KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Sport
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water - 1
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Situering
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Bestaande Situatie
3.2 Beoogde Situatie
3.3 Bouwplan
3.4 Inrichtingsplan
3.5 Duurzaamheidsmaatregelen
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Verkeer En Parkeren
4.3 Flora En Fauna
4.4 Archeologie
4.5 Cultuurhistorie
4.6 Waterhuishouding
4.7 Geluid
4.8 Bodem
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Bedrijven En Milieuhinder
4.11 Externe Veiligheid
4.12 Kabels En Leidingen
4.13 Milieueffectrapportage
4.14 Eindconclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Plantoelichting
5.1 Juridische Planopzet
5.2 Bestemmingswijzer
5.3 Plantoetsing En Handhaving
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Mobiliteitstoets
Bijlage 2 Quick Scan Ecologie
Bijlage 3 Vleermuisonderzoek
Bijlage 4 Mitigatieplan
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 7 Notitie Bodemkwaliteit
Bijlage 8 Rapportage Externe Veiligheid
Bijlage 9 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 10 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 11 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 12 Notitie Ecologisch Onderzoek Sportveldverlichting
Bijlage 13 Nota Zienswijzen
Bijlage 14 Nota Van Aanpassingen

Krimpenerwaard College

Bestemmingsplan - Gemeente Krimpen aan den IJssel

Vastgesteld op 18-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Krimpenerwaard College' van de gemeente Krimpen aan den IJssel.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een vlak met dezelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.6 achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.7 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

  • bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 erf

al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.24 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, religieuze, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.25 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.26 peil

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg, indien deze weg een dijk betreft: de hoogte van de kruin van de dijk;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.27 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bebouwingspercentage

het deel van het aanduidingsvlak uitgedrukt in procenten dat gebouwd mag worden.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. park;
  3. c. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  4. d. toegangswegen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. fiets- en/of voetpaden;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 12 m;
  2. b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, zoals bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, sportvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden als ook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verkeers- en parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en toegangswegen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport- en spelactiviteiten als ook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, groen, verkeers- en parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 15 m;
  2. b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en ballenvangers bedraagt ten hoogste 6 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, water, bruggen en duikers.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 7 Water - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. bruggen en duikers;
  3. c. verkeer te water;
  4. d. steigers en vlonders;
  5. e. toegangswegen;
  6. f. ondergeschikt groen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 5 m;
  3. c. de totale oppervlakte van een steiger of een vlonder bedraagt niet meer dan 10 m2.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden, daar waar mogelijk in de grond.

8.2 Bouwregels

  1. 1. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport van een archeologisch deskundige (archeologisch vooronderzoek) aan het bevoegd gezag te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  2. 2. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het slaan van damwanden) waarbij bodemingrepen dieper reiken dan 1 m beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 10.000 m2 hebben.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:
    1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, dan wel planaanpassingen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. b. de verplichting tot het doen van archeologisch vervolg onderzoek;
    3. c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, blijkt dat:

  1. a. ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.

10.2 Nutsvoorzieningen

Nutsvoorzieningen zijn voor zover genoemd in de bestemmingsomschrijving, toegestaan indien de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, maximaal 3 m bedraagt en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m².

10.3 Ondergronds bouwen

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  1. a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m3 en de hoogte ervan niet meer zal bedragen van 3,5 m;
  2. b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte, aanduidingen en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 20%;
  3. c. het overschrijden van de regels inzake de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  4. d. het overschrijden van de in de regels genomende maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, schoorstenen, torens en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de feitelijke bouwhoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  5. e. geringe afwijkingen van het beloop van de weg, groenstroken of de begrenzing van bestemmingen, indien deze geringe afwijklingen vanwege het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn en mits de afwijkingen niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 13 Overige Regels

Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Krimpenerwaard College'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Het Krimpenerwaard College acht het om onderwijskundige redenen wenselijk dat de huisvesting wordt vernieuwd. Als eerste stap voor de ontwikkeling van een nieuw schoolgebouw, is op 10 juli 2008 in opdracht van het Krimpenerwaard College door Hevo bv een 'Uitgangspuntennotitie nieuwbouw' uitgebracht. Een belangrijke conclusie in die notitie is dat nieuwbouw op een andere locatie in alle opzichten efficiënter is dan verbouwen van het huidige gebouw of nieuwbouw op de huidige locatie. Ook stedenbouwkundig wordt hieraan de voorkeur gegeven omdat daardoor de ruimtelijke structuur in dit deel van de gemeente kan worden versterkt.

De gemeente heeft afgesproken om door te gaan met de (ruimtelijke) ideeën en planvorming voor de nieuwbouw van het Krimpenerwaard College. Door de gemeenteraad is een ruimtelijke visie ontwikkeld waarin is aangegeven dat verplaatsing van het Krimpenerwaard College de mogelijkheid biedt om de ruimtelijke structuur te versterken door het park Middenwetering door te trekken tot aan de Vijfkamp en de bebouwing te concentreren in de 'binnenhoek', langs de Groenendaal en de Nieuwe Tiendweg. Voor de bepaling van de bouwregels voor het Gezondheidscentrum en nu voor het Krimpenerwaard College is aangesloten bij deze visie.

Waar mogelijk worden binnen de gemeente combinaties tussen onderwijsgebouwen en sportvoorzieningen nagestreefd. Bij het sportcomplex aan de Driekamp wordt er nu van uit gegaan dat de hockeyvereniging MHCK op den duur verhuist naar de Krimpenerbosweg, maar dat de korfbalvereniging KOAG aan de Driekamp gevestigd zal blijven. De inzet is daarbij een combinatie van voorzieningen. Het is de bedoeling om de 3 gymzalen te combineren tot een 2e (deelbare) sporthal.

Het ter plaatse geldende bestemmingsplan Kortland staat deze ontwikkeling niet toe omdat gedeeltelijk wordt gebouwd op de bestemming 'Groen' en 'Water'.

Het voorliggende nieuwe bestemmingsplan dient de bouw van een schoolgebouw met buitenruimte, gymzalen/sporthal, clubgebouw/kantine en drie (kunstgras)sportvelden mogelijk te maken. Het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP 2008. Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (IMRO-gecodeerd);
  • planregels;

en gaat vergezeld van deze toelichting.

1.2 Situering

Het perceel liggende aan de Driekamp – hierna aangeduid als 'plangebied' – ligt in het centrum van de bebouwde kom van Krimpen aan den IJssel. Het plangebied is gelegen tussen de Driekamp, de Groenendaal, de Vijfkamp en de Nieuwe Tiendweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0001.png"

Figuur 1.1 Luchtfoto met aanduiding nieuwbouwlocatie

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gaat in op het ruimtelijke beleidskader dat op het plangebied van toepassing is. Hoofdstuk 3 behandelt de ruimtelijke beschrijving van het plangebied. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van relevant onderzoek naar onder andere milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de toelichting op de juridische regeling. De verantwoording van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante actuele beleidskader. Paragraaf 2.2 besteedt aandacht aan het rijksbeleid. Het provinciaal beleid wordt weergegeven in paragraaf 2.3, het regionaal beleid wordt weergeven in paragraaf 2.4 en het gemeentelijk beleid in paragraaf 2.5. In paragraaf 2.6 is de conclusie van het beleidskader voor het plangebied opgenomen.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (13 maart 2012)

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Krimpen aan den IJssel relevante belangen zijn:

  • Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter-)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), Erfgoed (Unesco). Het Barro is niet van invloed op dit bestemmingsplan.

2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

Provinciale Structuurvisie (incl herzieningen 2012)

De provincie heeft de integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland vastgesteld. In deze 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De nieuwe Structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0002.png"

Figuur 2.1: Uitsnede functiekaart Provinciale structuurvisie

In de Provinciale Structuurvisie van de provincie Zuid-Holland is het park Middenwetering, het scholencomplex bij de Groenendaal en de Driekamp, het sportcomplex, de Landszoom, de Heemtuin en het Zwaneneiland in de functiekaart en kwaliteitskaart aangeduid als 'stedelijk groen, onderdeel van de Zuidvleugel groenstructuur'.

In de toelichting bij de structuurvisie is opgenomen: 'De provincie beschouwt daarom de grote eenheden stedelijk groen als onderdeel van de (Zuidvleugel) groenstructuur en streeft ernaar deze beter in te bedden in een samenhangende groenstructuur. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk mits behoud van de groene functies en kwaliteit voorop staat. Dit betekent dat er binnen deze gebieden ruimte is op herontwikkeling gericht op een verbetering van de groenstructuur.'

De nieuwbouw van het Krimpenerwaard College en de herontwikkeling van de omgeving biedt de mogelijkheid om de ruimtelijke structuur, met inbegrip van de groenstructuur, te verbeteren. Doelstelling is het verlengen van het park Middenwetering tot aan de groenzone tussen de wijken Kortland en Langeland en het verlengen van die groenzone met ontsluiting voor langzaam verkeer tot aan de IJsseldijk waar twee monumentale boerderijen met ruime erfkavels zijn gelegen. De route voor langzaam verkeer kan met een verbinding over de Hollandsche IJssel deel worden van een (regionale) route die de voorzieningen van de beide gemeenten Capelle en Krimpen aan den IJssel beter bereikbaar maakt, maar ook de Krimpenerhout voor de inwoners van de stadsregio en verder.

Daarnaast is het zo dat de school op de huidige locatie wordt afgebroken, zodat er geen extra verstening van het stedelijk groen plaatsvindt, maar er sprake is van een betere verdeling.

Dit betekent dat het onderhavige plan past binnen de kaders van de Provinciale Structuurvisie.

Verordening Ruimte (2010)

De provincie heeft de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor dit bestemmingsplan is het volgende artikel relevant:

Artikel 2 Contouren

Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met de reeds vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie reeds mee heeft ingestemd.

Het plangebied valt binnen de bebouwingscontour en past hiermee in de regels van de Verordening Ruimte.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie 2003-2030 (2004)

De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft in september 2004 de structuurvisie 'Ruimte voor Ontwikkeling, een structuurvisie voor Krimpen aan den IJssel' vastgesteld. Deze structuurvisie stuurt vooral op beheer, ontwikkeling en vernieuwing van het bestaande stedelijk gebied, waar het vorige beleid uit ging van uitbreiding met nieuw stedelijk gebied. Veranderende maatschappelijke omstandigheden en de daarmee samenhangende veranderende behoeften van de bevolking dienen hierbij als uitgangspunten voor onderhoud en aanpassing van het bestaand stedelijk gebied.

In deze structuurvisie wordt een beeld geschetst van de gewenste ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie geeft over deze ontwikkeling het volgende aan:

“Op het terrein van de ruimtelijke ordening verschuift de aandacht van de gemeente geleidelijk van uitbreiding met nieuw stedelijk gebied naar beheer, ontwikkeling en vernieuwing van bestaand stedelijk gebied. De gerealiseerde situatie is een gegeven maar niet onveranderbaar. Zij moet onderhouden worden, waar nodig aangepast aan de veranderende behoefte en vraag van de bevolking en aan veranderende maatschappelijke omstandigheden.”

“Voortdurende bezinning op locaties voor voorzieningen:

De locatie van (school- en sociaal-culturele) voorzieningen zal, telkens wanneer dat in het kader van stedelijke vernieuwing aan de orde is, opnieuw worden beoordeeld en zo mogelijk worden gewijzigd. Daarbij wordt gestreefd naar een situatie waarbij de ontwikkeling van nieuwe locaties kan worden gefinancierd uit de exploitatie van vrijkomende gronden.”

“Versterking groenkwaliteit:

De groenkwaliteit van de gemeente wordt behouden en bij herstructurering versterkt.”

Op grond van de structuurvisie was de ontwikkeling van het gebied voor de verplaatsing en nieuwbouw van de school voorzienbaar.

Met betrekking tot de nieuwbouw van scholen (hoofdthema 5) geeft de structuurvisie het volgende aan:

"De kwantitatieve behoefte, de locatie en de inpassing van de overige voorzieningen, zoals (basis-)scholen en jongerenvoorzieningen, worden frequent beoordeeld. In feite gaat het hier om een voortdurend proces. Nieuwbouw van scholen is een optie, mits dat gepaard kan gaan met herontwikkeling van een bestaande locatie. Alsdan ontstaat een win-win situatie, waarbij goed geoutilleerde nieuwbouw (mede) kan worden gefinancierd uit exploitatie van de vrijkomende gronden. Hierbij wordt ingezet op ontwikkeling van zogeheten brede scholen, met kinderopvang die een centrale rol in de omliggende buurt kan krijgen."

In het onderhavige geval zullen de school en de korfbalvelden op de oude locatie verdwijnen en worden deze locaties herontwikkeld, zodat er sprake is van een zogenaamde win-winsituatie.

In de structuurvisie is ten aanzien van de sportvelden (hoofdthema 6) het volgende opgenomen:

"De huidige locatie van de tennisbanen (TCK en (vh.) Heeck), de korfbalvereniging KOAG, de hockeyclub MHCK en de voetbalvereniging DCV vormen een belemmering voor een optimale ontwikkeling in de toekomst. Weliswaar is er op dit moment nog geen sprake van een urgent probleem, maar de ligging in een woongebied stelt beperkingen aan o.a. het parkeren en de verlichting. Voor DCV bemoeilijkt de excentrische ligging in de gemeente bovendien de toestroom van jonge actieve leden. De verenigingen zien een geconcentreerde voorziening nabij de sporthal op termijn als optimaal. Een dergelijke ontwikkeling biedt interessante perspectieven voor het bundelen van energie en middelen, ook ten behoeve van andere takken van sport, alsmede voor een betere ruimtelijke ordening. De financiering ervan zou voor een belangrijk deel gegenereerd kunnen worden door de herontwikkeling van de huidige velden.

Ruimtelijk gezien is deze herlocatie en bundeling van sportvelden alleen mogelijk indien het langs de Krimpenerbosweg gelegen volkstuinencomplex wordt verplaatst, bijvoorbeeld naar het recreatiegebied. Overigens zijn de volkstuinders zeer tevreden met hun huidige locatie. Bij de verdere ontwikkeling van het recreatiegebied zou de mogelijkheid van de hiervoor genoemde herschikking niet uitgesloten moeten worden."

Ten aanzien van het beleidsonderdeel sportvoorzieningen is dus aangegeven dat de gemeentelijke sportvoorzieningen bij de Krimpenerbosweg geconcentreerd kunnen worden. Wel geeft de structuurvisie aan dat een herschikking bij de verdere ontwikkeling van het recreatiegebied niet uitgesloten wordt. Ook de beleidsnota Sport en Bewegen heeft al een nuancering van de concentratie van sportvelden aangegeven (zie hieronder).

Beleidsnota Sport en Bewegen

In de beleidsnota 'Sport en Bewegen' wordt onderkend dat het belangrijk is, vooral voor de jongste jeugd (t/m 12 jaar), dat zij in de nabijheid van hun huis kunnen sporten. Dit legitimeert de spreiding van sportaccommodaties in de gemeente opdat inwoners op een aanvaardbare afstand van sportaccommodaties wonen. De omgeving Driekamp blijft als sportcluster gehandhaafd.

Het bovenstaande betekent dat de in dit plan genoemde ontwikkelingen passen binnen het bestaande gemeentelijke beleid.

Groenstructuurplan

Het groenstructuurplan stamt uit 2009 en behelst onder andere een evaluatie van het groenbeleidsplan. De groenstructuur zoekt naar samenhang tussen losse elementen als parken, open ruimten en begeleidende beplanting. Het dient als beleidsinstrument om de ontwikkelingen in het groen te kunnen sturen. Het vormt het kader waarbinnen (nieuwe) plannen als renovaties en natuurlijk groenbeheer moeten passen. De volgende doelstellingen worden gehanteerd bij het ontwikkelen van het groenstructuurplan:

  • groene karakter van de gemeente waarborgen en verbeteren;
  • beter beheerbaar maken van het openbaar groen;
  • andere beelden realiseren;
  • waar ecologische potenties liggen deze ook ontwikkelen.

Groen bestaat uit lijnen, vlakken en punten die elk op een specifieke manier een plek hebben gekregen bij de ontwikkeling van de gemeente. De waarde voor het groene beeld ter plekke en voor de gemeente als geheel bepalen de status binnen de groenstructuur. Groene elementen krijgen een bepaalde status als gevolg van hiërarchische indeling van het plan. Te weten een indeling in de eerste, tweede of derde orde.

Op basis van het groenstructuurplan ligt het plangebied in een gebied van de eerste orde en is grenzend aan het park Middenwetering. Het park Middenwetering is eigenlijk het enige park van formaat met een nadrukkelijk stedelijk karakter. Dit uit zich voornamelijk in de vormgeving. Het karakter van het park sluit precies aan bij de ambitie om met de robuuste groenstuctuur een krachtige identiteit te ontwikkelen waarbij natuur in de stad wordt gestimuleerd. Met name de verbinding tussen de IJsseldijk en het Krimpenerbos is voor de ecologie in de stad erg waardevol. Om deze ambitie uit te voeren, is het daarnaast nodig de verbindingen tussen de andere parken te versterken (sportcomplex Driekamp en Groenendaal). Door de realisatie van groen op de locatie van de huidige school aan de Driekamp kan hieraan invulling worden gegeven.

De ontwikkeling in het plangebied sluiten hierbij aan.

Duurzaamheidsvisie

De gemeente Krimpen aan den IJssel streeft ernaar de woon- en leefomgeving op een duurzaam, veilig en leefbare wijze in te richten en te beheren. Dit is verder uitgewerkt in een duurzaamheidsvisie voor de periode 2009-2012. Het thema duurzaamheid vormt het uitgangspunt in alle beleidsvelden. Concreet betekent dit dat milieuproblemen zoveel mogelijk moeten worden voorkomen of moet worden geprobeerd zaken in het hier en nu op te lossen. De gemeente Krimpen aan den IJssel neemt verantwoordelijkheid in deze keuzes. Hierbij wordt verwachten dat inwoners, ondernemers en maatschappelijke instellingen hetzelfde zullen doen. Bij nieuwbouwprojecten vertaalt zich dit in aandacht voor duurzame energie en duurzaam bouwen.

Duurzame energie

Duurzame energie is een belangrijke pijler om de CO2-uitstoot terug te dringen. De gemeente Krimpen aan den IJssel is ambitieus wat betreft het energiebeleid. Dit is terug te vinden in de duurzaamheidsvisie. Bij het terugbrengen van het gebruik van fossiele energiebronnen wordt Trias Energetica gehanteerd. Dit is een veel gebruikte prioriteitsvolgorden bij het kiezen van maatregelen. De drie stappen zijn:

  1. 1. terugdringen van onnodig energieverbruik;
  2. 2. voor de resterende behoefte zoveel mogelijk duurzame energie inzetten bijvoorbeeld wind, zon, biomassa of aardwarmte;
  3. 3. zuinig en efficiënt gebruikmaken van fossiele energiebronnen als duurzame energie niet volstaat.

Duurzaam bouwen

Bij het realiseren van nieuwbouw en in bestaande bouw kunnen steeds meer energiebesparende maatregelen en duurzame energiesystemen ingepast worden. De gemeente Krimpen aan den IJssel streeft bij het bouwen van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen naar een 25% scherpere EPC dan de landelijke norm. Concreet kan er gedacht worden aan het inzetten op:

  • energetisch een goed casco, dus zeer goed geïsoleerd en beperking van ventilatieverliezen door goede kierdichting en energiebesparende ventilatiesystemen zoals warmteterugwinning;
  • duurzame energie direct inbouwen of de mogelijkheid houden voor de toekomst.

Dit betekent ruimte laten om passieve zonne-energie (ramen op het zuiden), zonnecollector, zonnepanelen (PV) en of bodemwarmte (warmtepomp) of biomassa voor nu of in de toekomst mogelijk te houden.

Het staat bouwpartijen vrij om te zoeken naar eigen wegen om een zo laag mogelijke EPC te realiseren.

Vigerend bestemmingsplan Kortland

Het plangebied is onderdeel van het bestemmingsplan Kortland, vastgesteld door de gemeenteraad op 29 mei 1997, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 20 januari 1998 (nr. DRG/ARB/138117) en onherroepelijk geworden op 17 april 1998. Volgens de bij het bestemmingsplan behorende plankaart rust op het onderhavige perceel de bestemming 'Groen en Water' met subbestemming S (sportveld). Op deze bestemming is de bouw van een schoolgebouw niet mogelijk. Op de locatie waar de sportvelden gerealiseerd worden ligt gedeeltelijk de bestemming 'Groen en Water' en 'Maatschappelijke doeleinden 1'. Gronden met deze bestemming kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke doeleinden en dienstverlening. Omdat bij 'Groen' en 'Water' geen nadere aanduiding 's' is opgenomen, kunnen er geen buitensporten plaatsvinden. Binnen deze bestemmingen is een sportveld dus niet mogelijk. Door de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan moet de gewenste ontwikkeling mogelijk gemaakt worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0003.png"

Figuur 2.2 Uitsnede plankaart bestemmingsplan Kortland

Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan wordt het nieuwe bestemmingsplan 'Kortland' opgesteld. Vanwege het consoliderende karakter van het nieuwe bestemmingsplan 'Kortland' past de ontwikkeling van de school niet binnnen dit plan. In de vastgestelde versie van het nieuwe bestemmingsplan 'Kortland' zal het plangebied van het bestemmingsplan Krimpenerwaard College buiten beschouwing worden gelaten.

Er is bij het opstellen van dit plan rekening gehouden met de aansluitingen en raakvlakken van het bestemmingsplan 'Kortland'. Het plan 'Kortland' vormt hiermee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan. In de hoofdstuk 4 is door middel van de sectorale onderzoeken aangetoond dat het plan past in de omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0004.png"

Figuur 2.3 Globale tekening plangebied

Ruimtelijke randvoorwaarden/overwegingen

De ontwikkeling van de nieuwe locatie van het Krimpenerwaard College moet in ruimer verband bezien worden. Uitgangspunt voor deze ontwikkeling is dat de sportzaal aan de Groenendaal, het Onderdak en de locatie van de handbalvereniging gehandhaafd blijven. Een ontwikkeling van dat gedeelte is nu niet aan de orde en wordt deels ook belemmerd door de nog aanwezige veiligheidscontour rond het vulpunt van het lpg-station. Door de nieuwbouw van de school kan de huidige school verdwijnen en wordt het park Middenwetering doorgetrokken tot aan de Vijfkamp. De sloop van het oude gebouw wordt als voorwaarde gezien voor de bouw van de nieuwe school. De nieuwe school kan, evenals het gezondheidscentrum, in de rooilijn van de zuidelijke randbebouwing van het park Middenwetering worden geplaatst en ook in de rooilijn van de westelijke randbebouwing van de Landszoom. Het gebouw komt daarmee op een markante locatie in de ruimtelijke structuur van de gemeente te liggen. De korfbalvelden van KOAG worden verplaatst naar de doorgetrokken onbebouwde groene ruimte en de bijhorende voorzieningen worden gecombineerd met de voorzieningen voor het Krimpenerwaard College. Het is de bedoeling dat er een gemeenschappelijk gebruik van een sporthal en de daarbij horende faciliteiten zoals kleedruimten ca., scheidsrechtersruimten, maar ook bijvoorbeeld een kantine/clubgebouw plaatsvindt. Het is niet wenselijk om in de parkzone losse gebouwtjes te realiseren die de ruimte versnipperen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0005.png"

Figuur 2.4 Rooilijnen bouwplan

Het bestemmingsplan is afgestemd op deze ruimtelijke randvoorwaarden.

Welstandsnota

Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden te benoemen en een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Ook worden de gebieden aangewezen waar een bijzondere kwaliteit gewenst is.

In Krimpen aan den IJssel worden 3 welstandsniveaus voor 9 gebieden onderscheiden. Per welstandsgebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld. Het plangebied ligt in het deelgebied Langeland, specifiek zone 5a. Deze zone valt onder het soepele welstandsniveau 3. Het toetsingsniveau van welstand is vooral gericht op de huidige basiskwaliteit. Het officiële bouwplan zal nog worden voorgelegd aan de Welstandscommissie.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Bestaande Situatie

Krimpen aan den IJssel ligt in het westelijk deel van de Krimpenerwaard. Het is een groene gemeente en rijk aan water. Bij de ontwikkeling van de gemeente is daarmee rekening gehouden: wonen en voorzieningen met veel groen en water in de openbare ruimte.

Het plangebied ligt ten zuidoosten van het huidige schoolgebouw, ten noordoosten van het gezondheidscentrum en kinderdagverblijf de Goudvis en ten zuidwesten van de onlangs verbrede waterpartij langs de Vijfkamp. Het terrein bestaat uit gras met een rij bomen aan de zuidoostzijde en wordt omzoomd door voetpaden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0006.png"

Figuur 3.1 Bestaande situatie

Het perceel is kadastraal bekend gemeente Krimpen aan den IJssel, sectie C nummer 7271 gedeeltelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0007.png"

Figuur 3.2 Kadastrale kaart bestaande situatie

3.2 Beoogde Situatie

Locatiekeuze

Locatie Krimpenerwaard College

Het verbouwen of vernieuwen van het huidige gebouw is geen optie:

  • het zou het onderwijs te zeer verstoren doordat bouw- en sloopwerkzaamheden veel overlast veroorzaken en meer tijd in beslag zullen gaan nemen doordat er al (gedeeltelijke) sloop zal moeten plaatsvinden voordat er met de daadwerkelijke (nieuw)bouw gestart kan worden;
  • het is te duur door de tijdelijke voorzieningen;
  • het levert extra verhuismomenten op doordat er eerst naar de tijdelijke voorziening verhuisd zal moeten worden, om vervolgens weer naar de (nieuw)bouw terug te verhuizen;
  • het huidige gebouw voldoet op velerlei manieren niet meer aan de wensen en onderwijseisen die aan het moderne onderwijs worden gesteld. Het verbouwen en aanpassen van het gebouw zal uiteindelijk geen resultaat opleveren dat optimaal voldoet aan de technische en onderwijskundige eisen die op dit moment aan een schoolgebouw gesteld worden.

Met de bovengenoemde punten in beschouwing genomen is het schoolbestuur van mening dat (ver)bouw op dezelfde locatie als het huidige gebouw te veel nadelen met zich mee brengt. Om tot een resultaat te komen dat aan de eisen en verwachting kan voldoen is het zoeken naar een alternatieve locatie voor een volledige nieuwbouw de beste optie.

Het schoolbestuur staat open voor multifunctioneel gebruik van het nieuwe schoolgebouw. De mogelijke multifunctionaliteit is meegenomen bij de beoordeling van locaties voor het nieuwe schoolgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0008.png"

Figuur 3.3 Onderzochte locaties

Omgeving Tuyter

Een locatie in het centrumgebied bij de huidige Tuyter (A) ligt niet voor de hand. In de Centrumvisie Krimpen aan den IJssel van november 2006 wordt er vanuit gegaan dat die voorziening verplaatst wordt en eventueel gekoppeld wordt aan een nieuw 'huis voor de gemeente'. De meerwaarde van de bundeling van de aula van de school met een theaterzaal is daarnaast onvoldoende groot om deze ingewikkelde koppeling tot stand te brengen.

Ook de meerwaarde van samenvoeging van de mediatheek van het Krimpenerwaard College met de openbare bibliotheek is beperkt. Als laatste moet worden geconstateerd dat een middelbare school geen versterking is voor het centrum van de gemeente. De realisering van een middelbare school in de directe omgeving van een overdekt winkelcentrum is geen goede combinatie. Het is in het centrumgebied ook niet mogelijk om in de nabijheid van de school een sportveld aan te leggen, waardoor de afstand tussen beide te groot wordt.

Krimpenerbosweg

Een locatie bij sporthal 'De Boog' (B) is, in verband met de elektromagnetische straling en de beschikbare ruimte, alleen mogelijk als de daar aanwezige hoogspanningslijn wordt verlegd of verkabeld. TenneT, de beheerder van deze lijn, heeft de gemeente schriftelijk medegedeeld dat het verkabelen of verleggen van de lijn circa € 7 miljoen zal kosten. Die kosten zijn een belemmering. Tenslotte loopt nabij deze locatie een hogedruk aardgasleiding. Het groepsrisico als gevolg van deze leiding zal stijgen als de school op deze locatie wordt gebouwd, waarvoor ook weer een verantwoording noodzakelijk is. Dit nog afgezien van de planologische belemmeringen van deze locatie, die buiten de zogenoemde 'rode contouren' van de provincie Zuid-Holland ligt (bebouwingscontouren). Het bestuur van de school is onderwijskundig ook geen voorstander van een vestiging bij de Krimpenerbosweg.

Omgeving Driekamp

Een locatie nabij het huidige gebouw (C), centraal gelegen en goed bereikbaar heeft de voorkeur; ook van het schoolbestuur. De locatie van het huidige gebouw (C1) is, zoals hiervoor aangegeven, geen optie. Een situering op de sportvelden ten noordwesten van de Driekamp (C2) is ruimtelijk gezien denkbaar, maar heeft als nadeel dat de verplaatsing van één of beide sportvoorzieningen gerealiseerd moet zijn voor de school gebouwd kan worden en er in elk geval een onderlinge afhankelijkheid ontstaat. De verplaatsing van de sportvelden vraagt om een investering van enkele miljoenen die de start van de bouw van het nieuwe Krimpenerwaard College enkele jaren zal vertragen.

Locatie schoolsportveld

De locatie van het sportveld ten zuidoosten van de huidige school, het eigen sportveld, heeft dat nadeel niet. In feite is er dan sprake van een uitwisseling van de gebouwde en de onbebouwde ruimte voor de school. De rooilijnen van de langs die zone aanwezige bebouwing, van het gezondheidscentrum en van de Goudenregenflat, kunnen aangehouden worden. Als de maximum bouwhoogte van het gezondheidscentrum (16 m) wordt aangehouden ontstaan ruime profielen naar de aanwezige woonbebouwing. Deze profielen voldoen ruimschoots aan het in de gemeente gebruikelijke 2:1-criterium voor de verhouding van de breedte van het profiel en de hoogte van de aangrenzende bebouwing.

Circa 2/3 van de leerlingen van het Krimpenerwaard College is afkomstig uit de kernen Krimpen aan den IJssel en Capelle aan den IJssel. De geprojecteerde locatie van de school aan de Groenendaal, aan de noordoostzijde van het Middenweteringpark, is daarmee centraal gelegen ten opzichte van deze beide kernen. Deze ligging zorgt er voor dat ongeveer 2/3 van alle leerlingen op een afstand van circa 2 kilometer van de school woont.


De locatie aan de Groenendaal is via de Nieuwe Tiendweg en Parkzoom-Driekamp vanuit alle richtingen via een directe en logische verbinding bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer als langzaam verkeer. De in het plan opgenomen nieuwe verkeersstructuur draagt bij aan de bereikbaarheid van de school vanuit deze richtingen. Daarnaast zijn op slechts 250 meter loopafstand van de locatie twee bushaltes aanwezig. Hierdoor is de school vanuit de omliggende kernen ook per openbaar vervoer goed bereikbaar.

3.3 Bouwplan

Geprognosticeerde programma

Het geprognosticeerde programma van het Krimpenerwaard College (bron: Hevo bv) luidt als volgt:

  • Er is een geprognosticeerd aantal leerlingen van 1.050. Voor gymnastiekonderwijs zijn 3 zalen berekend. Er wordt uitgegaan van een medegebruik in de avonduren/weekenden voor trainings- en competitiedoeleinden van sportverenigingen. Daarom is een sporthal nodig die voldoet aan NOC*NSF normen.

Beschrijving

Er is gekozen voor nieuwbouw van de school omdat dit in alle opzichten efficiënter is. Ook in stedenbouwkundig opzicht is er een voorkeur voor nieuwbouw omdat hierdoor de ruimtelijke structuur in dit deel van de gemeente kan worden versterkt.

De noordwestgevel van het geplande bouwvolume staat in de doorgetrokken rooilijn van de Middenweteringflats, waarin ook de gevel van het nieuwe gezondheidscentrum staat. De bebouwing vormt hier de zuidoostelijke begrenzing van het verlengde park Middenwetering. De noordoostgevel staat in de doorgetrokken rooilijn van de Goudenregenflat aan de Landszoom, die gevel begrenst de groenzone tussen de wijken Kortland en Langeland. Die groenzone heeft bij de Landszoom een breedte van 50 m; bij de geplande school 60 m en meer.

Het gebouw biedt ruimte aan lokalen, aula, corridors, werkplekken, garderobes, een pauzeruimte en een inpandige fietsenstalling. Voor een goede inpassing in de omgeving is een pauzeruimte met voldoende omvang noodzakelijk om het 'zwerven' van leerlingen in de omgeving tegen te gaan. In combinatie met het schoolgebouw worden inpandig een NOC*NSF-sporthal van 2.080 m2 en een clubgebouw van 445 m2 voor de christelijke korfbalvereniging KOAG gerealiseerd.

Grenzend aan het schoolterrein worden 3 kunstgraskorfbalvelden, een aantal jeu de boulesbanen en een speelplek aangelegd. De korfbalvelden hebben tevens de functie van schoolsportveld.

De school wordt in 3 lagen ontwikkeld met een bruto vloeroppervlakte van 7.350 m2. De totale terreingrootte bedraagt 7.630 m2. In de voorfase is gesproken over een mogelijk 4e bouwlaag. Hiermee wordt in de huidige plannen geen rekening gehouden. De maximale bouwhoogte is 14 m. Het gebouw zelf is ongeveer 12 m hoog (dat zijn 3 bouwlagen van de voor dit gebouw noodzakelijke bruto 4 m per verdieping). Het sportgebouw is iets hoger en loopt geleidelijk op tot circa 14 m door de lichtstraat die wordt aangebracht. Op het dak wordt nog een langwerpig gedeelte tot 16 m bouwhoogte bestemd. Dit omdat er een centrale verwarming dan wel ventilatie-inrichting op het dak kan worden gerealiseerd. In het schoolgebouw is een inpandige fietsenstalling opgenomen voor alle leerlingen en het personeel.

De kortste afstand van het schoolgebouw tot de omliggende woonbebouwing is ruim 60 m; er wordt ruimschoots voldaan aan de 2:1-belemmeringshoek. Doordat het bouwplan ten opzichte van de eerdere modellen is gedraaid, wordt de zichtlijn vanaf de woningen aan de Vijfkamp behouden.

De karakteristiek van het gebouw voor het Krimpenerwaard College

Het nieuwe gebouw voor het Krimpenerwaard College omvat naast de nieuwe huisvesting van de school, een sporthal en de clubruimte voor de korfbalvereniging KOAG. In de voorlopige ontwerpfase is in een interactief proces met de school en KOAG, met ontwerpteam en gemeente een uitgebreide modellenstudie besproken en beoordeeld.

Het volume staat met haar vrije vorm zwierig in de ruimte en maakt ruimte voor uitzicht vanaf de zijde van de Vijfkamp. Entree en plein zijn georiënteerd op het groen en het water. KOAG kijkt uit over de velden en heeft haar buitenruimte op de middag- en avondzon. De entree van de sporthal en de fietsenstalling onder de sporthal hebben een logische bereikbaarheid vanaf de toegangsweg. In de opzet van het gebouw hebben sportgedeelte, korfbalvereniging en school een eigen route, zodat gebruik door derden goed los te koppelen is van de school. Het gezicht van het Krimpenerwaard College wordt duidelijk in de kernwaarden 'houvast bieden, ruimte laten en samen leren'. Tijdens de ontdekkingsreis die de leerling maakt worden veiligheid, structuur, duidelijkheid en een gevoel van 'welkom zijn' geboden. Maar de leerling moet ook zijn vleugels kunnen uitslaan en in samenwerking met anderen betekenisvolle kennis kunnen vergaren en zich ontwikkelen. Het nieuwe gebouw voor het Krimpenerwaard College is daarom een school met een atrium als hart, dat de afdelingen verbindt en overzicht biedt, terwijl de eigen plek de vertrouwde leeromgeving vormt voor de groep en geborgenheid, veiligheid en houvast biedt. De nieuwe school biedt een stimulerende leeromgeving met diverse ruimten om elkaar te ontmoeten en samen te leren. De mediatheek ligt als informatie- en studieruimte in het atrium, het hart van de school en biedt ruimte voor verschillende manieren van leren. Het atriumdak zorgt ervoor dat daglicht doordringt tot diep in het hart van de school. De aula is gesitueerd terzijde van het hart, als transparante ontmoetingsplek aan het plein. Hierdoor is de aula goed apart te gebruiken, natuurlijk als pauzeruimte, maar ook voor voorstellingen, exposities en bijeenkomsten.

De vloeiende en markante vorm van het gebouw voegt zich op een natuurlijke manier in de open en groene ruimte. Aan de zijde van het plein maakt het gebouw een verwelkomend gebaar door de gevel naar binnen te laten knikken. Zowel in vorm, kleur als materiaal heeft de school een rustige en tijdloze uitstraling. De gevelbanden worden voorzien van een geprofileerde aluminium gevelbekleding met een wisselende amplitude. De witte kleur van deze banden vormt een contrast met de donkere, warme kleur van de kozijnen en dichte delen ertussen. De sporthal laat zich aan de westzijde en ook in de school zien. Samen zorgen de gekozen materialen voor een chique, tijdloze uitstraling.

Versterking hoofdgroenstructuur door nieuwe locatie Krimpenerwaard College

De nieuwbouw van het Krimpenerwaard College en de herontwikkeling van de omgeving biedt de mogelijkheid om de ruimtelijke structuur, met inbegrip van de groenstructuur, te versterken. Doelstelling is het verlengen van het park Middenwetering tot aan de groenzone tussen de wijken Kortland en Langeland (hier de Vijfkamp, het verlengde van de Landszoom) en het verlengen van die groenzone met ontsluiting voor langzaam verkeer tot aan de IJsseldijk waar twee monumentale boerderijen met ruime erfkavels zijn gelegen. De route voor langzaam verkeer kan met een verbinding over de Hollandsche IJssel deel worden van een (regionale) route die de voorzieningen in beide gemeenten (Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel) beter bereikbaar maakt, maar ook de Krimpenerhout voor de inwoners van de stadsregio en verder.

De locatie van de huidige school die vrij komt gaat onderdeel uit maken van de parkstructuur van het Middenweteringpark. Directe bouwmogelijkheden zijn in de parkstructuur niet gewenst, maar een combinatie met sportfuncties in de parkstructuur is goed mogelijk. Hierdoor krijgt het park, naast de recreatieve functie die het al heeft, nog meer een functionele invulling. Sportvelden omzoomd door groen passen goed in de ruimtelijke structuur van het park en vullen dus zowel ruimtelijk als functioneel het reeds bestaande park aan.

Die ontwikkeling kan gefaseerd worden uitgevoerd, waarbij iedere fase een aanvaardbare situatie oplevert, maar iedere volgende fase meer kwaliteit biedt. Deze ontwikkeling is in feite gestart met de bouw van het gezondheidscentrum en met de ontwikkeling van de Hof van Heeck achter het blok seniorenwoningen aan de Trimbaan.

Multifunctioneel gebied

In het cluster Driekamp-Vijfkamp- Tiendweg-Groenendaal ontstaat een multifunctioneel gebied van wonen, onderwijs, gezondheidszorg, sport en recreatie dat op een centrale plek in Krimpen aan den IJssel is gelegen. Alle aanwezige functies maken gebruik van de aanwezige en toekomstige infrastructuur en parkeervoorzieningen en zorgen voor een levendige omgeving. Bovendien levert een combinatie van de functies ook een bijdrage aan de sociale controle in het gebied.


De school en de sporthal zullen elkaar versterken en dubbelgebruik van de gronden bevorderen. Meervoudig gebruik van de gronden zowel overdag als in de avonduren voorkomt dat er een monotoon gebied ontstaat dat slechts op bepaalde (dag)delen van de week wordt gebruikt.


De diversiteit aan functies in het gebied zijn uitgebreid onderzocht in het akoestisch onderzoek. Van zowel de sporthal, het gezondheidscentrum, het kinderdagverblijf, het jongerencentrum, de sportvelden en de woningen onderling is bekeken of ze geluidsoverlast voor elkaar opleveren (zie Bijlage 5). Uit dit onderzoek blijkt dat alle geluidsnormen ruim binnen de gestelde eisen blijven en er dus geen geluidsoverlast ontstaat door of voor een van de aanwezige functies.

3.4 Inrichtingsplan

De openbare ruimte rondom de nieuwe ontwikkeling wordt aangepast, zodat een goede bereikbaarheid van het Krimpenerwaard College voor zowel gemotoriseerd verkeer als langzaam verkeer gewaarborgd is. Daarnaast is aandacht besteed aan de goede bereikbaarheid van de omliggende bestaande functies en de ontsluiting op de bestaande wegen.

Het inrichtingsplan bestaat in de basis uit een toegangsweg vanaf de Groenendaal naar het Krimpenerwaard College. Deze toegangsweg wordt deels ook gebruikt door verkeer naar het gezondheidscentrum. Hiertoe wordt een nieuwe aansluiting op de Groenendaal gerealiseerd. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid is het niet wenselijk een extra aansluiting op de Groenendaal te realiseren. Daarom vervalt de bestaande aansluiting van het gezondheidscentrum tegenover de Middenwetering. Aan de voorzijde van het Krimpenerwaard College vindt parkeren plaats voor bezoekers en personeel van de school en voor het eventueel brengen en halen van scholieren. Dit parkeerterrein kan in de avonduren en weekeinden tevens gebruikt worden om de parkeerbehoefte van de sportvelden en de sporthal op te vangen. Daarnaast worden de bestaande parkeerplaatsen aan de Driekamp hiervoor deels gebruikt.

De bestaande parkeerplaatsen voor de functies langs de Groenendaal, zoals het kinderdagverblijf en gezondheidscentrum, worden niet belast met extra parkeerdruk als gevolg van de nieuwe ontwikkeling. Bovendien wordt tussen de bestaande functies en het Krimpenerwaard College in een brede groenstrook voorzien. Ter hoogte van het gezondheidscentrum wordt in deze groenstrook een hekwerk gerealiseerd. Hierdoor ontstaat een zachte barrière tussen de school en het gezondsheidscentrum en kinderdagverblijf, waardoor de belangen van de verschillende gebruikers optimaal gefaciliteerd worden en er geen menging ontstaat van bezoekers van de verschillende functies. In onderstaande figuur is het inrichtingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0009.png"

figuur 3.4 Inrichtingsplan nieuwe ontwikkeling

Aan het einde van het parkeerterrein, in aansluiting op de bestaande erftoegangsweg langs het kinderdagverblijf en de appartementen, wordt een beweegbaar object of verkeerssluis gerealiseerd, waardoor deze route niet belast wordt met verkeer van de nieuwe ontwikkeling. Bevoorradend vrachtverkeer en noodhulpdiensten kunnen wel van deze route gebruik maken. Voor vrachtverkeer is dit noodzakelijk, omdat de ruimte ontbreekt voor het keren van een vrachtwagen. Voor noodhulpdiensten is dit voor een goede bereikbaarheid en korte aanrijtijden van belang.

Langzaam verkeer wordt zoveel mogelijk gescheiden van het gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. Daarbij wordt een geheel vrijliggende en conflictvrije fietsroute gerealiseerd vanaf de Groenendaal via de school naar de Nieuwe Tiendweg.

Ook de verkeersafwikkeling is onderzocht, zowel de bestaande als de nieuwe functies kunnen op een goede en veilige manier ontsloten worden. Vanuit de diverse omgevingsaspecten (zie Hoofdstuk 4) is de combinatie van de verschillende functies dan ook niet bezwaarlijk.

3.5 Duurzaamheidsmaatregelen

In deze paragraaf volgt een korte beschrijving van de belangrijkste duurzaamheidsmaatregelen die het Krimpenerwaard College wil nemen bij haar nieuwbouw. Teneinde de meeste duurzaamheidsaspecten mogelijk te maken heeft het Krimpenerwaard College substantieel extra budget beschikbaar gesteld waarbij constant als uitgangspunt is gehanteerd dat een te nemen duurzaamheidmaatregel op relatief afzienbare termijn terugverdiend moet kunnen worden door lagere exploitatiekosten (tenzij de kwaliteitsoverweging de keuze legitimeert). De te realiseren duurzaamheidsmaatregelen zijn:

  • Compact gebouw met gunstige vormfactoren;
  • Niet functioneel nuttig oppervlak verschillende programma's gecombineerd (gang en noodtrappen);
  • Meervoudig grondgebruik / multifunctionaliteit gebouw;
  • Inpandige fietsenstalling (esthetica externe en facilitair voordeel beperkte schoonmaak);
  • Gunstige oriëntatie gebouw op zonnestand;
  • Grote indelingsflexibiliteit d.m.v. stalen hoofddraagconstructie.
  • Warmteweerstand buitenschil gevel verhogen tot 5m2K/W;
  • Warmteweerstand buitenschil dak verhogen tot 5m2K/W;
  • HR++ beglazing;
  • Deels open plafond (warmte accumulatie beton benut);
  • Betondak (warmte-accumulatie);
  • Gebruik kleefmagneten op intensief gebruikte deurpartijen compartimenten.
  • Betongranulaat in fundering;
  • Gebruik onderhoudsarme en zeer duurzame materialen exterieur en zorgvuldig gedetailleerd;
  • EPDM dakbedekking in plaats van bitumen;
  • Aluminiumkozijnen in plaats van kunststof.
  • Balansventilatie ten einde de eisen van klasse B voor Frisse Scholen te realiseren;
  • Luchtbehandelingskast voorbereiden op koeling;
  • Vloerverwarming in plaats van radiatoren.
  • Hoogfrequente verlichting;
  • Daklichten tbv inpandig daglicht;
  • Aanwezigheidsdetectie en daglichtregeling verlichting;
  • LED-verlichting gangzones en sanitaire ruimten.
  • Volkern wanden tpv toiletten leerlingen (geringere schoonmaakkosten);
  • Hangend sanitair;
  • In tegelwerk ingelaten spiegels sanitair;
  • Waterbesparende kranen;
  • Gietvloer tpv sanitair incl. holplint;
  • Alternatieve vloerafwerking (gietvloer of rubber ipv marmoleum);
  • Systeemwanden met onderhoudsarme afwerking (melamine) in plaats van metal-stud;
  • wanden (met scan en sauswerk).
  • Inpandige hwa (pluvia);
  • Afvalscheiding bouw(-materialen).

Bij het ontwerpen van het gebouw zijn voorzieningen aan het gebouw die moeilijk veranderbaar zijn, toekomstgericht. Dat betekent: een uitstekende isolatie van de schil van het gebouw, de aanleg van een lage temperatuur afgiftesysteem waardoor (eventueel in de toekomst) het gebruik van bodemwarmte en koeling mogelijk is. Daarnaast kan tezijnertijd nog worden overwogen om zonnepanelen toe te passen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het voorliggende hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor het bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Verkeer En Parkeren

Aan de Groenendaal wordt de nieuwbouw van het Krimpenerwaard College met bijbehorende sportfaciliteiten voorzien. Deze ontwikkeling brengt extra verkeer en parkeerdruk met zich mee. In de mobiliteitstoets, opgenomen in Bijlage 1, is onderbouwd dat als gevolg van dit extra verkeer en de toename van de parkeerdruk geen onacceptabele situaties voor de omgeving optreden. In de mobiliteitstoets zijn de volgende conclusies getrokken:

  • De verkeerstoename van de nieuwe ontwikkeling kan ruimschoots opgevangen worden op de Groenendaal. De verkeersintensiteit op de Groenendaal blijft ruimschoots binnen de maximaal gewenste intensiteit. Daarnaast biedt de nieuwe erftoegangsweg aan de achterzijde van het parkeerterrein naar de nieuwe locatie van het Krimpenerwaard College voldoende capaciteit om de intensiteit van circa 400 mvt/etmaal (180 mvt per spitsuur) te kunnen verwerken.
  • De verkeersveiligheid voor het langzaam verkeer en met name de fietsers is gewaarborgd, omdat in het ontwerp een volledig conflictvrije fietsroute wordt voorzien tussen de Nieuwe Tiendweg en de Groenendaal. Ook zal het fietsverkeer op de Groenendaal naar het bestaande Krimpenerwaard College afnemen. Gezien de vele uitritten langs deze weg is dit positief voor de verkeersveiligheid. Daarnaast zal het illegaal gebruik van de voetgangersbrug vanaf de Nieuwe Tiendweg door fietsverkeer afnemen. Uit ongevalscijfers blijkt voorts dat er in de huidige situatie geen sprake is van een verkeersonveilige situatie.
  • Tijdens werk-/schooldagen is de parkeervraag van het Krimpenerwaard College en de nieuwe sportvelden en sporthal het hoogst tijdens de middagperiode. De parkeervraag bedraagt dan 76 parkeerplaatsen. Binnen het plan is de realisatie van 66 nieuwe parkeerplaatsen voorzien. Daarnaast zijn aan de Driekamp reeds 43 bestaande parkeerplaatsen aanwezig. Met een totale capaciteit van 109 parkeerplaatsen kan deze parkeervraag goed worden opgevangen.
  • De parkeervraag rondom het nieuwe Krimpenerwaard College en de nieuwe sportvelden en sporthal is het hoogst tijdens zaterdag- en zondagmiddagen (123 parkeerplaatsen). Het aantal nieuw aan te leggen parkeerplaatsen direct bij deze voorzieningen en de reeds bestaande parkeerplaatsen aan de Driekamp bieden onvoldoende capaciteit om deze parkeervraag op te kunnen vangen. Indien alleen deze parkeerplaatsen worden bezien bestaat er een tekort aan 14 plaatsen. Tijdens deze maatgevende periode is de parkeervraag van andere functies in de omgeving (gezondheidscentrum en kinderdagverblijf) echter laag, waardoor in de omgeving voldoende restcapaciteit aanwezig is. Hierdoor kan de totale parkeervraag ook tijdens deze periode goed opgevangen worden.

Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect verkeer en parkeren de realisatie van het Krimpenerwaard College en bijbehorende sportfaciliteiten niet in de weg staat. In Bijlage 1 is dit nader onderbouwd.

4.3 Flora En Fauna

Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 is het van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of en welke dier- en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten. Het plangebied vormt geen onderdeel van een gebied dat is aangewezen overeenkomstig de Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn of Natuurbeschermingswet 1998. De in de nabijheid gelegen rivier De Hollandse IJssel vormt onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur, echter valt het plangebied daarbuiten. Ecologisch adviesbureau Ecoresult heeft op 16 juni 2011 een ecologische quickscan (zie Bijlage 2) uitgevoerd met als doel de potentie en aanwezigheid van onder de Flora - en faunawet (strikt) beschermde flora en fauna in beeld te brengen.

De conclusies (verkort) van dit onderzoek luiden als volgt:

Door de potentie op vaste rust- en verblijfplaatsen ten aanzien van vleermuizen dient er onderzoek uitgevoerd te worden naar het daadwerkelijk voorkomen van vleermuizen zodat op basis hiervan eventueel een gericht mitigatieplan opgesteld kan worden teneinde de effecten te neutraliseren.

Er is een kans op aanwezigheid van broedgevallen (waaronder winterkoning en merel) van vogels. De periode waarin broedgevallen voor kunnen komen is grofweg van 15 maart tot en met 15 juli. Echter, vaak zijn hier uitzonderingen op. Indien werkzaamheden in deze periode uitgevoerd worden, dient voorafgaand hieraan door een deskundig ecoloog het onderzoeksgebied onderzocht te worden op bezette nesten/broedgevallen zodat broedgevallen niet worden verstoord en verontrust.

Mogelijk zijn er in het onderzoeksgebied beschermde soorten aanwezig die vallen onder het beschermingsregime van tabel 1 van de Flora en faunawet waaronder de mol, egel, bastaardkikker, meerkikker, gewone pad en kleine watersalamander. Voor activiteiten met effect op deze soorten geldt vrijstelling indien het werk zorgvuldig (conform artikel 2 van de Flora- en faunawet) uitgevoerd wordt (zie ook hoofdstuk 2 'Zorgplicht'). Het verdient aanbeveling om door de mogelijke aanwezigheid van deze tabel 1-soorten te werken conform een ecologisch werkprotocol opgesteld door een deskundig ecoloog. Bij uitvoering van de werkzaamheden zal aan deze zorgplicht worden voldaan.

Naar aanleiding van de conclusies van de quick scan is een uitgebreid vleermuisonderzoek uitgevoerd door Ecoresult (Bijlage 3). Tijdens het onderzoek zijn diverse foeragerende vleermuizen waargenomen. De conclusies van dit onderzoek luiden als volgt: "Om te voorkomen dat de Flora- en faunawet wordt overtreden door het verwijderen van geschikt foerageergebied, dienen mitigerende maatregelen genomen te worden om de functionaliteit als foerageergebied te behouden. Hieraan zal worden voldaan, zodat er voor de foeragerende dieren ten zuidwesten van het schoolgebouw voldoende alternatief foerageergebied aanwezig."

Om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen is een mitigatieplan (Bijlage 4) opgesteld. In dit mitigatieplan is aangegeven welke maatregelen, wanneer uitgevoerd moeten worden. Het betreft onder andere de periode van kap, de nieuwe aanplant en het toepassen van aangepaste verlichting.

In het op te stellen inrichtingsplan, dat voor de vaststelling van het bestemmingsplan beschikbaar zal zijn, wordt rekening gehouden met maatregelen die de ecologische functionaliteit van het plangebied in stand houden conform het bepaalde in het mitigatieplan. Het verlichtingsplan, dat eveneens voor de vaststelling van het bestemmingsplan beschikbaar zal zijn, zal eveneens rekening houden met de maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat de Flora- en faunawet wordt overtreden.

Ecoresult heeft in opdracht van de gemeente een 'notitie ecologische beoordeling Lichtonderzoek' opgesteld. In dit onderzoek beoordelen zij het 'lichthinderonderzoek korfbalvelden Krimpenerwaard' dat ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is opgesteld. De notitie en het onderzoek zijn bijgevoegd in Bijlage 12. Uit de ecologische beoordeling blijkt dat hinder als gevolg van de verlichting van de sportvelden voor vleermuizen tot een minimum is beperkt.

Ook in het lichthinderonderzoek van de sportvelden wordt geconcludeerd dat er geen lichthinder zal plaatsvinden voor omwonenden, verkeersdeelnemers en binnen de eco-zones.

4.4 Archeologie

Historie

Over het ontstaan van Krimpen aan den IJssel is weinig bekend. In 1277 wordt voor het eerst in geschriften melding gemaakt van een ambacht, ofwel een dorp op de IJssel. Door de eeuwen heen is de naam op uiteenlopende wijze geschreven: Crimpene op den Yssel, Crimpen opte Issel, Crimpene of Crempene op ‘t IJssel. In de volksmond werd de plaats begin 1800 ook wel Tingenijssel genoemd. Krimpen was in het verleden een ander woord voor rivierbocht. Met de toevoeging ‘aan den IJssel’ onderscheidt het dorp zich van de buurgemeente Krimpen aan de Lek.

Krimpen aan den IJssel ligt in de westpunt van de Krimpenerwaard. Een gebied dat al eeuwen ingeklemd ligt tussen twee rivieren, de Hollandsche IJssel en de Lek, die vanaf de achtste eeuw hun huidige bedding volgen. Historische geschriften maken melding van het feit dat Krimpen aan den IJssel in 1630 vijftig huizen telde met in totaal tweehonderd inwoners. Het dorp bleef eeuwenlang een agrarische samenleving met in 1946 zo’n 6.550 inwoners. De mensen woonden voornamelijk langs de IJssel- en Lekdijk. Ook stonden er huizen in de tot 1855 zelfstandige gemeente Stormpolder. Veel Krimpenaren hadden werk in de steenbakkerijen en op de scheepswerven, die zich al sinds eeuwen gevestigd hadden in de Stormpolder en langs de IJsseldijk.

Beleid en normstelling

Monumentenwet

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Archeologische verwachtingen- en beleidskaart (2011)

Dit rapport vormt een toelichting op de archeologische waarden- en verwachtingenkaart en de beleidskaart. Het is een uitwerking van de landelijk dekkende IKAW en de provinciale Cultuurhistorische Hoofdstructuur van Zuid-Holland. De kaart en het beleid is gedetailleerder uitgevoerd dan de beleidsstukken van de hogere schaalniveau's. In figuur 4.3 is een uitsnede te zien van de weergave van archeologische verwachtingen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0010.png"

Figuur 4.3: Archeologische verwachting

Onderzoek en conclusie

Gebieden met een lage archeologische verwachting betreft die delen van de veengebieden waar geen aanwijzingen voor archeologische resten zijn. Hier dient bij ontwikkelingen groter dan 10.000 m2, waarvan de bodemingrepen dieper reiken dan 1 m onder maaiveld, archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Nu het bouwplan de 10.000 m² niet overschrijdt is er geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Ter bescherming van de eventuele aanwezige archeologische waarden is een archeologische dubbelbestemming opgenomen.

4.5 Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

In plaats van een op behoud en bescherming gericht beleid, wil het Rijk cultuurhistorische elementen een plaats geven in een op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Ruimtelijke ordening kan ertoe bijdragen dat de betekenis van cultuurhistorische elementen en structuren groter wordt, door ze in te passen of een nieuwe functie te geven. Een en ander is mede van belang om de recreatieve belevingswaarde van die elementen en gebieden te versterken.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (provincie Zuid-Holland, 2003)

De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) vastgesteld. De provincie betrekt hierdoor de cultuurhistorie bij ruimtelijke ontwikkelingen en richt zich hierbij vooral op het beschermen en versterken van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd op de kaart van de CHS. Om deze reden is de CHS opgenomen in de streekplannen en in de Nota Regels voor Ruimte. De CHS vormt de basis voor toetsing van en advisering over bestemmings- en bouwplannen van gemeenten en erfgoedaspecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0011.png"

Figuur 4.4 Cultuurhistorische waarden (blauwe circel ligging plangebied) (bron: CHS provincie Zuid-Holland)

Onderzoek en conclusie

Op basis van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart (figuur 4.4) is te zien dat aan het plangebied geen cultuurhistorische waarden zijn toegekend. Het aspect cultuurhistorie staat hierdoor de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.6 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

In Krimpen aan den IJssel is het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard verantwoordelijk voor het kwalitatief en kwantitatief waterbeheer. Tevens is het Hoogheemraadschap verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud aan de waterkeringen. Alle hoofdwatergangen zijn in beheer bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Dit betekent dat geen enkele verandering aan de waterhuishouding zal kunnen plaatsvinden zonder de nadrukkelijke toestemming van de waterbeheerder.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Hoogheemraadschapsbeleid

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

Gemeentelijk beleid

Het Stedelijk Waterplan Krimpen aan den IJssel is in 2001 tot stand gekomen door samenwerking tussen de gemeente Krimpen aan den IJssel, het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden. De reden voor het opstellen van het plan was de wens van de waterschappen in Zuid-Holland-Zuid om voor alle stedelijke kernen in hun beheersgebied een stedelijk waterplan op te stellen. Bij het opstellen van dit plan was er nog sprake van twee waterbeheerders, waarbij het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard de waterkwantiteit verzorgde en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden ging over de waterkwaliteit. Na 1 januari 2005 is bij de uitvoering van het plan sprake van een integraal waterschap het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Het doel van het Stedelijk Waterplan Krimpen aan den IJssel is het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op het stedelijk water van gemeente, hoogheemraadschap, zuiveringsschap en belangenvertegenwoordigers. Deze visie wordt vervolgens uitgewerkt in een maatregelenplan. De visie is geënt op het idee dat het stedelijk water in Krimpen aan den IJssel schoon en gezond moet zijn en geen overlast mag veroorzaken. Tevens is in het plan rekening gehouden met het belang van alle overheden, verenigingen, stichtingen en bewoners.

De ambitie van dit Stedelijk Waterplan is het realiseren van een zo goed mogelijk functionerend watersysteem zowel op het gebied van waterkwantiteit als waterkwaliteit binnen de planperiode die loopt tot 2015. Voor de waterkwantiteit houdt dit in dat binnen de grenzen van Krimpen aan den IJssel geen knelpunten optreden in de afvoer van water door de watergangen.

Concreet heeft dit tot gevolg dat bij ontwikkelingen in bestaand stedelijk gebied, waar mogelijk, rekening moet worden gehouden met het realiseren van open water in het plangebied.

Water in het plangebied

De beoogde locatie is gelegen in stedelijk gebied, welke gedeeltelijk is bebouwd. De huidige school is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. In de nieuwe situatie zal er sprake zijn van een gescheiden stelsel. De afvoer van het hemelwater zal worden afgekoppeld van de riolering en het hemelwater zal worden geloosd op de watergang langs het plangebied. Bij de voorbereiding van het bouwplan wordt aan dit aspect uitwerking gegeven. Er worden geen uitlogende materialen toegepast.

Het vuilwater zal worden aangesloten op de riolering.

De huidige verharde oppervlakten op de planlocatie:

  • verhard oppervlak 10.521 m².

In de nieuwe situatie is het verharde oppervlak als volgt:

  • verhard oppervlak 11.382 m².

Dit betekent dat er een toename in verharding is van 861 m². Het waterbeheerplan 2010-2015 geeft aan dat er bij een verhardingstoename van >500 m² een watercompensatie binnen het peilgebied dient plaats te vinden. Van elke 100 m² dient er 35 m² compensatie plaats te vinden. In dit geval is dat 301 m².

Er wordt geen sloot gedempt. De naastgelegen watergang wordt uitgebreid. Dit is een uitbreiding van 2.648 m². Nu er maar 301 m² uitbreiding hoefde plaats te vinden voldoet dit ruimschoots aan deze compensatieplicht.

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg afgestemd met het Hoogheemraadschap.

4.7 Geluid

Het geluidsaspect is relevant in relatie tot industrielawaai, wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai. Het toetsingskader wordt gevormd door de Wet geluidhinder en enkele uitvoeringsbesluiten.

4.7.1 Industrielawaai/spoorweglawaai

Het plangebied ligt niet binnen de zone van een industrieterrein of een spoorweg. Dit aspect is daarom niet relevant voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.7.2 Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader

Langs alle wegen bevinden zich ingevolge de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen en rond het plangebied zijn 30 km/h-wegen aanwezig. De locatie ligt binnen de geluidszone van de volgende gezoneerde wegen: Groenendaal, Nieuwe Tiendweg en Driekamp/Olympiade. Verder is de Vijfkamp als 30 km/h-weg relevant.

Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: "het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voorzover liggend binnen zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens" (art. 1 Wgh). De geluidszones bedragen 200 m.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van scholen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor nieuwe situaties bedraagt deze 48 dB.

De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Als maatregelen niet mogelijk of doelmatig zijn, dan kan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel een hogere waarde vaststellen. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde bedraagt 63 dB.

Onderzoek en conclusie

Voor de Nieuwe Tiendweg, de Driekamp en de Groenendaal geldt een geluidzone van 200 m. Deze zones reiken tot het plangebied waardoor onderzoek naar de geluidbelasting vanwege wegverkeer noodzakelijk is. De Vijfkamp is een weg waar een 30 km/h-zone geldt. Hiervoor geldt dan ook geen onderzoeksplicht, deze weg is echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel meegenomen in het akoestisch onderzoek.

Door de DCMR is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor geluid afkomstig van o.a. wegverkeer in het kader van de Wet geluidhinder (zie Bijlage 5). De conclusie luidt dat nergens de voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden. Op het gehele bouwplan wordt de voorkeurswaarde van 48 dB niet overschreden. Het vaststellen van hogere waarden is om deze reden niet noodzakelijk. Ook onderzoek naar de binnenniveaus en de geluidwerendheid van de gevels is niet noodzakelijk.

Fysieke wijziging Groenendaal

Daarnaast is er sprake van een fysieke wijziging aan de Groenendaal door de realisatie van een nieuwe toegangsweg naar de school. Reconstructieonderzoek dient uitgevoerd te worden om te bezien of deze fysieke wijziging leidt tot een formele reconstructiesituatie. Daarvan is sprake als de geluidsbelasting 10 jaar na de reconstructie met minimaal 2 dB is toegenomen ten opzichte van 1 jaar voor de reconstructie. De verhoging wordt daarbij berekend vanaf de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De zone van de reconstructiesituatie strekt zich 200 m uit aan weerszijden van het fysieke werk. Binnen deze zone liggen geen geluidsgevoelige functies. Verder dient op grond van artikel 99 Wgh het uitstralingseffect van de reconstructie onderzocht te worden. Van een significant uitstralingseffect is pas sprake bij geluidstoenames van 2 dB of meer, wat overeenkomt met een toename van de verkeersintensiteit van 20% of meer. Zoals uit tabel 3.2 van Bijlage 1 blijkt, neemt de verkeersintensiteit op de Groenendaal met 15% toe. Er is derhalve geen sprake van een significant uitstralingseffect.

4.8 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Deta Milieu heeft op 10 augustus 2011 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 6) op de locatie Driekamp (nieuwbouw school en aanleg sportvelden). Conclusie van het onderzoek is dat er geen verontreinigingen aanwezig zijn in een mate die de gebruiksmogelijkheden kunnen beperken. Op grond hiervan is de locatie geschikt voor elke gebruiksbestemming.

DCMR heeft in een aanvullende notitie van 26 april 2012 (zie Bijlage 7) geadviseerd omtrent de bodemkwaliteit van het westelijke deel van het plangebied langs de Groenendaal. Dit deel van het plangebied bestaat uit een voormalig slibdepot waarin sterk met zink verontreinigd materiaal is opgeslagen. De geplande herinrichting met jeu de boulesbanen, een speelplek en een watergang doorkruist een deel van dit slibdepot.

Het ontgraven, afvoeren en verwerken van dit verontreinigde bodemmateriaal brengt extra kosten met zich mee. Door middel van functiegerichte sanering (herschikking van de verontreinigde grond en isolatie) kunnen de kosten worden beperkt. In de grondexploitatie voor het gebied is financieel rekening gehouden met een worst-case scenario, zijnde afvoer van alle verontreinigde grond.

Bij de verdere uitwerking van het plan voor inrichting van de openbare ruimte wordt na sloop van het huidige schoolgebouw door DCMR nader onderzoek verricht en wordt een saneringsplan voor dit deel van de locatie opgesteld.

4.9 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) 1) jaargemiddelde concentratie 60 µg / m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg / m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10) 2) jaargemiddelde concentratie 40 µg / m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ vanaf 11 juni 2011
  1. 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  2. 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

Besluit gevoelige bestemmingen

Op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen wordt de ontwikkeling van 'gevoelige bestemmingen', zoals een school, in de nabijheid van snelwegen en provinciale wegen beperkt. Wanneer de grenswaarden voor fijn stof en stikstofoxide (dreigen te) worden overschreden binnen een zone van 300 m rond rijkswegen en 50 m rond provinciale wegen mag het aantal blootgestelden als gevolg van een ontwikkeling van een gevoelige bestemming niet toenemen. Voor bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.

Onderzoek

Het plan maakt de herontwikkeling van een schoollocatie mogelijk waarbij het bestaande schoolgebouw wordt gesloopt en een nieuw schoolgebouw wordt gerealiseerd. Het plangebied is niet gelegen binnen de zone van provinciale wegen of rijkswegen waarbinnen de ontwikkeling van gevoelige functies, op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen, nader moet worden afgewogen.

Er vinden geen functiewijzigingen plaats die leiden tot een significante verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de huidige planologische situatie, door intensivering van het gebruik van de sportvelden is er wel sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. De uitvoering van het plan leidt slechts tot een lichte verkeersaantrekkende werking die is toegelicht in de paragraaf verkeer. De bijdrage aan de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10. Deze grens wordt namelijk pas overschreden bij een weekdaggemiddelde toename met circa 1800 mvt/etmaal (personenauto's). Dat aantal wordt in geen geval gehaald. Omdat op het plan het besluit nibm van toepassing is vindt er geen toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaats.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient wel inzicht te worden gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Uit de monitoringstool die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) blijkt dat de jaargemiddelde concentratie NO2 langs de Driehoek, de maatgevende weg voor luchtkwaliteit, in 2011 circa 29 bedraagt. Voor PM10 bedraagt de jaargemiddelde waarde in 2011 circa 26 bedraagt. De jaargemiddelde concentraties liggen ruimschoots beneden de grenswaarden. Dat is ook het geval in de prognosejaren 2015 en 2020 aangezien sprake is van een dalende achtergrondconcentratie als gevolg van bronmaatregelen.

Conclusie

Vanwege de geringe omvang van de verkeersaantrekkende werking is op het plan het besluit nibm van toepassing, toetsing aan de grenswaarde voor luchtkwaliteit is daarom achterwege gelaten. Uit de monitoringstool die behoort bij het NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 in 2011, 2015 en 2020 ruimschoots beneden de grenswaarden zijn gelegen. Geconcludeerd wordt dat de Wm, onderdeel luchtkwaliteit, de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.10 Bedrijven En Milieuhinder

Beleid en normstelling

Ten aanzien van ontwikkelingen in het plan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige functies sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfsklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering is alleen van toepassing op nieuwe situaties en beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Een school voor voortgezet onderwijs vormt in het kader van milieuzonering zowel een milieugevoelige als een milieubelastende functie. In de omgeving van het plangebied vinden geen bedrijfsactiviteiten of overige milieuhinderlijke activiteiten plaats die van invloed zijn op het plangebied. De uitvoering van het plan leidt daarom niet tot een beperking van bedrijven of overige activiteiten. Op het aspect externe veiligheid in relatie tot het LPG tankstation wordt apart ingegaan in paragraaf 4.11.

Een school vormt zelf ook een mogelijk bron van milieuhinder als gevolg van stemlawaai en verkeer van en naar de school. Op een school is daarom een richtafstand van 30 m van toepassing vanwege geluid. Voor de beooordeling van de situatie is van belang dat de school in de huidige sitautie reeds aanwezig is. De school en de sportvelden worden wel verplaatst. Daarbij wordt tevens de openbare ruimte heringericht. In de nieuwe situatie bedraagt de afstand van woningen tot de school en het schoolterrein (exclusief parkeerplaats waar geen leerlingen verblijven) meer dan 30 m. Geconcludeerd wordt dat aan de richtafstand voor een school voor voortgezet onderwijs wordt voldaan.

Voor de sportvelden geldt eveneens dat een richtafstand moet worden aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Voor het sportveld ten westen van de beoogde school is van belang dat in de huidige situatie reeds een sportveld aanwezig is (met kunstlichtinstallatie) zodat op deze situatie geen milieuzonering van toepassing is. Gelet op de afstand tot de meest nabijgelegen woningen aan de Vijfkamp, die circa 40 m bedraagt, en de aanwezigheid van bomen op de grens van het sportveld, is ter plaatse van de omliggende woningen evenwel sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor het te verplaatsen veldsportcomplex naar de locatie grenzend aan de Driekamp geldt dat de afstand van de bestemming 'Sport' tot de bestaande woningen ten noorden van de Driekamp circa 45 m bedraagt. De richtafstand bedraagt 50 m. Gelet op het feit dat tussen het sportcomplex en de Driekamp een groenstrook en een watergang aanwezig zijn waar opgaand groen wordt gerealiseerd, is ter plaatse van de bestaande woningen naar verwachting geen sprake van milieuhinder.

In het op te stellen verlichtingsplan, dat voor de vaststelling van het bestemmingsplan beschikbaar zal zijn, zal rekening worden gehouden met maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat ter plaatse van de bestaande woningen geen sprake van milieuhinder zal zijn.

Door de DCMR is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor geluid terwijl dit strikt genomen niet noodzakelijk was (zie Bijlage 5). Hierbij is onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van losliggende inrichtingen rondom het bouwplan in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Conform de methodiek van de VNG is het bouwplan inpasbaar in de omgeving. Er is tevens onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van het bouwplan op geluidgevoelige bestemmingen rondom het bouwplan in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Conform de methodiek van de VNG is het bouwplan inpasbaar in de omgeving. Ook is onderzoek uitgevoerd naar de bestaande milieurechten van inrichtingen rondom het bouwplan in het kader van de in het kader van de Algemene wet bestuursrecht. De conclusie van het onderzoek is dat bestaande milieurechten niet worden beperkt door het bouwplan.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuhinder de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Ter plaatse van de bestaande woningen zal, mede als gevolg van de goede inpassing van de school en de sportvelden, sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zijn.

4.11 Externe Veiligheid

Wettelijk kader

Bij externe veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • het groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen;
  • bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6-contour van het PR: rond inrichtingen waarin opslag/verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Risico's verbonden aan het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in diverse risicoatlassen.

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.

Inrichtingen

Het plangebied is gelegen in de nabijheid van een lpg-tankstation. Dit tankstation valt onder de werkingssfeer van het Bevi en REVI. De afstand tot de planlocatie is ongeveer 115 m. De doorzet van lpg is voor het station beperkt tot 1.000 m³. Gelet op deze doorzet is de risicocontour voor het PR (PR 10-6-contour) 45 m. Deze reikt niet tot de planlocatie.

Het invloedsgebied bedraagt 150 m (grijs in onderstaande afbeelding). Het plangebied en derhalve het Krimpenerwaard College valt deels binnen het invloedsgebied. Er moet dan ook een verantwoording van het GR plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01_0012.png"

Figuur 4.5 Invloedsgebied lpg-tankstation

De DCMR heeft op 4 februari 2011 een rapportage uitgebracht. De conclusie hiervan is dat de nieuwbouw van het Krimpenerwaard College zich deels binnen het invloedgebied van lpg-tankstation Langeland bevindt.

Als gevolg van de realisatie van de school op deze plek is sprake van ruim een verdubbeling van het GR. Het GR bedraagt in de nieuwe situatie 10 maal de oriëntatiewaarde. Echter, wanneer rekening gehouden wordt met de, in de praktijk reeds gerealiseerde maatregelen (bevoorrading vindt plaats door vrachtwagens met een hittewerende coating en verbeterde vulslangen) die de lpg-branche heeft getroffen in het kader van het Convenant LPG, valt het GR lager uit. Het GR is dan 0,7 maal de oriëntatiewaarde.

Advies VRR

Overeenkomstig het derde lid van artikel 13 van het Bevi heeft de gemeente het bestuur van de regionale brandweer (in casu de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond) in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de verantwoording van het GR en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid met betrekking tot het plangebied Krimpenerwaard College. De VRR heeft op 23 februari 2011 een advies afgegeven (zie Bijlage 9). De VRR adviseert om de risico's te beperken en de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten.

  1. 1. Het verplaatsen van het lpg-tankstation of beëindigen van de verkoop van lpg-autogas. Hiermee wordt eveneens het vervoer van lpg door de woonkernen van de gemeente Krimpen aan den IJssel voorkomen.
  2. 2. Het nieuwe schoolgebouw ligt binnen het effectgebied van een BLEVE (330 m vanaf het lpg-tankstation). Het gebouw dient zodanig te worden geconstrueerd dat aanwezigen tijd en gelegenheid hebben om te vluchten. Hierbij dient minimaal één (nood-uitgang van de bron afgericht te zijn. Alle (nood)uitgangen dienen in voldoende mate aan te sluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied.
  3. 3. Het plangebied behoort te voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Dit behoort ter goedkeuring worden voorgelegd aan de afdeling Brandveiligheid en OI&P van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Oost.
  4. 4. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne 'Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand'.

Op 14 november 2011 heeft de DCMR een verantwoording van het GR Krimpenerwaard College onderbouwd.

Over het advies van de VRR wordt het volgende opgemerkt:

  • Ad 1.

Mede door de maatregelen van het lpg-convenant is er voor dit station geen saneringsnoodzaak. Het PR voor kwetsbare objecten is kleiner dan de grenswaarde en de oriëntatiewaarde van het GR wordt niet overschreden. Het verplaatsen van het station of het intrekken van de vergunning voor lpg is derhalve niet aan de orde. Het tankstation heeft een beperkte doorzet (1.000 m³ per jaar), zodat het aantal transporten van lpg door de gemeente beperkt is. De kosten van verplaatsing of de schadevergoeding bij het intrekken van de vergunning zijn daarom onevenredig hoog.

  • Ad 2.

Dankzij de uitgevoerde maatregelen van het convenant is een BLEVE van de autogastankwagen onwaarschijnlijk geworden. Ondanks dat zal het schoolgebouw over meerdere (nood)uitgangen beschikken die van het tankstation af zijn gericht. Alle (nood)uitgangen sluiten aan op bestaande of in het kader van het inrichtingsplan geplande infrastructuur.

  • Ad 3.

Het inrichtingsplan zal worden voorgelegd aan de afdeling Brandveiligheid en OI&P van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Oost. Het plangebied wordt nu al ontsloten door meerdere openbare wegen (Groenendaal, Driekamp)

  • Ad 4.

Met het schoolbestuur worden nadere afspraken gemaakt omtrent voorlichting en instructie op het gebied van de campagne 'Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand'.

Deze verantwoording luidt als volgt:

In een eerder stadium heeft de DCMR geadviseerd over het aspect externe veiligheid (zie Bijlage 8). Hieruit kwam naar voren dat de locatie voldoet aan de normen voor het PR, maar dat de realisatie van dit plan een toename van het GR zal veroorzaken. Daarom is in deze notitie onderbouwd waarom het GR aanvaardbaar is. Het betreft een school voor voortgezet onderwijs, zodat er sprake is van voldoende mate van zelfredzaamheid bij de aanwezigen. Het gebied is van verschillende zijden goed bereikbaar. Mede door de invulling van het advies van de VRR, is er sprake van voldoende mogelijkheden voor bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen.

In het plangebied is gekeken naar mogelijke alternatieven voor de positionering van het gebouw, om de school geheel of gedeeltelijk buiten het invloedgebied van het LPG-tankstation te krijgen. Het geheel buiten de 150 meter zone bouwen van de school is binnen de gegeven footprint mogelijk. Het gaat echter ten koste van de compacte interne organisatie van het schoolgebouw dat nu rond een centrale ontmoetingsruimte is georganiseerd. Het gaat ook ten koste van de gevarieerde oriëntatie van de buitengevels met wisselend zicht. Gezien die kwaliteiten is gekozen voor deze, beperkte, overschrijding van de zonegrens.

Eindconclusie

In deze verantwoording (zie Bijlage 10) zijn diverse maatregelen opgenomen in het kader van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Deze maatregelen hebben geen consequenties voor de hoogte van het GR, maar zorgen wel voor een feitelijke daling van de kans op ongevallen met grote aantallen slachtoffers. Daarnaast wordt nog onderzocht wat de mogelijkheden zijn om het LPG-tankstation binnen venstertijden te laten bevoorraden en dat deze aflevering van LPG alleen mag geschieden met tankwagens die zijn voorzien van hittewerende bekleding. Bij voorkeur worden deze eisen inrichtingsgebonden middels de milieuvergunning. Deze maatregelen zal het GR nog verder verlagen.

Op basis van het voorgaande acht het gemeentebestuur van Krimpen aan den IJssel het GR aanvaardbaar.

Transport

Er vindt in de nabijheid van het plangebied (behoudens de hierbovengenoemde) geen vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, de weg, het water en over het spoor plaats. Dit betekent dat dit onderdeel geen significante belemmeringen voor de externe veiligheid oplevert.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan. Er is sprake van een aanvaardbaar risico.

4.12 Kabels En Leidingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Er is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Daarnaast zijn er in of nabij het plangebied de gebruikelijke kabels en leidingen van de nutsbedrijven, zoals KPN, elektriciteit, gas etc. aanwezig. Voor het overige zijn er geen belemmerende kabels en leidingen aanwezig. De uitvoering van het bouwplan levert om die reden geen bijzondere aandachtspunten op ten gevolge van aanwezige kabels en leidingen.

4.13 Milieueffectrapportage

Op grond van het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht moet bij ontwikkelingen worden bekeken of de ruimtelijke ontwikkeling ook uit milieuoogpunt aanvaardbaar is en of er een Milieueffectrapportage (MER) moet worden opgesteld. Op grond van de D-lijst uit het Besluit m.e.r. moet er in ieder geval een MER worden opgesteld bij de aanleg of wijziging van een stedelijk ontwikkelingsproject dat een oppervlakte van 100 ha of meer dan wel de bouw van 2.000 of meer woningen omvat.

In dit geval gaat het om de vervangende nieuwbouw van een school met een gymzaal/sporthal. De impact van dit plan is klein en de milieugevolgen zijn in de hiervoor opgenomen hoofdstukken voldoende in kaart gebracht. Er zullen geen nadelige milieugevolgen voor het gebied optreden. Om deze reden is het niet vereist dat er een MER wordt opgesteld.

4.14 Eindconclusie

Op basis van de onderzochte informatie worden geen belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.

Hoofdstuk 5 Juridische Plantoelichting

5.1 Juridische Planopzet

Het bestemmingsplan is opgesteld aan de hand van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008).

In vergelijking met zijn voorganger zijn een aantal belangrijke verschillen te noemen:

  • de SVBP kent een limitatief stelsel van hoofdbestemmingen;
  • er is een limitatief stelsel van functie en bouwaanduidingen;
  • de SVBP2008 kent een aantal standaarden met betrekking tot de begrippen omschrijving en de wijze van meten;
  • de Wet ruimtelijke ordening kent een verplichte antidubbeltelbepaling en voorziet tevens een verplichte standaard voor overgangsrechtelijke regels.

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. De verplichting om bestemmingsplannen geheel digitaal op te stellen en vast te stellen is op 1 januari 2010 in werking getreden. Dit bestemmingsplan voldoet aan de digitale eisen uit de Wet ruimtelijke ordening.

5.2 Bestemmingswijzer

5.2.1 Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)

In het bestemmingsplan zijn een zestal bestemmingen opgenomen.

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt de nieuwe school mogelijk. Via de bouwaanduiding van een bouwvlak wordt de situering van de school aangegeven. Daarnaast wordt voor de sportvelden de bestemming 'Sport' toegepast en de bestemmingen 'Water-1' en 'Groen' worden voor het water en groen ter plaatse toegepast. De bestemming 'Verkeer' is ten dienste van verkeersbestemminmgen. Ter bescherming van de eventueel aanwezige archeologische waarden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen.

5.2.2 Inleidende bepalingen

De artikelen 1 en 2 bevatten de algemene regels zoals de begripsbepalingen en de wijze van meten.

5.2.3 Algemene bepalingen

De antidubbeltelregel en de overgangsregels zijn overgenomen uit het Bro. Daarnaast is een artikel opgenomen voor de titel van het plan, voor toegelaten overschrijdingen, algemene afwijkingsregels, ondergronds bouwen en aanvullende werking van de bouwverordening.

5.3 Plantoetsing En Handhaving

De gemeente Krimpen aan den IJssel is belast met het toezicht op de uitvoering van de bouwwerkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in dit bestemmingsplan. Bij de opstelling van de regels is de bestemmingsplansystematiek van de gemeente Krimpen aan den IJssel zoveel mogelijk in acht genomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

In het onderwijshuisvestingsprogramma 2011 heeft het college van Burgemeester en wethouders aan de stichting Krimpenerwaard College de onderwijs huisvestingsvoorziening “bouwvoorbereiding” toegekend. Het college van Burgemeester en wethouders heeft in het onderwijs huisvestingsprogramma 2012 aan de stichting de onderwijs huisvestingsvoorziening “vervangende nieuwbouw” toegekend.

In september 2011 heeft de gemeenteraad een beslissing genomen omtrent de multifunctionaliteit van de sportvoorzieningen, te weten de NOC*NSF-sporthal en het clubgebouw voor korfbalvereniging KOAG.

In totaliteit betreft het een bedrag van circa 14,5 miljoen euro (prijspeil 2012).

In het meerjaren perspectief grondexploitaties van de gemeente zijn de kosten voor de inrichting van de openbare ruimte in de directe omgeving van het schoolterrein van het Krimpenerwaard College opgenomen. Het verzekeren van de kosten en daarmee de uitvoerbaarheid van het plan geschiedt door middel van een krediet van de gemeenteraad. Daarmee kan er, gelet op het bepaalde in artikel 6.12, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, worden afgeweken van de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak en vooroverleg

In het kader van de inspraakprocedure, op grond van de gemeentelijke inspraakverordening, heeft het voorlopig ontwerp ontwikkelingsplan Krimpenerwaard College en omgeving met ingang van donderdag 8 maart 2012 vier weken lang voor iedereen ter inzage gelegen bij het Publiekscentrum in de hal van het raadhuis. Naast de officiële bekendmaking in de IJssel- en Lekstreek zijn de direct omwonenden rechtstreeks in kennis gesteld van de te volgen procedure en is de planinformatie op de gemeentelijke website geplaatst. Verder is een inloopbijeenkomst gehouden op donderdag 15 maart 2012. Tevens is met ingang van 23 mei gedurende een periode van 3 weken het wettelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd. Van een aantal instanties is een reactie op het voorontwerp bestemmingsplan ontvangen. De ingediende inspraak- en overlegreacties zijn in de Nota inspraak overleg samengevat en voorzien van een reactie. De Nota inspraak en overleg is opgenomen in Bijlage 11.

Zienswijzenprocedure

De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Krimpenerwaard College' gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder heeft gedurende deze periode zienswijzen kunnen indienen. De ingediende zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota zienswijzen (zie Bijlage 13). Bijlage 14 bevat de Nota van aanpassingen behorende bij het raadsbesluit.

Bijlage 1 Mobiliteitstoets

Bijlage 1 Mobiliteitstoets

Bijlage 2 Quick Scan Ecologie

Bijlage 2 Quick scan ecologie

Bijlage 3 Vleermuisonderzoek

Bijlage 3 Vleermuisonderzoek

Bijlage 4 Mitigatieplan

Bijlage 4 Mitigatieplan

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 7 Notitie Bodemkwaliteit

Bijlage 7 Notitie bodemkwaliteit

Bijlage 8 Rapportage Externe Veiligheid

Bijlage 8 Rapportage externe veiligheid

Bijlage 9 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 9 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 10 Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 10 Verantwoording groepsrisico

Bijlage 11 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 11 Nota inspraak en overleg

Bijlage 12 Notitie Ecologisch Onderzoek Sportveldverlichting

Bijlage 12 Notitie ecologisch onderzoek sportveldverlichting

Bijlage 13 Nota Zienswijzen

Bijlage 13 Nota zienswijzen

Bijlage 14 Nota Van Aanpassingen

Bijlage 14 Nota van aanpassingen