KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Water
Artikel 9 Leiding - Afvalwater
Artikel 10 Leiding - Effluent
Artikel 11 Leiding - Riool
Artikel 12 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Korte Historische Schets
3.2 Stedenbouwkundige Opzet
3.3 Functionele Opzet
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Algemeen
4.2 Wijzigingen Ten Opzichte Van Het Bestemmingsplan
4.3 Toekomstige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.3 Duurzaamheid
5.4 Verkeer
5.5 Geluid
5.6 Geur
5.7 Bodemkwaliteit
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Natuurbescherming
5.10 Externe Veiligheid
5.11 Afval
5.12 Kabels En Leidingen
5.13 Waterhuishouding
5.14 Archeologie
5.15 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
6.1 Algemeen
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregel
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid En Handhaving
7.1 Vooroverleg
7.2 Zienswijzen
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
7.4 Handhaving
Bijlage 1 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Parkeernormen
Bijlage 1 M.e.r.-beoordeling En Voortoets
Bijlage 2 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De 'Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten'
Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie
Bijlage 4 Bureauonderzoek Flora En Fauna
Bijlage 5 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 6 Nota Zienswijzen

Bedrijventerrein `t Heen

Bestemmingsplan - gemeente Katwijk

Vastgesteld op 27-06-2013 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 't Heen' van de gemeente Katwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

1.7 achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 archeologisch waardevol gebied

terrein dat op de archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Katwijk is aangeduid als gebied met hoge archeologische waarde.

1.13 archeologisch verwachtingsgebied

terrein dat in het plan is aangeduid als gebied met middelhoge tot hoge archeologische verwachting.

1.14 balkon

een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een woning behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.

1.15 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.16 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.17 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.19 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.20 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.25 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.26 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage en een schuur, dat al dan niet een functionele eenheid vormt met een hoofdgebouw, en daaraan in bouwkundig opzicht ondergeschikt is.

1.27 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.35 dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 m boven de dakvoet is gelegen.

1.36 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.37 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten

detailhandel die niet zelfstandig is en rechtstreeks voortvloeit uit de hoofdactiviteit die is toegestaan, en ondergeschikt is aan die hoofdactiviteit.

1.40 detailhandel in nevenassortiment

detailhandel in goederen die geen onderdeel uitmaken van het hoofdassortiment dat is toegestaan.

1.41 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's surfplanken en tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. bouwmarkten;
  5. e. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering, en detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's.

1.42 detailhandelsbedrijf

een bedrijf waar als hoofdactiviteit detailhandel plaatsvindt.

1.43 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.44 erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

1.45 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.48 geluidzone - industrie

een zone rond een industrieterrein zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.49 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als hét of één van de belangrijkste bouwwerken valt aan te merken.

1.50 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een onderscheid gemaakt tussen licht, middel en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m g genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Lichte horeca (categorie 1)

  1. a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, coffeeshop, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
  2. b. bedrijfsondersteunende/bedrijfsgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend bedrijventerrein en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de bedrijvenfunctie van dat gebied;
  3. c. restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  4. d. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  5. e. daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;
  6. f. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  7. g. pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie;

middelzware horeca (categorie 2)

  1. h. bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

zware horeca (categorie 3)

  1. i. discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.51 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.52 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.53 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.54 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.55 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.56 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.57 onderkomen

een voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuig, woonboot, ark, caravan en stacaravan, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook een tent.

1.58 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.59 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.60 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel;
  3. c. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein.

1.61 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.62 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.63 prostitutie

seksueel-erotische dienstverlening die, al dan niet zichtbaar vanaf de (openbare) weg, wordt aangeboden.

1.64 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.65 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.66 uitbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een woning bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.

1.67 verbeelding

de digitale kaart met bijbehorende verklaring (NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02) waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.68 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.69 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

1.70 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.71 waterstaatkundige kunstwerken

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.72 webwinkel

een vorm van detailhandel waarbij het showen van de producten en de transactie, volledig online geschiedt. Het ter plaatse afhalen van de gekochte goederen is niet toegestaan.

1.73 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.74 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.

1.75 zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelgrens

de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het maaiveld en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil/maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Ter verduidelijking: indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 5.1 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - laad-, los- en overslagbedrijf': tevens een laad-, los- en overslag bedrijf ten behoeve van de binnenvaart met SBI-code 52242.3;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betonmortelcentrale': tevens een betonmortelcentrale met SBI-code 2363.2;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging voedingsmiddelen': tevens een bedrijf voor vervaardiging van overige voedingsmiddelen met SBI-code 1089;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuiloverslagstation': tevens een vuiloverslagstation met SBI-code 381.C;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': tevens een waterzuiveringsinstallatie met SBI-code 3700.A2;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - visverwerkingsbedrijf': tevens een visverwerkingsbedrijf met SBI-code 102.3;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machine- en apparatenfabriek': tevens een machine- en apparatenfabriek met SBI-code 27.2;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vatenreconditioneringsbedrijf': tevens een vatenreconditioneringsbedrijf met SBI-code 2529.1;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondstoffenfabriek': tevens een organisch chemische grondstoffenfabriek met SBI-code 20141.A0;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autosloperij': tevens een autosloperij met SBI-code 4677.0;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1': tevens detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld in lid 1.41 onder b;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2': tevens detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld in lid 1.41 onder e;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 3': tevens detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld in lid 1.41 onder d;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 4': tevens een showroom in grove bouwmaterialen, keukens, badkamers en sanitair;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 5': tevens:
    1. 1. detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld in lid 1.41 onder d;
    2. 2. ten hoogste één bedrijfsondersteunend horecabedrijf als bedoeld in lid 1.50 onder b met een vloeroppervlakte van ten hoogste 300 m2;
    3. 3. kantoren met een vloeroppervlakte per kantoorunit van ten hoogste 400 m2;
  21. u. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  22. v. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  23. w. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt van motorbrandstoffen met uitzondering van de verkoop van lpg;
  24. x. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
  25. y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 1': tevens een kantoor met een vloeroppervlakte van ten hoogste 1.700 m2;
  26. z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportschool': tevens een sportschool, uitsluitend op de eerste verdieping en met een vloeroppervlakte van ten hoogste 1.350 m2;
  27. aa. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals toegangs- en ontsluitingswegen, laad- en losvoorzieningen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen, energievoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi';
  2. b. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  3. c. per bedrijf wordt ten hoogste 50% van de bruto vloeroppervlakte als niet-zelfstandig kantoorvloeroppervlakte gebruikt, met een maximum van 2.000 m²;
  4. d. bij detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld in lid 3.1 is detailhandel in nevenassortiment niet toegestaan;
  5. e. bij overige bedrijven is detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van ter plaatse vervaardigde artikelen;
    2. 2. er geen sprake is van een naar buiten toe zichtbare uitstraling als winkel en;
    3. 3. de oppervlakte van de fysieke uitstalruimte die gericht is op en/of toegankelijk is voor consumenten maximaal 25 m2 bedraagt.

voor de opslag van goederen geldt dat:

  1. f. opslag van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;
  2. g. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 3 m op onbebouwde gronden niet is toegestaan, met uitzondering van het volgende:
    1. 1. de opslag van zand en grind ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - betonmortelcentrale' en 'specifieke vorm van bedrijf - laad-, los- en overslagbedrijf' is tot een hoogte van 6 m toegestaan;
    2. 2. de opslag van overige goederen met een totale stapelhoogte van niet meer dan 5 m, mits dit als gevolg van een bouwwerk niet zichtbaar is vanaf de openbare ruimte.

voor het parkeren geldt dat:

  1. h. parkeren plaats dient te vinden op het eigen terrein, waarbij parkeren op het dak of in een kelder is toegestaan;

voor duurzame energiebeheer geldt dat:

  1. i. ten behoeve van de opwekking van zonne-energie en/of windenergie het aanbrengen of plaatsen van installaties en/of voorzieningen is toegestaan;
  2. j. warmte-koude opslag in de grond niet is toegestaan;
  3. k. ten behoeve van gebouwisolatie en uit het oogpunt van regenwaterbuffer het aanbrengen van groen op het dak is toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden, kunstwerken en straatmeubilair;
  2. b. geluidswal of –scherm;
  3. c. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening zoals bibliotheken, gezondheidszorg voor zover geen sprake is van een geluidgevoelig opject, jeugd-/kinder-/naschoolse opvang, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, zorg en welzijnsinstelling;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een (boven) lokale functie ontsluiting, ontsluitingswegen, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden;
  2. b. kruisingen, overbruggingen , tunnels en viaducten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. overkappingen zijn niet toegestaan;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 4 m.
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder c. bedraagt de bouwhoogte van oplaadpunten voor elektronische (brom)fietsen 4,5 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  2. b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden;
  2. b. kruisingen, overbruggingen , tunnels en viaducten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren vrachtwagens' tevens voor het parkeren van vrachtwagens;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeers-, groen-, speel-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

7.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  2. b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en de waterberging;
  2. b. waterstaatkundige kunstwerken en voorzieningen;
  3. c. verkeer te water;
  4. d. loswal;
  5. e. infiltratievoorzieningen;
  6. f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de hoogte van waterstaatkundige kunstwerken bedraagt ten hoogste 3 m te rekenen vanaf de bovenkant van het talud;
  3. c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen en onderkomens.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde in lid 8.3 waarbij ligplaatsen voor onderkomens kunnen worden aangewezen voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van (plezier)vaartuigen, mede ten behoeve van beperkte overnachtingsmogelijkheden voor passerende waterrecreanten, mits daardoor de in lid 8.1 genoemde functies niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 9 Leiding - Afvalwater

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Afvalwater' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen - mede bestemd voor:

  1. a. een afvalwatertransportleiding met een diameter van ten hoogste 1500 mm, met daarbij behorende:
    1. 1. veiligheidszones;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een afvalwatertransportleiding.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden, binnen de belemmeringenstrook aan weerszijden van de leidingen, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een afvalwatertransportleiding;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een watertransportleiding bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder a en c, indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Leiding - Effluent

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Effluent' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen - mede bestemd voor:

  1. a. een effluentleiding met een diameter van ten hoogste 1600 mm, met daarbij behorende:
    1. 1. veiligheidszones;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een watertransportleiding.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden, binnen de belemmeringenstrook aan weerszijden van de leidingen, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een watertransportleiding;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een effluentleiding bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder a en c, indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Leiding - Riool

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen - mede bestemd voor:

  1. a. een rioolpersleiding met een diameter van ten hoogste 600 mm, met daarbij behorende:
    1. 1. veiligheidszones;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een watertransportleiding.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden, binnen de belemmeringenstrook aan weerszijden van de leidingen, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een watertransportleiding;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een rioolpersleiding bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder a en c, indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:

  1. a. er sprake is van:
    1. 1. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut, of;
    2. 2. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken waarbij de oppervlakte van de fundering maximaal 100 m² bedraagt, of;
    3. 3. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken, zonder dat er grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m moeten worden uitgevoerd, of
  2. b. uit vooroverleg is gebleken dat op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 12.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad; of
  3. c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  4. d. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  5. e. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/ of
    2. 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, en/ of
    3. 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' van de planverbeelding te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn. Tevens zijn Burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen door op de verbeelding de gronden met de bestemming Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  3. c. technische installaties, mits:
    1. 1. deze bouwdelen indien mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruite en van omwonenden worden geplaatst;
    2. 2. de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

14.2 Overschrijding hoogtematen

De maximale bouwhoogte van gebouwen mag worden overschreden door dakopbouwen, liftopbouwen en technische installaties, met dien verstande dat:

  1. a. de overschrijding ten hoogste 3 m bedraagt
  2. b. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1/3 van de onderliggende bouwlaag met een maximum van 100 m2.

14.3 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  1. a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte- en/of oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming in hoofdstuk 2 en de aanduidingsregels in artikel 15, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan de opgenomen maximummaat die is voorgeschreven, mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan de opgenomen minimummaat die is voorgeschreven, mogen worden aangehouden;
  2. b. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

14.4 Ondergronds bouwen

14.5 Tijdelijke bouwwerken

Voor het plaatsen van één of meer tijdelijke bouwwerken op de bouwplaats voor de duur van bouwwerkzaamheden, gelden de volgende bepalingen, tenzij in de regels anders is opgenomen:

  1. a. het verkeer ondervindt geen onevenredige hinder van het bouwwerk;
  2. b. het bouwwerk legt geen onevenredig beslag op de openbare parkeergelegenheid;
  3. c. de sociale veiligheid wordt niet onevenredig bedreigd door het bouwwerk;
  4. d. er ontstaat geen onevenredige schade aan de openbare groenvoorziening of er wordt een onevenredig beslag gelegd op de openbare groenvoorziening.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

15.1 beeldkwaliteitsgebied - 1

15.2 beeldkwaliteitsgebied - 2

15.3 beeldkwaliteitsgebied - 3

15.4 beeldkwaliteitsgebied - 4

15.5 beeldkwaliteitsgebied - 5

15.6 beeldkwaliteitsgebied - 6

15.7 beeldkwaliteitsgebied - 7

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

16.1 wro-zone - afwijkingsgebied - 1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2 om gebouwen toe te staan met een hoogte van 15 meter ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - afwijkingsgebied - 1', met dien verstande dat in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in bijlage 2 in acht worden genomen.

16.2 wro-zone - afwijkingsgebied - 2

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2 om gebouwen toe te staan met een hoogte van 18 meter op een afstand van 4,75 m van de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - afwijkingsgebied - 2', met dien verstande dat:

  1. a. geen afstand aangehouden hoeft te worden tot de bouwgrens aan de gevelzijde die gekeerd is naar het water van het Uitwateringskanaal en Noordwijkervaart (of Maandagse watering);
  2. b. in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in bijlage 2 in acht worden genomen.

16.3 wro-zone - afwijkingsgebied - 3

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2 om gebouwen toe te staan met een hoogte van 24 meter op een afstand van 9,5 m van de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - afwijkingsgebied - 3', met dien verstande dat:

  1. a. geen afstand aangehouden hoeft te worden tot de bouwgrens aan de gevelzijde die gekeerd is naar het water van het Uitwateringskanaal en Noordwijkervaart (of Maandagse watering);
  1. a. geen afstand aangehouden hoeft te worden tot de bouwgrens aan de gevelzijde die gekeerd is naar de N206;
  2. b. voor de gronden aan de Ambachtsweg 2, alleen gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid indien de bestemming ter plaatse is gewijzigd in Bedrijventerrein;
  3. c. in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in bijlage 2 in acht worden genomen.

16.4 wro-zone - afwijkingsgebied - 4

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 om ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - afwijkingsgebied - 4' bedrijven toe te staan ten behoeve van prostitutie, met dien verstande dat:

  1. a. het geen raam- of straatprostitutie betreft;
  2. b. het geen horecabedrijf betreft, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het prostitutiebedrijf;
  3. c. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
  4. d. de activiteit gelet op de aard en invloed ervan, niet leidt tot een onevenredige aantasting van het karakter van de omgeving met dien verstande dat bij de beoordeling de volgende aspecten worden betrokken:
    1. 1. het voorkomen of beperken van overlast op de omgeving;
    2. 2. de aard van de activiteit, te weten een overwegende avond- of nachtactiviteit;
    3. 3. de openbare orde;
    4. 4. de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    5. 5. het voorkomen of beperken van een verkeersaantrekkende werking;
    6. 6. het voorkomen of beperken van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

17.1 wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' het plan wijzigen naar de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat de bestemming uitsluitend wordt gewijzigd ten behoeve van een verbeterde afwikkeling van het verkeer ter plaatse.

17.2 wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' het plan wijzigen naar de bestemming 'Water', met dien verstande dat de bestemming uitsluitend wordt gewijzigd op verzoek van het Hoogheemraadschap van Rijnland ten behoeve van de verbreding van het Uitwateringskanaal.

17.3 wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' het plan wijzigen om het bouwvlak te vergroten, mits de afstand van gebouwen tot de perceelgrens minimaal 3 m bedraagt;

17.4 wro-zone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' het plan wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein', met dien verstande dat:

  1. a. er uitsluitend bedrijven tot en met categorie 3.2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 12 m bedragen;
  3. c. de gronden ten hoogste voor 80% met gebouwen worden gebouwd;
  4. d. het verwijderen van bestaande parkeervoorzieningen op het vrachtwagenparkeerterrein niet leidt tot onvoldoende parkeergelegenheid;
  5. e. de regelingen ten aanzien van 'beeldkwaliteitsgebied - 4' van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

19.3 Persoonsgebonden overgangsrecht groenstrook

  1. a. in afwijking van het bepaalde in lid 4.1 mag ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' het bestaand gebruik door Goldstream Ovenbouw, gevestigd aan de Snijderstraat 5a, worden voortgezet;
  2. b. het persoonsgebonden overgangsrecht als bedoeld onder a kan niet worden overgedragen aan of overgaan op een andere natuurlijke of rechtspersoon;
  3. c. het persoonsgebonden overgangsrecht is uitsluitend van toepassing op de huidige locatie;
  4. d. het persoonsgebonden overgangsrecht vervalt indien de activiteit voor meer dan een jaar wordt onderbroken.

19.4 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein 't Heen' en NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02.

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Katwijk d.d. 27-06-2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 't Heen en NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bedrijventerrein 't Heen kent zijn oorsprong in de jaren '70 van de vorige eeuw en is daarmee één van de oudste bedrijventerreinen van de regio. In de jaren '80 en '90 is 't Heen ontwikkeld tot het bedrijventerrein zoals het nu is. In de loop der jaren is een ongewenste functiemenging opgetreden en wordt op een aantal plekken niet meer voldaan aan de parkeernormen. Het bedrijventerrein is inmiddels op een aantal plekken verouderd en hier en daar laat de ruimtelijke kwaliteit te wensen over. Essentieel voor het bestaansrecht van 't Heen is een impuls, zodat er een vitaal en toekomstbestendig bedrijventerrein ontstaat.

In de Brede Structuurvisie van de gemeente Katwijk is de revitalisering van 't Heen onderdeel van het sleutelproject Katwijk Noord. Op basis van deze politieke agendering zijn er verschillende visies voor het bedrijventerrein opgesteld. Het bestemmingsplan voor bedrijventerrein 't Heen wordt herzien, omdat het ouder is dan 10 jaar. Bij de herziening worden de wijzigingen opgenomen die voortkomen uit de ruimtelijke visie 'Revitalisering 't Heen' en het daarop gebaseerde beeldkwaliteitskader. Onderhavig bestemmingsplan vormt het juridisch-planologische kader voor de revitalisering van het bedrijventerrein en biedt een actuele regeling ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan, opdat voldaan wordt aan de wettelijke actualiseringsplicht voor bestemmingsplannen.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein 't Heen betreft het bedrijventerrein zoals dat is ingekaderd tussen het Uitwateringskanaal, de provincialeweg N206 en de Noordwijkervaart (ook wel de Maandagse Wetering genoemd). Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan voor 't Heen is het plangebied van onderhavig bestemmingsplan iets vergroot aan de noordzijde van het plan ten behoeve van een kantoorpand aan de Lageweg en om een logische grens te kiezen, waarbij wordt aangesloten op de gewijzigde gemeentelijke grens.

De globale begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0002.png"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

De uitgangspunten van het vigerende bestemmingsplan zijn grotendeels overgenomen in voorliggend bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 't Heen'. Het plan is echter op een aantal belangrijke punten aangevuld en gewijzigd op basis van nieuwe inzichten zoals verwoord in de ruimtelijke visie 'Revitalisering 't Heen'.

Het bestemmingsplan dat voor het overgrote deel vigeert voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 't Heen 1999', vastgesteld door de gemeenteraad van Katwijk op 29 maart 2001. Voor de noordelijke punt vigeert het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Achterweg' van de gemeente Noordwijk, door de gemeenteraad vastgesteld op 24 februari 1998.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 't Heen' bestaat uit een toelichting, de planregels en een digitale verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in hoofdstuk 1, komt in hoofdstuk 2 het beleidskader van de verschillende overheden aan de orde. Vervolgens geeft hoofdstuk 3een beschrijving van de huidige situatie van het gebied.

In hoofdstuk 4 wordt daarna de planopzet beschreven met daarin de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het vigerende plan. Hoofdstuk 5 vormt de onderbouwing van de relvante milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 wordt de juridische regeling van het plan toegelicht. Tot slot worden in hoofdstuk 7 de resultaten van het wettelijk vooroverleg met betrokken diensten, besturen en overheden en de resultaten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure beschreven. Ook wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid beschreven en in dit hoofdstuk bevindt zich de paragraaf met betrekking tot handhaving.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de beleidsonderdelen van verschillende overheden en organen, voor zover het beleid van belang is voor de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van het plangebied. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied.

2.1 Rijksbeleid

Wet ruimtelijke ordening (Wro) / Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (2008)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden. Zowel het rijk, de provincies als de gemeente hebben de bevoegdheid om ruimtelijke plannen op te stellen. Hiervan is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument, welke ook juridisch bindend is.

Als ruimtelijk toetsingskader worden door rijk, provincies en gemeenten structuurvisie's vastgesteld. Het is de bedoeling dat de structuurvisie's op elkaar worden afgestemd en als uitgangspunt gelden voor bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen, inpassingsplannen en omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3 van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Een gemeente kan daar alleen van afwijken indien er een goede motivering voor is. Rijk en provincies kunnen kaders stellen waarbinnen de gemeenten kunnen opereren, met zogenoemde reactieve en proactieve aanwijzingen.

De bestemmingsplanprocedure is in de nieuwe wet teruggebracht van ruim een jaar naar 26 weken. Indien er sprake is van meerdere samenhangende besluiten en plannen is het mogelijk de procedure te vereenvoudigen door middel van een coördinatieregeling.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Wro verder uitgewerkt ten behoeve van de uitvoering. Onder andere bevat het Bro bepalingen over de verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('elektronisch') beschikbaar te stellen. Alle ruimtelijke plannen zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Ook bevat het besluit gedetailleerde bepalingen over de vormgeving en inhoud van ruimtelijke plannen, overgangsrecht voor bestaande gebouwen, bouwwerken of bestaand gebruik, de procedure voor het afhandelen van een planschadeverzoek en bepalingen over het exploitatieplan en subsidieregelingen.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) /Besluit omgevingsrecht (Bor) (2010)

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft ca. 25 regelingen geïntegreerd. Bouw-, milieu-, natuur- en monumenten-vergunningen, zijn opgegaan in één vergunning, de omgevingsvergunning. Burgers en ondernemers krijgen te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld.

Voor de uitvoering van de Wabo zijn regels uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dit besluit is vastgelegd voor welke activiteiten omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd, onder welke voorwaarden en wat de relatie is met het bestemmingsplan. Nieuwe bestemmingsplannen dienen te worden afgestemd op de bepalingen en terminologie in Wabo en Bor.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Deze beschrijft in welke infrastructuurprojecten het kabinet de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Ook is aandacht besteed aan leefomgeving, milieu en natuur, voorzover het nationale belangen betreft. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

In de Structuurvisie en de daaraan gekoppelde Visie Erfgoed en Ruimte (Kiezen voor karakter) wordt Katwijk genoemd als 'Strook Atlantikwall' met als kenmerken:

  • herbouwde vissersplaats met gesloten bebouwing;
  • familiebadplaats aan boulevard;
  • individuele en kleinschalige bebouwing in traditionele en sobere bouwstijl.

MvB algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Met het opstellen van onderhavig bestemmingsplan is het Barro als uitgangspunt genomen.

2.2 Provinciaal Beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010)

Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Samen met inwoners en betrokken partijen wil de provincie het toekomstbeeld van Zuid-Holland invullen. De nieuwe Structuurvisie is in de plaats gekomen van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Op 2 juli 2010 heeft Provinciale Staten de structuurvisie definitief vastgesteld. Jaarlijks wordt de visie op onderdelen geactualiseerd.

Provinciale verordening Ruimte (2010)

In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. In de verordening is onder andere vastgelegd dat er in principe geen verstedelijking buiten bebouwingscontouren (geen nieuwe vestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies) mag plaatsvinden. Alleen onder bepaalde voorwaarden kunnen bebouwingscontouren worden aangepast.

Het bedrijventerrein 't Heen heeft een provinciaal belang vanwege de oppervlakte van het terrein en de mogelijkheid voor bedrijven met een hoge milieucategorie om zich er te vestigen. Voor het bedrijventerrein heeft de provincie in de verordening enkele uitgangspunten geformuleerd, welke op onderstaand figuur zijn weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0004.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0005.png"

Figuur 2.2 Uitsnede verbeelding behorend bij Provinciale Verordening Ruimte, thema economie

Bedrijfswoningen en hoogste milieucategorie

Het bedrijventerrein 't Heen is door de provincie aangewezen als bedrijventerrein waar bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk gemaakt moeten worden. Het bedrijventerrein is op basis van de omgeving ingedeeld in gebieden waarvoor verschillende milieucategorieën geschikt worden geacht. De hoogst toelaatbare milieucategorie is een categorie 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in het midden van het bedrijventerrein. Gevoelige bestemmingen leveren beperkingen op voor de gebruiksmogelijkheden van bedrijfskavels. Mede om deze reden worden bedrijfswoningen bij bedrijven uitgesloten. In onderhavig bestemmingsplan zijn enkel de bedrijfswoningen opgenomen welke legaal aanwezig waren op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Detailhandel in volumineuze goederen

De gemeente voorziet langs de zuidzijde van de Ambachtsweg een concentratiegebied voor detailhandel in volumineuze goederen. Deze vorm van detailhandel is weliswaar toegestaan binnen de provinciale Verordening Ruimte, maar daarnaast is ook bepaald dat detailhandelsontwikkelingen van een bepaalde omvang niet zonder meer toegestaan kunnen worden.

Het direct toestaan van detailhandel in volumineuze goederen is zodoende in strijd met de Verordening Ruimte. Om die reden is langs de zuidzijde van de Ambachtsweg een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarin de voorwaarden van de provincie vertaald zijn. Overigens zijn bestaande vestigingen wel direct bestemd door middel van maatwerk. Dit geldt eveneens voor bestaande vestigingen buiten de betreffende zone.

Kantoren

Nieuwe kantoorontwikkeling dient zoveel mogelijk plaats te vinden in de (hoog)stedelijke centra en bij hoogwaardig openbaar vervoer. Het gaat hierbij om de stations en haltes van het Zuidvleugelnet (rail) die binnen 10 minuten bereikbaar zijn te voet of met hoogfrequente bus- en tramverbindingen. Op het bedrijventerrein 't Heen worden in beginsel geen nieuwe kantoren toegestaan, met uitzondering van kleinschalige kantoren of kantoren gerelateerd aan de bedrijfsvoering.

Bebouwingscontour

Om het stedelijk netwerk te versterken hanteert de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Daarnaast kan de open ruimte buiten de stedelijke gebieden worden behouden voor landbouw, natuur en recreatie. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de verplichting uit het ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ('AMvB Ruimte') om het bundelingsbeleid van verstedelijking vorm te geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0007.png"

Figuur 2.3 Uitsnede uit de Actuele bebouwingscontouren kaart (2012)

Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten vereist een in onderlinge samenhang optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied en tegelijk nieuwe bebouwing daarbuiten. Het bedrijventerrein 't Heen valt binnen de bebouwingscontour en krijgt middels onderhavig bestemmingsplan de mogelijkheid om te intensiveren opdat er optimale benutting van het bedrijventerrein plaatsvindt. Voor het overgrote deel van het plangebied is het bebouwingspercentage gesteld op 80 van het bouwvlak en geldt er een minimale bouwhoogte van 6 m.

Provinciale Structuurvisie en Verordening - Actualisering 2011

Provinciale Staten hebben op 29 februari 2012 de Actualisering 2011 Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid blijven ongewijzigd. De belangrijkste wijzigingen gaan over de volgende onderwerpen:

  • verbeterde kwaliteitskaart (effectiever sturen op kwaliteit);
  • kantorenbouw (beperking aantal nieuwe kantorenlocaties):
  • woningbouw (inspelen op ontwikkelingen woningmarkt):
  • glastuinbouw (nieuwe locaties in Binnenmaas en Nieuwkoop, glas-voor-glasregeling, SER-ladder):
  • bodemenergie (efficiënt gebruik ondergrond):
  • gemeentelijke verzoeken (beperkte aanpassing bebouwingscontouren en functies).

Daarnaast zijn er technische correcties doorgevoerd voor de volgende onderwerpen:

  • compensatiebeginsel natuur, recreatie en landschap;
  • ecologische Hoofdstructuur en landgoedbiotoop;
  • regionale waterkeringen in Rijnland en Rivierenland.

Provinciale Structuurvisie en Verordening - Actualisering 2012

De Actualisering 2012 is op 30 januari 2013 door Provinciale Staten vastgesteld. In deze actualisering zijn de hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid ongewijzigd gebleven. De meest relevante wijzigingen gaan over de volgende onderwerpen:

  • verantwoordelijkheidsverdeling op het gebied van archeologie;
  • ruimtebehoefte bedrijventerreinen;
  • detailhandel (beperken nieuwe winkellocaties, optimaliseren beperkt aantal bestaande winkelcentra, restrictieve beleid bij vestiging van detailhandel buiten de centra, SER-ladder);
  • fysieke veiligheid (goed onderbouwde risicoverantwoording);
  • groen (kwaliteitsimpuls groengebieden, verbeteren recreatieve netwerk, concentreren recreatieve voorzieningen, verruimen kleinschalige recreatieve bebouwing, incidenteel grootschalige recreatieve bebouwing, prioritaire nieuwe natuur);
  • ontheffingsmogelijkheden (naar aanleiding van Spoedwet Wro: nieuwe algemene ontheffing en nieuwe afwijkingsmogelijkheden voor maatwerk, grootschalige recreatieve bebouwing, schuilgelegenheid voor vee en hobbystal en woningen in lintbebouwing op een bedrijventerrein, loslaten maximum aantal woningen bij gebiedsgerichte toepassing van ruimte-voor-ruimte);
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde (onderzoeksplicht voor Limes bij verwachte archeologische waarden en beschermingsplicht bij bekende archeologische waarden, naar aanleiding van de nieuwe Barro);
  • primaire en provinciale waterkeringen (andere formulering van tekst in aansluiting bij de regeling in het Barro);
  • ladder voor duurzame verstedelijking (algemeen uitgangspunt voor bestemmingsplannen - wordt al toegepast bij wonen, bedrijven, kantoren en glastuinbouw en is nu verruimd met detailhandel en andere voorzieningen);
  • vaarwegen (in acht nemen van vrijwaringszone en een oeverstrook langs de provinciale vaarwegen).

2.3 Regionaal Beleid

Regionale StructuurVisie 2020 (2009)

Op 24 juni 2009 is de Regionale StructuurVisie 2020 (RSV) door Holland Rijnland vastgesteld. De RSV verankert de intergemeentelijke afspraken in een ruimtelijke vertaling naar 2020 met een doorkijk naar 2030. De deelnemende gemeenten, waaronder Katwijk, werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven.

Met de visie worden de volgende kerndoelen nagestreefd:

  • Holland Rijnland is een top woonregio;
  • Leiden vervult een regionale centrumfunctie;
  • concentratie stedelijke ontwikkeling;
  • 'Groenblauwe kwaliteit' staat centraal;
  • De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open;
  • Kennis en Greenport;
  • verbetering van de regionale bereikbaarheid.

Ten aanzien van de bedrijvigheid geldt voor de regio dat er niet als vanzelfsprekend ruimte gemaakt wordt. Om echter toch een economisch vitale regio te kunnen blijven creëert Holland Rijnland ruimte voor bedrijvigheid waarbij als eerste speerpunt wordt ingezet op herstructurering. Het bedrijventerrein 't Heen in Katwijk is één van de herstructureringsopgaven.

Kantorenstrategie Holland Rijnland (2012)

Op 31 oktober 2012 heeft de regio Holland Rijnland de kantorenstrategie vastgesteld. Nederland heeft een fors overschot aan kantoormeters en een steeds groter deel van de niet in gebruik zijnde panden staat langdurig leeg zonder perspectief op een nieuwe gebruiker. Regionale samenwerking is daarbij van bijzonder groot belang. Holland Rijnland wil met deze regionale kantorenstrategie ruimte bieden aan de ontwikkeling van duurzame kantoren op locaties met goede voorzieningen, die met openbaar vervoer en/of met de auto goed bereikbaar zijn.

Binnen Holland Rijnland zijn drie categorieën van kantorenlocaties te onderscheiden:

  1. 1. duurzame kantoorlocaties: werkgelegenheidsgroei en de daarbij horende groen van het aantal m2 kantoren is op deze locaties gewenst;
  2. 2. niet-duurzame kantoorlocaties: deze locaties zijn binnen de huidige en toekomstige markt niet meer geschikt voor kantoren;
  3. 3. W4-locatie: binnen Holland Rijnland heeft de snelweglocatie aan de A4 een aparte status. De verschillende deellocaties van W4 worden geoptimaliseerd door in het multifunctionele programma het aandeel van niet-kantoorfuncties te vergroten.

De samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland maken afspraken met betrekking tot:

  • planreductie: het aanbod van kantoren te verminderen; duidelijke profielen kantorenlocaties ontwikkelen; uitgifteprotocol SER-ladder; onderscheid lokale en regionale vraag; tegengaan verkantorisering op bedrijventerreinen.
  • renovatie: eigenaren te helpen met de renovatie van verouderd vastgoed op duurzame kantoorlocaties.
  • transformatie: transformatie op locaties zonder toekomstwaarde voor kantoren te stimuleren; verouderde kantorenlocaties in kaart brengen; instellen ambtelijke projectgroep Transformatie.

De problematiek van leegstand in Holland Rijnland ligt bij de regionale vraag. De vastgoedvraag naar kantoren is als lokaal te bestempelen als het bruto vloer oppervlak minder dan 2.500 m2 bedraagt. De lokale vraag valt volledig binnen de autonomie van de gemeente waar de vraag zich manifesteert.

Waterbeheerplan (2010)

Het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland, geldig voor de periode 2010-2015, is vastgesteld door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen.

Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. De verandering van het klimaat zal naar verwachting leiden tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing.

Watertoets

Een zogenaamde "watertoets", uitgevoerd door de waterbeheerder het Hoogheemraadschap van Rijnland, is gewenst bij de opstelling van de bestemmingsplannen. De watertoets vormt een bindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen.

Keur (2009) en Beleidsregels (2009)

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (duinen, dijken e.d.), watergangen en andere waterstaatswerken.

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een vergunning worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Keurvergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Bepalingen van de Keur en de Beleidsregels horen niet in bestemmingsplan te worden vertaald, om dubbele regelgeving te voorkomen.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Bestemmingsplan Bedrijventerrein 't Heen 1999 (2001)

Het bedrijventerrein 't Heen vormt in de ruimtelijke structuur van Katwijk een duidelijk begrensde eenheid. Er zijn in de loop der jaren verschillende visies en nota's geschreven waarin beleidsuitgangspunten ten aanzien van het bedrijventerrein zijn verwoord. In het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 't Heen 1999' zijn de actuele uitgangspunten van dat moment vastgelegd. Een aantal van deze uitgangspunten is nog steeds van toepassing op het plangebied en zijn overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Denk hierbij aan de reserveringsstrook grenzend aan het Uitwateringskanaal waar in de toekomst het Uitwateringskanaal verbreed kan worden, het prostitutiebeleid, maar ook in de basis de uitgangspunten ten aanzien van de detailhandel zoals vastgelegd in de detailhandelsvisie. Het voorliggend bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 't Heen' is hoofdzakelijk consoliderend van aard, maar aangevuld op basis van nieuwe inzichten zoals verwoord in de ruimtelijke visie 'Revitalisering 't Heen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0008.png"

Figuur 2.4 Plankaart van 'Bedrijventerrein 't Heen 1999'

Brede structuurvisie Verdiept Katwijk (2007)

Het samenvoegen van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg heeft geresulteerd in de Brede Structuurvisie Katwijk 2007-2020. Het vormt een nieuw regiedocument, dat de gemeente in staat stelt de aanwezige kansen en kwaliteiten te vertalen in concrete acties. In de Brede Structuurvisie wordt ten aanzien van een aantal aspecten de visie uiteengezet. Middels een zogenaamd mozaïek van ruimtelijke segmenten wordt invulling gegeven aan mogelijkheden voor de aanwezige kansen en kwaliteiten. Er is onder meer aandacht voor wonen, werken en voorzieningen.

De Brede Structuurvisie Verdiept is op 15 april 2010 als structuurvisie onder de Wro vastgesteld. Hiermee is de BSV grondexploitatieproof gemaakt. Ook zijn kleine wijzigingen aangebracht als gevolg van voortschrijdend inzicht.

In de Brede Structuurvisie (BSV) is de revitalisering van 't Heen onderdeel van het sleutelproject Katwijk Noord. 't Heen zal een vitaal en toekomstbestendig bedrijventerrein moeten worden. In de BSV worden drie oplossingsrichtingen benoemd om de revitalisering tot een succes te maken:

  1. 1. herstructureren van het bestaande openbaar gebied;
  2. 2. planologisch mogelijk maken dat bedrijven bedrijfskavels intensiever kunnen gebruiken;
  3. 3. eventueel aankopen overhoeken en deze vervolgens uitgeven als nieuwe bedrijfskavels.

Om de daadwerkelijke uitvoering van de revitalisering van 't Heen inzichtelijk te maken zijn er verschillende visies tot stand gekomen. De voorstellen en de streefbeelden in de visies voor 't Heen zijn verschillend van aard en mate van uitwerking en uitvoerbaarheid. Derhalve zijn deze visies getoetst op haalbaarheid en bruikbaarheid en zijn de bevindingen uit de voorgaande nota's, deelstudies en de wensen van de participerende partijen tot één nieuwe ruimtelijke visie samengevoegd. Deze ruimtelijke visie 'Revitalisering 't Heen' vormt het uitgangspunt voor de ontwikkeling van 't Heen en is eveneens het uitgangspunt voor onderhavig bestemmingsplan.

Revitalisering 't Heen (2012)

Doel van de visie 'Revitalisering 't Heen' is om zowel voor de langere termijn (2040) als voor de korte termijn (2015) een samenhangende ruimtelijke visie te presenteren om het bedrijventerrein 't Heen van nieuw elan te voorzien. Op korte termijn moet een aantal nijpende problemen worden aangepakt. Om dit niet steeds met ad hoc oplossingen ingrepen te doen, is er behoefte aan een langere termijnvisie. Hierin staat ook een groot aantal ingrepen die wenselijk zijn, maar niet uitvoerbaar op de korte termijn.

Ruimtelijke visie 2040

De ruimtelijke visie 2040 geeft het ambitieniveau op lange termijn aan. Het doel op langere termijn is om het bedrijventerrein weer een duidelijke uitstraling te geven, vitaal te maken en weerbaar te worden tegen veranderingen in de tijd.

De opzet van de ruimtelijke visie 2040 is geënt op de volgende strategische kernpunten:

  1. 1. Versterk de ruimtelijke structuur:
    1. a. gezoneerde menging van bedrijven;
    2. b. versterken verkeersstructuur;
    3. c. versterken groenstructuur.
  2. 2. Vergroot de ruimtelijke herkenbaarheid:
    1. a. versterk uniformiteit in hoofdlijnen;
    2. b. maak diversiteit mogelijk in perifere detailhandel;
  3. 3. vergroot de visuele relatie met de omgeving;
    1. a. accentueer met bebouwing de relatie met de N206;
    2. b. accentueer de entree;
    3. c. versterk de visuele aantrekkelijkheid van de oevers van het Uitwateringskanaal;
    4. d. versterk de ruimtelijke samenhang met Marina Rijnsburg;
    5. e. versterk de huidige kwaliteit aan bedrijvigheid;
    6. f. creëer een duidelijk gebied en transparante gevelwanden met detailhandelsbedrijven.

Deze strategische kernpunten komen voort uit de belangrijkste onderdelen van de analyse, de probleemstelling, overleggen met ondernemers, de uitgangspunten en randvoorwaarden en de gekozen strategie. Het is de kapstok van de visie die tot de revitalisering van het bedrijventerrein moet leiden. Voor een toelichting op bovenstaande strategische kernpunten wordt verwezen naar de visie 'Revitalisering 't Heen'.

Detailhandelsvisie Katwijk (2012)

De gemeente Katwijk heeft de Detailhandelsvisie Katwijk op 27 september 2012 vastgesteld. De detailhandelsvisie geeft inzicht in het functioneren van de huidige detailhandel en formuleert een positionering voor de komende 10 jaar met daarbij passende strategieën en acties om deze positionering op termijn te bereiken. In de detailhandelsvisie is ervoor gekozen om een structuur na te streven met een beperkt aantal duurzame wijkwinkelcentra. Het beleid is erop gericht om deze wijkwinkelcentra te ontwikkelen en te versterken.

Winkels mogen zich in principe alleen in winkelgebieden vestigen. Voor de traditionele PDV-branches zijn er ruimtelijk-relevante redenen (aard en omvang van de artikelen) die vestiging buiten de reguliere winkelgebieden rechtvaardigen.

Om de winkelstructuur niet te ondermijnen, is op het bedrijventerrein geen reguliere detailhandel toegestaan. Een detailhandelsvorm die daarentegen specifiek op het bedrijventerrein wordt toegestaan, is detailhandel in volumineuze goederen. Het gaat daarbij om winkels die gelet op hun omvang en aanbod niet passen in de reguliere winkelgebieden. Hiervoor wordt op het bedrijventerrein de ruimte geboden aan de zuidkant langs met name de Ambachtsweg. Daarnaast is bij bedrijven een ondergeschikte vorm van detailhandel toegestaan die direct is verbonden aan het bedrijfstype.

Masterplan 'Vizier op de rivier' (2010)

Voor het sleutelproject Katwijk langs de Rijn is een masterplan 'Vizier op de rivier' opgesteld waarin de ambities uit de Brede Structuurvisie zijn vertaald naar meer specifieke uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling. In het Masterplan worden de verschillende deelgebieden en bijbehorende sferen langs het water en de ambities voor de toekomst beschreven. Deze ambities richten zich op een betere beleving van de Rijn en haar oevers door:

  • het versterken van de hechtdraden zoals de realisatie van aanlegplaatsen, vis- en kanosteigers, fietsverbindingen e.d.;
  • de ontwikkeling van ontmoetingsplekken langs het water in de vorm van openbaar groen, horeca;
  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door transformatie van bedrijfsterreinen naar gemengde gebieden.

Bedrijventerrein 't Heen valt in het masterplan in de deelgebieden 'naar zee' en 'illusielandschap'. Voor het deelgebied 'naar zee' ligt de focus onder andere op de toekomstige verbreding van het uitwateringskanaal. Voor 'illussielandschap' geldt voor 't Heen dat in de toekomst meer aandacht moet zijn voor de verschijning naar de waterzijde en verbijzondering van de bruggen.

Beleidsnota Monumentenzorg (2006)

Tientallen eeuwen van ontginnen, bouwen, wonen en werken hebben Zuid-Holland gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Kerken, boerderijlinten, bollenschuren, dorpsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen hiervan. Deze cultuurhistorische waarden zijn van grote betekenis voor onze leefomgeving. Daarom willen rijk, provincie maar ook de Gemeente Katwijk deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het rijk doet dat door de Modernisering van de Monumentenwet, waarbij het eerste speerpunt is: 'cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening'. Inmiddels is het aangepaste Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden, wat betekent dat er in het bestemmingsplan een beschrijving moet komen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening wordt gehouden. Ook de provincie wil cultuurhistorie betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en heeft daarom het erfgoed van Zuid-Holland in kaart gebracht, middels de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en de Regioprofielen Cultuurhistorie. De cultuurhistorische waarden bestaan uit historische stedenbouw, historische bouwkunst, historisch landschap en archeologie.

Welstandsnota Katwijk (2012)

Op 26 april 2012 heeft de raad de Welstandsnota Katwijk 2012 vastgesteld. De gemeentelijke Welstandsnota geeft inzicht in de regels die gelden ten aanzien van de toetsing op eisen van welstand. De Welstandsnota geeft een typering van de bebouwing in bestaande wijken (gebiedsindeling) en hoe hiermee in het kader van de toetsing door de welstandscommissie wordt omgegaan (welstandsniveau).

Initiatiefnemers van een bouwplan kunnen daarmee vóór het indienen van het daadwerkelijke bouwplan inzicht krijgen in de beoordelingscriteria die gelden voor het betreffende gebied. Doel van het welstandsbeleid van de gemeente Katwijk is het bieden van heldere en eenvoudige procedures met objectieve beoordelingscriteria. De relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria is als volgt. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Bestemmingsplanregels prevaleren dus boven welstandscriteria. De architectonische vormgeving, uitstraling van bouwwerken en inpassing in de gebouwde omgeving, vallen echter buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de Welstandsnota geregeld.

Beeldkwaliteitsplan Revitalisering 't Heen (2013)

Voor het bedrijventerrein 't Heen zijn naast een ruimtelijke visie eveneens richtlijnen opgesteld voor de beeldkwaliteit. Nieuwbouwen en verbouwen op het bedrijventerrein hebben een eigen toetsing- en inspiratiekader. Het beeldkwaliteitsplan geeft een indicatie van het gewenste uitstralingsniveau van het bedrijventerrein per deelgebied. De deelgebieden zijn aangegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan. De voorschriften uit het beeldkwaliteitsplan zijn waar mogelijk vertaald in een juridische regeling.

Integraal Verkeers- en Vervoersplan (2009)

Het Integraal Verkeers- en Vervoersplan Katwijk (IVVP) is op 29 januari 2009 vastgesteld en biedt een samenhangende visie op het verkeer en het vervoer in de gemeente Katwijk. Het IVVP stelt de voorwaarden waarbinnen de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkeling van de gemeente wordt gefaciliteerd en biedt oplossingsrichtingen waarmee de negatieve effecten van het verkeer kunnen worden voorkomen.

De acht kernpunten van het IVVP zijn:

  1. 1. creëren van een randwegenstructuur;
  2. 2. aanleggen van hoogwaardig openbaar vervoer, inclusief ondersteunend busnet;
  3. 3. verbeteren van (langzaam) verkeersverbindingen tussen de kernen;
  4. 4. voorzien in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen;
  5. 5. verkeersveilig inrichten van de verblijfsgebieden;
  6. 6. waar nodig eerst infrastructuur aanleggen, dan pas bouwen;
  7. 7. beperken van verkeersgerelateerde milieuhinder;
  8. 8. het IVVP is het beleids- en afwegingskader voor het toekomstige verkeersbeleid in Katwijk.

De robuuste randwegenstructuur is voor Katwijk van essentieel belang om de dreigende onbalans tussen bereikbaarheid, leefklimaat en economisch klimaat te kunnen voorkomen. Aan de ring wordt een aantal functies toegekend:

  • de ring als voorwaarde om uitbreidings- en verdichtingslocaties met elkaar te verbinden en aan te sluiten op het provinciale- en rijkswegennet;
  • de ring als loper; als binnenring, niet als harde buitengrens;
  • de ring als kernkwaliteit; de ring zorgt voor ontplooiingskansen voor de oude kernen;
  • de ring bundelt en verdeelt en smeedt de oude dorpskernen en nieuwe toevoegingen samen.

De beoogde randwegenstructuur bestaat uit twee ringen, die in elkaar haken. De hoofdring vormt een robuuste structuur die de verschillende stedelijke gebieden van Katwijk 'aan elkaar rijgt' en verbindt met het rijkswegennet (A44). De tweede ring is de subring. De subring is opgebouwd uit bestaande wegen. Realisatie van de randwegenstructuur heeft tot gevolg dat de lokale wegen in de verschillende kernen aanzienlijk minder verkeer gaan verwerken.

Een andere manier om het autoverkeer op de lokale wegen terug te dringen is het verschuiven van de modal split in het voordeel van het fietsverkeer. De fiets is een milieuvriendelijk voertuig en neemt ook minder ruimte in dan de auto. Voor de fiets is een apart uitvoeringsplan opgesteld.

Fietsrouteplan

Eén van de hoofddoelen van het IVVP is om meer automobilisten op de fiets te krijgen. Daarom is in het IVVP opgenomen dat er sterk wordt ingezet op verbetering van het fietsklimaat. Het Uitvoeringsplan Fiets (juli 2011) concretiseert het fietsbeleid in het IVVP naar maatregelen. Hieronder de onderdelen die in het Uitvoeringsplan Fiets aan de orde komen:

  • optimaliseren van bestaande fietsverbindingen;
  • realiseren van extra fietsverbindingen;
  • realiseren van twee fietssnelwegen van de kust naar Leiden;
  • verbeteren verkeers- en sociale veiligheid;
  • verbeteren comfort;
  • uitbreiden en verbeteren stallingsvoorzieningen;
  • verbeteren bewegwijzering;
  • promotie van fietsgebruik.

Binnen Bedrijventerrein 't Heen loopt een belangrijke fietsverbinding die is opgenomen in het IVVP en wordt nog gezocht naar de mogelijkheid voor het toevoegen van een snelfietsroute. Optimalisering van deze fietsverbinding heeft vanuit het revitaliseringsplan de aandacht.

Parkeerbeleidsnota 2009-2018 (2009)

Op het gebied van parkeren stelt de Brede Structuurvisie Katwijk (BSV) dat er voorzien moet worden in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen. Het gedeelte verkeer uit de BSV is verder uitgewerkt in het Integraal Verkeers- en Vervoersplan. Daaruit is het Parkeerbeleid 'Stilstaan bij parkeren' weer een verdere uitwerking. "Stilstaan bij parkeren" is op 29 januari 2009 door de raad vastgesteld. Hierin is opgenomen dat er in bestaande woongebieden, met een hoge parkeerdruk, samen met bewoners oplossingen gezocht zullen worden om de parkeerdruk te verminderen. Daarnaast is opgenomen wat de parkeernorm is bij nieuwbouw, uit- en inbreidingsplannen en functieveranderingen. Het Parkeernormenbeleid Katwijk (januari 2010) is een nadere uitwerking op het gebied van de parkeernormering en hoe met de parkeerbehoefte om te gaan in ruimtelijke plannen. Dit is op 2 februari 2010 door het college vastgesteld en vanaf 26 februari 2010 van kracht. Voor parkeren is niet alleen van belang dat er voldoende parkeerplaatsen zijn, maar ook dat de parkeerplaatsen goed te gebruiken zijn. Het parkeernormenbeleid gaat daarom over:

  • de parkeernorm (bovengrens van de CROW-richtlijn publicatie 182, 3e gewijzigde druk en een uitzonderingscategorie) voor verschillende voorzieningen (wonen, winkels, scholen enzovoorts);
  • hoeveel parkeerplaatsen openbaar moeten zijn;
  • wat de centrumgebieden qua parkeerbehoefte zijn;
  • mogelijkheden van dubbelgebruik;
  • hoe om te gaan met de verschillende soorten parkeervoorzieningen (garages, opritten openbare parkeerplaatsen);
  • eisen waaraan parkeervoorzieningen moeten voldoen;
  • hoe hier in bouwplannen mee om te gaan (zowel nieuwe als bestaande) en
  • hoe hier in bestaande gebieden mee om te gaan.

Het parkeernormenbeleid is uitgangspunt op het gebied van parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestemmingsplannen en bouwplannen.

Archeologisch beleidsplan (2007)

Volgens de Gewijzigde Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het verplicht om in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling de mogelijk aanwezige archeologische waarden mee te wegen. Doelstelling daarbij is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Indien planontwikkelingen bodemverstoringen tot gevolg hebben en daarbij archeologische waarden in het geding kunnen komen is men tegenwoordig verplicht om archeologisch onderzoek te laten verrichten. De kosten voor eventueel verplicht archeologisch onderzoek komen ten laste van de initiatiefnemer voor de verstoringen.

In de Beleidsnota Archeologie gemeente Katwijk 'nieuwe aandacht voor oude zaken is het gemeentelijke beleid vastgelegd, volgend op de uitvoering van het Verdrag van Malta (1992, vaststelling in Nederland in 2006) en de gewijzigde Monumentenwet 1988 (Wet op de archeologische monumentenzorg) die sinds 1 september 2007 van kracht is. Deze wet verplicht de gemeente om archeologische waarden binnen bestemmingsplannen, en bij bodemverstoringen in het kader van bouw-, aanleg- en sloopactiviteiten, mee te wegen en indien archeologische waarden aanwezig zijn deze conform de Archeologische Monumentenzorg veilig te stellen.

Op 16oktober 2007 heeft de gemeenteraad van Katwijk ingestemd met de Beleidsnota Archeologie voor de Gemeente Katwijk. Met de Beleidsnota Archeologie is ook de Gemeentelijke Archeologische Verwachting- en Beleidsadvieskaart vastgesteld. Deze kaart dient als basis voor het gemeentelijke archeologiebeleid. Daarnaast is in de beleidsnota opgenomen dat er regels in gemeentelijke bestemmingsplannen moeten worden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden binnen de Gemeente Katwijk.

Archeologische verwachtingskaart

Over het algemeen worden de archeologische verwachtingskaarten van het rijk en de provincie gebruikt om te kijken of er bij de ontwikkeling van een bepaald gebied archeologie te verwachten is. Deze kaarten zijn echter veelal niet precies genoeg en daarom heeft de gemeente Katwijk een eigen, meer gedetailleerdere archeologische verwachtingskaart laten opstellen. Gebleken is dat binnen de gemeente Katwijk namelijk een gemiddeld hoge archeologische verwachting bestaat. Om de omgang daarmee in goede banen te leiden is het nodig om over een beleidsinstrument zoals een eigen verwachtingskaart te beschikken. Deze kaart en de aanwezigheid van een eigen gemeentelijk archeologiebeleid maken bovendien dat de gemeente nu zeggenschap heeft over haar eigen bodemarchief. Ze heeft namelijk met dit beleid de garantie afgegeven dat in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling archeologische belangen worden meegewogen, dit is sinds kort een landelijk wettelijke plicht. De wijze waarop archeologische belangen worden getoetst, is vastgelegd in een archeologisch protocol, zoals opgenomen in de beleidsnota, en in voorwaarden voor bestemmingsplannen en bouwvergunningen. Het gevolg is wel dat elke inwoner van de gemeente Katwijk in het vervolg met archeologisch onderzoek in aanraking kan komen. Toetsing op de aanwezigheid van archeologische waarden is immers een standaard onderdeel geworden van de vergunningsprocedures.

Indien ontwikkelaars of individuele inwoners van de gemeente Katwijk van plan zijn om een omgevingsvergunning aan te gaan vragen kunnen deze zelf vooraf al bekijken of ze daarbij rekening moeten houden met archeologische verwachtingen en een onderzoeksplicht. De hier volgende termen komen ook terug in het archeologisch protocol en de bestemmingsplanregels.

Op de verwachtingskaart en in het beleid wordt onderscheid gemaakt in drie typen archeologische gebieden:

  1. 1. Archeologische Monumenten

Er bestaan twee typen archeologische monumenten: 'beschermde monumenten' en 'monumenten'. Het Rijk behartigt de belangen omtrent de 'beschermde' archeologische monumenten, zijnde rijksmonumenten. Met betrekking tot terreinen die archeologische rijksmonument zijn, moet voor werkzaamheden en activiteiten die bodemverstoringen tot gevolg kunnen hebben een monumentenvergunning worden aangevraagd. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed verstrekt deze monumentenvergunningen. Het streven is deze gebieden vrij van bebouwing te laten en ze anders in te richten, bijvoorbeeld in de vorm van een park.

Archeologische monumenten zijn terreinen waarvan de archeologische waarde al duidelijk is geworden aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek. Officieel zijn terreinen met een archeologische monumentenstatus niet beschermd, maar dat wil slechts zeggen dat er geen monumentenvergunning vereist is. De provincie bewaakt deze terreinen door ze uit te roepen als attentiegebied of ze te beschermen binnen de besluitvormingprocedures in het kader van de ruimtelijke ordening. Het liefst ziet de provincie deze terreinen behouden, bijvoorbeeld door te eisen dat in het geval van bebouwing een bouwmethode wordt gebruikt waarbij geen bodemverstoringen plaatsvinden. In sommige gevallen mag een deel van een archeologisch terrein met monumentale status worden opgegraven, maar alleen onder strenge kwaliteitseisen en onderzoeksvoorwaarden.

  1. 2. Archeologisch Waardevol Gebied (WR – A)

Archeologisch waardevolle gebieden zijn gebieden waarvan de archeologische waarde vastgesteld is aan de hand van archeologisch onderzoek, meestal zijn dit de archeologische monumenten waar de provincie zeggenschap over heeft. Ook zijn de historische dorpskernen van Katwijk, Valkenburg en Rijnsburg archeologisch waardevol gebied. Voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen bestaat voor de archeologisch waardevolle gebieden geen vrijstellingsnorm. Indien er sprake is van voorgenomen verstoringen van de bodem is het verplicht vooraf archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Pas na overlegging van een rapport van archeologisch onderzoek aan het bevoegd gezag, provincie of gemeente, kan een vergunning worden afgegeven.

  1. 3. Archeologisch Verwachtingsgebied (WR – AV)

Archeologische verwachtingsgebieden zijn gebieden waarvan nog geen bepaling van archeologische waarden bestaat. Daar is dus nog niet eerder archeologisch onderzoek verricht. Wel kan op basis van de geologische geschiedenis van deze gebieden een voorspelling worden gedaan over de mate van verwachting op aanwezige archeologische sporen. Deze verwachting is uitgedrukt in lage-, middelmatige- en hoge archeologische verwachting. In het geval van een lage archeologische verwachting kan geen archeologisch onderzoek voorafgaande aan de afgifte van een vergunning worden verplicht. Ten aanzien van de gebieden met een middelmatige tot hoge archeologische verwachting is dit echter wel het geval. Het soort archeologisch onderzoek kan per gebied verschillen. Deze verschillen hangen samen met de geologische eigenschappen van het gebied en de te verwachten aard van de archeologie. Net als voor gebieden met een lage archeologische verwachting, bestaat voor bodemverstorende activiteiten met een totale gebiedsomvang kleiner dan 100 m2 een vrijstelling. Archeologisch onderzoek is dan geen vereiste, dit ongeacht de mate van archeologische verwachting.

Meldingsplicht bij onverwachte archeologische vondsten

Indien er tijdens graafwerkzaamheden, ongeacht de locatie en de omvang, onverwachte archeologische resten worden aangetroffen, blijft in alle gevallen nog altijd een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan. In het geval het bijzondere vondsten betreft, kan de gemeentelijke archeoloog deze dan namelijk nog laten opgraven met behulp van een noodopgraving of bergen voordat ze worden afgevoerd met het stort.

Wanneer moet ik archeologisch onderzoek laten uitvoeren?

Een verplichting op archeologisch onderzoek geldt voor alle bodemingrepen binnen gebieden die staan beschreven als 'archeologisch waardevol gebied'. Ook geldt de plicht op archeologisch onderzoek binnen alle gebieden met een middelmatige tot hoge archeologische verwachting maar alleen indien de bodemingreep groter is dan 100 m2. Aan de diepte van de bodemingreep zijn eveneens specifieke vrijstellingsnormen verbonden.

Wanneer is archeologisch onderzoek niet verplicht?

Er bestaat geen verplichting op archeologisch onderzoek in gebieden waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. Indien er sprake is van een middelmatige of hoge archeologische verwachting en de bodemingreep is kleiner dan 100 m2 vervalt eveneens de plicht op archeologisch onderzoek. Indien aantoonbaar (!) is dat al eerder bodemverstoringen hebben plaatsgevonden die dieper reiken dan de bodemverstoringen die zijn voorgenomen dan is archeologisch onderzoek eveneens niet langer verplicht.

Hierbij moet wel worden opgelet dat ook het onderheien van bouwconstructies onder bodemverstoringen valt. In het geval van heiwerkzaamheden wordt de ondergrond tot op vele meters diepte verstoord en zal dus archeologisch onderzoek plaats moeten vinden indien die plicht bestaat. Ook bij het aanleggen van leidingen en kabels kan de bodem soms tot op grote diepte verstoord worden, ook daar moet rekening mee worden gehouden.

Duurzaamheidsprofiel Katwijk (2008)

Op 12 augustus heeft de raad het Duurzaamheidsprofiel Katwijk vastgesteld. De gemeente geeft een overkoepelende visie op hoe zij zich wil ontwikkelen op het gebied van duurzaamheid de komende jaren. Katwijk wil vanuit haar traditie en identiteit de samenleving duurzaam inrichten waarbij het voor huidige en toekomstige inwoners en bezoekers aangenaam en goed wonen, werken en leven is, en zal daartoe waar nodig vernieuwend handelen.

Het aspect duurzaamheid komt met name naar voren in het lokale milieubeleid. In nieuwe planvorming wordt de duurzaamheid meegewogen. Een duurzaamheidstoets draagt aan deze functie bij. De gemeente zal zich richten op duurzaam inrichten en bouwen, duurzaam wijkbeheer en leefomgeving, sociale duurzaamheid en duurzaam handelen. Kaders daarbij zijn de volgende:

  • het beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS) is van toepassing op elke ruimtelijke opdracht in de gebouwde omgeving vanaf 10 woningen en/of één hectare grondoppervlak of 5000 m2 bedrijvigheid.
  • in de Regionale DuBoPlus-Richtlijn 2008-2012 is een beperkt aantal basismaatregelen opgenomen, aangevuld met een prestatie-eis die, voor zover hoger dan wettelijk vereist, vrijwillig is. Deze richtlijn wordt meegenomen als onderdeel in het milieuadvies bij ruimtelijke plannen en toetsing.
  • het Klimaatprogramma 2008-2012 bevat kaders voor energieprestaties bij gebouwen en geldt zowel voor nieuwbouw als bestaande bouw. De doelstelling van het programma is het minimaliseren van de energievraag en het duurzaam opwekken en/of inkopen van de resterende energievraag (energieneutraal). Vanwege de grote overlap in inhoud (energie) en doelgroepen is het klimaatprogramma in het RBDS en de DuBoPlus-richtlijn geïntegreerd.
  • het Politiekeurmerk Veilig Wonen voor nieuwbouw voorziet in de verbetering van de sociale veiligheid.

Geluidbeleidsplan (2009)

De gemeente Katwijk heeft op 18 augustus 2009 de nota Geluidbeleid vastgesteld. Daarin zijn ook kaders opgenomen voor het vaststellen van hogere grenswaarden. Ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, moeten voldoen aan de Wet geluidhinder. In de wet is als uitgangspunt opgenomen dat de geluidsbelasting van een geluidgevoelig object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Ruimtelijke plannen worden eerst uitvoerig onderzocht op mogelijke maatregelen om het geluidsniveau te beheersen, zodat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. De hogere waarde procedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het gevraagde geluidsniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.

Objectieve criteria om tot een afgewogen ontheffingsbesluit te komen zijn opgenomen in bovengenoemde nota.

Waterplan Katwijk (2008)

De gemeente Katwijk en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben gezamenlijk het Waterplan Katwijk opgesteld. De gemeente Katwijk heeft het plan op 18 december 2008 vastgesteld en het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het op 11 februari 2009 vastgesteld.

Het doel van het waterplan is het samen realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschap op een duurzame waterhuishouding in de gemeente. De planperiode is gesteld op 2009 tot 2019 met een doorkijk naar 2027. Thema's die aan de orde komen zijn onder andere het verbeteren van de waterkwaliteit en het voorkomen van (grond)wateroverlast, maar ook het benutten van kansen voor de beleving van het water, ecologie en waterrecreatie.

Uitvoeringsplan Economie (2011)

Het economisch beleidsplan Katwijk is in 2010 vastgesteld. Vanwege onder andere de gewijzigde economische omstandigheden is het economisch beleidsplan uitgewerkt in het uitvoeringsplan economie. Het uitvoeringsplan economie is in december 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In het uitvoeringsplan economie zijn de ambities en speerpunten geformuleerd ten aanzien van het economisch beleid. Aan de speerpunten zijn prestaties gekoppeld. Er zijn de volgende speerpunten genoemd:

  • Verbreden economische structuur;
  • Glastuinbouw;
  • Toerisme en Recreatie;
  • Gemeentelijke dienstverlening;
  • Detailhandel;
  • Bereikbaarheid.

Deze speerpunten vormen de pijlers voor de toekomstige economische ontwikkeling van de gemeente Katwijk.

De meest relevante prestaties zijn:

  • Opstellen van een actieprogramma starters. Mogelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld: het (laten) ontwikkelen van bedrijfsverzamelgebouwen of het stimuleren van werken aan/vanuit huis;
  • Opstellen van een detailhandelsvisie.

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (2011)

In de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken en de Waterwet is de zorgplicht van de gemeente uitgebreid met zorg voor het hemelwater en grondwater. Uiterlijk in 2012 moet iedere gemeente in Nederland een verbreed gemeentelijk rioleringsplan hebben vastgesteld, met daarin opgenomen de beleidskeuzes ten aanzien van de zorgplichten afvalwater, hemelwater en grondwater. In maart 2011 is voor Katwijk het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 vastgesteld.

In het VGRP zijn maatregelen opgenomen waarmee wordt gezorgd dat het rioolstelsel goed blijft functioneren, zodat de volksgezondheid en ook natuur en milieu op een duurzame wijze worden beschermd.

Groenbeleidsplan 2009-2019 (2009)

Het groenbeleid richt zich op het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving, nu en in de toekomst. Het Groenbeleidsplan geeft de beleidskaders aan voor het groen en de groenstructuren in de gemeente voor de komende 10 tot 15 jaar. Het geeft daarnaast uitgangspunten en randvoorwaarden voor het groenbeheer. De meest in het oog springende veranderingen die het Groenbeleidsplan voorstelt, zijn:

  • het creëren van meer samenhang tussen de verschillende kernen van de gemeente door verbindende groene (hoofd)structuren.
  • het aandacht besteden aan de parken in de gemeente. Geef de parken meer cachet. Een naar buiten gerichte groenstructuur is een belangrijke methode om de parken meer te laten opvallen.
  • ecologische waarde van gemeente Katwijk verhogen door het omringende landschap en de waardevolle natuur naar binnen te trekken. Ervoor zorgen dat de omringende natuur aansluit op het binnenstedelijke groen.
  • het aanbrengen van groenaccenten, waarmee de identiteit van de verschillende kernen wordt vormgegeven en waardoor de gemeente meer kleur en fleur krijgt.

Voor dit bestemmingsplan zijn daarbij specifiek de volgende twee punten van belang:

  • de groene zone langs de N206 maakt onderdeel uit van de 'groene hoofdstructuur', zoals die in de VORK wordt aangegeven. Het groenbeleidsplan noemt dit groen: 'ecologische verbinding'. Met het vastleggen van de groenbestemming wordt het behoud van deze ecologische verbinding gewaarborgd.
  • het groenbeleidsplan kenschets de Maandagse Wetering als ecologische verbinding. In de Visie Openbare Ruimte Katwijk, waarvan het beleidsplan een uitwerking is, wordt de Maandagse Wetering benoemd als "blauwe hoofdstructuur".

Bomenbeleidsplan 2011-2025 (2011)

Het totale beleid voor bomen is vastgelegd in het bomenbeleidsplan, het bomenbeheerplan en het bomenwerkplan. Het bomenbeleid dient er toe om een goed functionerend bomenbestand duurzaam te kunnen behouden. In het Bomenbeleidsplan 2011-2025, vastgesteld in 2011, is aangegeven welke beplantingen, bomenrijen en solitaire bomen van belang zijn voor de beeldkwaliteit in de gemeente Katwijk en op welke wijze de ontwikkeling en instandhouding hiervan wordt nagestreefd.

Binnen het revitaliseringsplan voor 't Heen is ook aandacht voor de op 't Heen aanwezige bomenstructuur, die onderdeel uitmaakt van het belangrijke binnenstedelijke groen. De boomstructuur langs de Ambachtsweg en Lageweg maakt onderdeel uit van de "hoofdgroenstructuur bomen". In het plangebied bevinden zich geen individuele bomen die zijn opgenomen in de waardevolle bomenlijst 2011.

Evenementenbeleid 2012-2016 (2012)

Op 15 mei 2012 is door burgemeester en wethouders de nieuwe nota Evenementenbeleid 2012-2016 vastgesteld. De basis wordt gevormd door regels die betrekking hebben op reguliere (alle) evenementen. Aan de andere kant bestaan er Traditionele Volksfeesten met een ruimer regime. Daar waar nodig is in het beleid aangegeven wat de mogelijkheden zijn per locatie. Daarbij is rekening gehouden met openbare orde, veiligheidsaspecten, milieuaspecten en overlast naar omwonenden. Ook in de vergunningverlening op grond van de APV worden deze aspecten meegewogen.
Om de collectieve festiviteiten en volksfeesten mogelijk te maken zullen deze evenementen ook op grond van de bestemming mogelijk moeten zijn gemaakt.

Hoofdstuk 3 Huidige Situatie

3.1 Korte Historische Schets

Het bedrijventerrein 't Heen kent zijn oorsprong in de jaren '70 van de vorige eeuw en is daarmee één van de oudste bedrijventerreinen van Nederland. In de jaren '80 en '90 is het 't Heen ontwikkeld tot het bedrijventerrein zoals het nu is. '

´t Heen is een uniek bedrijventerrein in de regio Holland-Rijnland. Het terrein kent een omvang van ongeveer 68 hectare netto en 90 hectare bruto oppervlak. Op het bedrijventerrein zijn ongeveer 3300 mensen werkzaam, dat is 23% van de werkgelegenheid in het dorp. De mogelijkheid voor bedrijven met een Hoge Milieu Categorie (HMC) om zich op 't Heen te vestigen maakt het een nog unieker terrein. Dit wordt nog eens benadrukt door het feit dat de revitalisering van 't Heen een pilotproject is vanuit de provincie in het kader van de herstructurering van bedrijventerreinen. Verder zijn de ligging en de goede bereikbaarheid over water en weg bijzonder te noemen.

Bedrijventerrein 't Heen is een bedrijventerrein met name gericht op maakindustrie. Deze bevindt zich vooral in het noordelijke gedeelte van het bedrijventerrein. Verder is er ruimte voor een grote verscheidenheid aan bedrijvigheid, die min of meer verspreid is over het bedrijventerrein. Er is een concentratie van verschillende soortige bedrijven ten zuiden van de Ambachtsweg. Hier bevinden zich veel verschillende typen bedrijven zich kris-kras door elkaar.

3.2 Stedenbouwkundige Opzet

Het bedrijventerrein heeft een heldere structuur. Aan de buitenzijden wordt het door 'harde' infrastructurele grenzen ingekaderd. Op het terrein zorgt de orthogonale wegenstructuur voor een raster van rechthoekige vlakken, die zijn ingevuld door allerlei typen bedrijven. De hoofdroute door het bedrijventerrein bestaat uit de Ambachtsweg en de Lageweg. Deze route is ruimtelijk te herkennen als hoofdroute door onder andere de breedte van het profiel, de begeleiding door een vrijliggend fietspad en de begeleiding van groen. Op een aantal plekken is de route echter minder te herkennen door de kruising met andere straten, het ontbreken van een eenduidige inrichting van de openbare ruimte, onduidelijke parkeersituaties en groeninrichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0010.png"
harde grenzen langs de buitenkant orthogonale wegenstructuur
Figuur 3.1 Stedenbouwkundige opzet

Het bedrijventerrein wordt grotendeels visueel afgeschermd van omliggende gebieden door twee duidelijk herkenbare groenstructuren met forse bomen aan de randen langs het Uitwateringskanaal en de N206. Langs de N206 bevinden zich op een aantal plekken doorzichten naar het bedrijventerrein. In de noordoost hoek van het bedrijventerrein is de rioolwaterzuiveringinstallatie (RWZI) duidelijk omkaderd door een groene buffer van bomen en struiken. Op 't Heen zelf wordt vooral de hoofdroute Ambachtsweg/Lageweg aan beide zijden begeleid door bomen en bodembedekkers. In een aantal bedrijfsstraten, vooral de Nijverheidsstraat, de Taanderstraat en de Blekerstraat, wordt de weg ook begeleid door bomen.

Groen, bomen en water

Het groenbeleidsplan kenschets de Noordwijkervaart als ecologische verbinding. In de Visie Openbare Ruimte Katwijk, waarvan het beleidsplan een uitwerking is, wordt de Noordwijkervaart benoemd als "blauwe hoofdstructuur". De waarde als ecologische verbinding van het groen komt voornamelijk voort vanuit de ligging aan het water; de zogenaamde "blauwe hoofdstructuur", die doorloopt naar het buitengebied. De Noordwijkervaart is de grens van de voormalige gemeenten Rijnsburg en Katwijk en alleen al vanwege de ligging een verbindende schakel tussen de kernen. De groenbestemming in het bestemmingsplan 't Heen sluit fysiek aan op het groen van het (voormalig Rijnsburgs) sportcomplex "Middelmors" aan de overzijde van het water. "Middelmors" wordt in het groenbeleidsplan Katwijk 2009-2019 niet als onderdeel van de hoofdgroenstructuur gezien, maar het sportcomplex bevat op zichzelf voldoende groene elementen (onder meer een voormalige vuilstort) die ecologische waarde of potentie bevatten.

Het belangrijke binnenstedelijk groen bestaat in Katwijk voornamelijk uit boomstructuren. Die boomstructuren worden niet op de verbeeldingen als zodanig bestemd. Ook op de verbeelding van 't Heen wordt dit binnenstedelijk groen niet apart weergegeven. Op 't Heen bevindt deze "hoofdgroenstructuur bomen" zich langs de Ambachtsweg en de Lageweg. Het 'Groen' bestemde gebied langs de Maandagse Watering wordt verbonden met deze hoofdgroenstructuur via (de volgens het Beeldkwaliteitsplan 't Heen te realiseren) boomstructuren langs de Lijnbaanstraat en de Weverstraat. De wenselijk aansluiting: natuur buiten de stad binnenstedelijk groen, wordt zodoende bereikt.

3.3 Functionele Opzet

Wonen en bevolking

Het bedrijventerrein kent geen burgerwoningen, om zodoende bedrijven van zo´n hoog mogelijk milieucategorie te kunnen huisvesten.
Wel zijn er diverse bedrijfswoningen op het terrein aanwezig, waar alleen gewoon mag worden voor zover dit verbonden is aan de op het perceel aanwezige bedrijfsvoering. De bestaande bedrijfswoningen blijven toegestaan, maar vanuit het provinciaal beleidskader worden geen nieuwe bedrijfswoningen meer toegestaan.

Bedrijvigheid en Detailhandel

De orthogonale wegenstructuur leidt tot rechtlijnige bedrijfsvlakken. Deze worden opgevuld door bedrijven uit verschillende branches, met verschillende werkzaamheden, van verschillende grootten en met uiteenlopende milieucategorieën.

Grofweg is er wel enige clustering naar bedrijfsgrootte op 't Heen te herkennen. In het noordelijke deel zijn wat meer grootschalige bedrijven gevestigd. In het midden- en zuidelijk deel zijn over het algemeen middelgrootte tot kleinschalige bedrijven te vinden.

Langs de Ambachtsweg is er een clustering van verschillende detailhandelzaken in volumineuze goederen, met een wat grotere concentratie aan de zuidzijde.

Maatschappelijk

Bij de entree van het bedrijventerrein aan de Ambachtsweg ligt het verenigingsgebouw van de muziekvereniging DVS. Het perceel heeft overeenkomstig de huidige functie een maatschappelijke bestemming.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan betreft een reguliere herziening, waarin de uitgangspunten van de visie revitalisering 't Heen zijn meegenomen. De wijzigingen in bouwmogelijkheid of bestemming die zijn opgenomen betreffen wijzigingen die al mogelijk zijn gemaakt met vrijstellingen of omgevingsvergunningen, wijzigingen ten gevolge van een andere manier van bestemmen of wijzigingen die voortvloeien uit de visie Revitalisering 't Heen of het daaruit voortvloeiende beeldkwaliteitsplan. Het bestemmingsplan maakt daarmee geen concrete nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar geeft ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan een breder kader waarin toekomstige ontwikkelingen tot stand kunnen komen.

4.2 Wijzigingen Ten Opzichte Van Het Bestemmingsplan

Er zijn geen concrete toekomstige ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het plangebied. Wel maakt het bestemmingsplan enkele gewenste ontwikkelingen in het nieuwe bestemmingsplan direct mogelijk. Deze ontwikkelingen komen onder andere voort uit het revitaliseringsplan en het daarbij horende beeldkwaliteitsplan.

4.2.1 Beeldkwaliteitsplan

Als onderdeel van de ruimtelijke visie 'Revitalisering 't Heen' is een beeldkwaliteitsplan voor het bedrijventerrein vastgesteld. Het beeldkwaliteitsplan geeft een indicatie van het gewenste uitstralingsniveau van het bedrijventerrein per deelgebied (zie figuur 4.1). Het beeldkwaliteitsplan is op 31 januari 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Katwijk. De deelgebieden zijn weergegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan. De voorschriften uit het beeldkwaliteitsplan zijn waar mogelijk vertaald in een juridische regeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0011.jpg"

Figuur 4.1 Indeling beeldkwaliteitsgebieden

Er is voor zeven verschillende beeldkwaliteitsgebieden gekozen, omdat het op een aantal plekken wenselijk is om hoge kwaliteitseisen te stellen en op andere locaties juist niet. De randen van het bedrijventerrein langs het Uitwateringskanaal en de N206 zijn potentiële zichtlocaties en dienen in de toekomst de blikvangers van het bedrijventerrein te worden, daarom is het wenselijk om hier relatief hoge ruimtelijke eisen aan ontwikkelingen te stellen. Verder dient de hoofdroute Ambachtsweg en Lageweg een goede uitstraling te hebben met representatieve gebouwen met open gevels (etalages) ter plaatse van de volumineuze detailhandel. De overige beeldkwaliteitsgebieden met bedrijven zijn op de huidige ruimtelijke situatie afgestemd en de ruimtelijke ambitie die voor deze gebieden is uitgesproken. Zo zijn de ruimtelijke eisen in het roze gedeelte afgestemd op grootschalige bedrijfsgebouwen en functies van deze gebouwen, terwijl het paarse gedeelte meer is aangewezen als zone waar verschillende kleine bedrijfjes zich kunnen huisvesten zonder al te veel ruimtelijke eisen.

Beeldkwaliteitsgebied 1 - Beeldkwaliteit Ambachtsweg en perifere detailhandel

Dit betreft globaal de Ambachtsweg en heeft tot doel om een representatieve, etalerende uitstraling naar het openbaar gebied te realiseren. Dit is onder andere vertaald in de regels doordat 80% van de voorgevelrooilijn gebouwd dient te worden, minimaal 65% van het perceel bebouwd moet worden en er geen opslag op de voorerven mogelijk is.

Beeldkwaliteitsgebied 2 - Beeldkwaliteit Lageweg

Dit betreft globaal de Lageweg en heeft tot doel een representatieve uitstraling te geven aan de hoofdroute van het bedrijventerrein. Dit is onder andere vertaald in de regels doordat 80% van de voorgevelrooilijn gebouwd dient te worden, minimaal 60% van het perceel bebouwd moet worden, hekwerken achter of op de voorgevelrooilijn gesitueerd dienen te worden en buitenopslag in het zicht van de openbare weg niet is toegestaan.

Beeldkwaliteitsgebied 3 - Beeldkwaliteit Uitwateringskanaal

Dit betreft globaal de bebouwingsstrook langs het Uitwateringskanaal en heeft tot doel de achterkanten met buitenopslag langs het water te transformeren naar het visitekaartje van 't Heen vanaf de overzijde van het water. Dit is vertaald in de regels doordat 80% van de voorgevelrooilijn bebouwt dient te worden, minimaal 50% van het perceel bebouwd moet worden en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn zijn niet toegestaan.

Beeldkwaliteitsgebied 4 - Beeldkwaliteit zichtlocaties N206

Dit betreft globaal de zichtlocaties vanaf de N206 en heeft tot doel om op een aantal goed zichtbare plekken vanaf de N206 markante en hoogwaardige gebouwen te realiseren om het bedrijventerrein een betere uitstraling te geven en daarmee het imago van 't Heen te verhogen. Dit is o.a. vertaald in de regels doordat deze bebouwing minimaal 9 meter hoog dient te zijn, het gebouw voor 80% op de voorgevelrooilijn gebouwd dient te worden, minimaal 50% van het perceel moet bebouwd worden, buitenopslag zichtbaar vanaf de N206 is niet toegestaan en zijn er voor de voorgevelrooilijn geen erfafscheidingen toegestaan.

Beeldkwaliteitsgebied 5 - Beeldkwaliteit gemengde bedrijvigheid

Dit betreft globaal de binnen gebieden langs de bedrijfsstraten. Het heeft tot doel om in een gebied met een grote diversiteit aan type en soorten bedrijven een samenhang te creëren in de bebouwing. Door eenheid in het gebied te realiseren met eenduidige bouwvormen, bouwmassa's, bebouwingshoogten, oriëntaties en door gevelrooilijnen op elkaar af te stemmen, kan er ondanks de verscheidenheid aan architectuur een eenheid ontstaan. Dit is o.a. vertaald in de regels doordat 80% van de voorgevelrooilijn bebouwt dient te worden en bij kleinere bebouwing met veel buitenopslag het gehele gebouw op de voorgevelrooilijn staat, minimaal 50% van het perceel bebouwd moet worden, hekwerken voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en hier het uitgangspunt is dat opslag vanuit veiligheids- en beeldkwaleitsredenen aan het zicht vanaf de openbare weg onttrokken worden.

Beeldkwaliteitsgebied 6 - Beeldkwaliteit grootschalige bedrijfsgebouwen

Dit betreft globaal het noordwestelijke gedeelte van het bedrijventerrein en kenmerkt zich door de grootschaligheid van de bedrijfsgebouwen. Het heeft tot doel om de schaal en functie van de bedrijven te reduceren en door schaal verkleinende vormgeving en materiaalgebruik de gevels een menselijke schaal te geven. Dit is onder andere vertaald in de regels doordat de bebouwing zoveel mogelijk op de gevelrooilijn ligt, 50% tot 80% van het perceel bebouwd moet worden, hekwerken voor de gevelrooilijn maximaal 1 meter dienen te worden en op de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn en buitenopslag zoveel mogelijk uit het zicht vanaf de openbare weg gesitueerd moet worden.

Beeldkwaliteitsgebied 7 - Beeldkwaliteit bedrijfszone

Dit betreft globaal de meest oostelijke strook van het bedrijventerrein en kenmerkt zich door de diversiteit aan type en soorten bedrijven net als in beeldkwaliteitsgebied 5. Dit gebied heeft echter meer tot doel om meer vrijheid te geven aan ondernemers, waarbij de uitstraling van het bedrijfsgebouw niet het belangrijkste is. Dit is onder andere vertaald in de regels doordat 80% van de voorgevelrooilijn bebouwt dient te worden en bij kleinere bebouwing met veel buitenopslag het gehele gebouw aan de voorgevelrooilijn dient te staan, minimaal 40% van het perceel bebouwd dient te worden, hekwerken voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter dienen te worden en het uitgangspunt is dat opslag vanuit veiligheidsredenen bij voorkeur aan het zicht vanaf de openbare weg worden onttrokken.

4.2.2 Bedrijfscategorieeën

De meeste bestaande bedrijven met een hoge milieucategorie liggen thans langs de rand. Dit is de plek waar de bedrijven de grootste hinder kunnen geven op de omliggende woongebieden en niet of nauwelijks uitbreidingsmogelijkheden hebben. Om milieuhinder voor omliggende gebieden zoveel mogelijk te beperken en de bedrijven zoveel mogelijk uitbreidingsruimte te bieden, is het wenselijk dat HMC-bedrijven in de toekomst niet meer langs de randen worden gehuisvest. In het midden van het bedrijventerrein waar de overlast op gevoelige functies het minst is en derhalve de groeiruimte het grootst, worden HMC-bedrijven bij recht toegestaan.

Op basis van de milieuzonering kunnen plaatselijk hogere bedrijfscategorieën worden opgenomen dan in het huidige plan. In het middengebied laten we rechtstreeks bedrijven van categorie 5.1 toe in plaats van via een afwijkingsprocedure. Dit betreft in feite een verfijning van de indeling van de bedrijfscategorieën. De voormalige categorie 5 is in de huidige Staat van bedrijfsactiviteiten opgedeeld in categorie 5.1 en 5.2. Door deze nieuwe indeling is een bedrijf in de categorie 5.1 rechtstreeks toelaatbaar in het middengebied.

4.2.3 Detailhandel

Detailhandel in volumineuze goederen

Vanuit het revitaliseringsplan is gebleken dat het gewenst is het winkelaanbod in volumineuze goederen, woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra zoveel mogelijk te concentreren. Het directe combinatiebezoek tussen aanbieders is naar verwachting enigszins beperkt, maar voor de herkenbaarheid en uitstraling van het aanbod is het gewenst om ruimtelijke samenhang te creëren.

Daarnaast is het verstandig om op een bedrijventerrein onderscheid te maken tussen publieksaantrekkende functies en overige bedrijfsfuncties en deze functies niet teveel te mengen. Op de verbeelding is aan de zuidzijde een zone opgenomen waar middels een afwijkingsbevoegdheid detailhandel in volumineuze goederen kan worden uitgebreid, mits is aangetoonde dat dit passend is volgens het provinciaal en gemeentelijk beleid. Bestaande detailhandelsbedrijven, ook die buiten het gewenste concentratiegebied, zijn voorzien van een aanduiding opdat de bestaande activiteiten kunnen worden voortgezet.

Nevenassortiment bij detailhandel in volumineuze goederen

Gelet op de provinciale verordening is de verkoop van nevenassortiment bij detailhandel in volumineuze goederen niet direct toegestaan. Om die reden is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, waarmee onder voorwaarden detailhandel in nevenassortiment toegestaan kan worden.

Ondergeschikte detailhandel bij bedrijven

Naast detailhandel in volumineuze goederen wordt ook bij overige bedrijven detailhandel mogelijk gemaakt, zij het als ondergeschikte detailhandel die gerelateerd is aan de bedrijfsactiviteit. Deze vorm van detailhandel is direct toegestaan, maar dient wel aan enkele voorwaarden te voldoen. Deze zijn in de bestemmingsregels opgenomen.

4.2.4 Vrijstelling kantoor

Aan de Lageweg 44 is in 2010 een vrijstelling afgegeven voor de vestiging van een kantoorpand met een vloeroppervlak van 1.700 m2. Dit betreft een zichtlocatie aan de rand van het bedrijventerrein. Gezien de vrijstelling en de uitgangspunten van het revitaliseringsplan en het daaruit voortkomende beeldkwaliteitsregime voor dit gebied, is op deze locatie naast de bedrijfsbestemming ook een kantooraanduiding opgenomen.

4.2.5 Sportschool

Voor de Ambachtsweg 7 is tussentijds een vergunning verleend voor een sportschool. Deze is hier ruimtelijk voorstelbaar omdat in Katwijk al op enkele bedrijventerreinen sportscholen zijn toegelaten. Bedrijventerrein 't Heen is een gezoneerd bedrijventerrein, waarbij de lichtere bedrijvigheid zich met name bevindt aan de zuidwestkant van de Ambachtsweg. De Ambachtsweg is echter ook de enige locatie in Katwijk voor vestigingen van detailhandel in volumineuze goederen. Vanuit de visie op 't Heen dient de Ambachtsweg hier zoveel mogelijk vrij voor te blijven. Door de vestiging van de sportschool op de verdieping, kan nog steeds detailhandel in volumineuze goederen gevestigd worden op de begane grond. Het parkeren voldoet aan de norm zoals deze gesteld is in het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 't Heen 1999'.

4.2.6 Webwinkels en detailhandel

In de detailhandelsvisie is opgenomen dat webwinkels binnen de gemeente onder voorwaarden toelaatbaar zijn. In de detailhandelsvisie worden vier verschillende vormen van webwinkels te onderscheiden: winkels, bedrijven, kantoren en woningen.

  • winkels: internetverkoop vindt plaats vanuit of in combinatie met een fysieke uitstalruimte die gericht is op en/of toegankelijk is voor. Op 't Heen betekent dit dat deze vorm slechts daar gewenst is waar detailhandel (in volumineuze goederen) of ondergeschikte detailhandel is toegestaan.
  • opslag/logistieke ruimte: internetverkoop vindt plaats vanuit of in combinatie met opslag en/of logistiek, waarbij geen sprake is van een fysieke uitstalruimte. Deze vorm van internetverkoop is alleen toegestaan in panden met een passende bedrijfsbestemming. Dit geldt in principe voor alle bedrijven vanaf categorie 2 en 3 en is daarom op vrijwel geheel 't Heen toegestaan.
  • kantoren: internetverkoop vindt plaats zonder opslag en/of logistiek ter plaatse en er is geen sprake van een fysieke uitstalruimte, maar er is wel sprake van een bedrijfsactiviteit met (meerdere) ter plaatse werkzame personen. Deze vorm van internetverkoop is toegestaan in panden met een passende kantorenbestemming of in geval van bedrijventerrein 't Heen daar waar binnen een bedrijf deels ook een kantoordeel is gerealiseerd.
  • woningen/overig: internetverkoop vindt plaats met beperkte opslag en/of logistiek ter plaatse, er is geen sprake van een fysieke uitstalruimte en er is geen sprake van een bedrijfsactiviteit met ter plaatse werkzame personen. In geval van BT 't Heen is geen sprake van overige bestemmingen of woonbestemmingen, maar wel van bedrijfswoningen.

4.3 Toekomstige Ontwikkelingen

Daar waar wijzigingen voor de toekomst wel gewenst zijn, maar nog niet direct mogelijk, zijn in het bestemmingsplan al wel bepalingen opgenomen waarmee wordt aangegeven dat deze wijzigingen onder voorwaarden gewenst zijn.

Een deel van deze mogelijkheden wordt in het bestemmingsplan niet direct mogelijk gemaakt, maar via een afwijkingsbevoegdheid of een wijzigingsbevoegdheid.

4.3.1 Wijzigingsbevoegdheid

Wijzigingsbevoegdheden Verkeer

Vanuit het revitaliseringsplan is wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in de toekomst een betere verkeersafwikkeling mogelijk te maken aan de zuidzijde van 't Heen, parallel aan het Uitwateringskanaal. Hiermee kan een verbinding worden gemaakt tussen de Rijnlandkade en de Zeilmakersstraat.

Wijzigingsbevoegdheden Water

Net als in het oude bestemmingsplan voor 't Heen is in het nieuwe bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de gronden gelegen aan het Uitwateringskanaal kunnen worden gewijzigd ten behoeve van de verbreding van het Uitwateringskanaal.

Wijzigingsbevoegdheden Bouwvlak

Wanneer dit nodig is kan plaatselijk binnen het bestemmingsplan het bouwvlak worden vergroot. Voorwaarde blijft echter dat een afstand tot de perceelgrens 3 m blijft bedragen.

Wijzigingsbevoegdheid voor nieuwe bedrijfsgronden

Hoewel maatschappelijke functies in het algemeen niet thuishoren op een bedrijventerrein is al sinds jaar en dag een muziekvereniging gevestigd op de hoek bij de toegangsweg naar het bedrijventerrein. Het perceel is overeenkomstig de huidige functie bestemd. Indien de vereniging zich op een andere locatie vestigt, is het wenselijk om het perceel te bestemmen in aansluiting op het bedrijventerrein. Gezien de locatie bij de toegangsweg naar het bedrijventerrein, kan een beeldbepalend pand op het perceel een extra impuls geven aan de aantrekkelijkheid van het bedrijventerrein als geheel. Middels een wijzigingsbevoegdheid kan het bevoegd gezag de bestemming wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Bedrijventerrein'.

Ook voor het vrachtwagenparkeerterrein is een zelfde wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voor deze locatie is het overigens wel een voorwaarde dat bij omzetting van de gronden naar bedrijfsgronden, er elders in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

4.3.2 Afwijkingsbevoegdheid

Afwijken van de bouwregels

Net als in het vigerende bestemmingsplan is het in het nieuwe bestemmingsplan mogelijk om af te wijken van de maximale bouwhoogten en plaatselijk hoger te bouwen. Deze afwijkingsbevoegdheden zijn overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Het betreft 3 verschillende afwijkingsmogelijkheden:

  • een afwijking om gebouwen toe te staan met een hoogte van 15 meter;
  • een afwijking om gebouwen toe te staan met een hoogte van 18 meter;
  • een afwijking om gebouwen toe te staan met een hoogte van 24 meter

In de bijbehorende afwijkingsbevoegdheid in de regels zijn per ontheffing nadere voorwaarden opgenomen.

Afwijkingsregeling voor prostitutie overgenomen

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om prostitutie binnen de gemeentegrenzen zoveel mogelijk te weren in gebieden met centrum- en woonfuncties, horeca- en uitgaansgelegenheden. Echter is het niet mogelijk om prostitutiebedrijven geheel uit te sluiten. Voor het bedrijventerrein 't Heen was een vrijstellingszone opgenomen in het bestemmingsplan uit 2001. In voorliggend bestemmingsplan is wederom een afwijkingsregeling opgenomen voor de vestiging van één prostitutiebedrijf binnen het daarvoor aangegeven gebied.

4.3.3 Groen

Naast de hoofdgroenstructuur langs de N206 en de Noordwijkervaart, lag in het vigerende bestemmingsplan langs de noordzijde van de Ambachtsweg tussen de Heerenweg en de Lageweg en langs de westzijde van de Lageweg tussen de Ambachtsweg en de Bleekerstraat een groenbestemming.

De bestemming "Groen" is hier in het nieuwe bestemmingsplan vervallen. Binnen de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" is namelijk nog steeds het realiseren van groen mogelijk, maar het laten vervallen van de groenbestemming geeft ook met het oog op de revitalisering van 't Heen meer vrijheid voor het (her)inrichten van de openbare ruimte en de voorterreinen van de aangelegen bedrijven. Het openbaar gebied is immers in handen van de gemeente Katwijk. Een voldoende groene inrichting van dit deel van het binnenstedelijk groen / de "hoofdgroenstructuur bomen" is hiermee voldoende gewaarborgd.

Ten behoeve van het bedrijf aan de Nijverheidstraat 2 is de parkeerplaats op eigen terrein enkele jaren geleden uitgebreid. In het bestemmingsplan is dit vertaald door de bestemming Bedrijventerrein iets te vergroten ten koste van de bestemming Groen.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

De wijziging of uitbreiding van een bedrijventerrein met een omvang van 75 hectare of meer is mer-beoordelingsplichtig. Dit blijkt uit onderdeel D 11.3 van de bijlage bij het Besluit m.e.r, ‘de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein’. De revitalisering die is beoogd voor het bedrijventerrein ’t Heen heeft betrekking op het gehele bedrijventerrein van circa 85 hectare. Er worden onder andere zichtlocaties ontwikkeld, de beeldkwaliteit van gebouwen wordt verbeterd, het terrein wordt heringericht en plaatselijk worden functies aangepast. Doordat het te revitaliseren gebied groter is dan 75 hectare geldt de mer-beoordelingsplicht.

In bijlage 1 is de rapportage van de m.e.r-beoordeling, inclusief voortoets voor effecten op Natura-2000 gebieden, opgenomen.

Samenvattend wordt geconcludeerd dat de uitvoer van het revitaliseringsplan voor het bedrijventerrein ’t Heen te Katwijk geen belangrijke negatieve milieueffecten zal veroorzaken die een volwaardige m.e.r.-procedure wenselijk of noodzakelijk maakt.

De geconstateerde negatieve effecten betreffen geen onevenredige knelpunten of dermate belangrijke negatieve milieueffecten die noodzaken tot het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure. Wel zijn per thema (voor zover aan de orde) aandachtspunten geformuleerd voor het vervolgtraject, die kunnen bijdragen aan een verdere optimalisering van het plan.

De m.e.r.-beoordeling staat de uitvoering van het bestemmingsplan zodoende niet in de weg.

5.2 Bedrijven En Milieuzonering

Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Beleid

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De Staat van Bedrijfsactiviteiten gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk': voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd.

Gevoelige bestemmingen en gebiedstypen; uitgangspunten milieuzonering

Het bedrijventerrein 't Heen te Katwijk bestaat uit een gezoneerd industrieterrein conform de Wet geluidhinder waar functiemenging niet gewenst is. Daarom is in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten (hierna: Standaard SvB). De Staat zelf is als onderdeel van de regels opgenomen als bijlage bij de regels. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Standaard SvB wordt verwezen naar bijlage 2 van deze toelichting. Bij de milieuzonering dient rekening te worden gehouden met diverse bedrijfswoningen binnen het plangebied en de woningen direct langs het bedrijventerrein.

Bedrijfswoningen

Op het bedrijventerrein zijn 6 bedrijfswoningen aanwezig. Deze bedrijfswoningen worden gehandhaafd. Voor dit type woningen worden minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat gesteld door de aanwezigheid van het (vaak eigen) bedrijf en de hinder die dit veroorzaakt. Direct aangrenzend aan bedrijfswoningen, zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.2 van de Standaard SvB toegestaan. Het afwijken van de richtafstanden ten opzichte van bedrijfswoningen wordt hier aanvaardbaar geacht, omdat de aanwezigheid van bedrijfswoningen binnen het plangebied in de regel een historisch gegroeide situatie betreft. Bovendien is wegbestemmen van de momenteel aanwezige bedrijfswoningen financieel niet haalbaar noch gewenst. Daarbij speelt bovendien mee dat in het milieuspoor specifieke eisen aan de bedrijfsvoering kunnen worden gesteld, om een acceptabel woon- en leefklimaat te garanderen.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegelaten, alleen de momenteel aanwezige bedrijfswoningen worden positief bestemd. De moderne bedrijfsvoering en beveiliging vereisen in het algemeen niet meer dat er continu (toezichthoudend) personeel aanwezig is. Bovendien leidt de aanwezigheid van bedrijfswoningen tot onnodige beperkingen omtrent de toelaatbaarheid van bedrijven op het bedrijventerrein: de bouw van een bedrijfswoning betekent dat er in de naaste omgeving alleen bedrijven in een lichtere categorie kunnen worden toegestaan.

Woningen in de directe omgeving van het bedrijventerrein

Ten noordoosten, oosten en zuidoosten van het plangebied ligt een aantal verspreid liggende woningen. Deze woningen liggen in de directe omgeving van glastuinbouwbedrijven, sportvoorzieningen, overige bedrijvigheid, het bedrijventerrein 't Heen en langs de N449, de noordelijke ontsluitingsweg van Rijnsburg. Deze woningen behoren, juist vanwege de ligging in de directe omgeving van bedrijven, tot het omgevingstype 'gemengd gebied'. Bij deze woningen wordt daarom met 1 afstandsstap afgeweken van de richtafstanden uit de Standaard SvB.

Rustige woonwijken

Ten zuiden, zuidwesten, westen en noordwesten van het bedrijventerrein 't Heen liggen de woonwijken De Hoek, Schutterswei, Blekerij en Hoornes/ Rijnsoever, welke als rustige woonwijken worden beschouwd. Tevens is ten oosten van het bedrijventerrein in Middelmors de ontwikkeling van woningbouw mogelijk gemaakt.

In de woonwijken is geen sprake van functiemenging. Tussen deze woonwijken en het plangebied is een duidelijke ruimtelijke afscheiding in de zin van watergangen, de provinciale weg en groenstroken. Ten opzichte van deze woningen worden de richtafstanden uit de Standaard SvB dan ook onverkort gehanteerd teneinde een goed woon- en leefklimaat te garanderen.

Daar waar de verschillende normen elkaar overlappen, wordt ten gunste van de strengste norm besloten. Als de afstand tot een bedrijfswoning bijvoorbeeld categorie 3.2 toestaat, maar de afstand tot een rustige woonwijk slechts categorie 3.1 toestaat, krijgt het betreffende bedrijfsperceel dus een algemene toelaatbaarheid van categorie 3.1.

Uitwerking milieuzonering

Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. Hierbij is uitgegaan van de richtafstanden zoals genoemd in de Standaard SvB en de afwijkingen hiervan zoals hierboven beschreven.

Afhankelijk van de locatie zijn op het bedrijventerrein 't Heen bedrijven uit maximaal categorie 3.1 tot en met 5.1 van de Standaard SvB algemeen toelaatbaar. Bij de milieuzonering zijn de direct afleesbare afstandslijnen zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de bestaande terreingrenzen van de aanwezige bedrijven en kavels. Plaatselijk is gekozen voor een opsplitsing van bestaande bedrijven in verschillende categorieën. Indien een bedrijf op basis van de aard van de activiteiten valt binnen twee of meerdere categorieën, is aangesloten bij de hoogste milieucategorie van het betreffende bedrijf. Bedrijven die ten tijde van het opstellen van dit plan aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid, krijgen een specifieke aanduiding (zie bijlage 3). Uit de inventarisatie van de aanwezige bedrijven blijkt dat 11 bedrijven niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid en via een specifieke aanduiding mogelijk worden gemaakt. Op basis van deze specifieke aanduiding kunnen bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze specifieke aanduiding. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid.

Bevi-inrichting en mer-plichtige bedrijven

Bevi-inirichtingen en mer-plichtige bedrijven worden in de gebruiksregels van de bestemming Bedrijventerrein uitgesloten. De twee bestaande Bevi-inrichting in het plangebied, het bedrijf B.V. Chemische Industrie Katwijk en Beckers Katwijk BV, worden via een aanduiding op de verbeelding specifiek mogelijk gemaakt.

Afwijken van de gebruiksregels

De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.

Het MKBA is een momentopname van de stand der techniek: de ontwikkelingen in de verduurzaming van de energievoorziening gaan voort. Binnen de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plan blijft het mogelijk voorzieningen en installaties te realiseren die nu nog als onrendabel worden beschouwd.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Conform het provinciaal beleid en in het kader van een passende milieuzonering worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan.

5.3 Duurzaamheid

Investeren in energiebesparing en duurzame energie op bedrijventerrein 't Heen (2010)

In opdracht van de provincie Zuid-Holland is door onderzoeks- en adviesbureau CE Delft een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) opgesteld van verschillende maatregelen die op het bedrijventerrein 't Heen genomen kunnen worden om energiebesparing of verduurzaming van de energievoorziening te realiseren. Een MKBA vormt een hulpmiddel bij investeringsbeslissingen omdat de voor- en nadelen van een bepaald project voor de samenleving als geheel in kaart worden gebracht. Zo toont de analyse aan of het verduurzamen van een bedrijventerrein per saldo leidt tot een toename van de maatschappelijke welvaart in brede zin.

Er zijn verschillende mogelijkheden om te voorzien in een duurzame invulling van de energievoorziening op 't Heen. Denk aan een houtgestookte stoomketel, biomassavergisting, zonnecellen, groen op de daken en windenergie. Uit de MKBA komt naar voren dat vanuit een maatschappelijk oogpunt moet worden ingezet op windenergie of twee biomassaopties om de warmtevoorziening te verduurzamen gecombineerd met de aanleg van een warmtenet. De overige opties leveren geen positief saldo op en zijn daarom onrendabel.

Conclusie

Op het bedrijventerrein 't Heen is het mogelijk om biogas op te wekken in een vergistingsinstallatie die het slib van de RWZI verwerkt. Platte daken kunnen worden voorzien van zonnepanelen. In het midden van het bedrijventerrein zou wat betreft de milieuzonering een windturbine mogelijk zijn. Omdat een windturbine de gebruiksmogelijkheden van de grond eronder ernstig beperkt, is deze niet in te passen in de huidige situatie. Een uitbreiding van warmte-koude opslag in de grond is wel mogelijk. Verder zouden bedrijven op een slimme manier van elkaars restwarmte of -koude gebruik kunnen maken. De gemeente Katwijk faciliteert in onderhavig bestemmingsplan de mogelijkheden voor een duurzame invulling van energievoorziening. Het aspect duurzaamheid staat de uitvoer van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

5.4 Verkeer

Huidige situatie

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Bedrijventerrein 't Heen ligt in de gemeente Katwijk en wordt begrensd door de wegen N206 en N449 en het water van het Uitwateringskanaal en de Noordwijkervaart (ook wel de Maandagse Wetering genoemd). De N206 heeft twee aansluitingen tot het plangebied. De meest prominente aansluiting van de N206 is de halfklaverbladsaansluiting met de Hoorneslaan en de Ambachtsweg. De andere meer noordelijk gelegen aansluiting sluit aan op de Lageweg. De Lageweg sluit tevens aan op de N449. De N206 verbindt het bedrijventerrein in zuidelijke richting met Leiden en de A44 en in noordelijke richting met de Bollenstreek en Heemstede. De N449 is de andere regionale weg die het bedrijventerrein met Noordwijk en Rijnsburg verbindt. De N206 en N449 hebben beide een regionaal verbindende functie zodat het bedrijventerrein binnen de regio goed bereikbaar is.

Binnen het plangebied vormen de gebiedsontsluitingswegen Ambachtsweg en Lageweg de hoofdontsluiting. Beide wegen sluiten zoals gezegd aan op de N-wegen die het plangebied begrenzen. Daarnaast ligt in het verlengde van de Ambachtsweg in westelijke richting de Hoorneslaan, de noordelijke invalsweg van de gemeente die tevens een belangrijke ontsluitingsweg vormt voor de wijk Hoornes. Binnen het plangebied sluiten erftoegangswegen aan op de hoofdontsluiting. De erftoegangswegen ontsluiten de bedrijfspercelen.

Conform de principes van Duurzaam Veilig hebben de gebiedsontsluitingswegen in het plangebied een maximumsnelheid van 50 km/h en de erftoegangswegen een maximumsnelheid van 30 km/h. Alleen de rijstrookscheiding op de Ambachtsweg in het deel waarin een 30 km/h-zone (erftoegansweg) geldt, is strijdig met de richtlijn van Duurzaam Veilig. Een dergelijke rijstrookscheiding nodigt uit om harder te rijden en is derhalve in een 30 km/h-zone niet wenselijk. De N206 heeft ter plaatse van het plangebied een snelheidsregime van 100 km/h en de N449 van 80 km/h.

De wegenstructuur in 't Heen ontsluit dit gebied goed voor gemotoriseerd verkeer.

Ontsluiting fietsverkeer

Voor de fiets is het bedrijventerrein vanuit alle richtingen goed bereikbaar. Fietsverkeer kan de N206 kruisen langs het Biltpad, Hoorneslaan en de Heerenweg. Ook de de Noordwijkervaart (ook wel de Maandagse Wetering genoemd) vormt geen barrière doordat er in het verlengde van de Ververstraat een fietsbrug is aangelegd, die fietsers een directe verbinding geeft naar Rijnsburg. Via deze fietspaden is het plangebied goed bereikbaar met de fiets.

Binnen het plangebied volgt de fietsinfrastructuur deels de weginfrastructuur. De huidige fietsroutes over de Ververstraat, Lijnbaanstraat, Lageweg en de Ambachtsweg maken deel uit van het hoofdfietsnetwerk.

Langs de gebiedsontsluitingswegen Ambachtsweg en Lageweg ligt grotendeels een vrijliggend tweerichtingsfietspad. Plaatselijk ligt er langs de gebiedsontsluitingswegen een parallelrijbaan om de parkeerplaatsen te ontsluiten, waar dit het geval is wordt het fietsverkeer via de parallelweg gemengd met het gemotoriseerde verkeer afgewikkeld.

Daarnaast ligt er ook parallel aan de N206 een in twee richtingen bereden fietspad. Conform de principes van Duurzaam Veilig maakt de fiets op de erftoegangswegen van dezelfde rijbaan gebruik als het gemotoriseerde verkeer.

In het IVVP is ook een snelfietsroute gepland langs de zuidkant van 't Heen. Deze route kan mogelijk niet gerealiseerd worden, omdat de benodigde fietsbrug om een zeer hoge investering vraagt. Vooralsnog is de beslissing hierover nog niet gevallen.

Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting tot het bedrijventerrein voor de fiets goed is.

Ontsluiting openbaar vervoer

Binnen het plangebied zijn vier bushaltes aanwezig. Dit zijn de haltes 't Heen, Ambachtsweg, Lijnbaanstraat en Nijverheidsstraat. Met de bus is station Leiden en ook de kernen Noordwijk en Valkenburg te bereiken. Het plangebied wordt door verschillende buslijnen aangedaan. Eén buslijn is een spitsbus die in de ochtend twee keer per uur door het plangebied van Leiden naar Noordwijk rijdt en in de middag in omgekeerde richting. Een andere buslijn doet alleen de halte 't Heen aan en heeft een frequentie van één keer per uur per richting. Door de buslijnen kan eenvoudig naar het treinstation Leiden gereisd worden. Leiden is een openbaarvervoerknooppunt van regionaal en nationaal niveau. Het gebied wordt zodoende goed ontsloten door openbaar vervoer.

Ontsluiting over water

Het Uitwateringskanaal en de Noordwijkervaart (ook wel de Maandagse Wetering genoemd) begrenzen het plangebied en takken onder andere aan op het Oegstgeesterkanaal/Uitwateringskanaal. Deze waterwegen ontsluiten het bedrijventerrein via het water. De Oude Rijn is onderdeel van het hoofdvaarwegennet voor de beroepsvaart en geschikt voor scheepvaart in de klasse III (ook voor schepen vanaf 1.000 ton).

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

In de Brede Structuurvisie (BSV) van de gemeente Katwijk is de revitalisering van 't Heen onderdeel van het sleutelproject Katwijk Noord. In de BSV worden drie oplossingsrichtingen benoemd om de revitalisering tot een succes te maken zodat 't Heen weer een vitaal en toekomstbestendig bedrijventerrein wordt:

  1. 1. Herstructureren van het bestaande openbaar gebied.
  2. 2. Planologisch mogelijk maken dat bedrijven bedrijfskavels intensiever kunnen gebruiken.
  3. 3. Eventueel aankopen overhoeken en deze vervolgens uitgeven als nieuwe bedrijfskavels.

Door 't Heen te revitaliseren wijzigt de bestemming van de meeste locaties niet, maar zal deze wel intensiever worden gebruikt. Door intensiever ruimtegebruik zal het aantal arbeidsplaatsen toenemen waardoor ook het aantal verplaatsingen groeit. Daarnaast is buiten 't Heen sprake van intensivering van stedelijke ontwikkelingen. Dit zal ook extra verkeer aantrekken dat deels via dezelfde aansluiting van de N206 gebruik maakt als het verkeer dat van de N206 het bedrijventerrein wil bereiken. DHV (overgegaan in Royal HaskoningDHV) heeft in opdracht van de gemeente Katwijk onderzoek gedaan naar de effecten van de revitalisering van 't Heen voor verkeer en infrastructuur. De bevindingen zijn vastgelegd in het rapport 'Revitalisering 't Heen' van juni 2012 [DHV, 2012].

DHV concludeert dat de huidige aansluitingen met de N206 de toekomstige verkeersstromen niet kunnen verwerken als gevolg van aanvankelijk bedoelde ontwikkelingen. DHV stelde hiervoor diverse aanpassingen voor om de capaciteit van de bestaande aansluitingen als volgt te verruimen:

  • Westelijke ontsluiting N206: plaatsen van verkeerslichten en herinrichten van beide kruispunten op de aansluiting N206 - Ambachtsweg - Hoorneslaan. Het aanpassen van de rotonde biedt niet voldoende capaciteit bij een eventuele toename van de verkeersdruk in de verdere toekomst.
  • Noordelijke ontsluiting: aanleg van een rotonde op de aansluiting N206 - Lageweg en verruimen van de rotonde N449 - Lageweg.

Aangezien niet is gebleken dat de gewenste aanpassing binnen de komende 10 jaar noodzakelijk is, wordt in het bestemmingsplan vooralsnog geen verruiming van de bestemming verkeer opgenomen.

Verkeersveiligheid

DHV heeft in het uitgevoerde verkeersonderzoek ook stilgestaan bij de verkeersveiligheid op bedrijventerrein 't Heen. Uit de verkeersveiligheidsanalyse blijkt dat vrijwel alle ongevalsconcentraties kruispunten langs de doorgaande routes zijn. Bij deze ongevalsconcentraties zijn bij 50% van de ongevallen fietsers betrokken. Rond de aansluiting N206 - Ambachtsweg en het tussenliggende gedeelte van de Ambachtsweg tot de Heerenweg is sprake van een route met veel ongevallen. Daarnaast gebeuren er rond het oostelijk deel van de Blekerstraat ook veel ongevallen [DHV, 2012].

Om de verkeersveiligheid te verbeteren beveelt DHV aan om de bestaande fietsroutes te optimaliseren zodat de fietser een duidelijkere eigen plek heeft in het verkeer. Het gaat dan om de hoofdfietsroute die loopt van de Ververstraat, Lijnbaanstraat, Lageweg naar de Ambachtsweg, zie ook onder 'herprofilering Ambachtsweg - Lageweg'. Daarnaast zorgt deze verbetering voor de aantrekkelijkheid en comfort van de huidige routes [DHV, 2012]. Deze aanbeveling van DHV worden overgenomen door de gemeente zodat de bestaande fietsroutes worden geoptimaliseerd.

Parkeren

De parkeerproblematiek heeft DHV op wegvakniveau in kaart gebracht. Hieruit blijkt een gelijkmatige spreiding van de parkeerbezetting, met op een aantal locaties een te hoge parkeerdruk. Een aantal straten heeft te maken met een hogere parkeerbehoefte dan de beschikbare capaciteit [DHV,2012].

Het basisuitgangspunt voor parkeren binnen het plangebied is en blijft parkeren op eigen terrein. In zones met een onaanvaardbaar hoge parkeerdruk of nabij gebieden die veel publiek aantrekken wordt naar een gepaste oplossing gezocht. Gestimuleerd zal worden om achterterreinen, kelders en daken voor zover mogelijk in te richten als parkeerplaats. Bij de bedrijfsstraten moet per zone een afweging gemaakt worden tussen parkeerproblematiek en herinrichtingsmogelijkheden. Bij herschikking van kavels of sloop van leegstaande en onbruikbare bouwwerken, kunnen op langere termijn nieuwe parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

De balans tussen vraag en aanbod van de parkeerplaatsen blijft een punt van aandacht, wat in de regels van het bestemmingsplan wordt geborgd.

Herprofilering Ambachtsweg - Lageweg

In het DHV-rapport wordt een aanbeveling gedaan voor de herinrichting van de Ambachtsweg en het deel van de Lageweg dat deel uitmaakt van de hoofdfietsroute. Hiermee kan een integrale verbetering worden verwezenlijkt voor bereikbaarheid, beeldkwaliteit, fietsen (veiligheid en comfort) en parkeren.

Voor bevoorrading is een groot aantal panden aangewezen op de voorzijde (straatzijde). Panden staan vrijwel direct tegen elkaar, waardoor de ruimte ontbreekt voor bevoorradingsstraten aan de achterzijde. Langs de Ambachtsweg - Lageweg moeten, gelet op het revitaliseringsplan, parallelwegen gaan voorzien in bevoorradingsroutes. Op de parallelwegen en de langsgelegen stroken moet dus maatwerk mogelijk zijn voor toegankelijkheid met vrachtauto's, maar ook voor parkeren op eigen terrein of op de openbare weg [DHV, 2012]. Bij het herinrichten van de Ambachtsweg zullen de aanbevelingen uit het rapport als leidraad worden gebruikt. De ontwerpoplossing zal worden gevonden in samenspraak met de ondernemers en kan nog afwijken van de aanbevelingen uit het rapport.

De gewenste aanpassingen zijn allen mogelijk binnen zowel het vigerende als het toekomstige bestemmingsplan.

Conclusie

De ontsluiting van bedrijventerrein 't Heen is goed te noemen. De parkeerdruk is op sommige locaties te hoog zodat er een tekort is aan parkeerplaatsen. Er wordt gezocht naar passende oplossingen voor parkeren. Het basisuitgangspunt blijft dat parkeren op eigen terrein wordt opgevangen. Mogelijkheden voor parkeren op het dak of in een kelder worden binnen voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het aspect verkeer staat de uitvoering van de herontwikkeling van het bedrijventerrein niet in de weg.

5.5 Geluid

Toetsingskader

Verkeer en industrie zijn geluidsbronnen met ruimtelijke relevantie. De Wet geluidhinder stelt kaders voor deze bronnen en normen voor de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten.

Wegverkeersgeluid

Binnen voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk gemaakt, zoals (bedrijfs)woningen. Tevens vinden er geen reconstructies van wegen plaats of worden nieuwe wegen aangelegd in de directe omgeving van geluidsgevoelige functies. Door het uitblijven van deze ontwikkelingen kan een toetsing aan de Wet geluidhinder ten aanzien van het wegverkeersgeluid achterwege blijven.

Industrielawaai

Toetsingskader

Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).

Onderzoek

Het plangebied is een gezoneerd industrieterrein waar zich grote lawaaimakers (kunnen) vestigen. In het plangebied zijn twee geluidszoneringsplichtige inrichtingen aanwezig, namelijk de rioolwaterzuiveringsinstallatie en de Betonmortelcentrale Mebin Katwijk. In het vigerende bestemmingsplan worden nieuwe A-inrichtingen niet toegestaan. In onderhavige plan wordt de vestiging van A-inrichtingen binnen het plangebied wel toegestaan. De gemeente heeft hiervoor gekozen omdat binnen Nederland slechts een zeer beperkt aantal industrieterreinen aanwezig zijn waar grote lawaaimakers zich kunnen vestigen. Omdat dergelijke bedrijven belangrijk zijn voor onder andere de Nederlandse economie wil de gemeente Katwijk deze bedrijven toch de mogelijkheid bieden zich te vestigen op industrieterrein 't Heen.

In de huidige situatie overschrijdt de geluidbelasting de waarde van 50 dB(A) ter plaatse van de zonegrens. Daarom is in opdracht van de gemeente Katwijk een geluidreductieplan opgesteld (Peutz, rapportnummer IB 269-4-RA-002, vastgesteld d.d. 7 februari 2012). Uit dit plan blijkt dat de emissie van bedrijven moet worden beperkt en dat aanpassing van de geluidzone noodzakelijk is. De inperking van geluidemissies wordt bereikt via de milieuzonering en anderzijds geregeld via de systematiek van de Wabo. Middels een separate procedure wordt een nieuwe zonegrens voor het bedrijventerrein vastgesteld. Deze is weergegeven in figuur 5.2.

Conclusie

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, geluidemissies worden gereguleerd door middel van milieuzonering en de benodigde aanpassing van de geluidzone via een separate procedure wordt geregeld, vormt het aspect geluid geen belemmering voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0012.png"

Figuur 5.1 Bestaande geluidszone bedrijventerrein 't Heen (Provincie Zuid Holland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0013.png"

Figuur 5.2 Zonegrens na wijziging

5.6 Geur

Onderzoek

Geurcontouren zijn relevant voor nieuwe 'gevoelige objecten'. Aangezien het bestemmingsplan deze niet mogelijk maakt, is verder onderzoek niet aan de orde. Wanneer binnen het plangebied of in de omgeving van het plangebied (via afzonderlijke ruimtelijke procedures) nieuwe gevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, zal bij die procedures rekening gehouden moeten worden met de geurcontouren.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

5.7 Bodemkwaliteit

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied meerdere gebieden zijn die zijn onderzocht op bodemvervuiling en waar geen verdere procedure noodzakelijk is. Tevens zijn er gebieden waar sanering heeft plaatsgevonden en andere gebieden zijn nog in procedure.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0014.png"

Figuur 5.3 Bodemkwaliteit in het plangebied (www.bodemloket.nl)

Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen ingrijpende nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen zal worden bekeken of ter plaatse verontreinigingen bekend zijn of verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden. Indien nodig zal de bodem worden gesaneerd, zodat deze geschikt is voor de nieuwe functie.

5.8 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van richt/grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie grenswaarde 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie grenswaarde 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie grenswaarde 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
Fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie richtwaarde 25 µg/m³ Vanaf 2010
jaargemiddelde concentratie grenswaarde 25 µg/m³ Vanaf 2015

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Nibm

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N449 en N206 (als maatgevende doorgaande wegen in de omgeving van het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse in de rest van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de wegen ligt. Daarnaast blijkt uit de monitoringstool ook dat de achtergrondwaarden voor fijn stof en stikstof ruimschoots onder de grenswaarden zijn gelegen (stikstof ca. 28,7 µg/m³, fijn stof (PM10) ca. 24 µg/m³). Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0015.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0016.png"

Figuur 5.4 Stikstofconcentraties 2015 (www.nsl-monitoring.nl/viewer/)

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0017.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0018.png"

Figuur 5.5 Fijn stof concentraties 2011 (www.nsl-monitoring.nl/viewer/)

Het bestemmingsplan maakt geen directe ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de verkeersaantrekkende werking of de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen door bedrijven. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan daarom achterwege blijven.

Veranderende bedrijvigheid binnen de bestaande rechten kan echter leiden tot een grotere verkeersaantrekkende werking of een grotere uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. De verkeersaantrekkende werking en de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen van individuele bedrijven is vooral afhankelijk van de aard van het bedrijf, de inrichting en de specifieke bedrijfsvoering. Gelet op de lage achtergrondwaarde van de luchtverontreinigende stoffen in (de omgeving van) het plangebied (waarbij ruimschoots voldaan wordt aan de normen), is er nog meer dan voldoende ruimte om bedrijfsactiviteiten te ontplooien, waarbij nog steeds aan de luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van een grenswaarde. Ook voldoet dit plan aan de Nibm-criteria en daarom hoeft geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.

5.9 Natuurbescherming

Samenvatting

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 4.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit bestaand bedrijventerrein. Het aanwezige groen bestaat voornamelijk uit laanbomen met daaronder struiken. Langs de randen van het plangebied en in de noordoosthoek, rondom de waterzuivering, zijn meer groenstroken aanwezig.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten zuid- en noordwesten van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden Meijendel en Berkheide en Coepelduynen. Meijendel ligt op een afstand van circa 9,6 km afstand van het bedrijventerrrein. De beide gebieden Berkheide en Coepelduyen liggen nabij Katwijk op een afstand van respectievelijk 1, 3 en 1,4 km afstand van 't Heen.

Binnen het bestemmingsplan worden geen concrete ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Deze kleinschalige ontwikkelingen leiden echter niet tot negatieve effecten in de Natura 2000-gebieden, aangezien het bestaande bebouwde gebied en de infrastructuur tussen het plangebied en de Natura 2000-gebieden een (geluid)buffer vormen. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Conclusie

Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien die leiden tot overtreding van de Ffw of negatieve gevolgen hebben op Nbw-gebieden. De Ffw en Nbw staan de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

5.10 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.

De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de

circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.


Onderzoek

Risicovolle objecten in het plangebied

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in het plangebied meerdere

risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. De belangrijkste gegevens van deze inrichtingen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 5.2 Risicovolle inrichtingen

naam inrichting adres risico's Bevi- inrichting PR 10-6 contour invloedsgebied groepsrisico
Nobels machinefabriek BV Nijverheidstraat 2 Opslag gevaarlijke stoffen Nee 20 m Geen overschrijding
Beckers Katwijk BV Kalkbrander- straat 2 Koelinstallatie ammoniak Ja 85 m Geen overschrijding
Oostingh Staalbouw BV Lageweg 36 Opslag gevaarlijke stoffen Nee 15 m Geen overschrijding
BV Chemische Industrie Katwijk Snijderstraat 6 Opslag gevaarlijke stoffen Ja 110 m 800 m, geen overschrijding

Binnen de plaatsgebonden risicocontouren van de inrichtingen zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Wel zijn beperkt kwetsbare objecten, namelijk verschillende bedrijven, binnen de contouren gelegen. Voor beperkt kwetsbare objecten gelden de plaatsgebonden risicocontouren als richtwaarde. Omdat het om bestaande bebouwing gaat wordt de situatie aanvaardbaar geacht.

Voor de verschillende risicovolle inrichtingen binnen het plangebied vindt er geen overschrijding van het groepsrisico plaats. De inrichtingen vormen dan ook geen belemmering voor de vaststelling van voorliggende bestemmingsplan. Omdat in het plangebied een BEVI- en een BRZO-inrichting is gelegen, is wel een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Verantwoording groepsrisico

De BEVI-inrichting Beckers Katwijk is een categoriale inrichting. Op grond van bijlage 2 van de regeling externe veiligheid inrichtingen heeft dit bedrijf geen invloedsgebied waarvoor een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is.

BV Chemische Industrie Katwijk (hierna CIK) is een BEVI-inrichting en tevens een BRZO-bedrijf. In het kader van een aanvraag voor een milieubeheervergunning is in augustus 2012 een QRA uitgevoerd. Sinds deze periode hebben geen wijzigingen in het gebied plaatsgevonden en worden met dit bestemmingsplan ook geen uitbreidingen toegestaan, waardoor deze QRA nog een representatief onderzoekdocument is. Voor de inventarisatie van de bevolkingsgegevens is een invloedsgebied door Safeti-NL berekend van 800m. Uit de berekeningsresultaten is het invloedsgebied bepaald op 365 meter.

Tabel 5.3 Bepaling aantal personen binnen het invloedsgebied van CIK

Industrieterrein 't Heen 516 personen (excl. Katwijk Chemie)
Woongebied in Katwijk 60 personen per hectare
Woongebied in Rijnsburg 60 personen per hectare
Sportvelden nabij Katwijk Chemie 10 personen (gemiddeld)
Jachthaven nabij Katwijk Chemie 10 personen (gemiddeld)
Plangebied Middenmors 100 personen per hectare
Buitengebied 10 personen per hectare

Uit de QRA is gebleken dat het groepsrisico nihil is. Het maximaal aantal slachtoffers bedraagt 1 wat buiten het gebied van de oriënterende waarde valt in BEVI.

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Gezien het lage groepsrisico en een zeer beperkte aanwezigheid van kwetsbare groepen is geen noodzaak aanwezig tot het onderzoeken van alternatieven en mogelijkheden van risicovermindering.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Ten noordoosten van het plangebied is de provinciale weg N206 (wegvak Z120-3, N206/N443 Noordwijkerhout - N206/N441 Katwijk aan Zee) gelegen. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In februari 2012 is een QRA uitgevoerd naar het wegvlak van de N206 ter hoogte van het plangebied. Hieruit blijkt dat de PR 10-6-risicocontour niet buiten de weg is gelegen. De PR 10-8-contour, indicatief voor het invloedsgebied, ligt op 102 m. Uit berekeningen van het groepsrisico voor de N206 blijkt dat het groepsrisico, ondanks de groei van de getransporteerde gevaarlijke stoffen als gevolg van de tijd, gelijk blijft. In de periode tussen 2012–2022 bedraagt het groepsrisico 0,018, en ligt hierbij onder de oriëntatiewaarde van de f/N-curve. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, vormt de weg geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend plan.

Daarnaast vindt er over het Uitwateringskanaal en het Oegstgeester-kanaal vervoer van

gevaarlijke stoffen plaats. Uit het Basisnet Water blijkt dat het hierbij gaat om een groene watergang met binnenvaart zonder frequent vervoer. Bij groene watergangen is er geen sprake van een PR 10-6 risicocontour. Daarnaast is er geen plasbrandaandachtsgebied aanwezig en is geen groepsrisicoverantwoording noodzakelijk. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de watergangen vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van voorliggende bestemmingsplan.

Verder vinden er binnen of rondom het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor of door buisleidingen.

Advies Veiligheidsregio

De veiligheidsregio Hollands Midden geeft in zijn advies (opgenomen in bijlage aan dat er voldoende tertiair bluswater voorhanden aanwezig is. Daarnaast is de tweezijdige bereikbaarheid voldoende.

Het groepsrisico voor CIK is inmiddels berekend. Uit de resultaten is gebleken dat het maximaal aantal slachtoffers 1 bedraagt.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Binnen het plangebied wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. Hiernaast vinden er geen ontwikkelingen plaats wat kan zorgen voor een toename van het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.11 Afval

Ondergrondse inzamelvoorzieningen zijn nutsvoorzieningen en vallen, voor zover gelegen binnen verkeers- of groenbestemmingen, onder de toegelaten bouwwerken en voorzieningen. Over het algemeen zijn deze vergunningvrij.

5.12 Kabels En Leidingen

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Conclusie

Door het plangebied lopen verschillende planologisch relevante leidingen. Het gaat hierbij om:

  • een effluentleiding gelegen langs de Lageweg;
  • een afvalwatertransportleiding langs de Weverstraat, Nijverheidsstraat en Wagenmakerstraat;
  • rioolpersleidingen langs:
    1. 1. de Snijderstraat, Steenbakkerstraat en Weverstraat;
    2. 2. het terrein van de rioolwaterzuivering en langs de Kalkbanderstraat;
    3. 3. het terrein van de rioolzuivering en langs de Weverstraat.

De leidingen zijn op de verbeelding weergegeven en er zijn regelingen opgenomen ten aanzien van de bescherming van deze leidingen. Met de opname van de leidingen in het bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

5.13 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer te realiseren (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Nota Regels voor Ruimte;
  • Provinciale Structuurvisie.

Kaderrichtlijn Water (KRW)

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht. De KRW verplicht waterbeheerders tot actie om voor 2015 het watersysteem chemisch en ecologisch gezond te hebben. Sinds 2003 is het Hoogheemraadschap van Rijnland actief bezig om de KRW uit te werken. De maatregelen, programmering en kosten zijn opgenomen in de Nota Schoon Water Rijnland die bestuurlijk is vastgesteld op 30 januari 2008.

Jaarlijks rapporteert het Hoogheemraadschap van Rijnland over de toestand van de waterkwaliteit in de KRW waterlichamen. De rapportage daarvan is terug te vinden op http://www.rijnland.net/regels/kaderrichtlijn_water

Waterwet

De Waterwet stelt de watersysteembenadering centraal en integreert acht bestaande wetten voor waterbeheer. De wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en regelt de juridische implementatie van Europese richtlijnen (o.a. Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico's).

De Waterwet kent één watervergunning. Met het wegvallen van vergunningen treedt een belangrijke wijziging op in de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en de waterbeheerder (Rijkswaterstaat of waterschap). Diverse activiteiten zoals bouwen en gebruik van de gronden zijn in, op grond van het waterbeleid, beschermde gebieden aan een watervergunning gebonden.

Formeel gezien staan vergunningen en andere besluiten volledig los van de watertoets. Het kan voorkomen dat regels uit het bestemmingsplan, zoals gebruiksregels, aanlegregels of bebouwingsregels, hetzelfde luiden en dezelfde belangen beschermen als watervergunningsregels op grond van de keur. Deze samenloop van regelgeving is in beginsel alleen toelaatbaar als de bestemmingsplanregels een ruimer belang dienen dan alleen het waterstaatkundig belang.

Waterbeheerplan 2010-2015

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen het accent op de uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekeninghoudend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: www.rijnland.net/plannen/waterbeheerplan.

Keur en Beleidsregels 2009

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Rijnland kan een dergelijke ontheffing verlenen. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via ontheffingverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net/regels/keur_algemene.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Katwijk heeft in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Rijnland het waterplan Katwijk opgesteld. Met het Waterplan Katwijk wordt gewerkt aan een gezond en veerkrachtig watersysteem. In het plan zijn concrete afspraken gemaakt over wat er moet gebeuren en in welke hoeveelheid, en over wie wat doet.

Oplossingen worden gezocht in het vergroten van het wateroppervlak, het vergroten van duikers ten behoeve van de doorstroming, onderzoek naar de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Om de grondwateroverlast aan te pakken en het grondwater sneller af te kunnen voeren, worden nieuwe drainagesystemen aangelegd. Ook wordt het peilbuizennet om het grondwater te monitoren uitgebreid. De ambitie van de gemeente is om in 2015 twintig procent van het regenwater afgekoppeld te hebben van het gemengde rioolstelsel: dit gaat om 20% van het verhard oppervlak. Het schone regenwater komt dan direct in het oppervlaktewater terecht. Daarnaast draagt het vergroten van oppervlaktewater ook bij aan het makkelijker kunnen afvoeren van hemelwater. Het gebruik van chemievrije onkruidbestrijding wordt gestimuleerd en watergangen worden onderhouden door ze te baggeren.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit het bedrijventerrein 't Heen ten noordoosten van Katwijk.

Bodem en grondwater

Volgens de bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem ter plaatse van het plangebied voor het grootste deel uit rivierkleigrond. In het midden van het plangebied komt tevens zandgrond voor. In het grootste deel van het plangebied is sprake van grondwatertrap IV. Dit houdt in dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld. Tevens komt in het plangebied grondwatertrap II voor. Hier ligt de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld en varieert de gemiddelde laagste grondwaterstand tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte varieert in het plangebied tussen circa NAP +0,5 en +1,4 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0019.png"

Figuur 5.6 Bodem en grondwater in het plangebied (www.bodemdata.nl)

Waterkwantiteit en -kwaliteit

In het plangebied is vrijwel geen oppervlaktewater aanwezig. Wel wordt het plangebied omgrensd door de Noordwijkervaart (ook wel de Maandagse Wetering genoemd), een primair boezemwater, aan de noord en oostzijde van het plangebied en het Uitwateringskanaal, ook een primair boezemwater, aan de zuidwestzijde van het plangebied (http://rijnland.esri.nl/legger/).

Twee KRW-lichamen liggen deels binnen het plangebied van 't Heen, dit betreft:

  • Vliet, Rijn-Schiekanaal, Oude Rijn tot uitwatering Katwijk;
  • Trekvaartsysteem.

Beide waterlichamen zijn geen geprioriteerde waterlichamen. Uit de factsheets blijkt dat er voor de gedeelten van de waterlichamen in dit plangebied geen voorgenomen maatregelen zijn bepaald.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet binnen de kern-/beschermingszone van een waterkering (http://rijnland.esri.nl/keringen/).

Afvalwaterketen en riolering

In 't Heen ligt een gescheiden rioolstelsel voorzien van zwevende stofafscheiders. De toevoer van rioolwater uit Katwijk naar de rioolwaterzuivering in 't Heen (Lageweg) loopt via een transportriool in de Nijverheidstraat en de Weverstraat. Deze transportriolen zijn gedimensioneerd op de DWA (droogweerafvoer) en RWA (regenwaterafvoer) van heel Katwijk. De DWA-afvoeren van de diverse straten in 't Heen zijn aangesloten op deze transportriolen. Gedacht wordt om de persleiding Rijnstraat via het Laage Mallegatpad door te trekken via de AW21.

Toekomstige situatie

Algemeen

Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Conclusie

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.14 Archeologie

Inleiding

Het bestemmingsplangebied is gelegen in de zone van een belangrijk archeologisch fenomeen. Door de gemeente Katwijk loopt namelijk de noordelijke grens van het Romeinse rijk, ook wel bekend als de limes. In het gebied zijn archeologische overblijfselen te verwachten van structuren en sporen van activiteiten die plaatsvonden in de grenszone. Te denken valt hierbij aan militaire structuren, een kampdorp, wegen, nederzettingen en grafvelden. Hieronder wordt een korte uiteenzetting gegeven van de verschillende archeologische verwachtingen. Als laatste wordt een opsomming gegeven van recent archeologisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden in het gebied.

Onderzoek

Limeszone/Limesverordening Provincie Zuid-Holland

In het plangebied ligt een zone die staat aangegeven als de limeszone met als specificatie 'tussen zuidoever watervoerende geul in de Romeinse tijd in het noorden en de limesweg in het zuiden'. De limeszone is de zone waar de verwachting hoog is op archeologische resten die te maken hebben met de Romeinse rijksgrens die over het grondgebied van de gemeente Katwijk loopt. Een onderdeel van deze limeszone is de zogenaamde limesweg waarvan op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart een vermoed deel van het tracé is aangegeven.

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein 't Heen betreft in hoofdzaak gebieden met hoge archeologische verwachtingswaarde. In de Actualisatie 2012 van de Provinciale Verordening Ruimte is opgenomen voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde ter plaatse van de Limes:

Een bestemmingsplan voor gronden die onderdeel uitmaken van de Limes en die op kaart 18 zijn aangeduid als terreinen met een hoge of zeer hoge archeologische verwachtingswaarde, bevat bestemmingen en daarbij behorende regels die de verwachte archeologische waarden beschermen.

De regels als bedoeld, voorzien in elk geval in de voorwaarde van archeologisch onderzoek bij werken of werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m2 of waarbij de bodem tot meer dan 30 centimeter onder het maaiveld wordt geroerd en de voorwaarde dat gehandeld wordt in overeenstemming met de uitkomsten van dat onderzoek.

In haar beantwoording van de zienswijzen op de Actualisering 2012 constateert de provincie dat artikel 18 tweede lid, en artikel 19 eerste lid, ruimte laten voor afwijkingen en maatwerk als aangetoond is dat de bekende archeologische waarden niet worden aangetast. Dit is bijvoorbeeld het geval als uit onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden op grotere diepte liggen of geclusterd op een deel van het terrein. Voorts staat in de toelichting vermeld dat werken of werkzaamheden die naar de aard de archeologische waarden niet kunnen aantasten, zoals normaal onderhoud, gebruik en beheer, ook verricht kunnen worden zonder archeologisch onderzoek.

Beschermde archeologische monumenten

Er zijn geen wettelijk beschermde archeologische monumenten in het gebied aanwezig.

Archeologische waarden

Binnen het plangebied zijn geen vastgestelde archeologische waarden aanwezig.

Archeologische verwachtingen

Op onderstaande uitsnede van de gemeentelijke verwachtingskaart zijn de landschappelijke eenheden en de daaraan gekoppelde archeologische verwachtingswaarde weergegeven. Het plangebied ligt grotendeels in een landschappelijke zone met de omschrijving "duinzand op kwelder- en/of wadafzettingen". Het pakket duinzand kan bestaan uit Jong en Oud Duinzand. Voor het Jong Duinzand geldt een lage verwachting. Voor het onderliggende Oud Duinzand geldt een hoge verwachting vanaf de ijzertijd en voor de kwelder- en/of wadafzettingen een middelmatige verwachting vanaf de bronstijd. De hoge en middelmatige verwachting gelden vanaf een hoogte van 5 m +NAP en dieper. Het oostelijke deel van het plangebied ligt in een landschappelijke zone die is aangegeven als "(post-) Romeinse geul van de Oude Rijn". Voor deze zone geldt een middelmatige verwachting vanaf de vroege middeleeuwen. Het meest noordelijk gedeelte van het plangebied ligt in een zone met de omschrijving “Duinzand op beddingafzettingen van de Oude Rijn”. Voor dit landschap geldt een middelhoge verwachting voor de Romeinse tijd (beddingafzettingen) en de middeleeuwen (duinzand).

Een aanzienlijk deel van het plangebied ligt in een zone die staat aangegeven als de limeszone met als specificatie "tussen zuidoever watervoerende geul in de Romeinse tijd in het noorden en de limesweg in het zuiden". De limeszone is de zone waar de verwachting hoog is op archeologische resten die te maken hebben met de Romeinse rijksgrens die over het grondgebied van de gemeente Katwijk loopt.

In het plangebied zijn geen locaties aanwezig waarbinnen op basis van historische kaarten een vindplaats wordt verwacht.

De gebieden zijn in het (paraplu)bestemmingsplan Archeologie (2009) als archeologisch verwachtingsgebied met middelhoge- tot hoge archeologische verwachtingswaarde aangeduid en zijn derhalve in dit bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming overeenkomstig het gemeentelijk beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0022.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATbttheen-va02_0023.png"

Figuur 5.7 Uitsnede uit de Archeologisch verwachtings- en beleidsadvieskaart, Gemeente Katwijk

Recent archeologisch onderzoek in het plangebied

Er hebben in het plangebied verschillende archeologische onderzoeken plaatsgevonden:

  • Ambachtsweg 23-47 (Archisnr. 51368): in 2012 is een bureau- en een inventariserend veldonderzoek (verkennend fase) uitgevoerd in verband met beoogde nieuwbouwwerkzaamheden. Op basis van de resultaten van het booronderzoek blijkt dat geulafzettingen zijn aangetroffen met daarboven verstoorde geulafzettingen en opgebrachte grond. Doordat de ondergrond van het plangebied tot een diepte van minimaal 1,85 m-mv en maximaal 3,8 m-mv is verstoord zijn eventuele archeologische resten verdwenen. In de hieronder aangetroffen geulafzettingen worden geen archeologische resten verwacht. Op basis hiervan geldt in het plangebied een lage verwachting op het voorkomen van archeologische resten.
  • Steenbakkerstraat 10 (Archisnr. 35721012/54115): in 2012 heeft een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) plaatsgevonden in verband met de nieuwbouw van een bedrijfspand. Op basis van de resultaten van het booronderzoek blijkt dat bodemopbouw tot een diepte van 1,8-2,0 m-mv volledig verstoord is. In de hieronder aangetroffen geulafzettingen worden geen archeologische resten verwacht. Op basis hiervan geldt in het plangebied een lage verwachting op het voorkomen van archeologische resten.
  • Ambachtsweg 32 (Archisnr. 36710113/55367: in 2013 heeft een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) plaatsgevonden in verband met de nieuwbouw van een bedrijfspand. Op basis van de resultaten van het booronderzoek blijkt dat het gebied is opgehoogd met circa 1,0 meter zand. In de periode voor ophoging stond het gebied onder water. Op basis hiervan geldt in het plangebied een lage verwachting op het voorkomen van archeologische resten.

De Archisnummers bij de onderzoeken verwijzen naar de nummering in het archeologisch informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed waarbij al het archeologisch onderzoek in Nederland wordt aan- en afgemeld.

Conclusie

Op basis van bovenstaande (recente) archeologische onderzoeken en gegevens zijn verschillende terreinen in bestemmingsplangebied vrijgesteld van een archeologische onderzoeksplicht. Voor een groot deel van het plangebied blijft onverminderd de archeologische verwachting van kracht zoals die is weergegeven op de verwachtings- en beleidsadvieskaart. De gebieden met waarde - archeologisch verwachtingsgebied (WR - AV) zijn als dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding, met bijbehorende bepalingen in de bestemmingsplanregels.

5.15 Cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden

Het bedrijventerrein 't Heen kent zijn oorsprong in de jaren '70 van de vorige eeuw en is daarmee één van de oudste bedrijventerreinen van Nederland. In de jaren '80 en '90 is het 't Heen ontwikkeld tot het bedrijventerrein zoals het nu is. Vanwege de functie, leeftijd, aanleg, bouwstijl en bouwwijze zijn er geen bijzonder karakteristieke gebouwen of stedenbouwkundige aanleg welke vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol zijn en behouden zouden moeten worden. Alleen de Noordwijkervaart (ook wel de Maandagse Watering genoemd) aan de oostzijde van het terrein is een oude en waardevolle waterweg.

Conclusie

Binnen het plangebied zijn geen waardevolle gebouwen of structuren aanwezig. Alleen de Maandagse Watering (ook wel Noordwijkervaart) heeft historische waarde als oude waterweg. Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoer van het bestemmingsplan niet in de weg.

Hoofdstuk 6 Juridisch Bestuurlijke Aspecten

6.1 Algemeen

Verbeelding en regels

Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de digitale verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de digitale verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

Vertaling Beeldkwaliteitsplan

De bestemmingsregels in hoofdstuk 2 omvatten de regels die per bestemming van toepassing zijn. Voor alle gronden is zodoende af te lezen welke vormen van gebruik en bebouwing ter plaatse zijn toegestaan.

Daarnaast zijn er vanuit het Beeldkwaliteitsplan ook ruimtelijke wensbeelden per deelgebied van het bedrijventerrein. Deze regeling is in het bestemmingsplan verwerkt op basis van 7 gebiedsaanduidingen die aansluiten op de gebiedsindeling uit het Beeldkwaliteitsplan. De bij deze zone's behorende regels zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels.

De regels in hoofdstuk 3 over beeldkwaliteit gelden in beginsel als aanvulling op de bestemmingsregels uit hoofdstuk 2. In sommige gevallen, bijvoorbeeld voor opslag in bepaalde zone's, zijn regels opgenomen die afwijken van de regels in hoofdstuk 2. In dat geval gaan de aanduidingsregels uit hoofdstuk 3 voor.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

6.2 Inleidende Regels

Begrippen (artikel 1)

Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven, worden in dit artikel uitgelegd.

Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel bevat technische regelingen om onder andere oppervlaktes, hoogtes, dieptes en breedtes te kunnen bepalen.

6.3 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Bedrijventerrein (artikel 3)

Milieucategorieën

Op de verbeelding zijn de toegestane milieucategorieën opgenomen. Bedrijven passend binnen de categorie op de verbeelding zijn in ieder geval toegestaan. Bestaande bedrijven die daarbuiten vallen, zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf' om tevens de bestaande activiteiten mogelijk te (blijven) maken.

Het artikel kent daarnaast een afwijkingsbevoegdheid om niet passende bedrijven alsnog toe te staan. Het moet dan gaan om bedrijven die of in de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen maximaal 1 categorie hoger vallen dan toegestaan of om bedrijven die in het geheel niet in de SvB zijn opgenomen. Daarnaast moet het bedrijf qua aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar zijn met bedrijven die wel direct toegestaan zijn ter plaatse.

Detailhandel volumineus

Detailhandel in volumineuze goederen is uitsluitend toegestaan op bestaande locaties. Deze zijn om die reden van een specifieke aanduiding op de verbeelding voorzien. Met verschillende aanduidingen wordt uitsluitend het bestaande type detailhandel in volumineuze goederen mogelijk gemaakt.

Daarnaast kent het plan een afwijkingsbevoegdheim om aan de zuidkant van de Ambachtsweg nieuwe detailhandel in volumineuze goederen. Deze afwijkingsbevoegdheid kan gebruikt worden voor nieuwe locaties, maar ook voor bestaande locaties waar een ander type detailhandel in volumineuze goederen gewenst is.

Ondergeschikte detailhandel bij bedrijven

Naast detailhandel in volumineuze goederen wordt ook bij overige bedrijven detailhandel mogelijk gemaakt, zij het als ondergeschikte detailhandel die gerelateerd is aan de bedrijfsactiviteit. Deze vorm van detailhandel is direct toegestaan, maar dient wel aan enkele voorwaarden te voldoen. Deze zijn in de bestemmingsregels opgenomen.

Bedrijfswoningen

Om de ruimte voor bedrijventerreinen optimaal beschikbaar te houden zijn bedrijfswoningen uitgesloten. De legaal aanwezige bedrijfswoningen op het bedrijventerrein (5 woningen in totaal) zijn met een aanduiding 'bedrijfswoning' mogelijk gemaakt.

Kantoren

Zelfstandige kantoren zijn alleen op de bestaande locaties toegestaan en zijn voorzien van een aanduiding op de verbeelding. Daarnaast zijn bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 2.000 m² toegestaan.

Voor de kantoorlocatie aan de Lageweg 44 is een specifieke aanduiding opgenomen om het eerder vergunde, maar nog niet gerealiseerde, kantoor op maat mogelijk te maken.

Andere afwijkende functies

Andere afwijkende functies, zoals bijvoorbeeld een sportschool, zijn met aanduidingen op de verbeelding op maat mogelijk gemaakt.

Afwijken minimum maten

De bouwregels bij het artikel bedrijventerrein kennen een minimum bouwhoogte en een minimum bebouwingspercentage. Deze zijn opgenomen om bij ontwikkelingen op het terrein te kunnen voldoen aan het beeldkwaliteitsplan. In specifieke gevallen kunnen er echter reden zijn om hiervan af te wijken. Hiertoe is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Het moet daarbij gaan om bestaande situaties waar al niet aan de minimum maat voldaan wordt, de lagere maat vanuit de bedrijfsvoering noodzakelijk is en bovendien stedenbouwkundig acceptabel op de betreffende locatie.

Groen (artikel 4)

De bestemming is bedoeld ter bescherming van de groen afscherming van het bedrijventerrein. Met uitzondering van nutsvoorzieningen zijn binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan.

De bedrijfsmatige activiteiten van Goldstream Ovenbouw (Snijderstraat 5a) die binnen de bestemming Goen worden uitgevoerd, zijn in strijd met het vigerende bestemmingsplan en worden gedoogd. De gemeente acht deze activiteiten hier echter niet passend. Aangezien sprake is van een historisch gegroeide situatie, die zich ook al voordeed bij inwerkingtreding van het huidige vigerende bestemmingsplan, is het overgangsrecht van gebruik niet van toepassing. Omdat door wegbestemmen Goldstream Ovenbouw niet meer in staat zal zijn op het terrein te rangeren en daarmee haar bedrijfsactiviteiten niet meer kan uitvoeren, wordt hiervoor een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen. Dit betekent dat de activiteiten alleen door de (rechts)persoon kan worden uitgevoerd die het uitvoert op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan. Indien de activiteiten door de persoon worden beëindigd, is sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan.

Maatschappelijk (artikel 5)

De huisvesting va de muziekvereniging DVS is voorzien van de bestaande maatschappelijke bestemming.

Verkeer (artikel 6)

De doorgaande wegen - de N206 en de route Ambachtsweg-Lageweg - zijn bestemd als Verkeer. Dit zijn de wegen met een stroomfunctie. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 7)

De overige wegen, die dienen ter ontsluiting van de aangrenzende gronden en percelen, zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied.

Water (artikel 8)

Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.

Leiding - Afvalwater, Effluent (artikel 9, 10 en 11)

Deze dubbelbestemmingen maken de ligging van de genoemde leidingen mogelijk en voorzien in een beschermende regeling. Om die reden zijn ontwikkelingen in het kader van de andere bestemming die ter plaatse van toepassing is, uitsluitend toegestaan wanneer deze het leidingbelang niet schaden.

Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied(artikel 12)

De archeologische dubbelbestemming beschermt mogelijk archeologische waarden tegen toekomstige ontwikkelingen en bodemingrepen. Voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder maaiveld én groter dan 100 m² wordt archeologisch onderzoek voorgeschreven. Hieruit zal moeten blijken of en op welke manier ruimtelijke ontwikkelingen uitgevoerd kunnen worden.

6.4 Algemene Regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 13)

Deze regel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daar voor een gebouw een zeker open terrein is vereist, wordt via de anti-dubbeltelregel voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt 'meegenomen' bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouw. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.

Algemene bouwregels (artikel 14)

In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Een voorname regeling in dit artikel is het lid waarmee bestaande maten worden geregeld. Dit houdt in dat bouwwerken die conform de bestemmingslegging zijn toegestaan, maar waarvan de bestaande maat lager is dan de voorgeschreven minimum maat of hoger dan de voorgeschreven maximum maat, op basis van dit artikel zijn toegestaan. Bij aanpassing of nieuwbouw dient overigens wel aan de (nieuw) voorgeschreven maten voldaan te worden.

Algemene aanduidingsregels (artikel 15)

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die samenhangen met het beeldkwaliteitsplan. De zonering hieruit is doorvertaald naar 7 aanduidingsgebieden op de verbeelding van het bestemmingsplan. Per gebied zijn regels opgenomen voor de betreffende zone van toepassing zijn.

De regels in dit artikel gelden in beginsel als aanvulling op de bestemmingsregels. Waar deze regels conflicteren met de bestemmingsregels uit hoofdstuk 2, gelden de aanduidingsregels in afwijking van de bestemmingsregels. De aanduidingsregels gaan zodoende altijd voor.

Algemene afwijkingsregels (artikel 16)

In concrete situaties kan het voorkomen dat afwijking van de gestelde normen aanvaardbaar is. Voor deze situaties is een afwijkingsbepaling ex artikel 2.12 van de Wabo opgenomen. Deze bepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk.

Daarnaast is een viertal specifiek afwijkingsmogelijkheden opgenomen, die toegespitst zijn op extra mogelijkheden binnen bepaalde zone's. Deze zone's zijn op de verbeelding aangegeven. Voor 3 van die gebieden wordt met deze aanduiding aangegeven waar van de maximum bouwhoogte afgeweken kan worden. Een vierde gebied is opgenomen om af te wijken van de ter plaatse geldende bestemmingsomschrijving uit hoofdstuk 2 om prostitutiebedrijven toe te staan.

Algemene wijzigingsregels (artikel 17)

Archeologie

Indien uit nader onderzoek blijkt dat de bestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' gewijzigd dient te worden, dan kan het bevoegd gezag hiertoe het bestemmingsplan wijzigen.

Wijzigingsbevoegdheid

Op de verbeelding zijn verschillende Wro-wijzigingszones opgenomen. Binnen deze zones is het wenselijk om ontwikkelingen mogelijk te maken. Deze zijn echter op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan nog onvoldoende concreet om de ontwikkelingen van een rechtstreekse bestemming te voorzien. Wanneer van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, zal een wijzigingsplan opgesteld moeten worden dat een eigen planologische procedure doorloopt. Ter inzage legging en de mogelijkheid tot zienswijzen is hier ook onderdeel van.

Overige regels (artikel 18)

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

6.5 Overgangs- En Slotregel

Overgangsrecht (artikel 19)

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan of waarvoor een bouw- dan wel omgevingsvergunning is aangevraagd, mogen blijven bestaan, ook wanneer dit strijdig is met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd worden.

Slotregel (artikel 20)

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein 't Heen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid En Handhaving

7.1 Vooroverleg

Het plan is in het kader van het vooroverleg ter advisering naar de diverse overleginstanties gestuurd. Onderstaande instanties hebben op het voorontwerp bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 't Heen' gereageerd. In deze paragraaf worden de reacties kort weergegeven. Tevens wordt aangegeven hoe de reacties in het plan zijn verwerkt.

Brandweer Hollands Midden

Reactie overleginstantie

De reactie betreft een ontvangstbevestiging.

Reactie gemeente

De reactie wordt voor kenninsgeving aangenomen.

Provincie Zuid-Holland

Reactie overleginstantie

Voor het voorontwerpbestemmingsplan is een e-formulier ingevuld waarna bleek dat het voorontwerp bestemmingsplan niet opgestuurd hoefde te worden.

Reactie gemeente

De reactie wordt voor kenninsgeving aangenomen.

Gasunie

Reactie overleginstantie

De Gasunie heeft het plan getoetst aan het veiligheidsbeleid vanwege een aardgastransportleiding. Uit de toetsing blijkt dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Reactie gemeente

De reactie wordt voor kenninsgeving aangenomen.

Kamer van Koophandel Den Haag, kantoor Leiden

Reactie overleginstantie

De Kamer van Koophandel laat in haar overlegreactie weten geen inhoudelijke opmerkingen te hebben op het plan.

Reactie gemeente

De reactie wordt voor kenninsgeving aangenomen.

Katwijkse ondernemersvereniging

Reactie overleginstantie

De Katwijkse Ondernemersvereniging geeft in haar overlegreactie aan dat zij zich kan vinden in het voorontwerpbestemmingsplan en gaan er van uit dat individuele ondernemers voldoende op de hoogte zijn gebracht om zelf te reageren.

Reactie gemeente

De reactie wordt voor kenninsgeving aangenomen.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerrein 't Heen' heeft vanaf vrijdag 8 maart 2013 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en mondeling op het plan te reageren in de vorm van zienswijzen. In totaal zijn er 16 zienswijzen op het plan ingediend.

In de Nota zienswijzen, zoals opgenomen in bijlage 6 bij dit bestemmingsplan, zijn de zienswijzen samengevat en van een beantwoording voorzien. Per zienswijze is af te lezen of en voor welke onderdelen deze tot aanpassing van het plan heeft geleid.

7.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein 't Heen wordt opgesteld onder regime van de nieuwe Wro. Onderdeel van de nieuwe Wro is de GREX – wet. De wetgever heeft met de nieuwe regeling inzake de grondexploitatie, ook wel Grondexploitatiewet (GREX – wet) genoemd, een oplossing willen bieden voor het probleem dat gemeenten bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden geen of slechts beperkte mogelijkheden van kostenverhaal hebben, indien zij niet de eigenaar zijn van de te ontwikkelen gronden (afdeling 6.4 Wro). Dit als stok achter de deur als het niet lukt om een exploitatieovereenkomst af te sluiten met de private grondeigenaren. Er zijn twee mogelijkheden om (privaatrechtelijk) de kosten te verhalen:

  1. 1. anterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst voordat een exploitatieplan aan de orde is.
  2. 2. posterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst die gesloten wordt na de inwerkingtreding van een exploitatieplan.

Het exploitatieplan is verplicht als het niet lukt om een anterieure exploitatieovereenkomst af te sluiten met de eigenaren binnen het exploitatiegebied. Het exploitatieplan biedt dan een grondslag om de kosten van openbare voorzieningen via de omgevingsvergunning te innen.

Consequenties bestemmingsplan Bedrijventerrein 't Heen
In het bestemmingsplan 't Heen worden geen grote ontwikkellocaties opgenomen. Voor het bestemmingsplan 't Heen is er zodoende geen verplichting zijn tot het opstellen van een exploitatieplan.

7.4 Handhaving

De gemeente Katwijk heeft in het plan 'Organisatie van het Vergunning- en Handhavingsbeleid 2012-2016' voor de komende jaren het integrale toezichts- en handhavingsbeleid vastgelegd. Dit beleid richt zich op de bebouwde omgeving met als doel een bijdrage te leveren aan de naleving van gestelde normen en regels. Het streefbeeld voor de gemeentelijke toezichts- en handhavingstaak is om deze op een structurele en integrale manier vorm te geven. Eventuele toepassing van bestuurs- of strafrechtelijke sancties maakt de toezichts- en handhavingsketen compleet.

Toezicht wordt gehouden op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Er vindt controle plaats op de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden. Doel is het waarborgen van een basiskwaliteit ten aanzien van de bouwkundige staat, veiligheid, en de milieukundige, ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de bebouwde omgeving. Verder wordt toezicht gehouden op precariorechten, de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en leegstand. Voor handhavingstaken voortvloeiend uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is sprake van signaaltoezicht en wordt samengewerkt bij evenemententoezicht. Thema's als duurzaam bouwen en veiligheid vormen steeds vaker een onderdeel van de toezichtstaak.

Tijdens het gebruik wordt toezicht gehouden op bestaande objecten. Deze gebruiksfase begint nadat een object (bijvoorbeeld een gebouw) is opgericht, ingericht en daardoor gebruiksklaar is. Toezicht vindt plaats op grond van een verleende omgevingsvergunning of algemeen geldende voorschriften. Objecten worden volgens een vastgestelde controlefrequentie periodiek gecontroleerd. Hoofdzakelijk betreft het toezicht periodieke controles op basis van het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit, de Wet milieubeheer, de APV (evenementen) en aan deze gerelateerde wetgeving.

Ten slotte wordt toezicht gehouden op gebiedsniveau; (strijdig)gebruik en het illegaal oprichten van bouwwerken en ruimten. Op deze manier worden de ruimtelijke, esthetische en landschappelijke kwaliteiten versterkt en de veiligheid en leefbaarheid van de (openbare) ruimte verbeterd. Dit type toezicht is veelal naar aanleiding van een klacht of melding of op basis van vrije veldtoezicht.

De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar voor toezicht en handhaving.

Bijlage 1 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Parkeernormen

Bijlage 2 Parkeernormen

Bijlage 1 M.e.r.-beoordeling En Voortoets

Bijlage 1 m.e.r.-beoordeling en voortoets

Bijlage 2 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De 'Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten'

Bijlage 2 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'

Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie

Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie

Bijlage 4 Bureauonderzoek Flora En Fauna

Bijlage 4 Bureauonderzoek flora en fauna

Bijlage 5 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 5 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 6 Nota Zienswijzen

Bijlage 6 Nota zienswijzen