Partiële Herziening Bestemmingsplan Kustwerk
Bestemmingsplan - gemeente Katwijk
Vastgesteld op 08-07-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan met identificatienummer "NL.IMRO.0537.bpKATkustwerkherz-va02" van de gemeente Katwijk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengesloten open ruimte
een ruimte in een strandvak waarin geen bebouwing aanwezig is, gezien vanaf de zijde van het strand / strandvak die (nagenoeg) parallel loopt aan de duinvoet, met dien verstande dat:
- a. bij een strandvak met een breedte van 80 m of meer: alleen stroken open ruimte met een breedte van 10 m of meer tot aaneengesloten open ruimte worden gerekend;
- b. bij een strandvak met een breedte van minder dan 80 m: alleen stroken open ruimte met een breedte van 5 m of meer tot aaneengesloten open ruimte worden gerekend.
1.7 achtergevel
de van de zee af gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde van de zee is af gekeerd dan worden de betreffende gevels aangemerkt als achtergevels.
1.8 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.9 archeologisch verwachtingsgebied
terrein dat in het plan is aangeduid als gebied met middelhoge tot hoge archeologische verwachting.
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.11 badseizoen
tijdvak vanaf 1 mei tot 1 oktober.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
1.13 bebouwde oppervlakte strandvak
de totale oppervlakte van de aanwezige bebouwing in een strandvak, de vrije ruimte tussen strandhuisjes meegerekend.
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een strandpaviljoen, met inbegrip van keuken, sanitair, berging en opslag, administratieruimten, alsmede (semi-)overdekte en onoverdekte terrassen.
1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.16 bestaand strandpaviljoen
een strandpaviljoen dat aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.17 bestaand strandhuisje
een strandhuisje dat aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.21 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.22 bijzondere bouwlaag
kelders, souterrains, kruipruimtes, kappen en dakopbouwen, niet zijnde geschikt voor zelfstandige verblijfsruimte.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.30 breedte van het strandvak
de zijde van het strand / strandvak die (nagenoeg) parallel loopt aan de duinvoet.
1.31 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.32 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.
1.33 dijkconstructie
harde constructie met als primaire functie bescherming tegen de zee, als vervat in het projectplan op grond van artikel 5.4 lid 1 van de Waterwet.
1.34 duinvoet
de overgang van het duinbeloop naar het strand, in dit geval de benedenrand van het duin.
1.35 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.36 evenement
een activiteit voor publiek in de open lucht dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, voor educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten, waaronder niet begrepen commerciële (week)markten.
1.37 fullservicepunt
stijgpunt in combinatie met voorzieningen zoals toiletgroep, liften, kaartjesautomaat, e.d..
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.40 hoofdverblijf
het verblijf van waaruit al dan niet tijdelijk het sociale en economische leven van de betrokkene plaatsvindt.
1.41 horeca
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden in ieder geval onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een onderscheid gemaakt tussen licht, middel en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m d genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:
lichte horeca (categorie 1):
- a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
- b. restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
- c. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
- d. daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;
middelzware horeca (categorie 2):
- e. bar/café/pub/grand-café/eetcafé/taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
zware horeca (categorie 3):
- f. discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare activiteiten.
1.42 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 15° en minder dan 65°.
1.43 kelder
een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de daarboven gelegen bouwlaag niet hoger dan het zandbanket is gelegen, niet zijnde een kruipruimte.
1.44 kruipruimte
een bijzondere bouwlaag met een hoogte van maximaal 1 meter, welke is gelegen tussen de vloer van de begane grondlaag en de bodemafsluiting en welke is bedoeld voor ventilatie, leidingen en gelegenheid tot reparaties, niet zijnde een kelder of souterrain.
1.45 kunstatelier
bouwwerk met als functie expositie - / atelierruimte.
1.46 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.47 muziekevenement
een evenement met een programma dat geheel of in hoofdzaak bestaat uit het ten gehore brengen van mechanisch versterkte muziek.
1.48 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door botanische, faunistische, biologische, bodemkundige en morfologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.49 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.50 niet-permanente bebouwing
een gebouwde constructie die door zijn aard zodanig demontabel of verplaatsbaar is dat deze binnen 24 uur eenvoudig van de locatie kan worden verwijderd.
1.51 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.52 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.53 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).
1.54 ondergeschikte horeca
horeca ten dienste van een andere functie, waarbij de horecafunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan die andere functie, met dien verstande dat:
- a. de horecafunctie uitsluitend te bereiken is via de entree van die andere functie;
- b. de openingstijden van de horecafunctie niet langer zijn dan de openingstijden van die andere functie;
- c. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van die andere functie voor ondergeschikte horeca gebruikt mag worden, met een maximum van:
- 1. 35 m² indien de ondergeschikte horeca in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
- 2. 12 m² in overige gevallen.
1.55 ondergronds
onder het maaiveld van de aangrenzende weg (Boulevard) zoals deze ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig is.
1.56 parkeergarage
een ruimte geheel of gedeeltelijk overdekt voor de stalling van voertuigen alsmede voor bergingen.
1.57 parkeervoorziening
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.58 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddelijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddelijk laden en lossen van goederen.
1.59 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
- d. in afwijking van a, b en c geldt dat indien in of op of direct grenzend aan het water of het strand wordt gebouwd de hoogte wordt gemeten van het zandbanket ter plaatse van de voorgevel van het gebouw of de voet van het bouwwerk geen gebouw zijnde;
1.60 politiepost
hulpverleningpost op het strand ten behoeve van de politie in de vorm van niet permanente bebouwing en die het gehele jaar op het strand mag staan en als zodanig mag worden gebruikt, al dan niet op palen gebouwd.
1.61 recreatief medegebruik
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen en natuurobservatie dat geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.62 reddingspost
maatschappelijke hulpverleningpost op het strand in de vorm van niet-permanente bebouwing die het gehele jaar op het strand mag staan en als zodanig mag worden gebruikt, al dan niet op palen gebouwd, waaronder begrepen EHBO- en politieposten.
1.63 souterrain
een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1 meter boven het zandbanket is gelegen, niet zijnde een kruipruimte.
1.64 stijgpunt
toegang tot parkeergarage met bijbehorende voorzieningen.
1.65 strand- en/of watersportvereniging
vereniging waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit aan het strand en/of zee gerelateerde sportactiviteiten, met inbegrip van ondergeschikte horeca.
1.66 strandcabine
(houten) cabine op het strand, gebruikt als omkleedcabine en als opbergplek voor strandspullen waarbij de volgende maatvoeringen van toepassing zijn:
- a. oppervlakte strandcabine: minimaal 1,0 m² en maximaal 3,25 m²;
- b. bouwhoogte strandcabine: minimaal 1,8 m en maximaal 2,2 m.
1.67 strandhoreca
horecabedrijf op het strand met daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, waar als hoofdfunctie bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, waaronder tevens als ondergeschikte bedrijfsactiviteit het houden van feesten en partijen wordt verstaan, alsmede de verhuur van strandcabines en ander strandmeubilair, niet zijnde functies die vallen onder middelzware horeca (categorie 2) en zware horeca (categorie 3).
1.68 strandhuisje
een gebouw in de vorm van niet-permanente bebouwing inclusief beplating, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om gebruikt te worden ten behoeve van uitsluitend verblijfsrecreatie.
1.69 strandmeubilair
voorwerpen ten behoeve van de inrichting van het publiek toegankelijke strand, zoals strandcabines, verwijzingsobjecten, reclameobjecten en afvalbakken, niet zijnde erfafscheidingen en bouwwerken ter plaatse van een terras.
1.70 strandpaviljoen
een gebouw in de vorm van al dan niet permanente bebouwing ten behoeve van strandhoreca, inclusief aan- en bijgebouwen.
1.71 strandvak
een aaneengesloten vlak dat ingevolge de regels mag worden benut voor het exploiteren van gronden en het oprichten van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
- a. strandhoreca, met dien verstande dat:
- 1. een bijbehorend terras onderdeel uitmaakt van het strandvak;
- 2. de onverharde gronden waar verhuur van strandmeubilair plaatsvindt onderdeel uitmaken van het strandvak;
- 3. de onverharde gronden waar recreatief medegebruik plaatsvindt geen onderdeel uitmaken van het strandvak;
- b. strandhuisjes ten behoeve van verblijfsrecreatie en strandcabines, of;
- c. verenigingsactiviteiten die betrekking hebben op strandrecreatie en/of watersport;
- d. bedrijfsmatige activiteiten die betrekking hebben op training- en scholing op het gebied van watersport.
1.72 terras
een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;
1.73 verbeelding
voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring NL.IMRO.0537.bpKATkustwerkherz-va02 waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.
1.74 verblijfsrecreatie
een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend verblijf van steeds wisselende (groepen) personen die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij het recreatief gebruik overwegend tijdens de zomerperiode en de schoolvakantieperiodes plaatsvindt, al dan niet met het verstrekken van consumpties, waarbij dit laatste van ondergeschikte betekenis is.
1.75 voorgevel
de naar de zee gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar de zee dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.
1.76 voorgevelrooilijn
de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een gebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.
1.77 waterstaatkundige kunstwerken
duinen en werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
1.78 winterperiode
tijdvak vanaf 1 november tot 1 februari.
1.79 zeewering
aan zee grenzende waterkering, die uit zowel duinen alsook harde waterkerende constructies kan bestaan.
1.80 zomerperiode
tijdvak vanaf 1 februari tot 1 november.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is, waarbij van bouwwerken uitstekende delen tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen, tenzij anders aangegeven in hoofdstuk 3.
2.3 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Ter verduidelijking: indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 de vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Duinen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie - Duinen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. duinen, struiken en opgaande beplanting;
- b. behoud, versterking en ontwikkeling van de de duinen en de aldaar voorkomende natuur- en landschapswaarden;
- c. recreatief medegebruik;
- d. een dijkconstructie;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een ondergrondse parkeergarage;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit': een ondergrondse parkeergarage en in- en uitritten ten behoeve van een ondergrondse parkeergarage;
- g. duinovergangen;
- h. voetpaden en wandelboulevard;
- i. uitkijkpunten;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein, parkeerterrein en kunstatelier': evenementen met amfitheater, bovengrondse parkeerplaatsen en kunstatelier met uitzondering van meerdaagse muziekevenementen en met dien verstande dat het kunstatelier niet commercieel als horecaruimte geëxploiteerd mag worden;
- k. kunstwerken, zoals beelden;
- l. speel- en sportvoorzieningen;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - full servicepunt': fullservicepunten ten dienste van de ondergrondse parkeergarage;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - stijgpunt': stijgpunten ten dienste van de ondergrondse parkeergarage;
- o. nooduitgangen ten dienste van de ondergrondse parkeergarage;
- p. bij de bestemming behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Recreatie - Strand
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie - Strand" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. strand en duinen;
- b. recreatief medegebruik;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandhoreca en verblijfsrecreatie': strandhoreca en verblijfsrecreatie, uitsluitend gedurende de zomerperiode;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'sport': strand- en/of watersportverenigingen, uitsluitend gedurende de zomerperiode;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'sportschool': bedrijfsactiviteiten die betrekking hebben op training en scholing ten behoeve van ongemotoriseerde watersport, uitsluitend gedurende de zomerperiode;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - reddingspost': reddingsposten;
- g. strandafgangen;
- h. voetpaden;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - strandplein': evenementen;
- j. bij de bestemming behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder sublid 4.1 ten behoeve van het toestaan van strandhoreca en/of strand- en/of watersportverenigingen gedurende de winterperiode met dien verstande dat:
- a. de minimale hoogte van de onderkant van het vloerpeil op NAP + 4,5 m ligt;
- b. de maximale hoogte van de onderkant van het vloerpeil op NAP + 6 m ligt;
- c. vooraf advies is ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Rijnland en Rijkswaterstaat;
- d. de gemeente binnen het kader van een omgevingsvergunning aan de provincie van Zuid-Holland indien nodig om een ontheffing vraagt van de provinciale Omgevingsverordening.
- e. de gemeente binnen het kader van een omgevingsvergunning aan de provincie van Zuid-Holland indien nodig om een ontheffing vraagt op grond van de Wet natuurbescherming;
- f. de ruimte tussen jaarrondbebouwing en de duinvoet ter hoogte of ter plaatse van Natura 2000-gebieden vrij moet zijn van obstakels die verstuiving tegen kunnen gaan.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:
- a. er sprake is van:
- 1. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut, of
- 2. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken waarbij het te bebouwen oppervlakte van de bouwwerken maximaal 100 m² bedraagt, of
- 3. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken, zonder dat er grondwerkzaamheden dieper dan NAP + 5 m moeten worden uitgevoerd, of
- b. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 5.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
- c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
- d. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of
- e. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/ of
- 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, en/ of
- 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:
- a. er sprake is van:
- 1. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut, of
- 2. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken waarbij het te bebouwen oppervlakte van de bouwwerken maximaal 250 m² bedraagt, of
- 3. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken, zonder dat er grondwerkzaamheden dieper dan NAP +,5 m moeten worden uitgevoerd, of
- b. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 6.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
- c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
- d. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of
- e. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/ of
- 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, en/ of
- 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 10
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 10' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:
- a. er sprake is van:
- 1. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut, of
- 2. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken waarbij het te bebouwen oppervlakte van de bouwwerken een omvang heeft die kleiner is dan 250 m² , of
- 3. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken, zonder dat er grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder maaiveld moeten worden uitgevoerd, of
- b. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 7.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
- c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
- d. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of
- e. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/ of
- 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, en/ of
- 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende stedenbouwkundige structuur en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 9 Waarde - Natuur - Natuurnetwerk Nederland
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natuur - Natuurnetwerk Nederland' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken;
- d. het belang van Natuurnetwerk Nederland wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
- e. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van het Natuurnetwerk Nederland.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.2, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- b. het belang van Natuurnetwerk Nederland wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
- c. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van het Natuurnetwerk Nederland.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de zeewering. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- d. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
- e. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
- c. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de waterstaat. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- d. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
- e. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 11.2, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
- c. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij Rijkswaterstaat.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Overschrijding bouwgrenzen
Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt.
13.2 Dakhelling
Van een gebouw waarvoor de maximale goothoogte is bepaald, mag, voor zover op de verbeelding niet anders is aangegeven, geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximale hoogte en terugvallen onder hoeken van 45° met de horizon, met dien verstande dat tussen de toegestane denkbeeldige dakvlakken met een helling van 45° en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder begrepen topgevels, zijn toegestaan.
Deze bepaling is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en goten.
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
15.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwgrenzen of bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 m bedragen en-/of het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 16 Overige Regels
16.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
16.2 Voldoende parkeergelegenheid
Indien de omvang en/of de functie van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en fietsen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of aan deze regel is voldaan. Bij de vraag of is voldaan aan deze regel hanteert het bevoegd gezag het “Parkeernormenbeleid Gemeente Katwijk”, met dien verstande dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd rekening wordt gehouden met die wijziging.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. het onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
17.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 4 april 2013 is het bestemmingsplan 'Kustwerk Katwijk' vastgesteld voor het Katwijkse areaal aan zee, strand en duin. De aanleiding voor dat bestemmingsplan was indertijd om het projectplan 'Kustversterking Katwijk' (nieuwe waterkering) juridisch-planologisch mogelijk te maken en om de parkeerdruk in Katwijk te verminderen met behoud van de ruimtelijke kwaliteit (ondergrondse parkeergarage). Deze ingrepen leidden ook tot inrichtings- en verplaatsingsmaatregelen van bestaande functies/gebouwen op het strand.
Het strand heeft een grote recreatieve functie en is een belangrijk onderdeel van de economische sector en het toerisme in Katwijk. In de praktijk is tot nu toe echter gebleken dat de voor het strand opgenomen regels in het geldende bestemmingsplan in sommige gevallen moeilijk hanteerbaar zijn. Het bestemmingsplan functioneert daardoor niet altijd even goed meer. Op 14 maart 2019 heeft de gemeenteraad daarom besloten een start te maken met de partiële herziening van het bestemmingsplan 'Kustwerk Katwijk'. Tegelijkertijd is er een voorbereidingsbesluit genomen om eventuele ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Omdat het voorbereidingsbesluit na een jaar zou verstrijken is op 13 februari 2020 een nieuw voorbereidingsbesluit genomen.
Het strand is een dynamische zone waar de ontwikkelingen de laatste jaren snel zijn gegaan. De voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan beoogt de bestaande regelgeving te verduidelijken en inzichtelijk te maken hoe het strand door paviljoenhouders en andere belanghebbenden gebruikt mag worden zonder daarbij de rechten van de strandexploitanten uit het oog te verliezen. Hiermee wordt beoogd om een verdere ruimtelijke kwaliteitsimpuls van het Katwijkse strand te realiseren en verrommeling van het strand tegen te gaan. Door regels te hanteren die in de praktijk goed handhaafbaar zijn wordt duidelijkheid voor de gehele strandzone verschaft. De voorliggende partiële herziening heeft niet tot doel om meer strandbebouwing mogelijk te maken dan waar in het geldende bestemmingsplan al van uit is gegaan. Het aantal strandpaviljoens en overige accommodaties neemt dus niet toe als gevolg van deze partiële herziening. Wel zijn de bouw- en gebruiksregels voor de strandpaviljoens op enkele ondergeschikte onderdelen aangepast naar aanleiding van de praktijkervaring en enkele wensen van de ondernemers . Het gaat daarbij onder meer om een versoepeling van de 25% regel, het toestaan van meer onverharde terrassen en het mogelijk maken van een zitgelegenheid in de zone voor een strandhuisje (zie paragraaf 4.2 voor een uitgebreidere omschrijving). Ook is rekening gehouden met een permanente seizoensvestiging van de Surfschool Katwijk op de huidige locatie (geen jaarrond).
1.2 Situering En Begrenzing Plangebied
Het plangebied van de voorliggende partiële herziening omvat het gehele Katwijkse strand en de tussen het strand en de Boulevard gelegen duinzone. De begrenzing van de partiële herziening komt overeen met de in het geldende bestemmingsplan opgenomen bestemmingen 'Recreatie - Strand' en 'Recreatie - Duinen' (zie ook de volgende paragraaf en hoofdstuk 4) en wordt gevormd door:
- de gemeentegrens met Noordwijk (noordoostzijde);
- het duingebied Coepelduynen, het duingebied ten noordwesten van de Boulevard en en het duingebied Meijendel en Berkheide (zuidoostzijde);
- de gemeentegrens met Wassenaar (zuidwestzijde);
- het water van de Noordzee (noordwestzijde).
Afbeelding: globale ligging plangebied partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Momenteel gelden in het betreffende plangebied de volgende bestemmingsplannen:
- Kustwerk Katwijk, vastgesteld door de raad op 4 april 2013
- Parapluplan Parkeren Katwijk, vastgesteld door de raad op 15 februari 2018.
De voorliggende partiële herziening vervangt enerzijds de bestemmingen 'Recreatie - Strand' en 'Recreatie - Duinen' uit het geldende bestemmingsplan 'Kustwerk Katwijk' en anderzijds de parkeerregeling uit het parapluplan (ter plaatse van het plangebied). Ook worden eventuele besluiten tot afwijking van het bestemmingsplan vervangen die in de afgelopen planperiode zijn genomen in het betreffende plangebied van de herziening.
In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de wijze waarop de bestemmingen 'Recreatie - Strand' en 'Recreatie - Duinen' uit het geldende bestemmingsplan 'Kustwerk Katwijk' en de parkeerregeling uit het parapluplan (ter plaatse van het plangebied) zijn vervangen.
1.4 Leeswijzer
De toelichting is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in hoofdstuk 1, wordt in hoofdstuk 2 de belangrijkste informatie uit diverse beleidsnota's van verschillende overheden vermeld, voor zover deze relevant zijn voor de partiële herziening. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied en hoofdstuk 4 besteedt in het bijzonder aandacht aan de ruimtelijke en functionele aspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de milieu & omgevingsaspecten en in hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader nader toegelicht. Hoofdstuk 7 bevat de resultaten van het overleg met betrokken diensten, besturen en overheden en de resultaten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Ook wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid beschreven en in dit hoofdstuk bevindt zich de paragraaf met betrekking tot handhaving. Hoofdstuk 8 besteedt aandacht aan de procedure van een bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan maakt de partiële herziening geen nieuwe relevante ontwikkelingen mogelijk;het aantal strandpaviljoens en overige accommodaties zal niet toenemen. De voorliggende partiële herziening heeft betrekking op het aanpassen en verduidelijken van bestaande regels.
Het voor het plangebied relevante beleidskader is al beschreven in hoofdstuk 2 van de toelichting van het bestemmingsplan 'Kustwerk Katwijk'. Met betrekking tot Europees, rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid kan worden gesteld dat er zich in principe geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan die een nadere toelichting en afweging vragen. Uitzondering hierop zijn het het Nationaal Waterplan (2016-2021), het Kustpact (2017), de provinciale Omgevingsverordening (2020), het Waterbeheersplan 5 (2016-2021), de Keur Rijnland (2020) en het gemeentelijk strandbeleid (2016), de Toeristische Agenda Katwijk (2015-2019) en de Nota Evenementenbeleid (2016). Op dit beleid zal in de navolgende paragrafen in worden gegaan.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationaal Waterplan (2016-2021)
Met het Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling van de kust blijft Nederland streven naar de toepassing van Integrated Coastal Zone Management volgens de Europese aanbeveling van 2012. Met de Nationale Visie Kust uit 2013 hebben de gezamenlijke overheden een integrale visie neergezet voor de ontwikkeling van een veilige, aantrekkelijke en economisch sterke kust. De regionale overheden blijven verantwoordelijk voor de ruimtelijke ontwikkeling. Het kabinet wil meedenken met regionale wensen voor meervoudig gebruik van de keringen en experimenteren met afspraken over meegroeiconcepten van gebieden rond de keringen, met behoud van de veiligheid. De regels zijn verankerd in de Beleidslijn Kust, welke weer is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
2.1.2 Kustpact
De minister van Infrastructuur & Milieu heeft samen met kustprovincies, kustgemeenten, waterschappen en natuurorganisaties afspraken gemaakt om de openheid van de kust te behouden. Deze afspraken zijn in februari 2017 door de diverse partijen ondertekend en staan bekend als het Kustpact.
Er is in het kustpact gezocht naar een balans om de ongerepte kust te behouden maar de kust niet helemaal op slot te zetten voor bebouwing:
- Alle betrokken overheden spreken de intentie uit om in duinen en op het strand géén nieuwe recreatieve bebouwing toe te staan. Uitzondering zijn bouwplannen waarover al afspraken zijn gemaakt in bijvoorbeeld een bestemmingsplan of vergunning; die kunnen nog doorgaan. Dit geldt voor alle recreatieve bebouwing, dus ook voor seizoensbebouwing.
- Langs de hele kust wordt alle bebouwing scherp begrenst in daarvoor aangewezen zones. Daarbuiten is géén ruimte is voor nieuwe recreatieve bebouwing. Deze afspraken komen in provinciale verordeningen te staan.
- Het kustpact bevat harde procesafspraken hoe een en ander wordt opgenomen in het beleid van Rijk, provincies en gemeenten.
- Het kustpact benoemt en onderschrijft de te beschermen kernkwaliteiten van de kustzone:
- 1. vrij zicht en grootschaligheid;
- 2. natuurlijkheid en dynamiek;
- 3. robuuste waterstaat;
- 4. contrast tussen compacte bebouwingskernen en uitgestrekte onbebouwde gebieden;
- 5. contrasten met het achterland;
- 6. kusterfgoed in het duingebied en het achterland;
- 7. kustplaatsen en achterland;
- 8. gebruikskwaliteiten, en;
- 9. culturele en mentale betekenis van de kust.
- Het kustpact erkent dat onze kust van grote waarde is voor landschap, natuur, economie en mensen.
- Een ontwikkeling moet de kernkwaliteiten van de kustzone respecteren of zelfs versterken. Een aantasting van de kernkwaliteiten is niet toegestaan.
2.1.3 Conclusies
In het plangebied dient op basis van de afspraken in het Kustpact geen nieuwe recreatieve bebouwing te worden toegestaan. Daarnaast dient de al toegestane bebouwing scherp te worden begrensd in toegestane zones.
2.2 Provinciaal Beleid
Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma's en –plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit.
In de Omgevingsverordening is het beleid in de Omgevingsvisie in regels vertaald. Het betreft regels omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Zuid-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is.
De Omgevingsverordening is bindend voor gemeenten, de visie en de overige onderdelen niet – die zijn alleen bindend voor de provincie zelf. In het navolgende wordt daarom voornamelijk ingegaan op de Omgevingsverordening.
2.2.1 Omgevingsverordening Zuid-Holland
De Omgevingsverordening is op 20 februari 2019 vastgesteld en 9 april 2019 en 1 juli 2020 gewijzigd. De huidige geconsolideerde versie is per 1 augustus 2020 in werking getreden.
In hoofdstuk 6 van de regels van de Omgevingsverordening zijn regels opgenomen die van belang zijn om het provinciale beleid of het provinciale belang te laten doorwerken in de uitoefening van taken of bevoegdheden door andere bestuursorganen dan provinciale staten.
In de verordening is een onderscheid gemaakt tussen nieuwe en bestaande ruimtelijke ontwikkelingen. Onder bestaande bebouwing, bestaand gebruik of een bestaande ruimtelijke ontwikkeling wordt verstaan hetgeen:
- ingevolge het op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan rechtmatig aanwezig is;
- waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening bij een omgevingsvergunning is afgeweken van het bestemmingsplan of een aanvraag hiertoe is ingediend die kan worden verleend;
- in overeenstemming met de verordening tot stand is gekomen of waarvoor ontheffing van de verordening is verleend of waarover het gemeentebestuur een besluit heeft genomen als direct gevolg van een onherroepelijke uitspraak van een bestuursrechter.
Het begrip 'nieuwe bebouwing' of 'nieuw gebruik van grond of bebouwing' dat ook in de verordening wordt gehanteerd, kan worden beschouwd als de tegenhanger van het begrip 'bestaand'.
Gelet op het voorgaande is de op het strand aanwezige strandbebouwing grotendeels als bestaande bebouwing en bestaand gebruik aan te merken (ook de seizoensbebouwing). De locaties van de strandbebouwing bevinden zich verder in bestaand stads- en dorpsgebied als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De herziening heeft weliswaar betrekking op een versoepeling van enkele bouw- en gebruiksregels voor de strandpaviljoens maar deze versoepeling heeft slechts betrekking op ondergeschikte onderdelen (zie paragraaf 4.2). Deze ondergeschikte onderdelen zijn niet aan te merken als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarvoor regels gelden op het gebied van ruimtelijke kwaliteit (artikel 6.9). Ook is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (artikel 6.10). Dat geldt wel voor de definitieve locatie van de Surfschool Katwijk. De Surfschool is weliswaar al op de beoogde locatie gevestigd maar doordat dat een tijdelijke vergunning betreft is er planologisch gezien sprake van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarvoor de regels ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen en ruimtelijke kwaliteit gelden.
Voor de herziening zijn daarom de onderwerpen milieubeschermingsgebieden grondwater (artikel 3.4.2 van de Verordening), ruimtelijke kwaliteit (artikel 6.9 van de Verordening), stedelijke ontwikkelingen (artikel 6.10) en Natuurnetwerk Nederland (artikel 6.24 van de Verordening) van belang.
Milieubeschermingsgebieden grondwater
In artikel 3.4.2 is ruimte gereserveerd voor regels ten aanzien van milieubeschermingsgebieden grondwater. Een deel van het plangebied is volgens de kaart als zodanig aangewezen.
Afbeelding: de als milieubeschermingsgebied grondwater aangewezen gronden (blauw vlak)
In de regels van de Verordening zijn dus nog geen bepalingen opgenomen. Er wordt daarom aangesloten op de regels zoals deze ook elders in Katwijk voor dit gebied worden toegepast.
Ruimtelijke kwaliteit
In artikel 6.9 worden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen regels gegeven met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit. Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is mogelijk indien deze past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, geen wijziging voorziet in de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart in de Visie (inpassen). Uitzonderingen zijn ook toegestaan:
- Als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit maar qua aard en/of schaal leidt tot een wijziging op structuurniveau (aanpassen), dan wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
- 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
- 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen (zoals duurzame sanering van leegstaande bebouwing, wegnemen van verharding en/of het toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen).
- Als de ruimtelijke ontwikkeling niet past binnen de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), dan wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
- 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
- 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen (zie hiervoor).
Aanvullend geldt dat aanpassen of transformeren niet mogelijk is bij gebieden die zijn aangewezen als 'beschermingscategorie 1', tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur, of van natuur, of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en er voorts wordt voldaan aan de bij aanpassing en transformatie gestelde voorwaarden.
Uit de kaart 'Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit' blijkt dat locatie van de Surfschool Katwijk niet is aangewezen als 'beschermingscategorie 1', net als de rest van een groot deel van het strand voor de bebouwde kom van Katwijk aan Zee.
In de toelichting op de Verordening is een onderscheid gemaakt tussen ontwikkelingen die worden gekwalificeerd als inpassing, aanpassing en transformatie. Onder deze vormen van ontwikkeling wordt verstaan:
- 1. Inpassing. Dit betreft een ontwikkeling die sterk aansluit bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap, dorp of stad. De ontwikkeling is gebiedseigen, passend bij de maat en de aard van de bestaande kenmerken van een gebied. De ontwikkeling speelt zich af op het niveau van een kavel. Een voorbeeld hiervan is de uitbreiding van een agrarisch bedrijf in het buitengebied of een woning in een lint. Bij inpassing veranderen bestaande structuren en kwaliteiten niet tot nauwelijks en wordt voldaan aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart. De rol van de provincie is hier in principe beperkt, behalve in gebieden met topkwaliteit.
- 2. Aanpassing. Dit betreft een ontwikkeling die aansluit bij de huidige identiteit van een gebied, maar op structuurniveau wijzigingen of aanvullingen voorziet. Een voorbeeld is de aanleg of verbreding van een provinciale weg, een beperkt aantal nieuwe woningen in het buitengebied of een nieuw landgoed. Bewoners en gebruikers uit de bestaande omgeving merken duidelijk invloed van de nieuwe ontwikkeling. De rol van de provincie zal zich, afhankelijk van het type gebied en het type ontwikkeling, vooral richten op het toewerken naar een kwalitatief zo gunstig mogelijk resultaat. Omdat in deze gevallen niet aan (alle) richtpunten van de kwaliteitskaart kan worden voldaan, zijn ontwerpoptimalisatie, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.
- 3. Transformatie. Bij transformatie gaat het om een verandering van een gebied van dusdanige aard en omvang dat er een nieuw landschap of stedelijk gebied ontstaat. Er ontstaat een nieuwe toekomst voor het gebied met een nieuwe gebiedsidentiteit. De impact van deze plannen op een gebied is groot. Dit is bijvoorbeeld het geval bij uitleglocaties voor woningbouw en bedrijventerrein of de aanleg van grootschalige recreatiegebieden. Gelet op de wezenlijke verandering van het gebied is het reëel om aan te nemen dat niet aan alle richtpunten van de kwaliteitskaart kan worden voldaan, maar dat door middel van een nieuw integraal ontwerp er een nieuwe ruimtelijke kwaliteit ontstaat die nog niet is ondervangen in de richtpunten. In de meest verregaande vorm van transformatie is van de huidige identiteit niets meer zichtbaar. In alle gevallen is het belangrijk om aansluiting te zoeken bij structuren en patronen aan de rand van de omgeving, bijvoorbeeld een bosrand, waterloop of woonlint. Het ontwerp kan gepaard gaan met inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen in de omgeving. Gelet op de omvang van de ontwikkeling kunnen dergelijke maatregelen – eenvoudiger dan bij aanpassing – onderdeel uitmaken van hetzelfde plan. Bij transformatie-opgaven is bijna altijd een provinciaal doel of belang in het geding en zal de betrokkenheid van de provincie zich richten op een actieve behartiging van provinciale doelen, een kwalitatief optimaal resultaat inclusief een maatschappelijke tegenprestatie.
In het bestemmingsplan is rekening gehouden met een permanente locatie van de Surfschool Katwijk. Dit heeft planologisch gezien betrekking op beperkte aanpassingen van strandbebouwing. Gelet op het voorgaande is de permanente vestiging aan te merken als 'inpassing'. De herontwikkeling dient daarom te passen binnen de bestaande gebiedsidentiteit, er mag geen wijziging worden voorzien in de aard en schaal van het gebied en er dient te worden voldaan aan de richtpunten van de kwaliteitskaart.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit is een kwaliteitskaart opgenomen (https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/ruimte/ruimtelijkekwaliteit/kwaliteitskaart/), waarnaar in de regels van de Omgevingsverordening een directe koppeling is gelegd. De kaart geeft een beschrijving van de gebiedskenmerken en kwaliteiten van Zuid-Holland, waar rekening mee gehouden dient te worden in de planvorming. Op de kwaliteitskaart is de locatie van de Surfschool Katwijk aangewezen als :
- Laag van de ondergrond: 'Kustcomplex, zeezandafzettingen' en 'Water als structuurdrager';
- Laag van de cultuur- en natuurlandschappen en Laag van de stedelijke occupatie: 'Water als structuurdrager';
- Laag van de beleving: 'Romeinse Limes' en 'Kustlandschappen: Strand- en duinlandschap';
Voor deze kwaliteiten geldt het volgende:
- Kustcomplex, zeezandafzettingen: Het kustlandschap is opgebouwd uit een opeenvolging van zee, strand, jonge duinen, strandvlakten en strandwallen parallel aan de kust. Deze langgerekte structuur is op twee plaatsen onderbroken: bij de monding van de Oude Rijn en bij de voormalige monding van de Maas. Veel strandwallen zijn in de loop van de tijd vergraven voor het zand of de bollenteelt, waardoor het kenmerkende reliëf is verdwenen. De duinen en het strand kennen een grote natuurlijke dynamiek en uitersten in omstandigheden: van droog en heet naar nat en koud of van zout naar zoet. Dit maakt het strand en de duinen ecologisch erg waardevol.
Richtpunten:- 1. Ontwikkelingen versterken en gebruiken waar mogelijk de natuurlijke dynamiek en omstandigheden van de kust (duinen, strand en voordelta/vooroever).
- 2. Ontwikkelingen houden het verschil herkenbaar tussen “hoog en droog” en “laag en nat” en bouwen voort op de parallelle kuststructuur.
- 3. Veiligheidsmaatregelen zijn mede gericht op het versterken van het natuurlijk kustkarakter.
- Water als structuurdrager: Het watersysteem beslaat zowel het oppervlakte- als het grondwater en is daarmee zeer bepalend voor het functioneren van de provincie in al haar facetten. Daarmee is het watersysteem ook medebepalend voor de ruimtelijke kwaliteit en vormt het een structuurdrager van de Zuid-Hollandse identiteit. Het water in Zuid-Holland kent vele verschijningsvormen: grote rivieren, deltawateren, (boezem)vaarten, kanalen, veenstroompjes, sloten en plassen. Dit water vertelt veel over de geschiedenis van Zuid-Holland en de kunde op het gebied van waterbeheersing. Wonen of recreëren op of langs dit water is een waarde voor veel inwoners en bezoekers. Over de belangrijkste vaarwegen worden mensen en goederen vervoerd. Ook natuurwaarden hangen nauw samen met de kwaliteit en kwantiteit van water.
Richtpunten:- 1. Ontwikkelingen houden rekening met hun invloed op het watersysteem als geheel en dragen bij aan een duurzame en zo eenvoudig mogelijke werking van dit systeem.
- 2. Ontwikkelingen versterken de samenhang en continuïteit in het watersysteem als dragende ecologische en recreatieve structuur van Zuid-Holland. Ruimte voor natuurlijke dynamiek is hierbij een uitgangspunt.
- 3. Ontwikkelingen dragen bij aan het verbeteren van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het oppervlaktewater.
- Romeinse Limes: De Limes is de aanduiding van de noordgrens van het voormalige Romeinse rijk, die zich in Europa uitstrekt van de Balkan tot in Engeland. In Nederland vormt de Rijn de noordgrens. In Zuid-Holland wordt de Limes gevormd door een zone langs de Oude Rijn, van de grens van Zuid-Holland met Utrecht tot aan de kust bij Katwijk, en door een zone langs het Rijn-Schiekanaal, vanaf Leiden naar Voorburg. De kernwaarden betreffen: verspreide, losse militaire complexen en infrastructuur (forten, wachttorens, militaire kampementen, havens, scheepswrakken en aanlegplaatsen); steden, grafvelden en (water)infrastructuur die redelijkerwijs behoren tot de militaire centra; verbindende structurerende elementen als de rivier (gereconstrueerde bedding van Beneden-, Kromme en Oude Rijn in de Romeinse tijd), de Limesweg en enkele andere stukken infrastructuur als het Kanaal van Corbulo en de weg tussen Nijmegen en Rijn. De Limes kan gebruikt worden als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen deze zone, waar mogelijk door een koppeling te leggen met (nieuwe) recreatieve routes.
Richtpunt:- 1. Ontwikkelingen dragen bij aan het behoud en de herkenbaarheid van de Limes en de elementen die daar deel van uitmaken.
- Kustlandschappen: Strand- en duinlandschap: Dit is een reliëfrijk, overwegend niet gecultiveerd, zandlandschap van strand en jonge duinen met hoge natuur- en recreatiewaarden. Natuurlijke processen als verstuiving, vernatting en bosvorming zijn duidelijk zichtbaar door de voortdurende dynamiek van zand, golven en wind. Duingebieden worden afgewisseld door grote en kleine badplaatsen en havens. Het gebied is van belang voor de waterveiligheid en drinkwatervoorziening. De kust is een aantrekkelijke plek om te recreëren. Gedurende het strandseizoen kenmerkt het strand zich door een afwisseling van (drukke) strandopgangen en boulevards, waar strandtenten en strandhuisjes vaak het beeld bepalen, naar zeer rustige stranden zonder bebouwing. Dit contrast en deze diversiteit zijn kwaliteiten van het strand als belangrijke openbare en recreatieve ruimte van Zuid-Holland. Het is van groot belang om in de directe nabijheid van de stad plekken te weten waar rust en openheid het beeld bepalen.
Richtpunten:- 1. Ontwikkelingen dragen bij aan of versterken de bijzondere landschappelijke en natuurlijke kwaliteit van het strand en de duinen.
- 2. Ontwikkelingen dragen zorg voor het behoud van het openbare karakter en de afwisseling in de belevingskwaliteit (van druk naar rustig) langs de kust van Zuid-Holland. Nieuwe strandbebouwing voor verblijfsrecreatie nabij duingebied op rustige stranden is daarmee niet toegestaan.
Het project voldoet aan de gestelde richtpunten, voor zover deze aan de orde zijn. De beoogde ontwikkeling leidt tot een verbetering van de beleving van de zee. Er is feitelijk geen sprake van nieuwe strandbebouwing.
Stedelijke ontwikkelingen
Artikel 6.10 regelt dat een omgevingsvergunning voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling, ingaat op de toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Indien de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en de locatie groter is dan 3 hectare, dient er bovendien gebruik te worden gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.
Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt elke ruimtelijke ontwikkeling begrepen, dus ook bestaande. De ontwikkeling zoals beschreven in subparagraaf 4.2.2 is, gelet op de definities in de Verordening en het Bro, aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling die door middel van (ondergeschikte) herstructurering in bestaand stads- en dorpsgebied wordt gerealiseerd. Aangezien de locatie kleiner is dan 3 hectare is er geen sprake van een locatie als bedoeld in het Programma ruimte. De ladder houdt in dat aangetoond wordt dat de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele (regionale) behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd. In het Programma ruimte is aangegeven welke voorwaarden de provincie stelt aan regionale afstemming. Ook is in het Programma ruimte aangegeven wat kan worden verstaan onder het begrip 'regio'.
Het project heeft betrekking op het (beperkt) verruimen van de mogelijkheden van strand- en watersportaccommodaties in bestaand stads- en dorpsgebied. Deze aanpassingen zijn zo kleinschalig dat er geen sprake is van een gevolg voor de actuele regionale behoefte.
Natuurnetwerk Nederland
In artikel 6.24 is bepaald dat een bestemmingsplan voor gronden binnen het Natuurnetwerk Nederland zoals aangewezen in de verbeelding geen bestemmingen mag aanwijzen die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperkt of die leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.
Afbeelding: de als Natuurnetwerk Nederland aangewezen gronden (groene arcering)
De partiële herziening van het bestemmingsplan heeft deels betrekking op gronden die zijn aangewezen als Natuurnetwerk Nederland, namelijk de stranden ten zuidwesten en westen van de bebouwde kom. Op deze stranden bevinden zich enkele bestaande strandvakken van strandpaviljoens en strand- en watersportaccommodaties. De voorliggende herziening maakt ten opzichte van het geldende bestemmingsplan echter geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de natuur significant beperkt of die leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van de hoofdstructuur. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan is er geen sprake van een wijziging van verhard oppervlak of een significante intensivering van functies. De uitbreiding met 250 m² aan onverharde terrassen leidt niet tot een relevant aantal extra bezoekers aan het strand.
Volledigheidshalve zijn in de herziening wel beschermende regels opgenomen ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland. Ook is een maximum aantal strandhuisjes vastgelegd voor de strandvakken die zijn gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland. Het maximum aantal is daarbij gebaseerd op het bestaande aantal.
2.2.2 Conclusies
De partiële herziening heeft betrekking op bestaande bebouwing en bestaand gebruik als bedoeld in de Omgevingsverordening. Doordat er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn gemaakt zijn alleen de regels met betrekking tot Natuurnetwerk Nederland van toepassing. De partiële herziening is niet in strijd met de regels voor het Natuurnetwerk Nederland. Volledigheidshalve zijn in de herziening wel beschermende regels opgenomen ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland. Ook is een maximum aantal strandhuisjes vastgelegd voor de strandvakken die zijn gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland. Het maximum aantal is daarbij gebaseerd op het bestaande aantal.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Waterbeheerplan 5 - 2016-2021 Waardevol water (WBP5)
Het WBP5 zet de lijnen uit voor de strategie, het beleid en de uit te voeren maatregelen in de planperiode 2016-2021. Onder het motto 'droge voeten en schoon water' staat al het werk van Rijnland in het teken van drie hoofddoelen: (1) veiligheid tegen overstromingen, (2) voldoende water, (3) gezond water, inclusief goed beheer van de afvalwaterketen. Rijnland staat in de periode 2016-2021 voor grote opgaven. Het zwaartepunt ligt bij verbetering van regionale keringen, implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel), renovatie van boezem- en poldergemalen en het uitvoeren van het reguliere baggerprogramma voor polder en boezem. In het WBP5 zijn geen concrete maatregelen met betrekking tot he onderhavige plangebied opgenomen.
Watertoets
Een zogenaamde "watertoets", uitgevoerd door de waterbeheerder het Hoogheemraadschap van Rijnland, is gewenst bij de opstelling van de bestemmingsplannen. De watertoets vormt een bindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen.
Het voorontwerp van de partiële herziening zal in het kader van het wettelijk verplicht vooroverleg (zie paragraaf 7.2) worden toegezonden aan het Hoogheemraadschap. Deze heeft in dit kader een wateradvies verstrekt (P.M.).
2.3.2 Keur Rijnland (2020)
Op 13 mei 2020 heef het bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland een nieuwe Keur en daarbij behorende uitvoeringsregels vastgesteld.
De “Keur en uitvoeringsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De handelingen die invloed hebben op het functioneren van het watersysteem wordt gereguleerd via een zorgplicht, algemene regel, vergunningplicht of een absoluut verbod.
Deze Keur is vastgesteld na een grootschalige dereguleringsslag waardoor het uitgangspunt 'ja, tenzij' wordt gebruikt. In beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. Indien dat het geval is, zijn er nadere regels voor die handelingen vastgesteld. Nadere regels zijn voorschriften van een algemene regel of voorwaarde waaronder een vergunningplichtig(e) werk of handeling wordt toegestaan. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Bepalingen van de Keur en de Uitvoeringsregels horen niet in bestemmingsplannen te worden vertaald, om dubbele regelgeving te voorkomen. Desalniettemin is het wel relevant om te zien welke beleidsregels er van toepassing zijn ter plaatse van de zeewering.
Voor bouwen in de zeewering geldt in geval van bouwen buiten de bebouwingscontouren of het bouwen van jaarrond bebouwing een vergunningsplicht terwijl voor bebouwing die binnen de contouren en tijdens het badseizoen (de periode tussen 1 februari en 1 november) wordt gebouwd een zorgplicht met erkende maatregel geldt (zie paragraaf 19.3 van de uitvoeringsregels). Seizoensbebouwing is zodoende niet vergunningplichtig.
De voorwaarden voor vergunningverlening van jaarrond bebouwing en bebouwing buiten de contouren zijn onder meer:
- Het realiseren van bebouwing op het strand is toegestaan, wanneer:
- 1. het aanwezige zandvolume vrij kan bewegen tussen de palen en onder de vloerbalken, en
- 2. de bebouwing uit zodanige elementen bestaat dat deze bij afslag van de kust in delen uiteenvalt, en
- 3. de ruimte tussen de bebouwing en de afrastering, zoals die door Rijnland is aangewezen en als zodanig aanwezig is, vrij blijft van objecten in de periode tussen 1 november en 1 februari;
- 4. de afstand van de bebouwing tot aan de duinvoet minimaal 8 meter bedraagt, en
- 5. de minimale onderlinge afstand tussen de jaarrondbouwwerken minimaal twee maal de breedte van het onderheide gedeelte parallel aan de afrastering bedraagt.
- Een nieuw bouwwerk buiten de bebouwingscontouren is toegestaan, wanneer:
- 1. er aantoonbaar sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang om het bouwwerk te realiseren, en
- 2. het bouwwerk geen belemmering vormt voor het proces van afslag tijdens zware stormen, en
- 3. het bouwwerk uit zodanige elementen bestaat dat deze bij afslag van de kust in delen uiteenvalt.
- Herbouw, verbouw of aanbouw buiten de bebouwingscontouren is toegestaan, wanneer:
- 1. het ter vervanging is van een bestaand gebouw en wordt aangelegd op een bestaande fundering;
- 2. het bij aanbouw gaat om een eenmalige uitbreiding van een bestaand bouwwerk, waarbij de uitbreiding maximaal 10 procent bedraagt van het oorspronkelijke bouwwerk;
- 3. het bouwwerk geen belemmering vormt voor het proces van afslag tijdens zware stormen;
- 4. het bouwwerk uit zodanige elementen bestaat dat deze bij afslag van de kust in delen uiteenvalt.
- Een nieuw bouwwerk binnen de bebouwingscontouren is toegestaan, wanneer:
- 1. het geen belemmering vormt voor het proces van afslag tijdens zware stormen;
- 2. het uit zodanige elementen bestaat dat deze bij afslag van de kust in delen uiteenvalt;
- 3. het bouwwerk zich niet zeewaarts bevindt van de bestaande doorgetrokken voorgevelrooilijn van bestaande bebouwing.
Bepaling locatie strandbebouwing
Zowel in het vigerende bestemmingsplan als in het ontwerp van deze partiële herziening was opgenomen dat de strandbebouwing op 3 tot 8 meter van de duinvoet c.q. van de daar aanwezige afrastering gesitueerd dient te zijn. Dit is niet juist. De afrastering - door Rijnland geplaatst, beheerd en onderhouden - is bedoeld om te voorkomen dat het duin betreden wordt. De afrastering heeft niet de functie van het markeren van de duinvoet.
De duinvoet is een theoretische lijn, die zich als gevolg van aanstuiving richting zee verplaatst en kan hierdoor niet als vast markeringspunt worden gehanteerd ten behoeve van de afstandsbepaling voor de strandbebouwing. In de vergunning voor een jaarrondbebouwing heeft Rijnland als voorschrift opgenomen dat ééns per 5 jaar zal worden bepaald of de bebouwing zeewaarts moet worden verplaatst. Indien blijkt dat de afstand van het paviljoen tot de duinvoet te klein is geworden en Rijnland verplaatsing noodzakelijk acht, zal Rijnland in gesprek gaan met de paviljoenhouder, om zo een realistische verplaatsingsdatum af te spreken. Doorgaans zal hier enkele jaren voor in acht worden genomen.
De gemeente is verantwoordelijk voor de locatiebepaling en handhaving van de seizoensbebouwing op het strand (zie paragraaf 6.1).
2.3.3 Conclusies
De regels in de herziening mogen niet strijdig zijn met de voorwaarden die ten aanzien van strandbebouwing zijn gesteld in de keur.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Vigerend bestemmingsplan
Bestemmingsplan
In het algemeen geldt dat de vigerende rechten voor het strand en de duinzone langs de Boulevard zullen worden gerespecteerd en overgenomen in de voorliggende partiële herziening, tenzij er sprake is van een ruimtelijk ongewenste ontwikkelingsmogelijkheid. De herziening heeft alleen betrekking op de in het geldende bestemmingsplan opgenomen bestemmingen 'Recreatie - Strand' en 'Recreatie - Duinen'.
Ten aanzien van de plansystematiek in voorliggende plan, in relatie tot de vigerende rechten, dient het volgende te worden opgemerkt:
- a. De voorliggende herziening is gebaseerd op het geldende bestemmingsplan, waarbij rekening is gehouden met de gemeentelijke standaard wijze van bestemmen;
- b. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de begrenzingen van de bestemmingen 'Recreatie - Strand' en 'Recreatie - Duinen' waarbij beide bestemmingen volledig zijn opgenomen in de herziening;
- c. In het geldende bestemmingsplan zijn in zowel de bestemming 'Recreatie - Strand' als de bestemming 'Recreatie - Duinen' 16 strandpaviljoens en 3 watersportverenigingen toegestaan, alsmede (onbeperkt) strandhuisjes, strand- en sportvoorzieningen en reddingsposten. In de praktijk komen deze voorzieningen niet voor in de bestemming 'Recreatie - Duinen en deze zijn hier ook niet wenselijk. In de herziening zijn strandpaviljoens, watersportverenigingen, strandhuisjes, strand- en sportvoorzieningen en reddingsposten daarom niet langer toegestaan in de bestemming 'Recreatie - Duinen', conform de uitsterfregeling die in het geldende bestemmingsplan is opgenomen. In de bestemming 'Recreatie - Strand' is door middel van een zonering vastgelegd waar strandpaviljoens, watersportverenigingen, strandhuisjes, strand- en sportvoorzieningen en reddingsposten wel en niet zijn toegestaan. Deze zonering komt overeen met de bestaande situatie op het strand. De gebruiks- en bouwrechten zijn gelijk maar hier en daar zijn verduidelijkingen toegepast.
- d. De dubbelbestemmingen voor archeologie, cultuurhistorie en waterstaat zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.
Paraplubestemmingsplan
De in het parapluplan opgenomen dynamische verwijzing naar het Katwijkse parkeerbeleid is, conform d gemeentelijke standaard, overgenomen in de overige regels.
Omgevingsvergunningen
Na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan heeft zich nog een vierde watersportvereniging op het strand gevestigd. Het betreft de Surfschool Katwijk, welke momenteel is gevestigd nabij de noordelijke reddingspost. Voor deze locatie is een tijdelijke omgevingsvergunning verleend in afwijking van het bestemmingsplan.
2.4.2 Omgevingsvisie Katwijk
De gemeenteraad van Katwijk heeft op 1 februari 2018 de Omgevingsvisie Katwijk (Zelfverzekerd in de regio) vastgesteld. In deze visie zijn vier ontwikkelstrategieën opgenomen: Sterke kust, Florerende onderneming, Katwijkse kernen en Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
Afbeelding: uitsnede visiekaart sterke kust
Ten aanzien van het strand en de duinen is onder meer aangegeven dat Katwijk zich verder wil ontwikkelen als een kwalitatieve familiebadplaats en in zet op een klimaatbestendige kust. Toerisme is een sector waarbij innovatie belangrijk is voor het functioneren op langere termijn. Katwijk koestert verder de positie in het landschap en beschermt de groene buffers en de Natura 2000-gebieden, maar benut de kansen die het landschap biedt voor recreatie en toerisme (buiten de beschermde gebieden). Wandelen en fietsen behoren in Natura 2000 gebied wel tot de mogelijkheden.
De gemeente is nu bezig met de actualisering van de Omgevingsvisie (naar verwachting in 2021 gereed). Voor het strand is de visie gericht op een continuering van de bestaande beleidsintenties.
2.4.3 Strandbeleid 2016
Het strandbeleid 2010 is geëvalueerd en weergegeven in de door het college van B&W vastgestelde Nota Strandbeleid 2016. Geconstateerd is dat het beleid voldoende ruimte biedt voor ondernemers en recreatie, de eerder ingezette beleidslijn is daarom voortgezet. Centraal daarin staat Katwijk te profileren als familiebadplaats met rust en ruimte én met levendigheid door bij Katwijk passende evenementen en ruimte voor ondernemers waarbij geen overlast voor omwonenden mag ontstaan.
De nota Strandbeleid 2016 beslaat diverse onderwerpen, zoals:
- strandexploitatie: de belangrijkste regels voor strandexploitanten;
- horeca op het strand.
Strandpaviljoens
Strandpaviljoens hebben zich door de jaren heen ontwikkeld tot steeds professioneler wordende horecabedrijven, waarbij de helft van de 16 paviljoens jaarrond geëxploiteerd worden. Hoewel de gemeente deze groei toejuicht, is het niet wenselijk dat het karakter van de inrichtingen (paviljoens) wijzigt. De bestemming van de huidige inrichtingen is lichte horeca. Belangrijk aspect hierbij is dat de inrichting primair gericht is op het verstrekken van maaltijden. De regelgeving is afgestemd op deze vorm van exploitatie.
Vanuit de optiek van openbare orde en veiligheid is het niet wenselijk dat er harde horeca gevestigd wordt aan het strand. Deze horeca, zoals cafés en bars, is primair gericht is op de verstrekking van alcohol en kent een vergroot risico op verstoring van de openbare orde en veiligheid. Voor deze vorm van horeca-exploitatie is het strand niet geschikt. Er is geen toezicht in de nacht op het strand en het is s nachts vanwege het gebrek aan verlichting donker op het strand. Aanvullend is het strand moeilijk(er) bereikbaar voor politie.
Strandpaviljoens zijn wel geschikt voor de exploitatie van besloten feesten. Dit zijn veelal bijeenkomsten van persoonlijke aard zoals bruiloften en verjaardagen, of bedrijfsfeesten. Vanwege het besloten karakter van de feesten is er geen openbare orde risico.
De strandcabines vormen een wezenlijk en beeldbepalend onderdeelvan het Katwijkse strand en dienen daarom behouden te blijven. Al jarenlang maken met name Katwijkse families gebruik van deze strandcabines en dit is een traditie waar de gemeente Katwijk trots op is en wil behouden voor haar burgers. Het minimum aantal strandcabines per strandpaviljoen is op verzoek van de strandpaviljoenhouders naar beneden bijgesteld in verband met de exploitatie van de strandhuisjes waar nachtverblijf mogelijk is. In de herziening van het bestemmingsplan is de toegestane maatvoering van de cabines vastgelegd. De verhuurperiode van de strandcabines loopt van 1 mei tot 1 oktober.
Tabel: minimum aantal strandcabines per strandpaviljoen (NB: de namen van sommige strandpaviljoens zijn indicatief en kunnen tussentijds wijzigen)
Met het vaststellen van het bestemmingsplan Kustwerk Katwijk zijn indertijd ook strandhuisjes (voor overnachting) toegestaan gedurende het zomerseizoen (1 februari tot 1 november) op het strand. De regels voor de bebouwingmogelijkheden zijn vastgelegd in het geldende bestemmingsplan waarin onder andere is geregeld wat de onderlinge afstand is tussen de strandhuisjes en de oppervlakte van een strandhuisje.
Paviljoenhouders mogen per paviljoen speel- of sporttoestel plaatsen in hun gehuurde strandvak. Hierdoor wordt de aantrekkelijkheid van het strand voor gezinsbezoek vergroot. In de herziening is de toegestane maatvoering van de speelt- of sporttoestellen vastgelegd (maximum bouwhoogte).
Strandverenigingen en training/scholing
Naast de strandpaviljoens zijn er ook 3 watersportverenigingen en 1 surfschool actief op het strand. De betreffende verenigingen en surfschool zijn:
- Katwijkse Watersportvereniging Skuytevaert: Op het meest zuidelijke strandvak is de watersportvereniging Skuytevaert gevestigd. Bij deze vereniging kan men gaan watersporten in de vorm van zeilen, motorbootvaren of vissen. Het zeilen en vissen zijn de belangrijkste peilers van de vereniging. Dit kan zowel recreatief als in wedstrijdverband. In de zomerperiode is op het betreffende strandgedeelte het containerpark van de vereniging opgesteld. Het grootste deel van de containers is bestemd voor de opslag van zeilen en pakken. Verder zijn er het Waeckhuys, de wedstrijdtoren en het Klaphuys.
- Katwijkse Branding Surf Club: De Katwijkse Branding Surfclub is één van de twee surfverenigingen op het strand. De laatste tijd is met name het kitesurfen snel gegroeid. Voor deze sport zijn dan ook specifiek strandvakken aangewezen.
- Kitesurf vereniging Airtime: Dit is de tweede surfvereniging op het strand en deze is gevestigd op het meest noordelijke strandvak. Airtime is, evenals de KBS, één van de grootste kitesurfverenigingen in Nederland.
- Surfschool Katwijk: Op het strandvak van strandpaviljoen Surf & Beach was voorheen surfschool Katwijk gevestigd maar de surfschool is inmiddels verhuisd naar een nieuwe locatie bij de noordelijke reddingspost. Bij deze surfschool worden golfsurflessen gegeven. Naast deze lessen worden ook Stand Up Paddle (SUP) lessen gegeven. Een nieuwe vorm van surfen. De huidige locatie bij de noordelijke reddingspost is via een tijdelijke vergunning mogelijk gemaakt. Deze herziening voorziet in een permanente seizoenslocatie voor de surfschool (zie paragraaf 4.2.2 en bijlage 1).
Reddingsposten
Gedurende het seizoen wordt er door de politie, Gemeentelijke Opsporings Ambtenaren (GOAs) en de Katwijkse Reddings Brigade (KRB) toezicht op het strand en het water gehouden. De GOAs houden met name toezicht op regelgeving van de APV voor het strand en het gebruik en schoonhouden van de strandvakken.
De in totaal twee reddingsposten zijn strategisch gekozen waarbij de ligging is gebaseerd op de opbouw van de kustlijn. Naast de aan de zuidzijde van het Uitwateringskanaal gelegen KRB-post is er ook een KRB-post aan de Zuidzijde. De KRB strandwachten zorgen ervoor dat de strandbezoeker veilig kan recreëren door middel van het regelmatig patrouilleren langs het strand en op zee.
2.4.4 Toeristische Agenda Katwijk 2015-2019
Samen met de toeristische sector is in 2015 de Toeristische Agenda opgesteld. Op 15 oktober 2015 is de agenda vastgesteld in de raad. De ambitie is om het toerisme in Katwijk jaarlijks met 5% te laten groeien. Om deze groei te bereiken wordt ingezet op meer marketing, versterking van het toeristisch product en samenwerking in de regio. Bij versterking van het toeristisch product wordt onder andere ingezet op uitbreiding van het aantal bedden door het opstellen van een bed&breakfast beleid, faciliterend rode loper beleid en een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren naar een hotel. De doelstelling is om het aantal bedden in vier jaar tijd met 200 uit te breiden.
2.4.5 Archeologische verwachtingskaart
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin opgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
Op de archeologische verwachtings(waarden)kaart en beleidskaart van de gemeenten Katwijk, Noordwijk, Noordwijkerhout, Lisse, Teylingen en Hillegom uit 2015 zijn de archeologische verwachtingswaarden van het deel van het kustwerk in de gemeente Katwijk weergegeven. Een deel van het plangebied is gelegen binnen de archeologische waardevolle Limeszone. Binnen het plangebied is daardoor sprake van de volgende categorieën:
- categorie 3: Limeszone provincie Zuid-Holland met Jonge Duinen, bescherming via verordening an hoge en zeer hoge archeoologische (verwachtings)waarden binnen contour (dieper dan 5 m + NAP / 100 m²);
- categorie 4: Jonge Duinen, mogelijk op Oude Duinen op strandwal zones met een lage tot hoge verwachting (dieper dan 5 m + NAP / 250 m²);
- categorie 10: waterbodem Noordzee (dieper dan 30 cm onder maaiveld / 250 m²).
In de herziening is door middel van archeologische dubbelbestemmingen rekening gehouden met de ter plaatse geldende verwachtingen conform de archeologische verwachtings(waarden)kaart en beleidskaart.
2.4.6 Nota Evenementenbeleid 2016
In 2016 is door burgemeester en wethouders de nota Evenementenbeleid 2016 vastgesteld.
De basis wordt gevormd door regels die betrekking hebben op reguliere (alle) evenementen. Aan de andere kant bestaan er traditionele volksfeesten met een ruimer regime. Daar waar nodig is in het beleid aangegeven wat de mogelijkheden zijn per locatie. Daarbij is rekening gehouden met openbare orde, veiligheidsaspecten, milieuaspecten en overlast naar omwonenden. Ook in de vergunningverlening op grond van de APV worden deze aspecten meegewogen.
Om de collectieve festiviteiten en volksfeesten mogelijk te maken zullen deze evenementen ook op grond van de bestemming mogelijk moeten worden gemaakt.
Ten aanzien van het strand is vermeld dat het strand zich goed leent voor (sport)evenementen. Wel moet rekening worden gehouden met de verschillende gebruikers.In de zomerperiode is een groot deel van het strand verhuurd aan strandexploitanten en watersportverenigingen. Voor evenementen op verhuurde strandvakken is daarom, een evenementenvergunning, nodig.
Voor sportevenementen en evenementen die lawaai produceren (bijv. door middel van muziek of motoren)zijn de kaders aangegeven voor wat er mogelijk is. Overige evenementen zullen per aanvraag worden beoordeeld.
Kader:
- Ten aanzien van evenementen die lawaai produceren geldt dat deze evenementen op het strand ter hoogte van de Noordduinen en de Zuidduinen niet zijn toegestaan (m.u.v. het jaarlijks terugkerend Jaarfeest georganiseerd door Skuytevaert binnen Strandvak B). Op het strand ter hoogte van de Boulevard zijn wel enkele mogelijkheden.
- De burgemeester is terughoudend met het toestaan van gemotoriseerde evenementen, in verband met overlast en mogelijke veiligheidsrisicos die een dergelijk evenement met zich mee brengt. In de toekomst is het wel de vraag in hoeverre gemotoriseerde evenement passend zijn gelet op wensen ten aanzien van duurzaamheid
- In de maanden juni, juli, augustus en september is het tussen 10.00 uur en 18.00 uur niet mogelijk om sportevenementen te organiseren die meerdere strandvakken beslaan, hierbij kan gedacht worden aan hardloop-en/of fietswedstrijden.
- Voor wat betreft evenementen met muziek geldt dat:
- 1. verenigingen die een directe binding hebben met het strand en de zee, naast de eventuele festiviteiten die gepaard gaan met aan bepaalde verenigingen gerelateerde Nationale en Internationale bekerwedstrijden, jaarlijks één evenement mogen organiseren.
- 2. de strandexploitantenjaarlijks één gezamenlijk muziekevenement mogen organiseren (Festival Reuring aan Zee). Om het festival kleinschalig van karakter te houden is een tent buiten de inrichting hierbij niet mogelijk.Daarmee vervalt ook de noodzaak om een evenementenvergunning aan te vragen. Om gebruik te kunnen maken van een ruimere geluidsnormering dient Reuring aan Zee aangewezen te worden als collectieve festiviteit.
- 3. Het Strandplein is voor de gemeente Katwijk een nieuwe unieke toplocatie, waarvan verwacht wordt dat het voor veel organisatoren aantrekkelijk is om hier een muziekevenement te organiseren. Vanuit het bestemmingsplan is geregeld dat er op het Strandplein maximaal drie meerdaagse muziekevenementen per jaar plaats mogen vinden,met tezamen een maximum van 15 dagen muziek. In de regels van de herziening is het maximaal toegestane aantal bezoekers aan dergelijke evenementen vastgelegd.
2.4.7 Conclusies met betrekking tot het plangebied
In het geldende bestemmingsplan zijn 16 strandpaviljoens en 3 watersportverenigingen bij recht mogelijk gemaakt. In de voorliggende herziening is rekening gehouden met de bestaande gebruiks- en bouwrechten. De herziening past daarmee binnen de in de Omgevingsvisie geuitte wens om Katwijk verder te ontwikkelen tot een kwalitatieve familiebadplaats waarbij tegelijkertijd ook de Natura 2000-gebieden worden beschermd. In het Strandbeleid 2016 en het Evenementenbeleid 2016 zijn ruimtelijke regels aangegeven voor het gebruik van het strand. Met deze regels is rekening gehouden in de voorliggende herziening.
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Historische Schets
Katwijk aan Zee is als vissersdorp ontstaan, in een naar het strand aflopende duinvallei. De kern van het middeleeuwse Katwijk aan Zee was het kerkplein met de Sint Andraeskapel. Deze kerk heeft tot het begin 17de eeuw midden in het toenmalige dorp gestaan: na een aantal stormen, waarbij de bebouwing aan de strandkant in zee verdween, kwam de kerk aan de kust te staan.Het kerkplein kreeg via de Zuidstraat een aantakking op de Zeeweg naar Katwijk aan den Rijn. Hier wordt al de basis gelegd van het uitwaaierend stratenpatroon dat zo kenmerkend is voor het vissersdorp. De vestiging van de bewoners meer landinwaarts leidde tot de eerst bescheiden uitbreidingen van het dorp. Door afzanding werden verschillende duinpannen bij het dorp betrokken en bebouwd met kleine visserswoningen en boerderijen. Hofjes zoals de Schippersdam, dat overigens eind jaren '70 gebouwd is, geven een indruk van het karakter van de toenmalige bebouwing.
Het vissersdorp was gericht op de kerk en keerde zich af van de zee vol gevaren. Door de aanleg van de Boulevard (verhard in 1883) kreeg het dorp een zeefront, gericht op de horizon. Het zeefront bestond uit een gevarieerde verzameling gebouwen: vissershuizen, villa's, een weeshuis, hotels en pensions. Van dit zeefront is nu niets meer over omdat deze in 1942 en '43 werd gesloopt in opdracht van de Duitse bezetter.
Na de Tweede Wereldoorlog werd het geamoveerde gebied weer bebouwd, volgens het wederopbouwplan van Van der Kloot Meijburg. Het zeefront kreeg een nieuwe noord-zuid gerichte verkaveling, aan de zeezijde, begrensd door een brede boulevard. De bebouwing bestaat uit twee en drie bouwlagen. De overgang tussen de woningen en de Boulevard wordt vormgegeven door gemetselde terrasafscheidingen. Dit nieuwe zeefront bepaalt nog steeds het beeld van de badplaats; een veel homogener beeld dan het oude zeefront. De huidige Boulevard met uniform zeefront, gebouwd in de jaren ’50, en monumentale, historische gebouwen als de Vuurbaak (1608) en de Oude kerk (omstreeks 1460) zijn zeer kenmerkend voor Katwijk aan Zee en hebben cultuurhistorische waarde. De Boulevardbebouwing is een uniek voorbeeld van wederopbouwarchitectuur na WO II. Vanaf het strand zelf zijn de Vuurbaak en de Oude kerk nog steeds goed herkenbaar.
3.2 Stedenbouwkundige Opzet
Het gebied dat valt binnen de begrenzing van de partiële herziening van het bestemmingsplan Kustwerk Katwijk is omvangrijk qua omvang maar de ruimtelijke en functionele karakteristiek is overzichtelijk: een strandzone met strandgerelateerde functies en een tussen de Boulevard en het strand gelegen duinzone met strandopgangen, wandelpaden en een ondergrondse parkeergarage. In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke en functionele karakteristiek voor beide zones beschreven.
3.2.1 Strandzone
De tussen de gemeentegrenzen met Noordwijk en Wassenaar in gelegen Katwijkse strandzone is onder te verdelen in twee delen, namelijk het circa 950 meter brede deel ten noorden van het Uitwateringskanaal en het circa 3,2 kilometer brede deel ten zuiden van het Uitwateringskanaal.
Afbeelding: het deel ten noorden van het Uitwateringskanaal (globaal aangegeven met een rode belijning) en het deel ten zuiden (globaal aangegeven met een blauwe contour)
Op deze delen zal nader in worden gegaan in de subparagrafen 3.2.1.2 en 3.2.1.3, voorafgegaan door een algemene beschrijving van de Katwijkse strandvakken.
3.2.2 Duinzone
De duinzone die tot dit plangebied behoort is gelegen tussen het Uitwateringskanaal en de zuidelijke strandopgang vanaf de Boulevard en heeft een breedte die varieert van circa 30 tot 120 meter. Deze duinzone is enkele jaren geleden heringericht naar aanleiding van de nieuwe waterkering en de ondergrondse parkeergarage die beide onder het duin zijn gerealiseerd. In de duinzone is nu een stelsel van wandelpaden, zitgelegenheden en strandopgangen aanwezig. De hoogte van de in subparagraaf 3.2.1 beschreven strandhorecapaviljoens is zodanig dat de zee zichtbaar blijft als men vanuit de duinzone over de strandhorecabebouwing heen kijkt.
Afbeelding: zicht vanuit de duinzone richting zee
Centraal in de duinzone bevindt zich een ondergrondse parkeergarage, met zowel een noordelijke als een zuidelijke in- en uitrit. De parkeergarage heeft een capaciteit van 663 parkeerplaatsen en enkele entreegebouwen voor voetgangers.
Afbeeldingen: de noordelijke in- en uitrit van de ondergrondse parkeergarage (links) en een entreegebouw (rechts, bron: https://www.google.nl/maps)
In het midden van de duinzone ligt in het verlengde van de Voorstraat tenslotte een brede strandopgang. De opzet van deze strandopgang is zodanig dat deze als strandplein fungeert voor het organiseren van evenementen.
Afbeelding: het strandplein in het verlengde van de Voorstraat
3.3 Natuurnetwerk Nederland
Een deel van het plangebied is door de provincie aangewezen als Natuurnetwerk Nederland (zie paragraaf 2.2.1). Het gaat daarbij om de Natura 2000-gebieden 'Coepelduynen' en 'Meijendel & Berkheide' en de aangrenzende stranden.
Afbeelding: Natura 2000-gebieden rondom Katwijk
3.3.1 Coepelduynen
De Coepelduynen omvatten de smalle strook kustduinen tussen Noordwijk en Katwijk en heeft een omvang van 188 hectare. Het relatief kleine gebied heeft een gevarieerd duinlandschap dat reliëfrijk en landschappelijk zeer afwisselend is. Het gebied behoort tot de kalkrijke jonge duinen. Er is geen duidelijke binnenduinrand aanwezig, waardoor de overgang naar het polderlandschap vrij abrupt is. Delen zijn in het verleden door de mens beïnvloed en gebruikt voor het drogen van netten, het weiden van vee en als duinakkers. Hierdoor is een specifiek open duinlandschap ontstaan met een afwisseling van duingraslanden, struwelen en bos waarin waardevolle flora en fauna voorkomt. Zo zijn er twee duinvalleien, Guytendel en Spijkerdel. Van 1890 tot 1965 werden deze duinpannen gebruikt als aardappelveld. Recent zijn hier natuurherstelmaatregelen getroffen door de valleien uit te graven tot op het grondwaterniveau.Er komen op grote schaal goed ontwikkelde, kalkrijke duingraslanden voor die kenmerkend zijn voor het zeedorpenlandschap, met daarin veel zeldzame plantensoorten.
De voorkomende habitattypen zijn witte duinen, grijze duinen (kalkrijk), duidoornstruwelen en vochtige duinvalleien.
Afbeelding: Natura 2000-gebied Coepelduynen op Katwijks grondgebied, het aangrezende strand is niet aangewezen als Natura 2000-gebied (bron: www.natura2000.nl)
Uit de kaart behorende bij het aanwijzigingsbesluit blijkt dat het aangrezende strand niet is aangewezen als Natura 2000-gebied.
3.3.2 Meijendel & Berkheide
Meijendel en Berkheide is gelegen tussen Katwijk en Den Haag bestaat uit een brede duinstrook met een gevarieerd en uitgestrekt, kalkrijk duinlandschap, dat reliëfrijk en landschappelijk zeer afwisselend is. Het duingebied heeft een omvang van 2.878 hectare. Het zuidelijke deelgebied Meijendel is een relatief laag gelegen gebied met grote 'uitgestoven duinvlakten', dat in het zuidelijk deel minder reliëfrijk is. In het noordelijke deelgebied Berkheide liep het zand vast in de oorspronkelijk natte stroombedding van de oude Rijn. Het is gevormd door overstuiving van oude duinen, waardoor het een relatief hooggelegen duinmassief is. Hier is de kweldruk dan ook groter dan in Meijendel. Het landschap heeft een kenmerkende opbouw van evenwijdige duinenrijen met opeenvolgende hoge paraboolduinen en moerassige laagten met struweel, waarin grote valleien liggen zoals Kijfhoek, Bierlap en de vallei Meijendel. Dit zijn duinakkers die nu vooral uit bos bestaan; het gebied kent dan ook een aantal goed ontwikkelde bostypen. Plaatselijk, zoals in de Libellenvallei, komen soortenrijke duinvalleibegroeiingen voor. Na grootschalig herstel van een aantal valleien bij de Wassenaarse Slag breiden deze begroeiingen zich uit. In Berkheide is, met name in de buurt van Katwijk, een groot areaal goed ontwikkeld kalkrijk duingrasland aanwezig, ontstaan door het eeuwenlange menselijke gebruik van het zogenaamde zeedorpenlandschap.
De voorkomende habitattypen zijn witte duinen, grijze duinen (kalkrijk), grijze duinen (kalkarm), duinbossen (droog)- berken-eikenbos, duinbossen (droog)-overig,duinbossen (binnenduinrand), vochtige duinvalleien (open water)-oligo- tot mesotrofe vormen, vochtige duinvalleien (kalkrijk), leefgebied mantel en droog struweel van de duinen.
Afbeelding: Natura 2000-gebied Meijendel en Berkheide op Katwijks grondgebied, het aangrezende strand is niet aangewezen als Natura 2000-gebied (bron: www.natura2000.nl)
Uit de kaart behorende bij het aanwijzigingsbesluit blijkt dat het aangrezende strand niet is aangewezen als Natura 2000-gebied.
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Ambitie/ Doelstelling Van Het Plan
Het geldende bestemmingsplan wordt herzien voor wat betreft de strandzone en de duinzone tussen het strand en de Boulevard. Uitgangspunt is dat de bestaande gebruiks- en bouwregels gehandhaafd blijven maar dat deze regels op sommige onderdelen worden verduidelijkt. De wijzigingen die ten opzichte van het geldende bestemmingsplan zijn opgenomen betreffen daarom voornamelijk wijzigingen die al mogelijk zijn gemaakt met vrijstellingen, ontheffingen, omgevingsvergunningen of wijzigingen ten gevolge van een andere manier van bestemmen.
Daarnaast is het beleid, zoals genoemd in hoofdstuk 2, verwerkt in het plan.
4.2 Stedenbouwkundige Opzet
De stedenbouwkundige opzet van het plangebied is onderhevig aan nieuw beleid, verleende bouwvergunningen, nieuwe ontwikkelingen en initiatieven. In deze paragraaf worden relevante veranderingen, ontwikkelingen en initiatieven beschreven en toegelicht op welke wijze deze al dan niet gevolgen hebben voor de herziening van het nieuwe bestemmingsplan Kustwerk Katwijk.
4.2.1 Veranderingen
Verleende omgevingsvergunningen
De verleende vergunningen in het plangebied gedurende de lopende bestemmingsplanperiode zijn geïnventariseerd. De in afwijking van het vigerende bestemmingsplan verleende vergunningen zijn (grotendeels) positief bestemd in het nieuwe bestemmingsplan, tenzij nieuwe inzichten uitwijzen dat sprake is van een ongewenste ontwikkeling.
Kustpact
Op basis van de afspraken in het Kustpact dient de al toegestane bebouwing scherp te worden begrensd in toegestane zones. Ten tijde van het opstellen van het geldende bestemmingsplan was nog niet bekend waar de diverse strandvakken exact zouden komen waardoor de plek van de strandvakken en de gebouwen vrij is gelaten. Inmiddels liggen de diverse strandvakken privaatrechtelijk vast en worden deze door de gemeente verhuurd aan de diverse exploitanten. Deze strandvakken kunnen daarom ook worden vastgelegd in de voorliggende herziening. Dat geldt ook voor de functie van de strandvakken (strandhoreca, strand- en/of watersport of reddingsposten) en de zones van de strandvakken waarbinnen de gebouwen zijn toegestaan (de zogenaamde bouwvlakken). Op die manier wordt invulling gegeven aan de afspraken die zijn gemaakt in het kader van het Kustpact.
Praktijkervaring
Naar aanleiding van de praktijkervaring op het strand zijn in de voorliggende herziening de volgende veranderingen mogelijk gemaakt:
- Uitzonderingen aaneengesloten open ruimte strandvak
In het geldende bestemmingsplan is bepaald dat minimaal 25% van de breedte van een strandvak uit aaneengesloten open ruimte dient te bestaan. Onder aaneengesloten open ruimte wordt een onbebouwde strook van minimaal 10 meter breed verstaan. Een onbebouwde strook van minder dan 10 meter wordt daarmee dus niet als aaneengesloten onbebouwde strook aangemerkt. Dit is van belang omdat anders de situatie kan ontstaan, dat verspreid over het strandvak bebouwing aanwezig is, met steeds één of enige meters open ruimte daartussen. Er zou dan voldaan worden aan de ‘25% eis’, maar visueel gezien zal het dan aandoen alsof het gehele strandvak is bebouwd. Door de formulering in het geldende bestemmingsplan heeft de regeling ten aanzien van aaneengesloten open ruimte betrekking op alle bebouwing. Vanuit de praktijkervaring is het wenselijk om de regeling enigszins te versoepelen door strandmeubilair (inclusief strandcabines), speel- en/of sporttoestellen en buitendouches buiten beschouwing te laten bij het bepalen van aaneengesloten open ruimte. Indien zich in een open ruimte dus één van de genoemde bouwwerken of objecten bevinden dan heeft dat dus geen invloed op de vraag of er sprake is van een aaneengesloten open ruimte als bedoeld in het bestemmingsplan. Deze bouwwerken en objecten tellen daarin niet mee. Benadrukt wordt dat erfsfscheidingen en bouwwerken op terrassen niet zijn uitgezonderd. Dergelijke bouwwerken tellen dus wel mee bij het bepalen van aaneengesloten open ruimte.
- Verhouding strandpaviljoens-strandhuisjes
Strandhoreca is van belang voor de uitstraling, de gastvrijheid en kwaliteit van het Katwijkse strand. De laatste jaren zijn er veel strandhuisjes ten behoeve van verblijfsrecreatie gerealiseerd. De gemeente juicht dit toe maar wil wel voorkomen dat de huidige balans doorslaat. Daarom is als voorwaarde vastgelegd dat strandhuisjes alleen zijn toegestaan indien er in hetzelfde bouwvlak ook een strandpaviljoen aanwezig is (dan wel wordt gebouwd) en dit strandpaviljoen gedurende het badseizoen in stand wordt gehouden. Een strandpaviljoen dient daarbij een minimum oppervlak van 275 m² te hebben. Ook zijn er minimummaten voor de breedte en diepte van het strandpaviljoen aangegeven (voorheen alleen maximummaten).
- Afwijkende maatvoering strandvakken
In het geldende bestemmingsplan is de bouwregel opgenomen dat de onderlinge afstand tussen strandpaviljoens in naastgelegen strandvaken minimaal 10 m dient te te bedragen. Op het Katwijkse strand zijn echter enkele strandvakken die minder dan 80 m breed zijn. Een onderlinge afstand van 10 m in combinatie met de '25% eis' vanwege aaneengesloten open ruimte is in dergelijke situaties niet goed mogelijk. In de praktijk zijn de strandpaviljoens in dergelijke strandvakken daarom op minder dan 10 m van elkaar gesitueerd. In de herziening is rekening gehouden met deze praktijksituatie doordat de bestaande afstandsmaten als minimum gelden (in plaats van 10 m).
- Bijgebouwen strandpaviljoen
Op dit moment mag een strandpaviljoen bestaan uit een hoofdgebouw met eventuele aan- en uitbouwen. Bij sommige strandpaviljoens is het echter de wens om (ook) een bijgebouw te realiseren ten behoeve van opslag. Een bijgebouw is een zelfstandige eenheid die niet bereikbaar is vanuit het hoofdgebouw. Dergelijke bijgebouwen worden mogelijk gemaakt binnen het maximum bebouwd oppervlak van 600 m² voor strandhoreca. Op de kwaliteit op het strand te bewaken zijn daarbij wel enkele voorwaarden opgenomen. Zo is een bijgebouw ten behoeve van strandhoreca uitsluitend toegestaan achter een hoofdgebouw en mag er geen sprake zijn van een vrijstaand bijgebouw. Het bijgebouw dient dus aan de achtergevel te worden gebouwd. Net als het hoofdgebouw dient het bijgebouw te worden voorzien van een kap met een helling van tenminste 15° en maximaal 45° zodat het in dezelfde stijl als het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en er sprake is van één geheel.
- Verbod kelders en souterrains bij strandhuisjes en strand- en watersportverenigingen
In het geldende bestemmingsplan is bepaald dat strandpaviljoens geen kelder mogen maken. Een dergelijke bepaling ontbreekt bij de strandhuisjes en strand- en watersportverenigingen. Ter verduidelijking is deze bepaling nu ook opgenomen in de voorliggende herziening zodat kelders en souterrains in beginsel niet zijn toegestaan.
- Aanvulling bouwregels bouwwerken geen gebouwen zijnde
De in het geldende bestemmingsplan opgenomen bouwregels voor bouwwerken geen gebouwen zijnde hebben alleen betrekking op maximum bouwhoogtes. De bouwregels voor bouwwerken geen gebouw zijnde zijn aangepast in de voorliggende herziening om enerzijds een wildgroei aan bouwwerken geen gebouwen zijnde te voorkomen en anderzijds om rekening te houden met de wens om bepaalde bouwwerken mogelijk te maken, zoals bijvoorbeeld grotere speeltoestellen. In de bouwregels is nu bepaald dat bouwwerken geen gebouw zijnde alleen nog in een bouwvlak zijn toegestaan waarbij in sommige gevallen ook maxima (aantallen) zijn opgenomen. De bouwhoogtes voor speel- of sporttoestellen, parasols op het terras van een strandpaviljoen en verlichtingsmasten en reclameuitingen zijn verruimd. Ook zijn bouwwerken in de vorm van hekwerken, picknicktafels en parasols toegestaan in de zone van 5 m vanaf de voorgevel van een strandhuisje. Tenslotte zijn bouwwerken ten behoeve van terrassen (zoals terrasschermen) en in de grond verankerde parasols alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Dit om er voor te zorgen dat dergelijke bouwwerken zoveel mogelijk geclusterd worden met het strandpaviljoen.
4.2.2 Ontwikkelingen en initiatieven
In het kader van het afgesproken participatieniveau (infomeren en consulteren) zijn in de afgelopen periode door de betrokken stakeholders van de betreffende accommodaties, strandpaviljoens, watersportaccommodaties en reddingsposten wensen en initiatieven kenbaar gemaakt. Hieronder is aangegeven hoe één en ander in het bestemmingsplan is verwerkt.
Containers ingraven voor opslagruimte in hoogseizoen
RWS is verantwoordelijk voor de kustveiligheid en wil geen kelders of ingegraven containers op het strand. Ontgravingen dragen niet bij aan een veilig kustfundament. Het ingraven van containers voor opslagruimte in het hoogseizoen is daarom niet wenselijk. Het beleid van de gemeente is niet meer bebouwing op het strand. Meer opslagruimte moet gezocht worden binnen het bestaande bouwwerk (inpandig), dan wel gebruik te maken van verkleining van het paviljoen, binnen de toegestane minimale oppervlakte.
Strandmeubilair (inclusief strandcabines), speel- en/of sporttoestel en buitendouche in de 25% zone
Genoemde voorzieningen als strandcabines zijn vergunningsvrij onder voorwaarde dat ze binnen de regelgeving van het bestemmingsplan passen. Vanuit de praktijkervaring is de 25% regeling in het herziene bestemmingsplan enigszins versoepeld door strandmeubilair (inclusief strandcabines) , licht- en vlaggenmasten en speel- of sporttoestellen in deze zone toe te staan. Wel is het aantal objecten begrensd.
Extra terrassen in het zand à 500 m2
Aan de wens voor extra (onverharde) terrassen in het zand is medewerking verleend maar het verzoek kan, gelet op het beschikbare oppervlak strand in relatie tot het omvangrijke strandbezoek niet volledig worden gehonoreerd. Voor verharde en onverharde terrassen bij de paviljoens is de bestaande regel - een maximum oppervlakte van 1.000 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het strandpaviljoen en bouwwerken geen gebouwen zijnde in mindering dient te worden gebracht op het maximum oppervlakte voor terrassen - verruimd doordat de maximum oppervlakte met 250 m² is uitgebreid (tot 1.250 m²). Het maximum oppervlakte aan terrassen mag worden benut voor verharde of onverharde terrassen waarbij het totale oppervlak aan verharding binnen het strandvak (strandpaviljoen, verharde terrassen en (overige) bouwwerken geen gebouwen zijnde) niet meer dan 1.000 m² mag bedragen. De resterende 250 m² van de maximum oppervlakte (1.250 m²) mag zodoende alleen worden benut voor onverharde terrassen. Bouwwerken ten behoeve van terrassen dienen daarbij wel in het bouwvlak te worden gerealiseerd (zie subparagraaf 4.2.1).
Openbare toiletvoorziening
Strandbezoekers moeten (al dan niet tegen betaling) gebruik kunnen maken van de toiletvoorzieningen in de paviljoens. Dit getuigt van goed gastheerschap. Gezien de spreiding van de paviljoens over het strand, is sprake van een goede bereikbaarheid voor de strandbezoekers en is aanvullende solitaire toiletbebouwing niet noodzakelijk.
Katwijkse Branding Surfclub
De KBS wenst 2 tot 4 containers extra en heeft hiertoe een voorstel ingediend. Met het plaatsen van 2 tot 4 containers extra aan de achterzijde van het paviljoen wordt het toegestane maximale bebouwingsoppervlak overschreden. Aan dit verzoek wordt geen gehoor gegeven, een dergelijke aanpassing is vanuit precedentwerking niet wenselijk. De gemeenteraad heeft zich tijdens de Algemene beschouwingen in het najaar 2017 uitgesproken om zeer terughoudend te zijn bij het toestaan van extra bebouwing op het strand buiten de bestaande cabines, strandhuisjes en paviljoens.
Surfschool Katwijk
Voor de Surfschool Katwijk is in het kader van de herziening van het bestemmingsplan gezocht naar een permanente seizoensaccommodatie. Vanuit een integrale invalshoek zijn de vrije strandvakken beoordeeld op ruimtelijke inpassing, relevant beleid, ruimtelijke zonering en bereikbaarheid voor de doelgroep. Uit contacten met provincie en rijk blijkt handhaving op de huidige locatie de beste optie, zodat het herziene bestemmingsplan hierin voorziet (zie ook bijlage 1 van deze toelichting).
Kitesurfvereniging Airtime
Deze vereniging heeft plannen voor het omzetten van de huidige seizoensaccommodatie (strandvak 23) naar een jaarrondaccommodatie. Separaat loopt er een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
Watersportvereniging Skuytevaert
Doortrekking van het bestaande stelconplaten pad dat nu tot paviljoen Willy Zuid loopt, is een mogelijkheid om de toegankelijkheid van de accommodatie te verbeteren. Aangezien dit strandvak ook binnen het gebied van Natuurnetwerk Nederland valt, dient de haalbaarheid van een dergelijk pad onderzocht te worden in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning voor een dergelijk pad.
KNRM en Reddingsbrigades Noord- en Zuidposten
Opgemerkt wordt dat auto's, campers en fietsen parkeren op het toegangspad aan de Uitwatering. Vooral op drukke dagen is dit hinderlijk voor de bereikbaarheid van hulpdiensten. Overigens speelt dit ook in mindere mate bij de overige strandopgangen. Daar komt bij dat laden en lossen van paviljoen De Watering (voormalig Beach) op de strandopgang plaatsvindt. Binnen dit bestemmingsplan is dit op te lossen door bij het paviljoen aan de linkerkant van het toegangspad, enkele stelconplaten toe te voegen. Uitvoering door eigenaar van paviljoen De Watering (voormalig Beach).
Het bestemmingsplan staat parkeren op deze toegangen niet toe. Dit is een aspect van handhaving. Voorstel voor verbeteren van het toegangspad is binnen het bestemmingsplan te realiseren.
4.3 Strandhoreca
In totaal worden 16 strandvakken op het Katwijkse strand gebruikt voor strandhoreca (zie ook paragraaf 3.2). Deze bestaande strandvakken zijn in de voorliggende herziening aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - strandvak' en als 'specifieke vorm van recreatie - strandhoreca'. Binnen dergelijke strandvakken is dus strandhoreca toegestaan in de zomerperiode (1 februari tot 1 november), tenzij er voor een strandvak separaat toestemming is gegeven voor jaarrond gebruik (dus ook in de winterperiode).
Aan het eind van deze paragraaf is met schematische afbeeldingen weergegeven welke bouwmogelijkheden er voorheen waren en wat de bouwmogelijkheden zijn op basis van de voorliggende herziening.
4.3.1 Exploitatievlak
Binnen elk strandvak voor strandhoreca mag maximaal 1.250 m² worden geëxploiteerd ten behoeve van een strandhorecapaviljoen met bijbehorende terrassen. Van dat exploitatievlak van 1.250 m² mag maximaal 48% worden bebouwd met een strandhorecapaviljoen, inclusief aan- en uitbouwen en overdekt terras. De totaaloppervlakte aan gebouwen en overdekt terras mag deze 600 m² niet overschrijden, met dien verstande dat de in hetzelfde strandvak gelegen strandhuisjes niet meetellen in het oppervlakte van het strandhorecapaviljoen. De niet-bebouwde ruimte van het exploitatievlak (minimaal 52% = 650 m², afhankelijk van of er minder dan 600 m² strandhorecapaviljoen is gerealiseerd) mag alleen benut worden voor exploitatie van een onoverdekt terras. Een onoverdekt terras is een volledig openluchtterras, voorzien van tafels, banken, stoelen, en/of in de grond verankerde parasols. Het onoverdekte terras mag verhard en/of onverhard zijn en kan desgewenst afgebakend worden met vrijstaande terrasschermen die niet overdekt mogen worden. Het totaal aan verharding (strandpaviljoen, verhard terras en bouwwerken geen gebouwen zijnde) mag niet meer dan 1.000 m² bedragen zodat het resterende oppervlak (250 m²) alleen gebruikt mag worden voor onverharde terrassen. Bouwwerken ten behoeve van een terras (zoals terrasschermen en in de grond verankerde parasols) zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak (zie ook de navolgende subpargraaf).
Bestaande terrassen die groter zijn dan de genoemde maatvoeringen zijn alleen toegestaan indien hiervoor door de gemeente op een eerder moment een vergunning is verleend. De huidige terrassen die als gevolg van de Corona-beperkingen tijdelijk groter zijn blijven daardoor buiten beschouwing aangezien voor deze grotere terrassen geen vergunning is verleend maar een melding is gedaan.
4.3.2 Strandhorecapaviljoens
Zoals in de subparagraaf hiervoor is aangegeven mag een strandhorecapaviljoen een omvang hebben van maximaal 600 m². Dit betreft een totaaloppervlak voor gebouwen, zoals een paviljoen, keuken, sanitair, berging, overige units, zeecontainers en (semi-)overdekte terrasruimte. Met semi-overdekt terras wordt bedoeld: een beweegbare, niet-permanente terrasoverkapping c.q. demontabele dakconstructie, die tegen een paviljoenbebouwing is gemonteerd en (delen van) het terras volledig overspant en afsluit c.q. kan afsluiten. Om te voorkomen dat de balans tussen strandhorecapavilljoens en strandhuisjes negatief uitslaat is in de herziening een minimum oppervlak van 275 m² opgenomen voor strandhorecapaviljoens.
Een strandpaviljoen mag maximaal 60 meter breed zijn en maximaal 25 meter diep waarbij de lange zijde van een strandpaviljoen (nagenoeg) parallel aan de duinvoet dient te zijn geplaatst. De achtergevel van het strandpaviljoen dient verder op een afstand van minimaal 3 en maximaal 8 meter van de duinvoet te zijn gelegen. In geval van een jaarrond strandhorecapaviljoen geldt geen maximale afstandsmaat van 8 meter tot de duinvoet.
Om het zicht op de zee vanuit het achterliggende gebied te handhaven mag het strandhorecapaviljoen uit maximaal één bouwlaag met een flauwe kap bestaan. De maximum goothoogte bedraagt 3 meter, de maximum nokhoogte 5 meter. Voor een strook geldt aanvullend nog dat de hoogte niet boven NAP +9,5 meter mag uitkomen om te voorkomen dat het gebouw het zicht vanuit het achtergelegen duin blokkeert. Een flauwe kap met een helling van minimaal 15° en maximaal 45° is verplicht. De nokrichting van de kap dient daarbij (nagenoeg) parallel aan de duinvoet te lopen. Kelders en souterrains zijn niet toegestaan.
Een strandhorecapaviljoen dient op minimaal 5 meter tot eventuele strandhuisjes te zijn gelegen en op minimaal 10 meter tot strandpaviljoens in naastgelegen strandvakken (tenzij er in de bestaande situatie sprake is van een korte afstand vanwege een beperkte breedte van het strandvak).
In de herziening is binnen het strandvak tenslotte een bouwvlak aangegeven waarbinnen het strandhorecapaviljoen en de strandhuisjes (zie hierna) dienen te worden gerealiseerd. Per bouwvlak is maximaal één strandhorecapaviljoen toegestaan. Bij de situering van de bouwvlakken is rekening gehouden met de duinvoet doordat de naar de duinvoet gekeerde bouwgrens op 3 meter afstand van deze duinvoet is geplaatst. Op 17 mei 2021 heeft een inmeting van de duinvoet plaatsgevonden om zo een actueel beeld van de duinvoet te verkrijgen. De diepte van de bouwvlakken bedraagt 50 meter, gerekend vanaf de naar de duinvoet gekeerde bouwgrens (welke dus op 3 m van de duinvoet is gesitueerd).
4.3.3 Strandhuisjes
Binnen een strandvak van een strandhorecapaviljoen zijn ook strandhuisjes toegestaan ten behoeve van verblijfsrecreatie. De strandhuisjes horen bij het strandhorecapaviljoen maar tellen niet mee in het totaaloppervlak van 600 m². Om te voorkomen dat de onwenselijke situatie zou ontstaan dat een strandvak op een gegeven moment alleen nog maar strandhuisjes bevat is de eis opgenomen dat strandhuisjes alleen mogen worden gebouwd indien er ook een strandhorecapaviljoen is of wordt gebouwd en dit paviljoen gedurende het badseizoen in stand wordt gehouden.
Elk strandhuisje heeft een maximum oppervlak van 35 m². Een strandhuisje bestaan uit maximaal één bouwlaag met een flauwe kap waarbij kelders en souterrains niet zijn toegestaan. De maximum goothoogte bedraagt 3 meter, de maximum nokhoogte 4,5 meter. Voor een strook geldt aanvullend nog dat de hoogte niet boven NAP +9,5 meter mag uitkomen om te voorkomen dat het gebouw het zicht vanuit het achtergelegen duin blokkeert. Een flauwe kap met een helling van minimaal 25° en maximaal 45° is verplicht. De nokrichting van de kap en de lange zijde van een strandhuisje dienen haaks op de duinvoet te lopen. Een kap van een strandhuisje mag niet worden doorbroken voor bijvoorbeeld een dakkapel. Een doorbreking van de kap door bijvoorbeeld een schoorsteen of ander ondergeschikt bouwdeel mag wel.
Voor strandhuisjes gelden dezelfde minimale afstanden tot de duinvoet als bij strandhorecapaviljoens. De minimale afstand tot een strandhorecapaviljoen bedraagt 5 meter, terwijl de afstand tot een ander strandhuisje minimaal 3 meter bedraagt. Hierdoor zijn verstuivingsprocessen mogelijk, deze zijn belangrijk voor aanwas en natuurlijke ontwikkeling van duinen. Deze vrije ruimte van respectievelijk 3 en 5 meter moet daarom vrij zijn van obstakels die de verstuiving tegen kunnen gaan (stuifschermen, windschermen en andere dingen). De afstand tot de duinvoet is gewaarborgd door de situering van de bouwvlakken (zie de uitleg in de vorige subparagraaf).
Tenslotte is een maximum aantal strandhuisjes vastgelegd voor de strandvakken die zijn gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland. Het maximum aantal is daarbij gebaseerd op het bestaande aantal. Het vastleggen van het maximum aantal strandhuisjes is ter bescherming van het Natuurnetwerk Nederland.
4.3.4 Strandcabines
Tijdens het badseizoen staat er in een strandvak van een strandhorecapaviljoen een (minimum) aantal strandcabines, welke worden verhuurd aan Katwijkse families. Deze kleine cabines hebben ieder een omvang van minimaal 1,0 m² en maximaal 3,25 m² en een bouwhoogte van minimaal 1,8 meter en maximaal 2,2 meter. Strandcabines maken onderdeel uit van de strandhoreca in een strandvak maar doordat deze cabines niet duurzaam met de grond verbonden zijn worden deze voorwerpen niet als bouwwerken beschouwd. Voor de strandcabines zijn daarom geen bouwregels in het bestemmingsplan opgenomen. De strandcabines zijn gereguleerd in de Strandnota, de APV en in de huurovereenkomsten.
4.3.5 Verhuur strandmeubilair
In het strandvak vindt verhuur van strandmeubilair aan badgasten plaats, zoals ligbedden en verhuurbare parasols. Deze verhuur is binnen het gehele strandvak toegestaan, met uitzondering van in de grond verankerde verhuurbare parasols. Dergelijke parasols mogen alleen in het bouwvlak worden gerealiseerd.
4.3.6 Open ruimte(s) strandvak
Op het strand is een zekere mate van openheid wenselijk en dient er een zekere afwisseling van onbebouwde en bebouwde ruimte aanwezig te zijn. Een volledig dichtgebouwd strand waarbij paviljoens en strandhuisjes aaneengeschakeld staan over de volle lengte van de strandreep tast de kleinschaligheid aan en leidt tot een onwenselijk ruimtelijk beeld vanaf het strand gezien. Als criterium voor de beoordeling van de bouwmogelijkheden geldt daarom de verhouding tussen onbebouwde en bebouwde ruimte, gezien vanaf het vrije strand richting de duinvoet en vanaf de duinvoet richting de zee.
Op alle verhuurde strandvakken geldt daarom de voorwaarde dat 25% van de breedte van het strandvak open dient te worden gehouden met aaneengesloten open ruimte. Op het overige deel (75%) van het strandvak is wel bebouwing toegestaan. De toevoeging dat het om aaneengesloten open ruimte moet gaan is belangrijk, omdat anders de situatie kan ontstaan, dat verspreid over het strandvak bebouwing aanwezig is, met steeds één of enige meters open ruimte daartussen. Er zou dan voldaan worden aan de '25% eis', maar visueel gezien zal het dan aandoen alsof het gehele strandvak is bebouwd. Onder een aaneengesloten open ruimte wordt verstaan een onbebouwde strook die tenminste 10 meter breed is. Strandmeubilair (waaronder strandcabines), buitendouches en speeltoestellen maken geen onderdeel van de bebouwing waarop de voorwaarde van 25% van toepassing is. Deze bouwwerken tellen daarom niet mee in de '25% eis' (zie ook subparagraaf 4.2.1). Benadrukt wordt dat erfsfscheidingen en bouwwerken op terrassen niet zijn uitgezonderd. Dergelijke bouwwerken tellen dus wel mee in de '25% eis'.
De meest gewenste situatie is die situatie waarbij de bebouwing (paviljoens/strandhuisjes) geclusterd wordt op het strandvak. Een strandvak kan echter in principe ook uit twee aparte aaneengesloten stroken onbebouwde ruimtes bestaan. Zo mag bijvoorbeeld bij de berekening van het percentage de onbebouwde ruimte worden meegeteld die links en rechts van de bebouwing aanwezig is, zolang deze minimaal 10 meter breed is.
4.3.7 Schematische weergave bebouwingsmogellijkheden strandhoreca
Afbeelding: schematische weergave bebouwingsmogelijkheden strandhoreca tot zomer 2013
Afbeelding: schematische weergave bebouwingsmogelijkheden strandhoreca volgens het geldende bestemmingsplan (vanaf zomer 2013)
Afbeelding: schematische weergave bebouwing strandhoreca in de praktijk (huidige gebruik)
NB: Strandcabines en strandmeubilair staan bij een aantal paviljoens ook naast de paviljoens in de 25% zone. Terrassen in zand en containers/bijgebouwen (roze kleur) wordt op gehandhaafd. Terrasjes(voor en achter) en hekwerken bij de strandhuisjes (rode kleur) wordt niet op gehandhaafd.
Afbeelding: schematische weergave bebouwing strandhoreca in de praktijk (herzien bestemmingsplan)
NB: Strandcabines, strandmeubilair, licht- en vlaggenmasten en speel- of sporttoestellen zijn ook naast de paviljoens toegestaan, maken geen deel uit van de 25% zone. Zandterrasjes voorzijde huisjes en hekwerken zijn toegestaan. Bijgebouwen, containers zijn één geheel met het paviljoen.
4.4 Strand- En Watersportverenigingen
In totaal worden 3 strandvakken op het Katwijkse strand gebruikt voor strand- en watersportverenigingen (zie ook paragraaf 3.2). Deze bestaande strandvakken zijn in de voorliggende herziening aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - strandvak' en als 'sport'. Binnen dergelijke strandvakken is dus een strand- en watersportvereniging toegestaan in de zomerperiode (1 februari tot 1 november), tenzij er voor een strandvak separaat toestemming is gegeven voor jaarrond gebruik (dus ook in de winterperiode).
Per strandvak is maximaal één sportaccommodatie toegestaan. Voor de sportaccommodatie van Skuytevaert geldt daarbij een maximum bebouwd oppervlak van 600 m², voor de overige twee sportaccommodaties geldt een maximum bebouwd oppervlak van 300 m². Van de maximum bebouwde oppervlaktes mag maximaal 75 m² worden gebruikt als uitkijkpost. Ook ondergeschikte horeca is mogelijk, mits er wordt voldaan aan artikel 1.54. De maxima in deze begripsbepaling hebben in beginsel ook betrekking op een terras. Een terras en de binnen een gebouw aanwezige ondergeschikte horeca mogen daarom gezamenlijk in beginsel niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de andere functie bedragen, met een maximum van 35 m² (indien de ondergeschikte horeca in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is) of 12 m² (in overige gevallen). Doordat enkele terrassen bij strand- en watersportverenigingen al een vergunning voor een groter terras hebben zijn deze terrassen ook als uitzondering toegestaan, op voorwaarde dat het oppervlak van het terras niet mag worden verruimd.
De achtergevel van een sportaccommodatie dient op minimaal 3 en maximaal 8 meter uit de duinvoet te zijn gelegen. De bouwhoogtes zijn maximaal 7,5 meter ter plaatse van een uitkijkpost en 5,5 voor de rest van een gebouw. Voor een strook geldt aanvullend nog dat de hoogte niet boven NAP +9,5 meter mag uitkomen om te voorkomen dat het gebouw het zicht vanuit het achtergelegen duin blokkeert. Alleen de uitkijkpost mag wat hoger zijn gelegen, namelijk NAP+11 meter.
4.5 Surfschool
In totaal wordt 1 zone op het Katwijkse strand gebruikt voor een srufschool waar training en scholing plaatsvindt (zie ook paragraaf 3.2). Dit gebeurde tot op heden op basis van een tijdelijke vergunning. Het strandvak is in de voorliggende herziening aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - strandvak' en als 'sportschool'. Binnen dit strandvakk is dus een surfschool toegestaan in de zomerperiode (1 februari tot 1 november).
Binnen het strandvak is maximaal één trainings- en scholingsaccommodatie toegestaan. Voor deze accommodatie geldt een maximum bebouwd oppervlak van 100 m². Ook ondergeschikte horeca is niet toegestaan.
De achtergevel van de accommodatie dient op minimaal 3 en maximaal 8 meter uit de duinvoet te zijn gelegen. De bouwhoogte is maximaal 5,5 meter.
4.6 Reddingsposten
De strandvakken van de twee bestaande reddingsposten op het Katwijkse strand zijn in de voorliggende herziening aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - reddingspost'. Binnen elk strandvak is gedurende het gehele jaar één reddingspost toegestaan. De bouwregels voor deze reddingsposten zijn een maximum oppervlak van 150 m² en een bouwhoogte van maximaal NAP+12m.
4.7 Overig
4.7.1 Hoogte
Net als in het geldende bestemmingsplan wordt de hoogte van de diverse bebouwing gemeten direct aansluitend op het laagste aansluitend afgewerkt (=huidig) maaiveld (=hoogte strandbanket). De hoogte van het strand kan fluctueren. De kustlijn kan daarom niet als peil worden gehanteerd. Maar ook de voorzijde van een paviljoen kan al een lager niveau van het strand hebben dan de achterzijde. Door het laagste punt te nemen, ontstaat geen strijd met het bestemmingsplan en het wensbeeld t.a.v. hoogtes. Aanvrager dient indien nodig een dwarsdoorsnede te overleggen om aan te tonen waar dat laagste aansluitend maaiveld zich op dat moment bevindt. Aanvullend is bepaald dat de hoogte niet hoger mag zijn dan NAP + 9,5 m in de zone langs de duinenrij die is aangelegd in het kader van de Kustversterking.
4.7.2 Evenementen
Op het strandplein in het verlengde van de Princestraat zijn jaarlijks drie meerdaagse muziekevenementen toegestaan met een totaal van maximaal 15 dagen (in/exclusief opbouw). Het aantal bezoekers aan een evenement bedraagt maximaal 6.000 per dag.
Hoofdstuk 5 Milieu & Omgevingsaspecten
Gelet op het voorgaande zijn er op voorhand geen gevolgen voor het milieu. Er is slechts sprake van technische aanpassingen van de huidige planologische regeling dan wel het planologisch vastleggen van een al bestaande situatie (surfschool). Alleen ten aanzien van het oppervlak aan terrassen is sprake van een verruiming (250 m²) maar dit betreft uitsluitend onverharde terrassen in het zand. Deze zandterrassen hebben vooral een functie tijdens piekmomenten en leiden niet tot extra bezoekers aan het strand.
In de praktijk zijn er vanwege de herziening geen gevolgen voor het milieu. Ook andere omgevingsaspecten zijn vanwege de technische aanpassing en het planologisch vastleggen niet relevant.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
De herziening van het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting moet hierbij gezien worden als een uitleg wat met de verbeelding en de regels wordt beoogd. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van de functies en vorm in het bestemmingsplangebied. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Planvorm
Het strand heeft een grote recreatieve functie en is een belangrijk onderdeel van de economische sector en het toerisme in Katwijk. De herziening van het bestemmingsplan biedt voor de bestaande strandbebouwing en de voorzieningen in de duinzone een consolidatie- en beheerfunctie. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. De herziening van het bestemmingsplan betreft een technische aanpassing en is te karakteriseren als een consoliderend bestemmingsplan. De gehanteerde planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat de ruimtelijke kwaliteit van het strand als zodanig kan worden beheerd en behouden maar er tegelijkertijd voldoende mogelijkheden zijn voor de exploitanten van de strandvakken.
Bij de opstelling van deze herziening van het bestemmingsplan is de huidige regeling in het geldende bestemmingsplan als basis genomen waarbij uit de praktijk gebleken onduidelijkheden zijn aangepast. Per strandvak zijn de toegestane gebruiks- en bouwmogelijkheden aangegeven. Deze toegestane gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn als de maximaal aanvaardbare stedenbouwkundige functie variant te beschouwen. Dit betekent concreet dat perceelsgewijs de maximale bouwmogelijkheden en gebruiksvormen via de herziening van het bestemmingsplan vastliggen. Hieruit volgt dat er in beginsel geen ruimte is om, met de mogelijkheden die de wet daarvoor biedt, nog andere bouwmogelijkheden en/of gebruiksvormen toe te staan. Alleen in uitzonderlijke gevallen, waarin sprake is van onvoorziene ontwikkelingen, zal worden overwogen van de herziening van het bestemmingsplan af te wijken.
In paragraaf 2.3.2 is vermeld dat de jaarrondbebouwing op het strand is vastgelegd in de watervergunning van Rijnland voor het betreffende paviljoen. De gemeente is verantwoordelijk voor de locatiebepaling en handhaving van de seizoensbebouwing op het strand.
Verbeelding en regels
Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
In het plangebied zijn bestemmingsvlakken en bouwvlakken toegepast. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de digitale verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Zowel het bestemmingsvlak als het bouwvlak zijn op de digitale verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op het gebruik dan wel de maatvoering.
Aanduidingen
Op de digitale verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn "specifieke vorm van recreatie = strandhoreca en verblijfsrecreatie", "specifieke vorm van recreatie - strandvak", "sport", etc.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels;
- Overgangs- en slotregels.
6.2 Opbouw Regels
Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven, worden in dit artikel uitgelegd.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel bevat technische regelingen om onder andere oppervlaktes, hoogtes, dakhelling, dieptes en breedtes te kunnen bepalen.
Bestemmingsregels
In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Artikel 3 Recreatie - Duinen
De begrenzing van deze bestemming is afgestemd op de begrenzing in het geldende bestemmingsplan. De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor onder meer duinen, recreatief medegebruik, een dijkconstructie, voetpaden en enkele specifieke functies ter plaatse van aanduidingen, zoals een ondergrondse parkeergarage. De toegestane functies met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels zijn 1 op 1 overgenomen uit het geldende bestemmingsplan, met uitzondering van de mogelijkheid om in de duinzone 16 strandhorecapaviljoens, strandhuisjes, strand- en sportvoorzieningen en 3 strand- en watersportaccommodaties te kunnen realiseren. Deze mogelijkheid is niet langer aan de orde aangezien deze functies inmiddels al geruime tijd volledig in de strandzone zijn gerealiseerd. De betreffende functies waren in het geldende bestemmingsplan overigens ook al niet meer toegestaan vanwege een eveneens opgenomen uitsterfconstructie. De herziening van het artikel uit het geldende bestemmingsplan is daarmee te beschouwen als een verduidelijking.
Artikel 4 Recreatie - Strand
De begrenzing van deze bestemming is afgestemd op de begrenzing in het geldende bestemmingsplan. De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor strand en duinen, recreatief medegebruik en enkele specifieke functies ter plaatse van aanduidingen, zoals strandhoreca en verblijfsrecreatie, reddingsposten, strand- en watersportverenigingen en evenementen. Strandhoreca, verblijfsrecreatie en strand- en watersportverenigingen zijn in beginsel alleen toegestaan in de zomerperiode (1 februari tot 1 november). De strandvakken waarbinnen exploitatie op het strand mag plaatsvinden zijn ten opzichte van het geldende bestemmingsplan bekend en daarom aangeduid met een aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandvak'. Voor strandhoreca geldt daarbij conform de specifieke gebruiksregels een maximum bedrijfsvloeroppervlakte van 1.250 m² per strandvak zoals aangeduid op de verbeelding. Het bedrijfsvloeroppervlakte wordt daarbij gevormd door het strandhorecapaviljoen (zie hierna) met eventuele bijbehorende aan- en bijgebouwen en terrassen. Voor evenementen op het strandplein geldt een maximum van 3 meerdaagse muziekevenementen met een maximum van in totaal 15 dagen per jaar.
Binnen de bestemming zijn bouwregels opgesteld. Er is daarbij onderscheid gemaakt in algemene bouwregels voor gebouwen en in bouwregels die specifiek betrekking hebben op strandpaviljoens, strandhuisjes, reddingsposten, accommodaties voor strand- en watersportverenigingen, accommodaties voor training en scholing ten behoeve van watersport (surfschool) en bouwwerken geen gebouw zijnde. Gelet op de verbeelding en de regels zijn er in totaal 16 strandpaviljoens toegestaan (conform het geldende bestemmingsplan), 3 watersportaccommodaties en 1 trainings- en scholingsaccommodatie (Surfschool Katwijk, zie paragraaf 4.2.2). In de regels is een maximum aantal strandhuisjes vastgelegd voor de strandvakken die zijn gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland.
Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor de vestiging van jaarrond bebouwing voor strandhoreca en strand- en watersportverenigingen (dus ook gedurende de winterperiode). Toepassing van de afwijkingsbevoegdheid mag geen significant nadelige gevolgen hebben voor het Natuurnetwerk Nederland.
Artikel 5 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
De begrenzing van deze dubbelbestemming is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. De gronden binnen deze bestemming zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen- mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels en regels ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden, als ook van de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk. Tevens zijn burgemeester en wethouders bevoegd om de dubbelbestemming te verwijderen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 6 t/m 8 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 2 t/m 4
De begrenzingen van deze dubbelbestemmingen zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 2', 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3' en 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. De betreffende bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels en regels ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Tevens zijn burgemeester en wethouders bevoegd om de dubbelbestemming te wijzigen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn of als blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie
De begrenzing van deze dubbelbestemming is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. De gronden met deze dubbelbestemming zijn, behalve voor de daar vookomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende stedenbouwkundige structuur en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied, waarvan de fysieke kwaliteiten worden bepaald door het strand met de achtergelegen duinen en Boulevard. Voor bepaalde aanlegwerkzaamheden en voor het slopen van een bouwwerk zijn planregels voor een omgevingsvergunning opgesteld.
Artikel 10 Waarde - Natuur - Natuurnetwerk Nederland
De begrenzing van deze dubbelbestemming is afgestemd op de proviciale Omgevingsverordening (zie paragraaf 2.2.1). De gronden met deze dubbelbestemming zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland. Het gaat hierbij specifiek om de Natura 2000-gebieden
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
De begrenzing van deze dubbelbestemming is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. De op de verbeelding tot 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden worden, naast de primaire bestemming mede bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de zeewering. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de planregels op voorwaarde dat zij alvorens te beslissen omtrent een vergunning advies inwinnen bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Artikel 12 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De begrenzing van deze dubbelbestemming is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. De op de verbeelding tot 'Waterstaat-Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden worden, naast de primaire bestemming mede bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de waterstaat. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de planregels op voorwaarde dat zij alvorens te beslissen omtrent een vergunning advies inwinnen bij Rijkswaterstaat.
Algemene regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Deze regel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daar voor een gebouw een zeker open terrein is vereist, wordt via de anti-dubbeltelregel voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt “meegenomen” bij de beoordeling van een bouwaanvraag. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.
Artikel 13 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Het gaat om algemene bouwregels voor het overschrijden van bouwgrenzen en een dakhelling.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn regels opgenomen ter bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied. Het gaat om bouwregels en gebruiksregels. Het grondwaterbeschermingsgebied is met een gebiedsaanduiding aangegeven op de verbeelding, conform de provinciale Omgevingsverordening (zie subparagraaf 2.2.1).
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden de bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwgrenzen of bestemmingsgrenzen.
Artikel 16 Overige regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Indien de omvang en/of de functie van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en fietsen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort. Het dan geldende parkeerbeleid van Katwijk geeft aan wat voldoende parkeerruimte is.
Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan of waarvoor een bouw- dan wel omgevingsvergunning is aangevraagd, mogen blijven bestaan, ook wanneer dit strijdig is met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd worden.
Artikel 18 Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid & Handhaving
7.1 Inspraak
Het voorontwerp van de herziening van het bestemmingsplan heeft met ingang van 9 oktober 2020 tot en met 5 november 2020 ter inzage gelegen. Zowel in het gemeentehuis, als via www.ruimtelijkeplannen.nl heeft de mogelijkheid bestaan om het plan te raadplegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een inspraakreactie in te dienen. Er zijn inspraakreacties door de Vereniging van Strandexploitanten in de gemeente Katwijk, de Katwijkse Reddingsbrigade en Kitesurfvereniging Airtime binnen de termijn ingediend. Van burgers zijn geen inspraakreacties ontvangen. In de 'Nota van beantwoording reacties vooroverleg en inspraak voorontwerp bestemmingsplan 'Partiële herziening Kustwerk Katwijk' ' (zie bijlage 2) zijn de reacties kort weergegeven. Tevens is in de Nota van beantwoordig aangegeven hoe de reacties in het plan zijn verwerkt.
7.2 Vooroverleg
Het plan is in het kader van het vooroverleg ter advisering naar de diverse overleginstanties gestuurd. In totaal hebben 4 instanties op het voorontwerpbestemmingsplan “Partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk” gereageerd. In de 'Nota van beantwoording reacties vooroverleg en inspraak voorontwerp bestemmingsplan 'Partiële herziening Kustwerk Katwijk' (zie bijlage 2) zijn de reacties kort weergegeven. Tevens is in de Nota van beantwoordig aangegeven hoe de reacties in het plan zijn verwerkt.
7.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan “Partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk” heeft van vrijdag 5 maart 2021 t/m donderdag 15 april 2021 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en mondeling op het plan te reageren. In totaal zijn er 5 zienswijzen op het plan ingediend.
In de 'Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen ontwerp bestemmingsplan 'Partiële herziening Kustwerk Katwijk' (zie bijlage 3) zijn de reacties kort weergegeven. Tevens is in de Nota van beantwoording aangegeven hoe de zienswijzen in het plan zijn verwerkt. De Nota van Beantwoording is onderdeel van de besluitvorming door de raad.
7.4 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk wordt opgesteld onder regime van de Wro. Onderdeel van de Wro is de GREX – wet. De wetgever heeft met de nieuwe regeling inzake de grondexploitatie, ook wel Grondexploitatiewet (GREX – wet) genoemd, een oplossing willen bieden voor het probleem dat gemeenten bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden geen of slechts beperkte mogelijkheden van kostenverhaal hebben, indien zij niet de eigenaar zijn van de te ontwikkelen gronden (afdeling 6.4 Wro). Dit als stok achter de deur als het niet lukt om een exploitatieovereenkomst af te sluiten met de private grondeigenaren. Er zijn twee mogelijkheden om (privaatrechtelijk) de kosten te verhalen:
- 1. anterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst voordat een exploitatieplan aan de orde is.
- 2. posterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst die gesloten wordt na de inwerkingtreding van een exploitatieplan.
Het exploitatieplan is verplicht als het niet lukt om een anterieure exploitatieovereenkomst af te sluiten met de eigenaren binnen het exploitatiegebied. Het exploitatieplan biedt dan een grondslag om de kosten van openbare voorzieningen via de omgevingsvergunning te innen.
Consequenties bestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk
In de Partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk zijn geen ontwikkellocaties opgenomen. Voor de herziening is er daarom geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.
7.5 Handhaving
De gemeente Katwijk heeft in het plan 'Organisatie van het Vergunning- en Handhavingsbeleid 2012-2016' voor de komende jaren het integrale toezichts- en handhavingsbeleid vastgelegd. Dit beleid richt zich op de bebouwde omgeving met als doel een bijdrage te leveren aan de naleving van gestelde normen en regels. Het streefbeeld voor de gemeentelijke toezichts- en handhavingstaak is om deze op een structurele en integrale manier vorm te geven. Eventuele toepassing van bestuurs- of strafrechtelijke sancties maakt de toezichts- en handhavingsketen compleet.
Toezicht wordt gehouden op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Er vindt controle plaats op de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden. Doel is het waarborgen van een basiskwaliteit ten aanzien van de bouwkundige staat, veiligheid, en de milieukundige, ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de bebouwde omgeving. Verder wordt toezicht gehouden op precariorechten, de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en leegstand. Voor handhavingstaken voortvloeiend uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is sprake van signaaltoezicht en wordt samengewerkt bij evenemententoezicht. Thema's als duurzaam bouwen en veiligheid vormen steeds vaker een onderdeel van de toezichtstaak.
Tijdens het gebruik wordt toezicht gehouden op bestaande objecten. Deze gebruiksfase begint nadat een object (bijvoorbeeld een gebouw) is opgericht, ingericht en daardoor gebruiksklaar is. Toezicht vindt plaats op grond van een verleende omgevingsvergunning of algemeen geldende voorschriften. Objecten worden volgens een vastgestelde controlefrequentie periodiek gecontroleerd. Hoofdzakelijk betreft het toezicht periodieke controles op basis van het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit, de Wet milieubeheer, de APV (evenementen) en aan deze gerelateerde wetgeving.
Ten slotte wordt toezicht gehouden op gebiedsniveau; (strijdig)gebruik en het illegaal oprichten van bouwwerken en ruimten. Op deze manier worden de ruimtelijke, esthetische en landschappelijke kwaliteiten versterkt en de veiligheid en leefbaarheid van de (openbare) ruimte verbeterd. Dit type toezicht is veelal naar aanleiding van een klacht of melding of op basis van vrije veldtoezicht.
De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar voor toezicht en handhaving.
Hoofdstuk 8 Procedure Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, een uitgebreide procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan is vrijgegeven voor het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. De reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg hebben geleid tot enkele aanpassingen van het voorontwerpbestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk (zie bijlage 2).
Vervolgens geven burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vrij voor ter visie legging conform art 3.8 (nieuwe) Wro. Na publicatie, wordt het ontwerp dan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door een ieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad.
Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen zal de gemeenteraad - binnen 12 weken na afloop van de zienswijzentermijn - besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom 6 weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn).
Belanghebbenden die tijdig een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.
Bijlage 1 Motivatie Surfschool Katwijk
Bijlage 1 Motivatie Surfschool Katwijk
Bijlage 2 Nota Van Beantwoording Reacties Vooroverleg En Inspraak Voorontwerpbestemmingsplan
Bijlage 2 Nota van beantwoording reacties vooroverleg en inspraak voorontwerpbestemmingsplan
Bijlage 3 Nota Van Beantwoording Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 3 Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen ontwerpbestemmingsplan