaanbod: In het bestemmingsplan is vastgelegd hoeveel woningen in verschillende delen van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' gebouwd mogen worden. De gemeente Katwijk wil voldoende aanbod van sociale huurwoningen en inspelen op de afspraken uit de Regionale Woonagenda. Sociale huurwoningen moeten duurzaam voor de doelgroep behouden blijven. Om vorm te geven aan de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' tot een inclusieve woonwijk hebben wij regels gesteld aan het woningaanbod. Met deze regels houden we woningen zo lang mogelijk geschikt voor specifieke doelgroepen en sturen wij waar mogelijk op de prijsklassen waarin woningen gerealiseerd worden.

De open normen voor de onderwerpen beeldkwaliteit, inrichting van de openbare ruimte, duurzaamheid en evenwichtig woningaanbod worden uitgelegd door de beleidsregels zoals deze vervat zijn in het document 'Beleidsregels (herziening) Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' dat gelijktijdig met doch gescheiden van dit bestemmingsplan vastgesteld wordt. Op basis van deze beleidsregels wordt bij de aanvraag om een omgevingsvergunning bepaald of voldaan wordt aan de open norm. Hoe de toetsing aan de beleidsregels plaatsvindt, is in meer detail toegelicht in hoofdstuk 6.

Beeldkwaliteit

Zoals toegelicht in de voorgaande alinea's hebben wij beleidsregels voor de beeldkwaliteit van gebouwen en de beleidsregels voor de inrichting van de openbare ruimte gekoppeld aan dit bestemmingsplan. Door middel van een aan de beleidsregels gekoppeld kwaliteitsboek worden randvoorwaarden gesteld aan het uiterlijk van bouwwerken en de inrichting van de openbare ruimte. De beleidsregels (waar het kwaliteitsboek een bijlage bij is) over die onderwerpen worden vastgesteld door de gemeenteraad en kunnen uitsluitend door de gemeenteraad gewijzigd worden. Het stellen van randvoorwaarden aan de beeldkwaliteit van bebouwing hebben wij gedaan op basis van sub 7 van artikel 7c uit het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.3.

Opnemen hogere waarden in bestemmingsplan

Het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet maakt het verder mogelijk om hogere waarden te intregeren in dit bestemmingsplan. Om de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' mogelijk te maken is het verlenen van hogere waarden noodzakelijk. In de regels van dit bestemmingsplan is een overzicht opgenomen van de te verlenen hogere waarden. Deze mogelijkheid wordt geboden door sub 9 van artikel 7c uit het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Exploitatieplan bij omgevingsvergunning

Het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' wordt ontwikkeld door meerdere partijen. Met de twee partijen die op dit moment het plangebied gaan ontwikkelen zijn privaatrechtelijke afspraken gemaakt die het kostenverhaal verzekeren. Voor de gronden van deze partijen hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.

Op basis van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is ook gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het opstellen van een exploitatieplan door te schuiven naar de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de (gedeeltelijke) ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'. Deze mogelijkheid wordt gebruikt voor de gronden die in bezit zijn van partijen waarover nog geen privaatrechtelijke afspraken over kostenverhaal gemaakt zijn. De desbetreffende mogelijkheid wordt geboden door sub 10 en sub 11 van artikel 7c uit het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Dat wij deze mogelijkheid benutten betekent dat bij de aanvraag om die omgevingsvergunning aangetoond moet worden dat een ontwikkeling economisch uitvoerbaar is. Zo niet, dan wordt de aanvraag om de omgevingsvergunning geweigerd.

Delegatie

Een aantal delen van de regels bevat, op basis van sub 13 van artikel 7c uit het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, de mogelijkheid voor de gemeenteraad om de bevoegdheid om (onderdelen van) het bestemmingsplan te wijzigen te delegeren naar het college van burgemeester en wethouders. Op die manier wordt meer vrijheid geboden dan in relatief stringente uitwerkings- en wijzigingsplannen zoals de Wet ruimtelijke ordening die kent (en waarvan de werking onder de Omgevingswet verandert). Het wordt aan de gemeenteraad gelaten om te bepalen wat en in welke mate gedelegeerd wordt aan het college van burgemeester en wethouders. De gemeenteraad geeft het college de spelregels c.q. kaders mee waarbinnen de delegatiebevoegdheid door het college kan worden toegepast. De delegatiebevoegdheid kan na vaststelling van het bestemmingsplan door het college van burgemeester en wethouders benut worden, mits de raad bij vaststelling van het bestemmingsplan of daarna de bevoegdheid tot wijziging van de desbetreffende delen van het bestemmingsplan delegeert naar het college van burgemeester en wethouders.

In het plangebied is een aantal ontwikkelingen voorzien waarvan het op dit moment nog onvoldoende duidelijk is op welke wijze deze worden uitgevoerd en welke (kwalitatieve) eisen daaraan gesteld kunnen en moeten worden. Om die reden is het niet mogelijk in dit plan hiervoor een passende regeling op te nemen. Wij doelen hiermee op de volgende ontwikkelingen / voornemens:

  1. 1. mogelijkheden voor bebouwing en benutting van de 'Vindplaats';
  2. 2. het realiseren of wijzigen van waterkeringen en het laten vervallen van de beschermende dubbelbestemming als de waterkerende functie vervallen is;
  3. 3. het opheffen van de archeologische bestemming nadat op basis van verricht onderzoek het terrein is vrijgegeven;
  4. 4. het wijzigen van de de ligging van (hoofd)watertransportleidingen en andere nutsvoorzieningen;
  5. 5. het wijzigen van de liggen van hoofdstructuren in het plangebied zoals verkeers- en waterstructuren;
  6. 6. wijzigen van grenzen tussen functies voor zover deze van van belang zijn voor een technisch betere realisatie van de functies;
  7. 7. mogelijkheid om af te wijken van het verplichte aantal vierkante meters watercompensatie binnen het plangebied dat niet is aangeduid als 'overige zone - watercompensatie';
  8. 8. mogelijkheid om af te wijken van het verplichte aantal vierkante meters watercompensatie binnen het als 'overige zone - watercompensatie' aangeduide gebied.

Op het moment dat de bovenstaande ontwikkelingen / voornemens concreet worden zal aan de gemeenteraad worden gevraagd om de delegatiebevoegdheid toe te passen. Na instemming van de gemeenteraad mag het college van burgemeester en wethouders de delegatiebevoegdheden binnen de voorwaarden die door de gemeenteraad gesteld zijn toepassen. De onderstaande uitwerking geven een impressie van deze voorwaarden en kunnen door de gemeenteraad worden aangevuld of gewijzigd.

Voorwaarden delegatiebevoegdheden

De voornoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen benut worden als aan een aantal voorwaarden voldaan wordt. Deze voorwaarden worden op hoofdlijnen genoemd in de navolgende opsommingen. In het uiteindelijke besluit worden de specifieke voorwaarden vastgesteld.

Mogelijkheden voor bebouwing en benutting van de vindplaats

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk kan de functie 'Waarde - Archeologie terrein vanhoge archeologische waarde' wijzigen en toestaan dat op gronden met deze dubbelbestemming (openbare) voorzieningen zoals:

  • een schoolplein;
  • een buurttuin;
  • een maatschappelijke voorziening met ondergeschikte horeca met een totaaloppervlak van maximaal 500 vierkante meter.

worden gerealiseerd, als:

  1. a. aangetoond is dat bodemingrepen niet reiken tot het niveau waarop de betrokken archeologische waarden verwacht worden;
  2. b. aangetoond is dat de wortels van eventuele beplanting die aangebracht wordt de betrokken archeologische waarden niet kunnen schaden;
  3. c. aangetoond is dat het gebruik van de voorzieningen niet kan leiden tot het schaden van de betrokken archeologische waarden.

Realiseren of wijzigen van waterkeringen en het laten vervallen van de beschermende dubbelbestemmingen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk kan de functie 'Waterstaat - Waterkering' (deels) laten vervallen of (deels) van vorm veranderen, als op basis van onderzoek blijkt dat:

  1. a. de waterkerende functie van de desbetreffende waterkering aantoonbaar vervallen is;
  2. b. de waterkerende functie van de desbetreffende waterkering aantoonbaar overgenomen is door een andere waterkerende constructie die hetzelfde veiligheidsniveau biedt;
  3. c. de desbetreffende waterkering niet langer opgenomen is in het beleid van de provincie of de waterbeheerder;
  4. d. de werking van in het plangebied aanwezige functies, zoals het helofytenfilter (indien dit behouden blijft), behouden blijft;
  5. e. een verandering van het (grond)waterpeil niet leidt tot aantasting van de fundering van gebouwen;
  6. f. een verandering van het (grond)waterpeil niet leidt tot aantasting van beschermde flora en fauna in het plangebied.

Het opheffen van een archeologische bestemming

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk kan de functies 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde- Archeologisch verwachtingsgebied - 1' 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied - 2' (deels) laten vervallen of (deels) van vorm laten veranderen, als:

  1. a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is en het gebied archeologisch is vrijgegeven door bevoegd gezag.

Het wijzigen van de ligging van (hoofd)watertransportleidingen en andere nutsvoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk kan de functies 'Leiding - Water 1', 'Leiding -Water 2' en 'Leiding - Water 3' (deels) laten vervallen of (deels) van vorm laten veranderen, als:

  1. a. de betrokken leiding verlegd is en/of bijbehorende nutsvoorzieningen verplaatst zijn;
  2. b. de betrokken leiding en/of bijbehorende nutsvoorzieningen verwijderd zijn;
  3. c. een nieuwe en planologisch relevante leiding toegevoegd wordt in de bodem van het plangebied.

Het wijzigen van de ligging van water- en verkeersstructuur

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk kan de ligging van de functies 'Verkeer', 'Verkeer -Verblijfsgebied' en 'Water' (deels) veranderen en deze functies (deels) van vorm laten veranderen, als:

  1. a. de oppervlakte van de functie 'Water' niet afneemt;
  2. b. de werking van het watersysteem behouden blijft;
  3. c. aangetoond is dat het veranderen van de ligging van de functies 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Verkeer' niet leidt tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde of hogere waarden voor geluidbelasting;
  4. d. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  5. e. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden niet geschaad worden.

Het wijzigen van grenzen tussen functies

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk kan grenzen tussen functies wijzigen, als:

  1. a. dit nodig is gelet op de werkelijke toestand van het terrein;
  2. b. dit nodig is voor een technisch betere realisering van het bestemmingsplan;
  3. c. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  4. d. de structurele opzet van het bestemmingsplan in de vorm van de ligging van de functies hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  5. e. het karakter van de bebouwing zoals dit bepaald is in het kwaliteitsboek niet onevenredig wordt aangetast.

Mogelijkheid om af te wijken van het verplichte aantal vierkante meters watercompensatie binnen het plangebied dat niet is aangeduid als 'overige zone - watercompensatie'

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk kan het bepaalde in artikel 32.5 wijzigen door de compensatieopgave in het plangebied, als:

  1. a. aangetoond wordt dat watercompensatie buiten het plangebied op boezempeil plaatsvindt;
  2. b. de realisatie van waterberging buiten het plangebied publiekrechtelijk en/of privaatrechtelijk geborgd is;
  3. c. de waterbeheerder advies heeft uitgebracht over de voorgenomen watercompensatie buiten het plangebied;
  4. d. aangetoond is dat als een deel van de watercompensatie buiten het plangebied plaatsvindt, deze compensatie nodig is voor en ten goede komt aan de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst';
  5. e. aangetoond is dat met de compensatie binnen en buiten het plangebied er sprake is van een totale compensatie van 26,5 hectare oppervlaktewater;
  6. f. aangetoond is dat de watercompensatie binnen 5 kilometer van de plangrens plaatsvindt;
  7. g. aangetoond is dat de watercompensatie buiten het plangebied niet leidt tot ontoelaatbare peilstijging.

Mogelijkheid om af te wijken van het verplichte aantal vierkante meters watercompensatie binnen het als 'overige zone - watercompensatie' aangeduide gebied

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk kan het bepaalde in artikel 32.4 wijzigen door de compensatieopgave in het plangebied, als:

  1. a. aangetoond wordt dat watercompensatie buiten het plangebied op boezempeil plaatsvindt;
  2. b. de realisatie van waterberging buiten het plangebied publiekrechtelijk en/of privaatrechtelijk geborgd is;
  3. c. de waterbeheerder advies heeft uitgebracht over de voorgenomen watercompensatie buiten het plangebied;
  4. d. aangetoond is dat als een deel van de watercompensatie buiten het plangebied plaatsvindt, deze compensatie nodig is voor en ten goede komt aan de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst';
  5. e. aangetoond is dat de watercompensatie binnen 5 kilometer van de plangrens plaatsvindt.

Overige mogelijkheden

Het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' wordt een nieuwe woonwijk in onze gemeente en krijgt een hoogwaardig woon- en leefklimaat en een divers programma aan woningen en voorzieningen. De voornoemde mogelijkheden die het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet biedt, maken het mogelijk om die doelstelling, beter dan met een 'traditioneel' bestemmingsplan, te behalen en daarbij in te kunnen spelen op veranderende behoeften. Buiten de voornoemde mogelijkheden biedt het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet nog meer mogelijkheden (onder meer het wegbestemmen van onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden). Die mogelijkheden bieden geen meerwaarde in de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' en worden daarom niet gebruikt in dit bestemmingsplan.

2.3 Procedurele Versnelling Beroepsprocedure Met De Crisis- En Herstelwet

Met de Crisis- en herstelwet versnelt de wetgever procedures voor projecten (op het gebied van de ruimtelijke ordening). Een deel van de regels in de Crisis- en herstelwet heeft betrekking op het bestuursprocesrecht en heeft als doel om de doorlooptijden van de procedures van bij wet aangewezen projecten te verkorten. In bijlage I van de Crisis- en herstelwet zijn de projecten genoemd waar deze mogelijkheid tot versnelling betrekking op heeft. Artikel 3.1 van deze bijlage noemt de bouw van 11 of meer woningen als één van deze projecten. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van meer dan 11 woningen mogelijk. Dat betekent dat de mogelijkheden tot versnelde behandeling van het plan bij de bestuursrechter voor dit bestemmingsplan gelden.

Hoofdstuk 3 Wat Is Er Nu In Het Plangebied?

In dit hoofdstuk beschrijven wij het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied. Achtereenvolgens gaan we daarbij in op de historie, functionele kenmerken en de ruimtelijke kenmerken van het plangebied. Vervolgens gaan wij in op de voorgenomen ontwikkelingen.

3.1 Hoe Is Het Plangebied Ontstaan?

De locatie waar het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' gerealiseerd wordt, kent een rijke geschiedenis waarbij water en gebruik door de mens een belangrijke rol hebben gespeeld in de vorming van het landschap en nederzettingspatronen. De geschiedenis van de het Deltalandschap, de kustvorming, de Limes en de ontginningen vertellen het verhaal van de transitie van de plek.

In de steentijd (3000 v. Chr.) werd het plangebied al gebruikt door de mens. Boerengemeenschappen, wonend op de strandwallen van Voorschoten, gebruiken het voedselrijke zilte gebied van Valkenburg voor jacht en visserij. Het landschap in Valkenburg bestond uit een gebied met vlechtende rivieren.

In de periode tussen 2500 en 1500 voor Christus zijn grote delen van het plangebied drooggevallen. Hierdoor ontstonden kwelders en getijdekreken. Het drooggevallen gebied trekt nieuwe bewoners aan. Er worden knuppelkaden aangelegd door de nattere delen van Valkenburg. Vanwege de stabilisatie van het plangebied is er sprake van vegetatieontwikkeling. Dit maakte het uitoefenen van een boerenbedrijven mogelijk.

Tijdens de Romeinse tijd (15 v. Chr. tot 300 n. Chr.) werd het plangebied, met de bouw van de Limes, door de mens ingericht als militaire zone. Aan de oevers van de Oude Rijn werden kampementen, havens, straten en vestingwallen aangelegd. Het achterland werd gebruikt voor agrarische doeleinden.

Vanaf de middeleeuwen (1500 tot 1900 n. Chr.) werd het gebied te nat voor gebruik en bewoning. Pas met de ontginningen vanaf de 16e eeuw weet de mens door blokverkavelingen en polderbemaling het landschap weer geschikt te maken voor gebruik en bewoning. Het gebied wordt beheerd vanuit twee buitenplaatsen: Torenvliet en Sonneveldt. De funderingen van een boerderij, behorende bij het landgoed Torenvliet, zijn binnen het plangebied tijdens archeologisch onderzoek aangetroffen.

Tussen een stelsel van wateringen wordt een slotenpatroon gerealiseerd. Bemaling door molens maakt het gebied geschikt voor veeteelt en akkerbouw. Er zijn woonclusters op de oeverwallen en verspreid over het plangebied zijn er kleine boerderijen en hoeves. Twee historische - nu nog bestaande - hoeves in het gebied getuigen van deze tijd: Hoeve Weltevree en Erf Zonneveld.

In het meer recente verleden heeft de Tweede Wereldoorlog zijn sporen op deze locatie nagelaten. Door de toenemende internationale spanning in de jaren '30 van de vorige eeuw, moest er een vliegbasis komen nabij Den Haag. De keuze viel op een polder nabij de kern Valkenburg. In 1939 werd gestart met de aanleg van het vliegkamp door de Nederlandse Heidemaatschappij. De werkzaamheden werden uitgevoerd in het kader van het rijkswerkverschaffingsproject waardoor een grote stroom van arbeiders naar het gebied van Valkenburg trok. Het centrale deel van het onderzoeksgebied is toen geëgaliseerd en kreeg een totaal andere inrichting. De ingreep die in 1939 plaatsvond is geïllustreerd in figuur 3.1.1 waarbij de locatie van het vliegveld uit veiligheidsoverwegingen zwart gearceerd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0004.png"

Figuur 3.1.1: Kaart van het bemalingsgebied van het vliegveld Valkenburg, 1955. Bron: archief Hoogheemraadschap van Rijnland, archiefnummer P-0303.

Na het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940 capituleert Nederland en nemen de Duitsers het vliegkamp in gebruik. Op het moment van de Duitse inval was de vliegbasis nog niet gereed. De Duitsers hebben na de capitulatie start- en landingsbanen aangelegd en een vliegkamp met barakken, bunkers en andere gebouwen gebouwd. Het geheel van bebouwing kreeg de vorm van een wegdorpje om het te camoufleren. De structuur van dit dorpje met gebouwen, wegen, loopgraven, wegen en pleintjes is bewaard gebleven. Het wegdorpje ligt grotendeels buiten het plangebied. Ten zuiden en ten westen van de vliegbasis zijn door de Duitsers verdedigingswerken gebouwd die deel uitmaakten van de Atlantikwall. Zo zijn in de tuinen en op Lentevreugd (beide buiten het plangebied gelegen) een 'droge' tankversperring in de vorm van een betonnen muur met zogenoemde drakentanden (schuin omhoog stekende betonnen stave) gebouwd. Ten westen van de vliegbasis werd een tankgracht gegraven, deze ligt deels in het plangebied. Deze tankgracht sloot aan op de 'droge' tankversperring. In het zuiden kwam de tankgracht uit op de Wassenaarse Watering die ten behoeve van zijn verdedigingsfunctie verbreed en rechtgetrokken werd.

Na de bevrijding komt het vliegveld weer in handen van de Nederlandse Defensie en vestigt zich er de Koninklijke Marine. In de jaren '60 volgt een uitbreiding waardoor het gebied in omvang verdubbelde. Het voormalig open agrarisch landschap verandert in een gesloten militaire enclave. In de huidige situatie is het militaire verleden van het terrein nog duidelijk aanwezig. In en om het gebied staan een aantal gebouwen en infrastructuren die herinneren aan het militaire verleden, zoals het Barrakkendorp, het hangaargebied met het VIP-gebouw, de verkeerstoren en de tankgracht. De kenmerkende structuren van de korte en Lange Landingsbaan zijn tussen 2013 en 2018 opgebroken en verwijderd.

Voor een uitgebreide beschrijving van de geschiedenis van het plangebied wordt verwezen naar bijlage 1 en 7 en paragraaf 5.2.4.

3.2 Plangebied In Relatie Tot Omgeving

De omgeving van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' bestaat uit de N206, het Valkenburgse Meer, agrarisch gebied en de omgeving van de 1e Mientlaan. De N206 is een doorgaande noord-zuidverbinding die op het moment dat dit bestemmingsplan in procedure gebracht wordt uitgebreid wordt. Dit deel van de omgeving van de N206 heeft een overwegende verkeersfunctie. Het Valkenburgse Meer is in de jaren ’50 ontstaan door zandwinning voor het maken van kalkzandsteen om te gebruiken in de bouwindustrie, het is heden ten dage nog steeds in gebruik voor zandwinnining. Het meer is inmiddels ook geschikt voor kleine waterrecreatie. Verder zijn het Valkenburgse Meer en de omringende weilanden een habitat en pleisterplaats voor diverse soorten vogels geworden. Nabij het Valkenburgse Meer bevindt zich het Nationaal Smalspoormuseum Valkenburg met een 3,2 kilometer lange spoorbaan langs het meer. Het agrarisch gebied vormt de zone tussen de gemeenten Wassenaar en Katwijk en kent een overwegend gebruik als weiland. De 1e Mientlaan fungeerde als ontsluitingsweg van de voormalige Marinevliegkamp. Dit is een tweebaansweg die onder andere sportvoorzieningen, een assielzoekerscentrum en enkele losse gebouwen ontsluit. Direct achter de bebouwing en langs de weg bevinden zich agrarische percelen.

3.3 Wat Zijn De Functionele Kenmerken Van Het Plangebied?

Het gebied op en rond vliegbasis Valkenburg is sinds de sluiting in 2006 nauwelijks veranderd. De bebouwing van de vliegbasis is vrijwel volledig behouden en gedeeltelijk hergebruikt voor kleine bedrijvigheid. De landingsbanen zijn weliswaar verwijderd, maar de structuren zijn op de luchtfoto nog wel zichtbaar. Aan de randen van het gebied zijn enkele bedrijven gevestigd. De grootste bedrijvigheid bevindt zich in het hangaargebied. Daarnaast is er bebouwing aanwezig aan de randen van het plangebied. Het overgrote deel van het gebied is braakliggend en bestaand voornamelijk uit graslanden met enkele bosschages en watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0005.png"

Figuur 3.2.1: huidige bestemmingen. en functies

3.3.1 Wonen

Het plangebied is in de huidige situatie niet in gebruik als woongebied. Er zijn wel enkele bedrijven aanwezig, waarbij een bedrijfswoning gerealiseerd is.

3.3.2 Werken

In de gebouwen die vroeger in gebruik waren voor de vliegbasis zijn nu diverse bedrijven gevestigd. Veel van deze bedrijven zijn gerelateerd aan de luchtvaart. Zo zijn er bedrijven die zich bezighouden met drones en is in het plangebied een ingenieursbureau voor de luchtvaartsector gevestigd. Ook is er een destilleerder en een theater aanwezig.

Aan de noordzijde is een pallethandel en kassencomplex aanwezig, verder naar het zuiden, langs de Oude Broekweg is een agrarisch bedrijf aanwezig. Richting het Valkenburgse Meer, aan de Zonneveldslaan, is eveneens een agrarisch bedrijf gevestigd.

3.3.3 Recreatie

Er is in de huidige situatie geen sprake van recreatie(voorzieningen) of overige voorzieningen zoals horeca, detailhandel of zorg. Het plangebied is niet vrij te betreden is.

3.4 Infrastructuur En Openbaar Vervoer

3.4.1 Infrastructuur

Wegennet

Rond het plangebied liggen drie grote wegen: de A44 aan de zuidoostzijde, de N206 (RijnlandRoute) aan de noordoostzijde en de N441 aan de westzijde. De N441 verbindt Katwijk met Wassenaar. De A44 is de snelweg die in het noorden afsplitst van de A4 en langs onder andere Sassenheim, Leiden en Wassenaar naar Den Haag loopt. Ter hoogte van Wassenaar gaat de weg verder als N44.

De RijnlandRoute is de (toekomstige) verbinding met de kernen rond Katwijk in het noordwesten en een verbinding naar Leiden in het oosten. De RijnlandRoute verbindt ook de A44 met de A4, ten zuiden van Leiden. De RijnlandRoute is op dit moment in aanleg. De A4 is de snelweg die Den Haag, Delft en Rotterdam verbindt met Schiphol en Amsterdam.

Fietsnetwerk

De fietsverbindingen in de provincie Zuid-Holland zijn onderverdeeld in een Hoofdnet en een Plusnet. Het Hoofdnet is ingericht voor intensiteiten tot 1.500 fietsers per etmaal, het Plusnet kan meer dan 1.500 fietsers per etmaal aan. Deze netwerken zorgen voor snelle verbindingen tussen en binnen Katwijk, Wassenaar en Leiden.

Langs het plangebied lopen diverse fietsverbindingen. Langs de N441 loopt het Hoofdnet die de verbinding vormt tussen Katwijk en Wassenaar. Aan de zuidkant van het plangebied loopt een fietsverbinding tussen de N441 en de A44. Langs de N206 loopt een Plusnetverbinding die Katwijk en Leiden met elkaar verbindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0006.png"

Figuur 3.3.1.1: Structuur fietsnetwerk en openbaar vervoer

3.4.2 Openbaar vervoer

Er zijn verschillende OV-voorzieningen aanwezig rondom het plangebied. Er is een lijndienst tussen Den Haag en Lisse (lijn 90), deze lijn halteert bij de bushalte Duinvallei en bij de bushalte 1e Mientlaan. Bij de bushalte Duinvallei halteren meerdere bussen die van en naar Leiden rijden. Het dichtstbijzijnde treinstation is Leiden Centraal, hiervandaan gaan treinen richting Den Haag, Utrecht en Amsterdam.

3.4.3 Ondergrondse infrastructuur

Er liggen door en langs het plangebied diverse grote leidingtracés voor gas en drinkwater. Deze vormen randvoorwaarden bij het ontwikkelen van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'. De aanwezige ondergrondse netwerken hebben een belangrijke functie in de regio. De ligging van de leidingen wordt zoveel mogelijk behouden omdat het verleggen van dergelijke leidingen grote technische en financiële consequenties heeft. Desondanks wordt een leiding verlegd om ruimte te maken voor de ontwikkeling van de nieuwe waterstructuren. De belangrijkste leidingen zijn in onderstaande figuur 3.3.3.1 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0007.png"

Figuur 3.3.3.1: Planologisch relevante huidige ondergrondse infrastructuur

Eén van de waterleidingen op figuur 3.3.3.1 wordt verlegd. Dit is een waterleiding van Dunea. Zowel het huidige tracé van de te verleggen leiding als het nieuwe tracé worden beschermd door een dubbelbestemming in dit bestemmingsplan. De te verleggen leiding is aangeduid door een rode pijl op figuur 3.3.3.1. Het tracé van deze leiding verschuift voor een deel in oostelijke richting, dit is weergegeven op de navolgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0008.png"

Figuur 3.3.3.2: Huidige tracé en nieuw tracé te verleggen waterleiding

3.5 Wat Zijn De Ruimtelijke Kenmerken?

3.5.1 Groenstructuur

Het plangebied bestaat in de huidige situatie voornamelijk uit braakliggend grasland met enkele bosschages. Dat maakt het plangebied interessant voor vogels. In het meest zuidelijke deel van het plangebied is een natuurgebied aanwezig dat aangewezen is als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Dit betreft het Bunkerbos. In paragraaf 5.2.7 wordt nader ingegaan op de bescherming van dit NNN-gebied.

3.5.2 Waterstructuur

Het plangebied wordt aan de zuidoostzijde begrensd door de Wassenaarsche Watering. Ten zuiden daarvan is het Valkenburgse Meer gelegen. Dit meer valt buiten het plangebied. De noordzijde van het plangebied wordt grotendeels begrensd door de Grote Watering. Aan de westzijde is de Tankgracht gelegen. Naast deze watergangen, is er binnen het plangebied op verschillende plekken een structuur aan poldersloten aanwezig. Op de onderstaande figuur is de huidige waterstructuur opgenomen.

Het voormalige Marine Vliegkamp is een ingepolderd gebied met een eigen peil, het polderpeil. In dit gebied is nauwelijks oppervlaktewater aanwezig. Het wordt door drainageleidingen en mechanische bemaling droog gehouden. Het water wordt via het helofytenfilter gezuiverd en middels een gemaal overgebracht in de voormalige tankgracht en via de Wassenaarsche Watering geloosd op de Oude Rijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0009.png"

Figuur 3.5.2.1: Huidige waterstructuur van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'

Hoofdstuk 4 Hoe Wordt Valkenhorst Getransformeerd?

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke en functionele opzet van de nieuwe ontwikkeling beschreven.

4.1 Wat Is De Essentie Van De Transformatie?

De hoofdopgave voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' betreft de transformatie naar een woon-, werk- en recreatiegebied, met ruimte voor maximaal 5.600 woningen. Wonen is in de toekomst de voornaamste functie van het gebied. Vanuit de verschillende beleidsstukken komt naar voren dat een divers woningaanbod gewenst is en dat er voldoende voorzieningen aanwezig moeten zijn. Daarnaast moet het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' ruimte bieden aan innovatieve werkgelegenheid in de vorm van Unmanned Valley, een testlocatie voor onbemande vliegtuigen en drones. Het programma voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' bestaat uit wonen, bedrijvigheid en voorzieningen.

Wonen

De wens om een divers woonmilieu te realiseren is vertaald naar uitgangspunten voor de woningbouw in het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'. In onderstaand kader zijn de uitgangspunten weergegeven. Deze uitgangspunten hebben geresulteerd in een woonprogramma. De gegevens zijn weergegeven per deelgebied. In paragraaf 4.2 wordt een nadere toelichting op deze deelgebieden gegeven.

Programmatische uitgangspunten woningbouw Locatie Valkenburg

  • 500 woningen in het top wonen milieu;
  • een centrumgebied met circa 2.100 woningen;
  • voor de resterende woningen het principe van 4 tot 6 verschillende identiteiten;
  • een maximum van 5.600 woningen;
  • 25% tot 35% woningen in de vorm gestapelde bouw;
  • minimaal 25% van de woningen wordt gerealiseerd in de sociale sector;

Top wonen milieu

Het top wonen milieu bestaat uit woningen in een hoogwaardig samenhangend en onderling verbonden woonmilieu en de woonsfeer kan gekarakteriseerd worden als exclusief, hoogwaardig, lommerrijk en groen. Het top wonen milieu wordt gedefinieerd in artikel 2.105 van dit bestemmingsplan. De woningen krijgen een beeldkwaliteit die past bij het gebied en de openbare ruimte. De locatie van het top wonen milieu wordt niet vastgelegd in het plangebied. Het top wonen milieu kan worden verweven met de groene rand van het plangebied en/of met één of meer sterk bepalende landschappelijke elementen. Voor het top wonen milieu wordt een nadere stedenbouwkundige uitwerking gemaakt en worden eisen gesteld aan de beeldkwaliteit. Dit woonmilieu kan een plek krijgen in de functies 'Gemengd' en 'Woongebied - 2'. De exacte uitwerking van dit milieu wordt bepaald tijdens de uitwerking van een stedenbouwkundig raamwerk voor gronden met deze functies. In de regels van de functies 'Gemengd' en 'Woongebied - 2' is bepaald dat voor zover de uitwerking van het stedenbouwkundig raamwerk betrekking heeft op het top wonen milieu, de provincie Zuid-Holland en de gemeente Wassenaar deelnemen aan deze uitwerking.

Voorzieningen

Wonen wordt de hoofdfunctie van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst', maar het is uitdrukkelijk de wens om een bepaalde mate van functiemenging te realiseren. Een woonwijk met 5.600 woningen vraagt ook om diverse voorzieningen. In de uitgangspunten is vastgelegd dat het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' een zelfstandige kern moet worden. Binnen een zelfstandige kern is ruimte voor kleine voorzieningen zoals bijvoorbeeld een (buurt)supermarkt, een basisschool of een kapper. Bij deze voorzieningen kan ook gedacht worden aan kleine kantoorlocaties, praktijken of aan-huis-verbonden beroepen.

Deze functiemenging zorgt voor economische diversiteit in het gebied. Het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' wordt daarmee een woonwijk waar ook gewerkt wordt. De nabijheid van wonen en werken kan bijdragen aan het verminderen van het aantal en de omvang van verplaatsingen in het gebied. Het centrumgebied dat in de uitgangspunten benoemd is, biedt de mogelijkheden om voorzieningen in te passen in het woongebied. Gestapelde woningbouw met voorzieningen in de plint bijvoorbeeld.

Naast de ruimte voor woningen moet er in het gebied daarom ook plaats zijn voor deze voorzieningen. Woningen en voorzieningen houden elkaar op een bepaalde manier in balans. Voorzieningen maken een woonwijk tot een aantrekkelijke, dynamische woonomgeving en de voorzieningen hebben voldoende woningen binnen het verzorgingsgebied nodig. In stedelijke kernen ligt de verhouding tussen woningen en voorzieningen in vloeroppervlak gemiddeld rond de 80/20. De navolgende tabel geeft de behoefte aan voorzieningen behorend bij een programma van 5.600 woningen weer. In de regels van dit bestemmingsplan is een maximaal programma aan (kleinschalige) maatschappelijke en commerciële voorzieningen mogelijk gemaakt zodat er in ieder geval detailhandelsvoorzieningen, scholen en andere maatschappelijke functies gevestigd kunnen worden in het plangebied.

Tabel 4.1.1: Commerciële en maatschappelijke voorzieningen in het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0010.png"

Werkgelegenheid (Unmanned Valley)

In het plangebied (Hangaargebied) wordt in de huidige situatie ruimte geboden aan hoogwaardige en kennisintensieve bedrijfsfuncties gericht op onderzoek naar, onderwijs over en ontwikkeling van sensorbased technologie/sensorbased bedrijvigheid, onbemande systemen en op afstand bedienbare luchtvaartuigen. Dit wordt Unmanned Valley (UMV) genoemd. UMV biedt een infrastructuur, campus en fieldlab voor innovatie op het gebied van voornoemde ontwikkelingen. UMV verbindt marktpartijen met een innovatievraag aan kennispartners en startups.

UMV bestaat op dit moment uit 3.000 m2 bedrijvigheid en indoor- en outdoortestfaciliteiten. Over de vestiging van UMV zijn bestuurlijke afspraken vastgelegd door het Rijksvastgoedbedrijf, Provincie Zuid Holland, Gemeente Wassenaar en de gemeente Katwijk. Eén van de afspraken is dat UMV een periode heeft van 5 jaar om aan te tonen dat het een stabiele, duurzame en voor de toekomst financieel haalbare ontwikkeling is. Indien na de proefperiode(s) op basis van de evaluatie(s) besloten wordt tot een permanente voortzetting van Unmanned Valley, zullen partijen zich inzetten voor de realisatie van een permanent testveld van maximaal 500 bij 500 meter (25 hectare) met een gunstige situering voor een vliegcorridor naar zee. Definitieve testveld is gelegen buiten bestemmingsplan 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' (er is een zoekgebied gedefinieerd in de Mient Kooltuin en de Groene Zone).

Ten behoeve van de ontwikkeling van Unmanned Valley is een gebied van maximaal 5 hectare aangewezen dat (mede) gebruikt kan worden voor de doorgroei van UMV.

Openbare ruimte

De openbare ruimte het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' wordt zorgvuldig ingericht. Hier liggen de vier kernwaarden aan ten grondslag:

  1. 1. De mens centraal: de openbare ruimte wordt ingericht met het oog op een veilige en gezonde leefomgeving. Er wordt ruimte gecreëerd voor ontmoeting en ontspanning;
  2. 2. Water en kreken: het plangebied kent een rijke historie. Deze historie wordt vertaald in de openbare ruimte van de toekomstige wijk. De kreken (als een verwijzing naar een onderdeel van deze historie) en de landingsbanen zijn belangrijke onderdelen van deze openbare ruimte. De kreken worden beleefbaar en waar mogelijk bevaarbaar. Daarnaast worden er groene, flauw hellende, oevers gerealiseerd, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de biodiversiteit. De landingsbanen zijn een belangrijke schakel in het functionele netwerk voor langzaam verkeer, maar ook recreatieve functies krijgen in de landingsbanen een prominente plek. Er worden watergangen gecreëerd, waarmee de landingsbanen onderdeel worden van het watersysteem. Rondom de watergangen is ruimte voor langzaam verkeer routes, speelplekken, terrassen, watergebonden recreatie en groenvoorzieningen.
  3. 3. Veel beleef- en bruikbaar openbaar groen: er wordt een uitnodigend landschap gecreëerd. Dit landschap staat in verbinding met haar omgeving. De groene openbare ruimte wordt beleefbaar en bruikbaar ingericht. Er is veel ruimte om te spelen, recreëren en ontmoeten. Er is sprake van een groenblauw netwerk door het gehele plangebied;
  4. 4. Dorps karakter: het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' wordt zo ingericht dat in de wijk een dorps karakter met voldoende reuring kan ontstaan. Dit wil zeggen dat er in de openbare ruimte plaats is voor dorpse voorzieningen zoals een dorpsplein.

De vier kernwaarden hebben de basis gevormd voor het creëren van het stedenbouwkundige raamwerk voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op dit raamwerk.

Relatie met Mient Kooltuin

Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Mient Kooltuin. Ook in de Mient Kooltuin worden ontwikkelingen voorzien. De navolgende alinea's gaan in op deze ontwikkelingen.

De gemeente Katwijk is in de zomer van 2019 begonnen met het opstellen van een gebiedsvisie voor de Mient Kooltuin. Op 12 maart 2020 is een uitgangspuntennotitie door de raad vastgesteld en op 29 september 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders de gebiedsvisie vrijgegeven voor formele inspraak. De gebiedsvisie is op 11 maart 2021 vastgesteld door de gemeenteraad van Katwijk.

De beoogde transformatie van de Mient Kooltuin naar een natuur- en recreatiegebied is geborgd in diverse beleidskaders zoals het Integraal Structuurplan Nieuw Valkenburg, Masterplan Locatie Valkenburg (september 2013), Ontwikkelingsstrategie locatie Valkenburg (2014) en de Integrale Ruimtelijk Verkenning Katwijk /Wassenaar (februari 2018).

De Mient Kooltuin is gelegen in het zoekgebied voor het Nationaal Park Hollandse Duinen. Op 31 januari 2020 hebben de Dunea en de gemeente Katwijk een samenwerkingsovereenkomst gesloten 'Kwaliteitsimpuls tussen duinen en woonwijk – Gebied Mient Kooltuin – Pan van Persijn. Deze samenwerking is in 2020 van start gegaan. Belangrijk gezamenlijk doel is het versterken van de recreatieve en ecologische bufferfunctie van het gebied Mient Kooltuin - Pan van Persijn - Mientkant ten behoeve van recreatie, natuur en erfgoed (deze doelstelling is opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Nationaal Park Hollandse Duinen 2021-2025).

De transformatie van de Mient Kooltuin is gerelateerd aan de woningbouwplannen op het voormalige marinevliegkamp. Met zowel de grondeigenaar -het Rijksvastgoedbedrijf- als (toekomstige) ontwikkelaars worden afspraken gemaakt en geborgd in (anterieure) overeenkomsten over mitigerende maatregelen in de Mient Kooltuin.

Tot slot heeft de gemeente Katwijk zelf grondposities in de Mient Kooltuin. Er is een plan in voorbereiding om op enkele van haar kavels te starten met de eerste aanplant van het toekomstige barakkenbos.

Relatie met Nationaal Park Hollandse Duinen

Het plangebied ligt binnen het Nationaal Park Hollandse Duinen. Dit nationaal park strekt zich uit van Hoek van Holland tot Hillegom en van de Noordzee tot de inlandse strandwallen. Ten behoeve van de ontwikkeling van dit park is het Uitvoeringsprogramma Nationaal Park Hollandse Duinen 2020-2025 gepresenteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0011.png"

Figuur 4.1.1 Ligging Mient Kooltuin (rood) en het plangebied (blauw) ten opzichte van het Nationaal Park Hollandse Duinen (geel en groen) (OKRA, 2020, bewerking: Antea Group)

Het nationaal park is niet alleen van betekenis als gebied van landschappelijke waarde en als gebied met recreatieve waarde, maar fungeert ook als drinkwaterwinningsgebied. Ten behoeve van de drinkwaterwinning is een gebied aangewezen dat primair bedoeld is voor die drinkwaterwinning (donkerblauw op figuur 4.1.2) en ter bescherming van het grondwater tegen negatieve invloeden zijn bufferzones aangewezen (lichtblauw op figuur 4.1.2). Deze gebieden worden beschermd door de provincie Zuid-Holland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0012.png"

Figuur 4.1.2 Drinkwaterwinning- en -beschermingsgebieden nabij het plangebied, de rode contour geeft de indicatieve ligging van het plangebied weer

Op figuur 4.1.2 is te zien dat er geen drinkwaterwinningsgebieden of bufferzones in het plangebied liggen. Met dit bestemmingsplan vinden derhalve geen ingrepen in deze gebieden plaats.

Relatie met drinkwatervoorziening

De ontwikkeling van een nieuw woongebied van de omvang zoals voorzien in dit bestemmingsplan vraagt om voldoende gedimensioneerde drinkwatervoorziening. Dit is een uitvoeringsaspect dat geen plek heeft in een bestemmingsplan. In ieder geval wordt bij de ontwikkeling van 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' gezorgd voor voldoende drinkwatervoorzieningen.

Het plangebied ligt nabij de duinen van Katwijk. Deze duinen fungeren als drinkwaterwingebied dat voor de gehele regio van belang is. In de omgevingsvisie (actualisatie 2021) is de opgave geformuleerd om dit drinkwaterwingebied te behouden en waar mogelijk te vergroten. Een eventuele vergroting kan bijvoorbeeld plaatsvinden in de Mient Kooltuin en het Valkenburgse Meer. Samen met Dunea werkt de gemeente Katwijk aan een onderzoek waarin bepaald wordt hoe de duurzame winning van drinkwater ten zuiden van de N206 ingepast en beschermd kan worden. Voor het plangebied geldt dat dit niet specifiek in beeld is als locatie voor de mogelijke uitbreiding van de bestaande drinkwaterwinning. Bij de realisatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de bestaande drinkwaterwinning en eventuele uitbreidingen daarvan. Met de ontwikkeling van de Mient Kooltuin wordt voorzien in een hydrologische buffer tussen het plangebied en de duinen. Daarmee worden eventuele negatieve effecten van het plangebied op de drinkwaterwinning voorkomen. In de Omgevingsverordening Zuid-Holland zijn ook regels over drinkwatervoorziening gesteld. Voor zover relevant voor deze ontwikkeling, worden die regels in acht genomen. Ook daarmee wordt de drinkwaterwinning beschermd.

Relatie met Groene Zone

Het plangebied grenst aan de westzijde aan de een agrarisch en ecologisch gebied met recreatieve functies: de Groene Zone. De gemeente Wassenaar ontwikkelt dit gebied, evenals 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst', als onderdeel van de herontwikkeling van Marine Vliegkamp Valkenburg, in samenwerking met Rijk, provincie en gemeente Katwijk. De begrenzing van de Groene Zone is indicatief vastgelegd in de Bestuurlijke Afspraken Unmanned Valley (UMV) 2018 tussen Rijk, provincie, gemeente Wassenaar en gemeente Katwijk. De Groene Zone is voorportaal -en onderdeel- van het Nationaal Park De Hollandse Duinen i.o. De Groene Zone past in het unieke en afwisselende Duin-, Horst- & Weidelandschap, en vormt de verbinding tussen het duingebied en het Groene Hart van Holland. Het gebied kenmerkt zich door uitgestrekte weilanden en lange zichtlijnen, en kent waardevolle landschappelijke en ecologische kwaliteiten en cultuurhistorisch waarden. Het gebied heeft een hoge (extensieve) recreatieve waarde.

Wassenaar heeft een Nota van Uitgangspunten Groene Zone vastgesteld, waarin de kernwaarde van de zone als 'agrarisch cultuurlandschap met ecologische kwaliteiten en recreatief medegebruik' wordt bestempeld. De overgang tussen de Groene Zone en de woningbouwlocatie Valkenhorst zal in samenwerking tussen Wassenaar en Katwijk worden vormgegeven als zachte, groene overgang van top wonen milieu naar het landschap. De Groene Zone zal tevens aansluiten op Mient Kooltuin, gericht op bestendiging van de ecologische kwaliteiten en recreatief medegebruik.

De Groene Zone zal een belangrijke rol spelen bij het realiseren van compenserende en mitigerende maatregelen en watercompensatie als gevolg van de woningbouwontwikkeling Valkenhorst. Een ecologische verbindingszone tussen duingebied en Groene Hart vormt een onderdeel van de Groene Zone.

Naast het plangebied wordt een locatie voor een toekomstige drinkwaterfunctie gezocht nabij het Valkenburgse Meer. Ook zijn de Mient Kooltuin en de Groene Zone onderdeel van het zoekgebied voor toekomstige drinkwaterfunctie. Tussen Dunea en gemeente Katwijk is een samenwerkingsovereenkomst waarin afspraken gemaakt zijn over drinkwater, recreatie, erfgoed en natuur. In de gebiedsvisie Bestemming Mient Kooltuin (december 2020) is duurzaam waterbeheer als uitgangspunt benoemd voor verdere planontwikkeling voor de Mient Kooltuin. De Mient Kooltuin speelt daarmee een belangrijke rol in het in stand houden van de grondwatervoorraad en waterkwaliteit. De visie voorziet dat in de toekomst deze rol nog verder versterkt kan worden door drinkwaterwinning. Ook in het open landschap liggen vanuit dit perspectief op termijn kansen om (eventueel in combinatie met omvorming naar natte natuur) open water toe te voegen om de drinkwaterfunctie te vergroten. In de visie is een pilot voor drinkwaterwinning weergegeven (zie figuur 4.1.3). Bij de drinkwaterwinning kan een drinkwatervoorziening passend zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0013.png"

Figuur 4.1.3: mogelijke pilot drinkwaterwinning / natte natuur (bron: Gebiedsvisie Mient Kooltuin, 2020)

Peil

Gekozen is om het gehele plangebied in het kader van de transformatie een waterstructuur aan te leggen op boezempeil. Voordeel van de waterstructuur aanleggen op boezempeil is dat het watersysteem robuuster wordt, het veranderingen als gevolgen van klimaatverandering beter kan opvangen en optimaal gebruik kan maken van waterberging in de openbare ruimte. Daarnaast wordt met een waterstructuur op boezempeil voldaan aan de normen voor wateroverlast en ontstaat er voldoende ruimte voor waterberging.

4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur

Voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' zijn stedenbouwkundige raamwerken opgesteld. In de stedenbouwkundige raamwerken wordt de visie op het plangebied met bijbehorende raamwerken uiteengezet. De stedenbouwkundige raamwerken zijn opgenomen in bijlage 1 en 2. In essentie bestaat het plangebied uit twee delen: gronden van het RVB en gronden van BPD. De BPD-gronden liggen in de noordoosthoek van het plangebied en grenzen aan de N206. Op deze gronden wordt de Limesbuurt (zie verder) ontwikkeld. De overige gronden zijn in bezit van het RVB.

Gezamenlijk vormen de stedenbouwkundige raamwerken voor de RVB- en BPD-gronden de basis van de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst', met daarin voldoende ruimte om in te spelen op veranderingen. Het raamwerk is geen concrete gebiedsuitwerking, maar een basis van hoofdstucturen in het plangebied. Het stedenbouwkundig raamwerk voor de BPD-gronden (bijlage 2) schikt zich naar de hoofdstructuren uit het stedenbouwkundig raamwerk voor de RVB-gronden (bijlage 1). De hoofdstructuren uit het ruimtelijk raamwerk zijn gebaseerd op structuren en belangrijke elementen uit het verleden. Op figuur 4.2.1 is het ruimtelijk raamwerk van fase 1 van de transformatie van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' weergegeven. Onderstaand worden de belangrijkste aspecten hieruit beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0014.png"

Figuur 4.2.1: Stedenbouwkundige hoofdstructuur Nieuw Valkenburg Fase 1 (nieuwe plannaam: 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst')

Landschappelijk raamwerk

Landingsbanen

De hoofdstructuren in het plangebied worden gevormd door de wijze waarop het landschap wordt ingericht. Het assenkruis in het midden van het plangebied refereert naar de landingsbanen van het voormalige Marine Vliegkamp Valkenburg. Deze lijnen in het landschap blijven herkenbaar in de loop van water, wegen, paden en de locatie van pleinen. De landingsbanen vormen een verbindend assenkruis dat Locatie Valkenburg verbindt met het omliggend landschap. De Korte Landingsbaan verbindt de kust en de polder. De Lange Landingsbaan is de verbinding tussen de Oude Rijn en het open landschap richting Wassenaar. De kruising van de beide landingsbanen markeren het centrum van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'.

Kreken

Aan weerzijden van het plangebied worden kreken aangelegd, de Torenkreek en Kreek Weltevree. De kreken slingeren door het dorp. De kreken vormen een verbinding tussen karakteristieke plekken. Hiermee wordt het hangaargebied verbonden met de verkeerstoren en Hoeve Weltevree met Erf Zonneveld. De kreken kennen een natuurlijk karakter. Het is de ambitie om water in het gebied zo veel mogelijke beleefbaar te maken en bruikbaar voor varen, zwemmen, vissen en natuurbeleving. Er wordt gestreefd naar de doorvaarbaarheid van de hoofdkreken.

Vindplaatspark en Limespark

De korte landingsbaan (noord-zuid georiënteerd) is in het noorden verbonden met een deel van het Vindplaatspark. Het Limespark is gelegen aan oostzijde van het plangebied, in het verlengde van de lange landingsbaan (west-oost georiënteerd). De beide parken zijn door middel van een groenstructuur aan elkaar verbonden. Het Limespark refereert aan de Limes; de noordgrens van het Romeinse Rijk. De parken vormen in de toekomst een representatieve entree van de woonwijk.

Deelgebieden

De raamwerkelementen in het plan bieden aanknopingspunten voor het maken van drie onderscheidende buurten in fase 1 van de ontwikkeling, namelijk:

  • De Vindplaatsbuurt.
  • De Watertuinen.
  • De Centrumbuurt.
  • De Limesbuurt.

De Vindplaatsbuurt

De Vindplaatsbuurt bevindt zich tussen het Vindplaatspark, het hangaargebied, de Grote Watering en de Broekweg. De buurt wordt doorsneden door het VIP-pad die onderdeel is van de duinenroute (de regionale fietsverbinding tussen Polder/Leiden en de duinen). Dit is een ontspannen woonmilieu met een groen karakter. Het ontleent zijn karakter aan de ligging aan de Torenkreek en de relatie tot de parkachtige setting van de Vindplaats. Het gebied krijgt een landelijk karakter door voortuinen met groene erfafscheidingen (hagen). De buurt krijgt meer formele randen met voorkanten langs de Korte Landingsbaan en de Oude Broekweg, en meer informele en groene randen langs de Vindplaats en de Torenkreek. Rondom de Korte Landingsbaan kunnen voorzieningen komen of combinaties van wonen en werken.

De Watertuinen

De Watertuinen bevinden zich tussen Oude Broekweg,de Korte Landingsbaan, de Torenlaan en de Torenkreek. Dit woonmilieu ligt vlakbij de voorzieningen van het centrum, maar op afstand van de HOV-haltes. De dichtheid een bebouwingstypologie varieert daarom van een meer gesloten bebouwing en een hogere dichtheid aan de Korte Landingsbaan, naar een meer ontspannen groen woonmilieu langs de Torenkreek. De buurt wordt gekenmerkt door (bevaarbare) waterlopen en insteekhaventjes met aanlegplekken in de buurt. Op de hoeken bij de kruising van de landingsbanen liggen voorzieningen die een relatie aangaan met deze publieke ruimte en het centrumgebied. Langs de Korte Landingsbaan komen maatschappelijke en commerciële voorzieningen.

De Centrumbuurt

De Centrumbuurt ligt tussen de Dorpslaan (verlengde Achterweg), het Limespark, de Torenlaan en loopt door tot net over de Korte Landingsbaan. Het centrum wordt doorsneden door de Kreek van Weltevree en de Lange Landingsbaan. Het centrumgebied wordt het hart van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst', de centrale ontmoetingsplek, met een voorzieningenkern. Net als in een dorpskern is de bebouwing hier compacter en met een hogere dichtheid dan in de omliggende buurten. De buurt bestaat hoofdzakelijk uit bouwblokken met een diverse invulling van woningtypes per blok, met zowel grondgebonden types als appartemenstgebouwen. De bouwblokken hebben een meer gesloten karakter naar de Lanen en Landingsbanen toe, maar hebben een meer groen en open karakter langs de kreek. Langs de Korte Landingsbaan komen maatschappelijke en commerciële voorzieningen. Het winkelcentrum ligt centraal in de wijk, gemakkelijk te vinden op de kruising van de Lange Landingsbaan en Korte Landingsbaan. Het winkelcentrum wordt compact met autovrije straten en pleintjes.

De Limesbuurt

Deze buurt wordt ontwikkeld op gronden van BPD. De Limesbuurt ligt ten noorden van de Centrumbuurt en ligt tussen het Limespark, Grote Watering, de N206 en Centrumbuurt. Het gebied wordt ontwikkeld met een dorps-stedelijke dichtheid. De buurt bestaat hoofdzakelijk uit bouwblokken met een diverse invulling van woningtypes per blok, met zowel grondgebonden types als appartementsgebouwen. De dichtheid wordt bepaald door het type woonmilieu en de identiteit. Rond het plein en Oude Broekweg is de dichtheid het hoogste; richting de kreken juist laag. Ter plaatse van de HOV-halte aan de Oude Broekweg worden commerciële voorzieningen mogelijk gemaakt.

Infrastructuur

Bereikbaarheid het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'

Valkenhorst is gelegen aan de N206 (Rijnlandroute). Deze provinciale weg verbindt de wijk met de rijksweg A44 en zorgt voor een snelle verbinding met het centrum van Katwijk. Middels de HOV-lijn (Hoogwaardig Openbaar Vervoer) wordt het gebied verbonden met Katwijk, Noordwijk en station Leiden Centraal. De haltes van het HOV-lijn worden plekken met een aangenaam verblijfsklimaat door de landschappelijke inrichting en hoogwaardige halte-infrastructuur.

Mobiliteit binnen het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'

Het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' wordt een toonbeeld van duurzame mobiliteit. In het gebied wordt een netwerk van wandel- en fietsroutes aangelegd dat de belangrijke oriëntatiepunten en nabijgelegen externe bestemmingen verbindt en optimaal aansluit op het openbaar vervoer. Hierdoor worden bewoners van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' gestimuleerd duurzame vervoerswijzen te gebruiken voor verplaatsingen binnen de wijk. Verplaatsingen met de auto zijn tevens mogelijk, maar de auto is te gast binnen het plangebied. De wegprofielen worden ingericht conform de principes van Duurzaam Veilig.

Parkeren

Bij ruimtelijke ontwikkelingen of functiewijzigingen binnen een bestemming dient er getoetst te worden aan het vigerende parkeernormenbeleid van de gemeente Katwijk. Op 20 oktober 2020 is de Nota parkeernormen vastgesteld. Om te borgen dat er bij bij nieuwe ontwikkelingen of functiewijzigingen altijd aan het vigerende parkeerbeleid getoetst wordt, is er in de regels van dit bestemmingsplan een dynamische verwijzing opgenomen. De dynamische verwijzing regelt dat er altijd getoetst moet worden aan het vigerende parkeernormenbeleid. Het parkeernormenbeleid fungeert door middel van de dynamische verwijzing als toetsingskader voor ontwikkelingen binnen het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'.

Kwaliteitsboek

De inhoud van de stedenbouwkundige raamwerken is vertaald naar een kwaliteitsboek (bijlage 3). Dit kwaliteitsboek geeft op zijn beurt uitleg aan de beleidsregels 'Beeldkwaliteit' en 'Inrichting openbare ruimte'. Initiatieven tot de (gedeeltelijke) ontwikkeling van bebouwing en openbare ruimte in het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' moeten voldoen aan deze beleidsregels en dus aan het kwaliteitsboek. Daarnaast dient het kwaliteitsboek als toetsingskader bij de beoordeling van ontwikkelvisies van kandidaatdeelplanontwikkelaars bij de gronduitgifte door het Rijksvastgoedbedrijf. Het kwaliteitsboek bestaat uit vier delen:

  1. 1. Inleiding: Dit deel beschrijft de wijze waarop de kwaliteit van bebouwing en de openbare ruimte geborgd wordt in de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' . Daarnaast beschrijft dit deel de kernwaarden en sociale principes een hoofdrol spelen in de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' .
  2. 2. Visie op dorps bouwen: Dit deel beschrijft de landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische uitgangspunten voor de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' . Verder beschrijft dit deel de ruimtelijke principes die voor samenhang in de ontwikkeling zorgen. Deze ruimtelijke principes werken door in alle schaalniveaus van de ontwikkeling en vormen gezamenlijk het hoogste schaalniveau in de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'. Op basis van de uitgangspunten en principes is in dit deel een gereedschapskist samengesteld waarmee ontwikkelplannen verder uitgewerkt worden.
  3. 3. Kwaliteiten raamwerk: Dit deel beschrijft de kwaliteiten van de verschillende lijnen en plekken in de stedenbouwkundige raamwerken (het middelste schaalniveau). Op basis daarvan worden de uitgangspunten en eisen voor de inrichting van de openbare ruimte beschreven en geïllustreerd.
  4. 4. Kwaliteiten buurten: In dit deel zijn per buurt (het laagste schaalniveau) de gewenste (beeld)kwaliteit van de openbare ruimte en de bebouwing beschreven en geïllustreerd. De relaties met en overgangen van de stedenbouwkundige raamwerken en de plekken uit het raamwerk zijn hierbij richtinggevend.

Hoofdstuk 5 Waar Hebben Wij Rekening Mee Gehouden?

In dit hoofdstuk vatten wij samen binnen welke beleidskaders de transformatie van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' plaats moet vinden. Ook vatten wij samen welke planologische aspecten en welke milieuaspecten randvoorwaarden stellen aan die transformatie, daarbij gaan we ook in op de essentie van die randvoorwaarden.

5.1 Beleid

Per overheidslaag (Europees, landelijk, provinciaal, regionaal en gemeentelijk) zetten wij in de navolgende paragrafen uiteen op welke beleidsuitgangspunten een beleidsstuk betrekking heeft en hoe die uitgangspunten worden vertaald in het bestemmingsplan.

5.1.1 Europees beleid

5.1.2 Rijksbeleid

Deze subparagraaf gebruiken wij om het beleid van de Rijksoverheid dat van toepassing is op de voorgenomen transformatie van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' toe te lichten.

5.1.3 Provinciaal beleid

Het provinciale omgevingsbeleid voor de fysieke leefomgeving bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Zuid-Holland. Deze documenten zijn vastgesteld door provinciale staten van Zuid-Holland. De meest recente geconsolideerde versies van deze documenten zijn op 1 augustus 2020 in werking getreden. Naast de kaders maken uitvoeringsprogramma's en plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit, onderdeel uit van het provinciale omgevingsbeleid. In de uitvoeringsprogramma's en plannen staan operationele doelstellingen opgenomen om zichtbaar te maken op welke wijze het beleid wordt gerealiseerd.

In deze subparagraaf analyseren wij het provinciaal beleid dat van toepassing is op de voorgenomen ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' en hoe dit beleid doorwerkt in het bestemmingsplan.

5.1.4 Regionaal beleid

In deze paragraaf gaan wij in op het beleid van de regio Holland Rijnland, Greenport en het Hoogheemraadschap van Rijnland.

5.1.5 Gemeentelijk beleid

Als gemeente hebben wij ook beleid dat relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling. In deze paragraaf lichten wij dat beleid toe en bepalen wij hoe wij bij de transformatie omgaan met dit beleid.

5.1.6 Conclusie

Op basis van de voorgaande beleidsanalyse kan geconcludeerd worden dat het voornemen, mits de relevante uitgangspunten worden nageleefd, past in het beleid van de Europese Unie, de Rijksoverheid, de provincie Zuid-Holland, de regio Holland Rijnland, het Hoogheemraadschap van Rijnland en onze gemeente.

5.2 Planologische- En Milieuaspecten

Nu wij de beleidsuitgangspunten die in het bestemmingsplan uitgewerkt moeten worden geïnventariseerd en geanalyseerd hebben, gaan wij bepalen welke uitgangspunten op het gebied van planologie en milieu in dit bestemmingsplan uitgewerkt moeten worden.

5.2.1 Archeologie

Wettelijk kader

Het Verdrag van Malta (1992)
Nederland tekende in 1992 het Verdrag van Malta dat de omgang met het Europees archeologisch erfgoed regelt. Aanleiding voor dit verdrag was dat het Europese archeologische erfgoed in toenemende mate bedreigd werd. Niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. Het Verdrag van Malta, ook wel het verdrag van Valletta genoemd, is er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. Het bodemarchief bestaat uit alle archeologische waarden die zich in de bodem bevinden. Deze archeologische waarden dienen op een integrale wijze beschermd te worden, waarbij de volgende drie principes gelden:

  1. 1. Tijdig rekening houden met eventuele aanwezigheid van archeologische waarden: Het is belangrijk dat bij de ruimtelijke inrichting van een gebied tijdig rekening gehouden wordt met mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarom dient voorafgaand aan een nieuwe ontwikkeling onderzoek plaats te vinden naar archeologische waarden in de bodem van het plangebied. Hierdoor kunnen tijdig archeologievriendelijke alternatieven gezocht worden en wordt tevens een stukje onzekerheid tijdens de bouw van de ontwikkelingen weggenomen, doordat vooraf duidelijk is of er al dan niet archeologische resten in bodem te verwachten zijn.
  2. 2. Behoud in situ: Er wordt naar gestreefd archeologische waarden in de bodem te bewaren (behoud in situ). In de bodem blijven de resten immers goed geconserveerd.
  3. 3. Verstoorder betaalt: Degene die verantwoordelijk is voor het verstoren van de grond dient te betalen voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud in situ niet mogelijk is. Dit verdrag is in 2007 vertaald naar de Nederlandse situatie middels de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz). Onder deze wet, een wijzigingswet die onder andere de Monumentenwet 1998 heeft gewijzigd, zijn de gemeenten de bevoegde overheid inzake archeologie geworden. Zij dienen het aspect archeologie onder meer te borgen in nieuwe bestemmingsplannen.

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De Erfgoedwet regelt dat bij ruimtelijke ingrepen en de besluiten die daarover genomen moeten worden rekening gehouden moet worden met archeologische waarden die ter plaatse van de ingreep (en in de directe omgeving) aanwezig zijn. Dit houdt in dat een afweging gemaakt moet worden ten aanzien van eventueel aanwezige archeologische (verwachtings-)waarden. De gemeente is verplicht archeologische waarden te beschermen in het bestemmingsplan.

In de Erfgoedwet zijn ook bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed (waaronder de Monumentenwet) in Nederland gebundeld. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, gaan naar de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen:

  • Vergunning tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten;
  • Verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie;
  • Bescherming van stads- en dorpsgezichten.

De Erfgoedwet regelt dat bij ruimtelijke ingrepen en de besluiten die daarover genomen moeten worden rekening gehouden moet worden met het erfgoed dat ter plaatse van de ingreep (en in de directe omgeving) aanwezig is. Dit houdt in dat een afweging gemaakt moet worden ten aanzien van eventueel aanwezige bouwkundige monumenten, archeologisch (verwachtings-)waarden en historisch-landschappelijke structuren.

Visie Romeinen in Katwijk

Deze visie heeft geen juridische status, maar is wel van belang voor de gemeente Katwijk.

De Visie beschrijft hoe de geschiedenis van de Romeinen en de Limes in Katwijk beter herkenbaar kan worden gemaakt en meer toeristisch, economisch en educatief benut kan worden. De Visie is tot stand gekomen in een interactief traject met geïnteresseerden en belanghebbenden. De Visie bestaat onder andere uit een zogenaamd verhalennetwerk. Dit zijn zes locaties waar informatie over de Romeinse Limes beschikbaar wordt gemaakt.

Ongeveer 2000 jaar geleden maakte Nederland deel uit van het Romeinse rijk. De Limes, de noordgrens van het Romeinse rijk op het Europese vasteland, liep van Arnhem naar de Noordzee en eindigde bij Katwijk. Katwijk neemt onder de Limes gemeenten een unieke positie in door de twee beroemde forten, elk met hun eigen geschiedenis. Het was een militaire zone bestaande uit: een hoofdweg, forten, wachttorens en zowel burgerlijke als militaire nederzettingen. Langs deze grens ontstond een belangrijke handelsroute tussen de Romeinen en inheemse volkeren die hier al in de IJzertijd woonden, zoals de zogenaamde Cananefaten. De Limes is nu het grootste archeologische monument van Nederland en staat op de nominatie om voorgedragen te worden als werelderfgoed bij de UNESCO.

Toetsing

Het plangebied wordt al vanaf 2007 onderzocht voor het aspect archeologie. Door Antea Group is een rapport opgesteld waarin alle uitgevoerde onderzoeken in beeld zijn gebracht. Het rapport is opgenomen als bijlage 4 bij deze toelichting. Onderstaand zijn de resultaten uit het rapport beknopt beschreven. Specifiekere informatie per onderzoek is terug te vinden in het onderzoeksrapport.

Op basis van de onderzoeken die vanaf 2007 uitgevoerd zijn, is een overzicht gemaakt van vindplaatsen die ex-situ behouden moeten worden en is een overzicht gemaakt van vindplaatsen die in-situ behouden moeten worden. De insituvindplaatsen kennen de zwaarste bescherming in de vorm van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie terreinvan hoge archeologische waarde'. Deze dubbelbestemming beperkt de bouwmogelijkheden en vraagt voor (nagenoeg) iedere bodemingreep om een omgevingsvergunning. Hiermee worden de in-situ te behouden archeologische waarden beschermd conform een visie op het beheer en de inrichting van dergelijke archeologische waardevolle gebieden. In dit bestemmingsplan is een specifieke insituvindplaats bestemd als 'Groen' en voorzien van bovengenoemde dubbelbestemming.

Ten aanzien van de vindplaatsen die ex-situ behouden moeten worden geldt dat op een aantal locaties nog opgravingen plaats moeten vinden. Ex-situvindplaatsen die nog opgegraven moeten worden zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming om de aanwezige archeologische waarden te beschermen. Dit geldt ook voor de gronden die nog onderzocht moeten worden op de aanwezigheid van archeologische waarden. Op basis van de eerder onderzoeken is ook duidelijk geworden welke gebieden nog onderzocht moeten worden. Nog te onderzoeken gebieden zijn een gebied rond de gebouwen in het noordelijke deel van het plangebied, waaronder de huidige theaterhangaar, de gebieden in het noordoosten tegen de N206 en een gebied ten zuiden van een terrein waar het Hoogheemraadschap van Rijnland een grondverbeteringsinstallatie in bedrijf heeft.

Aanvullend op het voorgaande is in andere delen van het plangebied al onderzoek uitgevoerd. Voor zover dit onderzoek niet leidt tot de conclusie dat insitubehoud nodig is (zie boven), geldt dat deze gronden archeologievrij zijn. Op deze gronden rust derhalve geen dubbelbestemming meer en gelden er geen verplichtingen met betrekking tot archeologie.

Conclusie

Een groot deel van het plangebied is in het verleden reeds onderzocht en is vrijgegeven voor het aspect archeologie. Voor de delen van het plangebied die nog niet vrijgegeven kunnen worden, zijn een passende dubbelbestemmingen (artikel 1718, 19 en 20) opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Er is derhalve geen sprake van een belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Het opnemen van deze dubbelbestemmingen betekent dat bij ontwikkelingen in de delen van het plangebied waar de dubbelbestemming van toepassing is eerst onderzoek naar archeologische waarden plaats moet vinden en vast moet staan dat dergelijke waarden niet geschaad kunnen worden door de voorgenomen ontwikkeling voordat de ontwikkeling toegestaan kan worden. Bij dit onderzoek moet het bepaalde uit de Erfgoedverordening gemeente Katwijk (zie subparagaaf 5.1.5.11) en het vigerend gemeentelijk archeologiebeleid in acht worden genomen bij de voorbereiding en uitvoering van dit onderzoek. Tevens dient onderzoek te voldoen aan de richtlijnen die in de verordening en/of het vigerend gemeentelijk archeologiebeleid vervat zijn.

5.2.2 Bedrijven en milieuzonering

Met de Wet milieubeheer tracht de Nederlandse overheid de wederzijdse hinder tussen bedrijven en instellingen en de woonomgeving te voorkomen. Hiervoor wordt er gebruik gemaakt van milieucategorieën met een zonering. Door de VNG zijn voor deze categorieën richtafstanden opgesteld, daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gemengde gebieden en rustige woongebieden.


Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op een woongebied. Om deze woonfunctie te beschermen dient aandacht te worden geschonken aan mogelijk conflicterende bestemmingen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden.


Toetsingskader

Om het begrip milieuzonering hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de VNG. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf/branche is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandstabel). Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd maar zijn indicatief. Door middel van deze zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

De indeling van de bedrijven is vastgelegd in een afstandstabel, waarin de diverse aspecten van bedrijven in normatief opzicht zijn weergegeven. Op grond van deze lijst kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de binnen het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. Ook bestaande bedrijven kunnen aan deze lijst getoetst worden. Bij deze selectie dienen milieuoverwegingen een belangrijke rol te spelen.

Bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 hebben een relatief geringe milieubelasting en zullen in het algemeen niet conflicteren met de woonbestemming. Bedrijven die als categorie 3 zijn gekwalificeerd dienen van geval tot geval te worden bezien, waarbij met name de afstand tot de woonbestemming in relatie tot de bedrijfsbestemming van belang is. Bedrijven die in categorie 4 of hoger worden gerangschikt dienen van vestiging binnen een woonomgeving te worden uitgesloten.

Onderzoek

Er is door Antea Group een onderzoek uitgevoerd naar bedrijven en milieuzonering. In het onderzoek zijn de beoogde ontwikkelingen getoetst aan de hand van de VNG-milieuzoneringsmethodiek. Het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage 5 bij deze toelichting. Onderstaand is het resultaat uit het onderzoek opgenomen.

In de huidige situatie is het plangebied grotendeels braakliggend. Er zijn daarnaast verschillende bedrijven aanwezig binnen en rondom het plangebied. In de toekomstige situatie wordt het gebied getransformeerd tot een woongebied.

De VNG-methodiek van de milieuzoneringen maakt onderscheid in een 'rustige woonwijk' en een 'gemengd gebied'. In een gemengd gebied wordt hinder meer getolereerd in vergelijking met een rustige woonwijk. De hinderafstanden zijn daarom in een gemengd gebied kleiner. Voor de beoordeling volgens de VNG Methodiek is het plangebied opgedeeld in twee delen met fasen (I en II). Hiervoor is gekozen omdat voor het zuidelijk deel van het plangebied een abstractere invulling is gekozen dan voor het noordelijk deel. In het noordelijk deel zijn al bouwvlakken bekend voor het zuidelijk deel nog niet. Figuur 5.2.2.1 geeft de tweedeling weer welke is toegepast voor deze beoordeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0019.png"

Figuur 5.2.2.1: Tweedeling VNG-zonering

Fase 1

Aan de noordoostzijde van het plangebied is de woonkern Valkenburg gelegen. Hier zijn enkele bedrijfsbestemmingen opgenomen. Het plangebied ligt echter verder van deze bestemmingen af dan de huidige woonbestemmingen in de woonkern. Aan de zuidoostzijde van het plangebied zijn er bedrijven op korte afstand van fase I gelegen. Dit betreft tuinbouwbedrijven (milieucategorie 2) en een aannemersbedrijf (milieucategorie 2). Voor deze bedrijven geldt een richtafstand van 30 meter. Hier wordt aan voldaan.

Ten zuidwesten van het plangebied zijn er geen bedrijven op korte afstand van Fase I gelegen. Verder naar het noorden zijn er enkele bestemmingen op korte afstand van Fase I gelegen. Direct ten westen van de bebouwingsvlakken ligt een gemengd gebied. Ten noorden van het hangargebied is een gemengd gebied dat in gebruik is genomen als Asielzoekerscentrum. Een asielzoekerscentrum kan vergelijkbaar worden geacht met een gezondheidszorg functie. De maximale milieucategorie van een gezondheidszorg is categorie 2. Verder zijn er enkele bedrijfsbestemmingen, recreatiebestemmingen, en tuinbouwbestemmingen. Voor deze bedrijven geldt dat ze op relatief grote afstand van het plangebied zijn gelegen. Er wordt voldaan aan de gestelde richtafstanden.

Fase 2

Omdat er voor fase II nog geen bouwvlakken bekend zijn, wordt de VNG-systematiek toegepast vanaf de plangrens. Dit betekent dat het uitgangspunt is dat de woningen aan de rand van het plangebied worden gerealiseerd. Als worst-case aanname wordt er uitgegaan van een 'rustige woonwijk'.

Voor het gebied ten zuidwesten van fase II geldt dat er twee bestemmingen (bedrijfsbestemming en een maatschappelijke bestemming) zijn gelegen op korte afstand van het plangebied. Verder zijn er diverse bedrijfs-, horeca en gemengde bestemmingen in de nabijheid van het plangebied. Voor deze versnipperde bestemmingen geldt dat het plangebied op grotere afstand is gelegen dan de omliggende woonbestemmingen.

Ten zuiden van het plangebied ligt de bedrijfsbestemming zandwinning. Dit bedrijf heeft in de herziening (Zandwinning, 1e partiele herziening van het bestemmingsplan Landelijk gebied 1994) de milieucategorie categorie 4.1 (zie paragraaf 4.1 van de toelichting van deze herziening). In het nadien vastgestelde bestemmingsplan Valkenburg Landelijk Gebied (onherroepelijk op 12 maart 2013) zijn de bestaande rechten voor de zandwinning overgenomen. De afstand van bedrijf tot de plangrens is voldoende om te voldoen aan de richtafstand. Direct ten zuiden van het plangebied is, op het grondgebied van de gemeente Wassenaar, een milieustraat gelegen (categorie 3.1). Ook hier is de afstand van de woonbestemming tot aan het bedrijf groter dan de richtafstand.

Ten zuidwesten van fase II zijn er land- en tuinbouwbestemmingen gelegen op korte afstand van het plangebied. De milieucategorie van deze bedrijven is 3.2. Er wordt voldaan aan de richtafstanden.

In het noordwesten van het plangebied is een gemengd gebied gelegen (UMV). Voor dit gebied is een uitgebreid milieuonderzoek verricht (Unmanned Valley Testlocatie voor RPAS op de locatie Valkenburg: Voortoets Wet natuurbescherming, RHDHV 2019). Uit dit onderzoek komt naar voren dat de te beoordelen milieuaspecten geen hinder buiten de eigen terreingrenzen veroorzaken. Daarmee zullen de beoogde woningbouwlocaties geen onaanvaardbare hinder van de UMV ondervinden. Verder zijn er diverse bedrijfs-, horeca en gemengde bestemmingen ten zuidwesten van het plangebied gelegen. Voor deze versnipperde bestemmingen geldt dat het plangebied op grotere afstand is gelegen dan de omliggende woonbestemmingen.

Conclusie

Uit de beoordeling blijkt dat er geen bedrijven in de omgeving van het plangebied zijn met relevante hinderafstand ten aanzien van de beoogde ontwikkeling. In het gebied worden tevens enkele centrumvoorzieningen beoogd. Omdat dit een gemengd gebied betreft is de hinderafstand kleiner dan voor een rustige woonwijk. De functies die worden beoogd zijn toelaatbaar mits deze bouwkundig worden gescheiden van woningen.

5.2.3 Bodem

Wettelijk kader Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

Toetsing

Huidige situatie

Voor bodemkwaliteit zijn de bekende en verwachte verontreinigingen in de bodem onderzocht. Het onderzoek naar deze verontreinigingen is opgenomen in bijlage 6 bij deze toelichting. Het gebied is op basis van het huidige ruimtegebruik te verdelen in drie deelgebieden, waar drie kleuren aan gekoppeld zijn:

  • Vliegkamp (oranje)
  • Noordoost (rood)
  • Van Leeuwen (blauw)

Onderstaand is de huidige situatie van de drie deelgebieden beschreven.

Vliegkamp (oranje)

In het deelgebied Vliegkamp is voor het gehele deelgebied bodeminformatie beschikbaar. Er zijn circa 100 onderzoeksrapporten beschikbaar. Naar verwachting zijn alle verontreinigingen reeds gesaneerd of worden momenteel gesaneerd. Op basis van de informatie die in de huidige situatie beschikbaar is kan geconcludeerd worden dat er enkele restverontreinigingen achtergebleven zijn, zowel in de grond als in het grondwater.

In dit gebied kan onderscheid kan worden gemaakt in het ontmantelingsgebied en het hangargebied. Het onmantelingsgebied betreft het (nagenoeg) onbebouwde gebied waar de start- en landingsbanen waren gesitueerd. Dit deel van het gebied is thans, op een aantal (bouw)wegen na, braakliggend. Het hangargebied betreft het noordelijk deel van het plangebied, dit deel van het gebied is nog grotendeels in gebruik, grotendeels verhard en bebouwd met diverse loodsen en hangars.

  • Ontmantelingsgebied: In het ontmantelingsgebied is de bodem in de periode 2014-2018 gebiedsdekkend onderzocht en zijn meerdere bodemsaneringen uitgevoerd. In bijlage 6 in bijlage 3 zijn de gesaneerde locaties aangegeven. Op twee plaatsen (nabij het VIP gebouw) is nog sterke restverontreiniging met zware metalen (van beperkte omvang) achtergebleven. Deze sterke restverontreinigingen dienen voorafgaande aan de herontwikkeling nog te worden verwijderd. Daarnaast is binnen het ontmantelingsgebied, ter plaatse van de voormalige brandweeroefenplaats, een sterke verontreiniging met PFAS in grond en grondwater aanwezig. Een deel van de met PFAS verontreinigde grond is daarnaast ook sterk verontreinigd met PCB. De omvang van de sterke verontreiniging wordt geschat op 3.450 m3 (grond) respectievelijk 42.500 m3 (grondwater). Ook deze verontreiniging zal voorafgaande aan herontwikkeling nog gesaneerd moeten worden. Verder dient ter plaatse van het “buizerdbos”, in het zuidelijk deel van het plangebied, nog een nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de ernst en omvang van de verontreiniging met zware metalen en PAK. De aanwezigheid van een buizerdhorst heeft ervoor gezorgd dat dit nader onderzoek vooralsnog niet heeft kunnen plaatsvinden. Op basis van eerder onderzoek wordt verwacht dat het gaat om een verontreiniging van circa 1.500 m3, die bij herontwikkeling van dit deel van het plangebied gesaneerd zal moeten worden.
  • Hangargebied: Ter plaatse van hangargebied is in 2019 een gebiedsdekkend verkennend en actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat binnen het hangargebied diverse verontreinigingen in de grond en het grondwater aanwezig zijn. De ernst en omvang van deze verontreinigingen dienen nog nader vastgesteld te worden. Hiertoe zal in 2020/2021 nader bodemonderzoek worden uitgevoerd. Bij herontwikkeling zal de bodem geschikt gemaakt te worden voor het toekomstig gebruik (wonen). Verder is uit nader onderzoek uit 2019/2020 gebleken dat, ter plaatse van de voormalige brandweerkazerne, een sterke verontreiniging met PFAS in grond en grondwater aanwezig. De omvang van de sterke verontreiniging met PFAS ter plaatse van de brandweerkazerne wordt geschat op 1.400 m3 (grond) respectievelijk 1.350 m3 (grondwater). Deze verontreiniging zal voorafgaande aan herontwikkeling van dit deel van het gebied gesaneerd moeten worden.
  • PFAS: In 2019 is een gebiedsdekkend onderzoek naar PFAS in de grond uitgevoerd op het voormalig vliegkamp. Hieruit is gebleken dat de gehalten aan PFAS (P95) in de grond onder de in het Tijdelijk Handelingskader vastgestelde waarden voor natuur/landbouw liggen.

Noordoost (rood)

Er is in de huidige situatie geen bodeminformatie beschikbaar voor het volledige plangebied. Van het volkstuinencomplex is geen bodeminformatie beschikbaar. Uit de beschikbare onderzoeksrapporten kan geconcludeerd worden dat er slechts licht verhoogde gehaltes van zware metalen aangetoond zijn. Er is slechts op één locatie onderzoek naar asbest uitgevoerd.

Van Leeuwen (blauw)

Het deelgebied Van Leeuwen is een bedrijfslocatie waar loodsen, schuren, opslag van materiaal en enkele bedrijfswoningen aanwezig zijn. Het patroon van de watergangen in het deelgebied doet vermoeden dat deze in het verleden gedempt zijn. Er is geen geschikte bodeminformatie beschikbaar in de huidige situatie om de bodemkwaliteit vast te kunnen stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0020.png"

Figuur 5.2.3.1: Deelgebieden Valkenburg bodemkwaliteit

Bodemopbouw

Het plangebied bevindt zich in een laaggelegen gebied aan de rand van de duinen. De verschillen in hoogteligging zijn in figuur 5.2.3.2 weergegeven. Op de hoogteprofielen is goed te zien dat het grootste gedeelte van het plangebied onder NAP ligt. Alleen aan de flanken zijn enkele hoger gelegen gronden aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0021.png"

Figuur 5.2.3.2: Hoogteligging en de locatie van de twee hoogteprofielen (zie hieronder)

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0022.png"

Figuur 5.2.3.3: Hoogteprofielen (Variatie in maaiveldhoogte binnen het projectgebied (bron: AHN3))

Bodemsamenstelling en bodemzetting

De ondiepe bodem van het plangebied bestaat grotendeels uit zeekleigronden, met een dikte van plaatselijk slechts 1 meter tot meer dan 5 meter. De gronden zijn gevormd als gevolg van overstromingen vanuit zee, waardoor zand en klei afgezet werden. De bodem ter plaatse van de projectlocatie is overwegend zandig. In het plangebied is rond NAP 0 m een laag klei en kleiig zand aanwezig met een dikte van enkele meters.

In het gebied zijn verschillende sonderingen en boringen uitgevoerd. Over het algemeen wordt tot minimaal 1 à 2 m –mv. en maximaal 5 à 7 m –mv. klei en/of wadzand aangetroffen. Wadzand is uiterst fijn en kleiig zand, dat een geringe doorlatendheid heeft en eerder als weerstandslaag wordt gezien dan als watervoerende laag. Vanuit civieltechnisch oogpunt heeft de bodem tot 2 à 7 m –mv. een geringe doorlatendheid en een hoge weerstand. Voor de drainage of infiltratie van water is deze bodem weinig geschikt. Het risico bestaat dat op deze bodem regelmatig water blijft staan, dat niet in de ondergrond weg kan zakken.

Conclusie

Bodemkwaliteit

In de toekomstige situatie wordt het plangebied ontwikkeld tot een gemengd woon- en werkgebied. Er worden maximaal 5.600 woningen gerealiseerd. Om het gebied te kunnen gebruiken voor de functie 'Wonen', dient de bodemkwaliteit hier geschikt voor te zijn. Om te bepalen in hoeverre hier aan wordt voldaan, is er door Antea Group een milieu hygiënisch vooronderzoek uitgevoerd (zie bijlage 6). in het MER (bijlage 17) is per deelgebied een beschrijving van de toekomstige situatie en het milieueffect opgenomen.

Bodemopbouw
De bodemsamenstelling is niet zonder meer geschikt voor de beoogde woon- en werkfunctie van het gebied. Uit zettingsberekeningen blijkt dat rekening moet worden gehouden met gemiddeld 0,5 tot 1,0 m ophoging. Dit hangt sterk samen met de wateraspecten, dit wordt verder toegelicht in de paragraaf Water.

Uit het uitgevoerde milieuhygiënische vooronderzoek is gebleken dat ter plaatse van de ontwikkeling sprake is van een verontreiniging. De eigenaar van de betreffende gronden dient, voorafgaande aan het in gebruik nemen van de gronden, aantoonbaar te maken dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiervoor is in de regels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Voor het overige geldt dat de bodemkwaliteit aansluit bij de voorziene woonfunctie en derhalve geen noodzaak is tot nader onderzoek/sanering. Vanwege de nabijheid van drinkwaterwinningen bij het plangebied wordt het bodembeheer in de toekomstige situatie zo vormgegeven dat de bodemkwaliteit geen bedreiging kan vormen voor de drinkwaterwinning in aangrenzende delen van het grondwaterlichaam. Die aangrenzende delen liggen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

5.2.4 Cultuurhistorie

Tientallen eeuwen van ontginnen, bouwen, wonen en werken hebben Zuid-Holland gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Kerken, boerderijlinten, bollenschuren, dorpsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen hiervan. Deze cultuurhistorische waarden zijn van grote betekenis voor onze leefomgeving. Daarom willen Rijk, provincie en de gemeente Katwijk deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Naast archeologische waarden zullen ook cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk worden meegewogen bij de voorbereiding van bestemmingsplannen. Vergelijkbaar met de huidige regelgeving voor beschermde stads- en dorpsgezichten dient in ieder bestemmingsplan een afweging gemaakt te worden over de wijze waarop met de cultuurhistorische belangen wordt omgegaan. Daarnaast is in het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan (regels, verbeelding) een analyse verplicht naar de aanwezige cultuurhistorische waarden en een beschrijving van de wijze waarop hiermee is omgegaan.

Cultuurhistorische waarden

Om inzicht te krijgen in de cultuurhistorische waarden in het plangebied is er een cultuurhistorische analyse uitgevoerd. Het rapport is opgenomen als bijlage 7 bij deze toelichting. Onderstaand wordt ingegaan op de resultaten uit de analyse.

Landschappelijke beschrijving

Het huidige landschap heeft geleidelijk vorm gekregen vanaf de middeleeuwen, met een patroon van wegen en waterlopen, vormen van percelering en bodemgebruik die nauw samenhingen met de fysisch-geografische gesteldheid (bodem, waterhuishouding en hoogteligging). Het geleidelijk gegroeide landschap is af te lezen aan de percelering, de bebouwingsstructuur, het patroon van wegen en waterlopen en de verdeling van open en meer besloten ruimten.

In 1939 is hier een nieuw element ingebracht – het vliegveld met de daarmee samenhangende militaire objecten – die een eigen vormenwereld met zich mee bracht. Het zijn deze twee ontwikkelingen die de cultuurhistorische essentie van het onderzoeksgebied bepalen.Na de Tweede Wereldoorlog is het vliegveld uiteindelijk in gebruik genomen door de Marine Luchtvaartdienst. Over een periode van 50 jaar heeft dit gebruik visuele sporen nagelaten op het vliegveld, zoals het aanpassen en verlengen van de landingsbanen, de bouw van de verkeerstoren en het plaatsen van kantoren en hangars op het terrein. Het vliegveld speelde een rol in de Koude oorlog. Omdat de gebouwen binnen het vliegveldterrein nog niet cultuurhistorisch gewaardeerd zijn (niet meegenomen in de Cultuurhistorische inventarisatie), moet voorafgaande aan de aanvraag tot sloop eerst onderzocht worden wat de cultuurhistorische waarde is.

Door de aanleg van het vliegveld in 1939 is het open karakter van het centrale gebied niet gewijzigd. Verdichting door bebouwing vond plaats aan de randen van het vliegveld en aan de 1e Mientlaan, bospercelen langs de tankgracht, aan de westkant van het vliegveld en aan de 1e Mientlaan. De openheid van het vliegveld heeft verband met de militiare betekening van het gebied. De verdedigingswerken rondom het vliegveld moesten een vrij schootsveld hebben. Door de voorgenomen bouw van 5.600 woningen op het voormalige vliegveld betekent dat de openheid van het centrale deel van het onderzoeksgebied verloren gaat. Wel worden cultuurhistorische waarden aan de randen van het gebied zo veel als mogelijk bhouden (zie volgende alinea).

Cultuurhistorische waardenkaart

Onderstaande kaart toont de cultuurhistorische waardering van het plangebied. Zichtbaar is dat het te ontwikkelen gedeelte een zeer hoge cultuurhistorische waarde kent als representatie van een vliegveld dat haar wortels heeft in de Tweede Wereldoorlog enerzijds en als representatie van het vooroorlogs polderlandschap anderzijds.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0023.png"

Figuur 5.2.4.1: Cultuurhistorische waardenkaart in en rond het plangebied (bron: Lantschap, 2019)

De verdere ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde van deze plek is gebaat bij het gebruik van de vormentaal van en de overblijfselen van het vliegveld als structurerende elementen. Het plan voorziet hierin door de landingsbanen herkenbaar in het landschap terug te brengen. Andere onderdelen van het militaire landschap zijn geen onderdeel van het stedenbouwkundig ontwerp. Over de waardevolle onderdelen die samenhangen met het militair verleden vindt nog overleg plaats betreft het behoud van deze bebouwing. Zo liggen er in het perceel ten noorden van het 'bunkerbos' vijf bunkers, die gemeentelijk- of rijksmonument zijn. Deze bunkers moeten worden ingepast in het stedenbouwkundig ontwerp van dit gedeelte, waarmee ze een bijzonder karakter kunnen geven aan de ontwikkelingen hier. In dit bestemmingsplan zijn deze monumenten voorzien van een aanduiding (van toepassing op de bunkers zelf en een zone rondom de individuele bunkers). Aan de aanduiding zijn regels gekoppeld die de monumenten bescherming tegen aantasting van hun cultuurhistorische waarde.

Werelderfgoed

Het kassengebied direct ten noorden van het voormalige vliegveld Valkenburg is onderdeel van de Limes, de noordelijke grens van het Romeinse rijk. Het terrein is beschermd en aangewezen als werelderfgoed. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die de invulling van de monumentale zone wezenlijk verandert. Het bestemmingsplan maakt daarmee geen aantastingen van de cultuurhistorische waarde van het archeologische erfgoed mogelijk.

Landschappelijke structuren

Onderstaande kaart toont de meest van belang zijnde (historisch) landschappelijke structuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0024.png"

Figuur 5.2.4.2: Waardevolle landschappelijke structuren en elementen

Samengevat zijn in het plangebied de volgende monumenten en cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig:

  • de Oude Broekweg;
  • de landingsbanen;
  • de verkeerstoren;
  • ontvangstgebouw met Koninklijke wachtkamer;
  • hangars;
  • bunkers;
  • Huis Torenvliet;
  • historische wegen, verkavelingen en waterlopen.

Bescherming ligt op:

  • Boerderij Welgelegen (gemeentelijk monument) aan de Oude Broekweg;
  • Hoeven Zonneveld aan de Zonneveldslaan (gemeentelijk monument);
  • Tankgracht (rijksmonument);
  • Bunkerbos (rijksmonument) met bunkers ten noorden daarvan (gemeentelijke en rijksmonumenten).

Conclusies

De instandhouding van cultuurhistorische (landschaps)elementen en bebouwing is geborgd in de vorm van regels voor cultuurhistorie (artikel 21), het slopen (artikel 26) van bestaande bebouwing en het kappen van houtopstanden (artikel 27) in dit bestemmingsplan. Het slopen respectievelijk kappen is uitsluitend toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning, waarbij door erfgoeddeskundigen een advies is uitgebracht over de gevolgen voor de cultuurhistorische waarden. Cultuurhistorisch waardevolle elementen zijn verder zoveel mogelijk als dragers verwerkt in de stedenbouwkundige raamwerken voor de voorgenomen ontwikkeling. Deze elementen zijn zo ingepast dat zij in stand blijven tijdens en na de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'.

5.2.5 Duurzaamheid

Door de Rijksoverheid en de gemeenten is het Klimaatakkoord ondertekend. Daarin ligt de doelstelling vast om klimaatverandering tegen te gaan. Het akkoord stelt het doel dat Nederland in 2030 49% minder CO2 uitstoot ten opzichte van 1990. Voor 2050 is het doel om vrijwel emissieloos te zijn. Om deze doelstelling te realiseren is het pakket aan maatregelen voor het Klimaatakkoord vastgesteld. Deze maatregelen gaan over reductie van de uitstoot van schadelijke stoffen, energiebesparing en een vergroting van het aandeel duurzame energie.

In het Rijksbrede programma Nederland Circulair in 2050 is als doel gesteld dat in 2030 Nederland 50% minder primaire grondstoffen zal gebruiken (mineralen, metalen en fossiel). Nederland wil in 2050 een circulaire economie zijn. Een economie zonder afval, waarbij alles draait op herbruikbare grondstoffen.


Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

De nationale doelen gelden ook voor Katwijk. Katwijk streeft er naar bij elke ruimtelijke ontwikkeling de schade aan het milieu en gezondheid op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. We willen daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de stedelijke ontwikkeling op een zo hoog mogelijk niveau brengen. In het duurzaamheidsbeleid van de gemeente worden vier thema's met name beschouwd: energie, circulariteit, mobiliteit en klimaat.

Deze thema's worden in beleidsregel duurzaamheid uitgewerkt. Voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' zijn duurzaamheidsmaatregelen die een uitwerking hebben op beeldkwaliteit ook opgenomen in het beeldkwaliteitsplan. Beleidsregel en beeldkwaliteitsplan maken integraal deel uit van de regels van dit bestemmingsplan. Om te bepalen welke duurzaamheidsmaatregelen een bijdrage kunnen leveren aan de duurzame ontwikkeling van het plangebied, voeren wij onderzoek uit. De beleidsregel duurzaamheid is mede gebaseerd op de resultaten. We onderzoeken verder en passen ons toekomstig beleid daarop aan, teneinde nog beter ons op de duurzaamheidsdoelen te kunnen richten.

Toetsingskader

Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS)

Het RBDS beoogt duurzaamheid een vaste en volwaardige plek te geven in het planproces van ruimtelijke plannen voor gebieden en in een vroeg planstadium van werkzaamheden en bouwprojecten te betrekken met een hogere ambitie dan wettelijk verplicht. Daarbij gaat het om gebieden groter dan 1 hectare of bouwprojecten met meer dan 10 woningen. Duurzaamheid is hierbij ruim gedefinieerd als "People, Planet, Profit" (PPP). Dit betekent dat naast ambities op het gebied van milieu ook maatschappelijke/sociale en economische ambities een plek hebben gekregen in het beleid. Met het vaststellen van deze richtlijn heeft de gemeente een instrument in handen om een duurzame ambitie te bepalen. Een ambitietabel maakt deel uit van het RDBS. Met die tabel kunnen de duurzaamheidsambities bepaald worden:

  • tijdens de initiatieffase, voor het vaststellen van de relevante duurzaamheidthema's;
  • tijdens de definitiefase voor het bepalen van de basisambitie van de relevante duurzaamheidthema's en daarbovenop van minstens één duurzaamheidthema een extra ambitie te kiezen, en deze te realiseren;
  • in de realisatiefase om de duurzaamheidambities te monitoren.

Regionale DuBoPlus Richtlijn

De nagestreefde kwaliteit en duurzaamheid van een (nieuw)bouwproject dienen op basis van een overeenkomst tussen de gemeente en de bouwer/ontwikkelaar geborgd te worden. Voor de woning- en utiliteitsbouw worden de duurzame prestaties berekend met het instrument 'Gemeentelijke Prestatierichtlijn' GPR-Gebouw en de resultaten per aspect gepresenteerd in een schoolcijfer (1-10). Een 7 is de minimale norm. De ambitie ligt hoger.

Het Energieprogramma 2015-2020 heeft in algemene zin als doelstelling het terugdringen van de energievraag (besparing) en het inzetten van zo veel mogelijk duurzame energiebronnen (transitie). Het beoogde resultaat is een afname van het gebruik van fossiele brandstoffen, waardoor de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen verder afneemt. Het Energieprogramma richt zich op energiebesparing en energietransitie woningen en bedrijven, mobiliteit, grootschalige duurzame energieopwekking en energiemonitoring. Het Energieprogramma wordt vanaf 2021 verder opgenomen bij de uitwerking van de Regionale Energiestrategie (RES) en gaat over in de Lokale Energiestrategie (LES).

Het Grondstoffenbeleidsplan Katwijk gaat vooral in op scheiding, inzameling en verwerking van huishoudelijk afval in de gemeente. Inzet is een vermindering van de afvalstromen, het maximaliseren van afvalscheiding en een zo hoogwaardig mogelijk hergebruik als grondstof. Het plan bevat tevens een afwegingskader voor de te kiezen basisinzamelings- en verwerkingsstructuur.

Onderzoek
Er wordt nog grondstoffenvisie voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' opgesteld. Daarin wordt aangegeven hoe binnen het plangebied met circulariteit kan worden omgegaan. De intentie van die visie is om grondstoffenketens zoveel mogelijk te sluiten. Daarbij worden de stromen van alle gebruiksfuncties (bouw, gebruik en aanleg) van het plangebied in beeld gebracht. Aan de hand van dit onderzoek wordt in ieder geval de afvalinzamelingstructuur voor de nieuwe wijk vastgesteld.

Aanvullend op het voorgaande heeft tijdens het opstellen van het MER ook onderzoek plaatsgevonden naar duurzaamheid. In het MER (bijlage 17) worden de onderzoeksresultaten beschrijven en zijn duurzaamheidsmaatregelen benoemd. Deze maatregelen zijn waar mogelijk geborgd in de regels van dit bestemmingsplan of de beleidsregels die uitleg geven aan dit bestemmingsplan. Op deze manier werkt duurzaamheid in de gehele ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' door.

Warmtenetten zijn een middel om gebouwen van warmte te voorzien die op een duurzame manier opgewekt wordt. Een grote hoeveelheid warmtenetten of warmtekoude-installaties in de ondergrond kan tot interferentie leiden. Om dit te voorkomen heeft de gemeente interferentiebeleid en een bodemenergieplan opgesteld. Daarnaast heeft de gemeente warmtebeleid opgesteld. De beleidsregel 'Duurzaamheid' die uitleg geeft aan de bepalingen in de regels van dit bestemmingsplan, dwingt naleving van dit beleid af. Als er een collectief warmtenet in (delen van) het plangebied gerealiseerd wordt, dan moet daar op aangesloten worden tenzij er nog duurzamer alternatieven aawezig zijn. Een dergelijke aansluitplicht zal, indien nodig, onderdeel worden van het warmteplan dat voor het plangebied opgesteld wordt.

Conclusie

Het aspect duurzaamheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. In de planvorming is dit aspect als ordenend principe gebruikt. Door mogelijke duurzaamheidsmaatregelen te onderzoeken en vervolgens te verkennen of en hoe zij geborgd kunnen worden, werkt duurzaamheid in zowel de realisatie- als gebruiksfase door. Deze doorwerking krijgt vorm in zowel dit bestemmingsplan, de beleidsregels die uitleg geven aan dit bestemmingsplan en in privaatrechtelijke afspraken.

5.2.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid worden de risico's, die ontstaan als gevolg van opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen beschreven. Het juridisch kader voor externe veiligheid wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Hierin staan de begrippen plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) centraal. Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit.

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij de herinrichting van een gebied bepalen deze risico's mede de ruimtelijke mogelijkheden.

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteit dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.

Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord.

Onderzoek

Om inzicht te verkrijgen in de externe veiligheidssituatie in het plangebied is er door Antea Group een onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage 5 bij deze toelichting. Onderstaand zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen.

Er zijn geen revelante risicovolle inrichtingen in de omgeving van het plangebied. Daarentegen zijn er wel meerdere relevante risicobronnen, namelijk: vier hogedrukaardgastransportleidingen, N206 en Rijksweg A44.

Hogedrukaardgastransportleidingen

In- en nabij het plangebied zijn de volgende vier hogedrukaardgastransportleidingen relevant: W-535-13, W-535-18, W-535-01 en A-650. Geen van de buisleidingen heeft een PR 10-6-contour. Er is een groepsrisicoberekening uitgevoerd voor de buisleidingen. Hieruit blijkt dat het groepsrisico van alle buisleidingen zich onder de oriëntatiewaarde bevindt. Het groepsrisico van twee buisleidingen nemen echter wel toe. In onderstaande tabel 5.2.6.1 is dit weergegeven.

Tabel 5.2.6.1: groepsrisico buisleidingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0025.png"

De toename van het groepsrisico van de buisleiding W-535-13 is het hoogst. Dit is verklaarbaar doordat deze buisleiding in het plangebied ligt. Door de beoogde ontwikkeling schuift de kilometer met het hoogste groepsrisico van de buisleidingen W-535-13 en W535-01 richting het plangebied. Aangezien het groepsrisico van de buisleidingen W-535-13 en W-535-01 met meer dan 10% toeneemt, is een verantwoording verplicht. In het onderzoek dat als bijlage 5 is opgenomen bij deze toelichting, zijn handvatten opgenomen voor de verantwoording van het groepsrisico. Er zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

De hogedrukaardgastransportleidingen worden beheerd door Gasunie transport services. Deze organisatie heeft beleid voor de plaatsing van opwekkingsvoorzieningen voor duurzame energie nabij gasleidingen (waaronder ook hogedrukaardgastransportleidingen) verstaan worden. Gasunie transport services hanteert als beleid dat het plaatsen van opwekkingsvoorzieningen voor windenergie binnen 245 meter van een gasleiding om overleg met de leidingbeheerder vraagt. Op dezelfde manier vraagt het realiseren van opwekkingsvoorzieningen voor zonne-energie binnen 200 meter van gastransportleidingen om overleg met de leidingbeheerder. Deze eisen kunnen veranderen als bijvoorbeeld innovaties de combinatie van gasleidingen en opwekkingsvoorzieningen op kortere afstand veilig mogelijk maken. Omdat dit beleid kan veranderen zijn de eisen van Gasunie tranport services niet vertaald in de regels van dit bestemmingsplan, maar in de beleidsregel 'Duurzaamheid'. Die beleidsregel is immers gemakkelijk aan te passen naar nieuwe inzichten als dat noodzakelijk blijkt.

N206

Het plaatsgebonden risico van de N206 is met behulp van RBM II berekend. Hieruit volgt dat de weg geen plaatsgebonden risicocontour heeft. Daarmee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden uit het Bevt.

Doordat het plangebied binnen 200 meter van de N206 gelegen is, is er een groepsrisicoberekening met behulp van RBM II verricht. Hieruit volgt dat het groepsrisico niet toeneemt en zich onder de oriëntatiewaarde bevindt. Er kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Er zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

De hogedrukaardgastransportleidingen lopen door het plangebied en de N206 ligt nabij het plangebied. Uit het voorgaande blijkt dat deze elementen risico's in het plangebied kunnen veroorzaken. De gebouwen die het dichtste bij deze elementen staan (de zogenoemde eerstelijnsbebouwing) kennen de meeste risico's en worden als eerste geconfronteerd met de gevolgen van een calamiteit. Om blootstelling van mensen aan dergelijke calamiteiten te beperken is in de regels van dit bestemmingsplan bepaald dat de vestiging van kwetsbare objecten uitgesloten is binnen de 1%-letaliteitscontour van de hogedrukaardgastransportleidingen. Daarnaast is bepaald dat de vestiging van kwetsbare objecten uitgesloten is in de eerstelijnsbebouwing bezien vanaf de locatie van gastransportleidingen en de N206. Dit laatste heeft tevens een positief effect op de blootstelling van kwetsbare groepen aan luchtverontreiniging. Aanvullend daarop is bepaald dat bebouwing niet in een hogere dichtheid dan voorzien in het onderzoek in bijlage 5 bij deze toelichting gerealiseerd mag worden. Hiermee wordt voorkomen dat te grote groepen mensen blootgesteld worden aan risico's. Deze risico's zijn van toepassing op gronden met de functies 'Groen' en 'Woongebied - 1', de regels gelden derhalve alleen voor die functies.

A44

Gezien de grote afstand (ongeveer 1300 meter) tot het plangebied is geconcludeerd dat het plangebied ruim buiten de plaatsgebonden risicocontouren en plasbrandaandachtsgebieden is gelegen. Omdat de ontwikkeling op grotere afstand is gelegen dan 200 meter van deze transportbronnen, wordt ten aanzien van deze bronnen geen groepsrisicoberekening vereist. Over de weg worden toxische stoffen vervoerd met een zeer groot invloedsgebied (vier kilometer). Hiervoor is in het onderzoek zoals opgenomen in bijlage 5 een verantwoording van het groepsricico opgenomen. Er zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Windturbines

Voor de oostzijde van het Valkenburgse Meer zijn al enkele jaren plannen in ontwikkeling om hier windturbines te plaatsen. Deze windturbines worden in een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt, maar staan niet helemaal los van de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'.

De woningbouw van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' is op circa 1 kilometer afstand van de beoogde windturbines gelegen. Doordat er reeds woningen op kortere afstand van de windturbines aanwezig zijn, zal de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' niet leiden tot (nieuwe) belemmeringen voor de realisatie van windturbines. Daarnaast bevindt de ontwikkeling van windturbines zich in de planvoorbereidingsfase en zullen de ruimtelijke procedures navolgend aan dit bestemmingsplan plaatsvinden.

Conclusie

De conclusie luidt dat de veiligheid in het kader van dit bestemmingsplan niet in het geding is.

5.2.7 Flora en Fauna

5.2.8 Geluid

Met de Wet geluidhinder wil de overheid burgers beschermen tegen overmatige geluidbelasting. Hiervoor dient de geluidbelasting als gevolg van verkeersbewegingen of bedrijfsactiviteiten (industrielawaai) onderzocht te worden. Het plangebied bevindt zich niet binnen het beperkingsgebied van het Luchthavenindelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol. Onderzoek naar verkeerslawaai is verplicht voor wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 kilometer per uur. Voor wegen waarop een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt moet wel aangetoond worden dat er in de woningen nabij die wegen sprake is van aanvaardbare geluidbelasting. Uit het akoestisch onderzoek (bijlage 11 bij deze toelichting) blijkt dat dit voor Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst het geval is.

Toetsingskader

Sinds 1 januari 2007 geldt de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder (Wgh) geeft een normeringskader waarmee de geluidbelasting als gevolg van onder andere verkeer op wegen ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen gereguleerd kan worden. Ingevolge artikel 74 Wgh zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzonderingen op deze regel zijn wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt en woonerven.

De Wet geluidhinder (Wgh) is alleen van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van de weg. De breedte van de geluidzone langs wegen is geregeld in artikel 74 Wgh en is gerelateerd aan het aantal rijstroken van de weg en het type weg (stedelijk of buitenstedelijk). Bij het bepalen van het aantal rijstroken tellen opstelstroken en in- en uitvoegstroken niet mee. De afstanden worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook. De ruimte boven en onder de weg behoort eveneens tot de zone van de weg. De betreffende zonebreedtes zijn in tabel 5.2.8.1 weergegeven.

Tabel 5.2.8.1 Zonebreedtes wegen

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0026.png"

Het stedelijk gebied wordt in de Wgh gedefinieerd als 'het gebied binnen de bebouwde kom doch voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone van een autoweg of autosnelweg'. Dit laatste gebied valt onder het buitenstedelijk gebied.

In artikel 75 Wgh is geregeld dat het breedste zonedeel van een weg, bij een overgang tussen weggedeelten met verschillende zonebreedte, over een afstand van een derde van de breedte nog langs de wegas doorloopt. Aan de uiteinden van een weg loopt de zone door over een afstand gelijk aan de breedte van de zone ter hoogte van het einde van de weg.

Binnen de zone van een weg dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden naar de geluidbelasting op de binnen de zone gelegen woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Bij het berekenen van de geluidbelasting wordt de Lden-waarde in dB bepaald.

Geluidnormen bij aanleg van een weg

In artikel 82 en volgende worden de grenswaarden vermeld met betrekking tot nieuwe situaties bij zones. In tabel 5.2.8.2 zijn deze waarden (voorkeursgrenswaarden en de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde) opgenomen.

Tabel 5.2.8.2 Geluidnormen bij bestaande woningen langs nieuwe wegen

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0027.png"

Geluidnormen bij reconstructie van wegen

Bij reconstructie is de normering afhankelijk van de situatie voor het wijzigen. De ten hoogste toelaatbare geluidbelastingen bij wijzigingen op of aan een weg zijn vermeld in de artikelen 100, 100a en 100b. In de tabel 5.2.8.3 zijn deze waarden weergegeven.

Tabel 5.2.8.3 Grenswaarden voor woningen bij reconstructie en sanering

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0028.png"

Er is overigens pas sprake van een reconstructie (een reconstructie van een weg omvat iedere fysieke verandering op of aan een aanwezige weg ) in de zin van de Wet geluidhinder bij een wijziging op of aan een aanwezige weg waarbij de toename van de geluidbelasting 2 dB (onafgerond 1,50 dB) of meer bedraagt.

Sanering in relatie tot reconstructie

Er is sprake van een saneringssituatie als een woning op 1 maart 1986 een geluidbelasting hoger dan 60 dB(A) (tot 1 januari 2007 was de etmaalwaarde de dosismaat die in de Wet geluidhinder werd gebruikt. Deze is voor weg- en railverkeerslawaai vervangen door de Lden. Om het onderscheid te maken worden normen in de etmaalwaarde aangeduid met 'dB(A)' en de Lden-normen in 'dB'. ) had én voor 1 januari 2009 is aangemeld bij het Bureau Sanering Verkeerslawaai. Indien voor de betreffende woning de sanering nog niet is afgehandeld, is sprake van een nog te saneren saneringssituatie. Deze woningen vallen niet onder het toetsingskader voor reconstructie.

Uitstraling

Ingevolge artikel 99 lid 2 Wgh dienen bij wijzigingen op of aan een weg ook andere wegen te worden onderzocht waar naar verwachting een toename van 2 dB of meer zal optreden als gevolg van de wijzigingen op of aan de eerdergenoemde weg. Het betreft hier de zogenaamde 'uitstraling van de reconstructie'. Toetsing aan de normering van de Wet geluidhinder behoeft voor deze wegen niet plaats te vinden als er bij deze wegen geen fysieke wijzigingen plaatsvinden.

Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder

De hoogte van de aftrek is geregeld in artikel 3.4 van het "Reken- en meetvoorschrift geluid 2012". Op basis van dit voorschrift mag voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt, de volgende aftrek worden toegepast:

  • 4 dB aftrek bij een berekende geluidbelasting van 57 dB;
  • 3 dB aftrek bij een berekende geluidbelasting van 56 dB;
  • 2 dB aftrek bij alle andere berekende geluidbelastingen.

Voor de overige wegen bedraagt de aftrek 5 dB. Alvorens de aftrek toe te passen dient eerst afgerond te worden op hele dB's, waarbij halve eenheden worden afgerond naar het dichtstbijzijnde even getal.

Onderzoek

Ten behoeve van het bestemmingsplan is een geluidonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 11). De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het MER (zie bijlage 17). Borging van geluidsmaatregelen in dit bestemmingsplan heeft vorm gekregen in voorwaardelijke verplichtingen (artikel 32.7, artikel 32.8 en artikel 32.9). Uit het geluidonderzoek blijkt dat het vaststellen van hogere waarden voor nieuwbouwwoningen in een aantal bouwvelden noodzakelijk is. Daarnaast is het vaststellen van hogere waarden voor drie bestaande woningen noodzakelijk. Deze hogere waarden zijn benoemd in artikel 37, dat artikel bevat samen met artikel 32 daarnaast een aantal eisen waar woningen waarvoor een hogere waarde vastgesteld wordt aan moeten voldoen en stelt eisen over overdrachtsmaatregelen om tot een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat te komen.

Conclusie

Artikel 32 bevat een aantal verplichtingen waar ten aanzien van geluidbelasting/-reductie en hogere waarden aan voldaan moet worden. Zo bepaalt artikel 32 onder andere dat geluidreducerende maatregelen genomen moeten worden om in het plangebied tot een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat te komen. Deze maatregelen bestaan bijvoorbeeld uit het aanbrengen van stil asfalt en het realiseren van voorzieningen die geluidgolven afbuigen (diffractoren) op wegen waarlangs niet direct woningen gesitueerd zijn. Behoudens enkele uitzonderingen is het uitvoeren van deze maatregelen in het gehele plangebied verplicht. Desondanks is de geluidbelasting in delen van Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst dusdanig dat hogere waarden verleend moeten worden.

Door het vaststellen van de hogere waarden (als onderdeel van dit bestemmingsplan) worden nieuwbouwwoningen voor bepaalde delen van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' en drie bestaande woningen hogere grenswaarden voor de geluidbelasting van toepassing verklaard. In alle andere delen van de woonwijk wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Artikel 37 legt deze hogere waarden alsmede een aantal eisen waaraan voldaan moet worden om een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat te bereiken vast.

Gezamenlijk voorzien artikel 32 en artikel 37 in het waarborgen van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat en vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.2.9 Kabels en leidingen

De planologisch relevante kabels en leidingen in de bodem onder het plangebied zijn reeds beschreven in hoofdstuk 3.4.3. Deze planologisch relevante kabels en leidingen zijn voorzien van een dubbelbestemming die ingrepen met mogelijk negatieve effecten op deze kabels en leidingen verbiedt. Daarmee zijn de planologisch relevante kabels en leidingen afdoende beschermd.

De (kleinere) nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, kabelkasten en rioolinstallaties zijn niet afzonderlijk geïnventariseerd en bestemd maar algemeen geregeld door het opnemen van nutsvoorzieningen in de bestemmingsomschrijving. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn nutsvoorzieningen omgevingsvergunningvrij, indien zij binnen bepaalde afmetingen vallen (bijlage 2 van het Bor, artikel 2 lid 18). Dit geldt tevens voor ondergrondse buis- en leidingstelsels.

In de toekomstige situatie zal er in het plangebied of de directe omgeving een nieuw onderstation gerealiseerd worden, om het gebied te kunnen bedienen. Dit onderstation valt niet onder de categorie kleine nutsvoorzieningen en kan derhalve niet omgevingsvergunningvrij gerealiseerd worden. Momenteel wordt onderzocht waar het onderstation geplaatst zal worden. Zekerheidshalve biedt de bestemming 'Gemengd' ruimte aan de vestiging van het onderstation.

5.2.10 Ladder voor duurzame verstedelijking

In deze paragraaf is het bestemmingsplan getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en specifiek artikel 6.10 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland van de provincie Zuid-Holland.


Primaire toets

Bij de beoordeling of de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden toegepast, is bij de voorbereiding van het bestemmingsplan ervan uitgegaan dat dit het geval is. Het criterium om de vraag te beantwoorden vormt het begrip nieuwe stedelijke ontwikkeling (artikel 3.1.6, tweede lid, en artikel 1.1.1, eerste lid en onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening).


Met het bestemmingsplan wordt een stedelijke ontwikkeling, namelijk woningbouw in combinatie met de realisatie van maatschappelijke voorzieningen, mogelijk gemaakt. Het daarin mogelijk gemaakte woningbouwplan vormt een onderdeel van het totale woningbouwproject voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'. Op het voormalig vliegveld wordt een woningbouwprogramma tot maximaal 5.600 woningen geaccommodeerd, met bovenregionale betekenis. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van dit aantal woningen en voorzieningen zoals scholen, zorgfuncties en andere maatschappelijke voorzieningen mogelijk. De ambitie is een integrale gebiedsontwikkeling van het voormalig vliegveld naar duurzame woon-, werk- en recreatiemilieus. Mede gelet op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Het resultaat hiervan is hierna weergegeven.

Behoefte

Volgens artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, moet in de toelichting bij een bestemmingsplan worden beschreven dat de voorgenomen, nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte.

Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied groter dan 3 hectare

Volgens de Omgevingsverordening Zuid-Holland moeten nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) van meer dan 3 hectare in het door Provinciale Staten vastgestelde Programma ruimte staan. Daarmee ligt het eindoordeel over omvangrijke verstedelijking buiten het bestaand stedelijk gebied bij Provinciale Staten.

Indien in regionale visies of bestemmingsplannen locaties worden opgenomen buiten bestaand stads- en dorpsgebied die groter zijn dan 3 hectare, dienen die dus door Provinciale Staten in het Programma ruimte te worden opgenomen, voor zover zij daar al niet in opgenomen zijn. Bij een verschil tussen het Programma ruimte en de regionale visie, is het programma leidend.

Op de kaart 'woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen' (ook wel genoemd: '3-hectarekaart') zijn nog te ontwikkelen woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare en gelegen buiten het bestaand stads- en dorpsgebied opgenomen.

In het Programma ruimte is een overzicht opgenomen van de namen en de oppervlaktes van de locaties. Als een locatie is opgenomen op de '3-hectarekaart' betekent dit dat de provincie op hoofdlijnen geen ruimtelijk bezwaar heeft tegen de betreffende ontwikkeling

De regionale visies voor wonen en bedrijventerreinen vormen belangrijke input voor de '3-hectarekaart'. De provincie heeft voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' de bestuurlijke afspraak om een bovenregionale woningbouwopgave te realiseren van maximaal 5.600 woningen. De in het bestemmingsplan voorziene woningen maken onderdeel uit van deze bestuurlijke afspraak. De locatie Valkenburg is voor 318 hectare brutovloeroppervlak opgenomen in het Programma Ruimte. Tevens is het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' op de '3-hectarekaart' opgenomen. Hiermee heeft de provincie de ruimtelijke aanvaardbaarheid van deze locatie vastgesteld.

Regionale Woon Agenda 2017

Volgens artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening, moet in de toelichting bij een bestemmingsplan worden beschreven dat de voorgenomen, nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. In de provinciale Verordening Ruimte 2014 is dit wettelijke voorschrift aangevuld met de bepaling, dat gedeputeerde staten bij de aanvaarding van een regionale visie kunnen aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting bij het bestemmingsplan kan – volgens de provinciale regels – in dat geval worden verwezen naar die regionale visie als motivering of gedeeltelijke motivering van het aanwezig zijn van de behoefte. Voor zover de hiervoor genoemde aanvaarding door gedeputeerde staten het voorliggende bestemmingsplan betreft, is de Regionale Woon Agenda 2017 op 20 februari 2018 aanvaard.

In de regio Holland Rijnland blijkt uit de bandbreedte in de behoefteramingen van de provincie dat er meer behoefte is aan woningen dan enkel vanuit de regio zelf. Immers de behoefte volgens de provinciale Bevolkingsprognose (BP) ligt ruim boven het niveau van de Woningbehoefteraming (WBR) die uitgaat van de autonome regionale behoefte. Er is een substantiële behoefte van buiten de regio.

Voor de periode na 2022 zijn er nog ruim onvoldoende plannen vastgesteld. Zeker in de provinciale subregio's noord en west zijn aanvullende plannen gewenst. Voorzien in de behoefte vraagt, gelet op de noodzakelijke proceduretijd, dan ook een snelle start met nieuwe ontwikkelingen.

In de Regionale Woon Agenda 2017 is de ambitie opgenomen om verdringing van lage en middeninkomens te voorkomen, door in te zetten op het borgen van een minimale productie in de sociale huur, middel dure huur en goedkope koop. De regio kiest ervoor om tot 2030 zowel de trendmatige behoefte op te vangen als de achterstand in te lopen opgave voor de sociale huursector. Dit betekent dat van de totale toevoeging aan de woningvoorraad netto 25% een sociale huurwoning betreft, waarmee de gemeenten optimaal inzetten op onderlinge solidariteit. Ook de opgave in de middeldure huursector en goedkope koopsector is bepaald in de analyse. Het is aan de gemeenten zelf om hiervoor per project naar inzicht en vermogen een invulling te vinden of hiervoor een gemeentelijke norm te formuleren is. Per gemeente geldt als uitgangspunt minimaal 20% toevoeging in deze segmenten voor middeninkomens.

De babyboomgeneratie generatie blijft hier doorgaans lang in de huidige woning wonen. Daardoor komen deze woningen op korte termijn niet beschikbaar voor (nieuwe) gezinnen met kinderen, waarvoor de woningen wel uiterst geschikt zijn. Tot op heden blijven mensen echter meestal zitten, omdat het alternatieve aanbod onvoldoende aansluit bij hun kwaliteitseisen, zij opzien tegen de verhuizing, te maken krijgen met woonlastenstijging of zich nog niet 'oud genoeg' voelen. Het streven is om deze belemmeringen weg te nemen, zodat een doorstroming op gang kan komen waardoor een contingent bestaande gezinswoningen beschikbaar komt voor (startende) gezinnen die nu moeilijk een passende woning vinden. Dit vraagt nieuwe woonconcepten in samenhang met een fijnmazige zorginfrastructuur.

Dankzij de ontwikkeling van de participatie-samenleving en technologische ontwikkelingen, zijn mensen steeds beter in staat zichzelf te redden. Mensen willen daarbij zo weinig mogelijk afhankelijk zijn van instituties en meer selfsupporting zijn bij de behoefte aan ondersteuning, begeleiding of zorg. Dit vraagt nieuwe woonconcepten in samenhang met een fijnmazige zorginfrastructuur.

Het klimaat en de benodigde energietransitie komen dominanter op de agenda te staan. In de woningbouw zal steeds vaker 'gasloos' en CO2-neutraal de norm zijn. In de Woon Agenda 2017 is ook voor de aanpak van de bestaande voorraad het streven opgenomen om woningen energieneutraal en gasloos te maken.

Voor verkeer is de ambitie in de Woon Agenda 2017 opgenomen dat de gemeenten inzetten op alternatieven voor de auto (fiets, openbaar vervoer en lopen). Het plangebied wordt ontsloten door Hoogwaardig Openbaar Vervoer en fietsverbindingen. Het plangebied wordt een plek waar de auto te gast is. Parkeren zal zodanig ruimtelijk worden ingepast dat het leefklimaat er zo min mogelijk onder lijdt. Daarmee voldoet de voorgenomen ontwikkeling aan de Woon Agenda 2017.

Commerciële en maatschappelijke voorzieningen

Een goede woonwijk beschikt ook over commerciële en maatschappelijke voorzieningen. Om de omvang van deze voorzieningen te bepalen is onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 10). Uit dit onderzoek blijkt dat er in fase 1 van de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' (met de bestemming 'Woongebied - 1') ruimte is voor 7.500 m2 bvo aan commerciële voorzieningen. In de regels van dit bestemmingsplan is bepaald dat deze oppervlakte binnen de aanduiding 'Gemengd' in de functie 'Woongebied - 1' gerealiseerd mag worden. Daarnaast mag er buiten dit aanduidingsvlak (en in de functies 'Gemengd', 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2') nog 3.500 m2 bvo aan overige commerciële voorzieningen gerealiseerd worden.

Uit het voornoemde onderzoek blijkt ook dat er in het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' ruimte is voor de vestiging van kleinschalige horecavoorzieningen en/of commerciële voorzieningen met een bovenwijkse aantrekkingskracht op karakteristieke locaties. Om die reden wordt in het bestemmingsplan de vestiging van dit soort functies ook mogelijk gemaakt. Per functie is het maximale oppervlak dat deze functies mogen beslaan gemaximeerd om overprogrammering te voorkomen. Aanvullend wordt in de gehele ontwikkeling een programma van maximaal 35.000 m2 bvo aan maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt.

Voorzien in behoefte binnen bestaand stedelijk gebied

Volgens artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, moet in de toelichting bij een bestemmingsplan worden beschreven in hoeverre in de behoefte aan nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden die daarvoor middels herstructurering, transformatie of anderszins geschikt zijn gemaakt. In de Omgevingsverordening Zuid-Holland is dit wettelijke voorschrift als zodanig overgenomen.


In artikel 1.1.1, eerste lid en onder h, van het Besluit ruimtelijke ordening wordt als definitie van bestaand stedelijk gebied gegeven, een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De Omgevingsverordening Zuid-Holland sluit aan bij deze begripsbepaling.

De locatie van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' is zo omvangrijk dat deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. Doordat de locatie Valkenburg in het Programma Ruimte voor 318 hectare en op de '3-hectarekaart' is opgenomen, is de ruimtelijke aanvaardbaarheid van deze locatie vastgesteld.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de ladder voor duurzame verstedelijking geen belemmering is voor dit bestemmingsplan.

5.2.11 Luchtkwaliteit

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging is het van belang om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de luchtkwaliteit ter plaatse. Dit is vastgelegd in 'Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer.


Toetsingskader

Het bestemmingsplan moet voldoen aan de Wet milieubeheer, Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. De kern van dit hoofdstuk is het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL), een bundeling van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Uit het NSL volgt het onderscheid tussen grote en kleine projecten:

  • grote projecten, die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren;
  • kleine projecten hebben geen wezenlijke invloed op de luchtkwaliteit en behoeven niet te worden beoordeeld op luchtkwaliteit.

Het begrip 'in betekenende mate' (Wm, art. 5.16 lid 1c), is verder uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Nibm). Een plan draagt niet in betekenende mate bij als aannemelijk wordt gemaakt dat de toename van de jaargemiddelde concentratie aan fijnstof of stikstofdioxide minder is dan 3 % van de grenswaarde van 40 ug/m3. Dan hoeft niet verder te worden getoetst aan de grenswaarden uit de wet. Naast de 3 %-grens uit het Besluit Nibm is er de Nibm-regeling, waarin categorieën van gevallen zijn benoemd welke in elk geval niet bijdragen. Onder die categorieën vallen woningbouwlocaties (tot 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg) en kantorenlocaties (tot 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitingsweg). Met de toepassing van de regeling wordt op cijfermatige wijze gekwantificeerd of een project in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.

Tabel 5.2.11.1: grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0029.png"

Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet ook worden vastgesteld of er sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.

Onderzoek

De ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' is opgenomen in het NSL (Hoofdstuk 6, paragraaf 3.6 Provincie Zuid-Holland project 1479 Katwijk Valkenburg (pagina 58)). Daarmee is de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' op het gebied van luchtkwaliteit mogelijk gemaakt. Het NSL blijft in werking tot de Omgevingswet in werking treedt. Voor de volledigheid is ten behoeve van dit bestemmingsplan een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De navolgende alinea's beschrijven de resultaten van dat onderzoek.

In het kader van de ruimtelijke planprocedure voor het bestemmingsplan een luchtkwaliteitonderzoek (Antea Group, bijlage 12 bij deze toelichting) uitgevoerd. Hierbij is rekening gehouden met alle bij het bestemmingsplan beoogde ontwikkelingen die leiden tot een toename of verandering van de emissies van luchtverontreinigende stoffen, zoals genoemd in de Wet milieubeheer. De concentraties van deze luchtverontreinigende stoffen zijn uitgerekend en getoetst binnen en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied. Voor geen van de luchtverontreinigende stoffen wordt het maximaal aantal overschrijdingsdagen overschreden. Ook de concentraties luchtverontreinigende stoffen worden door de voorgenomen ontwikkeling niet overschreden.

Op basis van het uitgevoerde luchtkwaliteitonderzoek kan worden geconcludeerd dat op alle beoordelingspunten wordt voldaan aan de op betreffend punt te toetsen grenswaarden. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer vormt dan ook geen belemmering voor verdere besluitvorming (artikel 5.16, lid 1 onder a Wm).

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van een grenswaarde. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen.

5.2.12 Niet-gesprongen explosieven

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Uit diverse bronnen is naar voren gekomen dat gedurende de Tweede Wereldoorlog meermaals gevechtshandelingen hebben plaatsgevonden in het plangebied. De mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven is op basis van deze informatie een aandachtspunt voor de beoogde ontwikkeling van het gebied en de daarmee gepaard gaande bodemingrepen.

Toetsingskader

De Arbeidsomstandighedenwet stelt dat er gezorgd moet worden voor een veilige werkplek. Uit dien hoofde dient een onderzoek naar de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten (voorheen: conventionele explosieven) uitgevoerd te worden. Onderzoek naar de eventuele aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven moet plaatsvinden conform de eisen uit de CS-OOO (Certificatie Schema voor het Onderzoek naar Ontplofbare Oorlogsresten). Die richtlijn bepaalt dat een vooronderzoek bestaat uit een probleeminventarisatie en een probleemanalyse. Indien nodig wordt een vooronderzoek gevolgd door een detectie- en benaderingsonderzoek, dit met het oog op verwijdering van de niet-gesprongen explosieven.

Onderzoek

Algemeen

In de Tweede Wereldoorlog hebben in de gemeente Katwijk diverse oorlogshandelingen plaatsgevonden. Hierbij valt denken aan de bombardementen en overige gevechtshandelingen op en rondom voormalig Marine Vliegkamp Valkenburg en de aanleg van de Atlantikwall met de bijbehorende bunkers, geschutstellingen, etc.

De gemeente is in het verleden meermaals geconfronteerd met de problematiek van in de bodem achtergebleven explosieven en oude vliegtuigbommen uit de Tweede Wereldoorlog. Een aantal van deze explosieven is niet tot ontploffing gekomen, de zogenaamde blindgangers. Blindgangers en achtergebleven explosieven vormen een risico op het moment dat in de nabijheid van deze explosieven activiteiten in de bodem worden uitgevoerd. In geval van grondverzet of vergelijkbare ontwikkelingen kan dat risico's voor werknemers of omwonenden met zich meebrengen.

Daarom is het bij voorgenomen bodemingrepen in een aantal gevallen noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven (ontplofbare oorlogsresten). Het betreft in de eerste plaats een vooronderzoek waarbij archiefmateriaal en luchtfoto's uit de oorlogsjaren wordenn bestudeerd. Op basis van dit onderzoek zijn enkele verdachte locaties in het plangebied benoemd waar mogelijk CE in de grond aanwezig kunnen zijn.

Afhankelijk van de aard en mate van de grondwerkzaamheden in het gebied dient in navolging van het vooronderzoek, wanneer sprake is van voor niet-gesprongen explosieven als verdacht aangemerkte gebieden, een detectie- en benaderonderzoek uitgevoerd te worden. Doel van een dergelijk onderzoek is het detecteren, identificeren en zo nodig veiligstellen (ontgraven en verwijderen) van de niet-gesprongen explosieven. Werkzaamheden dienen plaats te vinden conform de richtlijn CS-OOO.

Uitgevoerde onderzoeken

Het plangebied is gelegen in een gebied waar tijdens de Tweede Wereldoorlog diverse gevechtshandelingen hebben plaatsgevonden, waaronder ook verscheidene bombardementen op het voormalige vliegkamp.

De gemeente Katwijk heeft in de periode 2020-2021 voor het voormalige vliegkamp en de directe omgeving een (actualiserend) vooronderzoek laten uitvoeren conform de geldende richtlijn CS-OOO (Certificatie Schema-Onderzoek Ontplofbare Oorlogsresten) (zie bijlage 13, 14 en 15). Aan de hand van dit onderzoek zijn gebieden aangewezen die, na de reeds uitgevoerde ontmanteling van het vliegkamp, nog verdacht zijn op het aantreffen explosieven. De resultaten zijn weergegeven op de navolgende kaart. De kleuren op deze kaart hebben de volgende betekenis:

  • Donkerrood: verdacht gebied voor (onder andere) afwerpmunitie - ook diepere ondergrond (meer dan 4 meter onder maaiveld) verdacht;
  • Oranje: verdacht gebied voor (onder andere) Target Indicator - ook diepere ondergrond (meer dan 4 meter onder maaiveld) verdacht;
  • Lichtrood: verdacht gebied voor (onder andere) afwerpmunitie - tot maximaal 4 meter onder maaiveld verdacht.
  • Geel: verdacht gebied niet-afwerpmunitie - tot maximaal 2 meter onder maaiveld verdacht;
  • Groen: onverdacht (of reeds vrijgegeven).

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0030.png"

Figuur 5.2.12.1: Kans op aantreffen niet gesprongen explosieven in de bodem van het plangebied.

Binnen de als verdacht aangemerkte gebieden geldt voor grondroerende werkzaamheden (ontgravingen, boringen, heien, etc.) dat het terrein vooraf moet worden onderzocht door middel van explosievendetectie en –opsporing. Een en ander dient plaats te vinden conform de CS-OOO. Pas na schriftelijke goedkeuring van het bevoegd gezag mag in de betreffende gebieden worden gegraven, geboord, geheid, etc. In voorkomende gevallen kan de gemeente besluiten om in te stemmen met het uitvoeren van de werkzaamheden onder begeleiding van explosievenexperts (senior OOO) zonder dat de locatie vooraf is vrijgegeven. In beide gevallen geldt wel dat vooraf een Projectplan OOO ter goedkeuring bij de gemeente moet worden ingediend.

Inmiddels is overigens al een groot gedeelte van het vliegkamp ontmanteld en zijn daarbij detectie- en benaderwerkzaamheden uitgevoerd om het terrein zo veel mogelijk vrij te geven van explosieven.

Nog uit te voeren werkzaamheden

Het plangebied is voor een groot gedeelte onderzocht door middel van oppervlaktedetectie en vervolgens door de gemeente vrijgegeven. Uitzonderingen hierop vormen de te behouden bebouwing en infrastructuur en enkele gebieden alwaar detectieonderzoek niet goed mogelijk bleek te zijn.

In het resterend gebied (buiten de ontmantelingsgrenzen) is eveneens sprake van omvangrijke verdachte gebieden. Hier dient nog onderzoek en vrijgave plaats te vinden. In relatie tot het aangrenzende te bebouwen gebied, de aan te leggen ondergrondse infrastructuur en bijbehorende voorzieningen, de toegangsroutes vanaf de 1e Mientlaan en de aansluiting naar de Rijnlandroute is dit een belangrijke en grote opgave.

Naast de oppervlaktedetectie dient ter plaatse van een aanzienlijk gedeelte van de projectlocatie (donkerrode en oranje gedeelten) eveneens dieptedetectie plaats te vinden. Dit in verband met ontgravingen dieper dan 4 meter, het slaan van heipalen, het aanleggen van bodemenergiesystemen, etc. Dit geldt voor zowel het reeds onderzochte gebied binnen de ontmantelingsgrenzen, als het gebied daarbuiten.

Een genuanceerd beeld van de maximale indringings- en daarmee de onderzoeksdiepte zal ontstaan door de dieptemodellering op basis van nog verder uit te voeren geotechnisch onderzoek. Hiermee wordt de maximale indringingsdiepte van bommen in de bodem worden bepaald. Op basis daarvan wordt de onderzoeksdiepte bepaald, hetgeen van grote invloed is op de onderzoeks- en eventuele benaderingskosten.

Conclusie

De gronden in het plangebied die in figuur 5.2.12.1 donkerrood, oranje, lichtrood en geel gemarkeerd zijn, zijn gronden waar de kans op het aantreffen van niet-gesprongen explosieven aannemelijk is. Dit zijn verdachte locaties. Voor de groen gearceerde locaties geldt dat deze onverdacht zijn, of reeds zijn vrijgegeven door middel van opperlvaktedetectie.

Voorafgaand aan grondroerende werkzaamheden in de verdachte locaties (donkerrood, oranje, lichtrood en geel gemarkeerd) moet een opsporingsonderzoek (detectie en benadering) naar de daadwerkelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven uitgevoerd worden. Een en ander dient plaats te vinden conform de CS-OOO. Pas na schriftelijke goedkeuring van het bevoegd gezag mag in de betreffende gebieden worden gegraven, geboord, geheid, etc. In voorkomende gevallen kan de gemeente besluiten om in te stemmen met het uitvoeren van de werkzaamheden onder begeleiding van explosievenexperts (senior OOO) zonder dat de locatie vooraf is vrijgegeven. In beide gevallen geldt wel dat vooraf een Projectplan OOO ter goedkeuring bij de gemeente moet worden ingediend.

Grondroerende werkzaamheden op de onverdachte locaties in het plangebied kunnen, behoudens eventuele beperkingen die op basis van dit bestemmingsplan gesteld worden, zonder belemmeringen plaatsvinden. Indien in onverdachte gebieden toch onverhoopt niet-gesprongen explosieven worden aangetroffen, kan dit alsnog resulteren in een onderzoeksverplichting. De gemeente, als bevoegd gezag, zal hierover uitspraak doen in voorkomende gevallen.

5.2.13 Verkeer

De ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' leidt tot toename van verkeersbewegingen in en rond het plangebied. In het plangebied worden nieuwe wegen aangelegd om de woningen, voorzieningen en bedrijvigheid passend te ontsluiten. De bouwvelden worden ontsloten door gebiedsontsluitingswegen en/of erftoegangswegen.

Verkeer binnen het plangebied

Het plangebied sluit op twee plaatsen aan op de N206. Deze aansluitingen worden met de aanleg van de RijnlandRoute reeds gerealiseerd. Met de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk wordt ook de interne wegenstructuur gerealiseerd. De hoofdstructuur voor het interne verkeer bestaat uit gebiedsontsluitingswegen en de onderliggende wegen in de verblijfsgebieden uit erftoegangswegen. Het snelheidsregime op de hoofdstructuur zal overwegend 50 km/uur zijn. De doorstroming op de kruisingen van de 50 km/h wegen is eveneens onderzocht (onderzoek Goudappel Coffeng, zie bijlage 17 en 18 voor beschrijving van resultaten).

Figuur 5.2.13.1 toont de etmaalintensiteiten op het interne wegennet van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'. Van het verkeer van en naar de N206 rijdt ongeveer 2/3% via de oostelijke aansluiting.

Om de doorstroming op de kruispunten in het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' te bepalen zijn de drie kruispunten op de gebiedsontsluitingswegen doorgerekend met een VISSIM-analyse. Meerdere inrichtingen voor de kruisingen zijn hierin onderzocht, waarbij rekening is gehouden met overstekende fietsers en voetgangers. Voor de intensiteiten van het langzaam verkeer is uitgegaan van 100 fietsers en 100 voetgangers per uur. De doorstroming op de kruispunten is bij alle varianten goed, ook met langzaam verkeer in de voorrang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0031.png"

Figuur 5.2.13.1: Etmaalintensiteiten op het interne wegennet in het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' (Goudappel Coffeng, maart 2021)

Verkeer(intensititeiten) op omliggende wegen

De verkeersbewegingen van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' blijven niet beperkt tot het plangebied. Op bestaande wegen zijn toename van voertuigbewegingen te verwachten. Met behulp van het Nederlands Regionaal Model (NRM) zijn de externe verkeerseffecten onderzocht (zie bijlage 19). Om de doorstroming (verkeersafwikkeling) voor wegverkeer te beoordelen wordt daarom gekeken naar de (toename van) intensiteiten (I) en de capaciteit (C) van de weg. De verhouding tussen deze parameters staat ook wel bekend als de I/C-waarde. De I/C-waarde zegt iets over de drukte op de wegen en daarmee over de (kans op) filevorming en vertraging. De I/C-waarde wordt doorgaans onderverdeeld in de volgende klassen:

  • I/C < 0,8: ruim voldoende restcapaciteit, geen congestie verwacht;
  • I/C > 0,8: druk, voldoende capaciteit, lagere snelheden;
  • I/C > 0,9: kans op congestie en wachttijd door stilstand;
  • I/C > 1,0: wegvak is overbelast, structurele congestie.

Om de toename van de intensiteiten en de I/C-waarden in beeld te brengen zijn voor de omliggende wegvakken meetpunten bepaald. Deze zijn in onderstaande figuur opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0032.png"

Figuur 5.2.13.2 Meetpunten op het omliggend wegennet van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' Meetpunt 5 betreft het wegvak van de RijnlandRoute tussen de A44 en de A4

Tabel 5.2.13.1: Verkeersintensiteit (motorvoertuigen per etmaal) op de wegvakken in de referentiesituatie en bij de ontwikkeling van Valkenhorst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0033.png"

De ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' leidt tot een toename van verkeersintensiteiten op de omliggende wegen. De grootste toename is logischerwijs te zien op de N206, die als hoofdontsluiting van het gebied dient. Door onder andere de afsluiting van de 1e Mientlaan is de toename van verkeer op de N441 beperkt. Op het hoofdwegennet (A44) en verderop de RijnlandRoute is een lichte toename van verkeer te verwachten. Door de hoge intensiteiten op deze wegen in de referentiesituatie is de toename van de ontwikkeling relatief klein.

Tabel 5.2.13.2: I/C waarden in de ochtendspits (OS) en avondspits (AS) voor de referentiesituatie en bij de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0034.png"

De toename van verkeer leidt ook tot veranderingen in de I/C-waarden. Ook hier is de grootste toename op de N206, maar de I/C-waarde blijft hier onder de 0.7, waardoor hier geen knelpunten te verwachten zijn. De verkeerstoename op de A44, waar in de avondspits de I/C-waarde boven de 0.8 liggen, leidt nauwelijks tot toename van de I/C-waarden.

Doorstroming op kruispunten op de omliggende wegen

Úit de tabel met verkeersintensiteiten blijkt dat de grootste toename verwacht wordt op de RijnlandRoute (N206). Naast de capaciteit van de wegvakken is ook de verkeersafwikkeling op de kruispunten een bepalende factor voor de doorstroming. Tabel 5.2.13.3 toont de resultaten voor de wachtrijlengte in de ochtend- en avondspits voor de nabijgelegen kruispunten op de N206 met verkeersregelinstallaties (vri's). De doorstroming is uitgedrukt in de wachtrijlengte. Onderstaande tabel toont de procentuele toename ten opzichte van de referentiesituatie en de maximale wachtrijlengte per kruising.

Tabel 5.2.13.3: procentuele toename verkeer en wachtrijlengte op de N206 en de maximale wachtrijlengte bij de kruisingen (OS: ochtendspits en AS:avondspits))

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0035.png"

Uit het onderzoek naar de verkeersafwikkeling op de kruispunten blijkt dat in de autonome situatie de verkeersafwikkeling slecht is. De aansluiting 'Nieuw Valkenburg Oost' kan het verkeer goed verwerken. In geen van de spitsen ontstaan lange wachtrijlengtes. Op de kruising van de N206 met de Molentuinweg en de N441 wordt de wachtrijlengte, door de toename van verkeer, alleen maar groter. De toename van verkeer door de ontwikkeling van 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' is relatief klein, maar doordat in de referentiesituatie al grote doorstromingsproblemen aanwezig zijn zorgt deze toename voor een verdere verslechtering van de doorstroming. Ook in deze situatie lopen de wachtrijlengtes aan de zuidkant van de Molentuinweg zo ver op dat er terugslag op de kruising N206 - N441 ontstaat. In figuur 5.2.13.3 is de afwikkelsneheid in de spitsen in beeld gebracht. Ten opzichte van de referentiesituatie breidt de vertraging op de N206 zich iets uit richting het noorden en het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0036.png"

Figuur 5.2.13.3 Afwikkelsnelheid in de ochtendspits (links) en de avondspits (rechts) met de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'

Uit tabel 5.2.13.2 blijkt dat een groot deel van het verkeer van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' richting de A44 gaat. De aansluiting met de A44 (Knoop Leiden-West) krijgt hierdoor meer verkeer te verwerken. Het gaat om een toename van ruim 16.000 voertuigen per etmaal. De effecten van deze verkeerstoename zijn in het verkeersrapport onderzocht. De afwikkelsnelheid in de ochtend- en avondspits is in figuur 5.2.13.4 in beeld gebracht. Hier is te zien dat het verkeer niet leidt tot vertraging of filevorming op de A44.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0037.png"

Figuur 5.2.13.4 Afwikkelsnelheden op de knoop Leiden-West in de ochtendspits (links) en de avondspits (rechts) met de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'

Parkeren

Binnen het bestemmingsplan dienen voldoende parkeerplekken gerealiseerd te worden voor de beoogde functies. In de regels van het bestemmingsplan is een vereiste opgenomen dat bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het wijzigen van de functie van gronden voldaan moet worden aan het geldende parkeernormenbeleid van de gemeente Katwijk.

Conclusie

Uit de onderzoeken blijkt dat het plan voor het aspect verkeer uitvoerbaar is. De ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' levert een geringe bijdrage aan de toename van verkeer. De bijdrage versterkt echter wel de doorstromingsproblemen die in de referentiesituatie al aanwezig zijn op de kruising N206-Molentuinweg. Om te voorkomen dat deze doorstromingsproblemen groter worden, zullen er enkele maatregelen worden getroffen. De uitvoering en de realisatie van deze maatregelen zijn geborgd in een gesloten bestuursovereenkomst (medio december 2021) tussen de provincie Zuid-Holland en de gemeente Katwijk, in de hoedanigheid van eigenaren van de gronden waarop de maatregelen worden gerealiseerd. In deze bestuursovereenkomst is daarnaast opgenomen dat de maatregelen tijdig gerealiseerd zullen zijn, waarbij de huidige planning voorziet in de realisatie van de maatregelen eind 2024. Hiermee is verzekerd dat door de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' de doorstromingsproblemen niet groter worden. De maatregelen zien op:

  1. 1. de realisatie van een vrijliggende busbaan. Deze vrijliggende busbaan wordt gerealiseerd over het traject Valkenburg-Oost – Zeeweg. Met de realisatie van de vrijliggende busbaan is onlosmakelijk verbonden het verlengen van de bestaande fietstunnels Molentuinweg en Nieuweduinweg;
  2. 2. de realisatie van een nieuwe fietstunnel ter hoogte van de N441;
  3. 3. de aanpassing/optimalisatie van de instelling van de verkeersregelinstallatie kruising N206-Molentuinweg;
  4. 4. het geen prioriteit geven in de verkeersregelinstallatie van de kruising N206-Molentuinweg aan openbaar vervoer dat geen gebruik maakt van de vrijliggende busbaan.

Voor het overige leidt de verkeerstoename in het plangebied en op de omliggende wegen en kruispunten niet tot significante knelpunten in verkeersafwikkeling. Daarnaast dient bij aanvraag van een omgevingsvergunning voldaan moet worden aan het geldende parkeernormenbeleid van de gemeente Katwijk.

5.2.14 Water

Water vormt een belangrijk aspect bij nieuwe ontwikkelingen. Om wateroverlast te voorkomen is het wettelijk verplicht om toenames van van verhard oppervlak te compenseren door het realiseren van nieuw of extra oppervlaktewater. Daarnaast moet er voorzien worden in een robuust watersysteem: een watersysteem dat rekening houdt met de omvang (en toename) van de hoeveelheid hemelwater en duurzaam omgaat met afvalwater.


Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

De gemeente is verantwoordelijk voor stedelijk water. De afspraken uit het Waterplan zijn leidend voor de planvorming. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP) zijn vervolgens afspraken gemaakt aangaande de zorgplicht voor grondwater, hemelwater en afvalwater.


Waterneutraal bouwen

De drietrapsstrategie uit WB21 (Waterbeheer in de 21e eeuw) vasthouden- bergen- afvoeren is uitgangspunt bij waterneutraal bouwen. Om uitvoering te geven aan WB21 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten tussen Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven.

Voor maatregelen dient de volgende volgorde te worden aangehouden:

  1. 1. Voorkomen van afvoer, dat wil zeggen minimalisatie van versnelde afvoer van hemelwater afkomstig van verhard oppervlak en (regen)water vasthouden op de plek waar het valt.
  2. 2. Benutten van regenwater ten behoeve van drinkwaterbesparing (grijswatercircuit).
  3. 3. Infiltreren van regenwater ten behoeve van grondwateraanvulling.
  4. 4. Afvoer naar en berging in het oppervlaktewater.

Voorbeelden van bovengenoemde maatregelen zijn:

  • Bouwtechnische voorzieningen zoals bergingkelders, grijswatercircuits.
  • Toepassen grasdaken.
  • Toepassen half open verharding.
  • Toepassen flauwer taluds watergangen.
  • Wadi's.

Als water via verhard oppervlak afgevoerd moet worden naar het oppervlaktewater treedt op basis van de regelgeving van het hoogheemraadschap de zogenoemde 15%-regel in werking. Dit betekent dat bij realisatie van verhardingen met een minimale oppervlakte van 500 m2 15% van het verhard oppervlak gecompenseerd moet worden in de vorm van de realisatie van nieuw wateroppervlak.


Grondwater

In de Waterwet zijn regels opgenomen voor grondwater. De eigenaar van een perceel is zelf verantwoordelijk voor het grondwater in de bodem van zijn perceel. Daarbij heeft de gemeente een zorgplicht. De gemeente kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor grondwateroverlast op particulier terrein.

Eventueel overtollig grondwater kan op het oppervlaktewater worden geloosd als wordt voldaan aan de voorwaarden die het hoogheemraadschap aan dergelijke lozingen stelt. Indien er een kelder wordt aangebracht, wordt dit beschouwd als een bouwkundige voorziening en dient derhalve de constructie waterdicht te zijn.

Nieuwbouw en herontwikkeling

Bij nieuwbouwplannen of plannen voor herontwikkeling moet de initiatiefnemer (ook als dat de gemeente is) aantonen dat er nu en in de toekomst geen grondwaterproblemen ontstaat. Er is volgens de gemeente sprake van een grondwaterprobleem als de ontwateringsdiepte onder de kruin van de weg minder dan 0,75 meter is of als het grondwaterpeil onder de woningen minder zich dichter dan 1,0 meter bij het vloerpeil bevindt.

Door middel van onderzoek en modelvorming vooraf moet de initiatiefnemer aantonen dat, eventueel door het nemen van maatregelen, wordt voldaan aan de genoemde ontwateringseisen. Daarbij moet ook geanalyseerd worden welke ontwikkelingen volgens de actuele inzichten een de ontwateringsdiepte negatief kunnen beïnvloeden. het gaat dan om een beschouwing van ontwikkelingen zoals maaivelddaling en klimaatverandering.

De gemeente hanteert de volgende voorkeursvolgorde voor het nemen van maatregelen om de ontwateringseisen bij nieuwbouw te realiseren:

  1. 1. Het ophogen van het maaiveld (zodat geen grondwaterafvoer nodig is). Daarbij moet de benodigde ophoging afgestemd worden op de effecten van klimaatverandering en kan de ophoging met behulp van onderstaande maatregelen geoptimaliseerd worden.
  2. 2. Het realiseren van extra oppervlaktewater (zorgt tevens voor verbetering van het gehele watersysteem en
    belevingswaarde van de omgeving).
  3. 3. Grondverbetering.
  4. 4. Het aanleggen van een drainagesysteem met een levensduur van tenminste 60 jaar.


Als uit de watertoets blijkt dat er, vanuit het grondwaterbelang, ruimtelijke maatregelen nodig zijn, kan de gemeente in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opnemen. Denk aan een voorwaardelijke verplichting die inhoudt dat op percelen met een woonfunctie alleen mag worden gebouwd als dit niet leidt tot negatieve hydrologische gevolgen voor de omliggende gronden. Van belang hierbij is wel dat in het bestemmingsplan geen uitvoeringsaspecten kan regelen (zoals bijvoorbeeld de aanleg van het infiltratiesysteem). Ook is het niet nodig om een voorwaardelijke verplichting op te nemen, als het anderszins al voldoende zeker is dat de maatregelen genomen worden. Bijvoorbeeld door voorschriften in de keur van het hoogheemschap.


Duurzaam bouwen

De toepassing van uitloogbare bouwmetalen zoals koper, zink en lood voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair moet zo veel mogelijk worden voorkomen zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terecht komen.

5.2.15 MER

Beleid en regelgeving

In de Wet milieubeheer is opgenomen dat voor ontwikkelingen met mogelijk belangrijke nadelige milieueffecten het verplicht is een zogenaamde m.e.r. te doorlopen en een MER op te stellen. De ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' is aan te merken als een stedelijk ontwikkelingsproject. Dit is in bijlage D van het Besluit m.e.r. opgenomen (D11.2). Onderstaande tabel toont de bepalingen van D11.2 uit het Besluit m.e.r.

In kolom 2 'Gevallen' zijn de zogenaamde drempelwaarden benoemd. De ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' ligt boven de genoemde drempelwaarden. Het bestemmingsplan valt onder kolom 4 Besluiten. Voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' is het daarom verplicht een m.e.r.-beoordeling op te stellen om hiermee te beoordelen of het voornemen leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

Tabel 5.2.15.1: juridisch kader activiteit D11.2 uit het Besluit m.e.r.

Kolom 1 Kolom 2 Kolom 3 Kolom 4
Activiteiten Gevallen Plannen Besluiten
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelings-project met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet. De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.

Als belangrijke milieugevolgen via de m.e.r.-beoordeling niet uitgesloten kunnen worden, moet de m.e.r.-procedure doorlopen worden en een MER opgesteld worden. Voor de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' is de stap van de m.e.r.-beoordeling 'overgeslagen'. Vanwege de omvang van de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' en de nabijheid van een Natura 2000-gebied is op voorhand bekend dat belangrijke nadelige milieugevolgen niet zomaar uit te sluiten zijn. Wij hebben er daarom voor gekozen direct de m.e.r.-procedure te starten en een MER op te stellen. Voor de mogelijke effecten op Natura 2000-gebieden is een Passende Beoordeling opgesteld.


Onderzoek

Het doel van het MER (bijlage 17 bij deze toelichting) is in de eerste plaats het in beeld brengen van de effecten op de fysieke leefomgeving. Het MER toetst het planvoornemen aan de hand van het beoordelingskader aan alle relevante (milieu)thema's. Vanuit deze beoordeling zijn spelregels en maatregelen opgenomen, die tot doel hebben om de negatieve effecten te voorkomen of te verminderen en positieve effecten te stimuleren. De spelregels dienen in acht genomen te worden om de effecten 'waar te maken'. De hieruit voortvloeiende maatregelen zijn benoemd in de conclusie. De optimaliserende maatregelen zijn aanbevelingen om (meer) positieve effecten te realiseren. Daarnaast beoordeelt het MER in hoeverre de ambities, die de gemeente in de Omgevingsvisie Katwijk geformuleerd heeft, behaald worden. Ook deze beoordeling leidt tot aanbevelingen voor de verdere ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'.

Conclusie

Uit het MER blijkt dat voor geen van de milieuthema's belangrijke negatieve effecten te verwachten zijn. In enkele gevallen gelden wel aanvullende voorwaarden en maatregelen. Een aantal van deze maatregelen kan en/of moet in dit bestemmingsplan geborgd worden. Hieronder worden de relevante maatregelen benoemd die in het bestemmingsplan geborgd zijn. Andere maatregelen kunnen niet in dit bestemmingsplan geborgd worden maar worden vastgelegd in overeenkomsten tussen ontwikkelende partijen en gemeente of worden door de gemeente vastgelegd in andere lokale regelgeving.

Verkeer en parkeren

Voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' is de hoofdverkeersstructuur vastgelegd. De inrichting van de woongebieden met de verkeersstructuur binnen de bouwvelden wordt nader uitgewerkt. De uitwerking laat ruimte om een verkeersveilige inrichting te creëren. Het toepassen van de ontwerpprincipes van Duurzaam Veilig is hierbij een vereiste en wordt geborgd via de regels van dit bestemmingsplan alsmede de beleidsregel 'Inrichting van de openbare ruimte'.

Parkeerregulering is een belangrijk aspect bij (nieuwe) stedelijke ontwikkelingen. Het parkeerbeleid kan zorgen voor minder ruimtebeslag door lagere parkeerbehoefte én bijdragen aan het verminderen van de verkeerseffecten door met het parkeerbeleid autogebruik te ontmoedigen. Hiervoor is in de Nota Parkeernormen voor het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' invulling aangegeven. In de regels van dit bestemmingsplan is bepaald dat het parkeerbeleid in acht genomen moet worden bij het maken van bouwplannen die een parkeerbehoefte met zich meebrengen (zoals de bouw van woningen en maatschappelijke voorzieningen). Daarnaast is in de regels bepaald dat het parkeerbeleid in acht genomen moet worden als het gebruik van een gebouw verandert.

Geluid (wegverkeerslawaai en industielawaai)

Bij de vergunningverlening dient onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels van nieuwe woningen uitgevoerd te worden. Wanneer niet voldaan wordt aan de wettelijk gestelde voorkeursgrenswaarde moeten maatregelen genomen worden om de geluidbelasting terug te dringen. Een verplichting in artikel 32 bepaalt dat er onderzoek naar de geluidbelasting als gevolg van wegverkeer plaats moet vinden. Dit artikel bepaalt ook dat indien nodig maatregelen genomen moeten worden om de geluidbelasting terug te dringen tot een wettelijk bepaald niveau.

Daarnaast is het in een aantal gevallen noodzakelijk om een hogere grenswaarde voor geluid vast te leggen. Deze hogere grenswaarden en de voorwaarden waaronder zij vastgesteld kunnen worden zijn vastgelegd in artikel 37.

Milieuzonering

De zandwinning in het Valkenburgse Meer kan relevante geluideffecten hebben op nieuwe woningen. Voor woningbouw langs de Wassenaarsche Watering dient industrielawaai als gevolg van zandwinning in het Valkenburgse Meer meegenomen te worden in het akoestisch onderzoek dat voor de aldaar gelegen bouwvelden uitgevoerd dient te worden. In het bestemmingsplan zijn in artikel 37 regels opgenomen met betrekking tot dit nader onderzoek.

In het Hangaargebied is een menging van woningen en bedrijvigheid tot en met categorie 2 mogelijk. Dit gaat niet zonder meer samen, doorgaans geldt een richtafstand van 30 meter tussen deze bedrijven en gevoelige bestemmingen, zoals woningen. In artikel 5 is opgenomen dat bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw van woningen/de aanvraag van een vergunning voor de bouw en exploitatie van een bedrijfsactiviteit aangetoond moet worden dat:

  1. a. het uitoefenen van een nieuwe activiteit (waaronder ook wonen wordt verstaan) of uitbreiding van een bestaande activiteit niet leidt tot nadelige effecten op de bedrijfsvoering van de dan reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane activiteiten en functies;
  2. b. het uitoefenen van een nieuwe activiteit of uitbreiding van een bestaande activiteit mag niet leidt tot nadelige effecten op het woon- en leefklimaat van de dan reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane woningen.

Externe veiligheid

Binnen het plangebied zijn, conform artikel 13.1.3, functies die gericht zijn op groepen zeer kwetsbare personen (zoals kinderdagopvang, basisscholen of verzorgingstehuizen) niet toegestaan binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleidingen. Daarnaast worden nieuwe risicovolle inrichtingen (zoals inrichtingen die vallen onder Besluit risico's zware ongevallen (BRZO), lpg-stations of hogedrukaardgasleidingen) uitgesloten in artikel 29.1. Hiermee wordt geborgd dat er op het gebied van externe veiligheid sprake is van een zo veilig mogelijke situatie. Het plangebied liggen binnen het aandachtsgebied van de A44 voor ongevallen met toxische stoffen. Hiervoor is in het onderzoek zoals opgenomen in bijlage 5 een verantwoording van het groepsricico opgenomen.

Bodem

Op sommige locaties in het plangebied is in het verleden ernstige bodemverontreiniging vastgesteld. Voorafgaand aan verlening van omgevingsvergunning is nader onderzoek noodzakelijk om aan te tonen dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. De onderzoeksverplichting is geborgd in artikel 32.3 van de regels van dit bestemmingsplan. Waar noodzakelijk zullen bodemsaneringen plaatsvinden om de bodem geschikt te maken voor de beoogde functie. In de veronderstelling dat dit op juiste wijze volgens de geldende veiligheidsnormen wordt afgevoerd en gesaneerd, vormt bodem verder geen probleem.

Ecologie

Qua gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden) kent de projectlocatie Valkenburg geen belangrijk negatieve milieueffecten. Voor wat betreft soortenbescherming geldt dat het plan uitvoerbaar wordt geacht mits voldaan wordt aan de voorwaarden in paragraaf 5.2.7.3. Deze onderzoeksplicht is geborgd in artikel 32.1 van de regels van het bestemmingsplan.

Water

Om wateroverlast in het plangebied te voorkomen dient voor de toename van verhard oppervlak watercompensatie plaats te vinden. In artikel 32.5 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor watercompensatie in de functies Gemengd, Woongebied - 1 en Woongebied - 2. Daarnaast is in de functie Woongebied - 1 opgenomen hoeveel water per ontwikkelgebied gerealiseerd dient te worden. Verder is de hoofdstructuur voor water in dit bestemmingsplan bestemd als 'Water', hiermee wordt ook voorzien in de realisatie van nieuw oppervlaktewater. De grote waterlichamen in het plangebied moeten doorvaarbaar zijn omdat dit de recreatieve waarde van de watergangen verhoogt. Het bevaarbaar maken van deze waterlichamen maakt het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden gemakkelijker. Om de nieuwe woonwijk zo natuurvriendelijk (en veilig) mogelijk te maken is het daarnaast van belang dat er glooiende en geleidelijk aflopende oevers gerealiseerd worden. Dit is geborgd door het vastleggen van profielen in het kwaliteitsboek (dat via de beleidsregels doorwerkt in dit bestemmingsplan).

Het voornemen is om binnen het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' aan te sluiten op het boezempeil van het omliggend gebied. Hiervoor dienen nieuwe waterkeringen aangewezen en vastgelegd te worden. In artikel 22 zijn de huidige waterkeringen vastgelegd die in het provinciaal beleid aangewezen zijn. Voor toekomstige wijzigingen en het beschermen van nieuwe waterkeringen wordt een delegatiebevoegdheid voorgesteld (zie hoofdstuk 6 voor een beschrijving van de werking van de delegatiebevoegdheid). In paragraaf 2.2 is een voorstel gedaan voor de voorwaarden waaraan voldaan moet worden voor de delegatiebevoegdheid benut kan worden. In dat voorstel is opgenomen dat door middel van onderzoek aangetoond dient te worden dat een verandering van het (grond)waterpeil niet leidt tot aantasting van funderingen van gebouwen (onder andere Hangaargebied) en niet leidt tot aantasting van beschermde flora en fauna in het plangebied (onder andere het Bunkerbos).

Archeologie en cultuurhistorie

In het plangebied van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' zijn diverse gebieden nog niet onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. De verwachtingswaarde van het plangebied is hoog (zie paragraaf 5.2.1). De archeologische waarden in het plangebied worden beschermd door artikelen 17, 18, 19 en 20 van de regels van dit bestemmingsplan.

Daarnaast zijn in het plangebied zijn nog enkele cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het gaat om monumentale bebouwing en een tankgracht in het noordwesten van het plangebied. Deze elementen worden beschermd door de artikelen 21 en 26 in de regels van dit bestemmingsplan.

Niet gesprongen explosieven

Diverse delen van het plangebied zijn verdacht op de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven, maar nog niet volledig onderzocht. Voor deze gebieden is in artikel 29.3 en onderzoeksplicht opgenomen voor explosievendetectie. In artikel 29.4 is hierbij een ontmantelingscontour van 500 meter in acht genomen zodat zeker gesteld kan worden dat bebouwing pas ontwikkeld wordt als de ontwikkellocatie en omgeving vrij zijn van eventuele niet-gesprongen explosieven. Deze ontmantelingscontour voorkomt dat nieuwe woningen gedurende de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' ontruimd moeten worden doordat in de nabijheid van deze woningen alsnog een niet-gesprongen explosief gevonden wordt.

5.2.16 Samenvattend

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat in termen van de Omgevingswet het plan niet-evident onuitvoerbaar is. Gedurende de terinzageperiode van het ontwerpbestemmingsplan kunnen optimaliserende maatregelen benoemd worden.

Hoofdstuk 6 Hoe Wordt Dit Vertaald In Een Bestemmingsplan?

In dit hoofdstuk beschrijven wij voor welke onderdelen van de voorgenomen transformatie volgens ons regels opgesteld moeten worden. Ook beschrijven wij hoe die regels eruit zien.

6.1 Leeswijzer Regels

Ons bestemmingsplan sorteert voor op de Omgevingswet en is in die zin een nieuwe manier om functies en activiteiten toe te delen aan een plangebied. De regels van dit bestemmingsplan lezen daarom anders dan de regels van een 'regulier' bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt niet gesproken over bestemmingen, maar over functies. De regels staan bepaalde functies (zoals 'Gemengd', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Water' en 'Woongebied - 1') toe en verbieden andere functies. In een functie (zoals 'Verkeer - Verblijfsgebied) kan een activiteit uitgeoefend worden (zoals spelen in de openbare ruimte). Per functie zijn activiteiten opgenomen die toegestaan of verboden zijn in het plangebied. Of (en onder welke voorwaarden) een bepaalde activiteit toegestaan is, wordt bepaald met behulp van randvoorwaarden. In de regels zijn zowel algemene randvoorwaarden als randvoorwaarden per activiteit (waaronder bouwen, gebruiken, aanleggen, slopen en kappen van bomen) opgenomen. Randvoorwaarden kunnen uitgelegd worden door zowel open als gesloten normen. In het laatste geval wordt er een norm bepaald waaraan voldaan moet worden. In het eerste geval wordt de randvoorwaarde uitgelegd door beleidsregels.

6.2 Leeswijzer Beleidsregels

Als open normen uitgelegd worden door een beleidsregel is er sprake van een dynamische verwijzing. Beleidsregels zijn regels (die niet opgenomen zijn in dit bestemmingsplan) die gedurende de planperiode gewijzigd kunnen worden. Als er gebruik wordt gemaakt van beleidsregels, dan moet worden getoetst aan de geldende beleidsregels ten tijde van de aanvraag van een omgevingsvergunning.

De beleidsregels die bij dit bestemmingsplan horen, hebben wij vervat in de 'Beleidsregels (herziening) Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'. Deze beleidsregels zijn te vinden op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

6.3 Wat Gaan Wij Regelen?

De regels in dit bestemmingsplan zijn gericht op enerzijds faciliteren van een gebiedstransformatie en anderzijds op het borgen van de huidige en toekomstige omgevingswaarden en kwaliteiten (zoals cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en archeologische waarden) in het plangebied. Het faciliteren van de transformatie van het voormalige Marine Vliegkamp Valkenburg tot een hoogwaardig woon-, werk- en recreatiegebied vraagt om flexibiliteit (zeker gelet op de planperiode). Het behouden van bestaande kwaliteiten vraagt om sturing en randvoorwaarden. Door te werken met open normen en met gesloten normen worden beide doelstellingen van het plan bediend.

Het faciliteren van de voorgenomen ontwikkeling krijgt vooral vorm in de bestemmingen 'Gemengd', 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2'. Dit zijn de bestemmingen waar de bouw van woningen en dergelijke voorzien is. Voor de gronden met de bestemming 'Woongebied - 1' zijn reeds stedenbouwkundige raamwerken opgesteld. Deze gronden worden dan ook als eerste ontwikkeld. Op basis van de stedenbouwkundige raamwerken is bepaald welke randvoorwaarden aan de ontwikkeling gesteld worden. Voor zover de randvoorwaarden gaan over kwantitatieve aspecten (zoals het woningbouwprogramma en de bouwhoogte) zijn deze door middel van gesloten normen in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd. Voor zover de randvoorwaarden betrekking hebben op kwalitatieve aspecten (bijvoorbeeld de verschijningsvorm van bebouwing) zijn deze randvoorwaarden opgenomen in de eerdergenoemde beleidsregels.

6.4 Hoe Gaan Wij Het Regelen?

Net als een 'regulier' bestemmingsplan bestaat dit bestemmingsplan uit een toelichting, regels en een verbeelding. In de onderstaande paragrafen gaan wij nader in op deze drie onderdelen.

6.4.1 Toelichting

Ondanks dat de toelichting geen rechtskracht heeft, is het een belangrijk onderdeel van dit bestemmingsplan omdat wij in de toelichting de gedachten achter de juridische regeling(en) uiteenzetten, onderzoeksresultaten toelichten en beschrijven hoe het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' ontwikkeld wordt. Ook hebben wij in de toelichting de vertrekpunten voor dit bestemmingsplan opgenomen zoals die voortkomen uit het relevante beleid, de planologische situatie en de milieusituatie ter plaatse. Wij vinden de toelichting essentieel om het bestemmingsplan op de juiste manier te kunnen interpreteren.

6.4.2 Verbeelding

Op de verbeelding van het (analoge) bestemmingsplan wordt met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen getoond welke functies en activiteiten toegelaten zijn. De grenzen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk de begrenzingen van vlakken uit de stedenbouwkundige raamwerken dan wel de geografische, topografische en/of kadastrale grenzen.

6.4.3 Samenhang tussen regels en beleidsregels

Wij hebben reeds toegelicht dat de regels in dit bestemmingsplan bestaan uit open normen en gesloten normen. De gesloten norm wordt uitgelegd door de regels van dit bestemmingsplan zelf. De open normen worden uitgelegd door beleidsregels die bij dit bestemmingsplan horen, maar separaat vastgesteld en gewijzigd kunnen worden. Gezamenlijk bepalen de open en gesloten normen wat er wel en wat er niet toegestaan is in het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'. De regels in het bestemmingsplan zijn als volgt opgebouwd:

  1. 1. Functie (bestemming in een 'regulier' bestemmingsplan).
  2. 2. Activiteiten (bestemmingsomschrijving in een 'regulier' bestemmingsplan).
  3. 3. Randvoorwaarden voor de activiteiten (heeft geen tegenhanger in een 'regulier' bestemmingsplan).

Op hun beurt zijn de randvoorwaarden voor de activiteiten opgebouwd uit één of meerdere van de volgende sets met randvoorwaarden:

  1. 1. voorwaarden met betrekking tot bouwen;
  2. 2. randvoorwaarden met betrekking tot gebruiken;
  3. 3. vergunningplichten met betrekking tot aanleggen;
  4. 4. vergunningplichten met betrekking tot slopen;
  5. 5. vergunningplichten met betrekking tot het kappen van bomen.

De eerdergenoemde open en gesloten normen maken onderdeel uit van deze vijf sets met randvoorwaarden. Een voorbeeld van een gesloten norm is de regel over het aantal woningen dat op gronden met de functie 'Woongebied - 1' gebouwd mag worden, deze regel is als volgt:

  1. a. het totale aantal nieuw te bouwen woningen in de functies 'Gemengd', 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 5.600, met dien verstande dat maximaal 3.500 woningen op gronden met de functie 'Woongebied - 1' moeten worden gebouwd;

In de regel is het aantal woningen vastgelegd. De randvoorwaarde bestaat uit het aantal woningen dan in de regel genoemd is. De regel behoeft geen nadere uitleg om geïnterpreteerd te kunnen worden bij het maken van een plan voor de (gedeeltelijke) ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' .

In tegenstelling tot de gesloten normen, behoeven open normen juist wel een nadere uitleg om geïnterpreteerd te kunnen worden. Deze uitleg wordt gegeven door middel van een beleidsregel. In de regels van dit bestemmingsplan is bijvoorbeeld de randvoorwaarde opgenomen dat het bouwen/wijzigen van een bouwwerk toegestaan is, mits:

  1. a. er sprake is van een hoogwaardige beeldkwaliteit zoals bedoeld in de beleidsregel 'Beeldkwaliteit' die onderdeel uitmaakt van de 'Beleidsregels (herziening) Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst';

Bij het lezen van de beleidsregel 'Beeldkwaliteit' wordt duidelijk wat verstaan wordt onder 'hoogwaardige beeldkwaliteit' (dit hangt bijvoorbeeld af van het soort functie dat gerealiseerd wordt en het deelgebied waarin die functie gerealiseerd wordt) en kan er rekening gehouden worden met de eis bij het voorbereiden van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Als de aanvraag om de omgevingsvergunning ingediend is, toetst het bevoegd gezag aan de beleidsregel en bepaalt vervolgens of er inderdaad voorzien is een hoogwaardige beeldkwaliteit.

De navolgende tabel laat zien welke beleidsregels opgesteld zijn om uitleg te geven aan de open normen in dit bestemmingsplan. Alle beleidsregels die in de tabel genoemd worden, zijn vervat in de 'Beleidsregels (herziening) Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'. In de tabel is ook aangegeven op welke functie een beleidsregel van toepassing is. Als er in een vak bij een bepaalde combinatie van een beleidsregel met een functie een 'x' staat, dan is de beleidsregel van toepassing op die functie. De beleidsregels zijn niet van toepassing op de functies 'Leiding - Gas', 'Leiding - Water 1', 'Leiding - Water 2', 'Leiding - Water 3' 'Waarde - Archeologie terrein van hoge archeologische waarde', 'Waarde -Archeologie'', 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied - 1' en 'Waterstaat - Waterkering'. Uit het oogpunt van leesbaarheid zijn deze functies dan ook weggelaten uit de navolgende tabel.

Tabel 6.4.3.1: Beleidsregels

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0043.png"

6.4.4 Toelaten van gebruik

De regels van dit bestemmingsplan maken een onderscheid tussen diverse functies (zoals 'Gemengd', 'Groen' en 'Woongebied - 1') en de activiteiten die in die functies toegestaan zijn. Functies zijn te vergelijken met de bestemmingen in een 'regulier' bestemmingsplan. Activiteiten vinden plaats in (delen van) de functies en hebben betrekking op het bouwen, slopen, kappen van bomen en het gebruiken van gronden en/of bouwwerken. Omdat dit bestemmingsplan gebruik maakt van de verbrede reikwijdte (zie hoofdstuk 2) kunnen activiteiten direct toegelaten worden, dit zijn de zogenoemde toestemmingsvrije activiteiten. Daarnaast kunnen activiteiten toegelaten worden na het doen van een melding of het verkrijgen van een omgevingsvergunning. In de regels is kenbaar gemaakt welke activiteiten direct toegestaan zijn of toegestaan zijn na het indienen van een melding of het verkrijgen van een vergunning.

Het toestemmingsvrij of vergunningsplichtig maken van bepaalde activiteiten is een staande praktijk uit de ruimtelijke ordening. Als voldaan wordt aan bepaalde randvoorwaarden kan een toestemmingsvrije activiteit worden uitgevoerd zonder het indienen van een melding of het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Dit geldt ook voor vergunningsplichtige activiteiten. Ook dan is het zo dat een omgevingsvergunning verleend wordt als voldaan wordt aan de relevante randvoorwaarden.

Het instellen van meldplichten is nieuw en mogelijk op basis van de eerdergenoemde verbrede reikwijdte. Het instellen van een meldplicht is in dit bestemmingsplan nodig geacht om de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' te kunnen monitoren. Als het beginnen of veranderen van een aan huis verbonden bedrijf gemeld wordt bij de gemeente, dan kan de gemeente overzicht houden op het aantal aan huis verbonden bedrijven in het plangebied en monitoren wat de effecten van deze bedrijvigheid voor het woon- en leefklimaat zijn. Gelet op de lange looptijd van de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' en het feit dat er in de huidige situatie in grote delen van het plangebied geen activiteiten plaatsvinden, zijn veel gebruiksactiviteiten meldplichtig gemaakt. In het gebied is immers nog sprake van een grote draagkracht voor nieuwe functies voor onevenredig grote milieueffecten optreden. Om die reden is terughoudend omgegaan met het vergunningsplichtig maken van gebruiksactiviteiten. Het navolgende figuur laat zien het onderscheid tussen toestemmingsvrije, meldplichtige en vergunningsplichtige activiteiten zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.BPVLKplvherz-VA01_0044.png"

Figuur 6.4.4.1: Gebruik volgens de Crisis- en herstelwet (Nota van toelichting Besluit uitvoering 16e tranche BuChw)

6.4.5 Toelaten van bouwen

In afwijking van de regels ten aanzien van het gebruik verandert er voor bouwen niets ten opzichte van de mogelijkheden uit de Wro. Voor bouwen blijft er onderscheid tussen het vergunningsvrij bouwen en het bouwen met een omgevingsvergunning voor het bouwen. In het bestemmingsplan zijn de bouwmogelijkheden opgenomen waarvoor een omgevingsvergunning is vereist. Het vergunningsvrij bouwen is buiten het bestemmingsplan reeds zeker gesteld in het Bro. Het is niet nodig dat in het bestemmingsplan over te nemen.

Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een woonwijk mogelijk. Tevens ligt Unmanned Valley in het plangebied en daar zijn alsmede worden bedrijven gevestigd. Derhalve gaan de regels over het bouwen van bouwwerken in dit bestemmingsplan overwegend over de bouw van woningen en bedrijfspanden. In aanvulling daarop bevat dit bestemmingsplan ook regels voor het bouwen van nutsvoorzieningen, evenals voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Per functie zijn deze regels opgenomen. De regels van de functie ‘Verkeer’ bevatten bijvoorbeeld bepalingen over het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waar een abri aan moet voldaan. Op grond van die bepalingen kan een abri aangemerkt worden als overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, en mag dan maximaal 4 meter hoog worden. In dat geval zijn voor het overige geen regels gesteld aan (de vormgeving van) dergelijke bouwwerken. Dit soort regels gaan deel uitmaken van het zogenoemde kwaliteitsboek waar aanvragen om een omgevingsvergunning voor de bouw van een bouwwerk in het plangebied aan getoetst worden.

6.4.6 Toelaten van aanleggen, slopen en kappen

Zoals aangegeven is in dit bestemmingsplan een onderscheid gemaakt tussen activiteiten die direct toegestaan zijn en activiteiten die toegestaan zijn na een melding of na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Voor het aanleggen, het slopen van monumentale bebouwen en het kappen van houtopstanden is in dit bestemmingsplan een vergunningsplicht ingesteld. De regels voor het slopen en kappen zijn vastgelegd in de algemene regels. In nagenoeg alle regels die over de functies in het plangebied gaan, zijn deze activiteiten vergunningplichtig gemaakt. Voor de eenduidigheid wordt daarbij steeds verwezen naar de desbetreffende artikelen in de algemene regels. De eis dat bepaalde werkzaamheden (in de openbare ruimte) slechts na het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten uitgevoerd mogen worden is terughoudend toegepast in dit bestemmingsplan. Waar er een aanlegvergunningstelsel ingesteld is, zijn direct de beoordelingsregels voor de aanvraag om de aanlegvergunning opgenomen.

6.4.7 Delegatie planwijziging

In paragraaf 2.2 is beschreven dat in het kader van de verbrede reikwijdte van dit bestemmingsplan gebruikt wordt gemaakt van de mogelijkheid om de bevoegdheid tot het wijzigen van delen van dit bestemmingsplan te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. De gemeenteraad bepaalt zelf op welke onderdelen van het plan de delegatiebevoegdheid betrekking heeft. Paragraaf 2.2 beschrijft dat aan de gemeenteraad voorgesteld wordt om de delegatiebevoegdheid in ieder geval in te zetten ten behoeve van een aantal ontwikkelingen waarvan op dit moment nog onvoldoende duidelijk is op welke wijze zij uitgevoerd worden. In een regulier bestemmingsplan zou de gewenste flexibiliteit opgenomen kunnen worden in een wijzigingsbevoegdheid. De aanstaande Omgevingswet voorziet echter niet in overgangsrecht voor dergelijke wijzigingsbevoegdheden waardoor zij na 2029 (vermoedelijk einde overgangsrecht Omgevingswet) niet langer gebruikt kunnen worden. In 2029 is de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' vermoedelijk nog steeds bezig. Om die reden is gezocht naar andere mogelijkheden om de gewenste flexibiliteit in dit bestemmingsplan aan te brengen. Die mogelijkheid is gevonden in de delegatiebevoegdheid.

In tegenstelling tot het wijzigingsplan dat uitwerking geeft aan een wijzigingsbevoegdheid kan het delegatiebesluit los van het bestemmingsplan genomen worden. Het nemen van een delegatiebesluit na vaststelling van dit bestemmingsplan behoort daarmee ook tot de mogelijkheden. De bevoegdheid tot delegatie berust niet in dit bestemmingsplan, maar in een separaat delegatiebesluit. Benutting van een delegatiebevoegdheid betekent ook dat het bestemmingsplan direct gewijzigd wordt zonder dat er een wijzigingsplan gemaakt hoeft te worden. Hiermee wordt versnippering van regels over het moederplan en het wijzigingsplan voorkomen. Dit beperkt het risico op onsamenhangende of conflicterende regels.

Het is aan de gemeenteraad om te bepalen welke bevoegdheid tot wijziging van (delen van) het bestemmingsplan overgedragen wordt aan het college van burgemeester en wethouders en onder welke voorwaarden dit gebeurt. Om (belanghebbende) burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden houvast te bieden zijn in paragraaf 2.2 voorstellen opgenomen waaraan voldaan moet worden bij benutting van één of meerdere van de volgende delegatiebevoegdheden:

  1. 1. mogelijkheden voor bebouwing en benutting van de 'Vindplaats';
  2. 2. het realiseren of wijzigen van waterkeringen en het laten vervallen van beschermende dubbelbestemming als de waterkerende functie vervallen is;
  3. 3. het opheffen van de archeologische bestemming nadat op basis van verricht onderzoek het terrein is vrijgegeven;
  4. 4. het wijzigen van de de ligging van (hoofd)watertransportleidingen en andere nutsvoorzieningen;
  5. 5. het wijzigen van de liggen van hoofdstructuren in het plangebied zoals verkeers- en waterstructuren;
  6. 6. wijzigen van grenzen tussen functies voor zover deze van van belang zijn voor een technisch betere realiseren van de functies;
  7. 7. mogelijkheid om af te wijken van het verplichte aantal vierkante meters watercompensatie binnen het plangebied dat niet is aangeduid als 'overige zone - watercompensatie';
  8. 8. mogelijkheid om af te wijken van het verplichte aantal vierkante meters watercompensatie binnen het als 'overige zone - watercompensatie' aangeduide gebied.

6.4.8 Wat is de opzet van de regels?

De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1: 'Inleidende regels', bevat de begripsbepalingen, de wijze van meten en de doelstelling van het bestemmingsplan.
  • Hoofdstuk 2: 'Regels over functies en activiteiten', gaat in op de toegelaten activiteiten per functie en de randvoorwaarden waaronder activiteiten al dan niet met een omgevingsvergunning of melding kunnen worden toegelaten.
  • Hoofdstuk 3: 'Algemene regels', bevat algemeen geldende regels zoals de zorgplicht voor de fysieke leefomgeving, regels over het vellen van houtopstanden, regels voor het slopen van gebouwen, regels voor het bouwen van woningen in geluidbelaste gebieden en regels die bepalen hoe getoetst moet worden aan de beleidsregels die uitleg geven aan de open normen in dit bestemmingsplan.
  • Hoofdstuk 4: 'Overgangs- en slotregels', bevat het overgangsrecht en de citeertitel van dit plan.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Sub 1 van artikel 3.1.6 in het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat wij inzicht moeten geven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk gemaakt worden door het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn en moeten gerealiseerd kunnen worden. Dat betekent dat het bijvoorbeeld wettelijk niet toegestaan is om gronden te bestemmen voor de activiteit wonen (in ons bestemmingsplan vindt die activiteit primair plaats in de functies 'Gemengd', 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2'). als de bouw van die woningen vanuit kostenoogpunt niet realistisch/mogelijk is. Op het moment dat de gronden dan toch bestemd worden voor de bouw van woningen en het wonen in die woningen, is er sprake van een functie die economisch niet uitvoerbaar is. De gronden kunnen namelijk onmogelijk worden gebruikt voor de functie die aan de gronden toegekend is. Vandaar de noodzaak tot onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid.

7.1 Onderzoek

Hoofdstuk 6 beschrijft dat dit bestemmingsplan globale regels bevat die het mogelijk maken om tijdens de ontwikkeling van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' in te spelen op de actuele behoefte zoals die op de woningmarkt bestaat. Op die manier ontstaat een plan dat aangepast kan worden als dat noodzakelijk is. Het bestemmingsplan is een flexibel instrument dat wij kunnen gebruiken om ontwikkelingen in het plangebied te sturen en te faciliteren. Deze flexibiliteit komt ook terug in de mogelijkheid om het kostenverhaal door te schuiven naar de aanvraag om een omgevingsvergunning (zie ook paragraaf 2.2). Hiermee hoeft niet bij vaststelling van het gehele bestemmingsplan volledig inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van de gehele ontwikkeling. Aanvragen om een omgevingsvergunning waarvan onvoldoende aangetoond is dat de economisch uitvoerbaar is, worden geweigerd.

7.2 Conclusie

Zoals beschreven in de voorgaande paragraaf wordt de economische uitvoerbaarheid van een initiatief van geval tot geval beoordeeld. Aanvullend daarop hebben wij, om de voorgenomen ontwikkelingen in het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' mogelijk te maken, met de eigenaren van het 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' (het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en Bouwfonds Property Development (BPD)) privaatrechtelijke afspraken gemaakt over kostenverhaal.

Gelet op het voorgaande hoeft er voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan opgesteld te worden.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg

In het kader van het wettelijke bestuurlijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, is de conceptversie van ontwerpbestemmingsplan in het najaar van 2020 toegezonden aan diverse bestuurlijke partners. Vervolgens is op basis van de reacties van deze partners het ontwerpbestemmingsplan opgesteld dat ter inzage gelegd is (zie de navolgende paragrafen en hoofdstuk 9). In bijlage 20 zijn de reacties van de vooroverlegpartners samengevat en is beschreven hoe deze reacties verwerkt zijn in het bestemmingsplan.

De gemeente Wassenaar is als buurgemeente van de gemeente Katwijk nauw betrokken bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'. Het voormalige vliegkamp Valkenburg ligt deels op het grondgebied van de gemeente Wassenaar. In de diverse overleggen heeft de gemeente Wassenaar haar bijdrage geleverd aan en haar reacties gegeven op het conceptontwerpbestemmingsplan. In samenspraak met de gemeente Wassenaar heeft dit tot aanpassing van het conceptontwerpbestemmingsplan geleid. Gelet op het voorstaande is de gemeente Wassenaar niet opgenomen in bijlage 20.

8.2 Participatie

Aan dit bestemmingsplan ligt een stedenbouwkundig raamwerk ten grondslag. Bij de voorbereiding van dat stedenbouwkundig raamwerk heeft participatie plaatsgevonden en konden zienswijzen tegen de ontwerpversie van het stedenbouwkundig raamwerk ingediend worden. De mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen staat tevens open voor toekomstige wijzigingen/aanvullingen/hernieuwingen van de beleidsregels die voor dit bestemmingsplan opgesteld zijn.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerp van dit bestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd zodat eenieder een mondelinge of schriftelijke zienswijze in kon dienen. De resultaten van de terinzagelegging zijn uiteengezet in bijlage 21 bij deze toelichting en waar nodig verwerkt in het vastgestelde bestemmingsplan.

8.4 Vaststelling Bestemmingsplan

Na afronding van de ontwerpfase is de gemeenteraad overgegaan tot vaststelling van het Chw-bestemmingsplan en is het vaststellingsbesluit gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd.cGedurende deze periode konden (rechts)personen die in hoofdstuk 9 worden genoemd bij de Raad van State beroep instellen tegen het vastgestelde bestemmingsplan.

8.5 Bestuurlijke Besluitvorming Herstelbesluit 6:19 Awb

Dit herstelbesluit wordt hangende de beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State genomen. De reeds ingediende beroepen tegen het in de raadsvergadering van 30 juni 2022 vastgestelde Chw-bestemmingsplan hebben op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht van rechtswege mede betrekking op dit herstelbesluit. Zodra het herstelbesluit genomen is, wordt dit onverwijld ter beschikking gesteld aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Weliswaar zijn met dit herstelbesluit delen van de regels toegevoegd, geschrapt of gewijzigd. Tevens zijn de beleidsregels die gebruikt worden bij het bepalen van de vraag of er sprake is van een evenwichtig woningaanbod gewijzigd. Er is geen sprake van een wezenlijk ander Chw-bestemmingsplan. Er is sprake van wijzigingen van details of aanscherping van randvoorwaarden teneinde duidelijk te maken dat dit bestemmingsplan de rechtszekerheid van derdenbelanghebbenden niet aantast. Desondanks wordt het herstelbesluit ter visie gelegd zodat er zienswijzen tegen ingediend kunnen worden. Na behandeling van deze zienswijzen en verwerking daarvan in het herstelbesluit, wordt dit besluit ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad. Na vaststelling wordt het vastgestelde herstelbesluit gedurende zes weken ter inzage gelegd zodat belanghebbenden die het niet eens zijn met het herstelbesluit er beroep tegen in kunnen dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Hoofdstuk 9 Procedure Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst' doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, de zogenoemde Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure uit (afdeling 3.4 van) de Algemene wet bestuursrecht.

Burgemeester en wethouders van gemeente Katwijk gaven het ontwerpbestemmingsplan in het voorjaar van 2021 vrij voor tervisielegging conform artikel 3.8 Wro. Voorafgaand aan deze vrijgave is het ontwerpbestemmingsplan (ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)) toegezonden aan bestuurlijke partners. Na publicatie werd het ontwerp gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In die tijd konden door eenieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad.

Met verwerking van de zienswijzen en ambtelijke aanpassingen worden delen van het ontwerpbestemmingsplan gewijzigd. Hiermee ontstaat het bestemmingsplan dat door de gemeenteraad vastgesteld wordt. Na deze aanpassing van het bestemmingsplan en met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen (in de vorm diverse ondergeschikte wijzigingen en in de vorm van het amendement in bijlage 22 dat bij vaststelling van het bestemmingsplan is aangenomen en verwerkt is in dit bestemmingsplan) wordt het vaststellingsbesluit van de gemeenteraad samen met het vastgestelde bestemmingsplan wederom 6 weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn).

Op grond van artikel 8.2 van de Wet ruimtelijke ordening kan vanaf het moment dat de beroepstermijn aanvangt gedurende zes weken beroep tegen het vaststellingsbesluit worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag door:

  1. 1. belanghebbenden, ongeacht of zij een zienswijze ingediend hebben;
  2. 2. niet-belanghebbenden die tijdig een zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan hebben ingediend;
  3. 3. niet-belanghebbenden die redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij niet of te laat een zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan.

De Crisis- en herstelwet versnelt de beroepsprocedure voor bestemmingsplannen die de bouw van meer dan 11 woningen mogelijk maken. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 is deze mogelijkheid uit de Crisis- en herstelwet van toepassing op dit bestemmingsplan. Op grond van deze mogelijkheid doet de Raad van State bij een eventuele beroepszaak in beginsel binnen zes maanden uitspraak (termijn van orde). Daarnaast moeten bij een eventuele beroepszaak alle beroepsgronden in het beroepsschrift worden opgenomen. Na afloop van de beroepstermijn kunnen de beroepsgronden niet meer worden aangevuld.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten / Functiemenging

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten / functiemenging

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Milieu- En Veiligheidsonderzoek Nieuw Valkenburg

Bijlage 3 Milieu- en veiligheidsonderzoek Nieuw Valkenburg

Bijlage 4 Ligging N206

Bijlage 4 Ligging N206

Bijlage 5 Ontwikkelprincipe Groen Woonmilieu

Bijlage 5 Ontwikkelprincipe Groen woonmilieu

Bijlage 6 Verplichte Onderzoeksgebieden Niet-gesprongen Explosieven

Bijlage 6 Verplichte onderzoeksgebieden niet-gesprongen explosieven

Bijlage 7 Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 7 Onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 8 Maatregelen Recreatiedruk

Bijlage 8 Maatregelen recreatiedruk

Bijlage 9 Wegdekverharding

Bijlage 9 Wegdekverharding

Bijlage 10 Bouwvelden Hogere Waarden

Bijlage 10 Bouwvelden hogere waarden

Bijlage 11 Overzicht Wijzigingen Herziening

Bijlage 11 Overzicht wijzigingen herziening

Bijlage 1 Integraal Stedenbouwkundig Raamwerk

Bijlage 1 Integraal Stedenbouwkundig Raamwerk

Bijlage 2 Stedenbouwkundige Visie Limesbuurt Bpd

Bijlage 2 Stedenbouwkundige visie Limesbuurt BPD

Bijlage 3 Kwaliteitsboek

Bijlage 3 Kwaliteitsboek

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 5 Onderzoek Bedrijven En Milieuzonering En Externe Veiligheid

Bijlage 5 Onderzoek bedrijven en milieuzonering en externe veiligheid

Bijlage 6 Bodemonderzoek

Bijlage 6 Bodemonderzoek

Bijlage 7 Cultuurhistorische Analyse

Bijlage 7 Cultuurhistorische analyse

Bijlage 8 Natuurtoets

Bijlage 8 Natuurtoets

Bijlage 9 Passende Beoordeling En Stikstofonderzoek

Bijlage 9 Passende beoordeling en stikstofonderzoek

Bijlage 10 Retailprogramma Nieuw-valkenburg Katwijk

Bijlage 10 Retailprogramma Nieuw-Valkenburg Katwijk

Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 11 Akoestisch onderzoek

Bijlage 12 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 12 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 13 Rapportage Vooronderzoek Explosieven 2021

Bijlage 13 Rapportage Vooronderzoek Explosieven 2021

Bijlage 14 Vooronderzoek Niet-gesprongen Conventionele Explosieven

Bijlage 14 Vooronderzoek niet-gesprongen conventionele explosieven

Bijlage 15 Probleemanalyse Niet-gesprongen Conventionele Explosieven

Bijlage 15 Probleemanalyse niet-gesprongen conventionele explosieven

Bijlage 16 Bodem- En Wateronderzoek

Bijlage 16 Bodem- en wateronderzoek

Bijlage 17 Mer

Bijlage 17 MER

Bijlage 18 Onderzoek Interne Verkeerstructuur Valkenhorst

Bijlage 18 Onderzoek interne verkeerstructuur Valkenhorst

Bijlage 19 Verkeersonderzoek Projectlocatie Valkenburg (4cast)

Bijlage 19 Verkeersonderzoek projectlocatie Valkenburg (4Cast)

Bijlage 20 Samenvatting En Beantwoording Vooroverlegreacties

Bijlage 20 Samenvatting en beantwoording vooroverlegreacties

Bijlage 21 Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen Chw-bestemmingsplan 'Woongebied Valkenhorst'

Bijlage 21 Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen Chw-bestemmingsplan 'Woongebied Valkenhorst'

Bijlage 22 Aangenomen Amendement

Bijlage 22 Aangenomen amendement

Bijlage 23 Overzicht Wijzigingen Herstelbesluit

Bijlage 23 Overzicht wijzigingen herstelbesluit

Bijlage 24 Zienswijzennota Chw-bestemmingsplan 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'

Bijlage 24 Zienswijzennota Chw-bestemmingsplan 'Herstelbesluit Woongebied Valkenhorst'