KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Gasdruk Meet- En Regelstation
Artikel 6 Bedrijventerrein
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Recreatie
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Leiding - Gas
Artikel 15 Leiding - Riool
Artikel 16 Leiding - Water
Artikel 17 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
Artikel 19 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Antidubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Situering En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Korte Historische Schets
3.2 Ruimtelijke Structuur
3.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Ambitie/ Doelstelling Van Het Plan
4.2 Toekomstvisie Op Vinkenwegzone
4.3 Toekomstige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 5 Milieu & Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
5.2 Duurzaamheid
5.3 Bedrijvigheid
5.4 Geluid
5.5 Bodem
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Natuurbescherming
5.8 Externe Veiligheid
5.9 Waterhuishouding
5.10 Ecologische Zones En Groenstructuur
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
6.2 Opbouw Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid & Handhaving
7.1 Vooroverleg
7.2 Zienswijzen
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
7.4 Handhaving
Hoofdstuk 8 Procedure Bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Functiemenging)
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 1 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek (Raap Rapport 2434)

Vinkenwegzone

Bestemmingsplan - gemeente Katwijk

Vastgesteld op 26-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01' van de gemeente Katwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woningen

blokken van meer dan twee aan elkaar gebouwde woningen.

1.6 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

1.9 achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.10 achtergevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de achtergevel van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.11 agri-business

De verzameling van bedrijfsactiviteiten die in hoofdzaak is gericht op agrarische producten, agrarisch gerelateerde producten en activiteiten en voedingsmiddelen.

1.12 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.13 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.15 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.16 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.17 balkon

een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een woning behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.

1.18 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.19 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.20 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.21 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.22 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.23 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.24 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet cq de Wet algemene bepalingen omgevingsbesluit.

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.28 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage en een schuur, dat al dan niet een functionele eenheid vormt met een hoofdgebouw, en daaraan in bouwkundig opzicht ondergeschikt is.

1.29 bos

een stuk grond met bomen, struiken en andere opgaande beplanting, waarbij de instandhouding van landschappelijke waarden wordt nagestreefd.

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.

1.33 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.38 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.39 congrescentrum

een gebouwencomplex, bestemd en ingericht voor het houden van congressen, conferenties, symposia en andere grote bijeenkomsten.

1.40 consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op de consumentverzorging doch niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie, zoals: fotograaf, autorijschool (geen theorie), bloemschikker, decorateur, fietsenmaker, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, schoonheidsspecialist/kapsalon, nagelstudio, prothesemaker en andere daarmee gelijk te stellen activiteiten.

1.41 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.42 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.43 dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter boven de dakvoet is gelegen.

1.44 dakopbouw

de ophoging van de goothoogte en/of nokhoogte en/of de dakhelling.

1.45 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.46 dansschool

een inrichting waarin voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimten dansen en het geven van onderricht daarin, zonder dat zalen worden verhuurd en zonder dat gelegenheid wordt geboden voor het houden van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- of dansevenementen.

1.47 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.

1.48 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.49 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.50 detailhandelsbedrijf

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.51 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bijvoorbeeld reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, sleutel- en hakkenbars, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.52 dove gevel

een bouwkundige constructie zoals omschreven in artikel 1b, lid 5 van de Wet geluidhinder (Wgh). Toelichting: Deze constructie heeft een doelmatige geluidwering en er mogen geen te openen delen aanwezig zijn. Er geldt een uitzondering voor bewegende delen in de gevel van niet-geluidsgevoelige ruimten.

1.53 dwarskap

een kap loodrecht op de voorgevel (naar de straat gekeerde gevel).

1.54 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.55 erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

1.56 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.57 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.58 extensief recreatie medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

1.59 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.60 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.61 geluidreducerend wegdek

een wegdek met een reducerend effect op de geluidsemissie vanwege het wegverkeer van ten minste 3 dB ten opzichte van dicht asfaltbeton.

1.62 geschakelde woningen

woningen, waarvan de hoofdgebouwen door middel van uitbouwen c.q. aangebouwde bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.

1.63 gestapelde woningen

een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.64 geluidzone - industrie

een zone rond een industrieterrein zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.65 glastuinbouwbedrijf

een bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen.

1.66 groothandelsbedrijf

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.67 grootschalige detailhandel

detailhandel waarbij het bruto vloeroppervlak minimaal 1.500 m² bedraagt.

1.68 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.69 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.70 hoofdverblijf

het verblijf van waaruit al dan niet tijdelijk het sociale en economische leven van de betrokkene plaatsvindt.

1.71 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een onderscheid gemaakt tussen licht, middel en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m g genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Lichte horeca (categorie 1):

  1. a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, coffeeshop, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
  2. b. restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  3. c. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  4. d. daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;
  5. e. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  6. f. pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie;

middelzware horeca (categorie 2):

  1. g. bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

zware horeca (categorie 3):

  1. h. discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.72 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.73 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.74 industrieel bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en / of het vervaardigen van producten (nijverheids- en productief-technische bedrijven).

1.75 kamerverhuurbedrijf

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging. Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

onder de definitie van kamerverhuurbedrijf valt niet:

  1. a. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²;
  2. b. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.

1.76 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.77 Kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf in de vorm van tenten, stacaravens, caravans, blokhutten dan wel naar aard daarmee gelijk te stellen kampeermiddelen, met uitzondering van recreatiewoningen.

1.78 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.79 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.80 kas

een bedrijfsgebouw van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de teelt van of veredeling van gewassen.

1.81 kinderboerderij

een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.

1.82 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.83 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.84 langskap

een kap evenwijdig aan de voorgevel (naar de straat gekeerde kap).

1.85 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.86 lijst van MIP-panden

de lijst van MIP-panden (Monumenten Inventarisatie Project) die van de regels deel uitmaakt.

1.87 maaiveld/peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel.

1.88 maatschappelijke dienstverlening

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening.

1.89 mansardekap

een kap waarbij de dakvlakken niet van goot tot nok één plat vlak, maar twee platte vlakken vormen die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten.

1.90 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door botanische, faunistische, biologische, bodemkundige en morfologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.91 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.92 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.93 omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.94 omgevingsvergunning voor het aanleggen

omgevingsvergunning voor aanleggen (voorheen aanlegvergunning): omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

1.95 omgevingsvergunning voor het bouwen

omgevingsvergunning voor bouwen (voorheen bouwvergunning): omgevingsvergunning, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het bouwen van een bouwwerk.

1.96 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.97 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden maaiveld.

1.98 onderkomen

een voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken - voer- en vaartuig, woonboot, ark, caravan en stacaravan, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook een tent.

1.99 onderdoorgang

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.100 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.101 overkluizing

een civieltechnisch kunstwerk, waarmee een weg een andere weg, een plein of een waterloop (kruiselings) overwelft.

1.102 parkeergarage

een ruimte geheel of gedeeltelijk overdekt voor de stalling van voertuigen alsmede voor bergingen.

1.103 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.104 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.105 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.106 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.107 prostitutie

seksueel-erotische dienstverlening die, al dan niet zichtbaar vanaf de (openbare) weg, wordt aangeboden.

1.108 schildkap

een dak dat bestaat uit ten minste drie schuine vlakken, waarvan er één evenwijdig aan de straat en de andere haaks op de straat moeten zijn gesitueerd.

1.109 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.110 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.111 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.112 twee-aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee aan elkaar gebouwde woningen.

1.113 theatervuurwerk

door de minister van VROM aangewezen professioneel vuurwerk dat is bestemd voor het teweegbrengen van pyrotechnisch speciale effecten, hetzij bij een film- of televisieproductie, hetzij tijdens evenementen of voorstellingen waarbij het publiek zich op geringe afstand bevindt van de plaats waar het effect teweeg wordt gebracht.

1.114 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.115 uitbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een woning bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.

1.116 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01 waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.117 verblijfsrecreatie

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend verblijf van steeds wisselende (groepen) personen die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij het recreatief gebruik overwegend tijdens het zomerseizoen en schoolvakantieperiodes plaatsvindt, al dan niet met het verstrekken van consumpties, waarbij dit laatste van ondergeschikte betekenis is.

1.118 verdieping

een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag.

1.119 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.120 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.

1.121 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voeding- en siergewassen worden geteeld.

1.122 volwaardig agrarisch bedrijf

in een volwaardig agrarisch bedrijf is er voldoende werkgelegenheid voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen en voldoende continuïteit in de bedrijfsvoering op lange termijn.

1.123 voorerf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

1.124 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

1.125 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.126 vrijstaande woning

een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.

1.127 waterstaatkundige kunstwerken

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.128 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.129 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.

1.130 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

1.131 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.132 zeewering

aan zee grenzende waterkering, die uit zowel duinen alsook harde waterkerende constructies kan bestaan.

1.133 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.134 zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

1.135 zijgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een gebouw kan worden getrokken tot aan de perceelsgrenzen.

1.136 zorgwoning

woning bestemd voor groepen, zoals ouderen en personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het maaiveld en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil/maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 dakhelling van een mansardekap

de maximale dakhelling van het eerste dakvlak van een mansardekap - die zowel bij een dwarskap of langskap voorkomen - wordt gemeten vanuit de goot.

2.8 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 hoogte van een windturbine

vanaf het maaiveld tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.11 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.14 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van agrarische bedrijven met bijbehorende bouwwerken;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij': één paardenfokkerij;
  4. d. behoud, versterking en herstel van voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden waar dit zich uit in openheid van graslanden en het verkavelingspatroon met bijbehorende sloten;
  5. e. recreatief medegebruik, waaronder wandelpaden;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 2);
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'manege': uitsluitend een manege toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': uitsluitend een tuincentrum toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijke be- en verwerking agrarische producten': uitsluitend een bedrijf ten behoeve van de ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten toegestaan (zie bijlage 2);
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - energietechniek': uitsluitend een bedrijf ten behoeve van energietechniek in categorie 2 of 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan (zie bijlage 2);
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een bedrijf voor openbaar nut in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 2);
  7. g. uitsluitend ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  8. h. per bedrijf wordt ten hoogste 50 % van de bruto vloeroppervlakte als niet-zelfstandig kantoorvloeroppervlakte gebruikt, met een maximum van 2.000 m²;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen, erven en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijf toegestaan, dan wel het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan ter plaatse bestaande grotere aantal;
  2. b. laden, lossen en parkeren dient op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  3. c. detailhandel is niet toegestaan;
  4. d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijf - Gasdruk Meet- En Regelstation

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasdruk meet- en regelstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation en meet- en regelstation van milieucategorie 3.1;
  2. b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agribusinessbedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (zie bijlage 2), ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2';
  2. b. agribusinessbedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (zie bijlage 2), ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.1';
  3. c. opslagruimten en magazijnen;
  4. d. showrooms;
  5. e. verkeer- en parkeerontsluitingen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen, erven en water;
  7. g. per bedrijf wordt ten hoogste 50 % van de bruto vloeroppervlakte als niet-zelfstandig kantoorvloeroppervlakte gebruikt, met een maximum van 2.000 m²;
  8. h. uitsluitend ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agribusiness' zijn tevens bedrijfsactiviteiten toegestaan in het be- en verwerken van agrarische producten in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 2);
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in chemische producten' tevens de verkoop van chemische producten ten behoeve van de agrarische sector;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - detailhandel voor agrarische bedrijven' is tevens detailhandel voor agrarische bedrijven toegestaan;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel aardappels, groente en fruit' is tevens een groothandel in aardappels, groenten en fruit toegestaan;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in bloemen' tevens de verkoop/export van bloemen is toegestaan.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd, met uitzondering van de gronden met de specifieke bouwaanduiding 'bebouwing uitgesloten' waar geen bebouwing is toegestaan, en gelden de volgende regels:

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. per bouwperceel is ten hoogste één bedrijf toegestaan, dan wel het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan het aantal ter plaatse aanwezige bedrijven;
  2. b. laden, lossen en parkeren dient op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  3. c. detailhandel is niet toegestaan;
  4. d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, uitsluitend in combinatie met:
    1. 1. een kantoor;
    2. 2. een aan-huis-gebonden beroep;
    3. 3. een consumentverzorgend bedrijf;
    4. 4. een bedrijf die voorkomt in de categorie A of B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (zie bijlage 1);
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water;
  3. c. water – de bestaande verbindingssloot met het Oegstgeesterkanaal blijft binnen de bestemming aanwezig en heeft een totale wateroppervlakte van minimaal 200 m2.

7.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden, kunstwerken en straatmeubilair;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad': uitsluitend een fietspad;
  3. c. geluidwal of –scherm;
  4. d. nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie onder andere in de vorm van een kampeerterrein ten behoeve van 150 vaste standplaatsen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein uitgesloten' mogen geen kampeermiddelen worden geplaatst;
  3. c. lichte horeca uitsluitend ten behoeve van feesten en partijen ter plaatse van de aanduiding 'horeca' gedurende de winterperiode met een maximum van 12 dagen per jaar;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water en groen, parkeer- en nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden en speelvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. op het kampeerterrein mogen 150 vaste staanplaatsen worden opgericht;
  2. b. parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in lid 10.2.1 kunnen burgemeester en wethouders afwijken voor erfafscheidingen, met een open constructie voor het geleiden van planten, met een hoogte van maximaal 2 m op de gronden, gelegen voor de voorgevelrooilijn parallel aan de zijgevel van de woning en grenzend aan de openbare ruimte.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een (boven) lokale functie ontsluiting, ontsluitingswegen, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad': uitsluitend een fietspad is toegestaan;
  2. b. verzorgingsplaats langs de rijksweg;
  3. c. evenementen en manifestaties;
  4. d. berging van oppervlakte water;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water;

11.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  2. b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en de waterberging;
  2. b. waterbouwkundige kunstwerken en voorzieningen;
  3. c. verkeer te water;
  4. d. infiltratievoorzieningen;
  5. e. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de hoogte van waterstaatkundige kunstwerken bedraagt ten hoogste 4 m boven NAP;
  3. c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. d. de oppervlakte van aanlegsteigers bedraagt ten hoogste 2,5 m2 en de lengte bedraagt te hoogste 2,5 meter met dien verstande dat de waterdoorgang niet mag worden gehinderd.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonboten en onderkomens buiten de daartoe aangewezen gronden.

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 12.3 waarbij ligplaatsen voor onderkomens kunnen worden aangewezen voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van (plezier)vaartuigen, mede ten behoeve van beperkte overnachtingsmogelijkheden voor passerende waterrecreanten, mits daardoor de in lid 12.1 genoemde functies niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water;

tevens voor:

  1. c. een hovenier: ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  2. d. een aannemer: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer';
  3. e. een loonbedrijf: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf';
  4. f. een schoonmaakbedrijf: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schoonmaakbedrijf'.

13.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 13.1 voor een bedrijf aan eigen huis, met dien verstande dat:

  1. a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  2. b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    1. 1. dit betekent onder meer dat:
      • voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
      • het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
      • het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de ac-tiviteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  3. c. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlastveroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  4. d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  5. e. prostitutie niet is toegestaan;
  6. f. het in geval van een consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten het een eenmansbedrijf betreft.

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 66.2 bar

met daarbij behorende

  1. a. belemmeringenstrook;
  2. b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouw en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een hoofdgastransportleiding;
  2. b. in afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden, geen kwetsbaar en/of beperkt kwetsbaar object worden gebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
  4. d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in dit artikel betreffende 14.2 sub a en d, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid 14.3, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Riool

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bepaling, ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwvoorschriften in acht worden genomen en:

  1. a. de aanvrager van de omgevingsvergunning, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het bouwen van een bouwwerk, een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouder in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteit niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het bouwen van een bouwwerk, voorschriften te verbinden, gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden, zoals alternatieve funderingsmethoden of beschermende bodemlagen;
    2. 2. het doen van archeologische opgravingen;
    3. 3. begeleiding van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in lid 17.2 onder sub a en b is niet van toepassing indien:
    1. 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 1' (wr – av, swr – 1):
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 2' (wr – av, swr – 2):
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 70 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 3' (wr – av, swr – 3):
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 100 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. op de verbeelding de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
  2. b. op gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie te leggen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de zeewering. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 18.2 mits:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. voorafgaand aan afwijken schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 19 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterstaat. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mits de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatkundige belang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

21.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  3. c. technische installaties, mits:
    1. 1. deze bouwdelen indien mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruimte en van omwonenden worden geplaatst;
    2. 2. de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    3. 3. het bedrijf/ de installatie op de aanbevolen afstand van woningen staat volgens de brochure 'bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of de technische installatie noodzakelijk is door nieuwe wet- of regelgeving.

21.2 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door galerijen, balkons en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

21.3 Dakhelling

Van een gebouw waarvoor de maximale goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximale bouwhoogte en terugvallen onder hoeken van 45° met de horizon, met dien verstande dat tussen de toegestane denkbeeldige dakvlakken met een helling van 45° en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder begrepen topgevels, zijn toegestaan. Deze regel is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en goten.

21.4 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen of voormalige bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

21.5 Ondergronds bouwen

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 wro-zone - wijzigingsgebied - 1

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de gronden ter plaatse van de aangeduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied - 1' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein', waaronder tevens 'Groen', 'Verkeer' of 'Water', met dien verstande dat:

  1. a. er voorzien wordt in een verkeersveilige verkeersontsluiting, zodanig dat de bestaande verkeersfunctie niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. wordt voldaan aan de regels van Artikel 6;
  3. c. in afwijking van het gestelde onder b:
    1. 1. de maximale goot- en bouwhoogte 12 m bedraagt ;
    2. 2. het bebouwingspercentage maximaal 80% bedraagt;
    3. 3. uitsluitend bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (zie bijlage 2);
    4. 4. ook niet-agribusiness gerelateerde bedrijven zijn toegestaan;
  4. d. een onbebouwde groenzone wordt gerealiseerd van minimaal 20 meter breed ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten';
  5. e. de belangen van derden niet onevenedig worden geschaad;
  6. f. voordat herontwikkeling plaatsvindt dient met behulp van de noodzakelijke onderzoeken te worden aangetoond dat het plan milieutechnisch, financieel en ruimtelijk uitvoerbaar is.

22.2 wro-zone - wijzigingsgebied - 2

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de gronden ter plaatse van de aangeduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied - 2' ten behoeve van burgerwoningen te wijzigen in de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen', waaronder tevens 'Verkeer' en 'Water', met dien verstande dat:

  1. a. er voorzien wordt in een verkeersveilige verkeersontsluiting, zodanig dat de bestaande verkeersfunctie niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. de afstand van een woning tot de bestemming 'Bedrijventerrein' met de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2' ten minste 10 m en met de aanduiding 'bedrijven tot met categorie 3.1' ten minste 30 m bedraagt;
  3. c. in afwijking van het gestelde onder b de afstand van een woning tot de bestemming 'Bedrijventerrein' kleiner kan zijn, mits door middel van een milieuhinderonderzoek is aangetoond dat een kleinere afstand mogelijk is om te komen tot een goed woon- en leefklimaat;
  4. d. wordt voldaan aan de regels van Artikel 13;
  5. e. in afwijking van het gestelde onder d:
    1. 1. het bouwperceel van een woning ten minste 25 m breed is;
    2. 2. de voorgevel van een woning ten hoogste 12 m breed is;
    3. 3. het bebouwingspercentage per bouwperceel maximaal 22% bedraagt;
    4. 4. de inhoud van een hoofdgebouw maximaal 1.000 m3 bedraagt;
    5. 5. de goothoogte van een woning maximaal 6 m bedraagt;
    6. 6. de bouwhoogte van een woning maximaal 9 m bedraagt;
    7. 7. een plat dak is niet toegestaan;
  6. f. de belangen van derden niet onevenedig worden geschaad;
  7. g. voordat herontwikkeling plaatsvindt dient met behulp van de noodzakelijke onderzoeken te worden aangetoond dat het plan milieutechnisch, financieel en ruimtelijk uitvoerbaar is.

22.3 wro-zone - wijzigingsgebied - 3

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de gronden ter plaatse van de aangeduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied - 3' te wijzigen in de bestemming 'Water' met dien verstande dat:

  1. a. de wijziging naar 'Water' noodzakelijk is voor de vebreding van het Oegstgeesterkanaal;
  2. b. wordt voldaan aan de regels van Artikel 12;
  3. c. alvorens toepassing te verlenen aan deze wijzigingsbevoegdheid winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de watergang;
  4. d. alvorens toepassing te verlenen aan deze wijzigingsbevoegdheid winnen burgemeester en wethouders voor zover deze samenvalt met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder van de leiding.

22.4 wro-zone - wijzigingsgebied - 4

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de gronden ter plaatse van de aangeduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied - 4' te wijzigen ten behoeve van niet-agribusiness gerelateerde bedrijven, waarbij de gehele regeling van de bestemming 'Bedrijventerrein' onverminderd van toepassing blijft.

22.5 wro-zone - wijzigingsgebied - 5

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied - 5' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer'.

22.6 wro-zone - wijzigingsgebied - 6

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de gronden ter plaatse van de aangeduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied - 6' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein', waaronder tevens 'Groen', 'Verkeer' of 'Water', met dien verstande dat:

  1. a. er voorzien wordt in een verkeersveilige verkeersontsluiting, zodanig dat de bestaande verkeersfunctie niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. wordt voldaan aan de regels van Artikel 6;
  3. c. in afwijking van het gestelde onder b:
    1. 1. de maximale goot- en bouwhoogte 12 m bedraagt ;
    2. 2. het bebouwingspercentage maximaal 80% bedraagt;
    3. 3. uitsluitend bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (zie bijlage 2);
    4. 4. ook niet-agribusiness gerelateerde bedrijven zijn toegestaan;
  4. d. een onbebouwde groenzone wordt gerealiseerd van minimaal 20 meter breed ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten';
  5. e. de belangen van derden niet onevenedig worden geschaad;
  6. f. voordat herontwikkeling plaatsvindt dient met behulp van de noodzakelijke onderzoeken te worden aangetoond dat het plan milieutechnisch, financieel en ruimtelijk uitvoerbaar is.

22.7 geluidszone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' ligt de rond het betrokken bedrijventerrein gelegen geluidszone - industrie waarbinnen geen geluidgevoelige bestemmingen mogen worden opgericht, tenzij daarvoor met toepassing van de Wet geluidhinder een hogere grenswaarde voor geluid is vastgesteld.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Waarde - Archeologie

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

25.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Vinkenwegzone Katwijk' en NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01.

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Katwijk d.d. …… tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Vinkenwegzone en NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Belangrijkste aanleiding voor het maken van een nieuw bestemmingsplan voor Vinkenwegzone is dat voor het plangebied een aantal verouderde bestemmingsplannen van kracht is. Door de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 zijn gemeenten verplicht om binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw een bestemmingsplan vast te stellen. Delen waar alleen verouderde bestemmingsplannen gelden, zoals grotendeels in het plangebied Vinkenwegzone het geval is, kennen onvoldoende rechtszekerheid en onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen. Actualisering van de verouderde plannen is daarom gewenst en past in de inhaalslag van de gemeente omtrent de vernieuwing van bestemmingsplannen.

De hoofddoelstelling van het te actualiseren bestemmingsplan voor Vinkenwegzone is het kunnen beschikken over een adequate planologische regeling, waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd.

1.2 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Vinkenwegzone wordt aan de noordzijde begrensd door het gebied Trappenberg-Kloosterschuur en Klei-Oost Zuid. Aan de oostzijde vormt de gemeentegrens de grens. Het plangebied wordt aan de zuidzijde door het Oestgeesterkanaal begrensd en aan de westzijde de door de Noordwijkerweg (N 449) en het gebied Middelmors.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01_0001.png"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Momenteel gelden in het betreffende gebied de bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd
Vinkeweg (1992) 12 november 1992 10 augustus 1994
Vinkenwegzone (2003) 9 oktober 2003 18 mei 2004
Vinkenwegzone II 9 oktober 2003 2 juni 2004
Kanaalzone Noord-Oost 1 juli 2010
Buitengebied (1980) 23 april 1981 6 juli 1982

Deze herziening van het bestemmingsplan vervangen geheel of gedeeltelijk de genoemde bestemmingsplannen en tevens alle partiële herzieningen en vrijstellingen en ontheffingen die in de afgelopen planperiode hebben plaatsgevonden c.q. zijn verleend voor het betreffende plangebied van het bestemmingsplan Vinkenwegzone.

Relatie met vigerende bestemmingsplannen

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (GS) hebben bij besluit van 18 mei 2004 deels goedkeuring onthouden aan het bestemmingsplan Vinkenwegzone (2003). Het betreft de locaties:

  • perceel Vinkenweg 51, Vinkenweg 66

Voor deze woonpercelen geldt het bestemmingsplan Vinkenweg 1992 (het voorgaande plan). De woonbestemming uit dit bestemmingsplan is overgenomen in voorliggende actualisatie.

  • het vervallen van diverse dienstwoningen (aangeduid met DW) op een aantal percelen aan de Vinkenweg en Elgeesterweg.
  • kanaalzone

Thans is voor deze locatie het bestemmingsplan "Kanaalzone noord-oost" (vastgesteld op 1 juli 2010) van toepassing. De kanaalzone is bestemd als 'Gemengd' waarbij woningen uitsluitend in combinatie met kantoor, aan huis gebonden beroep, consumentverzorgend bedrijf, of bedrijf in de categorie A of B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" voorkomt.

1.4 Leeswijzer

Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig, omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.

De toelichting is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in hoofdstuk 1, wordt in hoofdstuk 2 de belangrijkste informatie uit diverse beleidsnota's van verschillende overheden vermeld. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het plangebied waar in het bijzonder aandacht is besteed aan de ruimtelijke en functionele aspecten. Hoofdstuk 4 gaat in op de recente ontwikkelingen die een eigen planologische procedure hebben doorlopen maar in deze actualisatie worden meegenomen voor de gewenste eenheid in de bestemmingsplannen van de gemeente Katwijk. Hoofdstuk 5 gaat in op de milieu & omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader nader toegelicht. Hoofdstuk 7 bevat de resultaten van het overleg met betrokken diensten, besturen en overheden en de resultaten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Ook wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid beschreven en in dit hoofdstuk bevindt zich de paragraaf met betrekking tot handhaving. Hoofdstuk 8 besteedt aandacht aan de procedure van een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) / Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (2008)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden. Zowel het Rijk, de provincies als de gemeente hebben de bevoegdheid om ruimtelijke plannen op te stellen. Hiervan is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument, welke ook juridisch bindend is.

Als ruimtelijk toetsingskader worden door rijk, provincies en gemeenten structuurvisies vastgesteld. Het is de bedoeling dat de structuurvisie's op elkaar worden afgestemd en als uitgangspunt gelden voor bestemmingsplannen, inpassingsplannen en projectbesluiten. Een gemeente kan daar alleen van afwijken indien er een goede motivering voor is. Rijk en provincies kunnen kaders stellen waarbinnen de gemeenten kunnen opereren, met zogenoemde reactieve en proactieve aanwijzingen.

De bestemmingsplanprocedure is in de nieuwe wet teruggebracht van ruim een jaar naar 26 weken. Indien er sprake is van meerdere samenhangende besluiten en plannen is het mogelijk de procedure te vereenvoudigen door middel van een coördinatieregeling.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Wro verder uitgewerkt ten behoeve van de uitvoering. Onder andere bevat het Bro bepalingen over de verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('electronisch') beschikbaar te stellen. Alle ruimtelijke plannen zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Ook bevat het besluit gedetailleerde bepalingen over de vormgeving en inhoud van ruimtelijke plannen, overgangsrecht voor bestaande gebouwen, bouwwerken of bestaand gebruik, de procedure voor het afhandelen van een planschadeverzoek en bepalingen over het exploitatieplan en subsidieregelingen.

2.1.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) / Besluit omgevingsrecht (Bor) (2010)

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft ca. 25 regelingen geïntegreerd. Bouw-, milieu-, natuur- en monumenten-vergunningen, zijn opgegaan in één vergunning, de omgevingsvergunning. Burgers en ondernemers krijgen te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld.

Voor de uitvoering van de Wabo zijn regels uitgewerkt in het Besluit Omgevingsrecht (Bor). In dit besluit is vastgelegd voor welke activiteiten omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd, onder welke voorwaarden en wat de relatie is met het bestemmingsplan. Nieuwe bestemmingsplannen dienen te worden afgestemd op de bepalingen en terminologie in Wabo en Bor.

2.1.3 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 - onder aanvaarding van een aantal moties - door de Tweede Kamer aangenomen en is begin 2012 in werking getreden.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van nationaal belang. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Het kabinet richt zich bij de verbetering van het vestigingsklimaat vooral op de regio's die zorgen voor de meeste economische groei. Dat zijn de haven van Rotterdam en de luchthaven Schiphol (mainports), de toptechnologieregio zuidoost Nederland (brainport) en de greenports (tuinbouwclusters) Westland/Oostland, Venlo, Aalsmeer, Duin- en Bollenstreek en Boskoop.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01_0002.jpg"

Figuur 2: gebiedsgerichte nationale belangen en opgaven; 'Zuidvleugel / Zuid-Holland'

De topsectoren - water, agro(logistiek) en food, tuinbouw, high-tech systemen en materialen, life sciences, chemie, energie, logistiek, creatieve industrie en hoofdkantoren - zijn geconcentreerd in stedelijke regio's, vooral rond deze mainports, de brainport en greenports. Het kabinet investeert samen met ondernemers en onderzoekers gericht in deze topsectoren.

2.1.4 Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009)

Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015.

Het NWP, dat ook een structuurvisie is op grond van de Wet ruimtelijke ordening, vervangt op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte voor het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Van belang voor Katwijk en omgeving zijn volgende uitgangspunten:

  • De kust groeit mee: de hoogte van het kustfundament moet meegroeien met de zeespiegelstijging door zand toe te voegen. Dit gebeurt zoveel mogelijk door zand op een natuurlijke wijze langs de kust te verspreiden en verplaatsen.
  • Rivieren worden ruimer: de ruimtelijke reserveringen in de bestaande plannen voor hogere afvoeren blijven behouden en actieprogramma's voor verruiming van de capaciteit worden voortvarend uitgevoerd.
  • Stedelijk gebied wordt leefbaarder : Opgaven voor wonen, werken, mobiliteit, recreëren, landschap en natuur, water en milieu worden in samenhang aangepakt. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt.

De zorg voor oppervlakte en grondwater ligt vooral bij rijk, provincie en waterschap. De gemeenten hebben wel een waterzorgplicht in het stedelijk gebied. Met name bij gebiedsontwikkeling, waarin ook bestemmingsplannen een belangrijke rol spelen, zijn er kansen gebleken om wateropgaven in samenhang met regionale of lokale wensen te realiseren. Daarnaast kunnen specifiek belangen, zoals de kustbescherming en grondwaterbescherming, hun beslag vinden in bestemmingsplannen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020

Een concurrerend aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen van voor de structuurvisie "Visie op Zuid- Holland". In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Samen met inwoners en betrokken partijen wil de provincie het toekomstbeeld van Zuid-Holland invullen. De nieuwe structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Op 3 november 2009 stelden Gedeputeerde Staten de ontwerp Structuurvisie, de ontwerp Verordening Ruimte en de PlanMER vast en gaven deze documenten vrij voor inspraak. In februari en maart 2010 heeft de provincie de ingekomen zienswijzen in een nota van beantwoording verwerkt en heeft zij de ontwerpen aangepast. In april 2010 stelden Gedeputeerden Staten de structuurvisie en verordening ruimte vast. In mei 2010 behandelde de Statencommissie Ruimte en Wonen de documenten en op 2 juli 2010 heeft Provinciale Staten de structuurvisie en verordening ruimte definitief vastgesteld.

Het grootste gedeelte van het plangebied is in de Provinciale Structuurvisie aangegeven als stedelijk/dorpsgebied. Dit betekent concreet het volgende. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: Aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen.

Daarnaast is het plangebied voor het grootste deel aangewezen als bedrijventerrein op de functiekaart van de structuurvisie. Dit betekent concreet het volgende. Voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu is de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen zijn aangegeven op de functiekaart (Provinciale Structuurvisie) en kaart 6 van de Verordening Ruimte. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Pas in laatste instantie komt uitbreiden op eventuele nieuwe locaties aan de orde.

2.2.2 Provinciale Verordening Ruimte

In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. In de verordening is onder andere vastgelegd dat er in principe geen verstedelijking buiten bebouwingscontouren (geen nieuwe vestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies) mag plaatsvinden. Alleen onder bepaalde voorwaarden kunnen bebouwingscontouren worden aangepast.

2.2.3 Provinciale Structuurvisie - Actualisering 2011

Provinciale Staten hebben op 29 februari 2012 de Actualisering 2011 Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid blijven ongewijzigd. De belangrijkste wijzigingen gaan over de volgende onderwerpen:

  • verbeterde kwaliteitskaart (effectiever sturen op kwaliteit);
  • kantorenbouw (beperking aantal nieuwe kantorenlocaties);
  • woningbouw (inspelen op ontwikkelingen woningmarkt);
  • glastuinbouw (nieuwe locaties in Binnenmaas en Nieuwkoop, glas-voor-glasregeling, SER-ladder);
  • bodemenergie (efficiënt gebruik ondergrond);
  • gemeentelijke verzoeken (beperkte aanpassing bebouwingscontouren en functies).

Daarnaast zijn er technische correcties doorgevoerd voor de volgende onderwerpen:

  • compensatiebeginsel natuur, recreatie en landschap;
  • ecologische Hoofdstructuur en landgoedbiotoop;
  • regionale waterkeringen in Rijnland en Rivierenland.

2.2.4 Verordening Ruimte - Actualisering 2012

Provinciale Staten hebben op 30 januari 2013 de Actualisering 2012 Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid blijven ongewijzigd. De belangrijkste wijzigingen gaan over de volgende onderwerpen:

  • Verantwoordelijkheidsverdeling op het gebied van archeologie;
  • Ruimtebehoefte bedrijventerreinen;
  • Detailhandel (beperken nieuwe winkellocaties, optimaliseren beperkt aantal bestaande winkelcentra, restrictieve beleid bij vestiging van detailhandel buiten de centra, SER-ladder);
  • Greenport (behoud van leefkwaliteit bij ontwikkelingen);
  • Watergebonden bedrijvigheid (transformatie van watergebonden terreinen, buiten de aangeduide terreinen, tot aantrekkelijke woningbouwlocaties);
  • Fysieke veiligheid (goed onderbouwde risicoverantwoording);
  • Groen (kwaliteitsimpuls groengebieden, verbeteren recreatieve netwerk, concentreren recreatieve voorzieningen, verruimen kleinschalige recreatieve bebouwing, incidenteel grootschalige recreatieve bebouwing, prioritaire nieuwe natuur);
  • Ruimtelijke kwaliteit buitengebied (neerzetten als centraal ruimtelijk uitgangspunt met beeldkwaliteitsparagraaf);
  • Ontheffingsmogelijkheden (naar aanleiding van Spoedwet Wro: nieuwe algemene ontheffing en nieuwe afwijkingsmogelijkheden voor maatwerk, grootschalige recreatieve bebouwing, schuilgelegenheid voor vee en hobbystal en woningen in lintbebouwing op een bedrijventerrein, loslaten maximum aantal woningen bij gebiedsgerichte toepassing van ruimte-voor-ruimte);
  • Invloedsgebieden Stedenbaan en Zuidvleugelnet (hetzelfde invloedgebied voor alle stations en haltes van deze lijnen);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde (onderzoeksplicht voor Limes bij verwachte archeologische waarden en beschermingsplicht bij bekende archeologische waarden, naar aanleiding van de nieuwe Barro);
  • Primaire en provinciale waterkeringen (andere formulering van tekst in aansluiting bij de regeling in het Barro);
  • Ladder voor duurzame verstedelijking (algemeen uitgangspunt voor bestemmingsplannen - wordt al toegepast bij wonen, bedrijven, kantoren en glastuinbouw en is nu verruimd met detailhandel en andere voorzieningen);
  • Vaarwegen (in acht nemen van vrijwaringszone en een oeverstrook langs de provinciale vaarwegen);
  • Wonen (toevoegen definitie en locaties “topmilieu wonen”);
  • Regionale woonvisie (vormvereisten).

Een wijziging die relevant is voor voorliggend bestemmingsplan is de opname van de Limes. De Limes is de aanduiding van de noordgrens van het voormalige Romeinse rijk, die zich in Europa uitstrekt van de Balkan tot in Engeland. In Nederland vormt de Rijn de Noordgrens. In Zuid-Holland wordt de Limes gevormd door een zone langs de Oude Rijn, van de grens van Zuid-Holland met Utrecht tot aan de kust bij Katwijk, en door een zone langs het Rijn-Schiekanaal, vanaf Leiden naar Voorburg. De kernwaarden betreffen: verspreide, losse militaire complexen (forten, wachttorens, militaire vici, havens en aanlegplaatsen); steden en grafvelden die redelijkerwijs behorend tot de militaire centra; verbindende structurerende elementen als de rivier (gereconstrueerde bedding van Beneden-, Kromme en Oude Rijn in de Romeinse tijd), de Limesweg en enkele andere stukken infrastructuur als het Kanaal van Corbulo en de weg tussen Nijmegen en Rijn.

Een bestemmingsplan voor gronden die onderdeel uitmaken van de Limes en die op kaart 18 zijn aangeduid als terreinen met een hoge of zeer hoge archeologische waarde (roze), bevat bestemmingen en daarbij behorende regels die de bekende archeologische waarden beschermen.

Een bestemmingsplan voor gronden die onderdeel uitmaken van de Limes en die op kaart 18 zijn aangeduid als terreinen met een hoge of zeer hoge archeologische verwachtingswaarde (lila), bevat bestemmingen en daarbij behorende regels die de verwachte archeologische waarden beschermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01_0003.png"

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Regionale Structuurvisie 2020

Op 24 juni 2009 is de Regionale StructuurVisie 2020 (RSV) door Holland Rijnland vastgesteld. De RSV verankert de intergemeentelijke afspraken in een ruimtelijke vertaling naar 2020 met een doorkijk naar 2030.

De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven.

In de Regionale structuurvisie zijn een aantal keuzes gemaakt die de samenhang tussen de grote deelgebieden van de regio verbeteren: Bollenstreek, kustzone, stedelijk gebied en Veenweide en Plassen. Binnen de Regionale Structuurvisie wordt de ruimtelijke positie van de regio bepaald en gekeken hoe dit zich verhoudt tot haar (Randstedelijke) omgeving. Hiervoor worden zeven kerndoelen nagestreefd: Holland Rijnland is een top woonregio, Leiden vervuld een regionale centrumfunctie, concentratie stedelijke ontwikkeling, 'Groenblauwe kwaliteit' staat centraal, De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open, twee speerpunten voor economische ontwikkeling: Kennis en Greenport, verbetering van de regionale bereikbaarheid.

In de regionale structuurvisie is het grootste gedeelte van het plangebied opgenomen als bestaand stedlijk- en dorpsgebied. Dit komt overeen met het beleid van de provincie. Zie: paragraaf 2.2. Provinciaal Beleid.

2.3.2 Duurzaamheid en klimaat

In regionaal verband zijn afspraken gemaakt om duurzaamheidsaspecten en vastgelegd in de volgende plannen:

  • Regionale DuBoPlus-Richtlijn 2008-2012;
  • Regionaal beleidskader duurzame stedenbouw;
  • Plan van Aanpak Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland en Rijnstreek.

Het beleid heeft tot doel om voor duurzaamheidsaspecten al op het schaalniveau van stedenbouw afspraken te maken over ambities en maatregelen.

2.3.3 Hoogheemraadschap van Rijnland

Waterbeheerplan

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Keur en Beleidsregels

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem.

De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Keurvergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.

In hoofdstuk 5.9 wordt nader ingegaan op de diversiteit van watergangen in het plangebied. Daarin is de feitelijke watersituatie beschreven.

Beleid Riolering en afvalwaterzuivering

Rijnland streeft naar samenwerking in de afvalwaterketen en wil hierover graag adviseren. Rijnland geeft de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater. Naast een voorkeursvolgorde voor afvalwater geldt voor de behandeling van hemelwater de zorgplicht. Rijnland geeft daarbij de voorkeur aan brongerichte maatregelen boven 'end-of-pipe' maatregelen.

Hierna wordt een en ander iets verder toegelicht.

Hemelwater kan de capaciteit van riolering en zuivering aanzienlijk belasten. Dat is niet wenselijk en vaak ook niet nodig. Zeker bij nieuwbouwontwikkelingen is het gescheiden aanbieden van hemelwater en afvalwater vaak een doelmatige maatregel. Rijnland volgt hierbij een de voorkeursvolgorde (rijksbeleid), waarbij voorop staat het voorkomen van het ontstaan van afvalwater, als er afvalwater is het zoveel mogelijk beperken van verontreiniging en waar mogelijk afvalwaterstromen scheiden. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). De uiteindelijke afweging wordt lokaal gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Het te lozen hemelwater mag geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater veroorzaken. Maatregelen om dit te bereiken zijn duurzaam bouwen, infiltratie, het toepassen van berm- of bodempassage en straatkolken met extra voorzieningen. Als ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel.

Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

2.3.4 Intergemeentelijke structuurvisie Greenport

In december 2009 hebben de zes Greenportgemeenten de ISG vastgesteld. Hiermee hebben de gemeenten een wettelijk kader vastgelegd voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2030. De ISG is een integraal planologisch kader voor buitengebied van de zes Greenportgemeenten. Met de ISG kiezen de zes Greenportgemeenten voor een gemeenschappelijke aanpak van de vitalisering van de Greenport Duin en Bollenstreek. De ISG is na vaststelling wettelijk toetsingskader voor de toekomstige bestemmingsplannen van de zes Greenportgemeenten.

Strategische hoofdlijnen ISG:

  • Economische herstructurering van de Greenport staat centraal;
  • Herstructurering in combinatie met landschapsverbetering;
  • Duurzame handhaving 1e klas bollengrond op 2.625 ha (tijdelijke krimp toegestaan);
  • Primaire Greenportfuncties (bollen, knollen, vaste planten, bloemen, toerisme, handel en export) krijgen prioriteit boven niet primaire Greenportfuncties (zoals overige landbouw en veeteelt);
  • In voorontwerp-ISG is woningbouwopgave uit Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer/Bollenstreek opgenomen. Hiermee is maximale woningbouwbijdrage voor de Duin- en Bollenstreek bereikt.

Thema's van de ISG zijn de vitale Greenport, graslanden en natuur, toerisme en recreatie, wonen, werken, mobiliteit, wateropgave en landschapsverbetering.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Brede structuurvisie Verdiept Katwijk

Het samenvoegen van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg heeft geresulteerd in een nieuwe structuurvisie, de Brede Structuurvisie Katwijk 2007-2020. Het vormt een nieuw regiedocument, wat de gemeente in staat stelt de aanwezige kansen en kwaliteiten te vertalen in concrete acties.

In de Brede Structuurvisie wordt ten aanzien van een aantal aspecten de visie uiteengezet. Middels een zogenaamd mozaïek van ruimtelijke segmenten wordt invulling gegeven aan mogelijkheden voor de aanwezige kansen en kwaliteiten. Er is onder meer aandacht voor wonen, werken en voorzieningen.

De Brede Structuurvisie Verdiept is op 15 april 2010 als structuurvisie onder de nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee is de BSV grondexploitatie-proof gemaakt. Ook zijn kleine wijzigingen aangebracht als gevolg van voortschrijdend inzicht.

2.4.2 Structuurvisie Vinkenwegzone (2001)

Op 1februari 2001 is een structuurvisie voor de Vinkenwegzone vastgesteld. De structuurvisie Vinkenwegzone is gebaseerd op de volgende programmatische uitgangspunten:

  1. 1. Gemengde agribusiness

In het EBR (Economisch Beleidsplan Rijnsburg) is vastgelegd dat de bestaande (glas)tuinbouw in de Vinkenwegzone uitgeplaatst of uitgekocht wordt en dat het beoogde gebruik gemengde agribusiness is. In het gebied is ruimte voor ca. 20 hectare nieuwe bedrijfsbestemming. Dit is bedoeld voor uitbreiding van de gemengde agribusiness die al in het gebied gevestigd is en voor nieuwe te vestigen bedrijven. Uitbreidingen van bestaande bedrijven en nieuwe bedrijfsvestigingen in de Vinkenwegzone moeten getoetst worden op milieuhinder. Hiervoor geldt dat eventuele hinder voor bestaande woningen binnen de wettelijke norm moet blijven. Agribusiness is de verzameling van activiteiten die gericht is op het produceren en distribueren van inputs voor agrarische bedrijven, op het productieproces van agrarische bedrijven zelf en op het distribueren van de agrarische output, al dan niet voordat deze is verwerkt of bewerkt.

  1. 2. Verzorgingsplaats met tankstation

De verzorgingsplaats komt aan de westzijde van de A44 net ten noorden van het Oegstgeesterkanaal en heeft een oppervlakte van ongeveer 3 ha.

  1. 3. Reservering verbreding Oegstgeesterkanaal

Langs de noordzijde van het Oegstgeesterkanaal is door het Hoogheemraadschap van Rijnland een 25 meter brede zone gereserveerd voor eventuele verbreding van het kanaal. Deze verbreding moet in de toekomst de afvoercapaciteit van het kanaal kunnen vergroten als dat nodig blijkt te zijn. In deze zone mag geen permanente bebouwing worden geplaatst.

  1. 4. Mogelijke woningbouw

Woningbouw in de Vinkenwegzone is geen doel op zich. Het toevoegen van extra woningen is eventueel wel mogelijk, maar alleen wanneer dit een extra kwaliteit aan het gebied toevoegt.

Met het opstellen van het bestemmingsplan zal rekening gehouden worden met de uitgangspunten van deze structuurvisie, hoewel een aantal zaken ondertussen achterhaald is. Met name dat er alleen agribusiness gevestigd mag worden blijkt in de praktijk moeilijk in te vullen zijn. De vraag uit het bedrijfsleven is breder dan alleen agribusiness. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dan ook een brede bedrijfsbestemming.

2.4.3 Masterplan Vizier op de rivier (2010)

Voor het sleutelproject Katwijk langs de Rijn is een masterplan 'Vizier op de rivier' opgesteld waarin de ambities uit de Brede Structuurvisie zijn vertaald naar meer specifieke uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling. In het Masterplan worden de verschillende deelgebieden en bijbehorende sferen langs het water en de ambities voor de toekomst beschreven. Deze ambities richten zich op een betere beleving van de Rijn en haar oevers door :

  • Het versterken van de hechtdraden zoals de realisatie van aanlegplaatsen, vis- en kanosteigers, fietsverbindingen e.d.;
  • De ontwikkeling van ontmoetingsplekken langs het water in de vorm van openbaar groen, horeca;
  • Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door transformatie van bedrijfsterreinen naar gemengde gebieden.

2.4.4 Monumentenverordening gemeente Katwijk

De Katwijkse rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet 1988. Daarnaast is er ook nog een gemeentelijke monumentenlijst. Deze monumenten worden aangewezen en beschermd via de Monumentenverordening gemeente Katwijk.

2.4.5 Woonvisie 2012-2017 (2012)

De Woonvisie Katwijk 2012-2017 is op 29 november 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De Woonvisie Katwijk 2012-2017 bevat acties die er met name op gericht zijn om de woningbouwproductie in Katwijk op gang te houden, de kwaliteit en financiële bereikbaarheid ervan op peil te houden en de woonconsument meer invloed te geven. In de woonvisie zijn de volgende prioriteiten benoemd:

  • prioritering van woningbouwlocaties;
  • goed en goedkoop bouwen (ook sociale woningbouw);
  • de woonconsument staat centraal;
  • bouw van meer vrije sectorhuurwoningen;
  • maximaal 15% starterswoningen per project;
  • minimale woningkwaliteit: gebruiksoppervlakte van meer dan 75 m2 en gestapelde bouw levensloopgeschikt (3 of 4-sterren toegankelijk);
  • aanbieden van varianten tussen huur en koop;
  • meer ruimte voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap.

2.4.6 Welstandsnota (2012)

De gemeentelijke Welstandsnota geeft inzicht in de regels die gelden ten aanzien van de toetsing op eisen van welstand. De Welstandsnota geeft een typering van de bebouwing in bestaande wijken (gebiedsindeling) en hoe hiermee in het kader van de toetsing door de welstandscommissie wordt omgegaan (welstandsniveau). Initiatiefnemers van een bouwplan kunnen daarmee vóór het indienen van het daadwerkelijke bouwplan inzicht krijgen in de beoordelingscriteria die gelden voor het betreffende gebied. Doel van het welstandsbeleid van de gemeente Katwijk is het bieden van heldere transparante procedures met objectieve beoordelingscriteria.

De relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria is als volgt. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Op het niveau van de functie en bouwmassa, welke door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, heeft de welstandscommissie slechts een adviserende rol, Bestemmingsplanregels prevaleren dus boven welstandscriteria. De architectonische vormgeving, uitstraling van bouwwerken en inpassing in de gebouwde omgeving vallen echter buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld.

In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. De ervaringen binnen de gemeente Katwijk zijn echter dat dit negatieve welstandsadvies zelden aan de orde is.

2.4.7 Integraal Verkeers- en Vervoersplan (2009)

Het IVVP beschrijft het beleid dat de gemeente Katwijk gaat voeren op het gebied van verkeer en vervoer. Het Integraal Verkeers- en Vervoersplan Katwijk is op 27 maart 2009 door de raad vastgesteld. Eén van de doelstellingen is een robuuste randwegenstructuur. Een robuuste randwegenstructuur is voor Katwijk van essentieel belang om de dreigende onbalans tussen bereikbaarheid, leefklimaat en economisch klimaat te kunnen voorkomen. Ook in de BSV wordt de randwegenstructuur (de ring) nadrukkelijk als speerpunt van beleid neergezet. Aan de ring wordt een aantal functies toegekend:

  • de ring als voorwaarde om uitbreidings- en verdichtingslocaties met elkaar te verbinden en aan te sluiten op het provinciale- en rijkswegennet;
  • de ring als loper; als binnenring, niet als harde buitengrens;
  • de ring als kernkwaliteit; de ring zorgt voor ontplooiingskansen voor de oude kernen;
  • de ring bundelt en verdeelt en smeedt de oude dorpskernen en nieuwe toevoegingen samen.

Feitelijk bestaat de beoogde randwegenstructuur uit twee ringen, die in elkaar haken. De hoofdring vormt een robuuste structuur die de verschillende stedelijke gebieden van Katwijk 'aan elkaar rijgt' en verbindt met het rijkswegennet (A44). De tweede ring is de subring. De subring is opgebouwd uit bestaande wegen. De hoofdring en de subring zijn noodzakelijk om een robuuste, duurzame verkeersstructuur in Katwijk te kunnen realiseren. Realisatie van de randwegenstructuur heeft tot gevolg dat de lokale wegen in de verschillende kernen aanzienlijk minder verkeer gaan verwerken.

Een fijnmazig fietsnet ter ondersteuning van de twee fietssnelwegen is ook één van de doelstellingen.

2.4.8 Parkeerbeleidsnota 2009-2018

Op het gebied van parkeren stelt de Brede Structuurvisie Katwijk (BSV) dat er voorzien moet worden in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen. Het gedeelte verkeer uit de BSV is verder uitgewerkt in het Integraal Verkeers- en VervoersPlan. Daaruit is het Parkeerbeleid 'Stilstaan bij parkeren' weer een verdere uitwerking. 'Stilstaan bij parkeren' is op 29 januari 2009 door de raad vastgesteld. Hierin is opgenomen dat er in bestaande woongebieden, met een hoge parkeerdruk, samen met bewoners oplossingen gezocht zullen worden om de parkeerdruk te verminderen. Daarnaast is opgenomen wat de parkeernorm is bij nieuwbouw, uit- en inbreidingsplannen en functie veranderingen.

Het Parkeernormenbeleid Katwijk (januari 2010) is een nadere uitwerking op het gebied van de parkeernormering en hoe met de parkeerbehoefte om te gaan in ruimtelijke plannen. Dit is op 2 februari 2010 door het college vastgesteld en vanaf 26 februari 2010 van kracht. Voor parkeren is niet alleen van belang dat er voldoende parkeerplaatsen zijn, maar ook dat de parkeerplaatsen goed te gebruiken zijn. Het parkeernormenbeleid gaat daarom over:

  • de parkeernorm (bovengrens van de CROW-richtlijn publicatie 182, 3e gewijzigde druk) en een uitzonderingscategorie voor verschillende voorzieningen (wonen, winkels scholen enzovoorts);
  • hoeveel parkeerplaatsen openbaar moeten zijn;
  • wat de centrumgebieden qua parkeerbehoefte zijn;
  • mogelijkheden van dubbelgebruik;
  • hoe om te gaan met de verschillende soorten parkeervoorzieningen (garages, opritten openbare parkeerplaatsen);
  • eisen waaraan parkeervoorzieningen moeten voldoen;
  • hoe hier in bouwplannen mee om te gaan (zowel nieuwe als bestaande);
  • hoe hier in bestaande gebieden mee om te gaan.

Het parkeernormenbeleid is uitgangspunt op het gebied van parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestemmingsplannen en bouwplannen.

2.4.9 Groenbeleidsplan 2009-2019

Het Groenbeleidsplan 2009-2019 is op 28 mei 2009 door de raad vastgesteld.

Het beleid wordt gericht op het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving, nu en in de toekomst. Het Groenbeleidsplan geeft de beleidskaders aan voor het groen en de groenstructuren in de gemeente voor de komende 10 tot 15 jaar. Het geeft daarnaast uitgangspunten en randvoorwaarden voor het groenbeheer.

De meest in het oog springende veranderingen die het Groenbeleidsplan voorstelt, zijn:

  • Het creëren van meer samenhang tussen de verschillende kernen van de gemeente door verbindende groene (hoofd)structuren;
  • Het aandacht besteden aan de parken in de gemeente. Geef de parken meer 'cachet'. Een naar buiten gerichte groenstructuur is een belangrijke methode om de parken meer te laten opvallen;
  • Ecologische waarde van gemeente Katwijk verhogen door het omringende landschap en de waardevolle natuur naar binnen te trekken. Ervoor zorgen dat de omringende natuur aansluit op het binnenstedelijke groen;
  • Het aanbrengen van groenaccenten, waarmee de identiteit van de verschillende kernen wordt vormgegeven en waardoor de gemeente meer kleur en fleur krijgt.

2.4.10 Speelruimtebeleidsplan 2008-2018

Het Speelruimtebeleidsplan geeft het beleidskader voor de speelruimte in de gemeente Katwijk. Er zijn ambities bepaald die betrekking hebben op de wijze waarop wordt omgegaan met formeel en informeel speelaanbod in de gemeente. Verder zijn normen vastgesteld waaraan de formele en informele speelruimte in de gemeente Katwijk moet voldoen. Normen voor formele speelplekken zijn:

  • Kwantiteitsnormen: In de bestaande wijken geldt de norm: 1 speelplek per 100 kinderen. Voor nieuwbouw gebieden geldt een norm van 3% van de grond die voor wonen is uitgegeven.
  • Kwaliteitsnormen: Aantrekkelijke speelterreinen die redelijk ruim zijn opgezet en naast speeltoestellen ook beperkt bespeelbaar groen en verharding bevatten. Voldoende speelwaarde/speelmogelijkheden zoals: klimmen, rennen, glijden etc., 60 speelmogelijkheden of meer op 100 kinderen.

Naast de formele speelplekken, in groengebieden en op pleinen, dient op 'redelijk veel plaatsen' ruimte te zijn om informeel te spelen, zoals in groenvoorzieningen en op straat. Daarbij wordt aandacht besteed aan de bezonning, de veiligheid, bereikbaarheid en aan verschillende leeftijdsgroepen.

Beide vormen van spelen vinden binnen de gebruikelijke bestemmingen, groen en verblijfsdoeleinden, plaats. Alleen wanneer sprake is van bijzondere voorzieningen of bouwwerken wordt een specifieke bestemming opgenomen.

2.4.11 Archeologisch beleidsplan (2007)

Als gevolg van het Verdrag van Malta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in een wijziging van de Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Op 20 december 2007 heeft de gemeenteraad van Katwijk ingestemd met de Beleidsnota Archeologie voor de Gemeente Katwijk. In deze beleidsnota is het gemeentelijke beleid geformuleerd. Het ontwikkelen van eigen gemeentelijk beleid volgt op de uitvoering van het Verdrag van Malta (1992, vaststelling in Nederland in 2006) en de gewijzigde Monumentenwet 1988 (Wet op de Archeologische Monumentenzorg) die sinds 1 september 2007 van kracht is. Deze wet verplicht de gemeente om archeologische waarden binnen bestemmingsplannen, en bij bodemverstoringen in het kader van bouw-, aanleg en sloopactiviteiten, mee te wegen en indien archeologische waarden aanwezig zijn deze conform de archeologische monumentenzorg veilig te stellen. Met deze beleidsnota is ook de gemeentelijke Archeologische Verwachting- en Beleidsadvieskaart vastgesteld. Deze kaart dient als basis en toetsingskaart voor het gemeentelijke archeologiebeleid. Daarnaast is in de beleidsnota opgenomen dat er standaardregels in gemeentelijke bestemmingsplannen moeten worden opgenomen ter waarborging van de bescherming en behoud van archeologische waarden binnen de Gemeente Katwijk.

Waarom een archeologische verwachtingskaart en beleid in Katwijk?

Volgens de Gewijzigde Monumentenwet 1988 en de wet op de Archeologische Monumentenzorg is het verplicht om in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling aandacht te schenken aan mogelijk aanwezige archeologische waarden. Indien planontwikkelingen bodemverstoringen tot gevolg hebben en daarbij archeologische waarden in het geding kunnen komen is men tegenwoordig verplicht om archeologisch onderzoek te laten verrichten. De kosten voor eventueel verplicht archeologisch onderzoek komen ten laste van de initiatiefnemer voor de verstoringen.

Over het algemeen worden de archeologische verwachtingskaarten van het rijk en de provincie gebruikt om te kijken of er bij de ontwikkeling van een bepaald gebied archeologie te verwachten is. Deze kaarten zijn echter veelal niet precies genoeg en daarom heeft de gemeente Katwijk opdracht gegeven voor de vervaardiging van een eigen meer gedetailleerdere archeologische verwachtingskaart. Gebleken is dat binnen de gemeente Katwijk namelijk een gemiddeld hoge archeologische verwachting bestaat. Om de omgang daarmee in goede banen te leiden is het nodig om over een beleidsinstrument zoals een eigen verwachtingskaart te beschikken. Deze kaart en de aanwezigheid van een eigen gemeentelijk archeologiebeleid maken bovendien dat de gemeente nu zeggenschap heeft over haar eigen bodemarchief. Ze heeft namelijk met dit beleid de garantie afgegeven dat in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling archeologische belangen worden meegewogen, dit is sinds kort een landelijk wettelijke plicht. De wijze waarop archeologische belangen worden getoetst is vastgelegd in een archeologisch protocol, zoals opgenomen in de beleidsnota, en in voorwaarden voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor het bouwen. Het gevolg is wel dat elke inwoner van de gemeente Katwijk in het vervolg met archeologisch onderzoek in aanraking kan komen. Toetsing op de aanwezigheid van archeologische waarden is immers een standaard onderdeel geworden van de vergunningsprocedures.

Indien ontwikkelaars of individuele inwoners van de gemeente Katwijk van plan zijn om een omgevingsvergunning voor het bouwen aan te gaan vragen kunnen deze zelf vooraf al bekijken of ze daarbij rekening moeten houden met archeologische verwachtingen en een onderzoeksplicht. De hier volgende termen komen ook terug in het archeologisch protocol en de bestemmingsplanregels.

Archeologische Monumenten

Er bestaan twee soorten archeologische monumenten, 'beschermde monumenten' en 'monumenten'. Het Rijk verzorgt de bewaking over de beschermde archeologische monumenten, eigenlijk dus archeologische rijksmonumenten. Net als voor monumentale gebouwen bestaat voor de archeologische rijksmonumenten een vergunningprocedure. Met betrekking tot terreinen die archeologische rijksmonument zijn moet voor werkzaamheden en activiteiten die bodemverstoringen tot gevolg kunnen hebben een monumentenvergunning worden aangevraagd. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed verstrekt deze monumentenvergunningen. Het rijk streeft er naar deze rijksmonumenten in te passen in plangebieden door ze vrij van bebouwing te laten en ze anders in te richten, bijvoorbeeld in de vorm van een park.

Archeologische monumenten worden bewaakt door de provincie. Dit zijn terreinen waarvan de archeologische waarde al duidelijk is geworden aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek. Officieel zijn terreinen met een archeologische monumentenstatus niet beschermd, maar dat wil slechts zeggen dat er geen monumentenvergunning vereist is. De provincie bewaakt deze terreinen door ze uit te roepen als attentiegebied of ze te beschermen binnen de besluitvormingprocedures in het kader van de ruimtelijke ordening. Het liefst ziet de provincie deze terreinen behouden, bijvoorbeeld door te eisen dat in het geval van bebouwing een bouwmethode wordt gebruikt waarbij geen bodemverstoringen plaatsvinden. In sommige gevallen mag een deel van een archeologisch terrein met monumentale status worden opgegraven, maar alleen onder strenge kwaliteitseisen en onderzoeksvoorwaarden.

Archeologisch Waardevol Gebied

Archeologisch waardevolle gebieden zijn gebieden waarvan de archeologische waarde al bepaald is aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek, meestal zijn dit de archeologische monumenten waar de provincie zeggenschap over heeft. Daarnaast zijn de historische dorpskernen van Katwijk, Valkenburg en Rijnsburg archeologisch waardevol gebied. Voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen bestaat voor de archeologisch waardevolle gebieden geen vrijstellingsnorm. Indien er sprake is van voorgenomen verstoringen van de bodem is het verplicht vooraf archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Pas na overlegging van een rapport van archeologisch onderzoek aan het bevoegd gezag, over het algemeen de gemeente, kan een vergunning worden afgegeven.

Archeologisch Verwachtingsgebied

Archeologische verwachtingsgebieden zijn gebieden waarvan nog geen bepaling van archeologische waarden bestaat. Daar is dus nog niet eerder archeologisch onderzoek verricht. Wel kan op basis van de geologische geschiedenis van deze gebieden een voorspelling worden gedaan over de mate van verwachting op aanwezige archeologische sporen. Deze verwachting is uitgedrukt in lage-, middelmatige- en hoge archeologische verwachting. In het geval van een lage archeologische verwachting kan geen archeologisch onderzoek voorafgaande aan de afgifte van een vergunning worden verplicht. Ten aanzien van de gebieden met een middelmatige- tot hoge archeologische verwachting is dit echter wel het geval. Het soort archeologisch onderzoek kan per gebied verschillen. Deze verschillen hangen samen met de geologische eigenschappen van het gebied en de te verwachten aard van de archeologie. Net als voor gebieden met een lage archeologische verwachting, bestaat voor bodemverstorende activiteiten met een totaal gebiedsomvang kleiner dan 100 m2 een vrijstelling. Archeologisch onderzoek is dan geen vereiste, dit ongeacht de mate van archeologische verwachting.

Meldingsplicht bij onverwachte archeologische vondsten

Indien er tijdens graafwerkzaamheden, ongeacht de locatie en de omvang, onverwachte archeologische resten worden aangetroffen blijft in alle gevallen nog altijd een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan. In het geval het bijzondere vondsten betreft kan de gemeentelijke archeoloog deze dan namelijk nog laten opgraven met behulp van een noodopgraving of bergen voordat ze worden afgevoerd met het stort.

Wanneer moet ik archeologisch onderzoek laten uitvoeren?

Een verplichting op archeologisch onderzoek geldt voor alle bodemingrepen binnen gebieden die staan beschreven als 'archeologisch waardevol gebied'. Ook geldt de plicht op archeologisch onderzoek binnen alle gebieden met een middelmatige- tot hoge archeologische verwachting maar alleen indien de bodemingreep groter is dan 100 m2 en dieper gaat dan 30 centimeter.

Wanneer is archeologisch onderzoek niet verplicht?

Er bestaat geen verplichting op archeologisch onderzoek in gebieden waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. Indien er sprake is van een middelmatige- of hoge archeologische verwachting en de bodemingreep is kleiner dan 100 m2 vervalt eveneens de plicht op archeologisch onderzoek. Indien aantoonbaar (!) is dat al eerder bodemverstoringen hebben plaatsgevonden die dieper reiken dan de bodemverstoringen die zijn voorgenomen dan is archeologisch onderzoek eveneens niet langer verplicht. Hierbij moet wel worden opgelet dat ook het onderheien van bouwconstructies onder bodemverstoringen valt. In het geval van heiwerkzaamheden wordt de ondergrond tot op vele meters diepte verstoord en zal dus archeologisch onderzoek plaats moeten vinden indien die plicht bestaat. Ook bij het aanleggen van leidingen en kabels kan de bodem soms tot op grote diepte verstoord worden, ook daar moet rekening mee worden gehouden.

2.4.12 Duurzaamheidsprofiel Katwijk (2008)

De gemeente geeft een overkoepelende visie op hoe zij zich wil ontwikkelen op het gebied van duurzaamheid de komende jaren. Het aspect duurzaamheid komt met name naar voren in het lokale milieubeleid. In nieuwe planvorming wordt de duurzaamheid meegewogen in de vorm van een duurzaamheidstoets. Kaders daarbij zijn de volgende:

  • Het beleidskader Duurzame Stedenbouw is van toepassing op elke ruimtelijke opdracht in de gebouwde omgeving vanaf 10 woningen en/of één hectare grondoppervlak;
  • Het Klimaatprogramma 2008-2012 bevat kaders voor energieprestaties bij gebouwen en geldt zowel voor nieuwbouw als bestaande bouw. De doelstelling van het programma is het minimaliseren van de energievraag en het duurzaam opwekken en/of inkopen van de resterende energievraag (energieneutraal);
  • In de Regionale DuBoPlus-Richtlijn 2008-2012 is een beperkt aantal basismaatregelen opgenomen, aangevuld met een prestatie-eis die, voor zover hoger dan wettelijk vereist, vrijwillig is.

2.4.13 Geluidbeleidsplan (2009)

Ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, moeten voldoen aan de Wet geluidhinder. In de wet is als uitgangspunt opgenomen dat de geluidsbelasting van een geluidgevoelig object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Ruimtelijke plannen worden eerst uitvoerig onderzocht op mogelijke maatregelen om het geluidsniveau te beheersen, zodat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. De hogere waarde procedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het gevraagde geluidsniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.

Objectieve criteria om tot een afgewogen ontheffingsbesluit te komen zijn opgenomen in bovengenoemde nota.

2.4.14 Waterplan Katwijk (2008)

De gemeente Katwijk en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben gezamenlijk het Waterplan Katwijk opgesteld en vastgesteld. het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het op 11 februari 2009 vastgesteld.

Het doel van het waterplan is het samen realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschap op een duurzame waterhuishouding in de gemeente. De planperiode is gesteld op 2009 tot 2019 met een doorkijk naar 2027. Thema's die aan de orde komen zijn onder andere het verbeteren van de waterkwaliteit en het voorkomen van (grond)wateroverlast, maar ook het benutten van kansen voor de beleving van het water, ecologie en waterrecreatie.

2.4.15 Horeca

Het horecabeleid 2007 is door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De horeca binnen de gemeente Katwijk heeft een economische betekenis en speelt een belangrijke rol in sociaal culturele, recreatieve en toeristische activiteiten. Horeca heeft ook aspecten van openbare orde en veiligheid, overlast en ruimtelijke ontwikkeling.

In het beleid wordt onderscheid gemaakt worden tussen verruimend, consoliderend en reducerend beleid. Verruimend beleid houdt in dat het beleid gericht is op een uitbreiding van (een bepaald soort) horecabedrijven in (delen van) de gemeente, terwijl consoliderend beleid er op gericht is om het bestaande niveau van horecabedrijven te handhaven.

In het horecabeleid wordt aangeraden om zeer terughoudend om te gaan met het opstarten van planologische procedures ten behoeve van de realisering van nieuwe horeca om te voorkomen dat er wildgroei ontstaat. In alle gevallen dienen de belangen tegen elkaar afgewogen te worden. Enerzijds de komst van een horecabedrijf, anderzijds de invloeden die dit voor de omgeving kan opleveren zoals geluids- en parkeeroverlast.

2.4.16 Economisch Beleidsplan

De gemeenteraad heeft op 18 februari 2010 het economisch beleidsplan voor de gemeente Katwijk vastgesteld. Het economisch beleidsplan bestaat uit 14 beleidsdoelstellingen en daaraan gekoppelde prestaties en indicatoren die in hoofdlijnen de uitdagingen in het economisch beleid voor de komende jaren verwoorden. De gemeente wil een actief economisch beleid voeren en zich richten op drie speerpunten die de pijlers vormen voor de toekomstige economische ontwikkeling van de Gemeente Katwijk. Deze drie speerpunten zijn:

  1. 1. Het streven naar een bredere economische sectorstructuur.
  2. 2. Het ontwikkelen van een herkenbaar toeristisch profiel.
  3. 3. Aandacht voor de bestaande sterke glastuinbouwsector.

Binnen deze drie speerpunten is er aandacht voor de verschillende beleidsdoelstellingen en prestaties.

De relevante beleidsdoelstellingen en hoofdpunten uit het economisch beleidsplan Katwijk voor het ruimtelijke beleid zijn;

  • het stimuleren van de wijkeconomie door het toestaan van economische activiteiten aan huis en in woonwijken;
  • Mogelijkheden voor kantoor of bedrijf aan huis in (bestaande en nieuwe) bestemmingsplannen vergroten;
  • het uitbreiden van de werkgelegenheid in woonwijken;
  • het (laten) ontwikkelen van bedrijfsverzamelgebouwen (bv voor ZZP'ers).

2.4.17 Uitvoeringsplan Economie (2011)

Het economisch beleidsplan Katwijk is in 2010 vastgesteld. Vanwege onder andere de gewijzigde economische omstandigheden is het economisch beleidsplan uitgewerkt in het uitvoeringsplan economie. Het uitvoeringsplan economie is in december 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In het uitvoeringsplan economie zijn de ambities en speerpunten geformuleerd ten aanzien van het economisch beleid. Aan de speerpunten zijn prestaties gekoppeld. Er zijn de volgende speerpunten genoemd:

  • Verbreden economische structuur;
  • Glastuinbouw;
  • Toerisme en Recreatie;
  • Gemeentelijke dienstverlening;
  • Detailhandel;
  • Bereikbaarheid.

Deze speerpunten vormen de pijlers voor de toekomstige economische ontwikkeling van de gemeente Katwijk.

De meest relevante prestaties zijn:

  • Opstellen van een actieprogramma starters. Mogelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld: het (laten) ontwikkelen van bedrijfsverzamelgebouwen of het stimuleren van werken aan/vanuit huis;
  • Opstellen van een detailhandelsvisie.

2.4.18 Toeristisch-Recreatie Actieplan Gemeente Katwijk (2010) / Uitvoeringsplan toerisme en recreatie (2012)

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad ingestemd met de positionering van Katwijk op de vrijetijdsmarkt en de ruimtelijke uitwerking van de benodigde en recreatieve voorzieningen op basis van het Toeristisch Recreatief Actieplan (TRAP) en het Distributie Planologisch Onderzoek.

Katwijk wil zich ontwikkelen voor een aantrekkelijke bestemming voor de regiobevolking en dagtoeristen. In het TRAP is gekozen voor het profiel "gastvrij" Katwijk. Doelgroepen die bij dit profiel passen zijn families en semi-zakelijke groepen.

In het TRAP is een eerste aanzet gegeven voor het opstellen van een actieplan. Het TRAP en actieplan zijn nader uitgewerkt in het uitvoeringsplan toerisme en recreatie. In het uitvoeringsplan zijn de ambities en speerpunten benoemd van het toeristisch-recreatief beleid. In het uitvoeringsplan zijn de volgende relevante projecten benoemd:

  • Realiseren toeristisch-recreatieve voetgangersbewegwijzering;
  • Uitwerking toeristisch kerngebied (ikv masterplan Katwijk aan Zee);
  • Realisatie Varend erfgoed in Prins Hendrikkanaal;
  • Vergroten verblijfsrecreatief aanbod: uitbreidingsmogelijkheden (bestaande) ondernemers, bed & breakfast, strandhuisjes.

2.4.19 Detailhandelsvisie (2012)

De detailhandelsvisie is 27 september 2012 door de Raad vastgesteld.

Ontwikkelingen in de detailhandel en ontwikkelingen binnen de gemeente Katwijk zelf zoals ambities masterplan Katwijk aan zee, woningbouwlocatie Valkenburg en herstructurering 't Heen waren aanleiding om een nieuwe actuele detailhandelsvisie voor de gemeente Katwijk op te stellen.

De detailhandelsvisie geeft inzicht in het functioneren van de huidige detailhandel en formuleert een positionering voor de komende 10 jaar met daarbij passende strategieën en acties om deze positionering op termijn te bereiken.

De detailhandelsvisie is opgesteld door het bureau DTNP. DTNP adviseert om te streven naar de volgende detailhandelsstructuur:

  • Centrum Katwijk aan Zee als hoofdcentrum met een compleet dagelijks en niet dagelijks aanbod.
  • Vier wijkwinkelcentra gericht op de dagelijkse boodschappen:
    1. 1. wijkwinkelcentrum voor Katwijk Noord (Hoornespassage);
    2. 2. wijkwinkelcentrum voor Rijnsburg (locatie nader te bepalen);
    3. 3. wijkwinkelcentrum voor Katwijk Midden (locatie nader te bepalen);
    4. 4. wijkwinkelcentrum voor (nieuw) Valkenburg (Hart van Valkenburg).
  • Pdv cluster (Ambachtsweg 't Heen).

Voor Katwijk aan Zee zijn voor de uitvoering de volgende strategieën en acties opgenomen:

  • In het centrum zijn in principe alle winkelontwikkelingen toegestaan. De ruimtelijke structuur dient versterkt te worden zodat passantenstromen gebundeld worden. Uitbreiding van het winkelaanbod kan, mits structuurversterkend voor het centrum.
  • De uitwerking van de detailhandelsvisie wordt betrokken bij het masterplan Katwijk aan Zee. Onder andere aandacht voor:
    1. 1. aanwijzen concentratiegebied,
    2. 2. strategische panden,
    3. 3. positie Zwaaikom, en rol van supermarkten als trekker van het centrum.

Hoofdstuk 3 Huidige Situatie

3.1 Korte Historische Schets

Rijnsburg is een voormalige gemeente met 14.800 inwoners. In 2006 zijn de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg samengevoegd. Met als resultaat een middelgrote Nederlandse gemeente met circa 60.000 inwoners.

Het plangebied Vinkenwegzone ligt direct ten noorden van de kern Rijnsburg. Het gebied wordt van het dorp gescheiden door het Oegstgeesterkanaal. Het kanaal vormt een harde overgang tussen de kern van Rijnsburg en een kleinschalig gemengd gebied met tuinbouw, bedrijven en wonen langs de linten ten noorden hiervan. Het plangebied heeft ook geen verbinding over het Oegstgeesterkanaal met het grootschalig complex van de bloemenveiling Flora Holland, dat ten oosten van Rijnsburg, langs de A44 ligt.

De westzijde van het plangebied is begrensd door de Noordwijkerweg. Deze weg is onderdeel van een historisch bepaalde route van de Bollenstreek, door het centrum van Rijnsburg naar Leiden. Nog steeds vormt deze route een regionale verbinding.

De oostgrens wordt gevormd door de gemeentegrens van de gemeente Katwijk en indirect ook door de A44, een aftakking van de A4. Tussen het plangebied en de A44 ligt een smalle zone die eigendom is van de gemeente Oegstgeest.

De noordzijde van het plangebied heeft niet direct een harde lijn of grens in het landschap als begrenzing.

3.2 Ruimtelijke Structuur

3.2.1 Stedenbouwkundige opzet

De stedenbouwkundige opzet van het plangebied is voor een belangerik deel te verklaren uit de opbouw van de bodem. De Vinkenwegzone ligt op de grens tussen twee landschapstypen: het strandwallenlandschap langs de Hollandse Kust en het rivierenlandschap van de monding van de Oude Rijn. Deze tweedeling in landschapstypen zorgt voor grote verschillen in de ruimtelijke karakteristiek tussen het westelijke en het oostelijk deel van het plangebied.

Door de geschikte grond op de oeverwallen heeft zich in het plangebied de tuinbouw kunnen ontwikkelen. Door de jaren heen is in het gebied overgegaan op het verbouwen van snijbloemen. Ook de verwerking de handel en de export naar het buitenland vinden in en rondom het plangebied plaats. Het grondgebruik in het westelijk deel is door de jaren heen steeds intensiever geworden. Langzamerhand is de bebouwing in het plangebied gegroeid van open bouwland naar glastuinbouw en in latere fase naar bedrijfshallen voor verwerking, opslag en export. De huidige bebouwing wordt gekenmerkt door gevarieerde lintbebouwing langs de wegen. De lintbebouwing bestaat uit kleine arbeidsershuisjes vlak langs de weg, vrijstaande woningen op grotere astand van de weg, oude schuren, nieuwe bedrijfspanden en kassen.

Het oostelijk plandeel heeft een bodemsamenstelling die zich niet leent voor (glas)tuinbouw met teelt in de grond. Het oostelijk plandeel is hierdoor relatief open met veel grasland en sluit aan op de grote open ruimte van de Elsgeesterpolder. In het oostleijk plandeel staan enkele woningen los of in kleine groepen in de open ruimte.

3.2.2 Groen & water

In het gebied is nauwelijks openbaar groen aanwezig. Op twee locaties binnen het plangebied is sprake van openbaar groen. Op de hoek van de Voorhouterweg en de Noordwijkerweg ligt een openbaar speelveld met enige beplanting. Verder zijn naast het talud van de A44 bomen ingeplant. Het gebied heeft wel een groene uitstraling door de beplanting op (woon)kavels. In tegenstelling tot het westelijk deel van het plangebied is in het oostelijk deel sprake van een groen en open gebied.

3.3 Functionele Structuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01_0005.png"

3.3.1 Wonen en bevolking

Het plangebied valt buiten de bebouwde kom, desalniettemin staan er veel woningen in de Vinkenwegzone. Voornamelijk langs de wegen in het westelijk deel van het plangebied is soms sprake van dichte lintbebouwing. Een groot gedeelte van de woningen is vrijstaand, staan op enige afstand van de weg en worden omgeven door forse tuinen. Langs de Vinkenweg en de Voorhouterweg zijn daarnaast enkele rijtjes met kleinere woningen gelegen. Deze woningen staan juist dicht op de weg en hebben nauwelijks een voortuin. Het oostelijk deel van het plangebied wordt gekenmerkt door enkele woningen die los of in kleine groepen open in de ruimte liggen. In het gehele plangebied zijn ongeveer 50 woningen gelegen.

3.3.2 Bedrijven & detailhandel

Over het plangebied verdeeld zijn een aantal bedrijven gelegen. Primair dienen de gronden te worden gebruikt door bedrijven gerelateerd aan de agribusiness. Op dit moment zijn er nog diverse typen bedrijven in het plangebied gevestigd. Dit betreft een viertal tuinbouwbedrijven, twee paardenfokkerijen en een manege. Verder zijn in de Vinkenwegzone 12 groothandels aanwezig die verschillende producten verhandelen (consumentenartikelen, bloemen en platen, groente en fruit en chemische producten) en een tweetal groente- en fruitconserve fabrieken. De overige aanwezige bedrijven zijn twee aannemers/installatiebedrijven, een plantsoenen- en hoveniersbedrijf en een kampeerterrein. Ter plaatse van de Vinkenweg 53 is een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een paardenfokerij. De betreffende fokkerij is meegenomen in onderhavig plan. Een overzicht is opgenomen in paragraaf 5.3.

3.3.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het plangebied zijn geen maatschappelijke voorzieningen aanwezig.

3.3.4 Verkeer

De hoofdstructuur in het plangebied bestaat uit het Kanaalpad Noord-Oost in het zuiden die vervolgens overgaat in de Voorhouterweg die in noordelijke richting loopt. De Voorhouterweg wordt halverwege gekruist door de Vinkenweg die van het westen naar het oosten van het plangebied loopt en aan de oostelijke zijde (langs de A44) ombuigt naar het noorden. De laatste belangerijke weg is de Elgeesterweg die halverwege het plangebied afsplitst van de Vinkenweg en naar het noorden loopt.

3.3.5 Parkeren

Voor nieuwbouw, in- en uitbreidingen en functieveranderingen is het Parkeernormenbeleid Katwijk (januari 2010, door het college vastgesteld op 2 februari 2010) van toepassing. Hiermee wordt er voor gezorgd dat op een goede manier wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Ook bij een functiewijziging binnen een bestemming zal de parkeerbalans opnieuw bekeken moeten worden. Parkeren is meer gedetailleerd en de functies binnen een bepaalde bestemming kunnen een verschillende parkeerbehoefte hebben. Daardoor kan bij functieverandering (ook binnen de bestemming) de parkeerbehoefte groter of kleiner worden. De parkeerbalans in de omgeving mag dan niet verstoord worden.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Ambitie/ Doelstelling Van Het Plan

Het doel van de herziening van de bestemmingsplannen binnen het plangebied 'Vinkenwegzone' is in eerste instantie conservering van de bestaande situatie.

4.2 Toekomstvisie Op Vinkenwegzone

De oorspronkelijk kernen Katwijk aan Zee, Rijnsburg en Valkenburg ademenen nog steeds ieder hun eigen dorpse sfeer, terwijl de voor- en naoorlogse uitbreidingswijken en de stedelijke vernieuwing rond de binnenhaven ronduit stedelijk zijn. Door de samensmelting van de kernen ontstaan er op de grenzen nieuwe, kanserijke ontwikkelingsgebieden. Deels geschikt voor inbreiding (verdichting), deels voor uitbreiding. Deze nog onbebouwde gebieden staan onder druk, zowel door betaande als door reeds geprojecteerde ruimteclaims.

Wij kiezen voor het uitgangspunt, dat Vinkenwegzone blijvend een positie als bedrijventerrein zal innemen. Het beleid is er op gericht om de potenties van het bedrijventerrein Vinkenwegzone maximaal te benutten, binnen de milieu- en ruimtelijke wetgeving. Hierdoor kan het bedrijventerrein worden benut als mogelijke vestigingsplaats voor nieuwe bedrijven, in eerste instantie specifiek voor agribusiness gerelateerde bedrijven. Daarnaast blijft ook de visie gehandhaafd om langs de bestaande linten, waar dit mogelijk is, woningbouw in kleine aantallen en binnen een bepaalde zone vanaf de weg mogelijk te maken. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.3.

4.3 Toekomstige Ontwikkelingen

In het vigerende bestemmingsplan Vinkenwegzone is een aantal ontwikkellocaties opgenomen. Deze ontwikkellocaties betreffen:

  • A. het realiseren van woningen langs de Vinkenweg, Voorhouterweg en Noordwijkerweg ter volmaking van het lint;
  • B. bedrijfsontwikkeling in de zone langs de Noordwijkerweg;
  • C. verbreding van het Oegstgeesterkanaal;
  • D. wijziging van uitsluitend agribusiness naar een bredere bedrijfsbestemming.

Voor een aantal van deze ontwikkelingen is in het vigerende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In het nieuwe bestemmingsplan Vinkenwegzone worden deze wijzigingsbevoegdheden overgenomen. Deze ontwikkellocaties worden onder A tot en met D toegelicht.

A. Zone langs de Vinkenweg, Voorhouterweg en Noordwijkerweg

In het ontwerpbestemmingsplan Vinkenwegzone is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen van bedrijventerrein naar wonen. Dit zijn locaties in bestaande linten. In het vigerende bestemmingsplan waren ook wijzigingsbevoegdheden naar wonen opgenomen. Het gaat hierbij dus om inbreidingswoningen in linten rond een bedrijventerrein aan de rand van de bebouwingscontour en om vrije kavels voor vrijstaande woningen. Het gaat om de linten langs de Noordwijkerweg (2 woningen), Voorhouterweg (3 woningen) en Vinkenweg (8 woningen). Het gaat dus om maximaal 13 inbreidingswoningen in bestaande linten.

In de woonvisie van 2012 – 2017 wordt de woningbouwproductie met 50% gereduceerd. De bovengenoemde inbreidingswoningen passen hier binnen. In de woonvisie is ook aangegeven dat aan dit soort inbreidingswoningen wordt meegewerkt indien het gaat om enkele inbreidingswoningen of als er een aantoonbare (stedenbouwkundige) verbetering optreedt ten behoeve van het leefklimaat in de kern of wijk. Het gaat hier puur om enkele inbreidingswoningen in bestaande linten. Het opvullen van de gaten in deze linten leveren een meerwaarde op voor de gemeente Katwijk. Ook blijkt dat er een behoefte is aan het opvullen van deze gaten in de linten, omdat er diverse verzoeken zijn ingediend om er een woning te mogen bouwen.

Ruimtelijk zijn er mogelijkheden om op een aantal plekken bebouwing toe te voegen in de bestaande linten, zonder ruimtelijk afbreuk te doen aan de karakteristieken van lintbebouwing in het buitengebied. Uitbreiding van de lintbebouwing kan een versterking van het gebied vormen en daarmee leiden tot een herkenbare entree/overgang richting het woongebied van Rijnsburg. Tevens kan door op sommige plekken bebouwing toe te voegen een ruimtelijke overgang worden gerealiseerd naar het achter het lint gelegen gebied met veelal bedrijvigheid. Om deze overgang van de het buitengebied naar het woongebied goed te kunnen vormgeven zijn een aantal ruimtelijke kenmerken van belang: 1) Behoud van doorzichten tussen de lintbebouwing om zo het karakter van het gebied te benadrukken. 2) Voorkomen van het ontstaan van dichte gesloten bebouwingswanden. 3) De bebouwing is ondergeschikt aan het landschap en past zich qua karakter en vormgeving aan op de bebouwing in het buitengebied (Aansluiten bij bestaande welstandsnota).

Regionale afstemming

In de Brede Structuurvisie Katwijk is het Vinkenweggebied opgenomen en ook de lintbebouwing langs Vinkenweg, Voorhouterweg en Noordwijkerweg. De Brede Structuurvisie Katwijk is destijds ook voorgelegd aan Holland Rijnland. Holland Rijnland heeft geen opmerkingen gemaakt over de Brede Structuurvisie Katwijk. Hiermee is deze ontwikkeling regionaal afgestemd.

B. Zone langs de Noordwijkerweg

Langs de Noordwijkerweg staan op dit moment burgerwoningen en bedrijfswoningen met daarachter bedrijven. De meeste woningen zijn burgerwoningen of worden gebruikt als burgerwoning. Er zijn nog enkele bedrijfswoningen (met bedrijf) die ook feitelijk als bedrijfswoning gebruikt worden.

Een groot deel van de zone heeft in het vigerende bestemmingsplan een agrarische bestemming met een wijzigingsbevoegdheid naar bedrijfsdoeleinden 1. Deze wijzigingsbevoegdheid wordt in principe overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan, maar de bedrijvenbestemming zal vergelijkbaar zijn met de bedrijvenbestemming van bedrijventerrein Klei-Oost Zuid, met een maximale bedrijfscagegorie 2. Hierbij zal rekening worden gehouden met een ontsluitingsweg die aansluit op Klei-Oost Zuid.

C. Verbreding Oegstgeestkanaal

De verbreding van het Oegstgeestkanaal is in het aangrenzende bestemmingsplan Kanaalzone Noord-Oost reeds voorzien door een wijzigingsbevoegdheid. Deze wijzigingsbevoegdheid is overeenkomstig in dit bestemmingsplan meegenomen.

D. Wijziging van uitsluitend agribusiness naar een bredere bedrijfsbestemming

De gronden ter plaatse van de aangeduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 4' kunnen worden gewijzigd ten behoeve van niet agribusiness gerelateerde bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze zone is op twee plaatsen opgenomen: ten noorden van de Vinkenweg 43 en 51 en ter plaatse van het perceel Vinkenweg 2.

Hoofdstuk 5 Milieu & Omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

M.e.r. beoordeling

Bij besluit van 21 februari 2011 heeft de wetgever het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd. De belangrijkste wijziging betreft het meer 'in lijn brengen' van het Besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r.. Dit houdt in dat onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter heeft gekregen. Met dit wijzigingsbesluit is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit behorende C- en D-lijst zijn opgenomen, altijd aandacht aan m.e.r. geschonken dient te worden. Op hoofdlijnen komt het erop neer dat voor activiteiten die behoren tot de C-lijst een m.e.r.-plicht volgt en voor activiteiten op de D-lijst volgt dan wel een m.e.r.-beoordelingsplicht dan wel een motivering dat geen m.e.r.(beoordeling) nodig is. Hierbij is (onder meer) de bij de activiteit behorende drempelwaarde van belang.

Onderhavig bestemmingsplan draagt hoofdzakelijk het karakter van een conserveringsplan. Conserveren betekent dat de bestaande, feitelijke dan wel planologische situatie in het nieuwe bestemmingsplan wordt vastgelegd. De in het bestemmingsplan opgenomen bebouwingsregeling is ontwikkeld ten behoeve van het actualiseren van de bestemmingsplannen, om op die manier te komen tot een eenduidige regeling die in alle nieuwe bestemmingsplannen in de gemeente Katwijk toegepast kan worden. De nieuwe bebouwingsregeling voor met name de bestemming 'Wonen' is daarbij verruimd ten opzichte van de oude regelingen. Inherent aan het toepassen van een nieuwe, eenduidige bebouwingsregeling is echter dat in sommige situaties een feitelijke beperking/verruiming van de bouwmogelijkheden kan plaatsvinden.

Plangebied Vinkenwegzone

De activiteit die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt behoort niet tot de C-lijst, dus er is geen directe m.e.r.-plicht. De activiteit behoort echter wel tot de D-lijst, namelijk onder nummer 11.2 ' de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarde bij nummer 11.2 bedraagt een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen of een bedrijfsvloeroppervlakte van. Daarvan is in het onderhavige bestemmingsplan geenszins sprake. Op grond van de in dit kader van het onderhavige bestemmingsplan uitgevoerde analyses (zie hoofdstuk 5 van deze toelichting) en het verschil tussen de daadwerkelijke activiteit in relatie tot de drempelwaarden waaruit een m.e.r.-beoordelingsplicht voortvloeit, wordt geconcludeerd dat bij de vaststelling van dit bestemmingsplan geen onevenredige nadelige milieueffecten voortkomen die het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling dan wel het doorlopen van de m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.

5.2 Duurzaamheid

Bestemmingsplan Vinkenwegzone is voornamelijk een consoliderend plan. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen meegenomen. Voor de gebieden die afwijken van het oude planologische regime zijn zelfstandige ruimtelijke procedures gevolgd. Omdat de gemeente streeft naar actuele bestemmingsplannen per gebied worden deze recente bestemmingsplannen opgenomen in deze actualisatie. Daarom is de verwachting dat er binnen de bevoegdheden van dit plan geen nieuwe beleidsdoelen kunnen worden gerealiseerd in het plangebied.

5.3 Bedrijvigheid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op een kleinschalig en gemengd tuinbouwgebied. Binnen het gebied liggen vijftig woningen. Om deze woonfunctie te beschermen dient aandacht te worden geschonken aan mogelijk conflicterende bestemmingen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende activiteiten en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden en woningen.

Toetsingskader

Om het begrip milieuzonering hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de VNG. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel met bedrijven, die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel). Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

De indeling van de bedrijven is vastgelegd in een afstandentabel, waarin de diverse aspecten van de bedrijven in normatief opzicht zijn weergegeven. Op grond van deze lijst kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van op een terrein toe te laten bedrijfsactiviteiten. Ook bestaande bedrijven kunnen aan deze lijst getoetst worden. Bij deze selectie dienen milieuoverwegingen een belangrijke rol te spelen.

Bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 hebben een relatief geringe milieubelasting en zullen in het algemeen niet conflicteren met de woonbestemming. Bedrijven die als categorie 3 zijn gekwalificeerd dienen van geval tot geval te worden bezien, waarbij met name de afstand tot de woonbestemming in relatie tot de bedrijfsbestemming van belang is.

Bedrijven die in categorie 4 of hoger worden gerangschikt dienen van vestiging binnen een woonomgeving te worden uitgesloten.

Onderzoek

Binnen het plangebied zijn de volgende bedrijven gevestigd.

Naam Adres SBInr Categorie
DE HEER W.C. DE BOOIJ VINKENWEG 2 2231 NS RIJNSBURG 464 2
VAN DER GUGTEN VERPAKKINGEN BV BANKIJKERWEG 8 2231 MH RIJNSBURG 469 2
RECREATIECENTRUM KONINGSHOF ELSGEESTERWEG 8 2231 NW RIJNSBURG 553 3.1
A.J. VAN DER MEIJ BLOEMENEXPORT B.V. VINKENWEG 18 2231 NS RIJNSBURG 4622 2
BLOEMENGROOTHANDEL W.W. DE MOOIJ VINKENWEG 40 2231 NS RIJNSBURG 4622 2
D. DE KONING FLOWER EXPORT B VINKENWEG 2 2231 NS RIJNSBURG 4622 2
H.C. DE MOOIJ & ZN. NOORDWIJKERWEG 36 2231 NL RIJNSBURG 4752 2
KAREL DE MOOY, B.V. VOORHOUTERWEG 22 2231 NE RIJNSBURG 46217 3.1
VAN DER MEY QUALITY FRUITS EN VEGETABLES KATWIJK B.V. VINKENWEG 50B 2231 NT RIJNSBURG 46217 3.1
COOPERATIE HORTICOOP BANKIJKERWEG 2 2231 MH RIJNSBURG 46751 3.2
W. HEEMSKERK B.V. VINKENWEG 32 2231 NS RIJNSBURG 1032.2 3.2
WASPEENCENTRUM KATWIJK BV DOORNWEG 4 2231 LJ RIJNSBURG 1032.2 3.2
DE HEER J.C. VAN KLAVEREN VOORHOUTERWEG 14 ACHT 2231 NE RIJNSBURG 12.1 2
DE HEER J. VERHAVE KANAALPAD N.O. 7 * 2231 JP RIJNSBURG 12.3 2
FA. C. VAN DELFT & ZN. NOORDWIJKERWEG 38 2231 NL RIJNSBURG 12.3 2
N.W. KORSUIZE B.V. VOORHOUTERWEG 28 * 2231 NE RIJNSBURG 12.3 2
WINCO CACTUSSEN B.V. NOORDWIJKERWEG 42 2231 NL RIJNSBURG 12.3 2
V.O.F. L.J. VAN NOORT VOORHOUTERWEG 43 2231 NC RIJNSBURG 16.2 2
VAN DER BURG HOVENIERS VOORHOUTERWEG 13 2231 NB RIJNSBURG 16.4 2
GASUNIE N.V. VINKENWEG 59 * RIJNSBURG 35.D4 2
AANNEMERSBEDRIJF T. VAN ITERSON & ZN ELSGEESTERWEG 4 2231 NW RIJNSBURG 41.3 2
DE HEER P. KORT VOORHOUTERWEG 57 2231 NC RIJNSBURG 41.3 2
FA. H. VAN ITERSON V.O.F. VINKENWEG 43 2231 NR RIJNSBURG 41.3 2
RAVENSBERGEN INTERIEURS VLIET NOORDZIJDE 71 2231 GP RIJNSBURG 41.3 2
CUM LAUDE VINKENWEG 50A 2231 NT RIJNSBURG 4622.1 2
DENLOP NATURAL ARTS B.V. KANAALPAD N.O. 2 2231 JP RIJNSBURG 4622.1 2
HOGEWONING HOLLAND B.V. VINKENWEG 50 2231 NT RIJNSBURG 4622.1 2
QUALITY COLORS B.V. VINKENWEG 47 2231 NR RIJNSBURG 4622.2 2
DE RUYTER ENERGIE TECHNIEK B.V. / RUTEC ENGINEERING B.V. VINKENWEG 70 -72 2231 NT RIJNSBURG 466.2 3.1
THE CLEANERS VOORHOUTERWEG 34 2231 NE RIJNSBURG d12 3.1
C.W. STAR (MANEGE) VINKENWEG 58 2231 NT RIJNSBURG 143.1 3.1
DE HEER C. HEEMSKERK VINKENWEG 49 2231 NR RIJNSBURG 143.1 3.1
HAASNOOT STALHOUDERIJ ELSGEESTERWEG 22 2231 NW RIJNSBURG 931.E 3.1

De algemene milieuhygiënische situatie van de bedrijven en instellingen binnen het plangebied waarop de Wet milieubeheer van toepassing is, is redelijk tot goed te noemen. Van een structureel klachtenpatroon is geen sprake.

Het plangebied Vinkenwegzone is een functioneel gemengd gebied met woningen langs de linten in het plangebied en achter deze linten de bedrijfsgebouwen gericht op agrarische activiteiten (tuinbouw) en/of reguliere bedrijvigheid. Gelet op het gemengde karakter en een goed woon- en leefklimaat is een zonering van het plangebied noodzakelijk. Als uitgangspunt voor deze zonering is de gebiedstypologie van 'gemengd gebied' gehanteerd.

Bedrijven in de milieucategorie 3.2 en hoger zijn toegestaan op grote bedrijventerreinen zoals 't Heen in de gemeente. Voor kleinschalige bedrijventerreinen zoals het plangebied Vinkenwegzone is de maximale milieucategorie 3.1. Bedrijven die qua aard en uitstraling voldoen aan deze maximale milieucategorie zijn toegestaan. Aan de randen van het terrein zijn bedrijfsactiviteiten in de categorie 2 toegestaan. Op grond van deze indeling is een aantal bedrijven niet zondermeer toelaatbaar in het gebied. De bedrijfsactiviteiten van deze bedrijven komen voor in ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De activiteiten vanwege de agribusiness langs de Vinkenweg en de Doornweg en de groothandel in chemische producten zijn derhalve specifiek aangewezen. De aanwezige activiteiten kunnen gehandhaafd blijven maar bij beëindiging van deze activiteiten zijn uitsluitend activiteiten uit de categorie 3.1 toegestaan, dan wel dezelfde activiteiten.

Buiten het plangebied liggen bedrijven waarvan de invloed zich uitstekt tot in het plangebied. Deze bedrijven zijn gelegen op het gezoneerde bedrijventerrein 't Heen. De geluidzone van dit bedrijventerrein reikt tot in het plangebied van het bestemmingsplan Vinkenwegzone op de hoek Vinkenweg en Noordwijkerweg. Binnen de zone zijn nu geen geluidsgevoelige functies aanwezig en ook in het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt.

Deze bedrijven hebben derhalve geen nadelige invloed op de woonfuncties in het plangebied.

Conclusie

Een aantal bedrijven heeft een specifieke functieaanduiding gekregen aangezien de activiteiten vallen in milieucategorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Het betreft:

Bedrijf Adres Categorie Functieaanduiding
W Heemskerk BV Vinkenweg 32 3.2 'specifieke vorm van bedrijf - agribusiness'
Waspeencentrum Katwijk BV Doornweg 4 3.2 'specifieke vorm van bedrijf - agribusiness'
Coorperatieve Horticoop Bankijkerweg 2 3.2 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in chemische producten'

5.4 Geluid

Toetsingskader

Verkeer en industrie zijn geluidsbronnen met ruimtelijke relevantie. De Wet geluidhinder stelt kaders voor deze bronnen en normen voor de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten. Omdat de wet het bevoegd gezag toestaat om ontheffing van de voorkeursgrenswaarde te verlenen is lokaal geluidbeleid opgesteld.

Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dient aandacht geschonken te worden aan het wegverkeersgeluid. Dit bestemmingsplan is echter een zogenaamd beheersplan. Er zijn geen nieuwe bouwlocaties voor geluidgevoelige bestemmingen opgenomen.

Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied zijn de Noordwijkerweg en Voorhouterweg de doorgaande wegen. Ook ligt direct langs het plangebied de Rijksweg A44, een 4-baans autosnelweg. Op een aantal plaatsen langs deze wegen is de geluidbelasting van de gevels van woningen (eerstelijns bebouwing) ruim hoger dan de voorkeurswaarde van 48 dB Lden en varieert van 62 tot en met 68 dB.

Vermindering aan de bron van het verkeersgeluid (de auto's en het wegdek) wordt gerealiseerd door maatregelen uit andere beleidskaders, zoals het IVVP. Om geluidschermen te kunnen realiseren moet de bouwmogelijkheid wel in de planregels worden opgenomen, bijvoorbeeld in de groenstrook langs die weg.

In het geluidbeleid is de ambitie opgenomen in woongebieden te streven naar een geluidsbelasting van maximaal 63 dB ten gevolge van het wegverkeer op de eerstelijns bebouwing. Voor het omgevingsgeluid achter die eerstelijns bebouwing geldt een streefwaarde van 43 tot maximaal 48 dB. Dit streefbeeld is vooral van belang voor die locaties waar veranderingen aan de eerstelijns bebouwing worden beoogd.

Industriegeluid

Binnen het plangebied zijn geen grote lawaaimakers (zie art. 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer) toegestaan. Wel grenst het plangebied aan industriegebied 't Heen en dat is een gezoneerd industrieterrein. De geluidzone, die volgens artikel 41 van de Wet geluidhinder is vastgesteld, strekt zich uit tot binnen het plangebied. De 50 dB(A) contour van de geluidzone is op de verbeelding aangegeven. Binnen die zone worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geprojecteerd.

Luchtvaartlawaai is niet aan de orde omdat Katwijk buiten de 20 KE-contour van Schiphol ligt.

Conclusie

  • Het plangebied ligt niet binnen een zone langs een weg als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder.
  • De voorkeurswaarde van 48 dB vanwege het wegverkeersgeluid wordt niet overschreden.
  • De geluidbelasting op de gevel vanwege het wegverkeer verandert niet.

Voor nieuwe geluidgevoelige objecten moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Deze onderzoeksplicht is opgenomen in de wijzigingsregels voor het toevoegen van woningen in het bestaande bebouwingslint. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het wijzigingsplan dat een zelfstandige procedure zal moeten doorlopen.

5.5 Bodem

Toetsingskader

Het Besluit ruimtelijke ordening stelt eisen aan de uitvoerbaarheid van plannen. Daarom is kennis van de bodem van belang voor het leggen van de bestemmingen. De Wet bodembescherming bevat kaders voor (het saneren van) ernstige verontreinigingen. De Woningwet en de Wet milieubeheer bevatten kaders omtrent het gebruik. Of een verontreiniging moet worden gesaneerd hangt af van de ernst en omvang. Uiteraard speelt het toekomstig gebruik ook een belangrijke rol.

Onderzoek

Uit historisch bodemonderzoek (bedrijven- en bodemregistratiesystemen van Gemeente Katwijk, waarin opgenomen het HBB van Provincie Zuid-Holland) blijkt dat in het plangebied lokaal bodemverontreinigingen aanwezig zijn maar geen ernstige verontreinigingen aanwezig of te verwachten zijn. Van de onbebouwde percelen met de bestemming Bedrijven werd die situatie vastgesteld door verkennende bodemonderzoeken.

Percelen waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, zullen nader worden onderzocht zodra voor die wijziging een plan wordt opgesteld dat voldoet aan de wijzigingsregels.

Conclusie

Binnen het plangebied zijn geen ernstige verontreinigingen bekend en naar de aard van het gebied worden die ook niet verwacht. Deze hypothese zal in voorkomende gevallen in de praktijk worden getoetst op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) alsook in het kader van de grondtransacties.

5.6 Luchtkwaliteit

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Het bestemmingsplan Vinkenwegzone betreft een consoliderend plan. In het bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen met in de wijzigingsregels de voorwaarde dat de ontwikkeling moet worden onderzocht op haalbaarheid. Een onderdeel van deze haalbaarheid is het aspect luchtkwaliteit.

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn kwaliteitseisen gesteld in het belang van het voorkomen en beperken van de luchtverontreiniging. Deze kwaliteitseisen vinden hun oorsprong in Europese wetgeving en zijn gebaseerd op gezondheidskundige grondslagen. In Bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de kwaliteitseisen vertaald naar grenswaarden voor de stoffen stikstofdioxide (N02), fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6), lood en zwaveldioxide (S02).

Onderzoek

De bestaande toestand van de luchtkwaliteit in het plangebied en omgeving is vastgelegd in de NSL-Monitoringstool. Over het peiljaar 2010 blijkt dat van de stoffen NO2 en PM10 de actuele concentraties de grenswaarden niet worden overschreden. Ook naar de toekomst leiden autonome ontwikkelingen niet tot grenswaardeoverschrijdingen.

Niet in alle gevallen is het nodig om de luchtkwaliteit te onderzoeken door middel van berekeningen. Wel moet worden onderbouwd waarom tot een zeker besluit wordt gekomen. Eerst moet worden vastgesteld of er sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde. Als dat niet het geval is, dan kan worden getoetst aan het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit Nibm). Verder zijn in de Regeling Nibm toetsingscriteria opgenomen om te beoordelen of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Eén van die criteria is de omvang van het plan (maximaal 1.500 woningen).

Het plan voldoet aan de Nibm-criteria om de volgende redenen:

  • De wijzigingsbevoegdheid voor het aanvullen van de lintbebouwing in de bestaande linten heeft een geschatte capaciteit van maximaal 20 woningen.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van een grenswaarde. Ook voldoet dit plan aan de Nibm-criteria en daarom hoeft geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.

5.7 Natuurbescherming

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

  • Het plangebied grenst aan het Staatsnatuurmonument Coepelduin, een gebied waarop de Natuurbeschermingswet van toepassing is en dat ook is aangewezen als Natura2000-gebied. Het bestemmingsplan voorziet geen veranderingen die van invloed zijn op het staatsnatuurmonument.
  • Het plangebied grenst aan het Staatsnatuurmonument Berkheide en Meijendel, een gebied waarop de Natuurbeschermingswet van toepassing is en dat ook is aangemerkt als potentieel Natura2000-gebied. Het bestemmingsplan voorziet geen veranderingen die van invloed zijn op het staatsnatuurmonument.

Toetsingskader

In het aanwijzingsbesluit van genoemd natuurmonument/Natura 2000-gebied zijn de beschermingsdoelstellingen benoemd.

In de provinciale milieuverordening (PMV) is een groot gedeelte van Berkheide aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stiltegebied en voor grondwater.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Nabij het plangebied is een natuurbeschermingsgebied aanwezig. Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied kan het noodzakelijk zijn om een habitattoets uit te voeren om de effecten van deze nieuwe plannen op het Natura 2000-gebied Berkheide in beeld te brengen.

Dit onderzoek voor nieuwe ontwikkelingen gaat in op onderstaande aandachtspunten:

  • Is de activiteit te beschouwen als (nieuw) project of handeling?
  • Wat zijn de mogelijke effecten van de activiteit en wat zijn daarvan de gevolgen voor het gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen?
  • Kunnen de gevolgen verstorend zijn voor soorten of tot een verslechtering van de kwaliteit van het (natuurlijke) habitat leiden?
  • Kunnen de gevolgen significant nadelig zijn?

Soortenbescherming (Flora- en faunawet)

Op basis van de Natuurwaardenkaart Katwijk kan worden vastgesteld dat binnen het plangebied (beschermde) soorten mogen worden verwacht, zoals bijvoorbeeld de kleine modderkruiper en diverse vleermuizen. Vóór de uitvoering van een project moet specifiek voor die locatie onderzoek worden gedaan naar mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten en zo nodig bij het bevoegde gezag een ontheffing worden gevraagd.

De hiervoor genoemde Natuurwaardenkaart en de conclusies/ resultaten zijn enigszins gedateerd. Er moet om deze reden terughoudend met deze gegevens worden omgegaan. Wel valt er uit af te leiden dat bij de herziening van dit voornamelijk conserverende bestemmingsplan geen ruimtelijke maatregelen worden verlangd. Meer in het algemeen merken wij hier op dat de aanvrager van een omgevingsvergunning zelf verantwoordelijk is om na te gaan of, en zo ja, in hoeverre zijn bouwplan eventuele natuurwaarden schaadt.

Conclusie

In of nabij het plangebied zijn geen milieubeschermingsgebieden (bijv. voor stilte of grondwater) aanwezig. Ook leidt het conserverende bestemmingsplan niet tot (mogelijk) negatieve effecten op het aangrenzende natuurbeschermingsgebied Berkheide en Coepelduin. Bij de uitvoering van een nieuw project moet voor de specifieke locatie worden onderzocht of het project mogelijk negatieve effecten heeft op de bij de Flora- en faunawet aangewezen soorten.

Algemeen beschermde soorten (tabel 1)

Voor soorten uit dit beschermingsniveau is geen ontheffing in het kader van de Flora - en faunawet nodig.

Overige beschermde soorten (tabel 2)

Nesten van de voorkomende vogelsoorten zijn alleen beschermd gedurende het gebruik van deze nesten. In de aanwezige beplanting kunnen soorten tot broeden komen als houtduif en merel. Jaarrond beschermde nesten ontbreken in het plangebied.

Voor broedvogels geldt dat rekening gehouden dient te worden met het broedseizoen, zowel met de start van de werkzaamheden als het daadwerkelijk verwijderen van de beplanting. Dit betekent dat werkzaamheden bij voorkeur worden uitgevoerd buiten de periode maart-juli. Een soort als de houtduif kan echter tot laat in het najaar broeden (tot oktober) In het geval van de start van de werkzaamheden plaatsvindt binnen deze periode, kan het beste door een ecoloog een scan worden uitgevoerd kort voor de uitvoer van de werkzaamheden om te bepalen of in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn.

Streng beschermde soorten (tabel 3)

Het plangebied heeft een marginale betekenis voor vleermuizen. Vaste rust- en verblijfplaatsen ontbreken. Vleermuizen gebruiken het plangebied hooguit om te foerageren en om te migreren. Beide functies zijn echter niet structureel van belang ter plaatse van het gebied.

5.8 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Sinds 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het beleid voor externe veiligheid richt zich op het beperken en beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren met gevaarlijke stoffen, zoals bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Het Bevi is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. Bij de herinrichting van een gebied bepalen de risico's inzake externe veiligheid mede de ruimtelijke mogelijkheden.

Uit het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient derhalve te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteit dient het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.

Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord.

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet een verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Het veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is verwoord in de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS), vervolg en samenvatting van de nota RNVGS. De circulaire geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico. De normhoogte voor Plaatsgebonden risico bedraagt 10-6/jaar voor gevoelige bebouwing.

In het kader van de toekomstige vaststelling van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen is op 15 januari 2008 een definitief ontwerp Basisnet Water opgesteld . Dit Basisnet zal worden opgenomen in het Besluit transport externe veiligheid (BTEV).

Ten slotte is het veiligheidsbeleid voor buisleidingen opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Dit besluit is op 1 januari 2011 in werking getreden. Evenals het Bevi werkt het Bevb met een PR en GR.

Onderzoek

Dit bestemmingsplan voorziet in het consolideren van de bestaande planologische situatie. Er is derhalve geen sprake van directe ontwikkelingen die de externe veiligheid beïnvoeden.

Inrichtingen

In het plangebied zijn geen bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Ook de risicokaart van de provincie Zuid-Holland geeft geen bronnen weer ingevolge de externe veiligheid.

Aan de A44, op verzorgingsplaats Elsgeest, is een LPG-tankstation aanwezig met een doorzet van minder dan 250 m3 per jaar. Het invloedsgebied dat van belang is voor de verantwoordingsplicht in verband met het groepsrisico voor een LPG-tankstation met een doorzet lager dan 1500 m3 per jaar is 150 meter vanaf het vulpunt (afstand volgens bijlage 2 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen). De dichtsbijzijnde woningen in het plangebied ligt daarbuiten, op circa 250 m afstand. Op de nabijgelegen verzorgingsplaats aan de Noordwijkerweg is tevens een tankstation gelegen. Dit is echter geen LPG - tankstation.

Transportleidingen

In het plangebied liggen vier hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie:

  1. 1. A-560 met een diameter van 36 inch en 66,2 bar
  2. 2. W-535-01 met een diameter van 12 inch en 40 bar
  3. 3. W-535-16 met een diameter van 12 inch en 40 bar
  4. 4. W-535-17 met een diameter van 8,6 inch en 40 bar

Op ondergrondse transportleidingen voor gevaarlijke stoffen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. In dit kader is onderzoek uitgevoerd naar de PR en GR voor deze leidingen. De risicoberekening is uitgevoerd met Carola, een door de overheid goedgekeurd softwarepakket voor het uitvoeren van risicoberekeningen aan aardgastransportleidingen. De conclusies uit het onderzoek zijn hieronder beschreven.

PR berekening

Uit het onderzoek blijkt dat de PR-contour 10-6 0 (nul) meter bedraagt.

GR berekening

Het groepsrisico is berekend voor de leidingsegmenten wat in het plangebied het hoogste groepsrisico veroorzaakt. Dat leidingsegment heeft een lengte van 1000 meter + 2 x 430/140 meter (de zonebreedte) + het leidinggedeelte binnen het plangebied. De overschrijdingsfactor is de maximale verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan één geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft.

GR-berekening A-560

Ter plaatse van het plangebied is sprake van een overschrijdingsfactor van 0,31. De overschrijdingsfactor van één kilometer segment is uitgezet in een FN-curve.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01_0006.png"

GR-berekening W-535-01

Ter plaatse van het plangebied is sprake van een minimale overschrijdingsfactor van 0,05. De overschrijdingsfactor van één kilometer segment is uitgezet in een FN-curve.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01_0007.png"

Conclusie

Uit onderzoek blijkt dat in het plangebied zowel voor het PR als het GR geen knelpunten zijn. De huidige situatie in het plangebied zorgt niet voor een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Hiernaast vinden geen ontwikkelingen plaats die een wijziging in het groepsrisico veroorzaken. Het wijzigingsbevoegdheid zorgt niet voor een wijziging in het groepsrisico. In het plan is voldaan aan de noodzakelijke veiligheidsafstanden. Het plangebied betreft een agrarisch gebied / bedrijventerrein met enkele kwetsbare objecten. De bereikbaarheid van het gebied is goed en de primaire en secondaire bluswatervoorziening is voldoende.

Behalve deze leidingen zijn er geen hoofdtransportleidingen voor gevaarlijke stoffen, die in het kader van externe veiligheid bijzonder aandacht moeten krijgen.

Transportroutes

Routes voor gevaarlijke stoffen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. De N206 maakt als provinciale weg deel uit van het landelijke wegennet waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan. Uit verkeerstellingen in het verleden is gebleken dat het aantal transporten met gevaarlijke stoffen (ton/kilometers) zodanig laag is dat de PR 10-6 contour binnen de begrenzing van de weg ligt. Intussen werken de ministeries aan een duurzaam veiliger vervoer van gevaarlijke stoffen binnen maatschappelijke randvoorwaarden. Hoewel daarop nog geen regelgeving of beleid is vastgesteld, levert dat proces wel belangrijke informatie. Zo is in dat kader het Eindrapport Basisnet Weg opgesteld met daarin informatie over de belangrijke vervoersassen. Van vervoersassen, voornamelijk rijkswegen, zijn de PR en GR-contouren vastgesteld. Voor de nabij Katwijk gelegen Rijksweg A44 geldt dat de PR-contour niet buiten de wegrand ligt (< 0,1 * oriëntatiewaarde). En omdat de N206 tot het onderliggend wegennet behoort, waarover uitsluitend bestemmingsverkeer rijdt, zijn de risico's voor het plangebied verwaarloosbaar.

In geval van toename GR moet, op grond van het BEVI, de Regionale Brandweer Midden-Holland advies uitbrengen. Gelet op het bovenstaande is een advies niet noodzakelijk.

Conclusie

De conclusie luidt dat de veiligheid in het kader van dit bestemmingsplan niet in het geding is.

5.9 Waterhuishouding

Het plangebied bestaat waterstaatkundig grofweg uit twee delen. Het gebied dat ten zuiden van de Vinkenweg en ten oosten van de Voorhouterweg ligt, is boezemland. Watergangen staan in open verbinding met het Oegstgeesterkanaal op een peil van gemiddeld NAP -0,62 m. De rest van het plangebied ligt in de Elsgeesterpolder. Ten oosten van de Elsgeesterweg is het polderpeil gemiddeld NAP -1,00 m. Ten westen van deze weg geldt een afwijkend peil van NAP -0,77 m.

In het plangebied Vinkenwegzone bestaat de grondsoort van het gebied uit een goed doorlatende lichte zavelgrond van het type tuineerdgronden, met een grondwatertrap IV, wat inhoudt dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op 0,80 m tot 1,20 m onder het maaiveld ligt en de gemiddelde hoogste grondwaterstand op dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

Het waterpeil van de boezem (Oegstgeesterkanaal) is ca. NAP -0,60 m (zomer en winterpeil). Bij dit peilbeheer bedraagt de drooglegging van het gebied minimaal 1.20 m. Gezien de maaiveldhoogte en de afstand tot de duinen zal er in dit gebied geen of nauwelijks kwel voorkomen.

De Vinkenweg en Voorhouterweg hebben hier de status van waterkering. Ter weerszijden van de weg ligt een strook van 12 à 15 meter waar bouwbeperkingen gelden.

Het waterlopenstelsel in en rond het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een onregelmatig georiënteerd netwerk van smalle en ondiepe sloten, die in droge perioden deels droog komen te staan. De afvoer in het gebied wordt ook gehinderd door de aanwezigheid van te krappe en/of verzakte duikers. De ontwatering van het boezemwatersysteem is in de richting van het Oegstgeesterkanaal, dat ook zorgt voor het op peil houden van de grote waterlopen.

In het plangebied ligt een gescheiden rioleringsstelsel. Hemelwater en afvalwater worden gescheiden afgevoerd. Bij nieuwbouw moeten deze stromen dus ook gescheiden worden aangeboden.

Door het plangebied lopen twee afvalwatertransportleidingen: één langs de Vinkenweg en één langs het Kanaalpad.

Het betreft hier, behoudens een enkele ruimtelijke ontwikkeling (zie: paragraaf 4.3), in hoofdzaak een conserverend plan. Waarschijnlijk hebben deze geïnventariseerde ruimtelijke ontwikkelingen geen gevolgen voor de waterhuishouding in dit plangebied. Dit neemt niet weg dat een watertoets op grond van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht is. Voorhet bestemmingsplan heeft in het kader van het wettelijk vooroverleg afstemming plaatsgevonden met de waterbeheerder (het Hoogheemraadschap van Rijnland) en is een reactie ontvangen in de vorm van een zogenaamd wateradvies. De uitkomsten van dit overleg en de reactie van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in het plan.

5.9.1 Waterneutraal bouwen

De drie trapsstrategie uit WB21 (Waterbeheer in de 21e eeuw) vasthouden- bergen- afvoeren is uitgangspunt bij waterneutraal bouwen. Om uitvoering te geven aan WB21 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.

Voor maatregelen dient de volgende volgorde te worden aangehouden:

  1. 1. Voorkomen van afvoer dat wil zeggen minimalisatie van het verhard oppervlak en regenwater, vasthouden op de plek waar het valt.
  2. 2. Benutten van regenwater ten behoeve van drinkwaterbesparing (grijswatercircuit).
  3. 3. Infiltreren van regenwater ten behoeve van grondwateraanvulling.
  4. 4. Afvoer naar en berging in het oppervlaktewater.

Voorbeelden van bovengenoemde maatregelen zijn:

  • Bouwtechnische voorzieningen zoals bergingkelders, grijswatercircuits.
  • Toepassen grasdaken.
  • Toepassen half open verharding.
  • Toepassen flauwer taluds watergangen.
  • Wadi's.

Indien moet worden afgevoerd naar het oppervlaktewater treedt de 15 % regel in werking. Dit betekent dat van het toegenomen verhard (met een ondergrens van 500 m2) oppervlak 15 % aan extra wateroppervlak moet worden gerealiseerd.

5.9.2 Grondwater

In de Wet gemeentelijke watertaken zijn regels opgenomen voor grondwater.

De eigenaar van het perceel is zelf verantwoordelijk voor het grondwater. Daarbij heeft de gemeente een zorgplicht maar kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor grondwateroverlast.

In de directe nabijheid van de locatie zijn geen grondwatermeetgegevens voorhanden. Isohypsen wijzen echter op een hoge grondwaterstand. Derhalve dient bij dit plan rekening gehouden te worden met grondwateroverlast. Eventueel te veel aan grondwater kan direct op het oppervlaktewater worden geloosd. Indien er een kelder wordt aangebracht, wordt dit beschouwd als een bouwkundige voorziening en dient derhalve de constructie waterdicht te zijn.

5.9.3 Duurzaam bouwen

De toepassing van uitloogbare bouwmetalen zoals koper, zink en lood voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair moet zo veel mogelijk worden voorkomen zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terecht komen.

5.10 Ecologische Zones En Groenstructuur

In het plangebied zijn geen specifieke natuuraspecten als doelstellingen aangewezen in dit bestemmingsplan.

Voorwat betreft de groenstructuur is in het plangebied de groenzone langs het Oegstgeesterkanaal met de algemene bestemming Groen opgenomen waarmee het gebruik en de inpassing van het groen is gewaarborgd.

5.11 Archeologie En Cultuurhistorie

5.11.1 Archeologie

Inleiding

Volgens de Gewijzigde Monumentenwet 1988 en de wet op de Archeologische Monumentenzorg is het verplicht om in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling aandacht te schenken aan mogelijk aanwezige archeologische waarden. Indien planontwikkelingen bodemverstoringen tot gevolg hebben en daarbij archeologische waarden in het geding kunnen komen, is men tegenwoordig verplicht om archeologisch onderzoek te verrichten. De kosten voor eventueel verplicht archeologisch onderzoek komen ten laste van de initiatiefnemer voor de verstoringen.


Over het algemeen worden de archeologische verwachtingskaarten van het rijk en de provincie gebruikt om te kijken of er bij de ontwikkeling van een bepaald gebied archeologie te verwachten is. Deze kaarten zijn echter veelal niet precies genoeg en daarom heeft de gemeente Katwijk opdracht gegeven voor de vervaardiging van een eigen meer gedetailleerdere archeologische verwachtingskaart. Gebleken is dat binnen de gemeente Katwijk namelijk een gemiddeld hoge archeologische verwachting bestaat. Om de omgang daarmee in goede banen te leiden is het nodig om over een beleidsinstrument zoals een eigen verwachtingskaart te beschikken. Deze kaart en de aanwezigheid van een eigen gemeentelijk archeologiebeleid maken bovendien dat de gemeente nu zeggenschap heeft over haar eigen bodemarchief. Ze heeft namelijk met dit beleid de garantie afgegeven dat in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling archeologische belangen worden meegewogen, dit is sinds kort een landelijk wettelijke plicht. De wijze waarop archeologische belangen worden getoetst, is vastgelegd in een archeologisch protocol, zoals opgenomen in de beleidsnota, en in voorwaarden voor bestemmingsplannen en bouwvergunningen. Het gevolg is wel dat elke inwoner van de gemeente Katwijk in het vervolg met archeologisch onderzoek in aanraking kan komen. Toetsing op de aanwezigheid van archeologische waarden is immers een standaard onderdeel geworden van de vergunningsprocedures.

Indien ontwikkelaars of individuele inwoners van de gemeente Katwijk van plan zijn om een omgevingsvergunning aan te gaan vragen kunnen deze zelf vooraf al bekijken of ze daarbij rekening moeten houden met archeologische verwachtingen en een onderzoeksplicht.

De gemeente Katwijk heeft voor het bestemmingsplan Vinkenwegzone een bureauonderzoek in combinatie met een inventariserend booronderzoek (verkennende fase) laten uitvoeren (RAAP rapport 2434). Dit onderzoek was nodig om tot een overzichtelijk en betrouwbaar kaartbeeld van de landschappelijke eenheden en archeologische verwachtingen te komen. Het door RAAP Archeologisch Adviesbureau uitgevoerde onderzoek is in feite een verfijning en toetsing van de verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk. De verwachtingen, op basis van landschap en archeologische gegevens, zijn door middel van booronderzoek aangescherpt tot een meer gedetailleerd verwachtingsbeeld (figuur 10 uit het RAAP rapport 2434). Daarnaast is met het archeologische booronderzoek een nuancering en aanpassing gemaakt van de contouren 'archeologisch terrein' en 'gebied met hoge archeologische verwachting' op de plankaart van het oude bestemmingsplan Vinkenwegzone 2003.

Op de verbeelding is een dubbelbestemming 'Archeologisch verwachtingsgebied (WR – AV)' opgenomen met bijbehorende bepalingen in de bestemmingsplanregels. In deze toelichting worden de onderzoeken beschreven die hebben bijgedragen aan het beeld van de verschillende landschappelijke eenheden en archeologische verwachtingen.

Beschermde archeologische monumenten

Er zijn geen wettelijk beschermde archeologische monumenten in het gebied aanwezig.

Waarde – Archeologie (WR – A)

Op de verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk uit 2007 staat nog een (niet wettelijk beschermd) archeologisch monument (nr. 3073) aangegeven. Bij de herziening van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) Zuid-Holland in 2004-2006 is dit monument komen te vervallen. Reden hiervoor was dat het terrein reeds in de jaren '30 is geëgaliseerd waarbij de vindplaats in grote mate is verstoord. Er is in het gebied geen Waarde - Archeologie aanwezig.

Waarde – Archeologisch verwachtingsgebied (WR – AV)

Archeologische verwachtingsgebieden zijn gebieden waarvan nog geen bepaling van archeologische waarden bestaat. Daar is dus nog niet eerder archeologisch onderzoek verricht. Wel kan op basis van de geologische geschiedenis van deze gebieden een voorspelling worden gedaan over de mate van verwachting op aanwezige archeologische sporen. Deze verwachting is uitgedrukt in lage, middelmatige en hoge archeologische verwachting. In het geval van een lage archeologische verwachting kan geen archeologisch onderzoek voorafgaande aan de afgifte van een vergunning worden verplicht. Ten aanzien van de gebieden met een middelmatige tot hoge archeologische verwachting is dit echter wel het geval. Het soort archeologisch onderzoek kan per gebied verschillen. Deze verschillen hangen samen met de geologische eigenschappen van het gebied en de te verwachten aard van de archeologie. Net als voor gebieden met een lage archeologische verwachting, bestaat voor bodemverstorende activiteiten met een totale gebiedsomvang kleiner dan 100 m2 een vrijstelling. Archeologisch onderzoek is dan geen vereiste, dit ongeacht de mate van archeologische verwachting.

RAAP heeft in de rapportage de locatie van het voormalig AMK-terrein als vindplaats (catalogusnr. 37) gehandhaafd. Het gaat om een terrein met nederzettingssporen uit de 10de en 11de eeuw. Tijdens het booronderzoek is ter hoogte van het voormalig AMK-terrein geen cultuurlaag aangetroffen. Aan het oppervlak zijn ter plaatse wel puin en fragmenten middeleeuws aardewerk waargenomen. De locatie kan beschouwd worden als een gebied met een hoge verwachting op archeologische resten.

Catalogusnummer 40 betreft een vindplaats van scherven uit de late ijzertijd en heeft daardoor een hoge verwachting op archeologische resten.

Catalogusnummer 41 is een vindplaats die is aangewezen op basis van resultaten uit booronderzoek dat is uitgevoerd in 2003. Er werd een fosfaatrijke kleilaag aangetroffen en niet meer te determineren scherven. Voor deze vindplaats geldt net als voor vindplaats 37 en 40 dat er een hoge verwachting op archeologische resten geldt.

Catalogusnummer 67 is een vindplaats die is aangewezen op basis van een historische kaart. Ter plaatse heeft een boerderij uit de 17de eeuw gelegen. Direct ten zuiden van de vindplaats is bij het booronderzoek van RAAP in verschillende boringen een cultuurlaag aangetroffen (vindplaats I). In de cultuurlaag werden archeologische resten in de vorm van aardewerk, houtskool en puin aangetroffen. Op grond van het aardewerk wordt de vindplaats in de late middeleeuwen gedateerd. De zone met vindplaatsen 67 en I kunnen beschouwd worden als een gebied met een hoge verwachting voor archeologische resten.

Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk ligt het plangebied grotendeels in de zone “de noordelijke Rijnoever en het strandwallengebied”. Aan de verschillende landschappelijke eenheden is in combinatie met bekende archeologische gegevens een verwachting op archeologische resten gekoppeld. Om de landschappelijke eenheden gedetailleerd en overzichtelijk in kaart te brengen heeft de gemeente Katwijk, zoals gezegd, een verkennend booronderzoek laten uitvoeren door RAAP. Op basis van dit verkennend booronderzoek kon het kaartbeeld van de verwachtings- en beleidsadvieskaart verfijnd worden tot een nieuwe kaart. Op deze nieuwe kaart zijn vijf landschappelijke eenheden aangegeven met elk een archeologische verwachting. Aan de westzijde van het plangebied overheersen de strandwallen met oud duinzand. In het zand komen veenlagen voor die op hun beurt in latere fase weer met zand zijn overstoven. Voor de landschappelijke eenheden “(afgedekt) oud duinzand op strandwal” en “stuifzand op veen op oud duinzand” geldt een hoge verwachting op archeologische resten vanaf de nieuwe steentijd (neolithicum).
Het oostelijke deel van het plangebied wordt beheerst door een strandvlakte waarin in latere perioden kwelder-, wad- en veenafzettingen zijn gevormd. Voor de strandvlakte zelf geldt een lage verwachting maar voor de latere afzettingen geldt een middelhoge verwachting op archeologische resten vanaf de ijzertijd. De getijdengeulen die het gebied doorsnijden, kennen een middelhoge verwachting vanaf de middeleeuwen maar mogelijk al vanaf de Romeinse tijd. Vanuit de getijdengeulen zijn dekafzettingen in het gebied afgezet.

Tijdens het booronderzoek zijn in het gebied geen aanwijzingen aangetroffen die wijzen op grootschalige verstoringen.

Recent archeologisch onderzoek in het plangebied

In het verleden hebben verschillende booronderzoeken plaatsgevonden in het plangebied, zowel op het niveau van kleine percelen als op het niveau van grotere plangebieden. Kleine terreinen waarvan de verwachting op archeologische resten naar laag is bijgesteld op basis van booronderzoek, hebben op de plankaart geen dubbelbestemming archeologie meer gekregen. De resultaten van grote booronderzoeken zijn door RAAP voor zover mogelijk meegenomen in de rapportage. Vanwege de veelheid aan booronderzoek en de complexiteit van het landschap heeft de gemeente Katwijk het van belang geacht om een nieuw plangebied omvattend booronderzoek te laten verrichten en te komen tot één coherent beeld van het landschap met bijbehorende verwachtingen op archeologische resten.

Gravend onderzoek heeft in het plangebied nog nauwelijks plaatsgevonden.

Plangebied Tuincentrum de Mooij (Archisnr. 8691/4454)
Er zijn tijdens het inventariserend veldonderzoek geen aanwijzingen aangetroffen voor archeologische vindplaatsen.

Plangebied Noordwijkerweg 28 (Archisnr. 42041)
Er zijn tijdens het inventariserend veldonderzoek geen aanwijzingen aangetroffen voor archeologische vindplaatsen.

Plangebied Kanaalzone, Rijnsburg (Archisnr. 43053/34728)
Tot 90 cm –mv zijn tijdens proefsleuvenonderzoek geen archeologische resten aangetroffen. Voor de diepere ondergrond blijft een middelhoge tot hoge verwachting op archeologische resten van kracht.

Plangebied perceel 5706 te Rijnsburg (Archisnr. 45933)
Op basis van het inventariserend veldonderzoek is het plangebied tot een diepte van 1.8 m –mv vrijgegeven. Voor de diepere ondergrond blijft een hoge verwachting op archeologische resten van kracht.

Conclusie

Op basis van bovenstaande (recente) archeologische onderzoeken en gegevens zijn verschillende terreinen in bestemmingsplangebied vrijgesteld van een archeologische onderzoeksplicht of zijn de verwachtingen ten opzichte van de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk aangepast. Voor een groot deel van het plangebied blijft onverminderd een middelhoge tot hoge archeologische verwachting van kracht. De gebieden met de waarde – archeologisch verwachtingsgebied zijn als dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding. Aan deze dubbelbestemming zijn regels verbonden.

5.11.2 Cultuurhistorie

Tientallen eeuwen van ontginnen, bouwen, wonen en werken hebben Zuid-Holland gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Kerken, boerderijlinten, bollenschuren, dorpsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen hiervan. Deze cultuurhistorische waarden zijn van grote betekenis voor onze leefomgeving. Daarom willen rijk, provincie maar ook de gemeente Katwijk deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het rijk doet dat door de Modernisering van de Monumentenwet, waarbij het eerste speerpunt is: “cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening”. Inmiddels is het aangepaste Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden, wat betekent dat er in het bestemmingsplan een beschrijving moet komen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening wordt gehouden. Ook de provincie wil cultuurhistorie betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en heeft daarom het erfgoed van Zuid-Holland in kaart gebracht, middels de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en de Regioprofielen Cultuurhistorie. De cultuurhistorische waarden bestaan uit historische stedenbouw, historische bouwkunst, historisch landschap en archeologie.

De gemeente Katwijk stelt in de Beleidsnota Monumentenzorg uit 2006 dat er een beleid moet worden opgesteld dat “voorwaarden schept om de gemeentelijke cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen”.

Hieronder wordt aan de hand van de historische stedenbouw, het historisch landschap en de archeologie voor het plangebied Vinkenwegzone verkend welke waarden er aanwezig zijn en welke mogelijkheden er vanuit deze onderwerpen zijn.

Historische stedenbouw

Er is niet echt sprake van een stedenbouwkundige aanleg op de combinatie van bedrijventerrein/ tuinbouwgronden. Bebouwing staat individueel langs de wegen en op de percelen staan grote bedrijfsgebouwen.

Historische bouwkunde

In het plangebied komen geen individuele gebouwen voor van grote architectuurhistorische waarde. Er staan geen rijks- of gemeentelijke monumenten.

Historisch landschap

Het oorspronkelijke agrarische landschap kende een onregelmatige verkaveling en is nu vrijwel niet meer herkenbaar door de bebouwing.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemeen

De herziening van het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen plankaart), regels (voorheen voorschriften) en een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting moet hierbij gezien worden als een uitleg wat met de verbeelding en de regels wordt beoogd. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van de functies en vorm in het bestemmingsplangebied. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Planvorm

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheerfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Het bestemmingsplan is daarmee te karakteriseren als een consoliderend bestemmingsplan. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

Om onnodige afwijkingssprocedures te voorkomen heeft de gemeente Katwijk er voor gekozen om enerzijds voor de maximale stedenbouwkundige variant vast te leggen voor hoofdgebouwen en daarnaast het aantal afwijkingsmogelijkheden te beperken.

Verbeelding en regels

Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de digitale verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de digitale verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

Aanduidingen

Op de digitale verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte en het maximumbebouwingspercentage.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'bedrijfswoning', ' en 'nutsvoorziening'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregel.

6.2 Opbouw Regels

6.2.1 Inleidende regels

Artikel 1: Begrippen

Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven, worden in dit artikel uitgelegd.

Artikel 2: Wijze van meten

Dit artikel bevat technische regelingen om onder andere oppervlaktes, hoogtes, dieptes en breedtes te kunnen bepalen.

6.2.2 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Artikel 3 Agrarisch

In het plangebied bevinden zich verschillende agrarische gronden, deels met bebouwing en deels zonder bebouwing. De bebouwde gronden hebben conform de vigerende regeling een bouwvlak gekregen. Alleen ter plaatse van het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan. Op de onbebouwde gronden zonder bouwvlak zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan.

Voor de strook met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' dient uitsluitend bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een onbebouwde groenzone ter plaatse van de aanduiding te worden aangelegd van minimaal 20 meter breed.

Daarnaast is voor de bestaande agrarische bedrijfswoningen een aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen waarbinnen één bedrijfswoning is toegestaan, om zodoende het wonen ter plaatse van de bedrijfswoning toe te staan. Ook dienen de voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden, waar dit zich uit in openheid van graslanden en het verkavelingspatroon met bijbehorende sloten. Wel is recreatief meedegebruik algemeen toegestaan.

Artikel 4 Bedrijf

Binnen het plangebied bevindt zich een aantal specifieke bedrijfssituaties. Deze zijn binnen de bestemming bedrijf alleen toegestaan door middel van een aanduiding. Daarmee ligt voor ieder bestemmingsvlak de bijbehorende bedrijfsvoering vast. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend mogelijk gemaakt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de digitale verbeelding aangegeven bouwvlakken. Op de digitale verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven.

Het bevoegd gezag kan gebruikmaken van een afwijkingsbevoegdheid om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van meer kantoorvloeroppervlakte mits het kantooraandeel niet meer dan 50% van de brutovloeroppervlakte van het bedrijf bedraagt.

Artikel 6 Bedrijventerrein

Binnen de bestemming Bedrijventerrein zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen. Daarnaast zijn enkele functieaanduidingen opgenomen voor het toestaan van bedrijfswoningen en nutsvoorzieningen.
De bovengenoemde bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid gerelateerd aan de agribusiness. De milieucategorie van deze bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', die is opgenomen als bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan. Voor bedrijven die niet geheel passen binnen de gewenste bedrijfsactegorie of niet agribusiness gerelateerd zijn, zijn zogenaamde 'maatbestemmingen' opgenomen in de vorm van een specifieke aanduiding van bedrijf. Indien één van deze bedrijven de bedrijfsvoering beëindigd is in het plan een mogelijkheid opgenomen om door middel van een wijzigingsbevoegdheid de aanduiding uit het plan te verwijderen.

Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de digitale verbeelding aangegeven bouwvlakken. Op de digitale verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven.

Het bevoegd gezag kan gebruikmaken van een afwijkingsbevoegdheid om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van meer kantoorvloeroppervlakte mits het kantooraandeel niet meer dan 50% van de brutovloeroppervlakte van het bedrijf bedraagt.

Artikel 7 Gemengd

De bestemming Gemengd is overgenomen conform het recentelijk op 1 juli 2010 vastgestelde bestemmingsplan Kanaalzone Noord-Oost. Deze gronden zijn bestemd voor woonwerkeenheden waarbij het wonen, uitsluitend in combinatie met een kantoor of een aan-huis-gebonden beroep of een consumentverzorgend bedrijf of een bedrijf die voorkomt in de categorie A of B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging” (zie bijlage), centraal staat. Het gebruik gaat niet gepaard met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Het in gebruik nemen van delen van de woonwerkeenheid voor kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan. Voor de woonwerkeenheid gelden bepaalde bouwregels, een ontheffing van de bouwregels, specifieke gebruiksregels en ontheffingen van de gebruiksregels.

Artikel 8 Groen

Deze gronden zijn bestemd voor groen, water, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, kunstwerken, straatmeubilair alsmede voor (uitbreiding van) tuinen. Voor zover op de verbeelding is aangegeven is een verbreding van het Oegstgeesterkanaal en een omlegging van de langzaamverkeersverbinding toegestaan. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels. De wijzigingsregel heeft betrekking op, het verwijderen en/of wijzigen van de situering van, de afvalwatertransportleiding.

Artikel 9 Recreatie

Deze bestemming is bedoeld voor verblijfsrecreatie en kamperen. Op de gronden zijn beperkte bouwmogelijkeden toegestaan. Op het kampeerterrein zijn maximaal 150 vaste staanplaatsen toegestaan. Op de gronden met de aanduiding 'kampeerterrein uitgesloten' is kamperen en het plaatsen van kampeermiddelen niet toegestaan.

Artikel 10 Tuin

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen en/of zijtuinen bij de woningen. De begrenzing van de bestemming ten opzichte van Wonen is als volgt opgebouwd. De bestemming Tuin is gelegd op 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Ingevolge het BOR en MOR2 is het in sommige situaties wel mogelijk om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, te realiseren. Voor omgevingsvergunningsplichtige bouwwerken geldt een afstand van 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Op plaatsen waar gebouwen zijn gerealiseerd op minder dan 3 m achter de voorgevel van een hoofdgebouw, is de bestemming Tuin tegen de bestaande bebouwing gelegd.
De gemeente Katwijk hanteert voor zijkantsituaties langs het openbaar gebied de regel dat bij bestaande situaties in een zone van 2 m uit het openbaar gebied, erfbebouwing dient te worden uitgesloten. Deze zone van 2 m is het vertrekpunt. In voorkomende gevallen waarbij het wenselijk is om meer dan 2 m aan te houden is maatwerk toegepast. Bij grote percelen of bij wijken met een groen karakter kan het bijvoorbeeld wenselijk zijn om meer ruimte aan te houden.
Daarnaast geldt de regel dat indien achter het perceel een rij hoofdgebouwen staat (hoeksituaties), de grens van genoemde zone nooit voor de voorgevellijn van deze hoofdgebouwen komt.
In de bovengenoemde zone geldt als uitzondering dat erfafscheidingen met een bouwhoogte van 2 m mogen worden gerealiseerd.

Binnen de bestemming Tuin zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan. Daarnaast is er een bouwregeling opgenomen om beperkt mogelijkheid te bieden aan erkers ten behoeve van de bij de aangrenzende bestemming Wonen behorende hoofdgebouwen.

Artikel 11 Verkeer

Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke. Daarnaast is de voor de verzorgingsplaats gereserveerde ruimte uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen en aangeduid door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verzorgingsplaats'.

Artikel 12 Water

Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.

Artikel 13 Wonen

De woningen zijn voorzien van de bestemming Wonen. Daarnaast zijn in sommige gevallen ter plaatse van enkele functieaanduidingen nog andere functies toegestaan. Het beleid is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende regeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. Om de procedures bij de omgevingsvergunningverlening te verkorten is daarnaast het kruimelgevallenbeleid van de gemeente Katwijk (beleid artikel 19.3 WRO oud) in de bestemmingsregeling geïntegreerd.

De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken en bestemmingsvlakken.

Bouwvlakken hoofdgebouwen

Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld een garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de digitale verbeelding bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. De voorste begrenzing van het bouwvlak ligt ter plaatse van de bestaande voorgevel. Ook de achterzijde dient te worden vastgelegd. Op deze wijze wordt de diepte van het hoofdgebouw vastgelegd.
De gemeente Katwijk kiest voor een systematiek waarbij de achterste begrenzing van het bouwvlak ter plaatse van de stedenbouwkundig gewenste achtergevel van de hoofdbouwmassa ligt (= woning exclusief aan- en uitbouwen). Aan- en uitbouwen aan de achterzijde in de vorm van erkers en serres maken onderdeel uit van het erf (woonbestemming, liggen buiten het bouwvlak).

Verschillende typen woningen

SVBP2008 biedt de mogelijkheid om bouwaanduidingen op te nemen voor hoofdgebouwen die vrijstaand, twee-aaneengebouwd, aaneengebouwd of gestapeld zijn gebouwd. De gemeente Katwijk kiest voor een systematiek waarbij vrijstaande, twee-aaneengebouwde en gestapelde woningen een bouwaanduiding hebben.

Maatvoering

Per hoofdgebouw is zowel de goothoogte als de bouwhoogte vastgelegd. Indien er sprake is van een platte afdekking dan is de goothoogte dezelfde als de bouwhoogte.

Bij hoofdbouwmassa's die uit bouwdelen met verschillende hoogten bestaan en waarbij die hoogten relevant zijn voor het aanzien van de bouwmassa, zijn de verschillen in hoogten bestaande uit minimaal één bouwlaag (groter dan 3 m) geregeld door middel van hoogtescheidingslijnen (maatvoeringsaanduiding).

Erfbebouwing

De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. Erfbebouwing is buiten het bouwvlak toegestaan, volgens een erfbebouwingsregeling in de planregels. Het harmonisatiebeleid van de gemeente is uitgangspunt voor de erfbebouwingsregeling.

Artikel 14 t/m Artikel 16 Leiding Gas/Riool/Water

In het plangebied is een aantal planologisch relevante leidingen aanwezig. Deze is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Gas, Leiding - Riool en Leiding - Water.
Bouwen ter plaatse van deze dubbelbestemmingen is slechts mogelijk op basis van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouw zijnde, is een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan het bevoegd gezag.

Artikel 17 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied

In het plangebied is een dubbelbestemming met betrekking tot archeologie opgenomen: 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied'. Deze gronden zijn bij wijze van dubbelbestemming bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische verwachtingswaarden.
Voor het overgrote deel van de gemeente Katwijk geldt dat al direct onder de bouwvoor, vanaf circa 30 cm beneden het maaiveld, archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. De dubbelbestemmingen voorzien in de noodzaak tot archeologische toetsing in het geval van een geldende middelhoge tot hoge archeologische verwachting ongeacht de exacte diepte waarop deze archeologie mogelijk aanwezig is, omdat het bepalen daarvan feitelijk deel uitmaakt van een eerste onderzoeksstadium, namelijk een verkennend archeologisch onderzoek. Vergunningaanvragen verschillen in de mate van en diepte van beoogde bodemverstoringen door bouw- en/of aanlegactiviteiten, bijvoorbeeld het verschil tussen plaatfundering versus onderheien. Bij elke vergunningaanvraag wordt daarom altijd nog specifiek bekeken tot op welke diepte de betreffende activiteit bodemverstoring tot gevolg heeft en of dat gevaar voor mogelijk aanwezige archeologie met zich mee brengt. Indien blijkt dat dergelijk gevaar niet bestaat kan over worden gegaan tot verlening van de vergunning zonder nadere archeologische onderzoekseisen. Indien er wel een gevaar voor mogelijk aanwezige archeologie bestaat kan de gemeente op basis van het bestemmingsplan, de Monumentenwet 1988 (artikel 40) en de Woningwet, een nader archeologisch onderzoek als voorwaarde voor verlening van de vergunning opleggen. Een bevoegdheid tot afwijken van de archeologische onderzoeksplicht zal ook volgen indien uit de ingediende aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt, en aantoonbaar is, dat de bodemverstoringen die plaats zullen vinden niet dieper rijken dan bodemverstoringen die ter plekke al eerder hebben plaatsgevonden.
Indien verkennend archeologisch onderzoek uitwijst dat binnen een gebied archeologische waarden of verwachtingen afwezig of te diep gelegen blijken te zijn dan worden de regels voor dat betreffende gebied daar op aangepast in het kader van toetsing. De nuanceringen die hieruit volgen worden meegenomen binnen de herzieningen van oude en bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen. Ten behoeve daarvan is in de regels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

Voor de in het plangebied aanwezige waterkeringen is de dubbelbestemming Waterstaat -Waterkering opgenomen ter bescherming van deze gronden. Bouwen is op deze gronden niet zondermeer toegestaan en moet ten dienste zijn van de dubbelbestemming.

Artikel 19 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie is opgenomen ter bescherming van de gereserveerde strook grond voor een eventuele verbreding van het Oegstgeesterkanaal. Bouwen op deze gronden niet niet zondermeer toegestaan en moet ten dienste zijn van de dubbelbestemming.

6.2.3 Algemene regels

Artikel 20 Antidubbeltelregel

Deze regel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daar voor een gebouw een zeker open terrein is vereist, wordt via de anti-dubbeltelregel voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt 'meegenomen' bij de beoordeling van een bouwaanvraag. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.

Artikel 21 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 3 van dit artikel is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen.

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

wro-zone - wijzigingsgebied - 1

De bedrijfsontwikkeling ter plaatse van de agrarische gronden aan de Noordwijkerweg zijn in deze wijzigingsbevoegheid opgenomen. Hiertoe kan de bestemming 'Agrarisch' worden omgezet in de bestemming 'Bedrijventerrein'. Aan het wijzigen van het bestemmingsplan is een aantal voorwaarden verbonden. Ook is het mogelijk om in afwijking van de bestemming 'Bedrijventerrein' niet-agribusiness gerelateerde bedrijven toe te staan. Daarnaast zijn uitsluitend bedrijven tot en met categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten'Bedrijventerrein' toegestaan binnen deze wijzigingsbevoegdheid die alleen voor de randen langs gevoelige bestemmingen is opgenomen. Voor het middengebied is wro-zone -wijzigingsgebied - 6 opgenomen die bedrijven tot maximaal categorie 3.1 mogelijk maakt.

wro-zone - wijzigingsgebied - 2

In de zone langs de Vinkenweg, Voorhouterweg en Noordwijkerweg is het mogelijk burgerwoningen te realiseren ter vervolmaking van de oude linten. Hiervoor kan het bestemmingsplan onder voorwaarden te worden gewijzigd. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient in ieder geval voldoende afstand te worden aangehouden tussen de woning en de bestemming bedrijventerrein met bijbehorende bedrijfscategorie. De afstand tot categorie dient ten minste 10 meter te bedragen en tot categorie minimaal 30 meter. Indien een kortere afstand voor een optimale inpassing noodzakelijk blijkt, dient door middel van onderzoek worden aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat kan worden geraliseerd.

wro-zone - wijzigingsgebied - 3

Op basis van deze regel kan het Oegstgeesterkanaal worden verbreed. Deze wijzigingsbevoegdheid met bijbehorende regels is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Kanaalzone Noord-Oost'.

wro-zone - wijzigingsgebied - 4

Voor 'niet' agribusiness gerelateerde bedrijven is de 'wro-zone - wijzigingsgebied - 4' opgenomen, om zodoende op die locaties na wijziging ook 'niet' agribusiness gerelateerde bedrijven mogelijk te maken. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid blijft de gehele regeling van de bestemming 'Bedrijventerrein' onverminderd van toepassing. Bedrijven worden toegelaten op basis van de maximale bedrijfscategorie zoals door middel van de zonering is opgenomen op de verbeelding.

wro-zone - wijzigingsgebied - 5

Tot slot is ter verbreding van de Vinkenweg de 'wro-zone - wijzigingsgebied - 5' opgenomen om de gronden te kunnen wijzigingen in de bestemming 'Verkeer'. Dit ten behoeve van een verkeersveilige ontsluiting welke voor de toepassing van 'wro-zone - wijzigingsgebied - 1' nodig zal zijn.

wro-zone - wijzigingsgebied - 6

De bedrijfsontwikkeling ter plaatse van de agrarische gronden aan de Noordwijkerweg zijn in deze wijzigingsbevoegheid opgenomen. Hiertoe kan de bestemming 'Agrarisch' worden omgezet in de bestemming 'Bedrijventerrein'. Aan het wijzigen van het bestemmingsplan is een aantal voorwaarden verbonden. Ook is het mogelijk om in afwijking van de bestemming 'Bedrijventerrein' niet-agribusiness gerelateerde bedrijven toe te staan. Daarnaast zijn uitsluitend bedrijven tot en met categorie 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten'Bedrijventerrein' toegestaan.

geluidszone - industrie

De geluidszone van het bedrijventerrein 't Heen is met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Binnen deze zone zijn gevoelige functies niet zondermeer toegestaan.

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

Op basis van deze regel kan de bestemmingen en Waarde - Archeologischverwachtingsgebied wijzigen ten behoeve van verwijdering of toevoeging van de bestemming.

Op basis van deze regel kan ook een uitwisseling plaatsvinden tussen de gronden bestemd als 'Water' en 'Bedrijventerrein' waarbij de oppervlakte van de bedrijfsgronden even groot dienen te zijn als de oppervlakte van het water dat wordt gewijzigd en de wijziging van Bedrijventerrein naar Water en Water naar Bedrijventerrein dient gelijktijdig plaats te vinden.

Artikel 24 Overige regels

Dit artikel is opgeomen om vast te leggen welke wettelijke regelingen van toepassing zijn op het bestemmingsplan zoals op het moment van vaststelling.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd, mogen blijven bestaan, ook wanneer dit strijdig is met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd worden.

Artikel 26 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vinkenwegzone

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid & Handhaving

7.1 Vooroverleg

Het plan is in het kader van het vooroverleg ter advisering naar de diverse overleginstanties gestuurd. Een aantal instanties hebben op het voorontwerp bestemmingsplan Vinkenwegzone gereageerd. Met de ontvangen reacties is rekening gehouden en zijn voor zover mogelijk in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan 'Vinkenwegzone Katwijk' zal gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Gedurende deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en mondeling op het plan te reageren.

7.2.1 Ingediende zienswijzen

De eventueel ingediende zienswijzen worden verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan.

7.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Vinkenwegzone wordt opgesteld onder regime van de nieuwe Wro. Onderdeel van de nieuwe Wro is de GREX – wet. De wetgever heeft met de nieuwe regeling inzake de grondexploitatie, ook wel Grondexploitatiewet (GREX – wet) genoemd, een oplossing willen bieden voor het probleem dat gemeenten bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden geen of slechts beperkte mogelijkheden van kostenverhaal hebben, indien zij niet de eigenaar zijn van de te ontwikkelen gronden (afdeling 6.4 Wro). Dit als stok achter de deur als het niet lukt om een exploitatieovereenkomst af te sluiten met de private grondeigenaren. Er zijn twee mogelijkheden om (privaatrechtelijk) de kosten te verhalen:

  • Anterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst voordat een exploitatieplan aan de orde is.
  • Posterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst die gesloten wordt na de inwerkingtreding van een exploitatieplan.

Het exploitatieplan is verplicht als het niet lukt om een anterieure exploitatieovereenkomst af te sluiten met de eigenaren binnen het exploitatiegebied. Het exploitatieplan biedt dan een grondslag om de kosten van openbare voorzieningen via de omgevingsvergunning te innen.

Consequenties bestemmingsplan Vinkenwegzone

In het bestemmingsplan Vinkenwegzone worden geen ontwikkellocaties opgenomen. Voor het bestemmingsplan Vinkenwegzone zal er geen verplichting zijn tot het opstellen van een exploitatieplan.

7.4 Handhaving

De gemeente Katwijk heeft in het 'Handhavingsbeleidsplan bouwregelgeving' het handhavingsbeleid voor de komende jaren vastgelegd. Het doel is het voeren van een eenduidig, consistent en adequaat beleid ten aanzien van handhaving.
Na de rampen in Enschede en Volendam staat het probleem van het ontbreken van adequate handhaving in het middelpunt van de belangstelling. Gemeenten moeten meer aandacht besteden aan handhaving van de regelgeving.
Handhaving is belangrijk om een goed woon-, werk- en leefklimaat binnen de gemeente te kunnen verkrijgen en behouden en is het nodig om tot een goed kwaliteitsbeheer van de bebouwde omgeving te komen. In de bouwregelgeving zijn regels opgenomen om dit zowel voor de burger als voor de overheid te kunnen bewerkstelligen.
De bouwregelgeving is voornamelijk opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de bouwverordening en het Bouwbesluit. De naleving van deze regels is van belang voor het effect van de bouwregelgeving en daarmee de kwaliteit van de bebouwde omgeving. Een intensieve en adequate handhaving is derhalve noodzakelijk.
Het uitgangspunt is dat elke overtreding zo spoedig mogelijk wordt gesanctioneerd. In sommige situaties zal niet direct tot handhaving overgegaan kunnen worden vanwege de hoeveelheid handhavingszaken en de drukte bij het team Toezicht en Handhaving Bebouwde Omgeving. De ene overtreding heeft echter meer prioriteit dan de andere en daarom is een lijst met prioriteiten opgenomen.

De volgende situaties hebben een hoge prioriteit:

  • situaties die een (direct) gevaar opleveren voor de veiligheid en de gezondheid van mensen;
  • illegale sloop van een monument, illegale sloop van een bouwwerk waarin zich asbest bevindt en illegale sloop van een omvangrijk bouwwerk (zoals bijvoorbeeld een woning);
  • de aanpak van illegale bebouwing in het buitengebied, mede afhankelijk van het soort bouwwerk (in dit gebied wordt een groot aantal functies vervuld zoals zeewering, waterwinning, natuur en landschap, recreatie, tuinbouw- en landschapsbelang en militaire belangen; het behoud van de karakteristieke waarden van dit gebied is zeer belangrijk);
  • het bouwen zonder of in afwijking van de vergunning, in, op, aan of bij een monument;
  • overtredingen die naar aard of schaal als 'grote overtredingen' kunnen worden aangemerkt;
  • overtredingen, die de planologische ontwikkelingen in het betreffende gebied in de weg (kunnen) staan - denk hierbij aan gebieden die herontwikkeld worden of waarvoor net een nieuw bestemmingsplan is ontwikkeld;
  • overtredingen die zijn geconstateerd naar aanleiding van een verzoek om handhaving of een klacht.

De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik worden specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming.
Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft de afdeling Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.

Hoofdstuk 8 Procedure Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Vinkenwegzone doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, een uitgebreide procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan is vrijgegeven voor het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. De gemeente zal in deze periode een informatiebijeenkomst organiseren over het nieuwe bestemmingsplan. De reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg en informatiebijeenkomst, kunnen leiden tot aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan Vinkenwegzone Katwijk'.

Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vrij voor ter visie legging conform art 3.8 (nieuwe) Wro. Na publicatie, wordt het ontwerp dan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door een ieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad.

Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen zal de gemeenteraad - binnen 12 weken na afloop van de zienswijzentermijn - besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan.

Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom 6 weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn).

Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Functiemenging)

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING
- nummer CATEGORIE
01 01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² B
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
0142 0162 KI-stations B
15 10, 11 -
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 1052 2 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 1071 1 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, charge-ovens, v.c.< 7.500 kg meel/week B
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 3 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 10821 6 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17 13 -
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18 14 -
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer B
182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) C
20 16 -
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22 58 -
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 581 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 1814 A Grafische afwerking A
2223 1814 B Binderijen B
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten B
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten B
223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24 20 -
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken C
26 23 -
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² B
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28 25 -
28 25 - VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30 26, 28, 33 -
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie B
33 26, 32, 33 -
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie B
36 31 -
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken B
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening B
40 35 -
40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA B
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E2 - blokverwarming B
41 36 -
41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW B
45 41, 42, 43 -
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 3 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50 45, 47 -
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 45204 B Autobeklederijen A
5020.5 45205 Autowasserijen B
503, 504 453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51 46 -
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 4634 Grth in dranken C
5135 4635 Grth in tabaksprodukten C
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton C
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 5153 1 - algemeen C
5153 4673 2 - indien b.o. =< 2000 m2 B
5153.4 5153.4 4 zand en grind:
5153.4 46735 6 - indien b.o. =< 200 m² B
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 5154 1 - algemeen C
5154 4674 2 - indien b.o. =<2.000 m² B
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen C
518 466 2 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voor de bouwnijverheid C
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52 47 -
52 47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52 47 A Detailhandel voor zover n.e.g. A
5211/2,5246/9 471 Supermarkten, warenhuizen B
5222, 5223 4722, 4723 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken A
5224 4724 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel A
5231, 5232 4773, 4774 Apotheken en drogisterijen A
5249 4778 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt A
527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
55 55 -
55 55 - LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5511, 5512 5510 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra A
553 561 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. A
554 563 1 Café's, bars A
554 563 2 Discotheken, muziekcafé's B
5551 5629 Kantines A
5552 562 Cateringbedrijven B
60 49 -
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven B
6024 494 1 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. =< 1.000 m² C
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62 50, 51 -
61, 62 50, 51 - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63 52 -
63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321 5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 791 Reisorganisaties A
634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64 53 -
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten C
642 61 A Telecommunicatiebedrijven A
642 61 B0 zendinstallaties:
642 61 B2 - FM en TV B
65, 66, 67 64, 65, 66 -
65, 66, 67 64, 65, 66 - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 64, 65, 66 A Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70 41, 68 -
70 41, 68 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 41, 68 A Verhuur van en handel in onroerend goed A
71 71 -
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72 62 -
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 58, 63 B Datacentra B
73 72 -
73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 74 -
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75 84 -
75 84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 84 A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 8425 Brandweerkazernes C
80 85 -
80 85 - ONDERWIJS
801, 802 852, 8531 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs B
803, 804 8532, 854, 855 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B
85 86 -
85 86 - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 8691, 8692 Consultatiebureaus A
853 871 1 Verpleeghuizen B
853 8891 2 Kinderopvang B
90 37, 38, 39 -
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 B rioolgemalen B
91 94 -
91 94 - DIVERSE ORGANISATIES
9111 941, 942 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 9491 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 94991 A Buurt- en clubhuizen B
92 59 -
92 59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 5914 Bioscopen C
9232 9004 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 8552 Muziek- en balletscholen B
9234.1 85521 Dansscholen B
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
926 931 0 Zwembaden: overdekt C
926 931 A Sporthallen B
926 931 B Bowlingcentra B
926 931 0 Schietinrichtingen:
926 931 2 - binnenbanen: boogbanen A
926 931 F Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 9200 Casino's C
9272.1 92009 Amusementshallen B
93 96 -
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen B
9301.3 96013 B Wasserettes, wassalons A
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 9609 B Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'

Bijlage 1 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 1 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek (Raap Rapport 2434)

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek (RAAP rapport 2434)