KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Kantoor
Artikel 8 Tuin
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Wonen - Garage
Artikel 14 Leiding - Water
Artikel 15 Leiding - Riool
Artikel 16 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene Bouwregels
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Situering En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid En Relevante Wetgeving
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Stedenbouwkundige Opzet
3.2 Wonen En Bevolking
3.3 Bedrijven, Detailhandel En Toerisme
3.4 Verkeer
3.5 Parkeren
3.6 Groen En Water
Hoofdstuk 4 Milieu & Omgevingsaspecten
4.1 Duurzaamheid
4.2 Bedrijvigheid
4.3 Geluid
4.4 Bodem
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Natuurbescherming
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Niet Gesprongen Explosieven
4.9 Afval
4.10 Waterhuishouding
4.11 Archeologie
4.12 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Opbouw Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoering & Handhaving
6.1 Vooroverleg
6.2 Zienswijzen
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
6.4 Handhaving
Hoofdstuk 7 Procedure Bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Svb Functiemenging
Bijlage 3 Toelichting Svb Functiemenging
Bijlage 4 Parkeernormenbeleid
Bijlage 1 Bijlage 1 Bedrijfsinventarisatie
Bijlage 2 Nota Van Beantwoording En Wijzigingen
Bijlage 3 Zienswijzen

bestemmingsplan Valkenburgseweg-´t Ambacht en Katwijkerbroek

Bestemmingsplan - gemeente Katwijk

Vastgesteld op 01-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'NL.IMRO.0537.bpKATbedrijventrn-va01' van de gemeente Katwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpKATbedrijventrn-va01met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woningen

blokken van meer dan twee aan elkaar gebouwde woningen.

1.6 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

1.9 achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.10 achtergevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de achtergevel van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.11 Agrarisch bedrijf

een onderneming in economische zin die overwegend of uitsluitend gericht is op het bedrijfsmatig telen van gewassen (land- of tuinbouwbedrijf) en /of dieren (veehouderij) dan wel het winnen van produkten door middel van dit telen en die geheel of hoofdzakelijk gebonden is aan de grond als productiemiddel.

1.12 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.13 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.15 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.16 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.17 balkon

een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een woning behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.

1.18 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.19 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.20 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.21 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.22 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.23 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.24 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.28 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage en een schuur, dat een functionele eenheid vormt met een hoofdgebouw, en daaraan in bouwkundig opzicht ondergeschikt is.

1.29 bos

een stuk grond met bomen, struiken en andere opgaande beplanting, waarbij de instandhouding van landschappelijke waarden wordt nagestreefd.

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.

1.33 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.38 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.39 congrescentrum

een gebouwencomplex, bestemd en ingericht voor het houden van congressen, conferenties, symposia en andere grote bijeenkomsten.

1.40 consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op de consumentverzorging doch niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie, zoals: fotograaf, autorijschool (geen theorie), bloemschikker, decorateur, fietsenmaker, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, schoonheidsspecialist/kapsalon, nagelstudio, prothesemaker en andere daarmee gelijk te stellen activiteiten.

1.41 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.42 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.43 dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter boven de dakvoet is gelegen.

1.44 dakopbouw

de ophoging van de goothoogte en/of nokhoogte en/of de dakhelling.

1.45 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.46 dansschool

een inrichting waarin voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimten dansen en het geven van onderricht daarin, zonder dat zalen worden verhuurd en zonder dat gelegenheid wordt geboden voor het houden van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- of dansevenementen.

1.47 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.

1.48 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.49 detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten

detailhandel die niet zelfstandig is en rechtstreeks voortvloeit uit de hoofdactiviteit die is toegestaan, ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en waarvan de detailhandel maximaal 10% van de totale omzet van het bedrijf mag uitmaken.

1.50 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.51 detailhandelsbedrijf

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.52 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bijvoorbeeld reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, sleutel- en hakkenbars, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.53 dove gevel

een bouwkundige constructie zoals omschreven in artikel 1b, lid 5 van de Wet geluidhinder (Wgh). Toelichting: Deze constructie heeft een doelmatige geluidwering en er mogen geen te openen delen aanwezig zijn. Er geldt een uitzondering voor bewegende delen in de gevel van niet-geluidsgevoelige ruimten.

1.54 dwarskap

een kap loodrecht op de voorgevel (naar de straat gekeerde gevel).

1.55 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.56 erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

1.57 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.58 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.59 extensief recreatie medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

1.60 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.61 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.62 geluidsreducerend wegdek

een wegdek met een reducerend effect op de geluidsemissie vanwege het wegverkeer van ten minste 3 dB ten opzichte van dicht asfaltbeton.

1.63 geschakelde woningen

woningen, waarvan de hoofdgebouwen door middel van uitbouwen c.q. aangebouwde bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.

1.64 gestapelde woningen

een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.65 geluidzone - industrie

een zone rond een industrieterrein zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.66 glastuinbouwbedrijf

een bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen.

1.67 groothandelsbedrijf

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.68 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.69 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.70 hoofdverblijf

het verblijf van waaruit al dan niet tijdelijk het sociale en economische leven van de betrokkene plaatsvindt.

1.71 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een onderscheid gemaakt tussen licht, middel en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m g genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Lichte horeca (categorie 1):

  1. a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, coffeeshop, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
  2. b. restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  3. c. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  4. d. daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;
  5. e. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  6. f. pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie;

middelzware horeca (categorie 2):

  1. g. bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

zware horeca (categorie 3):

  1. h. discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.72 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.73 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.74 industrieel bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en / of het vervaardigen van producten (nijverheids- en productief-technische bedrijven).

1.75 kamerverhuurbedrijf

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging. Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

onder de definitie van kamerverhuurbedrijf valt niet:

  1. a. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²;
  2. b. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.

1.76 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.77 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.78 kas

een bedrijfsgebouw van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de teelt van of veredeling van gewassen.

1.79 kinderboerderij

een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.

1.80 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.81 kringloopwinkel

een bedrijf voor het repareren en verkopen van gebruikte volumineuze goederen.

1.82 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.83 langskap

een kap evenwijdig aan de voorgevel (naar de straat gekeerde kap).

1.84 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.85 maaiveld/peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel.
  3. c. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

1.86 maatschappelijke dienstverlening

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening.

1.87 mansardekap

een kap waarbij de dakvlakken niet van goot tot nok één plat vlak, maar twee platte vlakken vormen die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten.

1.88 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door botanische, faunistische, biologische, bodemkundige en morfologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.89 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.90 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.91 omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.92 omgevingsvergunning voor het aanleggen

omgevingsvergunning voor aanleggen (voorheen aanlegvergunning): omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

1.93 omgevingsvergunning voor het bouwen

omgevingsvergunning voor bouwen (voorheen bouwvergunning): omgevingsvergunning, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het bouwen van een bouwwerk.

1.94 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.95 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden maaiveld.

1.96 onderkomen

een voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken - voer- en vaartuig, woonboot, ark, caravan en stacaravan, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook een tent.

1.97 overbouwing

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.98 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.99 overkluizing

een civieltechnisch kunstwerk, waarmee een weg een andere weg, een plein of een waterloop (kruiselings) overwelft.

1.100 parkeergarage

een ruimte geheel of gedeeltelijk overdekt voor de stalling van voertuigen alsmede voor bergingen.

1.101 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.102 perifere detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. bouwmarkten.

1.103 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.104 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.105 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.106 prostitutie

seksueel-erotische dienstverlening die, al dan niet zichtbaar vanaf de (openbare) weg, wordt aangeboden.

1.107 Regionaal Economisch Overleg

Platform voor regionale afstemming over bedrijventerreinen en detailhandelsvestigingen, of een vergelijkbaar platform voor regionale afstemming.

1.108 schildkap

een dak dat bestaat uit ten minste drie schuine vlakken, waarvan er één evenwijdig aan de straat en de andere haaks op de straat moeten zijn gesitueerd.

1.109 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.110 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.111 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.112 twee-aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee aan elkaar gebouwde woningen.

1.113 theatervuurwerk

door de minister van VROM aangewezen professioneel vuurwerk dat is bestemd voor het teweegbrengen van pyrotechnisch speciale effecten, hetzij bij een film- of televisieproductie, hetzij tijdens evenementen of voorstellingen waarbij het publiek zich op geringe afstand bevindt van de plaats waar het effect teweeg wordt gebracht.

1.114 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.115 uitbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een woning bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.

1.116 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring NL.IMRO.0537.bpKATbedrijventrn-on01 waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.117 verblijfsrecreatie

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend verblijf van steeds wisselende (groepen) personen die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij het recreatief gebruik overwegend tijdens het zomerseizoen en schoolvakantieperiodes plaatsvindt, al dan niet met het verstrekken van consumpties, waarbij dit laatste van ondergeschikte betekenis is.

1.118 verdieping

een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag.

1.119 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.120 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidwerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.

1.121 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voeding- en siergewassen worden geteeld.

1.122 volwaardig agrarisch bedrijf

in een volwaardig agrarisch bedrijf is er voldoende werkgelegenheid voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen en voldoende continuïteit in de bedrijfsvoering op lange termijn.

1.123 voorerf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

1.124 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

1.125 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.126 vrijstaande woning

een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.

1.127 waterstaatkundige kunstwerken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.128 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.129 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalinginstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.130 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.

1.131 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

1.132 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.133 zeewering

aan zee grenzende waterkering, die uit zowel duinen alsook harde waterkerende constructies kan bestaan.

1.134 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.135 zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

1.136 zijgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een gebouw kan worden getrokken tot aan de perceelsgrenzen.

1.137 zorgwoning

woning bestemd voor groepen, zoals ouderen en personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het maaiveld en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil/maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 dakhelling van een mansardekap

de maximale dakhelling van het eerste dakvlak van een mansardekap - die zowel bij een dwarskap of langskap voorkomen - wordt gemeten vanuit de goot.

2.8 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 hoogte van een windturbine

vanaf het maaiveld tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.11 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.14 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een agrarisch bedrijf;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  2. b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m, waarbij geldt dat per (bouw)perceel ten hoogste 1 vlaggenmast mag worden geplaatst.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'b<= 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'b<= 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'b<= 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
  4. d. bedrijfsverzamelgebouwen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1', tevens een detailhandelsvestiging in auto's tot een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 500 m2;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2', tevens een perifere detailhandel in woninginrichtingsartikelen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-3', tevens een transportbedrijf en handelsbedrijf met bijbehorende milieucategorie 3.2;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-4', tevens een peenwasserij met bijhorende milieucategorie 3.2;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-5', tevens voor jachtbouw met bijhorende milieucategorie 4.2;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-6', tevens een aannemingsbedrijf met bijhorende milieucategorie 3.2;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-7', tevens een machinefabriek met bijhorende milieucategorie 3.2;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-8', tevens een autoschadebedrijf met bijhorende milieucategorie 3.2;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-9', tevens een aardgasvulpunt voor groen gas met bijhorende milieucategorie 2;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-10', tevens een transportbedrijf met bijhorende milieucategorie 3.2;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-11', tevens een constructiewerkplaats met bijhorende milieucategorie 3.2;
  16. p. ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) is een bedrijfswoning toegestaan;
  17. q. per bedrijf wordt ten hoogste 50% van de bruto vloeroppervlakte als niet-zelfstandig kantoorvloeroppervlakte gebruikt, met een maximum van 2000 m²;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-12', tevens een fitnesscentrum;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-13', tevens een sporthal;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-14', tevens perifere detailhandel in woninginrichtingsartikelen met een maximum brutovloeroppervlak van 1000 m2;
  21. u. alsmede detailhandel in de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen als ondergeschikte nevenactiviteit van de hiervoor genoemde bedrijfsactiviteiten;
  22. v. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals toegangs- en ontsluitingswegen, laad- en losvoorzieningen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water;
  23. w. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens (bedrijfsmatige) opslag met bijbehorende milieucategorie 3.1.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. nevenassortimenten bij perifere detailhandel is alleen toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
    2. 2. het nevenassortiment neemt niet meer ruimte in beslag dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak;
    3. 3. uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur en
    4. 4. advies is nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).
  2. b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen vallende onder artikel 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan;
  3. c. buiten het bouwvlak is het volgende verboden:
    1. 1. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    2. 2. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    3. 3. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of vaste of vloeibare afvalstoffen;
    4. 4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  4. d. binnen het bouwvlak is het opslaan van goederen hoger dan 4 m verboden;
  5. e. het bepaalde in lid 4.3 onder c is niet van toepassing voor zover het betreft opslag met een maximale hoogte van 5 m1 op de gronden die op de verbeelding de functie-aanduiding hebben 'opslag'.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 4.1:

  1. a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1genoemd;
  2. b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd en deze bedrijven voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij de parkeernormen als bedoeld in bijlage 4 Parkeernormenbeleid worden gehanteerd.
  3. c. om perifere detailhandel, zoals bedoeld in lid 4.1 sub t, met een brutovloeroppervlak groter dan 1000 m2 toe te staan, mits:
    1. 1. er uit een distributieplanologisch onderzoek blijkt dat geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur;
    2. 2. er een positief advies is uitgebracht door het Regionaal Economisch Overleg (REO)
    3. 3. het aandeel van bedrijven in perifere detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, uitsluitend in combinatie met:
    1. 1. een kantoor;
    2. 2. consument verzorgend bedrijf;
    3. 3. een bedrijf die voorkomt in de categorie A of B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-1', uitsluitend voor een kantoor, consument verzorgend bedrijf en een bedrijf die voorkomt in de categorie A of B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”;
  3. c. ter plaatsen van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-2', uitsluitend voor een woning;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water;

5.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  2. b. horeca als bedoeld in artikel 1 lid 1.71 is niet toegestaan;
  3. c. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  4. d. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuur-bedrijf is niet toegestaan;
  5. e. opslag van goederen op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
  6. f. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  7. g. op deze gronden is het gebruik van aan-huis-gebonden beroepen in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
    2. 2. er geparkeerd wordt op eigen terrein;
    3. 3. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    4. 4. prostitutie niet is toegestaan;
    5. 5. voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden, bruggen, lichtmasten, kunstwerken en straatmeubilair;
  2. b. geluidwal of –scherm;
  3. c. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de hoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  3. c. overkappingen zijn niet toegestaan;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
  5. e. de hoogte van bruggen is niet gemaximeerd.

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken voor erfafscheidingen, met een open constructie voor het geleiden van planten, met een hoogte van maximaal 2 m op de gronden, gelegen voor de voorgevelrooilijn en grenzend aan de openbare ruimte.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een (boven) lokale functie ontsluiting, ontsluitingswegen, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden;
  2. b. kruisingen, overbruggingen, tunnels en viaducten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water;

9.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m;

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  2. b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden;
  2. b. kruisingen, overbruggingen , tunnels en viaducten;
  3. c. standplaatsen voor verkoop;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeers-, groen-, speel-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

10.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 4 m;
  3. c. in afwijking van sub a zijn gebouwen toegestaan ten behoeve van een standplaats voor verkoop;
  4. d. de oppervlakte van een standplaats bedraagt ten hoogste 15 m2 en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  2. b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en de waterberging;
  2. b. waterstaatkundige kunstwerken en voorzieningen;
  3. c. verkeer te water;
  4. d. infiltratievoorzieningen;
  5. e. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de hoogte van (waterstaatkundige) kunstwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. de hoogte van bruggen is niet gemaximeerd;
  4. d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen en onderkomens buiten de daartoe aangewezen gronden.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 11.3 waarbij ligplaatsen voor onderkomens kunnen worden aangewezen voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van (plezier)vaartuigen, mede ten behoeve van beperkte overnachtingsmogelijkheden voor passerende waterrecreanten, mits daardoor de in lid 11.1 genoemde functies niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.

12.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 sub a en b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot met maximaal 50 m² ten behoeve van mindervaliden, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. voorafgaande aan het afwijken winnen burgemeester en wethouders advies in omtrent de (medische) noodzaak bij en onafhankelijke deskundige;
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld waarbij rekening wordt gehouden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, mede gelet op:
      • een goede verhouding tussen bouwmassa en gevelbeeld;
      • de samenhang tussen bebouwing.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
    2. 2. er geparkeerd wordt op eigen terrein;
    3. 3. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
    4. 4. prostitutie niet is toegestaan;
    5. 5. voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt.
  2. b. op deze gronden is het uitoefenen van een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
    2. 2. ten hoogste 40% van het aanwezige vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2 ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn;
    3. 3. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
      dit betekent onder meer dat:
      • voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
      • het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiek aantrekkend karakter;
      • het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    4. 4. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte;
    5. 5. het een eenmansbedrijf betreft;
    6. 6. eventuele detailhandelsactiviteiten van ondergeschikte aard zijn.
  3. c. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  4. d. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.

Artikel 13 Wonen - Garage

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van (personen)auto's, motorrijwielen en (brom)fietsen en voor opslag en bergingsdoeleinden van huishoudelijke aard.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 14 Leiding - Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. een waterleiding; met daarbij behorende
    1. 1. bebouwingsvrije zone;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden, binnen een bebouwingsvrije zone van 5,00 m aan weerszijden van de leidingen, geen gebouw en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een waterleiding;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3 m1 bedragen;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in dit artikel betreffende lid 14.2 sub a en d, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Riool

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. een riooltransportleiding; met daarbij behorende
    1. 1. bebouwingsvrije zone;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden, binnen een bebouwingsvrije zone van 2,50 m aan weerszijden van de leidingen, geen gebouw en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een riooltransportleiding;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in dit artikel betreffende lid 15.2 sub a en d, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bepaling, ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwvoorschriften in acht worden genomen en:

  1. a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouder in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteit niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, voorschriften te verbinden, gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden, zoals alternatieve funderingsmethoden of beschermende bodemlagen;
    2. 2. het doen van archeologische opgravingen;
    3. 3. begeleiding van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
  3. c. het bepaalde in lid 16.2 onder sub a en b is niet van toepassing indien:
    1. 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
    2. 2. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht.
    3. 3. het te bouwen oppervlak een omvang heeft dat kleiner is dan 100 m2.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. op de verbeelding de aanduiding Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
  2. b. op gronden alsnog de aanduiding Waarde - Archeologie te leggen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene Bouwregels

18.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  3. c. technische installaties, mits:
    1. 1. deze bouwdelen indien mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruimte en van omwonenden worden geplaatst;
    2. 2. de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    3. 3. het bedrijf/ de installatie op de aanbevolen afstand van woningen staat volgens de brochure 'bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of de technische installatie noodzakelijk is door nieuwe wet- of regelgeving.

18.2 Goothoogte

Van een gebouw waarvoor de maximale goothoogte is bepaald, mag voor zover niet anders is bepaald, geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximale hoogte en terugvallen onder hoeken van 45° met de horizon, met dien verstande dat tussen de toegestane denkbeeldige dakvlakken met een helling van 45° en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder begrepen topgevels, zijn toegestaan. Deze regel is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en goten.

18.3 Ondergronds bouwen

Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels

19.1 Molenbiotoop en molen in stedelijk gebied

De gronden ter plaatse van de aanduidingen "vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m" en "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m" zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Valkenburgseweg/'t Ambacht/Katwijkerbroek Katwijk' en NL.IMRO.0537.bpKATbedrijventrn-va01.

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Katwijk d.d. 1 november 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Valkenburgseweg/'t Ambacht/Katwijkerbroek en NL.IMRO.0537.bpKATbedrijventrn-va01'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Consoliderend bestemmingsplan

Belangrijkste aanleiding voor het maken van een nieuw bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen Valkenburgseweg, 'tAmbacht en Katwijkerbroek is dat voor het plangebied een aantal verouderde bestemmingsplannen van kracht is. Door de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 zijn gemeenten verplicht om binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw een bestemmingsplan vast te stellen. Actualisering van de verouderde plannen is daarom gewenst en past in de inhaalslag van de gemeente omtrent de vernieuwing van bestemmingsplannen. Stadsdelen waar alleen verouderde bestemmingsplannen gelden, zoals bij de bestemmingsplannen Valkenburgseweg/'t Ambacht en Katwijkerbroek, kennen onvoldoende rechtszekerheid en onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen.

De hoofddoelstelling van het te actualiseren de bestemmingsplannen voor Valkenburgseweg/'t Ambacht en Katwijkerbroek is het kunnen beschikken over een adequate planologische regeling, waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd.

1.2 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Valkenburgseweg/'t Ambacht/ Katwijkerbroek wordt aan de noordzijde begrensd door Sandtlaan, Gerberastraat, Ranonkelstraat en Violierstraat. Het plangebied wordt aan de zuidzijde door de Meanderlaan en Joghtlaan begrensd en aan de westzijde door de N206. Aan de oostzijde is de grens de Oude Rijn en Additioneel kanaal.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Momenteel gelden in het betreffende gebied de volgende bestemmingsplannen:

  1. 1. Valkenburgseweg/'t Ambacht, vastgesteld op 27-8-1998 en onherroepelijk op 29-8-2001.
  2. 2. 1e herziening Valkenburgseweg/'t Ambacht, vastgesteld op 26-6-2003 en onherroepelijk op 10-11-2003.
  3. 3. Katwijkerbroek, vastgesteld op 28-3-1996 en onherroepelijk op 2-12-1996.

Deze herziening vervangt de bovengenoemde bestemmingsplannen en tevens alle partiële herzieningen, vrijstellingen, ontheffingen en omgevingsvergunningen voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan die in de afgelopen (plan)periode hebben plaatsgevonden c.q. zijn verleend voor het betreffende plangebied van de bestemmingsplannen Valkenburgseweg/'t Ambacht en Katwijkerbroek.

1.4 Leeswijzer

Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig, omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.

De toelichting is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in hoofdstuk 1, wordt in hoofdstuk 2 de belangrijkste informatie uit diverse beleidsnota's van verschillende overheden vermeld. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het plangebied waar in het bijzonder aandacht is besteed aan de ruimtelijke en functionele aspecten. Hoofdstuk 4 gaat in op de milieu & omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt het juridisch kader nader toegelicht. Hoofdstuk 6 bevat de resultaten van het overleg met betrokken diensten, besturen en overheden en de resultaten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Ook wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid beschreven en in dit hoofdstuk bevindt zich de paragraaf met betrekking tot handhaving. Hoofdstuk 7 besteedt aandacht aan de procedure van een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid En Relevante Wetgeving

Wet ruimtelijke ordening (Wro) / Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (2008)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden. Zowel het rijk, de provincies als de gemeente hebben de bevoegdheid om ruimtelijke plannen op te stellen. Hiervan is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument, welke ook juridisch bindend is.

Als ruimtelijk toetsingskader worden door rijk, provincies en gemeenten structuurvisies vastgesteld. Het is de bedoeling dat de structuurvisies op elkaar worden afgestemd en als uitgangspunt gelden voor bestemmingsplannen, inpassingsplannen en projectbesluiten. Een gemeente kan daar alleen van afwijken indien er een goede motivering voor is. Rijk en provincies kunnen kaders stellen waarbinnen de gemeenten kunnen opereren, met zogenoemde reactieve en proactieve aanwijzingen.

De bestemmingsplanprocedure is in de nieuwe wet teruggebracht van ruim een jaar naar 26 weken. Indien er sprake is van meerdere samenhangende besluiten en plannen is het mogelijk de procedure te vereenvoudigen door middel van een coördinatieregeling.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Wro verder uitgewerkt ten behoeve van de uitvoering. Onder andere bevat het Bro bepalingen over de verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('elektronisch') beschikbaar te stellen. Alle ruimtelijke plannen zijn te vinden op Ruimtelijke plannen.

Ook bevat het besluit gedetailleerde bepalingen over de vormgeving en inhoud van ruimtelijke plannen, overgangsrecht voor bestaande gebouwen, bouwwerken of bestaand gebruik, de procedure voor het afhandelen van een planschadeverzoek en bepalingen over het exploitatieplan en subsidieregelingen.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) /Besluit omgevingsrecht (Bor) (2010)

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft ca. 25 regelingen geïntegreerd. Bouw-, milieu-, natuur- en monumenten-vergunningen, zijn opgegaan in één vergunning, de omgevingsvergunning. Burgers en ondernemers krijgen te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld.

Voor de uitvoering van de Wabo zijn regels uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dit besluit is vastgelegd voor welke activiteiten omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd, onder welke voorwaarden en wat de relatie is met het bestemmingsplan. Nieuwe bestemmingsplannen dienen te worden afgestemd op de bepalingen en terminologie in Wabo en Bor.

Natuurbeschermingswet (1998)

Gebiedsbescherming is geregeld in de Natuurbeschermingswet. De bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden)
  • Beschermde Natuurmonumenten
  • Wetlands

Natura2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden binnen het grondgebied van de Europese Unie. Natura2000 gebieden worden aangewezen middels een aanwijzingsbesluit. In dit besluit is aangegeven wat de reden is van aanwijzing, hoe de begrenzing is en wat de natuurdoelen voor het gebied zijn. Binnen Katwijk zijn twee Natura2000 gebieden aangewezen: Meijendel & Berkheide en de Coepelduynen.

In een beheerplan wordt vastgelegd hoe de doelstellingen zullen worden gehaald. Momenteel zijn voor de in Katwijk aanwezige gebieden nog geen beheerplannen vastgesteld door het bevoegde gezag (Gedeputeerde Staten).

Voor bepaalde activiteiten in de Natura2000 gebieden is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Dit geldt niet alleen voor activiteiten binnen het aangewezen gebied, maar ook daarbuiten (zogenaamde 'externe werking' ). In het beheerplan zal worden vastgelegd welke activiteiten niet vergunningplichtig zullen zijn. Middels een zogenaamde 'passende beoordeling' of met een milieueffectrapportage (Mer) moet worden vastgesteld in hoeverre een activiteit een significant effect heeft op de natuurdoelen en of een NB-wet vergunning nodig is. Indien voor een activiteit een NB-wet vergunning vereist is zal deze bij de vaststelling van het bestemmingsplan moeten zijn verkregen.

In het nieuwe bestemmingsplan wordt de vigerende regeling zo veel als mogelijk overgenomen en er zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Dit bestemmingsplan heeft dan ook geen consequenties voor de Natura 2000 gebieden. Er is dan ook geen passende beoordeling, (plan)MER of NB-wet vergunning noodzakelijk.

Barro (ook wel bekend als de AMvB Ruimte)

De rijksoverheid kan algemene regels vaststellen ter bescherming van nationale ruimtelijke belangen, die vragen om een landelijke regeling omdat ze gemeente en regio overstijgend zijn. De Barro vormt het sluitstuk van rijkszijde van het nieuwe stelsel van ruimtelijke ordening, zoals dat in 2008 met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking is getreden.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten gemeenten en provincie zich houden aan bij AmvB('s) gestelde regels. Daarnaast moeten gemeenten ook rekening houden met de regels die gesteld zijn in de provinciale verordening(en). En nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen een bepaalde termijn in de bestaande bestemmingsplannen worden verwerkt.

Het Besluit algemene regels (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden.

Het Barro borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de Nota Ruimte en voormalige PKB's in regelgeving. Deze belangen maken nog steeds deel uit van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, kaders voor het IJsselmeergebied, de Structuurvisie Randstad 2040 en het Nationaal Waterplan.

De AMvB Ruimte bevat de juridische kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, de mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.

De Barro is vooral van belang voor ontwikkel-bestemmingsplannen en bestemmingsplannen voor het landelijk gebied. De AMvB heeft minder betekenis voor de wettelijke herziening van bestemmingsplannen voor bestaande stedelijk gebied. Dit bestemmingsplan is geen ontwikkel-bestemmingsplan en daarom heeft de Barro geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2010)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimten (SVIR) beschrijft in welke infrastructuur-projecten het kabinet de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Ook is aandacht besteed aan leefomgeving, milieu en natuur, voorzover het nationale belangen betreft.

Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. In de Rijksprioriteiten 2011-2015 staat dat bij de gemeente als eerste overheid de wettelijke taak ligt om lokaal de ruimtelijke ontwikkeling te begeleiden met structuurvisies en het bestemmingsplan. De gemeenten heeft met betrekking tot het gebiedsgericht erfgoedbeheer volgens de Visie Erfgoed en ruimte de volgende verantwoordelijkheden: een integrale afweging van belangen en het behartigen van het erfgoedbelang in gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen. De gemeente kan de bijdrage aan gebiedsgericht erfgoedbeheer versterken door onder andere het integreren van erfgoedopgaven in de eigen gebiedsontwikkelingsprocessen.

In de structuurvisie en de daaraan gekoppelde Visie Erfgoed en Ruimte (“Kiezen voor karakter”) wordt Katwijk genoemd als 'Strook Atlantikwall' met als kenmerken:

  • herbouwde vissersplaats met gesloten bebouwing
  • familiebadplaats aan boulevard
  • individuele en kleinschalige bebouwing in traditionele en sobere bouwstijl

De structuurvisie vervangt diverse nota's, zoals de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.

De structuurvisie heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Waterwet (2009)

De Waterwet stelt de watersysteembenadering centraal en integreert acht bestaande wetten voor waterbeheer. De wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en regelt de juridische implementatie van Europese richtlijnen (o.a. Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico's).

De Waterwet kent één watervergunning. Met het wegvallen van vergunningen treedt een belangrijke wijziging op in de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en de waterbeheerder (Rijkswaterstaat of waterschap). Diverse activiteiten zoals bouwen en gebruik van de gronden zijn in, op grond van het waterbeleid, beschermde gebieden aan een watervergunning gebonden.

In de Watertoets van bestemmingsplannen (vooroverleg artikel 3.1.1 Bro) wordt bezien of de voorgenomen ingrepen in het watersysteem (juridisch) gefaciliteerd kunnen worden. Dat wil dus zeggen: of aannemelijk is dat vergunningen kunnen worden verleend, dat de noodzakelijke peilbesluiten (of peilvergunningen) genomen zullen worden en dat nieuwe waterstaatswerken in de legger kunnen worden opgenomen. Indien hierover iets gezegd kan worden, zal daaraan in het wateradvies aandacht worden besteed.

Formeel gezien staan vergunningen en andere besluiten volledig los van de watertoets. Het kan voorkomen dat regels uit het bestemmingsplan, zoals gebruiksregels, aanlegregels of bebouwingsregels, hetzelfde luiden en dezelfde belangen beschermen als watervergunningsregels op grond van de keur. Deze samenloop van regelgeving is in beginsel alleen toelaatbaar als de bestemmingsplanregels een ruimer belang dienen dan alleen het waterstaatkundig belang.

Uit deze redenering volgt dat wanneer een watervergunning verplicht is voor bepaalde (bouw)werken en wanneer het hoogheemraadschap middels de watertoets akkoord is gegaan met de voorgenomen ontwikkeling, er formeel geen reden is om voor waterstaat nog een dubbelbestemming of toetsmoment op te nemen.

Wel kan het zinvol zijn om op grond van de signaleringsfunctie van het bestemmingsplan een dubbelbestemming op te nemen waarin wordt verwezen naar de watervergunningseis. Dit geldt in Katwijk met name ten aanzien van de zeewering en regionale waterkeringen.

In dit bestemmingsplan liggen geen (regionale) waterkeringen of zeeweringen. Het opnemen van een dubbelbestemming is daarom niet noodzakelijk.

Structuurvisie Randstad 2040 (2008)

In de Structuurvisie Randstad 2040 zet het kabinet de koers uit om de Randstad integraal te ontwikkelen tot een duurzame en concurrerende topregio in 2040. Lopende en nieuwe ontwikkelingen en opgaven vragen om een visionair en samenhangend antwoord. Klimaatverandering, internationale arbeidsmigratie, bereikbaarheidsproblemen, vergrijzing van de bevolking en toenemende internationale concurrentie brengen kansen en risico's met zich mee voor de toekomstige concurrentiepositie in de Randstad.

De unieke ligging in de delta, de diversiteit en onderlinge nabijheid van steden en landschappen zijn kwaliteiten die de Randstad onderscheidt van andere Europese stedelijke regio's. De leidende principes zijn:

  • leven in een veilige klimaatbestendige en groenblauwe delta;
  • kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking groen, blauw en rood;
  • wat internationaal sterk is, sterker maken;
  • krachtige duurzame steden en regionale bereikbaarheid.


De Structuurvisie Randstad 2040 heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

2.2 Provinciaal Beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010)

Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Samen met inwoners en betrokken partijen wil de provincie het toekomstbeeld van Zuid-Holland invullen. De nieuwe Structuurvisie is in de plaats gekomen van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Op 2 juli 2010 heeft Provinciale Staten de structuurvisie definitief vastgesteld.

In de structuurvisie zijn Katwijkerbroek, Valkenburgseweg en 't Ambacht opgenomen als bedrijventerreinen. Er is geen rekening gehouden met onze toekomstvisie voor het gebied, namelijk transformatie naar wonen. Met de 1eherziening van de structuurvisie is het bedrijventerrein 't Ambacht wel meegenomen als transformatiegebied naar wonen. De andere twee bedrijventerreinen worden in 2012 opnieuw bekeken nadat de regionale behoefteraming bedrijventerreinen gereed is.

Provinciale verordening Ruimte (2010)

In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. In de verordening is onder andere vastgelegd dat er in principe geen verstedelijking buiten bebouwingscontouren (geen nieuwe vestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies) mag plaatsvinden. Alleen onder bepaalde voorwaarden kunnen bebouwingscontouren worden aangepast.

In de verordening zijn Katwijkerbroek, Valkenburgseweg en 't Ambacht opgenomen als bedrijventerreinen. De verordening zal pas worden aangepast als wij een bestemmingsplan gaan opstellen waarin woningbouw wordt opgenomen. Vooralsnog is alleen 't Ambacht als transformatiegebied in de Structuurvisie opgenomen. De andere twee bedrijventerreinen worden in 2012 opnieuw bekeken nadat de regionale behoefteraming bedrijventerreinen gereed is.

Provinciale Milieuverordening (2009)

De Provinciale Milieuverordening wordt in fasen, - tranches - genoemd, gewijzigd en geactualiseerd. In de Provinciale Milieuverordening zijn de hoofdlijnen van het milieubeleid en de belangrijkste ontwikkelingen op milieugebied beschreven. Op 1 april 2011 is de zevende tranche in werking getreden. De Provinciale Milieuverordening bevat o.a. regels over de milieubeschermingsgebieden voor stilte en voor grondwater. De milieubeschermingsgebieden hebben gevolgen voor toetsing van bepaalde activiteiten en vinden hun beslag in het bestemmingsplan.

De waterwingebieden zijn de meest kwetsbare zones van de beschermingsgebieden. In deze zone is het beschermingsregime dan ook het strengst. Binnen waterwingebieden dient elk risico van verontreiniging te worden voorkomen; in deze gebieden zijn dan ook in principe alleen activiteiten toegestaan in het kader van de grondwaterwinning zelf. Indien men toch activiteiten in soort gebieden wil uitvoeren dient ontheffing te worden aangevraagd. Rondom de waterwingebieden zijn ook grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen, deze bevinden zich echter niet op Katwijks grondgebied.

In het Stiltegebied Berkheide, grotendeels samenvallend met het waterwingebied Berkheide, is sprake van strengere bepalingen ten aanzien van het gebruik van toestellen die de natuurlijke stilte van het gebied kunnen verstoren. De aanwijzing kan beperkingen opleggen aan planologische ontwikkelingen in en aangrenzend aan het Stiltegebied.

De provinciale Milieuverordening heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

2.3 Regionaal Beleid

Regionale Structuurvisie 2020 (2009)

Op 24 juni 2009 is de Regionale StructuurVisie 2020 (RSV) door Holland Rijnland vastgesteld. De RSV verankert de intergemeentelijke afspraken in een ruimtelijke vertaling naar 2020 met een doorkijk naar 2030.

De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven.

Met de visie worden de volgende kerndoelen nagestreefd:

  • Holland Rijnland is een top woonregio
  • Leiden vervult een regionale centrumfunctie
  • Concentratie stedelijke ontwikkeling
  • 'Groenblauwe kwaliteit' staat centraal
  • De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open
  • Kennis en Greenport
  • Verbetering van de regionale bereikbaarheid.

De Regionale Structuurvisie heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Regionale bedrijventerreinenstrategie Holland Rijnland (2009)

De regio Holland Rijnland heeft in 2009 de regionale bedrijventerreinenstrategie vastgesteld. De bedrijventerreinenstrategie geeft prioriteit aan het duurzaam herontwikkelen van bestaande bedrijventerreinen en aan het selectief uitbreiden door middel van nieuwe bedrijventerreinen. Onderdeel van deze strategie was een behoefteraming naar uitbreidings- en vervangingsvraag.
Vanwege onder andere de economische crisis en bestuurlijke discussies over aanleg van nieuwe bedrijventerreinen was er in 2011 behoefte bij de regio om de behoefteraming te actualiseren. De behoefteraming wordt voor de zomer vastgesteld. Op basis daarvan zal een voorstelgemaakt worden voor een regionale bedrijventerreinenprogrammering.

Intergemeentelijke structuurvisie Greenport (2009)

In december 2009 hebben de zes Greenportgemeenten de ISG vastgesteld. De ISG is een integraal planologisch kader voor buitengebied van de zes Greenportgemeenten, met een doorkijk tot 2030. Met de ISG kiezen de zes Greenportgemeenten voor een gemeenschappelijke aanpak van de vitalisering van de Greenport Duin en Bollenstreek, met de volgende doelstellingen:

  • Economische herstructurering van de Greenport staat centraal
  • Herstructurering in combinatie met landschapsverbetering
  • Duurzame handhaving 1e klas bollengrond op 2625 ha (tijdelijke krimp toegestaan)
  • Primaire Greenportfuncties (bollen, knollen, vaste planten, bloemen, toerisme, handel en export) krijgen prioriteit boven niet primaire Greenportfuncties (zoals overige landbouw en veeteelt).
  • Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer/-Bollenstreek opgenomen. Hiermee is maximale woningbouwbijdrage voor de Duin- en Bollenstreek bereikt.

De Intergemeentelijke structuurvisie Greenport heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Waterbeheerplan (2010)

Het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland, geldig voor de periode 2010-2015, is vastgesteld door het Hoogheemraadschap Rijnland. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen.

Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomst vast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. De verandering van het klimaat zal naar verwachting leiden tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing.

Het Waterbeheerplan heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Keur en Beleidsregels (2009)

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels.

De “Keur en Beleidsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (duinen, dijken e.d.), watergangen en andere waterstaatswerken.

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Keurvergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Bepalingen van de Keur en de Beleidsregels horen niet in bestemmingsplan te worden vertaald, om dubbele regelgeving te voorkomen.

De Keur en Beleidsregels hebben geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Riolering en afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  1. a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  2. b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  3. c. afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatige beheer van afvalwater;
  4. d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologisch afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd;
    1. 1. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
      • zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
      • lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand-slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatwegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen ern repareren en chemische onkruidbestrijding.

Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of'-pipe'aanpak. Deze keuze moet dan expliet gemaakt worden in het GRP.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Vigerende bestemmingsplannen

In de vigerende bestemmingsplannen zijn bedrijven toegestaan t/m categorie 2 en in sommige zones t/m categorie 3.1 en 3.2. Daarnaast is er een zone aangegeven waar bedrijfswoningen gebouwd mogen worden. Ook is er een vrijstelling verleend voor de bouw van 13 woonwerkeenheden en 2 bedrijfsverzamelgebouwen op het bedrijventerrein 't Ambacht.

Brede structuurvisie Verdiept Katwijk (2007)

Het samenvoegen van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg heeft geresulteerd in een nieuwe structuurvisie, de Brede Structuurvisie Katwijk 2007-2020. Het vormt een nieuw regiedocument, wat de gemeente in staat stelt de aanwezige kansen en kwaliteiten te vertalen in concrete acties.

In de Brede Structuurvisie wordt ten aanzien van een aantal aspecten de visie uiteengezet. Middels een zogenaamd mozaïek van ruimtelijke segmenten wordt invulling gegeven aan mogelijkheden voor de aanwezige kansen en kwaliteiten. Er is onder meer aandacht voor wonen, werken en voorzieningen.

De Brede Structuurvisie Verdiept is op 15 april 2010 als structuurvisie onder de nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee is de BSV grondexploitatie-proof gemaakt. Ook zijn kleine wijzigingen aangebracht als gevolg van voortschrijdend inzicht.

De visie in hoofdlijnen voor bedrijvigheid 2007-2020 – zoals opgenomen in de Brede Structuurvisie Verdiept – luidt als volgt:

  1. 1. Het concentreren van gemengde bedrijvigheid in de Noordflank van Katwijk.
  2. 2. Het verbeteren van de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen.
  3. 3. Het blijven mengen van wonen en werken in de kernen.
  4. 4. Het uitdragen van het eigen economisch profiel en vestigingsklimaat mede middels citymarketing en management.
  5. 5. Het inzetten op kansrijke sectoren.

De visie in hoofdlijnen voor verkeer en vervoer 2007-2020 – zoals opgenomen in de Brede Structuurvisie Verdiept – luidt als volgt:

  1. 1. Het stimuleren van de aanleg van een directe hoogwaardige openbaar vervoersverbinding tussen Katwijk en Leiden CS.
  2. 2. Het verbeteren van de (langzaam) verkeersverbindingen tussen de oorspronkelijke kernen van de gemeente.
  3. 3. Het voorzien in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen.
  4. 4. Het hanteren van de Duurzaam Veilig status als inrichtingsprincipe.
  5. 5. Waar mogelijk eerst infrastructuur aanleggen, dan pas woningen bouwen.


De visie per terrein.
De visie voor het bedrijventerrein 't Ambacht is:

Transformatie naar wonen, met behoud van wat bedrijvigheid dat geen overlast oplevert voor de woonfunctie. Overige bedrijven uitplaatsen.

De visie voor het bedrijventerrein Valkenburgseweg is:

Transformatie naar wonen, met inpassing van bestaande sterke bedrijven die geen overlast voor de woonfunctie opleveren. Overige bedrijven uitplaatsen.

De visie voor het bedrijventerrein Katwijkerbroek is:

Op termijn transformeren naar wonen en/of schone werkgelegenheid en groen. Bedrijven uitplaatsen.

Er zijn twee redenen waarom de bovengenoemde visie nog niet planologisch wordt vertaald in dit bestemmingsplan, namelijk:

  1. 1. De visie is vooralsnog (gedeeltelijk) strijdig met de provinciale structuurvisie en verordening.
  2. 2. Er zijn nog geen concrete plannen voor de betreffende bedrijventerreinen.

Er is door de gemeente een verzoek gedaan aan de provincie om de bovengenoemde bedrijventerreinen op te nemen als dorpsgebied in de Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte. De provincie heeft vooralsnog alleen het verzoek van 't Ambacht gehonoreerd. Maar omdat er nog geen concrete plannen zijn wordt er voor dit bedrijventerrein niets opgenomen voor de toekomstige woningbouw.

De andere twee verzoeken wordt pas op besloten als de behoefteraming bedrijventerreinen van de regio gereed is.

Masterplan 'Vizier op de rivier' (2010)

Voor het sleutelproject Katwijk langs de Rijn is een masterplan 'Vizier op de rivier' opgesteld waarin de ambities uit de Brede Structuurvisie zijn vertaald naar meer specifieke uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling. In het Masterplan worden de verschillende deelgebieden en bijbehorende sferen langs het water en de ambities voor de toekomst beschreven. Deze ambities richten zich op een betere beleving van de Rijn en haar oevers door:

  • het versterken van de hechtdraden zoals de realisatie van aanlegplaatsen, vis- en kanosteigers, fietsverbindingen e.d.;
  • de ontwikkeling van ontmoetingsplekken langs het water in de vorm van openbaar groen, horeca;
  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door transformatie van bedrijfsterreinen naar gemengde gebieden.

In het masterplan is het plangebied van bestemmingsplan opgesplitst in 2 gebieden, namelijk Rommelrijn (Valkenburgseweg) en het Eiland ('t Ambacht). Katwijkerbroek maakt geen onderdeel uit van het masterplan.

Rommelrijn
Uitgangspunt voor dit deelgebied is behoud van de menging van 'wonen' en 'werken', in combinatie met het onderscheid in korrel; grover aan het water, fijner langs de weg. Wel zal de verhouding tussen 'wonen' en 'werken' veranderen naar meer wonen tussen dienstverlenende bedrijvigheid of watergebonden activiteiten.

'Werken' brengt vaak milieuhinder met zich mee, waardoor het zich beperkt laat combineren met 'wonen'. Waar de menging zich niet functioneel in stand laat houden wordt er naar gestreefd deze althans in het beeld te behouden door herbestemming/hergebruik van voormalige bedrijfsgebouwen. Daarmee blijft de herinnering aan de Oude Rijn als werkrivier levend. Daarvoor wordt in dit gebied het te behouden erfgoed aangewezen.

Het Eiland
Alleen het 't Ambacht van het 'Eiland' valt binnen het plangebied van het bestemmingsplan. In het masterplan wordt dit gedeelte niet duidelijk ingevuld, maar uitgangspunt is transformatie naar wonen eventueel gemengd met lichte bedrijvigheid. De punt van het Ambacht wordt niet bebouwd, maar ingericht als openbare ruimte. Ook de oever aan de zuidkant wordt ingericht als openbare oever.

Er is een fietsbinding geprojecteerd over 't Ambacht om de woonkernen met elkaar te verbinden.

Monumentenverordening gemeente Katwijk

De Katwijkse rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet 1988. Daarnaast is er ook nog een gemeentelijke monumentenlijst. Deze monumenten worden aangewezen en beschermd via de Monumentenverordening Gemeente Katwijk 2010.

Woonvisie 2008-2020 (2008)

De gemeente Katwijk heeft een woonvisie opgesteld voor de periode 2008-2020. In de woonvisie wordt aan de hand van 13 statements en een woonvisiekaart aangegeven wat de gemeentelijke visie is ten aanzien van wonen. Daarnaast is er een uitvoeringsprogramma opgenomen in de woonvisie. De statements verwoorden in hoofdlijnen het woonbeleid dat de gemeente Katwijk de komende jaren gaat voeren. Om de statements scherp en actueel te houden worden deze minimaal eens in de twee jaar geëvalueerd en zo nodig geactualiseerd. Volgens de woonvisie is het van belang om in ieder geval:

  • De betaalbaarheid van het woonaanbod te versterken.
  • meer aandacht te geven aan bijzondere doelgroepen, zoals starters, senioren en mensen met een beperking.
  • Aandacht te besteden aan een kwalitatief goede woonomgeving en
  • consumentgericht en duurzaam te bouwen.

In het plangebied liggen 23 bestaande burgerwoningen en 13 woonwerkeenheden. Er worden planologisch geen nieuwe burgerwoningen en/of woonwerkeenheden mogelijk gemaakt. De woonvisie heeft daarom ook geen gevolgen voor dit nieuwe bestemmingsplan.

Welstandsnota (2012)

De gemeentelijke Welstandsnota geeft inzicht in de regels die gelden ten aanzien van de toetsing op eisen van welstand. De Welstandsnota geeft een typering van de bebouwing in bestaande wijken (gebiedsindeling) en hoe hiermee in het kader van de toetsing door de welstandscommissie wordt omgegaan (welstandsniveau). Initiatiefnemers van een bouwplan kunnen daarmee vóór het indienen van het daadwerkelijke bouwplan inzicht krijgen in de beoordelingscriteria die gelden voor het betreffende gebied. Doel van het welstandsbeleid van de gemeente Katwijk is het bieden van heldere transparante procedures met objectieve beoordelingscriteria.

De relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria is als volgt. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Op het niveau van de functie en bouwmassa, welke door het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, heeft de welstandscommissie slechts een adviserende rol. Bestemmingsplanvoorschriften prevaleren dus boven welstandscriteria. De architectonische vormgeving, uitstraling van bouwwerken en inpassing in de gebouwde omgeving vallen echter buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld.

In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. De ervaringen binnen de gemeente Katwijk zijn echter dat dit negatieve welstandsadvies zelden aan de orde is.

Achitectuur
De bedrijven in 't Ambacht en langs de Valkenburgseweg zijn gehuisvest in twee-laags gebouwen met een plat dak, uitgevoerd in sobere en doelmatige architectuur. In Katwijkerbroek zijn veel gebouwen vrijwel onzichtbaar vanaf de weg, bij het Ambacht zijn de gebouwen juist wel zichtbaar en deels gecombineerd met luxe woningbouw (woonwerkeenheden) langs de Rijn. Accenten zijn in beide terreinen spaarzaam toegepast, de hoofdvorm is één bouwmassa waarvan eerste bouwlaag vaak uit metselwerk bestaat of voorzien is van een gemetselde plint. De tweede bouwlaag bestaat uit gevelpanelen, bij de loodsen veelal golf-plaatmateriaal. De kleur is ingetogen, reclame komt weinig voor, bedrijfsnamen zijn op de gevel geplaatst.
De bebouwing langs de Valkenburgseweg sluit aan bij het lint waardoor aan de voorzijde, de gevel en voorterrein, meer aandacht wordt besteed. De loodsen of schuren met platte daken in de tweedelijn zijn praktisch en goed denkbaar, in de eerste lijn dienen de loodsen afgestemd te worden op de maatvoering langs het lint, zadeldaken en/of expressievere, verspringende gevels zijn daar wenselijk. Katwijkerbroek is soberder van vorm, de kleuren zijn in de basis zeer licht, accenten worden toegepast.

Doel van de welstandszorg
In stand houden van het algemene kwaliteitsniveau van het bedrijventerrein met aandacht voor op de straat gerichte publieke en representatieve functies. Tevens op de reclamevoering in relatie tot het gebouw en de omgeving. Bij de bedrijven langs het lint zal in architectuur- en materiaaltoepassing gestuurd worden op de realisatie van verbetering van de kwaliteit.

Welstandsbeleid, toets
Een aantal toetsingscriteria zijn opgesteld gebaseerd op de karakteristieken die in het algemeen gelden voor de bedrijventerreinen, kleine gevelwijzigingen kunnen zonder toets. De maat van de oorspronkelijke kavels moet langs de Valkenburgseweg afleesbaar zijn in de architectuur.
Wijzigingen aan de entreepartij van de bebouwing, de ingangen aan de straat, zullen getoetst worden op de detaillering en schaal van de ingreep in relatie tot het eigen gebouw. Accenten kunnen in relatie tot de entree toegepast worden. Herhaling van reclameteksten dient voorkomen te worden, accenten (vlakken en banden en strepen) beperkt.
Geheel vernieuwende/vervangende gebouwen en grootschalige renovatie worden marginaal getoetst op doelmatigheid, ingetogen kleur en hun relatie tot de overige bebouwing.

Integraal Verkeers- en Vervoersplan (2009)

Het IVVP beschrijft het beleid dat de gemeente Katwijk gaat voeren op het gebied van verkeer en vervoer. Eén van de doelstellingen is een robuuste randwegenstructuur. Een robuuste randwegenstructuur is voor Katwijk van essentieel belang om de dreigende onbalans tussen bereikbaarheid, leefklimaat en economisch klimaat te kunnen voorkomen. Aan de ring wordt een aantal functies toegekend:

  • de ring als voorwaarde om uitbreidings- en verdichtingslocaties met elkaar te verbinden en aan te sluiten op het provinciale- en rijkswegennet;
  • de ring als loper; als binnenring, niet als harde buitengrens;
  • de ring als kernkwaliteit; de ring zorgt voor ontplooiingskansen voor de oude kernen;
  • de ring bundelt en verdeelt en smeedt de oude dorpskernen en nieuwe toevoegingen samen.

Feitelijk bestaat de beoogde randwegenstructuur uit twee ringen, die in elkaar haken. De hoofdring vormt een robuuste structuur die de verschillende stedelijke gebieden van Katwijk “aan elkaar rijgt” en verbindt met het rijkswegennet (A44). De tweede ring is de subring. De subring is opgebouwd uit bestaande wegen. Realisatie van de randwegenstructuur heeft tot gevolg dat de lokale wegen in de verschillende kernen aanzienlijk minder verkeer gaan verwerken.

Een fijnmazig fietsnetwerk ter ondersteuning van de twee fietssnelwegen is ook één van de doelstellingen. Ook is er uitbreiding van het fietsennet bedacht binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Voor uitbreiding van dit fietsennetwerk is een aantal bruggen noodzakelijk over de Oude Rijn. In dit bestemmingsplan zal binnen de bestemming water rekening gehouden worden met de aanleg van mogelijke fietsbruggen.

Parkeerbeleidsnota en parkeernormenbeleid

Op het gebied van parkeren stellen de BSV en IVVP dat er voorzien moet worden in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen. Daaruit is het Parkeerbeleid 'Stilstaan bij parkeren' een nadere uitwerking. Hierin is opgenomen dat er in bestaande woongebieden, met een hoge parkeerdruk, samen met bewoners oplossingen gezocht zullen worden om de parkeerdruk te verminderen. Daarnaast is opgenomen wat de parkeernorm is bij nieuwbouw, uit- en inbreidingsplannen en functieveranderingen. Het Parkeernormenbeleid Katwijk (vastgesteld januari 2010) is een nadere uitwerking. Het parkeernormenbeleid is uitgangspunt op het gebied van parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestemmingsplannen en bouwplannen. Het parkeernormenbeleid omvat:

  • de parkeernorm (bovengrens van de CROW-richtlijn publicatie 182, 3e gewijzigde druk en een uitzonderingscategorie) voor verschillende voorzieningen (wonen, winkels scholen enzovoorts);
  • hoeveel parkeerplaatsen openbaar moeten zijn;
  • wat de centrumgebieden qua parkeerbehoefte zijn;
  • mogelijkheden van dubbelgebruik;
  • hoe om te gaan met de verschillende soorten parkeervoorzieningen (garages, opritten openbare parkeerplaatsen);
  • eisen waaraan parkeervoorzieningen moeten voldoen;
  • hoe hier in bouwplannen mee om te gaan (zowel nieuwe als bestaande);
  • hoe hier in bestaande gebieden mee om te gaan.


Aangezien er geen nieuwe ontwikkeling zijn opgenomen in dit bestemmingsplan heeft het Parkeernormenbeleid 2010-1751 (2010) niet direct consequenties voor dit bestemmingsplan. Er is wel voor de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid in artikel 4, lid 4.4, sub b van hoofdstuk 2 van de regels een voorwaarde opgenomen dat er moet worden voldaan aan het parkeernormenbeleid.

Groenbeleidsplan 2009-2019 (2009)

Het groenbeleid richt zich op het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving, nu en in de toekomst. Het Groenbeleidsplan geeft de beleidskaders aan voor het groen en de groenstructuren in de gemeente voor de komende 10 tot 15 jaar. Het geeft daarnaast uitgangspunten en randvoorwaarden voor het groenbeheer. De meest in het oog springende veranderingen die het Groenbeleidsplan voorstelt, zijn:

  • Het creëren van meer samenhang tussen de verschillende kernen van de gemeente door verbindende groene (hoofd)structuren.
  • Het aandacht besteden aan de parken in de gemeente. Geef de parken meer 'cachet'. Een naar buiten gerichte groenstructuur is een belangrijke methode om de parken meer te laten opvallen.
  • Ecologische waarde van gemeente Katwijk verhogen door het omringende landschap en de waardevolle natuur naar binnen te trekken. Ervoor zorgen dat de omringende natuur aansluit op het binnenstedelijke groen.
  • Het aanbrengen van groenaccenten, waarmee de identiteit van de verschillende kernen wordt vormgegeven en waardoor de gemeente meer kleur en fleur krijgt.

Het Groenbeleidsplan heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Speelruimtebeleidsplan 2008-2018 (2009)

Het Speelruimtebeleidsplan geeft het beleidskader voor de speelruimte in de gemeente Katwijk. Er zijn ambities bepaald die betrekking hebben op de wijze waarop wordt omgegaan met formeel en informeel speelaanbod in de gemeente. Verder zijn normen vastgesteld waaraan de formele en informele speelruimte in de gemeente Katwijk moet voldoen. Normen voor formele speelplekken zijn:

  • Kwantiteitsnormen: In de bestaande wijken geldt de norm: 1 speelplek per 100 kinderen. Voor nieuwbouw gebieden geldt een norm van 3% van de grond die voor wonen is uitgegeven.
  • Kwaliteitsnormen: Aantrekkelijke speelterreinen die redelijk ruim zijn opgezet en naast speeltoestellen ook beperkt bespeelbaar groen en verharding bevatten. Voldoende speelwaarde/speelmogelijkheden zoals: klimmen, rennen, glijden etc., 60 speelmogelijkheden of meer op 100 kinderen.

Naast de formele speelplekken, in groengebieden en op pleinen, dient op 'redelijk veel plaatsen' ruimte te zijn om informeel te spelen, zoals in groenvoorzieningen en op straat. Daarbij wordt aandacht besteed aan de bezonning, de veiligheid, bereikbaarheid en aan verschillende leeftijdsgroepen.

Beide vormen van spelen vinden binnen de gebruikelijke bestemmingen, groen en verblijfsdoeleinden, plaats. Alleen wanneer sprake is van bijzondere voorzieningen of bouwwerken wordt een specifieke bestemming opgenomen.

Het Speelruimtebeleidsplan heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.


Archeologisch beleid

Waarom een archeologische verwachtingskaart en beleid in Katwijk?
Volgens de gewijzigde Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het verplicht om in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling aandacht te schenken aan mogelijk aanwezige archeologische waarden. Indien planontwikkelingen bodemverstoringen tot gevolg hebben en daarbij archeologische waarden in het geding kunnen komen is men tegenwoordig verplicht om archeologisch onderzoek te laten verrichten. De kosten voor eventueel verplicht archeologisch onderzoek komen ten laste van de initiatiefnemer van de verstoringen.

Over het algemeen worden de archeologische verwachtingskaarten van het rijk en de provincie gebruikt om te kijken of er bij de ontwikkeling van een bepaald gebied archeologie te verwachten is. Deze kaarten zijn echter veelal niet precies genoeg en daarom heeft de gemeente Katwijk opdracht gegeven voor de vervaardiging van een eigen meer gedetailleerdere archeologische verwachtingskaart.1 Gebleken is dat binnen de gemeente Katwijk namelijk een gemiddeld hoge archeologische verwachting bestaat. Om de omgang daarmee in goede banen te leiden is het nodig om over een beleidsinstrument zoals een eigen verwachtingskaart te beschikken. Deze kaart en de aanwezigheid van een eigen gemeentelijk archeologiebeleid maken bovendien dat de gemeente nu zeggenschap heeft over haar eigen bodemarchief. Ze heeft namelijk met dit beleid de garantie afgegeven dat in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling archeologische belangen worden meegewogen, dit is sinds kort een landelijk wettelijke plicht. De wijze waarop archeologische belangen worden getoetst, is vastgelegd in een archeologisch protocol, zoals opgenomen in de beleidsnota, en in voorwaarden voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. Het gevolg is wel dat elke inwoner van de gemeente Katwijk in het vervolg met archeologisch onderzoek in aanraking kan komen. Toetsing op de aanwezigheid van archeologische waarden is immers een standaard onderdeel geworden van de vergunningsprocedures.

Indien ontwikkelaars of individuele inwoners van de gemeente Katwijk van plan zijn om een omgevingsvergunning aan te gaan vragen kunnen deze zelf vooraf al bekijken of ze daarbij rekening moeten houden met archeologische verwachtingen en een onderzoeksplicht. De hier volgende termen komen ook terug in het archeologisch protocol en de bestemmingsplanregels.

Archeologische Monumenten.
Er bestaan twee soorten archeologische monumenten, 'beschermde monumenten' en 'monumenten'. Het rijk verzorgt de bewaking over de beschermde archeologische monumenten, eigenlijk dus archeologische rijksmonumenten. Net als voor monumentale gebouwen bestaat voor de archeologische rijksmonumenten een vergunningprocedure. Met betrekking tot terreinen die archeologische rijksmonument zijn, moet voor werkzaamheden en activiteiten die bodemverstoringen tot gevolg kunnen hebben een monumentenvergunning worden aangevraagd. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed verstrekt deze monumentenvergunningen. Het rijk streeft er naar deze rijksmonumenten in te passen in plangebieden door ze vrij van bebouwing te laten en ze anders in te richten, bijvoorbeeld in de vorm van een park.

Archeologische monumenten zijn terreinen waarvan de archeologische waarde al duidelijk is geworden aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek. Officieel zijn terreinen met een archeologische monumentenstatus niet beschermd, maar dat wil slechts zeggen dat er geen monumentenvergunning vereist is. De provincie bewaakt deze terreinen door ze uit te roepen als attentiegebied of ze te beschermen binnen de besluitvormingprocedures in het kader van de ruimtelijke ordening. Het liefst ziet de provincie deze terreinen behouden, bijvoorbeeld door te eisen dat in het geval van bebouwing een bouwmethode wordt gebruikt waarbij geen bodemverstoringen plaatsvinden. In sommige gevallen mag een deel van een archeologisch terrein met monumentale status worden opgegraven, maar alleen onder strenge kwaliteitseisen en onderzoeksvoorwaarden.

Waarde – Archeologie (WR – A)
Archeologisch waardevolle gebieden zijn gebieden waarvan de archeologische waarde al bepaald is aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek, meestal zijn dit de archeologische monumenten waar de provincie zeggenschap over heeft. Daarnaast zijn de historische dorpskernen van Katwijk, Valkenburg en Rijnsburg archeologisch waardevol gebied. Voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen bestaat voor de archeologisch waardevolle gebieden geen vrijstellingsnorm. Indien er sprake is van voorgenomen verstoringen van de bodem is het verplicht vooraf archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Pas na overlegging van een rapport van archeologisch onderzoek aan het bevoegd gezag, over het algemeen de gemeente, kan een vergunning worden afgegeven.

Waarde – Archeologisch verwachtingsgebied (WR – AV)
Archeologische verwachtingsgebieden zijn gebieden waarvan nog geen bepaling van archeologische waarden bestaat. Daar is dus nog niet eerder archeologisch onderzoek verricht. Wel kan op basis van de geologische geschiedenis van deze gebieden een voorspelling worden gedaan over de mate van verwachting op aanwezige archeologische sporen. Deze verwachting is uitgedrukt in lage, middelmatige en hoge archeologische verwachting. In het geval van een lage archeologische verwachting kan geen archeologisch onderzoek voorafgaande aan de afgifte van een vergunning worden verplicht. Ten aanzien van de gebieden met een middelmatige tot hoge archeologische verwachting is dit echter wel het geval. Het soort archeologisch onderzoek kan per gebied verschillen. Deze verschillen hangen samen met de geologische eigenschappen van het gebied en de te verwachten aard van de archeologie. Net als voor gebieden met een lage archeologische verwachting, bestaat voor bodemverstorende activiteiten met een totale gebiedsomvang kleiner dan 100 m2 geen verplichting om archeologisch onderzoek uitvoeren. Dit ongeacht de mate van archeologische verwachting.

Meldingsplicht bij onverwachte archeologische vondsten.
Indien er tijdens graafwerkzaamheden, ongeacht de locatie en de omvang, onverwachte archeologische resten worden aangetroffen, blijft in alle gevallen nog altijd een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan. In het geval het bijzondere vondsten betreft, kan de gemeentelijke archeoloog deze dan namelijk nog laten opgraven met behulp van een noodopgraving of bergen voordat ze worden afgevoerd met het stort.

Wanneer moet ik archeologisch onderzoek laten uitvoeren?
Een verplichting op archeologisch onderzoek geldt voor alle bodemingrepen binnen gebieden die staan beschreven als 'archeologisch waardevol gebied'. Ook geldt de plicht op archeologisch onderzoek binnen alle gebieden met een middelmatige tot hoge archeologische verwachting maar alleen indien de bodemingreep groter is dan 100 m2. Archeologisch onderzoek is niet verplicht als de bodemingreep kleiner is dan 100 m2 of als er grondwerk wordt verricht niet dieper dan 30 cm onder het maaiveld en geen hei- en schroefwerkzaamheden worden verricht.

Wanneer is archeologisch onderzoek niet verplicht?
Er bestaat geen verplichting op archeologisch onderzoek in gebieden waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. Indien er sprake is van een middelmatige of hoge archeologische verwachting en de bodemingreep is kleiner dan 100 m2 vervalt eveneens de plicht op archeologisch onderzoek. Indien aantoonbaar (!) is dat al eerder bodemverstoringen hebben plaatsgevonden die dieper reiken dan de bodemverstoringen die zijn voorgenomen dan is archeologisch onderzoek eveneens niet langer verplicht.

Hierbij moet wel worden opgelet dat ook het onderheien van bouwconstructies onder bodemverstoringen valt. In het geval van heiwerkzaamheden wordt de ondergrond tot op vele meters diepte verstoord en zal dus archeologisch onderzoek plaats moeten vinden indien die plicht bestaat. Ook bij het aanleggen van leidingen en kabels kan de bodem soms tot op grote diepte verstoord worden, ook daar moet rekening mee worden gehouden.

Duurzaamheidsprofiel Katwijk (2008)

De gemeente geeft een overkoepelende visie op hoe zij zich wil ontwikkelen op het gebied van duurzaamheid de komende jaren. Het aspect duurzaamheid komt met name naar voren in het lokale milieubeleid. In nieuwe planvorming wordt de duurzaamheid meegewogen in de vorm van een duurzaamheidstoets. Kaders daarbij zijn de volgende:

  • Het beleidskader Duurzame Stedenbouw is van toepassing op elke ruimtelijke opdracht in de gebouwde omgeving vanaf 10 woningen en/of één hectare grondoppervlak.
  • Het Klimaatprogramma 2008-2012 bevat kaders voor energieprestaties bij gebouwen en geldt zowel voor nieuwbouw als bestaande bouw. De doelstelling is het minimaliseren van de energievraag en het duurzaam opwekken en/of inkopen van de resterende energievraag (energieneutraal).
  • In de Regionale DuBoPlus-Richtlijn 2008-2012 is een aantal basismaatregelen opgenomen, aangevuld met een prestatie-eis die, voor zover hoger dan wettelijk vereist, vrijwillig is.

Het Duurzaamheidsprofiel heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Geluidbeleidsplan (2009)

Ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, moeten voldoen aan de Wet geluidhinder. In de wet is als uitgangspunt opgenomen dat de geluidsbelasting van een geluidgevoelig object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Ruimtelijke plannen worden eerst uitvoerig onderzocht op mogelijke maatregelen om het geluidsniveau te beheersen, zodat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. De hogere waarde procedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het gevraagde geluidsniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.

Objectieve criteria om tot een afgewogen ontheffingsbesluit te komen zijn opgenomen in bovengenoemde nota.

Het Geluidsbeleidsplan heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Waterplan Katwijk (2008)

De gemeente Katwijk en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben gezamenlijk het Waterplan Katwijk opgesteld en vastgesteld. De gemeente Katwijk heeft het Waterplan op 18 december 2008 vastgesteld en het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het op 11 februari 2009 vastgesteld.

Het doel van het waterplan is het samen realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschap op een duurzame waterhuishouding in de gemeente. De planperiode is gesteld op 2009 tot 2019 met een doorkijk naar 2027. Thema's die aan de orde komen zijn onder andere het verbeteren van de waterkwaliteit en het voorkomen van (grond)wateroverlast, maar ook het benutten van kansen voor de beleving van het water, ecologie en waterrecreatie.

Het Waterplan heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.


Horecabeleid (2007)

Het horecabeleid 2007 is door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De horeca binnen de gemeente Katwijk heeft een economische betekenis en speelt een belangrijke rol in sociaal culturele, recreatieve en toeristische activiteiten. Horeca heeft ook aspecten van openbare orde en veiligheid, overlast en ruimtelijke ontwikkeling.

In het beleid wordt onderscheid gemaakt worden tussen verruimend, consoliderend en reducerend beleid. Verruimend beleid houdt in dat het beleid gericht is op een uitbreiding van (een bepaald soort) horecabedrijven in (delen van) de gemeente, terwijl consoliderend beleid er op gericht is om het bestaande niveau van horecabedrijven te handhaven.

In het horecabeleid wordt aangeraden om zeer terughoudend om te gaan met het opstarten van planologische procedures ten behoeve van de realisering van nieuwe horeca om te voorkomen dat er wildgroei ontstaat. In alle gevallen dienen de belangen tegen elkaar afgewogen te worden. Enerzijds de komst van een horecabedrijf, anderzijds de invloeden die dit voor de omgeving kan opleveren zoals geluids- en parkeeroverlast.

Het horecabeleid heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Economisch Beleidsplan (2010)

De gemeente wil een actief economisch beleid voeren en zich richten op drie speerpunten die de pijlers vormen voor de toekomstige economische ontwikkeling van de gemeente Katwijk. Binnen deze drie speerpunten is er aandacht voor de verschillende beleidsdoelstellingen en prestaties.

De drie speerpunten zijn:

  1. 1. Het streven naar een bredere economische sectorstructuur.
  2. 2. Het ontwikkelen van een herkenbaar toeristisch profiel.
  3. 3. Aandacht voor de bestaande sterke glastuinbouwsector.

De relevante beleidsdoelstellingen en hoofdpunten uit het economisch beleidsplan Katwijk voor het ruimtelijke beleid zijn;

  • Versterking wijkeconomie door het toestaan van bedrijvigheid aan huis en in woonwijken;
  • Opnemen van een regeling voor bedrijvigheid aan huis in nieuwe bestemmingsplannen;
  • Het uitbreiden van de werkgelegenheid in woonwijken
  • het (laten) ontwikkelen van bedrijfsverzamelgebouwen (bv voor ZZP'ers)


Het Economisch Beleidsplan heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Uitvoeringsplan economie (2011)
Het economisch beleidsplan Katwijk is in 2010 vastgesteld. Vanwege onder andere de veranderde economische omstandigheden is het economisch beleidsplan er gewerkt in het uitvoeringsplan economie. Het uitvoeringsplan economie is in december 2011 door de Raad vastgesteld. In het uitvoeringsplan economie zijn de ambities en speerpunten geformuleerd ten aanzien van het economische beleid. Aan de speerpunten zijn prestaties gekoppeld. Er zijn de volgende speerpunten benoemd:

  1. 1. Verbreden economische structuur.
  2. 2. Glastuinbouw.
  3. 3. Toerisme en recreatie.
  4. 4. Gemeentelijke dienstverlening.
  5. 5. Detailhandel.
  6. 6. Bereikbaarheid.


Deze speerpunten vormen de pijlers voor de toekomstige economische ontwikkeling van de gemeente Katwijk.

De meest relevante prestaties zijn:

  • Opstellen van een actieprogramma starters in 2012. Mogelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld: het (laten) ontwikkelen van bedrijfsverzamelgebouwen of het stimuleren van werken aan/vanuit huis.
  • Opstellen van een detailhandelsvisie in 2012.


Toeristisch-Recreatief Actieplan Gemeente Katwijk (2010)

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad ingestemd met de positionering van Katwijk op de vrijetijdsmarkt en de ruimtelijke uitwerking van de benodigde en recreatieve voorzieningen op basis van het Toeristisch Recreatief Actieplan (TRAP) en het Distributie Planologisch Onderzoek.

Katwijk wil zich ontwikkelen voor een aantrekkelijke bestemming voor de regiobevolking en dagtoeristen. In het TRAP is gekozen voor het profiel 'gastvrij' Katwijk. Doelgroepen die bij dit profiel passen zijn families en semi-zakelijke groepen.

In het TRAP is een eerste aanzet gegeven door ZKA voor het opstellen van een actieplan. Het TRAP en actieplan zijn nader uitgewerkt in het uitvoeringsplan toerisme en recreatie. In het uitvoeringsplan zijn de ambities en speerpunten benoemd van het toeristisch-recreatief beleid. Het uitvoeringsplan toerisme en recreatie wordt het tweede kartaal van 2012 voorgelegd aan de raad. Er wordt onder andere gedacht aan de volgende concrete (relevante) projecten:

  • Realiseren toeristisch-recreatieve voetgangersbewegwijzering.
  • Uitbreidingsmogelijkheden smalspoormuseum Valkenburg.
  • Realisatie Varend erfgoed
  • Vergroten verblijfsrecreatief aanbod: uitbreidingmogelijkheden (bestaande) ondernemers, bed & breakfast en strandhuisjes.


Het Toeristisch-Recreatief Actieplan heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Regionale bedrijventerreinenstrategie Holland Rijnland (2009)
De regio Holland Rijnland heeft in 2009 de regionale bedrijventerreinenstrategie vastgesteld. De bedrijventerreinenstrategie geeft prioriteit aan het duurzaam herontwikkelen van bestaande bedrijventerreinen en aan het selectief uitbreiden door middel van nieuwe bedrijventerreinen. Onderdeel van deze strategie was een behoefteraming naar uitbreidings- en vervangingsvraag.
Vanwege onder andere de economische crisis en bestuurlijke discussies over aanleg van nieuwe bedrijventerreinen was er in 2011 behoefte bij de regio om de behoefteraming te actualiseren. De behoefteraming wordt voor de zomer van 2012 vastgesteld. Op basis daarvan zal een voorstel gemaakt worden voor een regionale bedrijventerreinenprogrammering.

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (2011)

In de wet Verankering en Bekostiging Gemeentelijke Watertaken en de Waterwet is de zorgplicht van de gemeente uitgebreid met zorg voor het hemelwater en grondwater. Uiterlijk in 2012 moet iedere gemeente in Nederland een verbreed gemeentelijk rioleringsplan hebben vastgesteld, met daarin opgenomen de beleidskeuzes ten aanzien van de zorgplichten afvalwater, hemelwater en grondwater. In maart 2011 is voor Katwijk het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 vastgesteld.

In het VGRP zijn maatregelen opgenomen waarmee wordt gezorgd dat het rioolstelsel goed blijft functioneren, zodat de volksgezondheid en ook natuur en milieu op een duurzame wijze worden beschermd.

Het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

  1. 1. RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2007: Gemeente Katwijk: een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, Amsterdam (RAAP-rapport 1340).

Hoofdstuk 3 Huidige Situatie

3.1 Stedenbouwkundige Opzet

Gebiedsbeschrijving Valkenburgseweg/t Ambacht

Bebouwing en omgeving
Langs de Rijn en het Additioneel kanaal komen vanouds watergebonden bedrijven voor die achterop woonkavels waren gesitueerd. Deze watergebonden functies zijn momenteel grotendeels verdwenen. Er is een verschil in schaal tussen de bedrijven van het bedrijvencentrum 't Ambacht en de bedrijvenstrook langs de Valkenburgseweg. De grote bedrijfsgebouwen van 't Ambacht liggen voor een deel verscholen achter 19eeeuwse woningen langs de Sandtlaan. Het terrein van de voormalige veiling van Katwijk ligt momenteel braak. Voor dit terrein is in het verleden een vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van in ieder geval 2 bedrijfsverzamelgebouwen. Er is alleen tot nu toe geen gebruik gemaakt van de bouwvergunning, maar de vrijstelling zal moeten worden opgenomen met deze herziening.

Langs de Valkenburgseweg is sprake van een menging van oude en nieuwe losse woonhuizen afgewisseld met bedrijfs- en/of kantoorgebouwen.

De aanwezigheid van grote oppervlakken met parkeerruimte op de kavels langs de Valkenburgseweg geeft deze weg het karakter van een bedrijventerrein.

Massa en vorm
Individuele woningen, 2-3 bouwlagen hoog met kap bepalen het beeld langs de zuidkant van de Sandtlaan. Op 't Ambacht staan tot grote bouwmassa's aaneengeschakelde bedrijfsgebouwen in ca. 3 bouwlagen. Langs de Valkenburgseweg wisselen plat afgedekte kantoren en bedrijven en woonhuizen met kappen elkaar af. De schaal van de overwegend 2-laagse bedrijfsgebouwen wordt in zuidelijke richting groter en benadert die van het tegenover liggende bedrijventerrein Katwijkerbroek.

Detaillering, kleur en materiaal
De individuele woningen langs de Sandtlaan worden overwegend gekenmerkt door een gevelkarakteristiek uit het begin van de 20e eeuw (bakstenen topgevels met speklagen en verticale raamopeningen). Plaatmateriaal in overwegend lichte tinten bekleden de gevels van de bedrijfsgebouwen op 't Ambacht. De ontsluitingsweg eindigt op een entreepartij van een van de gebouwen. Het materiaalgebruik van de bebouwing langs de Valkenburgseweg is divers. Er komen zowel bakstenen gevels en verfijnde detailleringen voor alsook gevels bekleed met plaatmaterialen, spiegelglas en een detaillering die bij utilitaire bedrijfsgebouwen gebruikelijk is.

Waardering, ontwikkelingen en beleid
Het terrein van de Veiling ligt momenteel deels braak en wordt als ontwikkelingsgebied buiten dit bestemmingsplan gehouden. Bedrijfswoningen zijn hier al gerealiseerd. Er wordt gedacht aan verbijzondering van bebouwing bij de entree van Katwijk aan de oostzijde. De Valkenburgseweg is vanouds een zone waarin bedrijvigheid voorkomt. De schaal van de bedrijven wordt momenteel steeds groter, maar dient beperkt te blijven ten behoeve van de herkenbaarheid van de historische route langs de Oude Rijn met woningen afgewisseld door bedrijfsbebouwing. De bebouwing in de zone langs de Valkenburgseweg moet daarom in kwaliteit verbeteren en in schaal beperkt blijven.

Gebiedsbeschrijving Katwijkerbroek

Bebouwing en omgeving
Het bedrijventerrein, wat in grote lijnen is volgebouwd, bestaat uit bedrijfsgebouwen met incidentele bedrijfswoningen die op een interne lusvormige ontsluitingsweg zijn georiënteerd. Een identieke voorgevelrooilijn in een van de straten zorgt voor een rustig straatbeeld.

Massa en vorm
De bedrijfsbebouwing bestaat uit platte gebouwen die variëren in hoogte (ca. 4-10 m). De bedrijfswoningen, die overwegend onzichtbaar vanaf de openbare weg achterop de kavels zijn gesitueerd, zijn voornamelijk van het type “bungalow”(een bouwlaag met kap).

Detaillering, kleur en materiaal
De bedrijfsbebouwing is uitgevoerd in verschillende materialen. Grijze steen of plaatmateriaal komt veel voor.

Waardering, ontwikkelingen en beleid
Er mogen geen nieuwe bedrijfswoningen worden bijgebouwd. Aan de verschijningsvorm van de bedrijven op dit bedrijventerrein worden geen bijzondere eisen gesteld behoudens voor die aan de Valkenburgseweg grenzen.

3.2 Wonen En Bevolking

Het plangebied bestaat uit 3 bedrijventerreinen, namelijk:

  • 't Ambacht
  • Valkenburgseweg
  • Katwijkerbroek

Alleen op de bedrijventerreinen 't Ambacht en Valkenburgseweg komen burgerwoningen voor. Op 't Ambacht liggen deze aan de rand en gaat het om 15 burgerwoningen. Op het bedrijventerrein 't Ambacht liggen langs de rand ook 13 woonwerkeenheden, deze zijn gerealiseerd middels een vrijstelling. Bij het bedrijventerrein Valkenburgseweg gaat het om 8 burgerwoningen. Op het bedrijventerrein Katwijkerbroek komen alleen bedrijfswoningen voor.

3.3 Bedrijven, Detailhandel En Toerisme

In het nieuwe plan zal geen extra bedrijvigheid en detailhandel worden toegevoegd. Uitzondering hierop zijn de kringloopwinkels en een nieuw individueel bedrijf wat de aanduiding perifere detailhandel woninginrichtingsartikelen krijgt. Het gaat hierbij om het bedrijf Bouwton (verkoop badkamers en tegelvloeren). Dit bedrijf is nu verspreid over drie locaties in Katwijk en wil zich met z'n hele bedrijf in het pand aan de Valkenburgseweg 89 vestigen. Dit is in overeenstemming met provinciaal beleid. Het gaat om een individueel bedrijf en het totale oppervlak aan perifere detailhandel blijft ruim onder het maximum van 10% van het totale bedrijventerrein. Wat betreft kringloopwinkels gaat het hier om specifieke winkels (bijdrage aan milieu en werkgelegenheid) waarvoor op dit bedrijventerrein een plek gecreëerd wordt.
Daarnaast worden conform de hoofddoelstellingen van het economisch beleid bedrijfsvoering of kantoren aan huis onder voorwaarden toegestaan.

Voor het voormalige veilingterrein op het bedrijventerrein 't Ambacht is in 2004 een vrijstelling verleend om het terrein om te zetten naar een bedrijvenbestemming voor de bouw van bedrijfsverzamelgebouwen. Er is tot nu toe nog geen gebruik gemaakt van deze vrijstelling, maar de vrijstelling is wel verwerkt in het bestemmingsplan.

3.4 Verkeer

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
De belangrijkste ontsluitingsweg door het plangebied wordt gevormd door de Sandtlaan en de Valkenburgseweg. De Sandtlaan maakt in westelijke richting verbinding met de N206. De Sandtlaan maakt in oostelijke richting verbinding met de A44. De N206 en de N449 vormen de regionale hoofdwegenstructuur rondom Katwijk. De Sandtlaan en Valkenburgseweg zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Deze wegen vallen gedeeltelijk buiten het plangebied. De gedeelten die binnen het plangebied vallen krijgen de bestemming "Verkeer".

De overige wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. Deze wegen krijgen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied".

De gebiedsontsluitingswegen voldoen wel aan de inrichting van Duurzaam Veilig. De meeste wegen zijn historisch gegroeide wegen waar onvoldoende ruimte is om de wegen conform Duurzaam Veilig in te richten.

Ontsluiting langzaam verkeer
De gebiedsontsluitingswegen zijn voorzien van fietspaden, fietsstroken of fietssuggestiestroken.

Ontsluiting per openbaar vervoer
De bushaltes binnen het plangebied zijn gelegen langs de gebiedsontsluitingswegen. Hier halteren diverse busdiensten in de richtingen Leiden, Den Haag, Haarlem, Zoetermeer en Noordwijk. Vrijwel alle haltes zijn zo gelegen dat de maximale loopafstand 350 m bedraagt. Dit is een aanvaardbare loopafstand.

Verkeersafwikkeling
Ondanks de gunstige ligging van de bedrijventerreinen nabij de genoemde regionale wegen en de A44 zijn er diverse knelpunten in de bereikbaarheid en de verkeersafwikkeling. In de huidige situatie bestaat er een grote verkeersdruk op zowel het Katwijkse als het regionale wegennet. Een belangrijke oorzaak is dat het wegennet niet is meegegroeid en adequaat is aangepast aan de toename van de bebouwing en de groei van het verkeer. Dit resulteert in een slechte bereikbaarheid voor het autoverkeer vooral in oost-westrichting. Met name de N206 tussen Katwijk aan Zee en de A44 is overbelast. Eveneens vormt de A44 een druk bereden route door zowel regionaal, lokaal als interlokaal verkeer. Vooral in de spits ontstaat hier een knelpunt in de doorstroming.

3.5 Parkeren

In het plangebied wordt zowel geparkeerd in het openbaar gebied langs wegen en straten als op particulier terrein. Voor nieuwbouw, in- en uitbreidingen en functieveranderingen is het Parkeernormenbeleid Katwijk (januari 2010, door het college vastgesteld op 2 februari 2010) van toepassing. Hiermee wordt er voor gezorgd dat op een goede manier wordt voorzien in de parkeerbehoefte. Ook bij een functiewijziging binnen een bestemming zal de parkeerbalans opnieuw bekeken moeten worden. Parkeren is meer gedetailleerd en de functies binnen een bepaalde bestemming kunnen een verschillende parkeerbehoefte hebben. Daardoor kan bij functieverandering (ook binnen de bestemming) de parkeerbehoefte groter of kleiner worden. De parkeerbalans in de omgeving mag dan niet verstoord worden.

3.6 Groen En Water

Groen
De bedrijventerreinen hebben alleen aan de rand van de terreinen openbaar groen. Dit groen is behoudens waardig en krijgt daarom een groenbestemming.

Water
Binnen het plangebied liggen een gedeelte van het Additioneel kanaal en de Oude Rijn als regionale watergangen. Het Additionele kanaal is onderdeel van een regionale vaarweg wat doodloopt in Katwijk en faciliteert daarom alleen bestemmingsverkeer. Dit bestemmingsverkeer is beroepsvaart gericht op zand- en grindoverslag en het betreft recreatievaart.

Hoofdstuk 4 Milieu & Omgevingsaspecten

4.1 Duurzaamheid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Katwijk streeft er naar bij elke ruimtelijke ontwikkeling de schade aan het milieu en de menselijke gezondheid op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de stedelijke ontwikkeling op een zo hoog mogelijk niveau brengen.

Bij nieuwbouw kunnen met name op de vlakken gezondheid (wegverkeersgeluid), gebouwkwaliteit en energie de (extra) ambities worden gerealiseerd. De sociale veiligheid kan verhoogt worden met de toepassing van het Politiekeurmerk.

Toetsingskader
Regionale DuBoPlus Richtlijn 2008 . De nagestreefde kwaliteit en duurzaamheid van het project dienen op basis van een overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar geborgd te worden. Voor de woning- en utiliteitsbouw worden de duurzame prestaties berekend met het instrument de GPR-Gebouw en de resultaten gepresenteerd in een schoolcijfer (1 -10). Een 7 is de regionale norm.

Het Klimaatprogramma 2008- 2012 kent onder meer een relatie met ruimtelijke ordening, doordat bij ontwikkelingen vanaf 50 woningen de kansen voor CO2-reductie in aanmerking genomen dienen te worden en vanaf 200 woningen een energievisie ontwikkeld dient te worden. Doel hierbij is om te komen tot 18 -100 % reductie van de CO2-uitstoot, afhankelijk van de schaal van de ruimtelijke ontwikkeling.

Voor de woning- en utiliteitnieuwbouw worden de prestaties berekend met de rekentool GPR-gebouw voor de thema's energie, materialen, water, afval, gezondheid en woonkwaliteit. Elk thema kent een score van 1 tot 10, waarbij een 6 overeenkomt met de verplichte wet- en regelgeving en een score 7 met het regionale Plus ambitieniveau.

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen werkt preventief tegen woninginbraak, overlast, vandalisme en criminaliteit op straat door eisen te stellen aan het ontwerp van de woonomgeving (wijk en buurt), het wooncomplex en de individuele woning. Het keurmerk stelt ook andere eisen, gericht op voorzieningen (bijvoorbeeld verlichting en begroeiing) of een beheerplan.

Consoliderend plan
Bestemmingsplan Valkenburgseweg/'t Ambacht en Katwijkerbroek is voornamelijk een consoliderend plan. Daarom is de verwachting dat er binnen de bevoegdheden van dit plan geen beleidsdoelen kunnen worden gerealiseerd in het plangebied.

4.2 Bedrijvigheid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op bedrijventerreinen. Om de woonfunctie te beschermen dient aandacht te worden geschonken aan mogelijk conflicterende bestemmingen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden.

Toetsingskader
Om het begrip milieuzonering hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de VNG.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk is rustig buitengebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter.

Onderzoek
Binnen het plangebied zijn bedrijven met categorie 1 tot en met 3.2 toegelaten, welk categorie is toegelaten is terug te vinden op de plankaart. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de aanwezige bedrijven met bijbehorende categorie die gelegen zijn binnen het plangebied. Dit zijn de bedrijven die bekend zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

In onderstaand overzicht zijn de bedrijven aangegeven die in de huidige situatie zijn gevestigd, maar in een hogere milieucategorie vallen dan is toegestaan of specifiek bestemd. Deze zijn aangegeven op de plankaart.

Adres Type bedrijf Milcat.
Sandtlaan 62 Constructiewerkplaats 3.2
Katwijkerbroek 27 Goederenwegvervoerbedrijf 3.2
Valkenburgseweg 8A Scheepsbouw- en reparatiebedrijven 4.1
Valkenburgseweg 46 Constructiewerkplaats 3.2
Valkenburgseweg 64A Constructiewerkplaatsen 3.2
Valkenburgseweg 66 Autoplaatwerkerijen 3.2
Valkenburgseweg 70 Aardgasvulpunt 2
Valkenburgseweg 91 Groente- en fruitconservenfabrieken 3.2
Valkenburgseweg 105 Goederenwegvervoerbedrijf 3.2

De algemene milieuhygiënische situatie van de bedrijven en instellingen binnen het plangebied waarop de Wet milieubeheer van toepassing is, is redelijk tot goed te noemen. Van een structureel klachtenpatroon is geen sprake.

In het plangebied komen naast bedrijven diverse woningen en bedrijfswoningen voor, waarbij sprake is van functiemenging en gebiedsmenging. Hiervoor gelden de geluidsvoorschriften uit de vergunning en activiteitenbesluit. Dit bestemmingsplan codificeert de huidige situatie, de aanwezige bedrijven zullen niet verder worden beperkt in hun werkzaamheden.

Conclusie
Op basis van het voorgaande is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de bedrijven worden niet in het bedrijfsvoering beperkt.

4.3 Geluid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt of nieuwe bronnen gerealiseerd.

Toetsingskader
Verkeer en industrie zijn geluidsbronnen met ruimtelijke relevantie. De Wet geluidhinder stelt kaders voor deze bronnen en normen voor de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten. Omdat de wet het bevoegd gezag toestaat om ontheffing van de voorkeursgrenswaarde te verlenen is lokaal geluidbeleid opgesteld.

Onderzoek

Wegverkeersgeluid
Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dient aandacht geschonken te worden aan het wegverkeersgeluid. Dit bestemmingsplan is echter een zogenaamd beheersplan. Er zijn geen nieuwe bouwlocaties voor geluidgevoelige bestemmingen opgenomen.

Binnen het plangebied zijn de Valkenburgseweg en de Sandtlaan de doorgaande wegen. Dit zijn gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom en hebben een maximaal toegestane snelheid van 50km/uur en zijn hierbij zonering plichtig met een zone van 200 m. Ook ligt direct langs het plangebied de provinciale weg N206.

In het geluidbeleid is de ambitie opgenomen in woongebieden te streven naar een geluidsbelasting van maximaal 63 dB ten gevolge van het wegverkeer op de eerstelijns bebouwing. Voor het omgevingsgeluid achter die eerstelijns bebouwing geldt een streefwaarde van 43 tot maximaal 48 dB. Dit streefbeeld is vooral van belang voor die locaties waar veranderingen aan de eerstelijns bebouwing worden beoogd.

Industriegeluid
Binnen het plangebied zijn geen grote lawaaimakers (zie art. 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht) toegestaan. Ook ligt het plangebied niet binnen een geluidzone rond een industrieterrein (artikel 41 Wet geluidhinder). Het industriegeluid bij overige bedrijven is behandeld in het hoofdstuk omtrent bedrijvigheid.

Conclusie
Het plangebied ligt binnen zones langs wegen als bedoeld in de Wet geluidhinder. Er is door onderzoek vastgesteld dat de geluidsbelasting op gevels van geprojecteerde woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting op de gevel vanwege het wegverkeer verandert niet.

4.4 Bodem

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Het plangebied is overwegend in gebruik als bedrijventerrein. Op enkele plaatsen zijn woningen aanwezig. Nieuwe ontwikkelingen worden niet toegelaten in het plangebied.

Toetsingskader
Het Besluit ruimtelijke ordening stelt eisen aan de uitvoerbaarheid van plannen. Daarom is kennis van de bodem van belang voor het leggen van de bestemmingen. De Wet bodembescherming bevat kaders voor (het saneren van) ernstige verontreinigingen. De Woningwet en de Wet milieubeheer bevatten kaders omtrent het gebruik. Of een verontreiniging moet worden gesaneerd hangt af van de ernst en omvang. Uiteraard speelt het toekomstig gebruik ook een belangrijke rol.

't Ambacht en Valkenburgseweg

Onderzoek
Op basis van het historisch bodemprogramma via databank Squit en de Bodemkwaliteitskaart van gemeente Katwijk blijkt dat binnen het plangebied verscheidene locaties bekend zijn alwaar (potentieel) verontreinigende activiteiten zijn gebezigd en (mogelijkerwijs) een verontreiniging van de bodem is ontstaan. Echter, ten aanzien van het gebruik van deze locaties zijn bij gelijkblijvende gebruiksbestemming vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen aanwezig en bestaat vanuit de Wet bodembescherming, dan wel overige milieuwetgeving, geen directe saneringsnoodzaak.

Uitzondering op het bovenstaande vormt de locatie Valkenburgseweg 50, alwaar sprake is van een ernstige bodemverontreiniging met olieproduct. Deze locatie is opgenomen in het Provinciaal Bodemsaneringsprogramma en dient, op basis van het risico op verspreiding van de van de verontreiniging, met spoed te worden gesaneerd.

Conclusie
Binnen het plangebied zijn verscheidene locaties aanwezig, welke in particulier eigendom zijn, waar (potentieel ernstige) verontreinigingen aanwezig zijn. Een directe saneringsnoodzaak bij gelijkblijvend gebruik wordt hier, met uitzondering van de bekende spoedeisende bodemverontreiniging met olieproduct ter plaatse van de locatie Valkenburgseweg 50, gezien de aard van de verontreiniging en de gebruiksbestemming niet verwacht. Deze hypothese zal in voorkomende gevallen in de praktijk moeten worden getoetst op grond van de bouwverordening, de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming, alsook in het kader van de grondtransacties.

Katwijkerbroek

Onderzoek
Op basis van het historisch bodemprogramma via databank Squit en de Bodemkwaliteitskaart van gemeente Katwijk blijkt dat binnen het plangebied enkele locaties bekend zijn alwaar (potentieel) verontreinigende activiteiten zijn gebezigd en (mogelijkerwijs) een verontreiniging van de bodem is ontstaan. Echter, ten aanzien van het gebruik van deze locaties zijn bij gelijkblijvende gebruiksbestemming vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen aanwezig en bestaat vanuit de Wet bodembescherming, dan wel overige milieuwetgeving, geen directe saneringsnoodzaak.

Conclusie
Binnen het plangebied zijn, met uitzondering van enkele locaties welke in particulier eigendom zijn, geen (potentieel ernstige) verontreinigingen bekend en naar de aard van het gebied worden die ook niet verwacht. Deze hypothese zal in voorkomende gevallen in de praktijk moeten worden getoetst op grond van de bouwverordening, de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming, alsook in het kader van de grondtransacties.

4.5 Luchtkwaliteit

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
In of nabij het plangebied zijn geen ontwikkelingen geprojecteerd die invloed hebben op de luchtkwaliteit van het plangebied.

Toetsingskader
Het bestemmingsplan moet voldoen aan de Wet milieubeheer, Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. De kern van dit hoofdstuk is het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL), een bundeling van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Uit het NSL volgt het onderscheid tussen grote en kleine projecten:

  • grote projecten, die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren;
  • kleine projecten hebben geen wezenlijke invloed op de luchtkwaliteit en behoeven niet te worden beoordeeld op luchtkwaliteit.

Het begrip 'in betekenende mate' (Wm, art. 5.16 lid 1c), is verder uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Nibm). Een plan draagt niet in betekenende mate bij als aannemelijk wordt gemaakt dat de toename van de jaargemiddelde concentratie aan fijnstof of stikstofdioxide minder is dan 3 % van de grenswaarde van 40 ug/m3. Dan hoeft niet verder te worden getoetst aan de grenswaarden uit de wet. Naast de 3 %-grens uit het Besluit Nibm is er de Nibm-regeling, waarin categorieën van gevallen zijn benoemd welke in elk geval niet bijdragen. Onder die categorieën vallen woningbouwlocaties (tot 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg) en kantorenlocaties (tot 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij één ontsluitingsweg). Met de toepassing van de regeling wordt op cijfermatige wijze gekwantificeerd of een project in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.

Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet ook worden vastgesteld of er sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.

Onderzoek
De bestaande toestand van de luchtkwaliteit in het plangebied en omgeving is vastgelegd in de NSL-Monitoringstool. Over het peiljaar 2010 blijkt dat van de stoffen NO2 en PM10 de actuele concentraties de grenswaarden niet worden overschreden. Ook naar de toekomst leiden autonome ontwikkelingen niet tot grenswaardeoverschrijdingen.

Conclusie
Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van een grenswaarde. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten waardoor geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit behoeft te worden uitgevoerd.

4.6 Natuurbescherming

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Het bestemmingsplan voorziet niet in veranderingen die mogelijk van invloed zijn op het nabijgelegen staatsnatuurmonument.

Toetsingskader

Gebiedsbescherming
In het aanwijzingsbesluit van genoemd natuurmonument/Natura2000-gebied zijn de beschermingsdoelstellingen benoemd.

In de provinciale milieuverordening (PMV) is een groot gedeelte van Berkheide aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stiltegebied en voor grondwater.

Soortenbescherming
De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Voor alle werkzaamheden in het kader van het bouwen en inrichten van de buitenruimte moet worden voorkomen dat beschermde dieren- en plantensoorten schade ondervinden. Ten behoeve van de omgevingsvergunning moet worden aangetoond, middels ecologisch onderzoek, dat hetzij geen schade wordt toegebracht, hetzij hiervoor ontheffing van de Flora- en faunawet is verkregen. In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan zal aannemelijk moeten worden gemaakt, op basis van een verkennend onderzoek of bestaande gegevens, dat de omgevingsvergunning zal kunnen worden verleend.

Onderzoek

Soortenbescherming (Flora- en faunawet)
Op basis van de Natuurwaardenkaart Katwijk kan worden vastgesteld dat binnen het plangebied (beschermde) soorten mogen worden verwacht. Vóór de uitvoering van een project moet specifiek voor die locatie onderzoek worden gedaan naar mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten en zo nodig bij het bevoegde gezag een ontheffing worden gevraagd.

Conclusie
In het plangebied zijn geen milieubeschermingsgebieden (bijv. voor stilte of grondwater) aanwezig en er zijn geen (mogelijk) negatieve effecten op het op enige afstand gelegen natuurbeschermingsgebied Berkheide. Voor de uitvoering van een project ter bescherming van mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten dient zo nodig bij het bevoegde gezag een ontheffing worden gevraagd.

4.7 Externe Veiligheid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Nabij het plangebied is aanwezig of geprojecteerd:

  • een BEVI-inrichting (LPG-tankstation)
  • een aardgastransportleiding van de Gasunie NV

Met dit bestemmingsplan wordt het bestaande gebruik geconsolideerd.

Toetsingskader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij de herinrichting van een gebied bepalen deze risico's mede de ruimtelijke mogelijkheden.

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteit dient het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.

Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord.

Onderzoek
In het plangebied zijn geen bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

Nabij het plangebied is een LPG-tankstation aanwezig met een doorzet van minder dan 250 m3 per jaar. Het invloedsgebied dat van belang is voor de verantwoordingsplicht in verband met het groepsrisico voor een LPG-tankstation met een doorzet lager dan 1500 m3 per jaar is 150 meter vanaf het vulpunt (afstand volgens bijlage 2 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen). Het invloedsgebied van dit LPG-tankstation valt buiten het plangebied.

Hoofdtransportleidingen voor gevaarlijke stoffen, die in het kader van externe veiligheid bijzondere aandacht moeten krijgen, zijn niet aanwezig. Het invloedsgebied van de nabijgelegen aardgastransportleiding valt buiten het plangebied.

Routes voor gevaarlijke stoffen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het veiligheidsrisico door vervoer van gevaarlijke stoffen over de N206 is beoordeeld aan de hand van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Daaruit blijkt dat de nabij Katwijk gelegen A44 in het Basisnet Weg is opgenomen. De PR-contour van deze weg ligt op de wegas. De N206 behoort tot het onderliggend wegennet waarover uitsluitend bestemmingsverkeer rijdt en waardoor de risico's verwaarloosbaar zijn. Op de provinciale risicokaart is over de N206 beschreven dat de PR-contour op de wegas ligt en het groepsrisico langs de weg kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Conclusie
De conclusie luidt dat de externe veiligheid in het kader van dit bestemmingsplan niet in het geding is.

4.8 Niet Gesprongen Explosieven

Toetsingskader
Bij toekomstige ontwikkelingen dient een risicoanalyse plaats te vinden naar vermoedelijke explosieven in relatie tot het toekomstige gebruik van de grond en de uit te voeren reguliere civieltechnische werkzaamheden. De noodzaak tot een advies ligt in de eindverantwoordelijkheid van de gemeente inzake Openbare Orde en Veiligheid en de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven.

Onderzoek
Door de firma Saricon is een bureauonderzoek uitgevoerd op het gebied van conventionele explosieven in verband met de voorgenomen baggerwerkzaamheden van diverse watergangen (Vooronderzoek Cluster Bollenstreek-Zuid, documentnummer 72531-VO-05, d.d. 27-07-2010). De conclusie van dit onderzoek is dat een gedeelte van het oorspronkelijke onderzoeksgebied 'verdacht' is, d.w.z. er een verhoogd risico bestaat op het aantreffen van conventionele explosieven (afgeworpen munitie). Het verdachte gebied is onderstaand weergegeven (rood).

Locatie 300 – 301 en 124 : Overrijn en nabij Vogelwei
afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbedrijventrn-va01_0001.png"

Figuur 2: Overzichtskaart projectgebied (rood gekleurd)

Op basis van het bovenstaande blijkt dat een gedeelte van het plangebied verdacht is op het voorkomen van conventionele explosieven. Ongeacht het feit dat het genoemde bureauonderzoek is uitgevoerd met betrekking tot de waterbodems is op voorhand niet uit te sluiten of het overige gedeelte van het plangebied al dan niet als verdacht is aan te merken.

Conclusie
Er is sprake van een verdacht gebied binnen de reikwijdte van het plangebied. Echter gezien het gebruik van het plangebied in het verleden is de kans op de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven gelijk aan niet verdachte locaties elders. Bij gelijkblijvend gebruik (het gehele plangebied is reeds bebouwd) worden risico's niet verwacht.

4.9 Afval

Ondergrondse inzamelvoorzieningen zijn nutsvoorzieningen en vallen, voor zover gelegen binnen verkeers- of groenbestemmingen, onder de toegelaten bouwwerken en voorzieningen. Over het algemeen zijn deze vergunningvrij.

4.10 Waterhuishouding

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
De gemeente is verantwoordelijk voor stedelijk water. De afspraken uit het Waterplan zijn leidend voor de planvorming. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP) zijn vervolgens afspraken gemaakt aangaande de zorgplicht van grondwater, hemelwater en afvalwater.

Waterneutraal bouwen
De drie trapsstrategie uit WB21 (Waterbeheer in de 21e eeuw) vasthouden- bergen- afvoeren is uitgangspunt bij waterneutraal bouwen. Om uitvoering te geven aan WB21 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten tussen rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.

Voor maatregelen dient de volgende volgorde te worden aangehouden:

  1. 1. Voorkomen van afvoer dat wil zeggen minimalisatie van het verhard oppervlak en regenwater, vasthouden op de plek waar het valt.
  2. 2. Benutten van regenwater ten behoeve van drinkwaterbesparing (grijswatercircuit).
  3. 3. Infiltreren van regenwater ten behoeve van grondwateraanvulling.
  4. 4. Afvoer naar en berging in het oppervlaktewater.

Voorbeelden van bovengenoemde maatregelen zijn:

  • Bouwtechnische voorzieningen zoals bergingkelders, grijswatercircuits.
  • Toepassen grasdaken.
  • Toepassen half open verharding.
  • Toepassen flauwer taluds watergangen.
  • Wadi's.

Indien moet worden afgevoerd naar het oppervlaktewater treedt de 15 % regel in werking.

Dit betekent dat van het toegenomen verhard (met een ondergrens van 500 m2) oppervlak 15 % aan extra wateroppervlak moet worden gerealiseerd. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en daarmee is er ook geen sprake van een toename van het verhard oppervlak en daarom is aanleg van extra wateroppervlak niet nodig.

Grondwater
In de Wet gemeentelijke watertaken zijn regels opgenomen voor grondwater. De eigenaar van het perceel is zelf verantwoordelijk voor het grondwater. Daarbij heeft de gemeente een zorgplicht maar kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor grondwateroverlast.

In de directe nabijheid van de locatie zijn geen grondwatermeetgegevens voorhanden. Isohypsen wijzen echter op een hoge grondwaterstand. Derhalve dient bij dit plan rekening gehouden te worden met grondwateroverlast. Eventueel te veel aan grondwater kan direct op het oppervlaktewater worden geloosd. Indien er een kelder wordt aangebracht, wordt dit beschouwd als een bouwkundige voorziening en dient derhalve de constructie waterdicht te zijn.

Duurzaam bouwen
De toepassing van uitloogbare bouwmetalen zoals koper, zink en lood voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair moet zo veel mogelijk worden voorkomen zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terecht komen.

Conclusies
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan heeft daarom ook geen gevolgen voor de waterhuishouding.

4.11 Archeologie

Inleiding
In onderstaande worden de verschillende (beschermde) monumenten en archeologische verwachtingen op een rij gezet. Daarnaast wordt een opsomming gegeven van recent archeologisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden in het plangebied.

De combinatie van deze gegevens heeft geleid tot de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologisch Verwachtingsgebied (WR – AV)' op de verbeelding met bijbehorende bepalingen in de bestemmingsplanregels.2

Beschermde archeologische monumenten
Er zijn geen wettelijk beschermde archeologische monumenten in het gebied aanwezig.

Waarde – Archeologie (WR – A)
Er zijn in het gebied geen archeologische waarden of monumenten aanwezig.

Waarde – Archeologisch verwachtingsgebied (WR – AV)

Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk ligt het westelijke deel van het plangebied in de landschappelijke zone “de zuidelijke Rijnoever en het achterliggende komgebied”. Deze zone bestaat overwegend uit de landschappelijke eenheid met omschrijving “oeverafzettingen op kwelderafzettingen, eventueel met Hollandveeninschakeling”. De verwachting op archeologische resten hiervoor is hoog vanaf de ijzertijd (oeverafzettingen en crevasses).

De oostzijde van het plangebied heeft de omschrijving “(post-) Romeinse geul van de Oude Rijn”. De bijbehorende archeologische verwachting is middelmatig voor resten vanaf de vroege middeleeuwen.

Een klein deel van het plangebied ligt in de landschappelijke zone “het duingebied van Katwijk”. Deze zone bestaat uit het landschappelijke element “duinzand op kwelder- en/of wadafzettingen”. Het pakket duinzand kan bestaan uit Jong en Oud Duinzand. Voor het Jong Duinzand geldt een lage verwachting. Voor het onderliggende Oud Duinzand geldt een hoge verwachting vanaf de ijzertijd en voor de kwelder- en/of wadafzettingen een middelmatige verwachting vanaf de bronstijd.

Naast deze verwachtingen op basis van landschappelijke elementen ligt in het plangebied een zone die staat aangegeven als de limeszone met de specificatie “tussen zuidoever watervoerende geul in de Romeinse tijd in het noorden en de limesweg in het zuiden”. De limeszone is de zone waar de verwachting hoog is op archeologische resten die te maken hebben met de voormalige Romeinse rijksgrens die over het grondgebied van de gemeente Katwijk loopt. Te denken valt hierbij aan militaire structuren, infrastructuur, nederzettingen en grafvelden. Een onderdeel van deze limeszone is de zogenaamde limesweg waarvan een vermoed deel van het tracé is aangegeven op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De rijke opgravingsgeschiedenis van de limes en de resultaten van deze opgravingen zijn uitgebreid beschreven in recente publicaties.3

Op de archeologische verwachting- en beleidsadvieskaart zijn aan de hand van historische kaarten twee zones aangegeven waarbinnen archeologische vindplaatsen worden verwacht. Een langgerekte zone met een aantal verspreide 17e eeuwse boerderijen ligt op een oeverwal van de Oude Rijn.4 Op de andere locatie heeft een molen uit de 16e eeuw gestaan.5

Recent archeologisch onderzoek in het plangebied
In 2003 heeft onderzoek plaatsgevonden aan de Sandtlaan bestaande uit een bureauonderzoek en een karterend booronderzoek.6 Op basis van de resultaten van het onderzoek is de verwachting op archeologische resten in het plangebied naar laag bijgesteld.

Op basis van bovenstaande (recente) archeologische onderzoeken en gegevens is een deel van het bestemmingsplangebied vrijgesteld van een archeologische onderzoeksplicht. Dit betekent dat het geen dubbelbestemming Archeologie heeft op de verbeelding bij het bestemmingsplan. Voor een groot deel van het plangebied blijft onverminderd de archeologische verwachting van kracht zoals die is weergegeven op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk. Deze gebieden zijn als dubbelbestemming opgenomen op de plankaart. Aan deze dubbelbestemming zijn voorschriften verbonden.

  1. 2. De monument- en catalogusnummers zijn terug te vinden op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk. Deze kaart staat op de gemeentelijke website: www.katwijk.nl.
  2. 3. De Hingh, A. en W. Vos, 2005: Romeinen in Valkenburg (ZH). De opgravingsgeschiedenis en het archeologische onderzoek van Praetorium Agrippinae, Leiden; W.K. Vos, E. van der Linden en B. Voormolen, 2012: Romeinen op de Woerd. Reconstructie van een woonwijk op grond van een vergeten opgraving in Valkenburg (ZH), Leiden.
  3. 4. Catalogusnr. 54.
  4. 5. Catalogusnr. 53.
  5. 6. A.W. Otte en E. Kaptijn, 2003: Verkennend archeologisch onderzoek aan de Sandtlaan 34a te Katwijk aan den Rijn, Nieuwerkerk aan den IJssel (Archeomedia rapport A03-195-Z).

4.12 Cultuurhistorie

Tientallen eeuwen van ontginnen, bouwen, wonen en werken hebben Zuid-Holland gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Kerken, boerderijlinten, bollenschuren, dorpsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen hiervan. Deze cultuurhistorische waarden zijn van grote betekenis voor onze leefomgeving. Daarom willen rijk, provincie maar ook de gemeente Katwijk deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Toetsingskader
Het rijk doet dat door de Modernisering van de Monumentenwet, waarbij het eerste speerpunt is: “cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening”. Inmiddels is het aangepaste Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden, wat betekent dat er in het bestemmingsplan een beschrijving moet komen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening wordt gehouden. Ook de provincie wil cultuurhistorie betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en heeft daarom het erfgoed van Zuid-Holland in kaart gebracht, middels de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en de Regioprofielen Cultuurhistorie. De cultuurhistorische waarden bestaan uit historische stedenbouw, historische bouwkunst, historisch landschap en archeologie.

De gemeente Katwijk stelt in de Beleidsnota Monumentenzorg uit 2006 dat er een beleid moet worden opgesteld dat “voorwaarden schept om de gemeentelijke cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen”.

Hieronder wordt aan de hand van de historische stedenbouw, het historisch landschap en de archeologie voor het plangebied verkend welke waarden er aanwezig zijn en welke mogelijkheden er vanuit deze onderwerpen zijn.

Historische stedenbouw
Het gebied Valkenburgseweg, het Ambacht en Katwijkerbroek beslaat deels grondgebied van de voormalige gemeente Katwijk aan den Rijn en deels van Valkenburg.

De Valkenburgseweg is een zeer oude verbindingsroute langs de Rijn, van het dorp Valkenburg naar Katwijk aan den Rijn en verder naar Katwijk aan Zee en Noordwijkerhout. De weg ligt op de linkeroever van de Rijn. De Valkenburgseweg stopt bij de kruising met de Sandtlaan en Molentuinweg. Tussen de Valkenburgseweg en de Rijn lagen verspreid van oudsher woonhuizen en was er wat bedrijvigheid, onder andere in de vorm van een kalkoven en een steenfabriek zoals te zien is op de Topografisch Militaire kaart uit 1876. Het gebied had een overwegend open en agrarisch karakter.

Historische bouwkunde
In het plangebied staan veel karakteristieke gebouwen met een hoge architectuurhistorische waarde. Er zijn geen rijksmonumenten, al heeft de molenbiotoop van Molen de Geregtigheid wel invloed op de bouwhoogte van de omringende bebouwing.

Daarnaast staan er gemeentelijke monumenten, namelijk:

  1. 1. Sandtlaan 2, 4, 6, 8 en 10


En potentiële monumenten als:

  1. 1. Valkenburgseweg 22, woning met bollenschuur;
  2. 2. Valkenburgseweg 26 woning met bollenschuur;
  3. 3. Valkenburgseweg 31, woning met bollenschuur;
  4. 4. Valkenburgseweg 50, fabriek;
  5. 5. Valkenburgseweg 12-18, dienstwoningen van LDM


Historisch landschap
De oeverwal van de Rijn, zover aanwezig, was bepalend voor de loop van de verbindingsweg tussen de verschillende dorpen. Aan de zuidkant van Katwijk aan den Rijn lagen tuinbouwgronden. De tuinbouw kwam sterk op aan het eind van de 19de eeuw, wat in 1912 leidde tot de oprichting van de Tuinbouwvereniging Katwijk en Omstreken. De groente was afkomstig uit de Zanderij, de Kooltuin, de Mient, de Pan, de Katwijkerbroek, de Schutterswei en de Blekerij. Vanaf 1916 wordt deze groente verhandeld op de veiling, die aan de zuidkant van de Sandtlaan stond en inmiddels is gesloopt. De beste produkten van de Katwijkse grond waren bloemkool en waspeen. Men specialiseerde zich in waspeen, maar omdat deze de grond nogal uitput moest men op zoek naar nieuwe grond, die buiten de gemeente werd gevonden.

Conclusies
Er is geen regeling opgenomen ter bescherming van karakteristieke gebouwen welke vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol zijn maar niet zijn aangewezen als monument.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

De herziening van het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen plankaart), regels (voorheen voorschriften) en een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting moet hierbij gezien worden als een uitleg wat met de verbeelding en de regels wordt beoogd. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van de functies en vorm in het bestemmingsplangebied. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Bij de opstelling van dit bestemmingsplan is perceelsgewijs de maximaal aanvaardbare stedenbouwkundige variant bepaald. Deze is vervolgens in het bestemmingsplan opgenomen.Dit betekent concreet dat perceelsgewijs de maximale bouwmogelijkheden en gebruiksvormen in dit bestemmingsplan vastliggen. Hieruit volgt dat er in beginsel geen ruimte is om, met de mogelijkheden die de wet daarvoor biedt, nog andere bouwmogelijkheden en/of gebruiksvormen toe te staan.
Alleen in uitzonderlijke gevallen, waarin sprake is van onvoorziene ontwikkelingen, zal worden overwogen van dit bestemmingsplan af te wijken.

Planvorm
Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande bedrijfsbebouwing, woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheerfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Het bestemmingsplan is daarmee te karakteriseren als een consoliderend bestemmingsplan. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

Verbeelding en regels
Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak
De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de digitale verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de digitale verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

Aanduidingen
Op de digitale verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte, het maximumbebouwingspercentage en het maximumaantal wooneenheden.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'parkeergarage', 'bedrijfswoning', 'kinderboerderij' en 'nutsvoorziening'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.

Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregel.

5.2 Opbouw Regels

Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven, worden in dit artikel uitgelegd.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel bevat technische regelingen om onder andere oppervlaktes, hoogtes, dieptes en breedtes te kunnen bepalen.

Bestemmingsregels

In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Artikel 3 Agrarisch

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor een agrarisch bedrijf met bijbehorende voorzieningen. Er worden alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan met een maximale hoogte van 3 m. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om één gebouw per bestemmingsvlak met een maximale oppervlakte van 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 m1 mogelijk te maken. Dit gebouw mag alleen gebruikt worden als agrarisch bedrijfsgebouw, zoals veldschuren, stallen en schuilgelegenheid.

Artikel 4 Bedrijventerrein

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven van categorie 1 t/m 3.2. Er wordt onderscheid gemaakt in gebieden waar alleen categorie 1 en 2 is toegestaan, waar alleen categorie 1 t/m 3.1 is toegestaan en waar categorie 1 t/m 3.2 is toegestaan. Daarnaast zijn er in het plangebied bedrijven die een specifieke aanduiding hebben gekregen. Een deel van deze bedrijven zijn bedrijven die ten tijde van de tervisielegging van het vigerende plan afweken van de toegelaten categorieën. Voor deze bedrijven is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bij beëindiging van het bedrijf de milieucategorie terug te wijzigen naar de toegestane milieucategorie.

Artikel 5 Gemengd

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor woonwerkeenheden waarbij het wonen, uitsluitend in combinatie met een kantoor of een aan-huis-gebonden beroep of een consument verzorgend bedrijf of een bedrijf die voorkomt in de categorie A of B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”, centraal staat. Het gebruik gaat niet gepaard met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Het in gebruik nemen van delen van de woonwerkeenheid voor kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan. Voor de woonwerkeenheid gelden bepaalde bouwregels, een afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels en afwijkingen van de gebruiksregels.

Artikel 6 Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen, water, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, kunstwerken, straatmeubilair, evenementen, een geluidwal of –scherm en nutsvoorzieningen.

Artikel 7 Kantoor

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren met bijhorende voorzieningen. Voor de kantoren gelden bepaalde bouwregels.

Artikel 8 Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Binnen de bestemming tuin mogen erkers worden gebouwd.

Artikel 9 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een (boven) lokale ontsluiting, ontsluitingswegen, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden. De bestemming verkeer geldt voor de Valkenburgseweg en de Sandtlaan.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en paden met een functie voor verblijf. Het gemotoriseerde verkeer is hieraan ondergeschikt. Binnen deze bestemming is het innemen van een standplaats toegestaan. De bestemming verkeer – verblijfsgebied geldt voor alle straten in het gebied, behalve voor de Valkenburgseweg en de Sandtlaan.

Artikel 11 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding en de waterberging, waterstaatkundige kunstwerken en voorzieningen, verkeer te water, infiltratievoorzieningen, kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

Artikel 12 Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep of consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, aan de bestemming ondergeschikte gemeenschapsruimten en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water. Voor de woningen gelden bepaalde bouwregels, nadere eisen en specifieke gebruiksregels en kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels.

Artikel 13 Wonen - Garage

De voor 'Wonen – Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van (personen)auto's, motorrijwielen en (brom)fietsen en voor opslag en bergingsdoeleinden van huishoudelijke aard.

Artikel 14 Leiding - Water

De voor “Leiding-Water” aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels, een afwijking van de bouwregels en regels ten behoeve van de omgevingsvergunning. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Artikel 15 Leiding - Riool

De voor “Leiding-Riool” aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels, een afwijking van de bouwregels en regels ten behoeve van de omgevingsvergunning. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Artikel 16 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied

De voor 'Waarde – Archeologisch Verwachtingsgebied” aangewezen gronden betreffen een gebied met “middelhoge- of hoge archeologische verwachting”. Deze gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels, afwijking van de bouwregels en regels ten behoeve van de omgevingsvergunning.

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de digitale verbeelding, voorheen plankaart, te wijzigen door:

  1. a. op de digitale verbeelding, voorheen plankaart, de aanduiding “Middelhoge- of Hoge Archeologische Verwachting” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie slechts sprake is van een lage archeologische verwachting of helemaal geen archeologische verwachting meer is;
  2. b. op gronden alsnog de aanduiding “Archeologisch Waardevol Gebied” te leggen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden zijn.

Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Deze regel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daar voor een gebouw een zeker open terrein is vereist, wordt via de anti-dubbeltelregel voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt “meegenomen” bij de beoordeling van een bouwaanvraag. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.

Artikel 18 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 17.3 van dit artikel is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. In lid 17.4 is een en ander opgenomen over bouwwerken met afwijkende maten en is uitsluitend een bouwbepaling. Met deze bepaling word voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is de 'vrijwaringszone – molenbiotoop' opgenomen. Deze molenbiotoop beperkt de bouwhoogte van de bebouwing binnen 400 meter gerekend vanaf het middelpunt van de molen. Er wordt onderscheid gemaakt in een afstand van 100 meter en een afstand tussen de 100 en 400 meter. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bebouwingsbeperkingen.

Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan of waarvoor een bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning is aangevraagd, mogen blijven bestaan, ook wanneer dit strijdig is met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd worden, tenzij het reeds strijdig was met het voorheen geldende bestemmingsplan.

Artikel 21 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. Deze regels kunnen worden aangehaald als: “Regels van het bestemmingsplan bedrijventerrein Valkenburgseweg/'t Ambacht/ Katwijkerbroek”.

Hoofdstuk 6 Uitvoering & Handhaving

6.1 Vooroverleg

Het plan is in het kader van het vooroverleg ter advisering naar de diverse overleginstanties gestuurd. In totaal hebben 5 instanties op het voorontwerp bestemmingsplan “bedrijventerrein Valkenburgseweg/'t Ambacht/Katwijkerbroek” gereageerd. In deze paragraaf worden de reacties kort weergegeven. Tevens wordt aangegeven hoe de reacties in het plan zijn verwerkt.

Ingediende reacties

1. Reactie ingediend door Tennet

Reactie overleg instantie
Het bedrijf geef t te kennen geen belangen te hebben in het plangebied.

Reactie gemeente Katwijk
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

2. Reactie ingediend door Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Inspectie leefomgeving en Transport, Afdeling Handhaving Bouwen, Wonen en Ruimte

Reactie overleg instantie
Instantie geeft te kennen niet te reageren op het verzoek om een vooroverlegreactie, omdat zijn gestopt zijn met de advisering op (voor) ontwerpbestemmingsplannen.

Reactie gemeente Katwijk
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

3. Reactie ingediend door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

Reactie overleg instantie
Instantie verzoekt het volgende:

  • Artikel 1 lid 1.50 detailhandel in volumineuze goederen: het woord "zoals'' verwijderen;
  • Artikel 1 lid 1.68 grootschalige detailhandel verwijderen;
  • Artikel 1 lid 1.82 aanpassen door er het woord "volumineuze" in te voegen;
  • Aan artikel 4 een regeling voor nevenassortimenten toevoegen;
  • Perifere detailhandel in artikel 4 specificeren;
  • Artikel 4 lid 4.3 en 4.4 aanpassen conform de Verordening Ruimte.

Reactie gemeente Katwijk
Het bestemmingsplan is aangepast conform de opmerkingen van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

4. Reactie ingediend door Kamer van Koophandel Rijnland

Reactie overleg instantie
Instantie geeft te kennen.geen opmerkingen te hebben over het bestemmingsplan.

Reactie gemeente Katwijk
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

5. Reactie ingediend door Hoogheemraadschap van Rijnland

Reactie overleg instantie
Verzoekt om beleid in de toelichting aan te vullen volgens aangeleverde bijlage.
Daarnaast verzoeken ze de waterparagraaf aan te vullen met een beschrijving van het watersysteem in de huidige en toekomstige situatie, met daarbij een beschrijving van de gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling voor het watersysteem en het rioolstelsel en de mate waarin verhard oppervlak wordt afgekoppeld en de keuze van het rioolstelsel.

Reactie gemeente Katwijk
Het beleid in de toelichting is aangevuld met de aangeleverde tekst over 'riolering en afkoppelen' en 'zorgplicht en preventieve maatregelen hemelwater'.
Het verzoek om de waterparagraaf aan te vullen is niet gehonoreerd. De reden hiervoor is dat er in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, waardoor er ook geen sprake is van de aanleg van nieuwe riolering. Daarnaast is hoe om te gaan met riolering bij nieuwe ontwikkelingen reeds opgenomen in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP). Het Hoogheemraadschap is intensief betrokken bij het opstellen van het VGRP.

6. Geen reactie ingediend door.

Er is geen reactie ingediend door de volgende instanties:

  • VROM-inspectie Regio Zuid-West
  • Ministerie VROM-DG Wonen, Directie Stad en Regio
  • Liander NV
  • Dunea
  • NV Nederlandse gasunie
  • Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • Regionale Brandweer Hollands-Midden

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan bedrijventerrein Valkenburgseweg/'t Ambacht/Katwijkerbroek heeft van 25 mei t/m 5 juli 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en mondeling op het plan te reageren. In totaal zijn er 4 zienswijzen op het plan ingediend, waarvan 1 zienswijze weer is ingetrokken.

De ingediende zienswijzen zijn beantwoord in de "Nota zienswijzen en wijzigingen bestemmingsplan bedrijventerrein Valkenburgseweg/'t Ambacht/Katwijkerbroek" en de wijzigingen die hieruit voortvloeien zijn verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan.

6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Valkenburgseweg/'t Ambacht/Katwijkerbroek wordt opgesteld onder regime van de nieuwe Wro. Onderdeel van de nieuwe Wro is de GREX – wet. De wetgever heeft met de nieuwe regeling inzake de grondexploitatie, ook wel Grondexploitatiewet (GREX – wet) genoemd, een oplossing willen bieden voor het probleem dat gemeenten bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden geen of slechts beperkte mogelijkheden van kostenverhaal hebben, indien zij niet de eigenaar zijn van de te ontwikkelen gronden (afdeling 6.4 Wro). Dit als stok achter de deur als het niet lukt om een exploitatieovereenkomst af te sluiten met de private grondeigenaren. Er zijn twee mogelijkheden om (privaatrechtelijk) de kosten te verhalen:

  1. 1. Anterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst voordat een exploitatieplan aan de orde is.
  2. 2. Posterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst die gesloten wordt na de inwerkingtreding van een exploitatieplan.

Het exploitatieplan is verplicht als het niet lukt om een anterieure exploitatieovereenkomst af te sluiten met de eigenaren binnen het exploitatiegebied. Het exploitatieplan biedt dan een grondslag om de kosten van openbare voorzieningen via de omgevingsvergunning te innen.

Consequenties bestemmingsplanBedrijventerrein Valkenburgseweg/'t Ambacht/Katwijkerbroek

In het bestemmingsplan Valkenburgseweg/'t Ambacht/Katwijkerbroek worden geen ontwikkellocaties opgenomen. Voor het bestemmingsplan zal er geen verplichting zijn tot het opstellen van een exploitatieplan.

6.4 Handhaving

De gemeente Katwijk heeft in het plan 'Organisatie van het Vergunning- en Handhavingsbeleid 2012-2016' voor de komende jaren het integrale toezichts- en handhavingsbeleid vastgelegd. Dit beleid richt zich op de bebouwde omgeving met als doel een bijdrage te leveren aan de naleving van gestelde normen en regels. Het streefbeeld voor de gemeentelijke toezichts- en handhavingstaak is om deze op een structurele en integrale manier vorm te geven. Eventuele toepassing van bestuurs- of strafrechtelijke sancties maakt de toezichts- en handhavingsketen compleet.

Toezicht wordt gehouden op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Er vindt controle plaats op de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden. Doel is het waarborgen van een basiskwaliteit ten aanzien van de bouwkundige staat, veiligheid, en de milieukundige, ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de bebouwde omgeving. Verder wordt toezicht gehouden op precariorechten, de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en leegstand. Voor handhavingstaken voortvloeiend uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is sprake van signaaltoezicht en wordt samengewerkt bij evenemententoezicht. Thema's als duurzaam bouwen en veiligheid vormen steeds vaker een onderdeel van de toezichtstaak.

Tijdens het gebruik wordt toezicht gehouden op bestaande objecten. Deze gebruiksfase begint nadat een object (bijvoorbeeld een gebouw) is opgericht, ingericht en daardoor gebruiksklaar is. Toezicht vindt plaats op grond van een verleende omgevingsvergunning of algemeen geldende voorschriften. Objecten worden volgens een vastgestelde controlefrequentie periodiek gecontroleerd. Hoofdzakelijk betreft het toezicht periodieke controles op basis van het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit (bij openbare gebouwen/kamerverhuurpanden en appartementen), de Wet milieubeheer/ Besluit algemene regels inrichtingen Milieubeheer, de APV (evenementen) en aan deze gerelateerde wetgeving.

Ten slotte wordt toezicht gehouden op gebiedsniveau; (strijdig)gebruik en het illegaal oprichten van bouwwerken en ruimten. Op deze manier worden de ruimtelijke, esthetische en landschappelijke kwaliteiten versterkt en de veiligheid en leefbaarheid van de (openbare) ruimte verbeterd. Dit type toezicht is veelal naar aanleiding van een klacht of melding of op basis van vrije veldtoezicht.

De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar voor toezicht en handhaving.

Hoofdstuk 7 Procedure Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Valkenburgseweg/'t Ambacht/Katwijkerbroek doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, een uitgebreide procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan is vrijgegeven voor het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. De gemeente zal in deze periode een informatiebijeenkomst organiseren over het nieuwe bestemmingsplan. De reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg en informatiebijeenkomst, kunnen leiden tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Valkenburgseweg/'t Ambacht/Katwijkerbroek.

Vervolgens geven het college van burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vrij voor ter visie legging conform artikel 3.8 Wro. Na publicatie, wordt het ontwerp dan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door een ieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad.

Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen zal de gemeenteraad - binnen 12 weken na afloop van de zienswijzentermijn - besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan.

Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom 6 weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn).

Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Svb Functiemenging

Bijlage 2 SvB functiemenging

Bijlage 3 Toelichting Svb Functiemenging

Bijlage 3 toelichting SvB functiemenging

Bijlage 4 Parkeernormenbeleid

Bijlage 4 parkeernormenbeleid

Bijlage 1 Bijlage 1 Bedrijfsinventarisatie

Bijlage 1 Bijlage 1 Bedrijfsinventarisatie

Bijlage 2 Nota Van Beantwoording En Wijzigingen

Bijlage 2 Nota van beantwoording en wijzigingen

Bijlage 3 Zienswijzen

Bijlage 3 Zienswijzen