Katwijk Midden
Bestemmingsplan - gemeente Katwijk
Vastgesteld op 29-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'NL.IMRO.0537.bpKATkatwijkmidden-va01' van de gemeente Katwijk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpKATkatwijkmidden-va01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengebouwde woningen
blokken van meer dan twee aan elkaar gebouwde woningen.
1.6 aanbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.7 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.8 achtererf
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.
1.9 achtergevel
de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.
1.10 achtergevelrooilijn
de lijn die samenvalt met de achtergevel van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.
1.11 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.
1.12 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.13 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.14 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.15 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.16 balkon
een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een woning behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.
1.17 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
1.18 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.19 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.20 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.
1.21 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.22 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.23 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.24 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.25 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.26 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.27 bijgebouw
een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage en een schuur, dat een functionele eenheid vormt met een hoofdgebouw, en daaraan in bouwkundig opzicht ondergeschikt is.
1.28 bos
een stuk grond met bomen, struiken en andere opgaande beplanting, waarbij de instandhouding van landschappelijke waarden wordt nagestreefd.
1.29 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.31 bouwlaag
een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.
1.32 bouwmarkt
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.33 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.35 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.
1.36 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.37 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.38 congrescentrum
een gebouwencomplex, bestemd en ingericht voor het houden van congressen, conferenties, symposia en andere grote bijeenkomsten.
1.39 consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten
het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op de consumentverzorging doch niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie, zoals: fotograaf, autorijschool (geen theorie), bloemschikker, decorateur, fietsenmaker, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, schoonheidsspecialist/kapsalon, nagelstudio, prothesemaker en andere daarmee gelijk te stellen activiteiten.
1.40 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.41 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.42 dakkapel
een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter boven de dakvoet is gelegen.
1.43 dakopbouw
de ophoging van de goothoogte en/of nokhoogte en/of de dakhelling.
1.44 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.45 dansschool
een inrichting waarin voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimten dansen en het geven van onderricht daarin, zonder dat zalen worden verhuurd en zonder dat gelegenheid wordt geboden voor het houden van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- of dansevenementen.
1.46 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.
1.47 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.48 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.49 detailhandelsbedrijf
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.50 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bijvoorbeeld reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, sleutel- en hakkenbars, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.51 dove gevel
een bouwkundige constructie zoals omschreven in artikel 1b, lid 5 van de Wet geluidhinder (Wgh). Toelichting: Deze constructie heeft een doelmatige geluidwering en er mogen geen te openen delen aanwezig zijn. Er geldt een uitzondering voor bewegende delen in de gevel van niet-geluidsgevoelige ruimten.
1.52 dwarskap
een kap loodrecht op de voorgevel (naar de straat gekeerde gevel).
1.53 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.54 erker
een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.
1.55 evenementen
gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.56 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.57 extensief recreatie medegebruik
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.
1.58 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.59 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.60 geluidsreducerend wegdek
een wegdek met een reducerend effect op de geluidsemissie vanwege het wegverkeer van ten minste 3 dB ten opzichte van dicht asfaltbeton.
1.61 geschakelde woningen
woningen, waarvan de hoofdgebouwen door middel van uitbouwen c.q. aangebouwde bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.
1.62 gestapelde woningen
een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
1.63 geluidzone - industrie
een zone rond een industrieterrein zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.64 glastuinbouwbedrijf
een bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen.
1.65 groothandelsbedrijf
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.66 grootschalige detailhandel
detailhandel waarbij het bruto vloeroppervlak minimaal 1.500 m² bedraagt.
1.67 hobbykas
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
1.68 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.69 hoofdverblijf
het verblijf van waaruit al dan niet tijdelijk het sociale en economische leven van de betrokkene plaatsvindt.
1.70 horeca
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een onderscheid gemaakt tussen licht, middel en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m g genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:
Lichte horeca (categorie 1):
- a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, coffeeshop, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
- b. restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
- c. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
- d. daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;
- e. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
- f. pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie;
middelzware horeca (categorie 2):
- g. bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
zware horeca (categorie 3):
- h. discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.
1.71 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.72 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.73 industrieel bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en / of het vervaardigen van producten (nijverheids- en productief-technische bedrijven).
1.74 kamerverhuurbedrijf
een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging. Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.
onder de definitie van kamerverhuurbedrijf valt niet:
- a. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²;
- b. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.
1.75 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.76 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.77 kas
een bedrijfsgebouw van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve de teelt van of veredeling van gewassen.
1.78 kinderboerderij
een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.
1.79 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.80 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.81 langskap
een kap evenwijdig aan de voorgevel (naar de straat gekeerde kap).
1.82 lessenaarsdak
een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.
1.83 maaiveld/peil
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel.
1.84 maatschappelijke dienstverlening
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening.
1.85 mansardekap
een kap waarbij de dakvlakken niet van goot tot nok één plat vlak, maar twee platte vlakken vormen die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten.
1.86 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door botanische, faunistische, biologische, bodemkundige en morfologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.87 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.88 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.89 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.90 omgevingsvergunning voor het aanleggen
omgevingsvergunning voor aanleggen (voorheen aanlegvergunning): omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
1.91 omgevingsvergunning voor het bouwen
omgevingsvergunning voor bouwen (voorheen bouwvergunning): omgevingsvergunning, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het bouwen van een bouwwerk.
1.92 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).
1.93 ondergrondse ruimte
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden maaiveld.
1.94 onderkomen
een voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken - voer- en vaartuig, woonboot, ark, caravan en stacaravan, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook een tent.
1.95 overbouwing
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.96 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.97 overkluizing
een civieltechnisch kunstwerk, waarmee een weg een andere weg, een plein of een waterloop (kruiselings) overwelft.
1.98 parkeergarage
ruimte geheel of gedeeltelijk overdekt voor de stalling van voertuigen alsmede voor bergingen.
1.99 parkeervoorziening
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.100 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.101 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.102 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.103 prostitutie
seksueel-erotische dienstverlening die, al dan niet zichtbaar vanaf de (openbare) weg, wordt aangeboden.
1.104 risicogevoelig bouwwerk
een bouwwerk dat bestemd is voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag.
1.105 schildkap
een dak dat bestaat uit ten minste drie schuine vlakken, waarvan er één evenwijdig aan de straat en de andere haaks op de straat moeten zijn gesitueerd.
1.106 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.107 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.108 stacaravan
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.109 twee-aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee aan elkaar gebouwde woningen.
1.110 theatervuurwerk
het door de minister van VROM aangewezen professionele vuurwerk dat is bestemd voor het teweegbrengen van pyrotechnisch speciale effecten, hetzij bij een film- of televisieproductie, hetzij tijdens evenementen of voorstellingen waarbij het publiek zich op geringe afstand bevindt van de plaats waar het effect teweeg wordt gebracht.
1.111 tuincentrum
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.
1.112 uitbouw
een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een woning bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.
1.113 verbeelding
voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring NL.IMRO.0537.bpKATkatwijkmidden-va01 waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.
1.114 verblijfsrecreatie
een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend verblijf van steeds wisselende (groepen) personen die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij het recreatief gebruik overwegend tijdens het zomerseizoen en schoolvakantieperiodes plaatsvindt, al dan niet met het verstrekken van consumpties, waarbij dit laatste van ondergeschikte betekenis is.
1.115 verdieping
een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag.
1.116 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.117 vliesgevel
een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidwerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.
1.118 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voeding- en siergewassen worden geteeld.
1.119 volwaardig agrarisch bedrijf
in een volwaardig agrarisch bedrijf is er voldoende werkgelegenheid voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen en voldoende continuïteit in de bedrijfsvoering op lange termijn.
1.120 voorerf
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.
1.121 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.
1.122 voorgevelrooilijn
de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.
1.123 vrijstaande woning
een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.
1.124 waterstaatkundige kunstwerken
werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
1.125 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor), die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.126 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalinginstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.127 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.
1.128 woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
1.129 woonwagen
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
1.130 zeewering
aan zee grenzende waterkering, die uit zowel duinen alsook harde waterkerende constructies kan bestaan.
1.131 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.132 zijgevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.
1.133 zijgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een gebouw kan worden getrokken tot aan de perceelsgrenzen.
1.134 zorgwoning
woning bestemd voor groepen, zoals ouderen en personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.
2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het maaiveld en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil/maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.
2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).
2.6 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 dakhelling van een mansardekap
de maximale dakhelling van het eerste dakvlak van een mansardekap - die zowel bij een dwarskap of langskap voorkomen - wordt gemeten vanuit de goot.
2.8 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.9 hoogte van een windturbine
vanaf het maaiveld tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.10 hoogte van een woonschip
vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
2.11 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.13 oppervlakte van een woonschip
tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.
2.14 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een opslagterrein voor provinciale waterstaat;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- b. per bedrijf wordt ten hoogste 50% van de bruto vloeroppervlakte als niet-zelfstandig kantoorvloeroppervlakte gebruikt, met een maximum van 400 m².
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. cultuur en ontspanning;
- b. detailhandel en dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
- c. horecabedrijven in categorie 1a en 1d uitsluitend op de begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': een horecaondernememing categorie 2;
- e. wonen, uitsluitend op de verdiepingen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- b. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
- c. op deze gronden is het gebruik van een aan-huis-gebonden beroep in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m²;
- 2. er geparkeerd wordt op eigen terrein;
- 3. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- 4. prostitutie niet is toegestaan;
- 5. voor de activiteiten waar op grond van bijlage I van het Bor geen omgevingsvergunning milieu nodig is.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 4.1 sub c en een horecabedrijf in de categorie 1b of 1c toestaan, met in achtneming van de volgende regels:
- 1. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in Bijlage 2 in acht worden genomen.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 4.1 en een maatschappelijke voorziening toestaan, met in achtneming van de volgende regels:
- 1. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in Bijlage 2 in acht worden genomen.
Artikel 5 Detailhandel - Verkooppunt Voor Motorbrandstoffen Zonder Lpg
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg;
- b. bij een dergelijk verkooppunt behorende andere detailhandel;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel: de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van motorbrandstoffen, bedraagt ten hoogste 50 m².
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (zie bijlage);
- b. cultuur en ontspanning;
- c. dienstverlening;
- d. kantoren;
- e. maatschappelijk;
- f. wonen uitsluitend op de verdieping, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en service bedrijven;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kv-station': elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen van 10 - 100 MVA;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werktuigenhandel': machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie, met p.o. < 2.000 m2;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': een onderwijsinstelling;
- k. detailhandel uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water en in geval van wonen ook erven en tuinen.
6.2 Bouwregels
Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'wonen', waar de bouwregels uit Artikel 17 gelden:
6.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- b. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
- c. uitsluitend bedrijven die niet zijn genoemd in het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn toegestaan;
- d. uitsluitend bedrijven die voorkomen in de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging (zie bijlage 1) zijn toegestaan, alsmede de naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven;
- e. uitsluitend lichte horeca als bedoeld in artikel 1.70 is toegestaan;
- f. op deze gronden is het gebruik van een aan-huis-gebonden beroep in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
- 2. er geparkeerd wordt op eigen terrein;
- 3. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- 4. prostitutie niet is toegestaan;
- 5. voor de activiteiten waar op grond van bijlage I van het Bor geen omgevingsvergunning milieu nodig is.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden, kunstwerken en straatmeubilair;
- b. brughoofden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersport': voorzieningen ten behoeve van het watersportcentrum, zoals steigers en hellingbanen;
- d. evenementen en manifestaties;
- e. geluidwal of –scherm;
- f. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. lichte en middelzware horeca als bedoeld in artikel 1.70;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1b': uitsluitend lichte horeca van categorie 1b;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'rijksmonument': een rijksmonument;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke dienstverlening als bedoeld in artikel 1.84, zoals bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinder-/naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, zorg en welzijnsinstelling;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bos': bos;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': nutsvoorzieningen;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.
10.2 Bouwregels
Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatie;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersport': een watersportcentrum;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water en groen, parkeer- en nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport, sportveld, clubgebouw, sportzaal, sporthal, sportcentrum, sportschool, fitnesscentrum, squashcentrum;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'zb': een zwembad;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.
12.2 Bouwregels
Op de gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
13.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een (boven) lokale functie ontsluiting, ontsluitingswegen, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden;
- b. kruisingen, overbruggingen , tunnels en viaducten;
- c. evenementen en manifestaties;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:
- a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en paden met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden;
- b. standplaatsen voor verkoop;
- c. evenementen en manifestaties;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, speel-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.
15.2 Bouwregels
Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. in afwijking van sub a zijn gebouwen toegestaan ten behoeve van een standplaats voor verkoop;
- d. de oppervlakte van een standplaats bedraagt ten hoogste 20 m2 en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:
- a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de waterhuishouding en de waterberging;
- b. waterbouwkundige kunstwerken en voorzieningen;
- c. verkeer te water;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven met bijbehorende voorzieningen en circa 250 aanlegplaatsen;
- e. infiltratievoorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersport': voorzieningen ten behoeve van het watersportcentrum, zoals steigers en hellingbanen;
- g. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water uitgesloten - aanlegplaatsen', geen aanlegplaatsen voor pleziervaart zijn toegestaan.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonboten en onderkomens buiten de daartoe aangewezen gronden.
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3 waarbij ligplaatsen voor onderkomens kunnen worden aangewezen voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van (plezier)vaartuigen, mede ten behoeve van beperkte overnachtingsmogelijkheden voor passerende waterrecreanten, mits daardoor de in lid 1 genoemde functies niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep, of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': kantoren, uitsluitend op de begane grond;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1b': horeca van categorie 1b, uitsluitend op de begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen wordt nagestreefd, waarbij lid 17.5 in acht dient te worden genomen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.
17.2 Bouwregels
Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
- 2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
- voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
- het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
- het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
- 3. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/ of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
- 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
- 5. prostitutie niet is toegestaan;
- 6. het in geval van een consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten het een eenmansbedrijf betreft;
- 7. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
- 8. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.
17.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 18 Wonen - Garage
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van (personen)auto's, motorrijwielen en (brom)fietsen en voor opslag en bergingsdoeleinden van huishoudelijke aard.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
- c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 19 Leiding - Gas
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 7 inch (169 mm) en een druk van ten hoogste 40 bar met daarbij behorende belemmeringenstrook.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden, binnen een bebouwingsvrije zone van 4,00 m aan weerszijden van de leidingen, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een aardgastransportleiding;
- b. in afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden, geen risicogevoelige bouwwerken worden gebouwd;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
- d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in dit artikel betreffende lid 2 sub a en d, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Leiding - Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in dit artikel betreffende lid 2 sub a en d, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bepaling, ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwvoorschriften in acht worden genomen en:
- a. de aanvrager van de omgevingsvergunning, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het bouwen van een bouwwerk, een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouder in voldoende mate is vastgesteld;
- b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteit niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het bouwen van een bouwwerk, voorschriften te verbinden, gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden, zoals alternatieve funderingsmethoden of beschermende bodemlagen;
- 2. het doen van archeologische opgravingen;
- 3. begeleiding van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in lid 2 onder sub a en b is niet van toepassing indien:
- 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 1' (wr – av, swr – 1):
- er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
- het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 2' (wr – av, swr – 2):
- er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 70 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
- het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 3' (wr – av, swr – 3):
- er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 100 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
- het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 4' (wr – av, swr – 4):
- er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 300 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
- het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 5' (wr – av, swr – 5):
- er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 500 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
- het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. op de verbeelding de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie te leggen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Bouwregels
23.1 Overschrijding bouwgrenzen
Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
- c. technische installaties, mits:
- 1. deze bouwdelen indien mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruimte en van omwonenden worden geplaatst;
- 2. de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
- 3. het bedrijf/ de installatie op de aanbevolen afstand van woningen staat volgens de brochure 'bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of de technische installatie noodzakelijk is door nieuwe wet- of regelgeving.
23.2 Ondergronds bouwen
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
24.1 wro-zone - wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemmingen 'Maatschappelijk', mits wordt voldaan aan de volgende regels:
- a. het bestaande bouwvlak mag over een breedte van maximaal 8 m worden vergroot over de gehele lengte van het aanduidingsvlak;
- b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
- c. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- d. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- e. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is.
24.2 geluidszone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' ligt de rond het betrokken bedrijventerrein gelegen geluidzone waarbinnen geen geluidgevoelige bestemmingen mogen worden opgericht, tenzij daarvoor met toepassing van de Wgh een hogere grenswaarde voor geluid werd vastgesteld.
24.3 beeldbepalend groen
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
25.1 Waarde - Archeologie
Artikel 26 Overige Regels
26.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
27.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Katwijk Midden Katwijk' en NL.IMRO.0537.bpKATkatwijkmidden-va01.
Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Katwijk d.d. …… tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Katwijk Midden en NL.IMRO.0537.bpKATkatwijkmidden-va01'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Belangrijkste aanleiding voor het maken van een nieuw bestemmingsplan voor Katwijk Midden is dat voor het plangebied een aantal verouderde bestemmingsplannen van kracht is. Door de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 zijn gemeenten verplicht om binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw een bestemmingsplan vast te stellen. Actualisering van de verouderde plannen is daarom gewenst en past in de inhaalslag van de gemeente omtrent de vernieuwing van bestemmingsplannen. Stadsdelen waar alleen verouderde bestemmingsplannen gelden, zoals bij Katwijk Midden, kennen onvoldoende rechtszekerheid en onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen.
De hoofddoelstelling van het te actualiseren bestemmingsplan voor Katwijk Midden is het kunnen beschikken over een adequate planologische regeling, waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd.
1.2 Situering En Begrenzing Plangebied
De begrenzing van het plangebied is als volgt:
- In het noorden valt de grens samen met de hartlijn van het Uitwateringskanaal;
- In het oosten wordt het plangebied begrensd door de oostgrens van de gerealiseerde en geplande woonbebouwing Duinvallei en de N206;
- In het westen ligt de grens ter plaatse van Rijnmond, Karel Doormanlaan en de Meeuwenlaan;
- In het zuiden wordt de grens gevormd door de Wassenaarseweg en de zuidberm van de Cantineweg en de zuidgrens van de woonpercelen langs de Kievitlaan/ Sperwerlaan.
Afbeelding 1.1: ligging en begrenzing plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Momenteel gelden in het betreffende gebied de bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld | Goedgekeurd |
Zanderij Westerbaan; evenals de daarop gebaseerde uitwerkingsplannen (Fase 1, Fase 2 en Fase 3, deelplan a) en vrijstellingen (Fase 7 en 8 Duinvallei) | 26-08-1993 | 05-04-1994 |
Cleijn Duin - 't Witte hek | 07-05-1998 | 05-01-1999 |
Koestal - Overduin, 1998 | 18-12-1998 | 06-07-1999 |
Haringkade (1998); evenals de daarop gebaseeerde vrijstellingen | 29-10-1998 | 15-06-1999 |
Haringkade herziening fase 3b | 12-07-2007 | n.v.t. |
Prins Hendrikkanaal e.o. | 25-05-1996 | 26-11-1996 |
Bestemmingsplan Dakopbouwen | 19-07-2001 | 26-02-2002 |
Deze herziening van het bestemmingsplan vervangt geheel of gedeeltelijk de genoemde bestemmingsplannen en tevens alle partiële herzieningen en vrijstellingen die in de afgelopen planperiode hebben plaatsgevonden c.q. zijn verleend voor het betreffende plangebied van het bestemmingsplan Katwijk Midden.
Uitwerkingsplannen Haringkade
In het (globale) bestemmingsplan "Haringkade" staat dat de bestemming "Woondoeleinden" moet worden uitgewerkt. Aan deze verplichting is deels gehoor gegeven. Er zijn voor deze plandelen uitwerkingsplannen voorbereid, te weten: “Fase 1A ’t Schip”, “Fase 1B De Reling”, “Fase 1C”, “Fase 1D” en “Jachthaven Oostzijde”.
Van deze uitwerkingen is uiteindelijk alleen fase 1D vastgesteld. De andere conceptplannen vormden wel de basis voor de artikel 19 vrijstellingsprocedure voor de vergunningverlening van de bouwplannen. De vergunde bouwplannen en inrichting van het openbare gebied zullen in het bestemmingsplan worden meegenomen.
Het bestemmingsplan "Haringkade herziening fase 3B"
Het bestemmingsplan is in 2009 onherroepelijk geworden en kan derhalve nog actueel worden verondersteld. Het plan hoeft niet uiterlijk op 1 juli 2013 te zijn herzien. Tot 2019 is er nog tijd om voor dit deelgebied een herziening vast te stellen.
Momenteel verkeert de ontwikkeling van dit plangebied in een impasse. Naar verwachting zal het stedenbouwkundig plan zodanig worden aangepast, dat niet meer kan worden voldaan aan de uitgangspunten van het vigerende bestemmingsplan. Een herziening zal te zijner tijd in de rede liggen.
Het bestemmingsplan "Zanderij – Westerbaan" en uitwerkingsplannen
In het (globale) bestemmingsplan "Zanderij - Westerbaan" staat dat de bestemming "Woondoeleinden" moet worden uitgewerkt. Aan deze verplichting is deels gehoor gegeven in de volgende uitwerkingsplannen:
- “Fase 1, deelplannen a t/m d en 2a, 2b en 2c” (vastgesteld 23-5-2000, goedgekeurd 2-8-2000)
- “Fase 2, deelplannen a t/m c (vastgesteld 30-5-2000, goedgekeurd 26-9-2000)
- “Fase 2, deelplan d (vastgesteld 9-8-2002, goedgekeurd 25-10-2002)
- “Fase 3, deelplan a” (vastgesteld 15-11-2005, goedgekeurd 14-2-2006)
Genoemde uitwerkingsplannen zijn nog actueel. Echter, de methodiek en de systematiek van de planregels moet aangepast worden aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) en de op basis van de SVBP 2008 door de gemeente Katwijk opgestelde standaardregels.
Het project "Duinvallei"
Ten behoeve van de verlegging van de N206 en nieuwe inzichten omtrent de inrichting van dit deelgebied van de Zanderij is het project “Duinvallei” ontwikkeld. Een deel van het plangebied is en wordt ingevuld met woningbouw. Fase 7 Duinvallei valt grotendeels samen met uitwerkingsplan Fase 3a Zanderij. Fasen 7 en 8 van deze ontwikkeling zijn middels een artikel 19 procedure gerealiseerd. De deelgebieden 7 en 8 worden meegenomen in het herzieningsplan Katwijk Midden.
In het projectgebied Duinvallei is sprake van nog een aantal ontwikkelingen:
- Ontwikkeling woongebieden fasen 9, 10, 11 en 12
- Gemengde gebieden fasen 13, 14 en 15
- Verlegging van de N206 (Rijnlandroute)
- Inpassing van de busbaan/ trambaan (RijnGouweLijn) langs de N206
Voor deelgebied 11 van Duinvallei worden gescheiden een Planmer en een bestemmingsplan voorbereid.
Voor de deelgebieden die niet in het bestemmingsplan “Katwijk Midden” worden opgenomen zal het bestemmingsplan “Zanderij – Westerbaan” van toepassing blijven. Het is niet bezwaarlijk wanneer na 1 juli 2013 de hier voorkomende bestemmingen niet zijn herzien. Het betreft uitwerkingsgebieden waarop geen directe bouwtitel rust. Na uitwerking van de laatste fasen van het project Duinvallei kunnen hiervoor bestemmingsplannen worden voorbereid, en in het geval van de Rijngouwelijn en Rijnlandroute een Inpassingsplan van provinciewege.
1.4 Leeswijzer
Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig, omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.
De toelichting is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in hoofdstuk 1, wordt in hoofdstuk 2 de belangrijkste informatie uit diverse beleidsnota's van verschillende overheden vermeld. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het plangebied waar in het bijzonder aandacht is besteed aan de ruimtelijke en functionele aspecten. Hoofdstuk 4 gaat in op de milieu & omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt het juridisch kader nader toegelicht. Hoofdstuk 6 bevat de resultaten van het overleg met betrokken diensten, besturen en overheden en de resultaten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Ook wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid beschreven en in dit hoofdstuk bevindt zich de paragraaf met betrekking tot handhaving. Hoofdstuk 7 besteedt aandacht aan de procedure van een bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) / Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (2008)
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden. Zowel het Rijk, de provincies als de gemeente hebben de bevoegdheid om ruimtelijke plannen op te stellen. Hiervan is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument, welke ook juridisch bindend is.
Als ruimtelijk toetsingskader worden door Rijk, provincies en gemeenten structuurvisies vastgesteld. Het is de bedoeling dat de structuurvisie's op elkaar worden afgestemd en als uitgangspunt gelden voor bestemmingsplannen, inpassingsplannen en projectbesluiten. Een gemeente kan daar alleen van afwijken indien er een goede motivering voor is. Rijk en provincies kunnen kaders stellen waarbinnen de gemeenten kunnen opereren, met zogenoemde reactieve en proactieve aanwijzingen.
De bestemmingsplanprocedure is in de nieuwe wet teruggebracht van ruim een jaar naar 26 weken. Indien er sprake is van meerdere samenhangende besluiten en plannen is het mogelijk de procedure te vereenvoudigen door middel van een coördinatieregeling.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Wro verder uitgewerkt ten behoeve van de uitvoering. Onder andere bevat het Bro bepalingen over de verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('electronisch') beschikbaar te stellen. Alle ruimtelijke plannen zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Ook bevat het besluit gedetailleerde bepalingen over de vormgeving en inhoud van ruimtelijke plannen, overgangsrecht voor bestaande gebouwen, bouwwerken of bestaand gebruik, de procedure voor het afhandelen van een planschadeverzoek en bepalingen over het exploitatieplan en subsidieregelingen.
2.1.2 AMvB algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwijkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) rekening houden met het Barro.
In het Barro wordt een aantal projecten die van rijksbelang zijn, met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. En nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen 3 jaar in de bestaande bestemmingsplannen worden verwerkt. In het Barro zijn voorlopig zes “projecten” beschreven, er zullen er nog een aantal volgen.
Van de onderwerpen is voor Katwijk een tweetal relevant te weten het Kustfundament en de Limes, als onderdeel van Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. De laatste zal pas concreet in de bestemmingsplannen kunnen worden vertaald wanneer de provincies deze hebben uitgewerkt en begrensd.
2.1.3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) / Besluit omgevingsrecht (Bor) (2010)
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft ca. 25 regelingen geïntegreerd. Bouw-, milieu-, natuur- en monumenten-vergunningen, zijn opgegaan in één vergunning, de omgevingsvergunning. Burgers en ondernemers krijgen te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld.
Voor de uitvoering van de Wabo zijn regels uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dit besluit is vastgelegd voor welke activiteiten omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd, onder welke voorwaarden en wat de relatie is met het bestemmingsplan. Nieuwe bestemmingsplannen dienen te worden afgestemd op de bepalingen en terminologie in Wabo en Bor.
2.1.4 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2010)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimten (SVIR) beschrijft in welke infrastructuur-projecten het kabinet de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Ook is aandacht besteed aan leefomgeving, milieu en natuur, voorzover het nationale belangen betreft. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De structuurvisie vervangt diverse nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.
2.1.5 Waterwet
Op 22 december 2009 trad de Waterwet in werking. De Waterwet stelt de watersysteembenadering centraal en integreert acht bestaande wetten voor waterbeheer. De wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en regelt de juridische implementatie van Europese richtlijnen (o.a. Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico's).
De Waterwet kent één watervergunning. Met het wegvallen van vergunningen treedt een belangrijke wijziging op in de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en de waterbeheerder (Rijkswaterstaat of waterschap). Deze wijziging vraagt een andere manier van (samen)werken. Samenwerken op basis van afspraken in plaats van op basis van vergunningvoorschriften.
De Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders: het Rijk, als de beheerder van de rijkswateren (Rijkswaterstaat), en de waterschappen, als de beheerders van de overige wateren. Gemeenten zijn dus formeel geen waterbeheerder, maar hebben wel watertaken. Met de inwerkingtreding van de Waterwet zijn ruimtelijke aspecten van het nationaal waterplan (Rijk) en regionaal waterplan (provincie) tevens structuurvisie in de zin van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro). Een structuurvisie is bindend voor het bevoegd gezag van het betreffende plan (Rijk of provincie). Het Rijk en de provincie kunnen delen van een structuurvisie dwingend voorschrijven in de vorm van respectievelijk een AMvB of provinciale verordening. Bovendien zal een gemeente in de praktijk bij haar ruimtelijke plannen rekening houden met de structuurvisie van het Rijk en de provincie.
2.1.6 Modernisering Monumentenwet (MoMo)/Wijziging Bro
Per 1 januari 2012 treedt de wijziging van de Bro in werking die een verplichting inhoudt om in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze daarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020
Een concurrerend aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen van voor de structuurvisie "Visie op Zuid- Holland". In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Samen met inwoners en betrokken partijen wil de provincie het toekomstbeeld van Zuid-Holland invullen. De nieuwe structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Op 3 november 2009 stelden Gedeputeerde Staten de ontwerp Structuurvisie, de ontwerp Verordening Ruimte en de PlanMER vast en gaven deze documenten vrij voor inspraak. In februari en maart 2010 heeft de provincie de ingekomen zienswijzen in een nota van beantwoording verwerkt en heeft zij de ontwerpen aangepast. In april 2010 stelden Gedeputeerden Staten de structuurvisie en verordening ruimte vast. In mei 2010 behandelde de Statencommissie Ruimte en Wonen de documenten en op 2 juli 2010 heeft Provinciale Staten de structuurvisie en verordening ruimte definitief vastgesteld.
Het grootste gedeelte van het plangebied is in de Provinciale Structuurvisie aangegeven als stedelijk/dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer. Dit betekent concreet het volgende. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: een aaneengesloten, relatief grootschalig bebouwd gebied, en onderdeel van het stedelijk netwerk, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen.
Onder dorpsgebied wordt verstaan: een aaneengesloten, relatief kleinschalig bebouwd gebied, en onderdeel van het landelijk gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Met stedelijk gebied/dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer wordt het volgende bedoeld: delen van het stedelijk gebied en dorpsgebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet.
2.2.2 Provinciale Verordening Ruimte
De Verordening Ruimte is op 2 juli 2010 door provinciale staten vastgesteld. In de Provinciale Verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep van gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen, zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. In de verordening is onder andere vastgelegd dat er in principe geen verstedelijking buiten bebouwingscontouren (geen nieuwe vestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies) mag plaatsvinden. Alleen onder bepaalde voorwaarden kunnen bebouwingscontouren worden aangepast.
Het grootste gedeelte van het plangebied is in de verordening aangegeven als bestaand stedelijk- en dorpsgebied. Hieronder wordt het volgende verstaan: de verzameling van woonfuncties en daaraan verbonden bestemmingen, zoals parkeerplaatsen, sportvelden en bijbehorende voorzieningen, zorgvoorzieningen, andere maatschappelijke voorzieningen, horeca, openbaar stedelijk groen, volkstuinen, stedelijk oppervlaktewater, infrastructuur en begraafplaatsen, alsmede bedrijfsfuncties en daarbij behorende noodzakelijke voorzieningen.
2.2.3 Provinciale Structuurvisie - Actualisering 2011
Gedeputeerde Staten hebben op 29 februari 2012 de Actualisering 2011 vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid blijven ongewijzigd. De belangrijkste wijzigingen gaan over de volgende onderwerpen:
- Verbeterde Kwaliteitskaart (effectiever sturen op kwaliteit)
- Kantorenbouw (beperking aantal nieuwe kantorenlocaties)
- Woningbouw (inspelen op ontwikkelingen woningmarkt)
- Glastuinbouw (nieuwe locaties in Binnenmaas en Nieuwkoop, glas-voor-glasregeling, SER-ladder)
- Bodemenergie (efficiënt gebruik ondergrond)
- Gemeentelijke verzoeken (beperkte aanpassing bebouwingscontouren en functies).
Daarnaast zijn er technische correcties doorgevoerd voor de volgende onderwerpen:
- Compensatiebeginsel natuur, recreatie en landschap
- Ecologische Hoofdstructuur en landgoedbiotoop
- Regionale waterkeringen in Rijnland en Rivierenland.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Regionale Structuurvisie 2020
Op 24 juni 2009 is de Regionale StructuurVisie 2020 (RSV) door Holland Rijnland vastgesteld. De RSV verankert de intergemeentelijke afspraken in een ruimtelijke vertaling naar 2020 met een doorkijk naar 2030.
De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven.
In de Regionale structuurvisie zijn een aantal keuzes gemaakt die de samenhang tussen de grote deelgebieden van de regio verbeteren: Bollenstreek, kustzone, stedelijk gebied en Veenweide en Plassen. Binnen de Regionale Structuurvisie wordt de ruimtelijke positie van de regio bepaald en gekeken hoe dit zich verhoudt tot haar (Randstedelijke) omgeving. Hiervoor worden zeven kerndoelen nagestreefd: Holland Rijnland is een top woonregio, Leiden vervult een regionale centrumfunctie, concentratie stedelijke ontwikkeling, 'Groenblauwe kwaliteit' staat centraal, De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open, twee speerpunten voor economische ontwikkeling: Kennis en Greenport en verbetering van de regionale bereikbaarheid.
In de regionale structuurvisie is het grootste gedeelte van het plangebied opgenomen als bestaand stedelijk- en dorpsgebied. Dit komt overeen met het beleid van de provincie. Zie: paragraaf 2.2.2 Provinciale Verordening Ruimte.
2.3.2 Duurzaamheid en klimaat
In regionaal verband zijn afspraken gemaakt over duurzaamheidsaspecten en vastgelegd in de volgende plannen:
- Regionale DuBoPlus-Richtlijn 2008-2012
- Regionaal beleidskader duurzame stedenbouw
- Plan van Aanpak Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland en Rijnstreek
Het beleid heeft tot doel om voor duurzaamheidsaspecten al op het schaalniveau van stedenbouw afspraken te maken over ambities en maatregelen.
2.3.3 Hoogheemraadschap van Rijnland
Waterbeheerplan
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Keur en Beleidsregels
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur was nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem.
De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
- Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
- Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
- Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een keurvergunning worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
Riolering en afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
- a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt ;
- b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- c. afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
- d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd;
- e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
- 1. zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
- 2. lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron in, het milieu wordt gebracht.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Zorgplicht en preventieve maat regelen voor Hemelwater
Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijn land op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen.
Uitgangspunt is dat hel te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen door bijvoorbeeld:
- duurzaam bouwen;
- het toepassen berm- of bodempassage;
- toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
- het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
- adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
- het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
- de bewoners. gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
- het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heen op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
2.3.4 Intergemeentelijke structuurvisie Greenport
In december 2009 hebben de zes Greenportgemeenten de ISG vastgesteld. Hiermee hebben de gemeenten een wettelijk kader vastgelegd voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2030. De ISG is een integraal planologisch kader voor buitengebied van de zes Greenportgemeenten. Met de ISG kiezen de zes Greenportgemeenten voor een gemeenschappelijke aanpak van de vitalisering van de Greenport Duin en Bollenstreek. De ISG is na vaststelling wettelijk toetsingskader voor de toekomstige bestemmingsplannen van de zes Greenportgemeenten.
Strategische hoofdlijnen ISG:
- Economische herstructurering van de Greenport staat centraal
- Herstructurering in combinatie met landschapsverbetering
- Duurzame handhaving 1e klas bollengrond op 2625 ha (tijdelijke krimp toegestaan)
- Primaire Greenportfuncties (bollen, knollen, vaste planten, bloemen, toerisme, handel en export) krijgen prioriteit boven niet primaire Greenportfuncties (zoals overige landbouw en veeteelt).
- In voorontwerp-ISG is woningbouwopgave uit Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer/Bollenstreek opgenomen. Hiermee is maximale woningbouwbijdrage voor de Duin- en Bollenstreek bereikt.
Thema's van de ISG zijn de vitale Greenport, graslanden en natuur, toerisme en recreatie, wonen, werken, mobiliteit, wateropgave en landschapsverbetering.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Vigerende bestemmingsplannen
Het plangebied is een lappendeken van bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en vrijstellingen. In het algemeen geldt dat de vigerende rechten zullen worden gerespecteerd en overgenomen in het bestemmingsplan Katwijk Midden, tenzij sprake is van een ruimtelijk ongewenste ontwikkelingsmogelijkheid. Voor de verschillende gebieden zal eenzelfde regeling gaan gelden, zoals ook elders in de gemeente Katwijk, waardoor meer rechtsgelijkheid ontstaat voor wat betreft bouw- en gebruiksmogelijkheden. Alleen waar nodig zullen afwijkende bepalingen worden opgenomen.
Bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen
Een voorbeeld van een ongewenste ontwikkeling is de mogelijkheid om het achtererf geheel vol te bouwen, dit is opgenomen in het uitwerkingsplan Haringkade fase 1D, vermoedelijk een omissie in het plan.
Dit is niet in overeenstemming met de standaardregels, die uitgaan van ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast kent de woonbestemming geen gebruiksregeling voor bedrijf- of beroep aan huis. Deze woonbestemming zal meer in overeenstemming met de standaardregeling worden gebracht waarbij ook de woonkwaliteit in acht wordt genomen.
De bestemmingsplannen Cleijn Duin –’t Witte Hek en Koestal – Overduin beslaan een groot deel van het plangebied en kennen dezelfde systematiek. De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn vrij gedetailleerd vastgelegd. De voorschriften voor het bouwen en gebruik, bijvoorbeeld voor beroep- en bedrijf aan huis, komen in grote lijnen overeen met de standaardregeling die ook in het nieuwe bestemmingsplan wordt opgenomen. Het verschil zal zijn dat in het nieuwe plan voor bedrijvigheid aan huis geen vrijstelling meer nodig is.
De beperkingen die volgen uit de gedetailleerde regeling voor goot- en nokhoogten, die per woning/blok is bepaald en bovendien onderscheid maakt tussen voor- en achtergevels, zal worden vervangen door een regeling met meer rechtsgelijkheid. Voor woningen in dezelfde straat/buurt zullen dezelfde mogelijkheden gaan gelden. In een aantal gevallen zal dit ruimere bebouwingsregelingen opleveren.
Duinvilla's
Het vigerende plan heeft een vrij complexe regeling voor de duinvilla's. Er was geen gebied voor bijgebouwen aangegeven en het bouwvlak was eng begrensd. Ook in het nieuwe plan is het bouwvlak eng begrensd. Het hoofdgebouw mocht worden uitgebreid achter de woning indien het gehele bouwperceel groter is dan 400 m2 tot een totaal bebouwd oppervlak van 16% van het bouwperceel. In dit geval betekent dit een extra uitbreiding van 12 m2 achter de woning. Deze bepaling stamt uit de tijd dat het vergunningvrij bouwen nog niet bestond. Op grond van het vergunningvrij bouwen mag de achtergevel nu met 2,5 meter over de hele breedte van het pand (11 meter) worden uitgebreid. Dat komt neer op circa 27,5 m2. Daar komen dan nog vergunningvrije bijgebouwen bij. Dit compenseert de regeling zoals deze in het oude plan zat ruimschoots.
Voor de eerste 3 fasen van het woongebied Zanderij-Westerbaan zijn eveneens uitwerkingsplannen vastgesteld. Ook deze kennen dezelfde gedetailleerde systematiek van voorgenoemde plannen. Echter ontbreekt in deze uitwerkingsplannen de gebruiksregeling voor het beroep en bedrijf aan huis. Voor deze gebieden zal het nieuwe bestemmingsplan dan ook meer gebruiksmogelijkheden kennen.
Vrijstellingen
Delen van de Zanderij (fase 7 en 8) en van Haringkade zijn middels vrijstellingsprocedure (artikel 19 WRO) gerealiseerd. Dit heeft tot gevolg dat voor deze gebieden geen flexibiliteitsregels gelden voor het bouwen en voor het gebruik. Het is niet mogelijk om de woning uit te breiden of bijgebouwen te plaatsen die niet in de bouwvergunning waren opgenomen.
Voor deze gebieden is het van belang dat er een bestemmingsplan komt op grond waarvan dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden gaan gelden als voor de gebieden waarvoor wel al een bestemmingsplan was vastgesteld.
Tot slot geldt dat de bestemmingsplannen op internet digitaal beschikbaar komen voor de burgers, waardoor vlot kan worden gezien wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het eigen perceel zijn.
2.4.2 Brede structuurvisie Verdiept Katwijk
Het samenvoegen van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg heeft geresulteerd in een nieuwe structuurvisie, de Brede Structuurvisie Katwijk 2007-2020 (vastgesteld in 2007). Het vormt een nieuw regiedocument, wat de gemeente in staat stelt de aanwezige kansen en kwaliteiten te vertalen in concrete acties.
In de Brede Structuurvisie wordt ten aanzien van een aantal aspecten de visie uiteengezet. Middels een zogenaamd mozaïek van ruimtelijke segmenten wordt invulling gegeven aan mogelijkheden voor de aanwezige kansen en kwaliteiten. Er is onder meer aandacht voor wonen, werken en voorzieningen.
De Brede Structuurvisie Verdiept is op 15 april 2010 als structuurvisie onder de nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee is de BSV grondexploitatie-proof gemaakt. Ook zijn kleine wijzigingen aangebracht als gevolg van voortschrijdend inzicht.
2.4.3 Masterplan 'Vizier op de rivier' (2010)
Voor het sleutelproject Katwijk langs de Rijn is een masterplan 'Vizier op de rivier' opgesteld waarin de ambities uit de Brede Structuurvisie zijn vertaald naar meer specifieke uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling. In het Masterplan worden de verschillende deelgebieden en bijbehorende sferen langs het water en de ambities voor de toekomst beschreven. Deze ambities richten zich op een betere beleving van de Rijn en haar oevers door :
- het versterken van de hechtdraden zoals de realisatie van aanlegplaatsen, vis- en kanosteigers, fietsverbindingen e.d.;
- de ontwikkeling van ontmoetingsplekken langs het water in de vorm van openbaar groen, horeca;
- verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door transformatie van bedrijfsterreinen naar gemengde gebieden.
2.4.4 Monumentenverordening gemeente Katwijk
De Katwijkse rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet 1988. Daarnaast is er ook nog een gemeentelijke monumentenlijst. Deze monumenten worden aangewezen en beschermd via de Monumentenverordening Gemeente Katwijk 2010.
2.4.5 Woonvisie 2008-2020
De gemeente Katwijk heeft een woonvisie opgesteld voor de periode 2008-2020.
Deze woonvisie is op 29 mei 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. In de woonvisie wordt aan de hand van 13 statements en een woonvisiekaart aangegeven wat de gemeentelijke visie is ten aanzien van wonen. Daarnaast is er een uitvoeringsprogramma opgenomen in de woonvisie.
De statements verwoorden in hoofdlijnen het woonbeleid dat de gemeente Katwijk de komende jaren gaat voeren. Om de statements scherp en actueel te houden worden deze minimaal eens in de twee jaar geëvalueerd en zo nodig geactualiseerd. Volgens de woonvisie is het van belang om in ieder geval:
- De betaalbaarheid van het woonaanbod te versterken.
- meer aandacht te geven aan bijzondere doelgroepen, zoals starters, senioren en mensen met een beperking.
- Aandacht te besteden aan een kwalitatief goede woonomgeving en
- consumentgericht en duurzaam te bouwen.
2.4.6 Welstandsnota Katwijk 2012
Op 26 april 2012 heeft de raad de Welstandsnota Katwijk 2012 vastgesteld.
De gemeentelijke Welstandsnota geeft inzicht in de regels die gelden ten aanzien van de toetsing op eisen van welstand. De Welstandsnota geeft een typering van de bebouwing in bestaande wijken (gebiedsindeling) en hoe hiermee in het kader van de toetsing door de welstandscommissie wordt omgegaan (welstandsniveau). Initiatiefnemers van een bouwplan kunnen daarmee vóór het indienen van het daadwerkelijke bouwplan inzicht krijgen in de beoordelingscriteria die gelden voor het betreffende gebied. Doel van het welstandsbeleid van de gemeente Katwijk is het bieden van heldere en eenvoudige procedures met objectieve beoordelingscriteria.
De relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria is als volgt. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Bestemmingsplanvoorschriften prevaleren dus boven welstandscriteria. De architectonische vormgeving, uitstraling van bouwwerken en inpassing in de gebouwde omgeving vallen echter buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld.
2.4.7 Integraal Verkeers- en Vervoersplan
Het IVVP beschrijft het beleid dat de gemeente Katwijk gaat voeren op het gebied van verkeer en vervoer. Het Integraal Verkeers- en Vervoersplan Katwijk is op 27 maart 2009 door de raad vastgesteld. Eén van de doelstellingen is een robuuste randwegenstructuur. Een robuuste randwegenstructuur is voor Katwijk van essentieel belang om de dreigende onbalans tussen bereikbaarheid, leefklimaat en economisch klimaat te kunnen voorkomen. Ook in de BSV wordt de randwegenstructuur (de ring) nadrukkelijk als speerpunt van beleid neergezet. Aan de ring wordt een aantal functies toegekend:
- de ring als voorwaarde om uitbreidings- en verdichtingslocaties met elkaar te verbinden en aan te sluiten op het provinciale- en rijkswegennet;
- de ring als loper; als binnenring, niet als harde buitengrens;
- de ring als kernkwaliteit; de ring zorgt voor ontplooiingskansen voor de oude kernen;
- de ring bundelt en verdeelt en smeedt de oude dorpskernen en nieuwe toevoegingen samen.
Feitelijk bestaat de beoogde randwegenstructuur uit twee ringen, die in elkaar haken. De hoofdring vormt een robuuste structuur die de verschillende stedelijke gebieden van Katwijk 'aan elkaar rijgt' en verbindt met het rijkswegennet (A44). De tweede ring is de subring. De subring is opgebouwd uit bestaande wegen. De hoofdring en de subring zijn noodzakelijk om een robuuste, duurzame verkeersstructuur in Katwijk te kunnen realiseren. Realisatie van de randwegenstructuur heeft tot gevolg dat de lokale wegen in de verschillende kernen aanzienlijk minder verkeer gaan verwerken.
Een fijnmazig fietsnet ter ondersteuning van de twee fietssnelwegen is ook één van de doelstellingen.
2.4.8 Parkeerbeleidsnota 2009-2018
Op het gebied van parkeren stelt de Brede Structuurvisie Katwijk (BSV) dat er voorzien moet worden in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen. Het gedeelte verkeer uit de BSV is verder uitgewerkt in het Integraal Verkeers- en VervoersPlan. Daaruit is het Parkeerbeleid 'Stilstaan bij parkeren' weer een verdere uitwerking. 'Stilstaan bij parkeren' is op 29 januari 2009 door de raad vastgesteld. Hierin is opgenomen dat er in bestaande woongebieden, met een hoge parkeerdruk, samen met bewoners oplossingen gezocht zullen worden om de parkeerdruk te verminderen. Daarnaast is opgenomen wat de parkeernorm is bij nieuwbouw, uit- en inbreidingsplannen en functie veranderingen. Het Parkeernormenbeleid Katwijk (januari 2010) is een nadere uitwerking op het gebied van de parkeernormering en hoe met de parkeerbehoefte om te gaan in ruimtelijke plannen. Dit is op 2 februari 2010 door het college vastgesteld en vanaf 26 februari 2010 van kracht. Voor parkeren is niet alleen van belang dat er voldoende parkeerplaatsen zijn, maar ook dat de parkeerplaatsen goed te gebruiken zijn. Het parkeernormenbeleid gaat daarom over:
- de parkeernorm (bovengrens van de CROW-richtlijn publicatie 182, 3e gewijzigde druk) en een uitzonderingscategorie voor verschillende voorzieningen (wonen, winkels scholen enzovoorts)
- hoeveel parkeerplaatsen openbaar moeten zijn,
- wat de centrumgebieden qua parkeerbehoefte zijn,
- mogelijkheden van dubbelgebruik,
- hoe om te gaan met de verschillende soorten parkeervoorzieningen (garages, opritten openbare parkeerplaatsen),
- eisen waaraan parkeervoorzieningen moeten voldoen
- hoe hier in bouwplannen mee om te gaan (zowel nieuwe als bestaande)
- hoe hier in bestaande gebieden mee om te gaan.
Het parkeernormenbeleid is uitgangspunt op het gebied van parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestemmingsplannen en bouwplannen.
2.4.9 Groenbeleidsplan 2009-2019
Het Groenbeleidsplan 2009-2019 is op 28 mei 2009 door de raad vastgesteld.
Het beleid wordt gericht op het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving, nu en in de toekomst. Het Groenbeleidsplan geeft de beleidskaders aan voor het groen en de groenstructuren in de gemeente voor de komende 10 tot 15 jaar. Het geeft daarnaast uitgangspunten en randvoorwaarden voor het groenbeheer.
De meest in het oog springende veranderingen die het Groenbeleidsplan voorstelt, zijn:
- Het creëren van meer samenhang tussen de verschillende kernen van de gemeente door verbindende groene (hoofd)structuren.
- Het aandacht besteden aan de parken in de gemeente. Geef de parken meer 'cachet'. Een naar buiten gerichte groenstructuur is een belangrijke methode om de parken meer te laten opvallen.
- Ecologische waarde van gemeente Katwijk verhogen door het omringende landschap en de waardevolle natuur naar binnen te trekken. Ervoor zorgen dat de omringende natuur aansluit op het binnenstedelijke groen.
- Het aanbrengen van groenaccenten, waarmee de identiteit van de verschillende kernen wordt vormgegeven en waardoor de gemeente meer kleur en fleur krijgt.
2.4.10 Speelruimtebeleidsplan 2008-2018 (2009)
Het Speelruimtebeleidsplan geeft het beleidskader voor de speelruimte in de gemeente Katwijk. Er zijn ambities bepaald die betrekking hebben op de wijze waarop wordt omgegaan met formeel en informeel speelaanbod in de gemeente. Verder zijn normen vastgesteld waaraan de formele en informele speelruimte in de gemeente Katwijk moet voldoen. Normen voor formele speelplekken zijn:
- Kwantiteitsnormen: In de bestaande wijken geldt de norm: 1 speelplek per 100 kinderen. Voor nieuwbouw gebieden geldt een norm van 3% van de grond die voor wonen is uitgegeven.
- Kwaliteitsnormen: Aantrekkelijke speelterreinen die redelijk ruim zijn opgezet en naast speeltoestellen ook beperkt bespeelbaar groen en verharding bevatten. Voldoende speelwaarde/speelmogelijkheden zoals: klimmen, rennen, glijden etc., 60 speelmogelijkheden of meer op 100 kinderen.
Naast de formele speelplekken, in groengebieden en op pleinen, dient op 'redelijk veel plaatsen' ruimte te zijn om informeel te spelen, zoals in groenvoorzieningen en op straat. Daarbij wordt aandacht besteed aan de bezonning, de veiligheid, bereikbaarheid en aan verschillende leeftijdsgroepen.
Beide vormen van spelen vinden binnen de gebruikelijke bestemmingen, groen en verblijfsdoeleinden, plaats. Alleen wanneer sprake is van bijzondere voorzieningen of bouwwerken wordt een specifieke bestemming opgenomen.
2.4.11 Beleidsnota Archeologie (2007)
In de Beleidsnota Archeologie is het gemeentelijke beleid, volgend op de uitvoering van het Verdrag van Malta (1992, vaststelling in Nederland in 2006) en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die sinds 1 september 2007 van kracht is. Deze wet, als herziening van de Monumentenwet 1988, verplicht de gemeente om archeologische waarden binnen bestemmingsplannen, mee te wegen en indien archeologische waarden aanwezig zijn deze veilig te stellen. In een bestemmingsplan kan worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning met betrekking tot een bouw-, aanleg-, gebruiks- en/of sloopactiviteit een archeologisch rapport dient over te leggen.
Met de Beleidsnota Archeologie is ook de Gemeentelijke Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart vastgesteld. Deze kaart dient als basis en toetsingskaart voor het gemeentelijke archeologiebeleid. Daarnaast is in de beleidsnota opgenomen dat er standaardregels in gemeentelijke bestemmingsplannen moeten worden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden binnen de Gemeente Katwijk.
In het beleid wordt onderscheid gemaakt in 3 typen archeologisch waarde- en verwachtingsgebieden:
- 1. Archeologische Monumenten.
Er bestaan twee typen archeologische monumenten: 'beschermde monumenten' en 'monumenten'. Het Rijk behartigt de 'beschermde' archeologische monumenten, zijnde rijksmonumenten en vergeeft. Het streven is bodemverstoring te voorkomen en deze vrij te laten van bebouwing en vorm te geven, bijvoorbeeld in de vorm van een park. Voor werkzaamheden die ingrijpen op de bodem is derhalve een vergunning van het Rijk nodig.
- 2. Archeologisch Waardevol Gebied
Archeologisch waardevolle gebieden zijn gebieden waarvan de archeologische waarde vastgesteld is aan de hand van archeologisch onderzoek, meestal zijn dit de archeologische monumenten waar de provincie zeggenschap over heeft. Ook zijn de historische dorpskernen van Katwijk, Valkenburg en Rijnsburg archeologisch waardevol gebied. Pas na overlegging van een rapport van archeologisch onderzoek aan het bevoegd gezag, provincie of gemeente, kan een vergunning worden afgegeven.
- 3. Archeologisch Verwachtingsgebied
Archeologische verwachtingsgebieden zijn gebieden waarvan nog geen bepaling van archeologische waarden bestaat. Daar is dus nog geen archeologisch onderzoek verricht. De verwachting is uitgedrukt in lage-, middelmatige- en hoge archeologische verwachting. In het geval van een middelmatige- tot hoge archeologische verwachting wordt archeologisch onderzoek voorafgaande aan de afgifte van een vergunning verplicht gesteld. Voor bodemverstorende activiteiten met een totaal gebiedsomvang kleiner dan 100 m2 en tot 30 cm onder maaiveld geldt een vrijstelling van de onderzoeksplicht. Soms worden echter in bestemmingsplannen andere vrijstellingsnormen opgenomen aan de hand van onderzoeksgegevens. Deze worden dan opgenomen als een aparte dubbelbestemming archeologie met een eigen set aan planregels.
Indien ontwikkelaars of individuele inwoners van de gemeente Katwijk van plan zijn om een omgevingsvergunning aan te gaan vragen kunnen deze zelf vooraf bezien of ze daarbij rekening moeten houden met archeologische verwachtingen en een onderzoeksplicht. Indien aantoonbaar is dat al eerder bodemverstoringen hebben plaatsgevonden die dieper reiken dan de bodemverstoringen die zijn voorgenomen dan is archeologisch onderzoek eveneens niet langer verplicht.
Indien tijdens graafwerkzaamheden onverwachte archeologische resten worden aangetroffen geldt een wettelijke meldingsplicht, ook wanneer reeds vergunning voor de werkzaamheden is verleend. In geval van bijzondere vondsten kan de gemeentelijke archeoloog deze laten opgraven en de vondsten bergen voordat ze zouden worden afgevoerd.
2.4.12 Duurzaamheidsprofiel Katwijk (2008)
De gemeente geeft een overkoepelende visie op hoe zij zich wil ontwikkelen op het gebied van duurzaamheid de komende jaren. Het aspect duurzaamheid komt met name naar voren in het lokale milieubeleid. In nieuwe planvorming wordt de duurzaamheid meegewogen in de vorm van een duurzaamheidstoets. Kaders daarbij zijn de volgende:
- Het beleidskader Duurzame Stedenbouw is van toepassing op elke ruimtelijke opdracht in de gebouwde omgeving vanaf 10 woningen en/of één hectare grondoppervlak.
- Het Klimaatprogramma 2008-2012 bevat kaders voor energieprestaties bij gebouwen en geldt zowel voor nieuwbouw als bestaande bouw. De doelstelling is het minimaliseren van de energievraag en het duurzaam opwekken en/of inkopen van de resterende energievraag (energieneutraal).
- In de Regionale DuBoPlus-Richtlijn 2008-2012 is een aantal basismaatregelen opgenomen, aangevuld met een prestatie-eis die, voor zover hoger dan wettelijk vereist, vrijwillig is.
2.4.13 Geluidbeleidsplan (2009)
Ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, moeten voldoen aan de Wet geluidhinder. In de wet is als uitgangspunt opgenomen dat de geluidsbelasting van een geluidgevoelig object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Ruimtelijke plannen worden eerst uitvoerig onderzocht op mogelijke maatregelen om het geluidsniveau te beheersen, zodat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. De hogere waarde procedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het gevraagde geluidsniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.
Objectieve criteria om tot een afgewogen ontheffingsbesluit te komen zijn opgenomen in bovengenoemde nota.
2.4.14 Waterplan Katwijk (2008)
De gemeente Katwijk en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben gezamenlijk het Waterplan Katwijk opgesteld en vastgesteld. De gemeente Katwijk heeft het op 18 december 2008 vastgesteld. Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het op 11 februari 2009 vastgesteld.
Het doel van het waterplan is het samen realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschap op een duurzame waterhuishouding in de gemeente. De planperiode is gesteld op 2009 tot 2019 met een doorkijk naar 2027. Thema's die aan de orde komen zijn onder andere het verbeteren van de waterkwaliteit en het voorkomen van (grond)wateroverlast, maar ook het benutten van kansen voor de beleving van het water, ecologie en waterrecreatie.
2.4.15 Toeristisch actieplan Katwijk (januari 2009)
In de Brede structuurvisie Verdiept Katwijk wordt binnen het project 'Katwijk langs de Rijn' ingezet op het terugbrengen van 'oude kwaliteiten', om zo de rivier weer tot de groen-blauwe drager van de gemeente te maken. Op zichzelf een goede strategie, maar deze kan nog versterkt worden door het toevoegen van een aantal specifieke onderdelen op het gebied van watersport en verblijfsmogelijkheden (voorzover relevant in plangebied Valkenburg Dorp:
• Verbindingen met de regio
Katwijk is een uitstekende uitvalsbasis om de regio, waarin vele bezienswaardigheden en attracties gevestigd zijn, te verkennen. Door de mogelijkheid te scheppen om deze 'hotspots' op een comfortabele wijze vanuit Katwijk te bereiken, kan de positie als verblijfsgebied worden versterkt. Andersom heeft het ook effecten. Door het realiseren van aantrekkelijke en comfortabele verbindingen met de regio, wordt de regioconsument uitgenodigd Katwijk te ontdekken.
Het gaat zowel om conventionele vormen van vervoer, als ook om meer attractieve vormen die ook toeristisch interessant zijn (verbindingen over het water). Voor de conventionele vormen van vervoer gaat het om het aanleggen van de infrastructuur (fietsen&wandelen), maar misschien nog meer om het aantrekkelijk inrichten hiervan. Daar hoort een passende aankleding (rustpunten, horeca, etc.), goede bewegwijzering en routeinformatie bij. Verbindingen over het water zijn een aantrekkelijke vorm van gebiedsverkenning ('sight-seeing'). Het stimuleren hiervan kan door het realiseren van aanlegplaatsen, balkons aan het water en het versterken van de natuur langs de rivier;
• Versterking verblijf aan het water
Om van de Rijn weer de belangrijke groen-blauwe drager te maken, is het belangrijk dat er aandacht wordt geschonken aan de mogelijkheden tot recreatief gebruik van de rivier. Water spreekt bij mensen tot de verbeelding en heeft daardoor altijd een bijzondere aantrekkingskracht en herinneringswaarde. Door het creëren van aantrekkelijke knooppunten/halteplaatsen aan het water, wordt de toerist en (regio-)bevolking uitgenodigd om het water op te zoeken. Deze zogenaamde 'balkons aan het water' zijn interessant voor de watersport, als doelbestemming. Indien ze op een aantrekkelijke manier met elkaar verbonden worden (infrastructuur voor wandelen/fietsen) ontstaat er een gevarieerd lokaal knooppuntensysteem. Bijzonder aandachtspunt hierbij is de vraag of huidige gemeentelijke eigendommen een rol kunnen spelen voor dienstverlening aan het water. Een voorbeeld hiervan is het voormalig stadhuis van Valkenburg.
2.4.16 Horeca
Het horecabeleid 2007 is op 16 oktober 2007 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De horeca binnen de gemeente Katwijk heeft een economische betekenis en speelt een belangrijke rol in sociaal culturele, recreatieve en toeristische activiteiten. Horeca heeft ook aspecten van openbare orde en veiligheid, overlast en ruimtelijke ontwikkeling. Tevens kent het horecabeleid een enorm pakket aan, soms zeer uiteenlopende, regelgeving. Vanuit deze optiek is deze nota opgesteld, die allerlei aspecten die verband houden met horeca samenbrengt. Dit maakt het mogelijk om vraagstukken integraal aan te pakken. Het horecabeleid is erop gericht om horecagerelateerde overlast zoveel mogelijk terug te dringen door het naleven van wet- en regelgeving. Doel hiervan is dat het uitgaan in Katwijk veilig en gezellig is.
De aard van het te formuleren beleid is afhankelijk van de feitelijke en de gewenste situatie met betrekking tot de hoeveelheid en soort horecabedrijven binnen de gemeente. Met betrekking tot de aard van het bedrijf kan onderscheid gemaakt worden tussen verruimend, consoliderend en reducerend beleid. Verruimend beleid houdt in dat het beleid gericht is op een uitbreiding van (een bepaald soort) horecabedrijven in (delen van) de gemeente, terwijl consoliderend beleid er op gericht is om het bestaande niveau van horecabedrijven te handhaven. Reducerend beleid tenslotte is gericht op het terugdringen van horecabedrijven.
In het horecabeleid wordt aangeraden om zeer terughoudend om te gaan met het opstarten van planologische procedures ten behoeve van de realisering van nieuwe horeca om te voorkomen dat er wildgroei ontstaat. In alle gevallen dienen de belangen tegen elkaar afgewogen te worden. Enerzijds de komst van een horecabedrijf, anderzijds de invloeden die dit voor de omgeving kan opleveren zoals geluids- en parkeeroverlast.
2.4.17 Economisch Beleidsplan
De gemeenteraad heeft op 18 februari 2010 het economisch beleidsplan voor de gemeente Katwijk vastgesteld. Het economisch beleidsplan bestaat uit 14 beleidsdoelstellingen en daaraan gekoppelde prestaties en indicatoren die in hoofdlijnen de uitdagingen in het economisch beleid voor de komende jaren verwoorden. De gemeente wil een actief economisch beleid voeren en zich richten op drie speerpunten die de pijlers vormen voor de toekomstige economische ontwikkeling van de gemeente Katwijk. Deze drie speerpunten zijn:
- 1. Het streven naar een bredere economische sectorstructuur.
- 2. Het ontwikkelen van een herkenbaar toeristisch profiel.
- 3. Aandacht voor de bestaande sterke glastuinbouwsector.
Binnen deze drie speerpunten is er aandacht voor de verschillende beleidsdoelstellingen en prestaties.
De relevante beleidsdoelstellingen en hoofdpunten uit het economisch beleidsplan Katwijk voor het ruimtelijke beleid zijn:
- het stimuleren van de wijkeconomie door het toestaan van economische activiteiten aan huis en in woonwijken.
- Mogelijkheden voor kantoor of bedrijf aan huis in (bestaande en nieuwe) bestemmingsplannen vergroten.
- het uitbreiden van de werkgelegenheid in woonwijken
- het (laten) ontwikkelen van bedrijfsverzamelgebouwen (bv voor ZZP'ers)
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Ruimtelijke Structuur
3.1.1 Stedenbouwkundige opzet
Het bestemmingsplangebied Katwijk midden ligt aan de oostzijde van het oorspronkelijke dorp Katwijk aan Zee. De oostelijke grens wordt (grotendeels) gevormd door de N206.
Het plangebied bestaat uit vooral woonwijken met enige voorzieningen op dorps-, wijk- en buurtniveau. De woonbuurten worden onderling verbonden door de twee loodrecht op elkaar staande hoofdontsluitingswegen Zeeweg en de Koning Julianalaan.
De buurten kennen een vergelijkbare ruimtelijke hoofdstructuur. Het stratenpatroon is in alle gevallen min of meer orthogonaal. In het raster zelf zijn echter verschillende verkavelingsprincipes en gebouwtypen te herkennen. De bebouwing is voornamelijk uit de naoorlogse periode.
Door de duidelijke grenzen zijn de gebieden afgebakende ruimtelijk eenheden, waarbij aan de randen langs de hoofdontsluitingswegen grootschalige gebouwen en/of zelfstandige verkavelingen zijn gerealiseerd.
Het plangebied vormt een verzameling van overwegend planmatig ontwikkelde woonbuurten uit de naoorlogse periode die in verschillende stijlen en typologieën gebouwd zijn. Er komen zowel gesloten bouwblokken voor als strokenbouw met onder andere een verkaveling op het zuiden gericht. De woningen zijn overwegend grondgebonden. De Welstandsnota 2012 onderscheidt binnen het plangebied Katwijk Midden enkele typen stedelijk gebied. Deze zijn: Stempelwijken, Stratenwijken, Modern woongebied en Enclaves. Voor ieder van deze typen gebieden zijn in de nota een algemene kenmerken en specifieke welstandseisen geformuleerd.
In paragraaf 5.10.2 Cultuurhistorie wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische waarden van het plangebied.
3.1.2 Groen & water
Het burgemeester De Ridderpark is de centrale groenvoorziening van het plangebied.
De aanwezigheid van formele speelgelegenheid in de openbare ruimte verschilt per wijk. In de Zanderij wordt de 3% norm van het Speelruimtebeleidsplan gehaald, indien de bovenwijkse speeltuin wordt meegerekend. In de oudere wijken is wel wat groen en speelruimte aanwezig maar deze gebieden liggen vooral langs de randen van de wijk en zouden beter bereikbaar kunnen worden gemaakt (Koestal- Cleijn Duin). Over het algemeen is het streven van de gemeente gericht op het realiseren van meer informele, natuurlijke speelterreinen en het verbeteren van langzaamverkeersroutes naar de groen- en speelgebieden. De verbeterpunten bevinden zich vooral op inrichtingsniveau.
Het grondwater bevindt zich in het plangebied op zeer wisselende diepte. In de wijken Koestal en Overduin is de grondwaterstand relatief laag, hier is geen sprake van overlast. In de wijken, ‘Witte Hek, Cleijn Duin en Zanderij echter zit het grondwater plaatselijk ondieper en zijn voorzieningen in de vorm van drainage en oppervlaktewater aangelegd. Tevens bevinden zich in de groengebieden ten noorden van de Zeeweg enkele waterpartijen. Deze vervullen een rol in de berging van hemelwater.
De omvang en kwaliteit van de openbare ruimte is van belang voor de leefbaarheid en de duurzaamheid van woonwijken. Daarom zullen deze middels bestemming worden gewaarborgd. Binnen de groengebieden zal wel de nodige flexibiliteit wat betreft de inrichting worden geboden om de inrichting en bereikbaarheid te kunnen verbeteren.
3.2 Functionele Structuur
3.2.1 Wonen en bevolking
Het plangebied Katwijk Midden bestaat uit de wijken Witte Hek, Overduin, Cleijn Duin, Koestal en Zanderij Westerbaan. Het plangebied telt ongeveer 9.000 inwoners verdeeld over circa 3.700 woningen.
3.2.2 Recreatie en sport
Bijzondere vermelding verdient de jachthaven in het Uitwateringskanaal. Deze voorziening maakt deel uit van de toeristisch-recreatieve structuur van Katwijk. De Oude Rijn en zijn oevers dragen in belangrijke mate bij aan het woon- en leefklimaat van Katwijk. Langs de oevers zijn daarnaast nog twee watersportvoorzieningen aanwezig. Daarnaast is aan de Piet Heinlaan een zwembad gelegen.
3.2.3 Bedrijven en voorzieningen
Het Bosplein is het buurtwinkelcentrum van Overduin en omgeving. Verder zijn maatschappelijke voorzieningen aanwezig zoals het gemeentehuis, de muziekschool, verenigingsgebouwen, Aquamar, scholen, politiebureau, sporthal, enkele kerken, een steunpunt van de provincie Zuid-Holland, en enkele kantoren. In het pand van gemeentewerken is nu een notariskantoor gevestigd.
Recent is bij het Andreascollege een nieuw complex van appartementen, wijkgebouw en ambachtsschool gerealiseerd, hiervoor is een vrijstellingsprocedure gevolgd. In het bestemmingsplan Katwijk Midden zal een definitieve regeling voor dit complex worden opgenomen.
In het plangebied zijn voornamelijk bedrijven in de dienstverlenende sfeer, detailhandel en horeca gevestigd. Ook zijn enkele industriële of ambachtelijke bedrijven bekend. In het kader van de inventarisatie voor het bestemmingsplan worden bestaande bedrijven meegenomen en waar mogelijk van een passende bestemming voorzien.
3.2.4 Verkeer
Belangrijke ontsluitingswegen in het plangebied zijn de Zeeweg, de Boslaan, de Industrieweg en de Koningin Julianalaan. Deze wegen zullen van de bestemming Verkeer worden voorzien.
Door langzaam verkeer moet grotendeels gebruik worden gemaakt van het gewone stratennetwerk. Alleen de Zeeweg, de Koningin Julianalaan, de Industrieweg, de Karel Doormanlaan en de provinciale weg kennen vrijliggende fietspaden. Het Westerbaanpad, onder de provinciale weg, wordt veelvuldig gebruikt door schoolgaande kinderen.
Het plangebied wordt voor het openbaar vervoer ontsloten door buslijnen van Connexxion, op de route Meeuwenlaan-Zeeweg. In de toekomst zal de route mogelijk worden verbeterd door de aanleg van een busbaan.
3.2.5 Parkeren
Overdag is de parkeerdruk in het plangebied vrij laag. ’s Avonds en ’s nachts echter is deze matig tot hoog.
De mogelijke ontwikkelingen met betrekking tot het autobezit in de toekomst en het ontbreken van uitbreidingsmogelijkheden voor parkeergelegenheid op maaiveldniveau vragen om alert te zijn met aanspraken die op de openbare ruimte worden gedaan voor andere doeleinden dan verkeersdoeleinden.
Voor nieuwbouw, in- en uitbreidingen en functieveranderingen is het Parkeernormenbeleid Katwijk (januari 2010, door het college vastgesteld op 2 februari 2010) van toepassing. Hiermee wordt er voor gezorgd dat op een goede manier wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
Ook bij een functiewijziging binnen een bestemming zal de parkeerbalans opnieuw bekeken moeten worden. Parkeren is meer gedetailleerd en de functies binnen een bepaalde bestemming kunnen een verschillende parkeerbehoefte hebben. Daardoor kan bij functieverandering (ook binnen de bestemming) de parkeerbehoefte groter of kleiner worden. De parkeerbalans in de omgeving mag dan niet verstoord worden.
In dit plan zijn geen ontwikkelingen meegenomen. Het bovenstaande beleid is alleen van toepassing indien ontwikkelingen plaatsvinden.
Hoofdstuk 4 Ontwikkelingen
4.1 Algemeen
Binnen het plangebied zijn in de komende jaren verschillende ontwikkelingen te verwachten. Omdat niet alle te verwachten ontwikkelingen voldoende zijn uitgewerkt om nu al mee te nemen in het bestemmingsplan, is voor het bestemmingsplan zorgvuldig afgewogen welke ontwikkelingen mee kunnen worden genomen.
Wanneer deze ontwikkelingen bij het tot stand komen van het nieuwe ontwerpbestemmingsplan nog onvoldoende uitgewerkt zijn, wordt ervoor gekozen om voor deze gronden de huidige bestemming aan te houden.
Op de grens en deels in het plangebied van Katwijk Midden zullen in de toekomst de mogelijk volgende ontwikkelingen plaatsvinden:
- a. Aanleg Rijnlandroute;
- b. Aanleg RijnGouweLijn;
- c. Ontwikkelplan Duinvallei;
- d. Haven fase 3b;
- e. Renovatie en uitbreiding Aquamar;
- f. Aanleg Verlengde Westerbaan.
Ten aanzien van Aquamar worden op het moment van vaststelling van voorliggende bestemmingsplan alle opties voor uitbreiding of nieuwbouw nog onderzocht. Tevens is er nog geen programma van eisen vastgesteld. Derhalve wordt de locatie conserverend bestemd. Bovendien is in het kader van het masterplan Katwijk aan Zee ook nog geen keuze gemaakt ten aanzien van de locatie.
De bovengenoemde ontwikkelingen worden niet opgenomen in het bestemmingsplan, omdat ze een dusdanige impact hebben, die boven de herziening van het bestemmingsplan van Katwijk aan den Rijn uitstijgt. Daarom zal voor deze ontwikkelingen een zelfstandige procedure gevolgd worden. De vigerende bestemmingsplannen blijven ook na 2013 nog geldig en bezitten geen directe bouwtitels, zodat geen sprake zal zijn gederfde legesinkomsten.
4.2 Fietsverbinding Oude Rijn/uitwateringskanaal
Langs de Oude Rijn/Uitwateringskanaal is een nieuwe fietsverbinding in voorbereiding, waarvan het tracé nog niet voldoende is uitgewerkt. Het betreft een verbinding tussen het fietspad ten oosten van de N206, via het bestaande tunneltje, en de Julianalaan. Deze verbinding zou deel kunnen gaan uitmaken van een zogenaamde fietssnelweg tussen Leiden en de kust. Deze verbinding volgt uit de Brede Structuur Visie. In de visie loopt het tracé de noordoostelijke oever van de Oude Rijn/Uitwateringskanaal, echter is gebleken dat op dit deel van het tracé langs de zuidzijde betere mogelijkheden liggen.
Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat dit fietspad binnen het huidige openbare gebied kan worden gerealiseerd. Indien gedurende de herziening van het bestemmingsplan blijkt dat een aanpassing van bestemmingsgrenzen nodig is, dan zal dit in het plan worden meegenomen.
Hoofdstuk 5 Milieu & Omgevingsaspecten
5.1 Duurzaamheid
Bestemmingsplan Katwijk Midden is voornamelijk een consoliderend plan. Daarom is de verwachting dat er binnen de bevoegdheden van dit plan geen beleidsdoelen kunnen worden gerealiseerd in het plangebied.
5.2 Bedrijvigheid
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op een woongebied. Om deze woonfunctie te beschermen dient aandacht te worden geschonken aan mogelijk conflicterende bestemmingen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden.
Toetsingskader
Om het begrip milieuzonering hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de VNG. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel met bedrijven, die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel). Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden
De indeling van de bedrijven is vastgelegd in een afstandentabel, waarin de diverse aspecten van de bedrijven in normatief opzicht zijn weergegeven. Op grond van deze lijst kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van op een terrein toe te laten bedrijfsactiviteiten. Ook bestaande bedrijven kunnen aan deze lijst getoetst worden. Bij deze selectie dienen milieuoverwegingen een belangrijke rol te spelen.
Bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 hebben een relatief geringe milieubelasting en zullen in het algemeen niet conflicteren met de woonbestemming. Bedrijven die als categorie 3 zijn gekwalificeerd dienen van geval tot geval te worden bezien, waarbij met name de afstand tot de woonbestemming in relatie tot de bedrijfsbestemming van belang is. Bedrijven die in categorie 4 of hoger worden gerangschikt dienen van vestiging binnen een woonomgeving te worden uitgesloten.
Onderzoek
Binnen het plangebied zijn de volgende doeleinden gevestigd als bedrijf of als voorziening:
Doeleinden | soort | bijzonderheid | Milcat. |
Bedrijven | gemeentewerf machine- en apparatenfabrieken electriciteitsdistributiebedrijven | 3.1 3.2 3.1 | |
Maatschappelijke doeleinden | scholen muziekschool kerken politiebureau gemeentehuis wijkcentrum | 2 2 2 1 1 2 | |
Gezondheidszorg | fysio tandarts | 1 1 | |
Kantoren | bank notariskantoor advocatenkantoor | 1 1 1 | |
Sport | zwembad (overdekt) sporthal | 3.1 3.1 | |
Recreatie | watersportvoorziening roeivereniging jachthaven | 1 1 2 | |
Detailhandel | verkoop van auto's / garage diverse winkels verkooppunt motorbrandstoffen | geen LPG toegestaan | 2 1 2 |
Horeca | snackbar / cafetaria café | 2 2 | |
Nutsvoorzieningen | Aardgasdistributie Trafostations | reduceerstations | 2 1 |
De algemene milieuhygiënische situatie van de bedrijven en instellingen binnen het plangebied waarop de Wet milieubeheer van toepassing is, is redelijk tot goed te noemen. Van een structureel klachtenpatroon is geen sprake.
Buiten het plangebied ligt het bedrijventerrein 't Heen waarvan de vastgestelde geluidszonering zich over een klein deel van het plangebied uitstrekt. Dit heeft echter geen gevolgen voor de aanwezige functies in dit deel van het plangebied.
Buiten het plangebied, op de locatie Wassenaarseweg 65, is een tankstation met LPG-verkoop gevestigd. Het aandachtsgebied voor groepsrisico (GR) reikt tot in het plangebied. Uit dossieronderzoek blijkt dat de oriëntatiewaarde voor het GR niet wordt overschreden. In de nabije toekomst zal het tankstation worden opgeheven. De uitvoering daarvan hangt samen met de realisatie van plan Duinvallei.
Doordat er in dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden zal dit niet zorgen voor een toename van het groepsrisico en vormt het LPG station geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Conclusie
De aanwezige voorzieningen en bedrijven binnen het plangebied en de directe omgeving zijn op basis van de huidige bestemmingsplannen toegestaan. De aanwezige functies vormen geen belemmering voor de woonomgeving.
5.3 Geluid
Algemeen
Indien nieuwe onwikkelingen mogelijk gemaakt worden dient aandacht te worden geschonken aan onderstaande punten.
- nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt
- nieuwe bronnen komen (weg en/ of industrie)
- reconstructie door herinrichting van de weg of verandering van verkeersstromen
- zones van bronnen buiten het plangebied (weg en/of industrieterrein)
Het betreft een voornamelijk consoliderend plan met enkele kleine ontwikkelingen, en enkele nieuwe woongebieden. Wat betreft deze ontwikkelingen verwijzen wij naar hoofdstuk 7.2. Hieronder zullen wij deze ontwikkelingen kort beschrijven met de eventuele gevolgen voor de geluidsbelasting.
Van belang zullen vooral de invloed van de hoogwaardige OV-verbinding (lightrail) RijnGouwelijn en van de verlegging van de N206 zijn (project Duinvallei).
HOV RijnGouwelijn (RGL)
Het traject van de RGL zal van de N206, over de Zeeweg, Julianalaan naar Estec leiden. In beginsel kan worden uitgegaan van de bestaande situatie. Mogelijk zal binnen de planperiode het profiel worden heringericht ten behoeve van een ‘vertrambare’ busbaan. In de huidige situatie is al sprake van een busverbinding.
Indien in de nieuwe situatie sprake zal zijn van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, dan zal hiervoor een nieuw bestemmingsplan moeten worden opgesteld. Het onderzoek voor de RijnGouwelijn is nog niet vergenoeg gevorderd om in deze actualisering mee te kunnen nemen. Voor het gehele RGL-traject zal een inpassingsplan zal worden gemaakt om de verschillende plangebieden naadloos op elkaar aan te laten sluiten.
Verlegging N206
Ten behoeve van de verlegging en verdieping is al, in het kader van het project Duinvallei, het nodige onderzoek verricht. In beginsel zal rekening moeten worden gehouden met al gerealiseerde woonbebouwing, deze is buiten de 48 dB Lden-contour van de N206 gelegen.
Als de omlegging leidt tot een toename van 2 dB of meer, dan is sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en zullen maatregelen of voorzieningen moeten worden genomen ter beperking van de geluidsbelasting, dan wel hogere grenswaarden worden verleend. Deze maatregelen worden in het project Duinvallei meegenomen.
Cantineweg/Verlengde Westerbaan
De planvorming voor de Verlengde Westerbaan loopt al enige tijd en is gelegen binnen het gebied van de ontwerpaanwijzing Natura2000. Om die reden kan de route nog geen doorgang vinden. Op dit moment wordt middels overleg getracht de begrenzing van Natura2000 gebied terug te leggen, zodat de Verlengde Westerbaan gerealiseerd kan worden.
De aansluiting van de Cantineweg is bedoeld om een tijdelijke ontsluiting van de Zanderij naar het Centrum te bewerkstelligen, in afwachting van de besluitvorming voor Natura2000 en Verlengde Westerbaan.
Omdat de huidige Westerbaan/Cantineweg eveneens aan het Natura2000 gebied grenzen zijn ten behoeve van het bestemmingsplan een Planmer en Passende beoordeling uitgevoerd. Ten behoeve hiervan zijn tevens de benodigde milieuonderzoeken uitgevoerd.
Toetsingskader
Verkeer en industrie zijn geluidsbronnen met ruimtelijke relevantie. De Wet geluidhinder stelt kaders voor deze bronnen en normen voor de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten. Omdat de wet het bevoegd gezag toestaat om ontheffing van de voorkeursgrenswaarde te verlenen is lokaal geluidbeleid opgesteld.
Onderzoek
Verkeer en industrie zijn geluidsbronnen met ruimtelijke relevantie. De Wet geluidhinder stelt kaders voor deze bronnen en normen voor de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten. Omdat de wet het bevoegd gezag toestaat om ontheffing van de voorkeursgrenswaarde te verlenen is lokaal geluidbeleid opgesteld. Ook in de Provinciale milieuverordening zijn bepalingen opgenomen over geluid.
Wegverkeersgeluid
Dit bestemmingsplan is voornamelijk een consoliderend plan. Er worden geen nieuwe locaties voor geluidsgevoelige bestemmingen opgenomen. Tevens vinden er geen wijzigingen plaats in de verkeersstromen.
Industriegeluid
Het noordoostelijke deel van het plangebied ligt binnen de geluidzone van industrieterrein ‘t Heen. Binnen die zone zijn geen ontwikkelingen geprojecteerd. De zonegrens zal in het bestemmingsplan op de verbeelding worden opgenomen.
Milieubeschermingsgebied ‘Stiltegebied’
In de Provinciale Milieuverordening is het duingebied Meijendel/Berkheide (Zuidduinen) aangewezen als Stiltegebied. Dit houdt in dat binnen dit gebied geen nieuwe geluidproducerende activiteiten mogen worden gerealiseerd. De beschermingszone ligt juist ten zuiden van het plangebied. Plangebied Katwijk Midden kent geen ontwikkelingen die gevolgen zullen hebben voor het geluidniveau in deze beschermingszone.
Conclusie
Een deel van het plangebied ligt binnen zones langs een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder (N206 / Zeeweg). Echter, aangezien het een consoliderend (conserverend) plan betreft is in beginsel geen geluidsonderzoek noodzakelijk.
5.4 Bodem
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Het plangebied is overwegend in gebruik als woongebied. Op enkele plaatsen zijn bedrijven dan wel maatschappelijke voorzieningen (kerk, school, bibliotheek, wijkgebouw) aanwezig.
Toetsingskader
Het Besluit ruimtelijke ordening stelt eisen aan de uitvoerbaarheid van plannen. Daarom is kennis van de bodem van belang voor het leggen van de bestemmingen. De Wet bodembescherming bevat kaders voor (het saneren van) ernstige verontreinigingen. De Woningwet en de Wet milieubeheer bevatten kaders omtrent het gebruik. Of een verontreiniging moet worden gesaneerd hangt af van de ernst en omvang. Uiteraard speelt het toekomstig gebruik ook een belangrijke rol.
Onderzoek
Op basis van het historisch onderzoek (databank Squit en de Bodemkwaliteitskaart van gemeente Katwijk) blijkt dat binnen het plangebied geen locaties met ernstige verontreinigingen bekend zijn. Wel zijn enkele locaties bekend waar (potentieel) verontreinigende activiteiten plaatsvonden en mogelijk een verontreiniging van de bodem is ontstaan. Wanneer de gebruiksbestemming niet verandert zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen aanwezig en bestaat geen directe saneringsnoodzaak.
Indien ter plaatse van deze percelen in de toekomst herontwikkeling (bijvoorbeeld woningbouw) plaatsvindt, dient sanering van de verontreinigde bodem plaats te vinden, waarbij de saneringsdoelstelling wordt afgestemd op de toekomstige gebruiksfunctie.
Conclusie
Binnen het plangebied zijn geen ernstige verontreinigingen bekend en naar de aard van het gebied worden die ook niet verwacht. Deze hypothese zal in voorkomende gevallen in de praktijk worden getoetst op grond van de bouwverordening, de Wet milieubeheer als ook in het kader van grondtransacties.
5.5 Luchtkwaliteit
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Het bestemmingsplan Katwijk Midden betreft een voornamelijk consoliderend plan. Voor de aansluiting van de Cantineweg zijn de gevolgen al onderzocht.
De ontwikkeling van de RijnGouweLijn en de verlegging van de N206 kunnen ook gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit in het plangebied. Dit onderzoek zal echter pas aan de orde komen bij de (bestemmings-)planvorming van die tracés.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn kwaliteitseisen gesteld in het belang van het voorkomen en beperken van de luchtverontreiniging. Deze kwaliteitseisen vinden hun oorsprong in Europese wetgeving en zijn gebaseerd op gezondheidskundige grondslagen. In Bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de kwaliteitseisen vertaald naar grenswaarden voor de stoffen stikstofdioxide (N02), fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6), lood en zwaveldioxide (S02).
Onderzoek
De bestaande toestand van de luchtkwaliteit in het plangebied en omgeving is vastgelegd in de NSL-Monitoringstool. Over het peiljaar 2010 blijkt dat van de stoffen NO2 en PM10 de actuele concentraties de grenswaarden niet worden overschreden. Ook naar de toekomst leiden autonome ontwikkelingen niet tot grenswaardeoverschrijdingen.
Niet in alle gevallen is het nodig om de luchtkwaliteit te onderzoeken door middel van berekeningen. Wel moet worden onderbouwd waarom tot een zeker besluit wordt gekomen. Eerst moet worden vastgesteld of er sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde. Als dat niet het geval is, dan kan worden getoetst aan het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit Nibm). Verder zijn in de Regeling Nibm toetsingscriteria opgenomen om te beoordelen of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Eén van die criteria is de omvang van het plan (maximaal 1.500 woningen).
Het plan voldoet aan de Nibm-criteria, omdat er geen ontwikkelingen plaatsvinden.
Conclusie
Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van een grenswaarde. Ook voldoet dit plan aan de Nibm-criteria en daarom hoeft geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.
5.6 Natuurbescherming
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
In of nabij het plangebied ligt geen milieubeschermingsgebied. Het plangebied grenst aan het Staatsnatuurmonument Berkheide, een gebied waarop de Natuurbeschermingswet van toepassing is en dat ook is aangemerkt als potentieel Natura2000-gebied. Het bestemmingsplan voorziet geen veranderingen die van invloed zijn op het staatsnatuurmonument. Daarnaast ligt het plangebied op ten minste 400 meter van het Staatsnatuurmonument Coepelduin, een gebied waarop de Natuurbeschermingswet van toepassing is en dat ook is aangewezen als Natura2000-gebied. Het bestemmingsplan voorziet geen veranderingen die van invloed zijn op het staatsnatuurmonument.
Externe werking Natura 2000
Het plangebied grenst aan Natura 2000 gebied Meijendel-Berkheide. Handelingen die schadelijk kunnen zijn voor natuurwaarden in natura 2000 gebieden, mogen niet worden uitgevoerd zonder vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.
Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied hebben invloed op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt "externe werking" genoemd. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor externe werking: bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied.
Onder bestaand gebruik worden alle activiteiten verstaan die op het moment van inwerkingtreden van de Natuurbeschermingswet 1998 (01-10-2005) in of rondom een Natura 2000-gebied plaatsvonden en sindsdien niet of niet in betekende mate zijn gewijzigd. Deze activiteiten zijn totdat er een beheerplan voor dat gebied is vastgesteld niet vergunningplichtig.
Het bestemmingsplan zal geen ontwikkelingen toestaan van een dusdanige omvang dat een onderzoek naar de gevolgen op het natuurbeschermingsgebied (passende beoordeling) noodzakelijk zal zijn. Voor de Cantineweg geldt dat de planologisch juridische basis voor de ontwikkeling is vastgelegd in het bestemmingsplan Cantineweg. Ten behoeve hiervan zijn de benodigde onderzoeken en afwegingen al gevoerd.
Soorten bescherming (Flora- en faunawet)
Op basis van de Natuurwaardenkaart Katwijk kan worden vastgesteld dat binnen het plangebied (beschermde) soorten mogen worden verwacht, zoals bijvoorbeeld de kleine modderkruiper en diverse vleermuizen. Vóór de uitvoering van een project moet specifiek voor die locatie onderzoek worden gedaan naar mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten en zo nodig bij het bevoegde gezag een ontheffing worden gevraagd.
De hiervoor genoemde Natuurwaardenkaart en de conclusies/ resultaten zijn enigszins gedateerd. Er moet om deze reden terughoudend met deze gegevens worden omgegaan. Wel valt er uit af te leiden dat bij de herziening van dit conserverende bestemmingsplan geen ruimtelijke maatregelen worden verlangd. Meer in het algemeen merken wij hier op dat de aanvrager van een omgevingsvergunning zelf verantwoordelijk is om na te gaan of, en zo ja, in hoeverre zijn bouwplan eventuele natuurwaarden schaadt.
Toetsingskader
In het aanwijzingsbesluit van genoemd natuurmonument/Natura2000-gebied zijn de beschermingsdoelstellingen benoemd.
In de provinciale milieuverordening (PMV) is een groot gedeelte van Berkheide aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stiltegebied en voor grondwater.
Onderzoek
Nabij het plangebied is een natuurbeschermingsgebied aanwezig. Het is noodzakelijk om een habitattoets uit te voeren om de effecten van de plannen op het Natura 2000-gebied Berkheide in beeld te brengen.
- Is de activiteit te beschouwen als (nieuw) project of handeling?
- Wat zijn de mogelijke effecten van de activiteit en wat zijn daarvan de gevolgen voor het gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen?
- Kunnen de gevolgen verstorend zijn voor soorten of tot een verslechtering van de kwaliteit van het (natuurlijke) habitat leiden?
- Kunnen de gevolgen significant nadelig zijn?
De gemeente Katwijk beschikt over een Natuurwaardenkaart. Deze is in 2008 opgesteld door VOFF (Vereniging Onderzoek Flora en Fauna) en is een combinatie van de bij de VOFF bekende natuurwaarden en een inschatting van de potentie voor bepaalde soorten, door een veldecoloog. Deze informatie is van belang voor beslissingen in het kader van beheer en onderhoud en voor het beoordelen van aanvragen, onder meer in het kader van de Flora en faunawet.
Het rapport beschrijft de waarden en potenties op basis van deelgebieden. Katwijk Midden bestaat uit de deelgebieden 6 (Katwijk Midden) en 14(Zanderij). Op grond van de gegevens mag geconcludeerd worden dat op en in gebouwen in deelgebied 6 rust- en broedplaatsen voor vleermuizen en meeuwensoorten voorkomen en hiervoor tevens hoge potentie bestaat. Daarnaast zijn er matige potenties voor beschermde soorten als Modderkruiper, Rugstreeppad, Zandhagedis, Spechten.
De gemiddelde potentie voor Katwijk Midden kan, op grond van de natuurwaardenkaart, matig worden genoemd. In algemene zin wordt gesteld dat er geen aangewezen habitatgebieden zijn die in dit bestemmingsplan vermelding behoeven en dat in parken, groenstroken, wegbermen, kademuren, bedrijventerreinen e.d. de kans groter is dat beschermde soorten worden aangetroffen dan in intensief gebruikte woongebieden.
Ten zuiden van het plangebied ligt het duingebied Berkheide, dat tevens als natuurbeschermingsgebied is aangewezen. Met een ontwerpbesluit heeft de minister van LNV (nu EL&I) dit gebied ook aangewezen als Natura2000-gebied (gebiednr. 97, Meijendel- Berkheide). Deze aanwijzing heeft echter geen directe gevolgen voor de bestaande woongebieden.
Soortenbescherming (Flora- en faunawet)
Op basis van de Natuurwaardenkaart Katwijk kan worden vastgesteld dat binnen het plangebied (beschermde) soorten mogen worden verwacht. Vóór de uitvoering van een project moet specifiek voor die locatie onderzoek worden gedaan naar mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten en zo nodig bij het bevoegde gezag een ontheffing worden gevraagd.
Conclusie
In de nabijheid zijn wel een grondwaterbeschermingsgebied en stiltegebied aanwezig. Maar het plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de milieubeschermingsgebieden en het natuurbeschermingsgebied.
5.7 Externe Veiligheid
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Met dit bestemmingsplan wordt het bestaande gebruik geconsolideerd.
Toetsingskader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij de herinrichting van een gebied bepalen deze risico's mede de ruimtelijke mogelijkheden.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteiten dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.
Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord.
Onderzoek
In of nabij het plangebied zijn de volgende voorzieningen of activiteiten aanwezig die een risico voor de omgeving kunnen opleveren:
- ondergrondse aardgastransportleiding;
- provinciale weg N206, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- in of nabij het plangebied zijn geen BEVI-inrichtingen aanwezig.
BEVI-inrichtingen
In het plangebied zijn geen bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.
Op de locatie Koningin Julianalaan 1 is een garagebedrijf met tankstation gevestigd. Volgens het vigerende bestemmingsplan mag hier LPG worden verkocht. Medio 2009 is dit verkooppunt gesaneerd. Om deze reden kan de bestemming van dit perceel worden omgezet naar een verbod tot opslag/verkoop van LPG.
Buiten het plangebied, op de locatie Wassenaarseweg 65, is een tankstation met LPG-verkoop gevestigd. Het aandachtsgebied voor groepsrisico (GR) reikt tot in het plangebied. Uit dossieronderzoek blijkt dat de oriëntatiewaarde voor het GR niet wordt overschreden. In de nabije toekomst zal het tankstation worden opgeheven. De uitvoering daarvan hangt samen met de realisatie van plan Duinvallei.
Gastransportleiding
In het gebied ligt ook een hogedruk aardgastransportleiding (W-535-13) van Gasunie. Deze leiding heeft een diameter van 6 inch en een werkdruk van 40 bar. Op ondergrondse transportleidingen voor gevaarlijke stoffen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. In dit kader is onderzoek uitgevoerd naar de PR en GR voor deze leiding. De risicoberekening is uitgevoerd met Carola, een door de overheid goedgekeurd softwarepakket voor het uitvoeren van risicoberekeningen aan aardgastransportleidingen. De conclusies uit het onderzoek zijn hieronder beschreven. Het onderzoeksrapport is daarnaast in zijn geheel bijgevoegd als Bijlage 1 Groepsrisicoberekeninggasleiding.
PR berekening
Uit het onderzoek blijkt dat de PR-contour 0 (nul) meter bedraagt.
GR berekening
Het groepsrisico is berekend voor het leidingsegment wat in het plangebied het hoogste groepsrisico veroorzaakt. Dat leidingsegment heeft een lengte van 1000 meter + 2 x 65 meter (de zonebreedte) + het leidinggedeelte binnen het plangebied.
De overschrijdingsfactor is de maximale verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan één geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft.
Ter plaatse van het plangebied is sprake van een minimale overschrijdingsfactor van 0,11. De overschrijdingsfactor van één kilometer segment is uitgezet in een FN-curve voor de huidige situatie.
Conclusie
Uit onderzoek blijkt dat in Katwijk zowel voor het PR als het GR geen knelpunten zijn. De huidige situatie in het plangebied zorgt niet voor een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Hiernaast vinden geen ontwikkelingen plaats die een wijziging in het groepsrisico veroorzaken. In het plan is voldaan aan de noodzakelijke veiligheidsafstanden. Het plangebied betreft een woongebied met enkele kwetsbare objecten. De bereikbaarheid en de primaire en secondaire bluswatervoorziening is voldoende.
Routes voor gevaarlijke stoffen
Routes voor gevaarlijke stoffen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. De naast het plangebied gelegen N206 maakt als provinciale weg deel uit van het landelijke wegennet waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan. Uit verkeerstellingen in het verleden is gebleken dat het aantal transporten met gevaarlijke stoffen (ton/kilometers) zodanig laag is dat de PR 10-6 contour binnen de begrenzing van de weg ligt.
Intussen werken de ministeries aan een duurzaam veiliger vervoer van gevaarlijke stoffen binnen maatschappelijke randvoorwaarden. Hoewel daarop nog geen regelgeving of beleid is vastgesteld, levert dat proces wel belangrijke informatie. Zo is in dat kader het Eindrapport Basisnet Weg opgesteld met daarin informatie over de belangrijke vervoersassen. Van vervoersassen, voornamelijk rijkswegen, zijn de PR en GR-contouren vastgesteld.
In navolging hierop is door de gemeente Katwijk een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid van de N206. Hieruit is gebleken dat de PR 10-6 contour binnen de begrenzing van de weg ligt en het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft. Tevens zal het groepsrisico de komende bestemmingsplan periode niet significant toenemen. Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 2 Onderzoek externe veiligheid (QRA).
Conclusie
De conclusie luidt dat de veiligheid in het kader van dit bestemmingsplan niet in het geding is.
5.8 Waterhuishouding
Waterhuishouding
Katwijk Midden ligt in het strandwallen- en strandvlaktelandschap, zoals dat langs een groot gedeelte van de Nederlandse kust uitstrekt. Binnen deze grote landschappelijke eenheid is het onderdeel van de oeverwal langs de Oude Rijn. De bodemkaart van Nederland geeft de gronden aan als jonge zeekleigronden van kleiige grond en sterk zandige klei, naar de rivier toe overgaand in matige zandige en lichte klei. Binnen de bebouwde kom is slechts een beperkte hoeveelheid oppervlaktewater aanwezig.
Binnen het ontwikkelingsgebied Zanderij wordt een oude arm van de Oude Rijn in ere hersteld, de Zandsloot. Het watersysteem staat in directe verbinding met de Oude Rijn, via welk water de afwatering plaatsvindt. Daarnaast is er nog een aantal kleinere insteken vanaf de Oude Rijn.
Het betreft hier in hoofdzaak een conserverend plan. Dit neemt niet weg dat een watertoets op grond van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht is. Hierover zullen we overleg gaan voeren met de desbetreffende waterbeheerder (het Hoogheemraadschap van Rijnland). In de fase van het voorontwerpoverleg, adviseert deze waterbeheerder ons omtrent de inhoud hiervan in het zogenaamde wateradvies. De uitkomsten van dit overleg zullen wij op grond van het Besluit ruimtelijke ordening opnemen in de plantoelichting. Deze toelichting geeft een beschrijving van de wijze, waarop wij rekening houden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Daarbij zullen ook de Keur en de Legger van het Hoogheemraadschap worden betrokken.
Waterwingebied Den Haag/Katwijk
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het waterwingebied Den Haag/Katwijk. Binnen dit gebied gelden beperkingen ten aanzien van het grondgebruik en bedrijfsactiviteiten e.d.. De begrenzing ligt juist ten zuiden van het plangebied en heeft daarom geen gevolgen voor het bestemmingsplan Katwijk Midden.
5.8.1 Waterneutraal bouwen
De drie trapsstrategie uit WB21 (Waterbeheer in de 21e eeuw) vasthouden- bergen- afvoeren is uitgangspunt bij waterneutraal bouwen. Om uitvoering te geven aan WB21 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.
Voor maatregelen dient de volgende volgorde te worden aangehouden:
- 1. Voorkomen van afvoer dat wil zeggen minimalisatie van het verhard oppervlak en regenwater, vasthouden op de plek waar het valt.
- 2. Benutten van regenwater ten behoeve van drinkwaterbesparing (grijswatercircuit).
- 3. Infiltreren van regenwater ten behoeve van grondwateraanvulling.
- 4. Afvoer naar en berging in het oppervlaktewater.
Voorbeelden van bovengenoemde maatregelen zijn:
- Bouwtechnische voorzieningen zoals bergingkelders, grijswatercircuits.
- Toepassen grasdaken.
- Toepassen half open verharding.
- Toepassen flauwer taluds watergangen.
- Wadi's.
Indien moet worden afgevoerd naar het oppervlaktewater treedt de 15 % regel in werking. Dit betekent dat van het toegenomen verhard (met een ondergrens van 500 m2) oppervlak 15 % aan extra wateroppervlak moet worden gerealiseerd.
5.8.2 Grondwater
In de Wet gemeentelijke watertaken zijn regels opgenomen voor grondwater.
De eigenaar van het perceel is zelf verantwoordelijk voor het grondwater. Daarbij heeft de gemeente een zorgplicht maar kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor grondwateroverlast.
5.8.3 Duurzaam bouwen
De toepassing van uitloogbare bouwmetalen zoals koper, zink en lood voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair moet zo veel mogelijk worden voorkomen zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terecht komen.
5.9 Ecologische Zones En Groenstructuur
In het plangebied zijn geen specifieke natuuraspecten. Wat betreft de groenstructuur in de woongebieden wordt een algemene bestemming Groen opgenomen waarmee het gebruik en de inpassing van het groen in de woongebieden wordt gewaarborgd.
5.10 Archeologie En Cultuurhistorie
5.10.1 Archeologie
Inleiding
Het bestemmingsplangebied is gelegen in de zone van een belangrijk archeologisch fenomeen. Door de gemeente Katwijk loopt namelijk de noordelijke grens van het Romeinse rijk, ook wel bekend als de limes. In het bestemmingsplangebied zijn in het verleden de resten opgegraven van een Romeinse legerplaats. Daarnaast zijn in het gebied archeologische overblijfselen te verwachten van structuren en sporen van activiteiten die plaatsvonden in de grenszone. Te denken valt hierbij aan militaire structuren, een kampdorp, wegen, nederzettingen en grafvelden. In onderstaande wordt een korte opsomming gegeven van de verschillende (beschermde) monumenten in het gebied. Vervolgens worden de verschillende archeologische verwachtingen op een rij gezet, want die beperken zich niet tot de Romeinse tijd. Als laatste wordt een opsomming gegeven van recent archeologisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden in het gebied. De combinatie van bovenstaande gegevens heeft geleid tot dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie (WR - A)' en 'Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied (WR - AV)' op de verbeelding met bijbehorende bepalingen in de bestemmingsplanregels. Het wettelijk beschermde monument is alleen als gebiedsaanduiding op de verbeelding opgenomen.
Specificatie archeologische waarden en verwachtingen in het plangebied1
Op de plankaart is een dubbelbestemming 'Archeologisch verwachtingsgebied' opgenomen met bijbehorende bepalingen in de bestemmingsplanregels.
Beschermde archeologische monumenten
Er zijn geen wettelijk beschermde archeologische monumenten in het gebied aanwezig.
Waarde – Archeologie (WR – A)
Er is in het plangebied één (niet wettelijk beschermd) archeologisch monument aanwezig. Het betreft een monument (AMK-terrein nr. 7224) met een hoge archeologische waarde dat bekend staat onder het toponiem Zanderij-Westerbaan. Het monument beslaat het zuidelijke deel van het plangebied en overschrijdt de grens van het plangebied aan de oostelijke zijde. Binnen het monument zijn sporen te verwachten uit de Romeinse tijd en de vroege en late middeleeuwen. Inmiddels is het archeologische monument, voor zover het in het plangebied ligt, volledig onderzocht op het niveau van de Romeinse en middeleeuwse sporen. Hierbij zijn resten van nederzettingen, grafvelden en akkerarealen aan het licht gekomen.2 De hoge archeologische waarde kan daarom komen te vervallen voor zover het het Oud en Jong Duinzand betreft. Voor de onderliggende kwelder- en/of wadafzettingen blijft onverminderd een middelmatige verwachting op archeologische resten vanaf de bronstijd van kracht.
Waarde – Archeologisch verwachtingsgebied (WR – AV)
Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart ligt het hele plangebied in een landschappelijke zone met de omschrijving “duinzand op kwelder- en/of wadafzettingen”. Het pakket duinzand kan bestaan uit Jong en Oud Duinzand. Deze landschappelijke eenheid is verder onderverdeeld in vijf categorieën afhankelijk van de dikte van het Jong Duinzand. Voor het Jong Duinzand geldt een lage verwachting. Voor het onderliggende Oud Duinzand geldt een hoge verwachting vanaf de ijzertijd en voor de kwelder- en/of wadafzettingen een middelmatige verwachting vanaf de bronstijd. De hoge en middelmatige verwachting gelden vanaf een hoogte van 5 m +NAP en dieper.
In het noordelijke deel van het plangebied zijn op de verwachtings- en beleidsadvieskaart vier locaties aangegeven waar op basis van historische gegevens een hoge verwachting is op archeologische resten. Catalogusnummer 1 betreft het Uitwateringskanaal. Bij het graven van het Uitwateringskanaal zijn in het verleden vondsten gedaan uit de Romeinse tijd en de late middeleeuwen. De context van de vondsten is niet geheel duidelijk, maar ze kunnen te maken hebben met nederzettingen, beschoeiingen en kade- en havenwerken. Catalogusnummers 9 en 28 hangen met elkaar samen. Tijdens opgravingen aan het begin van de twintigste eeuw werd door Holwerda een grafveld met crematies en inhumaties opgegraven uit de Merovingische tijd. Ter plaatse werden ook pleisterwerk, dakpannen en aardewerk uit de Romeinse tijd aangetroffen. De context van deze vondsten is niet verder onderzocht. Catalogusnummer 10 betreft een melding van de vondst van een grote hoeveelheid middeleeuwse scherven van kogelpotten en pingsdorf-aardewerk. Catalogusnummer 11 is een vindplaats, waarschijnlijk een nederzettingsterrein, uit de Romeinse tijd. Bloemers heeft hier in 1967 een opgraving uitgevoerd.
Het noordelijke deel van het plangebied ligt in een zone die staat aangegeven als de limeszone met als specificatie “tussen zuidoever watervoerende geul in de Romeinse tijd in het noorden en de limesweg in het zuiden”. De limeszone is de zone waar de verwachting hoog is op archeologische resten die te maken hebben met de Romeinse rijksgrens die over het grondgebied van de gemeente Katwijk loopt. Een onderdeel van deze limeszone is de zogenaamde limesweg waarvan op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart een vermoed deel van het tracé is aangegeven.
Recent archeologisch onderzoek in het plangebied3
Industrieweg (Archisnr. 5894/2182)
In 2003 is booronderzoek uitgevoerd in verband met bouwwerkzaamheden. Op basis van de resultaten van het booronderzoek waren er geen bezwaren tegen de ingrepen op het terrein.
Luise de Collignylaan (Archisnr. 6936/2878)
In 2004 vond in verband met bouwwerkzaamheden een booronderzoek plaats. De natuurlijke bodemopbouw ter plaatse bleek verstoord. Op basis van de resultaten is de archeologische verwachting voor het gebied naar laag bijgesteld.
De Colligny (Archisnr. 35945)
In 2009 werd een opgraving uitgevoerd in de hoek Louise de Collignylaan en het Westerbaanpad. Hierbij werd een akkercomplex met greppelsysteem uit de late 12de eeuw aangetroffen.
Op basis van bovenstaande (recente) archeologische onderzoeken en gegevens zijn verschillende terreinen in bestemmingsplangebied vrijgesteld van een archeologische onderzoeksplicht of zijn de verwachtingen ten opzichte van de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk aangepast. Voor een groot deel van het plangebied blijft onverminderd de archeologische verwachting van kracht zoals die is weergegeven op de verwachtings- en beleidsadvieskaart. De gebieden met de waarde – archeologisch verwachtingsgebied zijn als dubbelbestemming opgenomen op de plankaart. Aan deze dubbelbestemming zijn voorschriften verbonden.
- 1. De monument- en catalogusnummers zijn terug te vinden op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk. De kaart en bijbehorende rapportage staan op de gemeentelijke website: www.katwijk.nl.
- 2. ADC-ArcheoProjecten, 2008: Cananefaten en Friezen aan de monding van de Rijn, Amersfoort (ADC monografie 5).
- 3. De Archisnummers bij de onderzoeken verwijzen naar de nummering in het archeologisch informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed waarbij al het archeologisch onderzoek in Nederland wordt aan- en afgemeld.
5.10.2 Cultuurhistorie
Tientallen eeuwen van ontginnen, bouwen, wonen en werken hebben Zuid-Holland gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Kerken, boerderijlinten, bollenschuren, dorpsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen hiervan. Deze cultuurhistorische waarden zijn van grote betekenis voor onze leefomgeving. Daarom willen Rijk, provincie maar ook de gemeente Katwijk deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het Rijk doet dat door de Modernisering van de Monumentenwet, waarbij het eerste speerpunt is: “cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening”. Inmiddels is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast, wat betekent dat er in het bestemmingsplan een beschrijving moet komen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening wordt gehouden. Ook de provincie wil cultuurhistorie betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en heeft daarom het erfgoed van Zuid-Holland in kaart gebracht, middels de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze cultuurhistorische kaart kent drie verschillende thema's: historische stedenbouw, historisch landschap en archeologie. De gemeente Katwijk tenslotte stelt in de Beleidsnota Monumentenzorg uit 2006 dat er een beleid moet worden opgesteld dat “voorwaarden schept om de gemeentelijke cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen”.
Hieronder wordt aan de hand van de historische stedenbouw, het historisch landschap en de archeologie voor het plangebied Katwijk Midden verkend welke waarden er aanwezig zijn en welke mogelijkheden er vanuit deze onderwerpen zijn.
Historische stedenbouw
Het gebied Katwijk Midden beslaat deels grondgebied van de voormalige gemeente Katwijk aan den Rijn en deels van Katwijk aan Zee. De Zanderij is een nieuwbouwwijk op voormalige tuinbouwgrond, de wijk de Koestal ten zuiden van de Boslaan en ten oosten van de Koningin Julianalaan stamt uit de Wederopbouw, net als de wijk Cleijnduijn. 't Witte Hek is een vooroorlogse woonwijk. Door het midden van het gebied loopt de Zeeweg, met aan de zuidzijde het gemeentehuis en ten westen daarvan het Ridderbos, een opvallend groen park met een duinstructuur. Een opvallend deel is de villawijk aan de Populieren en Berkenlaan met fraaie panden uit de Wederopbouw.
In het plangebied bevinden zich enkele planmatig opgezette woongebieden (W4 gebieden uit afbeelding 3.1, paragraaf 3.1.1) uit de eerste helft van de 20e eeuw met karakteristieke kappen en bijgebouwen. Deze waarden zijn behoudenswaardig. Ook de blokverkaveling van deze bebouwing is behoudenswaardig. Hoewel niet per se kan worden gesproken over cultuurhistorisch hoge waarde wordt de bestaande karakteristiek wel dusdanig van belang gevonden dat in de bouwregeling van enkele wijken rekening is gehouden met de kenmerken. Voor bepaalde gebieden is door middel van een aanduiding 'karakteristiek' de bestaande bebouwing beschermd door middel van een sloopverbod en bijbehorende sloopvergunning. Daarnaast geldt dat voor deze gebieden de kapvorm niet gewijzigd kan worden.
Verder wordt het afwisselende groene karakter van de Zeeweg, als entrée van Katwijk aan Zee, behoudenswaardig geacht. Deze groene structuur is beschermd door middel van een aanlegverbod. Dit is in de regels van het bestemmingsplan opgenomen door middel van de aanduiding 'beeldbepalend groen'.
Historische bouwkunde
In het plangebied staan veel karakteristieke gebouwen met een hoge architectuurhistorische waarde. Zo zijn er twee rijksmonumenten:
- het Gemeentehuis aan de Zeeweg 127 (mon. Nr 509335);
- Zeeweg 144 voormalige notariswoning (mon. Nr. 509339).
Daarnaast staan er gemeentelijke monumenten, namelijk:
- Cantineweg 9 en 19;
- Zeeweg 76, 78, 80, 105, 107, 109, 111, 113, 115;
- Burgemeester De Ridderpark (Ridderbos) Nieuwe Duinweg.
Historisch landschap
Het abrupte verschil in hoogte tussen de Zanderij en de duinen van Berkheide, het al genoemde Ridderbos en de groene, open structuur langs de Zeeweg.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
De herziening van het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen plankaart), regels (voorheen voorschriften) en een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting moet hierbij gezien worden als een uitleg wat met de verbeelding en de regels wordt beoogd. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van de functies en vorm in het bestemmingsplangebied. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Planvorm
Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheerfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Het bestemmingsplan is daarmee te karakteriseren als een consoliderend bestemmingsplan. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
In dit bestemmingsplan zijn de meest maximale bouwmassa en gebruiksvorm(en) opgenomen wat stedenbouwkundig nog aanvaardbaar is. Concreet betekent dit dat bijvoorbeeld de bouwgrenzen in het ene geval ruimer zijn gemaakt en in het andere geval minder ruim. Op deze wijze worden afwijkingen van het bestemmingsplan meer een uitzondering.
Bij een weigering van een met het bestemmingsplan strijdige omgevingsvergunning, kan dan worden gemotiveerd dat in het bestemmingsplan al rekening is gehouden met de maximale mogelijkheden op het betreffende perceel.
Verbeelding en regels
Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de digitale verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de digitale verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.
Aanduidingen
Op de digitale verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte, het maximumbebouwingspercentage en het maximumaantal wooneenheden.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'jachthaven', 'onderwijs', 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en 'nutsvoorziening'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd.
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels;
- Overgangs- en slotregel.
6.2 Opbouw Regels
6.2.1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven, worden in dit artikel uitgelegd.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel bevat technische regelingen om onder andere oppervlaktes, hoogtes, dieptes en breedtes te kunnen bepalen.
6.2.2 Bestemmingsregels
In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Artikel 3 Bedrijf
In het plangebied komt één bedrijf voor. Dit betreft de opslaglocatie van Rijkswaterstaat langs het Uitwateringskanaal. Deze is bestemd als Bedrijf. Binnen de bestemming Bedrijf zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede opslag, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
Het bovengenoemde bedrijf is toegestaan voor zover deze behoort tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van dit bedrijf wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan. Binnen de bestemming Bedrijf zijn bedrijven uit categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' algemeen toelaatbaar.
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de digitale verbeelding aangegeven bouwvlakken. Op de digitale verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven.
Het bevoegd gezag kan gebruikmaken van een afwijkingsbevoegdheid om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in twee categorieën hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van meer kantoorvloeroppervlakte mits het kantooraandeel niet meer dan 50% van de brutovloeroppervlakte van het bedrijf bedraagt.
Artikel 4 Centrum
De bestemming Centrum is toegepast wanneer sprake is van een dorps- of stadscentrum in planologische/stedenbouwkundige zin. Hierin zijn verschillende functies mogelijk.
Artikel 5 Detailhandel - Verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg
In het plangebied komt één verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG voor. Dit betreft het tankstation aan de Koningin Julianalaan. Binnen de bestemming is uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen toegestaan met bijbehorende voorzieningen.
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag binnen het bestemmingsvlak worden gerealiseerd. In de regels zijn de maximale omvang en bebouwingshoogte aangegeven.
Artikel 6 Gemengd
Van de bestemming Gemengd is, conform het handboek gebruikgemaakt als gebieden met meerdere, van elkaar verschillende uitwisselbare hoofdfuncties hebben, zonder dat van een centrumfunctie sprake is. Uitgangspunt is het aanhouden van de vigerende regeling.
Artikel 7 Groen
De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden die in gebruik zijn als plantsoenen, bermen, speelvoorzieningen maar ook voor voet- en fietspaden en brughoofden.
Artikel 8 Horeca
Binnen de bestemming Horeca is horeca toegestaan volgens de indeling van horeca-categorieën van de gemeente Katwijk, welke in het artikel 'begrippen' is gespecificeerd. Alle horecavoorzieningen passen binnen de algemene toelaatbaarheid.
Artikel 9 Kantoor
De bestemming Kantoor is opgenomen voor het bankgebouw aan de Rogstraat 2.
Artikel 10 Maatschappelijk
Maatschappelijke functies, waaronder de kerk, scholen en begraafplaats, zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk.
In het bestemmingsplan zijn de gronden voor de schoolgebouwen en schoolterreinen dus ook bestemd als 'Maatschappelijk'. Aangezien de gemeente Katwijk haar medewerking wil verlenen aan multifunctioneel gebruik van de schoolgebouwen en de schoolterreinen (deze worden immers steeds vaker voor bredere activiteiten dan louter scholing gebruikt), is de bestemming zo ruim en flexibel mogelijk gehouden zonder specifieke functieaanduidingen, zoals 'school'. Op deze manier wordt gegarandeerd dat het gebruik van het schoolgebouw en het schoolterrein ook buiten de reguliere schooltijden mogelijk is door medegebruikers. Bovendien sluit deze wijze van bestemmen aan bij recente uitspraken van de Raad van State inzake het (multifunctioneel) gebruik van schoolpleinen.
Artikel 11 Recreatie
De bestemming Recreatie is gebruikt voor de watersportvereniging en de roeivereniging. Om aan te geven dat de recreatie specifiek bedoeld is in relatie met watersport is de functieaanduiding 'watersport' gebruikt voor de bebouwing en bijbehorende gronden.
Artikel 12 Sport
De voorzieningen die bestemd zijn als Sport zijn het zwembad aan de Piet Heinlaan 5 en de sporthal aan de Stadhoudersdreef 1.
Artikel 13 Tuin
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen en/of zijtuinen bij de woningen. De begrenzing van de bestemming ten opzichte van Wonen is als volgt opgebouwd. De bestemming Tuin is gelegd op 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Ingevolge het BOR en MOR is het in sommige situaties wel mogelijk om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, te realiseren. Voor omgevingsvergunningsplichtige bouwwerken geldt een afstand van 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Op plaatsen waar gebouwen zijn gerealiseerd op minder dan 3 m achter de voorgevel van een hoofdgebouw, is de bestemming Tuin tegen de bestaande bebouwing gelegd.
De gemeente Katwijk hanteert voor zijkantsituaties langs het openbaar gebied de regel dat bij bestaande situaties in een zone van 2 m uit het openbaar gebied, erfbebouwing dient te worden uitgesloten. Deze zone van 2 m is het vertrekpunt. In voorkomende gevallen waarbij het wenselijk is om meer dan 2 m aan te houden is maatwerk toegepast. Bij grote percelen of bij wijken met een groen karakter kan het bijvoorbeeld wenselijk zijn om meer ruimte aan te houden.
Daarnaast geldt de regel dat indien achter het perceel een rij hoofdgebouwen staat (hoeksituaties), de grens van genoemde zone nooit voor de voorgevellijn van deze hoofdgebouwen komt.
In de bovengenoemde zone geldt als uitzondering dat erfafscheidingen met een bouwhoogte van 2 m mogen worden gerealiseerd.
Binnen de bestemming Tuin zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan. Daarnaast is er een bouwregeling opgenomen om beperkt mogelijkheid te bieden aan erkers ten behoeve van de bij de aangrenzende bestemming Wonen behorende hoofdgebouwen.
Artikel 14 Verkeer
Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
Het openbaar gebied in Katwijk Midden heeft een verblijfs- en verplaatsingsfunctie. Deze gronden zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame-uitingen
Artikel 16 Water
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water. In het plangebied zijn vier woonschepen aanwezig.
Artikel 17 Wonen
De woningen zijn voorzien van de bestemming Wonen. Daarnaast zijn in sommige gevallen ter plaatse van enkele functieaanduidingen nog andere functies toegestaan. Het beleid is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende regeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. Om de procedures bij de omgevingsvergunningverlening te verkorten is daarnaast het kruimelgevallenbeleid van de gemeente Katwijk (beleid artikel 19.3 WRO oud) in de bestemmingsregeling geïntegreerd.
De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken en bestemmingsvlakken.
Bouwvlakken hoofdgebouwen
Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld een garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de digitale verbeelding bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. De voorste begrenzing van het bouwvlak ligt ter plaatse van de bestaande voorgevel. Ook de achterzijde dient te worden vastgelegd. Op deze wijze wordt de diepte van het hoofdgebouw vastgelegd.
De gemeente Katwijk kiest voor een systematiek waarbij de achterste begrenzing van het bouwvlak ter plaatse van de stedenbouwkundig gewenste achtergevel van de hoofdbouwmassa ligt (= woning exclusief aan- en uitbouwen). Aan- en uitbouwen aan de achterzijde in de vorm van erkers en serres maken onderdeel uit van het erf (woonbestemming, liggen buiten het bouwvlak).
Verschillende typen woningen
SVBP2008 biedt de mogelijkheid om bouwaanduidingen op te nemen voor hoofdgebouwen die vrijstaand, twee-aaneengebouwd, aaneengebouwd of gestapeld zijn gebouwd. De gemeente Katwijk kiest voor een systematiek waarbij vrijstaande, twee-aaneengebouwde en gestapelde woningen een bouwaanduiding hebben.
Maatvoering
Per hoofdgebouw is zowel de goothoogte als de bouwhoogte vastgelegd. Indien er sprake is van een platte afdekking dan is de goothoogte dezelfde als de bouwhoogte.
Bij hoofdbouwmassa's die uit bouwdelen met verschillende hoogten bestaan en waarbij die hoogten relevant zijn voor het aanzien van de bouwmassa, zijn de verschillen in hoogten bestaande uit minimaal één bouwlaag (groter dan 3 m) geregeld door middel van hoogtescheidingslijnen (maatvoeringsaanduiding).
Erfbebouwing
De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. Erfbebouwing is buiten het bouwvlak toegestaan, volgens een erfbebouwingsregeling in de planregels. Het harmonisatiebeleid van de gemeente is uitgangspunt voor de erfbebouwingsregeling.
Artikel 18 Wonen - Garage
In dit artikel worden de garages, behorende bij de woningen geregeld.
Artikel 19 Leiding - Gas
In het plangebied is een aantal planologisch relevante gasleidingen aanwezig. Deze is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Gas.
Bouwen ter plaatse van deze dubbelbestemmingen is slechts mogelijk op basis van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouw zijnde, is een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan het bevoegd gezag.
Artikel 20 Leiding - Water
In het plangebied is een planologisch relevante watertransportleiding aanwezig. Deze is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Water.
Bouwen ter plaatse van deze dubbelbestemmingen is slechts mogelijk op basis van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouw zijnde, is een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan het bevoegd gezag.
Artikel 21 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied
In het plangebied is de dubbelbestemming met betrekking tot archeologie opgenomen: 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied'. Deze gronden zijn bij wijze van dubbelbestemming bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Voor het overgrote deel van de gemeente Katwijk geldt dat al direct onder de bouwvoor, vanaf circa 30 cm beneden het maaiveld, archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. De dubbelbestemming voorziet in de noodzaak tot archeologische toetsing in het geval van een geldende middelhoge tot hoge archeologische verwachting ongeacht de exacte diepte waarop deze archeologie mogelijk aanwezig is, omdat het bepalen daarvan feitelijk deel uitmaakt van een eerste onderzoeksstadium, namelijk een verkennend archeologisch onderzoek. Vergunningaanvragen verschillen in de mate van en diepte van beoogde bodemverstoringen door bouw- en/of aanlegactiviteiten, bijvoorbeeld het verschil tussen plaatfundering versus onderheien. Bij elke vergunningaanvraag wordt daarom altijd nog specifiek bekeken tot op welke diepte de betreffende activiteit bodemverstoring tot gevolg heeft en of dat gevaar voor mogelijk aanwezige archeologie met zich mee brengt. Indien blijkt dat dergelijk gevaar niet bestaat kan over worden gegaan tot verlening van de vergunning zonder nadere archeologische onderzoekseisen. Indien er wel een gevaar voor mogelijk aanwezige archeologie bestaat kan de gemeente op basis van het bestemmingsplan, de Monumentenwet 1988 (artikel 40) en de Woningwet, een nader archeologisch onderzoek als voorwaarde voor verlening van de vergunning opleggen. Een bevoegdheid tot afwijken van de archeologische onderzoeksplicht zal ook volgen indien uit de ingediende aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt, en aantoonbaar is, dat de bodemverstoringen die plaats zullen vinden niet dieper rijken dan bodemverstoringen die ter plekke al eerder hebben plaatsgevonden.
Indien verkennend archeologisch onderzoek uitwijst dat binnen een gebied archeologische waarden of verwachtingen afwezig of te diep gelegen blijken te zijn dan worden de regels voor dat betreffende gebied daar op aangepast in het kader van toetsing. De nuanceringen die hieruit volgen worden meegenomen binnen de herzieningen van oude en bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen. Ten behoeve daarvan is in de regels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
6.2.3 Algemene regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Deze regel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daar voor een gebouw een zeker open terrein is vereist, wordt via de anti-dubbeltelregel voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt 'meegenomen' bij de beoordeling van een bouwaanvraag. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.
Artikel 23 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 3 van dit artikel is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen.
Artikel 24 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn regels opgenomen ten behoeve van gebiedsaanduidingen die over meerdere bestemmingen zijn gelegen. In dit plan betreft dit de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' en 'beeldbepalend groen'.
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.
Artikel 26 Overige regels
In dit artikel zijn overige regels opgenomen waaronder de werking van wettelijke regelingen ten tijde van de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan of waarvoor een bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning is aangevraagd, mogen blijven bestaan, ook wanneer dit strijdig is met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd worden.
Artikel 28 Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Katwijk Midden.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid & Handhaving
7.1 Vooroverleg
Het plan is in het kader van het vooroverleg ter advisering naar de diverse overleginstanties gestuurd. In totaal hebben 3 instanties op het voorontwerp bestemmingsplan 'Katwijk Midden' gereageerd. In deze paragraaf worden de reacties kort weergegeven. De Kamer van Koophandel Den Haag en Brandweer Hollands Midden hebben aangegeven geen commentaar te hebben op het plan. Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft een reactie gegeven op de waterparagraaf in de toelichting. De paragraaf is naar aanleiding van de reactie aangepast.
7.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'Katwijk Midden' heeft van 30 juli 2012 tot en met 7 september 2012 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en mondeling op het plan te reageren. In totaal zijn er 8 zienswijzen op het plan ingediend. Deze zienswijzen hebben deels geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Voor de beantwoording van deze zienswijzen wordt verwezen naar de 'Notitie beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Katwijk Midden'.
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Katwijk Midden wordt opgesteld onder regime van de nieuwe Wro. Onderdeel van de nieuwe Wro is de GREX – wet. De wetgever heeft met de nieuwe regeling inzake de grondexploitatie, ook wel Grondexploitatiewet (GREX – wet) genoemd, een oplossing willen bieden voor het probleem dat gemeenten bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden geen of slechts beperkte mogelijkheden van kostenverhaal hebben, indien zij niet de eigenaar zijn van de te ontwikkelen gronden (afdeling 6.4 Wro). Dit als stok achter de deur als het niet lukt om een exploitatieovereenkomst af te sluiten met de private grondeigenaren. Er zijn twee mogelijkheden om (privaatrechtelijk) de kosten te verhalen:
- Anterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst voordat een exploitatieplan aan de orde is.
- Posterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst die gesloten wordt na de inwerkingtreding van een exploitatieplan.
Het exploitatieplan is verplicht als het niet lukt om een anterieure exploitatieovereenkomst af te sluiten met de eigenaren binnen het exploitatiegebied. Het exploitatieplan biedt dan een grondslag om de kosten van openbare voorzieningen via de bouwvergunning te innen.
Consequenties bestemmingsplan Katwijk Midden
In het bestemmingsplan Katwijk Midden worden geen ontwikkellocaties opgenomen. Voor het bestemmingsplan Katwijk Midden zal er geen verplichting zijn tot het opstellen van een exploitatieplan.
7.4 Handhaving
De gemeente Katwijk heeft in het 'Handhavingsbeleidsplan bouwregelgeving' het handhavingsbeleid voor de komende jaren vastgelegd. Het doel is het voeren van een eenduidig, consistent en adequaat beleid ten aanzien van handhaving.
Na de rampen in Enschede en Volendam staat het probleem van het ontbreken van adequate handhaving in het middelpunt van de belangstelling. Gemeenten moeten meer aandacht besteden aan handhaving van de regelgeving.
Handhaving is belangrijk om een goed woon-, werk- en leefklimaat binnen de gemeente te kunnen verkrijgen en behouden en het is nodig om tot een goed kwaliteitsbeheer van de bebouwde omgeving te komen. In de bouwregelgeving zijn regels opgenomen om dit zowel voor de burger als voor de overheid te kunnen bewerkstelligen.
De bouwregelgeving is voornamelijk opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de bouwverordening en het Bouwbesluit. De naleving van deze regels is van belang voor het effect van de bouwregelgeving en daarmee de kwaliteit van de bebouwde omgeving. Een intensieve en adequate handhaving is derhalve noodzakelijk.
Het uitgangspunt is dat elke overtreding zo spoedig mogelijk wordt gesanctioneerd. In sommige situaties zal niet direct tot handhaving overgegaan kunnen worden vanwege de hoeveelheid handhavingszaken en de drukte bij het team Toezicht en Handhaving Bebouwde Omgeving. De ene overtreding heeft echter meer prioriteit dan de andere en daarom is een lijst met prioriteiten opgenomen.
De volgende situaties hebben een hoge prioriteit:
- situaties die een (direct) gevaar opleveren voor de veiligheid en de gezondheid van mensen;
- illegale sloop van een monument, illegale sloop van een bouwwerk waarin zich asbest bevindt en illegale sloop van een omvangrijk bouwwerk (zoals bijvoorbeeld een woning);
- de aanpak van illegale bebouwing in het buitengebied, mede afhankelijk van het soort bouwwerk (in dit gebied wordt een groot aantal functies vervuld zoals zeewering, waterwinning, natuur en landschap, recreatie, tuinbouw- en landschapsbelang en militaire belangen; het behoud van de karakteristieke waarden van dit gebied is zeer belangrijk);
- het bouwen zonder of in afwijking van de vergunning, in, op, aan of bij een monument;
- overtredingen die naar aard of schaal als 'grote overtredingen' kunnen worden aangemerkt;
- overtredingen, die de planologische ontwikkelingen in het betreffende gebied in de weg (kunnen) staan - denk hierbij aan gebieden die herontwikkeld worden of waarvoor net een nieuw bestemmingsplan is ontwikkeld;
- overtredingen die zijn geconstateerd naar aanleiding van een verzoek om handhaving of een klacht.
De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming.
Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft de afdeling Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.
Hoofdstuk 8 Procedure Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Katwijk Midden doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, een uitgebreide procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan is vrijgegeven voor het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. De gemeente zal in deze periode een informatiebijeenkomst organiseren over het nieuwe bestemmingsplan. De reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg en informatiebijeenkomst, kunnen leiden tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan Katwijk Midden.
Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vrij voor ter visie legging conform art 3.8 (nieuwe) Wro. Na publicatie, wordt het ontwerp dan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door een ieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad.
Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen zal de gemeenteraad - binnen 12 weken na afloop van de zienswijzentermijn - besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom 6 weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn).
Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Bijlage 2 Parkeernormenbeleid
Bijlage 1 Groepsrisicoberekening Gasleiding
Bijlage 1 Groepsrisicoberekening gasleiding